Inhoud
BD.8201 “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”
BD.8202 Ongewone hulp in de tijd van ellende
BD.8204 Slechte invloed van onrijpe zielen uit het hiernamaals
BD.8207 Op de aarde belichaamde lichtwezens – Activiteiten van de tegenstander onder een dekmantel
BD.8208 Kritiek op het goddelijke woord toont geestelijke hoogmoed aan
BD.8209 De waarde van een levend geloof
BD.8210 Geestelijk weten toont de verbinding met God aan
BD.8212 Eenwording van kerkgenootschappen?
BD.8216 De verandering van de gevallen oergeesten tot materiële schepping
BD.8219 Het “rechtzetten” van het geestelijke aan het einde
BD.8222 Jezus heeft de gerechtigheid van God genoegdoening geschonken
BD.8223 Gods eindeloze vaderliefde
BD.8224 Het smartelijk lot van de zielen in het hiernamaals
BD.8228 Onderzoek de geesten
BD.8231 De voorloper van Christus – Geloofsstrijd
BD.8233 Het bewust op God richten van de wil
BD.8235 Heeft de mens zich ontwikkeld of werd hij nieuw geschapen?
BD.8236 Was Adam de enige mens die God schiep?
BD.8237 Was Adam de enige mens die God schiep? – Voortzetting van BD.8236
BD.8238 Kerkelijke organisaties
BD.8239 Gods liefdeslicht is inzicht en kennis
BD.8243 De ziel neemt kennis van het aardse leven
BD.8244 Het aangesproken worden door God is een bewijs van vaderlijke zorg
BD.8245 Belichaming van veel lichtwezens in de eindtijd
BD.8246 Missie van de lichtwezens – Het wekken van de geest Gods – Het verlossingswerk van Jezus Christus
BD.8250 God en Jezus zijn één – De menswording van God
BD.8251 Twijfel aan goddelijke openbaringen
BD.8252 Het begrip van tijd voor de ontwikkeling van de aarde
BD.8253 De tegenstander in lichtgewaad – Het paradijs op de nieuwe aarde
BD.8254 Het werkzaam zijn van de geest begrijpen
BD.8256 Waarheidsgetrouw weten van het verlossingswerk
BD.8258 De aanleiding van de vernieuwing der aarde
BD.8263 “God zond Zijn Zoon naar de aarde”
BD.8264 Betreft de vraag over de incarnering van Jezus
BD.8265 Is God te bewijzen?
BD.8268 Gods hulp bij het vooruitgaan door middel van openbaringen
BD.8269 Slagen van het lot – Catastrofen – Ongevallen
BD.8272 Het herkennen van Gods ware boden
BD.8273 Motivering van misgeboorten
BD.8275 God is ondoorgrondelijk
BD.8277 De tekenen van de eindtijd
BD.8281 Het gevaar van arrogantie
BD.8282 Het mysterie van de menswording Gods
BD.8288 Voortdurende aanvallen van de tegenstander – Lichtdragers – Reïncarnatie
BD.8289 God vraagt geloof in Zijn overgrote liefde
BD.8290 Valse christussen en valse profeten (2)
BD.8291 Herbelichaming of bezetenheid?
BD.8296 Straft God de kinderen voor de zonden der vaderen?
BD.8297 Gods rechtvaardigheid
– * –
BD.8201
27 juni 1962
“Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”
Mijn lijden en sterven aan het kruis was onuitsprekelijk smartelijk. En iedere poging dit lijden te beschrijven zou maar een zwakke vergelijking zijn met dat wat Ik geleden heb, want Ik voorzag iedere fase van mijn verlossingswerk. Ik wist waaruit mijn laatste opdracht bestond en Ik had niet de troost voor Mij zelf die kwellingen te kunnen verminderen, want Ik moest de laatste uren doorstaan als alleen maar “mens”. Ik bezat wel alle kracht, omdat de liefdeskracht van God, mijn Vader van eeuwigheid, Mij doorstroomde tot het laatste, maar Ik zelf liet door mijn wil de liefdeskracht niet meer toe. Ik liet niet toe dat ze zich in Mij zelf deed gevoelen om zodoende met die hulp de pijnen te verminderen of op te heffen. Want in dat geval zou het verlossingswerk niet volledig zijn geweest, daar deze grootste mate van lijden nodig was om de overgrote schuld van de oerzonde van de mensheid te delgen.
En de Godheid in Mij kende mijn wil en Zij liet Mij daarin vrij. Zij trok zich zelf terug omdat Ik het zo wilde, om mijn liefde voor de mensen tot de hoogste graad op te voeren die weer alleen mijn Vader gold, naar wie Ik vurig verlangde in de grootste nood, in het zwaarste lijden en in het bijzonder in de laatste minuten van mijn lichamelijk leven.
En dit verlangen groeide omdat Ik geen beroep meer deed op Zijn hulp en op Zijn liefdeskracht.
En in deze hunkering naar Hem, mijn Vader van eeuwigheid, riep Ik de woorden uit: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Ik zelf had het gewild om als mens het werk van erbarmen voor de zondige mensheid tot een einde te brengen, omdat dit de grootste liefde was die Ik mijn Vader bewijzen kon. Dat Ik Mij in Zijn plaats aan het kruis liet nagelen, want Hij zelf was toch naar de aarde afgedaald en had in Mij Zijn intrek genomen, omdat Hij zelf het verlossingswerk voor Zijn kinderen wilde volbrengen, maar als God niet lijden kon.
En zo nam Ik voor Hem alle lijden en smarten op Me en verdroeg ze tot het einde.
Maar hoe vaak en hoe begrijpelijk Ik het u ook probeer duidelijk te maken, u zult het toch nooit ten volle kunnen begrijpen tot het geestelijke rijk u opgenomen heeft, het rijk van licht en zaligheid.
En de eenvoudigste verklaring blijft steeds het woord: “de Vader en Ik zijn één”. Er was al de volledige eenwording. En daarom kon Ik zeggen: “Het is volbracht!” De mens Jezus had Zijn leven gegeven en Hij had als mens geleden en een ontzaglijk smartelijke dood ondergaan.
Maar Hij had zich ook met de eeuwige Godheid verenigd, want tot het einde toe was de liefde in de mens Jezus. Anders zou Hij niet gezegd hebben: “Vader vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen”. Toen de liefde zich stilhield was dat nodig om het verlossingswerk te volbrengen, opdat nu ook de dood vastgesteld kon worden door alle mensen in Zijn omgeving, opdat Zijn lichaam in het graf gelegd kon worden, waaruit Hij op de derde dag weer is verrezen.
Want elke uiting op het laatst van de goddelijke geest had de mensen nog aan het twijfelen kunnen brengen aan de kruisdood van Jezus, omdat men dan Zijn verbinding met Mij zou hebben herkend, en het geloof in het verlossingswerk zou dan onvermijdelijk het gevolg geweest zijn – dat echter voor de mensen een beslissing in vrije wil moest zijn.
Ook dit zult u nog niet juist kunnen begrijpen, maar als u zelf uw geest met de Vadergeest van eeuwigheid verenigt, zal het licht in u worden. En u zult dan ook mijn woord verstaan, dat altijd probeert u opheldering te geven en dat u dan ook naar de graad van rijpheid ofwel de graad van liefde van uw ziel zult kunnen begrijpen. Want in het bijzonder over het verlossingswerk moet u zuivere waarheid en volledig begrip geschonken worden, opdat u de grootte van mijn liefde zult beseffen, die voor u mensen, voor uw zondeschuld naar de aarde kwam, die het verlossingswerk volbracht heeft om voor u de weg weer vrij te maken tot de Vader, om uw grote zondeschuld te verzoenen – want deze versperde u voor eeuwig de weg naar het vaderhuis.
Amen
BD.8202
29 juni 1962
Ongewone hulp in de tijd van ellende
Zelfs de grootste ellende in de komende tijd mag u niet doen schrikken. Want in dezelfde mate als mijn tegenstander zal werken in de laatste tijd voor het einde (en waarin zijn activiteit duidelijk is) zal ook mijn stroom van genade u mensen toevloeien, zodat u in staat zult zijn om mijn tegenstander te weerstaan. U zult dus mijn besturen en werken des te duidelijker ondervinden hoe dichterbij het einde is. Want Ik moet Mij op een bijzondere wijze openbaren opdat u niet faalt, en niet weer aan mijn tegenstander vervalt. Hij zal voor geen list en bedrog terugdeinzen en zal een buitengewone macht ontplooien. En daarom zult u kracht nodig hebben om hem weerstand te kunnen bieden.
Maar Ik laat u in die tijd van nood niet zonder hulp en u zult ze ook ondervinden. En u zult ook steeds weer horen van de buitengewone hulp die andere mensen mogen ervaren, die in geloof tot Mij roepen. En u zult ook zelf dingen beleven die mijn liefde tot u bewijzen en uw geloof zullen sterken, want Ik zal Mij op een buitengewone wijze openbaren als u de verbinding met Mij niet opgeeft. Als u steeds weer vol vertrouwen aan Mij vasthoudt en gelooft, dat Ik u zal helpen uit alle ellende van de laatste tijd.
U zult dan ook mijn tegenwoordigheid mogen beleven, waar uw liefde tot Mij dit toelaat. En Ik zal u ook in de droom verschijnen en u troost geven en kracht, als u zich maar innig met Mij bezig houdt in gedachten en door gebeden uit het hart. En wanneer u de verhouding herstelt van een kind tot de Vader, dan zult u Mij waarlijk ook mogen ervaren als een liefhebbende Vader. Want geen van u wil Ik verliezen die Mij reeds toebehoort door zijn wil, die tot Mij wil behoren en de zaligheid deelachtig wil worden.
U allen heeft deze hulp nodig, want de tijd die mijn tegenstander nog ten dienste staat loopt ten einde. En omdat hij dat weet zal hij nog tekeergaan als een bezetene en proberen u te verdrukken op elk mogelijke manier. Maar Ik zal u sterkte geven en u ook beschermen tegen zijn aanvallen, want Ik weet dat uw wil Mij is toegekeerd, en daarom heb Ik ook het recht om hem van u weg te dringen.
Ook de arbeiders in mijn wijngaard zullen ijverig werkzaam zijn, want de activiteit van mijn tegenstander is zo duidelijk dat zij zien welk uur het op de wereldklok heeft geslagen. Zij weten ook dat het einde aanstaande is en dat daarmee de bezigheid van mijn tegenstander ten einde loopt. Dat hij weer gekluisterd wordt voor een lange tijd. Maar nog steeds raast hij maar door, en daarom is ook mijn buitengewone genadetoevoer nodig om weerstand te kunnen bieden. Alleen bent u veel te zwak, want voor mijn tegenstander is elk middel goed om u in het verderf te storten. Zou Ik dus niet mijn kracht en licht er tegenover stellen – zou het hem gelukken.
U moet zonder vrees die tijd tegemoet gaan. En u zult ze ook kunnen doorstaan en overwinnaar blijven omdat Ik naast u ga, en aan uw zijde strijd tegen de vijand van uw zielen. Daarom beloof Ik u iedere mogelijke ondersteuning zo gauw u Mij wilt toebehoren. Ik zal dan steeds bij u tegenwoordig zijn, en reeds de gedachte aan Mij roept Mij tot u. Want de liefde verbindt Mij met u omdat u eens door mijn liefde bent voortgebracht. En deze liefde zal u ook nooit verlaten maar steeds beschermen in iedere nood en elk gevaar, wanneer de tijd is gekomen die Ik steeds heb verkondigd.
Amen
BD.8204
2 juli 1962
Slechte invloed van onrijpe zielen uit het hiernamaals
De deur naar het lichtrijk is voor al diegenen gesloten die in Mij nog niet hun Verlosser van zonde en dood hebben gezien, dat wil zeggen: die het verlossingswerk van Jezus Christus niet als zodanig erkennen en dus ook mijn menswording in Jezus en bijgevolg Mij zelf niet erkennen.
En zo zult u ook kunnen begrijpen dat talloze zielen de aarde verlaten en in het rijk hierna binnengaan, belast met hun oerschuld, dat zij in de duisternis of in de schemering ronddolen en zich nog in de nabijheid van de aarde ophouden, dat zij vaak niet weten dat ze niet meer op aarde leven en zich nochtans weer door mensen zouden willen uiten en daarom op dezen op allerlei manieren druk uitoefenen. En zo is u ook een verklaring gegeven voor de manier van handelen van veel mensen die, beïnvloed door zulke zielen, zich laten meeslepen om de slechtste daden te verrichten.
En hoe dichterbij het einde komt, des te sterker zal die invloed ook merkbaar zijn, want steeds gaan er mensen dood op de aarde die zonder geloof aan Jezus Christus leven en sterven en daarom ook niet vrij zijn van hun zondenschuld bij hun binnengaan in het rijk hierna, die hun slechte gedachten en hun wil die nog naar de tegenstander is toegekeerd, meenemen naar de “overzijde” en ook nog door deze worden beïnvloed om op de mensen druk uit te oefenen die past bij hun wezen.
En zo is de aarde omgeven door een eindeloze schare van slechtste geesten die geen ander doel kennen dan al hun ondeugden en begeerten op de mensen over te dragen en hun wil te verzwakken en ook door middel van gedachten op de mensen in te werken, zodat in hen ook weer de weerstand tegen de goddelijke Verlosser sterker wordt en zij allen in het grootste gevaar verkeren, elk geloof dat nog aanwezig is, te verliezen, die nu twijfelen en zich afkeren van Jezus Christus en daarom in diepste duisternis blijven en binnengaan in het rijk hierna.
Kunt u het nu begrijpen waarom Ik steeds en steeds weer de mensen aanspoor de weg naar het kruis te gaan, zich aan Jezus Christus over te geven en Hem te vragen om versterking van wil, om vergeving van schuld en hulp in de strijd tegen de tegenstander om van deze vrij te worden? Ik wil de mensen alleen maar in kennis stellen dat ze geketend zijn door hun grote schuld van de afval van Mij en dat ze alleen deze ketenen niet kunnen verbreken, maar alleen met de hulp van de goddelijke Verlosser vrij worden uit zijn macht.
En dit is het doel van hun leven op aarde, maar de mensen weten daar weinig of niets van en daar ze kort voor het einde staan, verkeren ze in het grootste gevaar onverlost van deze wereld te vertrekken en dus onverlost het rijk hierna binnen te gaan, waar het voor hen erg moeilijk zal zijn Jezus Christus te vinden, ofschoon dit dan ook nog mogelijk is. Maar zolang het mogelijk is de mensen nog op de aarde dit weten over de goddelijke Verlosser te doen toekomen, zal de hele lichtwereld zich daarvoor inzetten en in mijn wil hun invloed uitoefenen de mensen daarover klaarheid te verschaffen en Ik zelf zal dit weten naar de aarde leiden, opdat de mensen in waarheid opheldering verkrijgen over Jezus Christus en Zijn missie en zij zich in vrije wil Hem toe keren. Want dan pas zullen ze in Hem mijzelf zien en Mij erkennen en bijgevolg ook bewust de weg terug naar Mij gaan, die naar huis leidt, terug in het vaderhuis.
En er zullen ook veel zielen in het rijk hierna de onderrichtingen volgen die Ik zelf de mensen op aarde geef die bereid zijn voor Mij en mijn rijk te arbeiden. En daardoor kan ook voor deze zielen een licht worden ontstoken dat hun ook aan de overzijde de weg omhoog kan verlichten en makkelijker maken, zodat ook zij de waarheid over Jezus Christus en Zijn werk van erbarmen vernemen en ze zich niet meer afwijzend opstellen, integendeel uit de duisternis tot Hem roepen om redding, die hun ook zeker ten deel zal vallen.
En u, mensen kunt dit werk van verlossing ondersteunen, doordat u de overledenen gedenkt en ten gunste van ben bidt en u zelf hun het evangelie voorlegt, doordat u ze aanspreekt en hun opheldering verschaft over Jezus en hen naar Hem verwijst, wanneer ze zich in duisternis bevinden of in geestelijke nood. En ze zullen u gehoor schenken omdat elke moeite in liefde gedaan, door hen weldadig wordt ervaren. En ze zullen ook hun wil veranderen en zich bewust tot Jezus wenden, die ze nu ook herkennen als Verlosser in wie Ik zelf Mij op aarde belichaamde om door u, mensen te worden herkend en erkend. En u zult niet verloren gaan, maar ten leven komen, het leven dat eeuwig voortduurt.
Amen
BD.8207
5 juli 1962
Op de aarde belichaamde lichtwezens – Activiteiten van de tegenstander onder een dekmantel
Ook de lichtwezens die zich in de laatste tijd vóór het einde op aarde belichamen, zijn alleen volgens mijn wil werkzaam zodra zij in een innige verbinding met Mij hun aardse leven leiden en er dus van hun kant uit geen weerstand tegen Mij aanwezig is, dat wil zeggen: dat zij zich bewust onder mijn wil stellen, waartoe echter een verbinding met Mij vereist is die zij in vrije wil tot stand moeten brengen.
Er is dus geen lichtwezen op de aarde als mens belichaamd ten behoeve van een zending, die tot deze missie door Mij daartoe gedwongen wordt, maar de liefde in hem moet de reden zijn zich geheel aan Mij over te geven en dan zal deze zijn missie ook waarlijk naar mijn wil uitvoeren. En u mensen mag gerust geloven dat zij dan ook zo bezig zijn dat het u ten zegen strekt, maar steeds als mens die zijn afkomst niet kent. Want deze kennis zou geen zegen opleveren, noch voor het lichtwezen als mens, noch voor de mensheid die hij te hulp wil komen.
Ze staan wel in het nauwste contact met Mij en vervullen hun aardse opdracht met vreugde en overgave. Maar deze wezens die Mij nu op aarde helpen, zijn niet als robots die van Mij moeten getuigen. Nee, in geheel vrije wil zal zo’n mens, het belichaamde lichtwezen, mijn geest in zich laten werken. Hij zal de waarheid verkondigen omdat zijn geestvonk zich verbindt met de Vadergeest van eeuwigheid en hij nu dus in mijn opdracht spreekt, dat wil zeggen: de medemensen op de hoogte brengt van het geestelijke woord dat hij voortdurend van Mij ontvangt.
Maar laat u niet misleiden door valse profeten, want mijn tegenstander zal zich ook uitgeven als vertegenwoordiger van Christus om de mensen op een dwaalspoor te brengen – in het bijzonder in de tijd van het einde. Hij zal zich achter een dekmantel verbergen en er ook niet voor terugschrikken goddelijke woorden te gebruiken die hij kent, en op zijn manier probeert uit te leggen. Laat u niet misleiden door valse christussen en profeten, want mijn tegenstander zoekt voor zich een dekmantel om toegang te verkrijgen bij die mensen die Mij toebehoren en serieus naar Mij streven. En hij heeft daar vaak groot succes mee en bedient zich vaak van mijn naam, omdat de wil van de mens hem dit zelf toestaat. De lichtgelovige mediamiek aangelegde mens neemt alles voor waarheid aan wat mijn tegenstander hem, als zogenaamd van Mij, vertelt. U moet dus onderscheid maken tussen het werken van de geest in de mens en wat men mediamieke ontvangt, waarbij de eigen wil uitgeschakeld wordt en de activiteit van mijn tegenstander daardoor mogelijkheden wordt geboden, die hij ook waarlijk goed gebruikt.
Wie echter reeds het licht van het inzicht in zich heeft ontstoken, die zal ook zijn schandelijke doen en laten doorzien en zich niet laten misleiden. Want wie in de waarheid wenst te leven zal Ik ook de waarheid doen toekomen, en Ik geef hem ook de bekwaamheid om mijn tot de aarde gezonden woord te beoordelen en als van Mij uitgaand te herkennen. Hij zal mijn tegenstander geen geloof schenken, al gaat hij nog zo listig te werk om de mensheid te misleiden. Want het denken van de mens wordt goed geleid en er wordt hem opheldering gegeven, zodra hij maar oprecht naar de waarheid verlangt.
Amen
BD.8208
7 juli 1962
Kritiek op het goddelijke woord toont geestelijke hoogmoed aan
Tot welke geestelijke hoogmoed verstouten de mensen zich die mijn genadegaven van boven willen bekritiseren of om zich geroepen te voelen daarover te kunnen oordelen. De goddelijke wijsheid is met het verstand niet te bevatten, ze kunnen alleen maar de genade om juist te denken afbidden, die hun ook zal toekomen, omdat ze dan al in verbinding treden met Mij. Wie echter alleen met zijn verstand wil oordelen, wie werkelijk gelooft door middel van gedachten binnen te kunnen dringen in de waarheid en de oorsprong ervan, is aanmatigend en zal steeds zijn ontoereikendheid moeten toegeven en hij zal ook moeten inzien dat hij geen recht heeft tot zo’n onderzoek, omdat de geestelijke gebieden voor hem gesloten zijn, wanneer hij ze niet onder mijn begeleiding betreedt. Maar de mensen matigen zich zulks toch aan en ze komen dan met een oordeel dat nooit juist kan zijn, omdat de mens net zo lang in duisternis verkeert als dat hij de vereniging met Mij nog niet heeft nagestreefd, maar die ook diepste deemoed en ’n inzien van de eigen gebrekkigheid vooropstelt, waarin dan de mens zich deemoedig tot Mij wendt en Mij om verlichting van zijn denken vraagt.
Wie alleen maar zijn aards leven leeft, wie er niets aan doet zijn innerlijk leven op orde te brengen, wie dus gelooft alles met het menselijke verstand te kunnen doorgronden en te motiveren, is er waarlijk niet toe geroepen te oordelen over een goddelijke genadegave, want voor hem zal zowel het gebeuren van het overbrengen als ook de rijke genadestroom die naar de aarde vloeit, onbegrijpelijk zijn en blijven, omdat de mens elk inzicht heeft verloren door zijn val in de diepte van weleer en het daarom in hem nog duister is. Hij moet eerst een licht in zich doen ontbranden wat tot stand wordt gebracht door onbaatzuchtige liefde, maar hij dan ook in deemoed de zwakheid van zijn verstand beseft en hij de geestelijke gebieden niet meer betreedt om ze met behulp van zijn verstand te doorgronden. En toch matigen veel mensen zich een oordeel aan die hiertoe niet op z’n minst bevoegd zijn. En dit is een teken van grote geestelijke arrogantie. En ze zullen steeds meer in de duisternis terecht komen, tot ze zich naar Mij zelf keren en dan ook door Mij kunnen worden ingelicht, wanneer hun verlangen naar waarheid ernst is.
Maar u zult dan deemoedig naar Mij toe moeten komen, want alleen de deemoedige schenk Ik mijn genade. En zodra u hoogmoedig van geest bent, heerst mijn tegenstander nog over u, die vol hoogmoed is en deze ook op u wil overdragen. Veel mensen zijn van de scherpte van hun verstand zo overtuigd, dat ze geen onderrichtingen willen aannemen en dezen zullen ook nooit met de reine waarheid bekend kunnen worden gemaakt, omdat waarheid juist alleen deel van een deemoedig mens kan zijn, want ze gaat van Mij uit en maakt steeds alleen maar indruk op de harten van diegenen die zich in diepste deemoed aan Mij overgeven.
Maar wie hoogmoedig is ontbreekt de liefde, want hij is nog helemaal gebonden aan hem die zonder liefde is, die zichzelf echter boven alles stelt en die ook Mij niet wil erkennen als zijn Heer. Hoed u daarom voor geestelijke hoogmoed, hij maakt u toch volledig blind in de geest en nooit zult u dan mijn genadegaven kunnen aannemen en vastpakken, want ze zullen voor u slechts warrige gedachten zijn en geen licht uitstralen, omdat de tegenstander dit verhindert, die u in diepste duisternis wil blijven houden om u niet te verliezen.
Amen
BD.8209
8 juli 1962
De waarde van een levend geloof
Ook dat wordt u steeds weer gezegd, dat u een levend geloof alleen door de liefde zult kunnen verkrijgen.
Want de liefde verbindt u met Mij, Die de Liefde zelf ben. En dan moet ook uw geloof in Mij levend zijn, omdat u mijn aanwezigheid voelt, dus u ervan overtuigd bent wat u zult moeten geloven. Want geloven betekent, iets voor waar houden, waarvoor u de bewijzen ontbreken.
Maar u hebt dan geen bewijzen meer nodig, want het gevoel van mijn tegenwoordigheid is het sterkste bewijs van Mijzelf. En u weet dan ook dat Ik met u werk of dat u met Mij zult kunnen werken, dat alles voor u mogelijk is, omdat Ik het zelf ben Die nu tot stand brengt waar u om vraagt of wat u zelf zult willen doen in het sterke geloof in Mij en mijn kracht.
De Liefde ben Ik zelf. En met deze Liefde zult u zich innig moeten verbinden, wat u steeds zult doen wanneer u werken van liefde verricht, wanneer u steeds maar tracht uw naasten onbaatzuchtige liefde te bewijzen. Wanneer u helpt waar hulp nodig is, wanneer u aards en geestelijk uw naasten bijstaat, wanneer u zich om zijn aardse of geestelijke noden bekommert en hem dus dient in liefde.
Duizendvoudig stroomt de zegen van zulke liefdewerken naar u terug en het gevoel van een levend geloof is het meest kostelijke wat u daardoor zult kunnen verwerven, want u gaat dan geheel zorgeloos door het leven op aarde. U verkeert te allen tijde weer met Mij zoals met uw Vader en er bestaan voor u geen twijfels of onoplosbare problemen, want u laat in dit levende geloof alles aan Mij over, uw Vader van eeuwigheid, Die voortdurend in u aanwezig is. En u zult nooit het gevoel van verlatenheid kunnen hebben, omdat u zich in Mij geborgen weet.
En u zult begrijpen hoe buitengewoon belangrijk het is dat u zich in de liefde oefent, dat u werken van liefde verricht die u kracht geven voor uw levenswandel. Dat deze zich voortdurend in liefde voltrekt en u daardoor steeds inniger de band tot stand brengt met Mij, uw God en Vader van eeuwigheid, Die u vanuit Zijn liefde heeft geschapen.
Wie een levend geloof heeft gekregen, gaat nu ook zeker de weg omhoog. Want daar hij weet dat Ik zelf bij hem aanwezig ben, gaat hij alleen nog onder begeleiding van Mij, Die hem waarlijk ook naar het doel leid.
Hij kan nu ook met overtuiging zeggen: “Ik geloof niet alleen, maar ik weet dat God dicht bij mij is.” Want het levende geloof zal geen twijfel meer toelaten. Het levende geloof zal ook geen zwakheid meer toelaten, want zelf is het kracht, omdat het ondenkbaar is zonder liefde en de liefde de kracht is die hem nu doorstroomt en hem tot alles in staat stelt wat hij vanuit zijn liefde wil.
En hij zal daarom ook elk werk van liefde kunnen volbrengen, wanneer het de medemens tot heil strekt. Hij zal ook zieken kunnen genezen, want de liefde in hem en het vaste geloof geven hem daar de kracht voor, omdat ook het inzicht nu in hem is, wanneer en of een ongewoon werkzaam zijn bij zijn naaste ook zegenrijk is.
Tracht nu allen het levende geloof te verkrijgen dat dus een werkzaam zijn in liefde vereist, en u zult waarlijk uw taak op aarde volbrengen. Uw ziel zal rijp worden. U zult Mij zelf als voortdurende begeleider hebben, want u sluit u door de liefde met Mij aaneen en alles wat u nu doet, zult u met Mij volbrengen.
En uw aards bestaan zal u waarlijk de volmaaktheid opleveren, want u zult u toch alleen tot liefde moeten vormen, dan zult u ook de ommekeer van uw ziel volbrengen. U keert weer terug in uw oertoestand en u zult dan weer gelukzalig zijn en voor eeuwig blijven.
Amen
BD.8210
10 juli 1962
Geestelijk weten toont de verbinding met God aan
Bent u eenmaal als mens op de hoogte van uw herkomst, weet u, dat u van Mij bent uitgegaan en dat u vrijwillig u van Mij hebt afgewend met daaropvolgend de val in de diepte, dan is ook uw geest in u tot leven gewekt, want dit weten kunt u alleen ontvangen en begrijpen, als mijn Vadergeest van eeuwigheid de geestvonk in u dit weten toezendt. Dus moet de geest in u tot leven gewekt zijn en dat stelt een leven in liefde voorop naar mijn wil. Het vereist dat u aan de innerlijke aandrang van mijn geestvonk in u – die een deel van Mij is – gevolg hebt gegeven en dus op mijn wil inging, die van u een leven in liefde verlangt.
De staat van volledige onwetendheid van voorheen, waarin ieder mens zich bevindt wanneer hij het aardse leven begint is een bewijs, dat er nog geen verbinding van deze geestvonk met Mij, de Vadergeest heeft plaatsgevonden, dat hij nog geheel van Mij gescheiden is, dat hij nog steeds geïsoleerd is – wat hij zichzelf heeft aangedaan door zijn vroegere afval van Mij. Want de scheiding van Mij betekende ook een totaal lichtloze staat, omdat de kracht van mijn liefde de wezens niet meer doorstralen kon – die hun helder licht en inzicht schenkt.
Geen sprankje inzicht bleef u behouden toen u vrijwillig van Mij wegtrok. En in deze totaal lichtloze toestand betreedt u de aarde als mens. Maar u kunt u weer dat licht van het inzicht verschaffen. U kunt uit eigen beweging die wetenschap putten die u door Mij, uw God en Vader wordt aangeboden op allerlei manieren – wanneer u door het aardse leven gaat.
Alleen moet de verbinding van de geestvonk in u met de Vadergeest van eeuwigheid tot stand worden gebracht, wat u dan ook de toevoer van licht, dat wil zeggen: een onbegrensde mate van weten verzekert, dat de nooit eindigende liefde u zal doen toekomen, als u maar de voorwaarden vervult die Ik daaraan verbonden heb. En die mens kan zich gelukkig prijzen in wie het helder wordt, die aan inzicht toeneemt wat het rijk betreft dat niet van deze wereld is. Want deze is reeds aan zijn weg omhoog begonnen, omdat hij altijd pas licht zal ontvangen als gevolg van een leven in liefde, en dat dit de zin en het doel is van het aardse leven, want het voert de ziel van de mens tot voltooiing.
Altijd is een beetje weten dat volgens de waarheid is een teken van goddelijke verbondenheid, omdat de liefde de mens met Mij verbindt en de liefde weer een waarheidsgetrouw weten garandeert. Daarom moet de mens al van het begin van zijn leven af die gemeenschap met Mij zoeken door een leven in liefde, dan is zodoende ook zijn wil goed gericht, die hij eens verkeerd richtte en daarom in duisternis raakte. En een goed gerichte wil zal steeds op Mij aansturen, maar hij moet acht slaan op de “zachte stem’ die als het ware de uiting is van de geestvonk in hem, die hem ertoe probeert te brengen een voor Mij gerechte levenswandel te gaan.
Hij wordt niet gedwongen het innerlijke aansporen van deze geestvonk na te komen, want bij de belichaming als mens wordt aan de ziel de vrije wil teruggegeven, die echter nooit juist, dat wil zeggen: voor Mij, zou kunnen kiezen als Ik hem niet met de geestvonk een kleine helper ter beschikking zou hebben gesteld die hem van binnen uit probeert te beïnvloeden zijn wil in de juiste richting te sturen en daardoor in zijn positieve ontwikkeling omhoog te gaan, tot hij zijn doel bereikt heeft, namelijk de vereniging met Mij, die juist door de geestvonk steeds zal worden nagestreefd omdat hij een deel van Mij is.
