Inhoud

BD.8303 Verlossingswerk en de geestelijke motivatie ervan
BD.8304 De verandering van de aarde
BD.8305 Bewijzen van genade van de Vader in de laatste tijd
BD.8308 Het werkzaam zijn van Jezus op aarde
BD.8310 Aankondiging van het einde en tekenen van de tijd
BD.8311 Ontketende natuurelementen
BD.8324 De houding van de mensen tot Maria, de moeder van Jezus
BD.8326 Toestand van zwakte – Liefde geeft kracht
BD.8327 De vereniging van de ziel met haar geest
BD.8328 Gods voortdurende hulp op de aardse weg
BD.8329 Grote geestelijke nood in de eindtijd
BD.8330 De roep van de Herder – Grote geestelijke nood
BD.8331 Jezus leefde de mensen het leven voor
BD.8332 Wilsbeslissing – Denkvermogen – Stem van het geweten
BD.8333 De opdracht om het woord te verspreiden
BD.8336 Verandering tot liefde
BD.8337 Het onderzoek van geestelijke “ontvangsten”
BD.8338 God brengt Zijn heilsplan ten uitvoer
BD.8339 Schemerlicht in het hiernamaals
BD.8340 Het toestromen van kracht door verbinding met de wereld vol van licht
BD.8341 Inleiding in geestelijke kennis
BD.8343 Liefde door daden – Goed voorbeeld
BD.8345 Nieuwe verlossingsperiode
BD.8346 Het naleven van de goddelijke geboden van de liefde
BD.8348 God wil niet gevreesd maar bemind worden
BD.8349 Delging van de zondenschuld door het bloed van Jezus
BD.8352 Paradijselijke staat op de nieuwe aarde
BD.8353 De Messias, de Redder van de mensheid
BD.8355 De beloften van Jezus moeten in vervulling gaan
BD.8363 “Ik ben bij u, alle dagen…”
BD.8364 De mens heeft de plicht geestelijke goederen te onderzoeken
BD.8365 De aanvallen van de tegenstander in de eindtijd
BD.8366 God past smartelijke middelen toe
BD.8367 Kindschap Gods – Doel van het leven op aarde
BD.8370 Gods besluit is onafwendbaar
BD.8371 Opheldering over traditionele geestelijke leren
BD.8373 “Wie u de zonden zult kwijtschelden”
BD.8375 De kerk van Christus in haar begin
BD.8377 Gods hulp om de ziel te louteren
BD.8379 “De krachten des hemels zullen in beweging worden gezet”
BD.8381 Verbreiden van de waarheid – Leven in liefde
BD.8384 Het op de hoogte zijn van het doel van het aardse leven
BD.8385 Spijziging van de ziel vóór alles – Avondmaal
BD.8386 Het licht uit God zal de weg naar boven verlichten
BD.8387 Verwijzing naar de vele noden voor het einde
BD.8397 Geestelijke toestand van de mensen voor de kruisdood – Boek der boeken
BD.8400 Het binnengaan van de ziel in het lichtrijk

                                    – * –

BD.8303
19 oktober 1962

Verlossingswerk en de geestelijke motivatie ervan

Er wordt u steeds weer uitsluitsel gegeven over de missie van de mens Jezus op aarde, omdat u juist daarover een zo gebrekkig weten werd toegevoerd van de kant van diegenen die zich geroepen wanen u te moeten onderrichten, die echter zelf niet zijn doorgedrongen in dieper weten, daarom ook over het verlossingswerk en de geestelijke motivatie ervan te weinig zijn opgehelderd om hun medemensen te kunnen onderrichten. En zo hebben de mensen het nooit juist begrepen en weten daarom ook niet welke grote betekenis het verlossingswerk heeft voor de gehele mensheid. Ze weten niet dat het hele doel van het aardse leven onvervuld blijft, wanneer ze niet de weg nemen naar het kruis, naar de goddelijke Verlosser Jezus Christus.

De mensen weten niet dat de aanleiding van hun menszijn op deze aarde de grote oerzonde van de vroegere afval van de geesten van God is, dat de hele aarde evenals alle scheppingen in het universum pas de gevolgen waren van die zondeval en dat deze scheppingen alleen het doel hebben, het gevallen geestelijke weer terug te voeren naar God. Want dit gaat opgelost in ontelbare partikeltjes door de scheppingen heen en legt zo langzaam de weg af, terug naar God. Het is weliswaar een onuitsprekelijk kwellende toestand waarin het geestelijke zich gedurende zijn terugweg bevindt, want het is onvrij en krachteloos. En hoewel het opgeloste geestelijke het zelfbewustzijn is afgenomen, zo wordt toch het geestelijke de kwellingen van de verbanning in de scheppingswerken gewaar, omdat het voor zijn afval van God zich in volledige vrijheid ophield en voor het geestelijke elke kluistering een toestand van kwelling is. De mateloze kwellingen van de verbanning in de vorm – hetzij de gesteente- en planten- of dierenwereld waar het doorheen moet trekken – volstaan echter niet om die onmetelijke schuld te delgen, welke de geestelijke wezens op zich hadden geladen door hun opstand tegen God. Want de wezens stonden in het helderste inzicht. Ze waren op de hoogte van hun oorsprong en werden voortdurend door de liefde Gods doorstraald, die hun daardoor onmetelijke gelukzaligheid bereidde. En zich van hun herkomst bewust weerden ze deze liefdeskracht af en werden daardoor een prooi van de duisternis.

Deze grote oerschuld dus kon niet worden afgelost door nog zo grote kwellingen in de toestand van verbanning. En eeuwig zou daarom de gevallen wezens het binnengaan in het lichtrijk ontzegd zijn gebleven, wanneer niet de delging van de schuld zou zijn overgenomen door een Wezen van het licht dat zich in liefde voor de gevallen broeders aanbood om het werk van genoegdoening te verrichten. Voor dit Wezen van het licht, een niet gevallen Oergeest die zich in de mens Jezus belichaamde op aarde, was wat het wilde volbrengen een uniek werk van erbarmen, want het daalde uit het licht neer in de duistere sferen van het zondig geworden geestelijke. Het daalde af in het rijk van de tegenstander van God, van de eerst gevallen oergeest Lucifer, die zijn aanhang geketend hield en een ontzaglijke koopprijs eiste voor elke ziel. En deze koopprijs heeft de mens Jezus betaald door Zijn verlossingswerk, door een gang van onmetelijk lijden en kwellingen, die eindigde met de dood aan het kruis. Hij deed dus de grote oerschuld van het eens gevallen geestelijke teniet en ook de zondeschuld van alle mensen op aarde, die gevolgen waren van hun toebehoren aan de tegenstander Gods.

Hij volbracht een uniek werk van barmhartigheid en Hij kon het alleen uitvoeren omdat Hij vol liefde was, omdat Hij zich zelf als mens op aarde zo gevormd had dat de eeuwige Godheid – de Liefde zelf – in Hem verblijf kon nemen, dat Ze Hem geheel en al doorstraalde met liefdeskracht en deze Liefde nu ook het offer aanbood, dat nu echter ook ieder mens vrijwillig moet aannemen om vrij te worden uit de macht van de tegenstander. Want de mens is het door de scheppingswerken heen tot God terugkerende geestelijke, dat zich in zijn afzonderlijke partikeltjes weer verzameld heeft en zich als ziel in de mens mocht belichamen, om nu bewust ook het laatste stuk van de terugweg te gaan en nu ook bewust de hulp van Jezus Christus aan te nemen, zonder welke zijn opwaartse streven zonder succes zou blijven.

Aan Jezus Christus kan en mag geen mens voorbijgaan, want er is geen bevrijding uit de macht van de tegenstander van God zonder Hem, Die door Zijn dood aan het kruis de tegenstander heeft overwonnen en hem iedere ziel nu zal ontrukken die vrijwillig de weg naar het kruis neemt, die Jezus vraagt om vergeving van haar schuld en om hulp om weer terug te keren tot de Vader. Dit weten van de betekenis van het verlossingswerk moet de mensen worden overgebracht. Dan pas zullen ze zich vrijwillig tot Hem wenden en met Zijn hulp ook hun doel bereiken. Ze zullen terugkeren in hun vaderhuis, naar hun God en Schepper, en nu ook eeuwig bij Hem blijven.

Amen

BD.8304
20 oktober 1962

De verandering van de aarde

Dit ene is zeker, dat mijn woord waarheid is en blijven zal en dat u, mensen niet hoeft te twijfelen aan datgene wat van Mij is uitgegaan. En daar nu de tijd die een verlossingsperiode beëindigt, steeds naderbij komt, opdat er een nieuwe kan beginnen, zullen u zo ook mijn ophelderingen steeds meer onverholen toekomen. Nog voor het einde zal Ik u inwijden in mijn heilsplan van eeuwigheid en u in kennis stellen van zaken die tot nu toe voor u verborgen bleven, omdat het weten ervan tot nu toe voor uw zielenheil niet nodig was.

Nu echter is de tijd gekomen waarin mijn heilsplan wordt uitgevoerd, zover het de verandering betreft van de aarde die als scholingsplaats voor het geestelijke ongeschikt is geworden en die daarom hernieuwd moet worden om weer aan haar doel te kunnen beantwoorden.

U moet bedenken dat mijn liefde ook het nog in de scheppingswerken gebonden geestelijke geldt en dat Ik ook dit geestelijke nieuwe vormen wil geven om er de positieve ontwikkeling voor mogelijk te maken. Want al eindeloos lange tijden smacht het gekluisterde geestelijke in de harde materie waaruit de aarde bestaat. En deze harde materie moet eens ontbonden worden, dat wil zeggen: vrij worden om in nieuwe vormen over te kunnen gaan.

Dit gebeuren, het werk van vernietiging, zal voor u, mensen van onvoorstelbare omvang zijn en bijgevolg kan er van een totale ontbinding van alle aardse scheppingen gesproken worden. Waarbij er echter niet over het hoofd mag worden gezien dat de materiële bestanddelen behouden blijven, slechts zo lang in zekere zin ongebonden, tot Ik ze weer tot vormen laat worden die het geestelijke weer tot omhulsel dienen. Het scheppingswerk aarde vergaat dus niet, omdat mijn wil al het ontbondene weer consolideert en daaruit weer nieuwe vormen schept, om welke reden er ook van een ‘nieuwe aarde’ gesproken kan worden. Het beëindigen van deze verlossingsperiode is dus een daad van de grootste barmhartigheid voor al het geestelijke dat zich op de aarde bevindt en in de scheppingswerken gebonden is – het betekent een totale hervorming, maar geen vergaan van het hemellichaam aarde.

Duidelijk zichtbaar echter zal deze hervorming alleen aan het aardoppervlak zijn, omdat de mensen het proces van de verandering binnenin niet kunnen vaststellen of nagaan, ook wanneer ze de hervorming bewust zouden aanschouwen. Maar dit laatste is niet het geval, want het zal het werk van een ogenblik zijn, omdat alle voorwaarden aanwezig zijn om de nieuwe scheppingen dadelijk met iets geestelijks tot leven te brengen dat daar de graad van rijpheid voor bereikt heeft. Want al deze partikeltjes zijn aanwezig, ze hoeven dus alleen maar weer in de voor hen dienstige uiterlijke vormen geplaatst te worden.

U, mensen kunt u echter geen voorstelling maken van dit laatste werk van vernietiging, ofschoon u zelf daar de aanleiding toe geeft en door proefnemingen in strijd met Gods wil, in het binnenste van de aarde binnendringt en daar krachten in werking zet die u niet beheerst en waarvan u hun uitwerking niet kent. Ik hinder u daar echter niet bij, omdat ook de tijd is afgelopen die Ik voor deze verlossingsperiode gesteld heb. En dat wil Ik steeds weer benadrukken, dat Ik niets in de oude toestand laat en dat geen levend wezen op de aarde blijft bestaan. Ik zal echter ook al het nog gebonden geestelijke voor korte tijd de vrijheid geven, wat betekent dat ook de hardste materie het geestelijke moet vrijgeven en voor dit doel wordt ontbonden, om vervolgens weer duurzaam gemaakt te worden om weer iets geestelijks op te nemen zoals het mijn wil is.

Daar de materie zelf nog het geestelijke is dat aan het begin van zijn ontwikkeling staat, kan ze dus nog niet geheel vergaan. En zo zal ook het scheppingswerk ‘aarde’ niet vergaan, integendeel alleen veranderd worden. U kunt aan deze woorden geloof schenken, ook wanneer het hele gebeuren van het einde van de oude aarde voor u nog onbegrijpelijk is. Voor Mij is alles mogelijk en alles heeft zijn motivering in mijn eindeloze liefde.

Wanneer u dus in het werk van vernietiging dat Ik toelaat, alleen maar liefdeloosheid mijnerzijds ziet, bent u nog ver van het juiste inzicht verwijderd. U wilt steeds alleen het noodlot van de mensen zien, u denkt daarbij echter niet aan het geestelijke dat in de harde materie gekluisterd is, waarvoor ook eens het tijdstip van de bevrijding uit de tegenwoordige vorm moet komen, opdat ook zijn ontwikkeling in stijgende lijn verder kan gaan, volgens mijn plan van eeuwigheid.

En omdat het tijdstip van het einde steeds naderbij komt, maak Ik u daarom ook bekend met mijn heilsplan, opdat u zich daarnaar kan richten en nu met alle ijver mijn geboden vervult, zodat u dan niet tot diegenen hoort die de genade van het menszijn op de aarde voor zich verspelen en gevaar lopen inde materie verbannen te worden. Ik onderricht u waarlijk in alle waarheid. Maar slechts hij zal deze aannemen die vast wil staan in de waarheid en die de ernstige wil heeft, zijn doel op deze aarde te bereiken.

Amen

BD.8305
21 oktober 1962

Bewijzen van genade van de Vader in de laatste tijd

Het zal u, in de laatste tijd voor het einde, niet aan bewijzen van genade ontbreken, want u hebt ze nodig om sterk te worden en te blijven en om stand te houden tegen de aanvallen van de tegenstander. Maar Ik zal me ook zo aan u zichtbaar bekend maken en u zult alleen maar op uw dagelijkse levensloop hoeven te letten om Mij ook steeds bij u aanwezig te voelen. Want Ik wil u ook doen blijken dat Ik van al uw noden en lijden op de hoogte ben en Ik me om u bekommer. Weliswaar zal een mate van leed ook u niet bespaard kunnen blijven, Ik wil immers dat u in de hoogst mogelijke rijpheid van ziel uw aardse leven beëindigt, en het zal slechts korte tijd duren en al het leed zal voorbij zijn, u zult dankbaar denken aan datgene wat u moest doormaken, omdat u ook het resultaat ziet dat het leed u heeft gebracht. Toch ben Ik dicht bij u en draag zorg voor u en leid u door alles heen wat door het lot bepaald, nog voor u is weggelegd. Alleen dit ene is belangrijk dat uw geloof sterker wordt, omdat u dan tot alles in staat bent en geen falen hoeft te vrezen.

Ik wil steeds weer met u spreken, u alles duidelijk maken wat voor u nodig is te weten, Ik wil Mij zelf in mijn Wezen aan u openbaren opdat u in vol vertrouwen Mij al uw noden zegt en Mij zelf om hulp vraagt, die Ik u dan ook zeker verleen. En wat er dagelijks op u afkomt, steeds weer zult u daar mijn leiding in moeten herkennen, u moet weten dat Ik zelf alles stuur en leid en dat er geen gebeurtenis zo maar op u afkomt, maar alles in mijn liefde en wijsheid is overwogen, dat het u en uw medemensen tot zegen strekt.

U, die een duidelijke taak op aarde hebt te verrichten (de discipelen van de eindtijd), u die Mij bewust dient uit vrije wil, u staat onder mijn bijzondere bescherming en u hoeft u waarlijk geen zorgen te maken, want Ik zorg voor u en Ik help u ook uw taak ten einde te brengen, want Ik weet hoe nodig die is en welke zegen daar nog uit voort kan komen. En geef u daarom alleen maar vol vertrouwen in mijn handen, want wie zou er wel beter voor u kunnen zorgen dan uw Vader, die Zijn kinderen lief heeft en altijd alleen het beste voor hen wil. Wees alleen steeds bereid Mij tot u te laten spreken, want er is nog veel opheldering nodig, omdat de mensheid in dwaling en geestelijke duisternis voortgaat. U zult nog vaak verwonderd zijn over mijn leiding en zo zult u duidelijke bewijzen van genade mogen ervaren, dat uw liefde voor Mij zal toenemen en u steeds weer gesterkt zult worden in uw geloof, wat ook nodig is in de komende tijd. Want ook mijn tegenstander probeert u steeds weer aan te pakken, want dit is alsmaar door zijn streven, u van uw geestelijke missie, van al het geestelijk streven, af te brengen. Hem stoort het heldere licht dat u omstraalt in de voortdurende verbinding met Mij en hij wil het uitdoven. Maar het zal hem niet lukken, omdat het mijn werkzaam zijn is tegen hem, niet alleen het uwe. En Mij zal hij waarlijk niet de baas kunnen.

Maar u staat onder mijn bescherming, u behoort me al toe door uw bereidwillige medewerking en dus zal Ik u ook voor hem en zijn activiteiten weten te beschermen. Vrees daarom niet voor wat er ook op u afkomt van de kant van hen die zijn vazallen zijn, die u op elke wijze zullen trachten te hinderen in het voortzetten van mijn werk, die twijfel zullen zaaien in uw hart om u ongeschikt te maken verder voor Mij werkzaam te zijn. Tegen uw geloof en uw vaste band met Mij zal alles afketsen en steeds weer zal Ik me aan u bewijzen en bij u aanwezig zijn.

Maar weet dat u ook alleen dan volledig voor Mij bent in te zetten, wanneer u zich geheel van de wereld heeft losgemaakt. En zo zult u ook begrijpen waarom Ik zelf een handje help, dat u vrij zult worden van al het wereldse verlangen, u zult begrijpen, waarom u vaak lichamelijk verhinderd bent, de wereld ook maar de kleinste concessie te doen. Maar geloof, Ik zal u het leed zegenen en wat u zult moeten opgeven, zal u eens rijkelijk worden vergolden.

Maar Ik heb uw diensten nog nodig, want de aarde bevindt zich in de ergste nood, de mensen denken niet aan het einde, ze leven zorgeloos van de ene dag in de andere en maken zich helemaal niet ongerust over dat wat komen gaat, over hun toestand na hun dood, omdat ze niet geloven dat hun leven op aarde van betekenis is, dat ze een taak hebben te vervullen, dat ze zelf voor zich de toestand na hun dood veroorzaken, die ze echter niet meer kunnen afwenden, wanneer ze zich niet serieus bezinnen en zichzelf veranderen.

En daarom probeer Ik nog van alles om de mensen het doel van hun leven te laten weten, om nog zielen te redden voor het einde, dat niet lang meer op zich laat wachten. Want de tijd is vervuld, het einde is nabij.

Amen

BD.8308
23 oktober 1962

Het werkzaam zijn van Jezus op aarde

Het evangelie van de liefde leerde Ik u mensen, toen Ik over de aarde ging. Want de liefde zou u tot de hoogste ontwikkeling moeten brengen. En u zou ook moeten weten over haar uitwerking die u bij Mij zelf kon vaststellen. Want Ik genas de zieken en verrichtte wonderen van allerlei aard. En Ik kon dit alleen op grond van de liefde die in Mij woonde. Die Mij helemaal vervulde en die ook de vereniging met de Vader – de eeuwige Liefde – tot gevolg had, die doel is van ieder door de Vader geschapen wezen. Ik leefde u dus een leven in liefde voor en Ik straalde ook op mijn omgeving steeds alleen maar liefde uit. Bijgevolg kon Ik ook onderrichten in alle wijsheid. Ik kon de mensen een licht brengen dat hun geestelijke duisternis verlichtte, want het vuur van mijn liefde straalde dit licht van de wijsheid uit. En zo zult u mensen ook steeds pas dan tot inzicht komen, wanneer u een leven in liefde leidt. Want de liefde is de goddelijke lichtstroom die in het hart van de mens helderheid verbreidt, zodat hij tot een diep weten komt dat hem uitsluitsel geeft over zichzelf en zijn verhouding tot God, zijn Vader van eeuwigheid.

De mensen gingen voort in een toestand geheel zonder licht. Hun denken was onjuist, want hun harten waren zonder liefde. En dus ontbrak hun het vuur dat een licht uit kon stralen. En Ik kwam tot hen. Ik kwam midden onder de mensen en bracht hun een licht. Maar zij herkenden Mij niet. Zij namen het licht niet aan. Zij vervolgden Mij en waren Mij vijandig gezind, omdat hun liefdeloze levenswandel ook een wandel in zonde was. Maar Ik vergold al het kwade alleen met liefde. Ik bekommerde Me vol erbarmen om hun lijden. Ik bevrijdde ze van ziekten en leerde steeds alleen liefde, omdat dit het enige geneesmiddel was, zowel aards als ook geestelijk.

En er waren er maar weinige die Mij herkenden, die Mij navolgden en hun best deden voor een levenswandel in liefde. En in dezen werd het ook licht en ze sloten zich bij Mij aan, omdat ze in Mij ook de Messias herkenden. De Redder uit de diepste nood, die hun door profeten al lang tevoren werd aangekondigd. Maar het waren er maar weinige die mijn woorden geloof schonken en er naar leefden. Die in de liefde wandelden en door de duisternis van geest heen werden geleid naar het licht. Want het Licht vertoefde midden onder hen.

Ik preekte onophoudelijk de liefde en steeds weer zal Ik de mensen de goddelijke leer van de liefde verkondigen. Ik zal ze het als het belangrijkste voorstellen en alle mensen aansporen om net als Ik een leven in liefde te leiden om daardoor ook tot inzicht te komen, waarom ze op de wereld zijn, wat hun taak is en waar ze naar moeten streven. En zodra er een klein lichtschijnsel in hun hart is gevallen, zodra ze door werken van liefde in onbaatzuchtigheid zich met Mij als de eeuwige Liefde verbinden, zal het in hen steeds lichter worden. Hun kennis zal toenemen en deze kennis zal ook overeenstemmen met de waarheid. Want Ik, de Waarheid en de Liefde zijn één.

Wie in de liefde leeft, zal verbonden zijn met Mij en zich ook in de volledige waarheid bevinden. Hij is uit de nacht van de geest naar buiten getreden in het licht en alle duisternis is van hem geweken. Alleen de liefde brengt zoiets tot stand en daarom wordt u mensen steeds weer het evangelie van de liefde verkondigd. En wat er u dus ook aan opvattingen van buiten af wordt overgebracht, het moet steeds uw hart doen ontvlammen tot liefde. Steeds moeten het aansporingen zijn om uw aardse leven in liefde te leiden. Steeds zult u zelf u tot liefde moeten veranderen. U zult strijd moeten voeren tegen de eigenliefde en proberen ze te veranderen in onbaatzuchtige naastenliefde.

Ik zelf moet u als een God van liefde worden voorgesteld, met wie u alleen door de liefde weer in contact zult kunnen komen. Want de liefde is alles. Ze is kracht en licht. Ze is gelukzaligheid. Wie voortgaat zonder liefde, op hem drukt ook nog de duisternis en zijn weg over de aarde ligt donker voor hem. Wie zich tot liefde heeft gevormd, die zal niets meer doen terugschrikken. Want hij onderkent zijn God en Schepper als liefdevolle Vader en stuurt bewust op Hem aan. De liefde maakt los. Ze maakt vrij van alle verplichtingen. De liefde maakt gelukkig en schenkt gelukzaligheden in overvloed. De liefde gaat van Mij uit en leidt weer naar Mij terug. Want de liefde verbindt het kind met de Vader. De liefde schenkt het hoogste geluk, al op aarde en eens in de eeuwigheid. Want de Liefde is God. Ze verenigt Vader en kind tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8310
25 oktober 1962

Aankondiging van het einde en tekenen van de tijd

Het zijn de aankondigingen van een dichtbij zijnde einde, die de mensen ongeloofwaardig voorkomen en die ze daarom afwijzen en hen tevens laten twijfelen aan de waarheid van alle geestelijke boodschappen die Ik naar de aarde leid. En toch zal het niet lang meer duren dat deze aankondigingen in vervulling gaan, want mijn woord is waarheid. En juist de omstandigheid dat de mensen geen lange tijd meer hebben om hun wezen te veranderen tot liefde, geeft Mij aanleiding steeds weer op het einde te wijzen en hen ernstig aan te sporen mijn woord aan te horen en daaraan beantwoordend nu hun leven te leiden.

Maar de mensen willen niet geloven en Ik kan geen dwang uitoefenen op hun denken en willen. Ik kan hen alleen maar te kennen geven wat hun te wachten staat en moet het aan hun vrije wil overlaten hoe zij zulke kennisgevingen beoordelen en benutten. En daar het bij het einde om een gebeurtenis gaat die op deze aarde nog niet heeft plaatsgevonden, daar nu de mensen nog niets soortgelijks kennen, valt hun ook het geloof eraan zwaar, ofschoon Ik vanaf het begin van deze periode op aarde steeds weer op dit einde gewezen heb. Maar ze zouden ook op de tekens moeten letten die Ik eveneens voorzegde.

En ze zullen inzien dat de voortekens toenemen en dat er ook, zuiver werelds gezien, een verandering komen móet, want alles spitst zich toe, ook de mensen bevinden zich op een niveau dat te denken zou moeten geven – er heerst geen liefde meer, veeleer wedijveren de mensen in liefdeloosheid met elkaar. Er is geen harmonieuze samenleving meer, integendeel, de mensen zijn elkaar vijandig gezind en laten hun lage driften en hartstochten de vrije loop. Ze jagen materiële goederen na en streven naar geen enkele geestelijke band.

Het is zoals het was ten tijde van de zondvloed, de mensen zoeken alleen maar wereldse genoegens en verschaffen zich deze ook op onrechtmatige wijze, omdat de liefde volledig bekoeld is. En wie met open ogen om zich heen kijkt, moest ook de tekenen van de eindtijd herkennen en weten dat eens de vereffening moet komen, dat eens de macht en rechtvaardigheid van een God op de voorgrond moet treden, wanneer er tenminste nog aan een God geloofd wordt. En ontbreekt dit geloof helemaal, dan zijn de mensen waarlijk op een geestelijk dieptepunt aangeland, dat ook een einde van deze aarde naar zich toe trekt.

Maar van mijn kant uit kan niets anders worden gedaan dan steeds weer te wijzen op het einde, door steeds weer door de mond van profeten en zieners de mensen aan te spreken en hen opheldering te verschaffen over oorzaak en gevolg van het leven van de mensen; hen echter steeds de wilsvrijheid latend om de verkondigers van mijn woord geloof te schenken of niet. Toch, sneller dan u denkt, zal uw aller lot zich afspelen. U allen, die niet de genade hebt voortijdig weggeroepen te worden, zult die tijd moeten doormaken. Want mijn heilsplan is sedert eeuwigheid vastgesteld en zal ook worden uitgevoerd, omdat ook de tijd vervuld is die het geestelijke in deze verlossingsperiode werd toegewezen om vrij te worden uit de vorm.

En zelfs de uitermate korte tijd die u nog blijft tot aan het einde, kan voldoende zijn om definitief vrij te worden, wanneer u maar blijk geeft van de ernstige wil om aan het doel van uw leven op aarde te beantwoorden en bewust aanstuurt op Mij en Mij vraagt hulp te verlenen bij uw vervolmaking. Want aan deze serieuze vraag zal waarlijk gevolg worden gegeven. Ik zal u helpen uit elke geestelijke nood en u in diepe erbarmen tot Mij trekken, opdat u niet weer verloren gaat voor eindeloos lange tijd, wanneer het einde van deze aarde gekomen is.

Amen

BD.8311
27 oktober 1962

Ontketende natuurelementen

Eeuwig zal mijn zorg uitgaan naar u die nog op grote afstand van Mij verblijft en u verzet de weg naar Mij terug te gaan, en Ik zie vol erbarmen neer op de mensheid die geen aanstalten maakt zich naar Mij te keren en het zich afwenden van mijn tegenstander ten uitvoer te brengen. Het einde van deze aarde dat voor al haar bewoners beslissend is voor hun verdere lot, komt steeds dichterbij. Steeds dringender en aanmanender laat Ik mijn stem weerklinken en er komt een grote mate van lijden en nood over de aarde, die waarlijk voldoende zou zijn een verandering van de gevoelens der mensen te bewerkstelligen. Maar de meeste blijven er onberoerd door zolang ze niet zelf zijn getroffen en hun eigenliefde wordt steeds sterker, zodat ze zich schadeloos stellen met de genoegens van de wereld en nauwelijks aan de ongelukkige naasten denken.

En al komen er steeds meer ongelukken en catastrofes, ze vergroten zelf nog de nood en het lijden door eigen machinaties en daardoor brengen ze de mensen erg in het nauw. De zonde krijgt de overhand en het handelen van de enkeling tegenover zijn medemens is onverantwoord.

Ze zijn zo ver van Mij af dat mijn stem hen nauwelijks kan bereiken. En daarom brengen ze Mij ertoe hem luid te laten weerklinken van bovenaf, zodat ook zij nu nog in uiterste nood geraken door de elementen van de natuur, zodat ze de medemensen niet meer verantwoordelijk kunnen stellen voor wat er over hen losbarst, integendeel de uiting van een Macht moeten erkennen aan wie ze zelf niet in staat zijn weerstand te bieden. Ik moet dit laatste zeer krachtige middel toepassen, ofschoon ook zoiets geen dwang om te geloven zal zijn, omdat de mensen voor zichzelf alle andere verklaringen zullen geven dan die ene: dat hun God en Schepper zich wil uiten om door de mensen te worden gehoord.

Het geloof in een God is uitermate gering aanwezig en ook dit geringe geloof zullen veel mensen kwijtraken bij het zien van het vernietigingswerk dat de ontketende natuurelementen tot stand hebben gebracht. En toch pas Ik dit laatste middel nog toe, omdat enkele mensen Mij daardoor zullen vinden, die in uiterste nood de weg naar Mij nemen en een gebed in geest en in waarheid naar Mij opzenden. Op wonderbaarlijke wijze zullen ze redding ondervinden en Mij nu ook niet meer willen opgeven, omdat ze mijn hulp duidelijk hebben ervaren, die echter alleen ten deel kon vallen aan hen die Mij in geest en in waarheid aanriepen.

Talloze mensen zullen hun leven verliezen en de aarde moeten verwisselen voor het rijk hierna, maar hun is steeds nog de mogelijkheid geboden opwaarts te gaan, want nog zijn de poorten van het geestelijke rijk niet gesloten en het is voor veel mensen nog een genade van de aarde te worden weggeroepen. En Ik ken waarlijk de gesteldheid van hun zielen in hoeverre ze nog in staat zijn onderricht te worden in het geestelijke rijk hierna.

Maar de overlevenden staat op aarde nog een tijd van nood te wachten, die ook alleen maar te verdragen zal zijn als zij gebruik maken van de kracht en hulp mijnerzijds. Want er zal een chaos zijn die niet te overzien is, die u mensen alleen niet de baas zult kunnen worden en nu zal blijken dat de mijnen worden geleid door alle nood, omdat mijn hulp aan hen duidelijk zichtbaar zal zijn. En ze zullen nu ook nog hun medemensen troost en kracht kunnen geven doordat ze ook dezen wijzen op Mij, die alleen hun toestand kan verbeteren, maar die ook uit het diepst van het hart wil worden aangeroepen.

