Inhoud

BD.8101 De zegen van de liefdevolle voorbede
BD.8102 Jezus heeft de brug geslagen
BD.8104 De motivering van de catastrofe
BD.8106 God wil worden onderkend – Motivering voor de openbaringen
BD.8112 Reiniging van de aarde
BD.8113 Liefde en leed ontslakken de ziel
BD.8117 De individualiteit van de ziel (2)
BD.8120 Motivering van goddelijke openbaringen
BD.8121 Het ontvangen van het woord is een vrije wilsact
BD.8122 De laatste catastrofe
BD.8125 Het weten over het Wezen van God is nodig
BD.8127 Het Oercentrum van licht en kracht
BD.8128 Het geloof in Gods tegenwoordigheid
BD.8134 Door de liefde komt u tot inzicht
BD.8136 Aansporing om weerstand te bieden in de eindtijd
BD.8141 “En het Woord is vlees geworden!”
BD.8143 De wil beslist vrij
BD.8149 Waarschuwing voor mediamieke ontvangst
BD.8151 De mens heeft dringend licht nodig
BD.8156 Het smartelijk lijden van Jezus Christus – De menswording van God
BD.8158 Verrijzenis van Jezus
BD.8161 Het uitrijpen van de ziel – Wonder genezingen – Geloofsdwang
BD.8164 “En wie zal volharden tot het einde”
BD.8175 De waarheid van de profetieën over het einde
BD.8180 Over de leer van de herbelichaming
BD.8185 De offerdood mocht niet tot geloof dwingen
BD.8189 De hemelvaart van Jezus Christus
BD.8191 Terugweg uit de diepte omhoog
BD.8192 Begin van de woordontvangst, 25 jaar geleden
BD.8197 Zwak geloof – Ongelovigheid

                                    -*-

BD.8101
13 februari 1962

De zegen van de liefdevolle voorbede

Geen ziel zal gebrek lijden, die u uw liefdevolle voorbede schenkt.

Hoewel mijn liefde gebonden is aan de wet van de eeuwige ordening, kan uw liefde een verlossende uitwerking hebben. En ter wille van uw liefde kan Ik de zielen kracht doen toekomen en hen helpen zich definitief te verlossen. Want Ik wil u alleen aansporen liefde te schenken, omdat liefde een kracht is die zowel de nog niet verloste hulp kan bieden, als ook u zelf in uw positieve ontwikkeling vooruit kan helpen. En zo heeft alles een buitengewoon zegenrijke uitwerking, wat in de liefde zijn motivering heeft, zowel op aarde als ook in het hiernamaals. Bent u mensen in staat alles met uw liefde te omvatten, dan bent u al ver gevorderd in uw ontwikkeling en zult u als voltooide wezens binnen kunnen gaan in het rijk hierna, wanneer uw ziel het aardse lichaam verlaat. Maar zo’n liefde kunnen de mensen maar zelden opbrengen, want meestal oordelen ze nog zuiver menselijk en zien ze de fouten en zwakheden van hun medemensen, die ze daarom naar hun mening niet kunnen beminnen.

Maar de liefde moet zodanig zijn dat ze voor alles begrip heeft, dat ze alles kan vergeven, dat ze de zwakheden en fouten van de medemens met ogen vol van medelijden aanziet, dat ze bereid is hem te helpen.

En wie zich deze graad van liefde op aarde eigen kan maken, kan zich werkelijk gelukkig prijzen. Want hij heeft de omvorming van zijn wezen tot liefde volbracht, die het doel van zijn weg over de aarde is geweest.

Maar u moet allen uw best doen die graad van liefde te verkrijgen en u moet daarom steeds trachten u een voorstelling te maken van de ziel van de medemens die vaak in diepste nood verkeert en hulp nodig heeft, ongeacht of ze nog op aarde verblijft of al in het rijk hierna.

Zou u zulke zielen kunnen zien, dan zou een diep medelijden u aangrijpen. En ook dadelijk zou uw wil zijn aangespoord om te helpen, ze te bevrijden uit hun nood. En zo zult u zich eens serieus bezig moeten houden met de gedachte dat zulke zielen dringend hulp nodig hebben en die maar zelden ervaren, omdat ook andere mensen aanstoot nemen aan hun gedrag en ze daarom helemaal geen liefde verwerven bij hun medemensen.

De gedachten van de mens kunnen niet goed zijn, maar de ziel is te beklagen, omdat ze zich in de boeien van de tegenstander bevindt, die al het goede in haar verstikt. En in haar zwakheid is ze hulpeloos aan hem overgeleverd, omdat ze in zichzelf geen liefde opwekt die haar kracht zou kunnen schenken om weerstand te bieden.

En zulke zielen zult u moeten helpen met uw liefde.

Een goede gedachte, een voorsprekende roep naar Mij en ook een onbaatzuchtige daad om te helpen die de ziel weldadig aandoet, kan in de ziel de liefde laten opvlammen, omdat ze een kracht in zich voelt die uw liefde haar heeft doen toekomen. Wanneer u steeds maar zou proberen u in de nood van die zielen te verplaatsen, dan kwam uw liefde hen tegemoet en u zou waarlijk bij deze zielen verlossend werkzaam kunnen zijn. Want iedere ziel die nog in volledige duisternis leeft, die nog niet de kracht van de liefde bij zichzelf heeft bespeurd, is te beklagen. En juist aan zulke zielen gaat u voorbij. U schenkt hun weinig aandacht of u wendt u van hen af, omdat de mensen u niet bevallen, omdat u denkt niet van ze te kunnen houden.

Bekommer u om hen. Probeer u in hun nood te verplaatsen, u die het licht al hebt gevonden. Heb medelijden met degenen die zonder licht voortgaan. Schenk hun liefde en leg Mij hun nood voor, en Ik zal waarlijk, ter wille van uw liefde, hen genadig zijn en ze van kracht voorzien, die ze alleen maar juist hoeven te gebruiken om een uitweg te vinden uit hun nood. Denk minder aan de mens dan aan diens ziel, die u dankbaar is voor de geringste hulp, omdat ze zichzelf niet kan helpen wanneer ze geen beroep doet op de kracht van de liefde.

En daar ze zelf weinig liefde heeft, zult u deze ziel liefde moeten doen toekomen. En u zult verlossend bezig zijn en evenzo vervulling vinden van uw verzoeken, wanneer u zelf in geestelijke nood bent en Mij deze voorlegt. Want u allen hebt hulp nodig van mijn kant, zolang u nog over de aarde gaat. En ook in het rijk hierna wil Ik diegenen de hulp niet weigeren, voor wie u in liefde bidt.

Amen

BD.8102
14 en 15 februari 1962

Jezus heeft de brug geslagen

De brug naar het geestelijke rijk moet door u mensen worden opgegaan. U zult moeten trachten u los te maken van de aardse wereld, u zult eens moeten nadenken over het doel van uw leven op aarde, u zult erover moeten nadenken vanwaar u gekomen bent en waar u weer naartoe gaat. U zult u met geestelijke gedachten moeten bezighouden, dan zult u zich al op de brug naar het geestelijke rijk bevinden. En dan zult u ook denken aan de leringen die u werden gegeven met uw opvoeding als doel en u zult in gedachten ook een standpunt innemen tegenover de afzonderlijke leringen. En dan zal ook Jezus Christus en Zijn werk van verlossing u voor ogen komen, die in waarheid de brug heeft geslagen van de aarde naar het geestelijke rijk. En nu zal uw wil doorslaggevend zijn of de gedachten aan de goddelijke Verlosser een diepere indruk op u maken, want van de kant van de lichtwereld zullen deze gedachten u toe stralen en u hoeft ze maar vast te pakken om daaruit een zegen te behalen, die u als mens niet in zijn volle omvang zult kunnen beseffen.

Bent u van goede wil, dan zult u steeds weer op zulke gedachten teruggrijpen, omdat Jezus Christus zelf u vastpakt, zodra u aan Hem denkt en u Zijn invloed bemerkt als steeds weer bovenkomende gedachten en vragen, hoe het met het verlossingswerk is gesteld. En zulke vragen zullen u ook waarlijk worden beantwoord, want het is het voornaamste in het leven op aarde dat u de weg naar Jezus Christus vindt, dat u Hem als de goddelijke Verlosser erkent en dus Mij zelf in Hem herkent. Want u zult weer vrijwillig naar Mij moeten terugkeren, die u eens niet meer wilde erkennen. Gelooft u nu aan Jezus Christus, dan ziet u in Hem ook Mij zelf, die voor u tot een zichtbare God werd opdat deze erkenning voor u gemakkelijk zou zijn.

Ieder mens zal eens zijn eigen instelling tegenover Jezus en Zijn verlossingswerk duidelijk moeten worden. En daarom zal Ik steeds weer mijn volgelingen uitzenden in de wereld, die het evangelie moeten verkondigen, die melding moeten maken van het verlossingswerk en dus overal het weten zullen moeten overbrengen over Hem die voor de mensen de brug heeft gebouwd die uit het rijk van de duisternis naar het rijk van het licht voert. Deze twee rijken zijn gescheiden en er bestond een diepe kloof tussen, die door de mensen alleen niet zou hebben kunnen worden overbrugd. En in het besef van de grote nood van de mensen heeft Jezus deze brug geslagen door Zijn werk van verlossing, door Zijn dood aan het kruis, waardoor Hij de grote oerschuld van de mensen teniet deed. Hij heeft een weg gebaand die terug leidt naar de Vader, naar Mij van wie u allen eens bent uitgegaan. Maar zonder Jezus Christus bestaat deze kloof nog steeds en blijft u eeuwig in het duistere gebied, omdat zonder Jezus geen weg eruit naar buiten leidt. Daarom moeten de mensen over Hem vernemen, over Zijn werk van groot erbarmen, over Zijn eindeloze liefde, en dan zullen ze ook inzien dat de mens Jezus Mij zelf in zich droeg, die de Liefde ben, die dus mijn intrek in Hem nam.

Jezus heeft zich voor Zijn medemensen geofferd, wat Hij niet zou hebben kunnen doen als de liefde niet in Hem zou zijn geweest, die Hem de kracht gaf in Zijn bitter lijden en het sterven aan het kruis, om de schuld van de mensheid te delgen en voor diegenen de weg vrij te maken naar het vaderhuis die Zijn werk van erbarmen aannemen en Hem om vergeving van de schuld vragen en die dus ook Mij zelf in Jezus herkennen en erkennen. En daarom moeten de mensen steeds weer worden gewezen op Jezus Christus en Zijn werk van verlossing. Ze moeten te weten komen, in welke geestelijke nood ze zich bevinden, zolang ze niet in Hem geloven en daarom ook nog met hun oerschuld belast zijn. Ze moeten steeds weer vernemen dat ze zonder Jezus Christus niet zalig kunnen worden, dat het lichtrijk voor hen gesloten blijft zolang ze de weg naar het kruis niet hebben genomen, omdat ze zolang ook nog niet Mij zelf herkenden, maar dit zin en doel van hun leven op aarde is, dat ze weer in vrije wil op Mij aansturen die ze eens vrijwillig hadden verlaten.

De aanleiding van hun afval was ook dat ze Mij niet konden aanschouwen. In Jezus ben Ik voor hen tot een zichtbare God geworden en in Jezus moeten ze Mij nu ook erkennen om dan ook weer door Mij te worden aangenomen. En daarom moeten ze de brug betreden naar het geestelijke rijk, want dit rijk is hun ware vaderland dat nu juist alleen te bereiken is over de brug die Jezus heeft geslagen door Zijn dood aan het kruis. U mensen, verlang serieus uitsluitsel over het verlossingswerk, over de goddelijke Verlosser Jezus Christus en Zijn missie op aarde. Tracht kennis over Hem te verkrijgen die overeenkomt met de waarheid, en waarlijk, ze zal u ten deel vallen, want u zult zalig moeten worden. De weg naar de gelukzaligheid gaat via het kruis van Jezus Christus. En daarom stuur Ik u steeds weer mijn volgelingen en dezen zullen van Hem getuigen. Ze zullen getuigen van mijn menswording in Jezus en van het grootste werk van erbarmen dat de Liefde zelf op aarde in de mens Jezus heeft volbracht.

Amen

BD.8104
17 februari 1962

De motivering van de catastrofe

In de laatste tijd voor het einde zal Ik een grote mate van genade uitgieten over de mensen, want Ik ken hun zwakheid. Ik ben op de hoogte van hun geestelijke duisternis, van hun hang naar de aardse wereld en hun verlangen naar aardse rijkdom, eer en roem. Ik weet dat zij gevangen worden gehouden door mijn tegenstander en zich in hun zwakheid niet uit zijn klauwen kunnen bevrijden. En Ik probeer de mensen hulp te brengen op verschillende manieren, want ieder mens heeft bijstand nodig in zijn geestelijke nood. En Ik weet ook wat ieder persoonlijk nodig heeft en verzorg ieder afzonderlijk naarmate hij is ingesteld tegenover het leven zelf of tegenover Mij, want Ik wil ieder afzonderlijk voor Mij winnen.

De mensen weten echter niet dat mijn tegenstander hen gevangen houdt als zij de aardse goederen begeren, want zij weten niet van het eigenlijke doel van hun bestaan op aarde. En daarom proberen zij ook niet aan zijn macht te ontvluchten. En deze mensen die met al hun zinnen aan de materie hechten, moet Ik op bijzondere wijze te hulp komen, maar deze hulp wordt door hen niet herkend. Ik moet have en goed van hen wegnemen, Ik moet hen in omstandigheden laten komen waarin zij de vergankelijkheid leren inzien van al wat de wereld toebehoort. Ik moet hun dus leren hun eigen machteloosheid in te zien opdat zij in hun onmacht en nood aan Mij denken en Mij dan bewust om hulp vragen. Want Ik wil dat zij Mij vinden, Die zij in de wereld niet gevonden hebben en ook moeilijk vinden kunnen. Deze openbaring van Mij zal de mensen wel smartelijk beroeren, maar anders zijn ze niet weg te rukken uit hun onverschilligheid.

En toch is ook deze openbaring een genade in de eindtijd, want een innig gebed tot Mij en de verhoring ervan kan de mens tot Mij doen keren en maken dat hij niet meer van Mij weggaat, maar vanaf dat moment vraagt om mijn leiding, en zich toevertrouwt aan Mij. En dan heb Ik hem gewonnen en aan de tegenstander ontrukt, die dan zijn macht over hem verloren heeft. U mensen zult in het natuurgebeuren van allerlei aard alleen de verwoestingen zien en er lichtvaardig over oordelen, zolang u er niet zelf door getroffen bent. Maar niets gebeurt zonder mijn wil of toelating, daaraan zult u steeds moeten denken als u hoort van bijzondere gebeurtenissen waarbij het leven en de have van de mensen in gevaar is. Gebeurtenissen waarbij de mensen machteloos staan en zelf alleen naar mate van hun zwakke krachten kunnen helpen. Maar Ik ben op de hoogte van de wil van ieder mens, dus ook van de mogelijkheid om dwalende zielen de juiste weg naar Mij te tonen. En Ik zal Mij waarlijk bekommeren om ieder mens die in geest en in waarheid tot Mij bidt en om mijn hulp smeekt.

En de tijd van het einde geeft aanleiding tot zulke gebeurtenissen die geen menselijke wil kan tegenhouden als Ik ze bepaald heb. En nog vaak zult u mensen overgeleverd zijn aan het woeden van het natuurgeweld. Zelden echter zult u daarin mijn liefdevolle voorzorg zien voor uw zielen die zich in groot gevaar bevinden. Ik wil u alleen maar helpen uzelf los te maken van mijn tegenstander, wat de ene keer geschiedt door een innig smekend roepen tot Mij, waardoor u Mij erkent als uw God en Schepper, en de andere keer door het inzien van de vergankelijkheid van alles wat mijn tegenstander nog toebehoort. Probeer u vrij te maken van het verlangen naar aardse materie, naar goederen van allerlei aard, want wat u nodig heeft zult u te allen tijde ontvangen als u zich met Mij verbindt. Als u uw eigenlijke levenstaak herkent en probeert na te komen.

Laat u echter niet gevangen nemen door mijn tegenstander, die u de dingen van de wereld zo begeerlijk voor ogen stelt dat Ik zelf moet ingrijpen om u te tonen dat u ze te allen tijde kunt verliezen als dat mijn wil is. Het zijn voor u smartelijke ingrepen, maar zij kunnen u tot zegen zijn. Want Die van u neemt, kan u ook op ieder moment geven. En Hij zal ook iedereen bijstaan in zijn nood, die zich in vol geloof aan Hem overgeeft en om Zijn hulp vraagt. Maar herken in elk natuurgebeuren steeds mijn wil, die waarlijk door de liefde en de wijsheid bepaald is en waarom u alles tot zegen is als u de juiste verhouding vindt tot Mij en het ware levensdoel op aarde inziet. Dan zult u steeds nader tot Mij komen en alles wat Ik over de mensen laat komen, zien als genadegaven. Want het is de tijd van het einde.

Amen

BD.8106
20 februari 1962

God wil worden onderkend – Motivering voor de openbaringen

Het kan u niet vaak genoeg worden gezegd dat Ik Me in de eindtijd buitengewoon openbaar omdat Ik u mensen graag willen redden van de ondergang. Ik maak gebruik van vele middelen. Ik spreek ieder afzonderlijk mens aan in zijn levenslot. Ik toon Me in ongewone gebeurtenissen van allerlei aard, omdat alles wat er gebeurt mijn wil of mijn toelating is. En Ik spreek u mensen rechtstreeks aan van boven door het toezenden van mijn woord, want Ik wil alleen dat ene bereiken, dat u Mijzelf onderkent in alles wat er gebeurt, in alles wat u overkomt, zij het van blijde of van droevige aard.

Ik wil alleen door u worden onderkend. Ik wil dat u mensen in een God en Schepper gelooft die uw Vader wil zijn en die in Zijn liefde alles probeert om maar uw harten voor zich te winnen. Dus daarom openbaar Ik Me. Daarom doe Ik u ook mijn woord van boven toekomen, want u moet uitsluitsel krijgen waarom alles gebeurt en dat er Een boven u staat die al het gebeuren leidt, ofschoon Hij met de vrije wil van de mensen rekening houdt. Maar mijn wil en mijn macht zullen alles in goede banen weten te leiden wat de wil van de mensen verkeerd doet en er daarom ook veel verantwoordelijkheid bij de mensen zelf ligt.

Maar daar u mensen meestal onwetend bent zodat u het juiste inzicht ontbreekt, tracht Ik u dit ook toe te zenden doordat ik u uitsluitsel geef over de zin en het doel van uw aardse bestaan en uw taak op aarde. Veel tijd staat u mensen niet meer ter beschikking, maar deze kan nog volop voldoende zijn om u ertoe aan te zetten op Mij zelf als uw God en Schepper aan te sturen. En dat is het enige wat Ik nog graag wil bereiken opdat u op het einde geen hernieuwde kluistering zult hoeven te vrezen wanneer de hele aardse schepping weer opnieuw in orde wordt gebracht. Dat zult u dus als reden moeten laten gelden wanneer Ik Me aan u openbaar door mijn woord.