En zodra de mens nu een beetje licht geschonken wordt, zodra hem een waarheidsgetrouw weten wordt voorgehouden over zijn afkomst en zijn doel, zal hij ook dit weten op de juiste manier gebruiken. Hij zal in overeenstemming daarmee zijn leven leiden, want hij herkent de wil van zijn God en Schepper, die als Vader zich weer met Zijn kinderen verenigen wil, die weer de oorspronkelijke staat aan zijn schepsel zou willen geven – waarin het onbegrensd gelukzalig was.
Zolang de mens nog in totale duisternis van geest voortleeft, is zijn aardse leven nutteloos. Want hij beseft noch zijn afkomst noch kent hij zijn eindpunt Hij ziet noch zin en doel, noch de oorzaak van zijn aardse leven in. En hij zal dus ook zijn wil niet juist, volgens mijn wil, richten omdat hem eenvoudig de capaciteit daartoe ontbreekt, omdat hij totaal zonder weten is en ook zijn wil uiterst verzwakt is, die door mijn tegenstander wordt neergehouden. En alleen de kracht van de liefde zou hem kunnen versterken, die de mens echter pas dan ontvangt als hij in zichzelf luistert naar mijn geest, die hem mijn wil te kennen geeft, die altijd alleen het werkzaam zijn in liefde van u verlangt opdat u weer omhoog gaat.
En dus, probeer altijd mijn wil te leren kennen en vervul deze – en waarlijk, het zal licht in u worden en uw kracht zal toenemen. U zult dan ook mijn tegenstander weerstand kunnen bieden, want uw geestvonk gaat dan onafgebroken de Vadergeest van eeuwigheid tegemoet. En hij zal ook de vereniging met Hem tot stand brengen en deze voor eeuwig niet meer willen verbreken, omdat licht en kracht hem zalig maakt en de ziel zich onverbrekelijk weer met Mij verbindt – zoals het was in het allereerste begin.
Amen
BD.8212
12 juli 1962
Eenwording van kerkgenootschappen?
Er is geen mogelijkheid dat de kerkgenootschappen tot overeenstemming komen, omdat ze alle aan misvormde leren vasthouden en niet proberen zich er los van te maken. Want alle richten hun aandacht op uiterlijke handelingen. Ze verdedigen alle een christendom dat niet het wezenlijke is van datgene wat Jezus als “Zijn door Hem gestichte kerk” bestempelt. Want deze kerk is een geestelijke aaneensluiting. Haar leden leiden een levend christendom dat de mensen van binnen uit omvormt, maar dat niet te vergelijken is met het christendom dat in de geloofsgemeenschappen wordt uitgedragen, dat zich voornamelijk houdt aan uiterlijke gebruiken. Dat talloze handelingen en ceremoniën heeft aangenomen en deze dus vooropstelt en de innerlijke omvorming van het wezen van de mens tot liefde achterstelt en daarom nooit tot een ware verbinding met God, tot geestelijke wedergeboorte kan komen, die echter de essentie is van de kerk die Jezus zelf op aarde heeft gegrondvest. Geen van de geloofsgemeenschappen zal de overleveringen opgeven. Er zal er niet één van hen ter wille van de andere van iets afzien, wat echter alleen mensenwerk is en voor God geen waarde heeft.
De strijd tussen de geloofsgemeenschappen gaat om die verschillen, die zelf in de loop der tijd werden geschapen. Maar aan de eigenlijke misvorming van de geestelijke leer werd niet gedacht, die de verwarring pas heeft teweeggebracht en die met alle ijver werd verdedigd als oerreligie, welke evenwel alleen is te vinden in de waarheid die Jezus zelf op aarde leerde en die intussen ook werd misvormd en die geen van de bestaande geloofsgemeenschappen meer behartigt en kan uitdragen, omdat daartoe het werkzaam zijn van de Geest noodzakelijk is, dat alleen door het nakomen van de goddelijke geboden van de liefde kan worden verkregen. En juist dit gebod werd wel geleerd, maar er werd allerminst acht op geslagen, omdat aan alle andere – door de mensen toegevoegde – geboden, meer aandacht wordt geschonken, die echter waardeloos zijn omdat ze niet van God uit gingen maar puur mensenwerk zijn en daarom geen duurzaamheid hebben en geen invloed op de positieve ontwikkeling van de menselijke ziel, op haar rijp worden op aarde.
Het goddelijke woord van Jezus op aarde dat de mensen de gehele waarheid onthulde, is zo verkeerd uitgelegd dat deze uitleggingen geleid hebben tot veel verkeerde gebruiken. En de tegenstander van God heeft daarbij zijn hand in het spel gehad, doordat hij de geest van de mensen in verwarring bracht, wat merkbaar werd in de eisen van die verschillende geloofsgemeenschappen, die zich steeds dan splitsten wanneer de mensen streden over de geestelijke betekenis van de woorden van Jezus. En zulke geschilpunten verdedigde elke geloofsgemeenschap naar de graad van haar inzicht of de geestelijke toestand van diegenen die van zichzelf meenden beroepen te zijn, maar die zelf niet tot de kerk van Christus behoorden, daar anders hun geest verlicht zou zijn geweest en ze zich zouden hebben losgemaakt van de bestaande geloofsgemeenschappen of geestelijke richtingen. Wel streden ijverige aanhangers voor hun verkregen inzicht wanneer ze al verder waren gevorderd in de rijpheid van hun ziel, maar ze konden nooit veld winnen, omdat hun tegenstanders nooit bereid waren af te stappen van een tot stand gebracht werk dat alleen bestond uit verkeerde menselijke handelingen, die nooit stroken met de goddelijke wil omdat ze niet met de zuivere waarheid overeenstemden.
En ofschoon een samengaan van geloofsgemeenschappen is beoogd, zullen ze toch niet van die menselijke instellingen afstappen en hun best doen de ware kerk van Christus op te bouwen, die een innerlijk leven van de mens vraagt dat in overeenstemming met de goddelijke wil is en dat van geen enkele uiterlijke handeling afhankelijk is, maar alleen van een leven in liefde dat de verbinding tot stand brengt met God en de mensen een levend geloof oplevert, evenals volledig begrijpen van de waarheid die door het werkzaam zijn van de geest in de mens wordt verkregen, dat alleen het kenmerk is van de kerk die Jezus Christus op aarde heeft gesticht. En zolang de mensen niet loskomen van formaliteiten, waardoor ze ook vele mensen helemaal van het geloof afbrengen, zolang ze zelf niet proberen de innerlijke opwekking te beleven die een werkzaam zijn van de geest en een helder verlicht denken tot gevolg heeft, zolang zullen het vergeefse pogingen zijn om tot een eenwording te komen, want ze verenigen zich dan niet in de waarheid maar blijven vasthouden aan de verkeerde geestelijke leer, wat hen echter geen zegen zal brengen voor hun ziel.
Amen
BD.8216
16 juli 1962
De verandering van de gevallen oergeesten tot materiële schepping
Mijn woord zal u duidelijkheid geven, vragen beantwoorden en problemen oplossen die u zelf met uw verstand niet kunt oplossen en u zult inzicht verkrijgen als u kennis begeert. U zult in de waarheid onderwezen worden, want Ik wil u “licht” schenken en uw verstand ophelderen opdat u niet in de duisternis voortgaat en uw ziel schade lijdt, want Ik wil haar redden voor alle eeuwigheid. Mijn overgrote liefde wil altijd alleen maar het heil van uw zielen, want Ik verlang naar uw terugkeer en naar de hereniging met u, wat echter de vervolmaking van uw zielen vereist.
U ging eens van Mij uit in alle volmaaktheid, want Ik had u als mijn evenbeeld geschapen. Als hoogst volmaakte wezens, als miniaturen van Mij zelf, evenwel met dezelfde gesteldheid omdat uw oerelement liefde was, omdat u uit de oorspronkelijke Liefde bent voortgekomen, die opnamevaten schiep met de bedoeling zichzelf in deze vaten te kunnen uitgieten, om gestadig liefdeskracht te kunnen laten uitstromen die door deze geschapen wezens opgenomen zou worden.
Deze wezens, evenbeelden van Mij zelf, waren zuiver liefde. Zij waren door Mij uitgestraalde liefdeskracht en toch wezens die elkander konden waarnemen en zien, die echter Mij zelf niet konden aanschouwen van wie zij waren uitgegaan, omdat Ik de oorspronkelijke volheid van die liefdeskracht zelf was en zij die niet konden aanschouwen zonder te vergaan. Ik had hen als kleinste vonkjes, als zelfstandige wezens buiten Mijzelf geplaatst zoals Ik het al verscheidene malen uitgelegd heb, wat echter als een zuiver geestelijk proces voor u mensen op de aarde nooit begrijpelijk zal zijn.
Maar omdat deze wezens nu zelfstandige, met een vrije wil uitgeruste schepselen waren en over veel kracht en licht beschikten omdat zij voortdurend door mijn liefdeskracht doorstroomd werden, kon Ik niet verhinderen dat zij hun vrije wil misbruikten in die zin dat zij zich van Mij afwendden. Dat, toen zij voor de beproeving van hun wil gesteld werden om Mij als God en Schepper te erkennen, zij Mij deze erkenning weigerden. Zij keerden zich tot het eerst geschapen wezen, tot Lucifer, die ze zien konden en die in alle schoonheid en in het helderste licht straalde. Zij wezen de uitstraling van mijn liefdeskracht af, wat de gestadige verwijdering van Mij als de Oerbron van licht en kracht betekende.
Ook deze gebeurtenis is u mensen altijd weer door Mij verklaard, voor zover het u verstandelijk kan worden uitgelegd. Maar weet nu dat deze buiten Mij geplaatste schepselen wel in hun wezen helemaal in het tegendeel konden veranderen, dat zij echter niet meer konden vergaan, maar bestaan bleven en voor eeuwig bestaan blijven. Deze wezens waren in hun oorspronkelijke substantie liefde, dus kracht die volgens de wet van eeuwigheid werkzaam moet zijn, die niet eeuwig werkeloos blijven kan. Door de steeds groter wordende verwijdering van Mij, die het gevolg was van de afwijzing van mijn liefdesdoorstraling, verhardde de geestelijke substantie van die door Mij geschapen oerwezens en deze wezens werden onbekwaam tot scheppen en werken. Daarom loste Ik de oergeesten op. De eens als wezens uitgestraalde kracht veranderde Ik en daaruit ontstond de materiële schepping, waarin de kracht weer actief, dus werkzaam kon worden naar mijn wil.
En zo kunt u dus met recht zeggen: de gehele schepping bestaat uit de door mijn wil omgevormde oergeesten, dezelfde kracht die Ik uitstraalde in een vorm van zelfbewuste wezens, die nu omgevormd werden tot andere vormen, tot scheppingswerken van allerlei aard. Ieder scheppingswerk wees Ik nu zijn bestemming toe. Zodoende gaat nu de in partikeltjes opgeloste oergeest door alle scheppingen heen, en dient Mij volgens de wet van de onvrije wil. Daardoor wordt die kracht actief naar mijn wil, omdat die kracht weer volgens de oerwet werkzaam moet worden.
Bedenk altijd: de geestelijke oerwezens waren uitgestraalde kracht van Mij. En al zijn zij nu opgelost en sluiten zij zich eerst weer na een eindeloos lange tijd aaneen, het oerwezen zal niet vergaan maar keert onvermijdelijk eenmaal weer tot Mij terug. Maar dan is het weer datzelfde wezen dat eens uit Mij is voortgekomen. Het is dan door alle scheppingen heen gegaan over de weg van terugkeer tot Mij. En uiteindelijk gaat het in de gedaante als mens, als menselijke ziel, de laatste korte weg waar het weer de vereniging met Mij bereiken kan, wanneer het bewust weer mijn liefdesstraling aanneemt.
De vrijwillige terugkeer tot Mij bestaat daarin dat de oergeest zijn afweer tegen de straling van mijn liefdeskracht moet opgeven. Dan is hij weer het aan God gelijke schepsel: mijn evenbeeld, de eens gevallen oergeest, het in alle volmaaktheid geschapen wezen, dat nu echter in volkomen vrije wil die volmaaktheid bereikt heeft en daarom zich nu weer met Mij kan verenigen en nu eeuwig met Mij verbonden blijft.
Amen
BD.8219
21 juli 1962
Het “rechtzetten” van het geestelijke aan het einde
Het uur van vereffening komt waarin ieder mens zich verantwoorden moet voor zijn Rechter, want eens moet de orde weer tot stand gebracht worden en ieder mens zal zich moeten verantwoorden die deze ordening van eeuwigheid heeft overtreden. Er zal een gerechtelijke uitspraak worden gedaan en iedere ziel zal het lot toebedeeld krijgen dat zij zichzelf heeft bereid. Het door de vorm gegane geestelijke wordt daarheen verplaatst waar het naar zijn graad van rijpheid behoort. De oude schepping wordt opgelost, dat wil zeggen al haar vormen worden veranderd in scheppingswerken van een geheel andere aard. Het niet verloste geestelijke wordt in deze nieuwe vormen geplaatst om weer de weg van verlossing te beginnen of voort te zetten volgens zijn graad van rijpheid.
Nog bent u mensen actief naar eigen lust en vreugde en u wordt daarbij niet gehinderd, al is uw handelen nog zo goddeloos. Maar er zal spoedig een einde aankomen en u mensen zult niet meer naar eigen wil kunnen werken, omdat de tijd is verstreken waarin u voor uw zielenheil bezig kon zijn. Want u hebt de tijd niet benut naar de wil van God maar het omhulsel van de ziel nog versterkt. En u hebt daarmee uzelf dat lot bereid doordat u meer en meer aan de materie verslaafd bent. Daarom zult u ook weer tot de materie worden die u reeds lang overwonnen had.
Maar eenmaal moet de wet van de eeuwige ordening weer vervuld worden en al het geestelijke dat als mens over de aarde gaat moet opnieuw gevormd worden, want de positieve ontwikkeling moet doorgaan vanaf waar ze werd onderbroken. Ook moet het geestelijke dat als mens op aarde gefaald heeft weer opnieuw de mogelijkheid gegeven worden zich in te passen in het terugvoeringsproces, wat wel een uiterst hard oordeel genoemd kan worden maar toch steeds overeenkomstig de vrije wil van de mens is, die hij op de aarde opnieuw misbruikte, wat weer de hernieuwde kluistering van zijn ziel in de materie tot gevolg heeft. Zij wordt weer opgelost en moet de eindeloos lange weg door de schepping weer afleggen, tot zij weer het stadium van menszijn binnengaat.
Eenmaal zal zij het laatste doel bereiken en elke uiterlijke vorm kunnen verlaten, maar zijzelf zal die tijd verlengen of verkorten tot zij eindelijk verlost het lichtrijk binnen kan gaan. En al is God ook onvoorstelbaar lankmoedig en geduldig en probeert Hij in Zijn liefde steeds weer de mensen ertoe te brengen de juiste wilsbeslissing te nemen, toch is eenmaal de termijn verstreken. En dan treedt Zijn rechtvaardigheid naar voren en Hij brengt de oude ordening weer tot stand, wat echter ook een “rechtzetten” van het geestelijke betekent, een overplaatsen in de uiterlijke vorm die beantwoordt aan zijn graad van rijpheid.
En een dergelijk “rechtzetten” is tegelijkertijd het einde van een aardse of verlossingsperiode. Het vereist de vernietiging van de scheppingswerken op aarde die het nog niet verloste geestelijke bergen dat in de gedwongen toestand zijn ontwikkelingsweg aflegt, als ook van mensen die hun bestaan op geen enkele manier benut hebben om vooruit te komen in de ontwikkeling. Zij worden ook weer “rechtgezet”, dat wil zeggen weer in de harde materie gekluisterd overeenkomstig hun geestelijke rijpheid. En u mensen staat voor dit einde van de oude aarde, of u het geloofwaardig vindt of niet. En u wordt er steeds weer op gewezen uzelf nog voor het einde te veranderen en u te voegen naar de wet van de eeuwige ordening, waarvoor alleen een leven in liefde vereist is. Want de liefde is het goddelijke principe dat ook u zich als Zijn schepselen eigen moet maken, wil de goddelijke ordening worden aangehouden.
U wordt steeds vermaand door zieners en profeten die u dit dichtbij zijnde einde aankondigen. Zij laten u nadenken over uw eigenlijke levensdoel hier op aarde opdat het einde voor u niet als een verrassing komt. Opdat u niet volledig schuldig voor Gods rechterstoel zult moeten verschijnen, als u niets hebt gedaan om in de laatste vorm als mens rijp te worden. Ook al bent u nog niet bevrijd van uw oerschuld door deze tot onder het kruis te dragen en Jezus Christus te vragen om van deze schuld verlost te worden.
Hij alleen kan u alle schuld ontnemen, en dan kunt u vrij van schuld voor de “rechterstoel” van God treden en hoeft het laatste gericht niet te vrezen. U zult dan uw verblijf op deze aarde kunnen verwisselen voor dat in het geestelijke rijk dat uw ware vaderland is. U zult dan het rijk van de zalige geesten kunnen binnengaan en noch het einde van de oude aarde, noch de hernieuwde kluistering hoeven te vrezen. Want de eeuwige God is geen strenge maar een rechtvaardige Rechter die u allen zal bedenken naar uw eigen wil.
Amen
BD.8222
24 juli 1962
Jezus heeft de gerechtigheid van God genoegdoening geschonken
U zou eeuwig van Mij gescheiden zijn gebleven, als Ik niet voor u het werk van verlossing had volbracht, doordat Ik zelf uw schuld op Mij nam en ze teniet deed door het offer aan het kruis, dat Ik in de mens Jezus op aarde bracht.
Er bestond tussen het rijk van het licht en dat der duisternis een onoverbrugbare kloof.
U zelf zou deze kloof nooit hebben kunnen overwinnen. Voor eeuwig was mijn rijk voor u gesloten, omdat mijn gerechtigheid u die zondig was geworden door uw afval, niet zou hebben kunnen opnemen voordat voor de grote schuld boete was gedaan.
En dit zoenoffer heeft de mens Jezus verricht, in Wie Ik zelf verblijf nam, omdat Zijn reine menselijke omhulling dit toeliet. Want in een zondig mens zou Ik Me niet hebben kunnen belichamen.
En dus moest een lichtziel in vrije wil naar de aarde afdalen om voor de gevallen broeders boete te doen omwille van mijn gerechtigheid die niet te omzeilen was volgens de wet van eeuwigheid.
Want Ik ben een volmaakt Wezen dat wel in zich de Liefde is, maar dat ook niet te denken is zonder gerechtigheid om als hoogst volmaakt te worden bestempeld. En aan deze gerechtigheid heeft de mens Jezus genoegdoening geschonken door het kruisoffer waarvoor Zijn lichtziel zich zelf aanbood om Mij de gevallen schepselen terug te brengen. Om voor hen een brug te bouwen uit het rijk der duisternis naar het rijk van het licht. Ik zelf echter was in de mens Jezus, want de Liefde volbracht het werk van de verlossing. De Liefde, die de mens Jezus helemaal vervulde en die Hem ook de kracht gaf om het zwaarste lijden en de zwaarste kwellingen op zich te nemen, met de zondeschuld van de gehele mensheid de weg naar het kruis te gaan en voor deze schuld Zijn leven te offeren.
Zou deze Liefde niet in Hem zijn geweest, dan zou Hij waarlijk niet zo’n offer hebben kunnen brengen.
En deze Liefde was Ik zelf.
Ik betrok het omhulsel van de mens Jezus. Ik – de grootste Geest van de oneindigheid – manifesteerde Me in Hem. Ik vervulde de mens Jezus van liefde die mijn oersubstantie is. Hij was volledig doorstraald met mijn liefde. Alleen beperkte het menselijke omhulsel het werkzaam zijn van mijn liefdeskracht, toen Hij de laatste weg ging naar het kruis, waar de mens Jezus onnoemelijk heeft geleden en de bitterste dood aan het kruis stierf, om boete te doen voor de onmetelijke zondeschuld van de eens van Mij afgevallen wezens.
Ik was in Hem en Hij heeft het werk van de vergoddelijking van Zijn ziel in vrije wil volbracht – dat het uiteindelijke doel is van al mijn geschapen wezens.
Hij was volledig met Mij samengesmolten. Hij was Ik en Ik was Hij.
Ik was mens geworden, Hij was God, want Hij was geheel doorstraald met liefde en liefde is mijn oersubstantie. Door deze kruisdood van Jezus is de grote schuld verzoend en is voor u mensen nu de weg vrij naar het lichtrijk.
Maar u bent niet plotseling verlost, want uw vrije wil heeft u ertoe aangezet van Mij af te vallen. En dus moet uw vrije wil ook ertoe bereid zijn naar Mij terug te keren. U zult u van uw vroegere schuld bewust moeten zijn en Mij in Jezus om vergeving vragen, daar u anders met uw schuld belast blijft en u het binnengaan in het lichtrijk is ontzegd. Steeds weer wordt u mensen gewezen op Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. En de geestelijke missie van de mens Jezus wordt u duidelijk gemaakt en met redenen omkleed. Maar u zult dit moeten geloven, want er kan u geen ander bewijs worden gegeven dan dat u, zodra u verlossing door Jezus Christus hebt verkregen, zelf volledig inzicht daarover verkrijgt, omdat het gevolg van de verlossing door Jezus Christus steeds zal zijn, dat het werkzaam zijn van mijn geest niet wordt belet. Mijn geest leidt u dan in alle waarheid en dit is een heel zeker bewijs dat u nu verlossing hebt gekregen van uw oerschuld.
Maar eerst zult u in vrije wil de weg naar het kruis moeten gaan. U zult zelf bereid moeten zijn en tot de kring van de door Jezus’ bloed verlosten willen behoren. Dan zult u ook waarlijk de genaden van het verlossingswerk aannemen en benutten. En dan bevindt u zich op de weg van de terugkeer naar Mij. Dan hebt u de brug betreden die Jezus voor u heeft gebouwd, zodat u binnen kunt gaan in het rijk van het licht en van de gelukzaligheid, waarvan Jezus de poort voor u heeft ontsloten door het verlossingswerk. Jezus, in wie Ik zelf was en in wie Ik voor u ook tot een zichtbare God ben geworden, opdat u Mij eens zult kunnen zien van aangezicht tot aangezicht.
Amen
BD.8223
25 juli 1962
Gods eindeloze vaderliefde
Ik wil dat u een verhouding met Mij tot stand brengt, zoals een kind tot zijn Vader; dat u Mij liefde en vertrouwen schenkt, dat u steeds zeker bent van mijn hulp en nooit twijfelt aan mijn liefde.
Wanneer u maar een vast geloof in mijn liefde verkrijgt, dan zult u ook telkens naar Mij komen zoals kinderen naar de Vader en Mij al uw noden en zorgen voorleggen en Mij om hulp vragen. En Ik zal u helpen. Want Ik wil ook uw liefde winnen, omdat u dan weer zult aansturen op Mij, die u eens vrijwillig verliet.
En laat u dus door geen enkele nood terneerdrukken, maar leg hem vol vertrouwen voor aan Mij, uw Vader van eeuwigheid, en waarlijk, u zult de hulp van de Vader gewaarworden. Want mijn liefde voor mijn kinderen is heel wat dieper dan een aardse vader u kan beminnen. Maar juist het bewustzijn van mijn eindeloos diepe liefde ontbreekt u en daarom twijfelt en aarzelt u.
Maar eens bent u uit mijn liefde voortgekomen en u zult vast moeten geloven dat u met Mij verbonden zult blijven tot in alle eeuwigheid. Ook al keerde uw vrije wil Mij eens de rug toe, hij heeft de band niet kunnen verbreken, omdat u anders zou zijn vergaan.
Doch wat eens door Mij werd geschapen is onvergankelijk, al is het ook tijdelijk naar zijn wil van Mij gescheiden. En juist deze vrije wil zult u Mij op aarde moeten schenken, doordat u naar Mij toekomt met elk verlangen en dus weer de juiste verhouding aanneemt, die oorspronkelijk bestond tussen Mij en u en die u onuitsprekelijk gelukkig maakte.
Wanneer u aan Mij denkt, wees er dan altijd zeker van dat mijn liefde zich dadelijk op u richt; dat Ik u aanstraal, wat u mogelijk maakt door uw gedachten op Mij te richten. En laat het u dan tot zekerheid worden, dat Mij alleen uw welzijn aan het hart ligt, dat Ik u geestelijk en lichamelijk zou willen overstelpen met gaven van genade en dat Ik steeds alleen maar uw geopende harten nodig heb, uw genegenheid voor Mij, die nu ook mijn inwerken op u toelaat.
Mijn liefde voor u is onbegrensd en ze zal nooit ophouden. En daarom verlang Ik ook vurig naar u, mijn schepselen, dat u als “kinderen” naar Mij terug zult keren, dat u Mij, uw Vader van eeuwigheid, zult leren kennen gedurende uw weg over de aarde. En Ik probeer waarlijk alles om u een juist beeld van Mij te geven, van mijn Wezen en mijn liefde voor u, opdat u nu ook dit Wezen zult kunnen liefhebben met heel uw hart en met al uw zintuigen.
Naar deze liefde verlang Ik vurig sinds uw afval van Mij. Maar Ik heb geduld, tot u uit vrije wil Mij deze liefde schenkt. Maar zodra u zelf Mij juist onderkent, zal het ook niet moeilijk zijn Mij lief te hebben.
Maar wordt u verkeerd onderwezen, wordt mijn beeld u verkeerd geschetst, zodat u geen God van liefde, maar alleen een wrekende en toornige God in Mij ziet, dan zult u ook nooit Mij als uw Vader leren liefhebben.
En daarom zult u in de eerste plaats de zuivere waarheid te weten moeten komen. U zult naar waarheid onderricht moeten zijn door uw God en Schepper, wiens liefde oneindig is en die uw Vader is en als Vader ook door u wil worden erkend.
“Komt allen tot mij, die vermoeid en belast zijt, Ik wil u verkwikken.”
Zulke woorden kan alleen diegene zeggen, die u liefheeft en altijd alleen het beste voor u wil: uw Vader van eeuwigheid, die Zijn kinderen tot zich roept om hen te helpen in elke geestelijke en aardse nood.
En steeds weer zult u bewijzen van mijn vaderliefde ondervinden, wanneer u zich maar als mijn kinderen voelt en vol vertrouwen de weg inslaat naar de Vader. Want elk zich op Mij richten geeft Mij het recht in u werkzaam te kunnen worden, daar anders mijn tegenstander u van Mij wegdringt en hij zijn invloed op u nog doet gelden, wat Ik hem niet kan weigeren, zolang uzelf u niet tegen hem verweert, doordat u naar Mij roept, naar uw Vader van eeuwigheid en Mij daardoor het recht verleent mijn kinderen tegen hem te beschermen.
Mijn liefde voor u is grenzeloos en steeds zult u ze kunnen vragen. Steeds is mijn hulp voor u zeker wanneer u in nood bent. En zodra u ervan overtuigd bent dat mijn liefde u toebehoort, voelt u zich ook als mijn kinderen en keert u nu vrijwillig terug in uw vaderhuis, naar Mij, van wie u eens bent uitgegaan.
Amen
BD.8224
26 juli 1962
Het smartelijk lot van de zielen in het hiernamaals
Wie zich aan de wereld heeft overgeleverd, moet en zal de dood vrezen, want de mens is niet vergaan wanneer hij sterft, maar de ziel heeft hem verlaten, die niet sterven kan en nu in het geestelijke rijk verder bestaat in een toestand die past bij haar aardse leven. De ziel kan nu pas het ware leven binnengaan, dat eeuwig duurt en een staat van gelukzaligheid is, omdat ze in volledige vrijheid, in licht en kracht nu kan scheppen naar eigen wil, die echter ook mijn wil is omdat ze zich aan mijn wil geheel ondergeschikt heeft gemaakt. Maar ze kan ook in een smartelijke toestand in het rijk hierna vertoeven, in duisternis en onmacht en toch in het bewustzijn van zichzelf. Dan kan men wel van dood spreken, maar niet van een staat van volledig vergaan. En juist daarin bestaat haar kwelling, dat zij weet in welke volheid van kracht ze leefde op aarde en dat ze nu niet bij machte is en niet bekwaam iets te volbrengen. Dat zij het zelfbewustzijn behoudt, betekent voor haar juist die vergrote kwelling, maar het kan de ziel ook daartoe helpen dat ze uit deze dode toestand tevoorschijn komt, dat ze helpers die haar in het rijk hierna tegemoet gaan gehoor schenkt en ook hun aanwijzingen opvolgt die de ziel al een lichte verbetering opleveren.
Maar het is uiterst moeilijk de zielen ertoe te brengen zich om andere ongelukkige zielen te bekommeren, omdat ze steeds alleen maar met zichzelf bezig zijn, omdat hun zoals op aarde de liefde ontbreekt en altijd nog de eigenliefde overheersend is. Maar alleen door liefde kan het de ziel mogelijk zijn op te klimmen in het hiernamaals. Zij zelf moet liefdevolle voorbeden ontvangen, die ze als kracht voelt en waardoor het dan ook mogelijk is dat ze haar wil verandert. En ze moet zelf de liefde in zich wekken doordat ze ook aandacht schenkt aan haar hulpbehoevende broeders in het hiernamaals en bereid is tot enige hulpverlening. Dit wordt door de ziel dan ook als het toestromen van kracht ondervonden en de wil tot liefde wordt gestimuleerd, die alleen de ziel uit haar kwellende toestand kan bevrijden.
Gaat ze in volslagen duisternis het rijk hierna binnen, dan kan het zeer lang duren tot ze zich van haar ellendige toestand bewust is en ze naar een verbetering smacht. Maar zodra eenmaal het verlangen in haar opkomt om haar “dode” toestand te veranderen, zodra ze inziet dat ze niet meer op aarde vertoeft en toch niet is vergaan, zal ze ook nadenken over haar toestand en proberen hieruit te komen. En deze wil al bezorgt haar helpers: lichtwezens, die verkleed naar haar toekomen en haar duidelijk proberen te maken dat zij ook uit haar toestand kan komen wanneer ze daar de wil toe heeft. Juist de mensen die geheel ongelovig van de wereld zijn heengegaan, hebben veel voorbede van menselijke zijde nodig, opdat ze in het hiernamaals zo’n wil opbrengen en streven naar een verbetering van hun toestand. Want elk gebed voor deze zielen bezorgt hun toevoer van kracht en nooit gaat deze kracht verloren wanneer de ziel maar mensen op aarde achterlaat die haar in een voorbede gedenken.
U mensen zult er daarom veel toe kunnen bijdragen dat ook zulke zielen de dood overwinnen, dat zij daarboven nog tot leven komen. Want zolang de ziel zelfbewust is, geef Ik haar niet op, want zolang is ze ook in staat haar wil te veranderen, die zich alleen op Jezus Christus hoeft te richten en die haar de verlossing ook verzekert. Maar als ze zo diep wegzinkt dat geen lichtvonkje haar meer bereikt, dan stuurt ze steeds verder aan op de diepte en ze verhardt weer. En dit betekent ook weer het oplossen en verliezen van het zelfbewustzijn, het betekent hernieuwde kluistering in de materie en het begin van een nieuwe verlossingsperiode, omdat geen wezen verloren gaat, omdat geen wezen eeuwig dood blijft, maar eens in alle zekerheid weer het leven bereikt dat eeuwig duurt.
