Inhoud
BD.7601 Omgang met bewoners van andere hemellichamen? – “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen”
BD.7602 Zin en doel van het bestaan: Het zich afkeren van de wereld
BD.7603 Om Gods zegen moet gevraagd worden
BD.7604 De voorloper – Kennis over eerdere belichaming is niet dienstig
BD.7607 De goede wil garandeert het naderen tot God
BD.7609 Het einde komt onverwacht
BD.7611 Scheiding der geesten – Het einde van een aards tijdperk
BD.7613 De Vader spreekt tot Zijn kind
BD.7618 Waar kwam het kwade vandaan?
BD.7622 Godsbewijzen van velerlei aard
BD.7625 Gods gerechtigheid eist genoegdoening
BD.7627 Aaneensluiting – De gelukzaligheid van de evenbeelden Gods
BD.7629 Een ernstig verlangen naar de waarheid garandeert deze ook
BD.7630 Het laatste vernietigingswerk
BD.7631 Het werkzaam zijn van de satan – Hulp door Jezus Christus
BD.7632 “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”
BD.7634 Het ware vaderland
BD.7635 Gods nabijheid betekent vrede en liefde
BD.7639 Het werkzaam zijn van God rechtstreeks of door lichtboden
BD.7641 Verzoek om kracht voor de komende tijd
BD.7642 Leven in goddelijke ordening is grondwet
BD.7643 Natuurgebeuren en chaos
BD.7644 Geestelijke dood en hernieuwde kluistering
BD.7648 God als liefhebbende Vader
BD.7650 Uit het vuur van de liefde straalt het licht van de wijsheid
BD.7655 Het aanroepen van lichtwezens na een gebed tot God
BD.7656 De ziel zal oogsten wat zij gezaaid heeft
BD.7660 Vergeving door Jezus Christus – De graad van het licht van de liefde
BD.7665 Het bestaan van God mag ons niet bewezen worden
BD.7666 Woorden bij de aanstelling
BD.7668 “Het is volbracht”
BD.7669 De ziel gaat bewust de belichaming aan
BD.7672 Verre verwijdering van God – Het einde
BD.7673 Waarschuwing voor het omgaan met de wereld van gene zijde
BD.7678 Aansporing om deemoedig te zijn
BD.7679 Onderrichting door God vereist de band met Hem
BD.7680 De gelukzaligheid van de terugkeer
BD.7681 “Ik blijf bij u tot aan het einde van de wereld”
BD.7687 Het einde en de wegneming – Het paradijs op de nieuwe aarde
BD.7688 Verlossing alleen door Jezus Christus
BD.7690 Bestemd voor vormchristenen
BD.7693 Verrijzenis en vergeestelijking van Jezus
BD.7698 De stem van het geweten
BD.7699 De ontwikkelingsweg van het geestelijke
BD.7700 In het begin was het Woord
– * –
BD.7601
16 en 17 mei 1960
Omgang met bewoners van andere hemellichamen? – “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen”
Door het heelal trekken ontelbare hemellichamen hun baan en alle hebben hun taak, te helpen bij de voltooiing van het onvolkomen geestelijke. En zo begrijpt u nu ook de woorden: “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen”. En ieder hemellichaam neemt die zielen op, van wie de toestand van rijpheid aan de omstandigheden op dat hemellichaam is aangepast. Of anders gezegd: de mogelijkheden om zich te voltooien zijn op elk hemellichaam andere en naargelang hiervan worden ook de zielen, die tot voltooiing moeten komen, daarheen overgeplaatst. Maar steeds zijn ook de levensvoorwaarden anders, omdat alle hemellichamen naar hun aard en hoedanigheid verschillend zijn van elkaar. En er kan aan de mensen op aarde geen nadere beschrijving worden gegeven, omdat veel ervan voor hen onbegrijpelijk zou zijn en een geestelijk inzicht voorop stelt om begrepen te kunnen worden. Maar er zijn voor alle zielen, voor zielen in elke graad van rijpheid, ook de geëigende hemellichamen om tot voltooiing te komen, waar die zielen zich positief kunnen ontwikkelen als zij van goede wil zijn.
Want ook daar wordt met de vrije wil van het geestelijke wezen rekening gehouden. Ook daar is geestelijke dwang uitgeschakeld, ofschoon de desbetreffende levensvoorwaarden het wezen in een zekere dwangpositie plaatsen, zich daarin te voegen, omdat anders een bestaan op zo’n hemellichaam niet mogelijk zou zijn. En overal wordt de wezens opheldering geschonken over het doel van hun bestaan. Of zij nu dat licht aannemen en benutten staat hun vrij, maar is beslissend voor hun opwaartse ontwikkeling.
Maar al deze scheppingswerken van God zijn “woningen in het huis van de Vader”. En bijgevolg zal eenmaal al het geestelijke toch die graad van voltooiing bereiken, waarin het aards materiële scheppingen kan verruilen voor zuiver geestelijke scheppingen, die u mensen met uw aardse ogen niet vermag te aanschouwen. Want alles wat voor u zichtbaar is, zijn steeds nog scheppingen, die wezens herbergen, die zich nog moeten voltooien. Daarentegen zijn de reeds volmaakte wezens dan ook in het lichtrijk werkzaam en hebben geen zichtbare scheppingen als verblijfplaats meer nodig. Maar al deze scheppingen zijn eindeloos ver van elkaar verwijderd en ook niet voor elkaar bereikbaar.
De bewoners van al deze hemellichamen zijn aan hun eigen wereld gebonden, aan het hemellichaam dat hen draagt. Alleen na het bereiken van een bepaalde graad van rijpheid kunnen zij van verblijfplaats wisselen, doch niet willekeurig, maar altijd volgens de grondwet van God, waar al Zijn scheppingen zich naar moeten voegen, evenals alle wezens, die aan deze scheppingen zijn toebedeeld. Daarom is het onzinnig, aan te nemen, dat bewoners van deze hemellichamen zich willekeurig verwijderen en naar andere hemellichamen zouden kunnen gaan, zonder bevreesd te moeten zijn voor hun eigen vernietiging. Want de levensomstandigheden zijn op alle hemellichamen anders en die kunnen niet eigenmachtig terzijde worden geschoven.
In de eindtijd zal echter ook met zulke plannen gemanipuleerd worden. De tegenstander van God zal de lichtgelovigheid van de mensen gebruiken, doordat hij hen voorspiegelt, dat zij verbinding kunnen hebben met bewoners van andere werelden en dat dezen uit schijnbaar goede motieven eveneens contact willen opnemen met de mensen op aarde. Want de tegenstander probeert daarmee één ding te bereiken: het geloof aan een einde van de oude aarde te ondermijnen, om zo de mensen te verhinderen zich op dat einde voor te bereiden. De mensen moeten echter daarover worden ingelicht, dat de aarde een hemellichaam op zichzelf is, dat geen verbinding heeft met andere werelden en dat iedere verbinding met de bewoners ervan alleen geestelijk tot stand kan komen. Dat de mens zich dus wel met bewoners van hogere werelden van het lichtrijk kan verbinden door goede gedachten – vragend om hulp in geestelijke nood, die hem geestelijk ook wel gegeven wordt – maar dat het voor hem niet raadzaam is wezens aan te roepen van hemellichamen, van wie hij niet weet in welke graad van geestelijke rijpheid zij zich bevinden en of zij hem geestelijke hulp verlenen kunnen.
Aardse hulp, zoals Gods tegenstander de mensen zou willen doen geloven, dat die wezens voor een vernietiging van de aarde hun invloed op de bewoners van de aarde zouden kunnen doen gelden, is in ieder geval uitgesloten. Echte hulp kan alleen God verlenen, als de tijd is gekomen die u mensen vreest, als u daaraan gelooft. Maar Hij verleent ze ook aan ieder, die Hem er om bidt. En Hij heeft waarlijk engelen genoeg, die alleen op Zijn wil acht slaan om die uit te voeren en dezen zullen zich ook om de mensen bekommeren, wanneer het uur gekomen is.
Maar Gods tegenstander heeft in de lichtgelovigheid van de mensen een goede bodem gevonden, waarin hij waarlijk veel slecht zaad kan zaaien. En de mensen nemen al deze onderrichtingen van zijn kant eerder aan dan de zuivere waarheid, wat ook kenmerkend is voor de waarde van zijn zaaigoed. Want steeds probeert de mens een voordeel voor zichzelf uit de dwaling te behalen, en wijst hij de waarheid af, die hem dit voordeel niet belooft. Het einde is nabij en komt onherroepelijk. En vals is iedere leer, die het einde in twijfel trekt, of aan de mensen een uitweg verkondigt die niet volgens de wil van God is. Want God voert zelf ieder mens uit elk gevaar, die tot Hem vlucht, die tot de zijnen behoort, die een einde niet hoeven te vrezen.
Amen
BD.7602
17 en 18 mei 1960
Zin en doel van het bestaan: Het zich afkeren van de wereld
En spoedig zal het voor u tot zekerheid worden, dat de wereld uw wensen en begeerten niet kan vervullen. Want ze zal ieder ontgoochelen, die nog een vonkje geestelijk leven in zich heeft. Dat wil zeggen ze zal hem, die streeft naar het leven dat eeuwig duurt, op den duur niet kunnen bevredigen. Alleen hij, die helemaal een prooi is van de wereld, dus eigendom is van de heer van deze wereld, zal zijn streven naar deze wereld niet staken, want deze zal de heer die hem gevangen houdt niet opgeven.
Maar steeds weer zal God zelf de mens de symptomen van de vergankelijkheid van deze wereld doen beseffen. Steeds weer zal de wereld degene teleurstellen, om wiens ziel God nog worstelt. En steeds weer zal dit dus een middel zijn om de mens van zijn liefde voor de wereld te bevrijden, ofschoon hij nog midden in de wereld moet staan, omdat het leven als mens dit zo verlangt. Maar hij zal inzien, dat de wereld niet de zin en het doel van het leven op aarde is, veeleer dat hij vanwege zijn ziel op aarde is en dat deze wat anders begeert dan de wereld haar kan bieden.
Daarom zult u mensen ook met zekerheid een verandering in het wereldgebeuren kunnen verwachten. Hiervan zult u zeker kunnen zijn, dat er veel zal geschieden en u uit uw rust zou kunnen doen opschrikken. Want omwille van de weinigen, die nog besluiteloos zijn welke weg ze zullen gaan, wordt dezen de weg duidelijk getoond. Ze moeten de liefde voor de wereld nog opofferen en ze worden daarbij geholpen. Want wie inziet dat de wereld bedrieglijk en waardeloos is, aarzelt ook niet ze op te offeren voor datgene wat hem waardevoller voorkomt.
En dit doel wordt van Gods zijde beoogd, wanneer Hij dingen toelaat, die u mensen vaak niet zult kunnen begrijpen en met de liefde Gods in overeenstemming kunt brengen. Want Hij houdt steeds rekening met de geestelijke nood en de instelling van ieder afzonderlijk en Hij is steeds tot hulp bereid. En wanneer de wereld een mens ernstig teleurstelt, vindt deze ook gemakkelijker de weg naar God. En dat wil Hij bereiken, dat ze in vrije wil God zoeken en Hij zich dan ook kan laten vinden.
Maar zolang de wereld de wens van de mensen vervult, blijft de blik op de wereld gericht en aan een God schenken ze dan geen aandacht. Want ze zien het aardse leven nog als doel op zich, dat toch alleen maar het middel tot het doel is. En alleen zich steeds herhalende mislukkingen kunnen hen op andere gedachten brengen en ze nadenkend laten worden. En wat door de mens eerst als zware slag van het noodlot werd ondervonden, kan spoedig een grote zegen laten inzien. Het kan de mens innerlijk veranderen en hem ook tot een andere leefwijze bewegen, die bevorderlijk is voor zijn ziel.
De mensen zijn op de wereld gezet. Ze moeten voldoen aan de eisen, die bevorderlijk zijn voor de instandhouding van het lichaam. Maar ze moeten niet vanwege de wereld het geestelijke leven vergeten, dat ze onvoorwaardelijk naast het aardse leven moeten leiden, wil de levensweg over de aarde worden vervuld. Want de ziel moet rijp worden en aan haar moet worden gedacht, wat al te vaak vanwege de wereld wordt verzuimd. En toch is de vergankelijkheid van het aardse, de waardeloosheid van de wereld, zo duidelijk zichtbaar en door ieder mens in te zien bij goede wil. En deze wordt ook ingezien door diegenen, die zich bewust zijn van hun verantwoording en daarom ook nadenken over zin en doel van het bestaan op aarde.
En God helpt hen allen, doordat Hij hen steeds meer zal laten kennismaken met de vergankelijkheid van de wereld, doordat Hij vaak met geweld uit de weg ruimt, wat alleen maar een hindernis betekent bij het opklimmen naar boven. En Hij zal zich zelf nog vaak openbaren door noodlottige gebeurtenissen, die niet van de wil van een mens afhankelijk zijn, maar duidelijk het ingrijpen van een hogere Macht verraden. Want Hij wil worden onderkend. Hij wil worden aangeroepen en gevraagd om Zijn hulp. Hij wil de mensen dan blijk geven van zich zelf door Zijn duidelijke hulpverlening. Hij wil de mensen afkerig maken van de wereld en hen richten op het rijk, dat niet van deze wereld is. Hij wil dat de mensen Hem zoeken, opdat Hij zich ook kan laten vinden.
Amen
BD.7603
20 mei 1960
Om Gods zegen moet gevraagd worden
Verzuim niet Mij om mijn zegen te vragen, waar u ook aan begint. Want dan toont u dat u Mij tot uw Leidsman hebt gekozen, dat u niets zult willen doen zonder Mij, dat u dus met Mij verbonden wenst te zijn. En dit verzekert u ook mijn zegen en mijn leiding op al uw wegen. En weet dat u geen mislukkingen zult hoeven te vrezen wanneer u tevoren om mijn zegen hebt gevraagd, dat dit verzoek u waarlijk voor mislukkingen beschermt. Want ook datgene wat u misschien als een mislukking beschouwt, zal dan in waarheid alleen tot voordeel van uw ziel zijn. U moet alleen steeds aan Mij denken, meer verlang Ik niet van u. Maar vaak bant u Mij uit uw gedachten en u begeeft u dan steeds in het gevaar dat mijn tegenstander zich ermee bemoeit en u op ongunstige wijze beïnvloedt.
Daarvoor wil Ik u waarschuwen omdat u dan de weg over de aarde voor uzelf verzwaart, omdat u deze veel makkelijker af kunt leggen wanneer Ik onderweg uw Begeleider ben en blijf. En steeds weer zult u Mij moeten vragen om mijn bijstand, want de band met Mij is nodig om beschermd te zijn tegen mijn tegenstander, die niet nalaat u in het nauw te brengen. Hij heeft veel macht in de tijd van het einde, die alleen uzelf hem zult kunnen beknotten. Want uw wil en uw denken dat op Mij gericht is, zijn voor u een groot schild in de strijd tegen hem. Het is het beste wapen dat u tegen hem zult kunnen gebruiken omdat u dan Mij zelf in uw nabijheid roept, die hij schuwt en bijgevolg u met rust laat.
En hij schept veel verwarring, ook onder de mijnen, omdat hij ieder die tot de mijnen behoort heel erg lastig zal vallen en omdat zijn kwellingen op zo’n manier geschieden dat hij hen tegen elkaar ophitst en probeert er zich tussen te dringen. En dan is alleen uw verbinding met Mij nodig en u zult vrij worden van hem. Want uzelf en uw wil zijn doorslaggevend of hij bezit van u kan nemen. Daarom hoeft u hem ook niet te vrezen, omdat hij totaal machteloos is wanneer uw wil Mij geldt en wanneer u zich dus aan Mij in Jezus Christus in vol vertrouwen overgeeft en Mij om bescherming vraagt. Maar hij heeft veel macht over u wanneer u alleen uw weg gaat zonder Mij en mijn lumineuze leiding. Dan kan hij werken binnen zijn bereik en hij doet het waarlijk op satanische wijze.
Daarom zeg Ik u steeds weer: begin niets zonder eerst om mijn zegen te hebben gevraagd en geef Mij daardoor blijk van uw wil om met Mij verbonden te zijn, en u zult waarlijk uw dagelijks werk ook onder mijn zegen volbrengen. Het zal succesvol zijn. U zult in rust en innerlijke vrede uw weg gaan en u zult de tegenstander geen doelwit meer kunnen bieden om aan te vallen, want Ik ga aan uw zijde, en Mij ontvlucht hij omdat hij mijn licht niet kan verdragen in welks heldere schijn u zich nu bevindt.
Amen
BD.7604
21 mei 1960
De voorloper – Kennis over eerdere belichaming is niet dienstig
U moet u niet in vermoedens verdiepen wiens geest u belichaamt, u die in de laatste tijd op aarde bent om Mij te dienen. Er is van Mij uit een sluier gespreid over dingen die voor uw weg over de aarde en voor uw missie niet van nut zijn, en daarom is u het weten onthouden in welke belichaming u eens over de aarde ging. Het moet voldoende zijn te weten dat Ik allen van grote kracht en genade voorzie die bereid zijn Mij te dienen. En dat in de eindtijd de activiteit van mijn tegenstander zelfs zo geweldig is, dat er ook sterke lichtgeesten nodig zijn om tegen zijn activiteiten op te treden en standvastig te blijven wanneer het er op aan komt op aarde verlossend te werken. Meerdere lichtgeesten moeten in de grootste deemoed blijven om hun opdracht uit te kunnen voeren, omdat de tegenstander juist in hoogmoed en aanmatiging de zwakste plaatsen vindt en hier aangrijpt en hun missie dus geschaad zou kunnen worden. En de mensen zijn allen in gevaar hieraan: aan zijn kenmerkende eigenschap en erfelijke kwaal, ten prooi te vallen. Daarom wordt van mijn kant uit zulk een mogelijkheid ook niet bevorderd, maar Ik zoek altijd een zodanige invloed uit te oefenen dat de mens in de deemoed blijft, omdat hij dan ook mijn tegenstander kan weerstaan en niet in zijn vangnetten verstrikt raakt. Het is de mens niet van nut over zijn eerdere belichaming te weten, anders zou hem dit weten gegeven worden op het moment dat hij begint met de arbeid voor Mij en mijn rijk.
Maar een mens zal daarvan afweten, voor hem zal het geen geheim zijn omdat hij de zwaarste opdracht moet uitvoeren in de laatste tijd, namelijk als mijn voorloper Mij aan te kondigen. Hij moet als roepende in de woestijn mijn komst in de wolken aankondigen en zijn missie voor Mij met de dood bekopen. Maar dit te weten zal hem niet bezwaren omdat hij een sterke geest is die bewust de laatste belichaming op aarde aanvaard heeft, in het besef van de noodzakelijkheid van zijn opdracht die hij in diepste liefde tot Mij bereid is uit te voeren. Hij is een van de weinigen die met de dood bezegelt wat hij verkondigt. Hij heeft er de kracht voor omdat hij Mij liefheeft, die hij eens niet helemaal herkend heeft en moest al eenmaal zijn leven laten voor Mij. Maar hij is bereid duizend doden te sterven voor Mij en hij gaat daarom bewust deze laatste weg, bewust van zijn missie en herkomst. Deze zekerheid zal hij echter pas dan hebben als zijn laatste missie begint. Als hij, die tevoren in uiterste terughouding leefde in de openbaarheid naar buiten treedt. Wanneer zijn Godverbondenheid hem plotseling het heldere licht zal schenken, welke opgave hij op aarde heeft uit te voeren. En dan zal hij met vurige ijver van Mij spreken en ook alles doen om de mensen te wijzen op het einde en het laatste gericht. Hij zal openlijk en zonder schroom spreken tegen de machthebbers die hij niet vreest wegens hun macht. Hij zal ze openlijk brandmerken, omdat hij in hen de afgezanten van satan herkent tegen wie hij duidelijk te velde trekt.
En dat zal ook mijn laatste teken zijn, want hij zal pas in de eindfase optreden – in de tijd van de geloofsstrijd die kort voor het einde gevoerd wordt. Wat men u ook zal vertellen, niet eerder is het de tijd van zijn werken op aarde dan dat deze geloofsstrijd zal ontbranden waarin de “lichten” helder zullen stralen die de mensen de weg wijzen die alle moeten gaan. En hij zal het “helderste licht” zijn dat zal stralen waar u het minst vermoeden zult. Hij zal in lichtkracht alles overtreffen en daarom ook herkenbaar zijn voor allen die dat licht niet schuwen. Maar oefen u in geduld en wacht die tijd af, geef u niet over aan verkeerde vermoedens. Want u zult nog vaak misleid worden door mijn tegenstander, want hij wil uw blikken afleiden om u van uw eigen missiearbeid af te brengen waarmee u bereid bent Mij als trouwe knechten te dienen. Laat u niet misleiden, u zult het ten duidelijkste inzien als de tijd gekomen is waarin zulke ongewone dingen gaan gebeuren dat ook Ik ongewoon moet ingrijpen om de mijnen te hulp te komen. Want ook zij zullen geschokt worden in hun geloof door het optreden van mijn tegenstander, als zij zich niet aan Mij vast houden en alles aan Mij overgeven in vertrouwen op mijn juiste besturen. U zult dan ook mijn wil in uw hart voelen, zodat u niet meer behoeft te vragen wat u nu doen moet. Mijn wil zal uw wil zijn en u zult niet anders kunnen handelen als volgens mijn wil is, en ook weten dat u alleen mijn wil door uw doen vervult.
Steeds weer roep Ik u toe wees niet voorbarig en wacht af tot Ik u roep, tot Ik u mijn wil in ’t hart leg. Want u kunt ook door voortijdig handelen verstoren wat van tevoren moeizaam werd opgebouwd. Bedenk altijd dat de mensen allemaal nog te zwak zijn in het geloof, dat hun somtijds lichtere kost geboden moet worden opdat zij aan hun zielen geen schade lijden. Hun moet u alleen mijn evangelie van de liefde prediken, echter niet zulke leerstellingen voorleggen die zij niet begrijpen kunnen. En daartoe behoort ook het weten over de belichaming van de lichtzielen omdat hun over ’t algemeen het geloof ontbreekt aan een voortleven van de ziel. Deze mensen het optreden van de voorloper voor mijn wederkomst nu al aan te kondigen is niet altijd even juist. Nemen zij echter mijn evangelie van de liefde aan, dan zullen zij ook leren geloven en ook de voorloper herkennen als hij optreedt. Want tevoren zullen moeilijke gebeurtenissen voorafgaan en dan is er ook de scheiding der geesten te onderkennen. Mensen die voor of tegen Mij zijn, en daarmee overeenstemmend zal ook hun geestelijk inzicht zijn. Het zal niet lang meer duren, dan zullen al deze woorden voor u begrijpelijk zijn. Dan behoeft u niet te vragen maar zult u weten dat mijn komst nabij is, omdat u dan hem herkent die mijn voorloper was gedurende mijn aardse tijd – en het ook nu weer zal zijn zoals het verkondigd wordt door woord en geschrift.
Amen
BD.7607
25 mei 1960
De goede wil garandeert het naderen tot God
De wil tot het goede garandeert ook dat de mens nader tot God komt, dat hij Hem leert herkennen en zich buigt voor Zijn wil. Ieder mens is de liefdesvonk in het hart gelegd. En deze is het die de ontwikkelingsgang van de mens, het rijp worden van zijn ziel bepaalt. De mens kan vanaf zijn jeugd van goede wil zijn. Hij kan tegenover zichzelf en de omgeving het bewijs leveren dat hij van goede wil is, te helpen wanneer hij de innerlijke aandrang in acht neemt, wanneer hij zich door zijn geweten laat leiden. En hij kan nu ook met zekerheid zeer snel tot een zeker geestelijk inzicht komen. Hij zal God leren herkennen en trachten dichter bij Hem te komen en God zal hem tegemoet komen omdat Hij de goede wil van de mens kent. En dat is het geheim van de liefde. De eeuwige Liefde trekt zeer sterk de mens aan die de liefdesvonk in zich voedt, die dus van goede wil is. En deze zal nu ook inzien met welke liefde God zich tot hem over buigt. Hij zal God in alles onderkennen wat hem omgeeft, wat gebeurt en wat hemzelf betreft. Hij zal zich toegedaan aan Hem toevertrouwen en uit eigen beweging doen wat Gods wil is. Hij zal in de liefde leven en zijn geest doen ontwaken en zijn ziel zal rijper worden.
Er behoort dus alleen een goede wil toe, op aarde het doel te bereiken waarvoor de mens leeft. En ook al weet hij in het begin niets daarover, het inzicht krijgt hij vanzelf omdat de liefdesvonk in hem werkzaam is en dus de geest in zich tot leven wekt. Dan is hij uit de aanvankelijk dode toestand naar buiten getreden en wordt hij zelf actief naar Gods wil. En God zal hem nu de taak stellen waarvan de mens zich bereid verklaart die te vervullen, bewust of ook onbewust, want God weet in hoeverre hij deze taak zal nakomen en welke bekwaamheden de mens bezit om tot zegen op de aarde te wandelen. En de mens biedt Hem geen weerstand omdat zijn wil goed is en hij zich geheel onder de wil van God schikt.