Ik spreek u toe. Een ongekende genade die mijn liefde u doet toekomen omdat mijn woord een kracht heeft die gemakkelijk een verandering van wil in u kan bewerkstelligen. En dan bent u gered voor alle eeuwigheid, wanneer uw wil verandert, wanneer deze zich op Mij richt en Ik u nu ook kan vastpakken. Want het gaat om uw vrije wil. Noch Ik noch mijn tegenstander kunnen uw wil in een bepaalde richting dwingen. Maar mijn woord kan het tot stand brengen dat u Mij uw wil schenkt, omdat u door mijn woord Mij zelf en mijn wezen leert onderkennen, omdat mijn woord een rechtstreekse straling van mijn liefde is die in u kan ontbranden en omdat u dichter bij Mij zelf komt wanneer u mijn woord gewillig aanhoort en daaraan beantwoordend werkzaam wordt.

Het is een genademiddel met zo’n belangrijke werking dat u mensen zult kunnen worden gewekt tot een leven dat eeuwig duurt. Want het is zelf leven. Het is een uitstraling van kracht die al het dode tot leven kan wekken wanneer het maar zijn weerstand opgeeft. Daarom zult u dus naar Mij moeten luisteren wanneer Ik zelf tot u spreek. U zult mijn boden die u mijn woord brengen niet moeten afwijzen, want Ik zelf zend ze tot u omdat Ik de harten zie die alleen nog de straling van mijn liefde nodig hebben om levend te worden, om dan aan de eeuwige dood te zijn ontkomen.

En wie geen acht slaat op het zachtjes door Mij aangesproken worden, die zal Ik luid moeten toespreken, wat voor het einde ook nog vaak zal gebeuren. Want waar Ik nog maar een mogelijkheid zie mensenharten week te maken, daar zal Ik ook niets onbeproefd laten, omdat het niet om het welzijn van het lichaam gaat maar om de toestand van de ziel die nog voor het einde gered moet worden. Twijfel niet aan mijn liefde, want al bent u mensen niet altijd in staat ze te onderkennen, toch is ze de reden van al datgene wat u meemaakt en wat u ook vaak pijnlijk treft. En zolang er nog een mogelijkheid bestaat in te werken op de harten van de mensen, zal Ik niet verzuimen hen hulp te verlenen. Want Ik wil niet dat ze verloren gaan. Ik wil dat ze het eeuwige leven verwerven en zalig zijn.

Amen

BD.8112
28 februari 1962

Reiniging van de aarde

Ik wil de aarde reinigen en van haar weer een oord van vrede maken waar de liefde zal regeren, waar Ik zelf te midden van de mijnen zal kunnen vertoeven omdat hun liefde voor Mij dit zal toelaten. Eerst moet er echter een reiniging plaatsvinden. Aan de activiteiten van mijn tegenstander moet een einde worden gemaakt en daarom moet hij zelf in ketenen worden geslagen, samen met zijn aanhang. Dat wil zeggen, al het hem toebehorende geestelijke moet weer gekluisterd worden in de harde materie. Al het geestelijke, dat zich op de weg van de positieve ontwikkeling bevindt, moet in vormen overeenkomstig zijn toestand van rijpheid worden geplaatst. En zo heeft dus mijn tegenstander elke macht verloren, want het geestelijke is van hem afgenomen, dat in gedwongen toestand nu weer de weg over de aarde gaat. En de mensen, op wier wil hij invloed kan uitoefenen, hebben zich van hem afgekeerd en zijn definitief naar Mij teruggekeerd, zodat ze dus als stamouders van het nieuwe mensengeslacht door hem niet meer in het nauw kunnen worden gedreven. Elke macht die hij in zijn aanhang ziet, is hem ontnomen, want over het in de materie – in de scheppingen der aarde – gekluisterde geestelijke, heeft hij geen macht. En er zal weer vrede zijn op aarde voor lange tijd.

Er moet dus eerst een reiniging voorafgaan en deze vindt plaats door een werk van vernietiging van onvoorstelbare omvang, want er vindt een totale omvorming van het gehele aardoppervlak plaats, alle scheppingen worden opgelost en weer nieuw gevormd, wat ook een ondergang van alle mensen en levende wezens betekent; een vergaan van al datgene, wat het geestelijke in zich bergt. Het scheppingswerk “aarde” blijft wel bestaan, maar tot diep in het binnenste zal het geweld van de natuurkrachten zich een weg banen. Het zal de vaste materie uiteen doen vallen en al het gekluisterde de mogelijkheid van nieuwe vervormingen geven. Want alles is uit de ordening geraakt omdat de mensen geheel tegen mijn ordening van eeuwigheid in leven en handelen. En daarom moet alles een nieuwe rangordening ondergaan, wat tevoren een uiteenvallen van de scheppingswerken vereist, dat voor u mensen hetzelfde is als de ondergang, want buiten diegenen die Ik voor het einde zal weghalen, zal niemand het einde overleven.

Maar alleen voor de mens is dit laatste gebeuren vreselijk, omdat diens ziel weer opnieuw in de vaste materie wordt verbannen, terwijl al het andere geestelijke alleen maar een vooruitgang in zijn ontwikkeling kan boeken.Want voor al het geestelijke worden nieuwe vormen geschapen die deze opnemen. En de scheppingen op de nieuwe aarde zullen heel wat bekoorlijker zijn en weer is het geestelijke de mogelijkheid gegeven, dienend bezig te zijn, waardoor al het geestelijke hogerop klimt en steeds weer zijn huidige vorm kan verwisselen.

Dit omvormingswerk van de oude aarde is voor u mensen ophanden. En ofschoon u niet op de hoogte bent van dag en uur, zult u zich moeten voorbereiden op het einde – u, die niet ten prooi wilt vallen aan de ondergang, die Mij zult willen toebehoren en niet onder de verschrikkelijke rechtspraak van een hernieuwde kluistering zult willen vallen. Geloof het, dat u in de tijd van het einde leeft en houd u bezig met deze gedachte, dat u zelf voor u het lot zult scheppen: dat u bovenmate gelukkig een heerlijk leven zult kunnen leiden in het paradijs van de nieuwe aarde, maar dat u ook zult kunnen wegzinken in diepste duisternis, wanneer u niet de genade hebt nog voordien te worden weggeroepen, om in het hiernamaals nog een mogelijkheid te krijgen omhoog te klimmen. Maar neem de arbeid aan uw ziel serieus, dat wil zeggen: leid een leven in onbaatzuchtige naastenliefde, en daardoor zult u ook de band met Mij tot stand brengen en dan ook zeker gered worden voor de ondergang. Steeds weer zal Ik u mensen toesturen die aanmanen en waarschuwen. Steeds weer zult u over slagen van het lot en catastrofes van allerlei aard horen of erdoor worden overvallen, want het zijn voor u allemaal aanmaningen, te denken aan een plotselinge dood en het lot van uw ziel als ze nog niet in staat is mijn rijk van licht en gelukzaligheid binnen te gaan.

Ik wil niet dat u verloren gaat. Ik wil dat u het eeuwige leven verwerft, maar u mensen leeft onverantwoord verder. U denkt niet aan Mij en u denkt ook niet aan het lot van uw ziel na de dood van het lichaam. En steeds weer moet u erop opmerkzaam worden gemaakt dat u een vreselijk lot tegemoet gaat, dat u – in de hardste materie verbannen – de weg van uw ontwikkeling weer opnieuw zult moeten beginnen in onuitsprekelijke kwelling en nood. Dat u dit lot echter ook van u zult kunnen afwenden wanneer u naar Mij luistert, wanneer u diegenen geloof schenkt die in mijn naam verkondigen dat u kort voor het einde staat. Want de tijd is vervuld en het zal komen zoals het verkondigd is in woord en geschrift.

Amen

BD.8113
1 maart 1962

Liefde en leed ontslakken de ziel

De liefde moet aansporing zijn voor al uw doen en laten en dan zult u steeds volgens mijn wil handelen. U zult in liefde werkzaam zijn en daardoor ook kracht verkrijgen die uw ziel nodig heeft voor uw levensweg op aarde. De ziel moet geheel rijp worden, dat wil zeggen ze moet alles afstoten wat haar aan aanklevingen nog bezwaart, want ze moet lichtdoorlatend worden om de lichtstraling van mijn liefde op te kunnen nemen die voor de ziel kracht en gelukzaligheid betekent. De straal van mijn liefde kan echter niet doordringen wanneer de ziel nog door dichte omhullingen omgeven is, door onzuivere begeerten en lusten, door allerlei slechte gewoonten, door onedele eigenschappen zoals hoogmoed, toorn, wraakzucht en harteloosheid op allerlei gebied.

Al deze slechte gewoonten en begeerten moet de ziel trachten van zich af te stoten en de middelen daartoe zijn liefde en leed. Door te werken in liefde lossen de aanklevingen op en ook door leed wordt de ziel daarvan bevrijd en kan ze steeds meer worden aangestraald door mijn liefde en rijp worden, tot ze helemaal lichtdoorlatend is geworden en nu ook de dood niet meer hoeft te vrezen, omdat ze nu het lichtrijk kan binnengaan, omdat haar gang over de aarde niet tevergeefs werd afgelegd, omdat ze het doel bereikt heeft op aarde: de omvorming tot liefde. En daarom zult u begrijpen dat mijn geboden van liefde het voornaamste zijn, dat deze vervuld moeten worden, dat uw wandel op aarde een wandel in liefde moet zijn, wil hij u succes opleveren. U bent alleen op aarde met het doel uw ziel rijp te laten worden, die bij het begin van haar belichaming als mens nog zonder liefde is – ofschoon Ik haar een vonk liefde heb toegevoegd die in haar kan ontbranden en haar nog onvolmaakte toestand kan veranderen tot ze dicht bij de volmaaktheid is. Maar de mens moet daartoe ook de wil opbrengen om in de liefde te leven. Hij moet naar de innerlijke stem luisteren die hem onophoudelijk aanzet om in liefde werkzaam te zijn. Hij moet werken van liefde verrichten, daar anders zijn wil niet verandert maar al haar lage eigenschappen behoudt en het gevaar dan is dat ze helemaal niet rijp geworden het geestelijke rijk binnengaat, wat zoveel betekent als: dat ze daar nog door kwellingen die haar louteren heen moet gaan om eens de gelukzaligheid te kunnen genieten.

Alleen de liefde verlost haar van alle onzuivere eigenschappen, alleen de liefde doet haar kristalliseren en ze werpt alle afvalstoffen van zich af, of ze moet heel veel leed op zich nemen gedurende het leven op aarde, wat ook de ziel het rijpworden kan opleveren, omdat ze dan zachter wordt en langzaam ook de liefdesvonk in zich kan doen ontbranden en nu liefde en leed samenwerken en het rijpworden van de ziel tot stand brengen. En altijd moet de mens de eigenliefde terzijde schuiven en de naaste liefde geven. Dan zal zijn verandering vlug gebeuren, want de onbaatzuchtige naastenliefde is pas de ware goddelijke liefde die Ik verlang, waartoe de ziel zelf zich moet veranderen in haar gang over de aarde als mens wanneer ze het eeuwige leven wil bereiken. En daarom moeten mijn goddelijke geboden van liefde steeds als het voornaamste naar voren worden gebracht, want alleen de liefde heeft kracht die verlost, alleen de liefde zal de omvorming van de ziel tot stand brengen. Alleen door werken van liefde zal ze rijp worden en helder en doorzichtig zodat de straling van mijn liefde nu geen hinder meer ondervindt, zodat Ik haar nu gelukkig kan stemmen zoals in het allereerste begin, omdat ze door de liefde de aaneensluiting met Mij vindt, die zin en doel is van haar weg over de aarde.

Amen

BD.8117
5 maart 1962

De individualiteit van de ziel (2)

Ik wil u nogmaals een opheldering over de ziel geven, opdat het u helemaal duidelijk wordt. Van het geestelijke, dat Ik het leven gaf, dat wil zeggen: dat Ik als iets wezenlijks buiten mijzelf plaatste, kunt u de individualiteit niet ontkennen. Het was een wezen, naar mijn evenbeeld geschapen. Het werd als geheel afzonderlijk door Mij in de oneindigheid geplaatst, het was zelfbewust en herkende zichzelf dus ook als een denkend wezen met een vrije wil.

Het was een miniatuur van mijzelf, maar in verhouding met mijn Oervolheid was het zo nietig, dat wel van een vonkje uit de vuurzee van mijn liefdeskracht gesproken kan worden. En toch had het een eigen individualiteit die over zichzelf beslissen kon, behalve dan dat het voortdurend door het toestromen van mijn liefdeskracht met Mij verbonden was, wat echter het wezen zelf op geen enkele wijze hinderde.

Het was vrij en vol van licht en kracht. Het was een goddelijk schepsel dat in hoogste volmaaktheid uit Mij was voortgekomen, dus ook op geen enkele wijze een beperking van mijn kant uit ondervond. Iedere begrenzing of beperking van zijn licht en kracht heeft het zichzelf aangedaan omdat het vrij over zichzelf beslissen kon.

En datzelfde geldt ook voor alle geestelijke wezens die de eerst geschapen geest met gebruik van mijn kracht in het leven riep, door zijn vrije wil. Zij waren evenzo hoogst volmaakt en ieder wezen was zich van zichzelf bewust, dus een afzonderlijk wezen dat op zichzelf geplaatst in alle zelfstandigheid in het geestelijke rijk in vrije wil kon werken. Geen wezen was dus door dwang aan Mij en mijn Wezen gebonden. Ieder wezen bewoog zich vrij en op zichzelf te midden van geestelijke scheppingen en was onmetelijk zalig.

Wanneer er nu dus over een “val der geesten” gesproken wordt, het afzinken van de oergeesten in de diepte, dan is dat zo te verstaan dat de wezens zich verzetten het aanstralen van mijn liefde aan te nemen, dat zij de krachtstroom van mijn liefde afwezen, die onafgebroken van Mij uitging en alles doorstroomde met licht en kracht. Zij namen mijn geest van liefde niet meer aan en scheidden zich vrijwillig van Mij, maar konden toch nooit vergaan omdat zij door Mij uitgestraalde liefdeskracht waren en dat ook blijven zullen tot in alle eeuwigheid.

Iedere gevallen oergeest was een wezen op zichzelf, een eigen “individualiteit”, en dat blijft het ook tot in alle eeuwigheid. Het verwijderde zich van het eeuwige Licht, van de Oerbron van kracht en werd daardoor totaal zonder licht en kracht. Maar toch bleef die oergeest het wezen dat eens in hoogste volmaaktheid van Mij uitging. En al vindt nu ook het eindeloos lange proces van het terugbrengen van dit geestelijke naar Mij plaats, waarbij dat wezen is opgelost en in zijn partikeltjes door alle scheppingen moet gaan – al deze partikeltjes verzamelen zich weer en vormen in eindeloos lange perioden weer het zelfbewuste wezen, de gevallen oergeest, zodat die kort voor zijn voltooiing als ziel van een mens weer vrij beslissen kan of hij terug wil keren in het rijk van de gelukzalige geesten, of zijn terugkeer weer eindeloos wil verlengen door eigen weerstand.

Doch dat zelfbewuste wezen – de mens – bergt als ziel in zich deze eens door Mij buiten Mij geplaatste geest die altijd en eeuwig hetzelfde individu zal zijn en blijven, dat eens uit Mij is voortgekomen. Het was volmaakt en koos uit vrije wil de diepte, maar het verging niet. Het is en blijft eeuwig dat zelfbewuste wezen, uitgezonderd gedurende het werk van het terugvoeren door de schepping, waarin hem het zelfbewustzijn ontnomen wordt, waarin het opgelost is en in gebonden toestand de weg van opwaarts gerichte ontwikkeling gaat.

En of dat wezen nu ook meermalen de weg door de scheppingen van de aarde moet gaan, steeds zal het datzelfde zelfbewuste wezen blijven dat zich eens van Mij afkeerde, dat mijn liefdeskracht afwees en zodoende uit vrije wil de scheiding van Mij voltrok, die echter nooit meer kan plaatsvinden omdat alles wat uit Mij voortkomt onlosmakelijk met Mij verbonden is.

Dus de “afval der geesten” is ook letterlijk op te vatten. Wat Ik uitgestraald had als zelfbewuste wezens is gevallen omdat Ik het niet verhinderde, omdat het in vrije wil over zichzelf kon beslissen. En dit geestelijk wezen moet weer in hoogste volmaaktheid tot Mij terugkeren als het zich weer met Mij verenigen wil, om dan voor eeuwig onvergelijkelijk gelukzalig te zijn.

Want zodra Ik het weer met mijn liefde kan doorstralen is het ook weer in zijn oertoestand teruggekeerd. Maar steeds blijft het zich ook bewust van zijn eigenheid. Het is innig met Mij versmolten en toch een vrij wezen dat evenwel geheel in mijn wil is opgegaan, en daarom ook met Mij kan scheppen en werken en onmetelijk zalig is.

Amen

BD.8120
9 maart 1962

Motivering van goddelijke openbaringen

Laat mijn genade voldoende voor je zijn en draag alle last geduldig, die je is opgelegd en tot het geheel rijp worden van je ziel zal dienen, en schenk Mij je oor opdat je mijn stem kunt vernemen. Open je hart zodat mijn liefdesstraal in je kan binnendringen en laat je vervullen door mijn Geest:

Steeds weer doe Ik u mensen mijn openbaringen toekomen, steeds weer spreek Ik u mensen aan door de mond van een Mij toegedane dienaar en Ik doe dat waarlijk niet zonder reden. Ik weet dat het nodig is de mensen daar opheldering te geven waar het nog donker is in hun harten. En Ik weet dat de duisternis nog groter wordt, hoe meer het richting het einde gaat. Ik weet ook wie de nacht nog tracht te ontvluchten, wie streeft naar de lichte morgen, wie Mij dankbaar is voor een schijnsel dat hem de weg zal verlichten. En dezen tracht Ik aan te spreken door u, die Mij zult willen dienen. Ik weet ook welke gedachten hen bezighouden, waar ze dwalen en waar dus het geloof in Mij in gevaar is, omdat ze niet duidelijk kunnen zien en toch nadenken. Dezen wil Ik te hulp komen en hun opheldering geven over dat wat hun twijfelachtig voorkomt, omdat Ik hen aan een overtuigd geloof wil helpen in Mij als volmaaktste Wezen dat in zich liefde, wijsheid en macht is. En dus openbaar Ik Me, Ik spreek zelf de mensen aan en leid de zuiverste waarheid naar hen toe, die ze aannemen kunnen en ook aannemen zullen wanneer hun wil maar goed is.

Ieder denkend mens houdt een ander probleem bezig en krijgen ze daar opheldering over, dan zullen ze zich steeds meer in geestelijk weten verdiepen. En dit is altijd een verrijking, zowel voor de mens zelf als ook voor Mij die steeds alleen maar wil dat de mensen het doel zullen bereiken dat hun voor hun leven op aarde is gesteld. En er zijn enige problemen van bijzonder belang die opheldering nodig hebben:

Er moet de mensen het juiste weten worden overgebracht over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk, omdat ze Hem onvoorwaardelijk moeten erkennen om vrij te worden van vijandelijke macht. En ze moeten op de hoogte zijn van deze tegenstander, wat hij zelf voor de mensen betekent. En ze moeten weten dat hun gang over de aarde als mens door deze eerst is veroorzaakt. En dus moeten ze ook te weten komen over geestelijke samenhangen, over hun allereerste begin en over hun doel. Ze moeten zelf weten wat ze zijn, wat ze waren en wat ze weer moeten worden. Dit weten laat de mensen bewuster van hun verantwoording leven.