Ook dit laatste ingrijpen van mijn kant voor het einde zal een overgrote genade zijn ofschoon de meeste mensen aan mijn liefde zullen twijfelen, ja zelfs openlijk een God loochenen die zo’n ongeluk over de mensen laat komen. Maar het duurt niet lang meer tot het einde. En daarom moet er voordien nog alles worden geprobeerd om mensen te redden van het lot van de hernieuwde kluistering in de scheppingen van de nieuwe aarde, omdat dit lot zo verschrikkelijk is dat u mensen niet in staat bent u dit voor te stellen. En wil Ik u daarvoor behoeden, dan wend Ik dus tevoren nog die middelen aan die enig resultaat beloven, ook wanneer u er aan twijfelt dat ze het werk zijn van een levende God die in zich liefde is.

Het gaat Mij er alleen maar om, dat de mensen in hun nood aan Mij denken, dat ze de weg nemen naar Mij, dat ze in hun hart Mij erkennen en dan ook niet verloren gaan wanneer ze worden weggeroepen van de aarde, want dan is voor hen ook hun klim omhoog in het rijk hierna zeker. En overleven ze het enorme natuurgebeuren, dan zullen ze Mij ook niet meer opgeven. En aan hen allen is nog een tijd van genade verleend tot aan het einde, waarin ze serieus een beslissing kunnen nemen wanneer ze nog besluiteloos zijn.

De tijd loopt ten einde en er staat de mensheid nog veel zwaars te wachten. Maar die in Mij geloven, kunnen ook deze tijd met een gerust hart tegemoet zien, want ze zullen steeds mijn hulp ondervinden en ook deze nood zal voorbijgaan zodra het doel is vervuld. Want spoedig kom Ik zelf en haal de mijnen van deze aarde, wanneer de laatste dag is gekomen, zoals het voorzien is in mijn plan van eeuwigheid.

Amen

BD.8324
8 november 1962

De houding van de mensen tot Maria, de moeder van Jezus

Ik ben steeds bereid u een antwoord te geven als een geestelijke vraag u bezighoudt. Want u, die de waarheid die uit Mij komt, moet verbreiden – moet ook zelf in de waarheid wandelen. U moet in staat zijn de waarheid van de dwaling te onderscheiden. En daarom moet er voor u een licht ontstoken worden daar waar het in uw geest nog donker is, waar onduidelijkheid heerst. Want dit moet u goed onthouden, dat een verkeerde leer altijd weer nieuwe dwalingen tot gevolg heeft.

Over de houding van u mensen tot Maria, de aardse moeder van mijn lichaam, zijn u steeds weer uitleggingen gegeven in die zin dat zij wel het vererenswaardigste wezen in mijn rijk van het licht genoemd kan worden aan wie u mensen ook uw liefde mag schenken, maar altijd met het voorbehoud dat u er aan denkt dat zij zich wel in mijn rijk bevindt, maar dat zij zich daar alleen als “kind van God” bevindt, terwijl Ikzelf daar als God en Schepper, als Vader, als Oerbron van licht en kracht, als hoogste en volmaaktste Geest in de oneindigheid, heers. Zij is dus mijn schepsel – als kind tot Mij teruggekeerd, terwijl Ik de Schepper zelf ben en daarom van u die onbegrensde liefde zou willen ondervinden die u Mij ook zult schenken, als u geheel mijn wil aanvaard hebt en nu uit heel uw hart naar de vereniging met Mij verlangt.

Deze onbeperkte liefde van u wil Ik bezitten: en alle wezens in mijn lichtrijk die Mij evenzo innig liefhebben zullen zich steeds alleen inspannen zo op de mensen in te werken dat dezen zich tot Mij keren. Nooit echter zullen zij er toe bijdragen dat de liefde van de mensen een ander doel nastreeft dan Mij, wat echter wel gebeurt als een lichtwezen een bijzondere verering van de kant van de mensen geniet die echter alleen naar Mij moet uitgaan.

Daarom zal een lichtwezen zich nooit op zo’n wijze aan de mensen openbaren dat dit aanleiding geeft tot een verering van hemzelf. Want zo’n verschijning zou altijd slechts een verkeerde leer bekrachtigen, net als die van de verering van de Moeder Gods, Maria zoals deze bij de mensen ingang heeft gevonden. Ikzelf en ook geen lichtwezen zal ooit door zulke verschijningen zoiets in de hand werken – en daarmee dwaalleren begunstigen.

En omdat alle lichtwezens geheel mijn wil aanvaard hebben en ze ook zelf alles afweten van de schade die zulke dwaalleren de zielen van de mensen betrokkenen zal er ook nooit van de kant van de lichtwezens zo’n poging worden ondernomen. Wel echter bedient mijn tegenstander zich juist van zo’n geloof dat op de verkeerde weg is geraakt, en hij tracht dit te staven met verschijningen waarvan hijzelf de veroorzaker is. Want zodra het hem gelukt de aandacht van de mensen steeds meer op “vreemde goden” naast Mij te richten, verdringt hij mijzelf, Ik die toch het enige doel van het verlangen van de mensen wil zijn. Mijn tegenstander probeert steeds weer door list en bedrog de gedachten van de mensen alleen maar op dwaalwegen te leiden. En begrijpelijkerwijs kan hij daar het beste werken, waar door verkeerde leren de grond reeds gereed werd gemaakt voor de opname van zijn giftig zaaigoed.

Steeds weer openbaart zich mijn liefde en wijsheid aan de mensen door het toezenden van mijn woord, opdat zij met de waarheid bekend worden gemaakt. En zo moet u ook op de hoogte zijn van de activiteit van mijn tegenstander, die door aankondigingen van gebeurtenissen die hij al heel goed kent, het geloof van de mensen tracht te winnen. En omdat Ikzelf niet rechtstreeks kan inwerken op die mensen die op zijn fundament gebouwd hebben, doet hij het bij hen des te meer en wel door begoochelingen. Maar de mensen beseffen niet dat deze verschijningen misleidingen van mijn tegenstander zijn, die er zelfs niet voor terugschrikt onder de gedaante van het hoogste lichtwezen op te treden – omdat hij onder dit masker heel veel mensen kan bereiken.

Dat ook geestelijk volmaakte mensenzielen in bijzondere gevallen het tweede gezicht kunnen hebben wordt daarmee niet bestreden. Maar zodra het om het overbrengen gaat van dat wat voor de mensen van mijn kant voor het heil van hun zielen gedaan zal worden, geschiedt dat op de manier van een directe openbaring door de geest. En die openbaring gaat dan gepaard met de opdracht de mensen deze openbaring te verkondigen, en ze niet geheim te houden. Nooit echter worden zulke openbaringen door middel van onmondige kinderen gegeven en dan nog met het verbod er over te praten. En reeds daaruit moesten de mensen al opmaken wie de veroorzaker van zulke verschijningen is.

In de tijd van het einde heeft mijn tegenstander grote macht, en die benut hij waarlijk goed. En waar reeds dwaling is, daar zullen ook zijn activiteiten wortel schieten en zal daardoor de dwaling steeds meer versterkt worden. En dat er dwaling aan u mensen wordt aangeboden volgt al daaruit, dat er steeds weer dat lichtwezen op de voorgrond wordt geplaatst, terwijl het alleen zijn invloed zou moeten aanwenden om de mensen alleen tot Mij, als de goddelijke Verlosser, te leiden, omdat het weet in welke boeien zij smachten en dat zij alleen verlossing kunnen vinden door Mij in Jezus Christus. Zulke verschijningen hebben echter steeds tot gevolg, dat de verering van mijn lichamelijke moeder ’n ongewone opleving ondergaat – wat echter alleen de wens van mijn tegenstander is, opdat de mensen zich vreemde goden scheppen om die te aanbidden.

Er is een uitgebreid stelsel van leugens opgebouwd waarvan de muren steeds meer versterkt worden, dat, echter alleen door de zuivere waarheid, die uit Mij naar de aarde wordt gezonden, kan worden vernietigd. En wie nu in de waarheid wenst te wandelen, die zal ook alles duidelijk inzien en in staat zijn de leugen van de waarheid te onderscheiden. Hij zal van nu af aan mijzelf aanroepen om opheldering en Ik zal hem waarlijk de waarheid niet onthouden.

Amen

BD.8326
11 november 1962

Toestand van zwakte – Liefde geeft kracht

U zult nooit moeten geloven, dat Ik mijn liefde van u terug zal trekken, als u gefaald hebt, want Ik ken uw zwakke punten. Ik ben op de hoogte van de kwellingen, waaraan u van de kant van mijn tegenstander bent blootgesteld en Ik ken ook uw wil, die Mij is toegedaan. En daarom zal Ik u steeds maar weer overeind helpen, wanneer u gevallen bent, maar nooit aan u voorbijgaan, zonder u bijstand te hebben verleend. Steeds weer zult u in benarde toestanden terecht komen, steeds weer zal de vijand van uw ziel proberen u in verzoeking te brengen en steeds zal uw weerstand zwakker worden, al is het ook maar voor korte tijd, want omdat uw wil Mij geldt, zult u ook uw zwakheid onderkennen en tot Mij roepen om hulp. En hiervan zult u zeker kunnen zijn. U zult ook niet meer bewust zondigen, omdat u Mij zult willen toebehoren en Mij dat ook te kennen heeft gegeven door uw innerlijke instelling tegenover Mij. Maar steeds weer zult u in toestanden van zwakte geraken, want mijn tegenstander weet precies waar u nog kwetsbaar bent en daar valt hij u steeds aan. Hij gebruikt uw zwakheid en wil u tot zonde verleiden. Daarom moet u steeds waakzaam zijn en bidden om kracht, dat u niet zult vallen in momenten van verzoeking.

Maar u hoeft de vijand niet te vrezen, want zodra u zich aan mijn zijde plaatst, zal hij u niet meer kunnen overheersen, want Ik ben waarlijk sterker dan hij en Ik bescherm u, zodra u maar bescherming verlangt. Maar het leven op aarde zal tot aan het einde een strijd blijven voor ieder mens, omdat hij nog niet volmaakt is, want zolang ook geeft mijn tegenstander het niet op, om om uw zielen te worstelen. Maar wie zich eens aan Mij heeft overgegeven, kan ook van mijn voortdurende bescherming zeker zijn. En al wil hij (de tegenstander) ook nog zo volhardend zijn invloed doen gelden, Ik zal in gelijke mate mijn genaden uitstorten en met mijn liefde inwerken op de mensen, die aan hem en zijn macht willen ontsnappen.

Het gaat steeds alleen om uw vrije wil, naar welke Heer of heer deze zich keert. En zodra u gelooft in Jezus Christus en Zijn werk van verlossing, zult u Hem maar hoeven aan te roepen om versterking van uw wil en waarachtig, de tegenstander zal het verliezen. U zelf zult zegevierend tevoorschijn komen uit de strijd, die om uw ziel wordt gevoerd. Maar zonder strijd zou uw weg over de aarde ook zonder resultaat zijn. Tenzij de liefde in u zo helder ontvlamd is, dat u voortdurend dienstbaar bent, dat u dan ook al een hoge graad van rijpheid hebt bereikt, die de tegenstander van u wegdringt, want een dienen in liefde is het enige middel, waarvoor hij vlucht, omdat ze een helder lichtschijnsel verspreidt, waarin zijn slecht werkzaam zijn duidelijk is te zien. Dienen of strijden moet de mens, tot aan het einde van zijn leven. Het dienen in liefde zal hem zelf gelukkig maken, want het levert een overgrote mate van kracht op. Maar de strijd vraagt kracht en deze moet hij van Mij afsmeken, of weer door werken van liefde verwerven. En leeft u nu in liefde, dan zult u ook niet meer in toestanden van zwakte vervallen, waarin u voor de vijand van uw ziel bezwijkt, waarin u zondig zult worden, waarin u struikelt en gemakkelijk ten val zult kunnen komen. Doe daarom steeds alleen uw best, een leven in liefde te leiden en elke zwakheid zal van u wijken, zodat u aan alle verzoekingen van de tegenstander weerstand zult kunnen bieden en alleen nog maar mijn wil vervult. Want door uw werkzaam zijn in liefde zult u Mij zelf naar u toe trekken en waar Ik ben, heeft mijn tegenstander elk recht en elke macht verloren.

Amen

BD.8327
12 november 1962

De vereniging van de ziel met haar geest

Op de eenvoudigste en begrijpelijkste wijze openbaar Ik mijzelf aan u mensen, want Ik spreek niet alleen tot de verstandsmensen maar tot allen die naar de waarheid verlangen, ook als zij niet over een scherp verstand beschikken. Ik spreek hen echter zo aan dat het voor hen ook begrijpelijk is en daarom bedien Ik me daarvoor van een mens die zelf eenvoudig is in zijn manier van uitdrukken, die ook iedereen kan begrijpen als hij van mens tot mens spreekt, omdat Ik ook dan door mijn geest werk als hij aan geestelijke gesprekken deel neemt.

Wordt nu mijn woord naar de aarde gebracht, dan geschiedt dat ook op een manier dat de inhoud van mijn openbaringen duidelijk en bevattelijk is. Daarom zal ook ieder mens kunnen begrijpen, dat de gebeurtenis van de afval van de geesten daarin bestond dat zij het aanstralen van mijn liefde – mijn liefdegeest afwezen. Dat dus de terugkeer tot Mij weer daarin bestaat dat ze het aanstralen van mijn liefde vrijwillig aannemen, zich dus weer met mijn geest moeten verenigen. En die vereniging met mijn geest vindt dan plaats als de goddelijke liefdesvonk die in ieder mens ligt en deel is van Mij, ontstoken wordt tot een vlam die zich onafgebroken gedrongen voelt naar Mij, als het Oervuur terug te keren.

Dan is de gevallen oergeest weer tot zijn oerelement geworden en wel béwust. Want kracht uit Mij is hij gebleven ook ná zijn afval van Mij, omdat deze van Mij uitgestraalde liefdekracht niet kan vergaan. De terugkeer tot Mij kan dus alleen bewust geschieden, waartoe de vrije wil nodig is, die het voordien gekluisterde wezen als mens weer terugkrijgt en nu deze wil op de juiste manier moet gebruiken.

Wel gaat onbewust het oerwezen de weg terug, opgelost in ontelbare partikeltjes, als het in de scheppingen van de aarde gekluisterd is. En deze terugkeer is een daad van genade mijnerzijds, omdat Ik het allerdiepste gevallen wezen wil helpen, dat het die hoogte weer bereikt waar hem de vrije wil weer teruggegeven wordt.

Dan echter moet de vereniging van de geestvonk in hem met de Vadergeest van eeuwigheid plaatsvinden, als de uiteindelijke terugkeer moet worden gerealiseerd. De oergeest die als ziel van de mens nu de weg over de aarde aflegt is zo lang nog van Mij verwijderd, als hij zonder liefde is. Want ofschoon Ik hem een liefdesvonk gegeven heb, moet hij zelf eerst deze liefdesvonk laten opvlammen voordat zich nu de vereniging met de Vadergeest kan voltrekken. Want alleen de liefde brengt deze vereniging tot stand en de liefde moet vrijwillig door de mensen beoefend worden, wat dus ook het aanstralen van mijn liefdekracht mogelijk maakt en zodoende het wezen weer wordt wat het in het oerbegin was.

De ziel is een gevallen oergeest. Als er dus wordt gezegd: de ziel verenigt zich met haar geest, dan is onder geest altijd alleen te verstaan de liefdegeest uit mij, die door de oergeest eens werd afgewezen en deze zich afsloot voor iedere liefdestraal. Als mens draagt de ziel – de eens gevallen oergeest, een goddelijk geestvonkje in zich maar moet zich daar uit vrije wil bij aansluiten, wat de ziel nu bewust doet als zij zich openstelt voor het aanstralen van mijn liefde en daardoor zelf in liefde werkzaam is. Zij heeft dus de geest in zich en haar aardse opdracht is slechts zich door deze geest te laten beïnvloeden, wat steeds tot gevolg zal hebben, dat de mens de liefde beoefent en zich door die liefde met Mij verbindt, die de eeuwige Liefde ben. En dan verenigt de ziel zich dus weer met haar geest. De oergeest gedraagt zich niet meer afwijzend tegenover Mij en het aanstralen van mijn liefde, maar hij streeft bewust naar Mij toe. Hij verlangt naar de straling van mijn liefde en iedere scheiding tussen Mij en hem is opgeheven. Hij is weer hetzelfde goddelijke oerwezen dat van Mij is uitgegaan en na zijn vrijwillige afval van Mij ook weer vrijwillig naar Mij is teruggekeerd, maar nu tot mijn kind is geworden dat Ik Mij niet scheppen kon, maar waar de vrije wil van het geschapen wezen voor nodig was om hoogst volmaakt te worden.

Het heeft zich dus vergoddelijkt uit vrije wil en kan nu scheppen en werken met Mij in hoogste zaligheid in vrije wil, die echter ook de mijne is, omdat een volmaakt wezen niet anders willen en denken kan dan Ik, die de volmaaktste Geest ben in de oneindigheid.

Amen

BD.8328
13 november 1962

Gods voortdurende hulp op de aardse weg

Doorlopend wil Ik aan jullie schenken, want mijn liefde kent geen grenzen. En laat een mens mijn rechtstreeks in hem werkzaam zijn toe, dan is het ook zijn wil, door Mij bedacht te worden, dan is er geen sprake van geloofsdwang, want hij opent zich voor mijn gave van genade, omdat hij in Mij gelooft. Maar Ik kan nooit zichtbaar daar werken, waar dit geloof ontbreekt, waarom ook geen enkele mens mijn stem zal horen, die niet door zijn geloof – dat levend werd door de liefde – bewust met Mij in verbinding treedt.

Ik wil de mensen alles geven, waaraan zij gebrek hebben, of het nu geestelijke of materiële goederen zijn, want zolang mijn schepselen nog onvolkomen zijn, hebben ze voortdurende ondersteuning nodig, om tot voleinding te komen, en zolang ze als mens over de aarde gaan, moeten ze ook in elk opzicht aardse verzorging krijgen. De juiste maat echter weet Ik alleen, Ik ken de staat van rijpheid van de ziel en weet dus ook wat zij nodig heeft om rijp te worden. Maar Ik ken ook haar aardse behoeften. Ik weet, wat goed voor haar is en wat haar schaden kan, en Ik bedeel een ieder overeenkomstig zijn gesteldheid.

Want jullie mensen zijn niet allen gelijk geaard, jullie zijn door jullie vorige levens, door jullie gang door de schepping, zo verschillend naar jullie ziel gevormd, dat Ik me over iedereen afzonderlijk moet ontfermen, om hem steeds datgene te geven, wat hij nodig heeft. En ook aards moet Ik jullie verschillend bedenken, omdat ook dit de toestand van jullie ziel eist. Jullie hebben allen mijn bijzondere verzorging nodig, en jullie moeten het ook geloven, dat de geestelijke vooruitgang van een ieder van jullie, welke Ik probeer te bevorderen met de juiste middelen, Mij na aan het hart ligt.

Want dat is mijn liefde, dat zij jullie naar de hoogste graad van rijpheid wil leiden, omdat Ik jullie dan in mijn rijk eindeloos gelukkig maken wil en kan. Omdat jullie je eertijds vrijwillig van Mij afgekeerd hebben en dus zelf schuld hebben aan jullie onvolmaakte toestand, zijn het nu allemaal middelen van genade, die jullie onophoudelijk toestromen, en mijn liefde zal nooit ophouden, tot jullie weer met Mij verenigd zijn, want jullie zijn uit mijn liefde voortgekomen en keren ook onherroepelijk eenmaal weer naar Mij terug.

Maar al kunnen jullie er ook verzekerd van zijn, dat mijn middelen van genade succesvol zijn, jullie mogen je er niet tegen verzetten, jullie mogen je niet voor mijn liefde afsluiten, door Mij tegen te werken, door jullie aan mijn tegenstander over te geven, die alles zal doen, om de terugkeer naar Mij te verhinderen. Ik verlang van jullie dat jullie je bewust tot Mij wenden, wat tegelijkertijd een afwenden van mijn tegenstander betekent. Want dan omvat mijn liefde jullie en laat jullie voor eeuwig niet meer vallen.

Is er echter in jullie hart geen plaats voor gedachten aan Mij, dan is jullie hart in het bezit van mijn tegenstander, en dan zal het slechts gevuld zijn met wereldse gedachten, met aardse wensen, met begeerten van allerlei aard, en heeft hij volledig bezit genomen van jullie ziel en laat hij zich maar moeizaam daaruit verdrijven. Dan zal mijn liefde weliswaar steeds weer proberen, een verandering van jullie wil te bewerkstelligen door slagen van het noodlot van allerlei aard, maar jullie zullen je steeds zelf weer moeten overwinnen en de richting van jullie gedachten moeten veranderen.

En daartoe kunnen jullie niet gedwongen worden, waarom Ik ook niet rechtstreeks tot jullie zou kunnen spreken, omdat een dergelijk aanspreken een dwingen van jullie geloof en wil zou zijn. Jullie moeten de weg tot Mij vrijwillig betreden, en jullie zullen waarachtig overal steun vinden, die de weg voor jullie lichter maakt en die als een licht voor jullie uit schijnt, zodat jullie de weg waarop jullie gaan herkennen. En dan zal Ik zelf jullie ook begeleiden, Ik zal me aan jullie als Leider aanbieden, en gezegend zijn jullie, wanneer jullie mijn leiding aannemen en je volledig aan Mij overgeeft.

Ik leid jullie weliswaar weg uit de wereld, maar jullie zullen dan ook niet meer achterom kijken, jullie zullen dan niet meer verlangen naar het rijk, dat jullie nu vrijwillig hebben verlaten, maar jullie blikken zullen opwaarts gericht zijn en slechts één doel nastreven, Mij zelf. En jullie aardebewoners kunnen van Mij aannemen, dat Ik om jullie zielen worstel en jullie volg met steeds dezelfde zorg, dat Ik steeds weer op jullie weg zal komen, want Ik wil jullie niet verliezen, Ik wil jullie aandacht vestigen op geestelijke goederen, die onvergankelijk zijn, en Ik wil jullie daarom de vergankelijkheid van de wereld voorhouden.

Want nog is jullie weinig tijd gegeven, waarin mijn liefde en genade jullie volgt en waarin jullie je niet tegen Mij mogen verzetten, om ook deelgenoot te worden van deze liefde en genade. En Ik wil jullie steeds weer aanspreken door mijn dienaren, Ik wil jullie een genademiddel geven dat uiterst werkzaam is, wanneer jullie zelf maar niet tegenstribbelen en bewust mijn genade in ontvangst nemen.

Amen

BD.8329
14 en 16 november 1962

Grote geestelijke nood in de eindtijd

U zult u niet mogen verwonderen over de verwarde opvattingen van de mensen in de laatste tijd voor het einde – het doet er niet toe op welk gebied. Overal heerst mijn tegenstander en hij beïnvloedt het denken van diegenen die niet helemaal vast met Mij verbonden zijn. Maar de mijnen zullen zich afvragen hoe het mogelijk is dat een zo verkeerd denken onder de mensheid is ingezet, want ze zijn door Mij zelf in hun denken geleid en kunnen daarom niet begrijpen in welke denkrichting de mensheid verkeert; omdat ze weinig geloof heeft en haar weg alleen gaat zonder Mij, en mijn tegenstander zich derhalve bij hen kan aansluiten. Aards en geestelijk hebben de mensen zich van de waarheid afgekeerd, van natuurlijk(e) gevoelen(s) en van al het goede en mooie. Daarentegen zijn ze de wereld in de meest krasse vorm toegedaan, dat wil zeggen: ze vervormen alles en hebben elk gevoel voor het juiste en goede verloren. En geestelijk bevinden ze zich in diepste duisternis, ze weten niets over geestelijke samenhangen, over hun God en Schepper en de opgave van hun leven op aarde en wensen daar ook niets over te weten te komen. Ze leven in geheel verkeerde wilsrichting en geven daarom mijn tegenstander onbeperkte macht, die hij gebruikt op de meest kwalijke wijze.

En hulp is zo lang onmogelijk als in hen zelf niet het verlangen opkomt duidelijkheid te verkrijgen in alle zaken. Er moet uit henzelf dit verlangen bovenkomen, vanuit het inzicht dat de wereld en haar goederen vergankelijk zijn en dat hun leven niet alleen doel op zichzelf kan zijn, integendeel middel tot een doel moet zijn. Dit inzicht kunnen ze verkrijgen zodra ze als het ware hun levenslust hebben botgevierd, zodra ze aards hebben genoten van wat hun begerenswaardig voorkwam. Er kunnen uren van innerlijke bezinning komen die hun het leven dat ze tot nu toe hebben geleefd onnozel en onzinnig doet voorkomen en dan is het mogelijk dat ze plannen maken om te veranderen, dat ze toegankelijk zijn voor het spreken van de medemensen die op de juiste weg wandelen en hen trachten te overtuigen dat hun weg de juiste is. En mensen zouden erbarmen moeten hebben met de geestelijke nood van een medemens en er aan denken door ten gunste van hem te bidden. Want zulke gebeden blijven niet onverhoord. Maar meestal behoudt de tegenstander zijn macht over zulke mensen en de geestelijke nood wordt steeds bedreigender en is ook oorzaak van de verandering van deze aarde. Want zodra het geestelijk dieptepunt is bereikt, is ook een verwoesting van de oude aarde met al haar scheppingen gemotiveerd, een totale verandering van al datgene wat het onrijpe geestelijke bevat met als doel de positieve ontwikkeling.

Steeds zal er voor het einde van een verlossingsperiode deze op de materie gerichte toestand onder de mensen zijn waarin het geestelijke besef onder de mensen verloren is gegaan, omdat er in deze tijd veel mensen op aarde zijn die nog veel onrijp geestelijks in zich dragen, wier tijd echter is afgelopen die hun werd toegekend om vrij te worden uit de vorm. Deze mensen kunnen rijp worden in de tijd tot aan het einde, maar ze moeten hun weerstand tegen Mij opgeven, ze moeten hun wil veranderen en op Mij richten. Maar hun ontbreekt het geloof in Mij als God en Schepper, die hun kracht kan en wil doen toekomen. Zonder deze echter zijn ze te zwak. Maar ze worden voortdurend gewezen op de Macht die hun het leven gaf, zowel door mijn woord dat deze mensen ook soms bereikt alsook door dat wat ze meemaken, het eigen lot en dat van hun medemensen. Want Ik maak me aan alle mensen bekend die er maar over nadenken wat het aardse leven hun ten deel laat vallen. Het denken staat de mens volledig vrij, hij wordt wel beïnvloed door mijn tegenstander of ook door de krachten van het licht, maar niet gedwongen in dezelfde richting te denken als zij. Maar zolang de mens van Mij uit denkvermogen bezit, moet hij zich ook verantwoorden over hoe hij zijn aardse leven heeft gebruikt, want van Mij uit wordt er alles aan gedaan om zijn denken te stimuleren.

En daarom is het de mensen ook mogelijk op aarde rijp te worden – dat hun het binnengaan in het lichtrijk toestaat – die in een nog erg onrijpe toestand deze aarde betreden. Ze mogen geaard zijn hoe ze willen, het is hun niet onmogelijk zichzelf te veranderen en de voltooiing te bereiken, omdat mijn genade op buitengewone wijze allen toevloeit en ze alleen maar hoeft te worden benut. En zelfs met een zeer zwakke wil houd Ik rekening, doordat Ik zulke mensen in situaties laat komen waar hun weerstand afneemt en het hun makkelijk zou kunnen vallen zich op Mij te richten. Ik wend elk middel aan dat nog succes belooft, opdat de ziel niet ten prooi valt aan het lot van de hernieuwde kluistering. Maar de laatste vrijheid moet Ik aan hen overlaten.

Het is een grote genade wanneer ze voortijdig uit het aardse leven worden weggeroepen, omdat ze dan op aarde niet meer dieper kunnen vallen en in het rijk hierna waarlijk alles wordt geprobeerd om hen voor een verdere val in de diepte te behoeden. Maar dan houden ze zich nog in de nabijheid van de aarde op en ze kunnen ook het lot van veel mensen die met hen nauwe banden hadden in het leven op aarde, op de voet volgen. Ook in de geestelijke wereld kunnen ze nog denken, ofschoon vaak verward, maar er wordt hun steeds weer bijstand verleend van de kant van de lichtwezens die zich onherkenbaar gehuld in hetzelfde gewaad, bij hen voegen en met hen spreken. Alles wordt er geprobeerd de zielen op de weg ten hogen te brengen, steeds zonder dwang van hun wil, maar in liefdevolle zorg, die ook soms wordt herkend en in dank aangenomen. Zodra echter deze verlossingsperiode ten einde loopt, zijn ook de poorten van het geestelijke rijk gesloten, dat wil zeggen: dan is op aarde al de scheiding voltrokken van de bokken en de schapen. Alleen blijven nog die mensen over die Mij trouw zijn en overgeplaatst worden op de nieuwe aarde. Maar de anderen zijn de aanhang van mijn tegenstander en ze delen ook het lot van mijn tegenstander. Ze worden gekluisterd weer voor eindeloos lange tijd.

En daarom moet u de mensen niet beklagen die uit het leven worden weggeroepen, want bij hen is er steeds nog een verbetering te behalen, ze zijn niet helemaal ten prooi gevallen aan mijn tegenstander, ofschoon ze ook in het rijk hierna nog weg kunnen zinken, terwijl zij die achterblijven wel nog tot het einde de mogelijkheid hebben om te keren en dan ook gered worden van de ondergang, maar deze mogelijkheid weinig benutten en daarom een vreselijk lot tegemoet gaan. En u zult ook het eerdere sterven van uw geliefden als een daad van genade van mijn kant mogen beschouwen en zodra u hen liefdevolle gedachten en voorspraak doet volgen, hoeft u ook niet meer bang te zijn dat ze verloren gaan.

Deze toezeggingen van mijn kant moeten u altijd troostvol aandoen en de verklaring geven van alle slagen van het noodlot, ongevallen en catastrofen waarbij zoveel mensen hun leven verliezen. Want Ik wil het aantal ongelukkigen die een hernieuwde kluistering ondergaan, verminderen voor zover dit mogelijk is.Want dit zal erg groot zijn, want mijn tegenstander is op het einde op zon manier bezig dat hij grote aanhang heeft en behoudt. Maar dit ene staat vast, dat zowel op aarde alsook in het geestelijke rijk wordt geworsteld om iedere afzonderlijke ziel, dat er alles aan wordt gedaan om de mensen op de juiste weg te leiden en de zielen van hen die zijn gestorven behulpzaam te zijn. Want alle moeten eens de gelukzaligheid bereiken.

Amen

BD.8330
17 november 1962

De roep van de Herder – Grote geestelijke nood

Slechts weinigen luisteren naar mijn stem die van boven weerklinkt. Het is maar een kleine kudde die Ik op het einde bijeen kan brengen en naar huis leiden in een betere wereld, hetzij op aarde of ook in het geestelijke rijk. En daarom ga Ik nog tot aan het einde iedere afzonderlijke ziel achterna en lok en roep, opdat ze de weg naar Mij terugvindt.

Als goede Herder probeer Ik alle schaapjes te redden die in gevaar zijn omlaag te storten, die te hoog zijn geklommen en bezwaarlijk alleen de weg aankunnen. Geen van mijn schaapjes zal Ik zonder hulp laten en Ik zal alles doen om ze te bevrijden uit de klauwen van mijn tegenstander, die binnengedrongen is in mijn kudde, die ze uit elkaar dreef en ze wil verhinderen dat ze de weg terugvinden naar hun Herder. En wie op mijn lokroep acht slaat en er gevolg aan geeft, hem zal mijn sterke arm ook beschermen tegen die aanvallen.

En daarom zal steeds weer mijn stem weerklinken. En allen zullen hem kunnen horen, want daar er dichte duisternis is, moeten ze eerst mijn roep horen. En geven ze er gevolg aan, dan zal het ook spoedig lichter worden. Ze zullen het licht en de vrijheid bereiken, want Ik ben waarlijk een goede Herder, die al Zijn schaapjes een onderkomen heeft bereid waarin ze zich behaaglijk voelen. Ik wil de mensen naar de gelukzaligheid leiden. Ik wil dat ze de weg naar huis vinden, naar hun vaderhuis, en spreek hen daarom steeds weer van boven toe. De mensen hebben veel hulp nodig in de laatste tijd voor het einde, omdat ze zwak zijn en voortdurend bedreigd worden door de vijand van hun zielen.

