Inhoud

BD.8601 Alleen dienende liefde leidt naar de volmaaktheid
BD.8603 Het lot van de God loochenaars
BD.8606 God is in de schepping te onderkennen
BD.8608 Het zich eigen maken van deugden
BD.8611 Voorspraak voor zielen in het hiernamaals (1)
BD.8613 De schepping is het werk van God
BD.8616 Voorspraak voor zielen in het hiernamaals (2)
BD.8617 Geestelijk weten is hoger te waarderen dan de resultaten van het verstand
BD.8618 Het geloof in Jezus Christus is in gevaar, daarom openbaringen
BD.8619 Chaos na de ingreep
BD.8620 Aanvulling op BD.8586 – Wat was het lichaam van Jezus?
BD.8620 Aanvulling op BD.8586 – Wat was het lichaam van Jezus?
BD.8622 De ondoorgrondelijkheid van de Godheid
BD.8623 Begoochelingen door de tegenstander – UFO’s
BD.8624 De verwoesting van de aarde is het gevolg van experimenten
BD.8626 Het ontbreekt de mensen aan liefde en geloof
BD.8627 Volledige overgave aan God
BD.8631 God kent sinds eeuwigheid de wil van de schepselen
BD.8633 De mensen kennen hun grote geestelijke nood niet
BD.8634 Historische bewijzen van Jezus en Zijn werk van verlossing zijn niet voorhanden
BD.8635 Arbeid in de wijngaard naar Gods wil
BD.8637 Kracht – Ik-bewustzijn – Denkvermogen – Wil
BD.8639 De vrije wil – Het inzien van goed en kwaad – Liefdesvonk
BD.8643 Uitleg over de waterdoop
BD.8644 Waarom valt de mens zo makkelijk ten prooi aan de dwaling? – Waarheid
BD.8647 Vergeving door Jezus Christus – Verhoging van de graad van liefde
BD.8648 Antwoord op het vraagstuk over herbelichaming
BD.8649 De Bron van alle kracht is God
BD.8651 De ware kerk van Christus
BD.8652 De grootte der oerschuld vereist verlossing door Jezus Christus
BD.8653 Ziekten en genezing
BD.8653 Ziekten en genezing
BD.8654 Ieder mens zou het aangesproken worden door God kunnen vernemen
BD.8656 God voert Zijn heilsplan door
BD.8658 Het moet licht worden onder de mensen
BD.8660 Het misbruiken van goddelijke gaven (talenten)
BD.8662 Strijd van de vorst der duisternis tegen licht
BD.8663 Opdracht tot het verspreiden van de waarheid
BD.8664 Hulpvaardigheid van de belichaamde lichtwezens
BD.8667 Jezus was als mens op de hoogte van Zijn missie
BD.8669 Graad van liefde is maatstaf voor waarheid
BD.8670 De oerschuld kon niet door het wezen zelf teniet worden gedaan
BD.8672 De reden van de afval van Lucifer van God
BD.8673 De verhouding van kind tot Vader waarborgt pas levende godsdienst
BD.8674 Het aanroepen van de “heilige geest”
BD.8675 Vraag: Wat echter als Adam niet gevallen zou zijn?
BD.8676 Reiniging van de misvormde leer van Christus
BD.8678 Het voornaamste gebod moet vervuld worden: De liefde!
BD.8679 God is Licht- en Krachtbron van eeuwigheid
BD.8680 Het navolgen van Jezus: het kruis dragen
BD.8683 De uitwerking van de vrije wil
BD.8685 Het laatste geweldige vernietigingswerk (2)
BD.8686 Verschillende geloofsrichtingen – Schijngodsdienst
BD.8687 Kunnen de christelijke kerkgenootschappen één worden? – De misvormde leer
BD.8688 Verkeerde uitleg van de woorden van Jezus
BD.8691 De tegenstander wordt niet in zijn werkzaam zijn gehinderd
BD.8692 Opheldering over sacramenten
BD.8693 De uitwerking van onjuiste leren in het hiernamaals
BD.8694 Kenmerk van goddelijke onderrichting: Het vraagstuk van de menswording
BD.8695 Mediamieke ontvangsten – Geloofwaardigheid
BD.8696 Kennis van Jezus Christus is van de grootste betekenis
BD.8698 Opheldering over UFO’s
BD.8700 Van God zelf gaat de waarheid uit

                            – * –

BD.8601
30 augustus 1963

Alleen dienende liefde leidt naar de volmaaktheid

In elke fase van uw positieve ontwikkeling moest u dienen, want elk scheppingswerk had zijn doel en bestemming. Niets is doelloos geschapen door de macht van de Schepper Die het eens gevallen wezenlijke weer opwaarts wil voeren. Als mens zult u weliswaar niet overal een dienend doel kunnen herkennen, maar de Schepper zelf liet zich door Zijn wijsheid en liefde leiden, al Zijn scheppingen een taak toe te wijzen. En door de vervulling hiervan werd toch steeds het doel bereikt dat het daarin gebonden geestelijke stap voor stap opwaarts ging. Het wezenlijke legt dus in de gebonden toestand een eindeloos lange weg van ontwikkeling af, zoals u mensen dit al menigmaal bekend werd gemaakt. Maar beslissend voor de uiterste voltooiing kan alleen datgene zijn wat in vrije wil door het wezen wordt volbracht. Beslissend is alleen het dienen als mens, het dienen van het eens gevallen wezen in het stadium van de vrije wil. De mens moet dienen in liefde, dan wordt hij in vrije wil werkzaam naar Gods wil en wordt hij nog op aarde volmaakt.

De liefde zal altijd tot uitdrukking komen in het dienen, omdat de liefde steeds haar best doet het voorwerp van de liefde gelukkig te maken, het te helpen. En de dienende liefde is een zuiver goddelijke liefde. Ze is niet verkeerd gericht zoals vroeger toen ze alleen zichzelf bevredigde. Integendeel, ze heeft altijd alleen het welzijn van de naaste tot doel en uit zich daarom steeds in dienen. Wat nu de mens in dienende liefde onderneemt, zal altijd gezegend zijn en steeds naar de uiteindelijke volmaaktheid leiden. Maar laat hij werken van dienende naastenliefde achterwege, dan blijft hij onherroepelijk op hetzelfde niveau van zijn ontwikkeling staan en dreigt er bovendien gevaar dat zijn eigenliefde sterker wordt en dat hij terugzinkt, dat zijn aards bestaan nutteloos is omdat hij als mens niet meer wordt gedwongen.

Wie dienstbaar is in onbaatzuchtige liefde, vervult ook de goddelijke wil. En hij komt weer dichter bij zijn God en Schepper, omdat dienende liefde ook een bewijs van deemoed is, omdat de mens nu niet meer aanmatigend is, wat eens zijn val teweeg heeft gebracht. De gehele schepping dient, al is het ook in gebonden toestand, en het eens gevallen geestelijke legt in deze gebonden toestand nu de weg naar God af. Het kan echter niet in deze toestand het uiteindelijke doel bereiken dat de vrije wil als voorwaarde heeft, daar anders het wezen eeuwig een geoordeeld wezen zou blijven en niet meer overeen zou komen met de oertoestand waar het zich vrij kon ontwikkelen en vrij kon scheppen en werken. Het is noodzakelijk dat het deze vrijheid weer verkrijgt en zich weer strikt in de goddelijke wil ophoudt, ofschoon het ook zijn wil verkeerd kan gebruiken. En deze beslissing moet de mens gedurende zijn aards bestaan nemen om weer te worden wat hij was in het allereerste begin. Daarom moet hij dienen. En dit vereist een achterstellen van de eigenliefde, een zich vormen tot onbaatzuchtige goddelijke liefde die steeds alleen maar gelukkig wil maken. En dit is voor de mens in het begin niet gemakkelijk, maar kan gedurende het aardse bestaan worden bereikt, omdat hem alle hulpmiddelen worden geboden om zijn eigenliefde geheel te veranderen. Dan zal de mens alleen nog aan zijn naaste denken en daardoor ook de liefde tot God bewijzen en dus weer dichter bij Hem komen, zoals hij zich eens uit vrije wil van Hem verwijderde. En al meent u mensen ook u te vervolmaken door het verrichten van handelingen en gebruiken, zolang deze niet bestaan uit werken van dienende naastenliefde, zijn ze waardeloos voor God en dragen ze niet bij tot uw positieve ontwikkeling.

U zult u alleen door dienende liefde kunnen vervolmaken, want alleen deze getuigt van uw vrije wil om naar God terug te keren. En Hij zal u ook steeds weer gelegenheden verschaffen waar u aanleiding zal worden gegeven tot dienende liefde, waar u de naaste zult kunnen bijstaan in geestelijke en aardse nood, waar u allen die in een benarde positie geraken en zichzelf daar niet uit kunnen bevrijden, zult kunnen helpen, troosten en beschermen.

De gang over de aarde tevoren door alle scheppingen was wel zwaar en smartelijk, maar u kwam daardoor zeker hogerop, omdat u volgens de natuurwet werd genoodzaakt tot dienen. Maar in het stadium als mens is het voor u veel moeilijker, want u zult uzelf moeten overwinnen. Uw vrije wil moet actief worden dat te doen, waartoe u voorheen was gedwongen door de natuurwet. U zult moeten dienen, maar wordt daar niet meer toe gedwongen. Alleen uw wil beslist. En daarom draagt u ook grote verantwoordelijkheid voor uw leven op aarde als mens. U zult weer kunnen afglijden, maar u zult ook het allerhoogste kunnen bereiken. U zult u door dienende liefde kunnen verbinden met de eeuwige Liefde zelf en dan is uw doel op aarde bereikt. U hebt de aaneensluiting gevonden met uw God en Schepper. U keert als kinderen terug naar de Vader van Wie u als schepsel eens bent weggegaan.

Amen

BD.8603
1 september 1963

Het lot van de God loochenaars

Het is de grootste triomf van de tegenstander wanneer hij een mens van het geloof in een God heeft afgebracht, die de wereld liet ontstaan en ook hem zelf heeft geschapen. Dan heeft hij bereikt wat hij wilde bereiken, namelijk God volledig te verdringen uit de gedachten van de mens. Dan hoeft hij niet meer bang te zijn hem te verliezen. Maar de mens die een God geheel loochent is in zijn leven ook een liefdeloos mens. Daarom heeft de tegenstander invloed op hem, terwijl een mens die nog een vonkje liefde in zich heeft toch nog tot het inzicht kan komen dat er een werkelijke Macht bestaat, die zijn levenslot bepaalt en van wie hij zelf afhankelijk is. De eerstgenoemde echter is met al zijn zinnen aan de wereld gehecht. Voor hem bestaat er buiten deze wereld niets, hij waant dat alles voorbij is en hij in het “niets” terugkeert na zijn lichamelijke dood, en daarom geniet hij zoveel als mogelijk van wat het aardse leven hem biedt.

Zulk een mens kan ook over een scherp verstand beschikken, hij wordt echter door Gods tegenstander misleid en zal zich zelfs aanmatigen “bewijzen” te kunnen aanvoeren die het geloof in God teniet zouden moeten doen. Alle scheppingen tracht hij te verklaren als uit een natuurkracht ontstaan, dat deze natuurkracht echter een Wezen moet zijn dat moet kunnen denken en een Wil heeft, wil hij niet toegeven. En zijn denken zal ook net zolang foutief en verward zijn totdat hij een klein lichtje in zich ontsteekt door daden van liefde, waarover hem echter ieder weten ontbreekt. Hij is dus nog geheel en al in de boeien van de tegenstander.

En daarom gaat zulk een God loochenaar met grote zekerheid een hernieuwde kluistering tegemoet, want hij faalt volkomen bij zijn laatste beslissing op aarde. Hij is nog net zo weerspannig tegen God als hij eertijds was bij zijn afval van God, hij behoort bij de tegenstander en moet uiteindelijk ook zijn lot met hem delen.

Zo’n mens kan door verstandelijk redeneren ook geen opheldering gegeven worden, hij wil niet geloven en hij zal daarom ook alle geestelijke kennis verwerpen als inbeelding en fantasie. Zo’n mens nu een geestelijk weten te willen bijbrengen zou volledig tevergeefs zijn, want Gods tegenstander is zijn heer en die zal nooit dulden dat hem iets duidelijk wordt. Hij zal hem in steeds diepere duisternis dompelen en de verblindende lichten van de wereld des te feller aan hem doen voorkomen, zodat deze mens totaal onbekwaam is geestelijke dingen te geloven. De tegenstander heeft hem geheel in bezit genomen en laat hem ook niet meer los.

Het gaat in het aardse leven echter alleen daarom dat de eertijds gevallen oergeest nu in het stadium als mens God erkent, dat zijn oerschuld van hem wordt afgenomen, wat alleen door Jezus Christus kan gebeuren. Hem moet hij erkennen en Zijn verlossingswerk aannemen, want daarmee neemt hij ook God zelf aan die in Jezus het werk van verzoening voor zijn oerschuld heeft volbracht.

Maar zolang de mens volledig ongelovig door het aardse leven gaat blijft hij belast met zijn schuld en kan het geestelijke rijk nooit binnengaan, maar hij moet de ontwikkelingsgang door de scheppingen der aarde opnieuw afleggen in ontzettende kwelling en weer eindeloze tijden lang. Want ook in het rijk hierna zal het niet lukken een God loochenaar van mening te doen veranderen en hem te bewegen zijn weerstand tegen God op te geven, want hij sluit zich net zoals op de aarde af van alle leringen, en tegen zijn wil in kan in hem geen licht ontstoken worden.

Maar zou het een mens op aarde die meent niet te kunnen geloven serieus te doen zijn de waarheid te weten te komen of er werkelijk een God en Schepper bestaat, dan zouden die moeiten waarlijk niet zonder succes zijn. Dan zou hij er altijd weer over nadenken en ook verstandelijk tot een andere conclusie komen, want er zijn genoeg bewijzen in de schepping die hem tot andere gedachten zouden kunnen brengen. Alleen moet de wil om de zuivere waarheid te weten te komen aanwezig zijn. Maar deze wil ontbreekt bij die mensen die zich in de macht van de tegenstander bevinden, en zij gaan daarom in volledige geestelijke duisternis door het aardse leven. Maar ook zulke mensen worden steeds weer geconfronteerd met genaden, altijd weer worden zij onopvallend geholpen, want Gods liefde achtervolgt ook zulke mensen en zoekt ze voor zich te winnen. Hij reikt hun altijd weer Zijn hand, die zij alleen maar hoeven te grijpen om zich dan ook uit de macht van de tegenstander te kunnen bevrijden. Maar nooit wordt hun wil gedwongen. En daarom bepaalt die mens zelf zijn lot en moet hij weer in gekluisterde toestand de weg over de aarde gaan, overeenkomstig de wet van de eeuwige ordening.

Amen

BD.8606
4 september 1963

God is in de schepping te onderkennen

Alles om u heen zou u een buitengewoon liefdevolle en wijze Schepper moeten bewijzen. Maar u ziet de schepping alleen met dode ogen aan. U ziet het leven niet dat alles doorstroomt. U bent vaak niet op de hoogte van doel en bestemming van de afzonderlijke scheppingswerken. U zult ze niet tot in alle finesses kunnen doorzien. En dus beschouwt u alles als vanzelfsprekend en u beseft niet de volmaaktheid van Degene die alles liet ontstaan. U zelf leeft te midden van een scheppingswerk en gaat er achteloos aan voorbij, zonder u af te vragen welk doel de hele schepping wel zou kunnen hebben.

En u zelf bent de kroon op de schepping. U bent wezens met een zelfbewustzijn, tot denken in staat, met levenskracht en vrije wil. U zult u nuttig kunnen maken voor de schepping volgens uw wil. U zult zelf scheppend werkzaam kunnen zijn. U zult kunnen onderzoeken en u ook krachten der natuur onderdanig kunnen maken. U zult waarlijk voor heren der schepping kunnen worden gehouden, want ze is voor u ontstaan, opdat ze haar doel zal vervullen.

Maar u kent de zin en het doel van de schepping niet. U weet niet dat overgrote liefde ze liet ontstaan, omdat u mensen daarin rijp zult moeten worden, evenals ook elk scheppingswerk zelf een geestelijke taak heeft.

U weet niet dat Gods wijsheid alles inzag wat voor deze taak dienstig was en dat Zijn macht ook alles verwezenlijkte waartoe liefde en wijsheid besloot. Maar de taak van de gehele schepping is het terugbrengen van al het eens gevallen geestelijke. En u mensen bevindt zich in het laatste stadium van dit proces van terugvoeren, terwijl alles wat u om u heen ziet nog in verschillende stadia zijn beloop heeft, maar uiteindelijk eveneens als mens de gang over de aarde moet beëindigen. Daar u nu het vermogen bezit na te kunnen denken, zou alles wat u omgeeft ook een Schepper ervan moeten doen inzien. Een Wezen, dat net als u kan denken en willen, maar hoogst volmaakt is.

Want u bent op aarde het hoogst ontwikkelde scheppingswerk, dus moet de Schepper alles aan volmaaktheid overtreffen, wat Hij zelf heeft geschapen.

Hij moet echter een Wezen zijn, daar al Zijn scheppingswerken – aangezien doelmatig geschapen – denkvermogen en een wil vooropstellen. En aangezien u zelf zelfbewust bent, moet ook dit hoogste Wezen een zelfbewust Wezen zijn dat in liefde en wijsheid werkzaam is.

De schepping zou u dit alles moeten laten inzien. En het zou daarom niet moeilijk mogen zijn, u in gedachten bij deze Schepper aan te sluiten en Hem als uitermate volmaakt te onderkennen. Maar meestal gaat u mensen blind voorbij aan alles wat u een Schepper aantoont. U hebt geen verlangen te doorgronden welk doel de schepping zou kunnen hebben. U beziet alles met werelds gericht denken. U stelt u tevreden met het feit, midden in de schepping te leven en u verlangt geen nader uitsluitsel over de beweegreden en het doel ervan. Maar uw gedachten worden steeds weer op het geestelijke gebied gericht. Want ook het denken is een middel om uw God en Schepper te vinden.

Steeds weer wordt u gedwongen na te denken. En u wordt omringd door gedachtengolven die u uit het geestelijke rijk toestromen, die ook tot de grootste wonderen van goddelijke scheppingskracht behoren en door uzelf kunnen worden aangenomen of afgewezen, daar u een vrije wil bezit. Maar het is het laatste stadium in het proces van terugvoeren. En dit moet goed worden benut om het proces tot een goed einde te brengen. En daar het doel van het leven op aarde de vrijwillige aaneensluiting met God is, wordt van Diens zijde alles gedaan om de gedachten van de mens op Hem te richten, die zowel zijn Schepper als ook zijn Vader is, omdat het wezen in het allereerste begin uit Zijn liefde voortkwam. En wanneer de hem omringende schepping het niet tot stand brengt, dat de mens daarover nadenkt en een God en Schepper leert onderkennen, moet zijn levenslot hem daartoe aanleiding geven. Dat kan dan weliswaar vol leed zijn, maar toch kan het de mens op de weg naar God brengen. Maar dan bereikt hij ook het doel waarvan zijn gelukzaligheid in het geestelijke rijk afhangt. Want ieder mens weet dat zijn verblijf op deze aarde niet eeuwig is.

Maar dat hij niet kan vergaan, geloven er maar weinige. En het lot zal dan verschrikkelijk zijn voor degenen die een God en Schepper niet wilden erkennen, ondanks alle hulpmiddelen die de mens in het aardse leven werden geven. Want de mens kan God onderkennen wanneer hij het zelf maar wil. Maar hij kan er niet toe worden gedwongen, omdat zijn voltooiing alleen kan worden bereikt in vrije wil. Ieder mens kan een Macht boven zich onderkennen. En hij zou zich met deze Macht moeten verbinden en proberen haar voor zich goedgunstig te stemmen.

Dan zal zijn aardse bestaan waarlijk niet tevergeefs zijn. Het proces van terugvoeren dat eeuwige tijden nodig heeft en toch door ieder eens gevallen wezen moet worden gerealiseerd, zal ten einde zijn.

Amen

BD.8608
6 september 1963

Het zich eigen maken van deugden

U zult geduld moeten oefenen en streven naar een levenswandel in vredelievendheid en zachtmoedigheid, in barmhartigheid, rechtvaardigheid en deemoed. En u zult dan ook steeds een leven leiden in liefde, want alleen de liefde zal u zo vormen, dat u al deze deugden zult bezitten, dat u uw best doet tegenover uw naaste de liefde te beoefenen en u dus dan naar mijn wil zult leven.

Zolang mijn tegenstander u nog beheerst, zult u het juist laten ontbreken aan wat Ik van u vraag. Vandaar dat u ook zelf zult kunnen inzien aan wie u toebehoort, wanneer u bij uzelf ernstig onderzoekt wat nog ontbreekt aan uw volmaaktheid. Want deze deugden bezat u in volmaakte staat, toen u Mij nog toebehoorde en gelukzalig was. Door het zich afkeren van Mij was u in het tegendeel veranderd. Alle slechte eigenschappen waren in u gewekt. U had het wezen van mijn tegenstander aangenomen, die totaal zonder enige liefde was.

U moet in uw leven op aarde weer volmaakt worden. En u zult daarom ook alle slechte eigenschappen weer moeten afleggen en uw oorspronkelijke wezen aannemen. U zult een leven in liefde moeten leiden, dat alle deugden in u zal wekken, zodat u nu weer goddelijke schepselen bent. Maar dit zal altijd een innerlijke strijd vragen, tot u uw aanvankelijke wezen aflegt. Want steeds weer zult u door mijn tegenstander worden geprikkeld om ongeduldig, strijdlustig en een opvliegend wezen te zijn. Steeds weer zal hij uw hart willen verharden, uw rechtvaardigheidszin vertroebelen en u ertoe willen brengen hoogmoedig te zijn. Want hij wil uw volmaaktheid niet, maar hij wil uzelf behouden als wezens, die op hem lijken en over wie hij heersen kan.

Maar deze strijd zult u moeten voeren, want elke vooruitgang vraagt om geweld tegenover hem, die u geboeid houdt. En u zult de zege kunnen behalen, wanneer u zich aan Mij in Jezus toevertrouwt, wanneer u Mij vraagt u te helpen weer te worden zoals u was in het allereerste begin. U zult alleen steeds bewust aan uzelf moeten werken. U zult moeten inzien wanneer u gefaald hebt en in uw oude fouten bent teruggevallen en u zult Mij steeds weer om kracht moeten vragen om uw wezen om te vormen.

Dan zie Ik, dat uw wil serieus is. En Ik zal u waarlijk helpen, dat u uw doel bereikt. Op de eerste plaats zult u elke hoogmoed moeten afleggen, want deze hoort bij mijn tegenstander en liet hem ten val komen. Wanneer u zich in diepe deemoed bij Mij aanbeveelt, zult u heel zeker van hem loskomen. Want alle andere deugden zult u zich dan ook eigen maken, alle fouten zult u overwinnen, omdat u ze dan ook inziet als fouten, zodra de hoogmoed van u is geweken. En zodra u in liefde wandelt, brengt deze liefde u ertoe uw wezen te veranderen. U zult dan niet anders kunnen dan rechtvaardig denken, barmhartig zijn, vredelievend en geduldig ook de zwakheden van de medemensen verdragen en in alle zachtmoedigheid zult u proberen in te werken op een naaste, wanneer u hem zult willen helpen om net als u de hervorming van zijn wezen te voltrekken.

Zodra door de liefde alle goddelijke eigenschappen in u weer tot doorbraak komen, zult u ook zeker uw doel bereiken: de aaneensluiting met Mij, die alleen met een aan Mij gelijk wezen kan plaatsvinden, omdat dit in de wet van mijn eeuwige ordening zijn oorzaak vindt. Steeds weer zult u zelfkritiek moeten uitoefenen, in hoeverre de tegenstander nog macht heeft en u beïnvloedt. En u moet hem steeds weerstand bieden, wanneer hij u wil verleiden terug te vallen in de fouten, die u probeert af te leggen.

Eén gedachte aan Mij en hij moet u met rust laten en kan u niet meer in het nauw brengen. Alleen zult u de ernstige wil moeten opbrengen deze omvorming van uw ziel te voltrekken. Want de verzoekingen komen dagelijks op u af, vaak teweeg gebracht door uw naaste, die door de tegenstander wordt aangezet u in opwinding te brengen, opdat u dan weer in uw oude fouten terug zult vallen.

En steeds weer zult u zich moeten waarmaken. Maar wanneer u volhoudt, wanneer u bewust aan uzelf werkt, dan zal ook een heerlijk loon zeker voor u zijn. Want het leven op aarde duurt niet lang, maar het geestelijke rijk zal u een gelukzalig leven schenken en u zult weer in licht en kracht en vrijheid met Mij kunnen werken. Want uw wezen heeft zich aan het mijne aangepast, wat ook een band van eeuwigheid betekent, want u bent nu volmaakt geworden, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.

Amen

BD.8611
9 september 1963

Voorspraak voor zielen in het hiernamaals (1)

Steeds weer leg Ik er de nadruk op dat de mensen nog te veel in het duister verkeren en dat hun daarom een licht moet worden ontstoken. Maar veel wordt vaak voor licht aangezien, dat toch eerder de duisternis nog dieper maakt. Het zijn verblindende lichten, afkomstig van mijn tegenstander en naar de mensen gebracht door krachten die niet de bevoegdheid hebben onderwijs te geven. Die zich echter toch daar openbaren waar banden aangeknoopt worden met de geestelijke wereld, waar ook onrijpe geesten tussenbeide kunnen komen, omdat nog niet voldaan is aan bepaalde voorwaarden die het brengen van de zuivere waarheid garanderen.

Steeds is mijn tegenstander er op uit zijn aanhang niet verliezen. Daarom tracht hij de mensen terug te houden van het doen van liefdewerken, onverschillig op welke manier zoiets plaatsvindt.

Vóór alles probeert hij te verhinderen dat de zielen de diepte ontstijgen, dat zij uit het donker van de nacht tot het licht van de dag komen. Zodoende zal hij ook alles doen om de verlossing van de zielen uit de diepte te verhinderen, als zij het rijk hierna zijn ingegaan en het geloof in Jezus Christus nog niet hebben gevonden. Zulke zielen zijn alleen door liefdevolle voorbede te helpen, want dat betekent voor hen het zekerste behoud voor de val in de diepte, voor de ergste duisternis.

Van deze liefdevolle voorbede wil hij echter de mensen terughouden, omdat die het enige middel is om de wil van die ongelukkige zielen te sterken, zodat zij open staan voor de onderrichtingen die hun ook in het rijk hierna door geestelijke leiders wordt gegeven.

Het ontbreekt alle niet verloste zielen aan kracht om voor zichzelf hun toestand te verbeteren. Zij zijn op de liefdevolle voorbede van de mensen aangewezen, die weer als kracht haar uitwerking op deze zielen heeft zonder hen echter te dwingen.

Op den duur kan geen wezen de liefde weerstaan, en dat is wat de tegenstander wil tegengaan.

Kan nu de mens door zijn geest in zich onderricht worden, dan zal hij steeds waarheidsgetrouwe opheldering ontvangen.

Wordt echter het werken van de geest in de mens in twijfel getrokken, laat hij zich niet door mijzelf maar door wezens uit het geestelijke rijk onderrichten die hijzelf niet controleren kan, dan moet hij voorzichtig zijn en ernstig onderzoeken of de hem overgebrachte lessen ook volgens de waarheid zijn.

Want dan wordt hij gemakkelijk zelf een helper van satan, als hij geestelijk goed verspreidt dat in tegenspraak is met de waarheid, en dat is gemakkelijk te controleren als de mens maar de maatstaf van de liefde hanteert.

Stemt het met mijn liefde en wijsheid overeen, dat een wezen dat zich ongelukkig voelt niet geholpen wordt? Zal Ik het toelaten dat een wezen door de klauwen van satan wordt vastgehouden, als het naar verlossing en liefde verlangt? Altijd is alleen de wil van het wezen doorslaggevend of het hulp aanneemt. Nooit wordt hem echter hulp geweigerd. Nooit wordt de tegenstander macht verleend, want Ik verdoem nooit, maar tracht steeds de zielen uit de diepte te redden. En deze redding kan – als de ziel zelf te zwak is – alleen door de kracht van de liefde geschieden, die van de zijde van de mensen of van de lichtwezens de arme zielen kan worden toegevoerd.

De liefdevolle voorbede van een mens op aarde werkt zich uit als kracht die het wezen in het hiernamaals ten goede komt en zijn wil sterkt, echter beantwoordend aan de wil van de ziel. Dat mijn verlossingswerk ook in het rijk hierna wordt voortgezet vindt zijn oorsprong in mijn overgrote liefde, die al mijn schepselen betreft.

Steeds weer zal Ik het gevallene omhoog helpen, hoewel Ik zijn vrije wil eerbiedig. De liefde van een mens op aarde die uitgaat naar zulke niet verloste zielen, is een krachtstroom die deze zielen beroert en dus hun wil kan aansporen deze leringen aan te nemen, die zij ook in het geestelijke rijk kunnen ontvangen. Die hun eerst een zwak licht schenken, dat echter sterker zal worden hoe gewilliger zij deze onderrichtingen aannemen. Mijn liefde houdt nooit op, zij geldt ook voor die arme zielen. Nooit zal Ik toelaten dat de tegenstander hen hindert als zij de weg zoeken naar het licht.

De mensen echter druk Ik steeds de liefde voor deze zielen op het hart, opdat zij hen gedenken in stille voorbede. En waarlijk, er zal geen ziel verloren gaan aan wie in liefdevolle voorbede gedacht wordt. Het is werkelijk een satanische leer, de mensen de nutteloosheid van voorspraak te verkondigen. Zulk een leer kan nooit van Mij zijn uitgegaan, want zij is totaal in tegenspraak met mijn plan van verlossing dat ook in het rijk hierna geldt en waaraan ieder mens op aarde kan deelnemen door liefdevolle voorbede.

Steeds weer zeg Ik u: u zou waarlijk al de bewoners van de hel kunnen verlossen op grond van uw voorspraak.

Want tegenover de liefde is mijn tegenstander machteloos. De liefde ontrukt hem alle zielen die hij zou willen vasthouden.

Tegenover de liefde heeft hij geen macht, en daarom wil hij de mensen verhinderen liefdewerk te verrichten. En dat doet hij door de mensen voor te liegen over de nutteloosheid van hun liefdevolle voorbede, en hij vindt ook gewillige mensen die zo’n dwaling aannemen en ijverig als waarheid verdedigen.

Als deze mensen maar zouden overwegen dat hun leerstellingen mijn liefde en wijsheid geheel en al tegenspreken, dan zouden zij zelf ook hun dwaling inzien. Want Ik zal altijd trachten te verlossen, echter nooit verdoemen. En ieder mens die bereid is lief te hebben, zal Mij ondersteunen in dit werk van verlossing, zodat Ik ter wille van hun liefde mijn kracht kan uitdelen en toch niet tegen de wettelijke orde van eeuwigheid inga.

Amen

BD.8613
11 september 1963

De schepping is het werk van God

Al mijn scheppingswerken bewijzen mijn eindeloze liefde voor u, en mijn onovertrefbare wijsheid en almacht, want ze ontstonden enkel en alleen voor de redding en terugvoering van het eens gevallen geestelijke. Daarom is het gehele scheppingswerk een uitdrukking van mijn overgrote liefde, want het betrof rechtstreeks de geestelijke wezens die zich tegen Mij verzetten, mijn liefde afwezen en daardoor mijn liefde niet meer waardig waren. En nochtans bewoog Mij juist dat weerspannige geestelijke ertoe scheppingswerken te laten ontstaan die als doel hadden dat dat geestelijke zijn weerstand op zou geven en weer tot Mij terug zou keren.

De liefde lette dus niet op de weerstand maar nam deze gevallen wezens gevangen, dat wil zeggen: mijn wijsheid en macht loste het wezen op in ontelbare deeltjes. Mijn liefdekracht omhulde hen en vormde de eens als wezens uitgestraalde kracht om tot scheppingswerken, welke mijn wijsheid weer hun bestemming toewees. Liefde, wijsheid en macht waren onophoudelijk bezig scheppingswerken te laten ontstaan, zodoende was en is de schepping in de ware zin van het woord een goddelijk werk dat van Mij en mijn wezen getuigt. En dat op u mensen als het grootste wonder moest overkomen wanneer u daar ernstig over nadenkt. En deze schepping zal ook steeds een wonder blijven, want de dingen zijn niet zonder leven maar zijn in voortdurende verandering. De functies van de afzonderlijke scheppingswerken bewijzen voor elk nadenkend mens een levende God, vol van wijsheid en energie, wiens liefde onuitputtelijk en wiens macht onbegrensd is. En die zonder ophouden vormen laat onstaan, die de eens gevallen deeltjes die in een toestand van dwang in de scheppingswerken dienen, in zich dragen. Want Ik onttrok het gevallen geestelijke aan de macht van mijn tegenstander, de macht die het eens ten val had gebracht en die het vrijwillig gevolgd was. Het was weliswaar van hem, juist omdat het hem vrijwillig volgde, en toch was hem iedere macht over het geestelijke, dat mijn liefdekracht tot materie liet worden, ontnomen. Het geestelijke was zodoende aan de invloed van mijn tegenstander onttrokken en stond nu onder mijn wet. Het was niet meer vrij, want het had voor zichzelf zijn vrijheid verspeeld. Maar voor zijn bestwil stelde Ik het nu onder mijn wet, zodat het dienen moest in een gekluisterde toestand.

De gehele schepping is dus een werk van mijn liefde voor het gevallen ongelukkige geestelijke dat de weg door de materie af moet leggen in grote ellende. Heeft het eens gevallen geestelijke echter de weg door de schepping afgelegd en gaat dan als mens over de aarde, dan is hem ook het scheppingswerk begrijpelijk. Hij kan er zich over verheugen omdat de toestand van ellende achter hem ligt. Hij ziet de schepping in al haar heerlijkheid voor zich, zij getuigt ook van de liefde, wijsheid en macht van de Schepper, wanneer hij de laatste weerstand tegen Mij opgeeft. De mens is dan in zekere zin wel al vrij maar toch nog blootgesteld aan de invloed van mijn tegenstander, die tevoren geen macht over het geestelijke had. De mens is dus steeds nog zolang zijn aandeel, totdat hij zich in vrije wil van hem heeft losgemaakt.

En aldus moet u goed begrijpen: De schepping kan en zal u mensen gelukkig maken omdat ze mijn werk is, alleen dat Ik voor haar ontstaan gebruik maakte van de eens door Mij als wezens uitgestraalde kracht die Ik omvormde tot de meest verschillende werken van mijn oneindige liefde en wijsheid. Dat zij evenwel in haar substantie het gevallen geestelijke is, en zodoende tot mijn tegenstander behoort tot het geheel verlost weer tot Mij is teruggekeerd. U mensen ziet niet het gevallene in de scheppingen, u ziet alleen de uitwerking van mijn liefde en mag uzelf over deze verheugen. U mag mijzelf daarin herkennen en u mag uzelf gelukkig prijzen dat u de weg terug door de schepping weer hebt afgelegd en kort voor uw voleinding staat. U moet er echter ook aan denken dat de werkelijke wereld een geestelijke wereld is die alleen zichtbaar is voor hem die met geestelijke ogen kijkt en dat alles wat voor u mensen zichtbaar is slechts een weerglans is van deze werkelijke geestelijke wereld. U moet eraan denken dat elke materie bestaat uit verharde geestelijke substantie en dat deze verharding weer alleen het gevolg was van de weerstand tegen Mij en de afwijzing van mijn liefdekracht. Want dan zal het voor u ook begrijpelijk zijn dat de aardse materie het Mij weerstrevende geestelijke is dat mijn liefde en wijsheid alleen tot een dienende functie aanspoort om zijn weerstand te breken en eenmaal weer tot zijn oertoestand terug te voeren.

De afval der wezens van Mij bracht dus de verharding van geestelijke substantie teweeg. Dus behoort dit verharde geestelijke zolang nog tot mijn tegenstander tot deze substantie weer vergeestelijkt is, wat Mij echter niet hindert hem de macht over dat geestelijke te ontrukken en dit tot scheppingen van allerlei aard om te vormen met het doel het geestelijke definitief tot een vrijwillig afkeren van hem en een vrijwillig terugkeren tot Mij te bewegen. En zo blijft de schepping ook steeds een goddelijk werk van mijn eindeloze liefde en wijsheid dat alleen Ik zelf kon laten ontstaan, Ik die alle macht en kracht bezit en die alles tot uitvoering kan brengen wat mijn liefde en wijsheid wil en als succesvol inziet.

Amen

BD.8616
14 september 1963

Voorspraak voor zielen in het hiernamaals (2)

Antwoord op de leer dat alleen maar “bevoegde” bidders het recht hebben voor de zielen te bidden. Steeds weer onderwijs Ik u het evangelie van de liefde, want als u dat aanneemt en het gebod van de liefde tot God en uw naasten volbrengt, vervult u uw aardse opdracht. En u moet u daarom steeds afvragen of alles wat u denkt, spreekt en doet, volgens mijn gebod van de liefde is. Maar steeds wordt de liefde verlangd die diep in het hart opvlamt, want met loze woorden en gebaren kan Ik Mij niet tevreden stellen.

En zo moeten ook alle werken van liefde onzelfzuchtig gedaan worden, want het uitzicht op loon doet afbreuk aan de liefde en zulke daden worden dan ook alleen zuiver aards beoordeeld. Altijd zal het meest innerlijke gevoel om te willen helpen en verblijden maatgevend zijn. Altijd zal de onzelfzuchtig gevende liefde bedoeld zijn, als Ik van u een leven in liefde verlang. Alleen deze brengt u tot voltooiing. Doch deze reine, goddelijke, onzelfzuchtige liefde verbindt u met Mij. En wat u in zo’n liefde voor uw naasten vraagt, dat zal hij ook ontvangen, hetzij dat zijn aardse nood gelenigd wordt, hetzij dat hem geestelijke gaven worden geschonken.

Altijd zal uw liefde die uw naasten betreft dit bewerkstelligen.

Wat zonder liefde geschiedt – gebeden die alleen de mond uitspreekt maar niet uit de diepte van het hart voortkomen – is als niet gesproken. Want deze bereiken mijn oor niet en dus kunnen zulke gebeden niet verhoord worden. Omdat echter het werken in liefde in alle opzichten het doel is van het aardse bestaan, zal Ik ook niet ophouden de liefde te prediken. En Ik zal de arbeiders in mijn wijngaard ook steeds opdragen het evangelie van de liefde verder te verspreiden, ieder mensenhart aan te spreken en aan te sporen tot onzelfzuchtige werken van liefde.

Maar nooit zal Ik een mens verhinderen om in liefde te werken, dat spreekt voor zich. Het gaat alleen daarom dat hij levendig is en bij alles door de liefde aangespoord wordt, want Ik heb voor geen enkele uiterlijke vorm waardering, omdat die waardeloos is voor de ziel van de mens. Ikzelf beoordeel alleen de wil van de mens, en Ik alleen weet of bij alles wat hij denkt, spreekt en doet, zijn hart betrokken is of niet. En u mensen moet altijd alleen maar de liefde prediken. U mag echter nooit de mensen beletten daden van liefde te verrichten, waartoe ook het gebed voor de gestorvenen behoort.

Want kent u de graad van rijpheid van diegenen die bidden?

En maakt u de mensen die u waarschuwt voor zo’n gebed niet onzeker? Geloof het maar, dat zij zelf kunnen beoordelen of hun gebeden door Mij worden aangenomen.

Wilt u ook degenen weerhouden om te bidden, die vanwege bezorgdheid om hun overledenen die zij willen helpen, worden gedreven en die anders helemaal niet zouden bidden?

U zult twijfel zaaien in hun harten, want een ootmoedig mens is niet overtuigd van zijn rijpheid, die hem alleen het recht zou geven voor deze zielen te bidden.

En wie kan er zeggen al zo vast verankerd in het geloof te staan, dat alleen zijn gebeden van waarde zijn? Het beoordelen van de waarde van een gebed moet alleen aan Mij overgelaten worden, want Ik waardeer reeds van iedere ziel de wil om te helpen en waarlijk, Ik zal ieder die bidt behoeden voor de macht van mijn tegenstander. Alleen nietszeggende lippendienst heeft geen waarde. Zulke bidders bevinden zich nog steeds in de macht van mijn tegenstander, anders zou hun geloof meer levend zijn en hun gebed uit het hart opstijgen. Dus waarschuwen voor gebeden voor overledenen mag u niet, omdat het verkeerd is te denken dat iemand die bidt zich in de macht van mijn tegenstander begeeft door zijn gebed. Een gebed dat alleen met de mond wordt uitgesproken, kan door Mij niet worden aangenomen. En zulke gebeden ontrukken waarlijk niet de zielen aan mijn tegenstander.

Zulke bidders hebben zijn wraak niet te vrezen, omdat zij hem geen zielen afhandig maken. Laat dit ene u gezegd zijn, dat Ik alleen uw denken dat verkeerd geleid werd, verbeteren wil. Want van mijn kant uit is zo’n leerstelling niet tot u gekomen, omdat deze de waarheid weerspreekt die Ik naar de aarde zend opdat een licht schijnt in de duisternis die mijn tegenstander over de aarde verspreid heeft. Waar slechts een vonkje van liefde opgloeit, daar komt de mens nader tot Mij, en alleen zo’n liefdesvonk zal een mens ertoe brengen voor de zielen in het hiernamaals te bidden.

En zo’n mens is ook niet ongelovig, anders zou hij ieder voortleven na de dood ontkennen en nooit de zielen een gebed achterna zenden.

Amen

BD.8617
15 september 1963

Geestelijk weten is hoger te waarderen dan de resultaten van het verstand

U kan over alles waar uw gedachten zich mee bezig houden opheldering ontvangen, als u zich tot Mij zelf wendt en Mij om de waarheid vraagt. Ik deel niet uit in beperkte mate – maar altijd in overeenstemming met de graad van rijpheid, zodat, wat u ontvangt ook altijd begrijpelijk voor u is, het zij door middel van gedachten of in directe vorm door mijn aanspreken van boven. Altijd echter zal het dezelfde waarheid zijn. En zelfs als Ik de mens nog niet vertrouwd kan maken met het diepste weten, zullen toch zijn vragen altijd naar waarheid beantwoord worden, maar steeds zo dat hij het begrijpen kan. En zo moeten alle onderrichtingen die in Mij hun oorsprong hebben steeds met elkaar overeenkomen, anders zou u aan de bron ervan kunnen twijfelen. Ieder mens kan echter zijn graad van rijpheid verhogen, dus kan hij ook steeds dieper ingeleid worden in geestelijk weten. En hij zal dan zegenrijk bezig zijn op aarde, daar geestelijk weten hem steeds zal aansporen deze door te geven.

Een mens die eens mijn onderrichting heeft aangenomen, zal niet meer kunnen zwijgen. En dan zal ook de overeenstemming aan de dag komen tussen mensen die zich tot Mij wendden om het juiste denken en waarheidsgetrouw weten. En mensen die vast staan in het juiste denken zullen ook altijd bereid zijn arbeid in de wijngaard te verrichten, want zij worden innerlijk door hun geest daartoe aangespoord de medemensen opheldering te verschaffen.