Juist dit weten is door inwerken van de tegenstander steeds weer misvormd en de mensen bevinden zich vaak in dwaling. En daar mijn tegenstander ook over een grote macht beschikt, die aan het einde van een verlossingsperiode bijzonder sterk op de voorgrond treedt, is het hem ook gelukt steeds weer mijn zuivere waarheid met dwaling te vermengen, wat Mij ertoe aanzet steeds weer de zuivere waarheid daar tegenover te stellen, omdat Ik de mensen wil helpen, hun laatste korte levenstaak te vervullen. Verkeert nu de mens in de waarheid, dan zal hij een licht bezitten voor welke heldere schijn de tegenstander vlucht. Dwaling echter staat een verder inwerken van de tegenstander toe en is een gevaar voor de mensen. En zo zult u begrijpen dat Ik steeds weer de zuivere waarheid naar de aarde zal leiden, maar deze niet lang behouden blijft. Dat ze niet zo zuiver blijft, zoals ze van Mij is uitgegaan.

Zodra het licht een vertroebeling ondervindt, is zijn schijnsel niet meer zo helder om een juist inzicht te garanderen. En dat het licht een vertroebeling heeft ondergaan door menselijk willen, blijkt weer doordat Ik Me opnieuw openbaar, wat niet nodig zou zijn wanneer de mensen in het licht van de waarheid verkeerden. Ik weet waarlijk waarom Ik de mensen weer in dringende noodzaak aanspreek. Ik weet dat ze ook over hun bestaan als mens geen duidelijkheid bezitten en Ik weet waarom Ik hun juist daarover opheldering moet geven, wanneer Ik wil dat ze de goddelijke Verlosser Jezus Christus zullen erkennen en in Hem Mijzelf herkennen. De mensen moeten daarover een duidelijk beeld krijgen en Ikzelf onderricht ze daarom op de begrijpelijkste manier en ieder zal gelukkig zijn over een weten dat hij als zuiverste waarheid inziet omdat het rechtstreeks van Mij is uitgegaan. En ook denkende mensen zullen dit weten aannemen, want Ik verlang geen blind geloof. Ik wil dat de mens nadenken zal, daar hij anders niet in staat is de waarheid van de dwaling te onderscheiden.

En omdat de duisternis steeds meer toeneemt, zal ook het licht buitengewoon helder stralen en alleen het verlangen naar licht is nodig om zich ook daarin op te houden. Want waarlijk, mijn liefde, wijsheid en macht bestemt Mij tegen de vijand van mijn en uw leven op te treden, opdat u de uitweg uit de duisternis zult vinden en u aan zijn macht zult kunnen ontworstelen. De wijsheid doorziet uw kwetsbare situatie, de liefde wil u helpen en de macht gebruikt ook waarlijk de juiste middelen. En u wil Ik zegenen, u die Mij in vrije wil zult dienen. Want Ik werk niet met dwang op de mensen in, wat ook mijn tegenstander niet kan. Het eeuwige Licht zelf openbaart zich aan u allen, die de nacht van de geest zult willen ontvluchten.

Amen

BD.8121
10 maart 1962

Het ontvangen van het woord is een vrije wilsact

Ik heb u mijn dienaren op aarde nodig, want Ik kan niet door ongewone werkzaamheid de mensen tot een geloof aan een God en Schepper dwingen die dit geloof nog niet bezitten. En zou Ik uit den hogen de mensen hoorbaar aanspreken, dan was het met hun wilsvrijheid gedaan, zij zouden dan moeten geloven en nog alleen hiervan onder de indruk zijn en noodzakelijkerwijs mijn wil nakomen. Maar zij moeten weer aangesproken worden, omdat zij zich in grote geestelijke nood bevinden. Daarom moet Ik door mensenmond tot hen spreken en het aan hun vrije wil overlaten of zij mijn woord willen aannemen of niet.

Ik heb u nodig en uzelf zult het ook begrijpen; u zult mijn tegenwoordigheid bespeuren en weten dat het uw Vader in de hemel is, die tot u spreekt, die u er altijd alleen toe aanspoort u tegenover uw medemensen uit te spreken en hun te vertellen van mijn ongewone werkzaamheid in u. Ongewoon weliswaar alleen voor hen die nog niets van mijn liefde en erbarmen weten, die voor alle mensen geldt, die Mij en mijn Wezen nog niet kennen en daarom zelf geen enkele verbinding met Mij zoeken.

En aan dezen wil Ik Mij openbaren als een Vader, die het welzijn van Zijn kinderen aan het hart ligt. Ik wil Mij aan hen openbaren als een God van liefde, wijsheid en macht. En Ik heb u mijn dienaren nodig, opdat Ik door u de mensen kan aanspreken. Want er staan Mij niet veel werktuigen ter beschikking, daar het een act van de vrije wil is mijn woord in ontvangst te nemen, die ook een basis vereist die niet vaak bij de mensen is aan te treffen. Een diep geloof dat door de liefde gewonnen werd moet hen ertoe brengen om in hun binnenste te luisteren. Zij moeten bewust mijn genade verwachten, deze vasthouden en steeds bereid zijn door te geven wat zij ontvangen. Een diep geloof zal hen bewegen in hun innerijk te luisteren, en alleen dan kan Ik Mij openbaren als de mens in dit geloof zich met Mij verbindt, Mij dan tot zich laat spreken.

Dat Ik nu van u het verbreiden zo dringend verzoek van datgene wat tot u komt vindt zijn reden in de grote onwetendheid van de mensen die door het aardse leven gaan met alleen werelds gerichte gedachten. Die niets maar dan ook helemaal niets weten en geloven van het rijk dat buiten de aarde ligt, dat zij eens betreden zullen, als hun lichamelijk leven beëindigd is. Deze mensen zijn in de grootste nood want zij kunnen niet vergaan, daar hun zielen verder leven na de dood van het lichaam. En deze zielen wacht geen aangenaam lot, want zij gaan in totale duisternis het rijk hierna binnen – en zij zullen veel leed en kwellingen moeten verduren voordat een glimpje licht hen verlicht. Ik zou de mensen graag dit glimpje licht nog geven voordat het einde komt. Ik zou hen toch nog graag zodanig willen helpen dat zij zelf het contact tot stand brengen met hun God en Schepper, dat zij zich in gedachten met Hem bezig houden en Ik nu zelf op hun gedachten kan inwerken.

En daarom tracht Ik hen aan te spreken en u moet Mij daartoe dienen, dat Ik Mij in overeenstemming met uw bereidwilligheid kan uiten en uw medemensen daarvan kennis ontvangen. U moet u door Mij laten onderwijzen en dan uw weten verder geven. Maar altijd in onveranderde vorm, want wat van Mij uitgaat is de zuivere waarheid en die moet onbedorven verder worden gegeven, wil ze als licht werkzaam zijn in de harten van de mensen die weinig licht bezitten. En u bewijst Mij waarlijk een dienst waarvoor Ik u zegenen zal, want al mijn schepselen heb Ik lief en geen van hen mag verloren gaan voor weer een eindeloos lange tijd.

En daarom zal u ook steeds weer de kracht van mijn liefde toestromen, zolang u Mij dienen wilt. Ik zelf zal u mijn tegenwoordigheid bewijzen doordat mijn openbaringen ook op u een buitengewone indruk zullen maken, want Ik behoef bij u geen geloofsdwang meer te vrezen, die uw geloof dagelijks aan Mij laat zien als u verlangend mijn aanspreken verwacht – en voor Mij werkzaam bent.

Amen

BD.8122
11 maart 1962

De laatste catastrofe

Gods stem zal doordringen en de mensen doen ontwaken, die zorgeloos slapen, terwijl ze toch in het grootste gevaar zijn. Die zich laten wekken en Zijn stem herkennen, voor deze zal ook een licht schijnen, dat hen uit de donkere nacht wegvoert. Maar wie geen acht slaat op Zijn stem, diens lot is ook beslist voor eeuwige tijden. Maar Hij, die u allen heeft geschapen, zal u ook niet zonder waarschuwing laten, wanneer het geweld over de aarde losbreekt, dat is voorzien in het heilsplan van God sinds eeuwigheid. Steeds weer waarschuwt en vermaant Hij de mensen, doordat Hij ze aanspreekt op de meest verschillende manieren. En die acht slaan op Zijn zachte stem, wanneer ze in hem klinkt, die zal ook het komende geen vrees aanjagen, wanneer Hij met donderstem zal spreken tot allen, die tot nu toe hun oren gesloten hielden voor Zijn woorden van liefde en barmhartigheid.

En Hij zal tot hen spreken door de krachten der natuur. En niemand zal de stem niet kunnen horen, want de mensen zijn aan gevaar blootgesteld. En zodra ze bang zijn voor hun leven, bestaat ook de mogelijkheid, dat ze hun gedachten toekeren naar Diegene, die almachtig is, die ze als God en Schepper erkennen. En roepen ze tot Hem, dan zijn ze ook gered voor tijd en eeuwigheid. Maar wie dan nog verstokt blijft, zal het verschrikkelijke lot van de hernieuwde kluistering niet bespaard blijven. En er zal niet veel tijd meer voorbijgaan, dat u mensen allen wordt opgeschrikt door de tijding van een niet te overziene catastrofe. En u zult stijf staan van schrik, wegens het onheil dat talloze mensen heeft getroffen. Maar het is u voorzegd vanaf het begin van deze periode op aarde, want het is in het heilsplan van God voorzien sinds eeuwigheid.

Maar nooit houden de mensen een natuurgebeuren van een dergelijke omvang voor mogelijk. En er wordt diegenen, die het overleven, een heel duidelijk bewijs gegeven, dat een hogere Macht werkzaam is, dat al het aardse vergankelijk is en dat de mens aan die Macht is overgeleverd, wanneer hij zich niet zelf met Haar in verbinding stelt en zich overgeeft aan zijn God en Schepper, hem om erbarmen smekend. Want Hij wil zich alleen maar aan de mensen openbaren, doordat Hij ze zo duidelijk toespreekt, dat ze Zijn stem vernemen móeten. En wanneer Hij daar steeds weer op wijst, dan wil Hij daar alleen mee bereiken, dat ze tevoren de band met Hem zullen aanknopen, om dan stand te houden en ook Zijn bescherming te ondervinden, wanneer de dag van ontzetting is aangebroken.

Maar aan Zijn aankondigingen door zieners en profeten wordt geen geloof geschonken. En al worden ook steeds weer in kleine omvang de mensen door goddelijk ingrijpen overvallen, het raakt steeds alleen de getroffenen, maar de anderen blijven onverschillig, zodra de eerste ontsteltenis voorbij is. En geestelijk voordeel is niet vaak te behalen. Maar al diegenen, die God zelf tot zich lieten spreken, die Zijn woord geloof schenken en die daarom tot de zijnen behoren, zal steeds weer de tijding toekomen, dat dit geweldige natuurgebeuren niet lang meer op zich zal laten wachten. Ze zullen kracht putten uit Zijn woord, want ze zullen dit nodig hebben om stand te houden en troost en opheldering te geven aan hun medemensen, die in de grootste lichamelijke en geestelijke nood verkeren.

En Hij zal luisteren naar elk gebed, dat tot Hem doordringt. En Hij zal allen kracht en hulp verlenen, die hun God en Schepper aanroepen in hoogste nood. En al moeten ze ook hun aardse leven offeren, ze hebben de band met God gevonden en hoeven nu niet meer het lot te vrezen van diegenen, die geheel zonder enig geloof zijn en hem nog toebehoren, die hen in het verderf wil storten.

Aan alle mensen zal nog de gelegenheid worden gegeven hun God en Schepper te onderkennen. En ieder afzonderlijk mens beslist zelf over zijn lot. En ook het meest verschrikkelijke gebeuren kan voor de mens de weg zijn naar Hem, uit wiens macht hij eens is voortgekomen. En dan was het voor hem tot zegen, ook al worden er talloze mensen weggerukt. Ze kunnen binnengaan in het rijk hierna met een zweem van inzicht in het hart, wanneer ze uiteindelijk nog hun God en Schepper hebben herkend en erkend, wanneer ze Hem aanroepen in hoogste nood, die zich dan ook aan hen openbaart.

Geloof het, mensen, dat u dit gebeuren tegemoet gaat, dat onverwacht over u losbreekt en dat een zo duidelijke stem van boven is, dat alle, die maar van goede wil zijn, ze zouden moeten herkennen. En ieder zal ze horen, want ze is geweldig en nog een laatste waarschuwende stem. Want kort daarop komt het einde, zoals het is verkondigd.

Amen

BD.8125
14 maart 1962

Het weten over het Wezen van God is nodig

Groot is de macht van Hem die u geschapen heeft. Eindeloos is Zijn liefde en Zijn wijsheid is niet te overtreffen. Denk steeds aan Hem, opdat u zich zelf met Hem in verbinding stelt, opdat u steeds uw gedachten naar Mij opzendt, die erg verlang naar uw terugkeer en waarlijk ook mijn macht, liefde en wijsheid werkzaam laat zijn om voor u deze terugkeer mogelijk te maken.

Wanneer u, mensen u uw God en Schepper als hoogst volmaakt Wezen voorstelt, wanneer u er overtuigd aan zou kunnen geloven dat dit hoogst volmaakt Wezen uw Vader wil zijn, dan zult u ook uw innerlijke tegenstand opgeven, die u eindeloos lange tijden van Mij gescheiden hield – u zult trachten de juiste verhouding tot Mij tot stand te brengen, de verhouding van een kind tot de Vader en u zult als zwakke kindertjes mijn bescherming en mijn hulp voor u afbidden wanneer u in nood bent. U zult echter ook liefde voor Mij voelen, u zult vertrouwelijk tot uw Vader komen en u dus ook aan Mij overgeven en dan zult u Mij ook niet meer willen opgeven, omdat Ik zelf u nu vasthoud, omdat de band van mijn liefde u nu omstrengelt, die u ook niet meer los zult maken. Maar daartoe is het weten nodig over mijn hoogst volmaakt Wezen.

U moet Mij leren liefhebben en daarom moet u tevoren weten dat Ik zelf de liefde ben, u moet Mij niet vrezen als een straffende God, integendeel als een toegedane Vader, die voor u zorgt, beminnen. Dan pas komt u in de juiste verhouding tot Mij te staan, u schenkt u vrijwillig aan Mij en u hebt de terugkeer voltrokken, die zin en doel is van uw gang over de aarde. En daarom tracht Ik u, mensen steeds weer blijken te geven van mijn macht, mijn liefde en mijn wijsheid.

Wanneer u in nood raakt dan leid Ik u er steeds weer uit, omdat er voor Mij niets bestaat wat voor Mij onmogelijk zou zijn om tot stand te brengen. En Ik doe u ook onophoudelijk blijken van mijn liefde toekomen doordat Ik u ook vreugden bereid, die u steeds als geschenken mijnerzijds moet beschouwen. Altijd kan u zich in mijn hoede geborgen weten, want Ik zie waarlijk wat u nodig hebt, geestelijk en lichamelijk en dat geef Ik u ook zodra u zich aan Mij heeft overgegeven, zodra u de band met Mij tot stand brengt door innige gedachten, door gebed en door werken van liefde.

En u zult dan voortdurend blijken van mijn liefde, wijsheid en macht mogen ondervinden, omdat Ik daardoor maar uw liefde wil winnen, omdat Ik in u het verlangen naar de vereniging met Mij wil wekken en dan ook het doel van uw leven is vervuld, zodra u de innige band met Mij tot stand brengt – zodra u zich als kinderen aan de Vader geeft en helemaal in Zijn wil opgaat. Dan zult u ook niet meer in geestelijke duisternis voortgaan, u zult door Mij zelf met het licht van mijn liefde worden doorstraald, Ik zal vanuit de innige band met u kunnen spreken en uw liefde zal steeds meer ontbranden en er zal geen duisternis meer in uw hart zijn. Zodra u inziet dat Ik een God van liefde, wijsheid en macht ben, zult u er ook naar streven bij Mij te zijn en dat betekent dat u Mij ook erkent, die u eens weigerde te erkennen.

En daarom zal Ik tijdens uw leven op aarde niets onbeproefd laten u de juiste opheldering te verschaffen over mijn Wezen. Want zolang u Mij niet ziet als Dat, wat Ik ben, als hoogst volmaakt Wezen, dat u lief heeft en uw liefde wil winnen, zolang u in Mij niet uw Vader ziet, die Zijn kinderen eeuwig gelukkig wil maken – zolang houdt u zich ook nog op een afstand van Mij. En daarom openbaar Ik Mij aan u in mijn liefde, wijsheid en macht. En Ik tracht onafgebroken uw liefde te winnen. Maar Ik zal ze ook eens winnen en dan zult u bij Mij blijven voor eeuwig.

Amen

BD.8127
16 en 17 maart 1962

Het Oercentrum van licht en kracht

De grootste Geest van de oneindigheid, de Schepper van hemel en aarde, het Oercentrum van licht en kracht, openbaart zich aan u mensen omdat Hij u liefheeft, omdat u van Hem eens uitgegane kracht bent die als wezens werden uitgestraald en – daar ze een vrije wil hadden – een verkeerde weg insloegen die hen heel ver weg voerde van hun plaats van oorsprong. Maar deze grootste en volmaaktste Geest is in Zijn oersubstantie liefde en de liefde zal niets verloren laten gaan. U mensen zult nu op aarde wel een zelfstandig leven kunnen leiden. U zult ook kunnen denken, maar u bent zonder kennis van alle geestelijke samenhang. U bent zonder weten over uw verhouding tot deze hoogst volmaakte Geest, tot uw God en Schepper van eeuwigheid. En in Zijn overgrote liefde voor al Zijn schepselen openbaart Hij zich aan hen, zodra ze als zelfbewuste wezens over de aarde gaan. En Hij spoort ze aan om na te denken. Hij spreekt de mensen rechtstreeks aan. De grootste Geest van de oneindigheid buigt zich over naar Zijn schepselen die eeuwige tijden geleden als nietigste lichtvonkjes door Hem werden uitgestraald. Want deze schepselen hebben hun licht verloren. Ze hadden zich vrijwillig van Hem afgekeerd en hebben op de duisternis aangestuurd.

