Inhoud

BD.7901 De Huisvader neemt alle zorgen op zich
BD.7902 Geloften zijn niet naar de wil van God
BD.7903 Priesterambt – De ware discipelen
BD.7905 De goddelijke geboden van de liefde – De ware kerk van Christus
BD.7906 Wie in Mij gelooft (2)
BD.7907 Worden tot “kinderen” Gods – Kindschap Gods
BD.7908 De eindtijd geeft aanleiding tot genadegaven
BD.7909 De betekenis van het avondmaal
BD.7910 De leer van de verdoeming is een dwaalleer
BD.7911 Verandering van de dood naar het leven
BD.7914 Liefde voor de naaste: hulp in geestelijke nood
BD.7916 Verklaring voor het ongewone weten
BD.7918 Alleen een gewekte geest kan een juist oordeel vellen
BD.7919 Betekenis van de genadegave – Het schenken van kracht
BD.7923 Het op de hoogte zijn van Gods wil – Verantwoordelijkheid
BD.7925 Het openen van de poort naar het lichtrijk door Jezus Christus
BD.7928 Motivering van smartelijke slagen van het lot
BD.7929 Het beëindigen van een periode op aarde staat voor de deur
BD.7932 Heeft God de val veroorzaakt?
BD.7935 U mensen gaat het einde tegemoet
BD.7940 De bewuste toenadering van de mens tot God
BD.7942 Het ontstaan van het scheppingswerk “aarde”
BD.7943 Vrede in God – De toevoer van kracht
BD.7944 De komst in de wolken
BD.7945 Het licht van de waarheid moet de weg verlichten
BD.7947 Een leven in liefde beschermt tegen dwaling
BD.7949 De Vader neemt alle zorgen op zich
BD.7950 Alleen verlossing door Jezus Christus – zelfverlossing is niet mogelijk
BD.7951 Geloof
BD.7953 Alleen lichtwezens zijn toegelaten om te onderrichten
BD.7954 Gods bescherming in de geloofsstrijd
BD.7956 De lichtstraling van de zon
BD.7957 Kosmos – Maan
BD.7959 Beëindiging van de gang over de aarde alleen met Jezus Christus
BD.7962 De onmetelijke liefde van Jezus
BD.7963 “Wat geen menselijk oog ooit gezien…”
BD.7970 Catastrofe – Antichrist – Geloofsstrijd – Einde
BD.7972 Beslissing geleid door het lot of door wat we meemaken
BD.7979 Een wijzen op de tijd van ellende en droefenis – Kracht van het woord
BD.7980 God kan ook lichamelijke genezing schenken
BD.7981 Het middels gedachten op God richten van de wil
BD.7984 De goddelijke geestvonk is nodig voor de ommekeer van het wezen
BD.7986 De Liefde volbracht het werk van verlossing
BD.7992 De vrije wil van de mens Jezus
BD.7995 Tijd van ellende en droefenis – Gods bescherming
BD.7997 Kringloop – Beëindiging van een verlossingsperiode
BD.7999 De missie van de laatsten discipelen
BD.8000 Herbelichaming vanuit een bijzondere motivatie

                                       – * –

BD.7901
26 mei 1961

De Huisvader neemt alle zorgen op zich

Vertrouw u alleen maar toe aan Mij en mijn leiding en u zult doen en laten wat voor Mij juist is – u zult die wegen gaan waarop u met succes zult kunnen werken voor Mij en mijn rijk. U zult Mij dienen naar mijn wil, want Ik ben het steeds die in en door u kan werken. Alleen maar uw overgave aan Mij is nodig en uw weg over de aarde zal niet tevergeefs zijn, hij zal u naar het doel leiden. En Ik heb nog veel werk voor u voordat het einde komt. Ik wil nog veel mensen redden die in geestelijke nood zijn en heb daarvoor u nodig die makkelijker toegang verkrijgt bij diegenen die nog niet zelf de weg naar Mij hebben gevonden. En omdat Ik u nodig heb, zal Ik er ook voor zorgen dat u in rust voor Mij zult kunnen werken. Ik zal uw aardse lot zo inrichten dat het voor u is te verdragen, dat u uw hele kracht voor Mij in zult kunnen zetten en Mij dan dient naar mijn wil. Want uw volledige overgave aan Mij geeft Mij ook de mogelijkheid, voor u te zorgen en u te leiden, dat u dan ongehinderd ook de arbeid voor Mij zult kunnen uitvoeren, dat het u van binnen uit aanzet in mijn wil werkzaam te zijn.

Neem zo genoegen met deze toezegging van Mij om voor u elke zorg op me te nemen. De Huisvader zal zich om het welzijn van Zijn kinderen die Hem trouw dienen bekommeren. Maar de Vader zal dus ook trouw op Zijn kinderen passen en in liefde voor hen zorgen. En weet dat alles beschikt is in overeenstemming met de missie die u vrijwillig op u nam, want deze missie is buitengewoon belangrijk en betekenisvol, want het komt er op aan, nog veel verlossend werk te verwezenlijken voor het einde, de medemensen in mijn plaats mijn woord aan te bieden, omdat Ik hen zelf nog niet kan aanspreken en dit nu door u moet gebeuren, opdat ze niet verloren gaan. Want zo velen zijn gewillig te geloven, maar ze vinden het ware geestelijke goed niet dat hen naar een levend geloof zou kunnen leiden. En dezen mijn woord te brengen en ze te wijzen op een God en Schepper, die ook hun Vader wil zijn, is waarlijk een dankbare taak, die zijn uitwerking kan hebben tot in alle eeuwigheid. En wanneer er slechts één ziel wordt gered van een hernieuwde gang door de scheppingswerken, dan is de arbeid in mijn wijngaard niet zonder resultaat geweest en hij zal u zegen opleveren, geestelijk en ook aards.

Maar omdat Ik u zelf kan aanspreken, bezit u een geestelijk goed van onmetelijke waarde, een geestelijke leer die elke gewillige ziel aanspreekt, die haar tot geloven kan voeren en ze dan gered is voor eeuwig. En deze geestelijke leer zult u verder mogen geven, u zult mijn genadegaven steeds opnieuw mogen ontvangen en ermee werken. U bezit een kostbaar zaad dat u zult kunnen uitstrooien, en u dient Mij waarlijk als trouwe knechten wanneer u mijn opdracht vervult en het evangelie in de wereld uitdraagt.

En daarom zult u ook kunnen geloven dat Ik u de wegen gereed zal maken die u zult moeten gaan. U kunt geloven dat Ik u altijd bijstand verleen, dat u met elke zorg, met het kleinste verzoek of het kleinste verlangen naar Mij als uw Huisvader zult kunnen komen en Ik u waarlijk alle zorgen zal afnemen. U kunt geloven dat Ik voor u de zorgen overneem, zolang u in mijn dienst bent, zolang u zich om de arbeid voor Mij en mijn rijk bekommert. En daarom zult u al die zorgen die u aards nog terneerdrukken moeten laten vallen, want Ik wil dat u inziet dat u een Vader hebt, die u liefheeft, dat u een goede Heer hebt, die door u wordt gediend, dat Ik over u waak, omdat u Mij dient en dat Ik uw arbeid voor Mij en mijn rijk zegen.

Amen

BD.7902
27 mei 1961

Geloften zijn niet naar de wil van God

Wat u op aarde zult willen bereiken moet u in vrije wil bereiken. Maar u moet zich niet door dwang van welke aard dan ook genoodzaakt voelen, want u moet een vrije wilsbeslissing nemen en alleen deze bepaalt uw lot in de eeuwigheid, uw geestelijke ontwikkeling, uw geestelijke rijpheid. En daarom zult u zich ook niet door een gelofte moeten binden, want dan maakt u zelf de wil onvrij en dat stemt niet overeen met mijn wil. U zult de tegenwerping maken dat elke gelofte door u in vrije wil werd afgelegd, maar u zult moeten weten dat u op Mij vooruit loopt, dat u iets doet waar u van Mij geen goedkeuring voor hebt en die Ik u ook nimmer zou geven, juist vanwege de vrije wil. U zult precies kunnen doen wat u wilt, ook zonder een gelofte te hebben afgelegd. En u zult dan ook zeker kunnen zijn van mijn zegen, zodra het werken van liefde zijn.

Maar wat baat u werk waar de liefde aan ontbreekt, wanneer u zich door geestelijke dwang tot zulke werken genoodzaakt voelt. Het zal de rijpheid van uw ziel geen stap verder brengen en u zult de tijd verknoeien die u beter zult kunnen benutten wanneer u vrij bent van elk van dit soort verplichtingen. U moet u niet binden door een gelofte die Ik nooit ofte nimmer zal goedkeuren. Want elke dwang doodt. U maakt uzelf onbekwaam om in liefde werkzaam te zijn, omdat een dwang als een last op uw ziel drukt en al het doen en laten onder deze dwang geen geestelijk succes kan opleveren.

En ook de mens die u zo’n gelofte afneemt is te veroordelen, want hij is beheerst door mijn tegenstander, daar hij anders het onzinnige, aan God tegengestelde zou moeten inzien dat in een gelofte tot uitdrukking komt. U belooft iets en weet niet of u het zult kunnen nakomen, of u zelf niet door zo’n gelofte te gronde gaat omdat u geheel verkeerde denkbeelden hebt wanneer u meent dat Mij zo’n gelofte welgevallig zal zijn. Daarom moet ook geen mens de mening zijn toegedaan zichzelf door een gelofte tot mijn dienaar te maken wanneer hem deze door een medemens wordt afgenomen. Zodra hij zich aan Mij zelf aanbiedt om te dienen in mijn wijngaard, zodra hij zich aan Mij zelf overgeeft dat Ik hem zou willen aannemen, is zijn vrije wil werkzaam geworden. En Ik zet hem dan in naar mijn wil, waar en hoe Ik hem nodig heb.

Maar nooit moet een mens zijn medemens een gelofte afnemen. En nooit moet een mens iets beloven wanneer hij zelf niet weet of hij het kan waarmaken. Want hij heeft dan zelf afstand gedaan van zijn wilsvrijheid en zijn doen en laten is dan zonder waarde. Het geldt in mijn ogen niet als vrijwillige daad, als vrije wilsbeslissing van zichzelf. Een gelofte kan een beweegreden zijn om te werken, wat dan alleen nog mechanisch wordt verricht en waarvan de waarde daardoor wordt verminderd.

En een gelofte kan ook elke liefde verstikken die zich niet laat dwingen, die vanuit het hart moet komen en zich ook vrij moet ontplooien. En alleen wat de liefde als beweegreden heeft, is Mij welgevallig. Het laat de ziel rijp worden en bevordert de ontwikkeling. En wie de liefde in zich heeft, heeft geen geloftes nodig. Hij wordt innerlijk aangezet tot al zijn doen en hij zal waarlijk steeds handelen zoals het mijn wil is, zoals het Mij welgevallig is en zoals het nuttig is voor zijn zielenheil.

Amen

BD.7903
28 mei 1961

Priesterambt – De ware discipelen

Eens zond Ik mijn discipelen uit in de wereld om mijn wil te verkondigen, mijn evangelie van de liefde. En Ik heb hen tijdens mijn leven op aarde onderwezen. Ik heb ze zelf een leven in liefde voorgeleefd en mijn leerlingen dus geschikt gemaakt om ware verkondigers van mijn goddelijke leer van de liefde te zijn. Ze dienden de mensen de dringende noodzaak van een leven in liefde voor de geest te stellen en hun ook de uitwerking ervan begrijpelijk te maken en daarom moesten ook de leerlingen voor zichzelf kunnen waarmaken wat ze hun medemensen daarover verkondigden. Ze moesten zelf over ongewone kracht en ongewoon weten beschikken, opdat de mensen daaraan de waarheid van mijn leer herkenden en er nu zelf naar streefden tot voltooiing te komen. En de eerste discipelen hadden ook buitengewone kracht en buitengewone kennis, omdat mijn geest ze kon vervullen. Want ze waren door mijn offerdood aan het kruis verlost en stonden door hun liefde in innige verbinding met Mij.

Het zal u nu ook begrijpelijk zijn, dat alleen diegenen mijn ware discipelen en de navolgers van dezen genoemd kunnen worden, die ook het bewijs leveren van mijn geest vervuld te zijn, die door een leven in liefde en innigste verbinding met Mij ook ongewone kracht van Mij betrekken en beschikken over een waarheidsgetrouw weten dat ze van Mij zelf hebben ontvangen. Het zal u begrijpelijk zijn dat niet ieder zich als navolger van mijn discipelen kan bestempelen, aan wie door mensen een ambt werd toegekend dat alleen Ik kan toekennen, omdat Ik op de hoogte ben van de toestand van rijpheid en de wil van ieder mens, en daarom dus ook weet wie Ik voor zo’n ambt uitkies.