Wordt echter een mens door mijzelf rechtstreeks onderwezen door zijn geest, zodat hem een weten wordt overgebracht dat schriftelijk wordt vastgelegd, dan is hij ook gekenmerkt als arbeider in de wijngaard, want dan heeft hij ook de opdracht dit beschikbare geestelijke goed te verbreiden, daar Ik alle mensen wil aanspreken en Mij daartoe een contactpersoon kies die voor zo’n missie bekwaam is. En dan is ook zijn opdracht duidelijk, want een omvangrijk geestelijk weten valt nu niet te ontkennen en kan ook niet zonder doel naar de aarde gestuurd zijn.

Hoewel nu ook weer eerst een zekere graad van rijpheid nodig is dat zo’n geestelijk goed opgenomen en begrepen kan worden, zo kan het er toch toe bijdragen de mensen aan te sporen tot een bewuste levenswandel, wanneer zij eerst eenmaal kennis genomen hebben van zo’n ongewoon weten. Altijd zal de wil van de mens beslissend zijn en het verlangen om kennis over de waarheid te ontvangen, want vragen komen in ieder mens wel eens op over gebieden die voor het verstand niet toegankelijk zijn, die echter de geest in de mens doorgronden kan. En al naar gelang de rijpheid van ziel van een mens wordt hem nu ook de zuivere waarheid geschonken, tot heil van zijn ziel.

Nimmer echter mag de mens de resultaten van zijn verstandelijk denken hoger aanslaan dan het weten dat de geest in de mens openbaart, want de geest staat boven het verstand, de geest die een deel van Mij is, is niets onbekend. Hij kan de mens over alles opheldering geven, terwijl het gebied dat het verstand doorgronden kan, begrensd is en nooit in het geestelijke rijk binnendringt. Goddelijke openbaringen zijn daarom niet te onderschatten, in tegendeel, geen nog zo scherp verstandelijk denken levert resultaten op die daarmee te vergelijken zijn.

En zo zult u ook de grote betekenis ervan ten volle kunnen beseffen wanneer Ik door een mens een omvangrijk weten naar de aarde stuur, en u zult het begrijpen dat het mijn wil is dat dit weten verbreid wordt, en dat Ik daarom alle pogingen ondersteunen zal die van de kant van mijn lichtdragers ondernomen worden, om hun medemensen licht te brengen. U zult het begrijpen dat Ik die mensen zegen die Mij als knechten willen dienen in mijn wijngaard. Want is er wel iets belangrijkers in het aardse leven dan in de waarheid vast te staan, dus de medemensen de waarheid te brengen die Ik van boven naar de aarde zend? Die mensen kunnen zich gelukkig prijzen aan wie opheldering wordt geschonken, terwijl zij zelf nog onjuist denken, want alleen de waarheid schenkt hun het licht dat de weg verlicht die naar Mij voert.

Wie zelf de waarheid innig begeert, die staat ook vast in het juiste denken omdat Ik zelf hem verlicht, en hij zal zich verheugen om in mijn woord de bevestiging van zijn denken te vinden. Doch veel mensen moet eerst de weg gewezen worden. Zij moeten eerst mijn wil kennen en aangespoord worden naar mijn wil te leven. Dan pas begint ook in hen het tweede leven, zodat zij naast hun aardse leven een geestelijk leven leiden. En dan zal ook het verlangen naar de waarheid in hen ontwaken en volgens hun verlangen kan hun geschonken worden.

Daarom, probeer allen uw graad van rijpheid te verhogen, dan kunt u ook steeds dieper in de waarheid binnengeleid worden. Er zullen u ook diepste wijsheden onthuld kunnen worden, die u omwille van uw nog lagere zielenrijpheid onbegrijpelijk waren. Maar Ik deel nooit in beperkte mate uit als u maar mijn liefdegaven begeert. Ik zal u geestelijk en ook aards bedenken, want wat u voor ziel en lichaam nodig hebt, zult u ontvangen zodra alleen geestelijke goederen voor u het voornaamste zijn. Want uw lichaam zal vergaan – de ziel echter blijft bestaan, en deze moet op de eerste plaats verzorgd worden, en haar verlangen zal te allen tijde vervuld worden.

Amen

BD.8618
16 september 1963

Het geloof in Jezus Christus is in gevaar, daarom openbaringen

Het geloof in Jezus Christus als Verlosser van de wereld zal steeds meer afnemen, want van de kant van de tegenstander wordt alles ondernomen om in de harten van de mensen twijfel en afwijzing te strooien, en daar er zich geen rechtstreekse bewijzen laten leveren, zal steeds juist het geloof in Hem sterk moeten zijn, dat de mensen niet bezwijken en Hem geheel uit hun gedachten van zich afzetten, wat evenwel grote geestelijke duisternis met het gevaar terug te storten in de diepte, betekent. Maar dat is het plan van de tegenstander, opdat hij zijn aanhang niet verliest, die alleen Jezus Christus door Zijn kruisdood hem kan ontrukken, wanneer de mens aan dit werk van verlossing door Hem gelooft. Daarom worden er de ongelooflijkste beweringen opgesteld die er alle op uitdraaien, een bestaan van Jezus helemaal te loochenen, of Hem als mens voor te stellen, net als ieder ander mens, al Zijn wonderdaden tot en met Zijn verrijzenis uit den dode als leugens of ’n ongeloofwaardig verhaal te bestempelen en bijgevolg het hele verlossingswerk te loochenen en krachteloos te maken.

En de tegenstander vindt veel ontvankelijke oren voor zijn leugenwerk, die hem maar al te graag geloof schenken, omdat ze niet in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk willen geloven, zoals hij echter ook het geloof van diegenen aan het wankelen brengt die onverschillig zijn en niet geheel overtuigd van de leerstellingen die Jezus Christus betreffen.

En ook dezen maken zich makkelijk los van hun meningen en opvattingen tot nu toe. En alleen bij hem die serieus naar de waarheid zoekt, kan het geloof opnieuw worden versterkt, want het wordt hem duidelijk in zijn gedachten ingegeven, hoe het met het verlossingswerk van Jezus Christus is gesteld, of hij zal door mijn woord een nauwkeurig weten verkrijgen, want dit is de voornaamste reden van het toesturen van mijn woord naar de aarde, dat de mensen over het verlossingswerk volgens de waarheid worden onderwezen, opdat ze de weg naar het kruis nemen en hun voornaamste taak op aarde vervullen: vergiffenis van hun oerschuld; te vinden bij Hem, de goddelijke Verlosser Jezus Christus.

Want u, mensen zult alleen dan van een resultaat kunnen spreken in het leven op aarde, wanneer u hierin vrij wordt van uw oerschuld, en daar is alleen maar de erkenning van Jezus voor nodig en de innige bede tot Hem om vergeving van alle schuld. Dan was uw bestaan als mens waarlijk niet tevergeefs, dan is het doel door u bereikt, dat evenwel zonder Jezus Christus nooit bereikt kan worden. Verlossing door Jezus Christus betekent een zich algeheel losmaken en vrij worden van de vijand van uw ziel, die dan elke macht over u, mensen heeft verloren.

Dat hij dit echter met alle middelen en op elke manier wil verhinderen is begrijpelijk en daarom neemt hij ook zijn toevlucht tot alle maar te bedenken plannen om de mensen elk geloof in Jezus Christus af te nemen. En daar de mensen in de laatste tijd voor het einde ook geheel zonder liefde zijn, bezitten ze ook geen levend geloof dat tegen de stormaanval van de tegenstander zou kunnen standhouden, veeleer geven ze vrijwillig ook hun zwak geloof op, zonder na te denken nemen ze verkeerde onderrichtingen aan om ook alle verantwoording van zich af te schudden, omdat ze dan ook nauwelijks in een God geloven, die eens rekenschap van hen vraagt voor hun levenswandel.

Maar mijn werkzaam zijn hier tegenin zet nu ook in groter mate in – en wat de mensen door bewijs niet geloofwaardig kan worden gemaakt, wordt door het “werkzaam zijn van mijn geest” bewezen en wordt de mensen daardoor een helder inzicht verschaft en ook het verlossingswerk van Jezus wordt volgens de waarheid begrijpelijk gemaakt en gemotiveerd. Deze ophelderingen van Mij geven een zo’n begrijpelijk beeld van de missie van de mens Jezus, dat de mens die het maar ernst is vast te staan in de waarheid tot een overtuigd geloof komt.

En hoewel er maar weinigen zijn, dezen komen echter ook uit voor hun weten en de tegenstander zal niet meer in staat zijn hun geloof aan het wankelen te brengen. Want ze hoeven geen bewijzen omdat alleen het “werkzaam zijn van de geest” bewijs is, dat ook pas door de kruisdood van Jezus mogelijk werd en dat aan de mens steeds alleen maar zuivere waarheid overbrengt en alle geestelijke samenhang duidelijk maakt, zodat de mens niet meer kan twijfelen.

Maar hij heeft een vrije wil en hij kan zich aan de invloed van mijn tegenstander onttrekken, zoals hij echter ook hem ter wille kan zijn en zichzelf voor de zuivere waarheid afsluit. En steeds duidelijker zal het werkzaam zijn van de tegenstander op de voorgrond treden, tot hij tenslotte ook Mij zelf zal willen uitschakelen en de mensen ook het geloof in een God en Schepper wil afnemen, in een boven alles staande en werkzame Macht. En dan heeft ook zijn uur geslagen, dan gaat hij zijn bevoegdheid te buiten en beëindigt daardoor zelf de tijd van zijn werkzaam zijn op deze aarde. Dan wordt hij weer voor lange tijd gekluisterd, zoals het is verkondigd in woord en geschrift.

Amen

BD.8619
17 september 1963

Chaos na de ingreep

Steeds weer maak Ik u erop opmerkzaam dat u in een ongelooflijke chaos zult geraken door mijn ingrijpen. De krachten der natuur zullen zich bevrijden van hun kluisters en u zult niet in staat zijn goed na te denken. Alleen de mijnen zullen nog tot Mij kunnen bidden in geest en waarheid. Het zullen wel slechts schietgebeden zijn en korte smekende gedachten die zij tot Mij opzenden, maar Ik zal ze horen en hen beschermen tegen het ergste. Alles zal in strijd zijn met elkaar en de mensen in de bitterste noodtoestand brengen, en voor velen is dit al het einde. Zij verliezen hun lichamelijk leven, ofschoon het einde van deze aarde nog niet gekomen is.

Maar Ik probeer vóór het einde nog te redden wat zich laat redden. Ik wil Mij nog kenbaar maken aan de zwakgelovigen, opdat zij in hun nood tot Mij roepen en dan ook duidelijk mijn hulp ervaren. Daardoor wordt hun geloof gesterkt en zij kunnen Mij nog tot een steun worden als de laatste periode op deze aarde aanbreekt. Ik zeg u steeds weer: het zal bijna boven ieders kracht uitgaan, en alleen Een zal u deze kracht kunnen geven en u hulp toezenden als u in de grootste nood ook die Ene aanroept.

Maar mijn ingreep kan u mensen niet bespaard blijven, want het is een laatste poging om nog zielen te redden die zonder geloof zijn of zwak van geloof. En als zij geen uitweg meer zien kunnen deze mensen toch nog denken aan een God en Schepper en aan een Macht die boven hen staat en die alleen kan helpen. En als de grote natuurcatastrofe voorbij is zal de nood nog steeds niet ophouden. Integendeel, de chaos zal nog steeds groter worden. En dan zal blijken waar nog een levend geloof te vinden is, want dit alleen zal alle nood overwinnen.

Wie een levend geloof heeft zal zich zonder beperking aan Mij toevertrouwen en zijn geloof zal Ik niet te schande maken. Hij zal steeds weer geholpen worden en zal ook proberen zijn medemensen tot geloof te brengen. En naar mate van hun wil en hulpvaardigheid zal hun ook hulp gegeven worden, want als de nood tot liefdadigheid aanspoort heeft ze haar doel bereikt omdat ze daarmee de onbaatzuchtige naastenliefde opwekt. En die is weer de garantie dat Ik deze mensen mijn liefde schenk en hun de kracht geef om hun toestand de baas te worden.

U hoeft deze tijd van nood dus waarlijk niet te vrezen als u tot de mijnen behoort, die mijn wil vervullen en Mij dienen willen. De voortdurende verbinding met Mij verzekert u ook van mijn bescherming en van de toevoer van kracht in hoge mate. Bovendien heb Ik u ook weer nodig voor het verspreiden van mijn evangelie van de liefde, dat in die tijd bijzonder nodig zal zijn. Want wederom zullen de mensen hun ware wezen laten zien, en slechts weinige zullen bereid zijn te helpen en de naasten bij te staan. Dezen worden echter steeds geholpen, daar kunnen ze zeker van zijn. Maar meestal zal de eigenliefde sterker te voorschijn komen en meedogenloos zullen de mensen zich toe-eigenen wat hun niet toebehoort, om hun eigen levenspeil te verbeteren. De sterken zullen zich laten gelden en proberen de zwakken te gronde te richten, en dat zal deze tijd van nood in het bijzonder karakteriseren en zal duidelijk maken dat de mensheid rijp is voor de ondergang. Toch moeten de mijnen er zich steeds op verlaten dat Ik al hun noden ken en kan afwenden, want voor Mij is waarlijk alles mogelijk. Ik zal u ook lichamelijk verzorgen en u zult op de wonderbaarlijkste wijze hulp ervaren, en uw geloof zal steeds meer levend worden. En met de kracht van het geloof zult u ook alles doorstaan zodat uw vijanden u niet zullen kunnen overwinnen.

Dat deze tijd in aantocht is kunt u met zekerheid geloven. En Ik zal nog alle hulpmiddelen aanwenden om de zielen te redden die nog niet geheel aan mijn tegenstander zijn vervallen. Ook aan hen wil Ik Mij openbaren in mijn liefde en macht, zodra hun geloof levend is geworden. Het zogenaamde vormgeloof zal men totaal opgeven, want het is geen overtuigd geloof dat stand kan houden in zulk een aardse nood. En deze nood zal allen bitter treffen die voor die tijd bovenmate zwolgen in aardse goederen en aan wie nu de vergankelijkheid van het wereldse duidelijk voor ogen gesteld zal worden. En al naar gelang de rijpheid van hun zielen zullen zij of weer tot Mij, hun God, hun toevlucht nemen en Mij om hulp vragen, of trachten deze tijd op eigen kracht te doorstaan ten koste van de naasten. Want zij zijn zonder liefde, anders zouden zij de weg tot Mij wel nemen.

Deze tijd van nood zal aan u mensen grote eisen stellen, en toch kunt u ze met mijn hulp doorstaan. Roep daarom deze hulp in en vraag Mij nog vóór die tijd om kracht opdat u stand kunt houden wanneer de chaos begint. U bent tot alles in staat in verbinding met Mij, maar u bent zwak en hulpeloos als u zich verlaat op uw eigen kracht en gelooft geen goddelijke hulp nodig te hebben. Denk er steeds aan dat Ik iedere mens zal bijstaan die tot Mij roept in zijn nood.

Amen

BD.8620
18 september 1963

Aanvulling op BD.8586 – Wat was het lichaam van Jezus?

U hoeft nooit bang te zijn voor verkeerde onderrichtingen, wanneer u zich tot Mij zelf wendt om opheldering. En Ik zal u steeds het juiste uitsluitsel geven, zodra iets voor u onbegrijpelijk is. Want u die de waarheid zult moeten verbreiden, zult ook zelf elke tegenwerping moeten kunnen weerleggen. U zult zelf moeten weten hoe alles samenhangt, daar u anders geen juiste vertegenwoordigers van de waarheid zou kunnen zijn.

Weet dus dat elke materie verhard geestelijks is. Geestelijke kracht die door Mij eens als wezen werd uitgestraald en haar eigenlijke doel niet vervulde, omdat deze wezens weigerden volgens mijn wil werkzaam te worden. Deze weigering had het verharden van de geestelijke substantie tot gevolg, dus werd ze dichter en Ik gaf deze substantie nu vormen.

De verharde substantie werd materie.

Nu kan Ik echter krachtens mijn macht ook materie laten ontstaan die niet eerst de verharding van geestelijke substantie heeft doorgemaakt.

Ik kan de geestelijke kracht door mijn wil verdichten tot vorm.

En dat heb Ik gedaan om Mij eenmaal een vleselijk omhulsel voor Mij zelf te verschaffen, dat echter niet anders moest zijn dan dat van ieder mens. Ze was alleen niet afkomstig uit het rijk van mijn tegenstander, maar de geestelijke substantie werd rechtstreeks van Mij uit aan de schepping toegevoegd. Ze legt dus wel de gang door de scheppingen af, die de materie moet afleggen om haar dienende functies te verrichten en om zich dus langzaam te ontwikkelen tot aan het stadium waarin ze een ziel tot verblijfplaats moet dienen.

Elk vleselijk omhulsel van een mens staat nog in het beginstadium van de ontwikkeling. Ze is nog niet vergeestelijkt en moet meestal na de dood van de mens nog een hele lange ontwikkelingsgang afleggen, tot ze zelf zich als behorend bij een ziel in een lichaam mag bergen.

De tijd nu, die het geestelijke nodig heeft om als lichaam van een ziel te kunnen dienen, is ook aan deze door Mij verdichte kracht toegekend, om de gang door de schepping te gaan, voordat ze de ziel van Jezus mocht dienen als uiterlijke vorm. Want deze ziel had een lichaam nodig dat net zo geaard was als elk ander menselijk lichaam, omdat Hij ook dit lichaam wilde vergeestelijken en omdat ook Hij door Zijn lichaam aan alle verzoekingen van onrijpe geesten was blootgesteld, die door het lichaam invloed hoopten te krijgen op de ziel. In wezen was dus de substantie van Zijn lichaam geen gevallen geestelijks, maar was het door het rijk van het gevallene heen gegaan. Het lichaam behoorde eveneens tot de schepping die het gevallene bergt en het moest zich in deze ontwikkelingsgang ook waarmaken, doordat de geestelijke substantie in haar onvrije, gebonden toestand kwellingen onderging en moest verdragen. Dat behoorde ook al tot het verlossingswerk van Jezus, maar het droeg ook bij tot de volledige vergeestelijking van het lichaam van Jezus.

Want het lichaam was door de gang door de schepping net zo geaard als elk ander menselijk lichaam. En de mens Jezus had dezelfde strijd te voeren tegen de begeerten en zwakheden en toch was het lichaam zonder zonde, omdat het Mij zelf als verblijfplaats moest dienen en Ik ook al in het kindje Jezus vertoefde en Jezus daar af en toe ook het bewijs voor leverde. Het moet voor u begrijpelijk zijn dat het vergeestelijkte lichaam van Jezus geen andere oergeest kon toebehoren. Dat dus Ik zelf voor dit materiële lichaam zorgdroeg en het een werk van mijn macht en wijsheid was, maar dat het anderzijds zo geaard moest zijn, dat zijn vergeestelijking eveneens kon plaatsvinden om juist de toedracht van de opstanding te funderen en de mensen aan te sporen eveneens de vergeestelijking van het lichaam na te streven. Met dit doel dus ging ook het lichaam van Jezus in zijn afzonderlijk geestelijke substanties door de scheppingswerken en nam het de kwellingen van het gebonden zijn op zich om het verlossingswerk van Jezus in alle opzichten tot een succes te laten worden. Want nu werkten van buiten af de onrijpe krachten op de mens Jezus in. Ze probeerden de nog zwakke lichamelijke substanties aanleiding te geven tot zonde, maar Jezus bood weerstand. Hij streed tegen alle verzoekingen en bracht alle begeerten van het lichaam tot zwijgen. En Zijn strijd was waarlijk niet gemakkelijk, ondanks dat Hij zonder zonde was.

Er is Hem niets bespaard gebleven, juist omdat Hij Zijn medemensen het leven wilde voorleven, omdat Hij het bewijs wilde leveren dat het voor ieder mens mogelijk is hetzelfde te volbrengen:

lichaam en ziel te vergeestelijken.

Maar dit ene zult u moeten geloven, ook wanneer het voor u nog niet helemaal begrijpelijk is: dat het lichaam en de ziel van Jezus zonder zonde waren, maar dat Jezus juist daarom veel meer te lijden had, omdat Hij zich in een zondig gebied moest begeven en de zwaarste strijd moest doorstaan die een mens ooit doorstaan zal. Want al het aardse rondom Hem bracht Zijn lichaam en Zijn ziel in het nauw. En alleen Zijn overgrote liefde hield stand tegen deze benauwenissen en kwellingen. Want de mens Jezus droeg “God” in alle volheid in zich. En met Mij tezamen heeft Hij gezegevierd en de tegenstander en diens macht gebroken.

Amen

BD.8622
21 september 1963

De ondoorgrondelijkheid van de Godheid

U mensen moet geloven dat u mijn wezen voor eeuwig niet zult kunnen doorgronden. Wat Ik in mijn diepste zelf ben, is u niet begrijpelijk te maken, want uw denken is nog begrensd en dus kunt u het onbegrensde niet vatten. Onbegrensd echter is de Geest voor wie u uzelf het begrip God schiep. Wat deze Geest weer in zichzelf is dat is u niet duidelijk te maken omdat Hij geen vorm heeft en u zich alles wat bestaat steeds alleen maar als vorm voorstelt, vooral dan als het wezenlijk is, dus een wil met denkkracht bezit. Ik als Oergeest ben echter wel bestaand, maar onder geen enkele vorm voor te stellen. Ik ben een kracht, die onbegrensd is en onbegrensd werkt. En deze kracht vervult het ganse heelal, ze vervult elke materiële en geestelijke schepping en ze werkt altijd en eeuwig in wettelijke ordening. Want een denkende wil bestuurt deze geestelijke kracht weloverwogen in liefde en wijsheid. Deze “denkende wil” geeft u het recht dat u zich een Wezen voorstelt, alleen u mag dit Wezen geen vorm geven, maar u moet zich alles wat zichtbaar is en ook alle geestelijke scheppingen voorstellen, vervuld van de kracht van mijn liefde – van mijn geest – met wie u zich ook verbinden kan door uw gedachten, omdat Ik zelf een denkend Wezen ben.

Mijn wezen, mijn geest, mijn liefde, mijn kracht – dit alles komt op hetzelfde neer. De alles vervullende kracht is God, de liefde op zichzelf beschouwd is God, de geest is God. En toch is deze God een Wezen, want een denkende wil bepaalt hoe de liefde, de kracht, de geest zich uit, hij leidt al mijn besturen en werken. En of nu ook de kracht van de liefde zich in talloze vonkjes verspreidt, ieder vonkje is weer hetzelfde als Ik zelf ben: een geest in dezelfde hoedanigheid als Ik, alleen in de allerkleinste verkleining. En nochtans geweldig, want hij is wederom zelf drager van de eeuwige Godheid, omdat hij anders niet zou kunnen bestaan als hij niet met de kracht van mijn liefde zou zijn doorstroomd. En zo kan de mens zich Mij zelf voorstellen als aan hem gelijk, omdat u allen evenbeelden bent van Mij. Maar toch bent u beperkte wezens. U bent slechts een deel van Mij dat zolang als beperkt beschouwd moet worden als u nog onvolmaakt bent. Wordt u weer volkomen zoals u het was in het allereerste begin, dan vindt ook weer de samensmelting met Mij plaats. En dan zult u zich ook eerder een begrip kunnen vormen van de Godheid, ofschoon Ik voor u in mijn diepste wezen ondoorgrondelijk ben en blijven zal. Maar dan legt u ook geen beperkte maatstaven meer aan zoals u het als mens doet en waardoor uw denken ook vaak verkeerd is.

Ik ben een Geest, dat wil zeggen: een voor uw menselijke zintuigen niet waarneembaar Wezen, dat echter toch bestaat – en daarom een Wezen is, omdat u in alles wat Ik liet ontstaan een zin en een bestemming kunt zien, dus hieruit een denkende en willende Macht kunt concluderen. En daarom moet u zich ook verbinden met deze Macht, die door u niet ontkend kan worden. Want deze verbinding, de vereniging, laat u pas inzien dat u in uw oorspronkelijke substantie hetzelfde bent. Wanneer deze Macht u dus aanspreekt, dan spreekt ze niet uw uiterlijk omhulsel, uw lichaam aan, maar datgene wat zich in dat omhulsel bevindt, wat u als goddelijk evenbeeld kenmerkt: uw geest, die u door Mij ter beschikking werd gesteld en deel is van Mij, die u eens afwees, die echter weer als nietig vonkje in u werd gelegd ten behoeve van uw bestaan als mens. Of met andere woorden: Ik spreek tot het eeuwig onvergankelijke in u, Ik spreek tot wat aan Mij zelf toebehoort, wat echter nu als vonkjes door Mij uitgestraald, zich in uw menselijk lichaam bevindt. En dat is weer een bewijs dat Ik zelf Mij in u, mijn schepselen wilde terugvinden, en u daarom ook onafscheidelijk met Mij blijft verbonden, omdat mijn geest ondeelbaar is – omdat de kracht van mijn liefde u het bestaan verzekert, omdat u voor eeuwig niet kunt vergaan, want u bent door Mij uitgestraalde kracht die volgens wet van eeuwigheid ook weer terugkeren moet tot de Bron van kracht.

Pas in een toestand van volmaaktheid begrijpt u dit alles. U zult dan niet meer eng begrensd denken en u zult dan ook weten dat Ik een Wezen ben aan wie dan al uw liefde toebehoort. U zult dan ook weten dat Ik zelf de liefde ben en u zult dan begrijpen waarom u als mens niet in staat was dit alles te bevatten. Want zolang Ik zelf – mijn geest en mijn liefde – niet geheel bezit van u kan nemen, omdat u nog niet volmaakt bent, zolang kan Ik u ook niet zo doorstromen dat het helderste licht in u is. Maar Ik werk in u voor zover dat mogelijk is, voor zover uw staat van rijpheid dit toelaat – u steeds meer licht schenkend, opdat u eenmaal tot voltooiing komt.

Amen

BD.8623
22 september 1963

Begoochelingen door de tegenstander – UFO’s

U zult nog vaak in grote twijfel gedompeld worden en ertoe worden gebracht vragen te stellen, want in de eindtijd moet u nog bedacht zijn op grote verrassingen, die u van de kant van mijn tegenstander bereid worden. Hij zal voor geen middel terugdeinzen, om u mensen in de war te brengen en u van de waarheid af te houden. Hij zal alles doen om uw gedachten af te leiden van de eigenlijke arbeid aan uw ziel en hij zal daarbij listig te werk gaan, zodat het moeilijk zal zijn, zijn activiteiten te herkennen als satanisch, want steeds zal hij zich met een lichtgewaad camoufleren.

Hij zal u voorspiegelen, dat u beschermd wordt, dat er voor u hulp in aardse noden komt van “boven” in de gedaante van lichtwezens, van bewoners van andere hemellichamen, die zich over de mensen ontfermen. Want hij ziet zeer wel de chaos die er op de aarde heerst en benut deze ook nog voor zijn eigen doeleinden: de verwarring nog groter te maken. Weliswaar zijn in mijn opdracht talloze lichtwezens bereid om u mensen wat voor hulp dan ook te verlenen, zowel geestelijke alsook aardse, maar hun werkzaamheid zal alleen zuiver geestelijk zijn. Zij zullen op het denken van u inwerken, ze zullen u met zachte drang naar Mij in Jezus Christus leiden. Zij zullen uw lotgevallen zo leiden, dat uw ziel er voordeel uit kan trekken. Zij zullen u door middel van gedachten goede raad geven en u kunt hen ook in al uw nood om hulp aanroepen, zodra u met Mij verbonden bent, zodat Ik dus die lichtwezens de opdracht kan geven, u bij te staan.

Maar voor al deze hulpverleningen zijn waarlijk geen voor u zichtbare dingen nodig. De lichtwezens zullen u niet benaderen door zich te manifesteren of door zich van zulke voorwerpen bedienen, die u met uw ogen zou kunnen waarnemen. Want de bewoners van de lichtwereld, de bewoners van mijn rijk, die Ik de opdracht geef u hulp te verlenen, hebben geen voor u zichtbaar omhulsel nodig om hun wil werkelijkheid te laten worden. Het zijn geestelijke wezens, die altijd alleen geestelijk op u inwerken.

Anders echter werkt mijn tegenstander op u mensen in. Hij probeert u te verblinden. Hij wil de mensen doen geloven, dat bovenaardse wezens zich het lot van de bewoners van de aarde aantrekken en hij draagt zijn vazallen op schijnlichten op te laten flikkeren, want het is zijn doel om de mensen van een overgave aan hun God en Schepper af te houden, dat zij zich naar deze wezens keren, zich aan hen toevertrouwen en daardoor onder zijn heerschappij geraken. En hij heeft in het einde grote macht, die hij waarlijk goed voor zichzelf benut.

Ik kan u mensen steeds alleen maar waarschuwen voor lichtgelovigheid. Als u gelooft, dat van andere hemellichamen wezens de aarde naderen om u de een of andere hulp te verlenen, dan moet u eerst bedenken, dat alle zichtbare hemellichamen bewoond zijn door wezens, die tot volle ontwikkeling moeten komen, die evenwel het hen toegewezen hemellichaam niet kunnen verlaten vanwege de wet van eeuwigheid. Dat er wel een geestelijke verbinding kan bestaan, maar dat zo’n verbinding door bewoners van de aarde met bewoners van andere hemellichamen niet gezocht mag worden, omdat u niets afweet van de rijpheidsgraad van deze wezens, die zich aan u geestelijk te kennen willen geven. Deze wezens kunnen u op een geestelijke manier – door mediums – weliswaar boodschappen laten toekomen, die u echter op hun waarheidsgehalte niet zult kunnen controleren.

En zulke boodschappen moet u daarom als twijfelachtig afwijzen. Want als u van Mij uit moet worden onderwezen, geschiedt dit rechtstreeks, of door lichtwezens uit mijn rijk, die de leerstof direct van Mij ontvangen die ze u moeten brengen. Zolang u de geesten niet hebt leren onderscheiden, moet u zich verre houden van een omgang met hen. Mijn tegenstander echter zal altijd daar tussen beide komen, waar de mensen zich bereidwillig openstellen voor mededelingen uit het rijk der geesten. Het verlangen naar het bovennatuurlijke geeft mijn tegenstander reeds een aanleiding en hij zal hen, die dat verlangen, steeds van dienst zijn, maar nooit tot heil van hun zielen.

In de eindtijd zal hij ook de mensen proberen te misleiden, doordat hij zelf zijn toevlucht neemt tot materialisaties, doordat hij voor de ogen van afzonderlijke mensen voorwerpen laat verschijnen die niet materieel bestaan, maar zich als fantomen presenteren aan hen, die het abnormale beleven willen en daarom ook door mijn tegenstander gemakkelijk beïnvloed kunnen worden. En daarbij komt nog de omstandigheid, dat ook de mensen proefobjecten in het heelal sturen, die als materiële voorwerpen te zien zijn. Daarom kunnen de mensen ook geen onderscheid meer maken tussen schijn en werkelijkheid. Maar van satanische oorsprong zijn beide, of het van mensen uitgaat of van de geestelijke wereld, die toch altijd het rijk van de duisternis is, zoals ook die mensen tot hun pogingen worden aangezet door de vorst der duisternis.

Het loopt naar het einde en dat is ook de reden van de ongewone activiteit van satan. Maar Ik zelf werk ook op ongewone wijze, doordat Ik de mensen de zuivere waarheid laat toekomen. En Ik zou ook waarlijk aan u mensen bericht laten toekomen, als in mijn opdracht deze bewoners van andere hemellichamen handelend moesten optreden. Ik zou u daarover niet in het onzekere laten.

Doch steeds zeg Ik u weer: Laat u niet door zulke verblindende lichten van uw stuk brengen. Want hij, van wie ze uitgaan, wil u niet redden, maar u verderven. En u zult voor het einde nog veel beleven en zijn activiteiten duidelijk kunnen nagaan, als u maar opmerkzaam en met Mij verbonden blijft, zodat Ik zelf steeds uw denken kan verlichten en in het licht van de waarheid u ook hem en zijn optreden herkent.

Amen

BD.8624
23 september 1963

De verwoesting van de aarde is het gevolg van experimenten

Het laatste werk dat de aarde verwoest zet u mensen zelf in werking. En Ik hinder u daar niet bij, omdat Ik ook aan het geestelijke denk dat door dit verwoestende werk vrij wordt uit de materie en in nieuwe, andere vormen op de nieuwe aarde zijn ontwikkelingsgang weer kan voortzetten. Al meer dan eens is u dit gezegd, maar toch is uw geloof eraan zeer gering, want het hele gebeuren is voor u eenvoudigweg onvoorstelbaar. Het vormt echter de afsluiting van een ontwikkelingsperiode waarop een nieuwe periode volgt, opdat het werk om het geestelijke terug te brengen zich weer in wettelijke ordening kan voltrekken en er weer een resultaat te behalen is dat voor de verwoesting van de oude aarde niet meer te zien was.

Mijn tegenstander voert zijn laatste satanische daad uit doordat hij de mensen ertoe aanzet dat te doen waartoe hij zelf de macht niet heeft: scheppingswerken te vernietigen – in het geloof daardoor het gebonden geestelijke te bevrijden en in zijn macht te krijgen. Hij haalt de mensen over en zet hen ertoe aan proefnemingen te doen van allerlei aard, die echter door de onwetendheid van de mensen mislukken en daarbij verschrikkelijke gevolgen uitlokken.

Want de mensen wagen zich aan experimenten waarvan ze de afloop niet kennen. Ze zetten krachten in werking die ze niet beheersen en zijn daardoor ten dode opgeschreven. En met hen zal ook het hele scheppingswerk aarde aan de meest geweldige verwoestingen zijn blootgesteld. Het hele aardoppervlak zal totaal veranderen, alle scheppingswerken op de aarde zullen aan de vernietiging ten prooi vallen. De uitwerkingen ervan zullen tot in het binnenste van de aarde doordringen en zo kan er dus van een verwoesting van enorm grote omvang gesproken worden. De meeste mensen zullen dit weliswaar zelf niet meer kunnen nagaan, behalve de kleine schare die Ik tevoren van de aarde wegvoer in een gebied van vrede.

Ik zelf zou nooit zo’n verwoesting toelaten wanneer Ik daardoor niet ook nieuwe mogelijkheden zou verkrijgen die tot zegen zijn voor het nog gebonden geestelijke dat al eindeloos lange tijden in de hardste materie smacht. Maar voor dit geestelijke zou een verdere ontwikkeling ook mogelijk zijn wanneer de mensen de wettelijke ordening niet omver zouden stoten maar steeds hun dienende taak op aarde vervulden.

Maar de mensen leven niet meer in mijn goddelijke ordening en daardoor heeft mijn tegenstander grote invloed op hen en hij zet ze aan iets te doen waarvan hij profijt hoopt te trekken, waarvan hij de terugkeer van al het gekluisterde geestelijke naar hemzelf toe verwacht. En Ik houd hem daarbij niet tegen, omdat het altijd nog aan de vrije wil van de mens zelf ligt, of hij datgene uitvoert waartoe mijn tegenstander hem wil dwingen.

Maar wat de mensen ook doen, steeds zal Ik de uitwerkingen van hun handelen juist weten te benutten. Want ook de duistere wereld is waarlijk aan Mij en mijn macht onderworpen en ze moet Mij dienen en als het ware deelhebben aan mijn werk om het geestelijke terug te voeren, al is het ook onbewust. Ik ben echter sinds eeuwigheid op de hoogte van de wilsrichting van de mensen en Ik kon daarom op grond van deze wil ook mijn heilsplan opstellen.

Ik weet wanneer het tijdstip gekomen is waarin een geestelijke vooruitgang op de aarde niet meer te verwachten is. Ik weet ook wanneer voor het gebonden geestelijke de tijd gekomen is dat het vrij kan worden en Ik belet daarom het handelen van de mensen niet wanneer ze aan een reusachtig vernietigingswerk beginnen door hun verkeerd gerichte wil die zich naar mijn tegenstander keert, waardoor de mens voor hem een gewillig werktuig is. Want hijzelf kan geen scheppingswerk te gronde richten, hij kan geen stukje materie uiteen doen vallen en al het gebonden geestelijke is aan zijn macht ontrukt. Daarom probeert hij het weer terug te winnen en de mensen zijn hem daarbij behulpzaam daar ze zelf bijdragen aan de ontbinding van de materie – aanvankelijk door talrijke kleine proefnemingen, die echter later afmetingen aannemen waartegen de materie niet bestand is.

Doch Ik laat het toe dat het geestelijke dat in de materie gekluisterd is vrij wordt, al is het ook ten koste van het hele menselijk geslacht, dat zelf op een geestelijk dieptepunt is aangekomen dat een hernieuwde verbanning in de materie nodig maakt. En wat mijn tegenstander en de van hem afhankelijke mensen nu ook ondernemen – uiteindelijk zal het toch weer de positieve ontwikkeling dienen van het geestelijke dat eens tot voltooiing moet komen. En daarom zal ook mijn heilsplan worden verwezenlijkt, zoals het u bekend is gemaakt in woord en geschrift.

Amen

BD.8626
25 september 1963

Het ontbreekt de mensen aan liefde en geloof

Steeds verder verwijderen de mensen zich van Mij en steeds minder willen zij geloven – want omdat zij niet in de liefde leven komen zij ook niet tot een levend geloof, en een dood geloof is geheel waardeloos, omdat het gemakkelijk opgegeven wordt als ze zich moeten uitspreken, voor of tegen Mij. Want voor deze beslissing zullen de mensen onherroepelijk worden geplaatst, onverschillig of die verlangd wordt door aardse machthebbers of ook slechts door zware slagen van het noodlot, waarin alleen de juiste beslissing hulp kan brengen in aardse nood. Zonder geloof zijn zij verloren, want zij zijn dan onderdanen van mijn tegenstander, die ieder geloof aan een God en Schepper onder de mensen wil vernietigen.

Alleen een leven in liefde zal het geloof levend maken, en dan is ieder gevaar om in de handen van mijn tegenstander te vallen over. Want een levend geloof brengt de verbinding met Mij tot stand, en dan kan iedere nood worden opgeheven omdat de mens dan gelooft dat Ik daar de macht toe heb – en hij er ook van overtuigd is dat mijn liefde Mij tot hulpverlening aanspoort. Maar arm en ongelukkig zijn die mensen te noemen bij wie ieder geloof ontbreekt aan een Wezen, dat vol van liefde – wijsheid en macht is. En al worden ze ook in aardse nood door mijn tegenstander geholpen, dan gaat toch hun ziel onherroepelijk verloren, want die heeft ledere verbinding met Mij opgegeven en is hem daardoor reddeloos ten prooi gevallen.

En dit lot zal veel mensen te wachten staan, omdat mijn tegenstander hen geheel in zijn macht heeft en zij daarom ook zijn lot moeten delen op het einde van de aarde, dat zij – als hij in ketenen wordt gekluisterd – weer opnieuw gebannen worden in de scheppingen van de aarde en weer de gang door de nieuwe schepping moeten doorlopen. Maar iedere ziel verkrijgt wat ze verlangt en voor haar redding kan niets anders gedaan worden dan dat aan de mensen steeds weer het evangelie van de liefde wordt uiteengezet. Dat hun gezegd wordt wat hen te wachten staat als zij zonder liefde leven, en daardoor ook zonder geloof.

Steeds weer moeten de mensen worden opgeroepen, steeds weer moeten ze worden aangemaand de wereld de rug toe te keren en zich op geestelijk gebied te begeven. Steeds weer moet hun het doel van hun aardse leven worden voorgehouden, opdat zij niet kunnen zeggen dit helemaal niet geweten te hebben. Zij zullen weliswaar aan uw woorden geen geloof schenken, maar zij mogen ook niet ongewaarschuwd blijven, want ook Ik zal hen steeds weer de weg versperren en door slagen van het noodlot proberen hun denken te veranderen, omdat tot aan de dood altijd nog de mogelijkheid bestaat dat hun wil verandert, en er geen gelegenheid onbenut zal blijven.

En zo zal er een onophoudelijk worstelen zijn om die zielen die mijn tegenstander nog wil vasthouden. En als het u mijn dienaren op aarde maar gelukte uw medemensen tot geloven te bewegen aan een God en Schepper uit wiens macht zij zijn voortgekomen, als het u slechts gelukte hen tot liefdewerken aan te sporen, dan bestaat ook de mogelijkheid dat zij geloven dat zij ernstig nadenken, in het bijzonder als zij de vergankelijkheid van het aardse moeten inzien en naar onvergankelijke goederen beginnen te verlangen. Iedere verandering van opvatting kan voor deze mensen redding betekenen, en de mens kan zijn denken nog veranderen tot aan zijn dood.

Daarom moeten ook jullie mijn medewerkers niets achterwege laten om in de mensen het geloof op te wekken in een liefdevolle Macht, die alle mensen voor zich terug wil winnen. U moet hun ook laten weten dat uzelf in rechtstreekse verbinding staat met deze Macht en dat die u een omvangrijke geestelijke kennis doet toekomen die opheldering geeft over het eigenlijke doel van het menselijke bestaan. Steeds weer bestaat de mogelijkheid dat een mens zich aangesproken voelt en u gehoor schenkt, en dan is hij ook al met zekerheid gered. Want zodra Ikzelf hem kan aanspreken door u, zal hij zich ook aangeraakt voelen en er een standpunt over innemen.

Daarom gaat steeds weer de oproep naar u uit onvermoeid bezig te zijn, daarom laat Ik niet na om te proberen de liefde van alle zielen te winnen die nog ver van Mij afstaan. Daarom komt er vaak grote aardse nood over de mensen, opdat zij tot liefdewerken voor hun medemensen worden aangespoord. En dan is het ook niet hopeloos, want iedere daad van liefde verbindt de mens met Mij en brengt tegelijkertijd verlossing van mijn tegenstander.

Als de mensen toch maar geloven wilden dat alleen de liefde hun verlossing kan brengen van de vijand van hun zielen. Dat de liefde hun ook inzicht zou schenken, en zij daardoor ook een levend geloof konden verkrijgen in de Verlosser Jezus Christus. En een levend geloof in Hem betekent een zekere redding van zonde en dood.

De liefde is echter verkoeld en daarom is ook het geloof verloren gegaan – en zonder liefde en geloof kan geen mens zalig worden – zonder liefde en geloof heeft mijn tegenstander nog de heerschappij over diens ziel en zij kan dan niet ten leven komen, een leven dat eeuwig duurt.