Maar slechts hoe weinigen nemen de hulp aan die hun Vader van eeuwigheid hun wil verlenen. Hoe weinigen luisteren naar Mij en geven gevolg aan mijn woorden.

En al openbaar ik me op nog zo ongewone wijze, ze slaan er geen acht op en dwingen Mij middelen te gebruiken die hen pijnlijk treffen, maar die toch nog succes kunnen hebben en daarom ook als bewijs van de liefde mijnerzijds kunnen worden beschouwd. Ook dan zullen weer slechts weinigen de weg naar Mij vinden, maar terwille van deze weinigen laat Ik niets onbeproefd, want dezen zijn gered van het vreselijke lot van de hernieuwde kluistering en wat dit betekent, weet Ik alleen.

De geestelijke nood op aarde is enorm groot en die zet Mij aan om in te grijpen, wat u mensen aanstonds te wachten staat. Geloof deze aankondigingen van Mij en bereid u erop voor, door u in verbinding te stellen met Mij door gedachten of innig gebed. Want zodra u maar de band met Mij tot stand hebt gebracht, zult u niet meer verloren kunnen gaan, zelfs niet wanneer de graad van uw rijpheid nog gering is, want u hebt Mij zelf erkend en u hoeft dan het lot van een hernieuwde kluistering niet meer te vrezen. En zelfs wanneer u uw aardse leven zult verliezen, kan Ik u toch opnemen in het geestelijke rijk, waar u steeds nog hoger zult kunnen klimmen.

Dan hebt u gevolg gegeven aan de roep van uw Herder en bent u naar Hem teruggekeerd en mijn tegenstander heeft u moeten vrijlaten. Want zodra uw vrije wil Mij erkent, zult u tegenover het verlossingswerk van Jezus Christus ook niet meer afwijzend staan, wanneer het u naar waarheid wordt uitgelegd en met redenen omkleed. En u zult de weg naar het kruis nemen, al gebeurt het ook pas in het rijk hierna, maar de verlossing is u verzekerd. Roep Mij aan in grote nood wanneer mijn stem van boven voor u weerklinkt, die zich uit door de krachten van de natuur. Roep Mij, opdat u niet weer verloren gaat voor eindeloos lange tijd.

Maar tevoren zal Ik mijn woord overal heen sturen waar er nog een gewillige ziel is die mijn stem als “stem van de Vader” herkent. En alles zal gebeuren wat mogelijk is om zielen van de ondergang te redden, die maar gewillig zijn, die hun weerstand tegen Mij opgeven en zich door Mij en mijn liefde laten vastpakken. Want Ik heb er waarlijk geen vreugde in dat de lijdensweg van mijn schepselen wordt verlengd. Ik wil steeds alleen maar gelukzaligheid bereiden en al mijn schepselen helpen gelukzalig te worden.

En daarom wil Ik alleen maar, dat de mensen over mijn wezen te weten komen, dat Liefde, Wijsheid en Macht is; dat ze zich vol vertrouwen tot Mij wenden in elke aardse of geestelijke nood, opdat ze Mij hun wil bewijzen en Ik hen helpen kan.

En daarom zal Ik tot de mensen spreken tot het einde toe. Ik zal niet ophouden hen te waarschuwen en aan te manen. Ik zal mijn schapen roepen en lokken, want Ik ben waarlijk een goede Herder, die zijn kleine kudde bijeen zal brengen voordat het einde komt.

Amen

BD.8331
18 november 1962

Jezus leefde de mensen het leven voor

Het leven van de mens Jezus op aarde was een onafgebroken dienen in liefde. Want Hij wilde de mensen een voorbeeld geven van een juiste levenswandel, om hen ertoe te brengen Hem na te volgen en zo dus ook gezegend te worden als uitwerking van een leven in liefde.

Hij zelf was vervuld van liefde. Want Hij bracht de liefde mee uit het rijk van het licht, waar Zijn ziel uit was afgedaald naar de aarde. Hij was niet belast met de oerzonde, die daarin bestond dat de wezens zich geheel richtten op hun liefde; dat ze het aanstralen van de liefde van hun Vader van eeuwigheid afwezen. Hij was met de Vader zeer innig verbonden en dus ontving Hij ook onophoudelijk het aanstralen van Zijn liefde en daarom nam Hij de liefde mee naar de aarde. En op grond van Zijn liefde wist Hij ook wat liefdeloosheid betekende voor de mensen. Hij wist dat ze een verduisterde geest hadden zonder liefde en dat ze daarom ook geheel een prooi waren van hem, die zonder liefde over hen heerste en hen tot handelen aanzette dat tegen God gericht was.

En over deze grote nood der mensen ontfermde Hij zich. Hij trok alle mensen in het bereik van Zijn liefde en Hij diende hen, doordat Hij zich bekommerde om alle aardse noden van degenen die Hem omringden, doordat Hij hun ziekten genas en ze van hun zwakheden en gebreken bevrijdde.

En ook om de geestelijke nood bekommerde Hij zich, doordat Hij onderrichtte en trachtte de mensen vertrouwd te maken met de waarheid, om de duisternis uit hen te verdrijven, om hen opheldering te verschaffen, dat ze alleen door de liefde weer naar God terug konden keren. Want Hij wist dat Hij het verlossingswerk voor de mensheid zou volbrengen om de terugkeer van de gevallen broeders naar God weer mogelijk te maken, die zonder Zijn dood aan het kruis als delging van de oerschuld nooit meer zou hebben kunnen plaatsvinden.

Maar het verlossingswerk kon alleen succesvol zijn voor de mensen, als ze nu ook een leven in liefde leidden, omdat ze daardoor pas weer hun wezen, zoals dat geheel in het begin was, konden verwerven; omdat alleen de liefde een dichter bij God komen mogelijk maakt, die de eeuwige Liefde is. Daarom onderrichtte Hij onafgebroken en de inhoud van Zijn evangelie bestond uit de goddelijke leer van de liefde, de geboden van de liefde tot God en de naaste, hetgeen dan ook Zijn leerlingen moesten verbreiden in de wereld.

Daarom zult u mensen de weg van de navolging van Jezus moeten gaan. U zult een levenswandel in liefde moeten leiden, maar ook een mate van lijden geduldig op u nemen. Want de weg over de aarde van Jezus was onuitsprekelijk smartelijk. En Hij wist al tevoren welk groot leed Hem wachtte en toch ging Hij deze weg in vrije wil. Want Hij was naar de aarde gekomen om tegenover de Vader een overgrote boete te doen voor Zijn gevallen broeders.

Deze zondeschuld kon alleen door een buitengewoon zware lijdensweg teniet worden gedaan en deze is de mens Jezus waarlijk gegaan. Maar de liefde in Hem gaf Hem daartoe ook de kracht. Hij was vervuld van de goddelijke liefde. Zijn lichaam bevatte de eeuwige Liefde. En dus betrok Hij ook voortdurend de kracht van Haar, die Hem er toe in staat stelde, het verlossingswerk te volbrengen.

God zelf was in Hem. Zijn ziel was een ziel van het licht en alleen het lichaam maakte deel uit van de aarde, dat nog onrijpe substanties bevatte, die de mens Jezus echter vergeestelijkte door Zijn leven in liefde en tenslotte door Zijn lijden en sterven aan het kruis.

Hij heeft dus de mensen het leven voorgeleefd, dat alle mensen kunnen leiden met Zijn hulp, dat wil zeggen zodra ze verlost zijn door Jezus Christus en vergiffenis hebben gekregen voor hun schuld. Want zonder deze verlossing zijn ze te zwak om in navolging van Jezus te leven. Ze zullen noch liefde beoefenen, noch van zins zijn leed te dragen, omdat de oerschuld hen nog terneer drukt en ze dus onder de invloed van de tegenstander staan, die de aanleiding gaf voor hun val in de diepte.

Maar wie bereid is de weg van de navolging van Jezus te gaan, die erkent Hem ook als de goddelijke Verlosser. En hij heeft zijn schuld onder het kruis gedragen. Hij smeekt Hem om versterking van de wil en hij zal de genaden gebruiken die de mens Jezus door Zijn dood aan het kruis voor hem heeft verworven. En ook diens ziel zal rijp worden door liefde en leed. Ze zal – vrij van haar oerschuld – nu ook alle ballast kwijt kunnen raken, wat door liefde en leed teweeg wordt gebracht. Want Jezus heeft niet voor niets de woorden uitgesproken: Neem uw kruis op en volg Mij na. Hij is als kruisdrager voorgegaan en Hem zult u moeten volgen. Hij haalde de kracht voor Zijn gang naar het kruis uit de Liefde, die in Hem woonde.

U mensen zult altijd aanspraak kunnen maken op de liefde van Jezus en Zijn kracht, want Hij is de eeuwige Liefde zelf, die Zijn intrek nam in Zijn vleselijke omhulsel, die dit omhulsel geheel vergeestelijkte en ze doorstraalde om zichzelf zichtbaar te maken voor de wezens die eens uit de eeuwige Liefde waren voortgekomen en God wilden zien. Maar steeds moet de mens door liefde zich verplaatsen in die staat, die hem bij het allereerste begin eigen was. Hij moet de ommekeer naar de liefde voltrekken zolang hij op aarde vertoeft. En hij kan het, wanneer hij maar zijn toevlucht neemt tot Jezus, wanneer hij Hem navolgt en de weg gaat van liefde en leed.

Amen

BD.8332
19 november 1962

Wilsbeslissing – Denkvermogen – Stem van het geweten

Het stadium van het zelfbewustzijn is voor u het laatste stuk op de weg naar de voltooiing die u, die de vrije wil bezit, zult kunnen bereiken, maar die u ook weer voor lange tijd zou kunnen verspelen wanneer u uw wil opnieuw verkeerd gebruikt. In dit stadium van het zelfbewustzijn waarin u als mens over de aarde gaat, ben u begiftigd met het verstand, dat wil zeggen uw denkvermogen staat het u toe u grondig bezig te houden met alles wat u beleeft. En u stelt u door uw denken nu met geestelijke krachten in verbinding die trachten uw ziel ertoe te brengen in dezelfde richting te willen en te denken als zij zelf. En daar er negatieve en positieve krachten om uw ziel strijden, zullen dus ook die beide krachten het bij u proberen. Ze zullen proberen hun wil op u over te dragen, dat wil zeggen zich in uw denken te mengen en uw wil trachten te winnen. En dus zult u moeten weten dat u voor uw leven op aarde een verantwoordelijkheid draagt, want voor dit doel is u het bestaan als mens gegeven, dat u uw gedachten zich laat ophouden in God gewilde ordening, en u zult dit ook kunnen, want u wordt van binnenuit tot juist denken en willen aangezet door de stem van het geweten.

Een kleine aanmanende en waarschuwende is er in u, die u goed en kwaad laat inzien en die u altijd tot het goede tracht te bewegen. Het geringste toekeren naar het goede heeft ook het inschakelen van de goede krachten tot gevolg, zodat ook uw gedachten worden aangespoord in de juiste richting te gaan. Bovendien wordt er ook van de kant van God voor gezorgd dat u met Zijn woord vertrouwd wordt gemaakt, dat u de geboden van de liefde voor God en de naaste leert kennen, dat u een weten over uw God en Schepper wordt overgebracht, al is het vooreerst maar gering. En het ligt nu aan uzelf dat u tegenover Hem de juiste instelling vindt, dat u aan de invloed van de positieve krachten toegeeft die uw gedachten steeds op God en het geestelijke rijk zullen richten. Tegelijkertijd zal weliswaar ook de tegenstander Gods invloed op u trachten te verkrijgen door het toesturen van negatieve gedachten en u zelf, dat wil zeggen uw wil, beslist nu naar wie u luistert.

Er is u echter van God uit het denkvermogen gegeven, omdat u zelf zult moeten beslissen en omdat u door uw wilsbeslissing voor uzelf het lot schept voor de eeuwigheid. Uw “ik” zal zich eens moeten verantwoorden, want dit “ik” is de ziel, de eens gevallen oergeest die als mens wel het vermogen heeft juist te beslissen, daar er anders geen verantwoording van hem zou kunnen worden gevraagd. Maar daar deze ziel aanvankelijk als een goddelijk schepsel uit de liefde van God was voortgekomen, is ze ook zo geaard dat ze de terugkeer naar God kan volbrengen omdat haar in elk opzicht hulp wordt geboden. Maar of ze het wil, dat bepaalt ze zelf en daar moet ze zich ook voor verantwoorden. Want al strijdt de vijandige geest net zo om haar wil, toch kan hij haar niet dwingen.

Maar van God uit is de mens zo uitgerust dat hij liefde kan beoefenen. En de liefde garandeert hem ook een juiste wilsbeslissing en dat hij daarvan op de hoogte is, daar dragen de goede krachten in het geestelijke rijk voortdurend toe bij en ze doen de mens een weten toekomen dat hem de uitwerking van een leven in liefde bewijst (onthult) en de wil van de mens alleen maar hoeft te beslissen, die echter vrij is en noch van God uit noch door Zijn tegenstander gedwongen wordt. En daarom is het stadium als mens uitermate belangrijk voor het lot van de ziel in het geestelijke rijk dat ze na de dood van het lichaam zal binnengaan. Want zoals de mens op aarde heeft beslist, zo zal zijn ziel geaard zijn: naar God toegekeerd of toebehorend aan Zijn tegenstander. En zo zal ze ook worden bedacht door God of door Zijn tegenstander.

Het aards bestaan zal haar steeds weer gelegenheid bieden haar wil in deze of gene richting te sturen. Luistert ze naar de innerlijke stem, dan zal haar willen en denken juist zijn, want door deze innerlijke stem geeft God zich zelf aan ieder mens te kennen en wie op deze stem acht slaat zal ook zijn doel bereiken. Hij zal zich spoedig met God zelf verbinden en Hem nu bewust om Zijn leiding vragen en dan kan hij ook zeker zijn van zijn doel, dan zullen de positieve krachten steeds het overwicht hebben en alles wegdringen wat ongunstig op de ziel zou willen inwerken. Het zelfbewuste, de mens, moet van zich uit tot de conclusie komen dat het door een zelfbewust Wezen is voortgebracht Dat de hoogste volmaaktheid heeft, en zich met dit Wezen trachten te verbinden door middel van gedachten of door werkzaam te zijn in liefde. Dan zal het gegarandeerd zijn doel bereiken, de voortdurende aaneensluiting met God tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8333
20 november 1962

De opdracht om het woord te verspreiden

Draag dus mijn woord uit in de wereld. Als Ikzelf u deze opdracht geef, dan kunt u er ook zeker van zijn dat Ik alles zal doen om u de mogelijkheid te verschaffen haar uit te voeren. Ik zal zelf uw levenslot zo leiden dat u mijn verzoek zult kunnen nakomen. En Ik zal zelf de wegen bepalen die u in uw aardse leven moet gaan.

Niets komt er zomaar op u af, alles is zo beschikt dat het de verbreiding van mijn woord ten goede komt. En ook de medemensen zullen uw levensweg zo kruisen zoals Ik het als succesvol zie, dat ook zij tot een rijper worden van hun ziel komen, als hun wil zich daar niet tegen verzet. En al lijkt het u nu alsof de gelegenheden u zijn ontnomen om voor Mij en mijn rijk te werken – Ik zal steeds weer mogelijkheden scheppen, omdat Ik weet hoe nodig het is dat de mensen mijn woord horen, dat Ik u rechtstreeks van boven kan toesturen.

Mijn tegenstander zal echter evenzo ijverig zijn best doen om u te verhinderen mijn opdracht te vervullen. Maar hij zal de overwinning niet behalen, want mijn woord is het licht dat in het donker van de nacht moet uitstralen, dat van Mij zelf uitgaat en ook u doorstraalt. En dit licht zal de tegenstander ontvluchten, omdat het reeds te helder straalt en hij het niet meer kan doven.

Daarom, verlaat u steeds op mijn hulp, die niet zal uitblijven en weet, dat Ik mijn werk niet in gevaar laat brengen, dat Ik steeds weer lichtboden naar de aarde zend, die in mijn opdracht werkzaam zijn, al herkent u ze ook niet als boden van het licht. Van eeuwigheid af ken Ik al de wil van de mensen, en zo wist Ik ook of en wanneer het nodig is dat Ik bereidwillige dienaren naar u toezend, die zich ervoor inzetten mijn woord van boven te verbreiden, zodra het mijn tegenstander gelukt is om hindernissen op te werpen, of door zijn invloed de arbeid in de wijngaard in gevaar te brengen.

Ik zal u steeds weer aanspreken, u die u open stelt als opnamevat van mijn geest en u hoeft ook niet te vrezen, dat de stroom van mijn genaden minder zal vloeien. Want zolang u zich aan Mij overgeeft kan Ik in en door u werken en zolang ook zal mijn wil uw aardse leven vorm geven, zoals het voor de verbreiding van mijn woord dienstig is. Ik zal echter ook nooit een mens dwingen om Mij te dienen – wanneer zijn wil er zich tegen verzet, als hij zich door mijn tegenstander laat beïnvloeden, want alleen de vrije wil kan een gezegende arbeid voor Mij en mijn rijk tot stand brengen. En steeds weer zullen er mensen te vinden zijn die Mij uit vrije wil hun diensten aanbieden, omdat de lichtwereld de grote nood kent op aarde en er zich vrijwillig lichtwezens hebben aangeboden om in deze eindtijd naar de aarde te komen, en nu als mens een geestelijke zending op zich nemen. Het woord dat van Mij uitgaat moet verbreid worden, want het is het enige middel om de mensen te helpen hun zielen te redden, omdat het hun tegelijkertijd licht en kracht schenkt en omdat een directe hulp mijnerzijds nodig is geworden. Dus zal Ik er ook voor zorgen dat mijn woord verbreid kan worden. Ik zal alles zo beschikken, zoals het succesvol is en ook de juiste dienaren kiezen, die dan in mijn opdracht werkzaam zijn.

Want mijn macht is groot en mijn liefde voor u is de reden waarom mijn macht zich ook uit en dat u daarom dingen meemaakt, waardoor Ik blijk wil geven van mijn eindeloze liefde voor u. U kunt daarom onbezorgd uw arbeid in mijn wijngaard uitvoeren, omdat Ik er zelf over waak en het werk van mijn liefde voor u niet in gevaar laat brengen. Want u, mensen hebt mijn woord nodig, u hebt een levend contact van mijn kant uit nodig, opdat het licht wordt voor alle zielen die nog in de duisternis ronddolen.

Amen

BD.8336
23 november 1962

Verandering tot liefde

Al mijn onderrichtingen komen dus alleen daarop neer, u mensen duidelijk te maken om welke reden u op aarde bent en welk doel het aardse bestaan voor u heeft. Alleen één ding zult u moeten weten, dat u geheel zonder liefde uw aardse bestaan begint en dat u zich tegen het einde veranderd zult moeten hebben tot liefde. Dat is alles wat Ik van u verlang. Maar het vereist uw vrije wil. U zult zelf deze verandering tot liefde moeten willen. Al het andere wil Ik nu doen, terwijl Ik dus eerst de wil zo tracht te beïnvloeden, dat die zich naar Mij keert.

Dan zal Ik u van kracht voorzien om ook de wil te kunnen realiseren. En daar de verandering tot liefde het eerste en het laatste doel van ieder mens moet zijn, is er in uw hart een vonk van liefde gelegd, vanuit Mij. En u bent nu niet meer onbekwaam u te veranderen. Maar u zult voortdurend moeten worden aangemaand en aangespoord. En dit nu moet door mijn aanspreken tot stand worden gebracht. Door mijn woord dat u mijn liefde doet toekomen, welke vurig verlangt naar uw terugkeer naar Mij.

Zolang u zonder liefde bent, bezit u ook geen enkel inzicht. U weet niets over uw oorsprong, over uw toestand van weleer, waarin u onuitsprekelijk gelukzalig was. U weet niet dat u zelf deze gelukzaligheid had verspeeld door uw opstand tegen Mij. Dat u dus uw wezen geheel veranderde in het tegendeel. Dat u uw liefde weggaf en elke bestraling door liefde van mijn kant afwees en daarom in een ongelukkige toestand terecht kwam.

Maar pas wanneer u dit weten weer bezit, komt u dichter bij de vroegere staat van volmaaktheid. Want een dergelijk weten zal altijd het gevolg zijn van een leven in liefde en kan zonder liefde nooit worden verkregen. Dat weten zal u echter ook gelukkig maken. Want u onderkent nu ook Mij zelf, uw God en Schepper. En u weet dat u met Mij in verband staat, dat u de liefde van uw God en Schepper bezit en daarom ook van Mij steeds weer liefde zult mogen ontvangen als u zelf u uitspreekt bereidwillig te zijn deze aan te nemen.

Mijn woord schenkt u dus dit weten. En daarom is het waarlijk een genadegave van onmetelijke waarde, omdat het tegelijkertijd een bewijs is van mijn bestaan, dat volledig liefdeloze mensen willen loochenen, omdat ze helemaal zonder enig inzicht zijn als gevolg van een liefdeloze levenswandel. Maar het geloof in Mij is voor de mens al een gelukkig makende stap vooruit. Want in Mij te kunnen geloven, stelt ook een graad van liefde voorop. En dan is ook het bewijs gegeven, dat u zich op de terugweg naar Mij bevindt, wanneer dit levendige geloof in u is.

Het gaat Mij er alleen om, dat u tijdens uw leven op aarde uit de duisternis van geest naar buiten treedt, in het licht. Dat u inzicht verkrijgt, al is het nog zo gering, een waarheidsgetrouw weten. Want dan is er een licht van liefde in u ontstoken, dat steeds helderder zal opvlammen, wanneer de liefde in u toeneemt. Maar zolang het niet mogelijk is u aan te sporen om werkzaam te zijn in liefde uit eigen aandrang, zolang u mijn woord niet vrijwillig aanneemt en het naleeft, zolang blijft het ook duister in u. Dan is uw terugkeer naar Mij tijdens het leven op aarde onzeker, zo niet helemaal zonder hoop.

Mijn liefde wendt waarlijk alle middelen aan om u naar het licht te leiden. En ze zal u daarom steeds weer gelegenheden verschaffen, waarbij de liefde in u kan ontvlammen. Waar dus de vonk van liefde die in u is gelegd, opvlamt, en u van binnen uit aanspoort om in liefde te werken. En verweert u zich niet innerlijk, luistert u naar deze zachte aanmaning in u, naar de uiting van uw geweten, dan gaat u ook zeker het licht van de dag tegemoet. Want het zal de liefde steeds vaker worden toegelaten werkzaam te zijn. U zult er zelf diepe vreugde in vinden, de medemensen te helpen in elke nood. Want alleen de gevende, onzelfzuchtige liefde die gelukkig wil maken, is te verstaan onder de liefde die Ik van u vraag, opdat u zich voltooit.

Ik kan dus alleen uw gedachten beïnvloeden, opdat uw wil zich juist zal richten, en u steeds weer mogelijkheden verschaffen, uw wil tot daad te laten worden. En Ik kan u steeds alleen liefde prediken. En vervult u nu mijn wil, dan zult u ook nog op aarde tot het helderste inzicht komen. En wanneer uw leven op aarde is beëindigd, zult u waarlijk met rijke schatten het rijk hierna binnen kunnen gaan. Maar wekt u nooit de geest van liefde tot leven, dan zult u in geestelijke duisternis verblijven en uw aardse leven zal nutteloos zijn, maar altijd door eigen schuld. Want van Mij uit wordt alles gedaan, opdat u uit uw ongelukkige toestand een uitweg vindt. Uw vrije wil beslist evenwel en daarom zult u zich er eens voor moeten verantwoorden, hoe u deze wil hebt gericht en gebruikt.

Amen

BD.8337
24 november 1962

Het onderzoek van geestelijke “ontvangsten”

Overal wil Ik mijn woord heen sturen, Ik wil dat alle mensen zich ’n weten verschaffen en leid u ook allen op uw weg aan wie u mijn woord moet overbrengen. Ik stort mijn geest uit over alle vlees en kies Mij in alle plaatsen de juiste vaten, die Ik door middel van gedachten of ook door het innerlijke woord kan onderrichten, omdat het noodzakelijk is dat de mensen op de hoogte zijn van mijn wil en van hun taak op aarde. En zo ben Ik overal werkzaam, omdat de laatste tijd voor het einde ongewone hulpverlening vereist.

En steeds weer zeg Ik u, dat Ik u direct of indirect aanspreek door mijn lichtboden, die van Mij mijn woord ontvangen en het doorgeven aan u die het stromen van de geest in u laat binnenkomen. In het laatste geval zal mijn woord als door Mij aan deze lichtboden gegeven, ook herkenbaar zijn aan de vorm van het woord. Maar altijd zal het zuivere waarheid zijn uit Mij, omdat de lichtboden alleen mijn wil volbrengen en niets anders dan waarheid aan u, die de waarheid oprecht begeert, zullen overbrengen. Toch moet u steeds onderzoeken en altijd indachtig zijn dat ook mijn tegenstander zich in de laatste tijd wil uiten, dat hij zich zal uitgeven als engel van het licht. U moet er altijd aan denken dat Ik u gewaarschuwd heb voor valse christussen en valse profeten. Want ook dezen zijn actief op de aarde en willen de mensen in de war brengen.

En steeds zult u dit onderzoek kunnen uitvoeren onder het inroepen van mijn bijstand en met inachtneming van mijn woord, dat iedere geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees is gekomen, ook als daartoe door Mij aangesteld kan worden aangezien. Maar er moet daarbij steeds op gelet worden, dat u over deze verwekking in het vlees uitsluitsel gegeven moet worden. Want ook een slechte geest kan, om u te misleiden, dezelfde woorden gebruiken, die hem wel bekend zijn, maar tot uitleg geven is hij niet in staat. Evenzo kunnen onrijpe geesten die zich nog niet in het licht bevinden, maar geen slechte bedoelingen hebben, zich willen uiten en ze geven nu dat door wat hun bekend is uit het aardse leven. Dezen zijn als onderwijzende krachten niet te aanvaarden. En weer is de instelling van de ontvanger doorslaggevend, of zulke onrijpe wezens zich kunnen uiten of door de ernstige wil om de waarheid te weten gehinderd worden bij hun voornemens.

Zoals er op aarde predikers zijn die alleen dat als inhoud van hun predikingen gebruiken wat hun bekend is, zonder echter door de geest verlicht te zijn, en toch niet slecht hoeven te zijn – zo uiten zich ook wezens uit het hiernamaals die ook op aarde dit ambt hebben vervuld, en ze zetten nu in het hiernamaals hun onderrichtingen voort. En zolang ze zich uitgeven als leraren uit het hiernamaals, worden ze aangehoord of afgewezen al naargelang de rijpheid van de mens die ze trachten te onderrichten. Daar deze wezens uit het hiernamaals het zelf niet weten dat God en Jezus één is, integendeel steeds alleen de “mens” in Jezus zien, die op aarde de volmaaktheid had bereikt, zij echter ook niet weten wat onder deze “volmaaktheid” te verstaan is, bedienen ze zich van Zijn menselijke naam om hun onderrichtingen geloofwaardig te maken.

Want het volledige inzicht in deze grote zonde ontbreekt hun, anders zouden ze deze waarlijk niet begaan. Want steeds nog hebben ze de bedoeling de mensen naar het “hemelrijk” te leiden, zoals ze het op aarde wilden doen in hun functie als prediker. Daarom zullen ook hun berichten uit het geestelijke rijk op de mensen de indruk maken van een onberispelijke geestelijke inhoud te zijn, afkomstig uit hogere sferen.

Maar hij die geestelijk ontwaakt is, bemerkt dat niet Ik de bron van die geestelijke lering ben en zijn kan, omdat mijn Godheid in Jezus niet duidelijk naar voren wordt gebracht, maar dit u steeds door mijn woord begrijpelijk moet worden gemaakt, omdat pas dan het verlossingswerk van Jezus Christus begrepen en aanvaard wordt, wanneer u, mensen daar overeenkomstig de waarheid uitsluitsel over krijgt.

Er kan u niet genoeg op gewezen worden u voortdurend met Mij te verbinden en in geest en in waarheid met Mij, te bidden, opdat alles terzijde wordt geschoven wat onjuist of onbegrijpelijk is voor u, wat uw ziel geen nut, veeleer schade oplevert. Want mijn tegenstander spant zich ijverig in overal door schaduw het licht te verduisteren, dat dáár helder straalt waar de wil om de waarheid te weten overweegt, en waar hij daarom zelf de mensen niet op een dwaalspoor kan brengen. Doch waarover u zelf nog in het onzekere bent, vraag Mij en Ik wil u steeds klaarheid schenken en u steeds weer het bewijs van mijn liefde, die u allen naar het licht wil leiden, leveren, opdat u zalig zult kunnen worden.

Amen

BD.8338
25 november 1962

God brengt Zijn heilsplan ten uitvoer

Niets kan Mij verhinderen mijn heilsplan van eeuwigheid te verwezenlijken, want mijn liefde en wijsheid erkende al van eeuwigheid af in welke tijd het nodig is mijn almacht te openbaren, en uit hoofde van mijn gezag het scheppingswerk aarde te veranderen. Deze tijd gaat nu in vervulling, want wat Ik eens voor noodzakelijk acht zal Ik ook verwezenlijken. Het lage geestelijke peil van de mensen vereist ook deze verandering, want het kan bijna niet meer overtroffen worden. Daarom is de dag die voorbestemd is van eeuwigheid niet ver meer af, en het is alleen nog nodig de mensen op aarde zo veel mogelijk te hulp te komen, opdat zij, die deze hulp aanvaarden, nog gered kunnen worden.

Maar niemand mag geloven Mij er toe te kunnen bewegen van mijn heilsplan af te zien, ofschoon Ik beloofd heb innige gebeden uit het hart te verhoren. Maar om het afwenden van het laatste gericht moet u niet bidden want dit is een daad van mijn liefde, en u mag Mij niet hinderen om liefdadig te zijn. Ik weet dat een totale verandering nodig is zowel voor u mensen als ook voor het nog in de scheppingen gekluisterde geestelijke, dat opwaarts moet streven. Wanneer u dus bidt om afwending van het einde doet u dat uit eigenliefde, want u wilt noch uw lichamelijk leven, noch uw bezittingen verliezen.

Is echter uw liefde zo dat zij alleen Mij geldt en uw naasten, dan is uw geest reeds verlicht en zal ook in het laatste gericht een daad van mijn liefde erkennen. En dan erkent u ook zelf het lage geestelijke peil van de mensheid en ziet in, dat Ik een verandering moet scheppen om te redden wat nog te redden is.

Steeds heb Ik op dit einde gewezen, maar nooit een bepaalde tijd aangegeven. En ook nu geef Ik u niet de juiste tijd aan. Maar u kunt er zeker van zijn dat spoedig mijn aankondigingen in vervulling zullen gaan, dat u niet veel tijd meer heeft tot het einde van deze aarde en dat u er kort voor staat.

Als u dus bidt, bid dan alleen daarom dat nog veel mensen tot inzicht mogen komen. Dat zij de weg mogen nemen tot het kruis, opdat voor hen het uur van het einde geen verderf betekent maar zaligheid. En probeer alle mensen de geboden van de liefde duidelijk te maken, opdat zij hun eigenliefde veranderen in onbaatzuchtige naastenliefde. Dat zal waarlijk een waar gebed zijn, als u bidt voor de naasten die zelf nog niet tot een inzicht zijn gekomen. Maar geloof niet dat u door zogenaamde “gebedsacties” Mij kunt bewegen mijn heilsplan op te geven.