Het ambt van priester is niet door mensen toe te kennen. Het is een ambt waarover alleen Ik te beslissen heb, omdat mensen niet in staat zijn te beoordelen hoe het met de innerlijke rijpheid en de wil van diegene is gesteld, die ze in zo’n ambt benoemen. En zo zult u vaak ware “priesters” – dat wil zeggen: dienaren van God – aantreffen, waar u ze niet verwacht. En u zult diegenen uw erkenning mogen weigeren, die zich zelf daartoe hebben aangesteld, want daartoe is mijn benoeming nodig, die ook als zodanig is te herkennen.

Het innerlijke leven van de enkeling is maatgevend voor de verhouding waarin een mens tegenover Mij staat. En de overeenkomst wordt alleen tussen Mij en de mens gesloten. En er is waarlijk geen derde voor nodig om te beslissen, waar alleen Ik de keus maak wie Ik als mijn ware discipel in de wereld uitzend, om de medemensen het evangelie te verkondigen. Als de capaciteiten niet aanwezig zijn die het werkzaam zijn van mijn geest toelaten, dan zal ook de mens geen echt missiewerk kunnen verrichten, dan zal hij voor Mij geen bruikbaar werktuig zijn. Hij zal zich niet voor mijn discipel kunnen uitgeven en dan zal ook zijn arbeid zonder resultaat zijn, hoewel hij meent arbeid in de wijngaard te verrichten.

Ten tijde van mijn leven op aarde koos Ik zelf mijn discipelen uit. En Ik doe dit ook nu nog. Maar een door Mij aangestelde dienaar die een hoge graad van rijpheid heeft, zal ook kunnen beseffen welke taak hij nu moet volbrengen. En hij zal deze nu bereidwillig vervullen, omdat Ik zelf door en met hem werk en hij nu ook over buitengewone kracht en een buitengewoon weten beschikt, wat hem aanspoort tot onvermoeibare arbeid in mijn wijngaard. En mijn discipelen zullen de liefde prediken en de liefde ten volle ontplooien. Ze zullen het ware inzicht hebben. Ze zullen in het openbaar voor Mij en mijn naam opkomen.

Hun positie in de wereld zal een andere zijn dan u mensen het verwacht, want ze zullen in het verborgene actief zijn voor Mij, maar geen macht vrezen waaraan ze zijn onderworpen. Want ze erkennen Mij als hun Heer, wiens opdrachten ze vervullen. Ze dienen Mij uit vrije wil en zijn mijn trouwe knechten in de laatste tijd voor het einde. Ze zijn niet uit op uiterlijke eer en erkenning. Ze zoeken geen aanzien en waardigheid, maar ze schrikken ook niet terug voor diegenen, die in aanzien en waardigheid staan en erkend willen worden als navolgers van de apostelen, als navolgers van de discipelen, die Ik eens uitzond in de wereld met de opdracht: “Ga uit en onderricht alle volkeren”. Want mijn ware discipelen kennen hun missie en ze trachten getrouw het ambt uit te oefenen waarin Ik ze heb aangesteld. En mijn ware discipelen zullen ook niet bang zijn in de laatste tijd voor het einde, wanneer de geloofsstrijd zal ontbranden. Dan zullen ze Mij en mijn naam belijden in het openbaar. Ze zullen van Mij getuigen en, sterk in het geloof, opkomen voor Mij en mijn rijk.

Amen

BD.7905
30 mei 1961

De goddelijke geboden van de liefde – De ware kerk van Christus

Waar ook maar het evangelie van de liefde wordt gepredikt, daar is ook de geest uit Mij werkzaam, vooropgesteld dat de mond er niet slechts dode woorden uitkraamt die zonder geest en leven zijn – dat de predikant alleen van dode letters gebruik maakt waar zijn hart niets van weet. Doch zodra het evangelie levend wordt verkondigd, ben Ik het zelf die door de mond van de predikant spreekt en dan zal het woord ook niet nalaten indruk te maken. Het zal weer de harten beroeren van de toehoorders die ook levend zijn en verlangen door Mij zelf te worden toegesproken. Waar de liefde wordt onderricht, daar kan Ik – de Liefde zelf – Mij zelf ook inmengen. En waar de liefde wordt onderricht, daar zijn dus ook mijn arbeiders in de wijngaard werkzaam de harten van de mensen te bewerken en ze goddelijk zaaigoed te doen toekomen. Want de geboden van de liefde zijn door Mij zelf gegeven. Het zijn de belangrijkste geboden, waarvan het vervullen onnoembare zegen oplevert. Waar de liefde wordt onderricht, daar is het eerste gedaan om een levend geloof te verkrijgen dat de vervulling van die geboden vooropstelt. En waar het levend geloof is, daar is mijn kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht. En dus behoren tot deze kerk alle mensen die in de liefde en het geloof staan.

U zult dus nooit hoeven te vragen welke geloofsgemeenschap of geestelijke richting de juiste is, want van ieder kunnen leden van mijn ware kerk worden aangeduid, omdat er overal mensen te vinden zijn die in de liefde leven en daardoor ook tot een levend geloof zijn gekomen. En dezen zullen weer hun geest in zich tot leven hebben gewekt en ook het inzicht hebben. En dat is het teken van het behoren tot mijn kerk, dat mijn geest in hen werkt. Dat in hen een helder licht straalt, dat ze in staat zijn de zuivere waarheid te onderkennen en daarom ook de dwaling afwijzen. Dat ze ook zeker zijn van hun oordeel, omdat mijn geest ze onderricht en voor hen dat heldere licht ontsteekt. En zo zullen ook uit elke geloofsgemeenschap of geestelijke richting ware aanhangers van de waarheid voortkomen. En die dezelfde opvattingen hebben zullen elkaar ontmoeten. En dezen zullen verblijd zijn wanneer ze elkaar treffen, wanneer ze bijeenkomen en Mij zelf te midden van hen gewaar worden, zoals Ik het beloofd heb. Want ze zullen mijn aanwezigheid voelen, omdat Ik zelf Me uit door de geest van hen die van Mij getuigen, die samenkomen om van gedachten te wisselen. Dezen zijn dus levend in het geloof en ook levend in hun handelen. Want zodra ze Mij eenmaal hebben herkend, wat mijn geest in hen tot stand brengt, zullen ze ook ijverig voor Mij opkomen. Hun overwegend geestelijk gericht leven zal duidelijk zichtbaar worden en de medemensen er weer toe aanzetten ook het ware leven te zoeken, dat echter bij hen alleen tot volle wasdom kan komen door een leven in liefde.

De liefde is alles. Zonder liefde is elke geestelijke organisatie slechts een dood bouwwerk, want de leden bepalen het leven ervan. Ze moeten de liefde beoefenen. Ze moeten de goddelijke geboden van de liefde vervullen. Dan pas zullen ze tot leven komen en dit leven ook eeuwig niet meer verliezen. Daarom zou ieder mens steeds alleen maar moeten trachten de graad van zijn liefde te verhogen. Hij moet geen genoegen nemen met uiterlijke handelingen en vervulling van menselijk uitgevaardigde geboden, hij zou alleen acht moeten slaan op mijn goddelijke geboden van de liefde. Hij zou eraan moeten denken dat Ik alleen maar deze twee geboden van de liefde voor God en de naasten gaf, toen ik op aarde wandelde. En hij moet weten, dat uit de vervulling van deze geboden al het andere voortkomt: een levend geloof, een diep geestelijk weten, een verlicht denken en de toevoer van goddelijke kracht om de levensweg op aarde met succes af te kunnen leggen. Want het doel is de vereniging met Mij, de totale aaneensluiting, die echter alleen de liefde teweeg kan brengen. Want Ik zelf ben de Liefde en wat zich met Mij aaneen wil sluiten, moet zich volledig tot liefde hebben gevormd. Dit is zo eenvoudig en begrijpelijk, dat daarom als eerste in liefde moet worden geleefd, dat de geboden van de liefde waarlijk de belangrijkste moeten worden genoemd en dat dus mijn kerk alleen gebouwd is op de liefde en het door de liefde levend geworden geloof. Doe dus altijd alleen uw best om in de liefde te leven en weet dat Ik overal aanwezig ben waar mijn evangelie van de liefde wordt verkondigd.

Amen

BD.7906
31 mei 1961

Wie in Mij gelooft (2)

Steeds weer wordt u opheldering erover gegeven, dat mijn belofte vervuld wordt die luidt dat die in Mij gelooft het eeuwige leven zal bereiken, maar dat u in een levend geloof zult moeten verkeren om deze belofte deelachtig te worden. En dat betekent weer dat u in de liefde zult moeten leven, wilt u tot een levend geloof komen.

De liefde verzekert u dus een eeuwig leven, want deze brengt een levend geloof voort. Maar Ik moet zo’n geloof van u vragen, want heeft u deze vaste innerlijke overtuiging niet, dan kunt u ook de betekenis van het verlossingswerk niet begrijpen. U houdt u dan alleen aan woorden vast. U spreekt van een geloof, maar bezit de waarheid niet, omdat het weten u ontbreekt over alle samenhang, een weten dat een leven in liefde u pas oplevert.

Zonder liefde zult u alleen van een dood geloof kunnen spreken, van woorden waaraan de diepe innerlijke overtuiging ontbreekt.

U durft alleen niet een u aangeboden geloofsleer tegen te spreken, maar ze schenkt u geen opheldering en dus zou u ook nooit voor zo’n leer kunnen opkomen wanneer dit van u wordt verlangd. Ik heb u de belofte gegeven: “Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.” Maar u zult u tevoren ermee moeten bezighouden, wat Ik onder “geloven in Mij” wil hebben verstaan.

Wat u over Mij en mijn verlossingswerk wordt gezegd, daar zult u goed over moeten nadenken en uw standpunt moeten bepalen. En dan pas zal blijken of u bij machte bent alles te geloven, of u er volledig van overtuigd bent dat het zo is, zoals het u wordt geleerd, of dat u dan innerlijke twijfel boven laat komen. En dit onderzoek moet van uw kant in alle ernst worden gedaan. En dan speelt de graad van liefde een grote rol in wat u in staat bent te geloven.

Wie in de liefde leeft, twijfelt niet. Want voor hem is de betekenis van het verlossingswerk en de missie van de mens Jezus op aarde duidelijk. Hij weet dat Jezus zich ter wille van de zonden der mensheid heeft opgeofferd en de daad van erbarmen van de goddelijke Verlosser is voor hem begrijpelijk.

Hij erkent Hem als zijn Verlosser en hij weet ook dat hij zonder het verlossingswerk niet zalig kan worden.

Hij doet zelf een beroep op de genaden van het werk van verlossing. Hij gelooft in Mij en kan bijgevolg in aanmerking komen voor de zegen van mijn belofte. Want zijn geloof is levend, het is geen dode vorm. Het is geen manier van zeggen, het zijn geen woorden die de mond alleen uitspreekt.

Het is levend in het hart gevoeld en zo’n geloof zal ook zijn uitwerking hebben. Het zal in werken van liefde tot uitdrukking komen, omdat de liefde de mens niet werkeloos zal laten blijven, maar steeds weer in werken tot uitdrukking komt. En de gelukzaligheid, het eeuwige leven, kan Ik alleen diegene schenken die veranderd is tot liefde, en diens geloof is ook levend. Al mijn woorden zijn geest en leven.

En zo zijn de beloften ook waarheid en ze zullen worden vervuld. Maar Ik vraag daar ook de juiste geestelijke instelling voor.

Ik kan niet de gelukzaligheid en het leven geven aan diegenen die er nog niet ernstig naar streven, die geen innerlijk contact hebben met Mij, dat echter door de liefde tot stand wordt gebracht.

Dan is ook het geloof juist en dan streeft de mens ook naar zijn voltooiing op aarde. Want hij heeft Mij herkend ten gevolge van zijn liefde en zijn geloof en hij verlangt weer terug naar Mij uit wie hij eens is voortgekomen en van wie hij eens is weggegaan. En dan zal waarlijk ook elke belofte aan hem worden vervuld, die Ik de mensen gaf toen Ik op aarde vertoefde. Maar een dood geloof zal geen geestelijk resultaat tot gevolg hebben. Vanuit het dode geloof zal de mens niet geestelijk streven op aarde.