Deze overgave aan God is het mooiste in het leven, want ze ontheft de mens dan van elke verantwoordelijkheid. Ze geeft hem innerlijke vrede en vreugde, ze brengt hem steeds dichter bij God, Die hem nu van Zijn kant aantrekt, Die niet van zijn zijde wijkt en hem beschermt tegen alle aanvallen van de vijand van zijn ziel. En het is dan waarlijk gemakkelijk voor de mens zijn levenstaak te vervullen. Hij zal niet veel kracht hoeven te gebruiken om zich het hemelrijk te verwerven, voor hem zal het juk zacht zijn en de last licht, want hij is van goede wil. En zijn liefde voor God en voor de naaste groeit met de dag en ze vervult hem voortdurend met meer kracht om alles te kunnen verrichten wat van hem verlangd wordt, zowel geestelijk als ook aards. Hij is dan ook de juiste verhouding aangegaan. Hij zal dan omgaan met God als een kind met zijn Vader en het kind zal de liefde van de Vader voelen en in vrede met God door het leven op aarde gaan. Het zal ook weten dat zijn ware vaderland niet de aarde is, maar dat het na zijn dood terug zal keren in het vaderhuis, omdat de Vader Zijn kind in Zijn liefde trekt, tot het de weg naar huis heeft gevonden, naar Hem.
Amen
BD.7609
28 mei 1960
Het einde komt onverwacht
Een ongewone ingreep van God zal plaatsvinden wanneer de tijd daar is. Dit is u steeds weer aangekondigd, maar u twijfelt omdat de tijd u te lang toeschijnt die Ik u nog als termijn toelaat. Maar u denkt er niet aan dat voor Mij de tijd anders geldt, dat dus een korte verlenging van het tijdsbestek geen rol speelt tegen de achtergrond van de reusachtigheid van mijn ingreep, tegen de achtergrond van het enorm grote vernietigingswerk dat zowel die ingreep alsook het nabije einde voor de gehele mensheid betekent.
U vergeet dat het toch nog maar een korte tijd van genade is die u werd toegekend, maar dat ook de langste tijd eens ten einde loopt en u er daarom elke dag op zult kunnen rekenen dat mijn aankondigingen in vervulling gaan. En zo zult u ook tegen uw leven moeten aankijken, steeds met de gedachte levend dat voor u elke dag de laatste kan zijn. Eens, wanneer u niet meer in het vlees op deze aarde vertoeft, zult u inzien hoe kort de hele tijd van uw aardse leven is geweest. Dan zult u ook de urgentie van mijn aanmaningen en waarschuwingen begrijpen. Want dan pas zult u inzien dat uw begrip van tijd op aarde een andere was dan in het geestelijke rijk.
Maar u moet het al op aarde leren beseffen en u daarom aan mijn aanmaningen en waarschuwingen vasthouden. U moet niet twijfelen, al schijnt u de tijd ook lang tot mijn ingreep plaatsvindt. Hij zal toch nog bij verrassing komen en die mensen in zeer grote nood brengen, die nog niet zo met Mij zijn verbonden dat ze in hun nood eenvoudigweg naar Mij vluchten. De dag komt onverwacht, zoals alle grote natuurcatastrofen van hetzelfde soort, die u mensen niet zult kunnen verhinderen of van tevoren berekenen. Doch hij komt onherroepelijk.
Dat herhaal Ik steeds weer met klem, omdat het nodig is dat u zich daar op voorbereidt, dat u gelooft en uw levenswandel leidt, steeds rekening houdend met dat natuurgebeuren. Want niemand van u weet of hij tot de overlevenden behoort. Niemand van u weet waar het gebeuren zal plaatsvinden en welke landen erdoor getroffen zijn. U allen zult er rekening mee moeten houden en Mij danken als het aan u voorbijgaat. Want dan hebt u nog taken te vervullen, bij hen die ongelukkig getroffen zijn diensten van liefde te verrichten en hun de weg te wijzen naar Mij opdat Ik ze kan troosten en opbeuren, opdat Ik ze kan wegvoeren uit alle nood. Want voor Mij is waarlijk niets onmogelijk en de innigheid van een gebed kan veel leed en nood afwenden, waar het ook is.
En daarom kom Ik steeds weer in het woord tot u, opdat u zich al tevoren kracht zult verschaffen en alles kalm tegemoet kunt gaan, wat u ook zal overkomen. En steeds weer zeg Ik u: Zorg ervoor dat u tot de mijnen behoort die te allen tijde bescherming zullen vinden bij Mij, die Ik steeds weer zal sterken en aan wie Ik ongewone kracht verleen om voor Mij en mijn naam werkzaam te zijn. Want dan is ook het einde niet meer ver. En op dit einde moet u zich allen voorbereiden en dan leren des te vaster te geloven wat u door mijn woord wordt verkondigd. Want alles zal vervuld worden wanneer de tijd daar is.
Amen
BD.7611
30 mei 1960
Scheiding der geesten – Het einde van een aards tijdperk
De gang als mens door het aardse leven is de laatste ontwikkelingsfase op de ontwikkelingsgang van de eens gevallen oergeest op deze aarde. Die gang is de afsluiting van een tijd die aan dit geestelijke werd toegestaan voor zijn opwaartse ontwikkeling. Het is de afsluiting van een periode waarin de oergeest weer zijn volmaaktheid kan bereiken, als hij die laatste fase, dat wil zeggen: het stadium als mens, nuttig gebruikt en zijn wil juist richt. Hij kan dus zijn doel bereiken en volledig vergeestelijkt weer in dat rijk binnengaan waarvan hij eens is uitgegaan. Hij kan tot het “licht” terugkeren, tot de Oerbron van eeuwigheid, tot de Vader uit wie hij als diens schepsel eens is voortgekomen.
Maar hoe kort deze aardse levenstijd ook is in vergelijking met de eindeloos lange tijd van voorontwikkeling, toch bestaat het grote gevaar dat de mens opnieuw weer zijn wil misbruikt, dat hij niet naar de voleinding streeft maar weer afglijdt naar de diepte. En omdat dit zijn vrije wil is wordt hem dat ook niet belet, zoals hij omgekeerd ook niet gedwongen kan worden zijn wil juist te richten.
Het gaat er dus om een tweede keer zijn wil te beproeven, en hij moet deze proef afleggen als mens. Anders zou zijn gang door het aardse leven vergeefs zijn, wat ook een hernieuwde kluistering in de materie ten gevolg kan hebben als hem niet nog de laatste genade toegestaan is in het hiernamaals langzaam hoger te stijgen, echter onder veel moeilijkere omstandigheden dan op de aarde.
Zolang een aards tijdperk nog niet is afgesloten bestaat ook deze mogelijkheid, omdat altijd nog het rijk hierna open staat voor die zielen die onvoltooid van deze aarde scheiden. Maar de poorten tot het rijk hierna zullen zich sluiten zodra deze verlossingsperiode afloopt en er weer een nieuwe begint. Want het beëindigen van een oud tijdperk betekent ook een volledige scheiding der geesten, het betekent een opnieuw ordenen van al het geestelijke in die uiterlijke vormen of scheppingen die beantwoorden aan zijn ontwikkelingsgraad. En ook in de laatste tijd zal de hel alles uitspuwen ten behoeve van de hernieuwde kluistering, dan zal ook iedere mogelijkheid in het rijk hierna voorbij zijn om zich trapsgewijs te ontwikkelen. Daarom wordt er van tevoren nog veel verlossingsarbeid verricht om ook uit de diepte nog veel zielen te redden voor een tweede kluistering in de materie. Er zal een grote schifting zijn in het hiernamaals en op aarde. En als de mensen op aarde zouden bedenken hoever zij al gevorderd zijn en hoe kort zij voor hun voleinding staan, dan zouden zij waarlijk al hun kracht aanwenden om die korte tijd nog te benutten die hun nog over blijft voor het einde.
Maar zij nemen niets ernstig, wat hun daarover ook ter overweging gegeven wordt. Zij benutten de tijd niet om hun doel te bereiken en de laatste genade, van belichaming als mens, gaat zonder resultaat aan hen voorbij. Want ook alle genademiddelen die hun mijn liefde doet toekomen worden of niet aangenomen of niet gebruikt. En een eindeloos lang ontwikkelingsproces loopt ten einde zonder resultaat voor de menselijke ziel, voor de eens gevallen oergeest die tot God terug moet keren.
De mensen kunnen echter alleen maar vermaand en gewaarschuwd worden, en dat geschiedt in hoge mate door het goddelijke woord dat vanuit den hoge de mensen wordt doorgegeven als ongewoon genademiddel van de overgrote liefde van God. En alle mensen worden aangesproken en behoeven alleen maar hart en oren te openen om de kracht van het goddelijke woord ook te bemerken, en in zekerheid opwaarts te gaan. Ieder mens heeft dus de mogelijkheid “kracht” te halen, maar hij moet van goede wil zijn en trachten het doel van zijn aardse leven te vervullen. Hij moet in de korte tijd tot aan het eind van zijn leven bewust leven, hij moet de wil van Hem vervullen willen die hem het leven gaf en zich aan Hem overgeven en Hem bidden om genade en kracht. En dan zal hij ook zijn doel bereiken, want deze bede zal altijd vervuld worden en God zal ieder zegenen die Hem om kracht en genade vraagt – en zijn aardse weg zal niet vergeefs zijn.
Amen
BD.7613
1 juni 1960
De Vader spreekt tot Zijn kind
U allen zult kunnen luisteren naar mijn stem in u en ze zal ook klinken voor u. Maar hoe zelden slechts brengt u mensen een zo innige band met Mij tot stand en blijft aan Mij denken. Hoe zelden geeft u Mij gelegenheid u aan te spreken doordat u zich bewust aan Mij wijdt om met Mij vertrouwelijk samenspraak te houden, terwijl u zich afsluit van de wereld en u verdiept in gedachten die Mij alleen als inhoud hebben. En u doet dit zo weinig omdat u er niet serieus in gelooft dat u Mij zou kunnen horen, dat Ik tot u spreek zoals een vader met zijn kinderen spreekt. De verhouding van kind tot Vader hebt u nog niet tot stand gebracht. Ik ben voor u steeds alleen maar de verre God die u niet durft aan te spreken en die daarom ook niet tot u kan spreken als een vader tot zijn kind. Maar u zou het altijd kunnen proberen. U zult u niet hoeven terug te trekken uit de wereld, u hoeft u alleen maar stil in uzelf te verdiepen, om dan in gedachten de weg naar Mij te nemen. U hoeft alleen maar te wensen mijn stem te vernemen en uw wens zal vervuld worden, wanneer u dan opmerkzaam luistert en let op de gedachten die dan in u boven komen, des te duidelijker, hoe inniger u zich aan Mij overgeeft, hoe groter het verlangen in u is Mij te horen. Want Ik zal u antwoorden omdat Ik niets liever doe dan met mijn kinderen te spreken met wie nu een vaste band van liefde Mij verbindt, de liefde van de Vader voor Zijn kind. En zou u dan durven dit meer dan eens te proberen, dan zou u gelukkig zijn over de innerlijke vrede die u vervult. Want u zou mijn nabijheid bespeuren en u in mijn nabijheid ook steeds geborgen weten. Ieder van u zou binnen deze zegen van mijn aanspreken kunnen komen, zelf wanneer hij zich niet bewust is dat het deze innige band met Mij is die hem de innerlijke vrede schenkt. Maar spoedig zal hij deze momenten die hij aan Mij schenkt, die hij in stille bespiegelingen doorbrengt niet meer willen missen, en zijn ziel zal rijper worden, want nooit zal hij zonder toevoer van kracht blijven wanneer hij Mij zelf gezocht en gevonden heeft.
Elke gedachte die naar Mij uitgaat, brengt zegen. Dat moesten alle mensen zich ten nutte maken en zich steeds weer in gedachten op Mij richten, want dan heeft hij al Mij zelf aangesproken en dan kan Ik hem antwoorden wanneer hij naar dit antwoord luistert, dat wil zeggen stil blijft en let op zijn gedachten die in hem boven komen. Dan trekt hij Mij tot zich en Ik kan dus altijd bij diegenen zijn, wier gedachten bij Mij zijn. Ze geven zelf aanleiding tot mijn aanwezigheid en steeds moet mijn tegenwoordigheid van nut zijn voor uw ziel. Daarom moet u zich vaak binnen de zegen van mijn tegenwoordigheid plaatsen, want het ligt aan uw wil dat u dat doet, dat u zich afwendt van de wereld en opstijgt in geestelijke sferen, waarin u dan steeds zult vertoeven wanneer uw gedachten bij Mij zijn. En dan zal uw ziel ook waarlijk niet meer in nood zijn, want ze wordt gesterkt door Mij zelf, die nu toegang heb tot haar, die haar nu kan toespreken en haar geeft wat ze nodig heeft om geheel rijp te worden in de tijd op aarde. Want Ik wil dat ze de volmaaktheid bereikt zolang ze op aarde vertoeft. En zodra Ik rechtstreeks op de ziel kan inwerken is ook haar voleinding verzekerd. En daarom wil Ik haar rechtstreeks kunnen aanspreken, maar dat moet uw wil zelf bewerkstellingen, dat u zich innig aan Mij overgeeft en begeert Mij te horen. Dan ben Ik zeker bij u en Ik spreek tot u zoals een Vader tot Zijn kind spreekt, wiens liefde Ik wil winnen voor eeuwig.
Amen
BD.7618
7 juni 1960
Waar kwam het kwade vandaan?
U kunt de onmetelijke verwijdering in haar totale diepte niet beseffen waarin de eerst gevallen geest, (Lucifer) zich begeven heeft door zijn weerstand tegen Mij, zijn God en Schepper van eeuwigheid.
Hij onderkende Mij, hij stond in een volheid van licht die iedere gebrekkigheid van zijn inzicht uitsloot. Hij had door eeuwigheden heen het bewijs van mijn liefde en kracht ontvangen. Hij wist dat hij van Mij was uitgegaan, dat hij uit Mij was voortgekomen. Hij was onmetelijk gelukzalig in het ontvangen van de kracht van mijn liefde en hij gebruikte deze kracht naar eigen goeddunken, wat zijn gelukzaligheid steeds weer verhoogde en toch verliet hij Mij.
Hij kwam in opstand tegen Mij, wees mijn liefde af en stortte in grondeloze diepten hij werd mijn tegenpool, hij, die Ik eens geschapen had als mijn evenbeeld. En nu stelt u, mensen de vraag, hoe dat wel mogelijk is geweest daar het eerste wezen de lichtdrager toch volmaakt was, daar er uit Mij niets onvolmaakts kon voortkomen. Deze vraag is alleen zo te beantwoorden, dat het volmaakte ook geen begrenzing, geen beperking kent, dat het zich naar alle richtingen heen ontwikkelen kan zonder daarin gehinderd te worden. En bij volmaaktheid behoort onvoorwaardelijk de vrije wil.
Bij volmaaktheid hoort dat alles de juiste maat heeft en dat betekent echter ook dat de vrije wil die maat overschrijden kan, dat daardoor de wettelijke ordening omver gestoten wordt. De wettelijke ordening is de rechtmatige maat in alle dingen. Wanneer nu de vrije wil van de rechtmatige maat afwijkt ontstaat er ook een wanorde, een toestand die niet meer met mijn wil, met mijn eeuwige orde overeenstemt. Er verandert dus iets oorspronkelijk goddelijks, iets goeds, in iets ongoddelijks, in iets dat tegengesteld is aan God. En dat is het begrip “zonde” De juiste maat te kunnen overschrijden moet echter wederom mogelijk zijn, daar anders de vrije wil niet in werking zou kunnen worden gesteld, die echter evengoed in de eeuwige orde kan blijven.
Het is nu wel mogelijk dat een door Mij geschapen wezen verkeerd kan gaan denken en willen, omdat het deze wilsvrijheid bezit. Het wordt echter nooit door Mij zelf tot dit verkeerde denken en willen aangespoord, omdat zoiets onmogelijk zou zijn, dat Ik als het volmaaktste Wezen ooit een verkeerde gedachte zou kunnen hebben, dus de veronderstelling vals is dat Ik ook het kwade in Mij heb. Ook datgene wat door Mij buiten mijn Wezen geplaatst was had niet het kwade in zich toen Ik het schiep. Alles was in passende mate aanwezig zodat het niet vallen moest. Maar omdat het denken en willen van dit volmaakte zonder beperking was kon het ook de rechtmatige maat overschrijden, het kon in zichzelf opgaan en uit de eeuwige ordening treden.
Deze geestelijke verwarring van het wezen kon echter pas plaatsvinden toen het zich van Mij afwendde, toen het dus verhinderde dat mijn woord in hem weerklonk – want mijn woord kon niets anders geven en verlangen dan wat volmaakt is. Mijn woord zou dit wezen nooit aanleiding hebben gegeven uit mijn eeuwige ordening te treden. Doch zodra de band met Mij was losgemaakt en het wezen niet meer naar mijn stem luisterde kon het ook denken en willen in een verkeerde richting, omdat deze mogelijkheid. hem vrijstond op grond van de beslissing van zijn wil.
Maar altijd was de “zonde” het verkeerde willen, buiten Mij, die altijd alleen vanuit de rechtmatige ordening kon denken en willen. Ikzelf was volmaakt! Ik schiep volmaakte wezens en dezen bleven volmaakt zolang zij de band met Mij intact hielden, die zij echter ook konden verbreken, als teken dat ze een vrije wil bezaten. De band met Mij waarborgt een juist denken en willen. Het losmaken van Mij had een verkeerd denken en willen als gevolg, want het wezen streefde nu iets dat “buiten Mij staat” na.
Lucifer “de lichtdrager”, stelde zichzelf in mijn plaats, ofschoon hij inzag dat Ik de Oerbron ben. En de uit “ons” voortgekomen wezens stelden Lucifer in mijn plaats, hoewel ook zij het licht van het inzicht hadden. Zodoende voltrokken zij gewild de breuk met Mij en bevonden zich nu niet meer in de juiste ordening. Er was in hen niet meer de terechte maat, veeleer overheerste het negatieve, terwijl in de rechtmatige ordening het positieve overheerst, of anders gezegd: de volmaaktheid ging verloren en er kwam iets onvolmaakts voort uit deze verandering van wil, dat zich op negatieve wijze uitte en zich dus steeds verder van Mij verwijderde.
Iets “buiten Mij staands” heeft zich ook buiten de rechtmatige ordening begeven omdat in Mij, als het volmaaktste Wezen, ook alleen de rechtmatige ordening kan zijn en omdat alles wat niet met deze ordening overeenkomt, kwaad dus zonde is. En zo wordt deze vraag vanzelf beantwoord: of Ik het kwade in Mij draag. In Mij kan niets kwaads zijn daar Ik anders niet volmaakt zou zijn. En kwaad is altijd dat, wat deze volmaaktheid laat varen en elke terechte maat verdraait, dus de eeuwige ordening omvergooit die het grondbeginsel van mijn Wezen is.
Ik moest echter ieder wezen als bewijs van zijn goddelijkheid de vrije wil geven, en deze moest de mogelijkheid hebben zich naar iedere richting te keren. En zo heeft dat wezen (Lucifer) zelf het kwade geschapen toen het Mij ontrouw werd, toen het zich verwijderde van Mij en de eeuwige ordening verliet, toen het op negatieve wijze zijn kracht gebruiken wilde tegen Mij. En ter wille van mijn laatste doel, namelijk dat mijn schepselen tot “kinderen” worden, verhinderde Ik dat wezen niet. Maar het kon evengoed bij Mij blijven. Het hoefde niet zondig te worden en te vallen, het kon volmaakt blijven in vrije wil en de hoogste gelukzaligheid genieten, die het echter vrijwillig had verspeeld.
Het kan echter niet ontkend worden dat de mens het kwade in zich heeft, want hij bevindt zich nog lang niet in de rechtmatige orde, hij staat nog “buiten Mij” en moet eerst weer in de ordening van eeuwigheid zijn binnengegaan om dan als “volmaakt” ook al het kwade van zich te hebben afgestoten, om een goddelijk wezen te zijn: mijn evenbeeld!
Het kan echter wederom niet gezegd worden dat bij de geboorte van de mens van Mij uit het boze in hem gelegd wordt, want dat is niet volgens de waarheid. Integendeel: de ziel, die nu het menselijke lichaam bewoont, is een samenvoeging van onrijpe deeltjes die zich alle nog niet in de rechtmatige ordening bevinden en pas gedurende het aardse leven deze ordening moeten binnengaan. De ziel bevindt zich nog ver van Mij als zij de belichaming als mens aanvaardt en zij moet zich met Mij verenigen. De vrije wil moet weer de volmaaktheid, die de oergeest eens bezat, nastreven, hij moet zich van alle negatieve gedachten vrijmaken.
En zo zal ook de mens alleen positieve gedachten in zich laten opkomen, hoe meer hij naar Mij streeft en zich met Mij tracht te verenigen. Dan dringt hij al het kwade uit zich, hij probeert de ordening tot stand te brengen, hij vindt in alles de juiste maat: hij is weer goed, zoals hij was in het allereerste begin. Het kwade is alleen buiten het goddelijke: het is de weerspannigheid tegen God.
Ik echter kan niet tegen mijzelf weerspannig zijn. Mijn Oerwezen is Liefde. Ik kan altijd alleen geven en gelukkig maken. Ik kan echter het wezen niet dwingen, aan te nemen wat Ik hem schenk. Het moet ook kunnen afwijzen omdat het een vrije wil heeft. Zodra het echter mijn liefde afwijst, verzet het zich tegen mijn liefde en plaatst zich buiten de stroomkring van mijn liefde.
Dan wordt het positieve in het negatieve veranderd en het wezen gaat nu die toestand binnen waarin het verkeerd gaat denken en willen en verwijdert zich steeds verder van Mij. Het terugvoeringsproces verkleint slechts langzaam de grote verwijdering. Maar zolang het wezen nog niet de laatste toenadering tot Mij gezocht en gevonden heeft, zijn er ook nog verkeerde gedachten in hem, omdat ze tegen Mij gericht zijn, dus slecht zijn en gedurende het menszijn in het tegendeel veranderd moeten worden. En wanneer de mens de vereniging met Mij zoekt in vrije wil, dan verweert hij zich tegen iedere verkeerde gedachte. Hij zoekt en wil alleen het goede het goddelijke – hij wil weer worden zoals hij was in het allereerste begin, mijn evenbeeld, mijn kind, dat met Mij verbonden blijft tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.7622
15 juni 1960
Het navolgen van Jezus – Draag het kruis met geduld
Het teken dat u Mij navolgt, is wanneer u ook uw leed, dat mijn liefde u oplegt, geduldig op u neemt, opdat uw ziel geheel rijp zal worden. Steeds zult u indachtig moeten zijn, dat Ik u tot navolging heb aangemaand met de woorden: “Die neme zijn kruis op en volgt Mij na”. Ik wil u beslist ook helpen uw kruis te dragen, maar u moet niet proberen het helemaal van u weg te werpen. U moet er steeds aan denken, dat u veel ballast van uw ziel kwijt zult kunnen raken, wanneer u geduldig uw kruis draagt. En daartoe zal Ik u steeds kracht geven, wanneer u hierom vraagt. Want Ik ben u steeds nabij als u in mijn navolging leeft op aarde. En er rest u niet veel tijd meer.
Daarom zult u meer leed moeten dragen, omdat Ik u wil helpen nog op aarde een graad van licht te bereiken, die u zal laten binnengaan in de gelukzaligheid wanneer uw einde is gekomen. Maar blijf steeds met Mij verbonden door werken van liefde, gebed en voortdurende gedachtenis. Want dan kan Ik voortdurend in uw nabijheid zijn en u zult zeker de weg kunnen gaan, zelfs wanneer u een klein kruis hebt te dragen.
Maar een leven in gelijkmatigheid, in zorgeloze rust, zou u niet tot zegen strekken, tenzij u zo buitengewoon liefdadig zou zijn, dat het rijpingsproces van uw ziel zich met succes voltrekt. U bent echter allen nog te lauw werkzaam in liefde en verwerft daarom te weinig voor uw ziel. En het leed moet daarom bijdragen tot uw reiniging. En denk er altijd aan welk onuitsprekelijk leed Ik voor u op me heb genomen. U zou dit leed zelf hebben moeten verdragen ter wille van uw zondeschuld en u zou daartoe niet in staat zijn geweest. Daarom nam Ik uw schuld op me en heb Ik onuitsprekelijk geleden, omdat Ik u liefheb en het leed voor u wilde dragen. En dan zal uw kruis u klein voorkomen. U zult het graag dragen, omdat u Mij zult willen navolgen. En u zult zeker door de poort het rijk van licht binnengaan, omdat Ik u vooraf ga en u de poort zal openen opdat u gelukzalig zult worden.
Neem uw kruis op u. Dat wil zeggen: draag geduldig en uit liefde voor Mij al het leed dat u belast, maar dat nodig is voor de rijpheid van uw ziel. Want eens zal de ziel zich mogen verheugen in het licht. Eenmaal zal het kruis, dat haar was opgelegd om te dragen, haar niet zwaar voorkomen. En laat u Mij aan uw zijde gaan, dan zal Ik u ook helpen dragen en u zult de last niet zo zwaar voelen. En Ik ben bij ieder die Mij in gedachten aanroept. Ik wacht alleen op deze roep, omdat Ik niet tegen uw wil in u werkzaam kan zijn, ondanks mijn liefde. Maar Ik laat u nooit alleen. En zelfs het kruis, dat u is opgelegd, is een bewijs van mijn tegenwoordigheid, omdat Ik, die al het leed van de mensheid op mijn schouders heb geladen en daarmee de weg naar het kruis ben gegaan, u daarmee zacht aanmaan Mij na te volgen. Wees dus geduldig, wat er ook op u drukt. Mijn liefde zal u sterken. Mijn liefde zal het kruis van u afnemen wanneer de tijd daar is.