Amen

BD.8627
26 september 1963

Volledige overgave aan God

Vertrouw u steeds aan Mij toe en maak Me zo tot uw Leidsman, tot uw voortdurende Begeleider die u stuurt en u beweegt tot al uw denken en doen. En waarlijk, dan zal uw aards bestaan zegenrijk zijn voor uzelf en ook voor uw medemensen. Want steeds zal dan mijn wil in u werkzaam zijn omdat u uw wil ondergeschikt maakt aan mijn wil. Daarom is de totale overgave aan Mij ook de zekerste garantie dat u uw voltooiing zult bereiken, want dan is elke weerstand in u gebroken. U erkent Mij weer vrijwillig en niets staat de aaneensluiting nu meer in de weg omdat een volledige overgave aan Mij zonder liefde voor Mij ondenkbaar is en omdat de liefde in u nu ook niet werkeloos zal blijven, omdat nu uw wandel over de aarde een werkzaam zijn in liefde zal zijn. De volledige overgave aan Mij kan niet plaatsvinden zolang de eigenliefde in u nog overheerst, want dan laat u steeds nog uzelf gelden en uw wezen zal blijk geven van aanmatiging, terwijl de overgave aan Mij een daad is van deemoed en uw eigenliefde al veranderd is in onbaatzuchtige naastenliefde. U zult zich ook alleen dan aan Mij overgeven, wanneer u Mij volledig vertrouwen schenkt, wanneer u Mij al heeft onderkend als een Wezen dat in zich Liefde, Wijsheid en Kracht is. Dan gaat u vanzelf de verhouding aan van een kind tot de Vader. U brengt de oorspronkelijke verhouding weer tot stand en zult dus ook weer gelukzalig worden, want u vervult de wet van de eeuwige ordening. U bent weer liefde geworden, u zult de straling van mijn liefde kunnen ontvangen en als mijn kinderen nu terugkeren in uw vaderhuis.

Steeds weer tracht Ik uw liefde te winnen, heel uw vertrouwen, uw totale overgave aan Mij. En daarom openbaar Ik mijn wezen aan u. U zult over mijn wezen naar waarheid onderricht moeten zijn, want pas wanneer u mijn eindeloze liefde in haar volle omvang zult kunnen beseffen, pas wanneer u zult weten dat ze altijd en eeuwig naar u uitgaat omdat u uit mijn liefde bent voortgekomen, zult u het begrijpen dat Ik vurig naar u verlang. En wanneer u in deze grote liefde van Mij zult geloven, zult u haar ook beantwoorden. Want liefde wekt wederliefde op.

Daar u echter als mens nog een verduisterde geest hebt, denkt u vaak nog verkeerd. U vreest Mij Die u met alle liefde tegemoet komt. U zult u niet door Mij laten aanspreken omdat u mijn strengheid vreest, omdat u zich niet als kinderen van een Vader voelt die steeds op de liefde van de Vader kunnen vertrouwen en in alle moeilijkheden tot Hem mogen vluchten. Er is u een verkeerd beeld van Mij gegeven, waarbij Ik u wel als machtig en rechtvaardig werd voorgesteld, maar er van mijn eindeloze liefde te weinig melding werd gemaakt. En daarom ontbreekt u het vertrouwen van een kind in de Vader – dat echter door de Vader nooit beschaamd zal worden. En in uw geestelijke duisternis gaat u vaak zo ver dat u zich van de gedachte aan een God en Schepper los zou willen maken om van alle verantwoordelijkheid af te zijn. En steeds zult u door mijn tegenstander bekrachtigd worden, want hij zal elk geloof in Mij van u af willen nemen. En wanneer u dus zelf zonder liefde bent, zult u ook niet kunnen geloven in een Wezen dat in zich Liefde is.

Maar u zult het kunnen geloven dat Ik u steeds weer zal aanraken om liefde in u op te wekken. Want Ik wil u graag gelukzaligheden bereiden die u al eeuwige tijden lang moest ontberen. Doch Ik kan niet tegen de wet van de ordening in handelen. Ik kan u niet gelukkig maken zolang u Mij weerstaat, zolang u mijn liefde niet beantwoordt. Want zolang bevindt u zich buiten de stroomkring van mijn liefde. Elke weerstand stelt de straal van mijn liefde buiten werking en pas wanneer u weer liefde bent geworden zult u de gelukzaligheid van de straal van mijn liefde gewaar worden. Maar dan zult u Mij eeuwig niet meer opgeven, evenals Ik ook u niet meer zal afstaan wanneer Ik u eenmaal voor Mij heb gewonnen.

En eenmaal zal het Mij ook lukken. Eenmaal zult u uit uzelf de weg naar Mij nemen en Ik zal u de handen toesteken waar u naar zult grijpen en die u niet meer los zult laten. Want uw ware vaderland is het rijk van het licht en van de gelukzaligheid. Uw vaderhuis is bij Mij en u zult gegarandeerd eens weer naar uw oorsprong terugkeren. Daarom zal Ik u ook steeds weer het evangelie van de liefde uiteenzetten. En wie Mij op aarde wil dienen, moet ook weer de goddelijke leer van de liefde verder uitdragen. Hij moet de medemens aansporen tot liefde en zelf hem een goed voorbeeld geven. Want zodra de liefde eenmaal wordt ontstoken in het hart van de mens, sluit hij zich ook bij Mij aan en dan kan ook de volledige overgave aan Mij plaatsvinden die hem een gelukzalig leven garandeert in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8631
30 september 1963

God kent sinds eeuwigheid de wil van de schepselen

Alles zag Ik vooruit. Ik wist hoe de geestelijke wezens in vrije wil zouden beslissen, evenals Ik sinds eeuwigheid op de hoogte ben van de wil van de mensen, hoe lang deze Mij weerstand biedt. Doch dit weten verhinderde Mij niet het plan van de vergoddelijking van de door Mij geschapen wezens ten uitvoer te brengen, omdat Ik evenzo vooruitzag dat Ik eens het doel zal bereiken dat Ik Mij zelf heb gesteld toen Ik uit mijn liefde geestelijke wezens buiten Mij schiep. Doch nooit zal Ik de vrije wil van mijn schepselen aantasten, al houden ze zich nog zo lang van Mij verwijderd, want voor Mij bestaat het begrip tijd niet. Want in de eeuwigheid zijn het alleen maar vluchtige momenten wat u mensen voor tijdperken van eindeloos lange duur aanziet.

Maar u mensen die zich nog van Mij verwijderd houdt, u die nog onvolmaakt bent, voor u geldt nog het tijdsbesef, en wel zo lang, tot u zich weer vervolmaakt hebt, tot u zich hebt veranderd tot uw oerwezen waar alle begrenzingen zijn opgeheven. En zo lang is uw lot ook geen gelukzaligheid te noemen, want in deze tijd tot aan uw volmaaktheid zult u moeten lijden. Het doel dat Ik Me stelde toen Ik u schiep, moet door u zelf worden bereikt, uw vrije wil moet hiernaar streven. En daar deze vaak zeer lang weerspannig is tegen Mij, moet Ik middelen gebruiken die er toe leiden dat de weerstand wordt opgegeven. En zo’n middel is vaak het leed. Een leed waar de mens zijn eigen zwakheid inziet en er behoefte aan heeft steun te zoeken bij een Wezen dat hem bijstaat. Dan ontstaat er een toenadering tot Mij, die dan ook naar het doel leidt: de totale aaneensluiting (met Mij). Het plan van de vergoddelijking van de door Mij geschapen wezens weerhield Mij er ook van, de afval van de wezens van Mij te verhinderen. Want deze vergoddelijking moest het wezen zelf volbrengen in vrije wil. En daar het zijn volmaaktheid opgaf, waarin Ik het wezen had geschapen, moest het een groot werk volbrengen: zich zelf uit de diepte weer op te werken, om dan echter de hoogste graad van volmaaktheid te bereiken, waarnaar zijn wil zelf moest streven, het wezen werd dus niet van Mij uit daartoe gedwongen.

Deze vrijheid van de wil is alleen het beslissende, wil Ik volledig vrije, hoogst volmaakte wezens naast Mij hebben, die nu ware goden zijn en zullen blijven omdat zij totaal mijn evenbeeld zijn geworden. Ik kan alles, aan mijn macht zijn geen grenzen gesteld, maar Ik zelf kan niet in strijd handelen met de wet van de eeuwige ordening die op diepste liefde en stralendste wijsheid is gebaseerd. Ik kon dus geen wezens scheppen zonder vrije wil, omdat Ik alleen het volmaakte kan laten ontstaan, de vrije wil echter bij de volmaaktheid hoort. En wederom moesten deze wezens nu ook hun goddelijkheid bewijzen, dat ze dus hun volmaaktheid ook in vrije wil behielden en zich helemaal mijn wil eigen maakten en dus daardoor ook in de volmaaktheid bleven. Ze moesten daarom ook de mogelijkheid hebben hun wil verkeerd te richten, want het waren geen door Mij onder dwang gehouden wezens. En deze beslissing moest ieder van de door Mij buiten Mij geplaatste wezens nemen en Ik was op de hoogte van het resultaat van deze wilsproef.

Daar Mij echter niets onmogelijk is, gebruik Ik de meest verschillende middelen die mijn wijsheid als goed en effectief zag en die steeds alleen mijn liefde als motivatie hebben om al mijn schepselen onmetelijk gelukkig te maken. Zo overzie Ik ook te allen tijde de geestelijke toestand van mijn schepselen en Ik weet daarom ook wanneer ingrijpende veranderingen of omwentelingen nodig zijn om het vastgelopen proces van het terugvoeren weer voort te zetten. En de tijd speelt voor Mij geen rol, want zodra het wezen de staat van volmaaktheid heeft bereikt, waar het begrip tijd niet meer bestaat, beschouwt het ook deze lange tijd van vooruitgang alleen als een kort moment en is het gelukkig, deze te hebben overwonnen. Het heeft dan ook weer het helderste inzicht en dus weet het ook dat de wet van de eeuwige ordening zo’n ommekeer verlangt, wanneer het wezen de hoogste volmaaktheid – het kindschap van God – bereiken wil. Dan zal het Mij loven en prijzen en Mij heel zijn liefde schenken. En dan zal het ook weer grenzeloos gelukkig zijn, zoals het was in het allereerste begin.

Amen

BD.8633
2 oktober 1963

De mensen kennen hun grote geestelijke nood niet

U mensen bent u er niet van bewust in welke nood u zich bevindt, maar deze nood kan u niet zwart genoeg worden voorgesteld opdat u zelf uw best gaat doen ze op te heffen, want u kunt het wanneer u daar maar de vaste wil voor opbrengt. Maar eerst zult u zelf deze nood moeten inzien. U zult moeten weten dat u aan het einde van een eeuwige tijden durende ontwikkelingsgang door de schepping aarde bent beland, dat u in deze tijd onbeschrijflijke kwellingen moest doorstaan en dat u nu als mens deze toestand van kwelling zult kunnen beëindigen en als vrije lichtwezens binnen zult kunnen gaan in het geestelijke rijk. U zult moeten weten dat het voor u de laatste mogelijkheid is dat u vrij wordt van elke materiële vorm, maar dat u nu in overeenstemming daarmee ook uw levenswandel als mens zult moeten leiden, daar u anders faalt en de hele eindeloos lange gang daarvoor tevergeefs is geweest. U zult moeten weten dat u dan terug zult vallen in de diepste diepten en opnieuw de gang door de schepping af zult moeten leggen onder vreselijke kwellingen, gekluisterd in de materie.

U mensen leeft onverantwoord voort, u denkt er niet aan dat u ter wille van een doel op aarde bent, u houdt u op geen enkele wijze met zulke gedachten bezig en ziet geen geestelijk doel in uw bestaan. U vraagt niet naar een God en Schepper uit wie zowel de schepping alsook u zelf bent voortgekomen, u leeft onverschillig verder, en wat het doorslaggevendste is: u leeft zonder liefde. En alleen de liefde kan u naar de laatste voltooiing brengen, alleen de liefde garandeert u dat gelukzalige lot in de eeuwigheid, want alleen de liefde is nodig opdat u het laatste doel zult bereiken: de uiteindelijke vrijwording uit de vorm. Want al gaat u ook na de dood van uw lichaam het rijk hierna binnen, dan zult u toch niet in staat zijn u van de aarde los te maken en u zult ook dan nog dieper kunnen wegzinken en weer opnieuw worden gekluisterd in de materie. Maar het einde kan u, nog op deze aarde, ook verrassen en dan keert u onherroepelijk weer naar de diepte terug waaruit u zich zo ver heeft omhooggewerkt. En u zult dat vreselijke lot nog eens moeten dragen, want Ik kan niet van de wet van de eeuwige ordening afzien, al behoort mijn liefde u ook toe en zal ze u nooit opgeven. Maar Ik kan de gerechtigheid niet omzeilen, die eveneens bij mijn volmaaktheid hoort.

Steeds weer roep Ik tot u: Bezin u. Het is het laatste korte stukje weg dat u aflegt. Ga niet een verkeerde weg die u onherroepelijk naar de afgrond voert, maar sluit u bij Mij aan en leg aan mijn hand uw weg over de aarde af. Denk er over na wat wel aanleiding en doel van uw bestaan op aarde zou kunnen zijn en waarlijk, Ik zal u daar opheldering over geven omdat Ik wil dat u de weg naar het vaderhuis inslaat, omdat Ik erg verlang naar uw terugkeer naar Mij en u het vreselijke lot van een hernieuwde kluistering zou willen besparen. Stel het u duidelijk voor ogen dat u zich in grote geestelijke nood bevindt en tracht die te ontgaan, want het ligt slechts alleen aan uw wil de opgave te vervullen ten behoeve waarvan u zich als mens mocht belichamen. Alleen zult u zich moeten vrijmaken van wereldse verlangens, u zult uw leven op aarde niet als doel op zich mogen beschouwen, integendeel steeds als middel tot het doel moeten herkennen.

En het zal u ook mogelijk zijn uw levenswandel doeltreffend te leiden als u maar uw best doet een leven in liefde te leiden. Dan bent u aan het gevaar van een falen in dit tijdperk van het einde ontkomen, dan zult u steeds duidelijker inzien, waarom u op de aarde bent en u zult u steeds inspannen de wil van uw God en Schepper te vervullen, u zult de verhouding van een kind tot de Vader aangaan en dan zal de Vader u vastpakken en naar zich toe trekken en u nooit meer in de diepte laten wegzinken. Luister naar mijn aansporingen en waarschuwingen, verander uw levenswandel, streef ernaar de eeuwig lange gang over de aarde te beëindigen om na de dood van uw lichaam het rijk van licht en gelukzaligheid binnen te kunnen gaan. En wanneer u deze wil opbrengt, zult u ook waarlijk de kracht daarvoor ontvangen, want Ik help u tot aan het einde dat u tot leven zult komen en niet weer een prooi wordt van de dood.

Amen

BD.8634
3 oktober 1963

Historische bewijzen van Jezus en Zijn werk van verlossing zijn niet voorhanden

De dood van Jezus aan het kruis wordt door de mensen meestal alleen maar als een zuiver wereldlijke daad gezien, wanneer ze tenminste aan Zijn bestaan geloven. Ze beschouwen de dood als de voltrekking van het oordeel aan een opruier. Ze stellen Zijn dood voor als een gerechtszaak, waar een vergrijp van de mens Jezus jegens het openbaar gezag aan ten grondslag lag. En voor deze mensen kan Zijn kruisdood ook geen verlossing brengen, omdat ze er niet in geloven dat Hij is gestorven als genoegdoening voor een zware schuld die elke mens belast en waarvan nu diegene vrij kan worden die in Hem en Zijn werk van verlossing gelooft. Zolang de mensen dus niets weten van de motivatie voor het werk van verlossing, zolang ze niets weten van de grote oerschuld van de mensen die alleen wegens deze oerschuld op de aarde leven, zolang ze niets weten van de geestelijke samenhang die juist dit verlossingswerk van Jezus duidelijk maakt, zullen ze ook geen beroep doen op de genaden van het verlossingswerk. Ze zullen Hem steeds alleen maar zien als een mens aan wie een missie werd toegedicht, want ze hebben voor deze missie niet het minste begrip. En toch is het ’t belangrijkste van het aardse bestaan van een mens, dat hij zich uitspreekt voor Jezus Christus en Zijn werk van verlossing. Dat hij tracht vrij te worden van zijn grote oerschuld, die zonder Jezus niet teniet kan worden gedaan en daarom ook de erkenning van Jezus Christus vraagt om daar vrij van te kunnen worden. En juist het belang ervan, de grote betekenis van het erkennen van Jezus als Zoon van God en Verlosser van de wereld, zou het u mensen begrijpelijk moeten maken dat Ik u daarover steeds weer opheldering doe toekomen. Het zou alleen al een verklaring voor u moeten zijn voor Mijn buitengewoon werkzaam zijn, de zuivere waarheid van boven naar de aarde te leiden. Want historisch gezien zijn er geen bewijzen te leveren voor zowel de toedracht van de kruisiging als ook voor alle omstandigheden die deze gebeurtenis begeleidden. Voor de levenswandel van Jezus en Zijn talloze wonderdaden die ieder mens zal loochenen die niets van de kracht van de Geest en de kracht van de Liefde weet. Wat de mensen geloven zijn alleen maar overleveringen van mens op mens die niet door bewijzen hard gemaakt kunnen worden en die daarom net zo goed naar het rijk der fabelen kunnen worden verwezen. Maar de mensen moeten er steeds weer van in kennis worden gesteld, dat Jezus Christus hun enige redding is als ze na de dood van hun lichaam gelukzalige gebieden willen binnengaan.

Er moet hun opheldering worden gegeven, dat ze niet vergaan met de dood van hun lichaam en dat hun toestand erna er juist van afhangt hoe ze zich opstellen tegenover Jezus Christus en Zijn werk van verlossing. Het geloof in Hem is zo belangrijk, dat alles moet worden gedaan om het de mensen gemakkelijk te maken dit geloof te verkrijgen. En dit zal het snelst mogelijk zijn door een waarheidsgetrouwe voorstelling van Zijn leven op aarde, door opheldering over Zijn missie die niet aards, maar geestelijk gemotiveerd was. En daarbij hoort dan ook het toevoeren van een waarheidsgetrouw weten, dat alles begrijpelijk maakt wat aan het verlossingswerk van Jezus was voorafgegaan.

Wie met dit weten vertrouwd kan worden gemaakt door zijn eigen bereidwilligheid de waarheid te weten te komen, die zal ook niet meer twijfelen aan de buitengewoon belangrijke missie van de mens Jezus. En hij zal Hem en Zijn werk van verlossing erkennen en zich ook tegenover de medemensen voor Hem uitspreken. Aards kan hem weliswaar niets van dit weten worden bewezen, maar neemt hij de onderrichtingen door de Geest aan, dan twijfelt hij niet. Hij gelooft er vol overtuiging in, ook zonder bewijzen, en hij verdedigt zelf de waarheid ervan. Van ieder mens is het aardse bestaan tevergeefs, wanneer hij niet de weg naar Jezus Christus vindt en de weg naar het kruis neemt. En hoewel het ook nog in het rijk hierna mogelijk is Hem aan te nemen, gaan voor hem toch veel genaden verloren die hij op aarde zou hebben kunnen benutten om het kindschap Gods te bereiken, wat voor hem alleen op de aarde mogelijk is. En vaak is het moeilijk om in het rijk hierna enige opheldering te verkrijgen, wanneer de ziel net zo verstokt is als op aarde en geen onderrichtingen wil aannemen die haar door de lichtwezens worden gegeven. Daarom wordt er vóór het einde nog alles aan gedaan, om de mensen het juiste weten te schenken over Jezus Christus. En daarin zult u ook de reden van mijn openbaringen kunnen vinden. Want van de kant van de mensen kan u daarover geen juiste opheldering worden gegeven. Maar steeds zal Ik er voor zorgen, dat het weten over Jezus en Zijn verlossingswerk bewaard blijft. En steeds zal Ik dwalingen rechtzetten, want alleen de waarheid is een juist licht en de waarheid zult u ook zonder bezwaar kunnen aannemen, wanneer u daar naar verlangt en Mij vraagt of Ik ze u wil geven.

Amen

BD.8635
4 oktober 1963

Arbeid in de wijngaard naar Gods wil

Ieder van mijn medewerkers zegen Ik en Ik geef hem de stille belofte van mijn bijstand, zodra hij voor Mij bezig is. Want Ik heb zijn medewerking nodig, hoewel Ik waarlijk de macht heb alles naar mijn wil te vormen, dus ook u mensen door mijn wil te voltooien. Maar mijn plan om u tot voltooiing te brengen vereist de vrije wil van de mens en daarom moet ook de verlossersarbeid door mensen worden uitgevoerd opdat zich alles in het kader van het natuurlijke afspeelt en geen ongewoon werkzaam zijn een mens tot geloven dwingt. Steeds weer geef Ik u de belofte dat Ik al uw gedachten stuur en u dan ook de arbeid in de wijngaard zult aanpakken zoals het mijn wil is. Maar steeds weer maan Ik u aan tot vlijtige bezigheid en Ik heb mijn vreugde in uw dienstbaarheid.

Maar uiteindelijk zal een gezegende arbeid in de wijngaard steeds uit vlijtige detailarbeid bestaan. De verspreiding van mijn evangelie zal steeds een kleinschalig werken zijn, want al verzamelen zich ook massa’s en horen de verkondiging van mijn woord, dan zal toch mijn woord maar in weinig harten wortel schieten en zal het zaad opkomen. En vooral in de laatste tijd zal het resultaat steeds minder worden, want het merendeel der mensen zal zich afkeren, ze sluiten hun oren omdat ze niet meer geloven. Ik echter ken de afzonderlijke mensenharten en deze voer Ik ook de genadegaven toe. Ik breng ze met de arbeiders van mijn wijngaard samen om ze rechtstreeks door dezen te kunnen toespreken. En u zult het kunnen geloven dat Ik niet één ziel oversla, waar nog de hoop bestaat dat ze Mij gewillig zal aanhoren. En u, mijn dienaren op aarde, zult waarlijk door vlijtig kleinschalig werk meer bereiken dan door grootscheepse acties die niet het resultaat opleveren dat u er zich van verwacht.

Wanneer Ik echter zelf een succes zie in iets, dan zal Ik ook uw gedachten juist sturen en u de middelen ter beschikking stellen, zodat u weer bezig bent naar mijn wil. Maar erop vooruitlopen zult u niet moeten en u ook geen zorgen maken, schenk Mij alleen steeds uw wil en laat u leiden en laat al het verdere aan Mij over. Hoe weinig mensen slechts zijn ontsloten voor een geestelijk goed, omdat maar weinigen een gewekte geest hebben. En dat zult u moeten overwegen, dat de meeste mensen het niet begrijpen, ook al wordt het hun overgebracht, omdat ze zonder liefde voortgaan en daarom een volledig verduisterde geest hebben. En daarom kan het geestelijk goed dat rechtstreeks van Mij is uitgegaan ook niet zo’n verbreiding vinden zoals elke andere literatuur die de menigte aangeboden wordt en kan worden, omdat de wereld slechts wereldse goederen op prijs stelt.

Ik echter weet wat succesvol is en van mijn kant wordt alles gedaan om het aantal van diegenen die gered worden te vergroten. En u zult steeds moeten doen wat in uw vermogen ligt, en altijd in liefdevolle wil om te helpen u aan de nood van de medemensen gelegen laten liggen. En elke inspanning die deze reddende arbeid geldt wil Ik zegenen. En Ik zelf wil ze vooruithelpen op elke manier, maar Ik zie ook het resultaat en weet bijgevolg ook welke arbeid uitzichtloos is, dus zal Ik die verhinderen, opdat u uw kracht en moeite niet tevergeefs zult verbruiken. Maar de geestelijke resultaten van alle arbeid in de wijngaard die u in stilte zult verrichten, zult u zelf niet kunnen beseffen. Want ze strekken zich ook uit tot in het rijk hierna, waar de zielen elke geestelijke gedachte aannemen en nastreven die u bezighoudt. En daarom zal uw verlossersarbeid nooit voor niets zijn, want alle zielen wil Ik toespreken, wat u, mijn dienaren op aarde, Mij steeds dan mogelijk maakt wanneer u onzelfzuchtig voor Mij bezig bent.

Amen

BD.8637
6 oktober 1963

Kracht – Ik-bewustzijn – Denkvermogen – Wil

U mensen zou niet kunnen bestaan als mijn kracht u niet doorstroomde, of anders gezegd, u zou niet meer leven als de ziel uit u gevloden zou zijn – die de eens door Mij uitgestraalde kracht is en het eigenlijke leven in u is. Dus bent u door goddelijke kracht tot leven gewekt die van Mij – als de Oerbron van kracht – is uitgestroomd.

Voor u, die niet gelooft aan een God en Schepper, is uw lichamelijk leven maar een natuurlijk proces, waarvoor u voor uzelf weliswaar geen verklaring kunt vinden, maar dat ook uw gedachten niet zozeer bezig houdt, dat u veelmeer onverschillig is en u maar in zoverre tot nadenken zou kunnen brengen, doordat ook u eenmaal uw aardse leven zult verliezen – dat u vergankelijk bent als u niet aan een voortleven gelooft.

Dat echter de kracht uit Mij, die als ziel in u is, de basis is van het eigenlijke zelfbewustzijn van de mens, kunt u niet begrijpen. En dat u uiteindelijk in uw oersubstantie hetzelfde bent als uw God en Schepper, daarover denkt u niet na – en daarom benut u ook uw aardse leven niet, als u zich het eigenlijke doel niet bewust is.

Ieder mens is oorspronkelijk een goddelijk schepsel, want het menszijn is niet het begin van zijn bestaan maar eerst het gevolg van een grenzeloze dwaling van de door Mij eens in alle volmaaktheid geschapen wezens. Altijd echter is het dezelfde kracht die zowel de eerst geschapen wezens, alsook de mensen doorstroomt en hen in staat stelt te leven. Het is alleen dat die kracht in verschillende graden in de wezens van weleer, alsook in de mensen werkzaam is, dat dus eens diezelfde kracht tot onbegrensde scheppende activiteit in staat was, terwijl ze in de mens vanwege zijn weerstand door de vroegere afval van Mij – slechts tot uiterst geringe werkzaamheid komt.

Maar door de wil van de mens zelf kan deze kracht altijd vermeerderd worden, tot ze weer geheel naar mijn wil actief zal zijn – als de mens zich op aarde voltooit. Daarover weten de mensen niets en ze beschouwen zichzelf niet veel anders dan alle scheppingswerken om hen heen, die wel evenzo kracht uit Mij zijn, daar ze anders niet zouden kunnen bestaan. Want er is niets wat niet door mijn kracht doorstroomd is, alleen zijn de scheppingswerken zolang zonder zelfbewustzijn, tot de afzonderlijke krachtvonkjes samen een menselijke ziel gevormd hebben en dan ook weer het zelfbewustzijn bezitten zoals voorheen.

Tegelijk met het zelfbewustzijn echter heeft de mens het denkvermogen teruggekregen, en dat geeft hem ook weer de mogelijkheid, met een goede wil, de in hem opkomende gedachten tegenover elkaar af te wegen. Maar er is ook een heel klein liefdesvonkje in hem dat ook een klein lichtje ontsteken kan. En zo kunnen weer goddelijke krachten in hem worden gewekt die hij eens bezat en door zijn afval van Mij verloor. Want deze kracht die ieder mens – als goddelijk schepsel – doorstroomt, heeft op de een of andere wijze ook zijn uitwerking. De wil van de mens beslist echter of die kracht naar goddelijke wil wordt aangewend – en daardoor voortdurende vermeerdering van de goddelijke kracht ten gevolge heeft, of, dat alleen de verzorging van het lichaam wordt beoogd en dan weer misbruikt wordt zoals eens, toen de afval van de wezens van Mij plaatsvond – omdat deze wezens niet overeenkomstig mijn wil werkzaam waren – maar hun eigen verkeerde wil daar tegenover stelden.

Pas als de mens zich ten volle bewust is dat hij een schepsel Gods is en dat zijn bestaan alleen door het doorstromen van goddelijke kracht verzekerd is, pas dan zal hij moeite doen deze kracht ook goed te gebruiken – en er dan ook op bedacht zijn, het toestromen van goddelijke kracht voortdurend te vermeerderen. Want dan zal hij ook mijzelf leren liefhebben hij zal in liefde werken – en hoe liefdadiger hij is, des te meer zal hij met kracht vervuld zijn.

Alles is kracht uit Mij, alles wat u om u heen ziet, dus kunt ook u, mensen in uw oersubstantie alleen uit Mij uitgestraalde kracht zijn. En u moet dit ernstig bedenken, dat uw Schepper, die vol van waarheid is, u ter wille van een doel het leven heeft gegeven. Maar dat dit doel niet alleen uit aardse prestaties en successen bestaat moet uw verstand u alleen al zeggen, en daarom moet u zonder ophouden vragen en het doel van uw aards bestaan proberen te doorgronden. Deze gedachten zijn te belangrijk dan dat ze teruggedrongen mogen worden, als ze in u opduiken. En wie ze ernstig in zich overweegt, die zal zeker niet zonder antwoord gelaten worden dat voor hem ook aannemelijk zal zijn, zelfs als het enkel weer door middel van gedachten tot hem komt.

Wie zichzelf echter als zo gering beziet dat hij zich voor een toevalsproduct van natuurkrachten houdt, die zal ook op het einde van zijn aardse leven geen geestelijk succes kunnen boeken, hij zal in dezelfde toestand zijn als in het begin van zijn belichaming als mens, of nog dieper zijn afgezonken, want in hem is nog dezelfde weerstand tegen Mij die hem er eertijds toe bracht van Mij af te vallen. En deze weerstand breek Ik niet met geweld – maar hij zal nog eindeloze tijden moeten lijden, tot hij eenmaal uit zichzelf deze weerstand opgeeft en tot Mij zal terugkeren.

Amen

BD.8639
8 oktober 1963

De vrije wil – Het inzien van goed en kwaad – Liefdesvonk

Het hele aardse bestaan als mens heeft alleen maar één doel: het nog onvolkomen geestelijke dat zich als ziel in een lichamelijk omhulsel bevindt, tot de uiterste voltooiing te brengen. En daarom moet de hele levenswandel zo zijn ingericht, dat hij beantwoordt aan het principe van de goddelijke ordening. De mens moet steeds alleen maar goed denken en willen. Hij moet steeds alleen maar goede handelingen verrichten. Dat wil zeggen: al het denken, willen en handelen moet gedragen zijn door de liefde.

Want de mens kan, daar hij een vrije wil heeft, deze in alle richtingen gebruiken. Hij kan zowel een goede als ook een slechte levenswandel leiden en hij zal op geen enkele manier gedwongen kunnen worden. Ieder mens heeft ook het gevoel van goed en kwaad in zich, omdat hij een stille maner in zich heeft – de stem van het geweten – en omdat hij de uitwerking van goed of slecht handelen zelf voelt, weldadig of vol leed. En daarom wordt er ook gezegd: bemin uw naaste als uzelf. Doe voor hem hetzelfde wat u gelukkig maakt en berokken hem geen schade, omdat u zelf ook niet benadeeld wilt worden. Ieder mens is in staat onderscheid te maken tussen goed en kwaad, wanneer hij maar eerlijk is tegen zichzelf.

Maar heeft hij een kwade wil, dan probeert hij ook de wet van de eeuwige ordening te verdraaien. Dan loochent hij zelfs het gevoel voor goed en kwaad. Maar dan liegt hij alleen zichzelf iets voor. En hij zal voor zichzelf deze bewering nooit kunnen handhaven. Zodra het de mens aan elk verantwoordelijkheidsgevoel ontbreekt, is zijn hele levenswandel alleen een leugen tegen zichzelf. Hij wil niet goed zijn, omdat hij nog stevig aan de tegenstander van God is vastgeketend.

Maar hij weet ook zelf dat hij slecht is, ook wanneer hij dit tegenover de medemensen niet wil bekennen en in steeds diepere zonden vervalt. Een mens die het bewuste gevoel voor goed en kwaad zou missen, zou later niet ter verantwoording kunnen worden geroepen voor zijn levenswandel op aarde. Maar het is steeds alleen zijn vrije wil, hoe hij zijn levenswandel leidt en hiervoor moet hij zich verantwoorden. Wordt hem zelf onrecht aangedaan, dan zal hij daartegen ook in opstand komen. Dus kent hij recht en onrecht.

Doch de tegenstander is in staat zijn gevoel zo af te stompen, dat hij uiteindelijk alleen nog maar een blind werktuig is voor hem, dat hij zich volledig willoos zal laten gebruiken voor alle slechte handelingen en hij dan al een duivel wordt, ofschoon hij nog als mens over de aarde gaat. Maar zijn ziel is helemaal beheerst door de vijand, door hem die alle zielen in het verderf tracht te sleuren. Dat zulke zielen geen ander lot beschoren kan zijn dan de hernieuwde kluistering in de vaste materie, zal dan ook begrijpelijk zijn voor u mensen die uw best doet in de goddelijke ordening te leven.

Ieder mens kan op aarde tot voleinding komen. Maar alleen zijn wil beslist, of hij bij wilszwakte steun zoekt en om versterking vraagt, of hij het verlangen in zich heeft goed en rechtvaardig te leven. Dan valt hem elke denkbare hulp ten deel. En dit verlangen zou in ieder mens kunnen zijn, omdat God niemand overslaat als Hij Zijn genade aanbiedt. Deze genade echter moet ook vrijwillig worden aangenomen en gebruikt. En dat bepaalt de mens zelf.

Maar het is een verkeerde gedachte, dat een mens in het geheel niet in staat zou zijn, zijn doel op aarde te bereiken, omdat hij buitengewoon belast zou zijn met zwakheden in aanleg en begaafdheid. De toevoer van genade is hiermee ook in overeenstemming. En ook bijzonder belaste mensen zullen in levensomstandigheden terechtkomen, waar ze nadenken en zich aan hun God en Schepper kunnen overgeven. Dat ze het niet doen, ligt weer aan de vrije wil. Maar dat ze het kunnen valt niet te ontkennen, daar anders de rechtvaardigheid, de wijsheid en de liefde van God zou moeten worden betwist. Hij worstelt echter om elke ziel, om ze voor zich te winnen en laat daarom waarlijk geen middel onbeproefd om haar te helpen.

Maar schenkt de ziel van een mens de tegenstander gehoor en sluit ze haar oren voor Hem die haar werkelijk liefheeft, dan wordt ze ook door de tegenstander naar beneden getrokken. En ze verweert zich niet, maar is hem in alles onderworpen. En dat betekent ook dat ze weer helemaal aan hem vervalt en aan hem toebehoort, weer voor eindeloos lange tijd. Want dat ene zult u mensen niet mogen vergeten, dat de goddelijke liefdesvonk aan ieder mens wordt toegevoegd bij het begin van zijn belichaming op aarde. Dat deze dus alleen ontstoken hoeft te worden en het gevaar van een neerstorten in de diepte daarmee is opgeheven.

Ieder mens kan in liefde werkzaam zijn. Maar of hij gewillig is liefdevol te zijn, dat staat hem vrij. Het beslist echter het resultaat van het leven op aarde en zijn verdere lot, dat geluk en gelukzaligheid kan zijn in het lichtrijk, of ook weer verbanning in de vaste materie, omdat anders het uiteindelijke doel niet bereikt kan worden, dat God zich heeft gesteld in het allereerste begin.

Amen

BD.8643
13 oktober 1963

Uitleg over de waterdoop

U begrijpt nog steeds de geestelijke zin van mijn woord niet. U legt de letters uit volgens uw verstand en u bent daarom ook niet in staat de juiste resultaten te behalen. U kunt het niet begrijpen wat Ik u zeggen wilde toen Ik tot u sprak: “Doop hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest!”. Onder “dopen” verstaat u steeds alleen maar het onderdompelen in water. Een uiterlijke vorm die de mensen gebruikten om hun gehoorzaamheid tegenover het gebod van de doop te kennen te geven, terwijl deze vorm eenvoudigweg ook alleen maar een uiterlijke begeleidingsvorm was en is – maar nooit de eigenlijke kern van mijn gebod raakt. Want de waterdoop op zich brengt toch zeker geen enkele verandering in de mens teweeg, wat u toch wel zult moeten toegeven. Pas de schenking van dat, wat van de Vader, van de Zoon en van de Geest uitgaat – wat blijk geeft van de liefde van de Vader, de wijsheid van de Zoon en de kracht van de heilige Geest – dat kan een verandering in de mens teweeg brengen. En dit is pas de ware doop die ieder mens ontvangen moet hebben om zijn doel op aarde te bereiken, namelijk zich te vervolmaken – om zich voor eeuwig met Mij te kunnen verenigen.

De Vader – de liefde – is een eeuwig vuur waarvan het licht van de wijsheid – de Zoon – uitgaat, en dan moet ook de kracht van de geest zich openbaren. De mens als zwak schepsel moet met liefde en wijsheid zo vervuld zijn dat hijzelf nu weer tot kracht en vrijheid komt. Hij moet vol zijn van mijn geest, dus liefde, wijsheid en geestkracht moeten hem kenmerken als goddelijk schepsel, dat tot de volmaaktheid is teruggekeerd. De mens moet onderduiken in de zee van mijn eeuwige liefde. Hij moet binnengeleid worden in alle waarheid, wat altijd geschieden zal door mijn wil – mijn kracht en mijn overgrote liefde.

Doop hen in de naam van de Vader, bied hen mijn woord, dat wijsheid in zich draagt, in liefde aan en maak daardoor het werken van de geest in de mens mogelijk, wat echter het werken in liefde vooropstelt omdat de uiting van mijn geest het wegschenken van mijn liefde is, die in de toevoer van wijsheid, van een waarheidsgetrouw weten – tot uitdrukking komt. Liefde, wijsheid en kracht, daarover moet u mensen naar waarheid worden ingelicht. En deze opheldering is een “ware geestelijke doop” – die echter niet door een onderdompeling in water vervangen kan worden.

Begrijp het toch, u mensen, dat u zich niet aan uiterlijke vormen moet binden. Begrijp dat Ik waarlijk geen uiterlijkheden van u verlang maar dat Ik altijd alleen dat waardeer wat in geest en in waarheid wordt gedaan. En als u nu als bewijs van uw juiste denken mijn doop door Johannes in de Jordaan aanvoert, dan moet u eraan denken dat destijds de mensen nog heel weinig van Mij wisten en in die tijd veel waarde hechtten aan uiterlijke handelingen – en er eerst een bepaalde graad van rijpheid bij iemand nodig was om deze de geestelijke zin van de doop duidelijk te kunnen maken. Bovendien bewezen de mensen door de wil zich door Johannes te laten dopen hun liefde tot hem, en daarmee ook het verlangen met hun God en Schepper meer vertrouwd te worden. En in die tijd was dat reeds een belangrijk geestelijk succes, en zo onderwierp Ik ook Mij zelf aan deze handeling om het werk van mijn voorloper Johannes te legitimeren. Want het zou in die tijd geen zin gehad hebben om de mensen deze uiterlijke handeling als onbelangrijk uit te leggen, omdat zij voor de zuivere geestelijke waarheid nog geen begrip zouden kunnen opbrengen. De waterdoop deed hen geen schade, maar was dan pas nuttig als zij het woord van God, dus mijn woord dat Johannes hen bracht, aannamen.

En zo zal ook nu ieder mens de doop ontvangen, als hij mijn woord dat mijn eindeloze vaderliefde hem doet toekomen, aanneemt, ernaar leeft en daardoor tot wijsheid – die van de liefde uitgaat – komt; dat nu ook mijn geest in hem gewekt wordt, die weer licht en kracht is en in de mens werkt. Dit alles kan dus niet de plaats innemen van de waterdoop, die altijd alleen een symbool zal blijven, een uiterlijke vorm waar de mensen echter niet van af willen wijken omdat zij alles naar buiten toe aanschouwelijk proberen te maken en zich niet tevreden stellen met de waarde van een zuiver geestelijke beleving.

Ik kan u alleen maar steeds weer zeggen dat alle uiterlijke handelingen en gewoonten geen waarde hebben. Dat Ik nooit een mens beoordeel naar wat hij naar buiten toe doet, maar dat alleen de innerlijke houding tot Mij en mijn woord doorslaggevend is. Want zodra de mens mijn woord aanneemt, het aanvaardt en dan zijn levenswandel volgens dat woord leidt, zal hij ook op deze aarde nog zijn voltooiing bereiken. Want mijn woord is “het water des levens” dat uit de Oerbron stroomt. En in dit water moet u onderduiken. En dan zal ook dit water uw lichaam uit stromen. U zult dan de doop van uw geest beleven als de geest in u tot leven ontwaakt. Als liefde, wijsheid en kracht u doordringen en u weer wordt tot dat, wat uw oerwezen was, dat u van het begin der tijden af aan was. Als u door het “water des levens” het eeuwige leven bereikt, dat u dan voor eeuwig niet meer verliest.

Amen

BD.8644
14 oktober 1963

Waarom valt de mens zo makkelijk ten prooi aan de dwaling? – Waarheid

Voor u, mijn dienaren op aarde valt het moeilijk succes te boeken tegenover de dwaling; want alles wat van de tegenstander komt, wordt ook door hem bevorderd en de mensen die hem dienen worden op elke manier ondersteund, terwijl ze de dwaling verbreiden en de mensen in steeds diepere duisternis storten. Maar het ergste van zijn optreden is dat hij hun laat geloven voor Mij bezig te zijn. En nu zult u begrijpen wanneer er gezegd wordt, “hij zal zich openbaren in het gewaad van een lichtengel”, en u zult ook begrijpen dat de waarheid en de dwaling vaak dichtbij elkaar liggen, dat hetzelfde zich schijnbaar voordoet en toch volledig tegengesteld is, zowel inhoudelijk als ook in zijn uitwerking.

En u zult de vraag opwerpen waarom Ik het toelaat, die toch mijn schepselen liefheb en hen tot gelukzaligheid zou willen voeren. U zult de tegenwerping maken dat de mensen allen de gelukzaligheid nastreven en toch op dwaalwegen kunnen worden geleid door de tegenstander en vijand van hun ziel. En daar is maar weer één antwoord op, dat ieder mens zelf slechts de innige band met Mij tot stand zou hoeven te brengen en de innige vraag aan Mij te richten, dat Ik hem zal beschermen tegen dwaling. En hij zou deze dan ook helder en duidelijk herkennen.

Hoe komt het echter dat de tegenstander zo’n grote aanhang heeft, dat de mensen zich zonder weerstreven in een dwaling laten verstrikken? Ze zijn onverschillig tegenover de waarheid, ze houden zich in gedachten te weinig daarmee bezig wat hun medemensen hun uiteen zetten; er is in hen geen verlangen dat hun een helder licht van het inzicht wordt ontstoken. En wel daarom, omdat de liefde hun wezen nog niet beheerst, omdat ze steeds nog te zeer aan de wereld vastzitten en mijn geboden van de liefde tot God en de naaste niet in hun leven inpassen en ontplooien, anders zou er in hen een helder licht stralen en zij door het verlangen naar de waarheid doordrongen zouden zijn. Zij accepteren wel dat het leiden van een geestelijk leven verlangd wordt van de mensen en sluiten zich daarom bij deze of gene geestesrichting aan, ze laten zich door leiders in een of andere gedachtenrichting dwingen en bepalen er zelf te weinig een standpunt tegenover, omdat ze nog niet de innige band met Mij hebben gevonden die een gevolg is van een leven in liefde.

De hele verklaring is alleen maar gelegen in de graad van de liefde van ieder afzonderlijk, of en waarom de mens ten prooi valt aan de dwaling. Maar evenzo zeker zal de mens in de waarheid vaststaan wiens levenswandel een leven in liefde is. En door mensen die actief zijn in de liefde, kan Ik ook alleen maar de zuivere waarheid naar de aarde leiden, zodat het altijd mogelijk is ook in het bezit van de waarheid te komen, omdat de liefde in het hart van een mens dit zelf garandeert. En ook dat weet mijn tegenstander en hij tracht daarom het begrip liefde te misvormen. Hij hindert de mensen bij het juist inzien van datgene wat ze moeten doen om mijn liefde voor zich te verwerven. Hij hindert ze de werken van onbaatzuchtige liefde te verrichten en daardoor ook een innerlijk licht te verkrijgen.