Maar er kan de mens naar waarheid opheldering worden gegeven wanneer hij willens is de goddelijke openbaringen in ontvangst te nemen, wanneer hij willens is aan te horen wat de grootste en volmaaktste Geest van de oneindigheid hem wil overbrengen. En u zult dan waarlijk ook van dit hoogst volmaakte Wezen een uiteenzetting krijgen die u er innerlijk toe aanzet verbinding met Hem te zoeken. En u zult de zin en het doel van uw aardse bestaan leren begrijpen. U zult bekend worden gemaakt met een diepgaand weten, omdat er alleen uw vrije wil voor nodig is om u bij dit volmaakte Wezen aan te sluiten, dat u als uw Oorsprong zult herkennen zodra het licht van de waarheid in u wordt ontstoken. En elke goddelijke openbaring is zo’n licht van boven dat uw harten zal verlichten en u het verloren inzicht weer teruggeeft dat u bezat toen u zelf nog als lichtvonk straalde in Zijn tegenwoordigheid. Eens was u dicht bij Hem, maar u kon Hem niet aanschouwen omdat u zou zijn vergaan bij het zien van het Oerlicht en de Oerkracht die u liet ontstaan. En nu is Hij u nabij en al bent u ook niet in staat Hem te zien, zo openbaart Hij zich toch aan u, omdat Hij wil dat u Hem zult herkennen. Want Hij heeft medelijden met uw ongelukkige toestand en Hij wil u helpen gelukzalig te worden.

Begrijp het goed dat u mensen wordt aangesproken door Hem, door het volmaaktste Wezen – van wie u zich geen voorstelling zult kunnen maken omdat Hij alles is in alles, omdat er niets bestaat dat niet van Hem zelf getuigt, omdat alles kracht is uit Hem, de eeuwige Oerbron van kracht en van licht. U bent eens als nietigste vonk uitgestraald en toch houdt het volmaaktste Wezen zich bezig met ieder van Zijn schepselen. Want onophoudelijke liefde verbindt Het met hem, en deze liefde uit zich tegenover de mens doordat ze zich openbaart opdat de mens nota zal nemen van zijn oerverhouding tot die grote Geest van de oneindigheid, opdat hij zelf tracht zich bij Hem aan te sluiten, opdat hij weer terug zal keren naar zijn Oorsprong.

De mens heeft het vermogen te kunnen denken en daarom openbaart God zich zelf. Want de mens moet zich met een weten bezighouden dat hem rechtstreeks door God wordt overgebracht. Hij ontsteekt een licht voor de mens die nog zolang in de duisternis vertoeft als hij nog geheel zonder kennis is over zichzelf, over zijn begin en zijn doel. Het boezemt Hem medelijden in dat Zijn schepsel in de duisternis voortgaat, want in deze duisternis is het ook niet in staat zijn Schepper te herkennen, die de Liefde is sinds eeuwigheid. Maar herkent het zijn Schepper, die ook zijn Vader wil zijn, dan betoont het Hem ook liefde. En daarom openbaart zich dit hoogst volmaakte Wezen aan de mensen om hen aan te sporen tot liefde, die in hen zal ontvlammen zodra er maar een klein lichtje hen verlicht, dat hun kennis geeft van hun oerbegin en hun bestemming op aarde. In de liefde van God had het schepsel zijn oorsprong. De liefde van God volgt Zijn schepsel tot het weer terugkeert naar de eeuwige Liefde om in de verbinding met Haar onuitsprekelijk gelukzalig te zijn.

Amen

BD.8128
18 maart 1962

Het geloof in Gods tegenwoordigheid

Ik ben bij u aanwezig zodra u zich in geest en in waarheid met Mij verbindt. U, mensen echter zoekt Mij nog steeds in de verte. Er zijn er maar weinige die zich als kind aan Mij overgeven en zo de juiste verhouding met Mij tot stand brengen. Doch de meerderheid der mensen spreekt wel van een God en Schepper, zij geloven ook aan een Wezen met onbeperkte macht, maar ze geloven ook dat dit Wezen eindeloos ver en vreemd voor hen is, zij weten niet dat Ik als hun God en Schepper contact met hen wil hebben, dat zijzelf echter deze verbinding weer tot stand moeten brengen – omdat zij het zelf waren die zich eertijds van Mij verwijderden – en nu het dus ook zelf zijn moeten die weer naar Mij toe moeten komen.

Doch zij zijn ook niet in staat innig te bidden, dat wil zeggen: in geest en in waarheid samen met Mij te praten of ook maar een innige roep die uit hun hart komt naar Mij op te zenden. Zij bedienen zich alleen van aangeleerde gebeden, die voor Mij geen waarde hebben die Ik niet hoor en daarom ook niet verhoren kan, want Ik wil in geest en in waarheid aangeroepen worden. Ik wil dat innige gedachten naar Mij opstijgen, die Mij nu ook aanleiding geven, Mij naar hem die bidt over te buigen, dichter bij hem te komen om bij hem aanwezig te zijn.

Maar gezegend zijn zij die deze innige band met Mij reeds zijn aangegaan, die Mij dus door een gebed in geest en in waarheid aanleiding geven om bij hen te zijn en die Ik ook daarom kan aanspreken door middel van van gedachten of, hoorbaar wanneer de staat van rijpheid dit toelaat. U moet alleen erg naar mijn tegenwoordigheid verlangen en deze toelaten. Doch mijn nabijheid vereist ook een gereinigd hart, dat door de liefde zich heeft klaargemaakt als woon-plaats, die Ikzelf dan betrekken kan.

Gelooft u, mensen echter in een God met wie u uzelf verbinden kunt, dan is ook uw levenswandel een wandel in liefde, anders zou u dit geloof niet bezitten, want het geloof wordt pas levend door de liefde. De mensheid is echter zonder liefde, want de liefde is verkoeld onder de mensen. Daarom is er ook maar zelden een levend geloof te vinden – een geloof dat Mij zoekt en de mens ertoe aanzet met Mij in contact te komen – want de liefde is reeds de band met Mij – door werken van liefde trekt de mens Mij zelf naar zich toe en brengt Mij ertoe bij hem aanwezig te zijn.

En zo is de liefde alleen beslissend in welke verhouding de mens tot Mij staat. Want waar de liefde in het hart ontbrandt, daar kan ook reeds een zachte innerlijke drang bespeurd worden waar Ik het doel van ben. Dus de liefdevolle mens zal ook bidden, en wel in geest en in waarheid, want de liefde in hem brengt de verbinding tot stand met de eeuwige Liefde – met Mij – die nu bij hem aanwezig kan zijn. En ben Ik bij hem, dan kan Ik Mij ook tegenover hem openbaren, Ik kan zijn gedachten leiden, Ik kan hem een gedachten rijkdom doen toekomen die hij alleen van Mij zelf ontvangen kan – Ik kan dan zelf in hem werkzaam zijn zoals Ik het beloofd heb. Maar steeds is mijn tegenwoordigheid noodzakelijk, en altijd zal alleen het werken in liefde Mij zelf aanleiding geven om bij hem aanwezig te zijn.

Hoe ver echter houden de mensen zelf zich van Mij verwijderd door hun liefdeloos leven. Zij kunnen Mij niet herkennen omdat zij nog in geestelijke duisternis verkeren. Daarom maken zij het Mij ook onmogelijk rechtstreeks op hen in te werken door hen in gedachten aan te spreken, want ze vernemen zoiets niet in hun “ver van God verwijderd zijn” en ze begrijpen het ook niet als zij door hun medemensen er van zouden horen. Zij zijn ook moeilijk te bewegen om te geloven in een God, die hun Vader wil zijn, die hen als kinderen gelukkig zou willen maken wanneer zij de verbinding met Hem zoeken.

Zij kunnen niet geloven omdat zij geen liefde in zich hebben die eerst het geloof tot leven zou wekken. Daarom zijn zij ook niet in staat te bidden in geest en in waarheid, tenzij een overgrote nood over hen losbreekt en zij dan tot Mij roepen als de machtige Schepper van hemel en aarde, die ook hen geschapen heeft. En komt dan zo’n roep uit het hart, dan zal Ik hem horen en verhoren. Doch Ik alleen weet hoe de aard van het hart van ieder afzonderlijk mens is, Ik weet of aardse hulpverlening voor hem zegenrijk is of dat het beter is dat Ik hem voortijdig wegroep.

Amen

BD.8134
24 maart 1962

Door de liefde komt u tot inzicht

Ik wil me tegenover u uiten opdat u een weten verkrijgt overeenkomstig de waarheid, en vanuit dit weten nu ook met andere ogen tegen uw aardse leven leert aankijken, opdat u het dan ten volle bewust leeft in verbinding met Mij en uzelf gereedmaakt om gestadig kracht te ontvangen. Want u, mensen bent krachteloos, zolang u geen beroep doet op de toevoer van mijn kracht. De levenskracht staat weliswaar tot uw beschikking, maar als u deze niet volgens mijn wil toepast, zult u aan het einde van uw leven in het gunstigste geval aardse goederen verzameld hebben, die u echter moet achter laten als het uur van de dood gekomen is.

Richt u zich echter naar mijn wil, dan kan u zich met uw levenskracht ook goederen verwerven die blijvend zijn en u volgen in het geestelijke rijk. U kunt u ook door een onafgebroken verbinding met Mij geestelijke kracht verwerven – en dan pas vervult u uw eigenlijke levensdoel. De kennis daarover wil Ik u verschaffen, want u bent nog zolang zonder inzicht als het u nog aan liefde ontbreekt, als u nog geen werken van liefde verricht – waartoe de levenskracht u echter in staat stelt.

Dat dus is mijn wil, dat u moeite doet in de liefde te leven. Dan verzamelt u zich geestelijke goederen, en dan ontsteekt u in uzelf een licht dat voor u inzicht betekent, ’n weten dat overeenstemt met de waarheid. Dan brengt u ook de verbinding met Mij tot stand en er kan u rechtstreeks kracht worden toegestuurd. En u zult de weg die omhoog gaat afleggen en streven naar voleinding, u zult het doel bereiken dat de zin is van uw aardse leven.

Zolang deze kennis u echter totaal ontbreekt, bent u nog geestelijk blind en leeft u alleen voor deze wereld. Al uw gedachten zijn alleen op het aardse gericht en u gebruikt uw levenskracht alleen voor het welzijn van uw lichaam, aan de ziel in u denkt u echter niet. Maar het lichaam is vergankelijk, de ziel daarentegen kan niet vergaan – en om haar lot moet u zich bekommeren. Zij heeft kracht nodig die u haar evenwel alleen geven kunt als u werken van liefde verricht. Als u zich innig met Mij verbindt in gebed, als u het mogelijk maakt dat Ik u rechtstreeks kracht kan doen toekomen, als u Mij zelf tot u laat spreken.

Dan wordt u een mate van kracht toegestuurd die u in staat stelt een juiste levenswandel te gaan op deze aarde. Het rechtstreekse toespreken is een overdracht van kracht van grote betekenis, en daarom zal Ik altijd bereid zijn tot u te spreken omdat u allen veel kracht nodig hebt, omdat u allen nog te weinig liefde beoefent en daarom ook het toestromen van de kracht van de liefde nog gering is.

Maar Ik wil u aansporen tot liefde. Ik wil u in alle wijsheid onderwijzen wat u doen moet op aarde om zalig te worden, zoals u was in het allereerste begin. Ik wil in u een licht ontsteken omdat u zelf in duisternis ronddoolt. Maar uzelf moet bereid zijn dat licht aan te nemen, u moet u vrijwillig open stellen en mijn spreken aanhoren, wat u steeds zult doen als u die Mij niet rechtstreeks verneemt, mijn dienaren die u mijn woord overbrengen – gewillig aanhoort.

U zult grote zegen ondervinden door uw bereidwilligheid Mij aan te horen, want de kracht zal in u binnenstromen – omdat mijn woord met mijn kracht gezegend is. En het licht in u zal toenemen in intensiteit, hoe vaker u Mij de gelegenheid geeft u aan te spreken. U zult in kennis toenemen en u zult het ook bemerken dat het waarheid is wat u wordt overgebracht, want alleen de waarheid heeft de kracht u tot voleinding te brengen. En wilt u in het bezit van de waarheid komen, dan moet u zich aan mijzelf als de eeuwige Waarheid toevertrouwen. U moet zich met Mij verbinden in gebed of door werken van liefde en uw wil moet steeds op Mij gericht blijven. U zult dan vervuld worden met een weten naar waarheid, want Ikzelf heb u de belofte gegeven dat Ik u zal binnenleiden in de waarheid, dat Ik u mijn geest zal zenden, dat Ik zelf bij u blijf tot aan het einde.

En waar Ik ben is ook de waarheid. Waar Ik ben is de liefde en waar Ik ben is ook de Bron van kracht van eeuwigheid. Daarom moet u alleen vurig verlangen naar mijn nabijheid, mijn tegenwoordigheid en waarlijk u zult niet leeg heengaan. Uw aardse leven zal niet tevergeefs geleefd zijn. U zult een overmaat aan licht en kracht kunnen ontvangen en na uw dood zult u kunnen ingaan in het rijk van licht en zaligheid.

Amen

BD.8136
26 maart 1962

Aansporing om weerstand te bieden in de eindtijd

U zult er zeker van kunnen zijn, dat Ik bij u aanwezig ben, zodra u mijn stem verneemt. U kunt geloven dat mijn geest in u werkt zodra u zich innig met Mij verbindt en begeert Mij te horen. Maar de voorwaarden moeten vervuld zijn, dat u zich tot een opnamevat voor het stromen van mijn geest vormt, dat u uw harten gereed hebt gemaakt voor mijn tegenwoordigheid. En dit kan alleen de liefde tot stand brengen, die dan ook het levende geloof voortbrengt aan mijn werkzaam zijn in u, daar u anders niet binnen in u zou luisteren naar mijn stem.

Maar hoort u mijn aanspreken, dan moet ook de deemoed uw hart vervullen, want alleen de deemoedige schenk Ik mijn genade, en mijn aanspreking is een genadegeschenk van ongelofelijke betekenis. Maar dan zult u er ook overtuigd van kunnen zijn, dat u in de waarheid wandelt, want wat Ik u nu zeg in een rechtstreeks aanspreken is waarheid, omdat het van de Gever van de waarheid, van de eeuwige Waarheid zelf uitgaat. En zo, beschouw u steeds als mijn dienaren, die steeds alleen maar zullen willen, denken en handelen, zoals het met mijn wil overeenstemt. Want u zult geen opnamevat van mijn goddelijke geest zijn, wanneer u zich niet in vrije wil Mij uw diensten zou hebben aangeboden en dus Mij welbewust uw wil schenkt, die zich dus op Mij richtte en u bijgevolg de wilsproef op aarde hebt afgelegd en u zich op de terugweg bevindt en al kort voor uw doel bent aangekomen. Hoe anders moet Ik u nu dan uw missie bevestigen, waarvan u de vervulling Mij vrijwillig hebt aangeboden?

Ik kon u voor deze missie uitkiezen, omdat alle voorwaarden aanwezig waren en Ik wil dat u ook uw missie ten einde brengt en u op geen enkele wijze laat weerhouden, want ze is voornaam en niet willekeurig zocht Ik me knechten uit met een sterke wil, die standhouden tegen al het aanstormen van de kant van mijn tegenstander. Hij schrikt waarlijk voor geen middel terug, wanneer hij hoopt daardoor het licht te kunnen doven dat van boven helder naar de aarde straalt.

Word daarom niet wankelmoedig in het geloof om voor Mij goede dienaren te zijn, houd u integendeel alleen vast aan Mij en de verleider zal wijken, wanneer hij ziet dat zijn plannen en voornemens tevergeefs zijn. Maar Ik laat ook hem de volste vrijheid, want het is de laatste tijd. Spoedig zullen zijn activiteiten een einde vinden en tot zolang zal Ik u ook weten te beschermen die Mij bewust wilt dienen, als u maar van Mij bent en blijft. En gebruik alle kracht om in mijn wijngaard te arbeiden.

Laat u niet bang maken, geloof en vertrouw veeleer op Mij, die u waarlijk zal beschermen en u niet prijsgeeft aan de dwaling, omdat u ernstig naar waarheid verlangt. Houd uw hart steeds geopend voor de stroom van mijn liefde en ontvang onafgebroken het brood des hemels, het levende water. Laat u door Mij spijzen en laven en u zult toenemen in kracht en Mij met vreugde dienen. Maar luister niet naar wat mensen u zeggen, wanneer het niet overeenkomt met mijn woorden. Weliswaar laat Ik ieder de vrijheid, want de wil van de mens dwing Ik niet, maar een ieder moet zich zelf ernstig afvragen in welke betrekking hij tot Mij staat om ook juist te denken en te handelen voor mijn ogen.

En deze juiste verhouding moet u steeds tot stand brengen en u zult er dan ook zeker van kunnen zijn, dat u onder mijn bescherming staat en mijn tegenstander niet hoeft te vrezen. Maar hij zal u in het nauw brengen tot aan het einde, omdat hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft.

En dit moet voor u ook de verklaring zijn voor de eigenaardige gebeurtenissen die nog zullen plaatsvinden, maar die u steeds zult kunnen afweren met mijn hulp en mijn kracht, want Ik verlaat hen niet die van Mij willen zijn en blijven. Ik geef hun de kracht om te weerstaan – Ik verleen hun steeds mijn bescherming zodat ze hun taak op aarde kunnen vervullen in mijn wil.

Amen

BD.8141
1-3 april 1962

“En het Woord is vlees geworden!”

“En het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond!” Ik zelf, het eeuwige Woord kwam naar de aarde en nam een lichaam aan. Het was een daad van overgrote liefde en barmhartigheid dat Ik Mij bewogen voelde de verbinding met de mensen tot stand te brengen, die zich zo eindeloos ver van Mij verwijderd hadden. Die niet meer in staat waren mijn stem te vernemen, die mijn woord niet meer in zich konden vernemen en die geen enkele binding meer hadden met het Woord van eeuwigheid. Zij waren zelf schuld aan deze grote afstand tot Mij en nooit zou het hun mogelijk geweest zijn deze verwijdering van Mij, uit eigen kracht ongedaan te maken. Nimmer was het hun mogelijk geweest mijn woord te ervaren zoals in het allereerste begin, toen Ik met al de door Mij in het leven geroepen schepselen van gedachten kon wisselen door het woord. Daarom heeft mijn liefde zelf die grote verwijdering overbrugd. Ik kwam zelf naar de aarde en nam een lichaam aan en probeerde nu weer in verbinding te treden met mijn schepselen, om hen weer aan te spreken en voor hen een brug te bouwen die tot Mij terug voerde in het rijk van licht en zaligheid.

Ik zelf ben dat eeuwige Woord, maar Ik zou de mensen niet direct uit den hoge hebben kunnen aanspreken, om hen die eens als vrije schepselen van Mij zijn uitgegaan, daardoor niet in een dwangsituatie te plaatsen. Zij moesten die brug naar Mij uit vrije wil betreden, en dat kon Ik alleen bereiken door mijn aanspreken, dat echter niet op een ongewone manier maar als een van mens tot mens gesproken woord weerklinken moest. En daarom nam Ik een lichaam aan. Ik nam bezit van het menselijke omhulsel Jezus en sprak in dit omhulsel tot de mensen. Maar het was mijn woord dat tot hen sprak en Ik kon door dit woord de mensen de weg tonen. Ik kon hen onderrichten en hun mijn wil verkondigen. Ik kon hun het evangelie, de goddelijke leer van de liefde verkondigen, die hun zielen weer in die toestand brengen moest waardoor ieder mens zelf, als dat zijn ernstige wil was, mijn woord in zich zou kunnen vernemen. Maar eerst moesten de mensen verlost zijn van zonde en dood. Eerst moest de vroegere zondeschuld door de afval van Mij gedelgd zijn, opdat dan de verbinding met Mij bekroond kon worden met het uitgieten van mijn geest, opdat dan de mens zelf mijn stem weer in zich zou kunnen vernemen zoals het in het oerbegin was.

“Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond!”. Hoe weinig mensen begrijpen de betekenis van deze woorden. Het eeuwige Woord daalde zelf naar de aarde af, want de mensheid verkeerde in grote nood en wist niets af van haar ellendige en troosteloze toestand, van de geestelijke duisternis waarin zij leefde. Zij waren geheel van Mij verwijderd en deden niets om deze grote afstand tot Mij te verminderen. En de mensen konden alleen geholpen worden door leringen die overeenstemden met de waarheid. Zij moesten de wil van hun God en Schepper leren kennen, en deze wil moest hun door mijzelf verkondigd worden. Ik zelf moest hen aanspreken, en dat kon alleen door een mens gedaan worden. Dus heb Ik mijzelf in deze mens belichaamd, want alleen zo was het mogelijk de mensen in alle waarheid te onderwijzen, ze opmerkzaam te maken op hun verkeerde levenswandel. Daardoor was het mogelijk hun mijn wil te verkondigen, en voor hen een levend voorbeeld te zijn hoe zij zelf hun leven moesten leiden om weer uit hun geestelijke duisternis te geraken en de weg te gaan die Ik de mensen toonde, opdat zij weer het eeuwige leven konden bereiken. Want zij waren door mijn tegenstander beïnvloed, die hen gedurig tot een liefdeloze leefwijze aanzette, waarin zij dan ook krachteloos waren en bleven en niets konden vergaren voor hun opwaartse ontwikkeling.

Ik zelf heb hun bewezen dat de liefde zich als een kracht doet gevoelen, want Ik heb de zieken genezen en ook andere wonderen gedaan die alleen de kracht van de liefde tot stand kon brengen. Ik heb hen ook onderwezen over de gevolgen van een liefdeloze levenswandel. Want Ik moest de mensen in de eerste plaats verklaren waarom zij zich in lichamelijke en geestelijke nood bevonden. Ik moest hen ervan overtuigen dat hun toestand als mens geen gelukkige genoemd kon worden en wat zij dus doen moesten om het ware geluk te bereiken. En dit alles moesten zij uit de mond van God vernemen. Mijn woord moesten zij kunnen horen, daarom kwam dat Woord zelf naar de aarde en werd mens. In de oertoestand weerklonk dat woord in ieder wezen en was het de oorzaak van onmetelijke zaligheid. Maar die zaligheid hebben de wezens zelf weggegooid omdat zij zich vrijwillig van Mij afkeerden, waardoor zij mijn woord niet meer konden vernemen omdat mijn woord een directe straling van liefde van mijn kant was, die de wezens nu echter afwezen.

De overgrote nood van de mensen op aarde bewoog mijn liefde en barmhartigheid hen zelf te benaderen en hen ondanks hun weerstand in het woord tegemoet te treden. En wie ook maar een vonkje liefde in zich liet ontbranden, die zag in Mij de Godheid en volgde Mij na. Maar meestal zag men in Mij slechts de mens en men beoordeelde dan ook mijn woord als dat van een mens. Ik was midden onder hen en zij herkenden Mij niet. En toch kon Ik het evangelie van de liefde verkondigen. Ik kon de goddelijke leer van de liefde steeds weer aan de mensen bekend maken. En Ik kon zelf mijn discipelen onderrichten en hen dan uitzenden in de wereld met de opdracht mijn evangelie te verkondigen en van Mij zelf te getuigen. Het Woord was zelf op de aarde gekomen en had een lichaam aangenomen tot zegen van de mensheid. En steeds als mijn woord weerklinkt, buigt zich mijn eindeloze liefde en barmhartigheid neer tot de mensheid en straalt haar liefde in de harten van de mensen die gewillig mijn woord aannemen, het aanhoren en als de stem van de Vader herkennen, en Mij dankbaar zijn voor deze grote genadegave. Want Ik zelf ben dat Woord van eeuwigheid. En wie Mij aanhoort verbindt zich ten nauwste met Mij en hij zal dan ook zijn laatste doel op aarde bereiken. Hij zal de totale vereniging bereiken met Mij – zijn God en Vader, tot wie hij nu voorgoed is teruggekeerd – en hij zal dan voor eeuwig zalig zijn.

Amen

BD.8143
5 april 1962

De wil beslist vrij

De eindeloos lange weg van uw positieve ontwikkeling door de scheppingen van de aarde loopt nu op z’n eind, wanneer u het laatste traject als mens de juiste richting geeft naar het doel, wanneer u naar Mij zelf streeft en dus bewust de terugkeer naar Mij realiseert, wanneer u de laatste wilsproef op de aarde aflegt, wanneer u de juiste beslissing neemt, dus uw wil op Mij richt van wie u eens bent uitgegaan. Dan hebt u waarlijk het werk u om te vormen voltooid – u bent in vrije wil vanuit mijn schepsel tot mijn kind geworden. U hebt de diepste diepten overwonnen en bent weer opwaarts gestegen in de hoogste hoogten.

Doch de laatste korte etappe als mens legt u wel als ik-bewuste wezens af, maar u bezit geen herinnering aan vroeger, aan de eindeloos lange tijd van ontwikkeling daarvoor en aan de onuitsprekelijke kwellingen die deze gang voor het eens vrij geschapen geestelijke betekend heeft. Als mens leeft u net zolang in onwetendheid over uw eerdere leven en het eigenlijke doel van uw aardse leven, tot u zelf in vrije wil de verbinding met Mij gezocht en gevonden hebt, die u nu een weten ontsluit dat u nu ook aanzet ernstig te streven naar de uiteindelijke voltooiing.

Dit weten kan ook wel aan uw medemensen worden doorgegeven, opdat ze bewuster van hun verantwoordelijkheid door het aardse leven gaan – maar het zal zelden geloof vinden, zolang de mens zich niet zelf met Mij verbindt door gedachten, gebed of werken van liefde. Want bewijzen over zijn leven hiervoor kunnen hem niet geleverd worden en zo zal hij niet graag willen aannemen wat hem over de gang van zijn ziel door alle scheppingswerken – door de wereld van gesteenten, van de planten en van de dieren, wordt medegedeeld. En daarom heeft hij ook weinig verantwoordelijkheidsbesef voor zijn aardse leven als mens.

Daar het echter om het vrij beslissen van de wil gaat, moet hijzelf de weg naar Mij vinden. Hij moet Mij leren onderkennen, waartoe hem op iedere manier hulp wordt verleend. Want hij kan denken – hij kan zijn verstand gebruiken – ook wanneer dit hem niet vast en zeker de waarheid onthult. Hij kan echter door zijn verstand ook aan zijn God en Schepper denken, aan wie hij zijn bestaan dankt. En hij zal zich ook op een of andere manier op deze gedachte moeten instellen. Maar het is zijn vrije wil welke weg deze gedachten nemen. Doch zodra hij maar met de mogelijkheid van een eindeloos lange ontwikkeling tevoren rekening houdt, zal hij al winst voor zijn ziel kunnen boeken, want zulke gedachten zullen hem dan niet meer verlaten en dan kan hij er ook zeker van zijn dat er hem door middel van gedachten zo vele ophelderingen zullen toekomen, die hij aanneemt en die hem er ook bewust naar laten streven aan het doel van zijn aardse leven te beantwoorden.

De mens komt weliswaar zonder enig weten op aarde, maar Ik zal er altijd zorg voor dragen, dat een zweempje inzicht hem verlicht, dat hij steeds een licht zal tegenkomen waaraan hij slechts zichzelf hoeft te ontsteken om dan ook de weg die hij gaan moet en die ten hogen voert, in te zien. Dat hij op geen enkele manier gedwongen wordt, schakelt niet uit dat hij vaak genoeg gelegenheid zal hebben vrij een beslissing te nemen en hij zal ook van de kant van de hem begeleidende lichtwezens door middel van het lot geholpen worden inzicht te verkrijgen, doch altijd zonder dwang.

Maar het leven op aarde als mens is van het grootste belang, want het kan de ziel toch een geheel en al beëindigen van de gang door de materie opleveren, zodat ze als vrije geest onbezorgd het rijk hierna kan binnengaan. Maar evenzo kan de mens in zijn laatste wilsproef falen en dan onverlost het rijk hierna ingaan, waarbij echter de ziel ook nog de mogelijkheid heeft de goddelijke Verlosser Jezus Christus te vinden en aan te roepen om dan langzaam opwaarts te klimmen.

Ze kan echter ook geheel nog in de materie leven op aarde tot het einde toe en dan weer opnieuw verbannen worden in de vorm, dat wil zeggen: nog eens dezelfde ontwikkelingsgang door de scheppingen van de aarde moeten gaan, wat zo ontzettend is en weer zo’n eindeloos lange tijd vergt, dat Ik waarlijk de mensen op elke manier bijsta om hen voor dit vreselijk lot, opnieuw gekluisterd te worden, te behoeden.

Maar uiteindelijk beslist de wil van de mens zelf. En daarom probeer Ik steeds weer zo op de wil in te werken dat hij zich vanzelf naar Mij keert. Want dan is zijn ziel gered ofschoon ze nog niet helemaal voltooid haar leven op aarde als mens beëindigt. Maar haar wil heeft voor Mij gekozen en dat betekent ook dat de beslissing juist was en ook de daarmee doorstane wilsproef.

Daarom moest ieder mens luisteren en nadenken, zodra hem over zijn ontplooiing en over zijn opgave op aarde bericht wordt. Hij zou toch met de mogelijkheid rekening moeten houden waarlijk, dit zal hem al winst opleveren, want waar het maar mogelijk is, komen de lichtwezens tussenbeide die hem in het aardse leven leiden, en ze proberen alles om hem te bewegen de juiste wilsbeslissing te nemen, opdat hij de weg door de materie kan beëindigen, opdat hij Mij zoekt en vindt – en dan ook voor eeuwig gered is.

Amen

BD.8149
12 april 1962

Waarschuwing voor mediamieke ontvangst

“Iedere geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees is gekomen, is van God”.

Daaraan zult u dus de toetssteen kunnen aanleggen of u door mijzelf wordt onderricht of dat u aan een valse geest ten offer bent gevallen, want deze zal nooit mijn belichaming in Jezus, mijn komen op aarde ter wille van de verlossing van de mensheid, aan u, mensen ter kennis brengen, integendeel daar tegen getuigen. U zult nu echter ook moeten weten, dat de vijandige geest vaak tussen beide komt, waar hem deze mogelijkheid wordt geboden, wanneer de mens afziet van zijn wil en dus een vreemde geest bezit van hem kan nemen, die hij niet altijd vermag te herkennen.

Wel zoek Ik steeds verbinding met u, mensen en Ik verheug me op elke band die u zelf met Mij tot stand tracht te brengen; en waar Ik ook heel zuivere vaten vind, zal de straal van mijn liefde hier binnen kunnen stromen. maar deze daad moet bewust gebeuren; u moet u zo innig aan Mij overgeven dat u in een toestand van bewustheid nu mijn stem kunt horen, en dan zult u er ook zeker van zijn dat uw Vader zelf tot u spreekt. Bent u echter wel op de hoogte van de toestand van rijpheid van al diegenen die u omgeven, weet u of u beschermd bent tegen de invloed van een onzuivere geest, die verwarring onder u tracht te stichten?

U hoeft niet in dwaling te verkeren, maar u bent niet zeker van hem, dat hij binnensluipt, wanneer u zich als medium aan geestelijke krachten toevertrouwt, wanneer u van uw wil afziet en u dus ook niet zult kunnen verweren, wanneer een valse geest bezit van u neemt. Maar deze lage geesten wachten alleen maar op de gelegenheid binnen te kunnen sluipen, en elke onzuivere gedachte, elke vooropgezette mening, elke liefdeloosheid kan de opening zijn die het hem mogelijk maakt binnen te sluipen en dan wordt ook diens “geestelijke lering” (mee naar binnen) gebracht en u neemt het aan als “mijn woord”.

Ik wil tot ieder van mijn kinderen spreken, maar geloof Mij, de innige band die ieder van mijn kinderen met Mij tot stand brengt, levert hem ook zeker mijn aanspreken op, maar dit kan ieder van mijn kinderen in zichzelf vernemen, en al naar zijn innigheid, zijn samenspraak met Mij, zal mijn woord duidelijk in hem zelf klinken, zijn gedachten zullen zo gestuurd worden, dat het kind voelt dat zijn Vader hem onderricht en dat hij zich aan deze gedachten helemaal kan toevertrouwen, dat ze waarheid zijn.

Van de grootste waarde is de innerlijke band, die de mens zelf met Mij tot stand brengt in vrije wil, want deze beschut hem voor dwaling en geeft hem ook de innerlijke vrede en de zekerheid in mijn liefde geborgen te zijn.

Wel heb Ik gezegd: “Waar twee of drie in mijn naam verenigd zijn, daar ben Ik in hun midden”. En ook deze zekerheid zult u mogen hebben, dat Ik zelf bij u ben en uw gedachten de juiste richting geef. En dan zal ieder ook in volledig bewustzijn spreken wat Ik hem in de mond leg en Ik zelf kan me dan ook uiten en u onderrichten, terwijl u wederzijds van gedachten wisselt en door de innige band met Mij geheel met mijn geest vervuld bent; u dus dan spreekt vanuit mijn wil, die u nu allen tot zege strekt. Want de innige band met Mij is en blijft de voorwaarde dat Ik bij u tegenwoordig ben, en die zult u te allen tijde en op elke plaats tot stand kunnen brengen. U bent dan niet gebonden aan vastgestelde uren die nooit garanderen of ieder zich zo heeft voorbereid, dat ieder de innigste verbinding met Mij heeft en dan ook mijn aanwezigheid in het hart van ieder mens gewaarborgd is. Want alle voorwaarden moeten aanwezig zijn wanneer Ik zelf Mij aan een mens wil openbaren.

Amen

BD.8151
15 april 1962

De mens heeft dringend licht nodig

Het geestelijke licht straalt naar buiten in de duisternis. Mijn woord klinkt naar beneden naar de aarde en doorbreekt de nacht die over de aarde is gespreid. Want mijn woord is het licht dat uit de hoogte straalt en in donkere gebieden doordringt. Mijn woord is het bewijs van mijn liefde voor de mensen die in de duisternis van geest voortgaan en die de afgrond zal verzwelgen wanneer niet een licht hen op het gevaar wijst waarin ze verkeren. Want ze balanceren op de rand van de afgrond en worden door mijn tegenstander steeds meer naar deze afgrond toegedreven. En ze merken het niet omdat ze blind van geest zijn. De mensheid moet door een lichtstraal worden getroffen. Ze moet ziende worden om nu ook de juiste weg te gaan die voor haar alleen zichtbaar wordt door het licht.

U mensen zult niet mogen geloven dat uw God en Schepper u aan het noodlot overlaat, dat Hij geen belang stelt in uw aards bestaan en zijn afloop. Want Ik ben niet alleen uw God en Schepper, Ik ben uw Vader die Zijn kinderen liefheeft en ze uit elke nood en elk gevaar wil wegleiden omdat Hij weet dat u blind van geest bent en voortdurend in gevaar verkeert in de afgrond weg te zinken. En dit voortdurende gevaar is de duisternis waarin u voortgaat. Want u hebt totaal geen besef van wat u bent, wat u was en wat u weer zult moeten worden. Want het licht ontbreekt u, de waarheid uit God. U ontbreekt het weten dat alleen Ik u kan schenken, omdat u het vroeger afwees en daarom zelf schuldig bent aan uw verduisterde toestand. Ik moet u dit licht eerst teruggeven, omdat u het zelf niet zult verwerven – wat u wel zou kunnen wanneer u maar de liefde in u zou ontsteken die een waar licht is en u inzicht geeft. Maar u leeft maar voort zonder liefde en blijft bijgevolg ook in de duisternis. En wil Ik u hieruit wegleiden, dan moet Ik u een licht ontsteken. Ik moet u een licht schenken. Ik moet u de waarheid doen toekomen, ook wanneer u deze niet waardig bent, wanneer u zelf niets doet om ze te verkrijgen.

Maar mijn liefde voor u is groot en het is de tijd van het einde. Het gevaar dat u wegzinkt in de afgrond is groter geworden en wat Ik nog kan doen om u van dit neerstorten in de diepte te redden, dat doe Ik. En zo laat Ik dus een licht op de aarde neerstralen. Ik schenk u de waarheid, ofschoon u ze niet verdient omdat u daar zelf niet uw best voor doet. Maar Ik ken uw geestelijke blindheid waarin mijn tegenstander u heeft gestort en dus ontsteek Ik u een licht. En zodra u zich daar niet tegen verzet, zodra u het licht aanneemt, zal de duisternis rondom u wijken en u zult de weg onderkennen die Ik u aanwijs, die u zult moeten gaan: de weg van de liefde. Ik leid mijn woord naar de aarde en spreek u voortdurend toe, dat u mijn geboden van de liefde zult moeten vervullen en dat u dan ook de weg uit de geestelijke duisternis zult vinden. Dat u zich goed zult voelen wanneer u aan de duisternis van de nacht ontkomen bent en het licht van de dag bent binnengestapt.

Omdat u zich in een geheel duister gebied bevindt, hebt u dringend licht nodig. En toch zult u het vrijwillig in ontvangst moeten nemen. U zult het niet mogen afwijzen, daar u anders geen enkele uitwerking van het licht kunt bespeuren. En als Ik u maar een kleine straal kan toesturen die u laat inzien dat de weg die u gaat niet de juiste is, als Ik u maar zoveel waarheid kan doen toekomen dat u over uw God en Schepper en uw verhouding tot Hem hoort, dan zult u al zelf het schijnsel van het licht kunnen vergroten doordat u meer te weten wenst te komen en deze wens u waarlijk door Mij wordt vervuld. Slechts een klein lichtschijnsel moet in u door dringen en de weldaad van het licht zal u nu zelf ertoe aanzetten het in u te doen ontvlammen doordat u de liefde beoefent omdat u ze onderkent als oorsprong van het licht. En wanneer maar wordt bereikt dat u mensen mijn geboden van de liefde zult vervullen, dan is ook de donkere nacht doorbroken. Want het licht van de liefde straalt helder naar buiten in de nacht en zal die verjagen, en de zon van de Geest zal opgaan en alle gevaar is verdreven.

En daarom moet Ik een licht van boven naar de aarde sturen. Want op aarde duiken over en weer misleidende lichten op die geen schijnsel uitstralen en daarom voor u mensen geen verrijking betekenen. Het licht moet van Mij uitgaan, van de eeuwige Bron van licht en kracht. En waarlijk, zo’n licht zal alles doordringen wanneer het maar geen weerstand wordt geboden. Maar wie in het licht wenst te staan, hem zal het ook bijlichten. En hij zal door mijn woord bekend worden gemaakt met een verder weten dat overeenstemt met de waarheid. En dit weten zal hem weer het inzicht verschaffen in wat hij eens is geweest en weer worden moet. En het zal hem serieus laten streven, want hij herkent de weg die hem nu helder en duidelijk wordt aangewezen en die ook zeker naar het doel voert, naar de voltooiing, naar de aaneensluiting met Mij.