Weliswaar spreekt hij de geloofsleren die hem werden bijgebracht niet tegen, maar hij zal ze ook niet overtuigd kunnen verdedigen als waarheid, omdat het hem daartoe ontbreekt aan geestelijke kennis, zolang de liefde hem mankeert. Maar zonder liefde is er ook geen leven, omdat liefde de kracht is die een actief worden toelaat en omdat “leven” betekent: ononderbroken werkzaam te kunnen zijn naar de wil van God. In licht en kracht te kunnen werken als mijn kind en onmetelijk gelukzalig te kunnen zijn.

Amen

BD.7907
1 en 2 juni 1961

Worden tot “kinderen” Gods – Kindschap Gods

Eeuwig neem Ik mijn liefde niet meer van u weg en of u uzelf ook verre houdt in vrije wil – eens zult u weer naar Mij terugkeren omdat mijn liefde u niet opgeeft. En Ik zal u ook steeds blijken van mijn liefde geven, Ik zal u begeleiden en voor u zorgen wanneer u als mens over de aarde gaat, omdat Ik ook uw liefde wil winnen die u weer met Mij verbindt zoals in het allereerste begin. Dus nooit mag u aan mijn liefde twijfelen. Uw liefde echter bepaalt de graad van het nader komen tot Mij, van uw liefde alleen hangt het af, of en wanneer de aaneensluiting met Mij plaatsvindt. En uw liefde toont u Mij door de graad van naastenliefde, die u steeds verhogen moet als u volmaakt wilt worden. En hiervoor is weer vereist dat u de eigenliefde volledig aflegt, dat u er naar streeft in de liefde tot de naaste op te gaan, dat u onzelfzuchtig de naaste behulpzaam bent. Dan komt u steeds dichter bij Mij, want met elk werk van liefde trekt u Mij tot u. Met elk werk van liefde klimt u hogerop, u brengt de verbinding tot stand met de eeuwige Liefde. Ik zelf kan nu in u zijn, mijn liefde kan u weer doorstralen zoals vroeger, u bent dan mijn kinderen geworden en zult het nu ook blijven tot in alle eeuwigheid.

En dit is uw bestemming gedurende uw aardse leven, dat u zich tot kinderen vormt, u die eens als “schepselen” van Mij bent uitgegaan. En daar u de weg door de diepte gegaan bent en totaal zonder enige liefde was door uw vroegere afval van Mij, is dit een moeilijke opgave om uzelf weer in vrije wil tot liefde te vormen.

Er is dus een sterke wil voor nodig die moet worden omgezet in daden. De kracht daartoe moet dus steeds weer door liefde worden verworven of door innig gebed van Mij gevraagd worden. Alleen liefdesbetuigingen tegenover Mij zijn dus niet voldoende, maar daden van liefde zijn nodig om tot deze kracht te komen, die dan echter ook een gestadig dichter naar Mij toekomen tot gevolg heeft.

Zodra een mens zelf zijn hart opent in vrije wil om zich door Mij met de kracht van mijn liefde te laten aanstralen, zal ook zijn hart steeds meer tot liefde bereid zijn en de mens zal ook eenmaal zijn doel bereiken: hij zal het kindschap Gods verwerven zodra zijn leven een ononderbroken werken in liefde is in volledige onzelfzuchtigheid.

Maar slechts weinigen bereiken op aarde deze graad van liefde omdat steeds nog het eigen ik op de voorgrond treedt, omdat het grote inspanning vereist dat de mens alle wensen en begeerten opgeeft ter wille van de naaste. Want zijn ziel moet zich gedurende zijn leven op aarde volledig ontdoen van onrijpe aanklevingen en daar is een hoge graad van liefde voor nodig en vaak ook een grote mate van leed, zodat de ziel geheel gelouterd is bij haar heengaan van deze aarde. Dezen zijn dan volgroeid tot ware kinderen van God en hebben de aaneensluiting met Mij al op aarde gevonden. Ze hebben zichzelf in vrije wil gevormd tot kinderen die Ik Mij zelf niet scheppen kon. Wie er echter ernstig naar streeft, wie in diepste deemoed steeds weer om mijn genade vraagt, wie zichzelf al voelt als mijn kind, die zal ook niet verzwakken in zijn streven en zijn doel ook bereiken.

Maar de liefde tot Mij moet hem vervullen, niet het verlangen naar de hoogste gelukzaligheid, en de liefde tot Mij zal dan ook de graad van zijn naastenliefde voortdurend verhogen. Door de naastenliefde echter bewijst hij pas zijn liefde voor Mij. Ik wil echter u allen tot mijn kinderen vormen. En u moet u ook allen als mijn kinderen voelen, daar u anders niet de juiste verhouding tot uw Vader van eeuwigheid tot stand brengt, uit wiens liefde u bent voortgekomen. Alleen mag u niet vergeten dat u op aarde bent om mijn kinderen te worden en dat u zich daarom onophoudelijk moet inspannen. Bent u echter mijn kinderen, dan kan en zal Ik u ook van de aarde wegnemen omdat u dan het doel bereikt hebt waarvoor Ik alles geschapen heb: de hoogste volmaaktheid in vrije wil.

Dit verschil moet Ik u steeds weer voor de geest stellen om u ertoe te brengen de grootste inspanningen te leveren, want zolang u over deze aarde gaat heeft ook mijn tegenstander invloed op u. En zolang mijn tegenstander nog invloed op u kan uitoefenen zal hij het ook weten te verhinderen dat u zich geheel aan de naastenliefde wijdt, want zolang er zich nog onreine geestelijke substanties in u bevinden heeft het lichaam ook nog aardse verlangens, zolang is de eigenliefde niet helemaal overwonnen en moet de mens hiertegen nog steeds strijd voeren. De totale overwinning van al het negatieve verzekert de mens echter ook een hoge graad van liefde en dan kan ook de eenwording met Mij plaatsvinden, want dan trekt de Vader Zijn kind naar zich toe en laat het eeuwig niet meer los.

Amen

BD.7908
3 juni 1961

De eindtijd geeft aanleiding tot genadegaven

Het is een onverdiende daad van genade, als u mensen het woord uit den hoge mag vernemen. Want in de tijd kort voor het einde is de mensheid op zo’n laag geestelijk peil aangeland dat er een oplossing voor de aardse schepping nodig is. Een omwenteling en een nieuwe opwekking van al het geestelijke dat nog in een gekluisterde toestand is. Echter ook van de geesten die nu als mens belichaamd over de aarde gaan, en waarvan het grootste deel de proef van het aardse leven niet kan doorstaan. Zodoende streven de mensen niet meer bij zichzelf naar een verbinding met Mij. Zij houden zich van Mij verwijderd en zijn door hun afwijzen niet waardig door Mij aangesproken te worden.

Daarom is het een ongewone genade dat Ik Mij desondanks neerbuig, en de mensen aanspreek. dat Ik ook hun mijn woord laat toekomen die zich nog ver van Mij houden. Ik zie de staat van onwaardigheid over het hoofd. Ik heb zorg voor de mensen die zich van Mij afkeren omdat de tijd van het einde gekomen is. Omdat dit einde voor veel mensen de hernieuwde kluistering in de materie betekent, die Ik nog wil afwenden van hen zolang er nog tijd is.

Ik lok en roep en Ik laat overal heen een straal van mijn liefdelicht oplichten. Ik raak de mensenharten aan met deze straal om maar te bereiken dat zij zich bezinnen. Dat zij mijn woorden opnemen in hun harten, ze in het hart overwegen en dan hun levenswandel daar naar richten. Ik wil slechts dat zij niet verloren gaan, weer voor eeuwig lange tijden.

En dat grote gevaar bestaat, want slechts weinig mensen hebben een levend geloof in Mij wat hen zou beschermen voor de ondergang, wanneer het uur van het einde is gekomen. Daarom schenkt mijn liefde deze laatste genadegave aan u mensen. U moet u slechts niet verweren als mijn dienaren u mijn woord willen brengen. Luister naar hen en denk na zonder innerlijke weerstand over wat Ik tot u spreek, en u kunt zich dan ook een geloof verwerven in uw God en Schepper, dat geen blind geloof is.

En u zult dan ook spoedig mijn liefde tot u bemerken. Want gedachten zullen in u boven komen die u niet verwerpt, omdat u inziet dat zij de waarheid zijn. Geef slechts uw innerlijke weerstand op en u bent gered voor tijd en eeuwigheid. Luister naar Mij en de kracht van mijn woord zal zijn uitwerking op u niet missen, omdat het goddelijke liefdekracht is die u door mijn woord bestraalt.

Het zijn geen holle mensenwoorden die u hoort, wanneer mijn boden mijn genadegaven tot u brengen. Want mensenwoorden zijn gemakkelijk te verwerpen. Goddelijke woorden echter hebben invloed, aangenomen dat de wil van de mens zich niet verweert tegen deze invloed. Daarom verlang Ik alleen van u dat u zich niet onwillig afkeert, maar er eens over na denkt. En Ik zal u waarlijk helpen de waarheid van mijn woord te erkennen. Uw hart zal zich aangesproken voelen en uw denken zal zich langzamerhand naar Mij toe wenden. Uw weerstand zal zwakker worden, en de kracht van mijn woord begint op u in te werken.

Geef slechts uw weerstand op en waarlijk, Ik zelf zal een ieder persoonlijk aannemen. Ik zal hem woorden geven van liefde en genade, woorden van troost, goede raad en wijsheid. Net zoals hij ze nodig heeft voor zijn ziel, opdat hij Mij zelf herkent in de woorden die mijn boden hem brengen. Want waarlijk Ik zeg u: Het is de tijd van het einde, en mijn liefde en barmhartigheid wordt u steeds weer opnieuw geschonken en wil u behoeden voor het lot van de hernieuwde kluistering, als het einde is gekomen.

En daarom giet Ik mijn genadegaven nog uit in rijke mate. En hem wiens hart niet geheel verhard is, zoek Ik nog te winnen voor Mij en mijn rijk. Aan hem probeer Ik Mij te openbaren als een liefdevolle God en Vader van eeuwigheid, en hij zal waarlijk door de straal van mijn liefde geraakt worden. Hij zal mijn woord kunnen herkennen als de stem van de Vader, die Zijn kind helpen wil. Die het wil behoeden voor de afgrond en die het nog wil redden voordat het einde is gekomen.

Amen

BD.7909
3 juni 1961

De betekenis van het avondmaal

Hoe vaak is u reeds de betekenis van het avondmaal uitgelegd. Hoe vaak is het aanbieden van mijn vlees en mijn bloed u al begrijpelijk gemaakt door mijn woord. Hoe vaak heb Ik u gezegd dat Ikzelf het Woord ben van eeuwigheid. Dat Ik u Mij zelf aanreik, dat u mijn vlees eet en mijn bloed drinkt als u mijn woord in uw hart opneemt.

Uw ziel moet het soort voedsel ontvangen dat haar helpt gezond te worden, omdat zij eerst ziek is, en dat haar kracht geeft omdat zij verzwakt is. Zij moet gespijzigd en gelaafd worden met het brood des hemels en het water des levens. Zij heeft een gezonde voeding nodig, en dit voedsel kan alleen Ikzelf haar toedienen, want ze moet geestelijk gevoed worden. Zij moet uit het geestelijke rijk voedsel in ontvangst nemen, en daarom moet u het avondmaal houden aan mijn tafel, met Mij als de Gastheer die u uitnodigt om tot Mij te komen en u door Mij te laten spijzigen.

Brood en wijn moet uw ziel ontvangen, mijn vlees en mijn bloed is de ware voeding, en zodoende neemt ze Mij op als zij mijn woord aanneemt dat Ik de ziel zelf vanuit den hogen toezend. En het blijft hetzelfde of Ik zelf haar rechtstreeks aanspreek of dat zij door mijn dienaren mijn woord in ontvangst nemen. Altijd breek Ikzelf het brood, altijd reik Ikzelf haar het water des levens aan en altijd zal zij dan het avondmaal tot zich nemen aan mijn tafel die rijkelijk gedekt is – zodat het geen ziel die mijn gast wil zijn aan voedsel zal ontbreken.

Maar Ik versta daar geen uiterlijke gebeurtenis onder, Ik neem er geen genoegen mee dat u uiterlijke gebruiken en handelingen verricht en dan gelooft dat Ikzelf nu in u ben. Dat u zich met Mij verbonden waant als u de ceremoniën ondergaat, die u onder de woorden “avondmaal” of “communie” verstaat. Dit zullen altijd alleen maar uiterlijke handelingen en gebruiken blijven, als u er niet van ganser harte naar verlangt mijn woord te horen en door Mij aangesproken te worden. Als uw ziel niet hongert en dorst naar het brood des hemels, naar het water des levens; naar mijn woord!