Hij zal steeds de kunst verstaan de eigenliefde van mens te voeden en zolang is ook de geest van die mens nog verduisterd en zijn denken is verward, want hij zal veel gedachtestromen in zich opnemen die van de tegenstander uitgaan. Maar de mens heeft een vrije wil. Is het zijn ernstige wens in de waarheid wandelen dan wordt die hem gegarandeerd toegestuurd. Maar verlaat een mens zich alleen op datgene wat hem van de kant van een medemens wordt bezorgd, zonder zelf het brandend verlangen in zich te voelen van zijn God en Schepper zuivere waarheid te weten te komen, dan zal hij noch de dwaling herkennen, noch er zich tegen verweren, en het werk van de tegenstander, de duisternis te vergroten, is gelukt, wat aan het einde van een tijdperk van de aarde zich heel bijzonder openbaart, opdat hij zijn aanhang niet zal verliezen, die door de zuivere waarheid echter zijn ware wezen zouden herkennen en met hem breken.

Ieder die smekend zijn handen uitsteekt om van Mij de waarheid in ontvangst te nemen, zal in alle volheid kunnen ontvangen en de waarheid zal hem ook gelukkig maken. Doch mijn tegenstander kan Ik niet bij zijn doen en laten hinderen daar hem het recht toekomt om om zijn aanhang te strijden. En al zijn zijn middelen nog zo schandelijk, de mens hoeft niet aan hem onderworpen te zijn, omdat hem te allen tijde kracht ter beschikking staat en omdat hij zich alleen maar oprecht tot Mij zelf hoeft te wenden om tegen zijn inwerken beschermd te worden. En waarlijk als helder stralend licht wordt mijn woord naar de aarde gezonden, dat door alle mensen ook kan worden herkend als waarheid.

Wie echter nog zo diep in zijn eigenliefde vastzit, zal door mijn tegenstander ook het geloof worden ingeprent, als hoge geest op de aarde te zijn, en deze onjuiste mening heeft dan tot gevolg dat de mens zich afsluit voor elke straling van licht die rechtstreeks van Mij uitgaat. En nochtans gelooft de mens Mij te dienen en hij is zich toch niet van mijn wil bewust, die van hem vraagt zichzelf helemaal op te geven om nu ook door Mij zelf te kunnen worden doorstraald met het licht van de waarheid, om nu door Mij zelf te kunnen worden aangesproken, die wel dienaren op aarde nodig heeft, maar alleen dezulken die volledig in mijn wil zijn binnen gegaan en daarom in mijn plaats kunnen werken op aarde.

Amen

BD.8647
17 oktober 1963

Vergeving door Jezus Christus – Verhoging van de graad van liefde

Belijd Mij openlijk in Jezus, dan behoort u ook tot de mijnen, over wie Ik waak en die Ik bescherm op al hun wegen. Hebt u Jezus als goddelijke Verlosser aangenomen, dan heeft u zich door middel van uw wil ook weer naar Mij zelf gekeerd, die in Jezus mens ben geworden. En omdat Jezus door Zijn kruisdood voor uw oerzonde heeft geboet en u Mij weer erkent als uw God en Schepper, keert u nu ook weer naar Mij terug, uw vrije wil die zich geheel en al aan Mij overgeeft en die zich aan de mijne onderworpen heeft, is werkzaam geworden. En u behoort Mij toe. Het losmaken van mijn tegenstander is voltrokken, omdat Jezus Christus u van hem heeft vrijgekocht met Zijn leven, omdat Hij uw zondeschuld teniet heeft gedaan met Zijn bloed. En wie de mijne is geworden, kan nu ook zijn aardse leven zonder vrees volbrengen, hij zal niet meer aan mijn tegenstander ten prooi vallen, want diens macht is gebroken door de kruisdood van Jezus. Ik zelf heb hem overwonnen in een mens, die zo van liefde was vervuld, dat Hij de overmacht behaalde op de tegenstander, die tegen de liefde machteloos is.

Wat de mens nu op aarde heeft te verdragen zijn alleen maar middelen om zijn ziel te louteren, die zich van haar aanklevingen moet bevrijden, opdat ze in hoge mate met licht kan worden doorstraald, wanneer ze het rijk hierna binnengaat. De oerschuld is dus gedelgd door het erkennen van Jezus en de vraag om vergeving. Maar de ziel moet nog aan zichzelf werken om tot de hoogste vervolmaking te komen, want door de eindeloos lange scheiding van Mij, haar God en Schepper, was ze uit haar staat van volmaaktheid getreden. Ze was tot een geheel liefdeloos wezen geworden, dat weliswaar door te dienen in de gedwongen toestand weer tot een zekere graad van rijpheid is geraakt, maar in het aardse leven weer bewust het aanstralen van mijn liefde moet verwerven, dat bewust zijn graad van liefde moet verhogen door zelf in vrije wil werkzaam te zijn in liefde. En deze graad van liefde kan nog gering zijn, en het is de arbeid van een mens aan zijn ziel om deze graad te verhogen, waardoor de ziel kristalhelder wordt en nu steeds met sterkere lichtstraling vervuld kan worden.

Dus zult u een onderscheid moeten maken tussen “vergeving van uw zondeschuld” en “vervolmaking van uw ziel”, die een mens op aarde zelf kan bereiken, juist door bewust werkzaam te zijn in liefde. De vergeving van de zonden wordt u geschonken door het werk van erbarmen van Jezus, maar de liefde moet de mens zelf ontsteken en tot de helderste vlam laten oplaaien, en daarom kan een ziel die de weg naar Jezus heeft gevonden, wel het rijk van het licht binnengaan omdat Hij haar zondeschuld teniet heeft gedaan, maar de graad van licht kan heel verschillend zijn. En daarom moet de mens zijn aardse leven goed benutten met het doen van liefdewerken, om de graad van zijn liefde (licht) te verhogen en des te gelukzaliger zal hij zijn na zijn lichamelijke dood.

Liefde en leed brengen de loutering van een ziel tot stand, liefde en leed leveren haar een steeds hogere graad van licht op en daarom moet u ook het leed zegenen, omdat het een doeltreffend hulpmiddel is, dat u tot volle rijpheid brengt. Mensen die Jezus nog niet hebben gevonden, moeten ook vaak lijden en dan moet hun blik worden gericht op Hem die het grootste leed op zich heeft genomen, vrijwillig en uit liefde voor de mensen, van wie Hij wist dat ze in de grootste geestelijke nood waren en die Hij wilde helpen. Want eens zal de gedachte aan Hem in ieder mens opduiken die van Hem heeft gehoord, in het bijzonder in groot leed. Maar of de gedachten worden aangenomen, bepaalt weer de vrije wil van de mens en daarom kunnen zulke gedachtengolven ook worden afgewezen. En de ziel blijft verder in grootste nood. En wederom zullen ook mensen die de goddelijke Verlosser Jezus Christus afwijzen, ook weinig werken van liefde verrichten, omdat de liefde hun al een helderdere graad van inzicht zou opleveren en zij dan geen openlijke tegenstander van de goddelijke Verlosser zouden zijn. Want de tegenstander beïnvloedt zulke mensen en verhindert hen ook werken van liefde te doen. En toch wordt er aan allen genoeg gelegenheid geboden waarin ze zich zouden kunnen oefenen in liefde. Maar de erkenning van Jezus en daardoor ook de erkenning van Mij zelf verschaft iedere mens vergrote kracht, want Ik bekommer Me om al diegenen die naar Mij terug willen keren, wat bewezen wordt door de erkenning van Mij zelf in Jezus.

Ik laat waarlijk geen mens zonder hulp, zonder bescherming en zonder kracht, want er is Mij oneindig veel gelegen aan de terugkeer van iedere ziel afzonderlijk, en wat gedaan kan worden om haar te redden uit de boeien van de duistere macht, wordt waarlijk niet nagelaten. Want mijn liefde volgt al mijn schepselen die eens vrijwillig van Mij zijn weggegaan en mijn liefde was de aanleiding dat Ik zelf in de mens Jezus het verlossingswerk volbracht, want deze Liefde was in de mens Jezus belichaamd. De eeuwige Godheid zelf was naar de aarde gekomen, ze vervulde de mens Jezus helemaal en volbracht in Hem het grootste werk van erbarmen ter wille van de mensen die in de gevangenschap van de tegenstander smachtten en zich niet van hem konden bevrijden. Hij heeft deze kluistering verbroken, Hij heeft Zijn leven gegeven om de gevallenen, zij die de dood waren ingegaan, het leven weer terug te geven. Hij heeft de grote schuld teniet gedaan die de reden was van uw bestaan op deze aarde. En Hij heeft voor u de weg weer vrijgemaakt naar uw God en Schepper, naar uw Vader van eeuwigheid.

Amen

BD.8648
18 oktober 1963

Antwoord op het vraagstuk over herbelichaming

Zolang u, mensen, over de aarde gaat, bent u nog onvolmaakt en dat betekent ook, dat uw weten nog is onderworpen aan begrenzingen, dat u niet alles zult kunnen begrijpen. Toch onderricht Ik u naar de graad van uw rijpheid en daarom hangt het van uzelf af, uw weten te vergroten, doordat u de graad van uw liefde vergroot, die altijd de maatstaf van de rijpheid van uw ziel zal zijn. Bent u vervuld van liefde, dan zult u ook in staat zijn alles helder te doorzien. Ontbreekt de liefde u, dan zal het u ook aan begrijpen ontbreken, zelfs wanneer u volledige opheldering ontvangt. Want het weten wordt pas dan tot inzicht, wanneer door liefde de geest in u wordt gewekt. Maar mijn rechtstreekse aanspreken van boven moet ertoe bijdragen, dat uw wil om lief te hebben wordt gesterkt, dat u met uw verstand zult leren inzien en dan ook de liefde in u wordt ontstoken voor Diegene, die u heeft geschapen. En daarom zal Ik u ook steeds uw verzoek vervullen, u opheldering te doen toekomen, opdat u Mij als liefdevolle Vader kunt herkennen en mijn liefde voor u met wederliefde beantwoordt.

Mijn plan van het terugvoeren is u niet onbekend en zo weet u ook, dat iedere ziel eenmaal de gang over de aarde moet aanvaarden, die dan het laatste traject is voor zij haar intrede doet in het rijk hierna. U weet ook, dat deze gang over de aarde uiteenlopende gevolgen heeft bij de verschillende mensen en dat dit een gevolg is van de vrije wil van mijn schepselen, die Ik nooit zal aantasten, omdat dit het kenmerk is van een goddelijk schepsel. Verder weet u, dat er u voor dit leven als mens een vonkje liefde is gegeven, dat u pas de verandering terug naar uw oerwezen mogelijk maakt, wanneer u dit vonkje liefde in u doet ontbranden en tot een heldere vlam laat oplaaien. Heeft een ziel de gang door de schepping aarde in gebonden wil afgelegd, zodat ze nu de graad van rijpheid heeft bereikt, die voorwaarde is om als mens te worden belichaamd, dan wordt de goddelijke liefdesvonk aan haar toegevoegd, ongeacht op welk beschavingsniveau ze ter wereld komt.

En de mens zelf kan beslissen om dit liefdesvonkje te voeden of het helemaal in zich te verstikken. Hoe groter zijn innerlijke weerstand nog is tegen het goede – het goddelijke – des te meer zal hij in het rijp worden van zijn ziel achterblijven. Maar het gevoel voor goed en kwaad is in ieder mens aanwezig, omdat hij – zoals Ik dat al vaak heb uitgelegd – bij zichzelf de uitwerking van goed en kwaad ervaart en omdat hij ook de stille vermaner, de stem van het geweten, in zich heeft. Dat hem ook het begrip kan ontbreken, volgens welke norm hij tegenover de medemens aan de innerlijke stem gehoor moet geven, is derhalve mogelijk, omdat zijn weerstand tegenover Mij nog zo groot is en hij zich dus in de macht van mijn tegenstander bevindt. En dan kan zijn gang over de aarde hem nauwelijks de laatste rijpheid opleveren en hij zal hem moeten herhalen.

Maar nu is de aanname van u, mensen, verkeerd, dat hij naar believen uit het rijk hierna weer naar de aarde kan terugkeren en dit zich zo vaak herhaalt, tot hij eens de nodige rijpheid heeft bereikt. Want ook in het rijk hierna zal de ziel de mogelijkheid hebben zich positief te ontwikkelen, wanneer ze haar innerlijke weerstand opgeeft. Maar evenzo kan ze wegzinken in de duisternis en er kunnen eindeloze tijden voorbijgaan, wanneer ze de hulp niet aanneemt, die haar wordt geboden, om haar uit de hel te verlossen. Dan zal ze steeds harder worden en ze zal opnieuw de gang door de schepping aarde moeten afleggen. En dit kan zich meer dan eenmaal herhalen en al naar gelang haar innerlijke weerstand afneemt, zal ook de belichaming als mens nu in zodanige levensomstandigheden plaatsvinden, waarbij de meeste kans bestaat om in één leven op aarde rijp te worden.

U allen vergeet de vele plaatsen van scholing, die in mijn schepping klaarstaan om zielen van alle graden van rijpheid op te nemen. Wanneer u gezegd wordt, dat de ziel van de mens het rijk hierna binnengaat, dan begrijpt u nog niet goed wat onder dat laatste dient te worden verstaan: alles buiten het leven op aarde is “aan gene zijde”, “het rijk hierna”. En alle hemellichamen bevatten het geestelijke in de meest verschillende graden van ontwikkeling, waar iedere ziel waarlijk haar ontwikkelingsgang kan voortzetten, wanneer ze niet zo hardnekkig in haar weerstand volhardt, dat ze in ruimten zonder scheppingen haar gang gaat tot eigen kwelling. Ook dan kan ze nog een keer tot bezinning komen, want mijn liefde en barmhartigheid geven geen ziel op en geven iedere ziel steeds de mogelijkheid tot een sprankje licht te komen en de verandering aan zichzelf te voltrekken, doordat ze voor het eerst haar weerstand opgeeft en toegankelijk is voor de onderrichtingen, die haar ook in het rijk hierna ten deel vallen. En Ik ken waarlijk ook de geestelijke gesteldheid van iedere ziel. Ik ben ook op de hoogte van de voor iedere afzonderlijke ziel gunstige, succes belovende mogelijkheden om rijp te worden. Maar deze zie Ik nooit in een herhaalde gang over de aarde als mens – in een terugplaatsen van de ziel op de aarde – wanneer er geen heel bijzondere beweegredenen zijn, welke weer alleen de redding van zwakke zielen tot doel hebben.

Ik ben geen onrechtvaardige God, die Zijn schepselen bij wijze van gril veschillend bedeelt en daardoor niet aan iedere mens dezelfde mogelijkheden worden geboden. Maar bij Mij speelt ook de tijd geen rol; Ik bereik mijn doel. Dit doel zou Ik echter nooit bereiken door steeds zich herhalende vorming als mens op deze aarde, omdat Ik één ding niet kan doen vanuit mijn wil: de wil van de mens dwingen, dat hij de juiste beslissing neemt; de mens tot een juist gerichte wil brengen door mijn macht. Zijn vrije wil kan steeds weer falen en de gang over de aarde kan tevergeefs zijn. Iedere ziel heeft haar eigen leven en Ik ben precies op de hoogte van de resultaten, die ze nog kan bereiken, omdat Ik haar wil ken. En daaraan beantwoordend kan en zal Ik het aardse leven van de mens verkorten of verlengen. Ik zal voortijdig tot me roepen, bij wie er een terugval is te vrezen, om de al bereikte graad van rijpheid niet in gevaar te brengen. En Ik zal diegenen een hoge ouderdom schenken, bij wie een vergroting van de graad van rijpheid, of nog een ommekeer naar Mij duidelijk te zien is, om voor deze laatste zielen de ontwikkelingsgang in het hiernamaals mogelijk te maken.

Maar geloof niet, dat het huidige menselijke beschavingsniveau invloed heeft op de ontwikkeling van de ziel, omdat een leven in liefde niet afhankelijk is van uiterlijke zaken of van een vergroot aards weten; omdat het te allen tijde en overal om het ontsteken van de liefdesvonk in het hart gaat, dat echter onafhankelijk is van cultuur en gewoonten, omdat het een zuiver geestelijk gebeuren is in de mens, wanneer hij deze liefdesvonk in zich ontsteekt en daartoe steeds het samenleven met andere mensen en de hem omgevende goddelijke schepping hem kan aansporen. Dus zal ook de meest primitieve mens de rijpheid van zijn ziel kunnen vergroten en in het bijzonder dan, wanneer hem ook de kennis wordt overgebracht van de goddelijke Verlosser Jezus Christus, welke hem ook in het hiernamaals nog kan worden overgedragen, wanneer de ziel maar van goede wil is.

Amen

BD.8649
19 oktober 1963

De Bron van alle kracht is God

Als krachtbron van eeuwigheid stroomt slechts van Mij alleen kracht uit in de oneindigheid. Er bestaat geen ander wezen dat eigenmachtig over kracht beschikt, tenzij dat hem, van Mij uit de kracht is toegestroomd. En Mij zal eeuwig geen wezen kunnen uitschakelen, want alle wezens zijn voortgebracht door mijn kracht en door mijn wil buiten Mij geplaatst. En al werden ze ook nog zo volmaakt geschapen, al vormen ze zich in vrije wil tot de hoogste volmaaktheid en worden tot mijn kinderen, ze zullen nooit Mij zelf als de bron van kracht kunnen overtroeven, ze zullen nooit in staat zijn Mij zelf bij het uitvoeren van mijn wil te hinderen, omdat Mij daarvoor altijd de kracht ter beschikking staat.

En dus zal Ik altijd en eeuwig blijven de Heer van de hemel en de aarde, de Heer van het universum, aan wie alles wat bestaat is onderworpen. En al is het ook de hel – de meest duistere macht – ze zal zich naar mijn wil en mijn kracht moeten voegen, ze zal Mij nooit kunnen uitschakelen, want ook de vorst der duisternis is eerst uit mijn kracht voortgekomen en hij zou allang niet meer bestaan wanneer Ik mijn kracht volledig aan hem onttrokken had, want ook hij is onvergankelijk, dus wordt hij door mijn kracht behouden daar hij anders moest vergaan.

En zo stelt mijn kracht ook het bestaan zeker van al datgene wat uit Mij voortkwam, of het geestelijke of aardse scheppingen zijn, want ook de aardse scheppingen zijn dragers van mijn kracht en al schijnen ze u, mensen ook vergankelijk toe en zijn ze ook naar hun uiterlijke vorm vergankelijk, toch blijft de geestelijke kracht bestaan waaruit ze gevormd zijn, want welke materie dan ook, is kracht die zich heeft verdicht tot vorm.

En zo ben Ik alles in alles. En Ik zal zijn tot in alle eeuwigheid. De kracht zal nooit verbruikt worden, ze zal niet afnemen en al stroomt uit Mij zelf als de eeuwige krachtbron voortdurend kracht naar buiten die de gehele geestelijke en materiële schepping het leven geeft en deze behoudt, ze zal nooit minder worden, ze zal voortdurend nieuwe scheppingen doen ontstaan.

Nu is het aantal eerst geschapen wezens die van Mij afvielen eindeloos groot en er zijn eeuwigheden voor nodig om deze wezens, die in de diepte zijn gevallen, weer tot Mij terug te voeren. Dus zijn er ook ontelbare verlossingsperioden, ontelbare scheppingen van geestelijke en materiële aard voor nodig, wat weer ’n voortdurende uitstraling van kracht uit Mij vereist. Al dit scheppen hoort echter bij mijn gelukzaligheid, en het moet ook de gelukzaligheid van alle geschapen wezens vergroten die de graad van volmaaktheid weer bereikt hebben, dat ze zelf scheppen kunnen en vorm geven in vrije wil. Al deze wezens nu betrekken de kracht van Mij en dit toestromen van kracht is hun gelukzaligheid, die door het gebruik maken van de kracht vanuit ’n juiste wil, voortdurend wordt vergroot. En dit doorstromen van de wezens met mijn kracht zal geen einde nemen, dus zal ook het scheppen en het vorm kunnen geven geen einde nemen, maar steeds zal mijn eindeloze liefde en wijsheid ook vanuit de wet van de eeuwige ordening de scheppende werkzaamheid bepalen en de volmaakte wezens zullen ook steeds volgens deze ordening actief zijn.

En ook al tracht mijn tegenstander, die uit deze eeuwige ordening trad, de kracht die ook door hem stroomt, verkeerd te sturen en daardoor chaotische toestanden te scheppen, zal hem dit steeds maar tot op bepaalde hoogte lukken. Nooit echter zal hij Mij kunnen verhinderen voortdurend nieuwe scheppingen te laten ontstaan die alleen als enig doel hebben zijn negatieve activiteiten krachteloos te maken in zoverre, dat deze scheppingen het bovengenoemde gevallen geestelijke bevatten dat hij, de tegenstander, eens ertoe trachtte te brengen de van Mij uitstromende kracht te misbruiken. Deze verkeerd gebruikte kracht is nu in die scheppingen gebonden en kan niet meer tegen Mij werken, ze is ook aan de invloed van mijn tegenstander onttrokken en wordt nu onder dwang ertoe gebracht dienend te functioneren, zodat ze weer volgens de goddelijke ordening werkzaam kan zijn.

Elke kracht die van Mij uitgaat, stroomt onherroepelijk weer naar de bron van kracht terug en deze wet verzekert ook de stellige terugkeer van al het gevallen geestelijke naar Mij en zelfs mijn tegenstander zal eens weer de weg naar Mij opgaan. De kracht die zich eens vrijwillig van Mij verwijderde, die niet meer volgens de eeuwige ordening werkzaam wilde zijn, zal ook weer naar haar uitgangspunt terugkeren. Want alhoewel mijn tegenstander als tegenpool is te bestempelen en dus de tegenkracht belichaamt, is deze kracht niet sterker dan Ik, want ook die ging eerst van Mij zelf uit als van de eeuwige Krachtbron, alleen laat Ik elke, als schepsel, uitgestraalde kracht – ieder geschapen wezen – de vrijheid zijn kracht te gebruiken zoals hij wil. En is nu deze wil verkeerd gericht, dan zal hij toch niet meer tegen kunnen werken voor zover Ik dat niet toelaat, want Ik alleen ben de Heer en aan Mij is al het geschapene onderworpen, al werd het nog zo volmaakt buiten Mij geplaatst. Een strijd tegen Mij is tevergeefs en draagt alleen maar bij tot eigen verzwakking van hen die tegen Mij strijden. Het geeft Mij echter aanleiding om voortdurend te werken en te scheppen, want mijn kracht kan niet rusten en steeds wil die werken op een manier die gelukkig maakt en daarom al het geschapene zo vormen dat ook deze schepselen in het juist gebruiken van de kracht die hun voortdurend toestroomt hun gelukzaligheid vinden.

Amen

BD.8651
21 oktober 1963

De ware kerk van Christus

Wie tot mijn kerk behoort, die Ik zelf op aarde heb gesticht, moet ook een levend geloof hebben. Een geloof, dat door de liefde levend is geworden en waardoor het werken van de geest in de mens mogelijk wordt, wat ook weer alleen de liefde teweeg brengt. Mijn kerk zal steeds alleen die mensen als leden omvatten, die zich zo innig met Mij verbonden hebben dat zij mijn tegenwoordigheid bespeuren. Hun geloof is dan ook onwrikbaar en kan niet aan het wankelen worden gebracht, en zal als een rots tegen alle aanvallen van buitenaf standhouden. Daarom sprak Ik de woorden tot Petrus: “Op jou wil Ik mijn kerk bouwen”. Want Petrus had een sterk en onwankelbaar geloof, ofschoon hij op zeker ogenblik de beproeving niet doorstond, daar de gebeurtenissen elkaar zo snel opvolgden dat hij zijn zekerheid verloor. Het was echter meer zijn verstand dat geen uitweg zag uit het grootste gevaar, terwijl zijn ziel werd verdrongen en zich verlaten voelde. Maar na deze geloofsbeproeving werd zijn liefde tot Mij steeds dieper en zijn geloof bevestigd. En zo’n geloof vraag Ik van al degenen die tot mijn kerk willen behoren. Dezen zullen dan ook niet meer mijn tegenstander, die ook hun vijand is, ten offer vallen.

Wie tot mijn kerk behoort zal ook steeds de waarheid inzien, en zich van iedere dwaling losmaken. Want in hem werkt nu mijn geest – als teken dat hij lid is van de door Mij gestichte kerk. En waar mijn geest werkt, daar zijn geen onduidelijkheden, geen twijfels en geen verwarde begrippen meer. Want het zal licht zijn, en het denken juist van hem die tot mijn kerk behoort. Deze kerk heeft geen uiterlijke kentekenen nodig. Zij heeft geen organisatievorm nodig, want in alle kerkelijke gemeenschappen zijn mensen die een levend geloof hebben – in liefde leven en daardoor de geest in zich wekken. Zij allen sluiten zich aan bij de kerk van Christus – die in waarheid een zuiver geestelijke verbinding is van hen die zich door de liefde met Mij verenigen. Die alles wat zij doen bewust doen, niet als uiterlijke handelingen die geen betekenis hebben omdat zij louter mechanisch worden uitgevoerd.

U moet levende christen zijn die er zich altijd van bewust zijn hun aardse levensdoel te moeten vervullen, steeds met ijver ernaar strevend uw doel te bereiken en steeds aan Mij toegewijd, opdat Ik zelf de leiding over u kan overnemen en u dan waarlijk ook het doel zult bereiken. Want Ik kan er geen genoegen mee nemen als u alleen de door mensen uitgevaardigde geboden vervult die u door uw opvoeding werden bijgebracht, die zinloos zijn en u geen geestelijke rijpheid opleveren. Als leden van de door Mij gestichte kerk moet u ook steeds mijn ware navolgers zijn. U moet alles wat u overkomt aan leed en moeilijkheden berustend op u nemen, omdat u het ziet als ’n beproeving van uw geloof die u moet doorstaan – als hulpmiddel om de rijpheid van uw ziel te verhogen. Want dat zegt u mijn geest in u, en u ziet ook de reden in van dat wat Ik over u laat komen.

U zult een tweede leven leiden naast uw aardse leven, een leven in verbinding met Mij, uw God en Vader van eeuwigheid – en zo’n leven heeft ook zeker uw volmaaktheid tot gevolg. Deze voltooiing kan daarom iedereen bereiken, onverschillig tot welke geestesrichting hij behoort, als hij maar steeds in levende verbinding met Mij staat en daardoor met de waarheid bekend kan worden gemaakt. Dit vraagt echter steeds een leven in liefde en daardoor een vast levend geloof. En zolang het u mensen aan beide ontbreekt, bent u slechts dode vormen op deze aarde die ook eeuwig niet tot leven kunnen komen. Want wat u ook naar buiten toe doet, brengt geen innerlijke verandering teweeg, die echter zin en doel van het aardse leven als mens is.

Daarom, sluit u aan bij de kerk die Ik zelf op aarde gesticht heb. Ontwaak uit uw doodsslaap, wek de geest in u tot leven doordat u onbaatzuchtig liefdevol werkzaam bent. U zult daardoor ook tot een geloof komen dat onwrikbaar is – dat de hel niet aan het wankelen zal kunnen brengen. En wanneer u zo’n geloof bezit, dan bent u waarlijk Mij nabij, dan bemerkt u mijn tegenwoordigheid, dan zult u ook weer de vermogens terug krijgen die u bezat voor uw afval van Mij. U zult weer volmaakt worden zoals u het van het begin der tijden af aan was, en uw leven zal dan zalig zijn tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8652
22 oktober 1963

De grootte der oerschuld vereist verlossing door Jezus Christus

Wanneer jullie kennis toegevoerd wordt van de eindeloos lange ontwikkelingsgang die jullie moesten afleggen voor jullie laatste belichaming als mens en jullie daarover nadenken, dan zouden jullie ook moeten inzien hoe groot de schuld geweest is waarmee jullie je opgezadeld hadden door jullie toenmalige afval van Mij. Want mijn gerechtigheid zal jullie waarlijk niet een overmaat aan kwellingen laten verduren wanneer jullie ze niet zelf verschuldigd waren. En wederom is het geen strafmaatregel mijnerzijds, maar slechts weer een werk van mijn eindeloze liefde omdat Ik jullie gelukkig wil maken, maar jullie niet tegen mijn wet van eeuwige ordening een zalig leven bereiden kan, zolang jullie je in een tegen Mij weerspannige toestand bevinden, wat echter het geval is door jullie toenmalige verzet tegen Mij. Jullie kunnen als mens echter niet de grootte van jullie schuld meten, want jullie denken is slechts beperkt. Echter het weten van het wezen dat eens gevallen is, was niet begrensd zoals dat van jullie nu als mens, maar het waren volmaakte schepselen, die in het helderste licht van het inzicht stonden.

En daarom is hun schuld zo onmetelijk groot dat deze een zoenoffer vereist, wat zelfs niet door de eindeloos lange gang door de schepping gebracht worden kon, doch eerst moest het grootste werk van liefde en erbarmen volbracht worden door de mens Jezus om voorgoed de delging van de grote schuld mogelijk te maken, die echter ook de erkenning van Jezus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld vereist. Keren jullie weer terug in het lichtrijk waaruit jullie zijn voortgekomen, dan zullen jullie de grootte van de schuld kunnen meten die een opstand tegen Mij betekende. En jullie zullen ook begrijpen, dat jullie alleen op deze manier door de schepping weer de graad van rijpheid konden bereiken, waarin jullie dan ook het verlossingswerk van Jezus zullen kunnen begrijpen en aannemen.

Als mens echter kunnen jullie niet overzien welke grote betekenis dit verlossingswerk voor jullie – voor iedere ziel afzonderlijk – heeft. En daarom moeten jullie “geloven” wat jullie daarover wordt voorgehouden en zonder bewijzen de goddelijke Verlosser Jezus Christus erkennen. Dan bevrijden jullie je daardoor ook van jullie voormalige schuld. Jullie vertrouwen je weer aan Mij toe – die in Jezus belichaamd was – en keren als het ware vrijwillig terug tot Hem die jullie destijds niet wilden erkennen en tegen wie jullie in opstand kwamen. Jullie kan als mens weliswaar over alles de meest volledige opheldering gegeven worden, maar jullie zijn niet in staat alles te bevatten in jullie nog onvolkomen toestand. Vandaar dat het steeds een daad van geloof voor jullie mensen zal zijn wanneer jullie de weg nemen naar het kruis, die echter ook jullie enige en zekere redding is. Want Jezus neemt dan de schuld van jullie over. Want Hij is vanwege de zondenschuld ter wille van de mensen gestorven aan het kruis. Hij heeft deze op zich genomen en door Zijn bloed tenietgedaan, opdat jullie daarvan verlost worden. En toch kan jullie deze grootste en belangrijkste leer van het verlossingswerk niet bewezen worden. Jullie moeten vrijwillig geloven zonder iedere dwang. Maar jullie kunnen het ook, omdat Ik nooit iets van jullie verlang wat onmogelijk zou zijn en omdat Ik jullie steeds help het juiste inzicht te verkrijgen.

Maar één ding mogen jullie niet overslaan of uitschakelen: dat jullie een leven in liefde zullen moeten leiden, omdat de liefde de kracht is die jullie tot alles in staat stelt, omdat jullie door de liefde het innerlijke licht van inzicht bereiken en omdat jullie je door de liefde ook weer met Mij in verbinding stellen en de toestand herstellen die er vóór jullie zondeval was, toen Ik jullie voortdurend doorstralen kon. Zo ook kan Ik jullie als mens toestralen wanneer jullie zelf daartoe bereid zijn, wanneer jullie de liefde beoefenen en jullie vrijwillig tot Mij wenden en jullie niet meer verzetten tegen de straling van mijn liefde zoals destijds, maar jullie openstellen voor Mij en nu onbeperkt de stroom van mijn liefde zich in jullie kan uitgieten. Maar steeds zal dit pas mogelijk zijn wanneer jullie vooraf de weg naar het kruis genomen hebben, dat jullie bevrijd worden van jullie zondenschuld, omdat jullie anders nog in de boeien van de tegenstander smachten, die jullie zal hinderen bij het werken in liefde en die jullie ook in geestelijke duisternis gevangen houdt omdat hij jullie niet wil verliezen.

Jullie schuld is overgroot geweest, maar ze is gedelgd door Jezus Christus die voor jullie mensen nu de zichtbare God geworden is, op voorwaarde dat jullie je door Hem laten verlossen. Want jullie kunnen in eeuwigheid niet zelf de schuld aflossen. Ik kan jullie echter ook niet met jullie schuld opnemen in mijn rijk, want Ik ben weliswaar een God van liefde, maar ook een God van rechtvaardigheid. En deze rechtvaardigheid vereist totale vergeving van de schuld, die jullie alleen bij Jezus Christus kunnen vinden, in wie Ik zelf het verlossingswerk volbracht.

Amen

BD.8653
23 oktober 1963

Ziekten en genezing

Als u wist welk een zegen ziekte is, als u wist dat de ziekte er toe bijdraagt dat de ziel zich reinigt van afvalsubstanties, dat ziekte u helpt, geduldig te berusten in mijn wil en u zich dan niet meer tegen Mij verzet, als u alles aanvaardt zoals het over u komt zoals het door Mij als goed voor u wordt ingezien, dan zult u ook weten dat Ik ook het tijdstip van de genezing weet.

Maar u plotseling gezond laten worden zal Ik vanwege uw wilsvrijheid niet doen, want dan zou u gedwongen zijn aan Mij en mijn macht te geloven. U moet echter zonder dwang tot dit geloof komen. Bovendien weet u dat het doel van het aardse leven van alle mensen daarin bestaat in liefde te dienen. Zo zal dus altijd de een voor de ander werkzaam moeten zijn wil hij zijn aardse opdracht nakomen. Ik zal dus in het bijzonder die mensen zegenen die altijd bereid zijn bij lichamelijke ziekten en klachten te helpen. Deze mensen zullen door het uit hun liefde voortgekomen inzicht, ook de oorzaak van een ziekte inzien en ook het juiste middel tot genezing weten. En overeenkomstig hun bereidheid tot helpen en hun liefde tot de zwakke en lijdende medemensen, zullen hun genezingen ook slagen. Doch uiteindelijk is mijn wil beslissend voor elke genezing en deze stelt daarom ook een grens aan het werk van een mens als Ik het effect van een langdurige ziekte voor de ziel van de zieke als waardevol inzie. Mijn wil is het die het lot van een mens bepaalt, waartoe ook ziekten behoren waarbij de menselijke wil ondanks alle middelen die aangewend worden niets kan bereiken.

Doch Ik zal het niet veroordelen als de mensen middelen trachten te vinden die degenen die lijden hulp zullen bieden, want zolang de liefdevolle wil om te helpen aanleiding is tot deze onderzoekingen, zolang zal ook mijn zegen daarop rusten. Is echter het verwerven van aardse goederen de drijfveer om zulke middelen te vervaardigen, dan zullen die meestal zonder effect zijn, of zelfs schadelijk voor het menselijk lichaam ondanks schijnbare beterschap. Doch omgekeerd kunnen de onschuldigste middelen voldoende zijn om een genezing te veroorzaken als dat mijn wil is en Ik het tijdstip van een genezing gekomen acht.

Een ziekte moet voor alles de verbinding met Mij in de hand werken. De mens moet zijn toevlucht tot Mij nemen, hij moet Mij om genezing vragen, dan zal Ik hem die mensen tegen laten komen die hun best willen doen om de zieke te genezen, wier gedachten Ik kan leiden omdat zij met Mij verbonden zijn door een leven in liefde volgens mijn wil. Zulke door Mij begenadigde genezers zijn echter maar zelden te vinden, en meer dan ooit grijpen de mensen daarom naar zulke middelen die door het werk dat niet gezegend is geproduceerd zijn. Doch dan zal noch het lichaam noch de ziel genezing kunnen noteren, omdat Ik dit door zulke middelen niet toelaat. Het komt er bij Mij op aan dat de ziel wordt geholpen, zo nodig ook zonder de wil van de mens. Ik wil dat hij zich door de ziekte van de wereld afwendt, wat veel gemakkelijker gaat als hij geen gevolg meer kan geven aan de wensen van de wereld.

U mensen kunt dus altijd de hulp van een arts inroepen, maar de genezing bepaal Ik. En zijn poging zal slechts dan door Mij gezegend zijn, als de drijfveer tot zijn arbeid in de eerste plaats liefde tot de naaste is. En ook alleen dan zult u genezing vinden als u uit uw ziekte voordeel trekt voor uw ziel. Dat u zich overgeeft aan Mij en mijn wil, dat u met geduld uw lijden draagt en Mij ervoor bedankt dat uw ziel grote winst behaalt, als u in uw ziekte de proef doorstaat. U kunt echter ook door een rotsvast geloof in Mij en mijn liefde van elke ziekte bevrijd worden, zoals Ik in mijn aardse levenswandel die mensen genezen kon “wier geloof hen geholpen had”. Want voor Mij is niets onmogelijk. En als uw liefde zo diep is dat ze een levend en sterk geloof voortbrengt, dan zult u ook geen seconde aan mijn liefde en macht twijfelen. En dan kunt u ook onmiddellijk gezond worden, daar die genezing dan geen geloofsdwang voor u is omdat u dan al een rotsvast geloof bezit. Wie van u echter brengt zo’n sterk geloof op dat hij zich zonder te twijfelen van mijn macht bedient? Dat hij zich geheel aan Mij toevertrouwt met de bede hem te genezen en dat hij ook overtuigd is dat zijn bede verhoord wordt? Dan kan waarlijk elk wonder geschieden, zij het aan uzelf of aan uw medemensen voor wie u deze bede vanuit een vast geloof uitspreekt. Maar wie heel innig met Mij verbonden is, leeft ook reeds geheel volgens mijn wil, en hij laat dan het besturen aan Mij over en loopt niet op mijn wil vooruit. Hij draagt dan ook het zwaarste leed met overgave aan mijn wil en bewijst zo zijn ziel een veel grotere dienst dan met de genezing van zijn lichaam. Ik wil het altijd zo bij u bewerkstelligen dat uw lot draaglijk is. En indien een mens door zwaar leed moet gaan, komt ook mijn liefde voor zijn ziel tot uitdrukking, die Mij eens in het geestelijke rijk dankbaar zal zijn dat zij op aarde reeds zoveel afvalstoffen kon kwijtraken. Zij zal Mij dankbaar zijn dat zij door haar lijden ook schuld mocht aflossen en nu veel minder belast het geestelijke rijk kan binnengaan, wat ze met een gezond lichaam nooit had kunnen bereiken.

Amen

BD.8654
24 oktober 1963

Ieder mens zou het aangesproken worden door God kunnen vernemen

Zoals het was in het allereerste begin, toen Ik de uit Mij voortgekomen wezens aansprak om Mij zelf aan hen te openbaren als Schepper en Vader, zo spreek Ik ook nu tot u mensen, die deze wezens bent. Het licht van het inzicht dat u in het begin bezat omdat u volmaakt geschapen werd, bezit u als mens niet meer. Want u scheidde zich eens vrijwillig van Mij af en trad daarom uit de staat van licht in de toestand van duisternis. Maar in de duisternis bent u ongelukkig en Ik wil u weer helpen om gelukzalig te worden. Daarom moet Ik u weer een licht ontsteken. Ik moet u aanspreken en u op de eerste plaats mijn wil bekendmaken, opdat u nu als mens naar mijn wil zult leven.

Want het gaat erom dat u zich weer aan de wet van eeuwige ordening aanpast, dat u volgens mijn wil leeft, die van u het vervullen van de geboden van de liefde vraagt. Daar u bij het begin van het aardse bestaan zonder enig inzicht bent, zult u onderwezen moeten worden in de zin en het doel van het aardse bestaan. Maar u zult daarover ook de volle waarheid te weten moeten komen. En daarom spreek Ik u zelf aan, doordat Ik, als Vadergeest van eeuwigheid, de in u rustende geestvonk aanspreek, die dan uw verstand mijn woord doet toekomen. U denkt daar dan over na en komt nu in overeenstemming met uw wil mijn wil na, of u verzet zich er opnieuw tegen.

In het begin maakte het u gelukkig, door Mij te worden aangesproken. U besefte immers mijn liefde voor u, die zich steeds weer uitte door het woord. Toen u mijn woord niet meer kon horen, omdat u zich afsloot voor de straling van mijn liefde, verloor u ook elk inzicht. En uw toestand was zonder licht en kracht, en daarom ongelukkig. Maar wanneer u zich als mens weer bewust opent voor de straling van mijn liefde, dan komt u mijn wil te weten, die u weer alleen hoeft na te leven om nu ook via de geestvonk in u door Mij te worden aangesproken. En nu zult u door mijn woord een weten kunnen ontvangen, dat u gelukkig zal maken omdat u weer de staat van licht binnengaat.

Mijn woord zal steeds in u weerklinken als uw wil dit toelaat. Want de verbinding tussen Mij en u blijft altijd bestaan van Mij uit. Alleen u zelf zult deze opzettelijk kunnen verbreken doordat u zich bewust van Mij afwendt. Dus ligt het altijd alleen aan uzelf, of u zich door Mij laat aanspreken. Maar de mogelijkheid om Mij zelf te horen, bestaat voor ieder van u mensen. En ieder zou dit moeten benutten, want met mijn woord stroomt u ook kracht toe voor uw levenswandel op de aarde, opdat u hem leidt naar mijn wil.

Door uw verre verwijdering van Mij, waar u zelf in vrije wil naar streefde, is voor u het weten en het begrijpen verloren gegaan, dat u zelf met uw God en Vader rechtstreeks contact kunt hebben. Dat u tweespraak met Hem zult kunnen houden, dat Hij u antwoordt op uw vragen en dat u al uw gedachten aan Hem zult kunnen voorleggen en u te allen tijde met Hem van gedachten zult kunnen wisselen.

En wordt u dit door mensen verteld, dan gelooft u het niet en u lacht deze uit als fantasten. En voor uzelf gaat elke schenking van kracht verloren, die mijn woord u garandeert. En pas wanneer u zelf een poging doet, wanneer u na innig gebed tot Mij stil binnen in u luistert, dan zal de stem zachtjes in u weerklinken. En u zult gelukkig zijn, want dan treft mijn vaderliefde u, die zich aan u wil openbaren om ook uw liefde te winnen.

Maar slechts weinige doen deze proef. Slechts weinige verlangen ernaar door Mij te worden aangesproken. En maar weinige geloven dat Ik zelf me tot u mensen over buig om weer de directe band met u te bewijzen, omdat u Mij moet herkennen als uw God en Vader die hoogst volmaakt is en ook de mensen naar de volmaaktheid wil leiden.

Maar dit weten over mijn rechtstreeks me aan u kenbaar maken, moet in geloof worden aangenomen. Want het heeft alleen dan effect, wanneer een mens door een leven in liefde dit geloof heeft verkregen, dat de Vader tot Zijn kind spreekt. Dan pas zal het ook de resultaten van mijn aanspreken als waarheid kunnen inzien en dan pas zal zijn ziel ze benutten en vooruitgaan in haar ontwikkeling.