Amen

BD.8156
20 april 1962

Het smartelijk lijden van Jezus Christus – De menswording van God

Met het bitterste lijden en de bitterste pijnen heb Ik mijn leven als mens op deze aarde beëindigd toen Ik mijn bloed vergoot voor de zonden der mensen om hun grote schuld teniet te doen. Voor de mensen is alleen een “mens” aan het kruis gestorven, en een mens heeft ook het smartelijkste lijden op zich genomen om Mij het zoenoffer aan te bieden. Maar Ik zelf was in de mens Jezus, omdat voor dit werk van genade en erbarmen de Liefde Hem de kracht bezorgde, en deze Liefde was Ik zelf. Zolang u als mens over de aarde gaat en nog niet volmaakt bent, zult u het niet kunnen begrijpen dat Ik zelf in de mens Jezus was, omdat het voor u onbegrijpelijk is dat God de Liefde is. Dat over God alleen kan worden gesproken wanneer het om de liefde gaat, die het oerwezen van God is. De mens Jezus was vol van liefde en Zijn overgrote liefde bewoog Hem zich zelf te offeren voor Zijn medemensen, omdat Hij hun ongelukkige toestand inzag en hun hulp wilde brengen. Maar Ik zelf was de Liefde Die Hem vervulde, Ik zelf was in mijn oerelement in Hem en daarom heb Ik zelf in de mens Jezus het kruisoffer volbracht, maar de “mens” verdroeg het smartelijkste lijden omdat Ik als “God” niet lijden kon.

U mensen zult alleen moeten geloven, dat Ik zelf in de mens Jezus Mij heb belichaamd. U moet alleen geloven dat Ik zelf deze menselijke omhulling koos, daar u anders van mijn werk van erbarmen geen kennis zou hebben kunnen nemen. U moet alleen geloven dat Ik Me aan u mensen in Jezus “zichtbaar” maakte en dat u daarom Hem zult moeten erkennen wanneer u Mij weer zult willen erkennen, Die u eens uw erkenning ontzegde.

Mijn menswording in Jezus is een zo geweldig vraagstuk dat het met weinig woorden niet kan worden weergegeven. Toch probeer Ik steeds weer dit probleem voor u op te lossen, voor zover het u begrijpelijk kan worden gemaakt. Het kruisoffer heb Ik zelf voor u volbracht, omdat het de Liefde was die u mensen wilde verlossen van zonde en dood. De onmetelijke pijnen heeft de mens Jezus op zich genomen. Zijn menselijke omhulling, Zijn lichaam leed onuitsprekelijk en stierf de smartelijkste dood aan het kruis om te boeten voor de grote zondeschuld. Maar deze mens Jezus stond in innige verbinding met Mij, daar Ik anders geen verblijf in Hem had kunnen nemen, daar anders de Liefde Hem niet geheel zou hebben kunnen vervullen.

Ik was in Hem, Hij was Mij tot omhulling geworden. De Godheid wier oerelement liefde was, doorstraalde Hem geheel, zodat Hij volledig met Haar was samengesmolten, dat Hij een werd met Mij. Jezus en Ik zijn hetzelfde. Jezus was tot een zichtbare God geworden, terwijl Ik tevoren door geen van de door Mij geschapen wezens gezien kon worden omdat deze vergaan zouden zijn in het oervuur van de eeuwige Liefde. Maar het leed dat de mens Jezus heeft verdragen voor Zijn medemensen was onvoorstelbaar en daardoor werd de grote oerzondeschuld van de eens van Mij afgevallen wezens verzoend, zodat voor alle wezens de weg weer vrij werd naar Mij, in het rijk van het licht en van de gelukzaligheid.

U mensen zult dit werk van genade en erbarmen nooit ten diepste kunnen begrijpen, maar u zult het kunnen geloven dat het geen zuiver menselijke aangelegenheid is geweest die door de mens Jezus op aarde werd volbracht, maar dat aan het verlossingswerk van Christus diepe geestelijke beweegredenen ten grondslag lagen en dat Ik zelf in Jezus herkend en erkend moet worden. En steeds weer zal Ik de mensen deze kennis doen toekomen, opdat ze weten dat ze niet aan Jezus Christus en Zijn verlossingswerk voorbij mogen gaan, willen ze het eeuwige leven bereiken. Steeds weer zal Ik de mensen daar zelf uitsluitsel over geven door mijn Geest, omdat schools overgedragen weten nooit zal worden aangenomen of het juiste begrip zal vinden, wat echter voorwaarde is om Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld te erkennen, in Wie Ik zelf mens ben geworden om de mensheid te verlossen.

Amen

BD.8158
22/23 april 1962

Verrijzenis van Jezus

Op de derde dag is mijn lichaam verrezen. En al schijnt deze gebeurtenis voor u mensen ook ongelooflijk omdat er geen bewijzen voor gegeven kunnen worden, toch zal door mijn geest de mensheid steeds verkondigd worden dat Ik waarlijk ben opgestaan uit de dood. Want Ik heb door mijn verlossingswerk de dood overwonnen, die mijn tegenstander door zijn val in de diepte voor het eerst in de wereld had gebracht.

En Ik heb u door mijn verrijzenis tegelijk bewezen dat er geen dood meer is voor het vergeestelijkte wezen. Dat dus de terugkeer tot de oorspronkelijke staat dat door een leven in liefde zoals Ik het de mensen voorgeleefd heb bereikt wordt – ook iedere doodse toestand, iedere onmacht en iedere krachteloosheid uitsluit, en de ziel nu het eeuwige leven kan ingaan zodra zij deze verandering in het aardse leven heeft voltrokken.

De dood is overwonnen door mijn kruisoffer, want de oerschuld werd daardoor gedelgd en het schepsel weer de mogelijkheid gegeven weer te worden zoals het als oerwezen was, wat nu ook een eeuwig leven waarborgt. Ik wilde u een bewijs geven dat ook het vleselijke lichaam zich vergeestelijken kan, en dat het daarom de dood niet meer hoeft te vrezen als de vergeestelijking van zijn lichaam de mens reeds op de aarde zou gelukken.

Ik zelf heb als de mens Jezus door mijn leven vanuit de liefde alle nog onrijpe substanties van mijn lichaam vergeestelijkt. Ik heb ze tot voltooiing gebracht. De liefde heeft al het niet geestelijke in Mij gekalmeerd en het ertoe gebracht zich met mijn ziel te verenigen, zodat lichaam en ziel zich totaal met de eeuwige goddelijke Geest in Mij konden verbinden – en dus de totale samensmelting met deze heeft plaatsgevonden.

En een volledig vergeestelijkt wezen kan niet meer aan de dood onderworpen zijn, want de dood is een toestand van krachteloosheid – terwijl een wezen dat vergeestelijkt is vol licht en kracht, en vrij van iedere gebondenheid is. De gebeurtenis van mijn opstanding was voor u mensen duidelijk te zien, want zij vonden mijn graf leeg. Dat nu de ongelovigen de ontvoering van mijn lichaam voor hun medemensen geloofwaardig wilden maken was begrijpelijk, maar ook dat konden zij niet bewijzen. En mijn opstanding als waarheid aannemen zullen steeds alleen de gelovigen – die mensen die reeds innig met Mij verbonden zijn door de liefde of hun goede wil juist te leven voor mijn ogen. Dat zij echter plaatsgevonden heeft is waar, want daarmee werden de beloften vervuld die de mensen gegeven waren door zieners en profeten. Mijn verrijzenis was een grote nederlaag voor mijn tegenstander, die Ik het bewijs gaf dat de liefde sterker is dan de haat en dat hij zijn aanhang niet voor eeuwig in de toestand van de dood kan houden, omdat Ik zelf de dood had overwonnen en dus het leven kan geven aan ieder die mijn verlossingswerk erkent – en een beroep doet op de aan het kruis verworven genaden.

Voor mijn tegenstander was mijn verrijzenis dus een nederlaag, en daarom probeert hij de mensen van de wijs te brengen en hun mijn opstanding als twijfelachtig voor te stellen. En toch kan hij de opstanding van hen die Mij navolgen, die in Mij geloven en die Ik nu ook het eeuwige leven kan schenken zoals Ik het beloofd heb, niet verhinderen. Zijn aanhang zal gestadig verminderen, want steeds weer zullen mensen verrijzen en eeuwig leven omdat Ik de dood overwonnen heb. Omdat hij niet eeuwig het innerlijk terneer kan drukken van hem wiens wil het is naar Mij terug te keren, en die daarom onder mijn kruis bescherming zoekt om aan de macht van mijn tegenstander te ontsnappen. Voor deze is de dood overwonnen en de opstanding ten leven verzekerd.

(23 april) Ook mijn discipelen wilden niet geloven dat Ik was opgestaan van de dood, ofschoon Ik het hun toch al tevoren voorspeld had. Maar Ik sterkte hun geloof en zij herkenden Mij toen Ik bij hen kwam. Zij hadden dus het bewijs dat Ik de dood overwonnen had, want zij moesten Mij met volle overtuiging verkondigen, zij moesten van mijn sterven evenals van mijn verrijzenis gewag maken.

Deze kennis moesten de mensen vernemen die aan Mij geloven, zij zouden dan de weg naar het kruis op gaan omdat zij dan alleen verlossing konden verkrijgen als ook zij hun schuld bij Mij brachten onder het kruis. Maar mijn grootste werk van erbarmen zou spoedig in vergetelheid geraakt zijn als mijn geest niet steeds weer in die mensen had kunnen werken, die zich volledig en helemaal overgaven aan Mij. Die Ik daarom ook, als verlost, vullen kon met mijn geest, die hen weer innerlijk kon onderwijzen en die hun de kennis over het verlossingswerk van Jezus Christus ontsloot.

Want alles wat de mensen aan overlevering werd medegedeeld, behield zijn waarheidsgehalte niet lang. Waar alleen het mensenverstand bezig was, daar ontstonden ook onjuiste opvattingen die als overleveringen werden doorgegeven en die zodoende geen garantie meer boden voor de zuivere waarheid.

Waar echter mijn geest in een mens kon werken, daar werd ook steeds de zuivere waarheid benadrukt en zowel de kennis van mijn lijden en sterven aan het kruis alsook mijn verrijzenis, aan de mensen overgedragen, omdat deze kennis onvoorwaardelijk nodig is dat ook de mensen helemaal vervuld zullen zijn van dit geloof. En steeds weer zal mijn geest dan in de mens werkzaam zijn die zich aan Mij overgeeft om de zuivere waarheid te ontvangen.

Steeds weer zal de mensen de boodschap worden verkondigd en juiste opheldering worden gegeven, zodat u mensen ook met overtuiging aan mijn verrijzenis kunt geloven, en ook daaraan dat Ik waarlijk de dood overwonnen heb. Dat er voor u geen dood meer behoeft te zijn als u zich aan mijn zijde plaatst; als u zelf wilt dat Ik voor u gestorven ben, als u een levend geloof heeft in Mij en mijn verlossingswerk, dat Ikzelf in de mens Jezus heb volbracht.

Ik ben opgestaan uit de dood en zo zult ook u opstaan na de dood van uw lichaam en eeuwig leven. En u hoeft geen dood meer te vrezen zodra u vrij bent geworden van de vijand van uw ziel, van mijn tegenstander. Zodra u zich door Mij laat verlossen bestaat er voor u geen dood meer, want dan zult u in en met Mij leven en dit leven voor eeuwig niet meer verliezen.

Amen

BD.8161
27 april 1962

Het uitrijpen van de ziel – Wonder genezingen – Geloofsdwang

Laat de kracht van mijn liefdestroom in u werken. Open uzelf en ontvang voortdurend licht en kracht van boven en geef zo uw ziel de mogelijkheid uit te rijpen, om volmaakt mijn rijk te kunnen ingaan als voor u het uur is gekomen van deze aarde te scheiden.

De ziel is dat geestelijke in u waaraan alleen geestelijk gegeven kan worden, dat ook voortdurend geestelijk voedsel nodig heeft voor haar gang door het aardse leven. De ziel is dat wat blijft bestaan als het lichaam wordt ontbonden, want dit is vergankelijk. Het diende alleen voor het nog onrijpe geestelijke – de ziel – als omhulsel. Maar ongeacht de ziel bestaat ook het lichaam uit onrijpe geestelijke substanties, die echter nog een langere ontwikkelingsweg hebben af te leggen. Het zou weliswaar mogelijk zijn dat ook de substanties van het lichaam reeds gedurende het aardse leven van de ziel zich vergeestelijken en zich aansluiten bij de ziel, doch dat gebeurt maar heel zelden. En zo lost, nadat de ziel het lichaam heeft verlaten, de materie weer op. Ze geeft de geestelijke partikels weer vrij, die dan voor een verdere ontwikkeling weer een nieuwe vorm aannemen.

De ziel echter heeft het laatste stadium van haar ontwikkeling op aarde bereikt. Daarom moet uw hele zorg haar gelden opdat zij tot de uiteindelijke rijpheid komt en als lichtgeest weer kan terugkeren in het rijk dat haar ware vaderland is. Maar die rijpheid kan zij alleen bereiken als zij zich onafgebroken door Mij laat beschijnen, als zij licht en kracht rechtstreeks van Mij in ontvangst neemt doordat zij zich bewust aan Mij overgeeft, doordat zij zich openstelt en de stroom van mijn liefde in zich opneemt, doordat zij naar Mij luistert als Ik tot haar spreek om haar van eten en drinken te voorzien, om haar de juiste voeding te verstrekken die haar voltooiing op aarde verzekert.

En iedere ziel die zich voor Mij opent zal ook mijn liefde krachtstroom ervaren, omdat deze nooit werkeloos blijft waar de weerstand tegen Mij gebroken is. Doch de reden dat u zo’n zelfde werking niet ook lichamelijk bespeurt, wordt u hierdoor verklaard dat Ik geen enkele geloofsdwang op u en uw medemensen uitoefen zolang u nog vrij kunt kiezen tussen het aannemen of het afwijzen van het u door Mij van bovenaf aangeboden geestelijk voedsel. U moet dus mijn woord dat rechtstreeks van Mij tot u komt, geheel vrij aannemen, het mag u niet zo duidelijk bewezen worden dat het u tot geloven zou kunnen dwingen.

Begrijp dus, dat u uit vrije wil moet geloven; eigen nadenken, liefdewerken en een nauwe band met Mij moeten u dit geloof bezorgen. Ook mijn werken door de geest van een mens moet geloofd worden, het zal niet te bewijzen zijn. Maar ieder ongewoon verschijnsel zou reeds als bewijs gelden en dit zou schadelijk zijn voor de ziel van uw medemens.

Bijgevolg moet u altijd nog lichaam en ziel scheiden. De voltooiing van uw ziel wordt door uw innerlijk leven bereikt, dat zich wel naar buiten toe door liefdewerken laat zien en daarom moet ook het lichaam zich aanpassen aan de wensen van de ziel. Het mag haar verlangens geen tegenstand bieden, maar het lichaam mag niet als graadmeter van de uitstraling van mijn liefde op een mens worden aangezien, om welke reden dus ook een ziek lichaam een gezonde ziel in zich kan bergen. En zo’n mens zal zolang een ziek lichaam te verdragen hebben als dat lichaam een opdracht heeft, die de medemensen tot heil moet strekken. Want dezen zullen alleen door mijn woord en niet door wonderen, zoals de plotselinge genezing van een ziek lichaam, tot het geloof worden gebracht. Hoewel Ik ook zulke wonderen laat gebeuren, wanneer de kracht van een sterk geloof daardoor bewezen moet worden. Want een sterk geloof laat Ik niet te schande worden.

Ik weet echter altijd het beste, of en op welke wijze Ik mensen kan winnen om tot een levend geloof te komen. Ik weet ook wat iedere ziel afzonderlijk tot heil dient, en vanuit die kennis zal Ik ook aan ieder die mate van lichamelijke genezing geven die hij voor de ontwikkeling van zijn ziel nodig heeft. Maar u kunt en moet Mij steeds weer vragen om de kracht van mijn liefde, en Ik zal dan uw bede verhoren en u de kracht van mijn liefde zenden, en deze zal wat u betreft niet zonder effect blijven, ook als u zelf zo’n uitwerking niet vermag te zien.

Amen

BD.8164
30 april 1962

“En wie zal volharden tot het einde”

En wie zal volharden tot het einde, die zal de zaligheid deelachtig worden, zo luidde mijn belofte. Een belofte die de hoogste eisen stelt aan u, opdat u volhoudt tot het einde. Het is maar een kleine kudde aan wie deze belofte wordt vervuld, want er wordt een grote proef gevraagd van uw geloof. Maar om die te kunnen doorstaan heeft u veel kracht nodig en een innige verbinding met Mij. En omdat met alle gestrengheid door de machthebbers tegen de gelovigen wordt opgetreden, daarom kan alleen de mens met mijn ondersteuning weerstand bieden. Met mijn kracht, die hem toestroomt door de innige verbinding met Mij.

Hij moet Mij met zijn gehele wil en ziel willen toebehoren, dan zal de kracht van zijn geloof in Mij hem ook de sterkte geven om te kunnen volharden. Dan zal hij liever zijn leven opofferen dan zich van Mij te scheiden, omdat hij Mij heeft erkent als een liefdevolle Vader. Deze geloofssterkte die is ontsproten uit zijn liefde tot Mij zal Ik hem belonen, en hij zal door Mij de zaligheid deelachtig worden.

Deze kleine kudde die Mij getrouw zal blijven ook in de hevigste geloofsstrijd zal Ik redden uit de grootste nood en ellende. Ik zal ze overplaatsen naar een plaats waar vrede is. Ik zal hun de nieuwe aarde tot verblijfplaats geven, opdat een nieuw tijdperk kan beginnen van vrede en innige verbondenheid met Mij. Ik zelf zal geestelijk onder de mijnen kunnen vertoeven, omdat hun grote liefde voor Mij dat mogelijk maakt.

Het loon is waarlijk groot, maar de mijnen hebben het verdiend omdat de laatste tijd op de aarde voor hen buitengewoon zwaar zal zijn. En toch blijven zij Mij getrouwen volharden tot het einde. Maar Ik help hen ook op velerlei manieren hun geloof te versterken, want Ik zelf zal Mij van te voren nog op vele wijzen aan hen openbaren. Ik kom zelf in het woord tot hen, en mijn direct aanspreken zal hun liefde en geloof levend doen worden. En hun voortdurende geestelijke omgang met Mij zal hen vervullen met een liefde, die gestadig groter wordt. Ik zal hen dikwijls op de wonderbaarlijkste wijze tegemoet komen, en zal ook zichtbaar komen tot hen die Mij in hun grote nood verwachten en vast geloven dat Ik hen helpen zal.

Ik zal niemand zonder troost laten en zal allen de sterkte geven zelfs het zwaarste lot te kunnen verdragen. Zij zullen in Mij geloven en rotsvast op Mij vertrouwen, want Ik zal hun geloof niet beschamen. Zij zullen elke dag mijn komen en hun redding verwachten, tot Ik zelf hen zal wegnemen omdat de tijd is vervuld. En Ik maak ook een einde aan de activiteiten van mijn tegenstander, en sla hem en zijn aanhangers in ketenen.