Want “mijn woord” ben Ikzelf. En er moet zich een groot verlangen naar mijn woord van u meester maken en dan pas zult u kunnen zeggen, dat u zich innig met Mij verbindt en met Mij het avondmaal houdt. Dan pas kan Ik u brood en wijn aanbieden – mijn vlees en mijn bloed. Dan pas bent u naar mijn tafel gekomen om met Mij het avondmaal te nuttigen – dan ontvangt u mijzelf zoals Ik het u beloofd heb.

“Ik ben het brood” – “En het Woord is vlees geworden” – verstaat u nu mijn woorden juist die Ik op aarde sprak? “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt die heeft het eeuwige leven!” Wie mijn woord hoort en de kracht van mijn woord op zich laat inwerken, die alleen kan het eeuwige leven bereiken, want zijn ziel zal genezen en zal tot volle ontwikkeling komen. Zij zal door mijn woord ook mijn wil kennen en mijn woord zal haar de kracht geven om naar mijn wil te leven. Zij zal dus niet alleen naar mijn woord luisteren maar het ook toepassen, en waarlijk het leven verkrijgen dat zij voor eeuwig niet meer verliezen kan.

En omdat Ik weet hoezeer de mensen dat voedsel voor hun ziel nodig hebben, zend Ik mijn boden uit en roep alle op om als gasten aan mijn tafel te komen en met Mij het avondmaal te gebruiken. En niemand hoeft onverzadigd van mijn tafel heen te gaan, want die is rijk gedekt voor allen die tot Mij komen, en zich door Mij willen laten spijzigen en te drinken geven.

Ik heb waarlijk krachtige spijs en een heilzame drank voor u allen bereid. Maar u moet zelf tot Mij komen, honger en dorst moeten u naar Mij drijven.Dan zal uw ziel ook gelaafd worden, zij zal zich steeds weer opnieuw sterken voor haar pelgrimstocht op deze aarde. Ze zal niet meer krachteloos neerzinken langs de weg, want steeds weer zal haar het juiste voedsel worden aangeboden – zodra zij er naar verlangt, zodra zij zich heel innig met Mij verbindt en wenst door Mij gespijzigd te worden.

Ikzelf zal tot u komen en Ik zal aankloppen aan de deur van uw hart en wie Mij bereidwillig binnen laat, met die zal Ik ook altijd het avondmaal vieren en hij met Mij. Maar geloof echter niet dat Ik daar ben waar alleen aan de uiterlijke vorm voldaan wordt, waar u echter uw oor voor mijn woord dat uit den hogen tot u komt, sluit. Want wie mijn woord niet aanhoort die aanhoort ook mijzelf niet. Wie mijn woord afwijst die wijst mijzelf af, en zijn ziel zal zonder voeding blijven. Zij moet dan gebrek lijden en gaat zo verkommerd en armzalig het geestelijke rijk in als het uur van haar dood gekomen is.

Amen

BD.7910
4 juni 1961

De leer van de verdoeming is een dwaalleer

Wees niet bang, dat u verloren gaat, wanneer u Mij in uw hart draagt. Geloof niet, dat een wrekende god u zal straffen voor uw zonden, dat hij geen erbarmen zal kennen, dat hij u voor eeuwig zal verdoemen. Ik ben een God van liefde en barmhartigheid en Ik help u alleen steeds omhoog uit de diepte, waarin u zelf bent neergestort in vrije wil. Door uw zonde hebt u uzelf in een toestand verplaatst, die ongelukkig is. U hebt voor uzelf de toestand van het lijden geschapen, waarin u zich bevindt. Maar Ik zal u altijd bijstaan, om uit de diepte de weg terug te vinden. Ik zal u er steeds weer bij helpen, dat u weer gelukzalig wordt, zoals u was in het allereerste begin. Het kwaad hebt u zelf gewild en naar u toegetrokken en de uitwerking ervan kan nooit gelukzaligheid zijn. Veeleer is een ongelukkige toestand het gevolg van dat, wat u vrijwillig nastreefde en hebt gedaan.

Maar uw God en Vader houdt van u, want u bent uit Zijn liefde voortgekomen en deze liefde zal nooit ophouden. Ze zal zich dus steeds beijveren u weer terug te winnen en ze zal alles doen om u weer een gelukzalig lot te verschaffen, waartoe echter uw vrije wil nodig is. Want zoals u eens vrijwillig van Mij bent weggegaan, zoals u eens vrijwillig een grote zonde op u hebt geladen, zo ook zult u weer vrijwillig naar Mij terug moeten keren. U zult uw schuld moeten inzien, er spijt van moeten hebben en om vergeving van de schuld moeten vragen en alles zal zijn zoals in het allereerste begin. U zult in het zich verbinden met Mij bovenmate gelukzalig zijn. Dus zult u altijd mogen geloven in een God van liefde en barmhartigheid, want al ben Ik ook een rechtvaardige God, Ik laat u toch niet over aan uw zelf gekozen lot of leg u straffen op. En daarom is het verkeerd te zeggen, dat Ik u verdoem voor uw zonden. Integendeel: Ik stel tegenover deze opvatting het werk van mijn liefde en erbarmen, mijn offerdood aan het kruis voor uw zonden. Zou Ik u voor eeuwig willen verdoemen voor uw vroegere zondenschuld, dan zou mijn verlossingswerk waarlijk niet nodig zijn geweest. Maar zo gaf Ik u een bewijs van mijn liefde en erbarmen: Ik offerde Mij zelf, Ik stierf voor u, Ik gaf mijn leven aan het kruis voor uw zondenschuld.

Alleen al daaruit zult u kunnen herkennen, dat de leer van de eeuwige verdoemenis een dwaalleer is, want mijn werk van verlossing bewijst het tegendeel. Het toont u een God van liefde en erbarmen, die zich zelf prijsgeeft, om uw schuld teniet te doen, die u dus nooit voor eeuwig zal verdoemen. Een straffende god is geen juist beeld van Mij en mijn Wezen; Ik, die de liefde ben en nimmer mijn schepselen in nog grotere ellende zal storten, dan ze al hebben ondervonden, door hun afval van Mij. Ik wil ze weer terugwinnen en daarom nam Ik hun schuld op Me, om die uit te wissen, omdat Ik me bekommerde om het lot van al het gevallene en Ik dit wil helpen naar omhoog.

Maar het schepsel – de mens in het laatste stadium op de aarde – kan ook weigeren mijn erbarmen aan te nemen en zich dus op verre afstand van Mij in eigenzinnigheid ophouden. Dan is hij ook ongelukkig, dan schept hij voor zichzelf het lot van de verdoemenis, dat hij echter ook te allen tijde zelf kan beëindigen, wanneer hij zich maar tot Mij wendt, wanneer hij mijn verlossingswerk erkent en er voor zich een beroep op doet. Steeds zal hij in Mij de liefdevolle Vader aantreffen, die Zijn kind wil helpen, die zelf naar Zijn kind verlangt en die hem voortdurend helpend terzijde staat, zij het, dat Hij de vrije wil van het kind eerbiedigt, dat Hij het niet dwingt terug te keren. Maar dan is ook zijn lot zo lang ongelukkig, tot het zich vrijwillig naar Mij toekeren heeft plaats gevonden.

Ik ben een God van liefde en barmhartigheid. Doch de rechtvaardigheid, die ook tot mijn volmaakt Wezen behoort, verbiedt het, om u, die zondig bent geworden door eigen schuld, een gelukzalig leven te bereiden. U zult eerst het vrij worden van uw schuld door mijn verlossing moeten aannemen, u zult Mij moeten belijden in Jezus Christus en willen horen bij diegenen, voor wie Ik mijn bloed heb vergoten aan het kruis. En u zult waarlijk niet meer van een God van toorn spreken, die u onbarmhartig verdoemt. U zult mijn liefde bij uzelf ondervinden, want Hij, die uw vroegere zondenschuld op zich heeft genomen en die heeft teniet gedaan, zal zich weer met u verenigen en u doorstralen met de kracht van Zijn liefde en u zult gelukzalig zijn en blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.7911
5 juni 1961

Verandering van de dood naar het leven

Ik leid al het dode naar het leven. Want de oorsprong van alles, wat is, was leven. Het was een toestand van onophoudelijke werkzaamheid in licht en kracht, want de kracht van mijn liefde – de diepste grondslag van al het bestaan – doorstroomde ook dat, wat als iets wezenlijks van Mij was uitgegaan, en deze kracht moest nu ook werkzaam worden in ononderbroken werkzaamheid. Deze werkzaamheid bestond uit het voortdurend scheppen, maar over de aard van het geschapene kan jullie geen opheldering gegeven worden, omdat het geestelijke scheppingen waren, die jullie nog beperkte denken niet vatten kan. Maar het was werkzaam, en deze werkzaamheid was het bewijs van “leven”.

Toen de wezens zich van Mij afkeerden, toen ze zich verzetten tegen de kracht van mijn liefde, vervielen ze langzaam aan in een toestand van werkeloosheid en aldus kwamen ze van het leven in de dood. Zij verhardden in hun substantie, ze werden onbeweeglijk, star en tot geen enkele daad in staat. Maar ze waren nu ook niet meer zalig te noemen. En in deze dode toestand bevinden zich nog talloze wezens, die eens als mijn schepselen van Mij uitgegaan waren in alle volmaaktheid, die bovenmate zalig waren, omdat ze in licht en kracht onbeperkt konden werken, maar die desondanks vrijwillig hun volmaaktheid opgaven, toen ze zich tegen Mij verzetten en het aanstralen van mijn liefde weerden, toen ze mijn tegenstander – die als eerst-geschapen wezen zich eveneens van Mij losmaakte – in de afgrond volgden. Nu kwamen ze dus vanuit het leven in de dood terecht.

Maar Ik laat hen niet eeuwig in deze toestand, Ik probeer al het dode weer het leven te geven, en Ik zal niet eerder rusten, tot Ik mijn doel bereikt heb en al het eens van Mij afgevallene weer tot Mij teruggekeerd is – tot het weer levend geworden is. Maar deze terugkeer naar Mij is een proces, dat eindeloos lange tijden duurt, dat zeker eenmaal tot een eind gekomen zal zijn, maar waarvan het wezen zelf de tijdsduur bepaalt. Want Ik moet met één ding rekening houden: de vrije wil, die elk wezen als teken van zijn goddelijkheid bezit en die dus ook de aard en de tijdsduur van het proces van terugkeer bepaalt.

Wat jullie nu om jullie heen zien, dus elk scheppingswerk, is alleen ontstaan ten behoeve van deze terugkeer, want Ik heb me een heilsplan voorbereid, dat mijn liefde en wijsheid als succesvol onderkende en dat mijn macht om het uit te voeren, laat slagen. Ik wil het dode weer het leven geven. En dat betekent: al het starre, wat niet tot werkzaamheid in staat is, moet langzaam weer tot werkzaamheid toegelaten worden, die Ik weliswaar nu zelf bepaal, omdat Ik de Mij weerstrevende wil aan banden legde voor een bepaalde tijd van opwaartse ontwikkeling en het zo langzaam weer de toestand van “leven” bereikt, maar in een toestand van moeten, dat wil zeggen: het bezit in deze tijd geen vrije wil, maar moet zich nu bezighouden naar mijn wil, maar om met zekerheid na een eindeloos lange ontwikkelingsgang weer eenmaal de toestand van vrije wil te bereiken. En onder deze ontwikkelingsgang is te verstaan de gang door alle scheppingen der aarde, een proces, die jullie zullen begrijpen, wanneer jullie je ieder scheppingswerk voorstellen als bevolkt door de afzonderlijke zielensubstanties, die aan het eens-gevallene wezen toebehoorden, dat in die dode toestand werd opgelost in ontelbare partikeltjes, die dus nu in de scheppingen de hun toegewezen werkzaamheid verrichten naar mijn wil – naar de goddelijke natuurwet.

Jullie mensen zullen jullie slechts een kleine voorstelling kunnen maken over wat de schepping in haar diepste grond is, jullie moeten weten, dat zij niet willekeurig ontstaan is zonder zin of doel, maar dat ze een zeer geweldig doel heeft: bijdragen aan het opwekken van het dode tot leven. Want dat, wat eens van Mij afvallig werd, waren wezens, die Ik naar mijn evenbeeld buiten Mij geplaatst had, die Ik gelukkig wilde maken en waarin Ik tegelijkertijd ook mijn gelukzaligheid wilde vinden. Het waren schepselen van mijn liefde, die Ik voor eeuwig niet opgeef en die Ik wil helpen uit de dode toestand, die ze door eigen schuld veroorzaakt hadden, die Ik naar het leven wil leiden, dat eeuwig duurt.