Maar u mensen zult steeds moeten bedenken dat een aanspreken van mijn kant altijd geloofwaardiger is dan een algeheel zwijgen van uw Vader van eeuwigheid. Want mijn oerwezen is liefde. En uit deze liefde bent u voortgekomen. Maar de liefde zoekt steeds verbinding met dat wat uit haar ontstond. En daarom is het weerklinken van mijn woord eerder geloofwaardig, dan dat Ik me in stilzwijgen hul en me nooit aan mijn schepselen openbaar als liefdevolle Vader.

Want mijn volmaaktheid zou twijfelachtig zijn, wanneer Ik me niet zou ontfermen over al mijn schepselen die in de duisternis vertoeven. En dit mededogen komt juist tot uitdrukking, doordat Ik in de duisternis een licht laat stralen. En dit licht is mijn woord dat u van boven wordt toegestuurd. Dat de uitstraling is van mijn liefde die alleen een geopend hart verlangt om in u werkzaam te kunnen worden.

Amen

BD.8656
26 oktober 1963

God voert Zijn heilsplan door

U zult nooit in staat zijn Mij tegen te houden bij de uitvoering van mijn heilsplan van eeuwigheid. Ik heb wel gezegd dat u door innig gebed veel van u kunt afwenden, maar mijn heilsplan is gebaseerd op de wil van de mensen, die Ik van eeuwigheid doorzag. Dus kon Ik ook dienovereenkomstig de tijden bepalen waarin zich grote omwentelingen afspelen, en Ik zal me ook aan deze tijden houden. Ik kan voor iedereen op grond van zijn innig gebed voorvallen afwenden. Ik kan iedereen zo leiden dat hij niet getroffen wordt door gebeurtenissen die Ik over de mensen laat komen en waarmee Ik mijn doel bereiken wil, namelijk het tot stilstand gekomen terugvoeringsproces voort te zetten. Maar ongewone gebeurtenissen heb Ik u steeds vooraf verkondigd, en deze voorspellingen zullen ook vervuld worden omdat zij vervuld moeten worden, wil de goddelijke ordening weer hersteld worden.

Ik weet waarlijk sinds eeuwigheid wanneer er niet meer naar de goddelijke orde geleefd wordt en kon daarom ook op deze tijd wijzen en de grote omwentelingen vermelden, die onherroepelijk zullen plaatsvinden volgens mijn aankondigingen. De mensen zullen echter nooit zonder te twijfelen deze aankondigingen geloven, want het gaat het menselijke begrip te boven wat hun als spoedig te verwachten voorspeld wordt. Zij zullen weliswaar aan het verloop van het wereldgebeuren kunnen zien dat een verandering moet intreden omdat de mensen op een laag geestelijk niveau zijn aangeland, dat duidelijk te herkennen is aan de genotzucht en het overgrote verlangen naar aards welzijn, aardse goederen – eer en macht. Zij zouden dus door de tekenen des tijds kunnen inzien, dat zulke aankondigingen ten volste gerechtvaardigd zijn zodat zij ernstig genomen moeten worden en daarmee in overeenstemming nu hun eigen levenswandel leiden. Maar de ongelovigheid is al te groot dat aan zulke aanwijzingen gehoor geschonken wordt van de kant der mensen. Zij leven ongeremd een puur aards leven en wijzen alle gedachten aan een ingrijpende verandering van zich af. En daarom zal de mensheid overrompeld worden door een natuurgebeuren van catastrofale aard, die van zo’n omvang is als de aarde nog nooit beleefd heeft. Deze brengt ook voor veel mensen het eind van hun leven en leidt tot een chaos van de grootste omvang, wat een overgrote ellende voor de mensen inhoudt.

En dit is een laatste teken van vermaning en zal ook steeds weer aan de mensen verkondigd worden. Mijn boden moeten de mensen daarop wijzen, opdat zij de waarheid herkennen wanneer deze gebeurtenis plaats vindt en zij de laatste tijd tot aan het kort daarop volgende einde nog goed benutten voor de voltooiing van hun ziel.

Mijn boden zullen echter maar weinig of geen geloof vinden, maar toch geef Ik hun de opdracht altijd te spreken waar daartoe de gelegenheid is. De mensen willen niet gestoord worden in hun genotsleven, maar zij zullen plotseling opgeschrikt worden en de komende gebeurtenis kan voor ieder afzonderlijk mens het einde betekenen en hij zal niets van al zijn aardse goederen mee kunnen nemen naar het hiernamaals. En daaraan moet hij altijd denken, want of hij verder ook niet gewillig is om te geloven, zo weet hij toch dat hij zijn aards leven niet met een dag kan verlengen omdat het uur van zijn dood vaststaat. Hij weet dat ook voor hem eenmaal het einde komt en dat dit iedere dag kan zijn, dat hij dan alles achter moet laten wat zijn levensinhoud uitmaakt. Daarom mag hij de aardse goederen niet zo hoog aanslaan, maar moet zich geestelijke goederen verwerven voor de eeuwigheid. Dan zou hij pas wijs handelen, terwijl een puur aards leven geen teken van wijsheid is maar een verward denken laat zien.

Mijn heilsplan van eeuwigheid wordt uitgevoerd en aan deze dag die Ik Mij gesteld heb wordt ook vastgehouden, omdat het mensengeslacht zijn aardse opgave niet meer vervult en daarom door de aarde verzwolgen zal worden. Met uitzondering van hen die Mij herkend hebben die in Mij geloven en Mij trouw blijven tot aan het einde, want de aarde moet verder haar doel vervullen als scholingsplaats voor het geestelijke dat zich op de weg van zijn terugkeer tot Mij bevindt.

Daarom kan ook het grote omvormingswerk niet achterwege blijven, en het zal allemaal zo gebeuren zoals Ik het altijd weer voorspeld heb omdat Ik de mensen niet ongewaarschuwd laat. Ik bied iedereen nog genoeg gelegenheid om de weg naar Mij te vinden, om in geloof en liefde tot Mij, de verbinding te zoeken. En waarlijk, dezen zullen worden gered nog voor het einde, want Ik zal hen al tevoren laten sterven opdat zij niet in gevaar komen geheel af te zinken, maar in het hiernamaals nog tot volle ontwikkeling te kunnen komen. Of, Ik zal ze óp het einde van de aarde wegnemen en brengen naar een oord van vrede, omdat zij de nieuwe aarde weer moeten bewonen als stam van het nieuwe mensengeslacht. Geloof het toch mensen wat Ik u altijd weer aankondig, want er is niet veel tijd meer en ieder die van goede wil is kan nog gered worden – opdat hem niet dat verschrikkelijk lot van de hernieuwde kluistering treft.

Amen

BD.8658
29 oktober 1963

Het moet licht worden onder de mensen

Een groot geestelijk gebied wordt u mensen ontsloten u, die zich door mijzelf laat onderrichten. Want door mijn boden en tussenpersonen kan Ik allen deze kennis doen toekomen die alleen daar naar verlangen en door een leven van liefde ook in staat zijn het te begrijpen. Het betreft een gebied dat men niet met het verstand kan navorsen, dat voor u, mensen ook onbewijsbaar is en blijft zolang, tot u innerlijk – door de geest – een helder licht geschonken wordt, dat voor u de bewijskracht heeft dat u zich in de ware kennis bevindt.

Onuitputtelijk is dit geestelijk gebied. Uw God en Schepper zal u voortdurend onderrichten en u steeds inzicht schenken, als u tenminste de voorwaarden nakomt die van u gevraagd worden: dat u zich innig met Mij verbindt in het gebed of door daden liefde, want de verbinding met Mij moet aanwezig daar u anders in een eeuwige geestelijke blindheid blijft. Want Ikzelf ben dat Licht. Ik ben Waarheid – Ik ben de Bron waaruit Liefde, Licht, en diepste Wijsheid stroomt. En deze stroom kan alleen vloeien als het contact tot stand is gebracht dat uzelf moet leggen, want u hebt het eervrijwillig afgebroken.

Dan echter wordt voor u een gebied ontsloten dat u als alleen-maar-mens niet betreden kunt, als dit contact met Mij niet bestaat. Alles ligt dan duidelijk vòòr u. U doorziet de geestelijke samenhangen, u begrijpt mijn besturen en mijn werkzaam zijn. Mijn heilsplan van eeuwigheid wordt u onthuld en is u begrijpelijk. U verneemt over geestelijke gebeurtenissen die uw bestaan als mens ten grondslag liggen. U begrijpt ook de verschijnselen in de natuur en kunt wat er om u heen gebeurt, verklaren. Mijn Wezen wordt u onthuld en veel sluiers die nog voor uw ogen hangen trekken op. U kunt ook inzage krijgen in geestelijke werelden, al is het vooreerst alleen in gedachten dat u daarover wordt ingelicht. Want u moet eerst een bepaalde graad van rijpheid bereikt hebben voordat zich uw geestelijk oog opent en een geestelijk schouwen toelaat.

Een kennis die u als mensen volledig ontbreekt zal u geschonken worden door mijn vaderliefde, die u weer in die staat wil zien zoals eertijds voor uw afval van Mij, toen u zich bevond in het helderste licht van het inzicht en zalig was. U moet weer tot die staat terugkeren en kunt dat ook tijdens uw aardse leven als mens bereiken. U moet er echter naar streven, hij kan u niet geschonken worden. U moet zich bewust met Mij verbinden, Mij erkennen als uw God en Schepper, als uw Vader. U moet vurig naar mijn tegenwoordigheid verlangen, die u dan ook genadengaven verzekert van hoogste waarde. Want mijn eindeloze liefde wil zich wegschenken en Ik wil u dus ook weer het heldere licht van het inzicht teruggeven, dat uzelf vertroebelde en dan geheel verloren hebt.

Bedenk slechts in welke geestelijke duisternis de mensheid ronddoolt – bedenk dat maar weinigen een sfeer van licht om zich heen scheppen. Dat dus als het ware slechts “lichtvonkjes” opflitsen op de aarde, die weliswaar ieder mens zou kunnen opvangen en die dan voldoende zouden zijn weer een licht te ontsteken in ’t hart van een mens die de duisternis zou willen ontvlieden. Bedenk hoe veel gelukkiger de mensen zouden zijn als zij maar een kleine mate aan inzicht zouden bezitten, die zij zelf telkens weer konden vergroten. Dan zult u die reeds een licht in u ontstoken hebt. begrijpen, dat Ik alles zal bevorderen wat er toe bijdraagt dat het licht wordt onder de mensen. U zult begrijpen dat Ik zelf voor Mij ook lichtdragers opleid die Ik met een rijke kennis uitrust, die Ik steeds dieper in de waarheid binnen leid, die alleen uit Mij kan voortkomen. En dat Ik deze lichtdragers weer opdraag hun licht te laten uitstralen, opdat de duisternis die op de mensheid drukt, doorbroken wordt.

Ik wil niet dat u, mensen in dezelfde duisternis het aardse leven verlaat als waarin u het betreden hebt. Ik wil dat u in dit leven als mens weer naar licht verlangt, en uw verlangen zal ook waarlijk vervuld worden. En reeds op de aarde zal het u gelukkig maken als het helder in u wordt, als u leert begrijpen waarom u op aarde bent en wat uw eigenlijke levensopdracht is. Want Ik alleen weet dat deze geest dan pas weer zalig kan zijn, als hij zich in de stroomkring van mijn liefde-uitstraling bevindt. En in deze stroomkring wil Ik hem reeds als mens op aarde binnentrekken en zend hem daarom steeds weer stralen toe die in hem een licht zullen ontsteken, dat dan vanzelf op het Oerlicht van eeuwigheid toe-ijlt.

Dat wil dus zeggen, Ik schenk ieder mens vooreerst een beetje kennis dat reikt tot in het geestelijke gebied – dat de mens uit eigen wil kan vergroten. Hij kan gedurig aanspraak maken op de krachtstroom van mijn liefde. Hij kan zichzelf in het bezit stellen van geestelijke rijkdommen als hij deze krachtstroom gebruikt om te werken in liefde en dan ontsteekt de liefde in hem een steeds groter licht.

En licht betekent weten, inzicht en diepste wijsheid, steeds echter op geestelijk gebied dat voor het verstand niet toegankelijk is. Want Ikzelf zal het op Mij nemen die mensen te onderrichten die zich aan Mij toevertrouwen en Mij om verlichting van hun geest bidden. Dezen zullen een omvangrijke kennis in ontvangst mogen nemen en zo dus langzaam die staat van inzicht binnengaan, waarin zij zich eertijds bevonden. De duisternis zal van hen wijken die mijn tegenstander over hen heeft uitgespreid.

Zij zullen weer tot het licht komen omdat zij bewust de verbinding met Mij – het Oerlicht van eeuwigheid tot stand brengen en zich door Mij weer laten aanstralen zoals eens, toen zij in alle volmaaktheid van Mij zijn uitgegaan.

Amen

BD.8660
31 oktober 1963

Het misbruiken van goddelijke gaven (talenten)

Geloof niet dat u ongestraft mijn ordening van eeuwigheid omver zult kunnen werpen, geloof niet dat er voor u zegen voortvloeit uit een doen dat tegen mijn wettelijke ordening ingaat. En dit zal steeds het geval zijn, wanneer u de gaven misbruikt die u als mens ontvangt, die functies bij u in werking zetten die u wil aanleiding geven werkzaam te zijn.

De mens is vernuftig geaard, hij is een scheppingswerk dat blijk geeft van mijn liefde, wijsheid en macht, al zijn functies zijn zinvol en konden alleen maar door een Schepper worden uitgedacht wiens wijsheid niet te overtreffen is – het is alleen zo, dat de lichamelijke geaardheid verschillend is, dat niet alle mensen over dezelfde capaciteiten beschikken en ook de wil ze ten nutte te maken, zwakker of sterker is. Dus zijn de mensen verschillend van aanleg in hun kunnen en willen, ze worden ook niet even sterk door mijn kracht doorstroomd, omdat dit ook van de wil van de mens afhankelijk is, of hij om mijn kracht vraagt, die hem altijd ter beschikking staat, of dat hij alleen maar zijn levenskracht gebruikt die hem natuurlijkerwijze ook zwakker of sterker toestroomt. Dus kan een mens die lichamelijk helemaal gezond is, over meer levenskracht beschikken dan een mens die een verzwakt lichaam heeft; maar de laatste kan weer door rechtstreeks om mijn kracht te vragen de eigen kracht merkbaar vergroten en daarom ook prestaties volbrengen die die van de medemens overtreffen.

En zo zijn de mens ook talenten meegegeven die zich ook op verschillende manieren openbaren. Al deze talenten zijn gaven mijnerzijds, genadegeschenken, die de mens in het aardse leven juist moet gebruiken doordat hij weer de medemens naar zijn krachten van dienst is, want alle talenten zal hij willen ontwikkelen en daardoor of tot zegen of tot vreugde werkzaam zijn, vooropgesteld dat de mens steeds in de goddelijke ordening verkeert. Maar al het goddelijke kan door het inwerken van mijn tegenstander ook vervormd worden. Want wat hij kan doen om de goddelijke ordening omver te gooien, zal bij niet onbeproefd laten. Hoe meer nu de mens van hem afhankelijk is, hoe meer de tegenstander het geloof aan een God in hem de grond in kan boren, zal hij hem ook kunnen beïnvloeden de in hem aanwezige vermogens, de talenten, verkeerd te ontwikkelen.

Hij zal hem het gevoel, de ontvankelijkheid, ontnemen voor al wat in overeenstemming is met de goddelijke ordening, hij zal de “natuurlijke harmonie” willen vernietigen. Hij zal altijd zo denken, willen en handelen, dat het indruist tegen deze ordening, de harmonie. Het denken en voelen van de mens wordt dan in de war gebracht door de invloed van de tegenstander. En er ontstaan dan vertekende beelden, karikaturen, het doet er niet toe op welk gebied de mens bezig is.

De mensen zullen verkeerd denken en hun gedachten neerschrijven, zo dat er geschriften ontstaan die niet tot zegen van de medemens zijn, ze zullen totaal verkeerde conclusies poneren die de lezer die nog in de goddelijke ordening verkeert, geen voldoening kunnen geven. En alleen de aanhangers van de tegenstander zullen ze staven en aannemen. Doch hun zielen zullen er niets bij winnen, integendeel nog dat wat ze bezitten, verliezen.

En zo zullen de meest verschillende talenten misbruikt worden op aandrang van de tegenstander. Wat ze nu in het leven roepen zullen steeds vertekende beelden zijn van datgene wat Ik de mensen verschaf om ze gelukkig te maken. Handen, ogen en oren worden in hun functies misbruikt, onharmonisch en vervormd zullen de uitwerkingen ervan zijn, want ze zijn geleid door hem die tegen de goddelijke ordening, tegen het volmaakte is en die ook de mensen tot hun werkzaam zijn aanzet zich tegen Mij te keren, doordat ze werken tot stand brengen die alles bewijzen behalve (dat ze voortkomen uit) goddelijke gaven die de mens ontvangen heeft, die veel meer hun oorsprong hebben in een gebied waarin alles uit de ordening is getreden.

En dat deze voortbrengselen van satanische werkzaamheid ook weer hun instemming vinden, toont de geestestoestand van de mensen aan, want dezen zijn van nature niet zo geschapen dat hun het in staat zijn iets juist te beoordelen ontbreekt, veeleer verwart hun ongelovigheid hun zinnen, ze kunnen niet helder denken, zelfs wanneer hun verstand, aards gezien, scherp is, maar de geestelijke blindheid komt in hun foutief oordeel tot uitdrukking, ze hebben niet meer het vermogen om harmonie en disharmonie te onderscheiden en steeds meer sluiten mensen met dezelfde geestelijke gezindheid zich bij hen en hun oordeel aan.

En deze misvorming van creatieve voortbrengselen is alleen maar een teken van de grote geestelijke verwarring, een teken van het openlijk werkzaam zijn van mijn tegenstander en daardoor ook een teken van het nabij zijnde einde, want een rijp worden van de ziel is niet meer gewaarborgd, waar zich spoedig niets meer in goddelijke ordening bevindt. Al mijn scheppingen getuigen van wijsheid, liefde en almacht en ze moeten ook te zien zijn in het menselijk scheppen en werkzaam zijn, alles moet harmonie uitstralen en ’s mensen ziel die op Mij gericht is, weldadig aandoen. Wie echter door zijn verkeerde instelling tegenover Mij nog van Mij verwijderd is, door ongeloof of een leven in dwaling, mist ook het gevoelen voor welke harmonie dan ook, omdat zijn ziel nog toebehoort aan hem die mijn tegenstander is.

Amen

BD.8662
2 november 1963

Strijd van de vorst der duisternis tegen licht

Dat er steeds weer aan de muur van het geloof wordt gewrikt, mag u, mijn dienaren op aarde niet verwonderen. Want mijn tegenstander zal steeds woedender tegen de waarheid strijden en het licht trachten te doven, waardoor zijn ware aard wordt ontmaskerd. U zult niet mogen vergeten dat hij het weet hoe kort zijn tijd nog is vastgesteld. En daarom is zijn werkzaam zijn zeer angstaanjagend. Daarom zal hij trachten overal tussenbeide te komen en zich camoufleren met het gewaad van een lichtengel. Hij zal als het ware optreden als door Mij uitgekozen dienaar, om de mensen die aan zijn roeping geloven op een dwaalspoor te brengen. U hebt geen flauw idee waar u hem overal zult kunnen vinden. Want hij sluipt binnen waar een bestaande dwaling hem maar de mogelijkheid biedt. Waar dwaling is, is ook zijn gebied. En daar kan hij over de mensen heersen en ze steeds dieper in de dwaling voeren.

U mensen zult u daar tegen kunnen beschermen wanneer u zich maar innig aan Mij overgeeft, wanneer u zich aan Mij toevertrouwt en om bescherming tegen hem vraagt. Maar vaak beseft u zelf het gevaar niet. U waant u hoog boven de dwaling verheven en bent toch geestelijk verblind, want juist deze zelfoverschatting is al geestelijke verwaandheid die de tegenstander de beste mogelijkheid biedt om binnen te sluipen. Steeds weer roep Ik u allen toe: Wees levend in uw geloof, vervlak niet en laat de “godsdienst” geen gewoonte worden die elk leven verstikt. Want dat is het grote gevaar bij hen die zich geroepen wanen, leiders van hun medemensen te zijn, dat ze zelf voldoen aan alle formaliteiten en innerlijk ver af zijn van de echte levende band met Mij die hun pas het recht geeft zich tot mijn schapen te rekenen, die dan ook mijn stem horen en ze herkennen als de stem van de Vader. Weet dat Ik van ieder mens afzonderlijk een levend geloof verlang, dat Ik geen genoegen neem met een dood geloof, maar dat de innerlijke, levende verbinding met Mij in de stille binnenkamer tot stand moet worden gebracht, dat daar geen openlijke manifestaties voor nodig zijn. Want deze zullen weer alleen de aandacht verminderen, maar niet vergroten, zoals u het ten onrechte aanneemt.

“Waar twee of drie in mijn naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden.” Denk aan deze belofte en sluit u volledig af van de wereld. En alleen wanneer u hun het evangelie van de liefde verkondigt, verzamel dan uw gemeente om u heen, maar laat welke uiterlijke handelingen en gebruiken dan ook achterwege en streef er alleen maar naar, een innige verhouding met Mij, de verhouding van een kind met de Vader, tot stand te brengen. En waarlijk, dan zal Ik zelf bij u zijn en uw gedachten juist richten. En u zult ook de waarheid als waarheid en de dwaling als dwaling herkennen. Schep geen behagen in toestanden van extase. Wees nuchter en steeds alleen in innige liefde op Mij gericht. En waarlijk, u zult dan ook tot zegen zijn van al diegenen aan wie u mijn evangelie brengt.

Maar hoed u ervoor, mijn tegenstander ter wille te zijn wanneer hij van u verlangt bewijzen van liefde achterwege te laten. Dan zult u steeds als herkomst hiervan hem herkennen die de vijand van al het leven is en die wil verhinderen dat u naar Mij zult terugkeren. Want alleen door de liefde zult u zich weer met Mij kunnen verenigen. Dus moet alles waartoe de liefde u aanzet, overeenstemmen met mijn wil en door Mij gezegend zijn. Wordt u mensen dus een beperking opgelegd in het werkzaam zijn in liefde, wordt u gehinderd bij het bidden voor de overledenen of voor uw medemensen, dan weet u van wie deze voorschriften of leerstellingen afkomstig zijn en dan weet u ook dat hij u nog beheerst wanneer u gevolg geeft aan zijn verlangen. Het moet u toch duidelijk en helder zijn dat u van Mij uit nooit een beperking wordt opgelegd om in liefde werkzaam te zijn en dat elke liefdevolle gedachte ten gunste van iemand Mij welgevallig zal zijn en zich laat voelen als kracht die het wezen ontvangt voor wie het liefdevolle verzoek is bestemd.

Wanneer u mensen dus aan dit voornaamste gebod van de liefde voorbijgaat, dan zult u toch duidelijk moeten inzien wie daar achter zit, wie u zulke dwaalleren voorschotelt. En u zult zich tegen hem en zijn invloed moeten verweren, doordat u zich des te inniger bij Mij aansluit Die u waarlijk ook tegen hem zal beschermen. Maar weet dat u mensen zelf hem zijn werkzaam zijn toestaat, omdat u zich al te zeer met hem heeft verbonden. U staat hem teveel rechten bij u toe en hij benut ze goed, zodat u zich nu moeilijk van hem zult kunnen losmaken. Maar tegenover de liefde is hij machteloos. Leef zelf een leven in liefde. Toon uw onbaatzuchtige liefde voor de naaste. Draag steeds zorg voor alle noodlijdenden op aarde en in het hiernamaals door liefdevolle voorspraak, en de tegenstander zal u niet meer kunnen benaderen. Want tegenover de liefde is hij machteloos. Maar vrees hem niet, daar Ik ook zijn Heer ben. Maar geef u innig aan Mij over en in de band met Mij vindt ook het totale losmaken plaats van hem die mijn en uw tegenstander is.

Amen

BD.8663
3 november 1963

Opdracht tot het verspreiden van de waarheid

De geestelijke rijkdom die u zult bezitten, zal u ook verplichten tot doorgeven. En daar dit mijn wil is, dat u de waarheid zult verspreiden, zal Ik ook te allen tijde uw moeite zegenen. Laat u daarom niet afschrikken door hindernissen of moeilijkheden waarvoor mijn tegenstander steeds zorgen zal, want wanneer Ik u mijn zegen beloof, dan is het werkzaam zijn van mijn tegenstander tevergeefs. Ik wil alleen dat u Mij grenzeloos zult vertrouwen, dat u niets zult beginnen zonder om mijn zegen en mijn bijstand te hebben gevraagd. Ik wil niet dat u zult vergeten voor wie u bezig bent, want het is geen aardse bezigheid die u zult verrichten wanneer u zult trachten de waarheid te verspreiden. Het is het vervullen van mijn opdracht, die Ik zelf u gaf. En al zult u als het ware ook aardse arbeid verrichten, dan zult u hem toch alleen uitvoeren met ondersteuning van geestelijke krachten, die in mijn naam in u werkzaam mogen zijn bij elke arbeid voor Mij en mijn rijk. Want steeds weer zeg Ik het u, dat de mensen absoluut een licht nodig hebben.

Ook al is het steeds hier en daar een enkeling die het begeert, maar ook deze weinigen kunnen weer werkzaam zijn in hun kringen en u zult verbaasd staan waar overal de waarheid uit Mij heen zal stralen. En u zult de zeldzaamste verbindingen vaststellen en gelukkig zijn wanneer u ertoe kon bijdragen dat de mensen een licht ontvangen. En al is mijn leiding ook duidelijk, zo moeten er ook mensen aan het werk zijn, opdat alles in het kader van het natuurlijke gebeurt, zodat geen mens gedwongen wordt te geloven, echter steeds de liefde, wijsheid en macht van een God en Schepper zichtbaar is.

Maar ook u, mijn dienaren, zult steeds weer mijn liefde en zorg ondervinden. Want iedere goede huisvader zorgt voor zijn knechten. Maar Ik beschouw mijn knechten ook als mijn kinderen en dezen zal Ik niets onthouden wat ze nodig hebben. Vertrouw u maar steeds toe aan mijn vaderlijke zorg, geef u geheel over aan Mij en waarlijk, Ik zal u geleiden, overal. Ik zal uw arbeid voor Mij en mijn rijk zegenen en tot een goed resultaat leiden. En steeds weer zult u moeten weten dat Ik u nodig heb, want mensen moeten uitvoeren wat Ik als goed en succesvol beschouw, omdat Ik zelf niet duidelijk werkzaam kan zijn vanwege de vrije wil van de mensen, omdat het de mensen vrij moet staan of ze de door u aan hen aangeboden waarheid uit Mij aannemen willen of niet. Maar ze hebben dringend deze zuivere waarheid nodig en daarom tracht Ik steeds weer trouwe medewerkers te winnen en voor dezen is mijn vaderlijke zegen zeker.

Amen

BD.8664
5 november 1963

Hulpvaardigheid van de belichaamde lichtwezens

U kunt het gerust geloven dat het slecht met de mensen gesteld zou zijn in de laatste tijd voor het einde, als Ik niet steeds weer lichtboden naar de aarde zou zenden, die hen rechtstreeks vanuit Mij licht en kracht brengen. Die er zo toe bijdragen dat tenminste die mensen nog gered worden, die nog niet geheel aan mijn tegenstander ten prooi zijn gevallen. Deze lichtboden strijden dus tegen de vorst der duisternis, doordat zij de dwaling onthullen waarin de mensen verkeren, doordat ze hun dus het licht der waarheid brengen en zodoende ook de weg verlichten die naar Mij voert, terug in hun vaderhuis.

Er moeten in deze tijd sterke positieve krachten aan het werk zijn, want de macht van de tegenstander is groot omdat de mensen zelf hem die macht geven door hun verkeerde houding tegenover Mij, hun God en Schepper van eeuwigheid. Zij vertoeven in zijn rijk en leven gedurig verder in de duisternis van geest. Mijn rijk is echter het rijk van licht en zaligheid, en vanuit dit rijk bieden zich Mij wezens vol van licht aan die tot helpen bereid zijn. Die gedreven door hun liefde tot de ongelukkigen, naar de aarde willen komen om hen te helpen opdat zij toch nog vóór het einde de weg terug opgaan.

En omdat alleen de liefde hen aanzet tot dit reddingswerk, neem Ik het ook aan en schakel ze daar in waar uitzicht op succes bestaat, waar zij dan in liefde werken zowel aards alsook geestelijk. Zij leven dan als mens te midden van mensen en moeten zich dus ook aan de mensen aanpassen, ofschoon hun zielen reeds voltooid zijn. Ze onderscheiden zich daarom niet abnormaal van anderen, maar leven op dezelfde manier vaak in armelijke omstandigheden. Toch behoeven zij nooit armoede te lijden omdat zij op aarde werken als mijn knechten, en Ik als een goede Huisvader iedere wereldlijke zorg van hen op me neem.

Toch treden zij niet opvallend op de voorgrond in hun omgeving, maar voor ieder gelovig mens zijn ze te herkennen aan hun buitengewone missie. Zij dienen Mij als dragers van het licht, als dragers van de waarheid, die zij direct van Mij ontvangen en verder aan hun medemensen doorgeven.

Want alleen de zuivere waarheid kan de mensen die nog in geestelijke duisternis leven en in het allergrootste gevaar zijn verloren te gaan, nog redding brengen. Want u mensen kunt niet begrijpen aan welk gevaar de mensheid in deze laatste tijd voor het einde is blootgesteld. En dat is ook de reden waarom Ik lichtboden naar de aarde zend die als mens nu nog doen wat hun mogelijk is, die in mijn plaats arbeiden op de aarde opdat de mensen geen dwang tot geloven wordt opgelegd.

Deze lichtdragers zullen zelf wel vermoeden vanwaar zij komen, zodra zij als mens openbaringen van Mij ontvangen om hun missie te kunnen uitvoeren. Want zij zullen spoedig het lage geestelijke peil van de medemensen beseffen en de grote hopeloosheid dat ze ooit tot het licht van de waarheid komen, als hun niet op buitengewone wijze hulp wordt gebracht. En omdat zijzelf door Mij vertrouwd worden gemaakt met de kennis over de gehele samenhang doordat Ik hen mijn woord doe toekomen, zo weten zij ook dat zijzelf uit een andere sfeer komen om een missie te vervullen.

Toch houd Ik het voor hen verborgen vanwaar zij komen tot zij een bepaalde graad van rijpheid hebben verkregen, die echter ook pas kort vóór het einde van hun lichamelijk leven bereikt wordt. Want het is onbelangrijk voor de missie van de mens welke geest in hem belichaamd werd, omdat al de lichtwezens die tot redding van de mensen zich voor deze gang over de aarde aanbieden liefdegeesten zijn die Mij na aan het hart liggen, en mijn liefde tot al mijn schepselen zo eindeloos diep is dat Ik van mijn kant uit geen indeling in groepen voor ogen heb, zoals een beperkt denken altijd zou doen.

Bij u mensen is echter deze wens te bemerken over uw vorig leven iets te weten te komen, en dan kan uw liefde tot Mij soms aanleiding zijn u kleine toelichtingen te geven, aangenomen dat u ze op de juiste wijze uitlegt. Want in mijn rijk zijn eindeloos veel wezens, die in dezelfde graad van liefde staan, die, ofschoon elk wezen ik-bewust is, weer aan de gesteldheid van een grote oergeest beantwoorden, juist door hun overgrote liefde.

En dezen omvat Ik ook weer met mijn liefde en ben bij hen ook op aarde aanwezig om hen bij te staan in hun missie, want die is dringend nodig omdat de mensen op zo’n laag geestelijk niveau zijn aangeland dat alleen de zuivere waarheid hen weer omhoog kan voeren, die u, mijn boden, rechtstreeks van Mij aannemen en door moet geven, opdat de dwaling wordt ingezien op aarde, opdat Ikzelf herkend wordt door de mensen in mijn gehele Wezen. Juist dit inzicht probeert mijn tegenstander steeds tegen te gaan om de mensen te verhinderen de weg tot Mij te zoeken en te vinden.

Want wie Mij herkent in mijn eindeloze liefde, onovertroffen wijsheid en overgrote macht, die zal ook naar Mij streven en hij zal ook gered zijn van een herhaalde val in de diepte.

Amen

BD.8667
8 november 1963

Jezus was als mens op de hoogte van Zijn missie

De weg over de aarde van de mens Jezus was bovenmate pijnlijk. Zijn zuivere ziel bevond zich in een sfeer die onrein en duister was en deze sfeer ondervond ze als een kwelling, om welke reden Jezus als kind nooit vrolijk kon zijn, hoewel Hij zich nog niet bewust was van Zijn missie, waarvoor de ziel zelf zich Mij had aangeboden die te vervullen. Af en toe brak wel het licht door dat van Zijn ziel het eigenlijke wezen was. Dan uitte zich mijn geest door Hem, zodat Hij al als kind wonderen volbracht die alleen maar een geheel zuiver lichtwezen kon volbrengen dat vol kracht en licht was. Maar dit geschiedde slechts af en toe, opdat ook Zijn omgeving zou geloven aan Zijn missie.

En ook deze ongewone uitingen van kracht verontrustten de knaap Jezus zodra Hij weer in Zijn menselijk natuurlijke gemoedsgesteldheid was. Het dreef Hem echter tot een steeds meer innige verbinding met Mij, Zijn God en Vader van eeuwigheid, aan wie Zijn hele liefde toebehoorde, die Hem daarom steeds meer aan Mij vastbond zodat ook mijn liefde Hem steeds meer vervulde, tot dan het tijdstip kwam dat Hij in het helderste licht van de liefde besefte wat Zijn taak was, tot Hij inzag dat Hij Zijn gevallen broeders moest verlossen, tot Hem ook het hele werk van verlossing bewust werd en Hij de zware kruisgang voor zich zag die Hij moest gaan als hij het wilde.

Zijn lijdensweg werd Hem in alle details getoond en dit weten maakte Zijn ziel somber en maakte haar angstig, waar steeds alleen de vurige liefde voor de ongelukkige schepselen Hem weer uithielp. Maar Hij moest zelf na innerlijke strijd tot het besluit komen, vrijwillig de weg naar het kruis te gaan. Hij moest bereid zijn de gehele zondenschuld van de mensheid op Zijn schouders te nemen en daarvoor een werk van verzoening tot stand brengen dat zo smartelijk was, dat het elke menselijke voorstelling te boven ging. Want Jezus was niet door mijn wil voor dit kruisoffer voorbestemd, integendeel, Zijn ziel bood zich vrijwillig aan om Mij de verloren kinderen terug te brengen. Met dit doel ging ze als mens over de aarde en moest nu weer als mens na innerlijke strijd tot dit besluit komen, omdat ook nu weer de vrije wil bepalend was. Want nooit zou Ik een mens tot een dergelijk zoenoffer hebben voorbestemd tegen zijn wil in, omdat alleen een offer dat de liefde zou brengen de oerschuld van de gevallen wezens teniet kon doen. En het offer bestond niet alleen uit de handeling van de kruisiging, uit de dagen van het meest bittere lichamelijk lijden en de vernederingen die de mens Jezus werden aangedaan door de vazallen van mijn tegenstander, veeleer was Zijn hele leven op aarde een kruisweg, omdat Zijn ziel, die uit het rijk van het licht was neergedaald in het rijk der duisternis, onbeschrijfelijk geleden heeft.

En Jezus was al heel spoedig op de hoogte van wat de reden en het doel was van Zijn geboorte op aarde. En dit weten belastte de “mens Jezus” bovenmate, zodat Hij wel de weg als mens op aarde heeft afgelegd, maar Hem de vreugden van de aardse wereld waren onthouden, die anders ieder mens straffeloos genieten mocht die zich verheugt over zijn leven op aarde. Want Zijn leven was voortdurend overschaduwd door de voor Hem liggende gebeurtenissen, die Hem, daar Hij alleen maar mens was, voortdurend beangstigden en Hem nooit blij lieten worden. Alleen in de toevlucht tot Mij vond Hij de rust en versterking en dan werd ook Zijn wil om een offer te brengen door Zijn voortdurend toenemende liefde steeds sterker. En Hij droeg bewust het zwaar op Hem drukkende aardse leven en Hij spande zich steeds alleen in, Mij ter wille te zijn en de medemensen te dienen. En daardoor groeide ook voortdurend Zijn kracht die Hem in staat stelde wonderwerken te verrichten en waarmee Hij de medemensen hielp die Zijn hulp nodig hadden.

Maar vóór het eigenlijke werk van verlossing bestond Zijn missie daarin, de mensen het evangelie te verkondigen, hun mijn wil bekend te maken en hen te vermanen en aan te sporen een juiste levenswandel in liefde te leiden. Hij bracht de mensen de waarheid, die al lang niet meer herkend werd en die in alle zuiverheid weer aan de mensen moest worden gebracht, om hen aanleiding te geven tot een juiste levenswandel, opdat dan Zijn werk van verlossing goed werd ingezien en aangenomen door de mensen die hun best doen in liefde te leven.

Hij ging hen voor op de weg die dan allen moesten navolgen die in het rijk van het licht, tot Mij wilden terugkeren en ook konden, aangezien Jezus de oerschuld had gedelgd door Zijn dood aan het kruis. Dit werk van erbarmen van Jezus had een zo ontzaglijk grote draagwijdte dat u hierover niet genoeg opheldering zult kunnen verkrijgen. En steeds weer wordt u de kennis daarover naar waarheid toegezonden, want u zult in Jezus niet alleen de mens mogen zien wiens leven door medemensen vroegtijdig werd beëindigd, veeleer zult u Zijn grote missie moeten beseffen. Want het verlossingswerk van Jezus is van zo grote betekenis voor u mensen dat u het onvoorwaardelijk zult moeten aannemen, wilt u eens het rijk der duisternis ontvluchten en in het rijk van het licht worden opgenomen. En u zult het pas dan aannemen, wanneer u in alle waarheid daarover wordt onderwezen, wat steeds weer zal geschieden door mijn geest, die alleen u in alle waarheid leidt.

Amen

BD.8669
10 november 1963

Graad van liefde is maatstaf voor waarheid

Het is mijn wil dat de mens in liefde leeft, omdat de liefde het grondbeginsel van een goddelijk wezen is en omdat u mensen weer goddelijke wezens zult moeten worden, zoals Ik u in het allereerste begin heb geschapen. Vervult u Mijn wil, dan bent u ook gehoorzame kinderen die de Vader geen verdriet willen doen, die zich graag buigen voor Zijn wil, die niets anders meer willen dan Ik omdat ze dan ook mijn wil in zich dragen en niet meer kunnen zondigen.

De liefde is alles wat Ik van u verlang. Want dan zal elke geestelijke blindheid van u wijken. Dan zult u ook altijd inzien wat voor u wetenswaardig is en wat u helpt bij het rijpen van uw ziel. U zult het kunnen geloven dat u dan ook niet meer een prooi van de dwaling zult kunnen worden, want de liefde die u vervult geeft u ook een duidelijk inzicht wat van Mij en wat van mijn tegenstander is uitgegaan. Want de liefde wekt de geest tot leven, die als voornaamste aandeel van Mij zelf in u rust en die u altijd het juiste weten zal overbrengen. U mensen zou daarom niet meer in dwaling kunnen voortgaan wanneer u een leven in liefde zou leiden. Maar denkt u nog verkeerd, dan ontbreekt het u aan liefde. Dit zult u ter harte moeten nemen als u ooit in het bezit van de zuivere waarheid wilt komen. U herkent de waarheid niet als zodanig zolang de graad van liefde nog te wensen overlaat. Want liefdeloosheid betekent duisternis. Ze betekent onwetendheid, dus geestelijke blindheid die alleen kan worden opgeheven door een leven in liefde, door onbaatzuchtige naastenliefde, door het overwinnen van de eigenliefde die nooit goddelijk is, maar aandeel van mijn tegenstander.

Steeds weer worden u de geboden van de liefde gepreekt en steeds weer worden u de uitwerking van een leven in liefde en de verschrikkelijke gevolgen van een levenswandel zonder liefde voorgehouden. Maar zolang u dit niet ter harte neemt zult u in dwaling wandelen, al gelooft u nog zo ijverig in de “dienst voor de Heer” te zijn die voor Mij geen waarde heeft wanneer een leven in liefde niet het bewijs ervan is dat de mens zich ophoudt in het juiste, ware denken. Nooit moet de medemens dat aannemen wat een liefdeloze mens hem tracht over te brengen, in het bijzonder wanneer het geestelijke zaken betreft die absoluut een leven in liefde vooropstellen wanneer ze overeen moeten stemmen met de waarheid. De prediker moet in liefde leven. Maar ook om een preek te begrijpen is een leven in liefde voorwaarde.

En ware liefde moet zich uiten in werken. Ze kan niet alleen door woorden worden betuigd, want de liefde is een kracht en elke kracht zal een uitwerking hebben. Daarom kan een geestelijke verbinding met Mij steeds alleen tot stand worden gebracht door werkzaam te zijn in liefde. Dan stroomt ook de genadestroom van mijn liefde onophoudelijk bij de mens naar binnen en dan zal zich een verandering van zijn wezen voltrekken die zin en doel is van het aardse bestaan. Dan leeft de mens zijn leven niet vergeefs. Het brengt hem de voltooiing, want het wezen deed eens vrijwillig afstand van de liefde en vrijwillig moet het de liefde weer beoefenen om nu ook weer door Mij aangestraald te kunnen worden, wat het ook de laatste voltooiing verschaft, zodat het zich weer met Mij aaneen kan sluiten zoals het in zijn oertoestand het geval is geweest.

Wanneer u mensen u toch het grote belang van een leven in liefde zou willen voorhouden, dan zou u ook inzien in hoeverre de medemensen zich in de waarheid ophouden, wanneer u alleen de liefde als maatstaf neemt. U moet ze weliswaar niet veroordelen, maar hen trachten te helpen. Maar u weet dan ook wat u van hen zult mogen aannemen, of u waarheid of dwaling wordt aangeboden. Want zonder liefde kan de mens zich niet in de waarheid ophouden. Liefde garandeert het juiste denken en alleen een mens die leeft in de liefde, heeft daarom het recht te onderrichten. Want in deze kan Ik – de Liefde zelf – zelf werkzaam zijn.

Maar nooit zal een liefdevolle mens dwaling aannemen of verbreiden, omdat Ik zelf hem dat verhinder. Want hij is al van Mij zodra hij zich door een leven in liefde met Mij heeft verbonden, zoals Ik het beloofd heb met de woorden: “Wie in de liefde blijft, die blijft in Mij en Ik in hem”. Dus moet ook daar de waarheid zijn, want Ik, de Waarheid en de Liefde zijn één.

Maar of een mens in de liefde leeft, dat ziet u aan zijn werken, of ze in alle onzelfzuchtigheid alleen tot welzijn of tot hulp voor de naaste worden verricht, of steeds alleen werken zijn die eigenliefde of berekening laten zien. Dan zult u ook op uw hoede moeten zijn, onderrichtingen van die laatste aan te nemen, want dan is er nog geen waarheid gegarandeerd die uitgaat van Mij zelf, Die steeds alleen daar kan zijn waar de ware liefde is aan te treffen.