Maar de dag van het gericht zal een totale verandering teweegbrengen van de aardoppervlakte. Alle scheppingen in, op en boven de aarde en alles wat leeft zal worden opgelost om een nieuwe vorm aan te nemen. En voor alle mensen zal het dus de dag zijn van het einde der oude aarde. Alleen diegenen die tot de mijnen behoren, zullen van deze aarde worden weggenomen en de vernietiging ontgaan. Maar de aanhangers van mijn tegenstander zullen vol ontzetting de ondergang voor ogen zien en door de aarde worden verslonden. Want deze aarde zal in haar oude gedaante niet meer blijven bestaan.

Er zal echter weer een nieuwe aarde ontstaan en er zal weer een nieuwe verlossingsperiode beginnen. En deze nieuwe aarde zal bewoond worden door mensen die Mij getrouw zijn gebleven tot het einde. En zij zullen ook de zaligheid deelachtig worden zoals Ik het hun heb beloofd, want in die tijd heeft mijn tegenstander voor een lange duur geen macht meer over de mensen omdat zij door hun liefde met Mij zijn verbonden. En dan zal Ik ook zelf onder hen kunnen vertoeven en dan is er aan elke nood een einde. Dan is er weer vrede op de aarde en er is weer een toestand zoals die was in het paradijs, en waarin alleen nog maar harmonie, zaligheid en liefde zal heersen.

Amen

BD.8175
11 en 12 mei 1962

De waarheid van de profetieën over het einde

Wanneer Ik u steeds weer het weten doe toekomen over datgene wat voor u ligt, wanneer Ik u voortdurend wijs op de tijd van rampspoed, wanneer Ik u een groot Oordeel voorspel, dat korte tijd erna op het einde van deze aarde zal volgen, dan zult u de aankondigingen van Mij als waarheid kunnen aannemen. Want Ik herhaal slechts wat steeds al voorspeld werd over het einde van deze aarde. En Ik laat nu alleen maar weten, dat al deze gebeurtenissen aanstaande zijn, dat de tijd is gekomen, waarin al mijn profetieën worden vervuld, tot leedwezen van al diegenen, die niet geloven. U mag niet zonder waarschuwing de toekomst tegemoet gaan en u moet weten, dat de “toekomst”, waarin u het einde plaatst, spoedig tot “tegenwoordige tijd” is geworden.

En u moet erop rekenen dat u wordt verrast, dat er u geen lange tijd meer rest en Ik u daarom steeds weer deze aankondigingen doe toekomen, omdat Ik niet wil dat u onvoorbereid al het komende zult meemaken, omdat Ik u niet in onwetendheid wil laten in welke tijd u leeft. Ik weet dat al mijn aankondigingen, gedaan door zieners en profeten, weinig geloof zullen vinden. Ik weet, dat de mensen alle boden zullen uitlachen, dat ze dezen beschuldigen van een vals profetendom. Maar er zal geen lange tijd meer voorbijgaan en ze zullen zich van de waarheid van datgene kunnen overtuigen, wat mijn profeten in mijn opdracht de mensen verkondigen.

Nooit werd het geloofd, wanneer grote veranderingen plaatsvonden op deze aarde, wanneer een verlossingsperiode ten einde liep en een nieuwe weer begon. En er waren dan steeds maar weinigen, die mijn boden geloof schonken en die daarom ook gered werden. Maar ook het weten van het lang geleden alles omverwerpende gebeuren is voor de mensen verborgen. De tijden zijn eindeloos lang tot er weer een dergelijke verandering van de aarde plaatsvindt. En daarom hebben de mensen ook geen bewijzen en houden ze ook nu een einde van de oude gedaante van deze aarde voor uitgesloten.

En toch staat u mensen er kort voor, want Ik weet wanneer een omvorming nodig is. Ik weet wanneer de mensen op het geestelijk lage niveau zijn aanbeland, dat zoiets vereist. Maar Ik kan niets anders doen dan u daarover bericht te doen toekomen, dat u nu zult kunnen aannemen of ook afwijzen, omdat u tot aan het einde in volledige wilsvrijheid zult moeten leven en een bepaald weten u ook niet tot heil zou strekken.

Maar u zou erover moeten nadenken, dat Ik u niet zonder reden deze aankondigingen doe toekomen. En u zou er steeds aan moeten denken, dat uw God en Schepper een God van liefde is en dat alles wat gebeurt ook op deze liefde van Mij is gegrond. Daarom stuur Ik ook door mijn openbaringen een weten naar u toe, dat u het begrip voor mijn heilsplan zou moeten ontsluiten en u zou dan ook geloven, dat de tijd is vervuld, dat eenmaal weer de ordening moet worden hersteld, waarin alle mensen moeten binnen gaan om geestelijk rijp te worden en dat ook voor het nog in de vaste materie gekluisterde geestelijke de mogelijkheid moet worden geschapen zich positief te ontwikkelen. Want al het geestelijke moet eens tot voltooiing komen. En Ik alleen weet hoe dat mogelijk is en wanneer de juiste tijd daarvoor is gekomen, dat alles weer nieuw geordend zal worden. En Ik houd de tijd aan zoals die in mijn heilsplan van eeuwigheid is vastgelegd.

Amen

BD.8180
17 mei 1962

Over de leer van de herbelichaming

Door de stem van de geest kan Ik mijzelf aan u openbaren, als u oprecht begeert door Mij onderwezen te worden. Ik wil alleen dat u in de waarheid leeft, dat uw gedachten geen verkeerde wegen gaan, dat u nog door valse leringen beïnvloed wordt door hem die de waarheid wil ondermijnen. Want de waarheid verspreidt een licht waardoor hijzelf en zijn activiteiten wordt belicht.

Daarom moet u geloven wat Ik u verkondig door de geest. Het moet voor u toch begrijpelijk zijn dat mijn tegenstander alles zal doen om u in geestelijke duisternis te houden, waarin hij ook een onbeperkte macht over u heeft, want zodra u in de waarheid leeft bent u voor hem verloren. Hij zal dus altijd uw denken verkeerd richten en elke verkeerde gedachte heeft duizend andere verkeerde gedachten ten gevolge. En zo zorgt hij er voor dat ook de zin en het doel van uw aards bestaan voor u verborgen blijft en dat u voor uzelf een heel vals beeld maakt van uw aardse opdracht, en hij probeert te bereiken dat u zich niet interesseert voor welk geestelijk streven dan ook. Hij probeert in u de liefde tot de wereld aan te wakkeren en hij zal u daarom steeds een herhaling van uw leven op aarde als begerenswaardig voorstellen, en u ook “bewijzen” ervan geven. Want uw streven naar volmaaktheid wordt dan verzwakt, zodra u gelooft steeds weer deze aarde te mogen betreden als u de volmaaktheid nog niet bereikt heeft.

Deze voorstelling van de kant van mijn tegenstander is een van zijn geliefdste middelen. Juist daarom heeft de leer van de reïncarnatie heel veel bijval gevonden en is ze heel moeilijk uit te roeien. Want mijn tegenstander gaat heel listig te werk om de geloofwaardigheid van deze leer te bevestigen, ofschoon geen mens voor zijn list behoeft te zwichten. Want zodra de mens een ernstig verlangen naar de waarheid heeft en zich tot mijzelf wendt, zal hij ook de onzinnigheid inzien van datgene wat hij door hem voorgeschoteld krijgt – en hij zal ook duidelijk de waarheid in het hart voelen. Hij zal weerstand in zich voelen tegen dat wat van mijn tegenstander afkomstig is, want zijn ernstig verlangen naar de waarheid waarborgt hem deze ook.

Maar veel mensen zijn onderhevig aan zijn invloed op dit gebied omdat zij het zelf willen dat ze weer naar de aarde terug keren, omdat de liefde tot de wereld in hen nog zo groot is, en voor hen is de gedachte troostvol het aardse leven opnieuw te kunnen leiden. Maar steeds weer moet u gezegd worden dat u op een dwaalspoor geleid wordt als u in een herbelichaming gelooft, al zijn er ook enkele gevallen, vanwege een speciale reden, die echter niet veralgemeend mogen worden. Want in mijn heilsplan van eeuwigheid zijn waarlijk alle mogelijkheden gegeven, die uw voltooiing tijdens het aardse leven waarborgen. Iedere zwakheid kunt uzelf uit de weg ruimen omdat Ik daarvoor voor u aan het kruis gestorven ben, zodat Ik voor u de wilskracht verworven heb en u Mij te allen tijde kunt aanroepen in Jezus, de Verlosser van zonde en dood en u dan ook die graad op aarde bereikt die u het ingaan in het lichtrijk verzekert, waar u stijgen kunt tot eindeloze hoogten, omdat er dan geen beperking meer voor u is. Benut u echter uw aardse leven niet, zodat u onverlost het hiernamaals ingaat, dan zou ook een herhaalde belichaming op de aarde u van geen nut zijn. Want u behoudt uw vrije wil, terwijl de herinnering aan vroeger u wordt weggenomen en u loopt dan een veel groter gevaar weg te zinken in de diepte, wat door Mij echter nooit bevorderd wordt maar steeds verhinderd.

En kan er nu al op aarde voor u een licht worden ontstoken, zodat u de kennis is ontsloten van uw vroegere afval van Mij en van mijn plan u terug te voeren, dan ziet u ook duidelijk de weg voor u die u af moet leggen om u te voltooien. Dan ziet u ook in dat die leringen valse dwaalleren zijn die u een volgende gang over de aarde in het vooruitzicht stellen. Want die spreken dan mijn heilsplan van eeuwigheid tegen, dat in alle wijsheid en liefde door Mij gegrondvest werd om voor u de bevrijding uit de vorm mogelijk te maken, waartoe uw vrije wil vereist is. En opdat uw vrije wil juist beslist, laat Ik u steeds weer de waarheid door mijzelf toekomen als u hierom vraagt, als u zelf in de waarheid wenst te leven. Maar u zult begrijpen dat mijn tegenstander alle macht gebruikt die u hem verleent, en dat hij u dwaalleren voor zal zetten zolang u niet door een ernstig verlangen naar de waarheid zijn werkzaamheid afwijst. Want nooit zal hij zijn dwalingen vol kunnen houden waar Ikzelf als de eeuwige Waarheid als bescherming tegen dwaling wordt aangeroepen. Want dan is hij volkomen machteloos omdat het licht dat van mijzelf uitstraalt, hem ontmaskert en daarom zal hij steeds dat licht ontvluchten.

Amen

BD.8185
24 mei 1962

De offerdood mocht niet tot geloof dwingen

Ook mijn offerdood aan het kruis mocht niet leiden tot een gedwongen geloof aan mijn Godheid in de mens Jezus. Want ofschoon de Liefde zelf dit offer heeft gebracht, hoewel Ik zelf in Hem was tot aan Zijn dood omdat Hij zich geheel met Mij had verenigd, trok de Godheid in Hem zich toen terug. Dat wil zeggen: Hij leed en stierf als mens. Hij deed geen beroep meer op Zijn macht die Hij door de vereniging met Mij bezat. Hij heeft als mens alle leed en pijnen op zich genomen en daardoor de grote zondeschuld teniet gedaan, welke op de gehele mensheid drukte. En dus moest ook de kruisdood een gebeuren zijn dat heel menselijk plaatsvond, omdat niemand tot geloof mocht worden gedwongen en elk ongewoon verschijnsel zo’n geloofsdwang zou hebben betekend. Wel werden vele mensen door een onrust bevangen die de kruisdood teweegbracht. Er werden vele mensen ontroerd en ze waren terneergeslagen vanwege het vonnis dat werd voltrokken aan een mens die ze niet voor schuldig hielden.

Maar dat het een offer was dat de Godheid zelf in de mens Jezus volbracht, daarvoor ontbrak elk bewijs. En dit moest ook zo zijn omdat ook het aannemen van de genade van het verlossingswerk een daad van de vrije wil moest zijn, omdat de vergeving van de zonde niet anders kon plaatsvinden dan door de vrijwillige overgave aan Jezus en de erkenning van Hem zelf als Gods Zoon en Verlosser van de wereld in Wie de eeuwige Godheid zich zelf had belichaamd.

Niemand mag tot geloven worden gedwongen. Het moet aan ieder mens vrijstaan Jezus Christus als Verlosser van de wereld te erkennen en Zijn genade-offer aan te nemen. Daarom was de dood van Jezus ook een heel menselijke gebeurtenis die op geen enkele wijze dwingend inwerkte op de mensen die bij zijn stervensuur aanwezig waren of ook naderhand hierover vernamen. En voor alle mensen blijft het verlossingswerk van Jezus ook een aangelegenheid die ze kunnen geloven, maar ook betwijfelen, want het juiste inzicht vraagt om een zekere vooruitgang van de ziel, een toekeren naar Mij. En dan zijn zij ook in staat Mij in Jezus Christus te herkennen.

Een mens die nog geheel in de macht van mijn tegenstander is, zal nooit aan het verlossingswerk van Jezus Christus geloven, al zou hem dit ook nog zo waarheidsgetrouw worden beschreven. Want hij wil het niet geloven, omdat hij nog onder de invloed van de tegenstander staat die alles zal doen om een verlossing door Jezus Christus te verhinderen.

En toch kunnen mensen ook een zeer overtuigd geloof in Hem verkrijgen wanneer ze het mogelijk maken dat mijn geest hen onderricht, wanneer ze door een leven in liefde naar mijn wil ook mijn inwerken door middel van gedachten toelaten. Er zijn dan echter geen uiterlijke bewijzen die de mens overtuigen van de waarheid van het goddelijk werk van barmhartigheid. Veeleer worden dan zijn gedachten in overeenstemming met de waarheid geleid en de mens begrijpt de verbanden en de beweegreden van het kruisoffer en dan kan hij ook zonder bewijzen geloven. Elk bewijs is en blijft voor de mensen een dwang om te geloven, maar alleen het beproeven van de vrije wil is doorslaggevend in het aardse bestaan. En zo moeten de mensen ook vrij beslissen om Jezus en Zijn kruisoffer aan te nemen en te erkennen. De mens wordt geenszins gedwongen tot aanname en daarom moeten alle gebeurtenissen naar waarheid worden beschreven, zoals het zich ook werkelijk heeft toegedragen: zoals de veroordeling van een misdadiger die tot de schandelijkste dood werd veroordeeld, tot de dood aan het kruis.

Met Zijn macht zou Jezus waarlijk deze dood van zich hebben kunnen afwenden, want ze stond Hem ter beschikking door de volledige vereniging met Mij. Maar Hij gebruikte ze niet meer, omdat Hij als geheel machteloos de dood wilde ondergaan om de mensen hulp te brengen in een nood waaruit ze zichzelf niet zouden hebben kunnen bevrijd. Maar Hij kon hen helpen vrij te worden. Hij kon de weg vrij maken naar de Vader. Hij kon voor hen de poort naar het lichtrijk openen, maar altijd alleen doordat Hij een mate van lijden op zich nam die nauwelijks een mens zou hebben kunnen verdragen wanneer niet de Liefde hem de kracht daartoe zou hebben gegeven – Die wederom Ik zelf was.

Maar Hij gebruikte deze kracht niet om zich van Zijn lijden te ontdoen, doch alleen om het lijden en de bitterste dood aan het kruis uit te kunnen houden. Want Hij wilde de mensheid verlossen van zonde en dood. Dat ook de mijnen aan Mij twijfelden was begrijpelijk, want ze zagen Mij toch plotseling gespeend van al mijn kracht toen ze moesten toezien hoe men met Mij omging, toen Ik Me niet verweerde en de macht niet gebruikte die ze zo vaak bij Mij hadden kunnen vaststellen.

Maar dan zou het kruisoffer niet zijn volbracht. En ook zou mijn weg als mens over de aarde doelloos zijn geweest, omdat de mensen ondanks mijn leringen en onderrichtingen steeds krachteloos zouden zijn gebleven tegenover mijn vijand. Want de niet teniet gedane zondeschuld was de zwakheid, de last die op de mensheid drukte, waarvan ze uit eigen kracht niet vrij konden worden. En om hun wil te versterken ben Ik aan het kruis gestorven. Om hun wil te versterken nam Ik zelf de reusachtige last van de zonde op Mij en deed ze teniet door het meest smartelijke werk van erbarmen dat zich op deze aarde ooit had voltrokken en zich ook nooit meer voltrekken zal.

Ik stierf voor alle mensen van het verleden, van het heden en van de toekomst. Maar ieder mens moet in vrije wil dit verlossingswerk van Mij inzien en aannemen, want dan erkent hij ook Mij zelf, aan Wie hij eens zijn erkenning heeft onthouden en waarom hij in de diepte is gestort.

Amen

BD.8189
31 mei 1962

De hemelvaart van Jezus Christus

Mijn missie op aarde was volbracht toen Ik ten hemel opvoer. Ik had de wereld verlost van zonde en dood, Ik was verrezen en aan mijn discipelen verschenen om hen te sterken om de weg te kunnen gaan van de verkondiging van het evangelie der liefde. Ik was zelf doorstroomd van licht en kracht en kon nu de aarde verlaten om weer mijn rijk binnen te gaan vanwaar Ik gekomen was, namelijk het rijk van licht en zaligheid.

Want mijn lichaam was verheerlijkt, het was mijn geestelijk kleed dat niet meer aan de natuurwet gebonden was, maar het lichaam kon nu vertoeven op die plaatsen waar mijn wil dat wilde. Want het lichaam was geest zoals de geest van mijn Vader van eeuwigheid, die ook niet aan een vorm gebonden was, maar het gehele heelal vervulde en dus ook mijzelf, de mens Jezus die de eeuwige Godheid in zich had opgenomen om haar een menselijk omhulsel te geven dat Zij nodig had – omdat Zij te midden van de mensen wilde wonen. Dit omhulsel was echter aan de wetten der natuur onderworpen en moest daarom eerst een hoge graad van rijpheid verwerven om de eeuwige Godheid in zich op te kunnen nemen.

Nu was mijn missie beëindigd en van de gebeurtenis van de hemelvaart moest ook getuigd worden, want dit was de bekroning, dit was het bewijs voor de mensen dat Ik een werk van totale omvorming aan mijzelf had volbracht dat ook zichtbaar te bewijzen was. Want alle natuurwetten schoof Ik opzij toen Ik opvoer ten hemel, en Ik omhulde Mij met alle glorie en was voor mijn discipelen toch zichtbaar.

Ik gaf hun de kracht Mij te kunnen aanschouwen, anders waren zij waarlijk vergaan. Echter alleen die discipelen mochten Mij zien die reeds innig met Mij verbonden waren door hun liefde en dus al een graad van rijpheid bezaten die zulk een aanschouwen mogelijk maakte. En zo keren er ook sommige zielen in dezelfde toestand terug in het lichtrijk, en ook voor dezen is het mogelijk Mij te aanschouwen in glans en heerlijkheid, omdat hun staat van rijpheid een geestelijk aanschouwen toelaat. Want ook voor hen is er dan geen beperking meer. Ook zij zullen met glorie omkleed zijn en God mogen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht, en zich nu in hun oerelement bevinden – in de liefde, die licht en kracht tegelijk is. En dit is hun geestelijk kleed dat elke ziel mag aandoen zodra zij het aardse leven verlaat en geheel voltooid het rijk hierna binnengaat.