En daar mijn liefde voor het door Mij eens geschapene niet minder is geworden, zal Ik ook niet verzwakken in mijn inspanningen, deze dode schepselen het leven te geven. Maar eenmaal wordt hun ook de vrije wil teruggegeven, en dan moeten zij zelf het werk van mijn liefde aan zichzelf voltooien. Zij moeten zich in vrije wil weer tot Mij wenden, zoals zij zich eens in vrije wil van Mij afkeerden. Zij moeten dus zelf voor de toestand van het leven kiezen, want hun laatste voltooiing wordt niet door mijn, maar door hún wil bepaald. En als deze wil faalt, dan verlengt het wezen weliswaar zelf de duur van de dode toestand, maar eens bereik Ik toch zeker mijn doel, want Ik laat niets over aan de toestand van de dood, wat eertijds met het doel van een vrij leven in licht en kracht uit mijn liefde voortgekomen is.

Amen

BD.7914
9 juni 1961

Liefde voor de naaste: hulp in geestelijke nood

Ik heb u een gebod gegeven, elkaar lief te hebben. En dat betekent ook dat u de zwakheden van de ander zult moeten verdragen, dat u hem zult moeten helpen in elke nood van het lichaam en de ziel. Want de zwakke heeft de sterke nodig als steun. En daarom moet ook uw voorspraak de zwakke gelden, dat hij kracht ontvangt te gaan leven naar mijn wil. U moet zich dus ook bekommeren om de geestelijke nood van uw medemens, doordat u hem door goede gedachten en gebed kracht doet toekomen, die hij nodig heeft voor zijn geestelijke vooruitgang.

Wie nu van Mij de genade heeft rechtstreeks het brood des hemels, het Water des levens in ontvangst te nemen, die moet dit op de eerste plaats de zwakke doen toekomen. Want dan verschaft hij hem ook rechtstreeks de kracht die zijn ziel weldadig zal raken. Dan zal ook de zwakheid wijken. Hij zal sterk worden van geest. Hij zal voortdurend verlangen van Mij Spijs en Drank in ontvangst te nemen. En u hebt voor uw naaste het grootste liefdewerk volbracht, dat een uitwerking heeft tot in alle eeuwigheid.

De wil om de mens te helpen in elke nood, zal steeds alleen door de liefde tot stand worden gebracht. En u geeft dan ook blijk van de liefde voor Mij. Want u weet dat iedere ziel Mij lief is, dat Ik ze voor Mij wil winnen en dat Ik ieder zegen, die Mij helpt een ziel te winnen. Dus waardeer Ik de arbeid voor Mij en mijn rijk in het bijzonder, omdat Mij daardoor weer zielen worden toegevoerd, die zich eens van Mij scheidden. En de arbeid voor Mij en mijn rijk bestaat daarin, dat de mensen mijn woord wordt gebracht, dat de geestelijke nood waarin ze zich bevinden door het toevoeren van mijn woord wordt opgeheven, dat de zielen kracht wordt toegevoerd, omdat ze zwak zijn en kracht nodig hebben.

Deze arbeid voor Mij en mijn rijk zullen echter steeds alleen die mensen verrichten, wier harten gewillig zijn liefde te schenken, daar de nood van de medemensen hen anders niet zou raken. Daarom zal ook geen mens die vrijwillig arbeid in de wijngaard verricht de liefde kunnen worden ontzegd, tenzij hij op zoek is naar werelds loon, eer en roem en aardse goederen. Maar deze arbeiders staan Mij niet ten dienste, ze dienen de wereld nog en hem die heer is van deze wereld.

Maar mijn dienaren zijn door mijzelf aangesteld en uitgezocht. En zolang ze dus Mij onzelfzuchtig dienen, worden ze gedreven door de liefde in hen, die Mij en hun medemensen geldt. En daar de geestelijke nood van de mensen duidelijk zichtbaar is, zetten zij zich er helemaal voor in hun hulp te brengen, die daarin bestaat mijn woord uit te dragen in de wereld, de mensen mijn evangelie te verkondigen, waartoe Ik zelf hun de opdracht gaf. Deze dienen dus Mij en de naaste en ze bewijzen Mij daarmee hun liefde voor Mij en voor de naaste.

Maar Ik weet ook wat u – mensen die nog zwak bent – nodig hebt. Ik weet welk voedsel kracht schenkt en wat dus mijn dienaren u moeten aanbieden, opdat u gezond wordt, opdat uw ziel rijp wordt en de weg terug gaat naar Mij, uit wie ze eens is voortgekomen en van wie ze eens is weggegaan. En daarom leid Ik zelf het juiste voedsel naar de aarde. En deze is gezegend met mijn kracht. Ik kom zelf in het woord tot u. Ik bied mijzelf aan als spijs, want Ik ben het Woord. En u moet Mij zelf opnemen in uw hart en het zal u dan waarlijk aan niets meer ontbreken.

U zult elke zwakheid kwijtraken. U zult kracht in overvloed ontvangen en u zult uw pelgrimstocht op aarde zonder moeite afleggen, met als resultaat dat u na de dood van uw lichaam het rijk hierna binnengaat in licht en kracht. Want mijn woord, dat Ik zelf naar u toezend van boven, brengt dat waarlijk tot stand. En u, mijn dienaren op aarde, u leeft ten volle in liefde, wanneer u de naasten helpt in geestelijke nood, wanneer u hun mijn woord brengt. U geeft dan blijk van de liefde voor Mij, want u brengt Mij dan mijn kinderen terug, die lange tijd van Mij gescheiden waren.

Amen

BD.7916
11 juni 1961

Verklaring voor het ongewone weten

Weidse gebieden van weten worden u ontsloten als u mijn woord van boven in ontvangst neemt, want Ik zelf leid u in een weten binnen dat u zich niet verstandelijk kunt verwerven.

U die uw medemensen weer moet onderrichten, moet zelf onderwezen worden in alles wat er nodig is te weten voor u, mensen. U moet echter ook iedere tegenwerping kunnen weerleggen als het er om gaat de enige waarheid te verdedigen, als verstandsmensen de geestelijke uitkomsten proberen te ontkrachten. Dan moet u elke samenhang kunnen verklaren. Daarom moet u zelf van tevoren met een diep geestelijk weten bekend worden gemaakt, wat alleen door mijn direct aanspreken geschieden kan.

Maar rechtstreeks aanspreken kan Ik u alleen als u zich door een leven naar mijn wil zo gevormd heeft, dat mijn geest zich over u kan uitstorten. Pas dan zult u zelf ook dat begrijpen wat als diepste weten tot u komt – om welke reden dat zelfde weten, als het van mens tot mens wordt doorgegeven, ook alleen voor diegene begrijpelijk is en door hem als waarheid wordt ingezien, die een leven in liefde leidt, en dus ook de geest in zich tot ontwaken heeft gebracht. Het geestelijke weten is omvangrijk. Maar altijd komt het in die mate tot u zoals u het nodig hebt om eerst zelf uit te rijpen en ook de missie te kunnen volvoeren, die u zelf in vrije wil op u hebt genomen.

En met het oog op het naderende einde is een uitgebreider weten nodig geworden. Mijn heilsplan van eeuwigheid moet de mensen worden voorgelegd, opdat zij de belangrijkheid van hun aardse leven inzien en alles doen het lot van ’n hernieuwde kluistering te ontgaan. En dit heilsplan omvat de ontwikkelingsgang van al het geschapene: De oorsprong, de tegenwoordige toestand en het doel van al datgene, wat uit de kracht van mijn liefde is voortgekomen.

Het weten is omvangrijk en voor veel mensen nieuw. Want tot nu toe bestond de noodzakelijkheid niet daarover onderricht te worden. Maar de tijd van het einde vraagt dat de mensen nu het weten daarover wordt bijgebracht, opdat zij bewuster van hun verantwoording leven. En zij moeten ook ’n besef hebben van de eindeloos lange gang over de aarde die zij al in hun zielensubstanties hebben afgelegd. Ook dit weten is hun vreemd en zij nemen het daarom slechts moeilijk aan. Zij worden ook niet gedwongen het te geloven, maar in gedachten kunnen zij er hun standpunt tegenover bepalen – en er voordeel uit trekken.

Nooit echter kan een mens door middel van zijn verstand zo’n weten verwerven dat mijn besturen en werkzaam zijn betreft, dat mijn Wezen verklaart – dat voor alles een motivatie geeft – ook voor de komende gebeurtenissen, voor de omvorming van de aarde, voor de ommekeer die zich geestelijk en aards voltrekt. Zo’n weten kan alleen van boven tot u komen, van Mij zelf het kan u alleen door het werkzaam zijn van de geest worden toegezonden en het moet daarom ook worden gezien als een heel bijzondere genade, die u in de laatste tijd nog gegeven wordt.

En u, mensen moet het ook begrijpen dat alleen mijn overgrote liefde Mij ertoe brengt u over alles kennis te geven, om daardoor te bereiken dat u vrijwillig naar Mij terugkeert, zodat u mijn liefde beseft en haar beantwoordt. U moet begrijpen waarom Ik steeds dringender van u de verbreiding van mijn woord verlang, waarom Ik dit ongewone weten aan alle mensen zou willen doen toekomen.

Dit weten is slechts alleen dan naar de aarde te brengen, wanneer zekere voorwaarden aanwezig zijn. Waar dit echter mogelijk is, daar moeten de mensen zich opheldering verschaffen. Daar moeten zij mijn rechtstreeks werkzaam zijn aanvaarden en de genadegave in ontvangst nemen die hen in de laatste tijd voor het einde kan helpen hun ziel te vervolmaken. Want zij ontvangen dan waarlijk een weten dat Ik hun zelf ter overweging geef, en dat ook iedere onjuiste leer blootlegt, die in de duisternis van geest geloof wist te vinden – maar tegenover het heldere licht van de waarheid niet meer stand kan houden. Het ware weten dat Ik u aanbied vanuit mijn liefde geeft u opheldering en duidelijkheid. En het heeft waarlijk geen toevoeging door mensenmond nodig, het heeft geen verdere uitleg nodig die het mensenverstand eraan toevoegt. Mijn woord van boven wordt u in alle helderheid gegeven; het is voor ieder begrijpelijk en geeft u ook een juist beeld van Mij en mijn Wezen, van mijn besturen en werkzaam zijn: mijn woord van boven voert u binnen in alle waarheid, zoals Ik het beloofd heb, het moet daarom verbreid worden omdat alle mensen kennis moeten hebben van het einde van de totale omvorming van de aarde, die door mijn heilsplan is voorzien en die ook waarlijk zal worden uitgevoerd, wanneer de tijd vervuld is.

Amen

BD.7918
13 juni 1961

Alleen een gewekte geest kan een juist oordeel vellen

Als u een geestelijke lering wordt voorgelegd om die te onderzoeken, wend u dan tot Mij, dat Ik uw denken juist leid, dat Ik u in staat stel een juist oordeel te vellen. Want uw verstand is niet tot een juist oordeel in staat op geestelijk gebied. Het moet een geest zijn die gewekt is, die u leidt om juist te denken, en altijd moet Ikzelf – als de Vadergeest van eeuwigheid – in verbinding kunnen treden met de geestvonk in u, als een juist denken gewaarborgd moet zijn, als uw oordeel ook waarheidsgetrouw moet uitvallen, als u geestelijke leringen onderzoekt op hun herkomst. Het verstand kan zo’n onderzoek niet verrichten en als het ’t doet, dan is de garantie voor de waarheid geenszins gegeven, want de waarheid gaat van Mij uit en zij wordt alleen ingezien door diegenen die zich met Mij in verbinding stellen, die Mij vragen om verlichting van hun denken – die dus niets anders dan de waarheid willen laten gelden.

Daarom moet u, mensen uw verstand niet te hoog aanslaan, want zodra het om geestelijke gebieden gaat wil Ik zelf gevraagd worden, daar anders de waarheid altijd alleen een privilege van die mensen zou zijn, wier verstand hoog ontwikkeld is. Ik echter stel een andere voorwaarde voor een juist waarheidsgetrouw denken: Ik verlang de liefde van u, mensen, die uw geest wekt, die uw gedachten verlicht, die een rechtstreekse band is met Mij, die de eeuwige Liefde en de eeuwige Waarheid ben.