Dat zou waarlijk geen daad van barmhartigheid zijn, want mijn tegenstander zou zijn aanhang daardoor nog vergroten. Ook de mijnen zouden gevaar lopen door hem in het verderf gestort te worden. Geloof dus ernstig dat mijn liefde en wijsheid te allen tijde het beste wil voor mijn schepselen, en dat ook het laatste gericht geen straffende daad is, maar een terecht zetten van alles wat uit mijn ordening is gegaan. Ik wil die orde weer herstellen die door de menselijke wil en door invloed van mijn tegenstander omver werd gestoten. Want daardoor wordt het terugvoeringsproces van al mijn schepselen bedreigd, omdat mijn heilsplan altijd ten doel heeft om de eens gevallen geesten weer tot Mij terug te brengen.

Maar u mensen ontbreekt het overzicht en het ware inzicht; en u weet ook niet hoe diep de mensheid al geestelijk is gezonken. U weet ook niet dat de tijd gekomen is dat hun neergang tegengehouden moet worden en de zielen aan mijn tegenstander ontrukt en hernieuwd gekluisterd moeten worden. Want daardoor krijgen zij opnieuw de kans de weg tot Mij te nemen, die zij in het leven op aarde verspeeld hebben. Zij hebben hun aardeleven niet uitgebuit en zijn daarom door eigen schuld voor een eindeloos lange tijd onzalig.

Maar mijn tegenstander behoudt niet de macht over hen, en dat is reeds van voordeel voor de gevallen geesten (de mensen), die weer in partikels opgelost door de scheppingen van de nieuwe aarde moeten gaan.

U mensen begrijpt niet dat steeds mijn liefde aanleiding is voor mijn handelen, want u allen moet eens de mijne worden. U ziet meestal in Mij de straffende God, ofschoon u die “straf” voor uzelf heeft geschapen. U heeft voor uzelf dat lot verkoren door uw gehechtheid aan de wereld en dat is u tot verderf geworden, want mijn rijk is niet van deze wereld. De wereld behoort tot mijn tegenstander en u stelde zich geheel vrijwillig onder zijn heerschappij. En hij zal u zolang vasthouden tot Ik zelf u van hem ontrukken zal, wat geschiedt door de hernieuwde kluistering in de hardste materie van de nieuwe aarde. Maar dat is dan gelijktijdig weer het begin van uw opstijgen uit de diepte ten hoge.

Dat alles wordt u steeds weer verkondigd, bereid u zelf daarom voor op het einde van deze aarde en doe alles om u los te maken van hem die u wil verderven. Kom tot Mij, en Ik zal u waarlijk helpen en bijstaan in het weerstand bieden tegen hem. Want dan behoeft u het einde niet te vrezen dat onherroepelijk komen zal zoals Ik het steeds weer verkondigd heb.

Amen

BD.8339
26 november 1962

Schemerlicht in het hiernamaals

En wanneer u slechts een klein licht kan worden ontstoken voordat u heengaat van deze wereld, zult u niet in de diepste duisternis binnen hoeven te gaan. En u zult de weg kunnen vinden. U zult ook andere zielen al in uw kleine lichtkring kunnen opnemen en hun eveneens helderheid verschaffen. En zo’n klein licht is: wanneer u gelooft in een God en Schepper en tot Hem bidt. Dan is uw weerstand gebroken en dan is het ook mogelijk u steeds helderder licht te laten aanstralen in het rijk hierna. En u zult dan ook Jezus niet afwijzen, wanneer van de kant van geestelijke lichtwezens u het weten over Hem wordt gebracht.

Want het helderste licht kan u pas aanstralen, wanneer u vrij bent geworden van alle schuld, wanneer u Hem erkent en Hem om verlossing en vergeving van uw schuld vraagt. Maar hoeveel mensen gaan van deze aarde heen zonder Hem gevonden te hebben. En ze kunnen dan ook niet in het lichtrijk worden opgenomen. Toch kunnen ze in de schemering verkeren wanneer juist het geloof in Mij aanwezig is, wanneer ze een God en Schepper niet helemaal ontkennen. Want dit laatste zou voor de ziel onvermijdelijk ook de diepste duisternis betekenen.

In schemerlicht te verkeren is weliswaar geen gelukzaligheid, maar niet hopeloos. De ziel zal gelijksoortige zielen herkennen en ook mogelijkheden hebben hulpvaardig te zijn en daardoor ook het licht in en om zich versterken. Want dat ze in Mij gelooft, doet haar ook aan Mij denken en om hulp vragen. En deze kan haar steeds alleen worden verleend in het rijk hierna, wanneer ze de raadgevingen aanneemt die haar van de kant van onbekende lichtwezens worden gegeven en die steeds alleen daarin bestaan tot Jezus Christus te roepen en lijdende zielen hulp te verlenen.

De weerstand zal ook niet meer zo groot zijn, omdat ze op aarde al de weerstand heeft opgegeven door haar geloof in Mij. Het is daarom uiterst belangrijk, de mensen nog op aarde mijn woord te brengen, dat hen onderricht en Mij zelf dichterbij hen kan brengen. Want hun wil is vrij en ook het geloof in Mij moet hun vrijstaan en ze kunnen het alleen verkrijgen door werken van liefde.

Dus is de voortdurende aanmaning de geboden van de liefde tot God en de naaste te vervullen nodig. En wie aan deze aanmaningen gevolg geeft, die zal ook spoedig door zijn werkzaam zijn in liefde Mij herkennen en in Mij geloven. En deze graad moet hij minstens op aarde hebben bereikt, dan hoeft hij ook het uur van de dood niet te vrezen, ofschoon hij niet in de verblijfplaatsen van de gelukzaligen kan binnengaan. Maar hij neemt een klein lichtje mee naar de overkant, dat hem de weg verlicht en – in overstemming met zijn ook nu nog vrije wil – vergroot wordt, en zijn klim omhoog is verzekerd.

Maar waar niet het geringste licht kon worden ontstoken, daar is onherroepelijk ook de diepste duisternis het lot van een ziel die veel eerder nog dieper zal wegzinken dan de weg omhoog te nemen, hoewel ook in de duisternis soms lichten oplichten en de zielen naar buiten lokken. Doch slechts zelden wordt de hun aangeboden hulp aangenomen, wanneer die zielen niet veel voorspraak wordt geschonken, die zich als krachtstroom doet gevoelen en dan ook een ziel ertoe kan brengen dat ze verandert en naar licht verlangt.

Maar op aarde is er thans een toestand van diepste duisternis in de harten der mensen. Want het geloof in Mij is bij de mensheid verloren gegaan, omdat een vormgeloof – een kerkelijk geloof, dat niet levend is door de liefde – geen geloof kan worden genoemd en de mensen zelf er niet innerlijk van overtuigd zijn, dat er een God bestaat, voor wie ze zich eens moeten verantwoorden. Daarom is het rijk der duisternis uitermate dicht bevolkt en de aarde is omgeven door die zielen, die niet in staat zijn zich van hun vroegere omgeving los te maken en die in ongunstige zin inwerken op de mensen.

Opdat nu deze duisternis op de aarde nog wordt doorbroken, lichten overal kleine lichtjes op. Dat wil zeggen: overal tracht Ik mijn woord heen te leiden, dat de harten van de mensen moet verlichten, opdat het aantal wordt verkleind van diegenen, die hopeloos wegzinken in de diepte. Want het geestelijke rijk zal spoedig zijn poorten sluiten en geen van die zodanige duistere zielen meer opnemen. Want zodra het einde van de aarde is gekomen, vallen dezen het lot van de hernieuwde kluistering ten deel. De duisternis zal hun deel zijn, omdat ze het licht schuwen dat hun van boven werd aangeboden.

Amen

BD.8340
27 november 1962

Het toestromen van kracht door verbinding met de wereld vol van licht

Elk geestelijk contact, dat wil zeggen: elke band met Mij zelf alsook met de goede geestelijke wereld, laat een overdragen van kracht toe, die voor u, mensen van het grootste nut is, want geestelijke kracht te ontvangen, betekent dat de ziel weer tot leven komt, een leven dat eeuwig duurt. Ze is uit haar toestand van dood naar buiten getreden door haar vrijwillig toekeren naar de wereld vol van licht, naar Mij, die in deze wereld vol van licht regeer, en ze kan nu ook de levensstroom in ontvangst nemen die van Mij uitgaat en ook door de wereld vol van licht naar haar wordt gebracht.

U weet niet hoe zegenrijk het is, wanneer u zich dagelijks in gedachten in deze wereld vol van licht verplaatst, wanneer u allen naderbij roept die uw welzijn willen, wanneer u al het goede geestelijke dat u omringt, om ondersteuning vraagt in al uw aardse aangelegenheden, wanneer u zich vol vertrouwen aan de lichtboden overgeeft die in mijn opdracht bij u zijn geplaatst, om u te leiden en die steeds alleen mijn wil uitvoeren zodra u evenzo innig aan Mij denkt en daardoor het contact tot stand is ge-bracht van u tot Mij, dat voorwaarde is tot overdracht van kracht. En laat u niet in de war brengen wanneer uw lichaam ook dit toesturen van kracht niet bemerkt; maar de ziel ontvangt, en waarlijk, ze wordt gezond en rijp in een mate dat u met vreugde en hoop door het leven op aarde zult kunnen gaan, want u bereikt zeker uw doel: de vereniging met Mij.

Het is voor u nog een onwerkelijke wereld waarin u zich door middel van gedachten verplaatst, zodra u verbinding zoekt met Mij en al het geestelijke vol van licht en toch is het ware vaderland van uw ziel en deze herkent het vaderland ook en stuurt er bewust op aan. Maar ze kan het lichaam de indrukken niet overbrengen, omdat dit het niet zou kunnen verdragen en niet in staat zou zijn haar levenswandel op deze aarde voort te zetten – maar de ziel zelf is in staat door de toevoer van de kracht van mijn liefde in het geestelijke rijk te schouwen en ze is gelukkig eens dit rijk binnen te mogen gaan. En steeds wanneer u, mensen innig aan Mij denkt, kan Ik u deze kracht doen toestromen, want het contact tussen u en Mij heeft dit toestromen als gevolg, want Ik straal onophoudelijk de stroom van kracht van mijn liefde uit en waar deze geen weerstand ondervindt, kan hij werkzaam worden.

Maar wanneer de gedachten van een mens zich nooit met het lichtrijk bezighouden, dat wil zeggen: Mij zelf (zal) zoeken, daar is ook een toestromen van kracht onmogelijk en de ziel blijft in haar schijnbaar dode toestand en kan ook in diezelfde toestand overgaan in het rijk hierna. Breng daarom vaak deze innige band met Mij tot stand en ontvang van Mij onbeperkt de kracht van mijn liefde en geloof Mij, dat u niets beters zult kunnen doen dan steeds weer uw gedachten naar Mij te zenden en u toe te vertrouwen aan al het geestelijke vol van licht, want waarlijk u zult beschermend geleid worden als kinderen die steeds behoefte hebben aan die liefdevolle leiding.

Maar u zult ook zorgeloos voort kunnen gaan en geen enkel gebrek hoeven te vrezen, want de ziel en het lichaam zullen ontvangen wat ze nodig hebben, omdat uzelf het mogelijk maakt, dat Ik u geestelijk en aards kan bedenken door uw bewuste toewijding aan Mij. Geloof het dat Ik u voortdurend geschenken wil geven, maar daar geopende handen voor nodig heb, die mijn genadegaven in ontvangst nemen, dat uw harten zich moeten openen om de aanstraling van de kracht van mijn liefde in ontvangst te nemen.

En dit gebeurt dus, wanneer uw gedachten zich naar Mij keren en steeds weer bij Mij en in het geestelijke rijk vertoeven. Dan bent u niet meer verwijderd van Mij, want dan zal ook uw wezen vol liefde zijn, daar u Mij anders niet als de eeuwige Liefde zou zoeken.

En zo zult u ook begrijpen, waarom Ik u steeds weer waarschuw voor de wereld, waarom Ik u ervan weerhoud en vraag dat u in de stilte moet gaan. Want in de wereld ben Ik niet te vinden en door de wereld wordt u gehinderd bij een innige band met Mij en daarom zult u ook weinig kracht kunnen boeken, zolang de wereld nog tussen ons in staat. Schijnbaar ontvangt u ook, maar steeds alleen weldoende goederen voor het lichaam, maar nooit dat wat de ziel nodig heeft om zich te vervolmaken. Want dat kan alleen Ik haar doen toekomen en ze ontvangt het ook zodra ze zich met Mij verbindt en het toestromen van kracht mogelijk maakt dat alleen haar het leven bezorgt dat eeuwig duurt.

Amen

BD.8341
28 november 1962

Inleiding in geestelijke kennis

Ik wil de mensen een gemakkelijk te begrijpen onderrichting geven. Ik wil hun op de eenvoudigste wijze opheldering verschaffen zodra zij een juiste verklaring willen aannemen maar nog geheel zonder kennis zijn. U mensen zou het u kunnen voorstellen dat Ik u niet heb geschapen zoals u nu bent, want u kunt veel onvolmaaktheid bij de mensen waarnemen. En als u hierover nadenkt, zal het u twijfelachtig voorkomen dat een hoogst volmaakt Wezen, dat u God noemt, een zo onvolmaakte mensheid zou hebben geschapen. Daar u echter uzelf, alsook al de voor u zichtbare scheppingswerken niet zelf hebt kunnen laten ontstaan, moet er dus een “kracht” aan het werk geweest zijn en van u wordt gevraagd daaraan te geloven. Er moet een God bestaan, een Schepper van alles wat u ziet en die ook u geschapen heeft.

Deze Schepper nu is hoogst volmaakt, waarvan u zich tijdens uw aardse leven veel bewijzen zult kunnen verschaffen. Dus Hij heeft ook u mensen geschapen, echter niet in die toestand waarin u zich thans bevindt. Veeleer bent u evenzo hoogst volmaakt uit Hem voortgekomen. U bent voortgebracht door de hoogst volmaakte kracht van een Schepper, een Wezen dat in staat is te denken net als u, alleen in de hoogste perfectie. U was dus volmaakt geschapen, maar u bleef niet volmaakt omdat u een vrije wil had, die zich kon ontplooien in iedere richting en die daarom ook alle volmaaktheid kon opgeven en zich veranderen in het tegendeel. En dat hebt u gedaan! U verliet het vaderhuis, u verwijderde u van uw God en Schepper. U wees Zijn vaderliefde af en werd daardoor tot ongelukkige schepselen, omdat bij Gods zaligheid onbegrensde liefde hoort.

Mijn liefde is echter oneindig en ze volgt u ook in de diepte die u in vrije wil gezocht hebt. Mijn liefde wil eenmaal weer uw terugkeer naar Mij bewerkstelligen en ze laat u daarom niet in uw onzalige toestand maar helpt u, dat u uit de diepte weer omhoog klimt, dat u uit het rijk der duisternis weer terugkeert in het rijk van het licht en uw vroegere zaligheid weer bereikt. Want de liefde wil altijd gelukkig maken en daarom zal mijn liefde ook niet afnemen tot u de weg terug naar Mij ten einde hebt gebracht.

Uw mens-zijn op deze aarde is slechts een heel kleine etappe op de weg die terugvoert naar Mij. U bent met rede begaafd en u bezit een vrije wil en verstand. U kunt denken, voelen en willen en er ook naar handelen. Is nu uw denken en willen juist, dan beweegt uw denken en willen zich steeds in de liefde. Dan zal de liefde uw denken en willen bepalen, omdat de juist gerichte wil zich door Mij laat leiden te werken in naastenliefde. En omdat het werkzaam zijn in liefde gelijk staat aan het dichterbij komen tot Mij, de eeuwige Liefde. Omdat het gelijk staat met de verandering van uw verkeerde wezen in het oerwezen, dat in alle volmaaktheid eens van Mij is uitgegaan.

Dus hebt u mensen op aarde maar één taak, namelijk een leven te leiden in liefde. En daarmee vervult u uw aardse levensdoel dat weer het zich aansluiten bij de eeuwige Liefde is. En bijgevolg kan de eeuwige Liefde u weer overgelukkig maken en bent u nu weer zalig zoals u het was in het allereerste begin. Dat is het enige doel waar u naar moet streven op aarde. En opdat u dat doet wordt u door mijzelf onderwezen, door de stem van het geweten, door de stem van de geest, die als vonk gloeit in ieder mensenhart en die alleen maar ontstoken behoeft te worden door werken van naastenliefde om nu u mensen alles te zeggen wat u doen of laten moet en die u steeds weer zal aansporen tot verdere werkzaamheid in liefde.

De liefde is oersubstantie van uw wezen en wilt u volmaakt zijn en blijven, dan moet de liefde u ook helemaal vervullen. Verwaarloost u echter de liefde, dan blijft u onvolmaakte wezens. En u behoort dan tot hetzelfde geslacht als u in deze tijd overal om u heen ziet: liefdeloze, egoïstische mensen die altijd alleen maar aan zichzelf denken, echter zich nooit om hun naaste bekommeren die in nood naast hen leeft. Gebrek aan liefde betekent evenwel ook gebrek aan zaligheid. Het betekent duisterheid van geest, gebrek aan inzicht, gevoelens van zwakheid en onvrijheid. Want dan heeft de mens ook geen besef van zijn God en Schepper, en hij neemt dan ook niet de weg tot Hem.

Doch alleen de vereniging met Mij kan het wezen weer de zaligheid bezorgen. En omwille van deze vereniging met Mij bent u op aarde. U moet weer uw volmaaktheid bereiken die u eens vrijwillig hebt opgegeven. U moet uzelf weer veranderen tot liefde die uw oersubstantie was. En met deze ommekeer zult u ook weer de vereniging met Mij tot stand brengen. U zult dan zelf liefde geven en onbegrensd liefde mogen ontvangen. U zult het ware leven kunnen binnengaan dat eeuwig duurt en u zult dan volmaakt worden en daarom ook onbegrensd zalig zijn.

Amen

BD.8343
30 november 1962

Liefde door daden – Goed voorbeeld

U moet op aarde mijn leer verkondigen, die alleen maar liefde verlangt. Liefde tot Mij en tot de naaste. En dus zult u zelf ook een leven in liefde moeten leiden, daar u anders geen geloof zult vinden bij uw medemensen, wanneer u zelf anders handelt dan u preekt. Maar geeft u hun een goed voorbeeld, dan zullen ze hiermee in overeenstemming ook zelf proberen een leven in liefde te leiden. En dan zullen ze ook de uitwerking van een leven in liefde in zichzelf ervaren. De zegen zal dan ook niet uitblijven. En ze zullen veel winnen aan licht en kracht, aan wijsheid en ze zullen voortdurend toevoer van geestelijke kracht in ontvangst mogen nemen. Maar tevoren zullen ze eerst eenmaal de liefde in zich moeten laten opvlammen. En daartoe zult u hen moeten helpen, door uw leringen en uw eigen leven in liefde.

Heel vaak worden wel de woorden geciteerd: “Heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf”. Maar het blijven steeds alleen maar woorden. Deze geboden der liefde worden niet nageleefd en daarom kennen maar weinigen de zegen die een werkelijk leven in liefde tot gevolg heeft. De liefde is het goddelijke, dat als nietig vonkje in de mens zwak smeult en dat door de mens zelf tot opvlammen moet worden gebracht. De liefde is op zich licht en kracht en dus moet een liefdevol mens naar buiten komen uit de toestand van duisternis en zwakheid. En dit moet te onderscheiden zijn aan een rijk weten en een sterke geloofskracht. De mens moet tot inzicht van de waarheid komen en zich ook door een leven in liefde met Mij als de eeuwige Liefde verbinden. En daarom moet hij ook kracht in ontvangst mogen nemen, waarvan de aanvoer elke verbinding met Mij tot gevolg heeft.

Maar van niets van dit alles zal gewag kunnen worden gemaakt door de mens, die zich tevreden stelt met lege woorden, die niet de liefde ontplooit en zo de medemens een leidinggevend voorbeeld geeft. Want vaak heeft een goed voorbeeld meer succes dan woorden kunnen opleveren. En wanneer u mensen dat steeds weer tegen uzelf zegt, dat Mij niets is gelegen aan elke vorm, dan zult u ook uw best doen een leven in ware liefde te leiden. En de zegen zal niet uitblijven. U zult zelf verblijd zijn over de uitwerking, want daar u nu een staat van inzicht binnentreedt, wordt u ook de zin van het leven duidelijk en leeft u nu bewust. De liefde in u zal steeds sterker worden, omdat u ook onafgebroken kracht van Mij toestroomt, die u weer gebruikt om werkzaam te zijn in liefde. Maar wat is onder ware liefde te verstaan?

U zult al uw medemensen als broeders moeten beschouwen, die allen dezelfde Vader hebben en naar wier terugkeer de Vader vurig verlangt. U zult deze broeders in elke nood en gevaar hulp moeten verlenen. U zult ze gelukkig moeten proberen te maken, hun een plezier doen, gaven aan hen uitdelen die ze nodig hebben. U zult ze voor elke schade moeten behoeden. U zult alles moeten doen wat u diegene toewenst, die u met heel uw hart bemint. Want deze liefde is in u en hoeft alleen maar te worden ontstoken.

U moet ook weten dat ieder mens, die de weg naar Mij niet vindt, in gevaar is verloren te gaan. En daarom zult u hem op de juiste weg moeten helpen. U zult zijn weg moeten verlichten met een helder licht, dat weer helder op u zelf straalt door werkzaam te zijn in liefde en dat u in het donker van de nacht naar buiten zult moeten laten stralen, opdat ook uw broeders de weg herkennen die terugleidt naar de Vader. U zult meer aan uw naaste moeten denken dan aan uzelf. Want waarlijk, Ik zelf zal u weten te beschermen, wanneer u zich in liefde ontfermt over de naaste, die te zwak is om zichzelf te kunnen helpen.

U zult ook nooit bang hoeven te zijn dat u zelf gebrek zult moeten lijden omdat u op de eerste plaats aan uw naaste dacht die in nood was. Want met de maat waarmee u uitmeet zal ook u worden toegemeten. En dus verbant u ook uw eigen nood, wanneer u zich over de naaste ontfermt. En u zult het kunnen geloven: aan een dergelijk leven in liefde zullen ook uw medemensen een voorbeeld nemen. En dan zal ook hun geestestoestand worden verlicht. Ze zullen ontvankelijk zijn voor de waarheid en ook alles kunnen begrijpen, wat hun over hun bestemming op aarde wordt verteld.

Want door de liefde worden alle omhullingen doorbroken. Het wordt helder in de harten der mensen. Ze kunnen nu ook worden onderricht over elke geestelijke samenhang, over hun begin en hun einddoel. Ze zullen er begrip voor hebben en hun kennis weer aan hun medemensen willen doorgeven, omdat ze zelf verblijd zijn door het weten, en de liefde hen nu aanspoort ook anderen te laten deelnemen aan het licht dat hun hart verlicht. Want tot de ware verkondiging van mijn leer van de liefde hoort ook een liefde door daden. Er hoort een levenswandel bij van onbaatzuchtige naastenliefde, die ook de medemens aanleiding zal geven de geboden van de liefde tot God en de naaste te vervullen.

Amen

BD.8345
2 december 1962

Nieuwe verlossingsperiode

Er is geen grote vooruitgang meer te verwachten op deze aarde. Nog maar weinigen zullen de juiste weg vinden die naar Mij leidt en hem begaan, terug in het vaderhuis. Er zullen wel overal mensen zijn die zich inspannen om voor Mij en mijn rijk te werken, die met innige overgave aan Mij opkomen voor de geloofsvoorschriften die in verschillende kerkelijke organisaties gelden. Ze zullen van goede wil zijn de mensen de waarheid te doen toekomen en het ook doen wanneer mijn geest in hen werkzaam kan zijn zodra ze prediken voor Mij en mijn rijk.

Maar er zijn weinig mensen die de vorming van hun ziel ernstig nemen, wier geloof in Mij hen ook zal doen geloven aan een verantwoording tegenover Mij en die daarom op aarde een bewust leven leiden. Het merendeel is en blijft onverschillig, al worden ze geconfronteerd met nog zulke geweldige sprekers. Al het geestelijke wordt slechts met een superieure glimlach afgedaan, want het komt de mensen als fantasie en onwerkelijk voor en het boeit hen daarom ook niet. Meer vanwege de weinigen moet er nog ijverig werk worden geleverd, want slechts één ziel gered te hebben van de ondergang, haar behoed te hebben voor een herhaalde gang door de scheppingen der aarde, is zo’n geweldig resultaat dat daarom ook geen moeite moet worden gespaard, want zo’n ziel is haar redder, die haar op de goede weg heeft gebracht, eeuwig dankbaar.

Schijnbaar keren veel mensen terug naar het geloof. Maar nog groter is het aantal van hen die afvallen en lichtvaardig hun geloof in Mij laten varen, die ook het verlossingswerk van Jezus Christus niet erkennen als een werk van genoegdoening voor de gehele mensheid. En omdat juist het geloof in Jezus Christus steeds meer afneemt, wordt ook de geestelijke nood steeds groter en ze leidt tenslotte ook tot de ontbinding van het scheppingswerk aarde, omdat het nog diepere wegzinken in de duisternis moet worden verhinderd, wat gebeurt door het ontrukken van het geestelijke dat mijn tegenstander toebehoort, door de hernieuwde kluistering van dat geestelijke in de materiële schepping.

Steeds weer zeg Ik u dit, dat op deze aarde geen geestelijke ommekeer naar het goede is te verwachten, dat er een nieuw verlossingstijdperk begint en dit tegelijk een geestelijke en ook een aardse ommekeer is, want er zal niets blijven bestaan wat op, in en boven de aarde leeft en bestaat, maar alles zal een verandering ondergaan. Er zal een nieuwe aarde ontstaan en deze nieuwe aarde zal weer in wettelijke ordening beginnen, opdat op haar weer een verder ontwikkelen van al het geestelijke is gewaarborgd en dus het proces van het terugvoeren verder gaat in deze wettelijke ordening.

Of u mensen dit gelooft of niet bepaalt niet mijn plan van eeuwigheid, maar u die geen geloof aan mijn informatie zult willen schenken, zult verrast zijn hoe snel de dag aanbreekt waarop de eerste aankondigingen bewaarheid worden, waarop u nog een laatste teken van Mij zult mogen meemaken dat u de waarheid van al dergelijke aankondigingen moet bevestigen. Juist de mensen die menen door hun verstand boven hun medemensen verheven te zijn, loochenen zulke aankondigingen over het einde en ze trekken dus ook de waarheid in twijfel van mijn woord dat rechtstreeks van boven naar de aarde wordt gebracht. Maar wie anders zou wel zo’n gegarandeerde voorspelling kunnen geven dan alleen Hij die alle macht gegeven is en die ook Heer is over alle krachten van de hemel en de aarde?

Zijn woord zult u waarlijk als vast en zeker kunnen aannemen, want Ik spreek niet alleen, maar Ik motiveer voor u alle gebeurtenissen zoals door mijn liefde, wijsheid en macht u aangekondigd, omdat dit nodig is voor de zielen die nog op het laatste ogenblik naar Mij zullen roepen voor het einde komt. Ik wil door mijn voorspellingen niets anders bereiken dan uw verantwoordelijkheidsbewustzijn te wekken dat u kort voor het einde denkt te zijn en u afvraagt hoe u zich wel staande zult kunnen houden voor de ogen van uw God en Schepper. U moet niet degenen geloven die een einde loochenen, die in u mensen de hoop willen wekken op een tijd die zich ten goede verandert, op een geestelijk keerpunt dat nog op deze aarde plaatsvindt, dat alleen maar een ander menselijk geslacht vraagt dat naar mijn wil leeft. Op deze aarde zal zo’n menselijk geslacht niet meer te vinden zijn, want de negatieve materiële ontwikkeling gaat verder en deze alleen is het die een beëindiging van dit tijdperk op aarde tot gevolg heeft.

Want de aarde moet een scholingsplaats van de geest zijn, maar alleen de materie beheerst de gedachten der mensen en daarom zullen ze zelf ook weer tot materie worden die ze boven alles begeren en daarenboven geheel een God vergeten die hun het aardse leven gaf ter wille van een bepaald doel. Dit doel komen de mensen niet na, dit doel wordt ook door de aarde zelf niet meer vervuld, want de hele goddelijke ordening is omver geworpen. De aarde is het rijk van mijn tegenstander geworden, die elke positieve ontwikkeling van het geestelijke wil verhinderen.

En u mensen die nog gelooft aan een geestelijke verandering van de mensen op deze aarde, bent geestelijk blind. Er ontbreekt u elk innerlijk besef, u wordt alleen door uw menselijk verstand geleid iets te beweren en goddelijke openbaringen te loochenen en ze voor te stellen als uiting van de vijandige geest, daar u anders het zelf zou moeten inzien, op welke trede de mensheid is aanbeland. En u zou u liever stil moeten houden wanneer u ook zelf niet aan een einde vermag te geloven, maar niet uw ontbrekend inzicht verraden door verkeerde beweringen die in strijd zijn met mijn voorspellingen. Want ook u zult u daarvoor moeten verantwoorden, want u hindert toch de mensen bij hun zelfbezinning over hun mislukte leven en dus ook bij een ommekeer naar Mij, die nog voor het einde moet plaatsvinden, wil de ziel gered worden van het ontzettende lot van een hernieuwde kluistering in de scheppingen van de aarde.

Amen

BD.8346
3 december 1962

Het naleven van de goddelijke geboden van de liefde

Naar u allen gaat de oproep uit, op aarde volgens mijn goddelijke geboden van de liefde te leven, omdat geen mens die deze geboden van de liefde buiten beschouwing laat, zijn voltooiing op aarde kan bereiken. En daarom zult u allen naar het evangelie moeten luisteren dat mijn discipelen u brengen, omdat dit de goddelijke geboden van de liefde als inhoud heeft en omdat u dan pas ook een innerlijk licht verkrijgt, wanneer u ze vervult. Tevoren gaat u volledig onwetend over de aarde en u streeft alleen naar het wereldse weten, dat echter geen enkele opwaartse gang garandeert. Pas wanneer u geestelijk weten ten deel valt, wanneer u inzage krijgt in een geestelijk gebied, zult u een bewust leven leiden. En dit geestelijke gebied wil Ik u ontsluiten, maar Ik kan het alleen wanneer u tevoren een liefdeslicht in u ontsteekt. En dat is weer het gevolg van een leven in liefde op deze aarde.

U gelooft het niet hoe belangrijk de geboden van de liefde geacht moeten worden. U gelooft het niet, dat ze eerst vervuld moeten worden, wil uw ziel zich vooruitstrevend ontwikkelen. Maar de ziel gaat alleen als mens over de aarde om haar voltooiing te bereiken, om geheel rijp te worden, om zich tot liefde te veranderen en weer haar oertoestand te bereiken. En dat kan alleen geschieden door werken van liefde, door het vervullen van mijn geboden die liefde voor Mij en voor de naaste verlangen. En daarom wordt u mensen steeds weer mijn evangelie verkondigd. Daarom wordt u steeds weer mijn woord gebracht, omdat Ik niet zal nalaten u aan te manen en u duidelijk te maken hoe buitengewoon belangrijk het is mijn woord na te volgen dat u steeds alleen zal aansporen om in liefde werkzaam te zijn.

Uw onvolmaaktheid, uw gebrekkigheid bestaat alleen daarin, dat u de kracht van de liefde ontbreekt, dat uw wandel op aarde wordt bepaald door de eigenliefde, dat u steeds alleen maar aan uzelf denkt en geen begrip hebt voor de nood van uw medemensen, dat er een zekere onverschilligheid tegenover uw geestelijke taak op aarde bestaat en de levenswandel bepaalt. Want al uw willen en denken is alleen aards gericht en is er alleen op uit, het lichaam genoegens te verschaffen. Maar de ziel krijgt geen aandacht, omdat u de voor haar nodige kracht niet verwerft door werken van liefde. En zo blijft uw aards bestaan steeds onbenut. En al verwerft en bezit u nog zoveel aardse goederen, ze zijn vergankelijk en u zult ze niet mee over kunnen nemen in het rijk hierna wanneer u het leven op aarde zult moeten afstaan.