Amen
BD.7624
17 juni 1960
Godsbewijzen van velerlei aard
Het zal u van mijn kant uit gemakkelijk worden gemaakt om te geloven als u maar gewillig bent, want Ik geef u zo duidelijke bewijzen van mijzelf en mijn werkzaam zijn, dat u Mij kunt onderkennen en dus uw geloof een overtuigend geloof zou kunnen zijn. Ik bewijs mijzelf aan u door de schepping, door alles wat u omgeeft. En Ik bewijs mijzelf aan u door mijn spreken tot u, dat voor u van boven weerklinkt en dat aan al de mensen wordt toegezonden die bereid zijn te geloven. Want eerst moet de wil daartoe aanwezig zijn, dan zal de mens ook kunnen geloven.
De goede wil opent hem oog, oor en hart – en hij zal dan bewijs na bewijs van mijn bestaan kunnen zien, horen of ondervinden, omdat Ikzelf Mij aan een mens van goede wil openbaar, omdat Ik dichter bij hem kom en Mij aan hem bekend maak. Dus zal geen mens kunnen zeggen dat het hem onmogelijk is te geloven, want dan ontbreekt hem alleen de bereidwilligheid, en geen mens kan tot geloven gedwongen worden. Zijn wil is dan nog totaal weerspannig tegen Mij, want het loochenen van een Godheid is het bewijs dat de mens nog geheel in de ban gevangen zit van de oerzonde, dat hij zijn vroegere weerstand tegen Mij nog niet heeft opgegeven – en dan kan zijn wil ook niet met geweld gebroken worden.
En toch tracht Ik gedurende het aardse leven steeds zijn wil te winnen doordat Ik Mij steeds weer op de meest uiteenlopende manieren aan hem openbaar, zodat hij Mij altijd herkennen kan als hij maar zijn wil verandert. Het geloof in Mij kan door ieder mens worden verkregen want hij staat midden in mijn schepping en de werken der natuur spreken hem steeds weer aan, waarover hij dan slechts hoeft na te denken.
De van Mij afgekeerde wil zal weliswaar steeds naar andere verklaringen voor de wonderen van de schepping zoeken, dan het bestaan van een wezenlijke Schepper van eeuwigheid. Zodra echter de eigen wil terugtreedt kunnen in hem ook andere gedachten opkomen. Dan kan hij het voor mogelijk houden dat er een boven alles staande Macht, Schepper en Bestuurder is. En Ik zal steeds zo op die mens inwerken dat hij dit inzicht verkrijgt.
In de laatste tijd voor het einde van deze aarde is het geloof bijna geheel verloren gegaan en ook mijn nieuwe openbaringen richten niet veel uit – juist vanwege de vrije wil van de mensen, die niet gedwongen kan worden. Maar toch laat Ik niet na de mensen van boven af toe te spreken, want mijn woord heeft de kracht het denken van de mens te veranderen als hij het in zich door laat werken. Want ook dat komt voor, dat geheel ongelovige mensen mijn woord horen of lezen en zich daardoor aangeraakt voelen, ofschoon dat slechts zelden het geval is.
Maar voor Mij is iedere ziel van belang en daarom laat Ik niet na om iedere afzonderlijke ziel te werven. Ik zet ook door middel van het noodlot die mensen de voet dwars die niet willen geloven, doordat Ik hen in noodsituaties laat belanden waarin ze zich tot een oppermachtig Wezen kunnen wenden om hulp. Maar Ik moet hun wil steeds volkomen vrij laten en Ik kan dus altijd alleen maar proberen op deze wil in te werken, wat mijn liefde en erbarmen ook ononderbroken doen zolang de mens op aarde leeft.
Amen
BD.7625
18 juni 1960
Gods gerechtigheid eist genoegdoening
Elk onrecht moet door de zondaar worden goedgemaakt. Dat eist mijn rechtvaardigheid. En deze zonde moet worden afgelost op aarde of in het hiernamaals en er kunnen eeuwige tijden voorbijgaan, wanneer een ziel met zulke zonden belast – zonden die ze op aarde heeft begaan – het rijk hierna binnengaat, tot ze deze zondenschuld heeft afgelost. Maar de oerzonde van de vroegere afval van Mij kan ze niet zelf goedmaken in het rijk hierna, omdat deze oerschuld te groot is om door het wezen zelf te kunnen worden afgelost, hetzij op aarde of in het geestelijke rijk. Toch wordt ook van een nog met de oerschuld belaste ziel de aflossing van haar op aarde begane zonden geëist en voor deze kan ze al een onuitsprekelijk zwaar en kwellend lot moeten verduren, omdat mijn gerechtigheid een vereffening van elke schuld eist.
Maar mijn eindeloze liefde heeft zich ontfermd over alle zondaars. Ze heeft de zondenschuld teniet gedaan, ze heeft er genoegdoening voor verricht. Ze heeft het werk van verlossing volbracht voor de met zonden belaste mensheid en ze heeft ook de oerschuld gedelgd, zodat de zielen werkelijk verlost kunnen binnengaan in het geestelijke rijk wanneer ze het aardse lichaam moeten verlaten. Ik zelf heb in de mens Jezus de verzoening gebracht door mijn bitter lijden en sterven aan het kruis, door een werk van barmhartigheid dat alleen de liefde in staat was te volbrengen. En zo kan zelfs de grootste zondaar vrij worden van zijn schuld en het lichtrijk binnengaan, vooropgesteld dat hij de verlossing aanneemt, dat hij vrijwillig naar Mij in Jezus Christus komt en omwille van de kruisdood om vergeving vraagt. Maar de vrije wil moet deze gang naar het kruis gaan, daar anders de mens zich buiten het werk van verlossing plaatst, daar hij anders niet tot diegenen hoort voor wie mijn bloed gevloeid heeft als genoegdoening voor de zondenschuld der mensheid.
Nu pas zult u de grote betekenis van het verlossingswerk kunnen inzien, wanneer u eraan denkt dat het van uzelf afhangt hoe uw lot is waarin u zich eens in de eeuwigheid bevindt, wanneer u zich voorstelt dat u onmetelijke kwellingen wachten omdat u gezondigd hebt en de genade van Jezus Christus niet aanneemt die u wil bevrijden van uw zondenschuld, wanneer u eraan denkt dat u zelfs in eeuwigheid niet in staat bent uw grote schuld te delgen en daarom eeuwigheden zult moeten smachten in onuitsprekelijke kwelling en duisternis en wanneer u bedenkt dat u ook vrij zult kunnen worden van uw schuld wanneer u zich maar aan Mij in Jezus overgeeft, wanneer u met uw zondenschuld naar het kruis gaat en Mij in Jezus vraagt om vergeving. U zult u voor elke zonde moeten verantwoorden en boete doen en u hebt allen gezondigd in het leven op aarde.
Maar u kunt ook allen vergiffenis krijgen, u zult vrij kunnen worden van uw schuld en als verlost het rijk van gelukzaligheid kunnen binnengaan, wanneer u zich maar tot Jezus Christus wendt, tot de goddelijke Verlosser die Mij zelf als omhulling heeft gediend, omdat mijn liefde het werk van verlossing voor u mensen wilde volbrengen en dit alleen maar kon in de uiterlijke vorm van een mens die al het leed op Zijn schouders nam, die geleden heeft en gestorven is als mens en die Zijn bloed heeft vergoten uit liefde om Zijn medemensen te helpen en hen te bevrijden uit geestelijke nood. U zult alleen uw weg op Hem hoeven te richten, u zult u in uw geestelijke nood alleen aan Hem te hoeven toevertrouwen, Hem uw zonden bekennen en Hem vragen, dat Hij ook voor u Zijn bloed vergoten zou mogen hebben opdat u vrij zult worden van uw zondenschuld, opdat u, van zonde en schuld bevrijd, het geestelijke rijk binnen zult kunnen gaan wanneer de dag van het heengaan van deze aarde voor u is gekomen.
En Hij zal u aannemen, Hij zal uw zondenschuld teniet doen, want Hij heeft mijn gerechtigheid genoegdoening verschaft. Hij heeft al het lijden en de smarten verdragen, die u zou moeten hebben verdragen en die u ook niet bespaard kunnen blijven, wanneer u onverlost, zonder Jezus Christus de aarde verlaat. In het rijk hierna zult u Hem nog wel kunnen vinden en ook dan zal u verlossing ten deel vallen, maar lang en zwaar is de weg en vaak hebt u daar ook de wil niet toe. Maar zonder Jezus Christus blijft de poort naar het lichtrijk voor u gesloten, zonder Jezus Christus zult u nooit zalig kunnen worden.
Amen
BD.7627
20 juni 1960
Aaneensluiting – De gelukzaligheid van de evenbeelden Gods
Het einddoel van uw aardse leven is de vereniging met Mij. U moet de aaneensluiting met Mij gevonden hebben wanneer het uur van de dood in aantocht is. U moet zonder vrees en schrik heengaan naar het rijk hierna, u moet alleen van verblijfplaats wisselen en weer belanden in het vaderhuis dat u eeuwigheden geleden verlaten hebt. U moet weer de weg naar huis, naar Mij, gevonden hebben en nu ook weer gelukkig zijn zoals u dat was in het allereerste begin.
Dit is de zin en het doel van uw bestaan op aarde en uw voortdurend streven moet zijn dit doel te bereiken, want het is u mogelijk. Het is niet iets onmogelijks wat Ik van u verlang. U bent mijn kinderen, u bent van Mij uitgegaan en het moet heel vanzelfsprekend zijn dat u er naar streeft weer naar Mij, uw Vader terug te keren, omdat de liefde van de Vader u trekt en omdat u in het allereerste begin toch geschapen was als mijn evenbeelden. En daarom moet de vereniging met Mij meer beantwoorden aan uw wezen dan de verwijdering van Mij. En daarom bent u ook op deze verre afstand nooit gelukkig geweest en kunt u ook pas na onze vereniging weer gelukkig genoemd worden, want met Mij verenigd te zijn, betekent ook: weer door mijn liefde doorstraald te worden, wat een onvoorstelbare gelukzaligheid betekent.
U bent mijn schepselen en hoort onherroepelijk bij Mij. Uw afval van Mij was een daad van verkeerd willen en verkeerd denken. Zodra uw willen en denken maar weer in de juiste ordening verkeren, zult u ook weer de aaneensluiting met Mij zoeken, u zult weer alles doen om de afstand van weleer te verkleinen. En dit zal u in het aardse leven ook lukken, omdat Ik zelf vurig verlang naar deze aaneensluiting en u daarom ook help omdat mijn liefde u trekt en u deze liefde van Mij niet vermag te weerstaan, als u weer de juiste ordening bent binnengegaan.
Het is waarlijk een heerlijk lot dat u wacht wanneer u zich met Mij verenigd heeft. Het lichtrijk opent zich weer voor u, u kunt werken in kracht en licht en vrijheid naar uw wil, die echter toch ook mijn wil is. U zult zaligheden kunnen genieten waarvan u nooit gedroomd zou hebben. U zult zien en horen wat uw ogen en oren nog nooit op aarde gezien en gehoord hebben, want Ik heb allen die van Mij zijn onmetelijke zaligheden bereid, allen die Mij liefhebben en zich daarom met Mij voor eeuwig verbonden hebben. Want het is de liefde die deze innige band vlecht om Vader en kind. De liefde die in u ontstoken moet worden tijdens uw leven op aarde en die dan het hart van de mens zo doorstraalt dat het de verbinding met Mij, als de eeuwige Liefde, tot stand brengt, dat de mens nu zijn oerwezen weer aanneemt, dat hij wordt wat Ik zelf ben van eeuwigheid: Liefde.
En zo moet een mens die zichzelf weer verandert tot liefde onafscheidelijk met Mij verbonden zijn. Hij moet weer zoals in het begin door mijn liefde worden doorstraald. Hij moet zo dicht bij Mij zijn, dat we innig versmolten zijn door de liefde en dus moet zijn terugkeer naar Mij hebben plaatsgevonden, die zin en doel van zijn aardse leven was.
En met deze band is er geen terugval meer naar de diepte. Het wezen heeft zijn wilsproef doorstaan, het is van schepsel Gods tot kind van God geworden. Het heeft de volmaaktheid op aarde bereikt, het heeft weer alle eigenschappen en vermogens opnieuw verworven die het eens door zijn afval van Mij prijsgaf. En Ik heb nu mijn doel bereikt. Mijn heilsplan van eeuwigheid is bij dit wezen met succes gerealiseerd, dat wil zeggen: wat Ik niet kon scheppen is door dit heilsplan toch bereikt: wezens die aan God gelijk zijn – kinderen die tot volmaakte wezens werden door de vrije wil, niet door mijn almacht.
Nu pas heb Ik ware kinderen die in alles mijn evenbeeld zijn, die naast Mij en in mijn wil scheppen en werken kunnen en toch hun eigen wil gebruiken, die echter gelijk gericht is als de mijne omdat de volmaaktheid zoiets garandeert.
En u mensen kunt dit doel bereiken, want Ik zelf verlang vurig naar de aaneensluiting met u en Ik zal waarlijk alles doen wat u naar het doel voert, wanneer uw wil zich maar aan de mijne onderwerpt, wanneer u zich gewillig onder mijn leiding stelt, wanneer u volledig bewust streeft naar de vereniging met Mij en wanneer u in de liefde leeft, en dat al hier op aarde. Dan komt u met elk werk van liefde dichter bij Mij, dan laat u mijn tegenwoordigheid in u toe, en dan moet ook de vereniging plaatsvinden, want: “Wie in de liefde blijft, die blijft in Mij en Ik in hem”. De liefde dus is de band die ons aaneensluit en nu eeuwig onverbrekelijk is.
Amen
BD.7629
22 juni 1960
Een ernstig verlangen naar de waarheid garandeert deze ook
Begrijp het toch, dat alleen maar de ernstige wil de waarheid te weten aanwezig moet zijn om deze ook te kunnen ontvangen. Zelden is echter deze ernstige wil aan te treffen, ofschoon ieder mens beweert te streven naar de waarheid. En toch is dat alleen maar een gezegde dat bij mensen gebruikelijk is, zonder dat zij er over nadenken, want het verlangen naar de waarheid moet diep in het hart ontwaken en de mens niet meer loslaten. Hij moet niets zo zeer vrezen dan in dwaling te geraken, hij moet daarom zich in zijn hart tot Mij wenden en Mij bidden hem de waarheid te doen toekomen – en zij zal hem dan ook gegeven worden.
Heeft de mens echter een bepaalde kennis ontvangen en houdt hij aan deze kennis vast zonder die ooit serieus te hebben onderzocht op haar waarheidswaarde, dan is het ook moeilijk hem van de waarheid te overtuigen als ze niet met zijn kennis overeenstemt. Want dan verweert hij er zich tegen, als hij niet bereid is zijn eigen mening op te geven en voor de zuivere waarheid te verruilen. Dan ontbreekt hem het innerlijke verlangen naar de waarheid en hij zal dan ook niet in staat zijn een onderzoek te verrichten omdat hij zich niet met Mij in verbinding stelt, omdat hij Mij niet bidt om verlichting van geest om dan ook juist te kunnen oordelen.
Daarom is het ook niet altijd mogelijk de zuivere waarheid naar de aarde te brengen, daarom worden zoveel denkbeelden voor de waarheid gehouden die daar geen aanspraak op kunnen maken. En toch worden ze als waarheid verdedigd, in het bijzonder dan als hun oorsprong van het geestelijke rijk uitgaat, wanneer men gelooft vast en zeker de waarheid ontvangen te hebben. Omdat echter het ernstige verlangen van de ontvanger voorwaarde is voor het overbrengen van de waarheid, is niet alleen het feit dat de oorsprong ligt in het geestelijke rijk de garantie voor de waarheid van dat wat naar de aarde werd gebracht.
Steeds is er een ernstig onderzoek nodig en dat moet met Mij, met mijn ondersteuning ondernomen worden. Want ook in het geestelijke rijk bevinden zich wezens die nog tot de duisternis behoren, of ook, als zelf nog onvolmaakt, vasthouden aan hun verkeerde kennis die zij van de aarde hebben meegenomen en in het rijk hierna evenzo ijverig uitdragen, zoals zij dat op aarde hebben gedaan. Want wat de mens bemint, daarvan is hij ook niet in staat zich in het hiernamaals los te maken.
En dat is ook van belang voor zijn ontwikkelingsgang, want het kan eeuwigheden duren tot zo’n ziel zich vrij heeft gemaakt, tot ze eindelijk begint de waarheid aan te nemen. Zij kan echter ook een nadeel van de mensen hier op aarde werkzaam zijn vanuit het rijk hierna, als zij gewillige mensen vindt aan wie zij door gedachten overdracht haar foutieve kennis kan overbrengen, of ook door zich te uiten tegenover mensen met een mediamieke aanleg die bewust een verbinding tot stand brengen met het geestelijke rijk.
Zo’n verbinding kan en zal dan alleen tot zegen zijn als het ernstig verlangen naar de waarheid de mens beheerst, en hij steeds om de ondersteuning door mijn geest bidt. Dan bestaat er geen gevaar, dan bouwt de mens zich een sterke muur waar wezens zonder inzicht niet overheen kunnen komen. Dan heeft alleen de lichtwereld toegang tot hem en die zal hem waarlijk alleen de waarheid uit Mij overbrengen, omdat die in mijn opdracht werkzaam is en omdat het mijn wil is dat u onderricht wordt in de zuivere waarheid.
En dit zelfonderzoek moet ieder bij zich uitvoeren, hoe ver hij staat in het verlangen naar de waarheid. Hij moet vrees hebben voor de dwaling en Mij steeds om bescherming daarvoor vragen en zijn bede zal verhoord worden. Want Ikzelf wil dat u in de waarheid staat. Ikzelf wil dat u haar ontvangt, dus zal Ik u ook de mogelijkheid daartoe verschaffen – maar altijd met de voorwaarde dat in u dezelfde wil de waarheid te kennen is, die wil is voor u een zekere bescherming tegen verkeerde denkbeelden, tegen onjuist denken en valse uitleg van dat wat u wordt aangeboden.
Dan zal de mens die de waarheid begeert ook het juiste oordeelsvermogen hebben, omdat Ik hem dit tegelijk met de waarheid laat toekomen en hij om die reden in staat is ieder geestelijk weten te beproeven op zijn waarde. – Ikzelf ben de Waarheid – Ikzelf wil met mijn schepselen in verbinding treden, dus wil Ik ook dat mijn schepselen zich in de waarheid bevinden. Ik zal hen ook beschermen tegen de invloed van die geestelijke wezens die dwaling proberen te verspreiden en zich camoufleren als lichtwezens, opdat u mensen wordt bedrogen en ten prooi valt aan de dwaling.
Een nauwe verbinding met Mij verzekert u ook een juist denken en het ware onderricht, ze garandeert dat u de waarheid wordt gebracht door mijn geest. Want de geestvonk in u is een deel van Mij en deze onderricht u waarlijk juist. U allen moet er dus naar streven dat u door uw geest zelf wordt onderwezen, opdat u zich niet hoeft te houden aan die doorgegeven kennis uit de geestelijke wereld die u niet kunt controleren, omdat u de geestestoestand niet kent van hen die zulke overdrachten ontvangen op mediamieke wijze.
Want daar bestaat altijd het grote gevaar dat er wezens tussenbeide komen die zelf nog het inzicht missen. Waar echter de geest aan het werk is, daar weet u dat Ikzelf tot u spreek en dat Ik u waarlijk alleen de zuivere waarheid verschaf. Want Ik wil dat mijn schepselen op aarde in de waarheid wandelen, omdat zij alleen door de waarheid tot Mij en dus ook tot zaligheid kunnen komen.
Amen
BD.7630
23 juni 1960
Het laatste vernietigingswerk
Door de wil van de mensen zelf zal het laatste werk dat alles verwoest in gang worden gezet, maar Ik ga niet tegen deze wil in – ten eerste omdat hij vrij is, maar zich ook zelf moet verantwoorden, en ten tweede, omdat Ik ook op deze wil mijn heilsplan heb opgesteld, zodat ook hij nog bevorderlijk is voor de verdere ontwikkeling van het geestelijke.
Ik beweeg de mensen waarlijk niet om verkeerd te willen en te handelen. Ik laat hun alleen maar de volste vrijheid, die ze echter misbruiken, doordat ze in de wetten van de natuur ingrijpen, doordat ze proefnemingen uitvoeren met krachten die ze niet beheersen en waarvan ze de uitwerking niet kennen. Maar dat is hun schuld, daar ze uit lage motieven gaan experimenteren, daar het geen gedachten van liefde zijn, die hen aanzetten tot hun voornemen. En daarom heeft deze schuld ook zo’n ontzettende uitwerking. Het zal een werk van verwoesting zijn, waaraan alles ten prooi valt wat in, op en boven de aarde leeft. En al blijft ook het hemellichaam (de aarde) op zich bestaan, toch zal het gehele aardoppervlak veranderen en dat betekent, vernietiging van al het leven en alle scheppingswerken op deze aarde die het geestelijke gebonden hielden.
Zo wordt dit geestelijke voorlopig een keer de vrijheid gegeven, het kan de vorm ontvluchten, het doet er niet toe in welke graad van rijpheid het is aangekomen. Maar het behoudt deze vrijheid niet, want het moet zijn ontwikkelingsgang voortzetten, en om deze reden wordt het weer in nieuwe vormen ingelijfd. En om dit geestelijke dat nog in de scheppingen gebonden is z’n verdere ontwikkeling mogelijk te maken, laat Ik ook de verkeerde wil van de mensen toe die dit vernietigingswerk teweegbrengen. Maar ook de mensheid zelf zal in haar verkeerd willen te gronde gaan en alleen maar de mijnen zullen de laatste vernietiging overleven, maar van hen zullen er maar weinige zijn.
Het grootste deel van de mensen is Mij echter in geestelijk opzicht al zo vreemd, dat hun geestelijk lot al bepaald is, want ze zijn op dat lage niveau dat een verdere ontwikkeling op deze aarde niet mogelijk maakt, aangekomen. Ze brengen zelf door hun toestand die helemaal niet geestelijk meer is, het einde van de aarde teweeg en bijgevolg zal het net zo gebeuren zoals de mensen het zelf willen.
Alles zal veranderd worden, nu echter volgens mijn wet van eeuwige ordening. De mensen zullen er wel de aanzet toe geven, maar Ik zelf bepaal en stuur de verwerking, in overeenstemming met mijn heilsplan van eeuwigheid, dat op de verkeerde wil van de mensen werd gebaseerd, opdat al het verkeerde denken toch nog goede resultaten ten gevolge heeft.
Ik stuur dus deze verwoestingen volgens mijn wil, die weliswaar niet strookt met de wil van de mensen, maar die toch de verdere ontwikkeling van het geestelijke dient. Dat is mijn plan dat Ik u steeds weer ter kennis breng, opdat ieder van u afzonderlijk zich, beantwoordend aan dit plan, kan vormen zolang daar nog tijd voor is. Want ieder kan nog tot diegenen behoren die aan het einde gered worden, ieder kan zich in zijn wezen nog zo vormen dat hij tot de mijnen behoort. Maar hij moet aan Mij in Jezus Christus geloven en hij moet in de liefde leven. Hij moet zijn wil naar Mij wenden en Ik zal hem dan aannemen en hem de kracht schenken die hij nodig heeft om zijn wezen te hervormen.
Dan zal hij ook het einde niet hoeven te vrezen, zelfs wanneer het wereldgebeuren zich nog zo dreigend schijnt te ontwikkelen. Want de mijnen bescherm Ik in elke nood en alle gevaar; Ik help hen aards en geestelijk, want ze moeten sterk worden in het geloof en daarom zullen ze ook duidelijk mijn hulp ervaren. Dit maak Ik u, mensen steeds en steeds weer bekend, opdat u zich voorbereidt, want het einde komt onherroepelijk, omdat de tijd vervuld is.
Amen
BD.7631
24 juni 1960
Het werkzaam zijn van de satan – Hulp door Jezus Christus
In het tijdperk dat God in Jezus over de aarde ging, woedde de satan bijzonder heftig onder de mensen, want sinds de kruisdood van Jezus gingen voor hem veel zielen verloren, en hij hoopt nog steeds ze terug te winnen omdat hij zich de heerschappij wil aanmatigen over alles en zo ook over de geestenwereld die uit zijn wil en de kracht van God was voortgekomen. En hij gelooft ook diegenen terug te winnen die al de aaneensluiting met God hebben gevonden, omdat hij gelooft zijn invloed op deze wezens nog eens te kunnen uitoefenen, zoals het bij de afval van de geesten in het begin is geweest. En daarom is ook zijn woeden in de eindtijd op aarde bijzonder sterk. Daarom zal hij alle denkbare middelen gebruiken om zich te handhaven en God de mensenzielen te ontrukken die zich al in vrije wil naar Hem hebben toegekeerd. Maar ook zijn graad van inzicht is zo gering dat hij de onmogelijkheid van zijn plannen niet inziet, want zijn geest is verblind en zal ook nooit tot helder inzicht komen, zolang hij nog als tegenstander van God werkzaam is, zolang hij niet zelf is teruggekeerd in het vaderhuis.
Maar daarom kunnen de mensen ook buitengewone schenkingen van genade verwachten, om tegen zijn aanstormen te kunnen standhouden. En tot aan het einde zal God in Zijn liefde voor de niet verloste deze hulp verlenen, opdat de mensen de tegenstander kunnen weerstaan wanneer ze daartoe genegen zijn. Maar dat er nog een harde strijd zal plaatsvinden voordat het einde komt, daarop kunt u mensen zeker rekenen, want de tijd van de tegenstander is nog niet afgelopen, waarin hij werkzaam kan zijn omdat hem het recht toekomt eveneens te strijden om de zielen die hem eens gevolgd waren in de diepte.