Een scherp verstand garandeert echter nog geen leven in liefde en derhalve kan een scherp verstand ook door mijn tegenstander gebruikt worden, daar, waar de liefde ontbreekt en daar zal dan nooit een juist denken te verwachten zijn omdat mijn tegenstander zijn invloed uitoefent om tegen Mij te werken, om de waarheid te ondergraven, die hem ontmaskert. Begrijp het, dat alleen die mens wijs is die in de liefde leeft, omdat deze mens dan in de goddelijke ordening leeft en hij zich dus dan ook in het licht bevindt, inzicht heeft, op de hoogte is van de zuivere waarheid. Wat helpt dus een nog zo’n hoog ontwikkeld verstandelijk denken een mens, als de liefde ontbreekt?

Het zal u niet de waarheid kunnen geven, het zal uw denken veelmeer op dwaalwegen leiden, want het is een werktuig van mijn tegenstander die altijd daar tussenbeide zal komen waar de mens in strijd met de goddelijke ordening leeft, waar niet het principe van de liefde de overhand heeft.

De liefde beschermt hem tegen die invloed, de liefde kenmerkt hem als goddelijk schepsel, de liefde is een bewijs van de band met Mij en dus ook van een altijd juist denken. En zo zal hij ook altijd in de waarheid verkeren, hij zal in staat zijn juist te oordelen, als het erom gaat geestelijke leringen te onderzoeken en hij zal ieder onware lering afwijzen. De graad van liefde is dus bepalend hoe ver een mens in de waarheid verkeert – niet de mate van de hem van buiten aangebrachte leringen, die nog zolang een dood weten blijven, als de geest door de liefde niet gewekt is. Daarom is er zoveel dwaling in de wereld verbreid en daarom wordt ook de dwaling veel eerder aangenomen dan de waarheid, omdat de mensen het vermogen om juist te oordelen ontbreekt en zij daarom zonder bezwaar alles aannemen wat hun geboden wordt van de kant van diegenen die met ’n scherp verstand begaafd zijn – en derhalve als “bevoegd” gelden om een geestelijke lering op zijn waarheid te toetsen.

Altijd moet u Mij zelf om hulp vragen, altijd moet u mijn ondersteuning afbidden, wilt u niet op dwaalwegen gevoerd worden. Steeds moet u Mij om verlichting van geest smeken, om ’n juist denken en om het onderkennen van de waarheid. En uw verlangen naar de waarheid zal u ook garanderen juist te denken, want Ik zelf wil dat u in de waarheid wandelt. Ik zelf wil ook dat u een juist oordeel uitspreekt zodra u daarom verzocht wordt.

Maar Ik wil ook altijd gezien worden als Degene van wie de waarheid uitgaat en aan wie deze dan ook gevraagd moet worden, want slechts Ik alleen kan ze u verschaffen. En Ik doe ze u ook toekomen door diegenen wier geest gewekt is – omdat zij in de liefde leven.

Amen

BD.7919
14 juni 1961

Betekenis van de genadegave – Het schenken van kracht

Neem steeds mijn woord in ontvangst zoals je gegeven, opdat je het verder doorgeeft en het zijn bestemming vervult: kracht en licht te brengen aan de mensen die in duisternis voortgaan en krachteloos zijn. Het is steeds weer nodig dat u mensen op de hoogte bent van de betekenis en het belang van de grote genadegave die Ik u toezend, omdat u in grote geestelijke nood bent. Uw denken en streven behoort voornamelijk aan de wereld toe, maar aan uw God en Schepper denkt u weinig. En daarom brengt u maar zelden de band met Mij tot stand, waarin alleen Ik u kracht zou kunnen overbrengen voor uw pelgrimstocht op aarde.

U zult niet mogen geloven dat de u ter beschikking staande levenskracht u alleen werd gegeven om uw aardse wensen te vervullen. U moet er geestelijke kracht mee verwerven, wat zoveel betekent als dat u de levenskracht zult moeten gebruiken voor werken van liefde, wat u dan zeker ook geestelijke kracht oplevert. Want u hebt geestelijke kracht nodig voor uw klim omhoog, voor het rijp worden van uw ziel. Geestelijke kracht gaat niet voor u verloren, wanneer u het aardse leven hebt beëindigd en elke levenskracht verloren gaat.

Geestelijke kracht te verwerven is de opgave van uw aardse leven. En geestelijke kracht neemt u in ontvangst door werkzaam te zijn in liefde, door innig gebed tot Mij en door het luisteren naar mijn woord, dat een rechtstreekse overdracht van kracht is en dat u weer alleen mijn wil bekend maakt, u te vormen tot liefde, zonder welke u niet zalig zult kunnen worden.

Geloof dat u op aarde er alleen naar zult moeten streven uw geestelijke kracht te vergroten. En geloof dat Ik u deze kracht wil toevoeren en u daarom toespreek. En wanneer mijn woord van boven voor u weerklinkt, dan is dat waarlijk een genadegave van ongewone uitwerking. Want ze schenkt u dat wat u mankeert, wat u echter zeer nodig hebt om rijp te worden tijdens uw aardse leven, om het rijk van licht en gelukzaligheid binnen te kunnen gaan, wanneer u dit aardse leven hebt beëindigd.

Mijn woord dat Ik u aanbied is alles. Het is het brood uit de hemel. Het is het manna dat van de hemel komt en het voedsel voor uw ziel is. Het is een licht dat de duisternis verdrijft. Het is de krachtbron waaruit u onophoudelijk het water van het leven zult kunnen scheppen. Het is het bewijs van mijn liefde voor u mensen, bij wie Ik aanwezig kan zijn wanneer u ook Mij uw liefde betuigt. Het bewijst u ook mijn wijsheid en mijn macht, want u wordt met een weten bekend gemaakt, dat u een duidelijk beeld geeft van mijn wezen. Mijn woord is de uitstraling van mijn goddelijke kracht van liefde. En deze kan nooit zonder resultaat blijven. Ze moet op uzelf, op uw ziel, een uitwerking hebben en u tot de volmaaktheid voeren.

En daarom wil Ik u allen aanspreken. Daarom stuur Ik mijn woord naar de aarde en geef u steeds maar de opdracht het door te geven aan uw medemensen. En Ik maak u steeds weer het belang begrijpelijk, de uitwerking van de grote genadegave, opdat u Mij zult aanhoren en dus kracht ontvangt in overvloed, door bewust gebruik te maken van mijn genade, doordat u het woord aanhoort en ook ten volle ontplooit, doordat u mijn wil vervult die Ik u door mijn woord verkondig omdat Ik u liefheb.

En u zult moeten geloven dat Uw God en Vader zelf u aanspreekt. Want Ik wil mijn kinderen terugwinnen, die al eindeloos lange tijd van Mij verwijderd zijn. Ik wil hun de terugweg wijzen en ze ook de kracht overbrengen om deze te kunnen gaan. Ik wil ze allen weer opnemen in mijn rijk en ze de gelukzaligheid bereiden die ze mochten genieten in het allereerste begin. De Vader wil Zijn kinderen terug die eens vrijwillig van Hem zijn weggegaan.

Amen

BD.7923
19 juni 1961

Het op de hoogte zijn van Gods wil – Verantwoordelijkheid

U wordt door Mij aangesproken omdat u op de hoogte zult moeten zijn van mijn wil. Er moeten u richtlijnen worden gegeven volgens welke u uw levenswandel zult moeten leiden zolang u op aarde vertoeft. U zult dus mijn wil te weten moeten komen en er moet u ook opheldering worden gegeven welke gevolgen het nakomen van mijn wil heeft, evenals het niet nakomen. U zult moeten weten wat Ik van u verlang en waarom Ik dit verlang. En dan moet u uit vrije wil handelen, dat wil zeggen: of mijn wil aanvaarden of ook tegen mijn wil in uw levenswandel leiden en dan ook zelf de gevolgen dragen, zowel van de juist alsook van de verkeerd gerichte wil. Maar u bent vrij in uw beslissing. U zult niet worden gedwongen tot dit of dat besluit, tot deze of gene leefwijze. Maar u beslist over uw lot in de eeuwigheid en draagt daarom een grote verantwoordelijkheid.

Zou het weten van mijn wil u niet worden voorgehouden, dan kon u ook niet ter verantwoording worden geroepen, maar u zou ook moeilijk het doel op aarde bereiken: uw vroegere volmaaktheid die voor u verloren ging doordat uw wil en handelen in strijd was met mijn wil, doordat u geen acht hebt geslagen op mijn wil. Want mijn wil is niets anders dan de wet van de eeuwige ordening. Mijn wil is dat u zich voegt naar deze wet waarvan het grondbeginsel de liefde is. Laat u het grondbeginsel in u doorbreken, dan zult u zich aan mijn wet van de ordening aanpassen. Dan zult u mijn wil vervullen, u zult u vrijwillig onderwerpen aan mijn wil. Ontbreekt u de liefde, dan staat u buiten mijn wet van de eeuwige ordening. Dan staat u ook buiten de stroomkring van mijn liefde. U bent van Mij gescheiden. U bent onvolmaakt omdat bij volmaaktheid de liefde hoort die u echter afwijst zoals eens toen u van Mij bent afgevallen.

U bent bij het begin van uw belichaming als mens zonder weten en daarom doe Ik zelf u het weten toekomen over uw verhouding tot Mij, en ook omdat u tegen Mij zondigde, omdat u mijn wil niet nakwam, omdat u het beginsel van de goddelijke liefde minachtte en bijgevolg uit de eeuwige ordening bent getreden. Daarom stel Ik u in kennis van mijn wil. Daarom spreek Ik u aan door mijn woord. Daarom verlang Ik van u het aanvaarden van mijn wil, van de eeuwige ordening. Daarom schrijf Ik u een levenswandel voor naar mijn wil. Maar Ik dwing u niet deze te leiden, want Ik laat u uw vrije wil.

Maar voortdurend preek Ik u één ding: de liefde. Want van uw wil om lief te hebben hangt alles af. Van uw wil om lief te hebben alleen hangt ook uw bereidwilligheid af mijn wil te vervullen en u te onderwerpen aan de wet van de eeuwige ordening. Want wat u nu doet, dat doet u vrijwillig zodra de liefde u daartoe aanzet. Dus is “werkzaam zijn in liefde” mijn wil die Ik u voortdurend voorhoud. Het werkzaam zijn in liefde is de wet van de eeuwige ordening. Werkzaam zijn in liefde is de weg om het doel te bereiken, want werkzaam zijn in liefde bezorgt u ook de kracht datgene uit te voeren wat u zult moeten doen om u te vervolmaken. En Ik zal daarom nooit ophouden u door mijn woord op de hoogte te brengen van mijn wil. Ik zal u voortdurend de liefde prediken en u de uitwerking van een leven in liefde voor ogen houden. Ik zal steeds trachten u aan te sporen u te onderwerpen aan de wet van de eeuwige ordening, in uzelf de liefde te ontsteken en tot een heldere vlam te laten worden.

Mijn woord zal u opheldering geven over het doel van uw aardse leven en Ik zelf zal u steeds volgen met mijn liefde opdat uw liefde voor Mij wordt ontstoken. En dan zal het grondbeginsel van de liefde uw hele wezen bepalen. U zult een helder licht verkrijgen, dat wil zeggen: u zult inzien om welke reden u de gang over de aarde aflegt en welk doel u gesteld is. U zult verheugd zijn door dit inzicht en ijverig streven naar volmaaktheid. Want zodra eenmaal de liefde in u ontstoken is verbindt u zich door de liefde ook met Mij. En dan zult u Mij eeuwig niet meer willen opgeven en Ik zelf zal u met mijn liefde vasthouden. Ik zal Me met u samensmelten, omdat dit uw vrije wil is. En er zal geen scheiding meer bestaan, want in mijn eeuwige ordening te zijn binnengegaan betekent overeenkomstig het beginsel van de goddelijke liefde te scheppen en werkzaam te zijn met Mij en volgens mijn wil, en eeuwig gelukzalig te zijn.

Amen

BD.7925
23 juni 1961

Het openen van de poort naar het lichtrijk door Jezus Christus

De poort naar het rijk van het licht en de zaligheid is voor jullie opnieuw geopend, toen de mens Jezus op Golgotha Zijn leven gaf voor de delging van de zondenschuld van de gehele mensheid. De kloof tussen Mij en jullie werd door Zijn kruisdood overbrugd, de weg die terugvoerde in jullie vaderhuis was weer vrij voor jullie. Dit werk van erbarmen, dat een mens heeft volbracht die Mij zelf volledig in zich had opgenomen en die daarom ook vol kracht was, is uniek geweest. En het zal nooit herhaald hoeven te worden, omdat het voor alle mensen van het verleden, van het heden en van de toekomst werd volbracht.