Ook in het rijk hierna wordt er geworsteld om zulke zielen, dat ze deze hernieuwde kluistering niet meer hoeven door te maken. En ieder mens die in liefde aan zulke zielen denkt, is bezig met het verlossingswerk en de zielen zullen hem eeuwig dankbaar zijn dat hij ze uit de nacht van de dood naar het licht van de dag leidde. Want datgene wat eens als wezen uit Mij is voortgekomen, kan niet vergaan. Maar pas wanneer dit geschapene in vrijheid, licht en kracht werkzaam kan zijn, is het tot leven gekomen, dat nu echter eeuwig niet meer verloren gaat.
Amen
BD.8228
30 juli 1962
Onderzoek de geesten
Geloof het, u mensen, dat Ik u steeds weer het weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk waarheidsgetrouw zal laten toekomen, want Hem, de goddelijke Verlosser, moet u onderkennen en erkennen als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, die Mij zelf in zich droeg. Het kan u echter niet bewezen worden welke missie Hij op de aarde te vervullen had. Maar Ik zelf zal u de ware kennis over Hem doen toekomen door mijn geest en daarin kunt u toch al een bewijs zien. Want wat u historisch niet bewezen kan worden, daarover onderricht u mijn geest. En zo weet u ook dat Ik het zelf ben die u dit openbaart en dat u dus gerust de geesten kunt onderzoeken. Want zodra u over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk uitsluitsel wordt gegeven, is het de geest uit God die u alleen maar zuivere waarheid kan overdragen. U hebt het recht de afkomst van het geestelijk goed te onderzoeken en Ik zelf heb u op de toetssteen gewezen. Want nooit zal een tegenwerkende geest verkondigen dat “Jezus Christus in het vlees is gekomen”. En hebt u zich eerst eenmaal het bewijs verschaft dat Gods geest aan het werk is, dan kunt u ook alles als waarheid aannemen wat deze geest u verkondigt.
Mijn werkzaam zijn in de mens, wat op zo’n duidelijke wijze in het toezenden van mijn woord tot uitdrukking komt, kan niet als eigen verstandelijk denken worden uitgelegd of verklaard. Het kan echter nog minder als beïnvloeding door mijn tegenstander gekenmerkt worden, want dan bewijzen de mensen alleen dat zijzelf de stem van hun Vader niet herkennen, dat zij niet behoren tot de mijnen, die zich geheel aan Mij overgeven, maar dat zij zelf nog te veel met hun verstand bezig zijn, anders zouden zij zich aangesproken voelen door Mij – hun Vader van eeuwigheid. Want het toezenden van mijn woord in een mensenhart, zij het rechtstreeks of door mijn boden, zal zijn uitwerking niet missen. Het raakt het hart zodra dit zich maar opent en bereid is zich door Mij te laten aanspreken. Voorwaarde is, dat de mens Mij aanhoort zonder vooringenomenheid en dus bereid is zichzelf door mijn geest, door mijn liefdeslicht te laten doorstralen.
Pakt de mens echter louter verstandelijk een onderzoek aan van dat geestelijk goed dat hem door Mij is toegezonden, dan zal hij nauwelijks in staat zijn de stem van zijn Vader te herkennen, want dit raakt niet zijn hart en alleen het hart is in staat te onderzoeken. U moet niet blind geloven en iets aannemen wat u innerlijk afwijst. Maar worden u mijn openbaringen toegezonden, dan zult u nooit het gevoel van afweer hebben, vooropgesteld dat u verlangt door Mij zelf te worden aangesproken. Veeleer zullen mijn woorden u zo raken dat u ze niet meer missen wilt en u zult ook geheel overtuigd zijn van de waarheid omdat u nu Mij zelf bespeurt. Goddelijke openbaringen zullen steeds de menswording van God in Jezus en Zijn verlossingswerk tot inhoud hebben, en dit moet voor u steeds het duidelijkste bewijs voor de waarheid zijn. Want nooit zal mijn tegenstander u daarvan in kennis stellen dat Jezus Christus zich voor u aan het kruis heeft geofferd, in wie Ik zelf het verlossingswerk volbracht. Nooit zal mijn tegenstander proberen u ertoe te brengen in Jezus te geloven. Nooit zal hij u de liefde prediken die eveneens de inhoud van mijn openbaringen is omdat alleen de liefde u met Mij verbindt en hij alles verhinderen wil wat die verbinding tot stand zou kunnen brengen.
U moet dus op de hoogte zijn van zijn wezen, dat alleen uit haat bestaat en u wil verderven. En reeds daaraan zult u zijn activiteiten kunnen herkennen, dat hij alles zal doen om mijn goddelijke openbaringen te kleineren en uw geest te verduisteren, opdat u Mij niet zult onderkennen. Maar u hoeft zich alleen maar tot Mij zelf te wenden om verlichting van uw geest, en waarlijk, Ik zal u bijstaan en elke onduidelijkheid in u omzetten in het helderste inzicht als u er maar ernstig naar verlangt. Mijn tegenstander probeert altijd verwarring te stichten, maar hij zal alleen daar succes hebben waar het verlangen naar de zuivere waarheid nog niet overheerst. Waar dit echter aanwezig is, daar heeft hij alle macht verloren, want Ik zelf straal het licht uit en het zal ieder die in het licht wil staan weldadig beroeren.
Amen
BD.8231
2 augustus 1962
De voorloper van Christus – Geloofsstrijd
De mijnen zullen de roepende in de woestijn herkennen die mijn verschijnen zal aankondigen zoals Ik het voorspeld heb, want zijn “licht” zal helder stralen en zijn spreken zal geweldig zijn. Hij zal niet bang zijn in zijn redevoeringen de machtigen aan te vallen, want hij is door Mij naar de aarde gezonden om zijn laatste missie te vervullen. Om het einde van deze aarde te prediken en mijn komst te verkondigen op de dag van het gericht.
Die Mij toebehoren zullen door de kracht van zijn taal geweldig onder de indruk zijn en zij beseffen, dat het niet lang meer zal duren tot Ik zelf zal komen en hen redden uit hun nood. Van tevoren echter zult u mensen u ook altijd weer in valse veronderstellingen verliezen en hem in vele mensen menen te herkennen, Ik echter zeg u; dat u niet zult behoeven te vragen maar zult weten dat hij het is die Ik zelf vooruit zend. Want als hij optreedt is ook mijn tegenstander al aan ’t werk op zo’n wijze, dat hij zich belichamen zal in een machthebber die zal optreden tegen ieder geestelijk streven en tegen het geloof. Hij zal nu ook door zijn handlangers de mijnen erg verdrukken opdat zij van Mij afvallen en zich naar hem zullen toekeren.
U kunt dan nagaan wanneer de geloofsstrijd zal beginnen en buitengewoon veel troost ontvangen door mijn voorloper, omdat u dan ook weet dat het einde niet ver meer af is. Want zijn missie op aarde is niet van lange duur, en ook de antichrist zal makkelijk te herkennen zijn – want hem zal ook geen lange levensduur beschoren zijn. De voorloper zal komen en uw geloof sterken. Hij zal met zo’n geweldige redevoering van Mij getuigen en mijn komst aankondigen, dat de mijnen uit zijn woorden kracht zullen putten en ook volhouden tot aan het einde. Want Ik zelf zal hen bijstaan in hun noden die deze geloofsstrijd met zich mee zal brengen.
De roepende in de woestijn zal zich niet laten weerhouden en openlijk optreden tegen de mensen die de mijnen vijandelijk gezind zijn. Hij zal hun handelen als afschuwelijk brandmerken en altijd zal hij tegenover hun aanvallen mijn bescherming genieten, tot zijn uur gekomen is. Hij zal zijn missie weer met zijn dood bekopen, maar dat mag U niet doen schrikken als u van Mij bent. Het moet u alleen versterken omdat u in de waarheid bent en alles zo verwachten kunt, zoals Ik het u door mijn geest heb verkondigd.
Het tijdperk dat u mensen gesteld was om u van de vorm te bevrijden loopt ten einde. Maar tot de laatste dag help Ik u om tot een juist geloof in Mij te komen, en ook de voorloper is u gestuurd om uw geloof te sterken. Wie hem wil herkennen zal hem ook herkennen. Wie echter zijn woord afwijst is openlijk een aanhanger van mijn tegenstander en wijst ook Mij zelf af. Maar het licht uit den hoge dat helder straalt is niet over het hoofd te zien en zijn woord is niet te negeren. Zijn levenswandel en arbeid op aarde in de laatste tijd is zo duidelijk herkenbaar als goddelijk werk, dat ieder mens hem herkennen kan en niet behoeft te vragen of hij het is.
Mijn tegenstander zal opnieuw op dezelfde manier willen werken doordat hij verwarring probeert te stichten en zijn aanhangers influistert, dat de voorloper daar en daar te zien is. Daarom is een nauwe verbinding met Mij nodig om juist te onderscheiden en naar waarheid te denken. En daarom vertel Ik u steeds weer dat hij pas dan zal verschijnen als ook mijn tegenstander zich de juiste uiterlijke vorm gereed heeft gemaakt, waarin hij dan werkt tot ontzetting van de gelovigen. Hij beschikt over grote macht en gebruikt die tot een rigoureuze geloofsstrijd. Maar dan treedt ook hij op die Ik zelf zend en hij zal de antichrist openlijk aanvallen en hem niet vrezen. En daaraan kunt u hem herkennen, want ook hij beschikt over grote kracht die hij echter in mijn naam gebruikt. Hij zal ook zieken genezen en wonderen doen en daarom des te heftiger bestreden worden door de machthebbers die hem naar het leven staan, en zij zullen ook bereiken dat hij een gewelddadig dood sterft.
Maar het “licht” dat hij verspreidt onder de mijnen zal hen ongewoon sterken. Zij zullen vol vertrouwen mijn komst verwachten en volharden tot aan het einde, want zij weten dat mijn woord vervuld wordt en alles zal gebeuren zoals Ik het liet verkondigen in woord en geschrift.
Amen
BD.8233
4 augustus 1962
Het bewust op God richten van de wil
Ik geef u wat u nodig hebt voor uw pelgrimstocht op deze aarde opdat u deze succesvol kunt afleggen en uw ziel rijp kan worden. Want alleen Ik weet hoe ze is geaard en wat bevorderlijk is voor haar voltooiing. Toch kan niet aan uw vrije wil worden voorbijgegaan en deze moet dus mijn genade aannemen en benutten.
Dat u mensen een vrije wil bezit wordt zeer vaak betwijfeld, omdat de mens zelf niet in staat is zich zijn aards bestaan naar zijn eigen wil vorm te geven en hij daarom de vrijheid van de wil ontkent. En steeds weer moet het u duidelijk worden gemaakt dat uw wil niet gedwongen wordt beïnvloed, ook al is de mogelijkheid tot verwezenlijking niet aanwezig. Maar het willen en denken zult u altijd zelf bepalen en het diepste willen en denken kan u door niemand worden voorgeschreven. En voor dit willen en denken zult u zich moeten verantwoorden. En is dit willen nu serieus op Mij gericht en op het bereiken van de rijpheid van uw ziel, dan kunt u er ook zeker van zijn dat u het zult bereiken. En u zult dan ook mijn genadegaven aannemen en juist benutten en uw voltooiing zal verzekerd zijn.
Hoe uw aardse leven zich ontwikkelt bepaalt wel mijn wil. Want Ik zie in vanuit welke levensomstandigheid voor u het grootste succes zal voortkomen. En steeds zal Ik passend bij de richting van uw wil ingrijpen in uw aards bestaan, vanuit het weten dat u hulp moet worden gebracht wanneer u geneigd bent verkeerde wegen te gaan. Maar er bestaat een heel zeker middel waardoor u beslist opwaarts zult gaan: wanneer u uw wil geheel onderwerpt aan die van Mij, wanneer u dus Mij zelf erkent als de Macht die u liet ontstaan en bereid bent u geheel aan deze Macht te onderwerpen. Wanneer u de eigen vrije wil helemaal aan Mij offert en dan dus niet anders meer zult kunnen denken en willen dan zoals het mijn wil is. En dan zal uw levenslot zich ook in rustiger banen bewegen. Maar u zult dan ook mijn genadegaven aannemen en weten dat ze u alleen tot zegen strekken. U zult willen dat Ik u spijzig en laaf met het brood des hemels, met het water des levens. Want u zult verlangen naar juiste spijs en drank, omdat u zich nog ziek en zwak zult voelen zolang u het juiste voedsel voor uw ziel niet van Mij in ontvangst neemt.
En verzet uw wil zich hier nu niet meer tegen, dan laat u zich weer door Mij bestralen zoals eens. En dan ontbrandt er in u een licht. Uw inzicht neemt toe, uw geestelijke armoede verdwijnt. U verzamelt geestelijke goederen en uw ziel wordt sterk en gezond omdat de juiste Arts u het juiste medicijn geeft en u dus geheel rijp zult moeten worden en u het doel van uw bestaan op aarde zult vervullen. U ontvangt mijn woord en zult mijn woord nu ook naleven en niet alleen toehoorders blijven. U zult uw best doen om een leven in liefde te leiden volgens mijn wil. Want mijn woord verkondigt u mijn wil en zodra u zich geheel aan Mij overgeeft gaat u ook helemaal op in mijn wil. U zult u weer voegen naar mijn wet van ordening. U maakt u het principe van de liefde eigen en u voltrekt nu de verandering van wezen. U zult worden wat u was vanaf het allereerste begin en zult in vrije wil naar Mij terugkeren als mijn kinderen. Aldus heeft uw aards bestaan alleen als doel dat u Mij uw wil schenkt, dat u zich innerlijk uitspreekt voor Mij, dat u afstand zult nemen van mijn tegenstander die eveneens gedurende het aards bestaan uw wil voor zich wil winnen. Maar het hangt alleen van u af voor wie u beslist. Hij kan u niet dwingen en Ik zal u niet dwingen. U zult zelf de heer moeten kiezen die u zult willen toebehoren. Ik kan alleen steeds maar weer trachten u door levensomstandigheden of slagen van het lot te beïnvloeden om de weg te nemen naar Degene van Wie u eens bent weggegaan en Ik help u waarlijk steeds weer juist te leren denken. Ik stuur mijn lichtboden naar u toe die eveneens proberen op uw wil in te werken zonder deze echter te dwingen. Alleen de vrijwillige terugkeer naar Mij levert u een eeuwig leven in de eeuwigheid op en het doel van uw aards bestaan is alleen het aan Mij schenken van uw wil.
En daarom zal Ik Me ook steeds weer aan u mensen openbaren op de meest verschillende manieren. Want zodra u een God en Schepper boven u zult erkennen Die u in het leven riep, zult u ook uw innerlijke weerstand opgeven die u eindeloos lange tijd van Mij gescheiden hield. Want dan kan Ik u al bestralen met de kracht van mijn liefde, opdat u Mij nu ook als Vader zult erkennen en als kinderen naar Mij toe zult komen omdat u innerlijk ertoe wordt aangespoord de aaneensluiting met Mij te vinden om nu ook eeuwig bij Mij te blijven, om nu te leven in gelukzaligheid.
Amen
BD.8235
9 augustus 1962
Heeft de mens zich ontwikkeld of werd hij nieuw geschapen?
Er kunnen geen tegenstrijdigheden zijn in het geestelijke goed dat u door Mij zelf ontvangt en dat mijn geest u doet toekomen door hen die in mijn dienst staan. Die de opdracht hebben, de zuivere waarheid van Mij aan de medemensen door te geven en mijn woord uit te dragen dat u opheldering moet geven. Want Ik wil de geestelijke duisternis waarin de mensen wandelen, verlichten – vooral wanneer u zelf opheldering verlangt.
Het scheppingswerk aarde had eindeloze tijden nodig om te worden tot dat wat ze nu is, een scheppingswerk dat voor de mensheid de laatste voltooiing brengen moet. In deze eindeloos lange tijd zijn de in kleinste deeltjes opgeloste oergeesten door talloze scheppingswerken gegaan om zich steeds hoger te ontwikkelen. En het verstarde geestelijke kwam langzaam tot leven, zoals Ik het u al vaak geopenbaard heb. Het legde de eindeloos lange weg in de toestand van de gebonden wil af, dat wil zeggen: alle scheppingswerken volbrachten de bestemming die Ik ze had toegewezen. Geen van de gekluisterde wezens kon over zichzelf beslissen, zij ontwikkelden zich langzaam verder en er werden steeds nieuwe vormen geschapen voor iedere graad van rijpheid voor het opwaarts strevende geestelijke. De stenen-, planten- en dierenwereld was oneindig veelvoudig in haar vormen, en alle waren bezield door de partikeltjes van die gevallen oergeesten die zich steeds meer aaneensloten. Die tenslotte tot kleinere en grotere levende wezens werden die zich bij het verlaten der vormen weer verenigden, en uiteindelijk in vormen ingelijfd werden die reeds meer op de vorm van een mens leken.
Die gehele lange weg van ontwikkeling stond onder mijn wet, dat wil zeggen: volgens de wet der natuur speelden zich alle gebeurtenissen af in deze schepping, die door mijn wil was ontstaan. De oergeesten hadden door hun val in de diepte hun zelfbewustzijn verloren. Maar eenmaal zullen zij dat zelfbewustzijn terug ontvangen om zich in de laatste vorm, als mens, te kunnen belichamen en de weg van ontwikkeling ten einde te brengen. De laatste vormen in een toestand van gebonden wil werden daarom steeds “mensachtiger”, maar zij bevonden zich nog niet in het stadium van het zelfbewustzijn. Zij handelden instinctief volgens mijn wil, ofschoon zij reeds functies konden uitoefenen welke op die van mensen geleken. Maar zij waren nog niet tot denken bekwaam, verstand en vrije wil ontbrak hun, en zo waren zij zich niet bewust van verantwoordelijkheid. Zij werden door geestelijke intelligenties tot hun doen gedreven, zoals alles wat een vorm heeft onder het gezag van geestelijke verzorgers staat, die mijn wil volgens de wetten der natuur op deze gekluisterde wezens overdragen. En de tijd kwam waarin de rijp geworden geesten de vrije wil teruggegeven kon worden, waardoor zij nu beproefd konden worden of zij weer tot Mij wilden terugkeren of bij mijn tegenstander wilden blijven. En voor deze oergeesten schiep Ik de vorm van de mens.
Mijn wil heeft alle scheppingswerken en in het bijzonder de steeds groter gevormde levende wezens laten ontstaan, doordat mijn gedachten tot vorm werden. Daarom waren deze levende wezens in de grootste verscheidenheid van vormen aanwezig. Maar elke vorm was anders. Er waren de meest verschillende soorten van allerlei aard die geen overeenkomst met elkaar hadden en zich steeds voortplantten maar steeds dezelfde schepsels bleven. Toen de vorm van mens nodig werd voor de eerste zo ver tot rijpheid gekomen oergeesten, schiep Ik weer een scheppingswerk dat waarlijk ook een meesterwerk in mijn gehele schepping was. Een wezen dat wonderbaarlijk samengesteld was en naar mijn wil geschapen om zijn opdracht op aarde te kunnen vervullen, dat Ik geschapen heb en dat zich niet uit de reeds aanwezige scheppingen ontwikkeld heeft. Want deze vorm zou een oergeest bergen, een door Mij eertijds voortgebracht wezen dat mijn “evenbeeld” is geweest en dit nu weer moest worden. En daarom moest het met verstand, vrije wil en zelfbewustzijn uitgerust zijn. En dat ontwikkelde zich niet langzaam uit de dierlijke wezens maar werd aan de vorm van de mens toegevoegd toen de oergeest bezit nam van die eerste vorm, en ook aan ieder mens als behorend bij zijn ziel, wanneer deze als “goddelijke adem” de mens bij zijn geboorte tot leven wekt.
De mensen planten zich dan wel voort volgens mijn wet van de natuur, maar zij zullen steeds dezelfde schepselen blijven zoals de eerste werkelijke mens Adam is geweest. Zij zullen niet in andere schepsels veranderen, want deze verandering zal steeds een daad zijn van de ziel, die Mij eerst nog weerstrevend kan zijn, maar in de tijd als mens tot hoogste voltooiing kan komen. Het menselijk lichaam echter zal blijven zoals Ik het geschapen heb, toen de ziel van Adam het in bezit nam. Weliswaar heeft het scheppen van de aarde met alles wat in, op en boven de aarde is en van alle dode en levende dingen een eindeloos lange tijd nodig gehad, maar voor het gevallen geestelijke was er als het ware aan de periode van opwaartse ontwikkeling een einde gekomen, toen alle deeltjes van een oergeest zich weer verzameld hadden en het laatste proces van de terugkeer tot Mij begon.
Want deze weg over de aarde als mens eiste van Mij ook een nieuw scheppingswerk, een vorm die aan alle eisen voldeed om de laatste proef in vrije wil te kunnen doorstaan. De mens kan zich dus als een bijzonder scheppingswerk van Mij beschouwen, want hij is het enige wezen op aarde dat begaafd is met onderscheidingsvermogen en een vrije wil als teken van zijn goddelijke afkomst. En daardoor is hij ook in staat een God en Schepper boven zich te erkennen die hem het leven gaf. Juist daarom kan hij ook de laatste voleinding op deze aarde bereiken, als zijn vrije wil dat ernstig nastreeft.
Amen
BD.8236
10 augustus 1962
Was Adam de enige mens die God schiep?
Maar nu zal in jullie de vraag opkomen hoe het bevolken van de gehele aarde tot stand gekomen is. En deze vraag is terecht, want er waren vele oergeesten toen de eerste oergeest zich in Adam belichaamde, en al deze oergeesten wilden hun ontwikkelingsgang voortzetten en zich als ziel in de mens belichamen, omdat zij wisten dat alleen zo hun definitieve terugkeer tot Mij kon plaatsvinden. En Ik gaf deze oergeesten ook menselijke omhulsels die nu bewust de gang over de aarde wilden gaan. Ik schiep grote aantallen mensen, want slechts een gedachte van Mij was genoeg, en een ieder van de tot rijping gekomen oergeesten had zijn uiterlijke vorm. En elke vorm was, wat de natuur betreft, zo geschapen dat de voortplanting plaatsvond naar mijn wil, om de zielen die geleidelijk ook hun rijpheid bereikt hadden, steeds weer een mogelijkheid tot belichaming te geven. Maar Ik begrensde de gebieden van de oervaders. Begrijp Me goed, Ik wees de mensen het voor hen voorbereide land toe.
Maar de eerste mensen – Adam en Eva – moesten de wilsproef afleggen en door hun val werd het gehele menselijke geslacht verzwakt. De ongehoorzaamheid jegens mijn goddelijk gebod was als het ware door de inwerking van de geest die vijandig tegenover Mij stond – Lucifer – ook in die mensen, in die oergeesten ontwaakt. En de erfzonde – die bestond uit de verandering van de zuivere goddelijke liefde in eigenliefde – herhaalde zich ook in deze mensen, want mijn tegenstander bracht alle mensen in verzoeking en hij slaagde in deze verleiding omdat de mensen nog te weinig kennis hadden van degene die hen opnieuw ten val wilde brengen. En de mensen verspreidden zich over de gehele aarde, maar Adam was en bleef toch de stamvader van het menselijke geslacht. En de mensen werden op de hoogte gebracht van de voortplanting van zijn stam en zijn geslacht werd vervolgd tot de geboorte van Jezus, die omwille van de erfzonde op aarde nederdaalde om de mensheid te verlossen.
Omdat Adam na Lucifer de eerstgevallen oergeest is geweest, is hij ook als eerste als mens belichaamd. En als hij zich aan mijn gemakkelijke gebod gehouden had, dan was hij zeer snel vrij geworden van zijn uiterlijke vorm. En ook alle andere oergeesten zouden snel hun weerstand hebben opgegeven, en ze zouden zich onvoorwaardelijk aan Mij hebben overgegeven, en hun terugkeer tot Mij was gewaarborgd. Maar zijn ongehoorzaamheid was een hernieuwde weerstand tegen Mij, ze was een herhaling van de eerste zonde van het verzet tegen Mij. Maar Lucifer had door de val van Adam weer aan macht gewonnen en hij gebruikte deze tegenover het gehele menselijke geslacht, dat nu in dezelfde zwakheid als Adam geen weerstand bood en zwak bleef tot Jezus Christus kwam om hen te helpen.
Jullie mensen moeten weten dat Ik de gehele aarde bevolkt heb omdat veel van de gerijpte oergeesten verlangden naar hun laatste belichaming op de aarde en omdat elk van deze oergeesten ook het recht had om als mens de laatste wilsproef af te leggen. En hun aantal was groot en elk had veel aanhang, oergeesten die hem gevolgd waren en zich steeds weer bij hem aansloten. En voor al deze koos Ik de levensvoorwaarden op aarde, die overeen kwamen met hun verschillende aanleg. En Ik plaatste dus iedere oergeest daar naartoe, hem de menselijke gedaante scheppend, die zich dan weer vermenigvuldigde overeenkomstig mijn wil en volgens mijn natuurwet. De wijze van voortplanting was overal dezelfde, daarom voegde Ik steeds een tweede geest bij de oergeest.
Dus de scheppingsdaad van de eerste mens herhaalde zich steeds weer in gebieden die onbereikbaar waren voor de afzonderlijke mensenstammen, want mijn schepping van de Aarde was zo veelomvattend dat overal het ontwikkelingsproces er om vroeg dat de oergeesten zich nu belichaamden in de mensen en Ik daartoe de eerste voorwaarden geschapen heb. En pas weer na lange tijd stelden de verschillende stammen zich weer met elkaar in verbinding. De geestelijke ontwikkeling was echter geheel verschillend voortgeschreden – al naar gelang de graad van liefde die al deze mensen vervulde. Maar allen kunnen worden onderwezen door Mij zelf wanneer hun weerstand afneemt en mijn geboden dan ook weer in acht genomen worden. En de mensenzielen zullen rijp worden, want de goddelijke Verlosser Jezus Christus heeft het verlossingswerk voor alle mensen volbracht en ook aan alle mensen kan het weten worden gebracht door mensen of door de werking van mijn geest. Maar de directe nakomelingen van Adam zullen deze kennis gemakkelijker aannemen en zullen daarom ook tot het menselijke geslacht behoren dat nog op de aarde de verlossing vinden kan; dat de zielen nog op aarde vrij kunnen worden, wanneer zij het verlossingswerk van Jezus Christus aannemen, die naast de oerzonde de toenmalige zonde van Adam op zich nam en dus de mensheid vrij kocht van mijn tegenstander door Zijn dood aan het kruis.
Amen
BD.8237
11 augustus 1962
Was Adam de enige mens die God schiep? – Voortzetting van BD.8236
Jullie zijn zeer beslist werkzaam naar mijn wil, wanneer jullie het geestelijk goed verbreiden, dat jullie als mijn woord vanuit de hemel toegevoerd wordt. Want het gaat erom, nog veel mensen opheldering te geven, die dat serieus willen. Steeds weer zeg Ik jullie, dat de mensen ver van de waarheid afgeweken zijn, maar dat zij in hun foute denken volharden, omdat hun een juiste opheldering ook niet aannemelijk schijnt. Het is echter de tijd van het einde, en de afstand van het begin van een verlossingsperiode tot nu is te groot, om bewijzen te kunnen geven van de gebeurtenissen, die zich in het begin afspeelden, toen de eerste mensen bezit namen van de aarde.
Maar het ontbrak de eerste mensen zelf aan het juiste inzicht, omdat zij met de oerzonde belast waren, waarvan zij vrij hadden kunnen worden, wanneer zij hun wilsproef doorstaan hadden. Hun geest was nog verduisterd en zij wisten niets over de samenhang van het geestelijke en het aardse rijk, omdat zij door de verleiding van Lucifer hun liefde veranderden, omdat de zuivere liefdesvonk uit Mij vertroebeld werd door hun zondeval – omdat het anders ook niet mogelijk geweest was, dat de mensen steeds dieper zonken en het menselijk geslacht, de nakomelingen van Adam, zich in ongeloof verloren, zodat de zonde de overhand kreeg.
Ze herkenden de samenhang niet en leefden alleen een aards leven. En hoewel ook steeds weer lichtwezens zich op aarde belichaamden, om de mensen te onderrichten en hun het doel van hun bestaan begrijpelijk te maken, bleef toch hun denken beperkt, en beperkt weten werd nu ook doorgegeven, omdat de voorwaarde niet voorhanden was voor diepere wijsheden – waartoe (tot welke) mijn heersen en werken in de gehele schepping behoort. Het beperkte denken van de mensen liet ook niet zulke ophelderingen toe, die betrekking hadden op de wijde scheppingsruimte, waarvan alleen de aarde blijk moest geven en die door mijn macht en wijsheid, door mijn liefde voor alle geschapen wezens steeds en voortdurend bevolkt werd met het destijds van Mij afgevallen geestelijke, dat de terugkeer tot Mij moest realiseren op juist dat scheppingswerk aarde.
En zo, zoals hun blikveld nog beperkt was, zo ook berichtten zij steeds alleen over het begrensde gebied, dat zij zelf bewoonden. En er werd verslag uitgebracht van de aardse ontwikkelingsgang sinds Adam en Eva, de stamouders, wat echter niet uitsluit, dat hetzelfde zich afspeelde op andere gebieden van de aarde, die voor deze eerste mensen nog zo ver uit elkaar lagen en ten dele van elkaar gescheiden waren door grote wateren, zodat elk rijk een wereld op zich was, waar het destijds gevallen geestelijke rijp kon worden en zich in de mens kon belichamen.
Elk volk heeft echter een andere voorstelling van zijn herkomst, zijn ontstaan en zijn godsbesef. En het ontbreekt hun ook niet aan leraren, die uit de hemel afdalen, zodat de mensen hun aardse opdracht eveneens daarin zien, een hun nog onbekende Godheid te leren kennen, haar aan te roepen en moeite te doen, goed en rechtvaardig te leven. En zodra zij in zich de goddelijke liefde, de onzelfzuchtige naastenliefde, tot ontplooiing laten komen, zal ook hun denken nader tot de waarheid komen.
Maar het moet steeds weer benadrukt worden, dat alle volkeren verschillende geestelijke richtingen vertegenwoordigen, maar dat ook aan elk volk het weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk gebracht moet worden, opdat hun bevrijding uit de vorm nog op aarde voltooid kan worden. En ofschoon de verschillende geestelijke richtingen en religies niet met elkaar overeenkomen, zal toch de liefdeleer beslissend zijn, en wie de liefde ontplooit – waarvoor elk volk ook de aanleg in zich heeft – zal tot rijping komen.
De verbinding tussen de verschillende volkeren zal echter steeds meer tot stand komen en onderhouden worden en dat betekent ook, dat allen kennis kunnen nemen van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk, dat Hij erkend worden kan en de overgave aan Hem daarop volgt, wat nu ook tot vereniging met Mij, tot terugkeer naar Mij, leiden zal, en dat nu ook de bevrijding uit de vorm gegarandeerd is; dat de eens gevallen oergeest zijn doel bereikt heeft en weer thuiskomt in zijn vaderhuis en gelukzalig is, zoals hij was in den beginne.