Amen

BD.8670
11 november 1963

De oerschuld kon niet door het wezen zelf teniet worden gedaan

Door eindeloos lange tijden heen moest u kwellingen uitstaan waarvoor u elk begrip ontbreekt. En toch waren deze kwellingen niet voldoende om de grote oerzonde uit te wissen, die u door de afval van Mij – door onbewuste weerspannigheid tegen Mij – had begaan. Deze zonde was niet door uzelf uit te wissen, ook niet wanneer er eeuwigheden voorbij zouden gaan, omdat u hem beging – zoals u dat al vaak werd gezegd – in een staat van het helderste inzicht. U kon dus zowel Mij zelf onderkennen als God en Schepper – ook wanneer Ik voor u niet zichtbaar was – evenals u er zich van bewust was dat u zelf uit Mij was voortgekomen; dat u dus hetzelfde was als uw Schepper van eeuwigheid en dat de liefde u in het leven had geroepen.

U zondigde dus tegen de liefde. U wees de liefde af, die toch uw oerelement was. Al het goddelijke raakte u kwijt en u wendde zich bewust van Mij af. Zou u op één of andere manier gebrekkig gevormd zijn geweest, dan zou uw zonde niet zo onmetelijk groot zijn geweest. Maar juist uw volmaaktheid, die u als goddelijke schepselen eigen was, liet u ook inzien wat u deed. En toch beging u deze zonde. En het gevolg ervan was de val in de diepte. Het gevolg was het verharden van de geestelijke substantie, omdat de doorstraling van mijn liefde ontbrak en deze substantie nu totaal niet in staat was enig werk te verrichten, dus aan de dood verviel.

U wist wat u deed en schrok er toch niet voor terug tegen Mij – tegen de eeuwige Liefde – in opstand te komen. En deze schuld was onmetelijk groot en hiervoor kon nooit door het zondig geworden wezen zelf boete worden gedaan. Integendeel, hij was aanleiding tot een volledig afkeren van Mij, tot een scheiding die niet meer kon worden opgeheven van de kant van hen die schuldig waren geworden. Alleen de omstandigheid, dat dit van Mij afgevallen geestelijke eens door Mij uitstraalde kracht was, dus een deel van Mij, gaf Mij aanleiding een weg te vinden en te banen die Mij mijn schepselen weer terugbracht. Dit was in de eerste plaats de weg door de schepping, dus het langzaam opwekken van het dode en krachteloze, zichzelf niet bewuste wezenlijke tot leven.

Maar deze weg volstond niet. Want al zijn de kwellingen voor u mensen ook onvoorstelbaar, toch waren ze geen gepaste genoegdoening voor de grote schuld. Maar Ik wilde niets opgeven van wat mijn deel was. En daarom was er ook een daad van boetedoening noodzakelijk die opwoog tegen de overgrote zondeschuld.

Eertijds waren de wezens zielsgelukkig en gaven ze hun gelukzaligheid weg. Zo moest dus, om deze grote schuld teniet te doen, een wezen vrijwillig de schuld op zich nemen, dus wederom zijn gelukzaligheid opgeven, echter niet uit trots de liefde afwijzen, maar uit liefde voor het gevallene de gelukzaligheid offeren. Het moest vrijwillig een smartelijk lot op zich nemen, alleen met de bedoeling daardoor zijn gevallen broeders te helpen gelukzalig te worden.

Het moest vrijwillig afstand doen van licht en kracht, zoals ook die wezens dit hadden gedaan. Maar niet als gevolg van liefdeloosheid, maar als gevolg en uitwerking van een overgrote liefde. Dit wezen moest kwellingen en pijnen – die bovenmenselijk waren – op zich nemen als mens. Hij moest bij zich een daad laten voltrekken, die de eertijds gevallen wezens door aansporing van mijn tegenstander bij deze mens ten uitvoer brachten. En zijn grote liefde vroeg ook voor deze beulen vergeving van hun schuld.

En die mens was Jezus, een wezen van het licht, dat Mij in alle liefde was toegedaan, dat Mij op aarde tot omhulling werd, in wie Ik zelf verblijf kon nemen en die Ik kon vervullen met mijn liefdekracht, zodat Ik zelf Mij dus in de mens Jezus belichaamde en in Hem het verlossingswerk volbracht. Want die schuld teniet doen kon alleen de liefde zelf, die alleen gebruik maakte van een menselijke gedaante, aan welke een hoogste geest uit de hemelen het leven gaf om als mens de kwellingen op zich te nemen die Ik zelf als God niet kon ondergaan.

Hij en Ik verenigden ons dus volledig, omdat Ik als de liefde van eeuwigheid in Hem verblijf nam en Zijn menselijk lichaam nu zichzelf ten offer bracht voor de zonden van de gehele mensheid.

Hoe het u ook wordt uitgelegd, u zult deze menswording van Mij in Jezus nooit geheel en al kunnen begrijpen, zolang u zelf nog als mens over de aarde gaat. Maar dat ene zult u moeten weten en begrijpen, dat u eeuwig van Mij gescheiden blijft wanneer u het verlossingswerk van Jezus niet aanvaardt, wanneer u Mij zelf niet in Jezus erkent als uw God en Vader, die in een menselijke gedaante onuitsprekelijk leed heeft gedragen, omdat Hij de oerschuld teniet wilde doen en de gevallen wezens de terugkeer naar de Vader mogelijk wilde maken.

Waarom deze schuld van de afval van Mij zo groot was, dat het onmogelijk is zichzelf van de schuld en zonde te bevrijden, zult u pas inzien, wanneer u eenmaal in de staat van volmaaktheid ook mijn onmetelijke liefde inziet, tegen welke het in opstand te komen de grootste zonde is die een wezen ooit kan begaan. En alleen de liefde zelf kon deze schuld teniet doen. En de eeuwige Liefde zelf heeft dit ook gedaan in de mens Jezus, die daarom ook als God en Zoon en Verlosser van de wereld moet worden erkend, in wie God zelf mens is geworden.

Amen

BD.8672
13 november 1963

De reden van de afval van Lucifer van God

Toen Ik de miniaturen van Mij zelf in het leven riep, werd Ik daartoe bewogen door mijn liefde zonder einde, die zich wilde weggeven, die zich vaten wilde scheppen om hierin zich uit te storten. Mijn liefde werkt zich uit als kracht en deze kracht wilde scheppend werkzaam zijn en zo moest ook het door Mij geschapene, omdat mijn kracht zich uitstortte in de vaten, zich weer op dezelfde manier scheppend bezig houden, want het waren wezens die als mijn evenbeelden ook dezelfde drang om te scheppen in zich droegen, die de hun voortdurend toestromende kracht weer tot werken aanzette omdat de kracht die uit Mij als de Oerbron van kracht stroomde, voortdurend leven voortbracht. En zo zal het u begrijpelijk zijn dat dus alle wezens die uit Mij voortkwamen, zich in een staat bevonden waarin zij ook geen beperking kenden in het scheppen van werken van allerlei aard, waarin ze hun gelukzaligheid vonden; dat ze echter net als Ik aan geen beperking waren onderworpen, want mijn liefde was eindeloos, en zo ook stroomde de kracht van mijn liefde in alle wezens om hen gelukkig te maken.

Er trad ook geen stilstand op in het scheppend bezig zijn van die wezens, omdat er ook geen beperking van mijn kracht was, die nooit wordt opgebruikt, die altijd en eeuwig zal blijven stromen en er daarom altijd en eeuwig scheppingen zullen ontstaan, evenals ook alle door Mij eens uitgestraalde wezens zo lang onbeperkt de kracht uit Mij betrekken om te scheppen en te vormen als ze zich zelf voor Mij openen, dat wil zeggen de aanstraling van mijn liefde geen tegenstand bieden. En aan deze gelukzalige staat had waarlijk geen einde hoeven te komen, omdat van mijn kant uit de wezens nooit een beperking zou zijn opgelegd en zij daarom ook geen vermindering van de kracht hoefden te vrezen. En toch trad er een verandering op in deze overgelukkige staat van de wezens, teweeggebracht door een omstandigheid die de wezens als gebrekkig beschouwden: dat Ik zelf, hun God en Schepper, voor hen niet zichtbaar was als eenzelfde wezen, dat ze wel op de hoogte waren van Mij als hun Vader, uit wie ze waren voortgekomen, maar omdat Ik Me hun niet zichtbaar bekendmaakte, zagen ze dit als een begrenzing van mijn volmaaktheid. Ze begonnen verkeerde gedachten in zich te overwegen omdat ze deze vraag niet openlijk aan Mij voorlegden, die Ik hun ook zou hebben beantwoord, zodat ze dus hun verkeerde denken zouden hebben ingezien en rechtgezet.

Maar deze innerlijke twijfel aan mijn volmaaktheid meenden ze voor Mij te kunnen verbergen en toch was Ik ervan op de hoogte. Maar Ik gebruikte geen dwang, veeleer liet hun de volste vrijheid in hun denken, die ze echter misbruikten. Want ze herkenden dezelfde twijfel aan mijn volmaaktheid ook in dat wezen, dat als eerste buiten Mij werd geplaatst en dat in alle schoonheid straalde in het volste licht. Dat wezen schonk Mij wel zijn hele liefde gedurende eeuwigheden en het was in deze liefde bovenmate gelukkig en een met mijn wil, hoewel ook zijn wil vrij was.

Maar zo nu en dan kwamen ook in dit van licht stralende wezen twijfels boven, omdat Ik ook voor hem niet zichtbaar was. Maar zijn grote liefde voor Mij onderdrukte steeds weer de opkomende twijfel en het gaf zich aan Mij over. En het vond zijn gelukzaligheid in het voortdurend scheppen van gelijksoortige wezens door zijn wil met gebruikmaking van mijn kracht. Doch steeds weer kwam deze twijfel aan Mij boven en ook hij legde deze niet aan Mij voor, wat voor hem mogelijk was. Hij voedde de twijfel zodat deze voortdurend sterker werd en zijn liefde voor Mij minder werd. Daardoor verzwakte hij echter ook zichzelf, omdat zijn verminderde liefde voor Mij ook de stroom van mijn liefde minder deed worden en ook zijn scheppend werkzaam zijn beperkte.

Zou Ik Me hebben kunnen laten zien, dan zou het hem niet mogelijk zijn geweest zich van Mij af te keren. Maar het vuur van mijn liefde zou hem hebben verteerd, want geen enkel geschapen wezen is in staat in het Oervuur van mijn liefde te kijken zonder te vergaan. Ook hij wist dat, omdat hij in het inzicht van het volste licht stond, maar hij speelde met de gedachte meer te zijn dan Ik, omdat hij straalde in het helderste licht en in volmaakte schoonheid. Hij kon zich geen wezen voorstellen dat hem nog aan licht en schoonheid overtrof en daardoor maakte hij aanspraak op het recht te heersen over alle geschapen wezens, wier verwekker hij wel was door zijn wil, maar de kracht om te scheppen van Mij had betrokken. Hij zag nu in die menigte geestelijke wezens zijn macht en daarom dacht hij de kracht uit Mij te kunnen ontberen, hij geloofde haar aan Mij te hebben onttrokken door het scheppen van ontelbare wezens en hij zag het als een bewijs van mijn machteloosheid dat Ik Me niet zichtbaar aan hem bekendmaakte.

En Ik liet hem in dit geloof, omdat Ik hem als geheel vrij wezen buiten Me had geplaatst, dat Ik nooit ofte nimmer zal dwingen zijn wil en zijn denken te veranderen, ook al houdt hij zich eeuwigheden van Mij verwijderd. Mijn kracht stuitte op weerstand en afweer en bijgevolg bleef ze geheel werkeloos. En het is nu mijn eerst geschapen wezen niet meer mogelijk nog welk scheppingswerk dan ook te doen ontstaan, maar het meent groot en machtig te zijn omdat het die ontzettend grote menigte geestelijke wezens ziet als zijn eigendom, die net als hij tegen Mij in opstand kwamen en de straling van mijn liefde afwezen. Ook zij zijn niet in staat tot welke bezigheid dan ook, omdat ook zij zich eindeloos ver van Mij verwijderden. Maar het was hun vrije wil die Ik eerbiedig. En daarom blijven zij zolang van Mij verwijderd, tot ze weer uit vrije wil contact zoeken met Mij en om de straling van mijn liefde vragen. Ook het eerst geschapen wezen, mijn huidige tegenstander, zal eenmaal de weg die naar Mij terugkeert betreden. Ook hij zal eens vurig verlangen naar de straling van mijn liefde en deze weer vrijwillig van Mij in ontvangst nemen, omdat hij eens zijn weerstand zal opgeven, al zullen er nog eeuwigheden vergaan. Doch alles wat als kracht eens door Mij werd uitgestraald, keert onherroepelijk weer terug naar de Bron van kracht van eeuwigheid.

Amen

BD.8673
14 november 1963

De verhouding van kind tot Vader waarborgt pas levende godsdienst

Veel mensen menen religieus te denken en te handelen, maar ze missen de juiste instelling tegenover Mij. Ze beschouwen Mij wel als hun God en Schepper maar niet als hun Vader en ze brengen daarom ook de verhouding van kind tot Vader niet tot stand. En ze zullen daarom ook niet vertrouwelijk tot Mij bidden, ze zien in Mij alleen de verre God die almachtig is en aan wie ze ook zelf als mens onderworpen zijn, en daarom zullen ze Mij eerder vrezen dan liefhebben omdat ze nog niet juist inzien hoe mijn wezen is.

En weer moet ter verklaring gezegd worden dat de graad van liefde van de mens doorslaggevend is voor de juiste instelling tegenover Mij, dat de liefde ook de Vader herkent – die zelf de Liefde is – en de mens dan ook in liefde streeft naar Mij te gaan en als mijn kind tot Mij roept. Dan pas kan van een “religieuze” levenswandel gesproken worden, want dan voert deze levenswandel ook gegarandeerd terug naar Mij. Zolang Ik echter voor ’n mens nog de “verre” God en Schepper ben, die weliswaar gevreesd moet worden vanwege Zijn macht, is er weinig vooruitzicht dat hij in liefde contact met Mij zoekt. Hij zal alles wat de kerk waar hij bij hoort van hem verlangt alleen voor de vorm uitvoeren. Hij wordt daar alleen door opvoeding of vorming toe gedreven, die hem ertoe brengt zich hieraan beantwoordend te gedragen, wat echter geen verandering van zijn wezen garandeert, die zin en doel van het leven op aarde is.

En wanneer u mensen nu door slagen van het noodlot getroffen wordt, dan is dat alleen met het doel dat u levend wordt, dat u van de loutere vorm loskomt, dat u zich in gedachten bezighoudt met Diegene die u geschapen heeft – dat u nadenkt waarom u op aarde leeft – en u zich dan in vrije wil aan die Macht overgeeft aan welke u uw leven te danken hebt. Want de onverschillige houding tegenover Mij levert u geen geestelijke vooruitgang op. Wilt u echter serieuze opheldering hebben over wat uw God en Schepper van u verlangt tijdens uw leven op aarde, dan zult u die ook zeker verkrijgen. En daarom moet u zich op de eerste plaats in gedachten met het wezen van uw God en Schepper bezighouden en u zult dan innerlijk tot werkzaamheid in liefde worden aangedreven, omdat dit mijn stem is waarmee Ik u door uw geweten aanspreek en Mij voorlopig aan u te kennen geef.

Geeft u nu gehoor aan wat de stem van het geweten u duidt te doen, dan zoekt u contact met Mij en brengt dan ook de verbinding met Mij tot stand die overeenkomt met de verhouding van kind tot Vader. Want mijn zachte stem zal u steeds vermanen om werkzaam te zijn in liefde, waarvan het naleven u ook zeker het licht van het inzicht oplevert zodat mijn wezen, dat zelf de liefde is, u ook al begrijpelijk wordt. Dan laat u de lege vormen achter u en wordt levend in uw wezen en handelen. U verricht geen formele handelingen, veeleer leidt u nu zelf een tweede leven naast uw aardse leven. U hebt dan de geestelijke weg betreden, omdat er in u een innerlijk streven is naar Mij te gaan als gevolg van de tegenwoordige levenswandel in liefde.

En zo weet u nu dat alles goed is en mijn toestemming heeft wat naar liefde verwijst, wat liefde bijbrengt en werken van liefde zijn. Want de liefde is de graadmeter van de waarheid – en ook de graadmeter van de zielenrijpheid van diegene die weer als mijn vertegenwoordiger op aarde zijn medemensen tot Mij wil brengen. Zolang hij echter zelf nog zonder liefde is, zal ook zijn “verkondiging” krachteloos zijn. Het zal een formele levenloze godsdienst zijn, die geen mens zegen kan brengen, omdat Ik zelf hem dan nog geestelijk vreemd ben, omdat er slechts woorden zonder klank door hem worden uitgesproken, die mijn oor nooit kunnen bereiken. Pas de innige verhouding tot Mij die in liefde tot stand wordt gebracht, zal u ook levend maken in uw denken, willen en handelen. Want pas dan komt u zelf tot leven, die tevoren nog dood bent zolang de liefde u ontbreekt.

En zo is ook het bezoek aan een “dienst voor God” steeds alleen maar een uiterlijke formaliteit, en er kan niet van mijn aanwezigheid worden gesproken zolang u mensen wel een God en Schepper erkent maar niet de juiste houding tegenover Mij vindt. U moet eerst als “kinderen” tot de Vader komen en met Mij vertrouwelijke samenspraken houden, dan pas kunt u er zeker van zijn dat Ik bij u aanwezig ben. En dan is ook uw geloof levend. Want een “kind” zal steeds zijn best doen de wil van zijn Vader te vervullen, en het zal nu niet meer alleen met de uiterlijke vorm genoegen nemen, veeleer met heel zijn hart vurig verlangen naar mijn tegenwoordigheid, die het nu ook zeker ten deel zal vallen.

Ik wil alleen dat u tot leven komt, dat u zich niet in geheel nutteloze gewoonten en gebruiken verliest die u geen enkel gewin brengen, die u worden bijgebracht, die echter totaal waardeloos zijn en blijven voor uw ziel. Eerst wanneer u Mij ziet als uw Vader, zult u ook in staat zijn Mij lief te hebben en dan pas zult u het doel van uw aardse leven vervullen. Dan pas zult u zich vervolmaken, wat echter steeds alleen door de liefde tot stand wordt gebracht.

Amen

BD.8674
15 november 1963

Het aanroepen van de “heilige geest”

U mensen roept vaak de “heilige geest” aan, dat hij tot u zou willen komen, en u weet niet dat hij in u is en slechts uw vrije wil nodig heeft om zich tegenover u ook te kunnen uiten. De geest is een deel van Mij, hij is onlosmakelijk met de Vadergeest verbonden, dus een goddelijke vonk die aan uw ziel werd toegevoegd toen u zich als mens belichaamde op deze aarde, of ook wel: Eens bent u als een uitstraling van mijn liefde van Mij uitgegaan en u bent dus van dezelfde oersubstantie als Ik zelf. Weliswaar verhardde deze substantie zich na uw afval van weleer van Mij en zo werd u die eens vol van leven bent geweest, tot dode wezens. Want de kracht van mijn liefde doorstraalde u en deze kracht kon niet anders dan onophoudelijk werkzaam zijn. Daar u nu de kracht van mijn liefde weerde, was u ook niet meer in staat tot enige werkzaamheid. En in deze krachteloze toestand bevindt u zich ook nog wanneer u als mens de aarde betreedt.

Opdat u nu de taak die u voor het leven op aarde gesteld is, zult kunnen vervullen, straalde Ik in het hart van ieder mens een vonk van mijn eeuwige liefdeskracht naar binnen, die dus weer een deeltje van Mij is. U bent bezield met de eens als wezen uitgestraalde kracht en dat betekent dat u levenskracht bezit, dat u aards werkzaam zult kunnen zijn en bijgevolg ook uw taak als mens kunt vervullen. Maar de eigenlijke taak is en blijft uw vergeestelijking, het opnieuw vormen van uw wezen tot zijn oertoestand. En deze taak zult u alleen kunnen volbrengen wanneer u zich geheel omvormt tot liefde. En om dat te kunnen, moet er eerst weer een vonkje liefde in u worden binnen gestraald, daar u door uw vroegere afval van Mij helemaal zonder enige liefde bent. Deze liefdesvonk is dus de uitstraling van Mij zelf, het is de uitstraling van mijn geest in uw ziel, die echter pas door de wil u mensen tot leven wekt.

U allen bezit de geestvonk die een deeltje van Mij zelf is. Hij hoeft dus niet eerst naar u toe te komen, hij is in u, maar kan zich pas uiten wanneer u hem door een leven in liefde daartoe de mogelijkheid geeft, omdat hij zich niet opdringt en u tegen uw wil op een of andere manier beïnvloedt. U kunt dus te allen tijde de geest in u tot leven wekken, maar wordt daar niet toe gedwongen. Door uw gebed dat de heilige geest tot u moge komen, bewijst u uw onwetendheid over de juiste samenhang en u bewijst verder dat u zich een verkeerd beeld hebt gevormd, omdat u hem als het ware als persoon voorstelt en hem als wezen aanroept. Hij is echter mijn “uitstraling”, want Ik zelf ben de heilige Geest van eeuwigheid en Ik ben ook bij ieder die Mij roept.

Maar nooit is de geest die u roept gescheiden te denken van Mij. En hij zal en kan ook niet gevolg geven aan uw roep, zolang u uzelf nog niet tot liefde hebt gevormd. Want ofschoon de kracht van mijn liefde van Mij uit geen beperking kent, kan ze toch nooit in een gesloten hart binnen stralen. En gesloten blijft een hart zolang als het niet gewillig is liefde te geven, want in staat tot liefde is het juist door het eraan toegevoegde geestvonkje of liefdesvonkje uit Mij. Maar de bereidwilligheid om liefde te geven zet de geest ertoe aan zich in u te uiten, ook wanneer u hem niet extra roept. Hij is in u, maar hij zal zich stil houden zolang u de liefde buiten beschouwing laat, omdat Hij zelf liefde is en daarom zich alleen maar tegenover de liefde kan uiten. En hij is onlosmakelijk met de Vadergeest van eeuwigheid verbonden, en daarom kan “mijn geest” ofwel het goddelijke liefdesvuur, in alle volheid in u mensen binnenstromen en zo de geestvonk ertoe brengen, u onophoudelijk innerlijk te onderrichten. Want het goddelijke liefdeslicht moet nu ook uw harten verlichten en dat betekent het helderste inzicht. Het betekent het verkrijgen van een weten dat volgens de waarheid is, omdat mijn geest overal van op de hoogte is en u daarom alleen zuivere waarheid kan overbrengen.

U zult dus alleen maar altijd kunnen vragen, of Ik zelf bij u aanwezig wil zijn, wat echter ook vereist dat u zich tot liefde vormt, omdat anders de eeuwige Liefde niet bij u aanwezig kan zijn. U zult dus alleen kunnen bidden om kracht om mijn geboden te kunnen onderhouden en dan zult u zich ook bewust worden van mijn aanwezigheid. Want met elk werk van liefde trekt u Mij tot u, omdat Ik zelf de Liefde ben. En dan zal Ik ook door mijn geest werkzaam zijn in u, zoals Ik het beloofd heb.

Amen

BD.8675
16 november 1963

Vraag: Wat echter als Adam niet gevallen zou zijn?

Ik wil dat u vragen stelt opdat Ik u overeenkomstig de waarheid kan onderrichten, want Ik leg u deze vragen in het hart omdat Ik weet waar het u nog aan ontbreekt en Ik u het licht wil schenken. Alle geestelijke samenhang tot in de kleinste bijzonderheden te begrijpen zal voor u mensen niet mogelijk zijn zolang u nog niet volmaakt bent – dat Ik u geheel doorstromen kan met het licht van mijn liefde, dat u dan ook het helderste inzicht verzekert. Maar ook eerder al kan Ik u uitsluitsel geven naar de mate van uw bevattingsvermogen, zodat u niet in verkeerde denkwijzen terecht hoeft te komen en toegankelijk bent voor dwaalleren.

De schuld van de van Mij afgevallen wezens was onmetelijk groot. Ze bestond echter voornamelijk daarin dat die wezens Mij niet meer erkennen wilden, ondanks hun staat van licht die hun ook duidelijk maakte waar hun herkomst lag. Ze zondigden tegen Mij ondanks beter weten. Toch was mijn liefde voor hen zo groot dat Ik de terugkeer van hen naar Mij afhankelijk stelde van de volledige erkenning van Mij zelf en van het toegeven van hun schuld, zich tegen Mij als hun God en Vader misdragen te hebben. Steeds echter moet benadrukt worden dat mijn tegenstander de wezens ten gevolge van hun afval, in bezit had genomen en dat ze te zwak waren zich uit eigen macht te bevrijden. Alleen de liefde kan hun de kracht verschaffen zich van hem te bevrijden, liefde was het enige waartegen de tegenstander machteloos was, alleen liefde kon hem overwinnen. Van de liefde hadden de wezens vrijwillig afstand gedaan, ze weerden de aanstraling van mijn liefde af en waren daarom geheel aan de tegenstander overgeleverd. Ik echter gaf de eerste mensen de mogelijkheid weer liefde van Mij aan te nemen. Ik voorzag hen van alle talenten en vermogens en ze konden zich de hele wereld onderdanig maken. Ik bood hun een onbeperkte mate van liefde aan, die ze alleen maar hoefden te beantwoorden door mijn niet zware gebod te vervullen. De beantwoording van mijn liefde van hun kant zou hun wederom een hoeveelheid kracht hebben opgeleverd, zodat het hun licht gevallen zou zijn de tegenstander weerstand te bieden, zich uit zijn keten te bevrijden. Ze zouden ook door het vervullen van mijn wil hun vroegere zonde hebben bekend. Ze zouden weer in mijn wil zijn binnengegaan en ieder wezen dat na hen als mens over de aarde ging, zou eveneens zo gehandeld hebben.

En zo zou de mensheid in korte tijd berouwvol naar Mij zijn teruggekeerd, want de kracht die in Adam door zijn ware liefde aanwezig was, zou zijn overgedragen op al zijn nakomelingen. En de volledige vergeestelijking van de eens gevallen wezens zou snel zijn verlopen, juist omdat de eerste mensen hun grote oerschuld erkend zouden hebben en ze door innige liefde tot Mij snel hadden afgelost. Want een zonde tegen de liefde, een zonde tegen Mij zelf, kan alleen weer door liefde worden uitgewist. En waarlijk, wat Ik de eerste mensen schonk toen ze de aarde in bezit namen, zou hun liefde hebben moeten doen oplaaien tot de meest helle gloed, want Ik verlangde als genoegdoening slechts liefde, die Mij daarna, omdat Adam en het menselijk geslacht gefaald hadden, de mens Jezus in deze mate betoonde dat Hij daardoor de grote schuld teniet heeft gedaan. Alleen de liefde kon van die schuld bevrijden. De eerste mensen zouden de liefde waarlijk hebben kunnen opbrengen, want de hen omringende schepping bood hun onvergelijkelijke heerlijkheden die ze na de smartelijke toestand van gebondenheid als gelukzaligheid ondervonden en deze gelukzaligheid zou in hen ook een goddelijke liefde hebben kunnen teweegbrengen, een liefde die steeds maar danken en loven moest en tot inniger overgave aan Mij kon aansporen.

Maar om hun wil te beproeven, die eens verkeerd werd gebruikt, moest Ik ook mijn tegenstander het recht toestaan om om zijn aanhang te strijden gedurende het leven op aarde. En om de mensen het grote gevaar van een hernieuwde overtreding tegen Mij te tonen, gaf Ik hun slechts een licht gebod dat ze konden nakomen en moesten nakomen, als hun liefde tot Mij inderdaad die graad bereikt zou hebben die de volledige overgave aan Mij garandeerde, die de tegenstander geheel van zijn macht beroofd zou hebben. Ook hij probeerde alles om de eerste mensen ten val te brengen en zo stelde hij tegenover mijn lichte gebod een toezegging die echter, omdat hij mijn tegenstander was, uit een leugen bestond en hij de mensen tot een verkeerde liefde aanzette. Hij beloofde hun dat ze “aan God gelijk” zouden zijn, als ze mijn gebod overtraden. Hij stelde Mij dus als een leugenaar voor, die hun de dood aanzegde zodra ze mijn gebod overtraden. En de mensen geloofden hem, niet Mij. En dat was de zware zonde die opnieuw werd begaan, die ook alle nakomelingen in een staat van zwakte verplaatste, zodat zij zich niet meer uit eigen kracht konden vrijmaken van de tegenstander. En dit vereiste dan het verlossingswerk van Jezus Christus, wilde de mens eens redding gebracht worden uit de diepste nood.

Steeds weer leg Ik de nadruk op dit ene, dat alleen de liefde van die grote schuld kon bevrijden en dat het Adam wel mogelijk zou zijn geweest Mij deze liefde te bewijzen, dat echter door zijn val en na zijn val geen wezen in staat was een zodanige liefde op te brengen die het delgen van de grote oerschuld garandeerde en dat daarom het liefevolle werk van de verlossing moest worden volbracht door Mij zelf, Die in de mens Jezus zichtbaar werd.

De mens Jezus was dus vol van goddelijke liefde en Hij onderging in Zijn liefde de offerdood aan het kruis omdat zonder dit werk van verlossing geen mens meer naar Mij zou hebben kunnen terugkeren, omdat mijn tegenstander geen ziel meer vrijlaat en ze zelf te zwak is om zich van hem te bevrijden. En omdat Ik ook van eeuwigheid af op de hoogte was van dit falen van de eerste mensen, heeft Jezus, de eniggeboren Zoon van God, zich ook voor dit werk van verlossing aangeboden. En Hij heeft het volbracht omdat Zijn liefde voor Mij en voor alle ongelukkigen enorm groot was.

Amen

BD.8676
17 november 1963

Reiniging van de misvormde leer van Christus

Het ontvangen van het woord op de wijze zoals dit nu plaatsvindt, doordat Ik de zuivere waarheid naar de aarde breng, ontleent zijn bijzondere aanleiding aan de zeer verontreinigde leer, die als de “leer van Christus” op aarde wordt verkondigd. Het is niet meer het zuivere evangelie, zoals het van Mij uit door Jezus tot de mensen op aarde werd gebracht. Zijn woorden zijn aan veel veranderingen blootgesteld, veel wordt er niet meer juist begrepen en ook veel verkeerd uitgelegd. In de loop van de tijd heeft het woord dat als “mijn woord” wordt bestempeld tegengestelde meningen opgeroepen en daardoor ontstonden weer scheuringen onder hen, die allen de waarheid van hun eigen opvattingen voorstonden. Woorden met een geestelijke betekenis zijn aards uitgelegd, en daar houden de mensen nu met hardnekkigheid aan vast, omdat zij eenvoudigweg de geestelijke bedoeling ervan niet meer kunnen begrijpen. Daardoor is er een bouwwerk van geloofsstellingen opgericht, dat in zijn leringen geheel afwijkt van dat, wat Ik zelf de mensen bracht toen Ik op aarde leefde. En dit alles heeft tot gevolg, dat zeer veel mensen helemaal niet meer geestelijk aanspreekbaar zijn, omdat hun verstand weigert leerstellingen aan te nemen, die zij als een kennelijke misvatting aanzien, die ook de waarheid is binnengeslopen en alleen nog maar door fanatici als waarheid verdedigd wordt.

Een zo misvormde leer moet gereinigd worden, wil er voor de mensen nut voor hun zielen uit voortkomen. En deze bedoeling ligt dus aan mijn hernieuwde rechtstreekse openbaring ten grondslag, die door ieder bereidwillig mens als goddelijke openbaring kan worden herkend. Maar ook alleen de bereidwillige mens zal ze aannemen en zich weer in het bezit van de zuivere waarheid stellen en hij zal kunnen inzien dat en waar de mensen zich tot nu toe vergisten. Het proces van het toezenden van de zuivere waarheid en het rechtzetten van onjuiste leerstellingen kan echter ook weer alleen op een natuurlijke wijze plaatsvinden. Ongewone tekenen mogen daarbij niet beslissend of dwingend op het geloof van medemensen inwerken. En daarom is deze opdracht niet met zeldzame verschijnselen verbonden. Op de meest natuurlijke wijze vindt het overbrengen vanaf boven plaats, doordat een mens met zijn “geestelijk oor” verneemt wat Ik zelf tot hem spreek en hij mijn woord neerschrijft, zoals hij het van Mij ontvangt. Zodoende zijn er nu ook bewijzen voorhanden en er kan dus niemand verward denken, zelfverbeelding of bewuste schrijversarbeid worden toegedicht, waarmee hij de medemensen tracht te misleiden of te verbluffen.

Het proces van het ontvangen van geestelijke boodschappen kan niet geloochend worden, omdat daarvoor de schriftelijke bewijzen voorhanden zijn. En toch heeft een ieder de mogelijkheid deze openbaringen als geloofwaardig aan te nemen of af te wijzen, opdat hij zijn geloofsvrijheid behoudt. Maar het is dringend nodig, dat onjuiste geestelijke opvattingen, die ingeslopen zijn in het denken van de mensen, belicht worden en als vals en voor de ontwikkeling van de ziel als nutteloos en gevaarlijk uiteengezet worden. Want nooit kan dwaling tot Mij leiden; Ik, die de eeuwige Waarheid ben. Dus bevindt de meerderheid van de mensen zich op een weg die van Mij wegvoert en dezen moeten opheldering ontvangen, vooropgesteld dat ze dit wensen en bereid zijn die aan te nemen. Ik zal de opdracht van degenen die Ik daarvoor heb uitgekozen ook op iedere wijze ondersteunen. Want ze is een noodzakelijke tegenactiviteit tegen het werkzaam zijn van mijn tegenstander, die steeds tegen de waarheid zal strijden en haar met dwaling probeert te vermengen, om de mensen te verhinderen tot het licht van het inzicht te komen. Daarom zal Ik ook iedereen zegenen die zich in dit opzicht bezig houdt met die gewichtige taak, dat hij het geestelijke goed dat Ik naar de aarde stuur, probeert te verbreiden onder zijn medemensen. Want de waarheid is een “Licht” dat allen moet verlichten die de juiste weg willen gaan tot Mij, tot hun Vader van eeuwigheid, die echter nooit door onjuiste leerstellingen gevonden kan worden.

Daarom moet tegen de dwaling gestreden worden, evenals tegen hem, die alle dwaling in de wereld heeft gebracht. En wederom zal nu daar de waarheid veld winnen, waar in de harten van de mensen het verlangen er naar aanwezig is. Want dit verlangen bewijst, dat ze ook verlangen naar Mij zelf hebben en vrij willen worden van hem, die hen in de duisternis van geest zou willen houden. Dezen moet de zuivere waarheid worden gebracht, en de leer van Christus, zoals ze nu de mensen gepredikt wordt, moet daarom gereinigd worden en mijn woord moet weer in alle zuiverheid voor de mensen toegankelijk worden gemaakt, opdat ze door de waarheid zalig kunnen worden, want alleen uit Mij is de waarheid en alleen de waarheid voert weer tot Mij terug.

Amen

BD.8678
19 november 1963

Het voornaamste gebod moet vervuld worden: De liefde!

Steeds weer wordt u die Mij dienen wilt, gewezen op de grote geestelijke duisternis, die het nodig,maakt dat mijn evangelie wordt uitgedragen. Want dat alleen is het ware licht dat de duisternis doorbreken kan, aangenomen dat het in alle zuiverheid wordt aangeboden. zo als het eens van Mij uitging en ook nu weer van boven naar de aarde gestuurd wordt. Want alleen de waarheid is een echt licht – dat wat echter misvormd werd zal altijd alleen de duisternis versterken. Daarom is de donkerte zo groot, omdat er veel leugen en dwaling werd ondergebracht in een geestelijk goed dat stralend licht waarborgde toen het van Mij uitging. Daarom is het nodig dat de mensen juist onderwezen worden – dat hun opheldering gegeven wordt over gebieden die voor hen tot nog toe gesloten waren, of niet naar waarheid duidelijk zijn gemaakt.

Slechts een ding is van belang – dat de mensen hun wezen omvormen tot liefde – dat zij de eigenliefde overwinnen en veranderen in onbaatzuchtige naastenliefde. En deze voorname leer – het vervullen van mijn gebod van de liefde – is in de schaduw gesteld, terwijl andere leringen op de voorgrond traden en daardoor het streven van de mensen in een verkeerde richting werd gedreven. Er worden geboden in acht genomen en nageleefd die geheel bijkomstig zijn en geen enkele vooruitgang voor de ziel opleveren. De liefde wordt terzijde geschoven, wat tegelijk betekent dat het licht niet helder stralen kan, dat het maar zwak schijnt – dat dus de mensen arm zijn aan inzicht en aan kennis overeenkomstig de waarheid. Dat zij voortgaan in duisternis van geest, dat ze een geheel verkeerde levensopvatting hebben, dat ze altijd alleen maar streven naar aardse goederen, omdat er voor hen geen innerlijk licht straalt, daar alleen de liefde dit in hen kan laten ontvlammen.

Werd er door alle predikers alleen de liefde gepredikt, werd de mensen steeds alleen voorgehouden de eigenliefde op te geven en de onbaatzuchtige naastenliefde te beoefenen, waarlijk – zij zouden dan ook in het licht van het inzicht wandelen. Zij zouden de waardeloosheid van aardse goederen inzien en ze zouden hun God als Vader leren zien, wiens Wezen alleen maar liefde is. Zij zouden dan ook nader tot Hem komen, zij zouden de juiste verhouding van een kind tot de Vader tot stand brengen, want dit alles is een gevolg van de goddelijke liefde.

Zo echter worden de mensen dwaalleren gegeven. Zij worden er toe gebracht gewoonten en gebruiken aan te nemen die alleen als uiterlijke vorm gewaardeerd kunnen worden en nooit een verandering tot gevolg hebben in de toestand van de ziel. Want voor Mij heeft alleen dat waarde wat de levende verbinding met Mij als resultaat heeft, terwijl die levende band met Mij alleen door liefdewerken tot stand kan worden gebracht. Daarom zal Ik steeds weer mijn boden uitzenden die de mensen het evangelie van de liefde moeten verkondigen.

En steeds zal Ikzelf u het zuivere evangelie doen toekomen, aan u die het wilt aannemen en doorgeven. Want door de goddelijke liefde die u beoefenen moet komt u tot een levend geloof – u komt tot de innerlijke zekerheid dat Ik u nabij ben en dat u met Mij rechtstreeks omgang kunt hebben. En u verwerft u door het licht dat de liefde in u doet ontvlammen ook kennis die overeenstemt met de waarheid. U gaat dan niet meer blind door het aardse leven, maar u weet nu naar waarheid de reden van uw bestaan op aarde en het doel dat u bereiken moet – dus ook uw aardse opdracht die u vervullen moet.

En zodra u in de waarheid wandelt, zult u ook een geestelijke vooruitgang boeken. Uw aardse leven zal dan niet vergeefs zijn, u zult meer en meer tot voltooiing komen, wat echter alleen het gevolg is van de gave van de zuivere waarheid uit Mij. En deze moet u zoeken en verlangen, dan zult u haar ook deelachtig worden. Ik zorg dan steeds voor u en mijn tegenstander heeft dan ook iedere aanspraak op u verloren, zodra uw wezen zich weer tot die liefde veranderd heeft, zoals het was in het allereerste begin.

Amen

BD.8679
20 november 1963

God is Licht- en Krachtbron van eeuwigheid

Van Mij alleen straalt het licht uit, want Ik alleen ben de Licht- en Krachtbron van eeuwigheid. En alles wat bestaat werd uit mijn kracht geschapen en met mijn licht vervuld, dat uitstraling is van mijn oneindige liefde. En zo zult u ook kunnen zeggen: liefde, licht en kracht zijn één. De liefde, het licht en de kracht hebben in Mij hun oorsprong, omdat Ik zelf in mijn oerelement liefde, licht en kracht ben. Maar ook u als mijn geschapen wezens bent hetzelfde in uw oersubstantie. Want mijn goddelijke liefdeskracht kon alleen het gelijke uitstralen, dat enkel als wezen werd gevormd omdat ook Ik zelf een Wezen ben dat een denkende wil heeft.

Gezien mijn hoogste volmaaktheid zou dit bewustzijn u overstelpen, omdat u als mens of onvolmaakt wezen niet in staat bent zoiets te begrijpen. Want uit de volmaaktheid van weleer waarin Ik u schiep bent u vrijwillig uitgetreden en daarom bent u niet meer in staat dat te begrijpen waarvoor hoogste volmaaktheid vereist is. Uw denkvermogen is beperkt. De kracht om in te zien is als het ware verzwakt. De liefde alsook het licht en de kracht die eens onbeperkt uw deel was, is aanzienlijk verzwakt. Maar ze staat u altijd ter beschikking. U zelf zult u dus weer licht en kracht eigen kunnen maken zodra u de liefde, het principe van de goddelijke ordening, ontsteekt en voedt zoals dit uw bestemming is zolang u nog onvolmaakt bent, opdat u de volmaaktheid weer zult bereiken om nu weer onbeperkt met mijn liefde, mijn licht en mijn kracht doorstraald te kunnen worden.

Altijd ben Ik de oorsprong en daarom is het contact met Mij absoluut vereist om van liefdeslicht en kracht te kunnen worden vervuld. Maar als mens zult u niet in zijn volle omvang kunnen beseffen welke gelukzaligheid mijn doorstraling met goddelijke liefdeskracht u schenkt. U kent niet het overgrote geluksgevoel dat mijn rechtstreekse toevoer van liefdeslicht en kracht u waarborgt. En u doet daarom nauwelijks of niet uw best om de nauwe band met Mij tot stand te brengen om deze overgrote gelukzaligheid deelachtig te kunnen worden. U leeft onverschillig voort, omdat u totaal onwetend bent, zowel over uw eigen gebrekkigheid alsook over uw taak op aarde, uw doel en uw toebehoren aan Mij, dat u alleen zelf zult moeten erkennen opdat ze werkelijkheid zal worden en u de stralen van mijn liefdeskracht zal opleveren.

En ook al wordt u daarover kennis overgebracht, dan schijnt u dit niet erg geloofwaardig toe en het past niet in uw wereldbeeld, dat u vertrouwder is en waar u alle aandacht op richt. En toch is alles wat u aards omgeeft slechts schijn. Maar werkelijk is de toestand van uw ziel in zijn geestelijke nood, die echter kan worden opgeheven juist door toevoer van liefdeskracht en licht, door verbinding met Mij, de Oerbron uit welke onophoudelijk de krachtstroom van mijn liefde vloeit en die alleen uw vrije wil nodig heeft om ook door u te kunnen stromen, opdat u een gelukzaligheid zult kunnen voelen die u dan zeker niet meer wilt kwijtraken. Want zij betekent al het innige contact met Mij, zonder hetwelk nooit de overdracht van liefdeskracht kan plaatsvinden.