Zolang uw ziel gebrek moet lijden, vervult u het doel van uw aardse leven niet. En u zou alleen een poging moeten doen en liefde beoefenen. U zou eens niet op eigenbelang uit moeten zijn, maar u geheel onbaatzuchtig bekommeren om uw naaste in zijn nood. En u zult een gelukkig makend gevoel ondervinden dat aards vervulde wensen u niet kunnen bereiden. Want uw naaste zal u weer liefde betonen die u gelukkig stemt. En waarlijk, er is een klein lichtje in u ontstoken. Daarom wordt u ook voortdurend de liefde gepredikt, omdat u moet worden aangespoord. Want zodra u het probeert, zal het niet bij één poging blijven. U zult uzelf innerlijk gedrongen voelen opnieuw in liefde werkzaam te zijn, omdat elk werk van liefde voor u toevoer van geestelijke kracht betekent die u weer gebruikt om in liefde werkzaam te zijn. Want dat is de zegen van elk liefdewerk, dat de wil van de mens gesterkt wordt, omdat liefde altijd kracht oplevert.

Een ieder die het evangelie van de liefde verkondigt, die zijn medemensen ertoe tracht te brengen onbaatzuchtig liefdadig te zijn, kan zeker zijn van mijn zegen. Een ieder die ook zelf een goed voorbeeld geeft doordat hij de medemensen een leven in liefde voorleeft dat steeds als weldadig zal worden ervaren door alle mensen in zijn omgeving. Weet dat de liefde een grote kracht is, dat u allen uw leven ook zult kunnen vergemakkelijken wanneer u de kracht van de liefde ten volle benut, die u ook zal helpen een levend geloof te verkrijgen en dan bent u ook aan elk gevaar ontkomen. Want liefde en geloof zijn de fundamenten van mijn kerk die Ik zelf op aarde vestigde. Dan behoort dus ook u tot mijn kerk en u krijgt ook het inzicht terug dat u had verloren door uw afval van Mij, die daarin bestond dat u de Liefde afwees, dat u zich zonder enige liefde van Mij afkeerde. Pas wanneer de liefde uw hart weer vervult, zult u zich ook weer met Mij kunnen verenigen. En dan is het doel van uw aardse leven vervuld.

Luister daarom naar mijn boden en wijs ze niet af wanneer ze u het evangelie van de liefde verkondigen. Want Ik zend ze naar u allen toe die nog zonder licht en liefde door het leven op aarde gaan. Luister naar hen en probeer mijn woord dat ze u brengen na te leven en waarlijk, u zult veel winnen. En uw weg over de aarde zal niet vergeefs zijn geweest wanneer uw ziel het lichaam zal verlaten en het rijk hierna binnengaat, dat uw ware vaderland is.

Amen

BD.8348
5 december 1962

God wil niet gevreesd maar bemind worden

Ik wil door u niet worden beschouwd als een wrekende, straffende God die meedogenloos verdoemt en de hardste straffen oplegt aan hen die handelen in strijd met mijn wil. Ik wil u niet als een strenge Rechter vrees aanjagen, want Ik wil alleen liefde van u. Ik wil uw liefde verwerven en daarom moet u ook een duidelijke voorstelling krijgen van Mij en mijn gehele Wezen. U moet geen geloof schenken aan degenen die van Mij een geheel verkeerd beeld geven dat nooit geschikt is liefde op te wekken tot uw God en Schepper die ook uw Vader is en ook als Vader wil worden gezien. En iedere leer die Mij als een wrekende God en als een eeuwig toornende rechter voorstelt is verkeerd. Want zulke dwalingen zullen altijd alleen maar de afstand tussen u en Mij vergroten, want zolang er in u geen liefde tot Mij is, is er ook geen toenadering tot Mij.

Mijn oerwezen is liefde en uit deze liefde bent u voortgekomen. De liefde blijft echter ook onveranderlijk en verlangt steeds naar wederliefde. Ze kan niet veranderen en ook niet vergaan, en daarom zal mijn liefde tot in alle eeuwigheid naar U uitgaan. Ze zal u ook volgen in de diepste diepten om u daar ook weer uit te bevrijden. Nooit echter zal Ik u in deze diepten storten. Nooit zal Ik voor eeuwig verdoemen wat uit Mij is voortgekomen – zelfs niet als het zich tegen Mij verzet en mijn liefde afwijst.

Maar de liefde zal alles doen om u, mijn schepselen aan te sporen weer nader tot Mij te komen. Mijn liefde zal trachten uw liefde te winnen, tot u zich eenmaal in vurige liefde tot Mij wendt en de aaneensluiting met Mij zoekt. En dan zal onbegrensde zaligheid ook uw lot zijn, zoals het was in het begin, toen u zich nog niet tegen de straling van mijn liefde verweerde. Aan u mensen op aarde is mijn Wezen verkeerd voorgesteld. En in het beste geval vreest u Mij als u Mij erkent als een Macht die alles liet ontstaan. Maar u waagt het niet als kinderen tot Mij te komen en Mij om iets te vragen, omdat u mijn overgrote liefde niet kent, die zich weg wil schenken – maar daartoe uw vrijwillige toenadering verlangt.

Ik wil echter niet alleen als een God van macht erkend worden, maar juist als een God van liefde. En daarom openbaar Ik Mij steeds weer aan de mensen die in het aardse leven ontelbare malen door nood of smartelijke gebeurtenissen heen gaan, maar er steeds weer uit worden bevrijd. En zij konden Mij dan ook als een liefhebbende God zien die alles weet en steeds weer tot helpen bereid is. Want Ik treed ieder mens in het aardse leven tegemoet. En als hij maar oplet, dan zal hij ook een hogere leiding kunnen herkennen in zijn aardse levensloop, in zijn noodlot, in alle gebeurtenissen die hem overkomen.

Maar Ik openbaar Mij ook aan de mensen door het woord. Ik spreek hen aan en geef hun daarmee ook een teken van mijn grote liefde, doordat Ik hen vermaan en waarschuw, doordat Ik hun raad en troost geef, doordat Ik geheel begrijpelijk het doel van hun aardse leven uitleg en hun kracht en hulp beloof voor hun aardse leven, opdat het tot het doel, namelijk de vereniging met Mij, mag leiden. Want de Vader uit wiens liefde zij zijn voortgekomen, verlangt vurig naar zijn kinderen en die liefde zal nooit haar kinderen opgeven. Maar zolang de mens Gods liefde niet inziet omdat hij door verkeerde leerstellingen alleen geleerd heeft God te vrezen, zolang zal het kind ook niet de juiste verstandhouding met de Vader tot stand brengen en zodoende wordt de terugkeer tot Mij in gevaar gebracht.

En u zult iedere leer die u vrees inboezemt voor uw God en Schepper als dwaalleer kunnen afwijzen. Want Ik heb erbarmen met de grootste zondaar en tracht hem te helpen, maar het is niet zo dat Ik zelf zijn ellendige toestand die hij over zichzelf heeft afgeroepen nog vererger. Ik verdoem niet maar verhef al het gevallene omhoog. Ik straf niet maar het wezen straft zichzelf door zijn zondeschuld, en Ik probeer hem verlossing te brengen. En wat u als een strafgericht beschouwt, is alleen een gerechtvaardigde vereffening en een daad van hulp van mijn kant, omdat overeenkomstig de wet ieder vergrijp tegen mijn orde van eeuwigheid zijn uitwerking moet hebben. Alles wat uit deze orde is geraakt help Ik hier weer in terug, omdat mijn liefde en wijsheid dat als heilzaam inziet. Want Ik wil mijzelf wegschenken en kan dat weer alleen doen binnen het kader van mijn eeuwige orde. En wat u mensen als smartelijk beschouwt, dient er altijd alleen maar toe dat u zich eens weer inpast in mijn wet van de eeuwige orde, opdat Ik u dan ook weer geven kan, opdat Ik u gelukkig kan maken met mijn eindeloze liefde, zoals het was in het begin.

Amen

BD.8349
6 december 1962

Delging van de zondenschuld door het bloed van Jezus

Jullie mensen moeten allen kennis nemen van het werk der verlossing dat de mens Jezus op aarde heeft volbracht, om Mij verzoening te brengen voor de overgrote zondenschuld van de afval destijds van de geschapen geesten van Mij – en om te voldoen aan mijn rechtvaardigheid.

Daarom zond Ik mijn discipelen uit in de wereld, zodat zij van Mij en mijn liefde konden getuigen, die zich manifesteerde in de mens Jezus, want de liefde volbracht dit werk van erbarmen en de liefde ben Ik zelf. Aldus moesten mijn discipelen bij de verkondiging van mijn evangelie steeds weer van Mij gewag maken, ze moesten de mensen eerst mededeling doen van mijn goddelijke geboden van liefde en hen ook uitleg geven over het verlossingswerk van Jezus Christus – zij moesten steeds Hem gedenken, die hen uitzond in de wereld met de opdracht, de mensen te voeden met mijn woord en ter gedachtenis aan Mij zelf kond te doen van het kruisoffer, dat de mens Jezus gebracht heeft.

Het weten van dat kruisoffer moet alle mensen toekomen, en dit weten zal ook niet verloren gaan, zolang er nog iets geestelijks bestaat dat niet bevrijd is, dat zich als mens op aarde bevindt. Alle mensen moeten ervaren, dat een mens in zuivere, onzelfzuchtige liefde Zijn bloed vergoten heeft, om hun schuld te delgen, die een overgroot zoenoffer vereiste, om als rechtvaardige vereffening tegenover hun God en Vader te gelden.

Maar steeds weer wordt jullie gezegd, dat jullie als mens de omvang van dit kruisoffer niet kunnen bevatten, maar het moet genoeg zijn, dat jullie weten, dat Jezus Christus moet worden erkend als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, in wie zich de eeuwige Liefde zelf belichaamd heeft, om de mensen te verlossen van zonde en dood. En dit weten moet jullie aansporen, de weg naar het kruis te nemen, dat wil zeggen: uit vrije wil je schuldig te bekennen, je schuld aan Hem over te geven, en berouwvol om vergeving te bidden, om reiniging, om weer voor Gods aangezicht te kunnen treden, die jullie mensen nu kunnen aanschouwen in Jezus zelf.

Weet, dat Ik steeds alleen maar moeite doe, jullie de weg naar het kruis te laten vinden, dat Ik alles doe, om jullie door mijn boodschappers, door mijn discipelen, die Ik zelf uitkies, dit probleem van mijn menswording in Jezus en mijn offerdood aan het kruis begrijpelijk te maken, omdat er geen andere redding voor jullie bestaat, vrij te worden van de schuld van de toenmalige ontrouw aan God – omdat alleen de goddelijke Verlosser Jezus Christus deze schuld gedelgd heeft en jullie daarom Zijn verlossingswerk moeten erkennen en ook de genade van Zijn verlossingswerk aannemen, omdat jullie anders voor eeuwig niet tot Mij als jullie Vader kunnen terugkeren, omdat Ik geen wezen in mijn rijk van het licht en de zaligheid kan opnemen, dat met zonden beladen is.

Maar jullie moeten schoongewassen zijn door Zijn bloed, dat Hij voor jullie aan het kruis vergoten heeft. Zijn dood was een offerdood, want Hij heeft deze vrijwillig op zich genomen, Hij is vrijwillig een onnoemelijk zware lijdensweg gegaan, bekroond met de dood aan het kruis, die de mensheid verlossing bracht van zonde en dood.

Maar jullie kunnen er ook zeker van zijn, dat voor ieder mens de schuld gedelgd werd door Zijn werk van erbarmen, dat Hij voor alle mensen van het verleden, van het heden en van de toekomst Zijn bloed vergoten heeft en dat slechts jullie vrije wil daarvoor nodig is, om dit werk van erbarmen aan te nemen; dus jullie moeten tot hen willen behoren, die Zijn bloed heeft schoongewassen van alle schuld. Hij gaf Zijn leven aan het kruis, Hij is bewust de laatste weg gegaan, omdat Hij zich opofferde voor de zonden van de mensheid, en zo moeten ook jullie bewust de weg nemen tot Hem, onder Zijn kruis.

De verlossing kan jullie niet worden geschonken tegen jullie wil. Een mens heeft dit grootste en zwaarste offer gebracht, omdat Ik als God niet had kunnen lijden en Mij daarom ook op het laatste moment terugtrok, ofschoon Ik Hem volledig vervulde van de kracht van mijn liefde, maar de mens Jezus benutte deze ongewone kracht niet meer, om zich te bevrijden van alle nood en kwelling – wat Hem wel mogelijk was – maar Hij heeft als alleen mens geleden en is als alleen mens gestorven aan het kruis.

Hij heeft met Zijn bloed de mensheid vrijgekocht van mijn tegenstander, die zo lang nog recht op de zielen heeft, als zij geen beroep doen op het verlossingswerk van Jezus en de schat van genade. Maar wie verlost wil worden, die moet mijn tegenstander vrij laten, omdat daarvoor het grote offer gebracht is aan het kruis. En zoals Ik jullie mensen steeds weer het weten daarover doe toekomen, zo moeten ook jullie het doorgeven, jullie moeten mijn naam verkondigen in de wereld, in welke alleen het heil te vinden is.

Jullie moeten mijn leer van liefde uitdragen en steeds weer melding maken van Hem, die zelf de geboden van liefde gegeven heeft, die zelf op aarde een leven in liefde leidde en tenslotte door Zijn dood aan het kruis het grootste werk van liefde volbracht, omdat Hij jullie van de zonde wilde verlossen, die jullie al eeuwen lang van Hem gescheiden hield en die jullie ook eeuwig niet hadden kunnen inlossen.

Jullie weg over de aarde als mens zal echter tevergeefs zijn, wanneer deze niet leidt naar het kruis van Golgotha. Want op deze weg kan en zal mijn tegenstander jullie niet volgen, hij zal jullie moeten vrijlaten, want hij heeft dan alle aanspraak op jullie verloren, en jullie toenmalige afval van Mij is verzoend door de liefde.

Amen

BD.8352
10 december 1962

Paradijselijke staat op de nieuwe aarde

Ik wil de aarde weer tot een plaats van vrede maken waar alleen nog maar de liefde regeert. Waar geen vijandschap bestaat en al het geschapene met elkaar leeft in harmonie en gelukzaligheid. Waar de uitstraling van de liefde der mensen ook het nog gebonden geestelijke weldadig aandoet, en waar een ieder moeite doet zijn medemensen bij te staan, geestelijk en lichamelijk. Waar Ik zelf als de eeuwige Liefde onder de mensen vertoeven kan, omdat niets negatiefs mijn tegenwoordigheid onmogelijk maakt. Ik wil dat de aarde weer dient om het mensengeslacht tot de hoogste rijpheid te brengen, zo dat veel; mensen als volmaakt deze aarde verlaten kunnen omdat zij innig met Mij verbonden zijn, en ook de uitwerking van de eertijdse oerzonde de mensen niet meer bezwaart. Want zij zijn allen reeds verlost door Jezus Christus en kunnen daarom ook op de nieuwe aarde geplaatst worden. En deze wegneming van de oude aarde voor de dag van het gericht is ook het bewijs van hun saamhorigheid met Mij. Het is een bewijs dat zij de verbinding met Mij op de oude aarde gevonden hebben, en dat zij vrij zijn van alle ondeugden en begeerten. Dat Ik ze daarom ook op de nieuwe aarde plaatsen kan.

En weer zal er een verlossingsperiode beginnen die aanvankelijk veel mensenzielen tot uitrijpen zal brengen, omdat mijn tegenstander gekluisterd is. Hij kan deze zielen niet meer lastig vallen omdat zij vrijwillig iedere weerstand opgegeven hebben, dus reeds de mijnen geworden zijn en alleen ter wille van de navolgende generaties nog op aarde leven. Want zij moeten getuigen zijn van mijn macht en heerlijkheid. Zij moeten uit eigen ervaring kunnen spreken over de toestand op de oude aarde, en ook hun nakomelingen de liefde tot Mij prediken. En ook hun kinderen en kindskinderen zullen vervuld zijn met liefde, en hun zielen zijn niet ver meer af van hun oerstaat. Want in reine onzelfzuchtige liefde zijn zij verwekt, omdat mijn tegenstander geen invloed had op de mensen die de nieuwe aarde bewonen.

De liefde is echter een kracht, en zij kan waarlijk ook het rijp worden van de zielen bespoedigen. Zij vermag ook het nog gebonden geestelijke te helpen bij het verlaten van de vorm, en ook dit zal zijn weerstand opgeven en naar mijn wil zich opwaarts ontwikkelen. Deze toestand zal een lange tijd duren, en in die tijd zal veel van het eens gevallen geestelijke als voltooid tot Mij terugkeren. En in die tijd zal Ik veel “kinderen” winnen en hun alsook mijn zaligheid, kent dan geen grenzen. Want Ik weet dat al het gevallene tot Mij terug zal keren en mijn heilsplan van eeuwigheid niet zonder succes zal zijn.

Maar toch zal ook deze toestand op de nieuwe aarde eenmaal weer anders worden – want steeds meer en meer zielen die door de aardse scheppingen zijn gegaan zullen zich weer belichamen. De lust naar de materie zal weer te voorschijn komen, eerst maar sporadisch maar dan steeds vaker. Het verlangen van de mensen naar materiële goederen ontbindt ook weer de ketenen van mijn tegenstander, want de vrije wil der mensen is maatgevend en kan nu ook door mijn tegenstander worden beïnvloed, omdat de mensen zich niet meer tegen hem verweren. Maar steeds weer zal mijn liefde ook dat geestelijke te hulp komen, en er zal weer geworsteld worden om deze zielen. Maar de wil van de mensen zelf zal beslissend zijn welke heer de overwinning zal behalen.

Want ook deze nieuwe generaties zal de kennis van Jezus Christus, de goddelijke Verlosser gebracht worden. Daardoor zullen zij niet machteloos aan mijn tegenstander overgeleverd zijn, en ook sneller hun weerstand opgeven – want hun geloof in Mij als God en Schepper is nog sterk genoeg, en dus heeft ook mijn invloed door middel van de “stem van het geweten” nog effect.

Maar het zal niet meer dat paradijselijke leven zijn zoals in het begin. Er zullen innerlijke gevechten voor de mensen op komst zijn en de verzoekingen van mijn tegenstander zullen niet uitblijven. De strijd om het bestaan zal harder worden maar gemakkelijk te verdragen zijn voor hen die Mij trouw blijven en de liefde in zich tot ontplooiing brengen.

En ook dan zullen mijn lichtboden de mensen bijstaan. Gedeeltelijk tussen hen als mens belichaamd, deels ook door geestelijk de mensen te beïnvloeden die zich aan hen overgeven en gestadig met Mij in verbinding blijven. En zolang nog de liefde regeert zullen de mensen ook vooruitgaan in hun ontwikkeling. Zolang de liefde regeert is ook mijn invloed sterk op de mensen en is er geen terugvallen in de diepte te vrezen, want tegen de liefde vecht mijn tegenstander vergeefs.

Amen

BD.8353
12 december 1962

De Messias, de Redder van de mensheid

Uit lichte hoogten ben Ik naar de aarde afgedaald om in de duisternis mijn licht binnen te dragen. Want de zon van de Geest was ondergegaan. Geen lichtstraal verlichtte de donkere nacht en de mensen bevonden zich in de ergste nood. En die hun nood onderkenden, schreeuwden naar Mij om hulp. Ze riepen een Redder te hulp Die hen zou bevrijden, want deze weinigen waren nog niet geheel door mijn tegenstander gevangen genomen. Ze leefden een leven in liefde en hadden de band met Mij nog niet geheel verloren. En daarom wendden ze zich tot Mij in hun nood, opdat Ik hun een Redder zou mogen zenden.

En dus zond Ik mijn Zoon naar de aarde. Een lichtgeest die uit mijn liefde was voortgekomen en die Mij ook trouw bleef toen de schare van oergeesten van Mij afviel, bood zich aan Mij aan voor een werk dat uniek was, dat echter de gehele mensheid redding bracht. Hij daalde af naar de aarde en ging midden tussen de mensen wonen. Hij begon aan zijn aards bestaan net als ieder ander mens, maar hij had een grote missie op zich genomen: zichzelf, dat wil zeggen zijn aards omhulsel in orde te brengen, zodat het Mij tot verblijfplaats kon dienen omdat Ik zelf Me over mijn schepselen wilde ontfermen, omdat Ik zelf hun grote schuld teniet wilde doen die ze door hun vrijwillige afval van Mij op zich hadden geladen.

Dit lichtwezen, een kind van mijn liefde, bood zich aan om als mens voor Mij dit werk van genoegdoening te verrichten. En als ziel nam het zijn intrek in het kindje Jezus en begon een weg over de aarde die zo buitengewoon smartelijk was omdat ook Zijn aardse lichaam zich moest vergeestelijken om Mij zelf als de eeuwige Liefde als woning te dienen. Al bij Zijn geboorte kon de omgeving herkennen dat dit Kindje de beloofde Messias was, want soms drong Zijn overgrote volheid van licht door en uitte zich in uitzonderlijk wijs spreken van het Kindje. Maar Zijn ziel werd buitengewoon lastiggevallen door mijn tegenstander die al het nog hem toebehorende geestelijke ertoe aanzette bezit te nemen van Zijn lichaam, zodat dus het lichaam door deze invloed in sterke verzoeking kwam, waartegen de mens Jezus moest strijden om niet het onderspit te delven.

De liefde in Hem gaf Hem daartoe deze kracht. Maar Hij moest buitengewoon worstelen en Zijn hele weg over de aarde was een ware kruisweg, die Hij echter vrijwillig op zich had genomen uit liefde voor Zijn gevallen broeders wier grote nood Hij kende. Maar Zijn leven was ook een ononderbroken dienen in liefde. En omdat Ik de Liefde zelf ben, kon Ik ook voortdurend in Hem zijn en Hem van de kracht voorzien om de missie te vervullen: het werk van de boetedoening voor de grote zondenschuld van de mensen te verrichten. Hij was mijn Zoon. Hij was een ziel van het licht die op aarde de totale aaneensluiting vond met Mij, die het werk van de vergoddelijking volbracht dat het doel is van ieder door Mij geschapen wezen: van een “schepsel” mijn “kind” te worden dat zich in vrije wil geheel verenigt met mijn wil en bijgevolg de hoogste graad van volmaaktheid kan bereiken.

Jezus was een niet gevallen oergeest, maar toch moest deze vergoddelijking plaatsvinden in vrije wil – die de gang door het aardse bestaan, de gang door de diepte, teweeg heeft gebracht. En dus moest ook Zijn ziel aan alle kwellingen van de kant van mijn tegenstander zijn blootgesteld, omdat deze ook die ziel wilde bezitten die hij niet ten val had kunnen brengen. En daar de aarde zijn rijk was, dus het rijk van het gevallen geestelijke, is ook de ziel van Jezus aan alle duivelse lusten en kwellingen blootgesteld geweest. En de mens Jezus moest deze weerstand bieden. Hij moest, ondanks alle verzoekingen, mijn kant kiezen, de kant van Zijn Vader van eeuwigheid. Hij moest Mij zelf tot Zijn medestander maken en Hij heeft dat gedaan doordat Hij ononderbroken om mijn liefde vroeg en deze door Zijn werkzaam zijn in liefde ook ontving, omdat de liefde nooit ophoudt en de grote liefde van de mens Jezus Mij oppermachtig aantrok.

En krachtens deze liefde – want de liefde is kracht in zich – kon Hij weerstand bieden en het werk van de verlossing ten uitvoer brengen tot aan het einde. Er was de mensheid in waarheid een Redder gezonden. De Messias was gekomen, zoals het lang tevoren was voorspeld. Het Licht was naar de aarde afgedaald om de harten te verlichten van de mensen die Hem erkenden, die in Hem Mij zelf herkenden – Degene Die de mensen wilde redden van zonde en dood.

En het licht doorbrak de duisternis. In Jezus verrees er voor mijn tegenstander een Strijder die hem overwon. Want Zijn wapen was de liefde en tegen de liefde strijdt mijn tegenstander tevergeefs. Tegen de liefde zal hij altijd het onderspit delven, want de Liefde ben Ik zelf en Ik ben waarlijk sterker dan degene die u eens in de diepte stortte.

Amen

BD.8355
15 december 1962

De beloften van Jezus moeten in vervulling gaan

U zult door mijn geest vertrouwd worden gemaakt met de waarheid. Deze belofte heb Ik u gegeven toen Ik op aarde wandelde, omdat Ik wist dat u, om gelukzalig te kunnen worden, steeds in de waarheid zou moeten staan. Omdat Ik ook wist dat de zuivere waarheid niet lang standhield onder de mensen, want dezen waren en zijn onvolmaakt en zullen nooit het volmaakte, het zuivere, onveranderd handhaven.

U mensen die erover nadenkt, zult nooit kunnen beweren dat een misvormen van de zuivere waarheid niet mogelijk is. U zult ook niet kunnen beweren dat Ik zelf zo’n verandering van de waarheid niet zou kunnen toelaten. Want daar u een vrije wil bezit als kenmerk van uw goddelijke afkomst, kan en zal Ik deze vrije wil niet beknotten wanneer de mens uit eigen aandrang veranderingen aanbrengt in de geestelijke leer die oorspronkelijk als mijn woord van Mij is uitgegaan.

En dit alleen al geeft u het motief voor mijn nieuwe openbaringen die Ik u doe toekomen, opdat u zich ook in de waarheid zult kunnen ophouden als dit uw ernstige wil is. Het is zo voor de hand liggend dat Ik als de eeuwige Waarheid altijd alleen daarop bedacht zal zijn deze ook voor mijn schepselen toegankelijk te maken. Want Ik wil niet dat ze in duisternis van geest verkeren, omdat ze dan ook nooit de weg naar Mij terug zouden vinden. Maar zoek Mij een woord uit de schrift dat zegt dat Ik Me nooit meer zal uiten tegenover de mensen omdat Ik Me zogenaamd in dit boek van de vaderen geheel heb geuit en nu dus stil blijf tegenover degenen die de stem van de Vader wensen te horen.

U zult dit bewijs niet kunnen leveren, want mijn vaderliefde weet waarachtig waar mijn kinderen op aarde behoefte aan hebben en ze doet hun ook steeds toekomen wat ze nodig hebben. En u mensen hebt u van de zuivere waarheid verwijderd, omdat u, zolang u nog geen gewekte geest hebt, ook mijn woord in de schrift niet juist weet uit te leggen. Want de geestelijke betekenis van het woord begrijpt u niet, daar anders niet zoveel dwalingen de waarheid zouden hebben kunnen doorspekken en de mensheid in helder licht voort zou gaan terwijl toch het tegenovergestelde het geval is. En al leert u ook alles letterlijk uit het hoofd, het woord blijft dood zolang de geest niet is gewekt.

Maar een gewekte geest hoort mijn stem en herkent deze als de stem van de Vader, omdat Geest tot geest spreekt en de ziel weldadig treft. “Mijn schapen herkennen mijn stem.” Waarom benadruk Ik dat? Omdat u allen zich zult moeten afvragen of u wel mijn schapen bent. U die van Mij getuigt, draagt mijn woord uit dat in de schrift staat. Maar dan zult u ook voor alles moeten opkomen wat Ik zelf als mens Jezus heb gesproken. En u zult er dan zeer duidelijk op gewezen worden, dat Ik Me aan de mensen openbaar die “Mij liefhebben en mijn geboden nakomen”. En u zult dan ook niet kunnen beweren dat elk rechtstreeks aanspreken van mijn kant het boek der boeken tegenspreekt.

U zelf hebt u reglementen geschapen en houdt daar onwrikbaar aan vast. Voor u geldt het boek der boeken, dat wel alles bevat wat voor de mens nuttig is te weten, als afgesloten. Maar het blijft zonder waarde voor de mens wiens geest niet is gewekt en die de geestelijke betekenis van het woord niet begrijpt. En wanneer Ik nu zelf de mensen ervan in kennis stel, dat en hoe de geest in hen moet worden gewekt, wanneer Ik hen wil helpen hun geest te verlichten door mijn rechtstreeks aanspreken opdat ze nu ook mijn geschreven woord leren begrijpen, dan zult u zo’n bewijs van liefde van mijn kant niet kunnen ontkennen of afdoen als vijandelijk werkzaam zijn. Want dat bewijst u alleen dat u zelf nog een niet gewekte geest hebt, dat u mijn woord leest en er niet over nadenkt dat elke belofte die Ik zelf de mensen gaf in vervulling moet gaan.

En Ik heb gezegd: “Ik wil u de trooster zenden, de geest der waarheid. Die zal u vertrouwd maken met alle waarheid en u aan datgene herinneren wat Ik u gezegd heb”. Ik heb gezegd: “Ik blijft bij u tot aan het einde”. “Wie in Mij gelooft, zoals de schrift zegt, uit diens lichaam zullen stromen van levend water vloeien.” Ik heb gezegd: “U allen zult door God onderricht moeten zijn” en ook nog velerlei verwijzingen gegeven naar het “werkzaam zijn van mijn geest in u”. Maar hebt u al serieus overwogen, hoe en of mijn woorden worden vervuld? Nee, want anders zou u mijn directe uitingen werkelijk niet in twijfel kunnen trekken. U zult Mij zelf niet van een leugen kunnen betichten. Integendeel, u zult moeten geloven wat Ik heb gezegd en dankbaar in ontvangst moeten nemen wat ik u aanbied.

U ziet de grote geestelijke nood om u heen, die waarlijk niet zou kunnen bestaan wanneer alle mensen door de geest verlicht het boek der boeken zouden lezen. Maar daar de mensen niet de voorwaarden vervullen om door de geest verlicht te worden, die bestaan in een onbaatzuchtig werkzaam zijn in liefde, baat hun ook dit boek niets, dat wel voldoende zou kunnen zijn om de mensen naar de gelukzaligheid te leiden. Maar ze begrijpen het niet en het zijn meestal maar vormchristenen, wier mond anders spreekt dan het hart geaard is. Maar Ik kan geen genoegen nemen met een schijnchristendom, want waar de onbaatzuchtige naastenliefde ontbreekt, daar kan ook geen licht zijn. Daar is geen levend geloof, daar anders Ik zelf werd herkend in elk woord dat mijn overgrote liefde de mensen van boven zal laten toekomen omdat ze absoluut hulp nodig hebben. Want het is de tijd van het einde en alleen de zuivere waarheid kan de mensen het licht geven dat hun weg zal verlichten die terugleidt naar Mij.

Amen

BD.8363
26 december 1962

“Ik ben bij u, alle dagen…”

“Ik ben bij u, alle dagen tot aan het einde…” Nooit bent u verlaten, ook al bent u met aardse noden bezwaard, want steeds is er Een bereid u te helpen. Steeds ga Ik naast u, zodra u maar mijn aanwezigheid toelaat, zodra u bewust mijn leiding voor u vraagt.

U zelf bepaalt dus of Ik bij u kan vertoeven, want zodra Mij nog innerlijke afweer wordt geboden, trek Ik me terug. Dat wil zeggen dan zult u ook mijn liefde niet kunnen gewaarworden, zelfs wanneer ze u eeuwig niet opgeeft. Maar Ik heb u beloofd, dat Ik bij u zal blijven tot aan het einde. En aan deze belofte zult u waarlijk geloof kunnen schenken, omdat elk woord, dat uit mijn mond stroomt, waarheid is.