U moet dit geloven en mag niet twijfelen aan de liefde en macht van uw God en Vader die u allen eens zaligheden zal schenken, die u zich zo lang u nog op aarde bent niet voor kunt stellen.

Ik heb u echter een voorbeeld gegeven van wat een mens bereiken kan door een leven in onzelfzuchtige naastenliefde, en hoe zijn lot gewaarborgd is als hij altijd volgens mijn wil geleefd heeft op de aarde. Wanneer zijn levenswandel een verandering van zijn wezen tot liefde tot gevolg heeft dat nu gelijk is aan mijn oorspronkelijke wezen en daarom ook in glans en heerlijkheid zal stralen en zichtbaar is voor allen die dezelfde graad van voltooiing hebben. Die zich dan met Mij verenigd hebben en voor wie Ik een Wezen ben dat licht en kracht uitstraalt en dit zal blijven tot in alle eeuwigheid.

Mijn hemelvaart heeft werkelijk en waarachtig plaatsgevonden. De mens Jezus heeft het laatste bewijs van Zijn goddelijkheid op aarde gegeven toen Hij in stralende volheid van licht deze aarde verliet en in het rijk terugkeerde vanwaar Zijn ziel was uitgegaan. Want Hij kwam uit het rijk van het licht. Hij was bij God en keerde weer tot God terug, wiens kind Hij was en bleef en met wie Hij zich geheel had samengesmolten. En dus was de hemelvaart het laatste bewijs dat Ik niet van deze aarde was, maar hier neergedaald ben uit een rijk van licht en heerlijkheid dat nu ook weer mijn bestemming was en dat ook voor eeuwig uw doel zal zijn en blijven. Want ook u moet terugkeren tot het licht, u zult door de vereniging met Mij weer mijn licht en kracht in al haar volheid mogen aannemen en zodoende ook verrijzen en opvaren ten hemel in uw ware vaderland.

Amen

BD.8191
8 en 9 juni 1962

Terugweg uit de diepte omhoog

Oh, geloof het, dat u de weg omhoog weer net zo zult moeten afleggen als u hem zelf in vrije wil naar de diepte bent gegaan. Dat u geen stadium van uw positieve ontwikkeling zult mogen overslaan, maar bewust de ommekeer terug naar uw oerwezen zult moeten voltrekken, wat ook vereist dat u fase voor fase Mij weer zult moeten naderen, zoals u zich eens fase voor fase van Mij verwijderde. Als mens ontbreekt u de beoordeling van het onrecht dat u beging toen u zich van Mij scheidde, toen u in opstand kwam tegen mijn liefde en dus elk licht en elke kracht afwees vanuit het gevoel van innerlijke opstand tegen Mij. Maar precies zo zult u vrijwillig weer vurig moeten verlangen naar mijn liefde en u openen en het Mij dus mogelijk maken, de liefde weer bij u naar binnen te laten stralen, die u eens afwees in zondige afweer van Mijzelf. En deze teruggang duurt eindeloos lange tijd, want hij gebeurt wetmatig. Hij moet en zal zo plaatsvinden, zoals uw verwijdering van Mij zich heeft afgespeeld.

Als mens is u niet begrijpelijk te maken op welke manier uw afval van Mij plaatsvond, maar het moet u volstaan dat hij eeuwige tijden vergde en evenzo ook weer eeuwigheden vereist tot u de weg naar het hart van de Vader hebt teruggevonden en voor eeuwig de mijne bent geworden. Want bent u eenmaal naar Mij teruggekeerd, dan zult u niet meer vallen en een herhaalde gang over de aarde hebben te vrezen, tenzij de liefde u naar uw ongelukkige broeders drijft die u zult willen helpen voordat ze in hun opwaartse worsteling falen. Maar dit gebeurt dan weer in volledig vrije wil, maar niet meer zich tegen Mij verzettend, integendeel, geheel in overeenstemming met mijn wil. En dan zal de afdaling naar de diepte ook zegen brengen aan het wezen zelf, evenals aan de mensen die op Mij aansturen maar nog erg moeten worstelen en zwak zijn om opwaarts te gaan.

Maar dat u mensen zich op deze weg van de terugkeer in het vaderhuis bevindt, dat is een waarheidsgetrouwe leer, die Ik u geef opdat u zich van de verantwoording van uw gang over de aarde bewust zult worden en blijven, want uw hele leven moet vanuit dit gezichtspunt worden beschouwd. En gelooft u daarin, dan zult u ook een leven leiden naar mijn wil, die u steeds zult vernemen omdat Ik zelf u mijn wil bekend maak door rechtstreeks toespreken, maar ook u een stille maner in het hart heb gelegd, die u juist zal wijzen en u dan, wanneer u deze maner gehoor schenkt, met alle zekerheid vooruit zult gaan en u Mij steeds meer nadert, omdat u dan ook mijn geboden van de liefde zult vervullen, die u als hoofdkenmerk van mijn wil zult leren inzien. Want Ik zal er steeds maar op wijzen, een leven in onbaatzuchtige liefde te leiden, dan zal uw ontwikkeling onherroepelijk vooruitgaan.

Stap voor stap zult u de weg omhoog moeten afleggen, zoals u hem ook naar de diepte bent gegaan. Want u zult u weer moeten verbinden met Mij, van Wie u zich eens door middel van de wil losmaakte. En het is u ook mogelijk met mijn ondersteuning, maar nooit zult u dit werk tot stand brengen zonder mijn hulp, uit eigen kracht, omdat dan mijn tegenstander alle macht en list zal gebruiken om u weer naar beneden te trekken, omdat hij zijn aanhang niet wil verliezen waarin hij zijn macht ziet. Maar u allen bent ook mijn deel. U bent, hoewel door zijn wil, dan toch uit mijn kracht voortgekomen. En deze kracht moet onherroepelijk weer naar de krachtbron terugstromen volgens wet van eeuwigheid.

En daarom zal Ik ook alles doen om u mensen gedurende uw tijd van leven op aarde, waarin u zelf vrij zult moeten kiezen voor Mij of voor hem, opheldering te schenken, hoe het met uw gang over de aarde gesteld is en langs welke weg u naar Mij terug zult komen. Ik zal u zelf behulpzaam zijn, opdat uw gang uit de diepte omhoog niet zonder resultaat zal zijn en u eens uw doel zult bereiken, dat u terug zult keren naar de Krachtbron van eeuwigheid, dat u op Mij zelf zult aansturen en Mij vrijwillig uw liefde zult schenken, dat u met Mij een innig contact tot stand zult brengen dat het zeker zal bewerkstelligen dat u vol van kracht uw weg over de aarde zult gaan en deze gegarandeerd opwaarts voert en dat u gedurende het leven op aarde de juiste beslissing zult nemen, dat u de laatste wilsproef op deze aarde goed doorstaat, dat u in het hart Mij zult kiezen als uw Heer en Mij nu ook van ganser harte en blijmoedig zult dienen, omdat u hebt ingezien dat u Mij toebehoort en eeuwig ook met Mij verbonden zult zijn en zult moeten blijven, als u gelukzalig wilt zijn.

Amen

BD.8192
15 juni 1962

Begin van de woordontvangst, 25 jaar geleden

Ik heb beloofd u de Trooster te zenden, de geest der waarheid. Ik heb zulks ook gedaan door u de zuivere waarheid te brengen via een Mij toegenegen aards kind aan wie Ik de missie heb toevertrouwd deze waarheid aan die mensen door te geven die bereid zijn ze aan te nemen. Ik heb dus voor u mensen een licht ontstoken dat niet onder een korenmaat gezet mag worden, dat helder uit moet stralen in de nacht die over de aarde ligt uitgespreid, omdat deze donkerheid alleen nog maar doorbroken kan worden door een “licht uit den hoge”.

Ik heb u mijn woord gezonden en uzelf aangesproken. Ik ben door mijn woord bij u tegenwoordig, al is het u mensen gebracht door mijn dienares. De ontvanger van mijn woord hoorde Mij zelf, want zij staat in zo’n innige verhouding met Mij dat Ik haar direct kan aanspreken zodat zij een bewijs van mijn tegenwoordigheid kan tonen door mijn woord – dat aan haar en aan u allen gericht is. Want mijn woord weerklinkt in haar en onthult u de diepste geheimen. Het voert u in de waarheid binnen, in een kennis die aan de waarheid ontspringt omdat Ikzelf tot u spreek en van Mij uit u alleen de zuivere waarheid bereiken kan.

U heeft van Mij dus een geschenk ontvangen van onschatbare waarde en u kunt uzelf gelukkig prijzen dat Ik u heb aangesproken, want niemand kan van u wegnemen wat Ik u gegeven heb en wat u in geloof heeft aangenomen. Uw ziel heeft daarmee iets kostelijks ontvangen dat voor haar spijs en drank betekent en haar ook helpt bij haar ontwikkeling, opdat zij haar aardse levensdoel bereikt. Opdat zij de verbinding zoekt met Mij, haar God en Schepper en haar Vader in eeuwigheid.

Steeds weer zal de ontvanger van mijn woord dat genadegeschenk bij u aanvullen. Steeds weer zal zij het genademiddel met zo’n enorme werking van Mij ontvangen, om u mensen te helpen evenzo het doel op aarde te bereiken. Want daardoor zult u steeds nader tot Mij komen en gestadig kracht ontvangen, om aan de voleinding van uw ziel te werken.

En daarom zal Ik niet ophouden in de bron die Ik heb ontsloten steeds het “levend water”, dat wil zeggen: mijn woord te laten binnenstromen, want u mensen heeft voortdurend een toevoer van kracht nodig. U moet u daarom ook voortdurend neerzetten bij deze “bron” om u te laven, om daaruit te scheppen en u door mijn krachtstroom te laten verkwikken. U moet gestadig drinken van het levend water dat u toestroomt uit de wel van mijn onuitputtelijke liefde en genade, want deze blijft in eeuwigheid. Daarom zal Ik de bron van mijn genade niet uit laten drogen en Mij steeds weer tot mijn kind wenden die Mij haar wil schenkt en door Mij aangesproken wil worden.

Daarom zal Ik er voor zorgen dat haar steeds deze kracht toevloeit zolang zij voor Mij bezig is, want mijn kind begaf zich geheel in mijn hand zodat Ik de leiding kan nemen. Ik kan haar dus lichamelijk en geestelijk laten toekomen wat zij nodig heeft om haar missie te vervullen die zij vrijwillig op zich heeft genomen. Ik alleen weet hoe belangrijk deze missie is en welk succes talloze zielen daardoor kunnen behalen die zich in grote nood bevinden, want voor hen is deze missie een reddingsactie van onmetelijke waarde.

Het is een uniek genadegeschenk dat Ik u mensen aan kan spreken via een Mij zo toegenegen kind, dat Mij in vrije wil aanhoort en aan mijn woorden geloof schenkt. Dat zich in de waarheid binnen laat voeren en ze doorgeeft aan alle mensen die dringend dit helder licht nodig hebben, om zich in deze enorme duisternis van de geest te oriënteren.

Veel zegen mochten de mensen reeds ontvangen die dit licht der waarheid aannamen, en ook de ontvanger zelf kwam daardoor nader tot mijn hart. Zij nam gelovig mijn woorden aan en vergrootte daarmee haar innerlijk licht. Zij verkreeg daardoor een inzicht in mijn besturen en werken en in mijn heilsplan van eeuwigheid, en haar werd ook klaarheid gegeven over mijn verlossingswerk in Jezus Christus. Deze klaarheid kan mijn kind nu aan haar medemensen doorgeven die evenals zij te voren in duisternis waren en daarom ook niet het genadegeschenk: mijn verlossingswerk in Jezus, konden benutten.

Ik kon reeds naar veel mensen de waarheid zenden, maar alleen als er naar verlangd werd. Allen die mijn woorden aannamen zullen ze niet meer vergeten en daardoor op de goede weg gehouden worden; maar deze weg kunnen de mensen alleen vinden als zij zich niet voor mijn woord, dat tot hen komt als een gave van de Vader, afsluiten. Want Hij wil Zijn kinderen helpen de weg terug tot Hem te vinden.

De wil van ieder mens is beslissend voor de vraag, of de zegen van mijn spreken tot hem komt. Kan Ik hem echter eenmaal aanspreken, dan zal hij Mij ook steeds meer als Zijn vader in Jezus Christus herkennen. Zonder middelaar is dit bij de mensen echter niet mogelijk omdat Ik geen mens ertoe dwing Mij aan te horen als Ik tot hem wil spreken, terwijl anderzijds niemand mijn Vaderstem zou herkennen als hij daartoe de wil niet zou hebben zich direct door Mij te laten aanspreken.

Mijn zegen zal u dus voortdurend begeleiden als u zich aan Mij toevertrouwt en mijn direct aanspreken in uw hart toelaat, want de nood op aarde is zeer groot en alle mensen hebben mijn hulp nodig die hun via mijn direct aanspreken duidelijk ten deel valt. Daarom zal ook mijn “knechten” op aarde alle hulp ten deel vallen en Ik zal u altijd door mijn trouwe Vaderzorg geestelijk en lichamelijk verzorgen met mijn kracht. Opdat u in mijn plaats kunt arbeiden voor Mij en mijn rijk, opdat u in mijn plaats bezig bent en het mogelijk maakt dat Ik tot mijn kinderen kan spreken die zich in nood bevinden – en de stem van hun Vader willen horen. Zij zullen de hulp ontvangen die alleen Ik hun geven kan, omdat Ik verlang naar hun thuiskomst en daarom alles zal doen om hen te helpen terug te keren in het vaderhuis.

Amen

BD.8197
22 juni 1962

Zwak geloof – Ongelovigheid

Het geloof is onder de mensen zeer zwak geworden. De mensen kennen wel allen de leerstellingen die Mij, hun God en Schepper betreffen, zij nemen echter niet alles als waarheid aan wat hun als zodanig wordt uiteengezet, en zij verwerpen ook vaak die leerstellingen die volgens de waarheid zijn, omdat zij zelf niet in staat zijn deze te onderzoeken, ofwel de juiste weg niet gaan om te kunnen onderzoeken: de directe weg tot Mij, die hun waarlijk ook inzicht in de waarheid schenken zou.

Wat de mensen geleerd wordt van de kant van hen die zich aangesteld voelen is meestal ook gespeend van de waarheid. Het is een misvormde leer die daarom niet overeenkomstig de waarheid is, omdat zij zonder enig onderzoek werd overgenomen als goddelijke inspiratie – en nu ook nog het onvoorwaardelijke aannemen van deze leerstellingen geëist wordt, zodat ook de denkende mens het niet waagt om zelf te onderzoeken, om de waarheid van de dwaling te kunnen onderscheiden – doch hij zou het moeten – en hij zou het kunnen, als hij ernstig naar de zuivere waarheid verlangt en zich tot mijzelf zou wenden.

En zo is de mensheid ongelovig geworden, zodat ze vaak ook een God en Schepper niet meer erkennen wil en daardoor ook haar aardse weg niet doorgronden kan en bijgevolg de zin en de samenhang van de mensen met hun God en Schepper hun ook niet duidelijk te maken is. Ze zijn daarom ook niet op de hoogte van mijn wil, waarvan de vervulling hun een grote helderheid zou schenken.

En zodoende streeft geen mens er naar de weg terug tot Mij te gaan, als hij in die mate ongelovig is dat hij zelfs twijfelt aan het bestaan van een God en Schepper. En zo moet de mens eerst weer dat geloof verwerven dat hij ook verwerven kan, omdat hij kan denken en omdat hij ook geholpen wordt juist te denken als het om zulke innerlijke vragen gaat: in welke verhouding hij als geschapen wezen staat tot de Macht die het geschapen heeft.

En als de mens maar wil, kan hij ook tot het geloof komen – als hem zulke vragen bezighouden die in verband staan met zijn bestaan op deze aarde. Want altijd zullen lichtwezens zich om hem bekommeren en hem door middel van gedachten onderrichten, en dit volgens de waarheid zodra het hem erom te doen is de waarheid te verkrijgen. Maar dan zal hij ook spoedig weten dat het de wil van zijn Schepper is dat de mens een leven in liefde leidt. Hij zal het weten omdat hij zelf het gevoel in zich heeft van wat goed en wat slecht is omdat hij in zich een stille aanmanende stem heeft die hem Zijn wil bekend maakt. En leeft de mens nu volgens zijn innerlijke gevoelens, dan zal ook het geloof in hem spoedig levend zijn. Hij zal weten dat zijn innerlijk gevoelen juist is – dat er een Wezen is uit wiens macht hij voortgekomen is – en dat dit Wezen met Zijn liefde hem op het oog heeft. Want hij beseft snel de wijze wegen waarover hij geleid wordt en die hem duidelijk het aanwezig zijn van zo’n Macht bewijzen aan wie hij zijn bestaan te danken heeft.

En heeft hij nu deze gedachten verworven, dan zal hij zich ook door middel van zijn gedachten tot dat Wezen wenden en, omdat hij diens grote macht inziet, zich ook vrijwillig onder Hem plaatsen – zich laten leiden en dat machtige Wezen om Zijn bijstand vragen. Want hij voelt zich als mens zwak, maar wil niet tegen de wil van zo’n Macht in handelen.

Dan onderwerpt hij zijn wil aan Mij, de eeuwige Godheid – en dan kan hij er ook zeker van zijn dat hij door Mij omvat wordt en dat Ik hem nimmermeer opgeef tot hij zich met Mij verenigd heeft, tot hij zijn aardse opdracht vervuld heeft – die hem werd opgelegd voor zijn aardse bestaan en die nu altijd alleen daarin bestaat dat de mens zijn God en Vader onderkent en naar Mij streeft – dat hij zich onderwerpt aan mijn wil.

Dat hij dus Hem weer erkent als zijn God en Vader van eeuwigheid, van wie hij zich eens vrijwillig afwendde en daardoor in de diepte gevallen is, waaruit hij onherroepelijk weer ten hogen moet terugkeren – dat hij daarom vanwege dit doel over de aarde gaat. De mens moet leren geloven – en daarom moet hem een weten overeenkomstig de waarheid worden uiteengezet. Dan zal hij ook kunnen geloven, want dan zal hij Mij zijn God herkennen als zijn Vader en naar mijn liefde verlangen, die Ik hem ook onbeperkt schenk omdat hij eens uit mijn liefde is voortgekomen.

Ik kan hem echter op geen enkele wijze tot geloven dwingen in leerstellingen die het geestelijke rijk, die Mij zelf als God en Schepper betreffen. De mens moet zelf dat geloof verwerven en hij zal dat ook, als hij maar een leven in liefde leidt – als hij zijn best doet de eigenliefde te overwinnen en die in onzelfzuchtige naastenliefde te veranderen.

Hij wordt daarom innerlijk aangespoord, omdat mijn goddelijke liefdesvonk dit bewerkstelligt, die hem steeds ertoe probeert te brengen het goede te doen in onbaatzuchtigheid – en hij maar hoeft toe te geven aan de aandrang ervan. Want iedere liefdedaad schenkt hem een licht – en wat er nu van hem geëist wordt te geloven dat begrijpt hij steeds meer – hij neemt het aan en daardoor wordt zijn geloof levend.

Amen