Steeds zult u mensen eraan moeten denken dat Ik alleen de Bron ben en dat steeds alleen deze Bron moet worden opgezocht door bewust erkennen en aanroepen van Diegene Die u het leven gaf en Die u ook voortdurend met Zijn liefdeskracht en het schenken van licht gelukkig wil maken, alleen maar uw vrije wil nodig heeft om nu ook bij u werkzaam te kunnen zijn. U zult moeten weten dat dit uw levensdoel is en uw taak: een scheiding die u vrijwillig bewerkstelligde weer op te heffen en u dus vrijwillig weer aaneen te sluiten met de eeuwige Liefde zelf, opdat Ze u nu ook weer met licht en kracht kan doorstralen om u gelukzaligheden te bereiden. Want eens was u zelf vol van licht en kracht en dus ook gelukzalig. En zo zult u ook weer moeten worden, want als mens bent u gebrekkig gevormd. Het ontbreekt u aan kracht en licht, omdat het u ontbreekt aan liefde, aan mijn goddelijke uitstraling die u eens vrijwillig afwees.

En wat dit afwijzen van mijn liefdeskracht voor de van Mij eens afkomstige wezens betekende, dat zult u alleen al aan de hand van uw gebrekkige toestand kunnen vaststellen. Want zowel het licht – uw weten en uw inzicht – als ook uw kracht is erg beperkt. U bent als mens zolang zeer onvolmaakte schepselen, tot u zich weer naar de eeuwige Licht- en Krachtbron wilt keren en om de stroom van Zijn liefde vraagt, die u waarlijk niet onthouden blijft omdat het ook mijn doel is van eeuwigheid, al het van Mij eens afkomstige te doorstromen met de stroom van mijn liefde, om het in onvoorstelbare mate gelukkig te maken. Want alleen in licht en kracht zult u een gelukzalig leven kunnen leiden. En mijn liefde zal u steeds weer licht en kracht aanbieden en doen toekomen, want licht en kracht zijn de essentie van gelukzaligheid. Ze zijn de bewijzen van mijn oneindige liefde die voor al mijn schepselen geldt en gelden zal tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8680
21 november 1963

Het navolgen van Jezus: het kruis dragen

U zult de brug naar het geestelijke rijk altijd betreden wanneer u Jezus navolgt, de goddelijke Verlosser die deze brug voor u mensen heeft gebouwd en u de weg is voorgegaan. Hij zelf heeft deze brede kloof tussen de aarde en het geestelijke rijk overbrugd door Zijn werk van verlossing. Hij is de zwaarste en meest pijnlijke weg naar het kruis gegaan en heeft daardoor de brug geslagen naar het lichtrijk, die ieder mens betreden kan en die altijd naar het juiste doel zal leiden.

De weg van de navolging van Jezus moet worden gegaan, dat wil zeggen: zoals Hij al het leed op zich nam uit liefde voor de ongelukkige mensheid, zo moet ook de mens de weg van de liefde en het lijden gaan, moet – ofschoon de mens Jezus alle schuld van de gevallen broeders op zich had genomen en dus door de kruisdood, door het werk van verlossing, de grote oerschuld teniet heeft gedaan – om zijn ziel te louteren Hem trachten na te volgen. Zijn ziel kan alleen van aanklevende onzuiverheden ontdaan en gekristalliseerd worden door liefde en leed en ze moet deze loutering nog op aarde realiseren, wil ze een graad van licht bereiken die haar gelukzaligheid garandeert. Want de mens verblijft op de aarde met het doel dat zijn ziel zich kan bevrijden van elke onreinheid, van alle zonden en begeerten, zwakheden en ondeugden, die nog als gevolg van haar vroegere afval aan haar kleven, waarvan ze vrij moet worden en dat ook kan wanneer ze de weg over de aarde vol van leed geduldig aflegt en zij haar best doet een leven in liefde te leiden. Want de liefde is het zekerste middel om van onrijpheid vrij te worden. De liefde lost alle aanklevingen en omhulsels op die een ziel nog bezwaren. En het leed in berusting gedragen, is eveneens geschikt om de ziel te laten kristalliseren, die dan ontvankelijk voor licht en licht doorlatend is geworden wanneer ze het rijk hierna binnengaat.

Daarom sprak Jezus de woorden: “Wie Mij wil navolgen, neme zijn kruis op zich”. Geen mens zal geheel van leed verschoond blijven, al is dit de mensen ook verschillend opgelegd. Maar het leven op aarde is niet de laatste verwezenlijking. Het is steeds alleen maar een plaats om zich voor te bereiden op het eigenlijke leven in het geestelijke rijk. En wat de ziel op aarde nog wordt opgelegd, kan haar gelukzaligheid in het hiernamaals alleen maar verhogen, vooropgesteld dat het overgegeven aan de goddelijke wil wordt verdragen. De mens moet dus vrijwillig de weg van de navolging van Jezus gaan. Het moet hem zelf erom te doen zijn dat zijn ziel op aarde een grotere rijpheid verkrijgt. Hij moet bewust besluiten Jezus na te volgen, hij moet ook Zijn werk van verlossing erkennen en er voor zichzelf een beroep op doen. Want nooit zal een bestaan op aarde dat nog zo vol van leed is, de ziel voltooiing bezorgen wanneer de mens zich niet bij Jezus aansluit. Wanneer hij geen beroep doet op Zijn werk van verlossing en de genade ervan, wanneer hij niet in Hem gelooft en niet gelooft dat het God zelf is geweest, die in de mens Jezus het werk van verlossing heeft volbracht. Dan kan zijn weg over de aarde nog zo vol van leed zijn, maar hij zal er voor zijn ziel geen voordeel uit halen, want hij is dan Jezus niet vrijwillig nagevolgd.

Maar hoe meer u mensen van liefde vervuld bent, des te minder zal het leed u terneerdrukken. Want de liefde is het beste oplosmiddel. De gloed van de liefde zal alle omhullingen van de ziel oplossen, ze zal al het onreine en verharde doen smelten. De liefde zal in korte tijd de zuivering van de ziel tot stand brengen en de mate van lijden zal verminderd kunnen worden, waar de liefde de reiniging van de ziel al begonnen is.

En daarom zal de mens uitermate actief dienstbaar moeten zijn, om daardoor de liefde tot uitdrukking te brengen. Want liefde spoort aan tot werkzaamheid en zodra ze dus in onbaatzuchtigheid de naaste geldt, zal de mens voortdurend werken van liefde verrichten en dan zal hij dus de weg van de navolging van Jezus gaan, die eveneens door de liefde steeds weer werd aangespoord tot werken van hulpvaardigheid, die leed en nood van de medemensen trachtte te lenigen en ongewone kracht gebruikte om de medemensen te helpen.

En zo zal ook een voortdurende hulpvaardigheid een weg zijn om Jezus na te volgen, omdat ze liefde bewijst die altijd alleen maar een zegenrijke uitwerking kan hebben, zowel bij de gever als ook bij hem die een beroep doet op de hulp. Want de liefde is het machtigste, het goddelijke, dat onherroepelijk naar de voleinding van de ziel moet leiden, dat een ziel moet reinigen en ontvankelijk maken voor licht. De liefde is het laatste doel op de aarde, omdat ze tot aaneensluiting met de eeuwige Liefde voert, omdat ze de staat van heel in het begin herstelt waarin het wezen werd geschapen en daarom ook hoogste gelukzaligheid moet garanderen, die het wezen dan vindt in de innigste aaneensluiting met zijn God en Vader van eeuwigheid, uit wiens liefde het eens is voortgekomen.

Amen

BD.8683
24 november 1963

De uitwerking van de vrije wil

Ook het wereldgebeuren verloopt volgens mijn goddelijke beschikking, ofschoon menselijke wil de drijvende kracht is. Want van eeuwigheid af kende Ik de wil van de mensen en Ik leidde daarom de uitwerkingen van het verkeerde gedrag van de mensen volgens mijn wijsheid zo, dat uiteindelijk toch alles ook kan bijdragen aan de voltooiing van de zielen wanneer dezen zich niet kennelijk verzetten, dat wil zeggen: bewust op de diepte toestreven door hun toebehoren aan mijn tegenstander.

Want elk gebeuren kan positieve en ook negatieve uitwerkingen hebben, de ene mens – dat wil zeggen: diens ziel – kan elke gebeurtenis als ’n hulp ervaren, terwijl die voor andere een hindernis is zich positief te ontwikkelen. Ik echter ken de effecten en laat daarom ook de menselijke wil zijn vrijheid. De gevolgen echter moeten weer door mensen gedragen worden die er wel blijkbaar niet bij betrokken waren, maar ook de zogenaamde slagen van het noodlot moeten doorstaan om rijp te worden.

Mij is sinds eeuwigheid alles bekend en mijn heilsplan werd op de vrije wil van de mensen gebaseerd. En deze menselijke wil richt zo nu en dan verwarring van de grootste omvang aan, waarvan de gevolgen weer door de mensheid moeten worden gedragen. Want zodra mijn goddelijke ordening niet in acht wordt genomen is een chaos ook het onvermijdelijke gevolg en onder deze chaos zullen ook de mensen moeten lijden. Maar het is de tijd van het einde waarin bijna niemand meer in mijn goddelijke ordening verkeert, waarin slechts nog een klein deel van de mensen moeite doet volgens mijn goddelijke wil te leven, alle andere echter de wet van mijn ordening overtreden. En daarom is er ook een toestand die in strijd is met de wet van mijn ordening te zien, die zijn uitwerking heeft in rusteloosheid, haat, strijd als van vijanden tegenover elkaar en totaal ongeordende verhoudingen – in toestanden vol ellende van allerlei soort. Want daar kan geen rust en vrede heersen waar de geesten der duisternis worden opgeroepen door handelingen die tegen God gericht zijn. Daar kan geen geluk en geen orde zijn waar geen liefde is, en de liefde is bekoeld onder de mensen. De vorst der duisternis zet de mensen onophoudelijk aan tot daden van haat en liefdeloosheid en daar kan steeds alleen maar grotere ellende uit voortkomen. Zelfs wanneer het voor de gemeenschap nog verborgen gehouden wordt, kan zo ieder mens het toch herkennen die zich nog aan de wetten van mijn eeuwige ordening wil houden.

Maar Ik heb ook aan dit gedrag van de mensen, hun mondigheid, die in hun handelen tot uitdrukking komt, een einde gesteld. Want spoedig is de tijd vervuld en spoedig zal ieder zelf zijn standpunt bepalen en zich voor zijn innerlijkste gevoelens moeten verantwoorden, want spoedig is de tijd afgelopen die mijn tegenstander werd toegestaan en die hij waarlijk goed heeft benut. Spoedig zal mijn ordening van eeuwigheid hersteld worden zoals het beloofd is in woord en geschrift.

Maar er zullen nog veel verschrikkingen aan het eind voorafgaan, de mensen zullen nog vaak worden opgeschrikt en zich daardoor ervan bewust worden dat elke dag de laatste kan zijn. En gelukkig hij die in overeenstemming daarmee zijn levenswandel leidt. Steeds echter zullen ook mijn boodschappers de mensheid in kennis stellen over wat hun nog te wachten staat. Steeds weer zal de mensheid gewezen worden op mijn duidelijk zichtbaar werkzaam zijn, dat voor hen een bewijs zou kunnen zijn van een Macht, die alles regeert en die alles leidt naar Haar wil – zonder toch echter de wil van de mens uit te schakelen. U, mensen kunt wel handelen – goed of slecht – hoe echter de uitwerking van uw handelingen is, dat bepaal Ik, die de wil van de mensen ken. Ik zal echter ook diegenen bijstaan die van goede wil zijn, al worden ze ook door menselijk willen in het grootste leed gestort. Dan zal dit leed hun alleen maar tot zegen strekken voor hun ziel en eens zullen ze mijn leiding inzien en Mij toch danken voor het zware lot dat hun werd opgelegd.

Maar u moet er steeds aan denken dat Ik de menselijke wil nooit onvrij maak, dat ieder mens kan denken en willen naar eigen goeddunken – maar ook dat ieder mens de gevolgen van zijn willen op zich moet nemen, dat ieder mens zich ook eens moet verantwoorden voor zijn wil, hoe de uitwerking van zijn volbrachte daad ook is. En het toelaten door Mij is ook gefundeerd, zelfs wanneer u dit nog niet begrijpen kunt, omdat u weet dat het Mij niet aan macht ontbreekt een mens te verhinderen zijn wil uit te voeren. Ik echter overzie van ieder mens zijn levensloop, Ik ken de rijpheid van zijn ziel en Ik weet wat voor hem nog dienstig kan zijn om deze te vergroten.

Ik wil ook ieder mens zijn eigen dood onder ogen brengen, die niemand kan ontwijken wanneer hij op hem afkomt. En wanneer Ik maar zou bereiken dat de mensen allen eraan herinnerd worden, dat ze elke minuut kunnen sterven, dan is dit al een succes voor de ziel van ieder afzonderlijk, het is een dichter- bij komen van Mij zelf, het is een tussenbeide komen van Mij zelf in zijn gedachten, die hij dan wel richten kan naar eigen wens, die hem echter ook op de juiste weg kunnen brengen, omdat Ik niets onbeproefd laat de mensen naar de juiste weg te leiden, en omdat Ik alleen ook de juiste middelen ken om nog een klein succesje te behalen, nog enkele zielen te winnen voor het eind, dat niet ver meer af is.

Amen

BD.8685
26 november 1963

Het laatste geweldige vernietigingswerk (2)

Grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. En zo zullen er ook nog in vergrote mate smartelijke gebeurtenissen voorafgaan aan het laatste werk van verwoesting waardoor deze aarde wordt getroffen. Er zal zich in verminderde mate op vele plaatsen dat afspelen, wat zich tenslotte aan de hele wereld zal voltrekken. Maar tevoren zullen door goddelijk willen in werking gezette natuurcatastrofen de mens schik aanjagen, terwijl het laatste vernietigingswerk op deze aarde door menselijk willen in werking wordt gezet. Dus de mensen zelf halen het einde naar zich toe, de ene keer door hun eigen medewerking aan proefnemingen en experimenten van allerlei aard en de andere keer door hun steeds vastere band met de tegenstander van God die de mensen daartoe aanzet, omdat hij zelf niet in staat is werken te vernietigen die ontstaan zijn door de wil van God.

U mensen zult voortdurend in spanning worden gehouden. Want steeds dichterbij komt de dag die aan alles een einde maakt, omdat er een nieuwe aardperiode begint. En elke schrikaanjagende gebeurtenis moet u wakker maken. Want u leeft waarlijk voort als in een toestand van slaap. U ziet en herkent niets, omdat u niet wilt zien en herkennen. U bevindt zich in het grootste gevaar weer eeuwige tijden verloren te gaan en zou toch dit gevaar van u af kunnen wenden wanneer het u ernstig aan uw redding gelegen zou zijn. Maar wat er ook nog gebeuren zal, steeds zullen slechts enkelen daar voordeel uit trekken voor hun ziel. Maar het merendeel neemt alles slechts voor kennisgeving aan, windt zich daarover op en vervalt weer in de slaaptoestand. En aan hun levenswandel, aan hun instelling tegenover God verandert niets. Want Hij is voor hen te ver weg en de nauwe band met Hem zoeken ze niet, zolang hun het leven op aarde nog verdraaglijk voorkomt.

Maar een toestand van rust zal niet meer intreden. De ene ontstellende tijding zal de andere opvolgen en openlijk zal ook het werkzaam zijn van de tegenstander aan het licht komen. Steeds duidelijker zal de scheiding van de bokken en de schapen te zien zijn. De mensen zullen zich spoedig laten herkennen als twee verschillende doelen nastrevend: mensen die nog ernstig God zoeken en mensen die Hem loochenen en proberen Hem helemaal uit hun leven te bannen. En die laatste zullen de eersten vijandig gezind zijn en hen in het nauw brengen. Want ze zullen in de meerderheid zijn, terwijl de gelovigen steeds de zwakken zijn. Ze wijken echter alleen naar buiten toe voor de overmacht. Maar van God zelf ontvangen ze steeds kracht om stand te houden tegenover de eisen van de tegenstanders om hun geloof op te geven. Want ook de laatste geloofsstrijd zal spoedig ontbranden en dan begint ook de laatste fase, en het einde staat voor de deur.

Ter wille van het geestelijk lage niveau van de mensen, kunnen ook opwindende gebeurtenissen niet uitblijven. Want van de kant van God wordt alles nog geprobeerd om de mensen aan te zetten tot nadenken. En er wordt hun steeds weer de nabijheid van de dood onder ogen gebracht. Er wordt hun door verwoestingen door natuurkrachten getoond, dat alles vergankelijk is. En ze worden op elke manier aangespoord hun standpunt te bepalen tegenover alle gebeurtenissen. Want ze moeten uit hun lethargie worden losgerukt en tot nadenken aangezet, wat er wel aan al het gebeuren ten grondslag zou kunnen liggen. En wanneer de mensen niet zelf getroffen worden, dan kunnen ze toch ook het lot van hun medemensen op de voet volgen en er in gedachten hun standpunt tegenover innemen.

Alles wordt nog gedaan van de kant van God wat een gering resultaat zou kunnen opleveren. Doch alles wordt meestal aards beschouwd, de aardse nadelen worden bediscussieerd. Maar dat alles zijn geestelijke reden heeft wordt buiten beschouwing gelaten. En geestelijk is er dan ook slechts weinig resultaat te constateren. Toch wordt er u aangekondigd dat u steeds weer zult worden opgeschrikt, dat u zult moeten weten dat alles sinds eeuwigheid is voorzien en er niets zonder zin en doel is, ook wanneer u dit niet inziet. Let op de gebeurtenissen in de kosmos en schenk aandacht aan het wereldgebeuren. En weet dat er geen toevalligheden zijn in het aards bestaan, dat Gods wil alles bepaalt of toelaat, omdat Hij ook op de hoogte is van de uitwerking van datgene wat Hij over de aarde en over de mensen laat komen. Want Hij houdt alle draden in Zijn hand. En Hij weet ze te sturen naar goddelijke wijsheid.

Probeer de taal van God te verstaan. Want u hebt daar alleen uw goede wil voor nodig, u aan Zijn wil ondergeschikt te maken. En probeer daarom steeds alleen voordeel te trekken voor uw ziel uit alles wat er om u heen plaatsvindt. Maar blijf niet onverschillig, want steeds wil God u iets zeggen, wanneer hart en verstand worden getroffen door ongewone gebeurtenissen. Luister naar Zijn zachte stem en laat niets zonder indruk aan u voorbijgaan. Let op de kennisgevingen en symptomen van de laatste tijd, die voor u aanwijzingen moeten zijn dat de tijd is gekomen waarvan steeds melding werd gemaakt. En geloof het, dat u niet veel tijd meer overblijft tot aan het einde, en dat alles zo komen zal, zoals het geschreven staat, dat de oude aarde vergaat en een nieuwe zal ontstaan. Want de tijd is vervuld en daarom wordt ook het goddelijke heilsplan uitgevoerd, zoals het voorzien is sinds eeuwigheid.

Amen

BD.8686
27 november 1963

Verschillende geloofsrichtingen – Schijngodsdienst

Het is net als ten tijde van de komst van Christus op de aarde. De mensen denken nog net zo verward, ze staan dezelfde dwaalleren voor, ze geloven de enige waarheid te bezitten en bevinden zich toch midden in de onwaarheid. Ze zetten zich, net als toen, in voor niets zeggende geloofsrichtingen en toch wijken ze alle van elkaar af, elke richting komt op voor de eigen opvattingen en elke gelooft aanspraak te kunnen maken op de waarheid van al datgene wat ze leert. En het aantal geestesrichtingen is aanzienlijk toegenomen, het zijn er niet slechts een paar die tegenover elkaar staan, integendeel hebben velerlei meningen tot velerlei geloofsgemeenten geleid, die alle aanhangers trachten te winnen en fanatiek vasthouden aan de geestelijke opvattingen die ze voorstaan.

En het is zo nodig dat de mensen de waarheid wordt gebracht, dat ze eens te weten komen wat God van de mensen verlangt. Het is nodig dat hun de wil van God bekend wordt gemaakt, dat ze leren inzien dat het vervullen van Zijn wil zin en doel van het aardse leven is. Elke kerk of geloofsrichting echter leert dat door haar de wil van God wordt verkondigd en toch stemmen de verschillende geloofsrichtingen niet met elkaar overeen. En ten tijde van de komst van Christus op aarde schepten de mensen evenals nu, behagen in het uitoefenen van velerlei gebruiken, er werd fanatiek godsdienst bedreven, waaraan (echter) al het levende ontbrak, zodat de mensen geen innig contact met hun God en Schepper tot stand brachten.

En in de huidige tijd is het zelfde op te merken: een formele godsdienst waar met alle gewoonten en gebruiken rekening wordt gehouden, waar voor de wereld de band met God wordt gedemonstreerd en het hart van de enkeling ver van deze innige band met Hem verwijderd is. Het is allemaal schijn en bedrog, er is geen waarachtigheid meer in de levenswandel van de mensen. Ze behoren alleen nog maar de aardse wereld toe en zelfs wanneer ze de schijn willen wekken met God verbonden te zijn, zijn het dode vormen die ze in acht nemen maar hun zielen blijven onaangeraakt. En tegen deze schijngodsdienst zult u moeten strijden, u die de waarheid van God ontvangt, en er aan denken dat ook Jezus zich tijdens Zijn leven op aarde niet inhield voor diegenen die dwaalleren voorstonden en trachtten hun schijngodsdienst te rechtvaardigen als “de alleen aan God welgevallige” en die alles verdoemden wat in strijd was met hun leerstellingen.

En de mensen zullen ook nu hun geestelijke opvattingen die ze van mensen hebben overgenomen, niet willen opgeven en ze zullen daarom steeds in dwaling verkeren omdat ze weigeren de zuivere waarheid aan te nemen die hun alleen van boven – door de eeuwige Waarheid – kan worden geschonken. Maar om zo’n genadegeschenk aan te nemen is de vrije wil vereist. De waarheid kan niet onder dwang aan die mensen worden toegezonden die niet bereid zijn haar aan te nemen. En daarom is het moeilijk dwaalleren uit te roeien, zelfs wanneer de onjuistheid ervan hun met redenen wordt omkleed en rechtgezet. Er zullen steeds maar weinigen openstaan voor wat God zelf de mensen toezendt, omdat ze zo’n openlijk werkzaam zijn van God niet willen aanvaarden, omdat ze er helemaal niets over weten dat God Zijn geest uitstort over diegenen die zich bereidwillig voor Hem openstellen om de zuivere waarheid uit God te ontvangen.

Voor de komst van Jezus op aarde, voor Zijn kruisdood, was het uitstorten van de geest in een mens niet mogelijk en daarom bevond de wereld zich in de grootste dwaling. Echter na Zijn kruisdood kon de waarheid bij de mensen binnenkomen en zodoende was het mogelijk dat de mensen algehele opheldering gegeven werd over: of en wanneer hun denken verkeerd was, ze konden door de geest worden onderricht en zich van elke dwaling ontdoen. Doch gedwongen werden de mensen niet en daarom is de dwaling steeds weer binnengeslopen, die als waarheid werd verdedigd en overgeleverd met een hardnekkigheid die het moeilijk maakt de mensen van hun foutieve denkbeelden te overtuigen en ze zich daarom ook steeds zullen verzetten de zuivere waarheid uit God aan te nemen en de dwaling op te geven.

En toch moet ter wille van de waarheid zelf alles worden geprobeerd de mensen in hun opvattingen aan het wankelen te brengen, er moet getracht worden hen tot nadenken te brengen, er moet alles aan gedaan worden hun de zuivere waarheid te doen toekomen, want ze kunnen alleen maar het laatste doel bereiken op de weg van de waarheid. Zolang ze nog verkeerd denken, zullen ze in het rijk hierna de gelukzaligheid, die steeds alleen door een helder licht kan worden gewaarborgd, niet deelachtig worden. Slechts alleen de waarheid schenkt licht, daarom brengt alleen de waarheid de gelukzaligheid, omdat daarmee weer ontelbare wezens gelukkig gemaakt kunnen worden en de gelukzaligheid in het geestelijke rijk in het toezenden van licht bestaat.

Daarom zult u, mensen niet in ’n onjuist denken terecht mogen komen, daarom wordt de waarheid u steeds weer aangeboden, daarom wordt van de kant van God alles gedaan, dat uw denken juist gericht is, maar uzelf zult de wil moeten hebben in de waarheid te wandelen. Want in het geestelijke rijk is het nog belangrijker dat u in de waarheid wandelt dan op aarde, want daar zult u zonder waarheid niet zalig kunnen zijn. En wanneer u al op aarde geen aandacht schenkt aan uw duistere toestand, in het geestelijke rijk zal deze u kwellen, omdat slechts licht alleen gelukzaligheid is en licht steeds alleen maar van de waarheid uitstraalt, van God zelf, die het Oerlicht is van eeuwigheid.

Amen

BD.8687
28 november 1963

Kunnen de christelijke kerkgenootschappen één worden? – De misvormde leer

Zolang de mensen niet kunnen besluiten de christelijke leer te zuiveren van alle menselijke bijzaken, zolang niet ieder kerkgenootschap de ernstige wil heeft geheel in de waarheid te wandelen en iedere dwaling uit de weg te ruimen, zolang zal de eenwording van de kerken ook niet tot stand komen. Want alleen in de zuivere waarheid kunnen de verschillende confessies elkaar ontmoeten en dan zullen zij één zijn. Maar toch is geen enkele richting bereid van haar leerstellingen iets prijs te geven. Meestal volharden zij juist in de valse leerstellingen. En zolang zij alleen maar hun verstand laten spreken, zijn zij vanuit zichzelf niet in staat onderscheid te maken. En het opvallende is, dat er geen geestelijke richting is die het werken van de geest, het inwerken van God op de mens belijdt en de alleen op deze wijze verkregen kennis erkent. Alleen dat lijkt hun van waarde wat uit het verstand voortkomt en waarvan zij zich nu niet meer kunnen losmaken. Dus is het kenmerk van de kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht slechts zelden te vinden als bewijs voor de geloofwaardigheid en de waarheid van hetgeen verkondigd wordt. Juist dat wat de waarheid waarborgt ontbreekt de kerkelijke organisaties, want anders zouden zij alle te vinden zijn bij dezelfde waarheid en iedere onenigheid zou zijn uitgeschakeld.

En zo moet er tot groot leedwezen van de mensen worden vastgesteld dat de zuivere waarheid nergens meer te vinden is waar men geestelijke kennis in ontvangst hoopt te nemen. Het moet gezegd worden dat er overal alleen nog maar een dunne draad doorheen loopt, wanneer de geboden van de liefde tot God en de naaste aangeleerd worden, dat deze zwakke glimp van dit stukje onderricht echter ruimschoots voldoende zou kunnen zijn om toch de waarheid voor de mens toegankelijk te maken, omdat het nakomen van deze geboden van de liefde ook het inwerken van God op de mens garandeert, en dan de mens van binnen uit wordt onderwezen en hij dan zeer goed in staat is te onderscheiden wat waarheid en wat dwaling is. Maar toch is de pure leer van de liefde blijven bestaan als goddelijke leer, en daardoor heeft nog iedere mens de mogelijkheid in de waarheid te leven als hij deze leer maar opvolgt. Dan zal hij ook weten dat al het andere mensenwerk is en slechts tot verkeerde veronderstellingen leidt, dat het alleen maar aardse uiterlijke vormen zijn van dat, wat geestelijk van de kant van God van de mens wordt verlangd.

De mensen zijn echter niet van plan een algehele zuivering uit te voeren van het bouwwerk dat zij voor zichzelf in een toestand van geestelijke blindheid oprichtten. Geen geestelijke richting laat zijn leerstellingen en voorschriften los en zo blijft iedere geloofsgemeenschap een zuiver wereldlijke organisatie zolang zij uiterlijke gebruiken en gewoonten voorstaan, die alleen als zinnebeelden beschouwd kunnen worden waaraan echter de juiste verklaring ontbreekt. En toch zijn ze allemaal geheel overtuigd van hun eigen geestelijke richting. En juist dat is het onheil, want zij bekennen daardoor hun liefdeloze gezindheid die hen verhindert de waarheid in te zien, alsook hun onverschilligheid en onverantwoordelijkheid tegenover de zielen van hun gelovigen. Want ieder mens die in de liefde leeft zal de waarheid zo hoog aanslaan, dat hij zich er ook serieus van zou willen overtuigen of hij in de waarheid wandelt. En een ernstig vragen en bidden om de waarheid zal hem al het licht van het inzicht opleveren.

Waar echter is twijfel aan de waarheid in die kringen aan te treffen die als leiders die mensen bij zich hebben gevoegd, die zelf een leraarschap aanvaardden en uitoefenen? Waar is eigenlijk nog het ernstige verlangen naar de waarheid aan te treffen? Waarom stelt bijna geen mens meer de belangrijkste vraag: “Wat is waarheid en ben ikzelf in het bezit van de waarheid”?

Iedereen verdedigt met een zekere onverzettelijkheid datgene, wat hijzelf heeft aangenomen, en hij neemt daar geen eigen standpunt over in. Hij gelooft echter “vroom” te zijn als hij zonder tegenspraak alles aanneemt wat hem door mensen wordt overgedragen. Iedere eigen verantwoordelijkheid schudt hij van zich af. Hij laat noch zijn eigen verstand, noch zijn hart actief worden om de waarachtigheid te beproeven van dat, waar hij weer voor moet instaan. Hij zondigt zelfs tegen de geest. Want deze is in hem en hij wil alleen gewekt worden door de liefde, om zich dan ook te kunnen uiten, opdat het helder en duidelijk in hem wordt, zodat hij echt wijs wordt omdat hij het licht van Mijzelf mag aannemen, dat hem het zuiverste inzicht schenkt.

Waarom echter bevinden zo weinig mensen zich in dit licht van het inzicht? Waarom verdedigen de meeste mensen een geestelijk goed dat zo ongeloofwaardig is als het aan een ernstige proef wordt onderworpen? Waarom nemen de mensen genoegen met leerstellingen die waarlijk niet van Mij zijn uitgegaan en waarom nemen zij niet de kostelijke geestelijke gaven uit mijn hand aan, die een ieder kan vragen en ontvangen die het serieus om het bezit van de zuivere waarheid gaat en die door een leven in liefde naar mijn wil zich ook direct met Mij in verbinding kan stellen, om door Mij rechtstreeks onderwezen te worden? Het is omdat u mensen allen de kennis over het “werken van mijn geest in de mens” ontbreekt. En dat alleen al bewijst dat u niet juist onderwezen werd en wordt. Dat ook degenen die onderwijzen die kennis ontbreekt en zij derhalve in hun ambt van leraar niet door Mij werden aangesteld. Want wie Ik de opdracht geef een leraar voor de mensen te zijn, die voorzie Ik ook van de juiste leringen. Dit echter ontbreekt jullie die zich geroepen voelen aan het hoofd te staan van een geestelijke richting of confessie, en als “leider” willen worden gezien.

U bent niet door Mij aangesteld. En u zult nooit uw medemensen met de waarheid vertrouwd kunnen maken, omdat u haar zelf niet bezit. En u doet ook niets om haar in uw bezit te krijgen. Sla daarom acht op wat Ik u zeg: Alleen waar het werken van mijn geest in een mens zichtbaar is, alleen daar is de ware kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht. En deze is niet aan de buitenkant te herkennen. Maar ze omvat leden uit alle verschillende kerkelijke gemeenschappen, uit verschillende geestelijke richtingen. Want zij hebben een levend geloof dat zij door een leven in liefde hebben verkregen. Dezen weten ook dat mijn kerk zich niet naar buiten toe presenteert, maar daarentegen de innigste band met mijzelf garandeert, die Ik dan ook de waarheid geef, namelijk een helder inzicht op geestelijk gebied. En dat ontbreekt al degenen die niet tot deze kerk behoren, die zich niet kunnen losmaken van een geestelijke leer die nooit van Mij afkomstig kan zijn, maar menselijke toevoeging is van mijn tegenstander zelf uitgaande, die altijd tegen de waarheid zal ingaan, maar nooit erkend zal worden door hen die zich in liefde en geloof aan Mij toevertrouwen.

En zo zult u ook begrijpen dat de eenwording van christelijke geloofsgemeenschappen nooit tot stand zal komen, omdat ieder bij haar eigen leringen wil blijven die ze tot nu toe voorstond. De strijd van al deze confessies gaat altijd alleen over verkeerde geestelijke opvattingen, en ieder is er angstvallig mee bezig deze verkeerde meningen te verdedigen omdat ze die niet op wil geven. Doch alleen de waarheid kan tot zaligheid leiden en alleen wie deze waarheid ernstig begeert die zal haar ook ontvangen, zodra hij de weg inslaat rechtstreeks naar Mij en Mij er ernstig om vraagt.

Amen

BD.8688
29 november 1963

Verkeerde uitleg van de woorden van Jezus

Het denken van de mensen is aards gericht, en zo leggen zij ook alles werelds uit wat een diepe geestelijke betekenis had, wat hun als geestelijke lering van Mij uit is toegezonden. Ik heb altijd rechtstreeks of door boden tot de mensen gesproken. De reden van mijn onderrichten echter was steeds het heil van de ziel. En als Ik de mensen aansprak, zowel in vroegere alsook in recentere tijd, dan heb Ik altijd een geestelijke betekenis in mijn woorden gelegd, die in het begin ook juist begrepen werd. Maar het duurde nooit lang of deze geestelijke betekenis werd met het wereldse vermengd, en op het laatst bijna alleen nog maar op aardse wijze uitgelegd. En zodoende is mijn woord nooit zuiver bewaard gebleven. Er zijn handelingen en gebruiken uit voortgekomen die niet meer aan de geestelijke zin ervan beantwoorden. Mijn woord heeft daardoor zijn genezende kracht verloren omdat het niet meer mijn zuivere woord gebleven is.

Wat geestelijk van u werd verlangd, omdat Ik door de vervulling ervan zegen voor uw zielen verwachtte, hebt u mensen in aardse handelingen veranderd. U hebt voor iedere vereiste die Ik aan uw zielen stelde een wereldlijke gebeurtenis bedacht en gerealiseerd. U hebt deze ceremonies vervolgens sacramenten genoemd en er een overdreven betekenis aan toegekend, zodat nu talloze mensen met de grootste nauwkeurigheid de aan hen gestelde eisen nakomen en geloven voor hun zielen een schat aan genaden te vergaren, door het vervullen van deze door mensen gegeven geboden. Maar dit alles is slechts vorm en schijn en daarom geheel zonder betekenis voor de voltooiing van de ziel. Maar u mensen houdt met uiterste volharding vast aan zulke vormen die u zichzelf geschapen heeft, die echter nooit door Mij van u mensen verlangd zijn.

Want al mijn woorden die Ik sprak toen Ik zelf als mens op aarde leefde hadden diepe geestelijke betekenis en kunnen nooit door uiterlijke handelingen vervangen worden. U hebt echter de diepe betekenis niet begrepen en u neemt ook genoegen met deze uiterlijke gebruiken, die u echter nooit enig voordeel voor uw ziel kunnen opleveren. Bedenk eens welk een uitwerking u alleen al aan de doop toekent. Bedenk dat u een eenvoudige uiterlijke handeling uitvoert en dan van de geestelijke gevolgen overtuigd bent – hetzij het vrij worden van de erfzonde, hetzij de opname in mijn kerk; de opname in een religieuze gemeenschap. Maar dit alles moet de mens zelf verwerven gedurende zijn aardse leven. Hij moet zich uit vrije wil door Jezus Christus laten verlossen van de zonde. Dus behoort daar meer toe dan alleen de handeling van het dopen die bij een kind voltrokken wordt. En evenzo kan de mens zich ook alleen in vrije wil weer bij mijn “kerk” aansluiten door bewust Mij na te volgen in zijn leven, zodat hij door de liefde tot een levend geloof komt – het merkteken van de door Mij gestichte kerk.

Denk aan het sacrament van de biecht en dat van het altaar. Wat u daaruit gemaakt hebt en door welke uiterlijkheden u de vergeving van de zonden verwacht. Denk er over na hoe Ik dat wil hebben opgevat: dat u Mij binnen moet laten komen opdat Ik avondmaal met u kan houden en u met Mij. En hoe u mijn woorden: “doe dit tot mijne gedachtenis” tot een holle frase liet worden die ook weer geen uitwerking op uw ziel kan hebben als u niet zo’n bezield leven in liefde leidt dat u door de liefde innig met Mij verbonden bent en dat Ik dan ook zelf in u tegenwoordig kan zijn.

Alles, wat geestelijk van u verlangd werd, waarmee alleen uw ziel zich moest vervolmaken, hebt u mensen met wereldse begrippen samengesmolten en derhalve iets voor uzelf samengesteld waarvan u nu ijverig de regels naleeft, ofschoon het alleen door mensen verlangd wordt die het proberen te motiveren als zijnde mijn wil. Steeds weer moet u daarover opheldering gegeven worden, maar deze verduidelijkingen neemt u meestal niet aan. Steeds ijveriger komt u de geboden na die u door mensen gegeven zijn, terwijl u op mijn geboden van de liefde tot God en de naasten geen acht slaat. En daardoor verduistert u uw geest alleen nog meer, zodat er tenslotte geen mogelijkheid meer bestaat dat u het verkeerde van uw denken en handelen inziet. En u hebt u ook zelf boeien aangelegd doordat u zonder tegenspreken alles als waarheid aanneemt wat u als “mijn woord” werd gegeven.

Al mijn woorden legt u louter aards uit maar aan de geestelijke betekenis ervan schenkt u geen aandacht. En daardoor zijn er dwalingen ontstaan die alleen uit de weg geruimd kunnen worden als u van liefde vervuld bent. Want dan wordt het in uzelf licht en u doorziet wanneer u dwalende bent. Dan zullen alle door mensen gegeven geboden en sacramentele ceremonies door u worden ingezien als misleiding, die alleen een verduisterde geest kon doen voorkomen als “goddelijke wil”. En u zult zich dan ook trachten los te maken van iedere dwaling, vanuit het inzicht van de zuivere waarheid die alleen de ziel tot heil kan strekken en die alleen maar die mens als waarheid zal onderkennen die in de liefde leeft, die dus op de eerste plaats mijn geboden van de liefde vervult en die dan ook juist zal denken.

Amen

BD.8691
3 december 1963

De tegenstander wordt niet in zijn werkzaam zijn gehinderd

Ik zelf ben wel de heerser over hemel en aarde en geen wezen zal zich tegen mijn wil kunnen verzetten, en toch betwist Ik mijn tegenstander zijn recht op het gebied dat zijn rijk is niet: de aardse wereld, die al wat hem toebehoort bevat en waar hij zijn invloed kan laten gelden wanneer het zich in ontwikkeling bevindende geestelijke het stadium als mens heeft bereikt. Dan zal hij dit geestelijke – de mens – op elke manier in het nauw drijven om diens ontwikkeling tegen te gaan en hem weer de diepte in te trekken, waaruit hij zich langs een eindeloos lange weg had omhooggewerkt. Dan dus is hij de heer in zijn wereld.

En daarin hebt u mensen de verklaring waarom Ik zoveel onheil toelaat, waarom Ik niet verhinderend ingrijp waar duidelijk het werkzaam zijn van mijn tegenstander is te herkennen. Hij heeft recht op u mensen daar u hem eens vrijwillig volgde in de diepte en hij gebruikt zijn recht ook om u in zijn macht te houden. Maar u zelf zult hem weerstand kunnen bieden, want u bezit een vrije wil. En ook aan kracht ontbreekt het u niet wanneer u deze maar van Mij vraagt. Maar van mijn kant zal mijn tegenstander niet gehinderd worden in zijn activiteiten. Want de aardse wereld is zijn aandeel, zelfs alle soort materie waarover hij geen macht heeft is zijn aandeel, omdat die het gevallene bevat dat – alleen doordat het gebonden is in materie – tijdelijk aan zijn macht is onttrokken. Maar zodra het als mens over de aarde gaat, kan hij zijn macht weer over hem uitoefenen zonder daar door Mij in gehinderd te worden. En deze benut hij waarlijk ten volle.

Doch een zeer machtige Tegenstander heeft hij in Jezus Christus, de goddelijke Verlosser. En tot Deze kan ieder mens zich wenden om bevrijd te worden van de vijand der zielen. Want Jezus is sterker dan hij en Hij bevrijdt iedere ziel uit zijn macht die Hem daar maar om vraagt en door haar gebed het geloof in Hem en Zijn verlossingswerk laat zien; die daardoor ook Mij zelf erkent die in Jezus mens ben geworden om al het gevallene te verlossen. Zo is dus wel de macht van de tegenstander op aarde enorm groot en toch vindt hij zijn Meester in Jezus Christus. En al heeft hij nog zo’n grote macht over de mensen, zo hebben ze toch in Jezus Christus een Redder en Verlosser uit zijn macht. Dus kan de mens niet verwachten dat Ik, zijn God en Schepper van eeuwigheid, een einde maak aan het werkzaam zijn van de tegenstander, dat Ik hem verhinder schandelijke praktijken uit te voeren, omdat Ik hem zijn recht niet ontneem om op elke manier op de mensen in te werken, om hen voor zich te behouden. De mens zelf echter hoeft het niet toe te laten, want hij kan zich te allen tijde tot Jezus Christus wenden dat Hij hem zal bevrijden van zijn gevangenbewaarder, dat Hij hem zal helpen vrij te worden uit de macht, maar waaraan hij is onderworpen zonder de hulp van Jezus Christus.

Hoe vaak spreekt u mensen de woorden niet uit: “Waarom laat God dat toe?” Ik hinder mijn tegenstander niet bij zijn werken, omdat u zichzelf eens onder zijn heerschappij heeft gesteld en hij heden uw heer is wanneer u zelf niet van hem vrij wilt worden en Jezus Christus vraagt u van hem te verlossen. Maar bovendien weet Ik wat voor u en iedere ziel afzonderlijk het beste is. Ik ben op de hoogte van de gesteldheid van elke afzonderlijke ziel. Ik weet waardoor ze geheel rijp kan worden en de duistere wereld moet Mij ook dienen, want ook het handelen van de duistere krachten zal Ik in zijn uitwerking zo weten te sturen, dat het voor de zielen van de mensen bevorderlijk is, als ze maar bereid zijn uit zijn macht vrij te komen en op Mij aan te sturen.

En steeds zal de wil van de mens bepalend zijn, want die is vrij. Zolang het geestelijke in de werken van de schepping gebonden is, kan mijn tegenstander niet op dit geestelijke inwerken. Maar in het stadium als mens komt hem het recht toe omdat het om de vrije keuze van het wezen gaat, die de tegenstander voor zich wil behouden. En daarom gebruikt hij elke gelegenheid en de mens is des te meer aan hem overgeleverd, hoe verder hij nog van Mij verwijderd is, hoe minder hij de verbinding met Mij tot stand brengt, of ook: Zolang hij Jezus Christus niet erkent en tot Hem vlucht in zijn nood, is hij aan de vijandelijke macht overgeleverd, wat echter toch zijn vrije wil zelf bepaalt.

Ik heb wel de macht en Ik kan alles, ook het doen en laten van mijn tegenstander verhinderen, maar dan zou de gang van de mens over de aarde zonder nut zijn, terwijl hij zelf vrij moet kiezen voor Mij of voor hem. Maar ook u mensen zult moeten begrijpen dat en waarom u hard op de proef wordt gesteld, dat en waarom hij vaak u mensen in de meest benarde toestand verplaatst en Ik hem niet weer, omdat u zelf zich niet tot Mij wendt om hulp en dit het eigenlijke doel van alle nood is die Ik dan toelaat opdat u de weg naar Mij zult vinden.