En daarom moet u mensen ook weten van dat gebeuren in het rijk van de geesten, dat het bestaan als mens op de aarde verklaart. U moet weten dat aan u hogere eisen worden gesteld in de laatste tijd, dat u zich echter ook totaal zult kunnen bevrijden uit zijn macht en daarom uw vrijheid wel een strijd waard is, want de vrijheid garandeert u dan ook licht en kracht en gelukzaligheid. U moet weten waarom de laatste tijd zo moeilijk zal zijn voor u mensen en welke oorzaken aan dit verschijnsel ten grondslag liggen. En u moet weerstand bieden omdat u zich daardoor de gelukzaligheid verwerft in het geestelijke rijk of ook in het paradijs van de nieuwe aarde, waar u schadeloos wordt gesteld voor alle lasten en rampspoed die u tot aan het einde van de oude aarde nog zult moeten verdragen.
U hebt echter steeds bescherming, een Helper in de grootste nood. U hebt Jezus Christus, naar Wie u maar zult hoeven te roepen wanneer u gevaar dreigt, Die u nooit zonder hulp zal laten, Die nooit uw gebed tot Hem niet hoort. Die u steeds zal bijstaan omdat u nu in Jezus Christus God zelf zult aanroepen, Die u verlost heeft van zonde en dood. Hij is over de aarde gegaan, Hij bood weerstand aan de tegenstander van God, Hij heeft de zondeschuld voor u tenietgedaan, Hij heeft met Zijn bloed de koopsom voor u allen betaald en dus bent u vrij van uw tegenstander wanneer u dit zult willen en tot Jezus Christus uw toevlucht zult nemen, dus Zijn verlossingswerk zult erkennen. Dan mag hij nog zo zeer woeden en al zijn verleidingskunsten aanwenden; hij zal geen succes hebben bij u die zich aan Jezus Christus vasthoudt, want u zult genaden in overvloed kunnen betrekken, uw wil en uw liefde zal gesterkt worden en u zult u vrij kunnen maken van de kluister waarin de tegenstander van God u eens geslagen heeft. Jezus Christus zelf zal u bevrijden wanneer u maar de wil hebt Hem na te volgen. En u zult tot aan het einde kracht ontvangen om te kunnen volhouden, want de kracht uit God is zeker voor allen die van Hem zijn en blijven willen tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.7632
25 juni 1960
“Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”
Ik wil u de weg wijzen die u moet gaan tijdens uw leven op aarde. Ik zelf ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Wie naar Mij luistert, gaat over deze weg, hij wordt naar de waarheid geleid en hij bereikt het eeuwige leven. Wie Mij aanhoort, zal ook gehoor geven aan wat Ik hem aanraad, wat Ik van hem verlang en hij zal dan de weg van de liefde gaan, die onherroepelijk naar Mij voert, die de eeuwige Liefde ben.
En bijgevolg keert hij weer terug naar Mij, van wie hij eens is uitgegaan. Hij heeft zijn weg van ontwikkeling voltooid en is teruggekeerd in het huis van de vader. Hij is bij zijn Vader zoals het was in het allereerste begin en hij zal werken en scheppen zoals het zijn bestemming is. Ik zelf ben dus de Weg. Deze woorden sprak Ik tot de mensen toen Ik op aarde leefde en Ik maande hen aan Mij na te volgen. Mijn weg was uitermate smartelijk, maar de liefde in Mij deed Mij hem gaan.
En zo zult ook u steeds in de liefde voor Mij en voor uw naasten moeten blijven en u moet ook geduldig het leed dragen, steeds denkend aan mijn gang naar het kruis, die zo onmetelijk zwaar was omdat Ik de schuld van de gehele mensheid op mijn schouders nam om ze tot onder het kruis te dragen. Deze kruisweg moest Ik gaan, want Ik wilde lijden voor de medemensen die mijn broeders waren en door hun val in de diepte een zware schuld op zich hadden geladen, en nooit in staat zouden zijn geweest die teniet te doen. Ik had medelijden met de toestand van de mensen, want die was noodlottig en nooit zouden ze dus de gelukzaligheid hebben kunnen bereiken als Ik Me hun lot niet zou hebben aangetrokken. De liefde bepaalde al mijn denken en handelen en de liefde bracht voor de mensen het offer voor hun verlossing.
En wanneer Ik dus Mij zelf als de Weg aanduid, dan moet dus ook uw weg een weg van liefde zijn, ook u zult u moeten bekommeren om uw medemensen in elke nood van het lichaam en van de ziel, ook u zult bereid moeten zijn offers te brengen, uw wezen moet vervuld zijn van liefde, dan gaat u dezelfde weg die Ik ben gegaan en dan zult u ook de waarheid vinden en het eeuwige leven bereiken. Ik zelf ben de Weg, de Waarheid en het Leven.
Wanneer u mensen Mij erkent als de goddelijke Verlosser Jezus Christus in wie Ik zelf het kruisoffer bracht voor alle mensen, dan bent u ook op de goede weg. U zult van Mij de waarheid ontvangen en zalig worden, want alleen de zuivere waarheid kan u tot leven wekken. En dit zal dan steeds een leven in gelukzaligheid zijn, omdat u van Mij uit alleen het ware leven kan worden geschonken, dat het doorstroomd worden door de kracht van mijn liefde betekent, dat het wezen, dat dus de juiste weg is gegaan die naar Mij leidt, terug naar het vaderhuis, onvergelijkelijk gelukkig maakt.
Aldus wijs Ik u de juiste weg aan. Ik leer u dat alleen de liefde naar de gelukzaligheid voert, dat alleen de liefde u de waarheid garandeert en dat alleen de liefde de ziel het leven geeft, dat ze dan ook nooit meer verliest. Want dan is ook de vereniging met Mij gewaarborgd die zin en doel van het leven op aarde is. Dan is het wezen, de ziel, helemaal veranderd tot liefde en ze is haar oorspronkelijke toestand binnengegaan, ze is weer gelukzalig zoals ze was in het allereerste begin.
Amen
BD.7634
27 juni 1960
Het ware vaderland
Het geestelijke rijk is wel een heel ander gebied dan het aardse rijk en er is een sterke wil voor nodig naar dat rijk te streven wanneer de mens nog midden in de wereld staat. Het zijn twee heel verschillende rijken en het ene rijk schijnt het andere volledig uit te schakelen. Maar hoe ernstiger de wil is, het geestelijke rijk te betreden en daarin te vertoeven, des te meer zal dit rijk ook aan werkelijkheid winnen en steeds meer kan zich het gevoelen versterken dat het geestelijke rijk het eigenlijke vaderland is, dat de aarde slechts iets vergankelijks is van korte tijdsduur dat de mens alleen zal doorlopen om in zijn ware vaderland te komen.
Maar het geestelijke gebied zal de mens meestal als onwerkelijk voorkomen en hij zal steeds weer moeten strijden, hij zal geweld moeten gebruiken om voor korte tijd de wereld te ontvluchten en zijn gedachten te laten gaan naar de geestelijke wereld. Maar het zal hem lukken, wanneer dit zijn ernstige wil is. Doch een ding moet in hem aanwezig zijn: het verlangen naar God en daaruit voortkomend een leven in liefde. Dan is de ziel van de mens al in het geestelijke rijk geworteld, want de echte liefde komt uit God en leidt terug naar God, Wiens rijk niet van deze wereld is.
Er moet echter de juiste liefde in de mens zijn, de liefde voor God en voor de naaste. Want als de mens nog in de eigenliefde vaststaat, zal hij ook meer met het aardse rijk verbonden zijn en dan komt hem een “geestelijke” wereld ongeloofwaardig voor. Deze geestelijke wereld staat zo ver van hem af en is ook niet in staat hem te lokken er verbinding mee te zoeken. Daarom zal de graad van de liefde doorslaggevend zijn, hoe ver weg het geestelijke rijk de mens werkelijk toeschijnt, in hoeverre het hem beheerst, hoe sterk het zijn gedachten beïnvloedt.
Maar het kan hem tot overtuiging worden, hij kan zich meer in het geestelijke rijk dan in deze wereld ophouden, wanneer de liefde in hem is ontvlamd die God en de naaste geldt. En dan is de mens ook in staat overtuigd tegenover de medemens voor dit geestelijke rijk op te komen omdat hij er geheel van overtuigd is, en hij zal ook steeds weer datgene vermelden wat hem innerlijk bezighoudt.
Hij zal het geestelijke rijk als alleen-nastrevenswaardig voorstellen en de medemensen trachten te bewegen eveneens op dit rijk aan te sturen en de aardse wereld als waardeloos op de achtergrond te plaatsen, steeds deze aardse wereld als vergankelijk beschouwend, en datgene meer te achten wat onvergankelijk is. En de mens die met het geestelijke rijk verbonden blijft en dit tot het doel van zijn streven op aarde maakt, zal veel eerder de innerlijke vrede vinden.
Volledig geluk zal de mens nooit door de aardse wereld vinden, want ook hij leert de vergankelijkheid van deze wereld kennen en zijn leven zal onbevredigd blijven wanneer hij steeds alleen naar aardse goederen verlangt en genoegen neemt met de vervulling van aardse wensen. Want zijn ziel merkt dat ze iets anders verlangt om gelukkig te zijn.
Zijn ziel zal zich niet tevreden stellen met dat wat de wereld haar bieden kan. Ze zal pas ware gelukzaligheid kunnen ondervinden wanneer haar goederen uit het geestelijke rijk worden aangeboden. Dan pas heeft ze het terrein van het geestelijke rijk betreden, dan pas heeft ze het ware vaderland gevonden, dan pas herkent ze het geestelijke rijk als haar vaderland en dan pas weet ze dat dit rijk werkelijk is en dat het haar niet meer kan worden afgenomen wanneer ze eens in het vaderland is aangekomen, wanneer ze de terugweg heeft gevonden naar het vaderhuis, waaruit ze eens is weggegaan.
Amen
BD.7635
28 juni 1960
Gods nabijheid betekent vrede en liefde
Zolang u mensen zich nog op verre afstand van Mij bevindt, zult u ook geen ware vrede hebben, al bent u aards nog zo rijkelijk met goederen gezegend. Want u waakt dan angstvallig over uw bezit, in plaats van ervan uit te delen aan uw medemensen, wat steeds liefde zou betekenen en de liefde u dan al met Mij zou verbinden. De verre afstand van Mij is niets anders dan liefdeloosheid. En zou u de liefde hebben, dan zou ook de verwijdering van Mij geringer zijn geworden, dan zou u in Mij geloven en uw best doen mijn wil te vervullen. Er ontbreekt u dus de liefde en daarom zult u op aarde ook nooit gelukkig kunnen zijn, omdat een liefdeloze mens ook voortdurend in conflict is met zijn medemensen en omdat hem de innerlijke vrede ontbreekt, die hem alleen verzekert van de verbondenheid met Mij.
Van Mij verwijderd te zijn betekent ook ongelukkig te zijn. U wereldse mensen zult u weliswaar kunnen verdoven met aardse vreugden en genoegens en dus de verwijdering van Mij niet zo ellendig voelen, maar het zullen dan ook slechts voorbijgaande verdovingen zijn, doch een blijvend geluksgevoel doen ontberen, dat alleen in de liefde is gefundeerd. Liefde is aaneensluiting met Mij en dus ook gelukzaligheid. Liefdeloosheid is verwijdering en daarom moet de mens ook de ware gelukzaligheid ontberen, zelfs wanneer hij het aan zichzelf niet wil toegeven. De mens die aards rijk is gezegend, is daarom niet altijd gelukkig te noemen, tenzij hij zijn rijkdommen alleen als geleend beschouwt en ze gebruikt in de geest van mijn goddelijke liefde. Hij geeft waar nood is en tracht die mensen gelukkig te maken die gebrek hebben aan stoffelijk goed. Dan is in hem de liefde voor de naaste ook diep en hij bewijst zijn liefde voor God, wanneer hij de naaste bijstaat naar vermogen.
Dan zal ook zijn aardse rijkdom gezegend zijn. Hij zelf zal zich ook daarin kunnen verheugen, er zullen hem ook aardse genoegens niet ontzegd blijven die Ik zelf hem bereid, omdat hij ervan kan genieten zonder daardoor zijn ziel schade toe te brengen, want hij blijft in elke levenssituatie innig met Mij verbonden door zijn liefde. Hij heeft de grote afstand al overwonnen en kan daarom ook aardse goederen zijn eigendom noemen, omdat hij ze juist benut, dat wil zeggen in dienst van de naastenliefde.
Steeds weer wordt u mensen daarom de liefde gepredikt, als u zich met Mij wilt verenigen, als u de verre verwijdering van Mij wilt opheffen, als u op aarde al vrede en gelukzaligheid wilt genieten, die u alleen in de verbinding met Mij zult kunnen vinden. En alleen de liefde brengt deze band met Mij tot stand. Alleen de liefde verzekert u mijn tegenwoordigheid en alleen door de liefde verkrijgt u uw oerstaat terug die in onmetelijke gelukzaligheid bestond, die u zo stevig met Mij verbond dat Ik u kon doorstralen met mijn liefde. Doch zolang de liefde u ontbreekt, bent u ook van Mij verwijderd en zult u daarom ook niet gelukzalig kunnen zijn.
Amen
BD.7639
3 juli 1960
Het werkzaam zijn van God rechtstreeks of door lichtboden
Wanneer u mensen het woord Gods wordt aangeboden, onbedorven en zuiver zoals het van boven door de geest ontvangen werd, dan zult u zich moeten herinneren, dat God u deze gave heeft beloofd met de woorden: “Ik wil u de Trooster zenden, de geest der waarheid, die u zal inleiden in alle waarheid.” U moet eraan denken dat Hij u “de geest” heeft beloofd en dat Hij gezegd heeft: “Ik blijf bij u tot aan het einde van de wereld.” Hij zelf is het dus die tot u spreekt wanneer u door de stem van de geest Zijn woord verneemt.
Want Hij zal steeds tot de mensen spreken en dus “bij u blijven tot aan het einde der wereld.” Of Hij nu rechtstreeks of door Zijn lichtboden tot u spreekt, het blijft altijd hetzelfde woord. Want het gaat van Hem uit en stroomt door alle wezens van het licht. Dus moet het steeds als Zijn heilig woord worden herkend en erkend, omdat het uitgaat van het eeuwige Woord zelf, van de Oerbron van het licht, omdat de liefde Gods het in de oneindigheid zal laten uitstralen en ieder het horen kan die zich opent en de voorwaarden vervult die God aan het “werkzaam zijn van de geest in de mens” heeft verbonden.
God is dus werkzaam en daar moet steeds gewag van worden gemaakt. Want ook het werkzaam zijn van de lichtwezens is het toegevoerde “werkzaam zijn van God”. Het is de uitwisseling van licht en kracht, die in het geestelijke rijk plaatsvindt en bijgevolg de lichtwezens oneindig gelukkig maakt. En steeds zullen deze wezens hetzelfde uitdelen. Dus nooit zullen de bekendmakingen elkaar tegenspreken die van boven zijn ontvangen, uit het rijk van het licht, dat alleen door de wil van God wordt geregeerd. En nooit kunnen minderwaardige krachten zich inmengen om dwaling te verspreiden.
En u mensen moet daarom het woord Gods beluisteren, het in uw hart opnemen en ernaar leven. En dan doorstraalt het licht u. Uw inzicht neemt toe. Er wordt u een weten overgebracht en elke geestelijke duisternis verdwijnt. En dan zult u het ook herkennen wanneer u dwaling wordt aangeboden. Want u herkent dan de tegenstrijdigheid met het zuivere woord Gods en wijst de dwaling af omdat ze u geen licht brengt. Integendeel, ze zou uw inzicht willen verduisteren.
Maar u moet in het licht staan, dat is Gods wil. En daarom zal Hij ook licht ontsteken waar het ook de wil van de mens is dat hij waarheid ontvangt. En u mensen zou alleen maar ernstig de waarheid in u moeten willen hebben. U zou alleen moeten proberen begrip op te brengen voor het “werkzaam zijn van de geest”. Dat wil zeggen: u zou moeten proberen daar de waarheid over te weten te komen.
En het zou voor u dan ook vanzelfsprekend zijn dat de waarheid alleen door God en Zijn geest naar de aarde kan worden geleid en daarom ook zonder bedenkingen mag worden aangenomen. Want God zelf heeft deze belofte aan de mensen gegeven toen Hij op aarde wandelde. Hij zal tot aan het einde der wereld onder de zijnen zijn. En Hij zal ze in de waarheid onderwijzen, en dat kan alleen gebeuren door Zijn geest die werkzaam is in de mens die gelooft.
En God wil in iedere mens werkzaam zijn. Maar de mens zelf moet dit mogelijk maken doordat hij zich vormt tot een opnamevat van de goddelijke geest, doordat hij in de liefde leeft, dus de geboden Gods nakomt, opdat God zich nu aan hem kan openbaren. Waar de liefde niet is, daar zal ook Zijn woord niet kunnen weerklinken. Waar de liefde niet is, kan de geest Gods niet werkzaam zijn. En waar de liefde niet is, ontbreekt ook het geloof in het werkzaam zijn van God door Zijn geest.
Doch nooit zal ook daar de waarheid zijn of worden verdedigd, waar de liefde ontbreekt. Want God, de liefde en de waarheid, zijn één. En er valt niet aan het ene zonder aan het andere te denken. De geest uit God moet aan het werk zijn, willen de mensen in de waarheid worden onderwezen. En de geest uit God moet de mensen ook het begrip ervoor ontsluiten, daar anders de waarheid ook niet als zodanig wordt ingezien. En daarom moet de mens zich eerst tot liefde vormen, opdat de eeuwige Liefde zelf in hem kan zijn, opdat ze hem door de geest kan aanspreken en hem nu inleidt in de waarheid, zoals God het heeft beloofd.
Amen
BD.7641
5 juli 1960
Verzoek om kracht voor de komende tijd
Nog is uw levensloop niet ten einde, nog kunt u van genaden gebruik maken zonder beperking. Nog wordt u mijn woord van boven aangeboden en nog heeft u een zekere vrijheid van geest om dit woord te kunnen verspreiden. Om het zelf te beleven en de kracht van mijn woord te ondervinden. Want u wordt niet gehinderd om liefdewerken te doen, u kunt spreken en handelen naar eigen wil. U kunt arbeid verrichten in mijn wijngaard en u kunt werkzaam zijn voor Mij en mijn rijk.
En u moet zich bewust zijn van deze genade, want eenmaal komt de tijd dat het u verhinderd wordt te arbeiden voor Mij en mijn rijk en dat het ook voor uzelf moeilijk wordt gemaakt naar mijn wil te leven. En dan moet u genoeg kracht verzameld hebben om te volharden, ook als de vijand tegen u optreedt. Want dan biedt u hem weerstand, omdat het mijn kracht is die nu in u werkt en omdat hij niet in staat is Mij te weerstaan.
En daarom moet u voordien reeds veel kracht verzamelen en deze kracht ontlenen aan mijn woord. Want daarom spreek Ik u aan, opdat u sterk wordt in geloof en in de liefde en u dan vervuld bent van kracht en de komende tijd van nood gemakkelijk zultt doorstaan. En dus moet u vol leven zijn, daadkrachtig in de liefde en levendig in het geloof, dan kan u niets gebeuren, wat ook komen mag. Want dan bent u nauw met Mij verbonden en de zekerheid van mijn tegenwoordigheid geeft u innerlijke vrede en onbezorgdheid. De zekerheid van mijn tegenwoordigheid laat geen vrees in u opkomen en al het moeilijke gaat aan u voorbij, ofschoon het vanwege de mensheid niet kan uitblijven. En hoe ook die dagen zijn zullen, zij zijn nog de laatste genaden voor u en uw zielenheil. Want de ziel kan en zal nog uitrijpen als uw wil slechts goed en op Mij gericht is. Dan zal Ik er voor zorgen dat zij de vijand niet ten offer valt. Ik zal ervoor zorgen dat zij toeneemt in kracht en steeds weerstand biedt wanneer hij haar bedreigt.
Maar u moet de dagen die u nog resten tot het einde goed gebruiken. U moet geen aandacht schenken aan de lichamelijke noden, maar alleen aan uw ziel denken, want haar heil staat op het spel. En vanwege haar heil nemen ook mijn genadegaven toe, en zij zullen niet ophouden tot het einde komt. Dit echter zij u gezegd, dat er niet veel tijd meer is tot het einde. Houd voor gezegd dat u geloven moet en u op dat einde voorbereiden moet, daar anders mijn woord u vergeefs ter ore komt. Daar u anders deze bijzondere genadegave niet benut.
En al valt het u ook moeilijk te geloven, roep Mij aan om kracht en wees bereid naar mijn wil te leven en te denken. Dan zal Ik u bijstaan en van kracht voorzien. Ik zal uw gedachten juist leiden, opdat u niet verloren gaat wanneer het einde is gekomen. Richt uw gedachten alleen maar tot Mij en u zult niet verloren gaan. Want dan zult u ook leren te geloven, hoe dichter het nabij het einde is.
Benut de tijd die u nog gegeven is goed, verzamel kracht door er Mij in gebed om te vragen, en wees liefdadig. Want dan kunt u het einde met kalmte verwachten en Ik zelf bescherm en leid u. Ik ben bij u, die Mij liefheeft, en u zult niet verloren gaan.
Amen
BD.7642
6 juli 1960
Leven in goddelijke ordening is grondwet
U zult de goddelijke wetten niet omver kunnen stoten, maar u zult wel tegen ze in kunnen handelen. Doch dit laatste zal u nooit tot zegen strekken, want alleen de mens die in de goddelijke ordening leeft vervult de wil van God en alleen deze kan volmaakt worden zolang hij op aarde leeft. De goddelijke orde in acht nemen betekent in de liefde te leven, want de liefde is goddelijke wet. De Liefde is God zelf Die het volmaaktste Wezen is in de oneindigheid. Zonder liefde bestaat er dus geen volmaaktheid en daar bij de gelukzaligheid ook de volmaaktheid hoort, kan zonder liefde ook geen mens gelukzalig zijn.
Maar de mensen kunnen deze wet buiten beschouwing laten en dit hebben de wezens gedaan toen ze afvallig werden van God en in de diepte stortten. Ze handelden dus tegen de goddelijke orde in, maar konden desondanks niet de liefde zelf buiten werking stellen. Alleen konden ze zich niet meer zelf in de stroomkring van deze liefde ophouden en daarom bleven ze zelf zonder kracht. Hun wil was tegen de goddelijke wet gericht, hun wil sloot zich af voor de bestraling door Gods liefde, dat wil zeggen ze traden buiten de goddelijke ordening, ze werden zelf liefdeloos en zondigden daarom ook tegen de goddelijke wet. Ze vielen in zonde, want zonde is alles wat tegen de liefde is gericht en daarom ook tegen God zelf is gericht. En zo was een ongelukkige toestand het begrijpelijk gevolg van de afval van God, omdat het wezen absoluut in goddelijke ordening moet leven, wil het gelukzalig zijn. Dat wil zeggen het moet onophoudelijk liefde kunnen ontvangen en uitdelen, want de liefde is de grondwet van eeuwigheid, die eerste goddelijke wet is en blijven zal tot in alle eeuwigheid.
U mensen zult te allen tijde weer de goddelijke orde kunnen binnentreden, wanneer u zich de liefde tot basisbeginsel van uw leven maakt, wanneer u zich steeds alleen door de liefde zult laten leiden bij uw denken en handelen. Dan zal u ook spoedig weer de vroegere toestand van gelukzaligheid beschoren zijn, want dan zult u leven volgens goddelijke wet, dan zult u de wil van God vervullen en dan zult u zich ook weer aaneensluiten met de Wetgever van eeuwigheid, met God Die de Liefde zelf is. En uw wezen zal zijn zoals in het allereerste begin, door God uitgestraalde liefdeskracht die nu eeuwig met God versmolten is, maar als zelfbewust wezen kan genieten van onvoorstelbaar geluk dat hem door de eeuwige Liefde is bereid.
Zondigt het wezen tegen de goddelijke wet, dan zal het zich steeds alleen zelf schade berokkenen, maar nooit de wet van eeuwigheid ongedaan kunnen maken. Het zal steeds maar in een ongelukkige toestand geraken, waaruit het alleen vrij kan worden wanneer het weer genegen is en zijn best doet de goddelijke orde binnen te treden. En dit is zin en doel van het leven op aarde, want de ziel, het eens gevallen wezen, bevindt zich bij het begin van de belichaming als mens niet in deze ordening, integendeel, steeds alleen erbuiten. Het kan echter de toestand bereiken, het kan zich weer volledig binnen de goddelijke ordening plaatsen en de ziel kan zich helemaal tot liefde veranderen en zich dan ook aan de goddelijke wet hebben onderworpen. En dan zal het wezen weer gelukzalig zijn zoals het was in het allereerste begin, want als het in zich liefde is, stemt het ook overeen met het oerwezen van God en zal zich met Hem weer aaneensluiten uit Wie het eens is voortgekomen.
Amen
BD.7643
8 juli 1960
Natuurgebeuren en chaos
Op mijn ingreep zal een ongeëvenaarde chaos volgen en daarin zult u zich staande moeten houden. Maar wat er ook komen mag, u zult steeds op mijn hulp kunnen rekenen. Het leven zal voor u draaglijk zijn wanneer u het leidt naar Mij, wanneer u zich aan mijn hand vasthoudt en elke stap met Mij gaat. Maar dat de chaos komt is zeker, ook wanneer het u nu nog ongeloofwaardig voorkomt, ook wanneer u zich van zijn aard en omvang geen voorstelling kunt maken. Want het is de tijd van het einde. Het is het laatste grote wakker roepen van mijn kant. Het is de laatste grote schok die u nog zult moeten meemaken opdat u mensen de weg naar Mij zult nemen, u die nog andere wegen gaat, opdat u nog de laatste korte tijd die u dan nog is toegekend tot aan het einde, juist zult benutten.