Amen
BD.8238
12 augustus 1962
Kerkelijke organisaties
Ik heb u nog veel te zeggen, want er zijn nog veel dwalingen uit de weg te ruimen als u mensen in de waarheid wilt wandelen. Mijn geest echter kan alleen maar in beperkte mate werken – en wel naar de aard van uw staat van rijpheid. Want om kennis die voor u nog geheel vreemd is te kunnen ontvangen, moet de overgave van de ontvanger tegenover Mij zo innig zijn, dat de stroom van mijn geest zonder hindernis kan binnenvloeien. U mensen zult vragen waarom Ik zo’n erge misvorming van de waarheid, die oorspronkelijk van Mij uitging, heb toegelaten, zodat er zo’n diepe geestelijke duisternis over de mensheid kon komen.
En steeds weer moet Ik u daarop antwoorden, dat de vrije wil van de mensen niet toelaat dat hij beperkt wordt wanneer de mens gebonden is aan mijn tegenstander, en volgens zijn wil ook werkzaam is op aarde. En omdat het mijn tegenstander alleen daarom gaat dat de mensen op aarde niet tot het besef van hun God en Schepper komen, daar het hem alleen daarom te doen is al het licht dat van Mij uitgaat uit te doven of te vertroebelen, en hij hetzelfde recht heeft op de wil van de mensen in te werken, zal zodoende de waarheid steeds weer verontreinigd worden. Want mijn tegenstander wil mijn beeld vervormen, hij wil Mij zo aan de mensen voorstellen dat zij geen liefde voor Mij zullen voelen en daartoe is hem ieder middel goed.
Toen Ik mijn verlossingswerk op aarde had volbracht, werd mijn zuivere evangelie door mijn discipelen uitgedragen in de wereld. Zij hadden van Mij de waarheid in de zuiverste vorm in ontvangst genomen en gaven haar net zo zuiver door, omdat zij door de geest waren vervuld. De mensen waren echter verschillend van natuur, want hun zielen waren nog belast met de oerzonde en behoorden ook nog tot mijn tegenstander, ofschoon deze hen niet kon dwingen hem geheel ter wille te zijn. Maar de erfelijke gebreken, zoals hoogmoed en heerszucht waren nog sterk in hen aanwezig, en die benutte hij om hen te beïnvloeden en ook onder de aanhangers van mijn leer van het zuivere evangelie tweedracht te zaaien. En er traden nu enkele van hen in het bijzonder naar voren en stichtten uit eigen beweging organisaties, verhieven zichzelf tot bestuurders ervan en schiepen zich zo een taak met veel aardse en wereldlijke belangen en dus had mijn tegenstander daar al een aandeel aan, en zijn grootste streven was de waarheid van het evangelie te ondermijnen. Zodoende verduisterde het licht meer en meer en de vijandige invloed stelde andere leerstellingen op, die niet als dwalingen werden herkend. En deze werden nu met grote ijver verdedigd als zogenaamd door Mij aan deze leiders gegeven. Zij eisten nu ook van hun leden deze dwalingen te geloven, en zo breidde hun organisatie zich uit tot een machtsstructuur van de grootste omvang.
Ieder mens had echter kunnen en moeten inzien dat een stelsel waarin men verlangde te heersen nooit door Mij gevestigd kon zijn, want mijn leer is: dienen in liefde. De beïnvloeding van mijn tegenstander werkt echter heerszucht en begeerte naar macht in de hand. En ieder kan zich heden ten dage nog zelf een oordeel vormen waar deze kenmerken nog duidelijk te zien zijn. De mens heeft een vrije wil en zou Ik nu door mijn macht deze organisaties vernietigd hebben, dan zou dat een ingrijpen zijn geweest in de wilsvrijheid van de mens, terwijl het uitrijpen van de ziel gedurende het aardse leven een volkomen vrije daad van de wil moet zijn, wil dit de mens tot voltooiing brengen. Mijn tegenstander verblindt weliswaar de mensen met een uiterlijke schijn die veel onheil heeft veroorzaakt voor de zielen van de mensen, maar Ik heb de mens het verstand gegeven en hij wordt ook rijkelijk met genadegaven bedacht. Ik gaf hem de genade van het gebed en heb mijzelf zo dicht bij de mensen geplaatst, dat zij tot Mij konden roepen in gebed. En had hun gebed maar het toevoeren van de waarheid gegolden en de beschutting tegen dwaling, waarlijk hun geest zou verlicht zijn geworden en zij zouden zich niet in leugens en dwaling verstrikt hebben.
Want ieder mens moet nadenken, daar is hem het verstand voor gegeven. Maar laat hij dit achterwege, dan is het ook zijn eigen schuld als hij ver van de waarheid verwijderd is, als hij zich gevangen laat nemen door onjuiste leerstellingen. Ieder mens is mijn schepsel dat op aarde tot rijpheid moet komen. Ik verlang naar zijn terugkeer tot Mij en zal hem waarlijk daartoe alle mogelijkheden ontsluiten. Maar hij moet die gebruiken uit vrije wil. Want Ik dwing hem niet, maar ook mijn tegenstander kan hem niet dwingen. Wanneer u dit alles bedenkt, dan zult u ook begrijpen dat Ik er steeds weer voor zorg de mensen de zuivere waarheid te doen toekomen, om dwalingen te onthullen, ze te verklaren en te brandmerken, zodat het wel mogelijk is dat de mens, die het ernstig wil, in de waarheid wandelt. Maar hij moet zich ook serieus proberen los te maken van het netwerk van leugens van hem die het er steeds op aanlegt de duisternis op aarde te vergroten en die daarom met alle middelen tegen het licht zal strijden.
Maar het is moeilijk de waarheid ingang te doen vinden, omdat het denken van de mensen reeds zo misvormd is, dat het zich niet van vroeger geaccepteerde geestelijke opvattingen kan vrijmaken. En daarom zal iedere lichtdrager die Ik de opdracht geef mijn licht te verbreiden, worden aangevallen. Maar zolang de mensen geen totale opheldering gegeven wordt kan er ook geen klaarheid zijn. En steeds weer zullen de mensen tegen elkaar strijden, zolang zij niet tot Mij komen met een ernstig verlangen naar de waarheid. Dan pas zal het licht in hen worden en dan zullen zij zich ook proberen los te maken van opvattingen die zij hebben verdedigd als de waarheid, die echter voortgekomen zijn van hem die de vijand der waarheid is, omdat hij vijandig staat tegenover Mij zelf.
Amen
BD.8239
13 augustus 1962
Gods liefdeslicht is inzicht en kennis
Waar Ik maar het licht van boven heen kan leiden, daar zal de duisternis worden verjaagd die mijn tegenstander over de aarde heeft gespreid. De mensen die mijn liefdeslicht in zich binnen laten stromen, die dus mijn woord lezen dat u van boven wordt toegestuurd en het in hun hart overwegen, zullen wetend worden. Bij hen zal de sluier die voor hun ogen hing worden opgelicht. Het zal licht in hen worden en ze zullen het helderste inzicht verkrijgen in zaken die tevoren voor hen verborgen of onbegrijpelijk waren. Want mijn liefdeslicht heeft een sterke uitwerking, als het maar geen weerstand wordt geboden.
U mensen zou geen duisternis van geest meer hoeven te vrezen, wanneer u Mij maar wilde aanhoren en mijn woorden in uw hart zou laten doordringen. Maar meestal bent u onverschillig. En toch wordt u iets kostelijks aangeboden wanneer u mijn woord door middel van mijn boden in ontvangst mag nemen. En voelt u zich door Mij aangesproken, dan heeft mijn woord zijn weg in u gevonden. Het hart raakte bewogen door mijn aanspreken en u ontwaakt uit een schemertoestand, die zolang uw lot is als u geen geestelijke kennis bezit.
Maar wordt u deze in de vorm van mijn woord aangeboden, dan zal ze u ook gelukkig maken zodra u van goede wil bent. Dat wil zeggen: zodra u de wil van uw God en Vader wilt vervullen Die u in het leven riep. Zolang u onwetend bent leeft u alleen uw aardse leven. Maar wordt u kennis overgebracht die overeenstemt met de waarheid, dan begint u op deze aarde een geestelijk leven te leiden. En dan wordt het licht in u. U vraagt en krijgt antwoord, want Ik zelf grijp in uw denken in wanneer Ik zie dat u naar licht verlangt. En nu pas zal het leven u voorkomen als de moeite waard, hoewel u zich losmaakt van het verlangen naar de materie. Maar u hebt een hoger doel onderkend en u zult dit nastreven en het doel trachten te bereiken.
Mijn wil is alleen dat u uit de duisternis tevoorschijn komt, dat u naar het licht verlangt en het dankbaar van Mij aanvaardt wanneer Ik in uw hart een licht ontsteek, wanneer Ik u een weten doe toekomen dat voor u licht betekent. Want u betreedt geheel onwetend de aarde en het leven is en blijft voor u een nutteloze zaak zolang u niet in uzelf een licht ontsteekt waardoor u nu alles helder en duidelijk inziet en nu dus ook een bewust aards bestaan zult kunnen leiden. Bewust van uw oorsprong, van uw taak op aarde en van het doel dat bestaat in de vereniging met Mij. En dit weten zult u te allen tijde van Mij in ontvangst kunnen nemen wanneer u mijn woord van boven aanhoort en naleeft, wanneer u niet alleen toehoorders van mijn woord bent, maar het in praktijk brengt.
Dan zullen alle schaduwen verdwijnen. Elke samenhang is u volkomen duidelijk en u verkrijgt ook kennis van mijn wezen. U voelt dat Ik zelf de Liefde ben en u schenkt Mij nu ook uw liefde. U zult dan niet meer in de nacht van de dood kunnen blijven steken. U verlangt zelf vurig naar licht en Ik zal het ook helder in u laten stralen. Want Ik heb u lief en Ik wil niet dat u in de duisternis verblijft. Ik ben zelf het Licht van eeuwigheid dat zich naar u over buigt, dat uw hart binnen straalt en alleen door u bereidwillig in ontvangst moet worden genomen om u dan ook onuitsprekelijk gelukkig te maken.
Amen
BD.8243
17 augustus 1962
De ziel neemt kennis van het aardse leven
Zodra u een vraag tot Mij richt, zal Ik u antwoorden en u onderrichten, zodat u ook juist begrijpt en elke onduidelijkheid is opgeheven. De gang over de aarde als mens voor de in hem belichaamde ziel, voor de eens gevallen oergeest, is een zware beproeving van zijn wil, die vrij is, zoals het was toen de oergeest van Mij is uitgegaan. Want er wordt om hem gestreden van twee kanten en hij alleen beslist de afloop van deze strijd. Er staan hem steeds geestelijke begeleiders ter zijde, die echter zijn wil niet mogen aantasten. En evenzo doen talloze vijandige krachten moeite om de mens opnieuw ten val te brengen. Maar de mogelijkheid bestaat dat hij die laatsten de baas wordt, dat hij vastberaden zijn wil op Mij richt en dan ook voortdurend kracht ontvangt om weerstand te bieden en dat hij zijn wilsproef doorstaat.
Daar echter de oergeest bij het begin van zijn belichaming als mens nog geheel onwetend is, omdat hij zelf zich door zijn afval, door het afwijzen van het licht van mijn liefde, van zijn licht, van zijn weten, van zijn inzicht beroofde, moet hij worden onderricht. En dit gebeurt zowel van buitenaf als van binnenuit door mijn geestvonk, die hem is toegevoegd, die hem onophoudelijk van binnen zal aansporen het goede te doen en die nu ook een innerlijk licht aan de mens overbrengt. Bovendien zal Ik steeds de levensomstandigheden van een mens zo richten dat hij daaruit kan leren, omdat steeds weer van de kant van de geestelijke begeleiders op zijn denken wordt ingewerkt dat het de juiste richting neemt, dat het de wil ertoe brengt zich naar Mij te keren en Ik zelf dan ook buitengewoon in hem werkzaam kan zijn. Ik zorg dus op elke manier dat de oergeest gedurende zijn leven op aarde als mens, zijn doel kan bereiken, zodra hij eenmaal zijn wil te kennen heeft gegeven deze laatste wilsproef als mens af te leggen.
Maar nooit wordt een ziel, een oergeest die in de staat van gebonden wil door de scheppingen is gegaan, tot deze laatste belichaming gedwongen. De staat van de gebonden wil houdt op op het moment waarin zich alle partikeltjes van een oergeest weer hebben samengevoegd en vanaf dit moment is de oergeest weer vrij. Hij is aan geen dwang onderhevig, noch van mijn kant, noch van die van mijn tegenstander. Hij kan over zichzelf beslissen. Zijn weerstand tegen Mij is gedurende de tijd van zijn positieve ontwikkeling vanuit de diepte zover afgezwakt dat hij nu rijp is geworden om als mens de gang over de aarde te kunnen gaan, maar dit genadegeschenk moet hij vrijwillig aannemen. En daarom wordt hem ook het aardse lot bekend gemaakt. De oergeest beseft, door mijn toelating, dat hij nog niet in zijn vaderland is waarin hem heerlijkheden wachten en hij verlangt daarnaar. Maar hij ziet ook in dat alleen de gang als mens hem naar zijn verloren vaderland terugvoert. Hij weet ook dat hij nu weer een vorm moet betrekken en dit weten kan hem ook nog zijn gang als mens doen uitstellen. Maar meestal neemt hij bereidwillig de belichaming als mens op zich en hij voelt zich ook sterk genoeg om de laatste wilsproef te doorstaan.
Maar hij moet zelf vrij beslissen en daarom wordt hem zijn weg over de aarde getoond, doordat hij zich zelf ziet in de verschillende levenssituaties die hij meent gemakkelijk de baas te kunnen en daarom ook gewillig is de laatste weg in de vorm te gaan. Maar Ik ken de graad van rijpheid van elke afzonderlijke oergeest en Ik kan de weg over de aarde als een schaduwbeeld aan hem voorbij laten trekken. Ik weet ook hoe dit gebeuren als in een droom de afzonderlijke ziel aangrijpt en kan daaraan beantwoordend nu haar verwekking in de menselijke vorm teweeg brengen, die nu pas een levend wezen wordt wanneer de oergeest bezit heeft genomen van de vorm.
U mensen zult het kunnen geloven dat Ik alles kan, dat Ik ook naar een geheel blinde geest een lichtvonkje kan stralen dat hem voor enige momenten ziende maakt en dat deze momenten voldoende zijn om zijn wil actief te laten worden, die de oergeest weer kan gebruiken wanneer al zijn substanties zich weer hebben verenigd. U zult ook moeten weten en geloven dat er voor Mij geen tijdsduur nodig is en dat toch mijn wil tot stand brengt wat Ik voor nodig houd. En dat een oergeest laat blijken de vorm van een mens te willen aannemen is noodzakelijk, want hij is uit zijn gekluisterde staat naar buiten getreden en hij moet nu ook vrij kunnen kiezen voor zijn gang over de aarde als mens. Het stoffelijke lichaam van de mens wordt echter pas levensvatbaar, wanneer de oergeest als “ziel” dit heeft betrokken. Maar ook nu wordt de mens eerst geleid door zijn beschermende geesten. Langzaam wordt hij binnengeleid in een zeker weten. Hij moet zich nu ook als mens eerst ontwikkelen, voordat zijn vrije wil en zijn verstand zich redelijk kan uiten. Het is de laatste ontwikkelingsgang op deze aarde, die de oergeest totale bevrijding kan opleveren wanneer hij daar zelf naar streeft, wanneer hij goed let op de zachte stem in hem, op de innerlijke aandrang, die een uiting is van mijn in de mens gelegde goddelijke geestvonk.
Maar mijn tegenstander heeft gedurende het leven op aarde hetzelfde recht op hem en hij tracht dat ook te laten gelden. De mens is altijd blootgesteld aan de beïnvloedingen van boven en van beneden, maar hij zelf moet kiezen wie de macht over hem verkrijgt. En dat is zijn laatste wilsproef, dat hij bewust op Mij als Zijn God en Vader aanstuurt. En deze vrije beslissing kan niemand hem afnemen, doch er wordt hem op elke manier bijstand verleend, omdat ook Ik vurig verlang naar zijn terugkeer en waarlijk als een goede Vader mijn kind aan de hand leid wanneer het deze maar zelf vastpakt en zich door Mij laat leiden. Want Ik wil dat al mijn schepselen gelukzalig worden en Ik heb waarlijk alle mogelijkheden overwogen om mijn doel te bereiken.
Amen
BD.8244
18 augustus 1962
Het aangesproken worden door God is een bewijs van vaderlijke zorg
Het mag u niet uitzonderlijk voorkomen, dat u een rechtstreekse verbinding met Mij tot stand zult kunnen brengen, waarin Ik met u spreek op de meest natuurlijke manier. Ik ben het, die u schiep en die u behoudt zolang u op aarde leeft, die dus een ware Vader van Zijn kinderen is en ook als een vader tegenover u zal handelen. En dat de Vader voortdurend met Zijn kind wil spreken, hoeft ook niet bijzonder benadrukt te worden, want altijd is het door Mij aangesproken worden het meest natuurlijke bewijs van vaderlijke zorg. Want de Vader heeft Zijn kind lief en wil ook door hem worden bemind.
Maar u mensen leeft nog in een wereld, die ver van mijn rijk staat. En u zult eerst moeten leren begrijpen dat deze wereld niet uw ware vaderland is. Want uzelf had u van Mij afgescheiden. U had het rijk van het licht verlaten en uzelf van Mij verwijderd. En daarom is er in u nog niet het gevoel van saamhorigheid met Mij.
En u zult niet kunnen begrijpen dat u als mens mijzelf zult kunnen horen, dat Ik me tegenover u uit, dat er uit mijn rijk een straal van liefde op de aarde valt, die van Mij uitgaat en uw harten moet treffen. U voelt de grote afstand tussen u en Mij. En het is u niet geloofwaardig dat Ik me tot u neerbuig en tot u spreek, zoals een vader tegen zijn kind spreekt.
Maar Ik wil dat u het gelooft en dat ieder van u begeert mijn stem te vernemen. Want veel zou Ik u willen zeggen, wat uw ziel tot heil strekt. En Ik zou weer met u van gedachten willen wisselen, zoals het in het allereerste begin was, dat Ik mijn gedachten op u overdroeg en dat ze in u weerklonken net als gesproken woorden, die u dan zelf in u overdacht en dat u Mij weer antwoordde door uw gedachten en daarbij gelukzalig was. Maar u bent niet op de hoogte van uw oertoestand en uw vroegere saamhorigheid met Mij, omdat uw geest werd verduisterd door de vroegere afval van Mij.
Maar wanneer Ik tot u spreek kan Ik u weer wat licht teruggeven, opdat u in gedachten weer nader tot Mij komt en de geestelijke uitwisseling weer kan plaatsvinden, die u nu ook weer gelukkig zal maken. Daarom zult u eerst moeten weten in welke verhouding u stond tot Mij en welke verhouding er nu bestaat tussen u en Mij. Want Ik wil dat u weer vertrouwen in Mij krijgt en contact met Mij zoekt, dat u Mij erkent als uw Vader en Mij uw liefde betuigt.
En daarom openbaar Ik me steeds weer aan u mensen en doe Ik u dit weten toekomen over de oorspronkelijke verhouding van mijn schepsel tot Mij. Want het is het meest natuurlijke wat er bestaat, dat de Vader tegen Zijn kind spreekt. En u hoeft Mij alleen gewillig aan te horen. U hoeft alleen uw gedachten op Mij te richten en Mij uw wil te schenken, omdat u geen andere dan mijn wil zou willen bezitten, want dan plaatst u uw wil onder de mijne en dan is de oorspronkelijke verhouding hersteld, waarin u onmetelijk gelukkig was.
Verlang er steeds alleen naar door Mij te worden aangesproken en waarlijk, u zult u als mijn kinderen voelen en Mij in kinderlijke liefde en vast vertrouwen tegemoet treden. En spoedig zult u in u een licht van liefde ontsteken, dat u zal verlichten. Elke onwetendheid zal van u worden weggenomen en u zult weten waarom en met welk doel u over de aarde gaat. En hieraan indachtig zult u nu uw levenswandel leiden in liefde, omdat u door mijn goddelijk licht van liefde in u wordt aangespoord in liefde werkzaam te zijn en u dan ook de zin van uw aardse bestaan nakomt en het laatste doel bereikt, dat u zich geheel met Mij aaneensluit en u weer mijn woord in u zult kunnen vernemen, zoals het was in het allereerste begin.
Amen
BD.8245
19 augustus 1962
Belichaming van veel lichtwezens in de eindtijd
Dat er in de eindtijd heel veel lichtwezens op aarde zijn belichaamd, is noodzakelijk geworden, omdat de mensen slechts heel weinig liefde aan de dag leggen en daarom ook de duisternis van geest is toegenomen. En nu moet de mensen licht worden gebracht. Van zichzelf uit ontsteken ze in zich zelf de vlam niet die hun het noodzakelijke licht zou geven, dus moet er een licht van buitenaf naar hen worden gebracht, dat wil zeggen: ze moeten worden onderricht door medemensen die echter zelf wetend zijn, dat wil zeggen: een licht bezitten.
De belichaamde lichtwezens zullen, door een levenswandel in liefde, als mens wetend worden, want bij het begin van hun belichaming is hun ook het weten vreemd, omdat ze, net als ieder ander mens, zichzelf tot lichtdragers moeten vormen, maar dit hun makkelijk lukt, omdat ze bereid zijn liefde te geven en de liefde het licht is dat hen van binnenuit verlicht.
Dus via dezen leid Ik mijn woord naar de aarde, Ik schenk de mensen een licht dat ze vertrouwd worden gemaakt met een weten over hun oertoestand, hun afval en hun taak in hun bestaan als mens. Ze zijn dus niet zonder een dergelijk weten, ofschoon ze zonder liefde voortgaan, maar er wordt hun opheldering verschaft en ze moeten alleen van goede wil zijn om nu ook de ophelderingen aan te nemen en overeenkomstig daarmee hun levenswandel te leiden. En juist die lichtdragers, die belichaamde lichtwezens, worden zelden aangehoord omdat er door hen een leven in liefde wordt gepredikt en gevraagd, maar de medemensen deze eis niet willen vervullen.
En zo zal er nog erg geworsteld worden van de kant van de wereld vol van licht, om de zielen van de mensen die ogen en oren sluiten en eerder luisteren naar de stem van de wereld.
Zo zullen er duidelijk twee richtingen te zien zijn: in diepe geestelijke duisternis zullen de mensen voortgaan die elk licht afwijzen en – mensen licht uitstralen op hun medemensen en ze zullen een levenswandel leiden in overeenstemming met mijn geboden en daar zal ook het licht toenemen, de mensen zullen over een weten beschikken dat hen gelukkig maakt, omdat ze nu het doel van hun leven inzien.
De mensen hebben ondersteuning nodig, want zelf doen ze niets meer om de weg uit de geestelijke duisternis te vinden. Hun wil is zwak, omdat die gebonden is door de tegenstander van God, zolang de mens geheel zonder liefde leeft, want zolang is hij nog een deel van diegene die hem in de duisternis heeft getrokken. En daarom moet er aan de mens steeds weer worden verkondigd, dat hij zich moet oefenen in de liefde, en van de kant van de lichtwereld zal hem steeds bijstand worden verleend, opdat het in hemzelf licht wordt en hij nu inziet waarom hij over de aarde gaat.
En daarom spreekt God de mensen door tussenpersonen aan, door lichtwezens die zich op aarde hebben belichaamd en die dus vanuit zichzelf de wil opbrengen zich in nauwe verbinding te stellen met hun God en Schepper van eeuwigheid – die hun medemensen verlossing willen brengen en hun hemelse Vader zijn kinderen terug zouden willen brengen, wanneer ze zich niet tegen hun inspanningen verzetten, wanneer ze het licht aannemen, wanneer ze het eeuwige Licht door zich heen laten stralen, wat steeds gebeurt, wanneer de mensen gewillig zijn het woord Gods aan te horen en er ook naar te leven.
Dan zal de duisternis worden doorbroken en de mensen zullen wetend worden en tot inzicht komen dat zij een Vader hebben, die hen wil helpen naar zich terug te keren en hun daarom Zijn boden zendt, dat zij het licht uitstralen dat hun van God zelf uit wordt toegestuurd. En er zal nog geworsteld worden om alle zielen die in het geestelijk duister voortgaan, want de mensen moeten gered worden nog voor het einde, opdat ze het smartelijk lot ontgaan, opnieuw te worden gekluisterd in de scheppingen van de nieuwe aarde.
Amen
BD.8246
20 augustus 1962
Missie van de lichtwezens – Het wekken van de geest Gods – Het verlossingswerk van Jezus Christus
Wanneer u het weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk wordt gebracht, wanneer u de geestelijke missie van de mens Jezus wordt verklaard, dan moet steeds mijn geest in u werkzaam zijn, het doet er niet toe of u dit weten rechtstreeks van Mij ontvangt of het aanneemt van mijn boden. Want eerst de geest zal u het begrip daarvoor ontsluiten, en alleen door de geest kan zo’n onderrichting u toekomen van boven.
Dit weten is het voornaamste, want u zult kennis moeten nemen van het grote werk van erbarmen, dat ter wille van uw oerzonde voor u werd volbracht, en u zult opheldering moeten verkrijgen over de geestelijke samenhang – over de geestelijke missie van de mens Jezus, omdat u tot Hem zult moeten roepen, omdat u uw zondeschuld tot onder Zijn kruis zult moeten dragen, omdat u Hem zult moeten erkennen als Verlosser van de wereld.
En dit weten over Jezus Christus zal waarlijk van Mij uitgaan, want mijn tegenstander is ingespannen bezig, juist het geloof in Jezus als goddelijke Verlosser de mensen te ontnemen en hij zal daarom nooit getuigen dat “Jezus Christus in het vlees is gekomen”. En daaraan herkent u dus de “goddelijke” geest, die steeds werkzaam is wanneer u met de waarheid bekend wordt gemaakt, wanneer het weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk u wordt voorgehouden. En mijn geest werkt ook daar waar de mensen nog in het duister verkeren, als er zich maar een opnamevat laat vinden waarin Hij zich kan uitstorten.
U, mensen zult er wel veel aan kunnen bijdragen uw medemensen opheldering te verschaffen die nog geheel blind van geest rondgaan, en u zult waarlijk gezegende arbeid verrichten, omdat alle mensen verlossing moeten vinden door Hem, omdat alle mensen hun schuld tot onder het kruis van Christus moeten dragen. Maar Ik zal ook door mijn geest werkzaam zijn, want overal zullen er mensen zijn die een leven in liefde leiden, die verlangen hebben naar de waarheid, naar een diep weten en die Ik door mijn geest daar nu ook vertrouwd mee kan maken. Alleen moet de bereidwilligheid aanwezig zijn opheldering aan te nemen, daar anders mijn geest niet zodanig kan werken dat Hij een mens van binnenuit onderricht.
Daarom zijn er ook in de tijd van het einde veel lichtwezens op aarde belichaamd, die het mogelijk maken dat het toezenden van mijn woord van boven kan plaatsvinden, die nu ook het weten over Jezus Christus kunnen overbrengen aan diegenen die nog volledig onwetend zijn en er daarom ook het gevaar bestaat, dat hun ziel geen verlossing vindt in hun aardse leven.
Het weten dat van mens tot mens wordt overgedragen, blijft meestal niet zuiver bewaard en daarom is het steeds weer nodig dat door het werkzaam zijn van de geest de zuivere waarheid naar de mensen wordt gebracht. Maar de liefde en het geloof zijn erg gebrekkig, en daarom bevinden de mensen zich ook in geestelijke duisternis.
Maar komt er van boven een lichtwezen naar de aarde vanwege een missie die verlossing moet brengen, dan neemt het ook een graad van liefde mee die voortdurend verbinding zoekt met de Oorsprong van de liefde, met Mij, en het tracht zijn graad van liefde te verhogen. En dus is het Mij ook mogelijk, zijn geest aan te spreken – en het lichtwezen zal luisteren naar zijn geest en Mij dus als tussenpersoon dienen, zodat Ik de mensen opheldering kan geven over de missie van de mens Jezus, over de schuld van de oerzonde en over de verlossing van deze schuld.
Doch alleen een weten dat volgens de waarheid is, is bevorderlijk voor de mensen, daar ze er anders afwijzend tegenover staan en de gang naar het kruis niet gaan en dan ook het lichtrijk niet binnen kunnen gaan, omdat de verlossing door Jezus Christus daar voorwaarde voor is.
Geen mens kan de gang naar het kruis bespaard blijven, daar hij anders belast met de oerschuld overgaat in het rijk hierna, waar hij weliswaar ook nog de weg naar Jezus Christus kan vinden, maar nooit de graad bereikt die hij op aarde zou hebben kunnen bereiken door het verlossingswerk, door de rijke schat aan genaden die hem ter beschikking staat en die dan ook het bereiken van zijn doel op aarde verzekert: dat hij geheel vrij van schuld zich verenigt met Mij, die in Jezus Christus zelf het verlossingswerk voor de mensheid volbracht.
Amen
BD.8250
24 augustus 1962
God en Jezus zijn één – De menswording van God
Dat de geestelijke toestand van de mensen steeds duisterder wordt, komt ook daarvandaan, dat ze niet in staat zijn de “eenwording” van God met Jezus te begrijpen en dat ze derhalve ook voor de “menswording” van God niet het juiste begrip hebben. Ze zijn door de leerstelling van de Godheid in drie personen tot een verkeerd denken gekomen. Maar steeds weer moet gezegd worden dat de eeuwige Godheid niet kan worden voorgesteld als persoon, dat ze dus niet anders is voor te stellen dan als Kracht die de hele oneindigheid vult. Deze Kracht is niet te begrenzen en kan dus ook niet als “vorm” worden gedacht, maar ze kan een vorm geheel doorstralen.
En de gebeurtenis van een algehele doorstraling met goddelijke kracht heeft bij de mens Jezus plaatsgevonden. Hij was vol van liefde. En liefde is de oersubstantie van de eeuwige Godheid, die onophoudelijk wordt uitgestraald in de oneindigheid, die alles laat ontstaan en alles behoudt.
En deze goddelijke kracht van liefde doorstraalde dus de menselijke vorm Jezus en dus manifesteerde ze zich in Hem. Gods oerwezen nam Zijn intrek in de mens Jezus en dus werd God “mens”. En daar Jezus helemaal vervuld was met de oersubstantie Gods, werd Hij “God”. Want ook het menselijk omhulsel kon zich na Zijn kruisdood als helemaal vergeestelijkt met God verenigen, zodat Jezus dus nu tot een godheid werd die men zich kan voorstellen. Zodat de mens zich God niet anders kan voorstellen dan in Jezus, maar dat er nooit van “twee personen” sprake kan zijn.
De mens Jezus had op aarde het doel bereikt: de volledige vergoddelijking, die alle geschapen wezens moeten bereiken. Want God wilde evenbeelden scheppen, wier laatste voleinding echter door de vrije wil van het wezen zelf moet worden bereikt.
De mens Jezus heeft niet alleen door een leven in liefde deze vergoddelijking bereikt, maar door het verlossingswerk heeft Hij ook de zondeschuld van de mensheid gedelgd. Want Hij deed een beroep op de kracht van Gods liefde, daar Hij anders niet in staat zou zijn geweest het ontzettende leed en de kruisdood te verdragen. En deze liefdeskracht was het oerelement van God, dus was God zelf in alle volheid in de mens Jezus en heeft het verlossingswerk volbracht.