Maar wanneer Ik bij u ben zult u ook geen onheil hoeven te vrezen, want Ik kan het afwenden en wil het ook afwenden, als u zich met Mij verbindt door gebed en werken van liefde. Voortdurend staat u, die tot de mijnen wilt horen, dus onder mijn zorg. En voortdurend geeft Ik u er ook een bewijs van, doordat Ik tot u spreek, zoals een vader tot zijn kinderen spreekt. Ik maan en waarschuw u, Ik maak u mijn wil bekend en Ik geef u opheldering over mijn Wezen, opdat in u de liefde voor Mij zal ontbranden, die dan ook mijn voortdurende tegenwoordigheid garandeert.

Maar wat het betekent bij u aanwezig te zijn, zult u ondervinden in de komende tijd, waarin het om u heen zal stormen en bruisen, waarin u door een tijd van rampspoed heen zult moeten gaan, omdat deze ter wille van de gehele mensheid moet komen, zo er nog enkele mensen moeten worden gered van de ondergang.

U, die van Mij bent, zult wel steeds mijn bescherming en mijn hulp ondervinden, maar de omvang van de nood zal ook van u een sterk geloof vragen, daar u anders niet zult kunnen standhouden tegenover de benauwdheden, aan welke u door mijn tegenstander bent blootgesteld en waarin u zich zult moeten waarmaken. U zult deze tijd van nood niet hoeven te vrezen, want zodra u zich aan Mij toevertrouwt, zodra u Mij zult aanroepen, zal Ik steeds bij u aanwezig zijn. Want dit heb Ik u beloofd toen Ik zelf over de aarde ging. Mijn tegenwoordigheid bij u wordt alleen toegelaten, doordat u ernaar verlangt, doordat u zich niet gevangen zult laten nemen door de wereld, die met haar verlokkingen uitermate sterk op u af zal komen.

Doch u zou een slechte ruil doen, want ze is vergankelijk, zoals alles, wat om u heen is, heel spoedig aan de vernietiging ten prooi zal vallen, zoals het u is aangekondigd door woord en geschrift. En wat de mensen bezitten, zullen ze verliezen en ze zullen er arm en naakt bijstaan op de dag van het gericht. Maar u zult u te allen tijde onder mijn bescherming geborgen weten en uw goederen zullen waarlijk onvergankelijk zijn. Ze zullen u de toegang in het lichtrijk garanderen, wanneer u nog voor het einde van deze aarde overlijdt, of u een leven in het paradijs op de nieuwe aarde opleveren, dat u dan met grote rijkdom binnengaat en waar u nu in gelukzaligheid werkzaam zult kunnen zijn. En dan zult u Mij zelf mogen meemaken, dan zal mijn belofte duidelijk in vervulling gaan, want Ik blijf bij u, omdat u Mij de liefde betoont, die mijn aanwezigheid bij u mensen mogelijk maakt.

Denk steeds aan deze woorden van Mij en vrees niet, wat er ook komen mag. Want Ik heb het u voorspeld, dat er een tijd van ellende over de aarde gaat, die het dichtbij zijnde einde aankondigt en die door de mijnen ook moet worden doorstaan. Echter de kracht daartoe wordt u te allen tijde toegestuurd. En veel kracht zult u van tevoren al moeten verwerven. Steeds zult u zich voor Mij moeten openstellen en mijn aanwezigheid in u toelaten, opdat uw geloof onwankelbaar zal worden en u mijn hand niet meer zult loslaten, die u zal leiden en u liefdevol door alle noden heenbrengt.

En als u Mij niet uit uw gedachten laat gaan, dan zal ook Ik u niet alleen laten. Ik zal u elk ogenblik met ongewone kracht vervullen, zodat u mijn tegenwoordigheid bemerkt en Mij voortdurend meer liefde schenkt, die u steeds inniger met Mij verbindt. Want er wordt een verlossingsperiode afgesloten en een nieuwe zal beginnen, zoals Ik het vanaf het begin van deze periode heb voorspeld door zieners en profeten.

En alles zal in vervulling gaan, want mijn woord is waarheid. En dit woord van Mij zult u kunnen vernemen tot aan het einde, want Ik blijf bij u en mijn tegenwoordigheid zal worden bewezen, doordat Ik u toespreek. U, die begeert Mij te horen, die van Mij zult willen zijn en zult blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8364
28 december 1962

De mens heeft de plicht geestelijke goederen te onderzoeken

U zult u niet kunnen verontschuldigen wegens verkeerd onderricht omdat u door Mij in de gelegenheid bent gesteld uw verstand te gebruiken, dus heeft u ook de plicht te onderzoeken wat u geleerd werd. En zodra u kennis neemt van een God en Schepper, die alles liet ontstaan en die alles wat u om u heen ziet en ook u zelf, behoudt, hoeft u zich slechts in gedachten tot deze Schepper te wenden en waarlijk, Ik zal dan uw gedachten sturen zodat u inzicht krijgt als u dat wenst.

En er zullen uit het geestelijke rijk steeds die gedachten tot u komen, die gaan over Mij zelf en u. Die u vragen laten in welke verhouding u tot Mij, uw God en Schepper, staat. En zulke gedachten moet u oppakken en in u overwegen. Altijd moet u zich bewust zijn dat iedere mens die alleen op zijn verstand vertrouwt, zich kan vergissen.

Ook moet u uzelf afvragen of de mensen die u onderwijzen, zonder dwaling zijn; of zij die u kennis ter overweging aanbieden, dit zelf weer van hun medemensen ontvingen of door middel van studie verworven hebben. Want dan zal er in u zeker twijfel opkomen en dan doet u er goed aan daarover na te denken. Alleen uw wil is echter beslissend of u zelf de waarheid verlangt, want alleen deze wil zorgt er voor dat u zuivere waarheid geschonken wordt. Want neemt u gedachteloos aan wat u wordt voorgeschoteld dan zult u nooit de weg tot Mij vinden. U bezit dan alleen zuiver verstandskennis die nooit het hart beroeren kan, uw ziel heeft daar niet het geringste voordeel van omdat het noch tot ware kennis voert noch uzelf ertoe brengt ernstig aan uzelf te werken. Het is en blijft ook slechts een wereldlijk weten, zelfs als het om geestelijke problemen gaat. Want alleen uw verstand wordt aangesproken maar nooit wordt ervan geëist dat het zich daar intensief mee bezig houdt, en dan pas kan begrijpen wat het werd aangeboden.

En als u nu door (kerkelijke) geboden verhinderd wordt erover na te denken, zult u ook de onzinnigheid van zo’n verbod inzien en achterdochtig worden en daarom alleen al aan de waarheid gaan twijfelen van de u aangeboden leer. Alles hoeft geen dwaling te zijn, maar u moet uzelf hierover duidelijkheid verschaffen doordat u zelf gaat nadenken en u tot Hem wendt, die uw God en Schepper is, want Hij alleen kan u opheldering verschaffen.

Zodoende moet u proberen een levend weten te verkrijgen en u niet met dode kennis tevreden stellen; dat net zo lang dood is als het geen invloed uitoefent op de menselijke ziel, totdat het deze opwekt tot echte ijverige arbeid die voornamelijk uit werken van liefde bestaat. Want zo gauw een mens een leven in liefde leidt, zal ook zijn denken verlicht zijn en dan heeft hij geen vrede meer met ’n leer die niet geheel met de waarheid overeenstemt. Het licht van de liefde in hem laat hem dan ook niet meer alles zonder bedenking aannemen wat hem wordt aangeboden, maar noodzaakt hem tot onderzoek daar de liefde het goddelijke grondbeginsel is en nooit dwaling of leugen naast zich dulden kan.

Dan begint er ook een levendig verlangen naar waarheid te groeien waardoor ook de waarheid tot de mens wordt geleid, eender op welke manier. Want wie de waarheid begeert, die verlangt ook naar Mij zelf, Ik die de eeuwige waarheid ben. En aan hem zal Ik me ook openbaren, dat wil zeggen: op een of andere manier hem de waarheid doen toekomen zodat hij die ook zonder bedenking zal aannemen en verwerken.

Iedereen moet zelf naar zijn eigen voltooiing streven en is daar dan ook toe in staat, want het is waarlijk voldoende verbinding met Mij te zoeken door een gebed in geest en waarheid, om met mijn hulp zijn weg over de aarde met goed gevolg af te leggen. En dit gebed zal verhoord worden, hij zal steeds van binnen uit worden aangespoord tot werken van liefde en daardoor zal hij ook tot het licht geraken en de weg gaan die tot volmaaktheid voert.

Amen

BD.8365
29 december 1962

De aanvallen van de tegenstander in de eindtijd

U zult uzelf nog vaak moeten waarmaken, want mijn tegenstander zal u aanvallen waar het maar mogelijk is. Hij zal tweedracht zaaien en de mensen tegen elkaar ophitsen. Hij zal alles doen om u te verontrusten en ten val te brengen. En steeds zult u moeten bidden om kracht, om zijn verzoekingen te kunnen weerstaan. Daarom moet u voortdurend tot Mij vluchten voordat hij u kan aanvallen. U moet Mij dagelijks en elk uur om bescherming tegen hem vragen, opdat Ik dan aan uw zijde kan staan en hem afweren. Het zal een strijd tegen hem blijven tot het einde, want hij laat u niet zonder strijd over aan Mij, uw God en Vader van eeuwigheid. Maar Ik heb ook recht op u en daarom hoeft u zich maar tot Mij te wenden en Ik zal altijd voor u klaar staan omdat Ik u liefheb. En Ik wil de vijand van uw ziel van u verdringen opdat u niet in verzoeking vervalt. Waar mijn tegenstander een geestelijk streven herkent is hij bijzonder heftig aan het werk en probeert het te verhinderen. En dan moet u zich waarmaken en hem ernstig weerstand bieden. U mag hem geen aanvalspunten bieden door u te laten meeslepen door ongeduld, wrevel of liefdeloosheid, want dan wordt het steeds moeilijker van hem los te komen, ofschoon Ik voortdurend bereid ben te helpen. Maar uw gedachten vinden dan niet meer zo gauw de weg tot Mij. En alleen de innige verbinding met Mij beschermt u tegen zijn aanvallen en verzoekingen. En zolang het hem nog mogelijk is u onrustig te maken, ongeduldig en toornig te laten worden, zolang bent u nog zwak, en zal hij zijn macht benutten.

Daarom moet u onophoudelijk arbeiden aan uw ziel en u proberen te ontdoen van al uw gebreken. En u moet steeds alleen tot Mij bidden om de nodige kracht en waarlijk, uw wil daartoe geeft u reeds die kracht en u zult als overwinnaar tevoorschijn komen. In de tijd van het einde is zijn activiteit overduidelijk, want hij duldt geen vrede, geen harmonie en geen eendracht onder de mensen. Hij probeert steeds te storen, en het ligt aan uzelf of hij succes heeft. Want alleen een beroep op Jezus, uw Redder en Verlosser, zal u sterken en dan zult u hem weerstand kunnen bieden. Want Jezus heeft hem overwonnen door Zijn dood aan het kruis. En roept u Mij aan in Jezus, dan moet hij u vrij laten. Maar u vergeet vaak juist in zulke verzoekingen aan uw Redder en Verlosser te denken. Want het is het werk van de tegenstander uw gedachten te verwarren, zodat u op zijn aanvallen ingaat en u zelf als mens probeert het pleit te winnen, waar alleen Ik kan helpen, omdat u zelf te weinig kracht bezit.

Daarom moet u zich in elke verzoeking waarmaken, dat wil zeggen de weg nemen tot Mij in Jezus. Want dan moet hij zich terugtrekken omdat mijn kracht waarlijk groter is dan de zijne en Ik geen mens in nood laat die tot Mij zijn toevlucht neemt. Uit eigen kracht vermag u niets, maar met mijn kracht alles. En deze kracht zal Ik u steeds weer geven zodra u er om vraagt, want dan zijn uw gedachten op Mij gericht. En dan kan Ik mijn recht laten gelden en u behoeden in elke nood en elk gevaar. Vergeet dat niet, want nog vaak zal hij u in het nauw drijven. Nog vaak zal hij zich aan u opdringen en nog vaak zult u het gevaar lopen voor zijn verzoekingen te bezwijken. Maar u hoeft Mij slechts aan te roepen in geest en in waarheid, en Ik zal hem van u weren. Ik zal u niet aan hem overlaten, maar u steeds helpen in elke geestelijke nood.

Amen

BD.8366
30 december 1962

God past smartelijke middelen toe

U zult nooit aan mijn liefde mogen twijfelen, wat er ook gebeuren mag in de wereld, of in uw omgeving. Ik weet, waarom Ik het toelaat, zelfs wanneer het niet mijn wil is, maar de wil van de mensen zelf werkzaam is en zijn medemensen leed aandoet. Ik weet, wat weer voor de afzonderlijke mens bevorderlijk is om rijp te worden en daarom moet Ik ook vaak zelf ingrijpen en door harde slagen van het noodlot trachten in te werken, dat u tot zelfbezinning zult komen, wanneer u in gevaar bent uzelf te verliezen aan mijn tegenstander. Maar meen niet dat Ik liefdeloos en ongegrond leed over u laat komen, want alleen mijn liefde brengt me ertoe om in te grijpen op de meest uiteenlopende manier. Het gevaar dat u weer voor eindeloos lange tijd verloren zou kunnen gaan, is te groot en Ik wil u niet onverschillig aan uw lot overlaten en daarom pas Ik nog alle middelen toe om dit gevaar van u af te wenden.

In de laatste tijd zal het aantal gebeurtenissen groter worden die u aan mijn liefde doen twijfelen, er zullen zich catastrofes en ongelukken van de meest verschillende aard, zware slagen van het noodlot, nood en ellende steeds vaker voordoen en de mensen zullen zich afvragen hoe een God van liefde zoiets kan toelaten. Maar geloof me, Ik moet deze middelen toepassen, omdat Ik de vrije wil niet kan beknotten en omdat deze gebeurtenissen uw wil in de juiste richting kunnen dringen. Geloof me, dat Ik echter ook acht sla op elke roep die u in deze nood naar Mij opzendt en u de hulp ten deel doe vallen om Mij zelf aan u te bewijzen en u zult dan ook mijn eindeloze liefde voor u leren inzien, die niet te gronde wil richten, integendeel alleen maar redden. Zou u, mensen allen alle samenhangen weten die de reden zijn van uw bestaan op aarde als mens, dan zou u zeker ook zo leven dat zware slagen van het noodlot u helemaal niet hoefden te treffen, doch wanneer u opheldering verkrijgt door mijn boden, gelooft u hen niet en leeft onverantwoordelijk in het wilde weg door en bent u in groot gevaar weer verloren te gaan voor eindeloos lange tijd.

Wat het inhoudt de gang over de aarde door al de scheppingswerken nog eens te moeten afleggen, kunt u niet beseffen, maar u zou met ontzetting worden geslagen en zou uit vrees daarvoor nu een andere levenswandel leiden, maar Ik kan u niet de herinnering aan vroeger geven van de ontwikkelingsgang die u al hebt afgelegd terwille van uzelf. Maar steeds weer laat Ik u waarschuwen en vermanen door mijn boden en als u hen nu maar zou willen geloven, zou uzelf dit gevaar uitbannen en uw best doen een andere levenswandel te gaan. En daarom wordt u telkens weer opgeschrikt uit de doodsslaap waarin u zich bevindt, want u moet ontwaken en het roepen van Mij om u wakker te schudden, zal steeds luider klinken.

Maar mijn liefde voor u zal niet minder worden, ook indien u Ze zelf niet meer vermag in te zien. Maar eens zult u weten dat alles wat geschiedt, alleen voor uw bestwil moest dienen, maar dat Ik uw vrije wil niet kan dwingen en u daarom ook alle smartelijke gebeurtenissen aan u zult kunnen laten voorbijgaan zonder ’n enkel resultaat voor uw ziel te hebben behaald.

Steeds weer roep Ik u, mensen toe: Geloof in mijn eindeloze liefde die u geldt tot in alle eeuwigheid en geloof dat Ik alleen uw gelukzaligheid wil, dat Ik u tot een leven zou willen wekken dat eeuwig duurt en licht en kracht en vrijheid betekent. En Wanneer u in staat bent in mijn liefde te geloven, neemt dan ook alles met berusting uit mijn hand aan en Ik zelf kan u ook weer uit alle nood helpen, zodra ze er maar heeft toe bijgedragen dat u zelf verandert, dat u zich aan Mij toevertrouwt en Mij om hulp vraagt want zodra U Mij als uw God en Schepper erkent, is ook het grote gevaar voorbij opnieuw te worden gekluisterd in de materie en u gaat dan niet verloren, veeleer zult u verder rijp kunnen worden op aarde of in het rijk hierna.

Amen

BD.8367
31 december 1962

Kindschap Gods – Doel van het leven op aarde

De gang over de aarde als mens is een overgroot genadegeschenk van Mij, want het biedt u toch de mogelijkheid, u tot mijn kinderen te vormen, want eens bent u uit Mij voortgekomen als schepselen van mijn wil, mijn liefde en mijn kracht. U bevond u in de hoogste volmaaktheid, omdat uit Mij niets onvolmaakts kan voortkomen, maar nochtans was u alleen maar een werk van mijn wil, dat niet anders kon zijn zoals Ik het schiep. Ik wilde evenwel kinderen hebben die met Mij zouden scheppen en werken in hoogste gelukzaligheid.

En dit kindschap moest u in vrije wil zelf nastreven en u verwerven doordat u zich dus geheel aan mijn wil onderwierp, ofschoon u de vrijheid bezat ook eigenmachtig en tegengesteld aan mijn wil te denken en te willen. U moest dus op de proef worden gesteld, u moest uw liefde voor Mij bewijzen, doordat u geen andere, eigen wil liet gelden dan de mijne. En deze wilsproef werd van u gevraagd, en u doorstond hem niet. U ging uw eigen weg, ofschoon u in het helderste licht van het inzicht stond. Doch u was niet gedwongen te denken en te willen net als Ik. En deze vrijheid van wil hebt u misbruikt.

Eens was u ik-bewuste wezens, doch na deze verkeerde wilsbeslissing raakte u het zelfbewustzijn kwijt, omdat het mijn plan van eeuwigheid was dat u eens toch weer in gelijke wil met Mij zou scheppen en werken in hoogste gelukzaligheid. U moest u tot mijn kinderen kunnen vormen en hiervoor was een eindeloos lange gang van positieve ontwikkeling nodig, vanuit de diepste diepte waar u in vrije wil op aangestuurd had, tot de hoogste hoogte. En deze gang legde u, opgelost in kleinste partikeltjes, door alle scheppingen van de aarde af – zonder zelfbewustzijn tot u een graad van ontwikkeling bereikte die u het zelfbewustzijn weer teruggaf, daar u als mens over de aarde gaat om nu opnieuw in vrije wil de juiste wilsproef af te leggen, die u dan echter ook het kindschap Gods oplevert, dat u de hoogste gelukzaligheid verzekert.

Deze juiste beslissing in uw leven op aarde wordt u als mens waarlijk niet te moeilijk gemaakt, want daar Ik zelf vurig verlang naar de terugkeer van mijn schepselen als mijn kinderen, help Ik u ook op elke denkbare manier dat u het doel bereikt. Alleen moet Ik steeds uw vrije wil eerbiedigen, die deze verandering tot een kind van God tot stand moet brengen. Maar Ik doe alles opdat uw vrije wil zich juist richt. Ik spreek zelf tot u – en dit aanspreken heeft waarlijk een grote uitwerking van kracht, hiervoor is eveneens alleen maar uw vrije wil nodig dat u het aanhoort.

Mijn woord is het grootste genadegeschenk dat u van Mij in ontvangst mag nemen, want dit woord hebt u eens afgewezen toen u zich vrijwillig van Mij scheidde, en het zou eigenlijk pas in de staat van volmaaktheid tot u kunnen komen. Ik schenk het u echter, Ik doe u een onverdiende genadegave toekomen en vraag alleen uw bereidwilligheid haar aan te nemen. Dan echter kunt u er ook zeker van zijn dat u het doel – het kindschap Gods – bereikt, want zodra u gewillig bent en Mij tot u laat spreken, bewerkt mijn woord ook dat u bereid bent mijn wil te vervullen – en u probeert dit, zelfs wanneer u nog moet worstelen en strijden, omdat u zwakke schepselen bent zolang u nog onvolmaakt door het aardse leven gaat. Maar daaruit kunt u mijn overgrote liefde voor u opmaken, die niets onbeproefd laat om u terug te winnen als ware kinderen, om u nu ook onbegrensde zaligheden te kunnen bereiden. En wanneer mijn liefde voor u zo sterk is, dan zal Ze ook ieder schepsel apart bijstaan. Ze zal het niet aan zichzelf overlaten.

Alleen mag het zich niet tegen Mij verzetten zoals eens – en dat gebeurt wanneer het mijn aanspreken niet aanhoort, wanneer het mijn boden afwijst of geheelonverschillig aan de grootste genadegave voorbij gaat, die het op aarde kan worden geboden. Want dan ontbreekt ’t het wezen aan kracht voor zijn laatste klim omhoog en dan is ook zijn gang als mens over de aarde zonder zin en kan hem weer naar de diepte voeren wanneer de mens zich niet nog verandert voor zijn dood. Wat echter van mijn kant kan gebeuren om zulke zielen te redden, wordt ook gedaan, want waarlijk, Ik wil uw ondergang niet, Ik wil dat allen zalig worden.

Amen

BD.8370
2 januari 1963

Gods besluit is onafwendbaar

Dat u voor een keerpunt staat dat zich aards en ook geestelijk zal voltrekken, is zeker. En zodra u alleen maar het gebeuren in de wereld evenals het lage geestelijk niveau bekijkt, moet het voor u ook begrijpelijk zijn dat dat peil alleen op zo’n manier verholpen kan worden dat een geheel nieuwe ordening ingevoerd wordt en dat de orde die wet is van eeuwigheid weer hersteld moet worden.

De mensen hebben de goddelijke ordening omver gestoten en het in de mens belichaamde geestelijke dat zijn ontwikkeling ten hoge moest voltooien en ook kon, heeft totaal gefaald. En juist daarom moeten nieuwe mogelijkheden geschapen worden om de ontwikkeling voort te zetten, of zelfs de gehele ontwikkeling van voren af aan te beginnen.

Aards is een chaos vast te stellen, want de mensen zijn door hun begeren naar de wereld geheel uit de ordening getreden. Zij staan geheel onder invloed van hem aan wie de wereld toebehoort, en zij hebben daarom zo’n laag geestelijk niveau bereikt dat dit hun aardse leven nutteloos doet worden. Onherroepelijk is daarom de tijd gekomen die als een aards en geestelijk keerpunt beschouwd moet worden. Want op aarde zal alles anders worden omdat de oude aarde een gehele omvorming ondergaat en er ook een totale scheiding van het geestelijke plaats vindt, zodat de mensen die faalden weer in de materie gekluisterd worden, en het nog in de harde materie gebondene vrij gezet wordt om de weg van ontwikkeling voort te kunnen zetten in de scheppingen van de nieuwe aarde. De oude toestand op aarde kan onmogelijk bestaan blijven, daar er anders geen mogelijkheid meer zou zijn voor een verdere ontwikkeling van het geestelijke.

Eerst moet alles weer opnieuw in orde worden gebracht al het geestelijke moet worden verplaatst naar waar het volgens zijn rijpheid hoort. Daarom moet ook de mens die naar de materie verlangt in die toestand terugkeren die hij reeds lang overwonnen had maar zijn bereikte vrijheid misbruikt heeft en daardoor weer weggezonken is naar de diepte. Dan zal er weer goddelijke orde op de nieuwe aarde heersen en de mensen zullen zich in de goddelijke ordening bewegen omdat de nieuwe aarde bevolkt is door diegenen die op de oude aarde een staat van rijpheid verkregen hebben, die een overplaatsen op de nieuwe aarde rechtvaardigt. Maar niet alleen de aarde zal geheel vernieuwd worden maar ook de mensheid die in geestelijke rijpheid een nieuwe aardperiode begint, evenals al het in de scheppingen gekluisterde geestelijke hulp ontvangt bij de opwaartse ontwikkeling die zich weer in de wettelijke orde zal voltrekken.

U mensen mag niet geloven dat op deze aarde een omkeer zal plaats vinden, dat de mensen zullen veranderen, dat wil zeggen: beter worden en er daardoor een verandering ontstaan zal. Deze mogelijkheid is uitgesloten want alleen een daad van geweld kan de reiniging nog teweegbrengen. De bokken moeten van de schapen worden gescheiden en er moet van God uit een verandering worden veroorzaakt, want de mensen zijn er zelf niet meer toe in staat in goed vaarwater terecht te komen. Zij zinken steeds verder af hoe langer hun de tijd blijft. Daarom is ook de tijd vastgesteld in Gods heilsplan en hier wordt ook aan vastgehouden. Want wat Hij in Zijn wijsheid als nodig ingezien en besloten heeft, staat vast en zal nooit veranderd worden omdat Zijn wijsheid onovertreffelijk en Zijn besluit onveranderlijk is.

Daarom kan van Zijn kant uit al het gebeuren wat met deze omvorming in verband staat aan de mensen geopenbaard worden, en kan er geloof geschonken worden aan de profetieën die steeds weer door zieners en profeten verkondigd worden aan de mensen.

Dat het laatste gericht en de hervorming der aarde geen parallel vindt in de tot dusver door mensen beleefde gebeurtenissen geeft niet het recht aan te nemen, dat de profetieën verkeerd zijn. Maar de mensen moeten rekening houden met wat hun verkondigd wordt en te wachten staat, en zich daarop voorbereiden. Want nog is er een korte genadetijd die nog benut kan worden, en als de wil van de mens er maar naar streeft op aarde aan zijn opdracht te beantwoorden, dan behoeft hij ook het einde niet te vrezen. Want God zal een ieder helpen die Hem aanroept en Hij geeft zich steeds te kennen aan de mensen, door Zijn woord. Hij kondigt wel de gebeurtenissen aan maar Hij laat ieder mens de vrije wil, zodat deze ook zijn eigen lot in handen heeft.

Amen

BD.8371
3 en 4 januari 1963

Opheldering over traditionele geestelijke leren

Hoe vaak is u al de verzekering gegeven, dat u alles als zuivere waarheid zult kunnen verdedigen, wat u van Mij zelf door het werkzaam zijn van de geest in u hebt ontvangen.

Ik zal u waarlijk niet in dwaling laten voortgaan, wanneer het uw ernstige wil is in de waarheid vast te staan – juist te denken – en u Mij steeds maar om het toesturen van de waarheid vraagt.

Maar de mensen zijn vaak niet bereid onjuiste gedachten los te laten, omdat ze een leerstelling hebben aangenomen, die hun als onweerlegbare waarheid voorkomt, omdat ze deze steeds weer zich eigen hebben gemaakt en lange tijden achtereen doorgegeven. En daar ook een bepaald weten voor het rijp worden van hun ziel niet nodig was, maar de mensen eerder in hun denken zou hebben verward, hoefden zij daar ook niet over onderricht te worden. Is echter het verlangen in een mens erg groot opheldering te verkrijgen, dan wordt die hem toegestuurd, want Ik alleen kan opheldering geven. Ik alleen kan de mensen juist onderrichten, die het werkzaam zijn van mijn geest in zich toelaten.

Komt nu mijn woord de mensen toe, dan is elke dwaling uitgesloten. Maar de mens, die mijn woord ontvangt, moet zichzelf vrij maken van elke geestelijke leer, die op een andere wijze tot hem is gekomen, want de waarheid kan alleen maar daar worden gegeven, waar het hart vrij is van dwaling. Anders gezegd: Ik kan alleen maar daar zijn, waar mijn tegenstander het veld heeft geruimd.

U, mensen, steunt op het boek der boeken. En u gelooft, dat de inhoud ervan helemaal niet aan vervalsing is blootgesteld geweest.

Maar steeds weer zeg Ik u, dat niets zuiver blijft bewaard, zodra het door onvolmaakte mensen wordt beheerd. Er zal altijd wel worden aangesloten bij datgene, wat oorspronkelijk van Mij uitging, maar u bezit geen garantie van een onbedorven geestelijke leer. En dit des te minder, hoe verder u terugkijkt op de eerste tijden der mensen op deze aarde.

Wat u daar nu over wordt medegedeeld, is slechts nog gedeeltelijke waarheid, want de zuivere waarheid behoort bij het volmaakte en de mensen zijn niet volmaakt en dus zult u zich ook niet kunnen beroepen op datgene, waar sinds oertijden melding van werd gemaakt en wat voor u nog steeds als de enige waarheid geldt.

Nooit blijft de waarheid generaties lang gehandhaafd, wel echter de dwaling. En een onjuiste leer wordt met alle hardnekkigheid als waarheid verdedigd en blijft lange tijden achtereen bestaan zonder te worden aangetast. En op zulke dwaalleren bouwen de mensen en ze zijn ook niet bereid zich een andere leer te laten onderwijzen, tot er zich weer een gelegenheid voordoet, waarin de mensen de zuiverste waarheid van boven kan worden overgebracht.

Maar deze wordt niet aangenomen, zodra ze afwijkt van de vanouds overgenomen geestelijke leren. En slechts zij, die uit het diepst van hun hart de waarheid begeren, zullen er door geraakt zijn en een leer aannemen, ook wanneer ze indruist tegen de traditioneel overgenomen leren. Mijn geest vergist zich niet, maar niet altijd kan mijn geest werkzaam zijn in een mens, wanneer deze zich zal laten wegtrekken van de wereld, wanneer hij begeert dingen te weten, die niet als geestelijke kennis kunnen worden beschouwd, die voor het rijp worden van de ziel niet van belang zijn en die de mens voor zichzelf al heeft beantwoord en hij nu door eigen denken het werkzaam zijn van mijn geest verhindert.

Dit is een gevaar, dat alleen dan wordt uitgeschakeld, wanneer een innigste band met Mij bestaat en Mij voortdurend om bescherming tegen dwaling wordt gevraagd. En gaat het nu om een leer, waaraan sinds mensenheugenis nooit werd getwijfeld, die dus ieder mens zich tot geestelijk eigendom heeft gemaakt, doordat hij geen andere voorstelling voor mogelijk houdt, dan zal ook deze opvatting niet weerlegd kunnen worden, als Ik geen dwang wil uitoefenen op het denken van een mens.

Maar wie de zuivere waarheid begeert, die zal ze ontvangen en nu ook in zichzelf de overtuiging hebben, dat het de waarheid is.

Want het gaat daarom, dat in de laatste tijd voor het einde een geestelijke leer naar de aarde wordt gestuurd, die de mensen mijn heersen en werkzaam zijn in het universum begrijpelijk moet maken, zo dat ze zichzelf voor alles de juiste verklaring kunnen geven, omdat deze zuivere waarheid op de nieuwe aarde zal moeten worden aangenomen. Daarom moeten de onjuiste leren kunnen worden blootgelegd en de zuivere waarheid er tegenover geplaatst. En dat is alleen mogelijk, wanneer Ik, als de Gever van de waarheid, zelf werkzaam kan zijn in een mens, die Mij trouw dienstwillig is; dat hij onvoorwaardelijk aanneemt, wat Ik hem bied en zich nu ook inzet voor de verbreiding van datgene, wat hij ontvangt.

Want juist ten tijde van de geloofsstrijd zal het er op aankomen, wie zich deze waarheid eigen heeft gemaakt. Want deze zal tegen alle aanvallen standhouden, omdat hij door de waarheid de nodige kracht bezit ervoor op te komen. Het gaat er niet om, dat de mens alles moet weten. Integendeel, alleen daarom, dat elke dwaalleer, die door mijn tegenstander zelf onder de mensen werd gebracht, in de laatste geloofsstrijd mijn tegenstander daarvoor dient, om bij de mensen elk geloof de grond in te boren, wanneer ze moeten inzien, dat ze ongeloofwaardige leerstellingen voor waar hebben gehouden en deze ongeloofwaardige leerstellingen door uw vijanden zelf worden aangehaald, om u ertoe te brengen alles op te geven. U kent zijn valse streken en listen niet, maar Ik weet, hoe hij optreedt tegen u, die zult willen geloven.