De chaos na mijn ingreep door de krachten der natuur zal onbeschrijflijk zijn en u zult veel kracht nodig hebben om vol te houden. Maar u zult Mij te allen tijde om deze kracht kunnen vragen. U kunt ze u zekerstellen door werkzaam te zijn in liefde. U zult nooit krachteloos aan het noodlot zijn overgeleverd wanneer u maar uw medemensen zult willen helpen en wanneer u daartoe om mijn hulp vraagt.
Ter wille van de geestelijke nood laat Ik dit natuurgebeuren over u komen, opdat u tot bezinning zult komen over wat het aardse leven waard is wanneer het slechts werelds wordt geleefd. Want u zult elk bezit verliezen. U zult in omstandigheden worden gedrongen waarin u zeer veel hulp nodig hebt en deze hulp alleen bij Mij kunt vinden, want aards zal elke hulpverlening onmogelijk zijn. Maar Ik kan u helpen. En Ik zal u helpen zodra u Mij zult aanroepen in geest en in waarheid, zodra u maar innig vragende gedachten naar Mij zult opzenden, of Ik Me om u zou willen bekommeren in uw nood.
En hoe onzelfzuchtiger uw gebeden zijn, des te meer zult u mijn hulp ondervinden. En dan verwacht Ik van de mijnen dat ze voor Mij spreken en ook hun medemensen attent maken op Mij. Dat ze proberen dezen te sterken in het geloof in mijn eindeloze vaderliefde en dat ze dus werkzaam zijn voor Mij en mijn rijk. Want dan zullen ze ook open oren en harten vinden, ofschoon het merendeel der mensen hun weinig gehoor zal schenken.
Maar het gaat erom nog de weinigen te winnen, dat Ik ter wille van hen deze catastrofe over de aarde laat komen. Want voor Mij is iedere afzonderlijke ziel belangrijk. Ik wil geen enkele ziel verloren laten gaan die nog te redden zou zijn en Ik wil ook mijn dienaren goed bespraakt laten zijn opdat ze succesvolle knechten kunnen zijn in mijn wijngaard. U allen zult tevoren al veel kracht moeten vergaren, omdat de nood heel groot zal zijn. Maar Ik verzeker u dat u zult kunnen volhouden wanneer u zich maar aan Mij vasthoudt. En ieder mens die in uren van grote nood aan Mij denkt vervul Ik van kracht. In het geloof aan en vertrouwen op mijn hulp zult u allen sterk zijn en elke aardse nood bedwingen. Want u moet alleen de weg naar Mij nemen. Dat is het enige doel van mijn ingreep, opdat u niet meer voor eindeloos lange tijd verloren zult gaan wanneer het einde is gekomen.
Amen
BD.7644
9 juli 1960
Geestelijke dood en hernieuwde kluistering
De geestelijke dood is het ergste lot, dat de ziel kan zijn beschoren, want ze is niet in staat zichzelf daaruit te bevrijden, wanneer ze eenmaal de aarde heeft verlaten. Ze bestaat, heeft ook het bewustzijn van zichzelf en is toch geheel zonder licht en kracht. En dit is een toestand van onmetelijke kwelling. Hij leidt ook onafwendbaar weer tot kluistering in de materie, wanneer van de kant van de mensen geen doeltreffende voorbede wordt verricht, zodat de ziel daardoor kracht wordt toegezonden, die haar kan veranderen wanneer ze dit zelf wil, dat wil zeggen wanneer ze geen rechtstreekse tegenstand biedt. Zolang een ziel in deze toestand apathisch is, kan haar hulp worden gebracht van de kant van de geestelijke wereld vol van licht, of door liefdevolle voorbede.
Maar ze kan ook zo verhard zijn, dat ze laaiend van woede zich verzet tegen de macht die haar – zoals ze gelooft – gevangen houdt. Dan zinkt ze steeds dieper en verhardt tot vaste substantie. Dan is een opwaarts gaan in het rijk hierna onmogelijk. Dan moet ze de eindeloos lange weg van de positieve ontwikkeling nog een keer gaan door de gehele schepping, want eens moet ook deze ziel ontwaken ten leven, dat eeuwig duurt.
In dit gevaar, gedoemd te zijn geestelijk te sterven, bevinden zich ontelbare mensen op deze aarde, want in de eindtijd doen ze niets om het leven te verwerven. Ze leven zonder liefde en daarom ook zonder God, ze verharden hun zielen al op aarde tot materie, want hiernaar streven ze en ze denken niet aan het geestelijke leven, dat ze de ziel moeten verschaffen zolang ze op aarde vertoeven.
Ze worden een prooi van hem, die heer is van de aardse wereld en streven ook naar haar goederen.
En deze kunnen de ziel geen leven schenken, ze bezorgen haar echter zeker de geestelijke dood. En gaat ze in deze levenloze toestand binnen in het rijk hierna, dan is ze ook in groot gevaar, want liefdeloze mensen laten zelden op aarde vrienden achter, die aan hen liefdevolle gedachten nazenden in het geestelijke rijk. En alleen maar zulke gedachten kunnen de zielen redden, want elke liefdevolle gedachte, elk gebed vervuld van liefde, doet zich bij zulke zielen gevoelen als kracht, die zo’n uitwerking kan hebben, dat de ziel verandert en de wil heeft omhoog te klimmen. Dan is ze aan de eeuwige dood ontsnapt, dan valt ze niet terug in de toestand, die haar de hernieuwde kluistering oplevert. U mensen bent allen niet op de hoogte van de kracht van de liefde, daar u anders uw best zou doen in liefde te leven.
En dan zou u tot leven moeten komen, want de liefde zelf is leven en ze wekt al het dode weer tot leven. Maar wanneer u deze kracht niet benut, wanneer u zonder liefde verder gaat, is er niets anders dan verharding van de geestelijke substantie van uw ziel en u komt in een vreselijke toestand, want dood is niet het vergaan van uw zelf, maar voort vegeteren in het bewustzijn van uw bestaan, maar dan in kwellende onmacht en duisternis. Zolang u nog op aarde leeft, zult u zich van deze toestand geen voorstelling kunnen maken. Maar u zou alles moeten doen om hem te ontgaan, want op aarde is het voor u mogelijk. Op aarde hebt u steeds weer de gelegenheid werken van liefde te verrichten en dan is het gevaar van de dood uitgeschakeld. Dan zult u al op aarde ten leven moeten ontwaken en dan kunt u ook binnengaan in het eeuwige leven, dan hebt u de dood overwonnen. En u zult allen in liefde kunnen leven, want u hebt de goddelijke vonk van liefde in u, die alleen maar hoeft te worden ontstoken en die dan nooit meer zijn licht zal verliezen, omdat de liefde u steeds nieuwe kracht geeft en u werkzaam zult zijn uit innerlijke aandrang, wanneer u eenmaal deze liefdesvonk in u hebt ontstoken. Maar u kunt er niet toe worden gedwongen, maar steeds alleen op de verschrikkingen van de geestelijke dood worden gewezen, opdat u uit eigen aandrang deze verschrikking probeert te ontgaan.
Want zolang u op aarde leeft hebt u de kracht om werkzaam te zijn in liefde. Maar bent u eenmaal het rijk hierna binnengegaan, dan kunt u niets meer uit eigen kracht. Dan bent u op hulp aangewezen en u kunt zich gelukkig prijzen, wanneer die hulp u door mensen wordt verleend, wier gedachten u navolgen.
Alleen de liefde verlost, alleen de liefde is kracht en iedere mens moet kracht verwerven door werkzaam te zijn in liefde, zolang hij op aarde leeft, opdat hij niet gedoemd is geestelijk te sterven.
Amen
BD.7648
15 juli 1960
God als liefhebbende Vader
Voor de meeste mensen ben Ik de verre, ongenaakbare God, vooropgesteld dat ze nog aan Mij geloven. Maar ze hebben geen band met Mij, ze zoeken Mij in de verte, ze zien in Mij wel hun God en Schepper, maar niet hun Vader, ze hebben de verhouding van kind tot vader nog niet tot stand gebracht en durven Mij daarom ook niet als Vader aan te spreken. Ze verwachten ook geen hulp, omdat ze de vaderliefde uitschakelen en in Mij alleen maar de straffende God zien, de onverbiddelijke Rechter, die hen genadeloos veroordeelt, wanneer ze niet volgens Zijn wil leven.
De mensen zijn niet op de hoogte van mijn overgrote liefde voor hen, anders zouden ze Mij vertrouwelijk naderen en met Mij een tweegesprek houden. Ze weten niet dat ze uit mijn liefde zijn voortgekomen en dat mijn liefde hun toebehoort, ook als ze zondig zijn geworden. Ze staan nog ver van Mij af en daarom kunnen ze ook niet doorstroomd worden met mijn kracht, omdat ze zich dan vol vertrouwen tot Mij zouden moeten wenden, omdat ze mijn nabijheid zoeken en de wil zouden moeten hebben door Mij als kind te worden aangenomen.
En het is moeilijk hun dit weten over te brengen, want Ik ben en blijf voor deze mensen het onbereikbare Wezen, dat hemelhoog boven de mensen staat en weinig of geen contact met hen heeft. Ze geloven niet in een samenhang tussen de Schepper en Zijn schepsel, ze voelen zich geïsoleerd en zijn het ook, zolang ze zelf het isolement niet opheffen en proberen zich bij Mij aan te sluiten.
Maar Ik wil de Vader van mijn kinderen zijn, Ik wil in nauwe betrekking staan met de mensen, zo nauw, dat ze in staat zijn Mij te horen. Maar als eerste is daar voor nodig de vrije wil van de mens om met Mij contact te hebben. Ook de mens moet willen Mij nader te komen, hij moet zelf de grote verwijdering tussen ons opheffen door de wil met Mij verbonden te zijn. En deze wil kan in de mens gewekt worden, wanneer hem steeds weer over mijn liefde wordt verkondigd, als Ik hem word voorgesteld als een hoogst volmaakt Wezen, dat alleen maar liefde is en dat Zijn grote liefde aan Zijn schepselen wil schenken, opdat ze gelukkig zijn. Ik moet de mensen als hoogst volmaakt worden voorgesteld en bij volmaaktheid hoort een overvloed van liefde die uitgaat naar mijn schepselen.
Pas als de mens geloven kan aan mijn liefde, zal zijn liefde voor Mij ook ontbranden en hij zal vurig verlangen naar het contact met Mij. En dan zal hij zich ook voelen als mijn kind en verlangen naar de Vader om samen met Hem te spreken.
Hij zal geen remmingen meer kennen, hij zal praten met Mij zoals een kind spreekt tot zijn Vader en hij zal ook mijn liefde voelen en daarom vol vertrouwen naar Mij toe komen. En dan zal Ik bij hem aanwezig zijn, dan is de grote afstand opgeheven, dan kan het kind ook mijn stem vernemen, omdat het wanneer het er naar streeft om bij Mij zelf te zijn, ook zelf liefde is geworden, die de vereniging van het kind met de Vader bewerkstelligt.
En zodra u dus uw medemensen Mij zelf, hun God en Schepper, als liefdevolste Vader zult kunnen schetsen, die er alleen maar naar verlangt met Zijn kinderen weer samen te zijn, zoals het was in het allereerste begin – zodra u dus Mij als een God van liefde voorstelt, zal ook de grote schroom voor Mij verdwijnen, de mensen zullen zich vol vertrouwen tot Mij wenden wanneer ze in nood zijn. Ze zullen mijn hulp ervaren en dan proberen steeds dichter bij Mij te komen, want dan pakt ook mijn liefde hen vast en trekt hen zacht, maar gestadig omhoog.
En eens zal dan ook het zich verenigen plaatsvinden, want zodra de mens eenmaal mijn liefde heeft bemerkt, maakt hij zich ook niet meer van Mij los, maar streeft hij steeds ijveriger naar de vereniging met Mij en de verre verwijdering is nu voorgoed opgeheven.
De mens ziet niet meer in Mij alleen maar zijn God en Schepper, maar zijn Vader naar wie hij zich nu op weg begeeft en bereikt dan ook zeker zijn doel.
Amen
BD.7650
18 juli 1960
Uit het vuur van de liefde straalt het licht van de wijsheid
Alleen de liefde is de sleutel tot wijsheid en het zal moeilijk zijn de dwaling te scheiden van de waarheid voor diegene die de liefde niet heeft, want hij zelf bevindt zich buiten de waarheid en hij kan deze niet herkennen. Het zal echter weer mogelijk zijn tot de waarheid te geraken, wanneer daartoe een ernstige wil voorhanden is en wanneer de mens op de hoogte is van de uitwerking van de liefde. De liefde is het licht zelf en een hart dat gewillig is lief te hebben, wordt door het innerlijke licht verlicht. Want de liefde wekt de geest tot leven, die, daar hij een deeltje is van de geest van de Vader van eeuwigheid, ook alle wijsheid in zich draagt en deze nu van binnen uit op de mens kan overdragen.
Het vuur van de liefde straalt het licht van de wijsheid uit. Als u mensen deze diepe waarheid toch zou kunnen begrijpen, dat er geen weten volgens de waarheid, dus wijsheid kan bestaan wanneer de liefde in het hart van de mens niet is ontvlamd. Want alleen waar liefde is, kan de mens binnendringen in de diepste diepten van de goddelijke wijsheid. En dan zal hij ook het weten van zijn medemens veruit overtreffen, omdat hij, wanneer hij de liefde in zich heeft, God zelf in zich draagt en nu door Hem kan worden ingeleid in alle waarheid.
De mens zou zich er altijd van bewust moeten blijven dat hij in zichzelf alle waarheid draagt, dat hij in zijn oertoestand zich in het helderste licht heeft bevonden en dus ten volle het inzicht had en dat dit licht alleen maar bedolven werd door zijn zondeval, maar te allen tijde weer de oppervlakte kan bereiken, wanneer hij vrij is van zijn zondeschuld, wanneer hij verlost is door Jezus Christus en nu door een leven in liefde de geest in zich heeft laten ontwaken. En dan zal hij ook dwaling van waarheid kunnen onderscheiden. Hij zal een wijs oordeel kunnen vellen, zodra er zich geschilpunten voordoen die een geestelijk weten betreffen. En naar deze moet aandachtig worden geluisterd als het er om gaat te onderzoeken of een geestelijke lering volgens de waarheid is.
Maar er zullen veel mensen uit eigen beweging beweren hun geest tot ontwaken gebracht te hebben. Veel mensen zullen zich tot de gewekten van geest rekenen en men zal van elkaar afwijkende opvattingen als waarheid verdedigen, die echter nooit de waarheid uit God kunnen zijn wanneer ze van elkaar afwijken. En de mensen zelf kunnen van hun medemens de graad van liefde ook niet beoordelen en dan is er maar een uitweg: tot God zelf te gaan, die zelf de eeuwige Waarheid is, en Hem om opheldering te vragen. Want dit moet u gezegd worden, dat ook de tegenstander van God zich kan camoufleren onder de dekmantel van de liefde, maar dat dan niet van onbaatzuchtige naastenliefde gesproken kan worden. Integendeel, er wordt aan liefde gedaan ter wille van een zeker voordeel, waarvan de medemens meestal niets merkt. Maar dit gevaar bestaat en dan kan niet van overdracht van de waarheid, van de “wijsheid”, gesproken worden, van het licht dat uit het vuur van de liefde straalt.
Daarom moet u mensen onderzoek verrichten, en u niet op een dwaalspoor laten leiden door leren waarvan u denkt dat u ze moeilijk kunt aannemen. Dan wordt u innerlijk gewaarschuwd. Want wie de waarheid verlangt, hoeft niet te vrezen een prooi te worden van de dwaling. Hij zal een juist gevoel van weerstand hebben wanneer hem soms geestelijke leringen worden aangeboden en hij zal ook onderkennen wanneer de tegenstander heeft ingegrepen en waar hij tussenbeide kan komen. En hij moet zich alleen maar des te inniger met God verbinden en Hem vragen om bescherming tegen dwaling en om een juist inzicht. En zijn denken zal juist zijn, hij zal zich niet vergissen in zijn oordeel.
Amen
BD.7655
25 juli 1960
Het aanroepen van lichtwezens na een gebed tot God
In het verkeer met de geestelijke wereld is steeds alleen uw instelling tegenover Mij maatgevend of u daar succes uit behaalt voor uw ziel. Want er zijn goede en slechte krachten die om uw wil strijden, die hun invloed op u zouden willen uitoefenen. En u alleen geeft de doorslag welke krachten u mogen naderen. U geeft de doorslag door de richting van uw wil die altijd op Mij gericht moet zijn, wanneer de wezens van het licht, die bezig zijn in mijn opdracht, u mogen beschermen en onderrichten.
De vaste band met Mij verzekert u van hun bescherming en hun zorg en hun invloed op uw ziel zal steeds gunstig zijn en haar in haar ontwikkeling vooruit helpen. Want ook deze wezens die vol van liefde zijn, mogen niet tegen uw wil in op u inwerken, wat weliswaar ook de slechte krachten niet kunnen doen, om welke reden u altijd beschermd bent tegen hun werkzaam zijn wanneer u zich innig met Mij verbindt, wanneer u Mij vraagt om bescherming en hulp. Dan kan Ik mijn lichtwezens ook de opdracht geven voor u te zorgen en dan bent u waarlijk onder goede hoede. Want de liefde van deze wezens is groot en ze doen alles voor u, zodra ze zien dat uw wil Mij geldt.
Daarom zult u zich steeds gedragen voelen door hun liefde, zolang u met Mij de band in stand houdt die hen dus toelaat onbeperkt werkzaam te zijn. En u kunt u ook met hen verbinden in gedachten, u kunt hen ook uw noden voorleggen en hen vragen om hun bescherming, die zij u maar al te graag zullen verlenen. U moet u aan al het goede geestelijke overgeven en alle slechte krachten van u afhouden. Daarom zult u ook de goede krachten kunnen vragen om bescherming tegen de slechte krachten en ze zullen een muur om u vormen en die andere de toegang beletten. Maar steeds bent u door geestelijke krachten omringd, door hen die uw welzijn willen, door andere die u proberen schade te berokkenen en ook door zulke geestelijke wezens die op uw hulp hopen, die krachteloos zijn en geen weten hebben en die zich door uw nabijheid voelen aangetrokken omdat ze licht bij u zien en hier op aansturen, omdat het licht hun ontbreekt.
En ook dan moet u de goede krachten om ondersteuning vragen, dat ze de hiervoor genoemde krachten onderrichten en leiden en dat ze niet in het nauw worden gebracht door de slechte krachten, die ook op die andere wezens hun invloed proberen uit te oefenen. U moet steeds alleen maar willen, dat u goed en juist handelt en daarvoor om hulp bidden, hetzij in aardse of geestelijke noodtoestand, want altijd zijn in mijn opdracht mijn lichtboden bereid diegenen te helpen die van Mij willen zijn en zich innig met Mij verbinden in gebed. Daarom zult u onophoudelijk uw gedachten in het geestelijke rijk kunnen sturen en steeds zult u daar antwoord krijgen die u door middel van gedachten zult opnemen en dan dus ook zult kunnen spreken van een “leven in en met God”.
Alleen, schuif Mij niet terzijde uit uw gedachten. Want Ik wil uw begin en uw einde zijn, met Mij moet u het verloop van uw dag beginnen en eindigen en dan zullen waarlijk al mijn engelen u behoeden. Ze zullen u terzijde staan met raad en daad, want ze hebben Mij lief en ze zijn ook vervuld van liefde voor u en daarom voeren ze altijd alleen mijn wil uit. Maar mijn wil kunt u te allen tijde goedgunstig voor u stemmen en u zult een gelukkig leven leiden al op aarde, want u gaat dan onder mijn voortdurende bescherming omdat al mijn engelen u behoeden op uw levensweg, omdat ze u beschermen tegen alle krachten die u in het nauw willen brengen.
Amen
BD.7656
26 juli 1960
De ziel zal oogsten wat zij gezaaid heeft
U mag u niet aan de bedrieglijke gedachten overgeven dat u voor uzelf schatten kunt verzamelen voor uw aardse leven, want u zult deze weer veel sneller verliezen dan u ze verworven heeft. Ik waarschuw u ervoor om naar aardse goederen te streven en uw hart daaraan te hechten, want Ik bewijs u steeds weer hoe vergankelijk alles is wat aan de wereld toebehoort.
Hoeveel tijd en moeite heeft u er niet voor over om de schatten van de wereld te verzamelen; en hoe zelden denkt u eraan dat u ze niet behouden kunt en ze weer terug moet geven. Dat zij u ook op een andere wijze afgenomen kunnen worden wanneer dat volgens mijn wil is. U kijkt alleen naar wereldse zaken die toch vergankelijk zijn, maar het onvergankelijke ziet u echter niet, u zorgt alleen maar voor het lichaam zonder aan uw ziel te denken. En daarom gebruikt u uw levenskracht verkeerd, want u gebruikt ze alleen voor uw lichamelijk welzijn en u bereidt uw ziel zonder bezwaar een onzalig lot in de eeuwigheid. U geeft uw ziel gedurende het aardse leven niet wat alleen nodig is voor haar volmaaktheid, u laat uw ziel gebrek lijden en bedeelt het lichaam overmatig zonder er ooit nut van te hebben.
Maar uw aardse leven kan van de een op de andere dag beëindigd zijn, en dan komt u arm en leeg aan in het rijk hierna en u moet dan grote ellende lijden. U moet daar eens over nadenken dat u uw eigen leven niet in de hand hebt, en dat het leven op aarde dus voor u ook van korte duur kan zijn. Dat de dood elke dag kan komen zonder dat u hem kunt afwenden. U moet dus aan het “hierna” denken, maar u gelooft dat het met u is afgelopen op het moment van uw dood. U gelooft niet aan het voortleven van uw ziel en dat dit leven na de dood dan gelijk zal zijn aan uw leven op aarde, echter in overeenstemming met uw aardse levenswandel en uw bezorgdheid om het heil van uw ziel, En dat ongeloof is ook de reden dat u elke dag gedachteloos voorbij laat gaan, dat u uzelf niet eenmaal afvraagt wat het doel en de zin van uw aardse bestaan is. U bent tevreden wanneer u zich aardse zaken verschaft waar u genoegen aan beleeft, wanneer u uw lichaam vertroetelt en veel goederen verzamelt voor de toekomst. Maar u weet niet eens of u nog wel een toekomst heeft.
Maar iedereen weet dat hij eens moet sterven, en dat weten moest u toch bewust het aardse leven laten uitbuiten. Dat gebeurt echter niet omdat het geloof u ontbreekt; het geloof in een God en Schepper, die eenmaal verantwoording zal vragen over uw aardse leven. En omdat u niet gelooft bent u onverschillig, terwijl het uur van verantwoording komt – daar kunt u allen zeker van zijn. Uw berouw zal eens bitter zijn wanneer u in de grootste armoede van geest verschijnt in het rijk hierna en dan tot het besef komt, wat u verzuimd heeft op aarde door eigen schuld.
Want het is een onverdiende genade dat u zich op aarde mocht belichamen, en deze genade niet benut te hebben zal uw ziel eens bitter berouwen omdat zij nooit meer goed kan maken wat zij verzuimd heeft. Ofschoon zij in het rijk hierna ook nog wel geholpen zal worden uit de diepte omhoog te stijgen, maar onder veel moeilijker omstandigheden dan dit op aarde mogelijk is of was. U mag dus niet zo gedachteloos verder leven, want voor ieder mens komt het uur waarin hij het aardse lichaam verlaten moet en de ziel het geestelijke rijk binnentreedt, en dat uur kan grote zaligheid en vreugde brengen of ook grote ellende en duisternis, maar steeds zoals de mens het zelf gewild heeft.
Hij zal oogsten wat hij gezaaid heeft, hij zal binnenkomen in het rijk van licht en zaligheid, of het rijk der duisternis zal hem opnemen en niet eerder vrij geven dan dat de ziel haar instelling verandert om met liefdevolle ondersteuning de weg naar omhoog te gaan.
Amen
BD.7660
30 juli 1960
Vergeving door Jezus Christus – De graad van het licht van de liefde
En u zult binnengaan in de eeuwige vrede, want de moeilijkheden hebben opgehouden te bestaan, alle zorgen en pijnen zijn voorbij, om u heen is licht in volheid en uw bestaan is een gelukzalig bestaan. Maar u zult eerst de rijpheid van ziel bereikt moeten hebben, u zult vrij moeten zijn van zondenschuld, u zult van Mij moeten zijn geworden in het aardse leven, u zult naar de Vader teruggekeerd moeten zijn van Wie u eens bent uitgegaan. En daarom zult u de verlossing door Jezus Christus moeten hebben gevonden, daar u anders nog niet vrij bent van de zondenschuld en u dan de toegang is versperd in het rijk van licht en gelukzaligheid. Streef er daarom naar, vergeving van de zondenschuld te vinden zolang u nog op aarde vertoeft. Tracht – wanneer u nog niet in Hem kunt geloven – opheldering te verkrijgen over Jezus, de Zoon Gods en Verlosser van de wereld. En vraag er Mij zelf om, dat Ik u deze opheldering doe toekomen, opdat u in staat bent een levend geloof in Hem te hebben en dan ook zelf onder Zijn kruis gaat staan met uw zondenlast en Hem om vergeving vraagt. En u zult vrij worden van elke schuld. En dan is voor u ook uw binnengaan in het lichtrijk verzekerd, omdat Jezus Christus de schuld voor u heeft betaald door Zijn dood aan het kruis.