Doch u zult het kunnen geloven dat Ik u niet alleen laat en u te allen tijde zal helpen wanneer u probeert van hem los te komen en u vol vertrouwen naar Mij vlucht en Mij dan ook als uw God en Vader erkent; wanneer u Jezus aanroept om vergeving van uw schuld en om bevrijd te worden van de vijand die ook om u strijdt om u niet te verliezen. Maar waarlijk, mijn macht is groter en roept u Mij aan in geest en in waarheid, dan zult u ook vrij worden van hem en uw leven op aarde zal niet tevergeefs zijn geweest.

Amen

BD.8692
4 december 1963

Opheldering over sacramenten

Ik wil u verder onderrichten met het doel dat u zich van de dwaling moet los maken, als u opheldering ontvangt over het feit dat u tot nog toe mijn woord alleen werelds begrijpt – maar niet geestelijk. U moet weten dat uiterlijke ceremoniën niet voldoende zijn dat mijn geest zich openbaart, en dat evenmin door uiterlijke ceremoniën iemand aangesteld kan worden in een ambt om te onderrichten, of in het ambt als leider of hoofd van een gemeente. Velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren. En deze weinigen geef Ik zelf de opdracht voor het ambt. Ik zelf plaats hen in die positie van waaruit zij kunnen werken voor Mij en mijn rijk. Maar Ik stel ook voorwaarden aan zo’n mens die Ik uitkies, opdat hij geschikt is als leraar en leider zijn medemensen te dienen. Mijn geest moet in hem kunnen werken opdat hijzelf in de waarheid wandelt, waardoor hij mijn plaatsvervanger op aarde zal zijn, die in mijn naam, volgens mijn wil en door Mij zelf geleid zijn ambt uitoefent.

Het is niet te loochenen dat er ook onder hen die zich mijn “plaatsvervangers” op aarde noemen, enkelen zijn die overeenkomstig mijn wens leven en die niet anders willen dan Mij dienen. Maar ook dezen zijn door Mij zelf in hun ambt aangesteld, maar niet zo dat zij eerst door uiterlijke handelingen door anderen uitgevoerd tot mijn dienaren werden. Want hun roeping is een innerlijke aangelegenheid van de vrije wil die zich geheel aan Mij overgeeft, zodat deze mens nu innig met Mij verbonden is door de liefde zodat Ik zelf hem nu dat ambt kan opdragen dat hij bekleden moet.

Deze innige overgave en hun leven in liefde verzekeren dan ook in hen het ontwaken van de geest, en dan dringen zij ook in de waarheid door. Zij verzetten zich dan tegen iedere dwaling, tegen het misvormen van wat van Mij is uitgegaan. En ten laatste zullen zij zich losmaken van hen die in de dwaling volharden. Het zal voor u nu begrijpelijk zijn dat u mijn ware vertegenwoordigers niet daar vindt waar de mensen menen dat ze zijn en hen achten. Want deze door de wereld erkende vertegenwoordigers sluiten zichzelf daardoor van mijn dienst uit, omdat zij de dwaling verdedigen en de waarheid niet serieus zoeken. Zij kunnen mijn dienaren en plaatsvervangers niet zijn omdat zij in dwaling verkeren en niets doen om in het bezit van de waarheid te komen.

Zodoende zult u nu ook wel weten wat u van het sacrament van de priesterwijding moet denken. Want al is een mens van goede wil, dan moet hij dit ook bewijzen, dat hij Mij zijn bereidwilligheid toont geheel in mijn wil op te gaan. En dat betekent de in hem opduikende twijfel te onderzoeken, die Ik zelf in zijn hart leg – opdat hij nader tot Mij en de waarheid komt. Schrikt hij er echter voor terug om over deze twijfel na te denken, dan houdt hij zichzelf met geweld voor de gek. Hij zou tot het licht kunnen komen maar hij sluit er de ogen voor, en zo is zijn hart niet voor Mij geopend, zodat Ik er een lichtstraal in zou kunnen laten vallen.

U mensen kunt niet beweren dat het zelfs voor een mens die ernstig naar Mij verlangt, niet mogelijk is zich van de dwaling los te maken. Want u allen kent mijn macht en liefde, die waarlijk een ieder bijstaat die zich gedrongen voelt Mij, de eeuwige Waarheid te zoeken, maar eerst moet u zich laten onderrichten. U moet op de hoogte gesteld worden van de zuivere waarheid, van de activiteiten van mijn tegenstander en van de dwaling waarin hij u verstrikt heeft. U moet dus de ernstige wil hebben van hem vrij te komen, en daartoe moet u Mij om bijstand bidden.

Gelooft u niet dat Ik u die bijstand geven zal, terwijl het toch altijd mijn streven is u mensen uit de duisternis van geest te verlossen en u licht te geven? En als u vanuit een goede wil uw verstand laat werken, dan moet u toch wel de ongeloofwaardigheid inzien van wat van u geëist wordt te geloven. U hebt echter verstand gekregen, anders zou u zich niet onderscheiden van een dier dat niet voor zijn handelingen verantwoordelijk gesteld kan worden. Maar u moet eens rekenschap afleggen, of en hoe u uw verstand gebruikt hebt. Want het verstand kan u helpen tot een waar inzicht te komen, aangenomen dat uw wil goed is en u naar het ware licht verlangt. Ik leg er steeds weer de nadruk op dat de twijfel aan de waarheid overal daar is, waar uiterlijke handelingen een geestelijk resultaat moeten verzekeren. Dus zal uw ziel ook nooit zo’n resultaat kunnen boeken, zij het op aarde of in het hiernamaals, als zulke uiterlijke handelingen aan de mens voor zijn heengaan worden voltrokken, die niets anders zijn dan ceremoniën en gebruiken maar zonder enige waarde voor de ziel. Ik zelf ken iedere ziel afzonderlijk en waardeer ze naar de graad van haar liefde. Want alleen deze is doorslaggevend voor het niveau van licht waarin de ziel binnengaat na haar lichamelijke dood – als zij niet in het rijk der duisternis binnengaat, omdat zij geheel zonder liefde is en daardoor tot hem behoort die het rijk der duisternis beheerst.

Amen

BD.8693
5 december 1963

De uitwerking van onjuiste leren in het hiernamaals

Er zal nog veel dwaling door Mij moeten worden rechtgezet, vooraleer de mensen zich in de waarheid zullen bewegen. Het denken van de mensen is volledig op een dwaalspoor gebracht. Een onjuiste leer heeft vele andere verkeerde leren tot gevolg. En de mensen zijn er niet van af te brengen. Ze hangen als waarheid aan wat hun werd gebracht door mensen die zelf niet in de waarheid konden wandelen, omdat hun geest niet gewekt was. En talloos vele zielen gaan in deze toestand zonder licht het rijk hierna binnen. Ze verdedigen ook dan nog hun leerstellingen en laten zich er niet van overtuigen dat hun denken verkeerd was en is, zolang ze geen licht accepteren dat voor hen ook daar boven schijnt, maar hun vrije wil nodig heeft het aan te nemen. Ook in het rijk hierna is er een strijd tussen licht en duisternis, want steeds weer trachten lichtwezens een licht te ontsteken voor hen die nog een verduisterde geest hebben. Maar zeer vaak is hun moeite vruchteloos omdat de zielen in hun dwaling volharden.

Deze laatsten kunnen evenwel niet begrijpen dat ze geen gelukzaligheid ervaren, ofschoon ze menen op aarde alles gedaan te hebben om de hemelse gelukzaligheid te verwerven. En niet voordat het hun helemaal duidelijk is, dat mijn wil waarlijk een andere is dan Hij hun op aarde werd voorgesteld, niet voordat ze de waardeloosheid inzien van datgene wat van hen werd verlangd, niet voordat ze inzien dat Ik andere eisen aan een mens stel dan kerkelijke gebruiken en uiterlijkheden na te komen – dat Ik alleen liefde vraag van de mensen en een mens alleen beoordeel naar de graad van zijn liefde en overeenkomstig de graad van zijn liefde ook zijn gelukzaligheid kan zijn, hebben al deze zielen geen benijdenswaardig lot, zelfs wanneer ze zich niet in uiterste duisternis bevinden. Maar ze maken ruzie en begrijpen hun ongelukkige toestand niet. Ja, ze maken zichzelf vaak verwijten deze uiterlijkheden en geboden, door mensen uitgevaardigd, niet voldoende te zijn nagekomen en daarom nog niet toegelaten te worden tot de gelukzaligheid. En die zou in korte tijd hun deel kunnen worden als ze maar de onderrichtingen van de lichtwezens zouden aannemen, of zich daar een beetje licht verschaffen waar de straal van de liefde naar de aarde wordt gestuurd, waar de zuiverste waarheid wordt uitgedeeld en door alle hongerende zielen gretig in ontvangst wordt genomen.

Maar net als op aarde, zijn ze ook in het rijk hierna halsstarrig en wijzen alles af wat hun opvattingen tegenspreekt. En juist bij deze fanatici heeft de tegenstander nog steeds grote macht. Want ook in het rijk hierna verzuimen ze één ding: elkaar helpend bij te staan, waardoor de graad van hun liefde zou worden vergroot en hun weerstand tegen het licht verzwakt. Ze kunnen in het geestelijke rijk geen stap verder komen, omdat ook daar de liefde de kracht is die de ziel helpt opwaarts te gaan. Maar de liefde is ook het licht en liefde kunnen ze ook elkaar in het rijk hierna schenken, want waar nog geen gelukzaligheid is, is nog nood en ellende, en steeds zal een ziel de andere kunnen bijstaan. Maar dan zal ook het denken van de zielen steeds helderder worden en ze zullen ook vragend met elkaar van gedachten wisselen en het antwoord zal hun zeker toekomen.

Maar steeds komt de liefde op de eerste plaats. En de grote geestelijke dwaling bij die zielen bestaat daarin, dat ze datgene wat het menselijk verstand tot een “goddelijke leer” heeft verheven, boven de liefde stellen – dat ze steeds eerst dat navolgden wat mensen eisten en geen acht sloegen op goddelijke eisen. En er is eeuwig geen verandering in hun toestand als ze de liefde niet op de eerste plaats stellen en dus door een liefdevolle wil tegenover andere zielen om te helpen, ook tot het inzicht van de zuivere waarheid komen, die hun dan ook onbeperkte hemelse vreugden zal bereiden.

Daarom zal ieder mens wiens denken op een dwaalspoor werd gebracht op aarde, maar wiens wil om lief te hebben en in liefde te werken een hoge graad bereikte, plotseling in het rijk hierna tot inzicht komen en hij zal de dwaling bereidwillig laten varen. Hij zal zijn best doen zijn weten ook aan andere zielen over te dragen, omdat hij het grote onheil beseft dat de dwaling sticht en omdat hij de geestelijke blindheid graag wil opheffen, want de liefde zet hem ook aan om te helpen. En diens invloed kan daarom buitengewoon zegenrijk zijn, omdat hijzelf op aarde net zo dacht maar wat hij hun nu als foutief kan aantonen en daarom ook succes kan boeken bij die zielen die hem nu gehoor schenken.

De dwaling is het ergste vergif voor de zielen van mensen en daarom wordt er door het licht onverbiddelijk strijd gevoerd tegen de duisternis. En het licht zal ook eenmaal zegevieren. Maar het staat de ziel vrij of hij kiest voor het licht of de duisternis. Hij wordt niet gedwongen en kan vrij zijn keuze maken, maar er wordt alles aan gedaan dat hij nog op aarde tot het inzicht van de waarheid komt. Maar ook in het hiernamaals verminderen de lichtwezens hun inspanningen niet, want alleen die ziel kan zalig worden die vaststaat in de waarheid.

Amen

BD.8694
6 december 1963

Kenmerk van goddelijke onderrichting: Het vraagstuk van de menswording

Steeds weer benadruk Ik, dat het voor u noodzakelijk is opheldering te verkrijgen over mijn menswording in Jezus Christus. Want alleen daarvan is ook uw rijpwording afhankelijk, dat u naar waarheid wordt onderwezen wat Jezus en Zijn werk van verlossing voor u mensen betekent. Want hoewel Hij als mens over de aarde is gegaan en als mens ook Zijn leven met Zijn kruisdood heeft afgesloten, was Hij toch alleen de uiterlijke omhulling van de eeuwige Geest Gods. Hij diende Mij zelf alleen als omhulling, omdat Ik Me in Hem zichtbaar wilde maken, die in mijn totale volheid van kracht en licht niet door een wezen kon worden gezien zonder dat het zou zijn vergaan.

En dit grote geheim van mijn menswording kan u alleen door Mij zelf worden onthuld, ofschoon het ook door u mensen nooit helemaal kan worden begrepen zolang u nog niet volmaakt bent. Wordt u echter volgens de waarheid over dit vraagstuk van mijn menswording in Jezus onderwezen, dan is voor u elk gevaar om verkeerde wegen te gaan voorbij. Want bezit u dit weten, dan is er al een zekere graad van rijpheid bereikt en u zult u dan steeds alleen tot Mij wenden, die u in Jezus hebt herkend. Maar dit wil mijn tegenstander tegengaan of verhinderen en daarom zal hij de mensen op een dwaalspoor brengen en op de eerste plaats een waarheidsgetrouwe uitleg over de manifestatie van God in Jezus trachten te verhinderen. Hij zal door voortdurend nieuwe formulering en verkeerde voorstelling de mensen geen duidelijkheid verschaffen en dit werk is hem dan ook gelukt, dat noch Ik, noch de mens Jezus juist worden gezien, want steeds zal hij twee begrippen willen creëren, die van God en die van Jezus, terwijl er slechts één God bestaat die in Jezus altijd aanspreekbaar is.

Wie in de waarheid staat, laat zich niet aan het wankelen brengen en hij zal ook elke andere leerstelling als dwaling herkennen. En toch zal de tegenstander een grote aanhang hebben met zijn voorstelling van Jezus, die als mens tot een hoge graad van rijpheid is gekomen, maar steeds als “buiten God staand” aan de mensen wordt aangeduid, wanneer hij zich vermomt als lichtgeest voor diegenen die Jezus niet helemaal afwijzen. En u zult te allen tijde juist als maatstaf voor de waarheid kunnen nemen, dat de menswording van God in Jezus als waarheid naar voren wordt gebracht. En dat zal steeds een betrouwbaar kenmerk van een goddelijke onderrichting zijn. Want alleen Ik zelf kan u dit geheim van mijn menswording onthullen en u zult met recht alles mogen verwerpen wat mijn onderrichtingen weerspreekt. Elke geestelijke richting verdedigt haar geestelijk goed als waarheid, maar zolang het nog van elkaar afwijkt is de grootste voorzichtigheid geboden en is vóór alles het ernstige verlangen naar de waarheid vereist om deze te kunnen herkennen. Toch is aan ieder mens de vrije keuze gelaten of hij serieus de waarheid wenst. Hij alleen moet de keuze maken en tevens bepaalt hij zelf de leraar die hem onderricht. Er kan hem geen onjuist geestelijk goed worden aangeboden wanneer hij zich innig aan Mij toevertrouwt en Mij om de waarheid vraagt. Deze ernstige vraag verlang Ik, maar ze zal ook zeker beantwoord worden.

Maar wie nu mijn rechtstreeks naar de aarde geleid woord kent en dit niet als maatstaf aanmerkt, die heeft zijn hart nog niet voor de waarheid geopend. Want anders zoe hij het moeten merken, dat een ander geestelijk goed, waarvan de inhoud andere voorstellingen en begrippen heeft die de waarheid uit Mij tegenspreken, niet gelijk gesteld kan worden aan het eerdergenoemde. Herkent dus de mens de zuivere waarheid niet, dan is ook zijn graad van rijpheid zo gering, dat mijn tegenstander hem als opnamevat kan gebruiken om door hem weer talloze mensen te misleiden en in dwaling te storten. De waarheid blijft altijd en eeuwig dezelfde. Ze verandert niet en kan niet aan de één zus en aan de ander zo worden aangeboden als het gaat over de fundamentele inhoud.

En u mensen zult steeds op moeten letten wanneer het u te doen is om het bezit van de zuivere waarheid, dat u niet in valstrikken terecht komt van de tegenstander die er altijd op bedacht is onder dezelfde dekmantel van waarheid werkzaam te zijn en dat dit hem ook lukt zodra de mens onverschillig is of alleen sensatie verwacht, die hij hoopt te verkrijgen van het verkeer met de bovenzintuiglijke wereld. Wat Ik de mensen bied zal steeds in het kader van het natuurlijke plaatsvinden en alleen de inhoud zal een serieuze zoeker de zekerheid geven dat Ik zelf de herkomst ben en hij zal het geestelijke goed gelukkig in zich opnemen. Zijn weten zal toenemen, zijn innerlijk licht, en dan kan hem ook geen dwaling meer in verwarring brengen want hij herkent deze en zal hem afweren.

Maar het werkzaam zijn van mijn tegenstander verslapt niet en de mensen zelf geven hem daartoe het recht. Zouden ze alleen maar de zuivere waarheid wensen, dan zou hij niet tussenbeide kunnen komen. Dan zouden alleen mijn lichtboden aan het werk zijn, die al het onzuivere, niet geestelijke afweren en de mensen beschermen tegen diens invloed. En steeds zult u daaraan de maatstaf voor de waarheid kunnen aanmerken, hoe Jezus en Zijn werk van verlossing en mijn menswording in Hem u wordt voorgesteld. Alleen het goede geestelijke, vol van licht, heeft de volledige waarheid en geeft deze ook in mijn opdracht door aan de mensen.

En zodra u de Godheid en Jezus als twee wezens worden voorgesteld, zult u niet volgens de waarheid worden onderricht. Want Ik en Hij is Een. Ik zelf, de hoogste en meest volmaakte Geest in de oneindigheid, heb Me gemanifesteerd in de mens Jezus, in Zijn menselijk omhulsel, om voor u, mijn geschapen wezens, een zichtbare God te kunnen zijn die u zult kunnen liefhebben in alle innigheid en die ook naar jullie liefde verlangt – en geloof alleen maar die geest die u dit leert.

Amen

BD.8695
7 december 1963

Mediamieke ontvangsten – Geloofwaardigheid

U, die van Mij de opdracht hebt de zuivere waarheid te verbreiden, zult ook zelf over alles onderricht moeten zijn om u een helder oordeel te kunnen vormen over de waarde van resultaten uit geestelijk verkeer, die door uw medemensen als waarheid worden verdedigd. U moet weten dat zowel waardevolle banden als ook banden zonder waarde tot stand worden gebracht met de geestelijke wereld, dat uit alle sferen in het geestelijke rijk zich wezens aan u willen laten horen, dat ze trachten hun gedachten op u over te dragen en de mens zelf kan bepalen welke wezens hem kunnen benaderen. En altijd is het verlangen naar de waarheid doorslaggevend, dat echter vaak door het verlangen naar het ongewone wordt verdrongen, dat meestal de begeerte iets onbekends uit de bovenzinnelijke wereld te weten te komen de voorrang heeft, al is het ook vanuit de beste wil, juist en goed te handelen en te denken.

Zulke mogelijkheden worden ook benut door de bewoners van de lichtvolle geestelijke wereld, die die mensen op de juiste weg willen brengen en hen nu ook trachten te beïnvloeden hun instelling tegenover het geestelijke rijk te verdiepen en hen voor alles erop te wijzen dat de liefde het eerste en voornaamste gebod is. Dus kan elk wijzen op de liefde als beantwoordend aan mijn wil worden beschouwd. De zuiverheid en de wil van de ontvanger die in mediamieke toestand boodschappen in ontvangst neemt, bepaalt ook de waarde van deze boodschappen. Maar het komt ook nog op de kring van toehoorders aan in welke geestelijke gesteldheid die is, welke geestelijke rijpheid die te zien kan geven.

En reeds één mens wiens toestand van rijpheid gebrekkig is, kan al door zijn gedachten het binnensluipen van onreine geesten – die zich eveneens van een medium in een toestand van niet bewust-zijn bedienen – mogelijk maken, en die dan vaak de lichtboden wegdringen, omdat de krachten van de duisternis opduiken waar de mogelijkheid zich voordoet door een mens te spreken die zelf afstand heeft gedaan van zijn wil, die dus in de mediamieke toestand spreekt. Hoe zuiverden de kring is en hoe meer overeenstemming er in heerst, evenals het verlangen alleen waarheidsgetrouw onderwezen te worden, des te geloofwaardiger zijn de resultaten en ze zullen dan echter ook met de rechtstreeks van boven aan u toegezonden leringen overeenstemmen, dus helemaal geen twijfel aan de echtheid ervan openlaten, want talloze lichtwezens trachten uit de wereld hierna toegang tot de mensen te krijgen en hun in mijn opdracht de waarheid te doen toekomen.

Maar deze lichtwezens zullen steeds weer de mensen trachten te bewegen, de verbinding met de geestelijke wereld in ’n toestand van wakker-en-bewust-zijn tot stand te brengen, ze zullen hun over het “werkzaam zijn van de geest” in de mens opheldering geven en hen trachten aan te sporen met Mij zelf in innig contact te treden om dan een diep weten in ontvangst te kunnen nemen, dat op mediamieke manier – in een toestand van niet bewustheid – niet naar de aarde kan worden gezonden. Want Ik zelf heb u, mensen het werkzaam zijn van mijn geest beloofd en mijn woorden zult u geloof kunnen en moeten schenken.

Dat nu echter ook het werkzaam zijn van mijn tegenstander sterk aan het licht komt, is niet te loochenen en hij zal steeds trachten de denkbeelden te verwarren. Hij zal op dezelfde wijze mediamiek aangelegde mensen gebruiken om door hen te spreken, echter steeds alleen maar woorden die geen samenhang hebben, woorden die wijsheid moeten voorwenden, maar klinkklare nonsens zijn. En u, mensen zult dat zelf kunnen onderzoeken wanneer u zich afvraagt welk profijt u voor uw ziel wel uit zulke mededelingen zult kunnen trekken, die ook bij nauwkeurig onderzoek, uitgaande van mijn woord, volkomen tegen de waarheid indruisen. Er melden zich dan geesten die zelf nog onwetend zijn, die nog een zekere wereldse wijsheid hebben en deze, daar zij haar op aarde ijverig hebben uitgedragen, ook nu op de mensen trachten over te dragen.

En ze hullen zich in het gewaad van een lichtengel, ja, ze gebruiken zelfs de naam Jezus voor hun mededelingen, omdat ze deze niet als “God” zien en zich dus van de naam van een mens bedienen. En ofschoon ze, om de mensen te misleiden, Hem (Jezus) een hoge missie toekennen, doen ze dit alleen maar toch zo met de bedoeling de mensen van het ware denken af te houden en het verlossingswerk van Jezus te bagatelliseren, dus hen te verhinderen Mij zelf in Jezus aan te roepen. Hij tracht hen volstrekt te laten dwalen over de missie van Jezus op aarde en mijn menswording in Hem.

Mededelingen uit de geestelijke wereld die geen waarheidsgetrouwe opheldering geven over: dat de mens Jezus een zuivere lichtziel bevatte, die het lichaam zodanig gereed maakte dat het Mij zelf tot woning kon worden, dat Ik dus zelf in Jezus het verlossingswerk volbracht en de algehele vereniging van Jezus met Mij heeft plaatsgevonden – dat Ik en Jezus één is – zult u te allen tijde als dwaling en bewuste misleiding van geesten uit het hiernamaals kunnen verwerpen, die juist in de laatste tijd voor einde ijverig aan het werk zijn, om ook in de kringen die van zins zijn het juiste te doen, verwarring te stichten, maar die nog niet in zich zelf de geest wekten, dat hij hun de gave van het onderscheid schenkt om goddelijke en niet goddelijke openbaringen uit elkaar te kunnen houden. De mensen zijn er zich nog niet van bewust dat zij steeds met machten van de duisternis te strijden hebben en bijzonder in de eindtijd, omdat dezen het willen verhinderen dat er een licht voor de mensen gaat schijnen en dat er maar één zekerheid bestaat niet hen ten offer te vallen, wanneer dit licht rechtstreeks van Mij wordt verlangd en bij deze innige vraag om toezending van de waarheid ook een verbinding met Mij tot stand wordt gebracht, die u ook de juiste bescherming verzekert tegen het werkzaam zijn van die krachten. Maar het is niet altijd liefde voor Mij en dus ook voor de waarheid, integendeel veelal slechts weetgierigheid om een blik te werpen in gebieden die voor hen nog gesloten zijn.

De mensen weten dat het aardse leven alleen niet de van het bestaan als mens is en ze trachten nu uitsluitsel te verkrijgen, maar geloven door krachten uit het hiernamaals steeds alleen volgens de waarheid onderricht te worden en ze geven de tegenstander alleen nog maar meer gelegenheid hun in de war te brengen. Maar het kan een mens die ernstig naar de waarheid verlangt helpen om juist te denken wanneer overeenkomstig zijn ernst, zijn zielenrijpheid en zijn verlangen, bij zo’n “verkeer met geesten” lichtwezens ingrijpen die wel zien, wie ze zuivere waarheid kunnen toezenden.

Doch dezen zullen steeds trachten de mens zo ver te brengen dat hij niet iemand die hem helpt meer nodig heeft, geen mediums die mededelingen uit het geestelijke rijk ontvangen, veeleer de verbinding met Mij zo innig tot stand moet brengen dat hij zich nu door Mij rechtstreeks kan laten aanspreken, of met ware lichtdragers in verbinding te treden die hem nu de juiste, waarheidsgetrouwe geestelijke leringen overbrengen, die hij daarom nu ook als waarheid zal herkennen omdat hij zelf in zich de geest al heeft gewekt die hem in de waarheid binnen leidt. De mens kan wel gewaarschuwd worden voor een verkeer met de geestenwereld dat geen succes heeft. Maar hij mag en moet ook niet gehinderd worden, omdat steeds weer de mogelijkheid bestaat dat hij op deze weg tot een geloven aan een verder leven na de dood kan komen en hij ook de juiste weg gewezen kan worden, zodra het hem ernst is in de waarheid te wandelen.

Alles is goed wat de wil toont, juist te handelen voor Mij, maar voor alles moet gewaarschuwd worden voor wat alleen maar tot bevrediging van de zinnen, de weetgierigheid of tot vermeerdering van wereldse kennis wordt ondernomen, want daarop zal nooit zegen rusten en de waarheid zal zo’n mens nooit kunnen herkennen en steeds eerder aan zodanige leringen geloof schenken die nog ver bezijden de waarheid zijn en nooit van Mij zullen uitgaan.

En daarom heb Ik ook als herkenningsteken voor de waarheid van geestelijke ontvangsten zelf het kenmerk aangegeven, dat u moet onderzoeken of het mysterie van mijn menswording in Jezus u zo wordt onthuld, zoals Ik zelf u daarover opheldering geef door mijn woord, door het werkzaam zijn van mijn geest in u. Wat met mijn, rechtstreeks aan u van boven toegestuurd woord niet overeenstemt, wijs dat af, zelfs wanneer nóg zulke mooie woorden u een goddelijke bron zouden willen bewijzen. Ook mijn tegenstander bedient zich van zulke woorden, want hij schrikt voor niets terug, omdat hij de mensen in duisternis wil houden, omdat hij weet dat de waarheid een licht is dat hem en zijn optreden ontmaskert. En dit zal hij altijd trachten te doven of te vertroebelen.

Amen

BD.8696
10 december 1963

Kennis van Jezus Christus is van de grootste betekenis

En wanneer u steeds weer ophelderingen worden toegestuurd over het werk van verlossing van Jezus Christus, gebeurt dit omdat het geloof eraan onder de mensen nog zwak is of zelden te vinden. Want hun gedachten zijn te zeer op het wereldse gericht en het verlossingswerk is een geestelijk gebeuren dat met een op de wereld gericht verstand niet te bevatten is. Maar slechts vanwege een geestelijk doel zijn de mensen op aarde. En wordt dit geestelijke doel niet vervuld, dan was het leven als mens tevergeefs en valt de ziel weer terug in de diepte, waaruit ze zich in eindeloos lange tijd met Gods hulp heeft omhoog gewerkt. Wanneer het mogelijk is voor de mensen de geestelijke motivatie van het verlossingswerk begrijpelijk te maken, dan is er veel gewonnen, want dan wijzen ze Hem niet meer af, maar proberen ze zich in gedachten in te leven en Zijn aards bestaan te begrijpen.

De mensheid is echter niet erg gewillig en weinig ontvankelijk om geestelijke onderrichtingen op te nemen, tenzij ze door overweldigende gebeurtenissen en pijnlijke voorvallen uit het gewone leven wordt weggerukt en na begint te denken. En daarom kunnen ook zulke noodlottige voorvallen niet achterwege blijven. Maar meestal zullen ze dan wel aan hun God en Schepper denken en zich smekend tot Hem wenden wanneer ze hulp behoeven. En dit is al een voordeel voor de ziel, dat ze tenminste Hem erkent als een Macht die haar heeft geschapen en ook het lot der mensen bepaalt.

En toch is het van de grootste betekenis juiste kennis te verkrijgen over Jezus Christus en Zijn werk van verlossing, omdat de mens altijd te zwak zal blijven een levenswandel naar Gods wil te leiden wanneer hij geen beroep doet op het toevoeren van kracht, die Jezus door Zijn dood aan het kruis heeft verworven en nu als genade voor ieder mens beschikbaar is. Alleen wanneer een mens het geloof in een God opnieuw zeer sterk tot leven zal laten komen door werken van liefde, kan hij van God zelf de toevoer van kracht in ontvangst nemen. Maar heel zeker zal deze mens zich dan ook tot Jezus wenden. Hij zal open staan voor elke onderrichting die hem nu over Hem en Zijn werk van verlossing toekomt en hij zal zich door Hem laten verlossen doordat hij de vergeving van zijn schuld van Hem afsmeekt.

In de laatste tijd voor het einde is dit weten over Jezus echter erg verbleekt. De mensen kennen alleen de zuiver menselijke gebeurtenissen en deze beoordelen ze niet anders dan die van andere mensen met eenzelfde lot, want in hun verduisterde geestelijke toestand ontbreekt hun het weten over alle samenhang. Ze kunnen er zelf geen juiste verklaring voor geven en dus verwijzen ze alles naar het rijk der legenden wat ze over Jezus en Zijn werk van verlossing te weten kwamen.

Dat het om een heel groot geestelijk mysterie gaat, om een daad die diepste geestelijke motivatie heeft en die van de grootste betekenis is voor het zielenheil van de mens, voor zijn gelukzaligheid in het geestelijke rijk die eeuwig geen einde meer zal hebben, dat weten ze niet. En daarom doen ze ook geen moeite daarover de waarheid te weten te komen, maar wijzen ze veeleer alles af en geloven ze niet aan een bestaan van Jezus, of ze schuiven al het weten dat ze over Hem hebben uit hun gedachten terzijde, om er niet door belast te zijn. Maar ze missen daardoor het doel van hun leven. Ze leven alleen met aardse doelen en naar de terugkeer naar God, die alleen maar via Jezus kan plaats hebben, streven ze niet en hun leven op aarde is vergeefs geleefd en kan tot een hernieuwde kluistering in de schepping aarde leiden.

En de tegenstander van God zal steeds deze instelling van de mensen bevorderen. Hij zal alles doen om aan het weten over Jezus en Zijn werk van verlossing helemaal een einde te maken, of hij zal daarover zodanig verkeerde leerstellingen verbreiden dat de mensen vanzelf afvallen en voor zich de weg naar Hem versperren. Maar als gevolg van de grote oerschuld van de vroegere afval van God zijn ze als mens op de aarde. En niet voordat deze oerschuld teniet is gedaan kunnen ze terugkeren naar God, omdat de gerechtigheid van God een genoegdoening eist die juist de mens Jezus heeft gegeven en Hij daarom moet worden erkend als Gods Zoon en Verlosser der wereld, die het de eeuwige Godheid zelf mogelijk maakte in de menselijke omhulling Jezus te lijden en te sterven voor de zonden van de gehele mensheid.

Amen

BD.8698
13 december 1963

Opheldering over UFO’s

Door mijn goddelijke openbaringen wordt u op alle gebieden opheldering geschonken. Er zal u geen vraag onbeantwoord blijven, die u in het volste vertrouwen aan Mij voorlegt, opdat Ik u daarover opheldering geef. En daarom hoeft er voor u niets onopgehelderd te blijven, u hoeft alleen maar zelf te vragen om ook naar waarheid antwoord te ontvangen. Steeds weer komt er twijfel in u op, of er geen bewijzen te leveren zijn van het bestaan van zogenaamde ruimteschepen, die van andere hemellichamen naar de aarde komen. Gaat u echter in ernst deze zogenaamde verschijnselen na, dan zult u constateren dat altijd gissingen of zelfsuggesties de reden van zulke beweringen zijn, waarvoor geen bewijzen zijn te geven. En dat komt daar vandaan, dat de mensen nu eenmaal aan de activiteiten van de tegenstander ten offer vallen, die vooral in de laatste tijd naar leugen en bedrieglijke middelen grijpt en dit ook doen kan, omdat de mensen zelf iets sensationeels beleven willen en er hun niets fantastisch genoeg kan zijn en omdat hun denken totaal verward is. Zouden de mensen geestelijk inzicht bezitten, dan wisten zij ook, dat er tussen de afzonderlijke hemellichamen geen verbindingsmogelijkheden zijn; dat het voor de bewoners van andere hemellichamen nooit mogelijk zal zijn hun sferen te verlaten en contact te zoeken met andere hemellichamen. Het zijn volkomen uit de lucht gegrepen beweringen die de mensen poneren, en geen mens kan een bewijs leveren voor zijn bewering, met bewoners van andere hemellichamen in contact te zijn gekomen.

Maar de mensen kunnen aan de begoochelingen van de tegenstander ten offer vallen. Zij kunnen zelf door hun fantasie ontvankelijk zijn voor illusies, die afkomstig zijn van mijn tegenstander, maar die nooit een materieel bestaan kunnen hebben, omdat de tegenstander de macht ontbreekt om materiële voorwerpen te laten ontstaan. Waar het nu echter werkelijk gaat om materiële dingen, die door de mensen zijn gezien, dan zijn deze ook op deze stoffelijke wereld ontstaan. Het zijn proefobjecten van wetenschappers op het gebied waarvoor in toenemende mate alle inspanningen worden geleverd: de ruimte buiten de aarde aan zich te onderwerpen.

Wat verspreid wordt over bovenaardse wezens, die van andere hemellichamen moeten komen, is bewuste leugen, want er zal geen mens bewijzen kunnen, zulke zogenaamde bewoners van andere hemellichamen gesproken te hebben. En de kring van hen, die zich positief opstellen tegenover zulke verschijnselen, zal nooit geestelijk ontwaakte mensen omvatten, want zij zijn uitgesproken dienaren van mijn tegenstander, die hij voor zijn eigen doeleinden kan gebruiken, altijd vooropgesteld, dat het niet over aardse proefobjecten gaat, die ieder mens zou kunnen zien, die dan evenwel door geestelijk onontwaakte mensen, of door aanhangers van de tegenstander voorgesteld worden als voorwerpen, afkomstig van andere hemellichamen. Steeds weer leg Ik er de nadruk op, dat er geen verbinding bestaat tussen de afzonderlijke hemellichamen en dat dit ook zijn reden heeft.

Als u mensen nu zelfs deze zogenaamde boden van bovenaardse hemellichamen toedicht, dat ze naar de aarde willen komen om u te helpen, dan zouden zij in die hoedanigheid in mijn opdracht voor u mensen werkzaam moeten zijn. Derhalve zouden zij steeds de verbinding tot stand moeten brengen en onderhouden met hen, die Mij toebehoren, die Ik dus op het einde zou wegnemen, als Ik hen deze functie had toegewezen. Dan zouden echter ook de mijnen deze objecten en hun inzittenden kunnen zien, wat echter nooit het geval zal zijn, want dezen geef Ik opheldering over de dwaling en Ik onderricht hen in de zuivere waarheid. Zij die echter zulke beweringen geloven en opstellen, kunnen niet in hun geest verlicht zijn. Zij jagen steeds alleen zuiver aardse doeleinden na en geloven de beloften van hem, die de mensen wil afhouden van de innige verbinding met Mij, die de enige garantie is voor een redding op het einde van deze aarde, dat u te wachten staat.

Geloof het toch, dat het Mij waarlijk mogelijk is om iedereen persoonlijk bescherming te geven en hem ook op het einde van deze aarde weg te nemen, want de ondergang van de aarde in de staat waarin ze zich nu bevindt, is onvermijdelijk. En geloof, dat Ik daar ontelbaar veel engelen voor heb klaarstaan, dat dezen zich echter nooit van tevoren aan de mensen zullen vertonen als bewoners van andere hemellichamen. En als Ik de zuivere waarheid naar de aarde stuur, omdat de mensen ze dringend nodig hebben, dan zou Ik u waarlijk ook daarvan in kennis stellen, als dit met de waarheid overeen zou komen. Maar Ik waarschuw u steeds voor bedrieglijke kunsten in de laatste tijd voor het einde van mijn tegenstander, die zich zowel van aardse activiteiten bedient om de mensen te misleiden, alsook van het in verwarring brengen van hun denken, omdat hij hen kan suggereren, omdat de mensen blindelings geloven wat hen wordt voorgezet, zolang zij nog niet vervuld zijn van een waarheidsdrang, die hen dan echter ook steeds de zuivere waarheid zal opleveren.

Amen

BD.8700
15 december 1963

Van God zelf gaat de waarheid uit

Verlang naar de waarheid en waarlijk, deze geestelijke bede zal u vervuld worden. Zoek deze waarheid echter niet in boeken die weer op het menselijke verstand gebaseerd zijn, die zuiver verstandelijk zijn, veronderstellingen waarvoor geen bewijzen kunnen worden gegeven. Want zodra u veronderstelt dat mensen uit zichzelf in staat zijn de waarheid te doorgronden vergist u zich, omdat de zuivere waarheid alleen zijn oorsprong heeft in Mij, de eeuwige Waarheid zelf. Daarom zeg Ik: Verlang de waarheid van Mijzelf, vraag Mij daar ernstig om en u zult ze ontvangen.

Wat Ik onder de waarheid – die u van Mij zelf moet afsmeken – verstaan wil hebben, is een gedachtengoed dat een geestelijke inhoud heeft. Het is de kennis die oprijst in geestelijk gebied en nooit met bewijzen kan worden aangetoond. Het is de kennis over uw bestaan, zijn motivatie en doel. Het is de kennis over de Macht die alles liet ontstaan en over de samenhang tussen u mensen en die Macht. Het is de kennis over het wezen, het besturen en werkzaam zijn van deze Macht, die alles wat bestaat geschapen heeft.

Geen mens kan vanuit zijn verstand naar waarheid opheldering daarover geven. Alleen de eeuwige Waarheid zelf is bevoegd deze opheldering te geven, en daarom moet u zich ook tot Haar wenden. Ikzelf ben het die u antwoord kan en ook antwoord wil geven, omdat Ik die hoogste Macht en ook de Liefde ben die u als mijn wezenlijke schepselen met deze kennis verblijden wil.

Maar Ik kan Mij alleen openbaren aan hen die ernstig naar de waarheid verlangen. Dezen echter zullen Mij niet tevergeefs om het toezenden van de waarheid vragen. Doch er zijn maar weinig mensen die dat ernstige verlangen hebben. Meestal leven zij onverschillig verder of zij nemen zonder nadenken aan wat medemensen hun vertellen. Mensen die ook alleen maar hun verstand lieten werken, maar geen garantie kunnen geven voor een juist gericht verstandelijk denken.

Er zijn er niet veel die zich bezighouden met de kernvragen van hun bestaan als mens. En steeds is het geloof in een God van liefde, wijsheid en macht niet zo sterk dat zij Hem om opheldering zouden vragen. Maar alleen van Mij kan de zuivere waarheid uitgaan. En in de verkeerde instelling tot Mij, hun God en Schepper, ligt de oorzaak dat de mensen in dwaling en zonder enige ware kennis voortleven en bijgevolg ook hun aardse leven niet goed gebruiken dat hen tot voltooiing zou kunnen brengen.

De onverschilligheid ten aanzien van de waarheid is een verschijnsel dat een gevolg is van de grote onrijpheid van de menselijke ziel. Want deze is nog in de macht van mijn tegenstander, die alles waardoor de mensen een licht gegeven kan worden, probeert te verhinderen omdat hij hen zelf niet wil verliezen en hij hen alleen in zijn macht houdt zolang zij een verduisterde geest hebben, dus ver van de waarheid af zijn. Maar alleen de waarheid brengt de mens tot voltooiing, alleen de waarheid is zaligheid. Zij is een licht dat helder schijnt in de donkere nacht die over de aarde is uitgespreid. De waarheid ben Ikzelf en wie dus in de waarheid leeft, die is ook innig met Mij verbonden.

Zolang u mensen nu niet volgens de waarheid onderwezen bent, ontbreekt u ook het licht voor uw aardse levensweg. U bent weliswaar op weg, maar waarheen leidt deze weg zonder waarheid? Hij kan alleen naar de diepte voeren, terwijl u onherroepelijk omhoog wordt geleid als u de weg van de waarheid opgaat. Want die weg is helder verlicht en brengt u tot het doel, tot Mij, de eeuwige Waarheid zelf. En Ik ben waarlijk altijd bereid u de waarheid binnen te leiden, zoals Ik het beloofd heb toen Ik op aarde leefde. Ik wil Mij openbaren in mijn liefde, wijsheid en macht aan iedere mens die slechts in zijn hart verlangt Mij te horen en door Mij vertrouwd gemaakt wil worden met de waarheid.

Dit is de voornaamste bede die u Mij kunt toezenden, want zij bewijst Mij uw ernstige wil om tot Mij terug te keren. Zij bewijst Mij ook dat u Mij zelf erkent als uw God en Vader, en het is een geestelijke bede die beslist verhoord zal worden. Want zodra Ik u de zuivere waarheid kan doen toekomen, leert u Mij in mijn Wezen kennen en ook liefhebben. En naar uw liefde verlang Ik. Ik verlang vurig naar uw liefde, die echter pas dan diep en rein is als u door het toezenden van de zuivere waarheid alles weet over uw ontstaan en uw vroegere houding tegenover Mij en over het doel, dat u weer met Mij verenigen moet.

Dan wordt de liefde in u ontstoken en u zult Mij steeds inniger naderen. En u zult ook des te dieper binnengeleid kunnen worden in kennis die u bovenmate zalig maakt. U zult mijn heilsplan van eeuwigheid kennen, de liefde van de Vader voor Zijn kinderen en ook het grote werk van het terugvoeren, waartoe ieder afzonderlijk mens Mij ook zijn diensten kan aanbieden. U zult leren Mij lief te hebben en deze liefde zal u zalig maken, want zij voert tot de uiteindelijke vereniging met Mij, tot het eeuwige leven.

Echter alleen de waarheid leidt naar dit doel en deze moet u mensen nastreven. U moet uzelf innig aan Mij overgeven en u door Mijzelf laten onderwijzen. En u zult dan ook onderricht worden door Mij, uw God en Vader, die alles weet en u over alles onderwijzen kan en wil, omdat Hij u bemint.

Amen