Wanneer u mensen echter van een God in drie personen spreekt, is dat een misleidend begrip, want de eeuwige Godheid kan niet als persoon worden voorgesteld. Want ze is alleen Liefde, en deze Liefde manifesteerde zich in Jezus. En nu was de eeuwige goddelijke Geest werkzaam in Jezus en Hij is voor alle wezens alleen in Jezus voor te stellen.
Omdat de door God eens geschapen wezens daarom van Hem afvielen, omdat ze Hem niet konden zien, is Hij in Jezus voor hen tot een zichtbare God geworden. Maar Jezus is geen tweede wezen dat naast God is te denken.
Hij is God, want God is liefdeskracht die een geheel vergeestelijkte vorm doorstraalde. Deze was dus alleen nog maar goddelijke Oersubstantie en daarom ook alleen maar te zien voor die wezens die zich eveneens vergeestelijkt hebben om het geestelijke te kunnen schouwen.
Wanneer van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest wordt gesproken, is dat als aanduiding voor het Wezen van God wel geldig, wanneer de Vader als liefde, de Zoon als wijsheid en de Heilige Geest als kracht, als wil of macht van God wordt erkend. Want het wezen van God is liefde, wijsheid en macht.
Maar het doel dat God zich stelde bij de schepping van de wezens – de vergoddelijking van deze wezens in vrije wil – verklaart als het bereikt wordt ook de menswording van God in Jezus – de zichtbare Godheid in Jezus – terwijl de Godheid in drie personen helemaal geen juiste verklaring toelaat, dat wil zeggen: een uitleg volgens de waarheid.
De mensen hebben voor zichzelf begrippen gemaakt die het geestelijk rijp worden in de weg staan, omdat er slechts één God kan worden aangeroepen, maar er mag niet tot drie verschillende goden worden gebeden. Integendeel, God zelf wil worden herkend in Jezus en daarom kan Hij alleen maar worden aanbeden in Jezus.
En Hij eist van alle mensen erkenning, omdat Hem eens de erkenning werd geweigerd en omdat tegelijkertijd ook het verlossingswerk moet worden erkend. Want zonder Jezus Christus kan geen mens vergeving van zijn oerschuld verkrijgen en daarom moet de mens zich voor Hem uitspreken. Hij moet geloven dat God zelf zich om de mensheid bekommerde en in Jezus het verlossingswerk heeft volbracht.
Amen
BD.8251
25 augustus 1962
Twijfel aan goddelijke openbaringen
Steeds weer zullen de mensen mijn openbaringen in twijfel trekken omdat zij niet levend in Mij geloven anders zou mijn werkzaamheid in deze laatste tijd voor het einde voor hen begrijpelijk zijn. Maar een levend geloof vraagt ook een leven in de liefde en dat kunnen de meeste mensen niet opbrengen, want zij beoefenen alleen maar eigenliefde. In zulk een verkeerde liefde kunnen zij Mij echter niet vinden en ook niet herkennen als God en Schepper, die ook hun Vader wil zijn. De meeste mensen hebben alleen nog een vormgeloof, een aangeleerde geloofskennis die in hen nog niet levend kon worden. Daarom hebben zij ook geen begrip voor het uitgieten van mijn geest, zoals Ik aan allen beloofd heb die in Mij geloven en mijn geboden onderhouden – want aan hen wil Ik Mij openbaren. Hoe meer de mensen nog verbonden zijn aan een vormgeloof, des te vijandiger zullen zij zich opstellen tegenover mijn openbaringen. Toch zal Ik deze boodschappen steeds weer naar de aarde zenden, omdat Ik vanuit de liefde voor mijn kinderen niet anders kan dan de mensen de zuivere waarheid aan te bieden en hen te behoeden in geheel verkeerde leerstellingen de zin van het leven te zoeken.
De mensen geloven eerder in hetgeen ver van de waarheid afstaat, maar de eenvoudige waarheid die van Mij uitgaat nemen zij niet aan. Daarom is het gemakkelijker een geheel ongelovig mens met de zuivere waarheid vertrouwd te maken dan die mensen te willen overtuigen, die overijverig bezig zijn met het bestuderen van het “boek der boeken”. Die met hun verstand trachten elke letter te verklaren, maar mijn eenvoudig aanspreken afwijzen als werk van demonen. Mijn tegenstander heeft reeds diepe geestelijke duisternis over de aarde verspreid en hij bedient zich daarbij ook van dat boek, doordat hij het verstandelijk denken verwart en de mensen elk duidelijk inzicht ontneemt. En dat gelukt hem, omdat de verbinding der mensen met Mij niet meer zo diep is dat de kracht van mijn liefde het mensenhart kan doorstralen, dat wil zeggen: een helder “licht” te ontvangen om de waarheid van de dwaling te kunnen onderscheiden.
Hoe slecht zou het de mensheid vergaan als Ik Mij niet over haar ontfermde en zou proberen haar buitengewoon te versterken? Wanneer Ik haar niet door mijn rechtstreeks aanspreken mijn tegenwoordigheid en liefde zou bewijzen doordat Ik spreek tot mijn kinderen, als een vader? U mensen zoekt Mij nog steeds in de verte, en al gelooft u ook in Mij, dan gelooft u toch niet dat Ik tot mijn kinderen spreek als een vader. Dat Ik Mij tot u neerbuig en u tracht te bewegen zich vol vertrouwen aan Mij over te geven opdat u Mij vraagt, u door het aardse leven te willen leiden. Ik ben voor u nog steeds de strenge God die wetten stelt, die gehoorzaamheid eist en de mensen straft die Hem ongehoorzaam zijn. U moet echter weten dat Ik mijn schepselen nooit straf, dat zij zichzelf in een ellendige toestand brengen als zij op de diepte afstevenen. Het is niet zo dat Ik hen verdoem, want Ik tracht bij voortduring hen weer terug te voeren. Ik wil hen vanuit de diepte omhoog helpen en roep en lok hen daarom steeds weer opdat zij niet verdwalen, en mijn tegenstander tot buit worden.
Hoe kan Ik duidelijker aan mijn schepselen mijn liefde openbaren dan door mijn direct aanspreken, dan door de boodschappen die Mij en mijn wezen duidelijker maken? Die ook door de ziel gevoeld worden als buitengewone kracht en als goddelijke waarheid, waardoor de ziel gesterkt wordt voor haar pelgrimstocht op aarde. De liefde tot mijn schepselen die als mensen op aarde de terugweg tot Mij gaan spoort Mij aan, want zij kunnen alleen dan hun doel bereiken als Ik zelf hun de kracht daartoe geef. Als Ik hen spijzig met het “brood des hemels” en hun het zuivere “water des levens” te drinken geef.
Deze daad van liefde willen de mensen echter niet aanvaarden en daarom wijzen ze mijn kostbare genadegaven af. Zij zijn zelf nog niet “levend” en blijven daarom liever trouw aan een “dood” christendom. Hun ontbreekt de kracht van het geloof zolang hun de liefde ontbreekt, want de liefde zou ze een juist beeld geven van Mij en mijn wezen dat liefde, wijsheid en macht is. Daarom zal mijn liefde zich ook steeds weer wegschenken en de zwakke mensen alles doen toekomen wat zij nodig hebben om hun pelgrimstocht op aarde tot een goed einde te kunnen brengen. Mijn liefde zal zich steeds weer bekendmaken, omdat ze de liefde van al diegenen wil winnen die uit Mij zijn voortgekomen en die zich weer voor eeuwig met Mij zullen aaneensluiten.
Amen
BD.8252
26 augustus 1962
Het begrip van tijd voor de ontwikkeling van de aarde
Voor de ontwikkeling van de aarde zijn er eindeloze tijden nodig geweest. En of u, mensen uzelf daar ook een begrip van tijd voor zou willen scheppen, u zult niet zover kunnen terugdenken, omdat het uw bevattingsvermogen te boven gaat. Maar u moet altijd weten dat de afval van mijn wezens die door Mij geschapen zijn, zich over een even lange tijdruimte uitstrekte; dat echter het begrip tijd helemaal niet bruikbaar is voor dit langdurige ontwikkelingsstadium van de aarde, omdat alleen het ik-bewuste wezen dit begrip kent in de tijdspanne van zijn onvolmaaktheid, want ook voor het volmaakte wezen bestaat er geen tijdsbesef meer. Daarom zullen ook de mensen de afzonderlijke ontwikkelingsstadia van het scheppingswerk “aarde” steeds alleen maar kunnen schatten, maar nooit dichtbij de waarheid komen – of ze moeten het begrip “eeuwigheden” niet betwisten. Want de afval van Mij heeft eeuwigheden geduurd en dezelfde tijdruimte is vereist om het Mij ontrouw geworden geestelijke terug te voeren.
En als u, mensen nu bedenkt dat het niet lang meer duurt, dat u zich ook weer helemaal bij Mij aansluit – als u bedenkt dat u zelf deze eeuwigheden al achter u hebt en uw ontwikkelingsgang omhoog spoedig zult kunnen afsluiten met als resultaat een totaal vrijkomen uit de vorm – als u bedenkt dat uw afval van Mij eeuwigheden geleden heeft plaatsgevonden en u nu deze grote oerschuld zult kunnen aflossen en er bevrijd van kunt worden met de hulp van Jezus Christus – dan zou waarlijk alleen maar deze ene gedachte u bezig moeten houden: u innig aan de goddelijke Verlosser Jezus Christus over te geven en Hem te vragen dat Hij u van de kracht zal mogen voorzien de laatste vereniging met uw God en Vader tot stand te brengen, die u nu ook in Jezus Christus herkent en daarom u aan Hem overgeeft in liefde en deemoed om uw zonde van weleer van hoogmoed en liefdeloosheid ongedaan te maken.
Uw denken zal zich steeds maar binnen grenzen bewegen en daarom zult u het ook niet begrijpen kunnen, welke eindeloos lange tijden achter u liggen, omdat u gekluisterd was door mijn wil, die u aan de macht van mijn tegenstander onttrok, opdat u zich positief zou kunnen ontwikkelen. En het kan u ook niet worden toegestaan terug te kijken op deze eindeloze weg, omdat het u dan niet meer mogelijk zou zijn in vrije wil de weg over de aarde voort te zetten, want de angst zou u alleen maar drijven volgens mijn wil te leven, maar dan zou u nooit meer volmaakt kunnen worden – hiertoe is de vrije wil ’n vereiste.
Bent u echter op de hoogte van de gang die uw ziel voor de belichaming als mens heeft afgelegd, dan zal ook uw verantwoordelijkheidsbesef sterker zijn. En dan hebben ook de onderzoeksresultaten van de mensen waarde die u een duizenden jaren durende ontwikkeling van de aarde en de aardbewoners menen te kunnen bewijzen en die u zelf tot nadenken moesten brengen hoe lang u zelf al over de aarde gaat, al is het ook niet als zelfbewust wezen. Maar u weet dan ook dat de gehele schepping iets wezenlijk geestelijks is en dit ook in zich draagt, dat zijn ontwikkelingsgang naar omhoog aflegt om eens weer tot datgene te worden wat het was in het allereerste begin: vrije, wezens met zelfbewustzijn, die in kracht en licht kunnen werken zoals dit hun roeping was, toen Ik hen uit de kracht van mijn liefde geschapen had.
Altijd kan echter alleen verlangd worden hieraan te geloven, want bewijzen laten zich niet geven, maar ook het geloof kan tot een overtuiging worden, wanneer de mens in zijn laatste stadium op deze aarde zich aan het Wezen van zijn God en Vader probeert gelijk te maken, als hij zich tot liefde veranderd en zich daardoor met Mij verbindt. Want zodra Ik bij hem aanwezig kan zijn, omdat Ik de Liefde zelf ben, zal hij ook overtuigd kunnen geloven en dan ook weten dat hij alleen om die reden over de aarde gaat, om na zijn eindeloze gang tevoren, zijn taak ten einde te brengen. En hij zal naar Mij streven met alle kracht en zodoende ook verenigd worden met Mij, zijn Vader van eeuwigheid en onuitsprekelijk gelukkig zijn.
Amen
BD.8253
27 augustus 1962
De tegenstander in lichtgewaad – Het paradijs op de nieuwe aarde
Het mag u niet verwonderen dat in de eindtijd mijn tegenstander naar ieder mogelijk middel grijpt om zijn macht te versterken, en om zijn aanhang te hinderen hem te ontvluchten en Mij te volgen. Want er staat geschreven dat hij ook grote wonderen zal doen om de mijnen te verleiden af te vallen van Mij, om ze voor zich terug te winnen. En hij zal ook niet schuwen zich te camoufleren als een “lichtengel” en zich van de woorden der schrift te bedienen.
Wie echter ernstig naar de waarheid verlangt die zal hij niet kunnen bedriegen, al treedt hij op in mijn naam. Want zodra dat inhoudt Mij in Jezus en mijn werk van verlossing in alle ernst te belijden, zal hij dit ontwijken en zijn masker laten vallen. Want het verlossingswerk zal hij niet accepteren, en zijn streven zal zijn en blijven de mensen van het geloof in het verlossingswerk af te brengen. Hij heeft in het einde grote macht en zal die ook gebruiken, en waar reeds duisternis is van geest zal hij niet herkend worden. Waar echter mijn licht reeds helder kan schijnen daar zal hij ook doorzien worden. En daarom behoeven de mijnen hem ook niet te vrezen, want zij doorzien zijn spel vol listen en intriges en bieden hem weerstand. Want de hel heeft al haar bewoners uitgebraakt en naar de aarde gezonden, en door deze demonen wordt nog sterk op de mensen ingewerkt.
Maar toch kan en zal Ik mijn tegenstander niet hinderen, want het is zijn laatste tijd. Want daarna wordt hij weer gekluisterd voor een lange tijd en heeft geen invloed meer op al wat geestelijk is en dat nu weer over de aarde gaat in een gekluisterde of in een vrije toestand; in de scheppingen van de nieuwe aarde of in de mens. Het zal dus een tijd zijn van vrede, waarin al wat geestelijk is zich sneller kan ontwikkelen, omdat het gekluisterde veel gelegenheid wordt geboden om te dienen. De mensen zullen in het begin ook geen geestelijke tegenpool meer nodig hebben, die toegelaten is voor hun wilsbeproeving. Zij hebben hun wilsbeproeving doorstaan op de oude aarde en klimmen nu gestaag omhoog omdat zij in voortdurende verbinding staan met Mij en het lichtvolle geestelijke, dat nu onder de mensen kan vertoeven om ze te onderrichten en te leiden.
En daarom woedt satan voor die tijd zoveel heviger, want hijzelf is een verduisterde geest en weet niet dat zijn activiteiten zonder effect zijn. De mensen die hij voor zich wint worden hernieuwd gekluisterd, en aan zijn macht onttrokken voor een lange tijd. En de anderen hebben Mij een bewijs gegeven van hun liefde tot Mij, en van hun sterk geloof. En dezen kan Ik nu ook belonen met een leven in het paradijs op de nieuwe aarde, daar zij als stam van het nieuwe mensengeslacht deze aarde weer zullen bewonen.
Eens moet de wettelijke ordening weer hersteld worden op aarde, en deze tijd waarin geen verbetering van het mensengeslacht meer te verwachten is, is nu gekomen. Maar de meningen lopen in deze eindtijd nog uiteen, en Ik zal daarom waarlijk alles doen om te redden wat nog niet geheel aan de tegenstander vervallen is. En slechts een goede wil is nodig om tot erkentenis te komen of Ikzelf, of mijn tegenstander aan het werk is. Vooral, wanneer er dingen gaan gebeuren die ongewoon schijnen en een “Kracht” verraden welke boven de natuurlijke kracht van een mens uitgaat.
Maar wilt u de waarheid en Mij erkennen, dan wordt u ook voor misleidingen behoed. Zijn echter uw zinnen en uw streven nog op de wereld gericht, dan zult u ook door de wereld beïnvloed worden en door hem, die heer is van de wereld en zijn macht ook werelds tot uitdrukking brengt. Dan heeft hij u gewonnen om u weer te verliezen, want het wezenlijke wordt hem weer ontnomen zodra het einde gekomen is. Ik ben waarlijk Heer van hemel en aarde. Mij is onderworpen het rijk van het licht en van de duisternis, en Ik weet wanneer mijn tegenstander zijn bevoegdheid overschrijdt. En daarom stel Ik hem een einde zoals het verkondigd is in woord en geschrift, omdat dan de tijd gekomen is waarin alles volgens de eeuwige ordening weer in de juiste staat gebracht moet worden.
Amen
BD.8254
27 augustus 1962
Het werkzaam zijn van de geest begrijpen
De kennis die u, mensen wordt overgebracht door een door Mij uitgekozen “werktuig”, gaat van Mij, als de eeuwige Waarheid uit en moet daarom ook waarheid zijn. Met een goede wil zult u ook inzien dat ze een rechtstreekse openbaring van mijn kant is, omdat het proces van overdracht van geestelijke leringen van deze omvang blijk geeft van een ongewone gave, een bekwaamheid die de mens zich nooit eigen kan maken, maar die het werkzaam zijn van een Macht verraadt, die zelf over kennis beschikt en deze de mensen ook kan doen toekomen.
Het is de geest uit God, die de mensen aanspreekt, dat wil zeggen: de geest in de mens die altijd in verbinding staat met de Vadergeest, onderricht die mens van binnen uit. Het is dus geen onderricht van mens tot mens, maar een openbaring mijnerzijds, die Ik de mensen ook beloofd heb toen Ik op aarde leefde. Geen mens kan van zichzelf beweren in de waarheid met zijn verstand te kunnen doordringen. En daarom wordt ook vaak aan de geestelijke kennis getwijfeld die van Mij is uitgegaan, want zolang de mens geestelijk nog niet ontwaakt is kan hij ook geen begrip opbrengen voor zo’n “werkzaamheid van de geest” die mijzelf bewijst: Ik, die Mij aan de mensen openbaar om hun de zuivere waarheid te brengen.
Alleen de eeuwige Waarheid zelf kan de Gever van de waarheid zijn. Het ligt alleen aan u, mensen iedere geestelijke lering te onderzoeken of ze de waarheid uit God is. Een geestelijk weten kan nooit bewezen worden, wordt echter een mens innerlijk onderwezen dan heeft hij geen hulpmiddelen van buitenaf nodig, hij hoeft niet onderwezen te worden door medemensen, hij zal alleen door de innerlijke onderrichtingen een helder licht ontvangen, hij zal de kennis die hem wordt overgebracht ook als waarheid onderkennen omdat Ik ieder “werktuig” waardoor Ik de waarheid naar de aarde wil brengen ook het vermogen te oordelen schenk en het volste begrip van alles wat in het geestelijke gebied van belang is, wat aards niet verklaard of bewezen kan worden – wat dus moet worden geloofd en ook geloofd kan worden, want het straalt wijsheid uit en schenkt dientengevolge helder inzicht en een omvangrijke kennis aan hem die deze openbaringen aanneemt.
Als mensen hun meningen tegen elkaar uitwisselen zijn zij niet tegen dwaling gevrijwaard. Want waar het menselijk verstand aan het werk is kan door de invloed van de tegenstander ook dwaling binnensluipen. Aan deze mensen zal ook steeds de volle overtuiging van de waarheid ontbreken. Ik wil echter dat de mensen in de waarheid wandelen omdat zij alleen door de waarheid zalig kunnen worden. Maar het toezenden van de waarheid kan alleen geschieden door middel van een mensenkind dat Mij dienstbaar is, dat Mij vrijwillig dient als een “opnamevat” waarin mijn geest zich kan verspreiden. En u, mensen kunt er nu ook zeker van zijn dat de eeuwige Waarheid zelf tot u spreekt. Dat ze u een omvangrijke wijsheid verschaft die u nooit op een andere wijze kunt ontvangen dan door het werkzaam zijn van mijn geest.
Dat er steeds weer wordt getwijfeld aan het feit dat Ik Mij aan u openbaar bewijs, dat de mensen zich nog heel ver van Mij verwijderd houden, dat zijzelf nog geen verbinding met Mij hebben en dat daarom ook nog hun geest verduisterd is, in een toestand waarin mijn tegenstander hen houden wil opdat zij Mij niet herkennen en dan de weg naar Mij opgaan. Ik weet echter hoezeer de mensen de waarheid nodig hebben, Ik weet dat zij op verkeerde wegen gaan zolang zij niet door mijzelf worden onderwezen. Ik onderricht hen in alle waarheid en verklaar hun de zin en het doel van hun aardse leven. En omdat Ik erg verlang naar hun terugkeer tot Mij, wijs Ik hun de weg aan die tot Mij voert. Ik geef hun kennis die volgens de waarheid is, waardoor zij uit het donker van de nacht worden weggeleid tot het licht van de dag.
De waarheid kan alleen van Mij – uw God uitgaan, en daarom moet u, mensen Mij er ook om vragen. Uw vrije wil moet in actie komen en verlangen naar de waarheid, omdat de mens dan naar mijzelf verlangt. En Ik zal geen mens afwijzen, geen mens zal Ik de waarheid onthouden, aan niemand die ze ernstig begeert. Zodra de mensen de duisternis willen verlaten, zodra ze verlangen zich in de waarheid te bevinden, zullen zij ook inzien wanneer Ik mijzelf openbaar. En dan zullen zij ook weten dat Ik u, mensen niets anders doe toekomen dan de zuivere waarheid als u maar van goede wil bent.
Amen
BD.8256
29 augustus 1962
Waarheidsgetrouw weten van het verlossingswerk
Zodra u het verlossingswerk van Jezus Christus juist – dat is naar waarheid – duidelijk wordt gemaakt, zult u niet meer volharden in uw wil om af te wijzen, die al die mensen tegenover het weten stellen dat hun van mensenzijde daarover wordt bezorgd. Eerst moeten de mensen weten waarom het verlossingswerk van Jezus nodig was, wat de mens Jezus ertoe heeft bewogen op aarde een lijdensweg te gaan die bovennatuurlijke kracht vergde. U zult moeten weten waarvan Jezus de mensen wilde verlossen.
Want de mens is zich niet van zo’n grote schuld bewust, ofschoon zijn levenswandel op aarde niet altijd goed genoemd kan worden. Maar hij zal de gebeurtenissen rond Jezus, zoals ze hem worden beschreven, slechts als een legende beschouwen. Het ontbreekt hem aan begrip, juist omdat hij de geestelijke beweegredenen niet kent. Hij weet niets van zijn grote oerschuld. En ook die hem onderrichten weten daar meestal niets van en kunnen daarom ook hun leringen niet geloofwaardig maken voor de mensen. Dat de “zonde” aanleiding voor het verlossingswerk van Jezus is geweest, zal weliswaar alle mensen bekend zijn. Maar ze zullen het niet kunnen begrijpen dat een mens zo ontzettend moest lijden voor zijn medemensen, die dus zelf hun schuld zouden moeten aflossen wanneer ze schuldig zijn geworden op aarde.
Maar dat het om een oerschuld ging, om een overtreding die zo ernstig was dat de mensen zelf nooit deze schuld zouden hebben kunnen aflossen, dat het gaat om de afval van weleer van de geschapen wezens van God, en dat deze schuld daarom zo groot is, omdat de zonde in de staat van het helderste inzicht werd begaan en een rechtstreekse opstand tegen God is geweest, weten de mensen niet. En daarom willen ze ook het verlossingswerk van Jezus niet erkennen. Het kan hun echter gemakkelijk vallen wanneer ze in de volledige waarheid onderricht worden over de beweegreden van het verlossingswerk en de missie die de mens Jezus daarmee heeft vervuld, wanneer ze onderwezen worden over de toedracht van de afval van de oergeesten van God, en dat de mensen zelf die gevallen oergeesten zijn die op de terugweg naar God zijn, maar toch niet het doel kunnen bereiken zonder Jezus Christus, en dat daarom Jezus moet worden erkend als Gods Zoon en Verlosser van de wereld.
Ze moeten weten dat God zelf in de mens Jezus het verlossingswerk volbracht heeft en hoe deze menswording van God dus opgevat moet worden.
Ze bevinden zich nog in geestelijke duisternis en daarom kunnen ze niet levend geloven. En de verlossing door Jezus Christus is voor hen daarom niet geloofwaardig, omdat ze er de zin en het doel niet van inzien. Want alleen de zuivere waarheid schenkt hun daar opheldering over en in deze zuivere waarheid zijn zij nog niet onderricht.
Want ook al erkennen de mensen Jezus Christus met de mond en bieden ze geen openlijke tegenspraak wanneer van de verlossing door Jezus wordt gesproken, dan is dit toch geen levend geloof, veeleer slechts een aangeleerd weten dat ze niet wagen te weerspreken. Doch met innerlijke vreugde zullen ze Hem belijden en ook God zelf in Hem erkennen, wanneer de zuivere waarheid hun wordt voorgehouden. Dit stelt een vertrouwd maken met het heilsplan van God voorop, het toevoeren van een weten dat alleen door God zelf aan de mensen geschonken kan worden door Zijn geest. Want alleen Hij weet alles. Alleen Hem zijn de geestelijke gebeurtenissen bekend die zich afspeelden in Zijn rijk. Alleen Hij weet wat zowel aan de afval van Hem als ook aan het verlossingswerk van Jezus ten grondslag lag. En alleen Hij kan de mensen vertrouwd maken met de waarheid. En Hij doet het ook, zoals Hij het zelf heeft beloofd toen Hij in Jezus over de aarde wandelde. En een weten dat in overeenstemming met de waarheid is, zal de mensen ook een helder licht schenken. En ze zullen nu vrijwillig hun weg naar het kruis nemen, terwijl ze dit tevoren weigerden, omdat het volledige begrip hun ontbrak. De mens heeft alleen maar te willen in de waarheid vast te staan, dan zal ze hem ook toekomen. Want God wil niet dat de duisternis over de mens heerst. En daarom zal Hij steeds een helder licht ontsteken, wanneer zoiets verlangd wordt. Van God zal steeds alleen zuivere waarheid uitgaan en daarom moet er naar Zijn woord worden geluisterd. En de mens die slechts van goede wil is, zal het gemakkelijk vallen te geloven.
Amen
BD.8258
30 augustus 1962
De aanleiding van de vernieuwing der aarde
De aarde moet vernieuwd worden omdat zij haar doel niet meer vervult, namelijk school te zijn voor het uitrijpen van de geest. Iedere ordening is omver gestoten, en de mensen slaan geen acht meer op mijn wil. Zij leven tegen de wet in, want de liefde is de zuivere uitdrukking van de goddelijke ordening. Maar deze liefde is verkoeld onder de mensen, en daarom is hun aardse leven vergeefs en leidt niet meer omhoog, maar onherroepelijk naar de diepte.
De mens moet dienen in liefde, maar zijn streven is heersen. En ook de gekluisterde geestelijke substanties wordt het dienen verhinderd, omdat de mensen aardse materie ophopen, en haar iedere dienende functie ontnemen. Er is dus een toestand onder de mensen van volledige duisternis, want zonder liefde kan er ook geen “licht” zijn, en de mensen blijven geestelijk blind en erkennen hun God en Schepper niet. Dus moet er aan deze toestand een einde gemaakt worden, en alles moet weer in de juiste baan gebracht worden. De mensen die falen moeten afgezonderd worden van degenen die Mij toebehoren. Die moeite doen in de goede orde te leven en daarom door hen aangevallen worden. Het laagste peil is waarlijk bereikt, en dat vereist een vernieuwing van de aarde, opdat al de gekluisterde substanties vrij komen en in nieuwe vormen geplaatst worden, waarin alles naar de graad van rijpheid weer opgenomen wordt in nieuwe scheppingen van verschillende aard. En dan zal ook de mens die geheel aan de materie is vervallen, zelf weer tot materie worden. Hij zal hernieuwd gekluisterd worden in de scheppingen van de nieuwe aarde.
Dat is het ergste wat u mensen zich bedenken kunt. Dat uw eigen “ik” weer opgelost wordt in talloze deeltjes, en opnieuw de weg moet gaan door de scheppingen van de nieuwe aarde om eenmaal weer het stadium als mens te bereiken, daar dit ook weer een eindeloos lange tijd vereist. U mensen kunt zich zo’n omvormingswerk niet voorstellen, en toch betekent dat het einde van deze oude aarde ook al blijft het hemellichaam als zodanig nog bestaan. Maar door mijn macht en wijsheid is het aan een totale omvorming onderworpen en wordt daardoor weer geschikt voor zijn bestemming, namelijk om tot uitrijping te dienen voor de geest.
Wat u over dit proces en de motivering ervan aan kennis gegeven wordt dat moet u aannemen, en er uzelf intensief mee bezig houden. U moet weten dat juist u mensen wiens levenswandel niet volgens mijn vaste ordening van eeuwigheid is, dit vernietigingswerk bijzonder pijnlijk treffen zal, want u bent degene die er onder lijden zult. U moet weten dat Ik me zal houden aan de dag die het einde van deze aarde brengen zal, want mijn plan dat in mijn liefde en wijsheid is besloten, is vastgelegd sinds eeuwigheid. Een verlossingsperiode loopt ten einde en een nieuwe begint waar de orde weer hersteld is en rust en vrede heerst. Waarin voor mijn tegenstander elke activiteit onmogelijk is, omdat hij zelf gekluisterd is voor een lange tijd. Geloof niet dat u verkeerd onderwezen wordt als u steeds weer kennis krijgt over dit ophanden zijnde werk van ontbinding der scheppingen op, in en boven de aarde. Geloof dat voor Mij alles mogelijk is, en dat Ik ook weet wanneer zulk een vernietigingswerk nodig is om de opwaarts strevende geestelijke substanties de ontwikkeling te waarborgen. Maar u mensen die geheel zonder liefde zijt, u accepteert mijn woord niet, en u zult daarom hard getroffen worden als de laatste dag gekomen is.
Maar het moet zo, omdat mijn liefde al het niet verloste geestelijke betreft dat nog gekluisterd is. En ook voor u die in vrijheid als mens faalt, schep Ik weer opnieuw een mogelijkheid eenmaal uw doel te bereiken. Maar dat u de tijd van verwijdering van Mij weer eindeloos verlengt, dat is uw vrije wil. Het is dus uw eigen schuld, die u weer met de hernieuwde kluistering in de scheppingen boeten moet.
Want Ik wil waarlijk niet uw onzaligheid en help u tot het laatste uur, opdat de hernieuwde kluistering aan u voorbijgaat, en opdat u Mij nog vindt en Mij aanroept om erbarmen voordat het einde gekomen is.
Amen
BD.8263
3 september 1962
“God zond Zijn Zoon naar de aarde”
Ik heb mijn Zoon naar de aarde gezonden.
Een Wezen, uit mijn eeuwige oerliefde voortgekomen, dat Zijn hele liefde op Mij richtte toen een groot leger van mijn oergeschapen geesten van Mij afviel, dat Mij als Zijn Vader van eeuwigheid onderkende. Ofschoon het Mij niet kon zien, wilde het Mij Zijn overgrote liefde tonen, doordat het Mij de ontrouw geworden kinderen wilde terugbrengen door een werk van eenmalige aard.