Maar u zult in heel verschillende graden van licht kunnen vertoeven na uw dood, want dit hangt van de toestand van rijpheid van uw ziel af, in hoeverre ze ontvankelijk voor licht is geworden op aarde. Het hangt ervan af welke levenswandel u op aarde leidde en hoe u mijn wil hebt vervuld, wat betekent of u voor uzelf de geboden van de liefde tot God en de naaste tot richtsnoer van uw levenswandel hebt genomen en dus uw wezen hebt omgevormd tot liefde. Alleen de graad van liefde is bepalend voor de rijpheid van uw ziel. En de liefde kan niet plaatsvervangend voor u worden beoefend, de liefde is de wet van de eeuwige ordening, waarin u zult moeten leven om weer uw oerwezen te kunnen aannemen, om tot mijn evenbeeld te worden, zoals het uw bestemming is. En tot liefde te worden betekent alle fouten en gebreken, die nog aan uw ziel kleven, af te leggen, te strijden tegen alle begeerten van minderwaardige aard, uw wezen te vormen tot deemoed, zachtmoedigheid, vredelievendheid, barmhartigheid, gerechtigheid, geduld – alle slechte eigenschappen af te leggen en steeds innig verbonden te blijven met Mij, die u in Jezus Christus erkent als uw Vader van eeuwigheid.
In het leven op aarde moet u tegen alle fouten strijden, dan zal uw ziel helder worden als een diamant en de lichtstralen kunnen opnemen die haar gelukzaligheid in het geestelijke rijk uitmaken. En dan zal ze eeuwig leven, ze zal geen dood meer kennen, geen zonde, geen smet, ze zal rein en zuiver zijn en dus ook mijn nabijheid waardig en ze zal Mij kunnen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. Want ze zal haar Heiland Jezus Christus zien in wie Ik zelf Me voor mijn schepselen zichtbaar heb gemaakt, zoals het eens hun verlangen was.
De vorming van uzelf tot liefde zult u mensen op aarde tot stand moeten brengen, wilt u eens onmetelijk gelukzalig zijn. Maar zorg eerst dat u vrij wordt van uw zondenlast, want deze trekt u naar beneden in de diepte en belast met zonde is u het binnengaan in het lichtrijk ontzegd. En wanneer het moeilijk valt in Jezus Christus te geloven, tracht dan te bidden tot uw God en Schepper die u in het leven riep en vraag Hem dat Hij u verlichting mag schenken, dat Hij u mag helpen te geloven. En Ik zal dit verzoek waarlijk vervullen, degene die begeert te weten zal Ik niet in onwetendheid laten, en Ik zal hem de waarheid zo voorhouden, dat hij ze zal kunnen aannemen, want het geloof in Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld is absoluut noodzakelijk om te worden opgenomen in het rijk van vrede en gelukzaligheid. Dan pas erkent u Mij ook, die u eens niet wilde erkennen, van wie u zich vrijwillig afscheidde en in de diepte bent gestort.
U zult nu vrijwillig naar Mij moeten terugverlangen en u geeft blijk van deze wil wanneer u zich tot Jezus Christus wendt en Hem uw zondenschuld bekent met het verzoek om vergeving. Dan zijn de zonden u vergeven, Ik zelf spreek u daarvan vrij, die in de mens Jezus voor u het verlossingswerk heb volbracht, en Ik help u ook dat u nog op aarde tot rijpheid komt, wanneer het maar uw wil is, dat u zich met Mij verenigt, dat u vrijwillig weer naar Mij terugkeert en u weer zo vormt zoals u was in het allereerste begin.
Amen
BD.7665
4 augustus 1960
Het bestaan van God mag ons niet bewezen worden
De kracht van mijn liefde stroomt ieder mensenhart binnen, wanneer het zich bereidwillig opent om deze te ontvangen. En mijn liefdekracht bewerkstelligt dat de geestvonk in de mens nu ontvlamt en dan als vlam mijzelf, als de Vadergeest van eeuwigheid tegemoet komt. Dan is de weg tot Mij vrij, hij is gebaand, alleen door de wil om door Mij en mijn liefdekracht bestraald te worden. Men kan ook zeggen: wie zich positief instelt op Mij, wie in Mij gelooft en contact wil hebben met Mij, die ontvangt ook mijn goddelijke liefdekracht en dan gaat hij vooruit in zijn ontwikkeling.
Dus moet de mens tevoren eerst geloven in een God en Schepper en zichzelf ook zien als mijn schepsel. Dan pas kan ook het verlangen in hem wakker worden met Mij in verbinding te treden, en dan zal hij opengaan, dus bereid zijn zich door mijn liefdekracht te laten aanstralen. Alleen deze bereidwilligheid is ervoor nodig dat dit ook gebeurt.
Moeilijk, ja zelfs onmogelijk is het dat zo iemand door mijn liefdestraal wordt getroffen die niet aan Mij gelooft, die zichzelf alleen als een product van natuurkrachten beschouwd en die daarom ook nooit een verbinding met Mij tot stand brengt omdat hij een Wezen dat hem geschapen heeft, niet wil accepteren.
Een ongewone gebeurtenis zou wel tot gevolg kunnen hebben dat hij het geloof in Mij verkrijgt, maar ook daarmee mag nooit dwingend op hem worden ingewerkt, anders zou zijn geloof waardeloos zijn. En ieder bewijs van mijn bestaan zou dwingend zijn. Zo ook zou mijn woord een dwingend bewijs zijn als Ik rechtstreeks vanuit den hogen neer de mensen zou aanspreken, zodat een ieder mijn stem zou moeten vernemen en dan aan Mij gelooft. Maar zo’n geloof is waardeloos.
Nochtans spreek Ik de mensen aan, alleen dat Ik Mij bedien van een menselijke vorm waardoor Ik rechtstreeks spreek. Zo laat Ik echter ieder mens de vrijheid te geloven of niet dat dit aanspreken weerklinkt vanuit een hoogst volmaakt Wezen. Steeds is de vrije wil doorslaggevend en nooit mag het geloof door dwang worden bewerkstelligd.
Op deze manier, door mijn directe woord, kunnen aan de mensen de diepste wijsheden door Mij ontsloten worden. En toch zijn ook deze openbaringen niet in staat een mens te bewegen in Mij te geloven als hij dit niet wil. Anderzijds volstaan ze echter ook om mijzelf aan ’n mens te bewijzen. Ja, de mens kan door mijn woord een overtuigd geloof verwerven dat ook geen macht der hel hem kan afnemen. Want mijn woord is een aanstralen van liefde dat het mensenhart kan ontroeren, dat in hem een liefde kan opwekken die hem algehele verlichting schenkt. En dan zet liefde tot liefde aan, dan is er een licht in het hart ontstoken in welks schijn alle duisternis opgelost wordt – een licht, dat de duisternis geheel verdrijft, dat de mens een levend geloof schenkt dat onwankelbaar is en tegen iedere aanval standhoudt die van vijandelijke kant altijd weer komen zal.
En zo zal het steeds aan de mens zelf liggen of hij zich door mijn liefdestraal laat aanraken, want dit moet vrijwillig gebeuren, dat hij zich openstelt voor Mij. Hij zelf moet het willen met Mij, zijn God en Schepper in contact te komen. Hij moet geloven dat hij uit de hand van een volmaakt Wezen is voortgekomen en dat hij de verbinding met dit Wezen niet kan verbreken. Dan erkent hij mijzelf en dan pas zal hij Mij zoeken – en nu zal Ik Mij ook heel zeker door hem laten vinden.
Amen
BD.7666
5 augustus 1960
Woorden bij de aanstelling
En het zal jullie altijd tot zegen strekken, als mijn stroom van genade jullie aanraakt, want niets blijft zonder uitwerking, wat uit Mij stroomt, als het gewillig aangenomen wordt. En een gewillige aanname wordt gegarandeerd, wanneer jullie je tot Mij wenden in gebed, wanneer jullie begeren, door Mij gezegend te worden – wanneer jullie ernaar verlangen door Mij te worden aangesproken. En zo wil Ik, dat jullie ervaren, hoe Ik wil dat mijn woord begrepen wordt: Doe dit tot mijn gedachtenis. Want jullie hebben daaruit een handeling afgeleid, dat jullie letterlijk brood en wijn uitdelen en er nu van overtuigd zijn, Mij zelf in jullie op te nemen, wanneer jullie dit brood eten en deze wijn drinken.
De ware betekenis van mijn woorden echter hebben jullie niet begrepen. En toch is juist het tot zich nemen van brood en wijn uiterst belangrijk, waaronder Ik echter mijn woord en zijn kracht wil hebben begrepen. Jullie kunnen niet zalig worden, wanneer jullie niet mijn woord horen, het brood des levens, het manna, dat van de hemel komt.
Jullie moeten je door Mij laten aanspreken, die zelf het Woord ben, dat voor jullie mensen vlees is geworden.
Toen Ik over de aarde wandelde, deelde Ik het brood des levens uit met gulle hand. Ik sprak alle mensen toe, en gaf hun, die van goede wil waren, voedsel voor hun ziel.
Ik gaf hun brood en wijn, mijn woord, dat Ik met mijn kracht gezegend had.
Ik onderrichtte mijn discipelen en maakte hen tot de ware verkondigers van mijn woord, omdat zij mijn woord in de wereld moesten uitdragen. Want alle mensen hadden voedsel voor hun zielen nodig. Alle mensen moesten “mijn vlees eten en mijn bloed drinken”, aan alle mensen moest mijn woord gebracht worden, zoals het van Mij zelf was uitgegaan. Zij moesten de zuiverste waarheid ontvangen, die hun alleen de eeuwige Waarheid zelf geven kon. Maar mijn levenswandel op deze aarde duurde slechts korte tijd. En in deze tijd bereidde Ik mijn discipelen voor op het leraarschap.
En toen het uur van mijn afscheid nabij was, toen Ik met mijn volgelingen het avondmaal nuttigde voorafgaand aan mijn moeilijke gang naar Golgotha, toen gaf Ik hun de opdracht uit te gaan.
Ik wees hen op hun missie, de wereld in kennis te stellen van Mij, van mijn leer en ook van datgene, wat nog vóór Mij lag, en Ik sprak daarom de woorden: Ga heen in de wereld. Ik brak het brood en gaf het hun, evenals de beker met wijn. En mijn discipelen wisten, dat Ik het brood en de wijn als vlees en bloed aanduidde, dat Ik in vergelijkingen tot hen sprak, en ze begrepen Mij, dat Ik van hen verlangde, mijn woord onder de mensen te verspreiden, opdat ze Mij zouden gedenken en Mij voor altijd niet meer uit hun gedachten zouden laten gaan. Zij wisten, dat zij aan hun medemensen moesten uitdelen, precies zoals Ik zelf aan hen het brood en de wijn uitdeelde.
En zo stelde Ik dus mijn discipelen aan in hun ambt, waarvoor Ik hen opgeleid had.
Maar nimmer stelde Ik zo’n avondmaalsviering in, zoals jullie mensen het uit mijn woorden afgeleid hebben. Het was nooit mijn wil, dat jullie mensen een handeling verrichten en van daaruit op een uitwerking hopen, die echter andere voorwaarden vereist dan alleen het tot zich nemen van brood en wijn.
Begrijp het goed, het was de opdracht aan mijn discipelen, de wereld in te trekken en het evangelie te verbreiden.
Ze moesten de mensen mijn woord verkondigen, dat in werkelijkheid mijn vlees en mijn bloed is. Het is brood uit de hemel en is onvervangbaar en zal het blijven voor de mensen, die de verbintenis met Mij zoeken en deze dan ook gevonden hebben, wanneer Ik ze rechtstreeks kan aanspreken, wanneer mijn kracht direct bij hen kan binnenstromen en nu de vereniging plaatsvindt, die zin en doel van het leven op aarde is. Eerste vereiste is echter, dat de mens zich omvormt tot liefde.
Want hij kan Mij zelf – mijn woord, mijn vlees en mijn bloed – niet in zich opnemen, wanneer hem de liefde ontbreekt.
Ik zelf ben de Liefde, Ik kan Me alleen weer met de liefde verenigen. Het is dus onmogelijk, dat Ik mijn intrek neem in het hart van een mens die de uiterlijke handelingen verricht, die brood en wijn tot zich neemt, maar wiens hart verstoken is van elke vorm van liefde.
Want onder liefde versta Ik niet een gevoelsmatige opwinding, die op enig moment op Me afkomt, maar daaronder versta Ik een overwonnen eigenliefde, die zich uit in liefde tot de naaste en die Mij nu ook de liefde tot Mij bewijst. Dat is dan een ware vereniging met Mij, waarbij Ik hem nu kan aanspreken, waarbij hem mijn vlees en mijn bloed wordt aangeboden, de kracht van mijn woord. En dan zal de mens ook voortdurend Mij gedenken. Hij zal alles beginnen en beëindigen met Mij, hij zal voortdurend moeite doen naar mijn wil te leven, en hij zal de weg van de positieve ontwikkeling gaan. Hij zal het doel bereiken, het eeuwige leven en de zaligheid.
Amen
BD.7668
7 augustus 1960
“Het is volbracht”
Die zich voor uw zonden aan het kruis liet slaan, heeft waarlijk het werk volbracht en de mensheid verlost van zonde en dood. Want Ik zelf was in de mens Jezus, dus volbracht niet alleen een mens een werk dat alleen aards te waarderen was, maar Ik zelf ontfermde Me over de gehele mensheid en maakte haar schuld goed om nu weer de terugkeer naar mij mogelijk te maken, die voor iedere afzonderlijke mens een onmogelijkheid was geworden door het belast zijn met de oerschuld, met de schuld van de afval van weleer van Mij en de val in de diepte. Er moet steeds weer op worden gewezen dat Ik zelf het kruisoffer heb gebracht in een menselijk omhulsel. En het moet worden benadrukt dat de “Liefde” dit offer bracht, dat Ik zelf echter de Liefde ben van eeuwigheid. U mensen zult deze daad niet in zijn geheel kunnen doorgronden, maar u kunt er zeker van zijn dat het geen mensenwerk is geweest, ofschoon de mens Jezus Zijn leven gaf aan het kruis. Doch het gebeurde alleen opdat de mensheid er nota van nam en zich bewust werd van haar ontzaglijke schuld. Er werd een ongewone daad voltrokken om deze teniet te doen. Een eenmalige daad en dat zal het ook blijven. En de totale delging van de schuld heeft daarmee plaats gevonden, zodat het nu alleen nog maar aan de wil van de mens zelf ligt, dat hij vrij wordt van de zondenschuld die hem belast zolang hij het verlossingswerk van Jezus Christus niet erkent. En het werk van verlossing is volbracht voor alle tijden.
Het hoeft niet herhaald te worden. Het volstaat voor de verlossing van al het eens gevallen geestelijke, want Ik zelf ontfermde Me daarover. Ik zelf wilde omwille van mijn liefde de schuld schrappen. En Ik heb omwille van mijn rechtvaardigheid genoegdoening voor die schuld geschonken. De ontzaglijke mate van het lijden dat het menselijk lichaam van Jezus moest verduren, was voor Mij voldoende genoegdoening.
Maar de mens Jezus alleen zou deze mate niet hebben kunnen verdragen, wanneer de Liefde in Hem, Hem daartoe niet in staat zou hebben gesteld. En steeds weer benadruk Ik dat dit verlossingswerk eenmalig is en blijven zal, omdat het in zijn verlossende werking voldoende is voor alle eeuwigheid. Zolang er nog gevallen geestelijks zal zijn, zolang zal er ook van de goddelijke Verlosser Jezus melding worden gemaakt. En steeds weer zal de erkenning van Zijn verlossingswerk, de mensen van hun schuld van de afval van weleer van Mij bevrijden. En er zal waarlijk geen nieuw zoenoffer meer nodig zijn, omdat Ik dit zelf voor alle tijden heb gebracht.
Daar zult u mensen genoegen mee moeten nemen en niet uw aandacht vestigen op satanisch overgebrachte gebeurtenissen die niet met mijn verlossingswerk in overeenstemming kunnen worden gebracht. Want wordt ooit mijn verlossingswerk als onvoltooid bestempeld, wordt ooit de mensen een andere weg naar de gelukzaligheid gewezen dan alleen de weg naar het kruis, dan kan er nooit van het werkzaam zijn van de goddelijke Geest worden gesproken. Dan zijn er krachten aan het werk die uw verlossing trachten te verhinderen, die proberen u af te brengen van Mij die in Jezus Christus herkend en erkend wil worden.
En dan zult u op uw hoede moeten zijn, want mijn tegenstander verstaat de kunst zich aan u voor te stellen in het lichtgewaad van een engel en het zal u moeilijk vallen hem dan te ontmaskeren. Maar roep altijd alleen Jezus Christus aan die Zijn vijand en tegenstander heel goed herkent en vraag Hem om Zijn bescherming. Want Hij en Ik zijn één en wanneer u Mij vraagt om juiste gedachten en om bijstand in elke geestelijke nood, dan hoeft u zich geen zorgen meer te maken. Dan wordt u op juiste wegen geleid. Dan wordt de verlossing u duidelijk en ziet u helder en zeker welke weg u hebt te gaan en hoe en waar er gevaar voor u dreigt. Ik heb u verlost van alle zonde, want mijn kruisdood was de boete voor uw schuld. En deze boetedoening kan niet door mijn tegenstander worden afgezwakt, maar hij zal steeds weer proberen zó op u mensen in te werken, dat u geprikkeld wordt en begint te twijfelen aan Mij als uw Verlosser Jezus Christus.
Want in de eindtijd zullen vele valse christussen en valse profeten opstaan en proberen u op verkeerde wegen te brengen. En dan moet u sterk zijn in het geloof en weten dat u zich alleen aan Jezus Christus zult moeten vasthouden, omdat u dan Mij zelf zult erkennen en Mij nu ook als Vader zult aanroepen in elke nood en benauwenis van lichaam en ziel.
Amen
BD.7669
8 augustus 1960
De ziel gaat bewust de belichaming aan
U aanvaardt uw weg over de aarde, volkomen bewust van wat u te wachten staat, en u geeft vrijwillig uw toestemming. Maar de herinnering hieraan wordt u ontnomen, anders zou uw gang over de aarde onder een zekere dwang plaatsvinden, wat echter voor het rijpen van uw ziel niet bevorderlijk zou zijn. U moet daarom tijdens uw aardse leven niet klagen over de een of andere lotsbeschikking, want zij zijn alle slechts middelen, die u moeten helpen de zielen tot rijpheid te laten komen en die bij de juiste instelling ook tot volkomenheid leiden. Dus moet uw wil juist gericht zijn, en daaruit bestaat de aardse levensbeproeving, met welk doel u op aarde verblijft.
Wanneer u zich als mens belichaamt, dan lijken u alle hindernissen gemakkelijk te overwinnen. En u neemt ze graag op u, omdat u inziet dat dit de laatste belichaming in een gedaante is, dat u daarna in alle vrijheid zult kunnen leven, wanneer u de aardse levensweg hebt afgelegd. En het is u ook mogelijk door dit aardse leven vrij te worden uit de vorm wanneer u altijd Gods ondersteuning vraagt. Dan bewijst de ziel dat ze haar aardse levensdoel wil vervullen. Ze bewijst dat ze God erkent en ze verlangt ook naar Hem, anders zou ze Hem niet aanroepen om Zijn hulp.
En ook de zwaarste slagen van het noodlot zal de ziel nu kunnen overwinnen. Deze zal ze nooit alleen hoeven te dragen, maar ze zal veel geestelijke bijstand ervaren, zodat haar aardse leven ook altijd weer verlichting vertonen zal en ze steeds rijper uit iedere beproeving tevoorschijn komt. Doch zonder zulke beproevingen kan ze niet omhoog klimmen in haar ontwikkeling. Deze kennis wordt haar gegeven vóór haar belichaming als mens, en ze weigert ook niet de aardse levensweg aan te gaan. Zou haar deze herinnering gelaten blijven, dan zouden haar willen en handelen niet vrij zijn. Ze zou steeds onder dwang handelen en ook uit vrees voor het komende, zelfs als haar geen volledige duidelijkheid en kennis daarover geschonken werd.
Maar als mens moet u weten, dat u vrijwillig uw aardse lot op u genomen hebt, en dit weten moet u in zoverre geruststellen, dat u er altijd aan zult moeten denken, dat u het gehele vrij worden uit de gedaante mogelijk is, hoe ook uw aardse levensweg bepaald is. U moet weten, dat u altijd geestelijke ondersteuning mag ondervinden, dat God zelf wil dat u tot Hem terugkeert en dat Hij naar u verlangt en dus ook alles zal doen om u de terugkeer gemakkelijker te maken en dat u daarom ook niets hoeft te vrezen, wat voor lotsbeschikking u ook overkomt. Want met Zijn hulp zult u alles kunnen overwinnen. Met Zijn hulp lukt het u meester te worden over Zijn tegenstander, die u nog geboeid houdt. Want deze heeft geen macht meer over u, wanneer u naar God verlangt, die uw aller Vader is. Die in Jezus Christus de strijd heeft gevoerd tegen Zijn en uw vijand en die hem aldus ook overwonnen heeft. En bij Hem hoeft u alleen maar steeds om kracht te vragen. Hij zal u te allen tijde bijstaan, Hij zal u zelf van kracht voorzien als het erom gaat de levensweg met goed gevolg af te leggen, als het erom gaat alle moeilijkheden te boven komen, welke beproeving u ook is opgelegd, opdat u nog op aarde tot rijpheid komt, zodat u vrij wordt uit iedere gedaante en als vrij schepsel zult kunnen binnengaan in het geestelijke rijk.
Amen
BD.7672
12 augustus 1960
Verre verwijdering van God – Het einde
Dat de mensen zich zo ver van Mij hebben verwijderd is een duidelijk teken van de tijd, want ze halen daardoor zelf het einde naar zich toe omdat het leven op aarde niet meer aan zijn doel beantwoordt, dat de mensen de aaneensluiting met Mij zoeken en vinden. Alleen met dit doel is hun het bestaan op aarde gegeven: de laatste schrede te zetten om naar Mij terug te keren, de verwijdering ongedaan te maken die ze zelf eens tot stand hebben gebracht door hun afval van Mij.
In het leven op aarde wordt hun nu de laatste mogelijkheid gegeven hun ongelijk in te zien dat hen in een onmetelijk grote verwijdering van Mij terecht liet komen. Door mijn liefde en genade is deze verwijdering al zo verminderd door de gang door de werken van de schepping, dat zij nu vlak voor hun terugkeer naar Mij zijn aangekomen, maar deze moet in vrije wil plaatsvinden en daartoe werd het eens gevallene de korte tijd op aarde geschonken, die ook volop voldoende is om het laatste doel – de vereniging met Mij – te bereiken.
Maar de mensen denken niet aan het doel van hun leven op aarde. Ze bezien alles alleen maar met ogen die op de wereld zijn gericht. Ze verminderen hun verwijdering van Mij niet, maar vergroten die nog eerder omdat ze geen liefde in zich hebben en dit steeds grote afstand tot Mij betekent. En daarom is de tijd gekomen waarin de aarde niet meer als scholingsplaats van de geest dienst doet, waarin ze haar doel mist, waarin het onnodig is geworden dat de mens op aarde vertoeft, omdat hij zijn verblijf alleen maar verkeerd gebruikt en er veel meer voor zorgt dat de afstand tot Mij groter wordt. En dat betekent allergrootst gevaar voor de ziel van de mens dat ze weer opnieuw gekluisterd moet worden in de materie, dat ze weer eindeloos diep terugzinkt. En daarom staat u mensen een grote verandering te wachten opdat de aarde weer haar doel kan vervullen: de ziel tot rijpheid te brengen.
De mensen van de tegenwoordige tijd halen dus zelf het einde van de oude aarde naar zich toe, want Ik wil de ordening herstellen en de aarde weer tot een scholingsplaats van de geest laten worden, wat echter een oplossen en opnieuw vormen van de schepping vereist, waartoe ook de mensen zelf behoren die de zin en het doel van het aardse leven niet inzien en alleen maar een uitsluitend aards leven leiden, maar niet aan hun ziel denken. En wat Ik tevoren ook nog laat gebeuren, niets zal meer een verandering van de mensen teweeg brengen, op enkele uitzonderingen na die nog in het laatste uur de weg naar Mij zullen vinden en die Ik ook redden wil van de ondergang.
De mensen hebben geen geloof in Mij dat levend is en een dood geloof is niet in staat de zielen tot leven te wekken. Want de mensen leven zonder liefde. Ze letten niet op de nood van hun medemensen, ze voelen alleen een sterke eigenliefde en deze liefde drijft hen weer in de armen van de tegenstander en zo wordt de verwijdering van Mij steeds groter, omdat alleen de liefde de aaneensluiting met Mij tot stand brengt en omdat liefdeloosheid alleen maar de verwijdering van Mij bewijst. En daarom wordt de tijd steeds korter die u mensen nog van het einde scheidt, of u het gelooft of niet. Het is de wetmatige uitwerking van de liefdeloosheid der mensen, die juist alleen door een verandering tot liefde zou kunnen worden opgeheven, welke echter op deze aarde niet meer te verwachten is.
In het aardse leven gaat het alleen om het rijp worden van de ziel, maar geen mens is zich van deze aan hem gestelde opgave bewust, op de kleine schaar der mijnen na die echter de verandering van deze aarde niet kan tegenhouden maar de nieuwe aarde zal bewonen als stamouders van het nieuwe mensengeslacht. En een uitermate heerlijk lot wacht hen, dat voor de mensen waarlijk het voornaamste zou moeten zijn om naar te streven in deze laatste dagen, dat echter nooit wordt geloofd en dat geen mens gedwongen kan worden te geloven. Maar u zult steeds weer op de hoogte worden gebracht, want tot aan het einde zal Ik mijn stem laten weerklinken en alle mensen aansporen en waarschuwen. En tot aan het einde zal ieder mens nog gelegenheid hebben de verandering bij zichzelf te voltrekken: een ander doel na te streven dan alleen de aardse wereld. En gelukzalig is hij die de korte tijd nog benut, die zijn wezen tot liefde vormt, want hij zal het einde niet hoeven te vrezen omdat hij dan ook tot de mijnen behoort, die mijn sterke arm zal beschermen en redden.