En daarom geef Ik u opheldering, waar dit maar mogelijk is. En u, die mijn woord zult ontvangen, zult het spoedig meemaken, dat u vragen worden gesteld, die u anders niet zult kunnen beantwoorden dan met mijn van bovenaf gegeven verduidelijking. En dan zult u ook kunnen begrijpen, waarom zulk weten u van Mij uit werd toegestuurd, dat schijnbaar in tegenspraak is met het boek der vaderen en dat toch de zuivere waarheid is.

Want de oorsprong van dit boek zult u niet meer op zijn geloofwaardigheid kunnen nagaan. Maar wanneer Ik u zelf toespreek, dan ben Ik zelf ook de oorsprong van de geestelijke leer, die u zult ontvangen. En dan zult u niet bang hoeven te zijn, dat u iets verkeerds wordt toegestuurd, want Ik ben zelf de Waarheid van eeuwigheid en Ik deel ze uit aan diegenen, die er serieus naar verlangen. En Ik zelf heb vanaf het begin de mensen onderricht, want de eerste mensen hoorden in hun binnenste mijn woord. Alleen bezaten ze ook een bepaalde graad aan kennis, zoals zij die nodig hadden om Mij zelf te kunnen herkenen en mijn wil te vervullen. Maar door het inwerken van mijn tegenstander werd het licht van het inzicht steeds meer vertroebeld, hoe minder ze acht sloegen op mijn geboden. Onder de eerste mensen waren er ook lichtwezens belichaamd, die hun licht lieten stralen onder de mensen, maar zodra de liefdeloosheid onder de mensen toenam, werd hun geestestoestand steeds duisterder.

En steeds weer sprak Ik door de mond van de profeten, om steeds weer een licht in hen te ontsteken.

Toen Jezus dan naar de aarde kwam, omdat de duisternis bijna ondoordringbaar was geworden, straalde er weer een helder licht binnen in de geestelijke nacht van de mensen.

En dat zult u moeten weten, dat de dwaling zich steeds kon handhaven in zulke tijden van geestelijke duisternis.

En de mensen, die het zich tot taak stelden de gebeurtenissen op te tekenen, die in het boek der boeken bijeen werden gebracht, waren ook niet vrij van dwaling.

Denk er eens aan, welke tijdperken er al voorbijgegaan zijn en geloof niet, dat in deze tijd zulke notities waarheidsgetrouw bewaard zijn gebleven. Maar Ik heb steeds door verlichte mensen u datgene kunnen mededelen, wat nu nodig hebt voor het rijp worden van uw ziel.

En deze mededelingen zijn altijd dezelfde gebleven. Ze werden steeds weer als “mijn woord” aan de mensen verkondigd en Ik zal ook steeds weer mijn woord naar de aarde leiden, opdat de mensen in het bezit van de zuivere waarheid komen. Maar geschiedkundige optekeningen kunnen niet als “mijn woord” worden bestempeld en gewaardeerd, zolang ze niet de geestelijke gebeurtenissen betreffen, die zich in het geestelijke rijk afspeelden tijdens en na de schepping van de wezens, die mijn liefde heeft laten ontstaan.

Van deze gebeurtenissen zult u op de hoogte moeten zijn en daarom wordt u daar in alle waarheid over onderwezen, omdat u de zin en het doel van uw bestaan op aarde zult moeten kennen.

En Ik geef u dus ook opheldering over het proces van het terugvoeren van datgene, wat Mij ontrouw werd en weer naar Mij moet terugkeren – en dit in alle waarheid.

En zo is ook voor u het ontstaan van de schepping verklaard en de gang van al het afgevallen geestelijke door de scheppingswerken heen, tot aan de mens toe.

Ook over het ontstaan van de mens is u uitsluitsel gegeven, maar elk scheppingsproces speelde zich ontelbare malen af, omdat Ik geen beperking ken en omdat mijn kracht voortdurend werkzaam is, omdat ook ontelbare geestelijke wezens de werken van de schepping nodig hadden en de mens zich van dit ontzettend grote aantal geen voorstelling kan maken. Maar de mens zelf stelt zich grenzen, ook in zijn denken. En hij zal daarom ook verkeerde gevolgtrekkingen maken, waarvan de rechtzetting weer alleen van mijn kant uit kan plaats hebben, wanneer het werkzaam zijn van de geest in de mens wordt toegelaten, die dan weer de juiste opheldering geeft en dit ook alleen dan, wanneer daarover een waarheidsgetrouwe opheldering wordt verlangd, omdat het niets met het verkrijgen van de rijpheid van de ziel van een mens te maken heeft.

Maar er is een dergelijke opheldering verlangd en daarom werd dit verzoek ingewilligd.

Amen

BD.8373
6 januari 1963

“Wie u de zonden zult kwijtschelden”

Door verkeerde uitleg van mijn woord is er al veel dwaling ontstaan en verbreid. En het is moeilijk een dergelijke dwaling uit te roeien, hem door zuivere waarheid te vervangen, want de mensen nemen veel eerder de dwaling aan en verbreiden hem als waarheid, dan dat ze zich laten onderrichten en de zuivere waarheid aannemen. En steeds kon dit gebeuren, wanneer mijn woord alleen maar naar de letter werd uitgelegd. Doch nooit werd de geestelijke zin van het woord begrepen. Dat de mensen belast zijn met zonden, is het gevolg van hun vroegere afval van Mij; het gevolg van de oerzonde, die geestelijke duisternis bracht over de wezens, die eens het heldere inzicht hadden en vol van licht waren. Dus drukt deze zonde nog steeds op de mensheid, wanneer ze niet door Jezus Christus ervan verlost wordt. En ter wille van deze ongelukkige mensheid daalde Ik zelf af naar de aarde en bood als mens Jezus het kruisoffer aan, om die onmetelijke schuld teniet te doen. Maar daar het nu de mensen vrijstaat Jezus als de goddelijke Verlosser te zien, in wie Ik zelf mens ben geworden, moeten ze ook vertrouwd worden gemaakt met het weten over Hem en met de motivering van hun menszijn en met het werk van verlossing. En met dit doel zond Ik mijn discipelen uit in de wereld, die Ik tevoren zelf had onderricht en die daarom ook als mijn plaatsvervangers de volkeren mijn evangelie konden verkondigen. Nu is het heel gemakkelijk te begrijpen, dat de mensen, die de genaden van het verlossingswerk aannamen, vrij werden van hun grote zondenschuld; dat van hen alle zonden werden afgenomen, wanneer ze bekenden zondig te zijn en hun toevlucht namen tot het kruis, tot de goddelijke Verlosser.

Mijn discipelen brachten nu de mensen de boodschap van Mij en mijn verlossingswerk en wie hun leer aannam, die konden ze ook de vergeving van alle schuld toezeggen, want deze opdracht hadden ze van Mij gekregen: de mensen uitsluitsel te geven, waaróm ze ongelukkig en belast waren. En daarom konden ze hen ook in mijn opdracht de toezegging doen, vrij te worden van alle schuld, wanneer ze Mij erkenden en Mij om vergeving vroegen. Want ze zijn overal naartoe gegaan, om in mijn plaats het woord van het kruis te prediken. En zo konden ze dus ook in mijn plaats de mensen de zonden vergeven. Want zolang ze als mijn vertegenwoordigers de mensen het evangelie brachten, waren ze ook door mijn geest verlicht. En ze zagen de zondige toestand in van de mensen. Ze onderkenden ook hun boetvaardigheid, die hen het recht gaf, in mijn plaats hen van elke schuld vrij te spreken. En ze deden alleen dat, wat Ik zelf zou hebben gedaan, toen Ik over de aarde wandelde. Dus had het woord: “Wie u de zonden zult vergeven, die zijn ze vergeven” zijn gegrondheid en het moet ook in deze zin worden begrepen.

Maar nu gaat het erom, wie als mijn ware vertegenwoordiger op aarde werkzaam is. Want alleen daar hangt het van af, of een vergeving van zonden van de kant van een mens mogelijk is, dat wil zeggen door mijn wil is bekrachtigd. Niet ieder, die zich mijn vertegenwoordiger noemt, kan de medemensen mijn evangelie verkondigen, omdat alleen de mensen, die door mijn geest zijn verlicht, op de hoogte zijn van het verlossingswerk van Jezus, van de geestelijke motivatie ervan en van de grote oerschuld en daarom onvoorwaardelijke het “werkzaam zijn van mijn geest” mogelijk moet zijn, maar dit is niet vast te stellen bij diegenen, die zich allen voor mijn dienaren, voor mijn vertegenwoordigers op aarde uitgeven. Bijgevolg zijn deze ook niet gerechtigd en in staat over de toestand van de zielen der mensen te oordelen en hen de zonden kwijt te schelden. En wanneer ze het doen, is de mens nochtans niet vrij van zijn grote schuld, wanneer hij niet zelf de weg gaat naar Jezus Christus en Hem zelf vraagt om vergeving van zijn schuld.

Daarom mogen de mensen zich niet verlaten op de beloften van de kant van hen, die zelf niet in staat zijn zonden te vergeven, omdat niet Ik hun dit ambt heb opgedragen. En daarom heeft een dergelijke dwaalleer een zeer schadelijke uitwerking op de zielen, die nu geloven door voorgeschreven gebruiken vrij te zijn geworden van hun zonden en die het verzuimen, zich zelf aan Jezus Christus over te geven en Hem innig te vragen, dat Hij hen hun schuld moge vergeven. Want de delging van de oerschuld kan de mensen alleen door Jezus Christus worden geschonken en daartoe is een weten nodig, dat weer alleen door de zuivere waarheid kan worden verkregen. Zolang echter mensen, die niet zelf door Mij werden aangesteld, zich daartoe gerechtigd houden, zal dit alleen tot gevolg hebben, dat er een lauwe instelling ontstaat, omdat de mens zich nu ontheven acht van zijn verantwoording, zodra hem van de kant van een medemens vergeving van zijn zonden wordt verzekerd, ook al wordt ernaar verwezen, dat Ik deze belofte zelf heb gegeven.

Ik sprak tot mijn discipelen de woorden: “Wie u de zonden zult kwijtschelden, die zijn ze kwijtgescholden”. En steeds zullen ook deze woorden hun gerechtvaardigdheid behouden bij diegenen, die Ik zelf als mijn ware discipelen uitkies. Maar nooit kunnen dezelfde woorden worden toegepast op diegenen, die zich zelf, of weer door medemensen, tot mijn navolgers maakten. Want Ik alleen weet wie Mij op de juiste wijze dient en wie daartoe de nodige voorwaarden kan bezitten. En dus kies Ik ook nu weer mijn ware vertegenwoordigers op aarde, die mijn evangelie in alle waarheid zullen verkondigen en die ook de dwaling duidelijk uit zullen laten komen en bestrijden. Want alleen de waarheid kan voor de mensen een waar licht betekenen, waarin ze de weg naar boven vinden, naar Mij, terug in hun vaderhuis.

Amen

BD.8375
8 januari 1963

De kerk van Christus in haar begin

Mijn discipelen namen het evangelie van de liefde aan van Mij zelf toen Ik op aarde leefde. Zij konden het dus ook zuiver en onvervalst in de wereld uitdragen toen mijn verlossingswerk was volbracht en Ik weer in mijn rijk van licht en zaligheid was opgevaren. En van de kant van deze discipelen is mijn leer ook zuiver gebleven, en de mensen vernamen over Mij dat Ik hun Verlosser was van zonde en dood.

Zij werden door mijn apostelen onderwezen dat zij de weg naar het kruis moesten gaan en een leven in liefde leiden, om het doel van hun aardse leven te vervullen en om na hun dood mijn rijk binnen te kunnen gaan. Mijn discipelen werden door Mij met de waarheid vertrouwd gemaakt en zij gaven ook diezelfde waarheid verder, omdat mijn geest in hen kon werken.

Aanvankelijk namen nu ook de mensen mijn zuiver evangelie aan en waren ijverig om eveneens een leven in liefde te leiden. En daardoor wekten ook zij de geest in zich tot leven en Ikzelf kon in hen werken. En zo werd mijn leer ook een bepaalde tijd zuiver gehouden. Mijn discipelen gaven het leraarschap door, aangezien ze de geestelijke toestand zagen van hen die zij als hun opvolgers aanwezen.

Maar het duurde niet lang meer, of de mensen eigenden zich ook zelf zo’n leraarschap toe. Gedeeltelijk uit een zekere eigenliefde, gedeeltelijk uit een al te grote ijver om mijn wil te vervullen, zonder daartoe echter de innerlijke roeping af te wachten.

En zo kwam het dat dit leraarschap dan willekeurig werd toegekend. Dat niet meer de innerlijke begaafdheid – de geestestoestand van een mens – maatgevend was, maar uiterlijke omstandigheden mede een rol speelden. En nu kwam ook steeds meer de zuivere waarheid in gevaar, wat echter niet werd ingezien – juist vanwege de niet ontwaakte geest van deze leerkrachten.

Maar de mensen aan wie het evangelie verkondigd werd, hun werd het recht ontzegd zich een eigen oordeel te vormen en hun twijfels uit te spreken over de onvoorwaardelijke waarheid van dat, wat hun geleerd werd.

Die zich als geestelijke leiders beschouwden waren van hun missie en haar waarde overtuigd en verdroegen geen tegenspraak. En degenen die onderwezen werden, werd het als plicht opgelegd, onbeproefd alles als waarheid te aanvaarden wat hun werd aangeboden. De waarheid kon slechts zolang zuiver behouden blijven, zolang haar behoeders zelf een ontwaakte geest hadden. Maar spoedig overheerste het aantal van hen die in “ambt en waardigheid” waren aangesteld, zonder door mijn geest verlicht te zijn. En iedere tegenwerping van een geestelijk gewekte mens werd verworpen.

De macht van hen die onverlicht waren steeg onophoudelijk, de zuivere waarheid werd vermengd met dwalingen, met opvattingen die het resultaat waren van menselijk denken en door hen als “goddelijke waarheid” werd voorgestaan. En of nu ook steeds weer geestelijk ontwaakte mensen probeerden de dwaling uit te roeien –

mijn tegenstander gelukte het zich te handhaven, want de macht van zijn aanhangers was reeds te groot en de zuivere waarheid werd niet meer als zodanig herkend. En zo kunt u het zich indenken dat in de loop van de tijd zich iets anders als kerk van Christus ontwikkeld heeft dan die, welke door Mij op aarde gegrondvest werd.

Alleen zo is het te verklaren dat er een organisatie aan de macht kwam, dat er binnenin deze organisatie steeds weer scheuringen ontstonden, terwijl Ik de door Mij gegronde kerk steeds alleen als een geestelijk gebouw beschouwd wil hebben, dat alle mensen omvat die in de waarheid leven ten gevolge van een leven in liefde dat blijk geeft van een levend geloof en een ontwaakte geest. En deze kerk is ook tot in deze tijd blijven bestaan, want mijn geest kon steeds weer worden uitgestort over mensen die hun best deden in de liefde te leven en mijn wil te vervullen.

En zo kon ook aan dezen steeds weer de zuivere waarheid worden geopenbaard die alle dwalingen onthult. En ieder mens die ernstig naar de waarheid verlangt, zal ook opheldering gegeven worden, hoe het komt dat de mensheid in een verward denken kon geraken en ook niet bereid is zich daar vrij van te maken. Doch voor een ieder zal het nu begrijpelijk zijn dat de massa nooit ontvankelijk is voor de waarheid, maar bereidwillig instemt met de dwaling. Daarom moet ieder afzonderlijk proberen zich los te maken van verkeerde opvattingen, zodra hij de genade heeft dat hem van Mij uit de zuivere waarheid wordt aangeboden. Want als hij er maar ernstig naar verlangt, zal hij ook de waarheid van de dwaling kunnen onderscheiden, en hij zal dan ook behoren tot de kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht.

Amen

BD.8377
11 januari 1963

Gods hulp om de ziel te louteren

Al het aardse beleven moet en kan er toe bijdragen dat u volmaakt wordt, want het is allemaal zo beschikt, dat u genoodzaakt wordt daar tegenover de juiste instelling te vinden, die dan ook zijn uitwerking op uw ziel zal hebben. U zult alles gelaten op u kunnen nemen en het als mijn wil of door Mij toegelaten inzien, maar u zult innerlijk ook in opstand kunnen komen en dan zult u daar weinig voordeel voor uw ziel uit behalen en kunnen er veel gebeurtenissen aan u voorbij gaan, zonder de uitwerking die ze moeten hebben op uw ziel. Geloof dat u niets “toevallig” overkomt, maar zie in alles mijn leiding en mijn wil of mijn toelating, omdat Ik u gelegenheid wil verschaffen, waarbij u ijverige arbeid aan uw ziel zult kunnen verrichten, waar u zich zult kunnen oefenen in geduld, zachtmoedigheid en vredelievendheid; waar uw barmhartigheid moet worden opgewekt of ook uw deemoed versterkt. Waar u onbaatzuchtige naastenliefde zult moeten beoefenen en al het leed geduldig op u nemen. En steeds zal het dienen voor de bestwil van de ziel die alleen met het doel over de aarde gaat dat ze gelouterd wordt, dat alle aanklevingen van haar afvallen, die de bestraling door mijn liefde beperken of helemaal verhinderen.

En hoe ijveriger u deze arbeid aan uw ziel verricht, des te eerder zal ook alles wat u bezwaart van u wijken, want u zult dan steeds meer werkzaam worden in liefde en de liefde lost alle aanklevingen van uw ziel op en ze wordt rijp in korte tijd. Wanneer u alle wederwaardigheden in het leven, alle dagelijkse onbehaaglijke gevoelens van deze kant bekijkt, zult u ze ook veel gemakkelijker kunnen overwinnen. U zult weten dat u ze nog nodig hebt, omdat u nog onvolmaakt bent en u zult ook weten dat Ik u altijd weer help, wat het ook is. Want elk middel dat Ik aanwend om u tot grotere rijpheid te brengen, is hulp die mijn liefde u zal doen toekomen en die u daarom ook dankbaar zult moeten aannemen.

En wanneer er niets meer in staat is u te storen, wanneer u alle wederwaardigheden van het dagelijkse leven gelijkmoedig aan u voorbij zult laten gaan, wanneer u ze gelaten en geduldig zult verdragen, hebben ze ook hun taak vervuld en uw ziel zal Mij dankbaar zijn, dat Ik u deze hulp ten deel liet vallen, die haar hielp zich te voltooien. U moet allen nog veel kwijtraken tijdens uw leven op aarde, want slechts zelden is een mens al helemaal deugdzaam geworden. Ieder moet aan zichzelf werken om zijn slechte gewoonten en ondeugden te veranderen in de toestand die de ziel moet bereiken, dat ze in staat is de lichtstraal van mijn liefde op te vangen, dat de straal van mijn liefde haar kan doorschijnen, zonder daarbij gehinderd te worden door ondoordringbare omhulsels. Alle ondeugden en slechte gewoonten zijn zulke omhulsels die de straal van mijn liefde hinderen, die een ijverige arbeid aan de ziel vragen, die u echter zult kunnen verrichten, wanneer u bereid bent mijn wil te vervullen. Doch omdat de mens niet vanzelf zulke arbeid aan zichzelf verricht, moet hij door Mij als het ware worden aangespoord, doordat voor hem in het dagelijkse leven veel tegenstand en hindernissen ontstaan, die hij de baas moet worden, wat hij ook kan met mijn hulp, als hij Mij maar aanroept, opdat Ik hem bijsta in de strijd tegen al wat materialistisch is, wat hem nog in het nauw brengt.

Dan geeft hij eenmaal zijn zwakheid toe en de deemoed zal in hem toenemen, hij zal zijn best doen alles met liefde aan te zuiveren en af te keren. En de liefde is het beste louteringsmiddel voor de ziel. Ze lost alle omhulsels op en mijn liefde kan haar nu doorstralen met volle kracht.

Laat u alleen niet meeslepen in liefdeloosheid door zulke tegenwerkingen, want dan heeft mijn tegenstander over u gezegevierd en u zult steeds meer moeite moeten doen, om de voleindiging van uw ziel op aarde te bereiken. Niets wat u overkomt, is zin- of doelloos, want mijn wil stuurt uw levensloop en Ik wil alleen uw rijp worden bevorderen, maar niet u opnieuw in de diepte laten vallen.

Onderken daarom ook in alles wat u treft mijn wil of mijn toelating en schik u daarin.

Amen

BD.8379
13 januari 1963

“De krachten des hemels zullen in beweging worden gezet”

Ook dat heb Ik u voorspeld dat u aan de tekenen des tijds zult inzien dat het einde nabij is. En deze tekenen zullen zo duidelijk zijn dat u niet meer hoeft te twijfelen en weet, hoe laat het is.

De krachten des hemels zullen in beweging worden gezet, u zult kosmische veranderingen kunnen vaststellen, natuurverschijnselen die u te denken zouden moeten geven, zult u kunnen waarnemen en ook de wetmatige ordening lijkt omvergeworpen te zijn in de natuur en toch regeert daarover een goddelijke wet, want aan alles wat komt en gebeurt, ligt ook mijn wil ten grondslag.

Maar u, mensen moet alleen de waarheid duidelijk worden van datgene wat u verkondigd werd door zieners en profeten, en wat Ik zelf u heb voorspeld over het einde. Want in de laatste tijd zal alles uit zijn ordening treden om u, mensen te doen opletten. Want daar u (mensen) geen geloof meer accepteert in een God en Schepper, daar u gelooft zelf op mijn scheppingswerken invloed te hebben, daar u zichzelf als machtig en buitengewoon wijs beschouwt, moeten u tegenbewijzen worden gegeven, u zult uw machteloosheid moeten inzien tegenover verschijnselen die uw wil niet kan tegenhouden of veranderen. Verder zult u moeten beseffen dat zulke voorspellingen al lang bestaan, die u niet kunt loochenen en dat nu de tijd is gekomen waarin vervuld wordt wat geschreven staat en wat door mijn woord steeds weer aan de mensen wordt verkondigd.

Maar ook kosmische veranderingen zullen de mensen als nawerking van hun eigen machinaties aanzien en zichzelf als heer beschouwen die ook voor zulke kosmische veranderingen de bevoegdheid hebben en bijgevolg zullen ze God loochenen uit volle overtuiging. Want dat is het werkzaam zijn van mijn tegenstander in de eindtijd, dat hij Mij zelf tracht te onttronen en daarom ook weer gekluisterd zal worden.

Maar ook steeds zullen mensen de tijd onderkennen en Mij en mijn rijk tegenover de wereld verdedigen, tegenover diegenen die totaal ongelovig zijn. Want ze weten dat spoedig het laatste uur heeft geslagen en ze houden ook de kosmische veranderingen voor bewijs, omdat Ik die zelf heb voorspeld toen Ik over de aarde ging.

“De krachten des hemels zullen in beweging worden gezet”, ook dit woord heeft zijn geestelijke betekenis, die u, mensen nog niet begrijpt. Alles wat van Mij uitgaat, wat mijn wil als oorsprong heeft, zal levend zijn, elke starre vorm zal tot leven worden gebracht, omdat mijn kracht zich zal uiten – die steeds leven voortbrengt.

En mijn kracht zal in alle volheid uitstralen in de laatste tijd voor het einde, ze zal overal alles losser maken, een versoepeling tevoorschijn roepen, dat wil zeggen: de zon van mijn geest zal door de donkere nacht waarin de aarde ligt, heen breken. De zon van mijn geest zal helder oplichten en haar schijn zal alles tot leven brengen, ze zal al het slapende wakker schudden en het tot nu toe dode dat door deze straal wordt getroffen zal levend worden. Dus zullen krachten des hemels zich uiten, die u, mensen niet kunt tegenhouden.

Tenslotte echter zal zich ook, zuiver natuurlijk, een uiting van mijn Macht voltrekken die geen mens voor zichzelf zal kunnen verklaren, want Ik heb voor het einde ongewone tekenen voorspeld en deze zullen zich ook voordoen in een vorm dat de mensen met ontzetting gebeurtenissen in de natuur kunnen volgen, die ze geen halt kunnen toeroepen door eigen tegenacties, maar zelf zullen ze er nog toe bijdragen dat krachten in werking treden waarvan ze de uitwerking nog niet hebben doorgrond en die daarom alles vernietigende gevolgen met zich meebrengen en het laatste einde bespoedigen, dat weliswaar in mijn heilsplan van eeuwigheid is voorzien, omdat Ik ook sinds eeuwigheid op de hoogte ben van de wil van de mensen en hierop dat heilsplan heb opgesteld, dat echter toch door de mensen zelf ten uitvoer wordt gebracht, die menen Mij te kunnen overtroeven en dus duidelijk onder de invloed van de tegenstander staan, wiens verwoestend werkzaam zijn nu duidelijk wordt.

Het zal gebeuren zoals het verkondigd is en wie opmerkzaam is, herkent ook al de tekenen van de tijd, wie opmerkzaam is, beseft ook dat mijn woord waarheid is dat de mensen van boven toekomt als een buitengewoon genadegeschenk voor alle mensen die dit geschenk maar willen aannemen. Want Ik heb de mensheid nooit ongewaarschuwd gelaten, wanneer haar gebeurtenissen te wachten staan die Ik over de mensen moest laten komen zodra ze in gevaar waren helemaal op te gaan in mijn tegenstander.

Steeds gingen aan mijn gerichten ook mijn waarschuwingen en aanmaningen vooraf, want steeds wilde Ik de mensen de mogelijkheid bieden, zich te bezinnen en de korte tijd ervoor nog te benutten, opdat hun ziel ongedeerd uit al dergelijke gerichten te voorschijn kon komen. Doch nooit mochten deze ernstige aanmaningen en waarschuwingen een dwang zijn om te geloven en daarom zullen ook mijn aankondigingen weinig geloof vinden, al zijn de tekenen des tijds nog zo duidelijk te herkennen. De mensen zoeken overal een verklaring voor die hun beter bevalt en daarom zullen ze onvoorbereid door het einde worden verrast, want de tijd is vervuld, het einde staat voor de deur.

Amen

BD.8381
15 januari 1963

Verbreiden van de waarheid – Leven in liefde

Draag de waarheid verder. Deze opdracht geef Ik u steeds weer en u zult daarom steeds alleen mijn wil vervullen wanneer uw bezigheid daarin bestaat, geestelijk goed van Mij in ontvangst te nemen en het voor de medemensen toegankelijk te maken. En u zult het kunnen geloven dat u niets meer eigenmachtig zult ondernemen, omdat u zich steeds weer innig met Mij zult verbinden om mijn woord in ontvangst te nemen en deze band u ook juist denken garandeert. En Ik kan niet alle mensen rechtstreeks toespreken, want zolang ze nog met de aardse wereld in verbinding staan, zijn hun harten nog niet in staat Mij zelf te vernemen. Want daartoe behoort het afgesloten zijn van de wereld, want alleen dan kan Ik zelf Me uiten en Mij voor hen begrijpelijk maken.

Maar hoe zelden zal dit loslaten van de wereld maar plaatsvinden, ook wanneer het de mensen ernst is de juiste weg te gaan. Maar om Mij werkelijk als drager van licht en waarheid te dienen, moet een zo volledige overgave aan Mij hebben plaatsgevonden dat er niet meer acht wordt geslagen op de wereld, wat echter maar heel weinig mensen lukt, want steeds zal de wereld zich op de voorgrond dringen en in het denken van de mensen mengen. En dat moeten ook de mensen ter harte nemen, die wel ook geloven geestelijk te werken op aarde, maar ook te zeer een beroep doen op hun verstand, juist door wereldse invloeden en eisen die van de mens verstandelijk denken verlangen en daardoor een zuiver geestelijke bezigheid in twijfel is getrokken.

Wie Mij dienen wil, die moet zich er helemaal voor inzetten en hij mag de wereld generlei concessies meer doen. Dan echter kan Ik ook in hem aanwezig zijn en hem beschermen tegen elke niet geestelijke invloed en dan is ook de zuivere waarheid gegarandeerd die hij nu rechtstreeks van Mij in ontvangst neemt. En deze waarheid moet dan ook in de wereld worden uitgedragen, want ze is niet het bezit van de ontvanger alleen, maar door deze voor alle mensen gegeven. En ze kan er weer toe bijdragen dat ook de medemens zich afzijdig van de wereld houdt, dat voor hem mijn aanwezigheid zo nastrevenswaardig is, dat hem de wereld zo zonder smaak voorkomt en hij ze graag weggeeft om voor geestelijke goederen van Mij in te wisselen, die hem buitengewoon gelukkig zullen maken.

Het onderzoek van geestelijk goed stelt weliswaar als eerste een leven in liefde voorop, dat de mens bekwaam maakt om juist te denken, dat ook zijn verstand zal verlichten en zowel zijn hart als ook zijn verstand het geestelijk goed aanneemt. Want zonder liefde is de mens zelf nog toebehorend aan mijn tegenstander en deze zal geen licht toelaten, maar trachten het te vertroebelen of te doven. Waar echter Ik zelf al de geest kon verlichten, omdat de mens in zich het liefdeslicht heeft ontstoken door werkzaam te zijn in liefde, daar zal ook het onderzoek naar geestelijk goed dat van Mij is uitgegaan, gemakkelijk zijn en tot een juist resultaat leiden. De onderzoekende zal zich zelf door Mij voelen aangesproken en tegen mijn woord geen enkele twijfel inbrengen.

En u zult mijn woord het volste geloof kunnen schenken, want het verkondigt u als eerste en belangrijkste de liefde. Het stelt u ook de uitwerking van een waar liefdeleven voor ogen alsook de dode toestand waarin een liefdeloos mens zich zal bevinden. Dus kan ook alleen de eeuwige Liefde zelf u zo’n leer overbrengen. En Ze doet dit om u voor zich te winnen, om u de weg te wijzen die weer naar Mij terugvoert, van Wie u eens wegging in licht en kracht.

De Liefde is mijn oerelement. Ik zelf ben de eeuwige Liefde en deze Liefde uit zich duidelijk tegenover u mensen om u te redden van een opnieuw neerstorten in de diepte. En deze Liefde zal u waarlijk ook de zuivere waarheid toezenden, want alleen de waarheid kan u naar de gelukzaligheid leiden, alleen de waarheid kan de duisternis verdrijven en alleen in de waarheid zult u de weg naar Mij vinden. En wanneer Ik u de opdracht geef, deze waarheid door te geven, dan zult u geen bedenkingen hoeven te hebben dat u eigenmachtig handelt in de keuze van hen aan wie u het geestelijk goed doet toekomen, want Ik zelf leg u de juiste gedachten in het hart. Ik zelf dring er bij u innerlijk op aan om datgene door te geven wat de mensen nodig hebben om hun weg over de aarde succesvol af te leggen. En elke arbeid zult u nu voor Mij verrichten en zal u ook door Mij gezegend zijn. Want wat nog gebeuren kan om de zielen redding te brengen in hun nood, dat zal ook gebeuren, omdat Ik u liefheb vanaf het allereerste begin en liefhebben zal tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8384
18 januari 1963

Het op de hoogte zijn van het doel van het aardse leven

Alleen een geestelijk weten volgens de waarheid zal u de zin en het doel van uw leven op aarde laten inzien. En u dit weten overeenkomstig de waarheid toe te zenden, zal steeds mijn zorg zijn, opdat u niet zonder resultaat het aardse leven aflegt, omdat u zich in volledige onwetendheid bevindt, wanneer u uw bestaan als mens begint. En daarom zeg Ik steeds weer, er moet een klein lichtje in u worden ontstoken, dat u uitsluitsel geeft over uzelf en uw verhouding tot Mij. En dit kleine licht kan uw vrije wil telkens versterken, zodat het in u helder wordt en er geen enkele geestelijke duisternis meer op u drukt, daarentegen de inzichten steeds toenemen en u ook zeker uw doel bereikt op aarde: algehele omvorming van uw wezen tot liefde, naar uw oertoestand, waarin u gelukzalig was.