De dood van de mens Jezus was zo smartelijk, Zijn lichamelijk en geestelijk lijden was zo onmetelijk groot dat het voor Mij voldoende was als verzoening voor de grote oerschuld van de eens van Mij afgevallen geestelijke wezens, dat daarmee ook aan mijn gerechtigheid werd voldaan en dat daardoor mijn liefde jullie allen weer kon aannemen, zonder de wet te overtreden waaraan ook het meest volmaakte wezen zich moet houden omdat anders zijn volmaaktheid schade zou lijden. Ik nam het offer van de mens Jezus aan en de weg werd vrij voor jullie, mijn schepselen, terug in jullie vaderhuis, naar Mij, die jullie eens vrijwillig hadden verlaten.

Wanneer jullie mensen bedenken hoe groot jullie toenmalige schuld was, wanneer jullie aan het onmetelijke lijden en de kwellingen van de mens Jezus denken en wanneer jullie je de heerlijkheden in mijn rijk proberen voor te stellen, dan pas zullen jullie kunnen begrijpen welke grote betekenis het verlossingswerk van Jezus voor jullie mensen heeft en dat jullie je daarom bij Hem moeten aansluiten, omdat jullie anders in de duisternis blijven, omdat anders voor jullie het rijk van het licht en de zaligheid gesloten is en blijft, totdat jullie Hem erkennen en jullie bewust voor Hem kiezen. Pas wanneer het jullie is verduidelijkt dat jullie zondig werden en waaruit jullie grote zonde bestond, is jullie ook het verlossingswerk van Jezus Christus begrijpelijk te maken. Want jullie moeten dit weten omdat anders jullie gang over de aarde nutteloos is, wanneer jullie in dezelfde duisternis overgaan naar het hiernamaals, wanneer jullie nog zijn belast met de oerzonde die de grote kloof tussen jullie en Mij liet ontstaan.

De brug naar Mij is door de mens Jezus voor jullie gebouwd en jullie allen kunnen haar betreden. Jullie kunnen weer naar Mij terugkeren, maar alleen met Hem, met Jezus, de goddelijke Verlosser, wanneer jullie ook een beroep doen op het grote werk van erbarmen, wanneer jullie Hem erkennen en in Hem Mij zelf, die op aarde neerdaalde om in de mens Jezus mijn intrek te nemen, om zelf in Hem het verlossingswerk te volbrengen opdat de poort naar het lichtrijk weer voor jullie geopend werd en jullie nu kunnen terugkeren in jullie vaderhuis.

Jullie vroegere zondenschuld is afgelost door de kruisdood van Jezus. Doch ieder mens afzonderlijk moet zijn houding bepalen ten opzichte van Hem en Zijn verlossingswerk. De brug is geslagen, maar ieder mens afzonderlijk moet deze betreden en de weg nemen naar Mij, die aan de andere kant van de kloof op jullie wacht en jullie vreugdevol weer wil opnemen in mijn rijk. Jullie zondenschuld is afgelost, maar jullie moeten die zelf tot onder het kruis dragen, jullie moeten het zelf willen, dat jullie bij hen horen, voor wie het bloed van Jezus vergoten is. Dan pas erkennen jullie Hem en Zijn verlossingswerk, en dan pas bekennen jullie bewust jullie schuld en vragen om vergeving. Dan heeft de goddelijke Verlosser ook voor jullie het werk van erbarmen volbracht, dan heeft ook voor jullie Zijn bloed gevloeid en heeft het jullie ziel gereinigd van alle schuld.

En steeds opnieuw wordt jullie mensen daarom opheldering gegeven, welke betekenis de kruisdood van Jezus voor de totale mensheid heeft. Steeds opnieuw wordt jullie je grote schuld duidelijk gemaakt, die onmetelijk was omdat jullie je destijds bewust van Mij afgescheiden hebben ondanks het helderste inzicht en een hoogst volmaakt wezen. Jullie hadden een schuld op je geladen, die jullie niet in zijn omvang konden meten, en er was waarlijk een zoenoffer nodig dat onmetelijk groot en zwaar was. De mens Jezus heeft het Mij gebracht en omwille van Zijn overgrote liefde voor Zijn medemensen nam Ik dit offer aan en liet het als delging der schuld volstaan.

En nu moeten jullie zelf ook een beroep doen op Zijn grote daad van liefde opdat jullie zondenschuld gedelgd wordt, opdat jullie niet voor een gesloten deur staan, wanneer jullie na de dood het hiernamaals binnengaan. Door Zijn kruisdood zijn de poorten opnieuw geopend. Zijn kruisdood heeft aan jullie mensen verlossing gebracht, met Zijn bloed heeft Hij jullie zielen vrijgekocht van mijn tegenstander. En zo is Hij waarlijk jullie Verlosser uit alle nood geworden, want Hij gaf jullie het leven terug. Hij heeft jullie vrijgemaakt van zonde en dood. Hij nam alle schuld op zich en ging daarmee de weg naar het kruis.

De liefde die Hem vervulde heeft dit werk volbracht en deze liefde was Ik zelf. Jullie Vader van eeuwigheid was zelf in de mens Jezus, jullie Vader van eeuwigheid is zelf aan het kruis gestorven voor jullie en jullie zonden, Hij zelf heeft de brug gebouwd om jullie thuis te halen in Zijn rijk. En jullie allemaal moeten deze brug betreden als jullie zalig willen worden.

Amen

BD.7928
26 juni 1961

Motivering van smartelijke slagen van het lot

Nog vele mogelijkheden zal Ik u verschaffen voor het einde, die u de weg naar Mij moeten laten vinden. Steeds weer zal Ik me aan u openbaren, al is het ook op een pijnlijke manier, maar steeds zult u zelf moeten inzien dat u zelf uw lot niet zult kunnen bepalen. Steeds weer zult u een Macht boven u moeten erkennen die in uw leven ingrijpt en – wanneer het niet anders mogelijk is – met hardheid, om u nog terug te trekken van de afgrond waar u blindelings op afgaat. Ik wil u redden en al mijn vermaningen en waarschuwingen helpen niets. Daarom moet Ik u ook soms hard aanpakken en u verwonden. Ik moet van u het liefste afnemen dat u op aarde bezit, Ik moet dood en ziekte over u laten komen, u zult door slagen van het noodlot van welke aard dan ook worden getroffen, omdat u niet aan Mij denkt, omdat u een leven leidt zonder geloof in Mij, uw God en Schepper van eeuwigheid, omdat u niet gelooft in een Macht, aan welke u uw leven te danken hebt.

En de voorvallen zullen toenemen waarin Ik mensen uit elkaar ruk, waar de dood zijn intrede doet, waar catastrofes plotseling het mensenleven beëindigen. Ik zal Me duidelijk laten zien, maar ook alleen door de goedwillende worden herkend, die nu de weg naar Mij vindt en dan ook niet meer verloren kan gaan. Het einde komt steeds dichterbij en daarom moet ook mijn liefde, wijsheid en macht nog vaak ingrijpen. De vergankelijkheid van het aardse moet de mensen steeds weer opnieuw worden getoond, ze moeten tot bezinning worden gebracht welke waardeloze doelen ze nastreven en ze zullen daarom vaak moeten lijden, lichamelijk en geestelijk, maar te allen tijde ook hulp mogen ondervinden, wanneer ze zich tot Mij wenden en Mij om bijstand vragen in hun nood. En ook de medemensen zullen erover moeten nadenken dat ze door hetzelfde lot kunnen worden getroffen en tot het inzicht komen dat ze niet op deze aarde vertoeven ter wille van het aardse leven.

En elke slag van het noodlot kan deze uitwerking op de medemensen hebben, dat ze gaan nadenken en zich hun eigen levenswandel voorstellen, of hij beantwoordt aan de wil van God, als ze in een God geloven. Elke slag van het lot kan de mensen helpen te gaan geloven, wanneer ze zich naar Mij keren en Mij ook aan mijn duidelijke hulpverlening kunnen herkennen. Verklaar zo ook, u die mijn woord ontvangt, aan uw medemensen, mijn soms hard en liefdeloos schijnend ingrijpen in het leven van de mensen. Leg hun uit dat Ik elk middel probeer om de mensen voor Mij te winnen en dat Ik ook niet zal ophouden, Mij steeds weer te openbaren. Want elke slag van het lot is een uiting van mijn kant, die ieder kan treffen maar steeds alleen het doel nastreeft hun gedachten op Mij te richten. Want de tijd is nog kort en u mensen schenkt alleen nog maar aandacht aan de wereld, maar let niet op het heil van uw ziel.

De wereld vergaat, dat wil zeggen: u zult niets van de wereld kunnen meenemen naar de andere kant, in het rijk hierna. U jaagt steeds alleen dode goederen na en daarom wordt u steeds weer opmerkzaam gemaakt op de vergankelijkheid van deze wereld. En steeds weer zult u horen van ongevallen en catastrofes van allerlei aard, steeds weer zult u het verlies van mensen hebben te betreuren en steeds weer zult u zich afvragen waarom een God van liefde zoiets toelaat. De God van liefde wil u voor zich winnen, Hij wil u gelukzalig maken en daarom wil Hij dat u uw gedachten naar Hem toekeert.

Alleen mijn liefde is de reden van al datgene wat u zwaar treft, want u gaat voor eindeloos lange tijd weer verloren wanneer u niet aan Mij denkt. En daarom alleen openbaar Ik Me aan u en grijp ook hard en pijnlijk in wanneer u geen acht slaat op mijn liefdevolle aanmaningen en waarschuwingen. Want Ik wil niet dat u verloren gaat. Ik wil u nog redden voor het einde en u behoeden voor een veel erger lot, voor de hernieuwde kluistering in de scheppingen van de aarde, die onafwendbaar is wanneer u niet nog voor het einde der aarde de weg naar Mij vindt.

Amen

BD.7929
27 juni 1961

Het beëindigen van een periode op aarde staat voor de deur

Ik houd me aan de tijd die u werd gesteld voor uw verlossing en dit betekent, dat er ook een verlossingsperiode ten einde loopt, dat er een nieuw tijdperk begint volgens plan van eeuwigheid. Zoals Ik het inzag als noodzakelijk en succes opleverend voor uw ziel, voor de ontwikkeling van de gehele mensheid; zo is dit plan vastgesteld, want het geestelijk lage niveau eist een nieuwe ordening, het eist een ingrijpen mijnerzijds, een ommekeer die alleen tot zegen strekt, die voor het geestelijke bevorderlijk is zich positief te ontwikkelen. En Mij is sinds eeuwigheid ook het tijdstip bekend waarop de mensheid op dit geestelijke dieptepunt is aangekomen, dat een verandering eist, en Ik zal me ook aan deze tijd houden en mijn heilsplan uitvoeren, maar steeds is mijn liefde en wijsheid bepalend voor mijn regeren en werkzaam zijn in het gehele universum. En zo ook zal nu het einde van een verlossingsperiode plaats vinden en een nieuwe zal weer beginnen, omdat het ontwikkelingsproces aan een stuk door verder moet gaan, omdat van mijn kant uit zich geen stilstand kan voordoen en omdat Ik een nog dieper wegzinken van het geestelijke dat als mens over de aarde gaat, wil verhinderen.

Dat er dus een tijdperk van ontwikkeling op zijn einde loopt is zeker. Er zal een geestelijke ommekeer zijn die echter ook aards een uitwerking zal hebben, want daar ook nog datgene wat in de vorm is gekluisterd, vrij zal worden en nieuwe vormen betrekken, zal dit ook een ontbinding en omvorming van de scheppingen op aarde vereisen, zodat dus op een totale omvorming van het gehele aardoppervlak is te rekenen, die het oude verlossingstijdperk beëindigt en het begin van een nieuwe ontwikkelingsperiode betekent.

Wat is voorbestemd sinds eeuwigheid zal ook worden vervuld op de dag die daarvoor is vastgesteld, maar u, mensen blijft het precieze weten van de dag verborgen, omdat het niet dienstig is voor het heil van uw ziel, wanneer u daarvan op de hoogte zou zijn. Maar het duurt niet lang meer, of u het gelooft of niet, de tijd is afgelopen en mijn heilsplan van eeuwigheid zal volgens mijn wil ten uitvoer worden gebracht.