Amen
BD.7673
14 augustus 1960
Waarschuwing voor het omgaan met de wereld van gene zijde
Dit is mijn wil, dat u zich tot Mij zult wenden in innig gebed, voor u zich met geestelijke wezens in verbinding stelt. Want van dit innige gebed tot Mij hangt het af, of de band met de geestenwereld zegenrijk voor u is. Het innige gebed tot Mij beschermt u tegen zulke wezens, die niet in staat zijn u voordeel te bieden, omdat ze zelf nog niet in het licht staan. Maar u weet het niet zelf, of de zielen van de gestorvenen, die u roept, al het lichtrijk zijn binnengegaan, want zelfs wanneer ze het u verzekeren, weet u niet of hun uitspraken geloofwaardig zijn. En daarom moet u met alle voorzichtigheid aan zulke betrekkingen met de geestelijke wereld beginnen, want u zult zelf al in een geestelijke sfeer moeten zijn, die al het kwade van u wegdringt, zodat het niet dichterbij u kan komen en u alleen door lichtwezens verzorgd en onderricht zult worden.
De omgang met de zielen van gestorvenen is altijd een groot gevaar, omdat u mensen niet weet in welke sfeer ze zich bevinden. Weliswaar wordt u een dergelijke omgang niet als zonde aangerekend, wanneer de liefde voor die zielen u ertoe aanzet, maar uzelf verkrijgt niets. U zult eerder kunnen verliezen, wanneer u daardoor zelf in duistere sferen terecht komt en onjuiste leringen of mededelingen zult ontvangen, die uw ziel niet tot heil strekken. En daarom waarschuw Ik u nadrukkelijk voor een dergelijke omgang met de geestelijke wereld, ter wille van uzelf. Wat u ook vanuit deze wereld verteld wordt, het zal nooit aan diepte en wijsheid mijn woord kunnen evenaren, dat mijn liefde aan u mensen overbrengt van boven en dat u door boden van het licht wordt toegevoerd, wanneer u zelf het niet rechtstreeks van Mij zult kunnen ontvangen.
Ik zelf wil uw Vriend en Leraar zijn, uw Broeder, met wie u te allen tijde van gedachten zult kunnen wisselen bij elke vraag, of ze aards of geestelijk van aard is. En Ik zal u altijd antwoord geven als u zulks verlangt. Ik zal u onderrichten, dat u naar Jezus Christus uw schreden zult moeten richten om gelukzalig te worden. En dus moet u zelf ook de zielen van de gestorvenen in kennis stellen van Hem en ze in gedachten wijzen op Hem, die uw aller Verlosser is van zonde en dood. Want ook deze zielen moeten eerst de weg naar Hem hebben gevonden, om in het lichtrijk te kunnen worden opgenomen. En u zult deze zielen geen grotere dienst van liefde kunnen bewijzen, dan hen in gedachten het evangelie te verkondigen, de goddelijke leer van de liefde, die Ik zelf in de mens Jezus op aarde heb gepredikt, om hen de weg te tonen, die weer naar Mij terugvoert in het vaderhuis. U zult deze zielen van de gestorvenen moeten willen helpen. U zult aan hen moeten geven, maar u niet door hen laten onderrichten, om het even op welke manier.
Van Mij uit is u het weten over de toekomst onthouden, dus moet u hun ook geen vragen van deze aard stellen. Maar geestelijk weten moet u steeds verlangen, doch dit kunnen ook die zielen niet geven. Maar wel zult u zich altijd tot Jezus Christus kunnen wenden, de goddelijke Leermeester. En Deze zal u liefdevol opheldering geven en Hij zal u steeds naar zich zelf roepen, dat u Hem zult vragen om vergeving van de zonde, dat u Hem zult navolgen, om door Hem zelf te worden binnengeleid in het rijk van licht en gelukzaligheid. Maar zonder Hem zult u niet gelukzalig kunnen worden, dat moet u ter harte nemen. En wanneer het nu uw wil is, in mijn wil te leven, dan zult u ook alles doen, wat Jezus op aarde heeft onderricht, wat Hij in Zijn geboden van de liefde tot God en de naaste tot uitdrukking bracht. U zult dan zelf in liefde leven en inzien waar licht is. U zult dan ook in staat zijn, de waarde van geestelijke overdracht te onderkennen en u zult er naar streven, alleen met die geestelijke wereld in contact te komen, die vol van licht is en u nu ook heldere onderrichtingen kan overbrengen. Want steeds bent u het zelf, die de graad van het licht bepaalt, waarin u zich bevindt. Maar laat u dat gezegd zijn, dat de omgang met een geestenwereld gevaarlijk is, waarvan u niet weet in welke graad van rijpheid de zielen, die u raadpleegt, zich bevinden. Laat het u steeds gezegd zijn, dat u aan die zielen moet geven, want zij allen zullen uw voorspraak nodig hebben om omhoog te klimmen, die u dus in liefde die zielen zult moeten schenken tot hun en ook tot uw zielenheil. En dan zal u worden toegemeten, zoals u zelf uitmeet.
Amen
BD.7678
20 augustus 1960
Aansporing om deemoedig te zijn
Zie uw zwakheden in en tracht er tegen te vechten, doordat u zich deemoedig aan Mij onderwerpt en vraagt om mijn genade, om hulp in geestelijke nood. Want bij de geringste zal Ik dichtbij zijn, wanneer hij, als een van de minsten, de medemens dienstbaar is en hem helpt het heil van zijn ziel te verkrijgen. De groten zullen niet steeds de uitverkorenen zijn, integendeel waarborgt alleen ware deemoed de mens zijn roeping en daarom zijn er ook slechts weinig mensen uitverkoren, ofschoon vele daartoe geroepen zijn, d.w.z; dat veel mensen maar tot de ware deemoed hoefden door te dringen om dan ook door Mij te worden uitverkoren.
Maar de mensen hebben allen nog te veel geldingsdrang, ze willen uit de menigte van hun medemensen naar voren treden, ze willen dat er aandacht aan hen wordt geschonken en dus als het ware opvallen, en dit doet al afbreuk aan de ware deemoed, die het ontvangen van mateloze genaden tot gevolg heeft. Maar Ik laat ieder mens zijn wil, alleen zult u moeten leren inzien wat gunstig is voor u of wat uit den boze is. Zolang het de mens voorkomt dat hij klein en onwaardig is, spreekt hij met Mij in geest en in waarheid, als hij door het gebed verbinding met Mij zoekt. En dan kan mijn geest ook in hem binnenstromen, dan kan Ik hem zonder beperking met genaden bedenken. Maar krijgt de mens aandacht van de kant van de medemensen wegens zijn gave mijn stem in zich te vernemen, dan kan zijn deemoed makkelijk veranderen en zwichten voor zelfingenomenheid, die steeds een gevaar is voor de mens.
En daarom zult u steeds uzelf moeten onderzoeken, wat u ertoe aanzet u te uiten tegenover de medemensen, u moet weten dat elke zelfingenomen gedachte aan mijn tegenstander een opening om binnen te komen kan verschaffen en dat u dan Mij zelf verhindert in u te vertoeven en u aan te spreken. En u moet kritisch zijn tegenover uzelf, wanneer u Mij in waarheid zult willen dienen. Want waar u ook bent, altijd zult u in “het stille kamertje” tot Mij moeten bidden en Mij om mijn geest vragen. En kunt u zich in uw kamertje (uw hart) terugtrekken wanneer u midden in de wereld staat? Wanneer u door mensen bent omringd die niet allen gelijk gezind zijn en vaak slechts sensaties verwachten? U moet geen moment vergeten dat Ik de stem van een klein kind verneem, dat zich in gedachten naar Mij keert en hem ook antwoord geef, dat Ik me echter stil houd, wanneer een onzuiver gevoel de zelfingenomenheid van een mens laat zien die wel ook tot Mij bidt, maar niet in geest en in waarheid.
Reinigt u eerst van dit gevoel en u zult klein en deemoedig voor Mij verschijnen en niet de aandacht van uw medemensen op u trachten te vestigen. En zo zult u kunnen geloven dat Ik wel onder u ben wanneer er twee of drie in mijn naam bijeen zijn, maar dat u geen zekerheid hebt dat Ik bij u aanwezig ben waar zelfingenomenheid, hoogmoed of geestelijke verwaandheid Mij mijn aanwezig zijn weren, en nu voor de tegenstander de deuren wijd zijn opengezet, die zich wel ook in het lichtgewaad van een engel zal presenteren, maar u niet woorden van waarheid en leven schenkt. De deemoed van het hart is het beste teken om te onderzoeken, want de deemoedige schenk Ik mijn genade. En u allen zult uzelf moeten onderzoeken of u zich tot ware deemoed hebt gevormd wanneer u Mij vraagt om mijn woord. Dan zult u ook zeker kunnen zijn van mijn werkzaam zijn, dan zult u door Mij worden aangesproken en volgens uw vragen kracht en licht ontvangen.
Amen
BD.7679
21 augustus 1960
Onderrichting door God vereist de band met Hem
In uw hart zal de vrede terugkeren wanneer u maar innig met Mij verbonden blijft en Mij steeds uw Leidsman en Begeleider zult laten zijn op uw levensweg op aarde. En dan zal deze weg ook altijd helder verlicht zijn. U zult geen duisternis meer hoeven te vrezen, want mijn liefde licht u bij en geeft u duidelijkheid en inzicht. En dan zullen u ook vele vragen worden beantwoord, dat wil zeggen: u zult in uzelf het antwoord vinden en het ook als waarheid inzien.
Weet daarom dat steeds eerst de band met Mij tot stand moet worden gebracht, wilt u de blindheid van geest verdrijven, wilt u kennis verkrijgen van uw verhouding tot Mij en uw taak op aarde. Weet dat alle problemen voor u worden opgelost wanneer u dit begeert en u zich tot Mij zelf wendt, dat Ik u licht zal schenken. Maar Ik kan u steeds alleen onderrichten overeenkomstig uw vermogen om op te nemen. En u moet zelf ijverig trachten dit te laten toenemen, omdat er dan voor u niets meer geheim hoeft te blijven. Omdat Ik u dan in de diepste wijsheid kan inleiden. En dit zal gebeuren door mijn geest, die met het geestvonkje in u is en blijft verbonden en door uw wil tot werkzaamheid wordt gewekt.
Brengt u nu de band met Mij tot stand, dan is uw wil in de juiste richting actief geworden. En dan is ook de geestvonk in u tot leven gewekt, die zich nu in u uit en u duidelijk zal onderrichten. Daaruit zult u nu kunnen opmaken dat u het zelf bent die Mij aanleiding geeft om te spreken, dat de wil om Mij te horen ook Mij zelf ertoe aanzet Me te uiten. En u hoeft er dan ook niet aan te twijfelen dat een mens mijn stem in zich verneemt. Maar Ik kan me altijd alleen uiten zoals de mens het zelf toelaat, dat wil zeggen: wat hij van Mij wenst te horen. Alleen wanneer hij volkomen stil is en alleen luistert wat Ik hem te zeggen heb, kan Ik hem een geestelijke leer overbrengen die boven zijn weten uitgaat. En dan pas kan hij zeggen, door Mij onderricht te zijn. Want dan wordt in hem een weten ontsloten dat hij tevoren nog niet bezat, dat hij niet door studie heeft verkregen en dat alleen mijn geest aan hem kan overbrengen.
Maar meestal hebben de mensen al een zekere graad van weten, die ze door lezen of door onderrichtingen van buitenaf hebben verkregen. En dan zijn ze niet in staat zich volledig vrij te maken en dan kan Ik alleen uitdelen overeenkomstig hun instelling. De wens om Mij te horen garandeert ook mijn toespreken, maar steeds alleen onder de voorwaarde dat de mens een zekere graad van rijpheid van zijn ziel heeft bereikt. En deze graad van rijpheid zal ook weer de innigheid van de band met Mij bepalen en de graad van overgave aan Mij, wanneer het kind Mij wenst te horen.
En in overeenstemming daarmee zullen ook de geestelijke resultaten zijn. Want wanneer de Vader zich uit tegenover Zijn kind, dan geeft Hij hem waarlijk dat wat voor het kind het meest bevorderlijk is. En dat kan alleen Ik zelf bepalen in mijn wijsheid en liefde, want Ik wil zielen winnen, maar niet verliezen aan mijn tegenstander. Ik wil de ontwikkeling van de zielen bevorderen. Ik wil dat het licht in hen zal worden en dat hun wijsheid zal toenemen, opdat ze kunnen onderrichten in de laatste tijd voor het einde. Opdat ze als mijn laatste discipelen uitgaan in de hele wereld om alle mensen het evangelie te verkondigen.
Amen
BD.7680
22 augustus 1960
De gelukzaligheid van de terugkeer
U zij dat ene gezegd, dat er voor Mij geen grotere gelukzaligheid is dan u, mijn schepselen, rijp te zien worden tot kinderen die hun Vader herkennen en met Hem verenigd wensen te zijn. Deze gelukzaligheid is onbegrijpelijk voor u, want u zult niet kunnen beseffen hoe groot mijn liefde was toen Ik u heb geschapen en hoe deze liefde eeuwig niet zal afnemen, tot ze de uiteindelijke aaneensluiting met u heeft weergevonden, dat wil zeggen tot u zelf uit vrije aandrang weer naar Mij bent teruggekeerd.
Liefde is mijn oorspronkelijke substantie. Liefde is de kracht die alles liet ontstaan. Liefde is het, die uw aller bestaan verzekert en eindeloze liefde is het die u gelukzalig wil stemmen tot in alle eeuwigheid. Uit de Liefde bent u dus voortgekomen als volmaakte schepselen, daar alles wat Ik schiep alleen volmaakt kon zijn. En nochtans was u geschapen wezens die niet anders dan volmaakt konden zijn toen ze uit mijn hand voortkwamen.
Maar deze graad van volmaaktheid was voor Mij niet voldoende. Ik wilde kinderen naast Mij hebben die in vrije wil deze volmaaktheid nastreefden, maar dan ook evengoed zich tot onvolmaaktheid konden vormen wanneer dat hun wil was. En tot deze onvolmaaktheid hebben talloze wezens zich misvormd die zich door hun wil van Mij verwijderden en alle goddelijke eigenschappen veranderden in het tegenovergestelde.
Dit was niet mijn wil, echter mijn toelating, omdat Ik wist dat de omvorming terug tot volmaaktheid van de kant van deze wezens mogelijk was en dat deze omvorming terug ook eens voltrokken zal zijn, al is het ook na eindeloos lange tijd.
Maar de wezens die dit omvormingswerk terug tot stand brengen, zijn dat wat Ik zelf met mijn macht niet kon scheppen: echte kinderen van hun Vader, die dus volmaakt werden zoals hun Vader in de hemel volmaakt is, die in vrije wil weer op Mij aansturen en Mij buitengewoon gelukkig stemmen wanneer Ik ze als mijn echte kinderen aan het hart kan trekken, wanneer ze met Mij samengesmolten zijn en blijven zullen tot in alle eeuwigheid.
Het is voor Mij een buitengewoon gelukkig makende toestand, deze kinderen van Mij stap voor stap te zien afleggen met het doel van de vereniging met Mij. En al vereist deze terugkeer naar Mij ook eeuwige tijden, Ik weet dat die eens voltooid zal zijn, dat geen wezen ver van Mij af zal blijven. Ik weet dat het werk dat is begonnen met de daad van de afval van de wezens, heel zeker verder gaat, hoewel de vrije wil het wezen soms laat terugvallen, ofschoon vaak eeuwigheden vergaan tot deze vrije wil geheel verandert en naar Mij verlangt.
Maar mijn liefde om het wezen uit de diepte omhoog te helpen, neemt niet af. Mijn liefde komt het schepsel steeds weer tegemoet en mijn vurig verlangen naar vereniging neemt voortdurend toe. En het zal ook eens vervulling vinden, zoals ook het schepsel zelf vurig verlangen zal naar Mij en de vereniging nastreeft. Dan echter zal het wezen eeuwig gelukzalig zijn.
En daarom betekent het voor Mij niet zoveel wanneer deze vereniging zal plaatsvinden, omdat voor Mij duizend jaren zijn als een dag, maar dat ze eens zal plaatsvinden, dat weet Ik en alleen ter wille van mijn schepselen probeer Ik de tijd van de terugkeer naar Mij te verkorten, loop er echter niet op vooruit wanneer de wil van het wezen nog tegen Mij is gericht.
Maar wanneer mijn kinderen eenmaal de gelukzaligheid zullen ervaren die onze vereniging met zich meebrengt, dan zullen ze het niet kunnen begrijpen, Mij zolang weerstand te hebben geboden, want ook hun liefde voor Mij zal in volle sterkte ontbranden en nooit zal het wezen zich meer van Mij willen losmaken.
En dan pas zal het de wezens begrijpelijk zijn, wat liefde is. Dan zullen ze weten dat niets verloren kan gaan wat uit Mij ontstond en dat ook alles in hoogste volmaaktheid moet staan om voortdurend met Mij verenigd te zijn, om mijn nabijheid te kunnen verdragen om met Mij en naast Mij te kunnen scheppen en te vormen, zoals het mijn plan is van eeuwigheid. De Schepper zal gelukzalig zijn met Zijn schepsel, de Vader zal onmetelijk gelukzalig zijn met Zijn kind.
Amen
BD.7681
24 augustus 1960
“Ik blijf bij u tot aan het einde van de wereld”
Ik wil u mijn Trooster zenden, de geest der waarheid. U allen hebt het vermogen in u de stem van mijn geest te vernemen, want een deeltje van Mij zelf, een geestvonk van mijn goddelijke geest, die liefde is, ligt in u en zal zich ook steeds met Mij kunnen verbinden. Mijn woord zal door hem in u binnenstralen, want deze geestvonk is een uitstraling van mijzelf die u doeltreffend raakt als u daarop voorbereid bent. Zolang u zich afzijdig houdt van Mij, houdt ook deze geestvonk zich in u stil. Verbindt u zich met Mij, dan staat ook de geestvonk in contact met Mij en hij kan u alles overbrengen wat nu van Mij aan licht en kracht uitgaat. Hij kan u de zuivere waarheid uit Mij doen toekomen, en u kunt door het ontvangen van deze waarheid toenemen in inzicht, dus vanuit het donker van de nacht het licht van de dag binnentreden.
Ikzelf heb u dit beloofd toen Ik op aarde leefde, dat Ik u niet meer alleen zou laten, dat Ik altijd bij u zal blijven tot aan het einde van de wereld. Ik wees u op “het werkzaam zijn van mijn geest” in u, die u vertrouwd zal maken met de waarheid. Want tevoren was de ziel nog met de oerschuld belast, die het onmogelijk maakte dat de verbinding van de mens met Mij zo innig was dat hij mijn stem in zich vernam.
Want eerst moest de verlossing hebben plaatsgevonden door Jezus Christus, die de grote scheiding van Mij ophief. De mens moest Mij heel bewust erkennen in Jezus Christus. Hij moest dus vanuit zijn wil de weg van de terugkeer aanvaard hebben, die hem dan ook weer de aanstraling van mijn liefdeskracht opleverde en hem verzekerde van het weerklinken van mijn woord in zichzelf, als dit zijn wil was, als hij zich bewust openstelde en nu de geestvonk in zich aanleiding gaf zich te verbinden met de Vadergeest van eeuwigheid.
Daartoe behoort slechts de ernstige wil, in mijn wil binnen te gaan. Daartoe is het erkennen van mijzelf nodig, aan wie het wezen eens zijn erkenning ontzegd had. En daar is een leven in liefde voor nodig opdat mijn geest zich nu uiten kan, zoals Ik het beloofd heb. Lichamelijk kon Ik niet bij u mensen blijven, maar Ik gaf u de troost mijn geest te zenden en dus altijd “bij u te blijven tot aan het einde van de wereld”. En deze belofte moet u ernstig nemen. U kunt zich altijd van mijn tegenwoordigheid bewust zijn en blijven. U hoeft het alleen maar zelf te willen dat Ik bij u tegenwoordig ben. U hoeft slechts in gedachten de verbinding met Mij tot stand te brengen, in de geest of in het werkzaam zijn in liefde.
Dan zult u Mij ook voortdurend kunnen vernemen. Want Ik zelf ben in u en de geestvonk verliest nimmer de verbinding met de Vadergeest van eeuwigheid. Hij kan zich alleen niet uiten, wanneer de mens zelf zich niet openstelt uit vrije wil. Wanneer hij zelf niet luistert om te horen wat de geest uit Mij door de geestvonk aan hem overbrengt.
En zodoende ligt het steeds alleen aan de mens zelf, dat hij de vonk in zich doet ontbranden, dat hij hem de mogelijkheid geeft zich te openbaren, dat hij Mij zelf vraagt dat Ik bij hem mag zijn, hem onderricht en bekend maak met de waarheid volgens mijn belofte.
En Ik zal hem waarlijk als een Trooster terzijde staan. Ik zal hem binnenleiden in de waarheid, Ik zal mijzelf aan hem bewijzen door mijn aanspreken. Ik zal bij hem zijn en blijven tot aan het einde.
Amen
BD.7687
1 september 1960
Het einde en de wegneming – Het paradijs op de nieuwe aarde
Een zalig lot zal u deelachtig worden in het paradijs op de nieuwe aarde, wanneer u stand zult houden in de laatste geloofsstrijd, en Mij getrouw zult blijven tot het einde. Het zal weliswaar voor u nog een zware tijd zijn, maar u zult ze kunnen doorstaan omdat u door mijn kracht wordt gesterkt. U wordt zo duidelijk door Mij met mijn liefde gesterkt dat u geduldig al het moeilijke op u neemt en Mij en mijn naam belijdt voor de wereld. En door uw sterk geloof zullen nog enkele van uw medemensen die nog zwak zijn van geloof, troost en sterkte ontvangen. En dan zullen zij ook mijn macht en sterkte kunnen ervaren, als zij levendig in Mij geloven.
U mag echter niet ter wille van het loon bij Mij blijven, maar uw liefde tot Mij moet u er toe bewegen aan alle aanvallen van de tegenstander weerstand te bieden. En die liefde zult u ook bezitten ten aanzien van de hulp die Ik u zelf geef door mijn liefde. U zult in vurige liefde tot Mij ontbranden en niets kan u doen ontstellen, niets kan u meer van Mij scheiden. Want Ik ben en wil de Vader blijven van u allen, die Zijn kinderen wil plaatsen in het paradijs op de nieuwe aarde, en u daarom ook wil bijstaan tot het einde.
“Ik zal de dagen verkorten ter wille van de mijnen”, deze belofte moet uw troost zijn als u de chaos ziet om u heen. Als u aan de vervolgingen bent blootgesteld die van mijn tegenstander uitgaan, en die een ieder zal treffen die in Mij gelooft. Laat u echter niet misleiden door beloften van hen die Mij niet willen accepteren. Laat u zich niet op een dwaalspoor brengen door hun schijnbaar luxueus leven en verlang er niet naar, want de tijd dat mijn tegenstander en zijn aanhang er zich in kan verheugen is maar kort.
Alles zal vergaan op de dag van het gericht, en alleen u zult die dag overleven en mogen ingaan in het rijk van vrede, als Ik u zal wegnemen voor hun ogen. En opdat u sterk blijft in weerstand en Mij getrouw blijft tot het einde, daarom zal Ik u sterkte geven in elke nood naar lichaam en ziel.
En Ik zal ook zichtbaar tot u komen, waar de sterkte van uw geloof en uw liefde dat toelaat. Ik zal u voorzien van troost en kracht opdat u zult kunnen weerstaan, en opdat u die korte tijd kunt doorleven zonder de minste schade te lijden naar lichaam en ziel. Want mijn macht is waarlijk groot genoeg om u te behoeden in iedere nood en elk gevaar. Maar reken dan elke dag op mijn komen, wanneer u heel erg verdrukt wordt ter wille van uw geloof. Weet dan dat de dag van het gericht niet ver meer af is, en volhard dan in liefde en geduld. Want Ik heb u mijn hulp beloofd en Ik zal u ook redden uit elke nood.
Hoe dicht u voor het einde staat weet u niet, en de dag en het uur zal voor u verborgen blijven. Maar sla acht op de tekenen van de tijd die u het einde verkondigen, want daaraan kunt u herkennen dat u leeft in het twaalfde uur en dat de tijd snel voorbij vliegt. En daarom moet u deze tijd goed benutten naar uw beste vermogen. U moet steeds met Mij in verbinding blijven opdat u bij voortduring kracht ontvangt, opdat u toeneemt in geloofssterkte en in liefde tot Mij.
Ik behoed u waarlijk voor de ondergang als u slechts de wil heeft tot Mij te behoren. Dan zal Ik u ook de kracht geven om stand te kunnen houden tot het einde. Of, als u te zwak bent zal Ik u van tevoren al oproepen, opdat u niet in uw zwakheid mijn tegenstander ten offer valt. In geen geval laat Ik u verloren gaan, want zodra u zich tot Mij keert laat Ik u niet meer over aan mijn tegenstander, maar omvat u en neem u tot Mij.