En omdat Zijn liefde het daartoe aanzette, liet Ik het toe. Ik gaf mijn toestemming dat dit Wezen naar de aarde afdaalde, dat het uit het rijk van het licht waarin het onmetelijk gelukzalig was, zich in een duister gebied begaf, in het rijk van de aan Mij vijandige geest Lucifer die als eerste van de gevallen wezens tot mijn tegenpool werd. Ik zond mijn Zoon naar de aarde, die zich aanbood Mij zelf op aarde als omhulsel te dienen, omdat Ik alle gevallen wezens te hulp wilde komen in hun grote geestelijke nood. Want de terugweg naar Mij was voor hen afgesneden. Ze zouden voor eeuwig op oneindige afstand van Mij hebben moeten blijven in een staat van eindeloze kwelling en ellende.
Maar allen waren ze mijn schepselen die uit mijn liefde en macht waren ontstaan door de wil van het eerst geschapen wezen.
Lucifer, die in het allereerste begin de grootste gelukzaligheid daarin vond, schepselen te verwekken met gebruikmaking van mijn kracht.
Dat deze oergeest die Ik als mijn evenbeeld buiten Mij had geplaatst, gevallen is, zou Ik wel hebben kunnen verhinderen. Maar Ik deed het niet, daar Ik toch in mijn liefde en wijsheid een ontwikkelingsgang zag van een volledige vergoddelijking van de gevallen wezens, met het einddoel het kindschap Gods, dat echter in vrije wil moest worden bereikt.
De wil van de gevallen wezens was echter door de invloed van de aan Mij vijandige geest Lucifer dermate verzwakt, dat de wezens niet in staat waren uit de diepste diepte eens weer ten hogen te geraken, wanneer Ik hun geen hulp zou hebben verleend. Die hulp werd nu ook van mijn kant uit, aan de wil gegeven, door de in de toestand van moeten – dus volgens mijn wil – afgelegde gang door de materiële schepping.
Maar ook toen waren de wezens nog totaal krachteloos, omdat ze eens mijn liefdeskracht afwezen en ze deze kracht om opwaarts te gaan alleen door de liefde konden verkrijgen.
Maar ze waren onbekwaam geworden om lief te hebben.
In mijn overgrote erbarmen legde Ik wel een liefdesvonkje in hen, bij hun laatste stadium op de weg van de terugkeer naar Mij.
Desondanks bleef de ontzaglijke last van de oerzonde, de opstand tegen Mij als hun God en Vader in de staat van het helderste inzicht, op ieder van de gevallen oergeesten drukken. Want die last moest worden gedelgd volgens de wet van goddelijke gerechtigheid. Er moest genoegdoening worden verschaft die deze gevallen wezens zelf nooit tot stand zouden kunnen brengen.
En daarom bood een Oergeest die bij Mij verbleef, zich aan om op aarde dat werk van verzoening te verrichten, omdat Zijn liefde voor Mij en voor de gevallen broeders zo geweldig was, dat Hij van zins was alles op zich te nemen wat dat werk van verzoening vroeg aan smarten en lijden.
Want Hij wilde als “mens” over de aarde gaan, Hij wilde zich belichamen in het menselijk omhulsel Jezus en een lijdensweg gaan die de hoogste liefde vroeg en die ook de manifestatie van de eeuwige Godheid zelf in Hem mogelijk maakte.
Want Ik kon alleen maar daar zijn, waar liefde is.
Ik kon me zelf alleen maar met de liefde verbinden en daarom een opnamevat kiezen om mijn intrek in te nemen, dat zich geheel tot liefde had gevormd.
De ziel van Jezus bracht weliswaar de liefde voor Mij mee naar de aarde, maar het gebied dat ze bij Zijn geboorte betrad, was het rijk van Lucifer en de ziel werd door hem in het nauw gebracht. Alles wat Hem omgaf was deel van Lucifer. En omdat Hij het op zich had genomen als mens een missie te volbrengen om Zijn gevallen broeders te redden, mocht Hij ook niet de kracht van de liefde, die Hem als “mijn Zoon” ter beschikking stond, gebruiken om zich te verweren tegen wat Hem bedreigde en het van zich af te schudden, maar Hij moest net als Zijn medemensen worstelen om dat wat Hem bedreigde te verlossen door een levenswandel in liefde. Die levenswandel was niet zo gemakkelijk te gaan, omdat het destructieve geestelijke Hem trachtte te hinderen en Zijn menselijke buitenkant net zo reageerde op alle verzoekingen. Zijn ziel moest daar dus tegen strijden tot de liefde in Hem steeds sterker begon door te breken en Hij daardoor ook Zijn lichamelijk omhulsel vergeestelijkte, dus het licht van Zijn liefde steeds helderder straalde en Hij dat deed wat de tegenstander Hem wilde beletten: dat Hij een bovenmenselijk lijden en sterven verdroeg uit liefde, dus Hij de liefde plaatste tegenover mijn vijand en hem door de liefde overwon. Dat Hij mijn gerechtigheid voldoening heeft verschaft en de koopprijs betaalde voor de zielen die de tegenstander nu niet meer gevangen kon houden.
Dus heeft de Liefde dit werk van erbarmen volbracht, die Hem helemaal vervulde en deze Liefde was Ik zelf.
Maar “mijn Zoon” moest door deze duisternis, door het rijk van Lucifer, heengaan en daarom Zijn licht en Zijn kracht, die Hij als niet gevallen Oergeest bezat, achterlaten. Hij moest, net als ieder mens, in dezelfde zwakheid het aardse leven beginnen, want Hij moest de mensen de weg tonen die weer naar Mij terug leidt. De weg van de liefde en het lijden, die de mens Jezus Zijn medemensen waarlijk is voorgegaan. En Ik kon daarom mijn intrek in Hem nemen, omdat Zijn ziel niet door de oerzonde belast was en Zijn liefde Hem de kracht gaf, ook Zijn menselijk lichaam te vergeestelijken, Hij dus zonder enige zonde door het aardse leven ging.
Want zonde is alleen dat wat strijdig is met de liefde.
En daar Ik in het hart van ieder mens een vonkje van mijn goddelijke liefde leg, is ook ieder mens in staat de liefde te ontsteken en aan te wakkeren tot de hoogste gloed.
Dus wordt er niets onmogelijks verlangd van u mensen, omdat alleen de zwakheid van wil u kan hinderen bij het werkzaam zijn in liefde en u te allen tijde Jezus Christus om versterking van uw wil zult kunnen vragen, omdat dit een van de genaden is die Hij door Zijn dood aan het kruis voor u heeft verworven. En deze genaden van het verlossingswerk zult u mensen moeten gebruiken, opdat Zijn werk van erbarmen niet tevergeefs voor u werd gebracht, opdat u in Jezus Mij zelf herkent, die in Zijn omhulsel mijn intrek nam om u van uw zondeschuld te verlossen.
Amen
BD.8264
5 september 1962
Betreft de vraag over de incarnering van Jezus
Mijn aardse missie heeft haar einde genomen met mijn kruisdood, met mijn hemelvaart. De algehele vergoddelijking van mijn ziel, die eens als geschapen wezen uit de liefde van de Vader voortkwam en die iedere oergeest eenmaal moet bereiken, om als evenbeeld van de Vader in alle volmaaktheid met Hem te kunnen scheppen en werken, had plaatsgevonden. Maar mijn oerziel had tevens nog de bijzondere taak, de Vader – de eeuwige Liefde zelf – als menswording op aarde mogelijk te maken, dat wil zeggen de eeuwige Liefde manifesteerde zich in mijn omhulsel als Jezus, en dus werd de Vader tot een zichtbare God voor alle door Hem eens geschapen wezens, die een bepaalde graad van volmaaktheid hebben bereikt, die een geestelijk schouwen toelaat.
De menswording van God in Jezus is een zo geweldig probleem, dat u, mensen, het niet zult begrijpen, zolang u op aarde vertoeft. Het was en is een daad, die nauw met de afval van de wezens van hun God en Schepper samenhangt. Maar één ding is zeker: dat mijn Jezus-ziel zich nauw met de Vader heeft aaneengesloten, dat Hij en Ik Eén is en dat Ik niet meer van de Vader gescheiden te denken ben en dat Ik altijd de zichtbare God ben en blijven zal, tot in alle eeuwigheid. Ik kan nu wel in mijn Godheid weer naar de aarde afdalen, dus aan een met Mij op zijn innigst verbonden mens verschijnen als Jezus, zodat deze Mij herkennen kan als zijn Heiland en Verlosser, echter steeds slechts zichtbaar voor korte tijd, wanneer bepaalde beweegredenen aan zo’n verschijning ten grondslag liggen. Want Ik heb u mijn tegenwoordigheid beloofd en kan u deze aanwezigheid ook zichtbaar bewijzen. En net zo zal Ik aan het einde verschijnen in de wolken, dat wil zeggen wel in mijn kracht en heerlijkheid, echter verhuld, omdat ook de mijnen niet in staat zijn Mij zelf in het helderste licht te verdragen.
Maar dat mijn Jezus-ziel zich weer incarneert, of zich na mijn kruisdood geïncarneerd heeft op deze aarde als mens, is in zoverre ondenkbaar, daar ze volledig met de Vadergeest van eeuwigheid is versmolten en omdat een incarnering van de Jezus-ziel hetzelfde zou zijn als een incarnering van God in een mens. Iedere mens moet weliswaar de aaneensluiting met God tot stand brengen door de liefde – en dit is het hoogste doel van ieder mens – maar dit is geen incarnering van mijn Jezus-ziel, zoals u haar begrijpt, dat Jezus als mens weer over de aarde gaat. Mijn Jezus-ziel is en blijft met God verenigd tot in alle eeuwigheid en regeert en werkt in het geestelijke rijk, in het rijk van het licht, voor alle lichtwezens zichtbaar van aangezicht tot aangezicht. Een verwekking in het vlees zou derhalve een hernieuwde menswording van God zijn, waartoe elke motivering ontbreekt.
Hoge en hoogste lichtwezens zullen steeds weer naar de aarde gaan voor een doel, die de hoogste graad van hun volkomenheid willen bereiken door de wilsproef op aarde. En deze mensen zijn meestal ook te herkennen aan een buitengewoon werkzaam zijn en een buitengewoon zware gang over de aarde. U zult dus uiterst voorzichtig moeten zijn, wanneer u mededelingen worden gedaan over een incarnering van Jezus, want ook wanneer zich hoge en hoogste lichtwezens op deze aarde incarneren, zullen ze zelf zonder enig weten zijn over hun herkomst, op de ene na, die mijn komen zal verkondigen. Deze zal weten wie hij is, zodra de tijd is gekomen, wanneer hij zijn missie op deze aarde begint. Maar u wordt vaak op een dwaalspoor gebracht door het werkzaam zijn van mijn tegenstander, wanneer u bij een mens deze of die belichaming zult aannemen, ook wanneer diens leven helemaal geleid wordt naar mijn wil, want zo’n weten over de geest, die zich in diegene heeft geïncarneerd, is niet dienstig voor uw voltooiing en kan steeds alleen maar tot verkeerde gevolgtrekkingen leiden, echter nooit een geestelijke voordeel opleveren, omdat u dan toch aan een zekere geloofsdwang zou zijn onderworpen, terwijl u in het leven op aarde geheel vrij zult moeten beslissen.
Amen
BD.8265
6 september 1962
Is God te bewijzen?
Aan u, mensen kan mijn bestaan nooit bewezen worden, want dan zou u een dwang opgelegd worden om te geloven. U moet echter in dit aardse leven tot klaarheid en inzicht over mijzelf komen in vrije wil, en dat is ook mogelijk. U behoeft alleen maar na te denken, want alles wat u omgeeft, kan u het bestaan bewijzen van een God en Schepper. En of u vooreerst nog een goddelijk wezen probeert te ontkennen, dan moet u toch een kracht erkennen die zich in de gehele schepping openbaart. Deze kracht kunt u dus niet ontkennen, de wetmatigheid echter, die door u eveneens niet kan worden ontkend – de doelgerichtheid van de scheppingswerken die u omgeven – zijn wederom bewijzen van een kracht die bestuurd wordt door een Wil, die tot een denkend Wezen laat besluiten.
Uw doel op deze aarde is nu zich in verbinding te stellen met dit denkende Wezen, want anders zou het onbelangrijk zijn of u Mij als deze voor u duidelijk aanwezige kracht aanduidt. Maar een kracht zult u niet aanroepen en u er mee in verbinding stellen. Zodra u echter ernstig nadenkt met de vaste wil de waarheid te weten te komen, openbaar Ik Mij aan u ook als een wezenlijke God en Schepper. Laat het u echter onverschillig aan wie u uw leven als mens te danken hebt, dan ontbreekt u ook de ernstige wil en u zult daardoor nooit tot innerlijke klaarheid komen.
Bovendien moest uw eigen zijn als mens u te denken geven. Want niemand is in staat zelf een wezen te scheppen met denkvermogen, met zelfbewustzijn en vrije wil. Dus moet u zijn voortgekomen uit een gelijkend Wezen, dat alleen in tegenstelling tot u op de hoogste trap van volmaaktheid staat. Maar ook dit Wezen moet vervolgens zelfbewustzijn, denkvermogen en een vrije wi1 hebben – en dit “Wezen” is werkzaam in liefde, niet te overtreffen wijsheid en macht.
U kunt uzelf dus nooit bezien als toevalsproduct van een kracht. Want als deze kracht niet bestuurd zou worden door een wil, dan zou ze steeds een ongebreidelde uitwerking hebben, dat wil zeggen: ’n vernietigende uitwerking hebben, nooit echter ’n opbouwende, wat evenwel door de wetmatigheid in de schepping en haar doelgerichtheid wordt weerlegd. Mijn Zijn kan u niet bewezen worden, maar voor ieder nadenkend mens is de schepping een overtuigend bewijs van een almachtig Wezen, ook als dat Wezen voor hem onbegrijpelijk is, als hij er zich geen duidelijk begrip van kan maken. Hij is nog zover van Mij verwijderd dat zijn geest nog totaal verduisterd is, een gevolg van zijn val in de diepte, die hem van ieder licht beroofde.
Wordt nu aan zo’n mens kennis verschaft van Mij als de hoogste en volmaaktste Geest in de oneindigheid, dan breekt zijn weerstand tegen Mij door en hij wil Mij dan loochenen zoals hij eens gedaan heeft, toen hij mijn liefdelicht afwees waardoor zijn geest verduisterd werd. Hij moet echter trachten in het aardse leven de duisternis te ontvluchten, hij moet willen dat hem duidelijkheid wordt verschaft over zichzelf en zijn herkomst. En hij moet gewillig zijn het juiste te doen, dus moet hij zich ook laten onderrichten door hen die bekwaam zijn hem een licht te ontsteken.
Maar een mens met een totaal verduisterde geest zal de wil ontbreken de waarheid te weten te komen en zal daarom iedere opheldering afwijzen, en wel altijd vanuit het gevoel dat de wetenschap dat er een God en Schepper bestaat in hem een schuldbewustzijn boven laat komen, waartegen hij zich verzet. Daarom heeft het altijd alleen dan zin een medemens te willen overtuigen van het bestaan van een almachtige God, wanneer deze zelf verlangt er iets van te weten te komen. Terwijl een mens die steeds maar door zou willen gaan met ontkennen, ook niet voor rede vatbaar is en er aan hem ook geen moeite moet worden besteed. Want zijn wil is de beslissende factor of hij ooit de weg uit de duisternis vindt.
De mens moet ook zonder bewijzen tot het inzicht komen dat er een God en Schepper is, wat ook zal gebeuren als hij zijn best doet een leven in liefde te leiden, omdat dan de verbinding met Mij al wordt aangeknoopt, en dan bij hem ook het verlangen naar de waarheid boven komt. Zijn denken wordt dan geleid, dat wil zeggen: hij wordt dan door gedachten beïnvloed door de lichtwezens aan wier hoede hij is toevertrouwd en zijn weerstand begint nu te verdwijnen waartoe ook de voorbede van de kant van de mensen helpt die altijd tot gevolg zal hebben dat de wilskracht wordt vergroot.
Amen
BD.8268
9 september 1962
Gods hulp bij het vooruitgaan door middel van openbaringen
Al van eeuwigheid geldt mijn liefdezorg u, want al eeuwig bent u van Mij verwijderd en daarom niet zalig. U zelf weet tijdens uw aardse leven niets van de eindeloze tijd voor uw belichaming als mens, want die ligt achter u en is dus overwonnen. En nu gaat u uw weg als mens over de aarde onbewust van het lot dat u tegemoet gaat – zolang onbewust, tot u zelf vrijwillig de weg naar Mij inslaat.
En pas dan is het gevaar voorbij terug te zinken en deze eindeloos lange weg nog eens te moeten afleggen. En daar mijn hele liefde u geldt, werk Ik onafgebroken op u in om u te bewegen u aan de Macht die u in het leven riep, over te geven. Want tijdens uw gang over de aarde vereist dit alleen uw eigen willen en dat is vrij. Het kan u naar de hoogste zaligheid terug voeren maar ook weer uw hernieuwde val teweeg brengen, want alleen de vrije wil is doorslaggevend voor uw lot in de eeuwigheid.
Zolang deze wil gebonden was, zolang uw ziel in de “je moet” toestand door de scheppingen van de aarde ging, was er geen gevaar af te zinken. Mijn tegenstander was de macht over u ontnomen en mijn liefde trok u onvermoeid omhoog. Nu echter, als mens, bent u vrij en mijn tegenstander heeft daarom ook weer het recht u te beïnvloeden. U moet dus in vrije wil tegen hem standhouden en vrijwillig de weg naar Mij opgaan, pas dan heeft u uw laatste levensproef op aarde doorstaan en kunt bevrijd worden van elke uiterlijke vorm.
Omdat mijn liefde u in het leven riep en deze liefde nooit verminderd is en ook niet minder worden zal, daarom zal Ik u ook onafgebroken bijstaan en zal Ik net zo om uw wil strijden als mijn tegenstander. En Ik zal u alle gebeurtenissen zo laten overkomen dat uw gedachten naar Mij geleid worden, want zodra Ik bereik dat u Mij erkent als het volmaakte Opperwezen dat u liefheeft en alleen uw zaligheid op het oog heeft, heb Ik u ook voor Mij gewonnen. Dus moet Ik me ook aan u openbaren, Ik moet proberen te bereiken dat u kennis neemt van een Macht die u het leven gaf en ook moet Ik u opheldering geven over de aard van deze Macht. Ik moet u een weten doen toekomen over het besturen en werken van dit Opperwezen en over de samenhang tussen u en Mij.
Daar u met verstand begiftigd bent, met het vermogen tot denken, spoor Ik u steeds aan na te denken. Ik voeg Mij zelf in uw denken in en Ik leid uw aardse wederwaardigheden zo dat u aan Mij denken kunt. En zo probeer Ik op iedere manier op uw willen in te werken opdat uw wil zich naar Mij keert en aan Mij overgeeft. Want dat alles wordt bij Mij veroorzaakt door mijn grote liefde tot u die zich weer met u zou willen verbinden, maar hiervoor is ook uw vrije wil nodig.
Door uw lange weg voor de belichaming als mens bent u nu dan ook in zo’n toestand van rijpheid, dat u slechts de genaden van het menszijn hoeft te benutten om uw doel te bereiken. Want iedere dag geeft u gelegenheden waardoor u tot een weten over uw God en Schepper komen kunt, daar elke dag u kansen biedt waardoor u de liefde beoefenen en u werken van liefde verrichten kunt die u ook een juist denken garanderen en u inzicht schenken dat u een opdracht op aarde te vervullen heeft. En er kan u dan een diep weten ontsloten worden over de ware reden van uw aardse bestaan, en door dit te weten kunt u u ook gedrongen voelen tot Mij te gaan, die u zelf die kennis doet toekomen. U zou dan ook steeds meer besef van Mij krijgen om zo ook bewust naar Mij te streven.
Alles doet mijn liefde opdat u nu het ontwikkelingsproces volbrengt dat u voor eeuwig naar Mij terug zal voeren. Maar één ding kan ook mijn eindeloze liefde niet; uw wil dwingen tot deze terugkeer. In alle vrijheid moet u uw weg gaan in dit aardse leven, maar u zult onmetelijk zalig zijn en blijven wanneer uw wil vrij voor Mij kiest. U zult geen terugval meer hoeven te vrezen, want wat Ik eenmaal voor Mij zelf verworven heb houd Ik vast en sta het voor eeuwig niet meer af aan mijn tegenstander.
Tijdens het leven op aarde worstelt hij evenzo om uw ziel en deze kennis zult u eveneens vernemen, opdat u nu beslissen kunt, opdat u hem tegenstand biedt en de weg naar Mij opgaat zodat Ik u helpen kan. En opdat u een beroep kunt doen op de genaden van het werk der verlossing door Jezus Christus, waarin Ik zelf op aarde gekomen ben om voor uw ziel de losprijs te betalen. Want u behoorde mijn tegenstander ook al toe omdat u hem uit vrije wil gevolgd bent.
En u moet dit weten; dat het mogelijk is uit zijn macht verlost te worden als u de weg tot het kruis neemt en daardoor uw willen, dat dan vrij voor Mij gekozen heeft, bezegeld. Daarom openbaar Ik me ook steeds weer aan de mensen en geef hun kennis over de ware reden van hun gang over de aarde. En ook over de mogelijkheid, ten laatste verlossing te vinden door Jezus Christus, in wie Ik zelf u verlossing bracht van zonde en dood.
Amen
BD.8269
10 september 1962
Slagen van het lot – Catastrofen – Ongevallen
Verneem mijn stem, die steeds weer tot u zal klinken van boven, omdat het nodig is dat de Vader tot Zijn kinderen spreekt.
De mensheid wekt mijn medelijden op, omdat het einde dichtbij is en ze merendeels voortgaat zonder te weten wat haar te wachten staat, wanneer ze niet tevoren nog de band met Mij tot stand brengt. Maar de mensen zijn zo ver verwijderd van Mij, hun God en Schepper, dat ze geen enkele geestelijke band aanknopen, dat ze alleen aandacht schenken aan de aardse wereld, die het rijk van mijn tegenstander is. En ze laten zich ook niet onderwijzen, want mijn tegenstander heeft hun denken verward en hij heeft ook hun harten verhard, zodat ze alleen nog van zichzelf houden, maar geen liefde voelen voor hun naaste, die in nood is.
Ieder mens is er alleen op bedacht zijn aardse goederen te vermeerderen en zijn aardse lichaam genoegen te verschaffen. Maar aan hun ziel denken zeer weinige en daarom heerst er op aarde zo’n grote geestelijke nood, die Mij steeds weer aanleiding geeft tot mijn schepselen te spreken in de vorm van harde slagen van het lot, catastrofen en ongelukken van allerlei aard, waarvoor u mensen geen juist begrip zult kunnen opbrengen, dat het toelatingen zijn van een liefdevolle God, die alleen maar Zijn schepselen tot rede zou willen brengen, die hen op deze manier aanspreekt, omdat ze niet luisteren naar Zijn woord van boven.
En daarom zal de aardse nood worden vergroot. De tijd van rampspoed zal over de mensen losbreken, die ertoe zou kunnen dienen dat de mensen zich bezinnen en de weg naar Mij inslaan. Hoe gemakkelijk zouden ze hem vinden, wanneer ze slechts acht zouden geven op mijn woord, dat hen van boven toeklinkt, dat hen door mijn boden wordt overgebracht. Het toesturen van mijn woord is het meest doeltreffende middel, maar het aannemen vraagt hun vrije wil en deze dwing Ik niet.
Daarom bent u, mijn dienaren, voor deze laatste reddingsactie heel hard nodig. En Ik zegen elke arbeid, die u voor Mij verricht. Want het is een vreselijk lot dat hen wacht, die voor het einde de terugweg naar Mij niet hebben aanvaard. Ik ben daarvan op de hoogte en neem daarom nog van tevoren van de aarde weg, die niet totaal vervallen zijn aan mijn tegenstander, opdat ze in het rijk hierna nog een helder licht bereiken en dan opwaarts kunnen streven. En daarom zult u alsmaar weer horen van sterfgevallen in grote getale en steeds zult u dan moeten weten, dat dan mijn grote erbarmen deze mensen heeft weggeroepen van de aarde, opdat ze niet helemaal ten prooi vallen aan mijn tegenstander.
Dat er dan ook goede mensen worden getroffen, is voor dezen waarlijk geen onheil, want deze kunnen in het rijk hierna ertoe bijdragen de anderen de weg te wijzen. Hun liefde kan in het hiernamaals veel zegen brengen en zijzelf zullen hun graad van rijpheid ook kunnen verhogen door hun verlossende arbeid, waarnaar ze verlangen bij het zien van de vele arme, zieke en zwakke zielen, die plotseling de dood vonden en zonder licht zijn.
De tijd neigt naar het einde en elke dag moet worden benut om de dwalende zielen te verlossen. En wat zult u, mijn dienaren op aarde, beter kunnen doen, dan Mij door u tot de mensen te laten spreken? Wat zult u beter kunnen doen, dan mijn woord te verbreiden en het ook voor diegenen toegankelijk te maken, die nog in de wereld staan en er zich ook moeilijk van kunnen losmaken? Uw voortdurende band met Mij geeft Mij de mogelijkheid veel mensen aan te spreken. En de kracht van mijn woord zal een verandering van wil tot stand brengen in diegenen, die nog niet helemaal het eigendom van mijn tegenstander zijn. En dezen zullen dan ook gered zijn van de afgrond die ze nu tegemoet gaan.
Dat ook de noden toenemen is u steeds weer bekend gemaakt. Maar u zult daarvoor ook de juiste verklaring moeten hebben, dat alleen de liefde voor de Mij nog afvallige schepselen Mij ertoe brengt, wanneer u ook daaraan twijfelt en het zo nu en dan niet zult kunnen begrijpen wanneer u een tijding bereikt van grote rampzalige slagen van het noodlot, waardoor de mensen en de hele wereld worden getroffen. Wanneer ze ertoe bijdragen, dat de medemensen er zo door worden geraakt, dat in hen de wil om te helpen bovenkomt, dat in hen de liefde ontbrandt, dan zijn ook deze slagen van het noodlot tot zegen, wanneer u eraan denkt dat deze mensen een hernieuwde kluistering ontgaan, die hen weer eindeloze tijden van kwelling en onvrijheid brengt. Want Ik wil steeds alleen maar helpen, dat de mensen gelukzalig worden. En Ik zal alles doen, opdat ze hun ontwikkelingsgang op deze aarde nog beëindigen.
Amen
BD.8272
14 september 1962
Het herkennen van Gods ware boden
De wil van een mens om in de waarheid te wandelen zal Ik zegenen, want als hij de waarheid zoekt kan Ik mijzelf ook aan hem openbaren. Dan kan Ik hem de waarheid doen toekomen, of door middel van gedachten of persoonlijk doordat Ik “tot hem spreek”, zodat hij mijn woord verneemt. Ik wil in geen geval dat hij ideeën aanneemt die hem twijfelachtig lijken.
Want deze twijfels zijn dan ook gerechtvaardigd als het hem ernstig om de waarheid te doen is. Ja, dan zijn deze twijfels zelfs al een lichte afweer tegen hetgeen niet met de waarheid overeenkomt.
U vraagt Mij dus waaraan u de waarheid herkennen kunt. U vraagt wie u als mijn boden kunt beschouwen. Als Ik u een openbaring naar de aarde toestuur, dan kunt u deze steeds als van Mij uitgaande herkennen aan de heldere lichtstraal die uw hart verlicht. Want een goddelijke openbaring moet u rijkdom verschaffen, u moet iets ontvangen wat u verblijdt en wat u niet meer wilt afstaan. Steeds echter op voorwaarde dat u serieus naar de waarheid verlangt, want pas dan openbaart zich de eeuwige Waarheid zelf.
Dan is het ook hetzelfde of u dit geschenk rechtstreeks van Mij ontvangt of door mijn boden, want ook dan zult u hetzelfde gevoelen ondergaan – omdat zij datzelfde overbrengen wat van Mij uitgaat. Laten de geestelijke gedachten u echter onberoerd of verweert u zich zelfs innerlijk daartegen, dan kunt u het ook zonder bezwaar afwijzen. Want dan zal het nooit een goddelijke openbaring zijn, maar eigen of overgenomen ideeën die helemaal de uitwerking van kracht missen. U behoeft dan ook niet te vrezen iets verkeerds te doen, want wie mijzelf verlangt te horen herkent ook mijn stem.
Wordt u nu door anderen in kennis gesteld van twee verschillende, van elkaar afwijkende leringen die beide van Mij afkomstig zouden zijn, dan behoeft u zich maar innig met Mij in verbinding te stellen en Mij om het juiste inzicht te vragen. En waarlijk, u zult het dan voelen welke leer van Mij is uitgegaan en dan zonder bezwaar de andere kunnen afwijzen.
Wie mijn geboden onderhoudt, die is het die Ik liefheb en aan hem wil Ik Mij openbaren. Dat betekent ook: Ik zal mijzelf aan hem bekend maken. En de mens zal Mij kennen als hij opheldering ontvangt over mijn Wezen. Als hem kennis gegeven wordt over wat voor hem tot nog toe verborgen was. En vanuit deze kennis zal hij mijzelf kunnen kennen, want deze kennis is een “licht dat u van binnen uit verlicht”.
Niet ieder mens verneemt mijn woord persoonlijk, maar toch spreek Ik hem aan als hem het rechtstreeks ontvangen woord wordt overgebracht. En als Ik hem alleen kan aanspreken door mijn boden die het direct van Mij hebben ontvangen, dan zal hij zelf zich toch door Mij aangesproken voelen. En dat is voor u het zekerste bewijs dat u de zuiverste waarheid wordt verteld, want dit gevoel leg Ik zelf in uw hart.
Verder heeft u een betrouwbaar bewijs van een goddelijke openbaring, wanneer daardoor steeds weer bestaande dwaalleren onthuld worden, als de inhoud van zulke openbaringen een kennelijke zuivering van het evangelie, dat steeds weer door menselijk willen verwrongen is, ten doel heeft. En ware boden kunnen dan altijd alleen die mensen zijn die dus voor de waarheid van zo’n openbaring instaan. Die er voor zorg dragen dat deze openbaringen de mensen worden verteld.
En omdat Ik de eeuwige Waarheid zelf ben, zal Ik er ook voor zorgen dat de mensen in de waarheid kunnen wandelen als zij er ernstig naar verlangen. En een openbaring die van Mij komt moet hun opheldering geven over alles wat in het geestelijke van belang is.
Ik betitel dus alleen die mensen als mijn boden die mijn woord, rechtstreeks naar de aarde gezonden, proberen te verbreiden. Ik giet wel mijn geest uit over “alle vlees”, zoals Ik het beloofd heb. Maar daaronder is niet alleen zo’n duidelijke en ongewone openbaring mijnerzijds te verstaan zoals u ze nu ontvangt, maar ook verlicht denken, juist spreken in geestelijke debatten, het herkennen van mijn goddelijk woord en een volledig begrijpen van de ongewone kennis dat de inhoud van mijn openbaringen van boven is.
En de ontvangers van mijn woord zullen steeds hetzelfde verkondigen en verdedigen, als zij rechtstreeks door Mij aangesproken kunnen worden. En daaraan kan steeds een ongewone openbaring als toetssteen voor de waarheid worden beschouwd, als ze op de eerste plaats de kennis van mijn verlossingswerk in Jezus Christus als inhoud heeft – dan is de goddelijke oorsprong van de openbaringen bewezen en daarmee ook de volle waarheid gewaarborgd.