Dat Ik u dit licht schenk, is een onverdiende genade, omdat u het eens bewust afwees en daarom Mij zelf ontrouw werd. Het was verwaandheid, die u aanzette tot deze afval van Mij. U voelde zich net als mijn eerst geschapen geest Lucifer, zijnde volkomen krachtig en geloofde Mij te kunnen overtroeven. U geloofde Mij zelf aan de kant te kunnen zetten en daarom maakte u zich vrijwillig los van Mij, steeds staande onder de invloed van die eerst geschapen geest, die meende zo sterk te zijn, dat hij geloofde Mij te kunnen onttronen. Maar hij bevond zich in het helderste licht. Hij wist dat hij als wezen uit Mij was voortgekomen. Hij wist dat hij van Mij de kracht ontving, dat Ik dus zelf de Bron was en toch maakte hij zich los van Mij, ondanks beter inzicht, want de hem van Mij uit onbeperkt toestromende kracht heeft hem verwaand doen worden. Ze heeft zijn denken verward, omdat hij ze Mij misgunde, dus een zondige verkeerde wil, die de beweegreden van zijn val was, leverde hem al geestelijke duisternis op, zodat hij geloofde zich van Mij los te kunnen maken en toch in het bezit van volheid van kracht te blijven. Maar het losmaken van Mij betekende ook steeds verminderde kracht van liefde, want de kracht van mijn liefde verloor haar werkzaamheid door diens weerstand. En de duisternis om hem verdichtte zich meer en meer. En in dezelfde toestand geraakten ook de wezens, die zijn wil, met gebruikmaking van mijn kracht, had geschapen.

Ze werden niet door hem gedwongen hem te volgen en ze waren ook in staat zichzelf te zien als schepselen, die uit mijn kracht waren voortgekomen. En daarom was hun schuld enorm groot en kon deze niet door de wezens zelf worden goedgemaakt. Ze bleven, ondanks het eeuwig lange terugvoeringsproces door de scheppingen van de aarde, door de materiële wereld, belast met deze schuld en zouden nooit meer het rijk van het licht kunnen binnengaan, wanneer Ik zelf hen niet zou hebben verlost van zonde en dood, doordat Ik in de mens Jezus mijn leven gaf aan het kruis, om voor deze zware schuld te boeten. Doch slechts één mens kon zo’n offer aanbieden, die in staat en gewillig was te lijden, die zo’n grote mate van liefde opbracht voor Zijn gevallen broeders, dat Hij al het maar denkbare leed op zich nam en bijgevolg de schuld teniet deed door Zijn kruisdood. In deze mens Jezus daalde Ik zelf af naar de aarde en maakte voor de mensen weer de weg vrij naar Mij. Ik leidde ze uit de duisternis omhoog, naar het licht. Mijn overgrote liefde, die naar al het wezenlijke uitgaat en gelden zal tot in alle eeuwigheid, heeft een werk van erbarmen volbracht. Ze heeft de zondige mensheid weer een geschenk van genade aangeboden, dat ze alleen maar hoeft aan te nemen en er gebruik van hoeft te maken. Want het verlossingswerk van Jezus Christus moet in vrije wil worden erkend en aangenomen. De mens moet zelf in het aardse leven de weg nemen naar het kruis en de zondenlast naar Hem dragen, hij moet Jezus vragen, dat Hij ook voor hem Zijn bloed mocht hebben vergoten en dus in Hem Mij zelf weer erkennen.

Zoals hij Mij eens vrijwillig afwees en van Mij afviel, zo moet hij weer vrijwillig naar Mij terugkeren, daar hij anders eeuwig in duisternis en een onzalige toestand blijft, tot hij zijn verkeerde wil ten goede heeft veranderd. En dit weten moet u in alle waarheid worden overgebracht en dan zult u ook zeker de terugweg naar Mij aanvaarden. U zult de juiste wilsbeslissing nemen in het aardse leven als mens en opgenomen kunnen worden in het rijk van het licht en gelukzaligheid, omdat dan uw vroegere zondenschuld voor u teniet is gedaan door Jezus Christus, in wie Ik Mij zelf heb belichaamd, om de mensheid te verlossen.

Amen

BD.8385
19 januari 1963

Spijziging van de ziel vóór alles – Avondmaal

Ik moet jullie steeds weer voorhouden in welke noodtoestand jullie ziel zich bevindt, wanneer haar niet de juiste voeding wordt geboden, terwijl het toch in het aardse leven het belangrijkste is, dat jullie je ziel verzorgen met alles, wat ze nodig heeft, om haar doel te bereiken, waartoe zij op aarde leeft. Ze moet rijp worden en heeft de juiste voeding nodig; ze heeft spijs en drank nodig, dat ervoor geschikt is, de ziel de weg te wijzen naar een leven, dat haar de grootste gelukzaligheid garandeert.

Een onrijpe ziel kan niet in mijn rijk van licht binnengaan, ze moet op aarde rijp geworden zijn en is met dit doel op aarde. Haar stoffelijk omhulsel, het menselijk lichaam, wordt door jullie met de meeste zorg in leven gehouden, er wordt alles aan gedaan, opdat het behouden blijft en zich daarbij zo prettig mogelijk voelt. Maar aan de ziel denken jullie weinig, terwijl zij nog veel meer goede, heilzame voeding nodig heeft, omdat het gaat om haar eeuwige bestaan, terwijl het lichaam vergankelijk is en zijn levensduur ook slechts heel kort kan zijn.

De ziel is meestal bij aanvang van haar belichaming als mens zwak en ziek, en zij moet vóór alles geholpen worden, zodat zij los komt uit haar krachteloze toestand. Zij moet door juiste spijs en juiste drank kracht toegevoerd krijgen, opdat ze zich zuivert tijdens het aardse leven, en zij moet een goed medicijn aangereikt krijgen, opdat ze gezond wordt en rijp geworden het aardse lichaam kan verlaten, wanneer het uur gekomen is, waarin ze het leven op aarde verwisselt voor het geestelijke rijk, om nu ook grenzeloos zalig te kunnen zijn.

En het juiste voedsel kan haar alleen geboden worden in de vorm van mijn woord, want dan ontvangt de ziel kracht en versterking van Mij zelf, en Ik zal haar waarlijk alleen datgene bieden, wat bijdraagt aan haar voleinding. Maar daartoe heb Ik jullie vrije wil nodig, dus jullie moeten zelf bij Mij aan tafel komen en de juiste voeding voor jullie ziel rechtstreeks van Mij aannemen. En Ik nodig jullie steeds opnieuw uit, mijn gasten te zijn, jullie te laven en te sterken bij Mij aan tafel en de juiste spijs en de juiste drank van Mij in ontvangst te nemen, die voor jullie ziel noodzakelijk is, wil haar gang over de aarde succesvol zijn.

Want alleen vanwege het rijp worden van de ziel gaat de mens over deze aard. Zijn lichaam is alleen het stoffelijk omhulsel, dat het geestelijke herbergt, dat het proces van de terugkeer bijna volbracht heeft en alleen nog de wilsproef moet afleggen, om voorgoed in het geestelijke rijk opgenomen te worden. En het lichaam heeft ook het zijne nodig, om te kunnen bestaan en om zijn taak te vervullen, de ziel te dienen. Maar bovenal moet voor deze ziel worden gezorgd, en haar moet alles worden aangeboden, wat ze nodig heeft om rijp te worden.

En omdat zij dus het geestelijke in de mens is, kan zij ook alleen maar geestelijk worden voorzien van spijs en drank, en de juiste voeding voor haar is en blijft steeds mijn woord, dat Ik jullie in overvloed aanbied, wanneer jullie Mij maar de mogelijkheid geven, jullie aan te spreken, en jullie nu ook mijn woord naleven. Dan bestaat er voor de ziel geen mislukking meer, dan zal ze zich onherroepelijk zodanig vormen, dat ze Mij steeds naderbij komt, omdat alle krachttoevoer uit Mij, die in de vorm van mijn woord tot haar komt, haar helpt bij de omvorming in haar oorspronkelijke toestand – omdat ze zich zuivert en nu ook steeds sterker met het licht van mijn liefde doorstraald kan worden.

Steeds weer moeten jullie mensen mijn woord horen, dan verschaft dit jullie ziel het voor haar bruikbare voedsel, dat niet zonder uitwerking blijft, en daarom moeten jullie voortdurend bij Mij aan tafel komen en met Mij het avondmaal gebruiken, en waarlijk, jullie ziel zal dankbaar zijn, wanneer jullie haar vóór alles verzorgen, omdat dan haar gang over de aarde als mens niet tevergeefs is; omdat zij Mij dan steeds naderbij komen zal, totdat eenmaal de weg naar de definitieve hereniging gevonden is en de ziel weer in kracht en licht en vrijheid scheppen en werken kan met Mij in mijn rijk.

Amen

BD.8386
19 januari 1963

Het licht uit God zal de weg naar boven verlichten

Vanuit het rijk van het licht zult u worden bestraald met mijn liefdeslicht. En dat betekent, dat de duisternis u niet meer hoeft te verschrikken, dat u in het schijnsel van de straal van mijn liefdeslicht in staat bent alles te herkennen en dat u dus ook elk gevaar zult inzien dat u dreigt zolang u in de duisternis wandelt. U hebt nu ook niet meer te vrezen dat u dwaalwegen zult kunnen gaan, want u zult helder en duidelijk de juiste weg zien en u ziet ook waarheen hij leidt. U zult weliswaar ook zien dat hij niet zo gemakkelijk begaanbaar is, dus inspanning zal kosten, wanneer het doel moet worden bereikt dat een vooruitgang eist waartoe u kracht nodig hebt. Maar u zult deze vooruitgang niet meer vrezen, want er gaan leiders aan uw zijde die u hun hulp aanbieden en die u zich ook gerust zult kunnen toevertrouwen, want Ik zelf heb ze bij u geplaatst en het is hun taak u op elke manier bij te staan. Zolang u in het licht wandelt, kan niets u meer laten schrikken, want wanneer een vijand u bejegent, dan zult u hem herkennen en u kunt zich tegen hem wapenen. U kunt zich beschermen tegen elke aanval, omdat u elk vijandelijk gebeuren tegen u zult afwenden met mijn hulp.

Wanneer dus mijn liefdesstraal u treft in de vorm van mijn woord, dan bent u waarlijk gelukzalig te noemen. Want mijn liefde kan u pas dan toestralen wanneer u zich zelf zult openen, dus gewillig bent bewijzen van mijn liefde te ontvangen. En wanneer u deze wil in u ontplooit, dan bent u ook op de juiste weg. Dan bent u op de weg van de terugkeer naar Mij en dan kunt u er ook zeker van zijn dat u de weg bewandelt die naar het doel leidt, naar Mij, thuis in uw vaderhuis. Een waar licht uit Mij echter straalt u dan toe, wanneer u tot een weten komt dat u de juiste opheldering geeft over uzelf en uw God en Schepper, alsook over de juiste verhouding tot Mij. Zolang u dit weten ontbreekt, verkeert u nog in de duisternis. U staat dus nog buiten mijn stroomkring van liefde en bijgevolg in het gebied van hem die vorst is van de duisternis en u in zijn rijk omlaag trok toen u zich vrijwillig naar hem toekeerde en hem in de duisternis gevolgd bent. En hij zal steeds trachten te verhinderen dat u door een lichtstraal mijnerzijds zult worden getroffen. En hij zal zelf begoochelende lichten ontsteken om u naar deze misleidende lichten toe te lokken, die u echter geen enkel inzicht opleveren, alleen maar uw ogen verblinden zodat u dan niet meer het zachte licht van boven zult herkennen dat van Mij uit naar u toe straalt. Want dit is zijn truc, zich op dezelfde manier bekend te maken dat hij zich camoufleren zal als lichtgeest, als bode op de weg, die u zou willen leiden, en dat hij nu alles tracht te vervormen en u zijn werkzaam zijn niet zult inzien, want hij houdt u in de duisternis van geest.

Maar hij zal alleen de mensen kunnen winnen die zichzelf in staat achten te kunnen onderzoeken, zonder Mij om bijstand, om verlichting van de geest te hebben gebeden. Bij deze mensen zal hij wel resultaat hebben, maar niet bij diegenen die Mij al hun wil schonken en bij wie Ik ook mijn recht zal doen gelden. Want voor hen ontsteek Ik een waar licht, hun breng Ik Mijzelf in het woord dichterbij, zodat ze kunnen inzien Wie tot hen spreekt en het dus in hun harten licht wordt en dit licht steeds sterker wordt, zodat ook het doen en laten van mijn tegenstander fel belicht wordt, dat hij wordt herkend als vijand van al het leven en nu ook succesvol tegen zijn werkzaam zijn kan worden opgetreden. Ik laat wel overal heen mijn lichtstralen van liefde vallen, waar Ik maar een hart vind dat gewillig is op te nemen, dat bereid is Mij onzelfzuchtig te dienen, maar juist daarom is ook mijn tegenstander steeds weer ter plaatse en hij probeert het op dezelfde manier. Maar hij zal niet te dicht bij het ware liefdeslicht uit Mij komen, want dit ontvlucht hij omdat het hem ontmaskert.

En daarom zult u ook in staat zijn tot een goed onderzoek, u die mijn woord van boven rechtstreeks in ontvangst zult nemen, want het licht van de Geest zal uw hart verlichten en het onthult elk verblindend licht, het onthult elke verkeerde leer die mijn tegenstander u wil doen toekomen om u weer in de duisternis omlaag te trekken. U zult waarlijk niet zijn verblindend werk hoeven te vrezen, want voor uw onderzoekende ogen zal hij niet kunnen bestaan, omdat u door een waar licht verlicht bent, door een licht dat Ik zelf in u kon ontsteken omdat u bereid was Mij zelf aan te horen, en Ik u zo dus ook de zuivere waarheid kon doen toekomen, die u gelukkig zal stemmen omdat ze u de juiste weg wijst die naar het doel voert en die u alleen in mijn goddelijk liefdeslicht zult kunnen herkennen en bewandelen.

Amen

BD.8387
20 januari 1963

Verwijzing naar de vele noden voor het einde

Er zal nog veel nood over de aarde gaan, maar steeds worden alleen diegenen daar direct door getroffen, die daar voor hun ziel profijt uit trekken, wanneer ze niet helemaal verhard zijn. Maar de medemensen zijn er niet lang van onder de indruk en daarom worden ook zij op een andere wijze getroffen, want Mij staan waarlijk veel opvoedingsmogelijkheden ter beschikking, die Ik moet gebruiken, wil Ik de mensen niet verloren laten gaan en helemaal aan mijn tegenstander verliezen. Want het is net een ziekte, dat ze eerder aan de wil van diegenen voldoen, die hen te gronde wil richten, dan de wil van Mij, die hen toch wil helpen gelukzalig te worden.

Mijn spreken en vermaningen baten niet veel en ze moeten gevoeliger worden getroffen, wil hun denken veranderen en zich op Mij richten. Pas de noden die zij alleen niet de baas kunnen, kunnen hen naar Mij toe drijven. Pas zulke noden waarbij elke hulp onmogelijk lijkt, kunnen hen ertoe brengen te bidden, tot Mij te roepen in geest en in waarheid. En zijn ze nog niet helemaal verhard, is er in hen nog een vonkje geloof in een God en Schepper die almachtig en vol van liefde is, dan zullen ze ook tot Mij roepen en Ik zal me aan hen bewijzen omdat het me er alleen maar om te doen is dat ze levendig in Mij geloven. Want alleen een levend geloof geeft hun kracht om in welke aardse nood dan ook weerstand te bieden. Want daar het de tijd van het einde is zal ook de tijd van ellende en rampspoed niet ophouden en steeds weer in een andere vorm de mensen treffen en dan is een levend geloof een sterke hulp, want het vertrouwen op Mij zal de mensen alles gemakkelijker laten verdragen en overtuigd laten wachten op hulp.

En er zal u van alle kanten tijding bereiken over ongevallen en catastrofen van allerlei aard en denk dan altijd dat Ik daarmee een verandering van de harten der mensen op het oog heb, dat niets zonder reden en zonder zin over de mensen losbreekt, wat het ook is. En vaak moet Ik zulke hulpmiddelen gebruiken waar geen menselijke aanleiding, geen menselijk falen aanwezig is, want ze moeten niet de onvolmaaktheid of zondigheid van de medemensen beseffen, maar ze moeten Mij zelf herkennen als Veroorzaker van toestanden die hen in uiterste nood brengen. Want ze moeten tot Mij roepen, niet van de medemensen hulp verwachten die hun deze niet geven kunnen. Er is alleen nog maar één redding voor de mensen, dat ze zelf de band met Mij tot stand brengen, want het einde komt onherroepelijk en de tijd van nood die aan het einde voorafgaat, kan alleen worden doorstaan door de mensen die zich innig met Mij verbinden en daarom ook voortdurend zeker kunnen zijn van mijn hulp. Want Ik heb u mensen lief en Ik wil u helpen. Ik heb daartoe de macht en kan u dus ook helpen, alleen wil Ik dat u zelf Mij daarom vraagt, dat u de weg neemt naar Mij opdat u dan ook gered bent en het laatste einde niet hoeft te vrezen. Want er zal veel kracht van u worden gevraagd om alle stormaanvallen van mijn tegenstander te weerstaan en deze kracht zult u voortdurend van Mij in ontvangst moeten nemen. Maar daar is de innige band met Mij voor nodig, die ook een mate van toevoer van kracht verzekert zodat u zegevierend uit alle bekoringen tevoorschijn zult kunnen komen.

En hoe dichterbij het einde is, aan des te meer nood en ongevallen u zult zijn blootgesteld, omdat het niet lang meer duurt en mijn openlijk ingrijpen geboden is waardoor u nog aan het ergste lot zult kunnen ontsnappen, de kluistering in de materie, in de nieuwe scheppingen van de aarde. En dit lot is zo ontzettend dat alle aardse noden daarbij vergeleken klein lijken, als u zelf het eerste in zijn volle omvang zou kunnen beseffen. Maar u zult niet in angst en vrees tot een verandering mogen besluiten. En daarom zult u ook niet het hele overzicht ervan kunnen krijgen, alleen kan u steeds weer uw lot worden voorgehouden en wat u dan zult kunnen geloven of niet. Maar eens zult u Mij dankbaar zijn, wanneer u door grote aardse noden dat vreselijke lot bespaard is gebleven.

De tijd gaat onherroepelijk naar het einde voor de mensen op deze aarde en dit verklaart ook de zware slagen van het noodlot waardoor de mensen worden getroffen. Maar omdat de liefde onder de mensen is bekoeld, is ook het medegevoel niet ver strekkend. Pas wanneer de mensen zelf getroffen zijn, hebben zulke noden en zulk leed een uitwerking, dat ze over zichzelf gaan nadenken en hun gedachten eens geestelijk richten, naar Hem toe, die Heer is over leven en dood, over hemel en aarde, die grondlegger is van alle scheppingen, die alles mogelijk is, die u mensen maar vol vertrouwen hoeft aan te roepen om ook zeker de hulp te ondervinden en daarmee ook een bewijs krijgen van Hem zelf, zodat uw geloof levend zal worden. U zou zelf de mate van uw lijden kunnen verkleinen, als u maar naar uw geloof zou terugkeren dat u mensen hebt verloren, want dat is de reden van de toegenomen noodtoestand, dat ook het geestelijk dieptepunt is bereikt, dat de mensen noch geloven noch liefde betrachten en daarom in volledige duisternis voortleven. Ze moeten echter een God en Schepper leren onderkennen, ze moeten in Hem en Zijn eindeloze liefde geloven en ze zullen dan ook deze liefde mogen ondervinden in elke aardse en geestelijke nood.

Maar zelfs de zwaarste slagen van het lot zullen vaak niet tot stand brengen dat de mensen veranderen en daarom trekken dezen zelf een ondergang naar zich toe. Ze dragen er zelf toe bij dat de aarde wordt verwoest en een nieuwe wordt klaargemaakt, want ze moet het geestelijke dienen zich positief te ontwikkelen. En deze geestelijke opgave is onmogelijk geworden, omdat de mensen zelf falen en daarom alles weer opnieuw in orde moet worden gebracht, dat alles weer tot een wettelijke ordening moet worden gebracht wat buiten deze ordening is gekomen, dat dus een omvormingswerk op deze aarde wordt voltrokken volgens plan van eeuwigheid.

Maar de zorgzaamheid van mijn liefde zal nog voor alle mensen gelden tot aan het einde. Ik zal nog alle middelen aanwenden die resultaten beloven opdat het aantal verkleind zal worden van hen die gekluisterd worden in de materie, opdat ze weer hun ontwikkelingsgang uit de diepte naar omhoog kunnen afleggen, die weliswaar ontzettend kwellend is, maar toch het geestelijke aan de handen van mijn tegenstander zal ontwringen, daar er anders eeuwig geen terugkeer naar Mij zou kunnen bestaan.

Amen

BD.8397
30 januari 1963

Geestelijke toestand van de mensen voor de kruisdood – Boek der boeken

U mensen vraagt u vaak af waarom in het boek der boeken niet helder en duidelijk over mijn heilsplan van eeuwigheid melding wordt gemaakt zodat de mensen zouden kunnen weten wat aan hun menszijn ten grondslag ligt. En u trekt daarom ook de openbaringen in twijfel die u daarvan nauwkeurig kennis geven. U moet echter bedenken dat de geestelijke toestand van de mensen voor mijn geboorte zulke kennis niet toeliet. Dat de mensen het niet hadden kunnen begrijpen, omdat mijn tegenstander voor mijn kruisdood nog de heerschappij bezat en deze nooit een licht zou hebben toegelaten. Veeleer werd de duisternis steeds dieper omdat weinig mensen een licht in zich ontstaken door een leven van liefde.

Weliswaar wisten ze van een God die hen geschapen had, maar ieder dieper inzicht ontbrak hun en eveneens welk verband er was tussen henzelf en hun God en Schepper. Ze wisten wel dat Ik van hen gehoorzaamheid vroeg tegenover mijn geboden, die hun ook werden overgebracht door verlichte mensen die Ik naar de aarde zond met het doel te onderrichten. En ze zouden ook, als ze volgens mijn geboden hun leven leidden, tot een lage graad van inzicht hebben kunnen komen. Nooit echter kon een weten over alles wat hun nog verborgen was, schools worden aangeleerd. Want het verstand zou het niet hebben kunnen bevatten en als gevolg van hun nog niet gedelgde oerzonde bezaten hun zielen geen grote rijpheid. Daarom werden ook de profeten meestal met tegenzin aangehoord, omdat de mensen zich in de genoegens van hun leven zouden hebben moeten beperken wanneer ze die profeten gehoor hadden geschonken.

Het waren altijd alleen maar uitzonderingen die het verlangen hadden gehoorzaam te zijn aan hun God en Schepper en Hem te dienen. En in enkele gevallen is aan dezen ook een weten geschonken dat ook werd opgetekend, maar niet bewaard bleef toen mijn tegenstander steeds sterker inwerkte op de mensen die zich kort voor mijn geboorte ook op een buitengewoon geestelijk dieptepunt bevonden en daarom ook niet meer in staat waren zo’n weten op te nemen.

Toen kwam Ik zelf naar de aarde en bracht een licht in deze ongewone duisternis. Maar ook alleen maar daar kon mijn licht schijnen waar mijn tegenstander zich niet kon handhaven, waar het verlangen om in de door God gewilde ordening te leven de mensen ook ertoe aanzette een leven in liefde te leiden. Dezen kon Ik al een klein licht schenken en hun over hun verhouding tot hun God en Schepper uitsluitsel geven. Toch vonden ook deze leringen slechts van mens tot mens plaats, omdat Ik de graad van rijpheid van ieder afzonderlijk kende en verhinderde dat ook daaruit een schoolse kennis werd gemaakt, dat wel door middel van traditie had kunnen worden overgedragen, dat echter onbegrijpelijk gebleven zou zijn voor ieder die in zichzelf geen licht ontstak door de liefde.

Door mijn werk van verlossing was nu de oerzonde gedelgd. En nu kon dus ook mijn geest werkzaam zijn in de mens die dit toeliet door werken van liefde. Want ook nu leerde Ik dat liefde het voornaamste is. Wie dit gebod nakwam, werd ook door mijn geest onderricht en hij verkreeg het weten dat voor hem nodig was om het doel van zijn aardse leven te vervullen. En daar gaat het om, wat u nodig hebt opdat uw ziel tot volledige ontwikkeling komt. De arbeid aan de ziel is het voornaamste en alles wat u daartoe aanzet zal de geest uit Mij u doen toekomen. En wie een groot verlangen heeft in diepere wijsheden door te dringen, hem zal ook de verwezenlijking ervan ten deel vallen.

Daar echter slechts weinig mensen hun geest in zich tot leven wekken, zou een traditioneel overgedragen weten diegenen alleen maar in verwarring brengen zolang hun geest nog niet gewekt is. En daarom is zo’n weten ook niet opgetekend in mijn opdracht, want eenieder zou daartoe kunnen komen die het ernst zou zijn tot mijn heilsplan door te dringen. Maar voor het merendeel van de mensen die onverschillig door het leven gaan en genoegen nemen met het geestelijke goed dat hun schools werd bijgebracht, zou het nooit een zegen zijn wanneer alle samenhang duidelijk verklaard zou worden, want het zijn zeer diepe geestelijke beweegredenen, die zelf het verstand niet vatten kan, integendeel, die een gewekte geest vereisen om begrepen te worden.

Geen mens wordt het juiste inzicht geweigerd die daar ernstig naar streeft, wat echter ook het naleven van mijn wil vraagt, die aan alle mensen werd geopenbaard en waarvan ook alle mensen op de hoogte zijn, omdat hun ook de innerlijke stem, de stem van het geweten, zegt wat ze moeten doen of laten. En daar het mijn tegenstander steeds alleen daarom te doen is duisternis te verbreiden en tegen elk licht te strijden, zal hij ook steeds proberen de mensen zo te beïnvloeden dat ze zelf elke innerlijke helderheid verhinderen. En hij zal de mensen ook een misvormde voorstelling van de waarheid geven, zodat hun elk begrijpen ontbreekt van een weten dat tot diep in mijn scheppingsplan reikt – en dit begrijpen juist een gewekte geest vereist.

Dat wat het boek der boeken aan inhoud bevat, is volop voldoende om de ziel van de mens te voltooien wanneer alles maar ter harte wordt genomen. Maar ook deze inhoud is voor de meeste mensen onbegrijpelijk, want steeds blijven de letters dood zolang ze niet met een gewekte geest gelezen word. En zo gaat het ook met elk weten dat door openbaringen steeds weer naar de aarde wordt gebracht en zuivere waarheid is. Het zal ook alleen juist worden begrepen en in praktijk worden gebracht door een mens die bereid is liefde te geven, wiens geest gewekt is. En deze zal dan ook kunnen doordringen tot de diepste geheimen en ook mijn heilsplan van eeuwigheid begrijpen.

Amen

BD.8400
2 februari 1963

Het binnengaan van de ziel in het lichtrijk

Elk geestelijk verzoek zal u vervuld worden. Deze belofte heb Ik u gegeven omdat mijn liefde alles voor u vervult wat uw ziel tot heil strekt. En zo zult u er ook zeker van kunnen zijn dat u na uw sterven binnengaat in een rijk van licht en gelukzaligheid, wanneer uw levensloop op aarde er een was naar mijn wil, wanneer u uw liefde voor Mij getoond heeft door een werkzaam zijn in onbaatzuchtige naastenliefde, wanneer u uw weg op aarde met Mij bent gegaan, wanneer Ik uw vaste begeleider mocht zijn op aarde.

“Wie in Mij gelooft, zal leven in eeuwigheid”. En wie een leven leidt in liefde, heeft ook het ware, levende geloof in Mij en daarom zal hem een gelukzalig lot in het geestelijke rijk beschoren zijn. En ook bliksemsnel zal het inzicht over hem komen, zijn denken zal overeenkomstig de waarheid zijn en dat is zijn gelukzaligheid, dat de ziel met het licht dat haar doorstraalt, ook de zielen gelukkig kan maken die nog in het duister verkeren en naar licht verlangen. De ziel zal in het gelukkig maken van anderen haar eigen geluk vinden en daarom moet een helder licht haar zelf tevoren verlichten.

U mensen zult u zowel van deze gelukzaligheid alsook van de aard van de werkzaamheid geen voorstelling kunnen maken. Maar u zult het mogen geloven dat deze zielen niet meer naar de aarde terug verlangen, temeer omdat ze weten dat geen mens op aarde achterblijft en elke ziel haar geliefden binnenkort terugziet. Dezen moeten daarom ook niet treuren, maar er steeds naar streven een hoge graad van liefde te bereiken die een geestelijk schouwen toelaat, omdat deze graad voorwaarde is dat de zielen elkaar direct na het heengaan van deze wereld terugzien, daar anders de zielen pas in het hiernamaals deze graad moeten nastreven en verkrijgen.

Maar dat de mensen elkaar eenmaal terugzien is volledige waarheid en dit moment is buitengewoon gelukkig stemmend, wanneer de vereniging in het geestelijke rijk plaatsvindt. U mensen die door slagen van het lot hard worden getroffen, blijf altijd hieraan denken, dat alleen mijn liefde en wijsheid motivering is van wat er ook in uw leven op aarde gebeurt. Blijf eraan denken dat Ik u geen lijden wil aandoen. Integendeel, Ik wil u meer gelukzaligheid toevoegen, die u vaak door lijden verkrijgt. En daaraan zult u niet moeten twijfelen, maar u berustend voegen in alles en waarlijk, de zegen zal niet uitblijven. En eens zult u terugkijken op uw bestaan op aarde. Dan vervult diepste dankbaarheid u en liefde voor Mij, die u als uw Vader erkent, die alleen het lot van Zijn kinderen aan het hart gaat, dat hen in het rijk hierna zal wachten.

Weet, dat uw verblijf op deze aarde slechts nog zeer kort is en dat u daarom een grotere mate van lijden op u zult moeten nemen om uw doel te bereiken: dat u zich met Mij verenigt in vrije wil. En elk gebed dat u naar Mij opzendt zal uit het hart komen en daarom ook door Mij worden gehoord. U zult vaak uw gedachten in het rijk sturen dat uw ware vaderland is en uit dit rijk ook stromen van licht en kracht mogen ontvangen. U zult ook in voortdurende geestelijke verbinding blijven met diegenen die u al zijn voorgegaan en die u, wanneer uw graad van rijpheid en licht hoog is, zullen bijstaan dat ook u nog uw doel op aarde bereikt. Want een ziel die al licht mag verspreiden, zal ook u mensen het licht kunnen toestralen en dat betekent dat u zich dan in de algehele waarheid bevindt. Want waar licht is kan zich geen dwaling ophouden, omdat deze wordt herkend als dwaling. En wie nu in de waarheid wandelt, diens weg moet onherroepelijk naar het doel leiden.

En geloof, dat Ik van elke gedachte van uw hart op de hoogte ben. En zo weet Ik ook wat er u nog ontbreekt en zorg Ik ervoor dat het u wordt toegestuurd. En al zijn de middelen smartelijk, die Ik soms aanwend, ze brengen zo toch de zielen vrijheid uit hun lichamelijke ketens en ze ruilen het aardse leven alleen maar in tegen een veel mooier leven in het geestelijke rijk, waar ze Mij dienen in liefde en daarom ook gelukzaligheden zullen genieten die het aardse leven hun niet kan bieden. Want ze zijn de eeuwige waarheid binnengegaan, van welke ze eens zijn uitgegaan.

Amen