Maar zalig genoemd kan hij worden die de tijd tot het einde zal beleven. Die Mij getrouw blijft en Mij belijdt voor de wereld. Hem zal Ik verplaatsen naar de nieuwe aarde als de dag van het gericht is gekomen. Hij zal bevrijd zijn van iedere ellende en elke pijn, en zal leven in vrede en zaligheid. Want Ik zelf zal onder de mijnen vertoeven op de nieuwe aarde, zoals Ik het steeds weer heb beloofd.
Amen
BD.7688
2 september 1960
Verlossing alleen door Jezus Christus
Dat zij u gezegd: dat u de gelukzaligheid niet zult kunnen binnengaan zolang u met uw oerschuld belast bent. U mensen op aarde leeft meestal nog onder deze last, want velen van u staan nog ver af van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk, Die hen alleen van deze last kan bevrijden. En zo leeft u wel uw leven op aarde, misschien ook in schijnbare rechtvaardigheid. U meent een goed leven te leiden, u doet niet bewust iets slechts, maar u bent nog niet vrij van uw oerzonde en hebt u bijgevolg nog niet laten verlossen door Hem. En wanneer u in deze niet verloste toestand uit het aardse leven heengaat, zijn de poorten naar de gelukzaligheid voor u gesloten. U zult het lichtrijk nog niet kunnen betreden, omdat u de last van de zonde nog draagt, die u alleen door Jezus Christus kan worden vergeven, omdat Hij voor u aan het kruis is gestorven om deze zondenschuld teniet te doen, omdat Hij echter ook uw vrije wil eist om van die schuld vrij te worden, daar anders het verlossingswerk voor u tevergeefs werd aangeboden.
In de laatste tijd voor het einde is er nog slechts weinig geloof te vinden in Hem, de goddelijke Verlosser. De mensen willen allen verlicht zijn. Ze willen al die geloofsleren niet laten gelden, ze leven meestal zonder een juist weten, of ze wijzen dat af wat hun traditiegetrouw werd doorgegeven aan geloofsleren. En toch moeten ze in Hem geloven. Ze moeten Jezus Christus erkennen als de Zoon van God en Verlosser van de wereld. Ze moeten het geloven dat God zelf zich in de mens Jezus heeft belichaamd om voor de zonden van de gehele mensheid het verlossingswerk te volbrengen, om de weg van het bitterste lijden en de bitterste pijnen te gaan naar het kruis, die dan met Zijn dood aan het kruis eindigde. En ze moeten, wanneer ze niet kunnen geloven, de waarheid daarover te weten trachten te komen. Ze moeten de waarheid willen aannemen wanneer die hun wordt overgebracht, want ze kunnen niet zalig worden zonder Jezus Christus. En alles wat gedaan wordt om de mensen dit weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk te doen toekomen, zal gezegend zijn. Want het einde is nabij en alleen de verlossing door Jezus Christus kan de verschrikking van het einde opheffen.
De verlossing door Jezus Christus brengt de mensen weer samen met God, van Wie ze zich eens vrijwillig afscheidden. De verlossing door Jezus Christus redt de mensen van de afgrond, ze behoedt hen voor het verschrikkelijke lot van de hernieuwde kluistering. De verlossing door Jezus Christus opent voor de zielen de poort naar het eeuwige leven. Daarom moet Hij nog bekend worden gemaakt over de hele wereld. Hij moet levend worden in de harten van de mensen, die meestal alles slechts als een legende beschouwen en er ongevoelig voor blijven wat de mens Jezus voor Zijn medemensen heeft gedaan om hun hulp te brengen in geestelijke nood. De mensen moeten de waarheid te weten komen, wat de hoedanigheid van het verlossingswerk is. Ze moeten worden geïnformeerd over de geestelijke motivatie van het verlossingswerk, over de samenhang, over de oerschuld en het doel van het aardse leven van de mens. Alleen de waarheid kan teweegbrengen dat de mens tot een levend geloof komt in Hem en de medemensen moet daarom de waarheid worden gebracht waar dit maar mogelijk is. Want de tijd tot aan het einde is nog maar kort en alles moet daarom nog worden gedaan om de mensen te behoeden voor de afgrond, voor het lot van een hernieuwde kluistering in de scheppingen van de nieuwe aarde.
Amen
BD.7690
3 september 1960
Bestemd voor vormchristenen
Er is voor u mensen maar één mogelijkheid om de voltooiing van uw ziel op aarde te bereiken: u moet in liefde leven. Steeds weer zeg Ik u, dat u alleen door de liefde zalig kunt worden. Steeds weer moet Ik u mijn geboden van liefde als het meest noodzakelijke voorhouden, omdat er geen vervanging is voor een leven in liefde, omdat niets u kan helpen zalig te worden als u mijn geboden van liefde niet vervult.
Daarom kunt u doen wat u wilt. U kunt overijverig geboden nakomen die u door mensen gegeven zijn. U kunt alle regels in acht nemen die u als nodig worden voorgehouden. Maar u zult geen stap verder komen in uw geestelijke ontwikkeling, zolang u de liefde buiten beschouwing laat. Overweeg daarom goed als u iets onderneemt of u door de liefde in u daartoe wordt gedreven, of dat u alleen geboden nakomt die u van menselijke zijde gegeven werden en die op geen enkele manier iets met liefdewerk te maken hebben.
Steeds moet u er over nadenken wat de aanleiding is van uw denken en handelen en niets moet u als belangrijk aanvaarden, waar de liefde aan ontbreekt. Juist de mensen, die zich confessioneel gebonden voelen, zijn lauw in het vervullen van mijn geboden van liefde.
Zij richten hun aandacht alleen op traditionele gebruiken. Zij vervullen “plichten” die hun als belangrijk voorgesteld worden, maar daardoor vergroten ze in geen geval de rijpheid van hun ziel. En ze zouden toch moeten weten dat ze alleen op de aarde vertoeven, opdat hun zielen tot rijpheid komen. Steeds weer leg Ik er de nadruk op, dat daar beslist een leven in liefde voor nodig is, dat niets het onbaatzuchtige werken in liefde vervangen kan. En al zijn ze nog zo ijverig in het vervullen van door mensen uitgevaardigde geboden, ze zullen niet het geringste succes voor hun zielen kunnen boeken.
Daarom is alles waardeloos wat u mensen verricht als de liefde daarbij niet bepalend is. En als u zegt: “Alles ter ere Gods”, hoe kunt u Mij eren als u Mij niet liefhebt? En hoe kunt u Mij liefhebben als u geen acht slaat op de nood van uw naaste, die toch uw broeder is? Hoe kunt u God liefhebben als de barmhartige naastenliefde u ontbreekt, die het enige bewijs is dat u Mij liefhebt? U leeft verkeerd als u zich gebonden voelt aan confessionele gebruiken en zeden, aan ceremonies en plichtsvervullingen. U verspilt levenskracht, die u door Mij geschonken is opdat u op aarde geestelijke kracht verwerft, en deze kan alleen door werken in liefde verworven worden.
Mensen, neem het aardse leven serieus. Leef niet onverschillig zo verder, dat u er niet eenmaal over nadenkt of uw God en Vader wel genoegen kan nemen met wat u alleen aan uiterlijkheden volbrengt.
Denk er over na, wat Ik zelf van u zou verlangen als Ik weer als mens onder u zou vertoeven, als Ik weer als mens over uw aarde zou gaan.
Gelooft u dat Ik er vreugde aan zou beleven als u mensen vanuit een dood geloof leeft? Dat u alleen mechanisch dingen doet die in mijn ogen nooit waarde kunnen hebben? Hoe stelt u mensen zich uw God en Vader voor? Hoe kunt u mensen met mijn wijsheid verenigen wat u hebt opgebouwd, wat u zich voorstelt als kerk van Christus? Hoe zou Ik welgevallen kunnen hebben aan zeden en gebruiken, aan handelingen die u worden voorgesteld als “Mijn wil”? Ik kan en zal Mij alleen verheugen over hen die werken van liefde verrichten.
Ik zal steeds alleen dat waarderen waarvan liefde de beweegreden is, en de zielen zullen alleen dan tot rijpheid kunnen komen, als de mens zich omvormt tot liefde. Als hij de eigenliefde bestrijdt en zich wijdt aan onbaatzuchtige naastenliefde.
Want het is de liefde die u ontbreekt en die u zich weer eigen moet maken zolang u op aarde bent.
U moet een leven in liefde leiden, anders is uw aardse leven tevergeefs en bereikt u nooit uw doel.
Amen
BD.7693
6 september 1960
Verrijzenis en vergeestelijking van Jezus
U zult gerust als waarheid kunnen aannemen, dat mijn lichaam zich tegelijk met mijn ziel heeft vergeestelijkt. Dat Ik kon opstaan uit de dood, omdat er niets materieels meer in het graf achterbleef dat de gang van zijn ontwikkeling nog verder zou hebben moeten gaan.
Ik was in het aardse bestaan ook over mijn lichaam Heer geworden. Ik had alle substanties vergeestelijkt, dat wil zeggen: ze als mens Jezus op mijn Vader gericht. Er was niets meer aan het lichaam wat zich verzette tegen de Vader in Mij. En Ik heb de kwellingen aan het kruis niet om mijnentwil – ter wille van de vergeestelijking van mijn lichaam – ondergaan, maar hiermee alleen de zonden van de mensheid teniet gedaan.
Maar mijn lichaam was toch nog menselijk ingesteld, zodat het de grote pijnen gevoeld en gedragen heeft. Maar toen Ik met mijn dood aan het kruis het verlossingswerk voor de mensheid voltooide, wilde Ik u nog het bewijs leveren van mijn vergeestelijking die mijn opstanding uit de dood tot gevolg had. Lichaam en ziel konden dus verrijzen, omdat ze het werk van de vergeestelijking hadden volbracht. En niets was in staat dit geestelijke nu vast te houden in het graf, want de geest doordringt alles, zelfs de hardste materie.
Deze vergeestelijking van het lichaam was wel mogelijk voor Mij, omdat Ik helemaal vervuld was van de liefde en omdat de liefde elke onreine substantie oplost. Omdat daar, waar liefde is, zich niets onrijps meer staande kan houden. Omdat de liefde een samensmelten met de eeuwige Liefde garandeert. Omdat ze alles verteert en alleen het zuiver geestelijke achterblijft, dat zich nu aaneen kan sluiten met de Oergeest van eeuwigheid. Ik leefde in deze liefde. En als u mensen u eveneens tot liefde vormt, zult u eveneens uw lichaam kunnen vergeestelijken. U zult alle materiële substanties in de juiste ordening brengen en al het daarin gebonden geestelijke zal zich op Mij, de eeuwige Liefde, richten en elke weerstand opgeven, die eens zijn substanties verhardde en de reden van de verbanning in de materie is geweest.
Maar deze vergeestelijking van het lichaam zal maar weinig mensen nog op aarde lukken, doch het is mogelijk. En dan zal ook het lichaam kunnen opstaan, tegelijk met de ziel. Alleen zal dit voor u mensen niet vaak zichtbaar zijn, omdat het voor het zielenheil niet nodig is dat u ongewone dingen meemaakt die voor de mensen in het algemeen niet begrijpelijk zijn.
Maar dat Ik zelf ben opgestaan uit de dood, dat ook mijn lichaam aan het graf ontsteeg, zult u kunnen geloven. Want mijn leven als mens was waarlijk zodanig dat de vergeestelijking van het lichaam kon plaatsvinden, dat er niets meer hoefde achter te blijven om een verdere ontwikkelingsfase door te maken. Ik had de aaneensluiting gevonden met de Vader van eeuwigheid. Ik was volledig van Hem doordrongen. Ik stond niet meer buiten Zijn wezen, Ik was met Hem versmolten tot in alle eeuwigheid.
Maar voor u is het wezen van God niet begrijpelijk te maken, want Hij is een Geest die alles vervult en alles doordringt. Hij kan niet als persoon worden aangeduid. Hij is ook niet zichtbaar. Hij, die in Mij was gedurende de tijd van mijn aards bestaan als mens, is kracht en licht in zo’n mate dat alles zou verteren wanneer het zich niet tot een hoge graad van liefde zou hebben gevormd. En daarom kon Ik volledig worden doorstraald door dit licht en deze kracht, zonder te vergaan. Maar ook mijn vergeestelijkt lichaam behield zijn gedaante, ondanks de volheid van de goddelijke Geest, zodat Ik dus zichtbaar bleef voor de wezens die in een hoge graad van rijpheid Mij zelf tegemoet treden.
De grote Geest van eeuwigheid die het heelal vervulde, had zich gemanifesteerd in een menselijke gedaante. Ik werd zichtbaar voor mijn geschapen wezens in Jezus Christus, want Ik zelf ben ook een Wezen – wat voor u mensen pas begrijpelijk zal zijn wanneer u zelf vol van liefde de vereniging met Mij zult zijn aangegaan.
En dan begrijpt u ook het probleem van mijn opstanding, de verheerlijking van lichaam en ziel en mijn volledige samensmelting met de geest van de Vader van eeuwigheid. Dan pas begrijpt u de eenheid van Jezus en de Vader. Dan pas bent u geheel met Mij verbonden en herkent u Mij zelf, uw God en Vader van eeuwigheid in Jezus Christus. Want Hij en Ik zijn één en wie Mij ziet, ziet ook de Vader.
Amen
BD.7698
13 augustus 1960
De stem van het geweten
U moet naar uw voleinding geleid worden en u hebt daartoe mijn ondersteuning nodig. Want alle kracht gaf u eens weg en u werd zwakke schepselen zonder licht, die zo lang in de diepte moesten blijven, tot mijn liefde hen vastpakte en ze weer uit de diepte omhoog hielp. Nu verkeert u wel al in een zekere graad van rijpheid, maar deze is niet voldoende om u de weg opwaarts te garanderen die u nog moet afleggen tijdens uw aardse leven. Daarvoor hebt u mijn kracht en mijn leiding nodig. En als u nu zelf u van uw zwakheid bewust bent en om u heen kijkt voor hulp, dan sta Ik reeds aan uw zijde en wacht slechts dat u Mij om mijn bijstand verzoekt. Maar dit verzoek moet u in vrije wil tot Mij richten, omdat van mijn kant uit geen enkele dwang op uw wil wordt uitgeoefend.
Doch Ik ben te allen tijde bereid u die gevraagde hulp te verlenen, zoals Ik u ook altijd van kracht zal voorzien als u ze maar begeert. En opdat in u het verlangen daarnaar wordt opgewekt, laat Ik u soms uw zwakheid en duisternis bijzonder sterk voelen. En dit is slechts een teken van mijn liefde voor u, omdat Ik u daardoor voor Mij wil winnen, omdat Ik u ertoe bewegen wil dat u Mij vrijwillig om hulp vraagt. Daarom moet u vooreerst in Mij geloven. En er wordt u ook kennis overgebracht dat er een God en Schepper is, wat u alleen maar hoeft aan te nemen om daarover na te denken. En met een goede wil bent u dan ook in staat dat te geloven. U kunt ervan verzekerd zijn dat Ik u aan een vast geloof help, als u maar de wil hebt juist te denken en te handelen, als u maar gehoor geeft aan de innerlijke stem die u altijd de juiste weg zal wijzen.
En mijn stem klinkt in ieder mens als stem van het geweten, doch er kan naar geluisterd maar ook niet naar geluisterd worden, en dat hangt alleen af van de wil van de mens zelf. Zo zal ook de stem van het geweten de mens in kennis stellen van wat goed en wat verkeerd is. Hij wordt door de stem van het geweten onderwezen in de grondwet, in de liefde. Want als mens weet hij precies wat hem vreugde verschaft en welbehagen en wat hem leed en ellende brengt. Daarom kan hij ook tegenover de medemens zo handelen als het deze tot welzijn dient, en hij kan hem voor schade aan zijn lichaam behoeden. Zo kan dus ook in hem de liefde ontwaken, en met de liefde ook het licht van het inzicht hem verlichten.
Ieder mens kan tot een juist denken en handelen komen. Want van Mij uit is in hem dat fijnzinnige gevoel gelegd dat door de stem van het geweten tot uitdrukking komt. En zodra hij aan deze stem aandacht schenkt, kan zijn wezen, dat in het begin van zijn belichaming als mens nog sterk met eigenliefde behept is, zich veranderen tot naastenliefde. Dan is ook de zekerheid gegeven voor een sterk en levend geloof in Mij, zijn God en Schepper. Dan zal hij ook spoedig in Mij zijn Vader herkennen, die hem liefheeft en hem tot zich wil trekken. Hij zal deze verbinding nastreven in vrije wil en Ik zal hem steeds dichter bij de voltooiing kunnen brengen, want Ik schenk ieder mens die hulp. Ik laat geen mens in zwakheid en onwetendheid. Ik ben en blijf zijn Leider, het gehele leven op aarde door, zolang hij zich niet tegen Mij verzet, zolang zijn wil zich door de stem van het geweten laat beïnvloeden. En dat zal steeds geschieden wanneer de ziel van zins is het doel van het aardse leven te bereiken. Dan kan de mens er altijd van verzekerd zijn dat van mijn kant uit alles gedaan wordt om hem te helpen zich te voltooien, dat hij nooit aan zichzelf blijft overgelaten en dat hij ook zeker zijn doel zal bereiken.
Amen
BD.7699
14 september 1960
De ontwikkelingsweg van het geestelijke
U bent door de gehele schepping heen gegaan. Dit is een belangrijke uitspraak die u pas kunt begrijpen wanneer u mijn plan van het terugvoeren, mijn plan tot vergeestelijking van al het nog onrijpe geestelijke kent en over de verbanden weet die aan uw gang door de schepping ten grondslag liggen. Want u bent pas als mens weer dat oerwezen dat u was toen Ik u schiep en buiten Mij plaatste. Uw afval van Mij in de diepste diepte had ook uw ontbinding tot gevolg, zodat u de gang door de schepping hebt afgelegd in talloze afzonderlijke substanties, die alle in scheppingswerken ingelijfd werden en zo hun bestemming moesten nakomen. Zodoende konden ze langzaam de opwaartse ontwikkeling doormaken die het terugvoeren van het geestelijke, zijn wezensverandering, tot stand moet brengen volgens mijn heilsplan van eeuwigheid. Elk scheppingswerk heeft zijn taak waarvan dienen het doel is. Door voortdurend dienen vanuit de wet van de gebonden wil verliest het geestelijke steeds weer zijn uiterlijke vorm en kan zich dan weer in een nieuwe uiterlijke vorm belichamen. En dit wordt zolang voortgezet, tot het geestelijke de rijpheid verkregen heeft die voor de belichaming als mens, nodig is.
Deze ontwikkelingsgang door de scheppingen van de aarde voert onherroepelijk tot deze rijpheid, want hij wordt afgelegd onder de wet van de gebonden wil. Mijn wil beslist, en overeenkomstig deze wil voegt zich alles naar mijn wetten en bereikt zo de rijpheid. Wel vergt het eindeloos lange tijden tot een bepaalde graad van rijpheid bereikt is waarin de afzonderlijke substanties zich weer verzameld hebben en de oerziel, nu als mens belichaamd, de laatste gang over de aarde gaat om zijn vergeestelijking te voltooien. Maar deze gang door de schepping kan niet willekeurig uitgeschakeld of door een andere ontwikkelingsgang vervangen worden, hij moet worden afgelegd door elk wezen dat weer wil terugkeren en worden wil zoals het was in het allereerste begin. Want de materiële schepping is pas door mijn wil tot stand gekomen omdat Ik ze als weg zag waarover mijn schepselen – die onmetelijk ver van Mij verwijderd waren – weer nader tot Mij konden komen.
De schepping zelf is dus dat gevallen geestelijke dat zich verhardde tot geestelijke substantie en dat door mijn wil nu omgevormd werd in de meest verschillende vormen die Ik hun bestemming en doel toewees: langzaam het geestelijke tot rijpheid te brengen en dit steeds een nieuwe vorm aan te bieden om steeds een hogere rijpheid te bereiken. Om uiteindelijk eenmaal als mens belichaamd, als zelfbewust wezen, het laatste doel na te streven: de vereniging met Mij bewust te zoeken en te vinden en dan de uiteindelijke terugkeer tot Mij voltrokken te hebben. Dat is het enige doel van elk scheppingswerk, dat het geestelijke zich erin kan bergen dat verplicht is opwaarts te gaan naar Mij en dat ook door mijn wil deze langzame opwaartse ontwikkeling bereikt, omdat het dient – weliswaar steeds ook onder de wet van de gebonden wil – en zich door dat dienen altijd weer bevrijdt uit zijn vorm.
Maar er zullen nog eeuwigheden vergaan totdat van het laatste geestelijke wezen al zijn partikels weer samen zijn gekomen. Tot dan ook de aan Mij vijandelijke geest Lucifer zich vrijwillig weer naar Mij zal toekeren, omdat hij volledig krachteloos is wanneer alle geschapen wezens hem vrijwillig verlaten hebben, die nu op Mij aansturen omdat zij Mij als hun Heer en Schepper onderkennen. Pas dan zal mijn tegenstander zijn volledige onmacht inzien en weer verlangen naar licht en kracht. Pas dan verlangt hij weer naar mijn liefde die hem eens onmetelijk zalig maakte, en hij zal zich dan ook weer vrijwillig openen voor mijn liefdestraling en keert nu naar Mij terug als mijn zoon.
Amen
BD.7700
15 september 1960
In het begin was het Woord
In het allereerste begin kon u mijn woord in u horen. De eeuwige Liefde sprak u toe. Mijn gedachten straalden als kracht van liefde binnen in u en weerklonken in u als mijn woord. U verstond Mij. U kon denken en dus mijn woorden in u als gedachten overwegen. U was daardoor van Mij zelf op de hoogte, van mijn verhouding tot u, van mijn wil, en door mijn woord werd u gewaar dat Ik me in oneindige liefde tot u wendde om u gelukkig te maken. U herkende Mij door het woord dat van Mij uitging en voor u weerklonk. En u wist nu dat u zelfstandige wezens was die uit Mij waren voortgekomen. En u beantwoordde mijn liefde vurig en innig. U liet zich onophoudelijk doorstralen door mijn liefde. U wisselde met Mij van gedachten door het woord. U vroeg, Ik gaf antwoord. Ik onderrichtte u en schiep steeds meer gelukzaligheid voor u, omdat u inzicht had en alles licht was in u.
En deze gelukzaligheid bereidde mijn woord u. Want mijn woord was de verbinding tussen de Schepper en Zijn schepsel. Ze konden Mij niet zien, maar ze konden Mij horen en daardoor waren ze ook op de hoogte van mijn bestaan. Ze lieten zich voortdurend door de kracht van mijn liefde doorstromen en waren daardoor onuitsprekelijk gelukkig. Maar mijn woord verhoogde hun gelukzaligheid, want de door hen herkenbare band met Mij als hun God en Schepper, bracht in hen deze overgrote gelukzaligheid teweeg. En ook mijn gelukzaligheid bestond daarin, dat Ik met de door Mij geschapen wezens kon spreken, dat Ik diepste wijsheden aan hen kon overdragen, dat Ik ze tot mijn evenbeelden kon vormen, omdat ook hetzelfde licht, dezelfde kracht in hen moest zijn die Mij vervulde en omdat Ik deze nu voortdurend door mijn toespreken op hen overdroeg.
Dat ze nu mijn woord in zich konden vernemen en dus een levendige uitwisseling met Mij hadden, zou hen ook hebben kunnen beschermen en bewaren voor de afval van Mij, wanneer Ik deze wezens niet ook het denkvermogen zou hebben gegeven, naar eigen goeddunken of vrije wil in elke richting gebruik te maken van de geestelijke leringen. Maar ter wille van de geestelijke vrijheid moest dit mogelijk zijn, want Ik wilde kinderen naast me hebben, en geen schepselen die alleen maar in één richting konden denken, die als het ware machines waren, al waren ze in hoogste volmaaktheid door Mij geschapen. Maar mijn woord had – omdat het een uitstraling van liefde mijnerzijds was – ook het wezen in het juiste denken, naar mijn wil hebben kunnen laten blijven. Want mijn woord was licht in alle volheid en het wezen had het helderste inzicht zolang het mijn woord in zich kon vernemen.
Dat het zich dan zelf in vrije wil afsloot voor de toevoer van de kracht van mijn liefde, dat het dan niet meer in staat was mijn woord in zich te vernemen toen het de weg naar de diepte insloeg, was het gevolg van zijn verkeerde denken onder de invloed van mijn huidige tegenstander, die eveneens mijn woord had vernomen en onuitsprekelijk zalig was en toch zijn denkvermogen verkeerd gebruikte en zich tegen Mij verhief. En zodra dus het wezen zich afsluit van Mij en van de uitstraling van mijn liefde, is het ook niet meer in staat mijn toespreken te vernemen. Het kan niet meer van de gelukzaligheid genieten die mijn woord in hem teweegbracht. Want het hoort mijn woord niet meer, omdat mijn woord de uitdrukking van mijn liefde is en omdat het wezen deze liefde van Mij afwijst.
Maar mijn woord, mijn toespreken, zal steeds de uitdrukking van mijn liefde zijn, die het hart van een mens binnenstroomt, dat zich voor Mij opent en begeert Mij te horen. En mijn woord zal voortdurend weerklinken in de oneindigheid. Want overal waar wezens zijn, eens van Mij weggegaan, zal mijn liefde die niet zal ophouden, proberen ze toe te stralen. En wie zich opent, zal ook mijn toespreken vernemen en gelukzalig zijn. Want mijn woord was in het begin en zal er zijn tot in alle eeuwigheid. En al vergaan ook hemel en aarde, mijn woord zal blijven bestaan en voor alle wezens weerklinken die Mij willen horen, die een innige verbinding hebben met hun Vader, die dus mijn kinderen zijn geworden, zoals dit mijn doel is geweest bij de schepping van al het wezenlijke.
Amen