Amen
BD.8273
15 september 1962
Motivering van misgeboorten
En ieder zij gezegend die zich aan Mij overgeeft en Mij vraagt om mijn bijstand. Voor geen enkel verzoek dat het heil van uw ziel geldt, zal Ik me afsluiten. En wat u begeert te weten, zult u vernemen. U mensen zult de leerschool van de geest moeten doorlopen, zoals Ik het scheppingswerk aarde daarvoor heb bedoeld, en ieder mens zal op haar rijp kunnen worden, want voor alle trappen van ontwikkeling biedt ze gelegenheid. Maar de zielen, de eens gevallen oergeesten, zijn zo verschillend rijp geworden gedurende hun gang over de aarde in de toestand van onvrije wil, dat ze ook allen verschillende levenssituaties nodig hebben. Ze moeten weliswaar een bepaalde graad van rijpheid hebben bereikt om tot belichaming als mens te worden toegelaten, maar hoe dichter ze bij deze laatste belichaming kwamen, des te losser waren de ketenen van de uiterlijke vormen, en de geestelijke substanties die in de vormen waren gebonden, konden het losser worden ervan benutten, maar ook onbenut laten.
En daaraan beantwoordend is nu ook de aard van de ziel wanneer ze de weg als mens begint. Deze verschillende toestanden van de ziel hebben ook verschillende wegen op aarde nodig die tot resultaat kunnen hebben helemaal vrij te worden uit de vorm. Nog zeer sterk belaste zielen kunnen ook zo’n resultaat verwerven wanneer ze uit vrije wil een bijzonder zwaar aards leven op zich nemen. En ze kan zelf beslissen of ze deze weg wil gaan, daar die haar vóór haar belichaming wordt getoond.
Dit is een verklaring voor mensen die met gebreken zijn behept, wier zwaar lot u vaak naar de reden van hun toestand doet vragen. Maar er zijn ook zielen belichaamd die een extra zware gang over de aarde vrijwillig op zich nemen ofschoon zij dit zelf niet nodig hebben, die uit het rijk hierna naar de aarde willen gaan en Mij daarom vragen om andere zielen daardoor te helpen, die dus geen missie hebben te vervullen maar enkel en alleen zelf een belasting voor de medemensen zijn, om hun gelegenheid te geven zich te oefenen in liefde, in geduld, barmhartigheid, zachtmoedigheid, vredelievendheid en rechtvaardigheid, die hun eigen staat van rijpheid daardoor verhogen, maar die al in het rijk hierna een bepaalde staat van rijpheid hebben bereikt die zo’n nieuwe belichaming op de aarde toelaat, omdat een sterke wil om lief te hebben en te helpen de reden van hun verzoek is.
Maar dan zult u ook niet van een toestand van boete doen van die mensen kunnen spreken. Want zielen die nog onrijp zijn, worden niet toegelaten om zich nogmaals te belichamen met het doel hun rijpheid te verhogen. En nooit moet u vergeten dat geen enkele ziel gedwongen wordt haar gang over de aarde te gaan, maar vrijwillig een lot op zich neemt dat haar tevoren wordt getoond. Het “boeten” voor een schuld op aarde is in zoverre een verkeerde mening, omdat alleen Jezus Christus deze schuld teniet kan doen en de mens dus door Hem alleen vergeving verkrijgt, want Hij heeft “geboet” voor alle zonden van de mensen.
En deze vergeving door Jezus Christus moet eerst zijn verkregen, voordat een ziel zich vrijwillig weer op aarde kan belichamen vanwege een missie of om hulp te bieden. Want een ziel die het licht heeft bereikt is op de hoogte van de liefdeloze staat van de mensen op aarde, in het bijzonder in de eindtijd, en ze is ook bereid er zelf toe bij te dragen dat de mensen de liefde in zichzelf doen ontbranden, dat ze barmhartigheid laten heersen, dat ze alle deugden kunnen ontplooien wanneer ze in de omgeving van een mismaakte of ongelukkige mens leven. Want steeds weer leg Ik er de nadruk op dat er wel terugplaatsingen naar de aarde bestaan, maar dat deze alle hun bijzondere motiveringen hebben, doch nooit zal een nog onrijpe ziel door mijn wil naar de aarde terugkeren om in te halen wat ze op aarde verzuimde.
Alleen vrijwillige zoenoffers kunnen Mij ertoe bewegen mijn toestemming te geven aan hen aan wie echter altijd de eigen verlossing door Jezus Christus moet zijn voorafgegaan. Dat dan zo’n ziel ook de mogelijkheid is gegeven een hoge graad van rijpheid op deze aarde te bereiken, is te begrijpen, omdat elk vrijwillig offer door Mij wordt aanschouwd en gezegend is.
Amen
BD.8275
17 september 1962
God is ondoorgrondelijk
mijzelf te doorgronden zal voor u mijn schepselen nooit mogelijk zijn, zelfs dan niet – wanneer u als mijn kinderen in hoogste volmaaktheid naast Mij kunt scheppen en werken. Want u bent voortbrengselen van mijn eeuwige Scheppersmacht, Ik echter ben de Bron van deze kracht zelf, die onuitputtelijk is, die geen begrenzing kent, die onophoudelijk Zijn stroom uitstort in de oneindigheid. Ik ben echter ook een Wezen, dat wil zeggen: een in hoogste wijsheid denkende Geest, die naar Zijn wil in onvoorstelbare liefde werkzaam is en alles wat Hij schept eindeloos gelukkig maakt. Ik ben dus een denkend Wezen dat gedurig nieuwe scheppingen laat ontstaan, want de uit Mij stromende kracht kan niet werkeloos blijven, omdat zij leven is en leven voortbrengt.
Bereikt u, mijn schepselen in vrije wil de hoogste voltooiing, zodat u als mijn kinderen naast Mij kunt scheppen en werken, dan zult u wel in de diepste wijsheden zijn binnengegaan. U zult dan zelf over licht en kracht kunnen beschikken die u mateloos zal verblijden en die u onbeperkt kunt gebruiken om zelf scheppend bezig te zijn, tot uw eigen gelukzaligheid.
Deze kracht zal u steeds toestromen uit de Oerbron van eeuwigheid, maar Deze zelf zal voor u ondoorgrondelijk zijn en blijven. Maar het bewustzijn door deze Bron gestadig gevoed te worden betekent voor u hoogste zaligheid. En daarom zult u Mij liefhebben en uw liefde tot Mij zal steeds groter worden. U zult naar Mij verlangen en Mij dan ook steeds in uw nabijheid voelen, en u zult Mij ook kunnen aanschouwen in Jezus Christus.
En toch zal Ik voor u steeds een geheim blijven. Want het Wezen, dat van eeuwigheid is en zijn zal tot in alle eeuwigheid volkomen te doorgronden, is voor een geschapen wezen niet mogelijk omdat dit slechts een vonkje is, dat door de vuurzee van mijn liefde werd uitgestraald. Maar dat dit geschapen wezen weet dat het voor eeuwig door de liefdekracht uit Mij wordt gevoed, dat het wezen weet dat het met Mij is verbonden, dat het voortdurend als een kind met zijn Vader kan omgaan, met Mij spreken en in vreugdevolle gemeenschap met Mij kan werken – dat verhoogt zijn gelukzaligheid voortduren en laat zijn liefde tot Mij steeds dieper worden.
Liefde is zaligheid – liefde is licht – liefde is kracht – liefde is het goddelijke dat ieder wezen zelf tot een god laat worden, omdat liefde een steeds hogere volmaaktheid schenkt. Maar dat er geen grens of beperking is, dat is de ongekende zaligheid die Ik mijn schepselen steeds weer bereid en die alleen te begrijpen is in een toestand van volmaaktheid, als een door Mij als schepsel uitgestraald wezen zich heeft vergoddelijkt en mijn kind geworden is. Het weet dan ook dat Ik eeuwig ondoorgrondelijk ben, maar toch streeft het onophoudelijk naar Mij, want het voelt de zaligheid van het steeds dichter bij Mij komen. Het vindt nu zijn diepe vreugde in mijn liefde die Ik hem beantwoord, waarvoor u, mensen evenwel toch nog het begrip mankeert omdat u nog onvolmaakt bent. Maar er moet u alleen een idee van de eeuwigheid worden gegeven dat eens voor u allen begrijpelijk zal zijn en u daarom ook nu al weten moet, dat dit hoogst volmaakte Wezen ook Zijn doel bereiken zal, namelijk al de door Hem geschapen wezens gelukkig te kunnen maken. Voor uzelf moet dat nu een aansporing zijn onvermoeid te streven naar uw voltooiing, want ze zal u zaligheden bereiden in overvloed.
En toch zal het voor u onbegrijpelijk zijn en ook blijven dat Ik Mij tot u, mijn schepselen neerbuig en u aanspreek – dat Ik voor u eeuwig onbereikbaar ben en blijf en toch in diepste liefde ieder afzonderlijk schepsel omvat en tot Mij trek.
Dat Ik mijzelf en mijn Wezen voor u probeer wat begrijpelijker te maken om uw liefde te winnen, omdat Ik me alleen kan verbinden met de liefde – dus is de liefdeband noodzakelijk om u eenmaal gelukkig te kunnen maken.
Het volmaaktste Wezen – de grootste Geest van de oneindigheid de eeuwige Kracht en Lichtbron zoekt zelf de verbinding met u, Zijn schepselen en Hij spreekt u daarom aan. Hij buigt zich neer tot het geringste om het te helpen omhoog te gaan. En deze grote Geest is niemand anders dan Ik, uw hemelse Vader. Kunt u nu mijn liefde begrijpen? En nooit zal deze liefde minder worden omdat die liefde geen beperking kent en omdat ze alles zalig wil maken wat eens uit Mij is voortgekomen.
Amen
BD.8277
20 september 1962
De tekenen van de eindtijd
U kunt er zeker van zijn dat alles wordt vervuld wat Ik door zieners en profeten heb verkondigd, want het einde komt steeds dichterbij en u zult door de tekenen des tijds inzien in welk uur u leeft. Steeds weer wordt de tegenwerping gemaakt dat in moeilijke tijden altijd een einde gevreesd werd en dat de aarde toch steeds weer is blijven bestaan. Dat reeds mijn discipelen op een spoedig wederkomen van Mij zelf rekenden en dat ook zij zich vergisten. En zo willen zij ook nu mijn aankondigingen geen gehoor en geen geloof schenken. En steeds weer wijs Ik er op dat eenmaal de toekomst tegenwoordige tijd wordt. Dat u mensen nu op zo’n laag geestelijk peil aanbeland bent dat een einde van deze aarde noodzakelijk maakt, waaronder echter alleen een totale omvorming van het aardoppervlak te verstaan is maar geen vernietiging van het scheppingswerk aarde. Want deze aarde zal ook verder haar opdracht in het heelal vervullen, ze zal verder mensen dragen met het doel hun zielen rijp te laten worden. Maar tevoren moet ze daar weer geschikt voor worden gemaakt.
Mijn woord is de waarheid, en wanneer Ik u mijn woord van boven laat toekomen en aan u mensen mijn heilsplan uiteenzet opdat u ook van elke samenhang op de hoogte bent, dan wil Ik daarmee waarlijk alleen bereiken dat u mijn waarschuwingen en vermaningen gelovig aanneemt en dat uw houding ten opzichte van Mij daarmee in overeenstemming is. Want u moet verder kijken dan alleen uw dagelijkse levensloop, u moet nadenken over wat voor u ligt omdat u een ding weet, dat u zult moeten sterven en zelf uw leven niet met een dag verlengen kunt, dat u dus afhankelijk bent van de Macht die u in het leven riep. Deze gedachten moet u ernstig overwegen, en het zal beslist niet in uw nadeel zijn. Want Ik zal u dan ook helpen innerlijk tot opheldering te komen en nu ook met de gedachte aan een einde vertrouwd te raken, met wat dat einde voor een ieder van u persoonlijk te betekenen heeft. Gelooft u aan een God en Schepper wiens liefde u in het leven riep, dan zal het u niet verontrusten als u op een naderend einde gewezen wordt. Want dan weet u dat deze God en Schepper ook uw lot in Zijn hand houdt en u zich slechts in Zijn liefde en genade hoeft aan te bevelen om zonder gevaar door de voor u liggende tijd geleid te worden. En de verwijzingen ernaar zullen u niet laten schrikken omdat u zich alleen nog inniger aaneen zult sluiten met uw God en Schepper, die u als uw Vader van eeuwigheid herkent.
Maar de ongelovigen zullen hard getroffen worden en voor dezen geldt de eeuwigdurende voorspelling van een naderend einde, want zij kunnen nog veranderen in de korte tijd die hen nog rest. Sla toch acht op de tekenen des tijds, want mijn eerste discipelen heb Ik daarop al attent gemaakt. U echter staat al aan het begin van een tijd vol droefenis. U zult horen van oorlogen en van aardbevingen. De ongevallen en catastrofen nemen toe en u kunt in de kosmos veranderingen waarnemen. U ziet ook het doen en laten van de mensen die ontaard zijn, die geloven te kunnen ingrijpen in mijn schepping. Die zich laten meeslepen door aan God vijandige experimenten die geen goede afloop zullen hebben.
Sla acht op de gezindheid van de mensen die zwelgen in werelds genot, die hard en liefdeloos zijn en niet denken aan de nood van hun naasten. Sla acht op het ongeloof, op hun houding tegenover Jezus Christus en Zijn verlossingswerk, en u zult weten dat u reeds midden in de tijd leeft die aan het einde vooraf gaat. Want ook de geloofsstrijd zal ontbranden met een hevigheid die u niet voor mogelijk houdt. En dit geestelijk dieptepunt trekt het einde naderbij en heeft ook reeds het niveau bereikt dat mijn ingrijpen gegrond zou zijn. Ik wijk echter echter niet af van de dag die in mijn heilsplan van eeuwigheid is vastgelegd. Maar Ik zal deze dag ook niet uitstellen, want in mijn wijsheid voorzag Ik ook wanneer de tijd gekomen is dat het werk van verandering zal plaatshebben.
Ik zal daarom tot aan het einde toe mijn stem laten weerklinken en het naderende einde aankondigen, en gelukkig degene die acht slaat op deze stem en zich voorbereidt. Gelukkig hij die de verbinding met Mij tot stand brengt en in geloof aan Mij en mijn bescherming alles over zich heen laat komen. Gelukkig hij die tot de mijnen wil behoren en Mij trouw blijft tot het einde, want deze voorzie Ik van buitengewone kracht en hij zal standhouden en de dag van het einde niet hoeven te vrezen.
Amen
BD.8281
24 september 1962
Het gevaar van arrogantie
Wie mijn woord ter harte neemt: “U bent allen zondaars” – zal ook in diepste deemoed blijven. Hij zal niet arrogant zijn en ook geen hard oordeel vellen, want het inzicht zelf nog niet volmaakt te zijn, zal hem er steeds aan laten denken dat hij een zwak mens is die mijn kracht en versterking nodig heeft en hij zal met een deemoedig hart tot Mij komen en Mij erom vragen. Wie daarentegen van zichzelf en zijn eigenwaarde overtuigd is, diens wezen zal hoogmoed verraden, die zal zich boven zijn medemensen verheffen en deze aanmatiging zal zich uiten in geringschatting van anderen, in liefdeloos oordelen en in de mening een hoger weten te bezitten en daardoor ook geen onderrichting meer nodig te hebben, of deze nu van aardse of geestelijke aard is. Steeds zal de arrogante mens geloven dat niveau bereikt te hebben vanwaar hij op de medemensen kan neerkijken.
En de verwaandheid die hem in de diepste diepte liet neerstorten, is waarlijk deel van mijn tegenstander, want hij verhief zich boven Mij, zijn God en Schepper en van de geschapen wezens trok hij een grote schare met zich mee de diepte in. Aan al deze gevallen wezens kleeft nog veel van de arrogante geest wanneer ze als mens hun laatste wilsproef moeten afleggen. En de verwaandheid is een teken van onvolmaaktheid, dat heel bedenkelijk is, waartegen de mens nu moet strijden in het aardse leven, tot hij geheel deemoedig wordt tegenover Mij en zich dan ook tegenover zijn medemens niet groter zal voordoen dan hij is, maar het volste begrip heeft voor diens zwakheden, omdat hij zelf zijn eigen onvolmaaktheid inziet.
Bij een juiste band met Mij hoort echter diepste deemoed en zodra de mens bekent dat hij zondig is en zich als zodanig ziet, zal hij ook tot Jezus Christus zijn toevlucht nemen en Hem smeken hem vrij te maken. De deemoed zal hem met innigheid laten roepen tot Hem en hij zal genade vinden voor Zijn ogen, want “de deemoedige schenk Ik mijn genade”. En geen mens kan van zichzelf aannemen dat hij volmaakt is zolang hij op aarde leeft. Hij kan alleen een hogere graad van inzicht bezitten, maar juist dit zal hem steeds deemoediger laten worden, omdat hij de grootte van zijn God en Schepper beseft en de oneindige liefde die deze God en Schepper Zijn schepselen schenkt, die het schepsel wel onuitsprekelijk gelukkig maakt maar hem niet verwaand laat worden.
Arrogantie is steeds nog een teken van gebrekkig inzicht, want de tegenstander probeert het licht te verduisteren. De tegenstander heeft nog vat op de mens wanneer deze overtuigd is van zichzelf en zijn eigenwaarde. U allen hebt nog erg te strijden tegen dat euvel, want steeds weer zal mijn tegenstander u een verkeerd gevoel van meerderwaardigheid inblazen. Hij zal steeds weer de kunst verstaan een zwakke plek te vinden waar hij in u een gevoel van eigendunk kan wekken. En u moet daarom op uw hoede zijn en elk gevoel van verwaandheid in de kiem trachten te smoren, want altijd moet u eraan denken dat uw Heiland en Verlosser Jezus Christus de weg van de diepste deemoed is gegaan om juist voor uw val door hoogmoed verzoening tot stand te brengen. U moet aan Zijn kwellingen en lijden denken die die verzoening van Hem eiste. En u moet weten dat uw gang over de aarde het gevolg is van die val in de diepte die de hoogmoed veroorzaakt heeft.
De terugkeer naar Mij kan alleen over de weg van de deemoed plaatsvinden en de weg over de aarde moet u dit inzicht brengen dat u zwakke hulpeloze wezens bent die mijn liefdevolle hulp nodig hebben om weer omhoog te klimmen en die Mij steeds maar weer om hulp moeten vragen als ze de weg over de aarde met succes willen afleggen. Wie echter nog een arrogante geest heeft, is nog ver van Mij en zal Mij ook moeilijk vinden. Want in hem kan zich ook niet de ware liefde ontplooien die de naaste omvat, maar hij zal zich in zijn verwaandheid verre houden van hem die hij liefde moet schenken. En daar een mens alleen maar rijp kan worden door een leven in liefde, zal de arrogante mens geen geestelijke vooruitgang boeken, maar op hetzelfde niveau blijven staan, als hij tenminste niet helemaal wegzinkt omdat mijn tegenstander hem nog gekluisterd houdt.
Strijd daarom tegen deze kwaal en oefen op uzelf scherpe kritiek uit, dan zult u fouten ontdekken die u klein laten worden en u zult afdalen van de troon die u voor uzelf hebt opgericht in het verkeerd taxeren van uw betekenis. Alleen de deemoed zal u rijp laten worden, want dan zult u genaden van Mij ontvangen in overvloed. Ik zal Me zelf over u ontfermen, want in de deemoed komt u dichter bij Mij. En uw gebed tot Mij zal innig en vol overgave zijn en Ik zal uw verzoek inwilligen. Ik zal u naar Mij toe trekken als mijn kinderen, want u hebt u dan definitief afgescheiden van mijn tegenstander – die tot mijn tegenstander werd omdat hij zich verhief boven Hem uit wiens kracht hij was voortgekomen.
Amen
BD.8282
25 september 1962
Het mysterie van de menswording Gods
Er wordt u steeds weer opheldering gegeven over Jezus Christus, de Zoon van God en Verlosser van de wereld; over de menswording van God in Jezus. Juist dit zich manifesteren van de grootste en volmaaktste Geest Gods – van de Vader, uit wie alles is voortgekomen – in de mens Jezus, kan u niet vaak genoeg duidelijk worden gemaakt, opdat u aan geen dwaling bent overgeleverd en zult inzien, waar de geest Gods werkzaam is en waar de tegenstander van God binnendringt, om de zuivere waarheid met dwaling te vermengen.
De lichtziel Jezus, een uit de eeuwige Liefde voortgekomen oergeest, heeft zich op aarde belichaamd ter wille van een hoge missie: de Vader, de eeuwige Liefde, verblijfplaats te bieden in Zijn lichamelijke omhulsel, en als mens de grote oerschuld van de vroegere afval van God teniet te doen, die ontelbare wezens op zich hadden geladen. De ziel Jezus had zich vrijwillig aangeboden dit verzoeningswerk op aarde te volbrengen. En omdat overgrote liefde voor de gevallen broeders haar daartoe aanzette en de liefde van Gods zijde nooit wordt geweerd, liet Hij het gebeuren. Want alleen de liefde kon zo’n offer brengen. De mens Jezus bracht nu op aarde de liefde tot de hoogste ontplooiing – wat hetzelfde is als dat de eeuwige Liefde zelf geheel en al bezit nam van het lichamelijke omhulsel van Jezus – dat dus God zelf in de mens Jezus verbleef en kon verblijven, omdat de mens Jezus zuiver was en zonder zonde en in voortdurende verbinding stond met Zijn Vader van eeuwigheid door de liefde.
Dit mysterie zult u, mensen, nooit goed kunnen begrijpen, zolang u op aarde bent. Maar alleen zo is de menswording van God in Jezus duidelijk te maken, dat God in Zijn oersubstantie liefde is en dat Hij de mens Jezus helemaal doorstraalde, dus alles in Hem liefde was en bijgevolg ook de liefde het verlossingswerk heeft volbracht, want zij alleen gaf het menselijk uiterlijke omhulsel de voor zijn lijdensweg noodzakelijke kracht om vol te houden tot aan het einde, tot aan de meest pijnlijke dood aan het kruis. En toen het verlossingswerk was volbracht, had ook het eens door God “geschapen” wezen Zijn hoogste volmaaktheid bereikt, het had zich vergoddelijkt, het was geheel Eén geworden met de Vader, uit wie het was voortgekomen. Jezus was “God”, zoals tevoren God mens is geweest in Jezus, tot het grootste werk van erbarmen op aarde was volbracht.
Maar nu is en blijft Jezus God, die voor alle geschapen wezens tot een zichtbare God is geworden, die Hij u ook eeuwig blijven zal. Wie deze totale vergoddelijking – de eenwording van Jezus met God – niet erkent of bekent, is nog niet in de waarheid onderricht, die van God, als de eeuwige Waarheid, is uitgegaan. Want steeds onderricht de eeuwige Waarheid de mensen door Zijn geest over dit grote mysterie, omdat het noodzakelijk is, dat de mensen in Jezus God zelf zien en erkennen, omdat de verlossing van een mens dan pas heeft plaatsgevonden, wanneer deze – die als een gevallen oergeest God niet wilde erkennen – Hem nu in vrije wil erkent en naar Hem terug wil keren. En daarom zal ook elke leer onjuist zijn, die Jezus als een afzonderlijk wezen voorstelt, ofschoon met de hoogste bestemming. Want Hij is niet meer buiten God staand, Hij is God zelf.
De eeuwige Godheid is niet te personifiëren, ze is de grootste Geest van de oneindigheid, die alles vervult, maar die zich zelf een vorm heeft gekozen, om in deze vorm voor de door Hem geschapen wezens zichtbaar te zijn. En de vorm is Jezus, dus is Jezus God, maar niet een tweede wezen, dat de mensen naar God leidt. De tegenstander van God probeert steeds te verhinderen, dat de mensen een helder licht wordt gebracht en daarom probeert hij in het bijzonder het verlossingswerk en de menswording Gods te ontkrachten, hij probeert de begrippen te verwarren, omdat hij het herkennen en erkennen van God wil verhinderen, dat hem van zijn aanhang berooft. En hij zal steeds weer proberen onder het mom van lichtengel op te treden en onjuiste leerstellingen onder de mensen te verbreiden, die echter steeds weer van de kant der eeuwige Waarheid worden rechtgezet.
En niet vaak genoeg kan dus de mensen het verlossingswerk van Jezus Christus en de menswording Gods in Jezus duidelijk worden gemaakt. Maar ook de mens zelf moet gewillig zijn, zuivere waarheid te weten te komen. Dan hoeft hij niet te vrezen in dwaling te geraken, hij zal deze herkennen als zodanig, hij zal zich innerlijk verweren onjuiste leren aan te nemen en diegenen geloof te schenken, die de tegenstander voor zich als werktuig heeft gewonnen, maar die door ieder te herkennen zijn, die wenst in de waarheid vast te staan en God zelf, als de eeuwige Waarheid daarom vraagt. In de laatste tijd voor het einde zal er veel misleiding worden veroorzaakt, maar de uitwerking ervan zal God juist weten te leiden, omdat Hij de harten kent van hen, die gewillig zijn, die niet ten prooi willen vallen aan het werkzaam zijn van de tegenstander en dezen zal Hij ook in de waarheid leiden.
Amen
BD.8288
1 oktober 1962
Voortdurende aanvallen van de tegenstander – Lichtdragers – Reïncarnatie
Het mag u niet doen schrikken, wanneer u wordt aangevallen van de kant van hen, die mijn tegenstander gebruikt, om de zuivere waarheid te weerleggen, die Ik u overbreng van boven. U zult steeds met mijn kracht worden doorstroomd en u zult weerstand kunnen bieden aan alle aanvallen, want u werkt voor Mij en in mijn opdracht. Mijn macht is waarlijk zo groot, dat Ik alles van u kan wegdringen; dat Ik het werk van mijn liefde voor u, mensen, niet in gevaar laat komen. Het is wel juist, dat in de eindtijd de mensen veel wordt aangeboden als zogenaamde waarheid en dat het moeilijk zal zijn zich er doorheen te worstelen en het juiste te onderkennen. Maar nooit is het onmogelijk, omdat Ik u steeds van mijn ondersteuning verzeker, wanneer u wenst vast te staan in de waarheid.
U zult vragen, waarom Ik dit alles toelaat, waarom Ik mijn tegenstander niet verhinder zijn invloed op de mensen uit te oefenen, die ogenschijnlijk ook alleen het beste willen. Het gaat om de vrije wil van de mens, die mijn tegenstander voor zich probeert te winnen en Ik moet hem het recht toekennen, omdat zijn aanhang hem eens in vrije wil volgde en hij hetzelfde recht heeft, om om de zielen te strijden. Maar de beslissing hangt alleen af van de wil van de mens. De tegenstander probeert dus de mensen in de duisternis te houden, waarin hij ze eens heeft gestort. Hij tracht alles te verhinderen, wat hen licht zou kunnen schenken, waarin ze Mij zelf zouden kunnen herkennen en waardoor ze zich nu weer in vrije wil op Mij zouden kunnen richten. Maar licht is waarheid, dus zal hij niets onbeproefd laten, om de waarheid uit Mij te ondergraven en hij zal steeds aan de dragers van het licht, aan mijn boden, zijn krachten beproeven en het licht willen doven. En hij bedient zich daartoe van de schandelijkste middelen. Maar hij is volledig machteloos, zodra het verlossingswerk van Jezus Christus tegenover zijn activiteiten wordt gesteld, zodra de goddelijke Verlosser Jezus Christus zelf om bescherming tegen hem wordt gevraagd. Dan zijn al zijn inspanningen tevergeefs.
Er is dus een ding noodzakelijk: dat u op de hoogte bent van de grote betekenis van het verlossingswerk van de mens Jezus, wiens omhulsel de “eeuwige Liefde” zelf bevatte. Dat weten is nodig, om mijn menswording in Jezus te kennen; om op de hoogte te zijn van de eenwording van Jezus met Mij, Zijn God en Vader van eeuwigheid. Dan kent hij ook het “Heilsplan van God”. Hij kent de samenhang van al het geschapene met Mij, zijn Schepper, en hij is op de hoogte van de gang door de schepping van iedere gevallen oergeest en van de weg van de terugkeer naar Mij. En wie dit alles weet, kent ook de verdere weg van ontwikkeling na zijn leven op aarde in het rijk hierna en de eindeloos vele mogelijkheden, een nog onverlost in het geestelijke rijk binnengegaan wezen te helpen verlossen en ook de gang van de opwaartse ontwikkeling te gaan. Hij weet ook, dat het wezen ook nu nog kan terugzinken in de diepte en welke middelen Ik aanwend, om ook dit herhaaldelijk gevallen wezen eens weer de mogelijkheid te ontsluiten, de laatste wilspoef op aarde af te leggen, doordat het opnieuw wordt opgelost en gekluisterd in de scheppingen van de aarde. Het is hem begrijpelijk, waarom dit alles zo moet zijn, wanneer mijn wet van de eeuwige ordening moet worden gehandhaafd.
En wie dit dus weet, zal ook elke leer afwijzen, die in strijd is met dit plan van eeuwigheid; die al te menselijk denken verraden, dat – door mijn tegenstander beïnvloed – overeenstemt met hun eigen denken. Want in zijn opdracht zijn ontelbare demonen werkzaam uit de geestenwereld, die zichzelf en hun gedachten trachten over te brengen op mensen, die zo’n werkzaam zijn aan zich toelaten. Want nooit zult u mogen vergeten, dat het er altijd om te doen is mijn “werkzaam zijn in liefde” krachteloos te maken en mijn heilsplan van eeuwigheid is gegrondvest op de liefde en door mijn wijsheid ontworpen en het wordt uitgevoerd volgens mijn besluit van eeuwigheid, omdat Ik inzag langs welke weg het Mij afvallig geworden geestelijke Mij terugvindt.
Ik ben zelf op aarde nedergedaald, om voor dit gevallen geestelijke het verlossingswerk te volbrengen en ieder wezen, dat Mij in Jezus herkent en erkent en om vergeving van zijn zondenschuld vraagt, is van verlossing verzekerd. En dus is het waarlijk niet nodig, dat de mensen door een herhaalde gang over de aarde als mens voor deze schuld moeten boeten, want om van de oerzonde vrij te worden, zouden duizend aardse levens niet voldoende zijn, want deze schuld is alleen teniet te doen door Jezus Christus zelf. Maar de zonden, die de mens in het aardse leven extra begaat, zijn tegelijkertijd uitgewist door Zijn kruisdood. Doch belast met de kleinste schuld, dus zonder de vergeving van Jezus Christus, kan geen wezen, geen mensenziel het lichtrijk binnengaan. En voor deze zielen, die dus belast overgaan in het rijk hierna, is de duisternis waarin ze vertoeven voldoende kwellend, om hen ertoe te brengen, hun wil en denken te veranderen; om in zichzelf te keren en ook de hulp van geestelijke vrienden aan te nemen. En nu kan de ziel ook boven komen. Maar om in zo’n toestand een ziel weer naar de aarde terug te plaatsen, zou voor deze ziel absoluut geen dienst betekenen, want ze zou in dezelfde duisternis zijn en ook op de aarde geen andere weg gaan, dan ze tot nu toe gegaan was, omdat mijn tegenstander dezelfde macht over deze ziel heeft behouden, waaraan ze zich nooit zelf kan ontworstelen.
Tot inzicht komen kan de ziel alleen door liefde. Voelt ze nu in het rijk hierna maar een vonkje liefde voor de zielen die met haar lijden, dan zal ze ook onherroepelijk opwaarts klimmen. Maar blijft ze zonder enige liefde, dan behoort ze toe aan mijn tegenstander en deze zal de ziel nooit loslaten. En gaat ze nu door een zeer harde levensschool, dan zal ze nochtans daardoor nooit beter worden of tot andere dan slechte gedachten komen, want ze moet eerst vrij worden uit de macht van de tegenstander, wat alleen door Jezus Christus kan gebeuren. Pas wanneer Hij zelf in het leven van een mens komt, is de verlossing verzekerd, waartoe waarlijk één leven op aarde kan volstaan. En wanneer het dus niet voldoende is, moet de mens of diens ziel dit ook alleen verantwoorden en nu ook het lot van de duisternis op zich nemen, dat zo pijnlijk is en ook de moeilijkste gang over de aarde aan kwellingen overtreft.
In mijn heilsplan van eeuwigheid zijn alle mogelijkheden voorzien, die een gevallen ziel helpen omhoog te gaan. Maar steeds wordt mijn weg van ordening aangehouden en Ik hoef waarlijk niet terug te grijpen op middelen, die ongebruikt bleven, omdat ook een terugplaatsen in een reeds overwonnen toestand geen garantie zou bieden voor het opwaarts gaan van een ziel en dit daarom ook nooit mijn wil kan zijn, want de vrije wil blijft onaangetast en de herinnering aan vroeger kan een ziel niet worden gegeven, juist vanwege haar vrije wil. Voor haar zwakheid stierf de mens Jezus aan het kruis en hij verwierf voor u de genaden van een versterkte wil, die u allen zult kunnen gebruiken tijdens uw leven op aarde en dan is ook uw verlossing verzekerd.
Een uitboeten van uw schuld op aarde moet gedurende één gang over de aarde door u plaatsvinden. Dan zult u, van een last bevrijd, overgaan in het rijk hierna en u ook daar niet meer verweren tegen het aanbod van hulp van geestelijke vrienden, om welke reden u dus ook vaak een moeilijk leven op aarde hebt te verduren, maar waardoor u tot een hogere rijpheid en grotere ontvankelijkheid van licht zult kunnen komen. En weer zeg Ik u: op zichzelf staande gevallen van herbelichaming van een ziel op aarde hebben een bijzondere beweegreden, maar zullen nooit plaatsvinden, wanneer de verlossing door Jezus Christus niet is voorafgegaan. En door deze verlossing is alle schuld teniet gedaan en hoeft derhalve niet nog eens in een leven op aarde te worden ingelost. En elk leven op aarde is door Mij voorbestemd in wijsheid en liefde, ook wanneer u niet in staat bent dit in te zien, maar Ik weet wat iedere afzonderlijke ziel dient voor haar voltooiing.
Amen
BD.8289
2 oktober 1962
God vraagt geloof in Zijn overgrote liefde
Het geloof in u in mijn liefde moet sterk zijn om te begrijpen dat alles wat gebeurt goed is voor u en uw zielenheil en dat u niet verloren zult kunnen gaan wanneer u zich berustend voegt in alles wat u overkomt. En al schijnt het nog zo moeilijk – Ik weet wat u in staat bent te dragen en Ik zal u ook bijstaan wanneer u zich vol vertrouwen op mijn hulp verlaat. De verzekering dat u al mijn liefde bezit, moet u zonder vrees uw weg over de aarde laten gaan, want wie zich in mijn liefde geborgen voelt, kan niets gebeuren al wordt hij nog zo zeer van buitenaf in het nauw gebracht. Want Ik ben van alles op de hoogte, Ik ken ook de sterkte van uw geloof en deze alleen bepaalt de grootte van uw nood.
Dat u nu daarvan op de hoogte zult mogen zijn, dat Ik zelf u onderricht en opheldering geef over mijn wezen, dat liefde, wijsheid en macht is, moet u al mijn liefde bewijzen. Want Ik wil u tot een diep geloof voeren, omdat de kracht van het geloof alles zal overwinnen. Dan bestaat er voor u geen angst meer, dan herkent u in Mij steeds uw Vader aan wie u zich als kinderen zult kunnen toevertrouwen en wiens eindeloze liefde alles voor zijn kinderen zal doen om hen te helpen op hun weg over de aarde en ze gelukkig te maken in de eeuwigheid. Het is mijn liefde waarin u zult moeten geloven. Want deze liefde laat u niet vallen. En ze stuurt en leidt u, en ze legt u het aardse noodlot op dat u totale verlossing kan brengen als u het maar wilt. En deze liefde stierf voor u aan het kruis, deze liefde kocht u met haar kruisoffer vrij van de tegenstander die recht had op u omdat u hem eens vrijwillig was gevolgd. De liefde van een vader laat echter zijn kind niet in de handen van zijn vijand en tegenstander, integendeel, ze strijdt om dit kind en redt het uit zijn macht. Deze grote liefde bezit u dus en zo hebt u ook de waarborg dat u eens vrij zult worden uit de macht van diegene die de schuld was van uw val in de diepte.
En wanneer u als mens over de aarde gaat, zult u ook moeten weten dat de liefde van de Vader Zijn kinderen volgt en dat ook u tot diegenen behoort die Zijn liefde vrijkocht en dat ze u terug wil winnen. U zult moeten weten dat ook u uw Vader van eeuwigheid liefde zult moeten schenken opdat Hij u eindeloos gelukig kan maken, al op aarde en eens in de eeuwigheid. Zult u nu in mijn eindeloze liefde kunnen geloven, dan zult u ook elke vrees en bangheid, elke zwakheid verliezen, omdat u steeds weet dat u niets gebeuren kan tot uw onheil, omdat een liefdevolle Vader Zijn kinderen beschermt tegen alles wat hen zou kunnen schaden. De zekerheid, de liefde van de Vader te bezitten, maakt u vrij en blijmoedig, want u vertrouwt Mij alles toe en twijfelt er niet aan dat Hij u helpt in elke nood.
Een mens die dit diepe geloof bezit, zal zich ook op grond van dit geloof nauw met Mij verbinden en ongewoon werkzaam kunnen zijn bij zijn medemensen doordat hij hen hulp zal verlenen die soms boven het menselijk kunnen of menselijke kracht uitgaat. Want vanuit de nauwe verbinding met Mij doet hij zelf een beroep op mijn kracht en hij werkt met Mij en Ik door hem. Want mijn liefde kent geen grenzen, maar uw geloof stelt vaak zelf grenzen wanneer het niet sterk genoeg is. En wederom is de sterkte van het geloof een gevolg van een leven in liefde, want de liefde maakt pas het geloof levend, dat wil zeggen: “Wie in de liefde leeft die leeft in Mij en Ik in hem” en dus is er ook geen twijfel in de mens. Hij is zich van mijn tegenwoordigheid bewust en dan weet hij ook dat mijn liefde onbegrensd is en ook de mens onbegrensde kracht schenkt wanneer deze haar weer gebruiken wil om in liefde werkzaam te zijn.
Wie in staat is te geloven in mijn grote eindeloze liefde, heeft dit alleen bereikt omdat hij zelf een leven in liefde leidt en deze heeft ook de laatste wilsproef op aarde doorstaan. Hij is bewust teruggekeerd naar zijn Vader van eeuwigheid, want hij verlangt naar de liefde van de Vader die hem naar zich toe trekt. Maar vaak moet Ik in het leven op aarde de mens door zwaar leed laten gaan opdat hij Mij zal zoeken, opdat hij zich gelovig aan Mij toevertrouwt, Mij om hulp vraagt en in het verlenen van mijn hulp ook mijn liefde herkent. Dan pas schenkt ook de mens Mij de liefde die Ik verlang, die het kind weer met de Vader verenigt. En dan heeft het leven op aarde hem het resultaat opgeleverd met welk doel hij over de aarde gaat: dat hij zich vrijwillig weer verenigt met Mij van wie hij zich eens vrijwillig afscheidde en ongelukkig werd. Maar mijn liefde wil hem eeuwige gelukzaligheid bereiden en eens zal ze ook dit doel bereiken.
Amen
BD.8290
3 oktober 1962
Valse christussen en valse profeten (2)
Toen Ik op aarde leefde heb Ik u gewaarschuwd voor valse christussen en valse profeten want Ik wist, hoe mijn tegenstander tegen Mij en tegen de waarheid uit Mij zou ageren. En steeds weer zullen mijn waarschuwingen voor u blijven gelden, opdat u niet aan deze valse christussen en profeten ten offer valt.
Doch wanneer van valse christussen en profeten gesproken wordt dan moeten er dus ook ware zijn. Daarom kunt u mensen niet alles verwerpen wat u door Mij wordt aangeboden. Ik, die Mij bekend maak door de mond van ware profeten, want Ik acht het nodig dat u zuivere waarheid wordt toegestuurd. U mag dus niet met die valse geestelijke opvattingen ook het ware afwijzen. Want tot aan het einde toe zal Ik Mij steeds weer door zulke mensen openbaren die de voorwaarden bezitten om door mijzelf aangesproken te kunnen worden. Die als mijn ware dienaren hun ambt uitoefenen wanneer zij het geestelijke woord, dat zij van mijzelf ontvangen, in de wereld uitdragen.
Hoe zou anders de waarheid naar de aarde gebracht kunnen worden, daar Ik zelf de mensen – vanwege hun vrije wil – toch niet duidelijk verneembaar uit den hogen kan aanspreken? U allen hebt het recht maar ook de plicht alles wat u als waarheid wordt voorgelegd te beproeven. En u bent daartoe ook in staat als u Mij zelf als de eeuwige Waarheid om ondersteuning aanroept. En als u maar van goede wil bent, zult u ook zeker de waarheid van de leugen kunnen onderscheiden. Bovendien heb Ik zelf u een kenteken van de waarheid gegeven: Dat u steeds opheldering gegeven moet worden over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. En zo kunt u dus iedere geest geloof schenken door wie u deze boodschap toekomt: dat Ik in Jezus Christus uw Verlosser ben.
U, mensen mag niet aan Jezus Christus voorbijgaan. U moet het verlossingswerk leren begrijpen en alles weten wat er aan dit verlossingswerk ten grondslag ligt, dat Ik zelf Mij in de mens Jezus belichaamd heb. En juist omdat deze kennis uitermate nodig is als de mensen hun doel bereiken zullen, daarom zal Ik zelf hun ook waarheidsgetrouwe ophelderingen geven, wat door mijn openbaringen geschiedt, die Ik door geschikte werktuigen naar de aarde stuur.
Mijn openbaringen zijn echter nooit gelijk te stellen met boodschappen uit het geestelijke rijk die op mediamieke wijze de mensen worden overgebracht. U moet dus leren onderscheiden tussen mijn werkzaam zijn het inwerken van God in de mens door de geest en het werken van geesten, mededelingen die u mensen gegeven worden – waarvan u echter de oorsprong niet vast kunt stellen. Maar wie ernstig beproeft, hem zal zijn hart zeggen wie tot hem spreekt. U moet echter een ernstig onderzoek doen voordat u oordeelt, want u kunt Mij niet als leugenaar wegzetten, daar Ik zelf u gedurende mijn aardse levenswandel het werken van mijn geest heb beloofd. Ik die zelf u heb toegezegd dat Ik u de Trooster zal zenden, de geest der waarheid – die u in alle waarheid binnen voert. “Wie mijn geboden onderhoudt – die is het die Ik liefheb, aan hem wil Ik Mij openbaren”. “U zult allen door God onderricht zijn”. “Wie in Mij gelooft”, zoals de schrift zegt, “uit diens lichaam zullen stromen van levend water vloeien”.
Als Ik het nodig acht dat de waarheid weer tot de mensen moet worden gebracht omdat zij in de duisternis van geest voortleven dan zult u Mij dat waarlijk niet kunnen verhinderen. En zo zal Ik door mijn openbaringen de zoekende mens over alle samenhangen opheldering schenken. Ik zal u onderrichten over mijn heilsplan van eeuwigheid, over het begin en einde van alles wat bestaat. Ik zal u echter ook kennis laten nemen van de vele dwaalleren die mijn tegenstander in de wereld gebracht heeft om de mensen in de duisternis van geest te houden.
Doch deze dwalingen zal Ik steeds weer door mijn woord rechtzetten, want Ik heb ook gezegd: “Hemel en aarde zullen vergaan, maar mijn woord blijft bestaan tot in alle eeuwigheid”. Onder mijn woord kan echter altijd alleen de zuivere waarheid te verstaan zijn. Daar echter al de van Mij uitgaande zuivere geestelijke goederen steeds weer door onvolmaakte mensen misvormd worden wat Ik vanwege hun vrije wil niet verhinder zal Ik er ook steeds weer voor zorgen dat de mensen de zuivere waarheid wordt gebracht.
Ik zelf sprak de woorden: “Mijn geest zal u in alle waarheid binnenleiden” maar Ik had u toch al de waarheid gebracht! Zou dan “het binnenleiden in de waarheid” nog nodig zijn geweest als Ik niet vooruit gezien zou hebben dat de waarheid niet zuiver blijft? Dus u moet ook de rechtstreekse openbaringen van boven geloof schenken, aangenomen dat zij van Mij voortkomen, wat u echter weer daaraan kunt herkennen dat mijn menswording in Jezus Christus steeds weer vermeld wordt.
En als u over mijn verlossingswerk bent ingelicht zult u ook mijn woorden begrijpen: “Al zijn uw zonden zo rood als bloed, Ik zal ze zo wit wassen als sneeuw”. Want daarvoor heb Ik mijn leven gegeven aan het kruis. Daarvoor heb Ik het bitterste lijden en de ergste kwellingen op Mij genomen, omdat Ik de schuld voor u wilde goedmaken, zodat u er van bevrijd zou worden zodra u Mij en mijn verlossingswerk erkent en Mij om vergeving van uw schuld vraagt.
Aan mijn heilsplan van eeuwigheid ligt niet het denken van het menselijke verstand, geen menselijke logica, ten grondslag, want Ik heb oneindig veel middelen om het einddoel, de terugkeer tot Mij van al de eens gevallen wezens te bereiken. Maar nooit zal Ik afwijken van de wet van mijn eeuwige ordening waarop ook mijn heilsplan gebouwd is. En was het verlossingswerk door Mij in Jezus Christus niet volbracht, dan zou voor u ook duizend maal de aardse weg afleggen niet voldoende zijn uw schuld van de vroegere afval van Mij te delgen of uit te boeten.
Daarom ben Ik zelf naar de aarde neergedaald om u mensen de verlossing te brengen uit de macht van mijn tegenstander. Maar wie geen beroep doet op de genade van het verlossingswerk, voor wie zijn aardse leven niet de redding uit de diepste geestelijke nood brengt, wie ook in het hiernamaals niet de hem aangeboden hulp aanneemt, zich dus niet tot Mij in Jezus Christus laat leiden – die zal de weg door de gezamenlijke scheppingen heen nogmaals moeten gaan. Dan kunt u mensen terecht spreken van een reïncarnatie op de aarde – die echter pas plaats zal vinden wanneer eeuwige tijden voorbij zijn gegaan, als dan de ziel weer opnieuw als mens op aarde haar wilsproef moet afleggen. Want dat ene is gewis, dat mijn gerechtigheid ook een genoegdoening voor iedere zonde tegen Mij eist. Ik weet echter ook in welke vorm deze genoegdoening tot stand gebracht kan worden, als de mens niet vrijwillig zijn zondeschuld tot Mij onder het kruis heeft gedragen.
Amen
BD.8291
4 oktober 1962
Herbelichaming of bezetenheid?
U mag geen enkel geval van bezetenheid als een reïncarnatie van de ziel aanzien, als een terugplaatsen uit het rijk hierna naar de aarde met als doel een hernieuwde gang over de aarde als mens. Nog steeds houden zich onrijpe geesten in de nabijheid op van de aarde, zielen, die reeds de weg door het vlees gegaan zijn en in diepste geestelijke duisternis gestorven zijn. Het lichtrijk is voor hen nog gesloten en zij razen dus uit in het rijk van de laagste geesten dat overal is waar dezen zich ophouden. Zij kunnen zich niet losmaken van de plaatsen waar zij werkzaam waren op de aarde. Zij vallen de mensen lastig op velerlei manieren, voornamelijk door te trachten hun gedachten, hun boze neigingen en hun hartstochten over te brengen op mensen die een gesteltenis hebben die op hun eigen karakter lijkt. Want die mensen zijn gemakkelijk te beïnvloeden en vervullen gewillig hun verlangens – terwijl ze doen waartoe zij door die geesten worden aangespoord. En deze invloed is zeer vaak te constateren als de mensen zich niet bewust vrijmaken, hun lusten niet bestrijden en Mij niet om hulp bidden. Zijn ze echter ongelovig, dan hebben deze geestelijke krachten vrij spel en zullen zich steeds meer uitleven en de mensen tot goddeloze handelingen drijven – wat in de laatste tijd voor het einde bijzonder op de voorgrond zal treden.
Maar steeds is dit slechts een beïnvloeden door middel van gedachten – het zijn geen gevallen van bezetenheid. Ook de gevallen dat mensen volledig beheerst worden zullen in de eindtijd heel duidelijk naar voren komen, zodat het voor hun medemensen onbegrijpelijk is wat een mens aan boosheid en misdaden van allerlei aarde kan volbrengen. Deze mensen kunnen innerlijk niet de nodige kracht tot weerstand opbrengen, want zij hebben een totaal verzwakte wil en dan lukt het de boze geesten geheel bezit te nemen van het lichaam om zich in dat lichaam uit te leven, alle slechte eigenschappen brengen zij op hen over en laten hen handelingen uit voeren die zij zelf als mens gedaan hebben. Het lukt hun de ziel van de mens te verdringen en hun eigen wil te laten overheersen.
De boze geest neemt onrechtmatig een menselijk lichaam in bezit waaruit hij echter ook altijd weer kan worden verdreven als het de ziel zelf, of een mens uit haar omgeving, gelukt zich innig aan Mij over te geven en Mij om hulp te bidden. Want dan kan en zal Ik die boze geest gebieden dat lichamelijk omhulsel te verlaten. Maar het ongeloof en de liefdeloosheid van de mensen verhinderen Mij vaak om in te grijpen.
En zo’n inbezitneming is ook vaak door Mij toegelaten tot loutering van de betrokken ziel zelf en ook van haar omgeving, zoals het ook mogelijk is dat de kwade geest als hij uitgeraasd is zich bezint en zich verbetert, als hij de verschrikkelijke uitwerkingen van zijn boze wil inziet.
Want soms wordt van de mens voor zijn onmenselijke daden rekenschap gevraagd, en moet hij een lange lijdensweg door maken. En dan wordt de boze geest iedere verdere mogelijkheid ontnomen de mens aan te sporen tot daden die hijzelf zou doen, wanneer hij nog als mens op de aarde zou leven. Dan verlaat hij uit zich zelf het lichaam en de eigenlijke ziel neemt nu ook de staat van lijden gewillig op zich. Maar ofschoon zij vrij is van alle schuld, draagt zij toch tot loutering de straf. Zij kan daardoor eerder uitrijpen dan in een leven van onverschilligheid zonder een bijzondere schuld.
En dit onderscheid moet u altijd maken, dat gevallen van bezetenheid geen herbelichamingen van vijandige zielen zijn. U moet weten dat in de eindtijd de hel alles uitgebraakt heeft en de vorst der duisternis zijn aanhang aanspoort tot het uiterste te gaan.
U moet weten dat ook deze boze geesten zich nog kunnen redden van het lot van een hernieuwde kluistering, als zij dat zelf maar willen. Want spoedig komt de dag van vereffening en ieder wezen moet dan rekenschap geven hoe het de tijd benut heeft, die hem ten behoeve van zijn vrijwording uit de macht van mijn tegenstander is toegestaan.
Amen
BD.8296
11 oktober 1962
Straft God de kinderen voor de zonden der vaderen?
Het is mijn wil dat u mensen zich in de waarheid ophoudt, omdat onjuist denken uw positieve ontwikkeling verhindert en omdat een onjuiste gedachte weer vele valse gedachten tot gevolg kan hebben. En u zult daarom ook uitsluitsel verkrijgen, zodra u dit ter wille van de zuivere waarheid wenst.
Wanneer u moet geloven aan mijn rechtvaardigheid, dan zult u toch geen verkeerd beeld van Mij mogen krijgen door leerstellingen die Mij als een liefdeloze god voorstellen die ten onrechte straft? En dit valse beeld wordt u voor ogen gesteld, zolang u niet begrijpt wat de woorden betekenen: “Ik wil de zonden der vaderen straffen tot in het vierde geslacht”. Het is niet zo gesteld, dat Ik onbarmhartig ben en kinderen en kindskinderen moeten boeten voor de zonden van hun (voor-)vaderen, want iedere ziel is voor zichzelf verantwoordelijk en moet haar eigen schuld al op aarde aflossen, zolang ze de verlossing door Jezus Christus niet aanneemt. De kinderen en kindskinderen worden ook niet verantwoordelijk gesteld voor de zonden der vaderen. Alleen kan het een natuurlijk gevolg zijn van bepaalde zonden, die zich doet gevoelen bij de kinderen en kindskinderen, dat zwakheden, gebreken van lichamelijke en geestelijke aard naar voren komen die in het zondige leven der vaderen hun oorzaak hebben. En deze uitwerking is ook voor de medemensen zichtbaar. De zwakheden en gebreken worden nu voor straffen van mijn kant aangezien.
Zolang nu die zondig geworden mensen leven, kan het bewustzijn, schuldig te zijn aan de ellende van hun kinderen, ook voor hen zelf een straf zijn. Ze kunnen door dit bewustzijn ook boeten voor hun zonden, dus een rechtvaardige compensatie leveren voor hun schuld, maar ze krijgen pas vergeving wanneer ze deze schuld onder het kruis leggen en Jezus Christus om vergeving, om verlossing vragen. Maar de nu als het ware gestrafte kinderen zijn weer zielen op zich die die gang over de aarde bewust op zich hebben genomen om door het zware lot vlugger rijp te worden, want het is hun tevoren getoond en ze kunnen zich er ook tegen verweren dit lot op zich te nemen. Het gaat altijd alleen om het rijp worden van de zielen. Het lichamelijke bestaan als mens is min of meer onbelangrijk. Een moeilijk leven op aarde kan veel sneller naar de voltooiing leiden dan een bestaan op deze aarde in vrede en vreugde.
Maar u mensen die nog onwetend bent, u hecht teveel waarde aan het leven als mens. En u zult Mij dan steeds onrechtvaardigheid verwijten wanneer u door het lot zwaarder wordt getroffen, terwijl echter mijn liefde voor u er het motief voor is. Het proces van terugvoeren geeft zoveel mogelijkheden, maar u herkent ze maar zelden als zodanig. U houdt de ellendige toestanden steeds alleen voor liefdeloosheid en onrechtvaardigheid van mijn kant, maar de mogelijkheden om rijp te worden herkent u er niet in. Alles wat u doet zal zijn wettelijke uitwerking hebben, zowel in de natuur als ook geestelijk. En dus heeft elk onrecht gevolgen, die soms duidelijk zichtbaar zijn, maar soms ook niet herkenbaar zijn, omdat een overtreding van mijn eeuwige ordening steeds een negatieve uitwerking zal hebben, omdat mijn rechtvaardigheid alleen al de mens compensatie mogelijkheden verschaft, opdat hij nog op aarde zijn schuld kan aflossen en niet buitensporig belast het rijk hierna hoeft binnen te gaan. En terwijl hij nog niet verlost overgaat, terwijl hij de verlossing door Jezus Christus op aarde nog niet heeft gevonden, kan hem toch het lot raken van diegenen met wie hij in het leven op aarde nauwe banden had, en in hem zelf verwijten laten boven komen. En dan heeft hij al een stap in de goede richting gezet, want ofschoon hij ook krachteloos is in het rijk hierna als gevolg van zijn zondigheid op aarde, zo probeert hij toch degenen die met hem in nauwe betrekking stonden, te helpen. Hij heeft er de wil toe en dat wordt in hem als liefde gewaardeerd. En hij wordt nu eveneens geholpen vanuit de geestelijke wereld. Maar omgekeerd nemen ook zielen bewust een moeilijke levensloop op zich om degenen die hun belichaming op aarde mogelijk maken van hun kant te helpen en omdat ze vaak dezelfde aanleg vaststellen en zich daarom met hen verbonden voelen.
Wanneer er nu gezegd wordt: “De zonden der vaderen worden gestraft tot in het vierde geslacht”, dan is dat alleen zo te verstaan dat zware overtredingen tegen de eeuwige ordening gevolgen hebben wegens de natuurwetten, maar dat Ik die ook toelaat omdat ze weer voor andere zielen hun weg omhoog mogelijk kunnen maken en omdat het helemaal van de vrije wil van de mens afhangt hoe hij zich in het leven op aarde gedraagt, zoals het ook helemaal de vrije wil is van de ziel die zich weer pas belichaamt.
Wanneer er van een “straf” mijnerzijds wordt gesproken, is dit in zoverre een misvatting, omdat alles alleen maar voor de bestwil van de ziel is, wat er haar ook is opgelegd en wat het leven op aarde haar ook brengt. Want menige ziel kan alleen door leed rijp worden omdat ze niet uit zichzelf een hoge graad van liefde verwerft die dan ook tot gevolg zou hebben dat de mate van lijden afneemt en haar aardse lot gemakkelijk te dragen valt. Maar zolang u in het lot van mensen die door leed beproefd worden alleen maar een onrechtvaardigheid van mijn kant zult willen zien, bewijst u alleen uw onwetendheid van mijn heilsplan van eeuwigheid. En ook mijn overgrote liefde, die steeds alleen maar wil redden maar nooit zal verdoemen, is u vreemd. Want slechts kort is de tijd op aarde in vergelijking met de eeuwigheid, maar in deze buitengewoon korte tijd zult u mensen veel schatten kunnen verzamelen voor de eeuwigheid. U zult voor veel onrecht boete kunnen doen en het lichtrijk kunnen binnengaan, vooropgesteld dat u de weg naar Jezus Christus vindt en Hem om vergeving van uw schuld vraagt.
Amen
BD.8297
12 oktober 1962
Gods rechtvaardigheid
Dat mijn rechtvaardigheid niet kan worden ontdoken staat onomstotelijk vast, daar Ik anders niet volmaakt zou kunnen worden genoemd. Maar aan deze rechtvaardigheid werd voldaan door de mens Jezus die Mij het zwaarste offer heeft aangeboden dat ooit een mens heeft volbracht en volbrengen zal, want Hij was geheel zonder zonden en nam de zonden van de gehele mensheid op zich om ze te verzoenen. Hij werd dus niet getroffen door gevolgen van Zijn eigen zonden, maar Hij nam vrijwillig de gezamenlijke zondenlast van de mensheid op zich. Hij leed onuitsprekelijk en stierf de meest pijnlijke dood aan het kruis uit liefde voor de mensheid. Hieraan zult u moeten denken, die meent dat de mensen zelf moeten en kunnen boeten voor hun schulden, want daartoe is geen mens in staat omdat elke zonde een vergrijp is tegen de Liefde, tegen Mij zelf, ook wanneer ze jegens de naaste wordt begaan. U mensen zult ook wel uw deel ertoe kunnen bijdragen doordat u op aarde de gelegenheid wordt geboden het begane onrecht goed te maken en u voor dit doel zelf door wantoestanden van allerlei aard zult worden geplaagd die het gevolg zijn van uw zondige levenswijze of handelingen en die over u komen opdat u zelf daardoor inziet op welke manier u hebt gezondigd tegen Mij of tegen uw naasten. Want u zult toch tot inzicht moeten komen van uw schuld om die naar Jezus Christus te dragen onder het kruis, Die u pas de zonden kan kwijtschelden wanneer u Hem daarom vraagt. En u zou alle twisten, alle slagen van het noodlot die over u komen meer als opvoedingsmiddel moeten beschouwen, als middel waardoor u tot zelfkennis zult moeten komen, om u van het kwade af te keren en naar mogelijkheid goed te maken, dat wil zeggen al op aarde boete doen om niet in het hiernamaals in uiterste kwellingen te moeten verblijven tot u daar de zelfkennis opdoet.
Nooit zult u zonder Jezus Christus gelukzalig kunnen worden, juist omdat alleen Hij uw schuld teniet kan doen, zij het de oerschuld van uw vroegere afval van God of ook de in het leven op aarde begane zonden, want ook voor deze zult u bij Jezus Christus om vergeving moeten vragen, want u zult zelf de schuld niet kunnen aflossen, al zou u nog zo’n groot lijden hebben te verduren, op aarde of in het rijk hierna. U zult de weg naar Jezus Christus moeten vinden, u zult de weg moeten nemen naar Hem opdat de poorten naar het lichtrijk voor u worden geopend.
Dat steeds weer de gevolgen van een schuld op u mensen terugslaan, is goddelijke wet maar verlost u niet van die schuld, al zou u nog zo zwaar hebben te lijden. Dit laatste heeft steeds alleen opvoedkundige waarde opdat u eens de weg zult nemen naar het kruis, naar Jezus Die alleen alle schuld heeft goedgemaakt door Zijn verlossingswerk. U zult er steeds aan moeten denken dat ieder mens voor zichzelf de toestand schept waarin hij zich bevindt, dat aan zijn ongelukkige toestand, zijn moeilijke situatie, de vrije wil van de ziel zelf de schuld heeft. Dat ze zich op uiterste afstand van God bevindt door haar zondenschuld, waarvoor ze zelf verantwoordelijk is, moet haar ook een ongelukkige toestand opleveren, die ze echter zelf kan veranderen, wat weer haar vrije wil moet doen.
In de eindtijd nu zijn veel zielen belichaamd als mens, van wie de graad van rijpheid zeer laag is. Maar de tijd die voor hun vrij worden uit de vorm gesteld werd is afgelopen en nu komt ook deze onrijpheid van de zielen vaak aan het licht door handelen dat vijandig jegens God is. En ook de zondigheid van de mensen is dus buitengewoon groot, wat ook moeilijkere levensvoorwaarden vereist en louteringsmogelijkheden van de meest verschillende aard, die voor de geestelijk niet gewekte mensen niet begrijpelijk zijn en hen aan mijn liefde en rechtvaardigheid laten twijfelen of aanleiding geven tot de verkeerde aanname dat onrijpe zielen teruggeplaatst zijn naar de aarde. Maar dit zijn belichamingen van zielen die door de schepping aarde heen zijn gegaan en geen groot besef hebben bereikt, maar die zich toch nog in het aardse bestaan vrij kunnen maken van elke vorm omdat ze alleen maar tot Jezus hun toevlucht hoeven te nemen Die hen zal helpen in elke zwakheid, Die hun wil kan versterken wanneer deze zich maar tot Hem keert. Maar ook die zielen wordt de vrijheid gelaten in hun willen en denken, maar de beste opvoedingsmiddelen worden van Mij uit aangewend om hen nog te winnen voor het einde. Dat ze ook nu buitengewoon in het nauw worden gedreven door de vorst der duisternis en zijn aanhang, valt niet te ontkennen. Maar ook Ik zet ze openlijk de voet dwars, maar moet het aan hen zelf overlaten voor welke heer ze kiezen. En in overeenstemming daarmee zal ook hun toestand zijn wanneer het einde is gekomen. Ze zullen tot leven komen of weer voor lange tijd aan de dood vervallen.
Amen