Dat u, mensen van de huidige tijd dit einde mee zult moeten maken heeft ook zijn oorzaak, want uw weerstand tegen Mij was sterk en liet een eerdere belichaming als mens niet toe. Maar wederom was u dezelfde tijdspanne gesteld waarin u uw ontwikkelingsgang moest afmaken. Het is u ook mogelijk hem met succes te beëindigen, het is u allen nog mogelijk voor het einde de weg naar Mij te vinden, wanneer u maar uw weerstand opgeeft en u weer naar Mij toekeert van wie u zich eens in vrije wil afwendde tot uw eigen ongeluk. Nog verblijft u op aarde, laat de tijd niet onbenut voorbijgaan, want Ik stort mijn genaden in rijke mate uit over u en Ik help u waarlijk op elke manier, omdat Ik alleen weet wat het voor u betekent wanneer u faalt en de eindeloos lange weg om te groeien nog eens zult moeten gaan door de scheppingen van de nieuwe aarde.

Reken erop, dat het einde heel nabij is en stel u in op dit einde. En waarlijk, het zal voor u alleen tot zegen zijn, wanneer u zich naar Mij keert en vraagt om mijn kracht en hulp. U zult ook in korte tijd nog veel kunnen bereiken, u zult vrij kunnen worden van uw laatste vorm (uw lichaam) en volledige geestelijke vrijheid verkrijgen. U hoeft alleen maar te willen dat u uw weg over de aarde als mens niet tevergeefs aflegt. U hoeft alleen Mij, uw God en Vader van eeuwigheid om hulp aan te roepen en u zult de weg naar Jezus vinden, naar Hem die alleen u kan en ook zal verlossen.

Laat deze aanmaning niet aan uw oren wegsterven, neem ze in alle ernst op in uw hart en denk erover na en handel eer het te laat is. Want niemand mag verloren gaan, allen wil Ik nog helpen voor het einde komt. Maar het komt onherroepelijk, want de tijd is vervuld, de termijn is afgelopen die het geestelijke werd toegestaan dat zich in deze verlossingsperiode moest voltooien en er zal een nieuwe beginnen zoals en wanneer het in mijn heilsplan van eeuwigheid is voorzien.

Amen

BD.7932
1 en 2 juli 1961

Heeft God de val veroorzaakt?

Ook dat zal u mensen eenmaal begrijpelijk worden, dat Ik zelf nimmer mijn invloed uitoefen en ooit uitgeoefend heb op het geestelijke dat Ik als vrij en zelfstandig buiten Mij geplaatst heb. Want zodra Ik het schiep als een zichzelf bewust wezen, was het ook uitgerust met een vrije wil en deze vrije wil was niet in het minst gebonden aan mijn wil, aan de straling van mijn liefde of aan enige invloed mijnerzijds. De wil was geheel vrij en kon aan iedere richting de voorkeur geven.

Maar dat het wezen een vrije wil had, was ook de waarborg dat het eenmaal de staat van “schepsel” kon veranderen in de staat van “kind”, wat zonder de vrije wil ondenkbaar zou zijn geweest. Mijn doel bij de schepping van de wezens echter waren ware “kinderen Gods”, dus wezens die zich in hoogste volmaaktheid bevinden, die deze volmaaktheid evenwel zelf bereiken moesten.

Steeds zal in u mensen de vraag opkomen of de gedachte van een afval van Mij, van Mij uit in die wezens gelegd is, of zij als het ware moesten afvallen omdat Ik Mij het doel van “ware kinderen” gesteld had bij het scheppen van de wezens. Maar dan zou u ook een vrije wil van de wezens kunnen betwisten, die echter de oorzaak was en ook de mogelijkheid van een afval gaf. Maar Ik zag sinds eeuwigheid vooruit hoe mijn schepselen hun vrije wil gebruikten en kon dus ook het in deze afval gefundeerde doel zien. Doch zowel de afval als ook het doel werd door Mij absoluut niet bepaald. De afval was een gevolg van de vrije wil, hoefde dus niet te gebeuren. Het doel is wederom het voortvloeisel uit de vrije wil. Het zal eenmaal bereikt worden, maar over de tijdsduur beslist het wezen weer zelf.

En zo moet dus gezegd worden dat Ik weliswaar van alles op de hoogte ben, dat altijd het één de grondslag is voor het ander en dat er geen afval had kunnen zijn als Ik de wezens de vrije wil zou hebben onthouden, dat echter dan ook het doel ongegrond zou zijn geworden dat Mij bewoog bij het scheppen van alle wezens en dat alleen hoogste gelukzaligheid betekende, zelfs al gingen er tijden van onmetelijk lijden aan vooraf.

Maar de afval van de wezens in vrije wil was een overtreding tegen Mij en mijn liefde. Want het wezen kon ook zijn wil met de mijne samen laten gaan, het hoefde zich niet van Mij af te wenden en uit de wet van de eeuwige ordening te treden. En ook talloze wezens die bij Mij bleven en toch onmetelijk gelukzalig zijn, hebben dat bewijs gegeven. En ook deze wezens worden toegelaten tot het kindschap Gods, als zij de gang door de diepte willen gaan met het doel de gevallen broeders te verlossen.

Het afvallen van Mij was echter niet mijn werk, niet mijn wil; doch ter wille van het hoogste doel liet Ik het gebeuren en Ik leg er steeds weer de nadruk op dat deze wezens het hoogste inzicht hadden, dat het helderste licht hen verlichtte en daarom het verkeerd richten van hun wil een verkeerd gebruik van hun wilsvrijheid was, dat dan ook de onzalige toestand tot gevolg had. Ik heb deze afval niet verhinderd daar Ikzelf anders de wilsvrijheid niet geëerbiedigd zou hebben, die echter het wezen tot een goddelijk wezen bestempelde. Want iets volmaakts is zonder vrije wil niet denkbaar. En hebt u eenmaal het doel bereikt, een waar kind van God geworden te zijn, dan zal voor u ook mijn plan van vergoddelijking volledig begrijpelijk zijn en u zult ook de afval van de geesten met andere ogen beschouwen, ofschoon het een zwaar vergrijp tegen mijn liefde geweest is.

En omdat de wet van de eeuwige ordening onveranderlijk is, kon die vergoddelijking altijd alleen maar overeenkomstig die wet plaatsvinden. Ze kon niet anders bereikt worden, omdat alle goddelijke eigenschappen die Ik bij het scheppen in deze wezens gelegd had, in vrije wil moesten worden nagestreefd, wat door de afval van Mij een noodzakelijkheid werd, maar ook veel moeilijker was dan in de staat van volmaaktheid te blijven in vrije wil. Dat de wezens afgevallen waren en dus zondigden tegen Mij heeft hun ook een uiterst lange toestand van ellende bezorgd, wat nooit zou hebben kunnen gebeuren als Ik zelf deze afval op een of andere wijze veroorzaakt zou hebben.

De volmaaktheid van die wezens kan niet in twijfel getrokken worden en toch vielen zij, wat steeds alleen met de wilsvrijheid te verklaren is, die eveneens een goddelijk genadegeschenk was, dat hun nooit ontnomen zal worden. En door het proces het gevallen geestelijke terug te voeren, is ook het niet-gevallene de mogelijkheid gegeven tot het kindschap Gods te komen, omdat dit vrijwillig ook de weg door de “diepte” kan gaan omwille van een verlossende missie, zodat dus de afval van Mij niet de enige voorwaarde is om het kindschap Gods te bereiken, veeleer heb Ik waarlijk nog andere wegen om de door Mij geschapen wezens tot mijn kinderen te vormen. De afval was dus niet nodig, maar vanwege de wilsvrijheid wel mogelijk. En Ik voorzag het sinds eeuwigheid. Daarom kon Ik ook het heilsplan laten ontstaan met het doel dat zowel Mij als ook de door Mij geschapen wezens bovenmate gelukkig maakt en dat Ik ook eens zal bereiken. En ook uzelf zult u eenmaal in de staat van hoogste volmaaktheid bevinden en inzien en begrijpen, welk een onmetelijke liefde naar al mijn schepselen uitgaat en dat deze liefde alleen het goede kan voortbrengen en dus ook het wezen dat door eigen schuld de dood gevonden heeft, weer het eeuwige leven verschaft.

Amen

BD.7935
5 juli 1961

U mensen gaat het einde tegemoet

Een verlossingsperiode loopt ten einde, want de tijd is vervuld. Mijn heilsplan is vastgesteld sinds eeuwigheid, en mijn plan zal worden doorgevoerd zoals het in mijn liefde en wijsheid is bepaald. Maar u mensen kunt niet doorgronden wat dit einde te betekenen heeft, want u kunt zich niet voorstellen dat een verandering komt die al de schepselen vernietigt en alles wat leeft oplost en uitwist.

Een parallel daarvan heeft de mensheid nog nooit beleefd en daarom wil zij ook niet geloven dat de aarde haar einde tegemoet gaat. U mensen staat voor geweldige gebeurtenissen, maar u zult de ware betekenis er niet aan toekennen omdat u geen begrip heeft van de kritieke situatie, want u gaat het einde tegemoet.

Alles om u heen en alles wat u ziet en door u gezien kan worden houdt op te bestaan. Alles zal vernietigd worden, ook uzelf, als u niet behoort tot de mijnen die weggenomen zullen worden door mijn macht en mijn wil, zoals Ik het heb verkondigd. Ik zal ze wegnemen voor de ogen van hun medemensen en ze plaatsen op de nieuwe aarde, als het werk van omvorming heeft plaatsgevonden.

De tijd is vervuld, want iedere verlossingsperiode is tijdelijk begrensd. Zij is van een zo lange tijdsduur dat u mensen niet weet van het begin, en daarom houdt u ook een einde voor onmogelijk. Maar dat u nu het einde moet beleven heeft zijn oorzaak in uw eigen wil. In de weerstand die de geest in u Mij heeft geboden en ook nu nog biedt, want anders zou u niet verloren kunnen gaan, dat wil zeggen: anders zou u de hernieuwde kluistering in de scheppingen van de nieuwe aarde niet behoeven te vrezen.

Alleen de weerstand tegen Mij beslist ook uw lot na het einde van deze aarde, want zodra u die weerstand opgeeft, keert u zich tot Mij en behoort tot de mijnen die Ik zal redden voor het einde komt. Voor u, mensen zonder een enkele geestelijke binding, is alles onbegrijpelijk wat samenhangt met het einde van de oude aarde. U zult waarschijnlijk nooit geloven dat de tijd is gekomen waarin ieder mens de beslissing moet nemen over leven en dood, want die beslissing zal niemand van u bespaard blijven.

U mag zich niet veilig wanen door het idee dat er nog lang geen einde komt aan de aarde, want spoediger dan u denkt is het einde gekomen omdat de tijd vervuld is. Ik zelf ben in mijn wezen standvastig, dus ben Ik ook in mijn woord standvastig. Alles moet vervuld worden wat Ik u heb aangekondigd, en mijn plan zal verwezenlijkt worden als de tijd daarvoor gekomen is.

En dat zij gekomen is kan wel gezien worden aan de vele “tekenen” waarop Ik u opmerkzaam heb gemaakt, en waarop Ik u steeds gewezen heb als Ik het einde verkondigde. Wie dus oren heeft om te horen die hore, en wie ogen heeft om te zien die moet kijken. Maar u mensen wilt niet horen en niet zien, en daarom kan Ik Mij niet nog duidelijker openbaren, om nog geloof bij u te vinden of te bereiken.

Mijn waarschuwingen zullen niet ophouden tot de dag gekomen is van het einde, en zalig zij die in mijn woorden geloven. Die volgens dat geloof leven en zich met Mij verbinden in liefde en vertrouwen, want zij zijn waarlijk gered voor tijd en eeuwigheid. Voor hen zal Ik zorgen in iedere lichamelijke en geestelijke nood, en zij behoeven dus ook het einde niet te vrezen. Want voordat dit schrikwekkende uur aanbreekt worden zij van de aarde weggenomen en zij mogen de gebeurtenis van de vernietiging aanschouwen om er mijn macht en heerlijkheid in te erkennen, want zij moeten er van getuigen op de nieuwe aarde.

En daar heeft al het leed een einde en zij mogen de vreugden beleven van het paradijs. De tijd is vervuld, en het zal gebeuren zoals het verkondigd is, want mijn woord is waarheid en zal waar blijven voor eeuwig.

Amen

BD.7940
11 juli 1961

De bewuste toenadering van de mens tot God

En Ik wil uw begeleider zijn op al uw wegen.

Ik wil u leiden. Ik wil naast u gaan. Ik wil u onderrichten en raad geven en u mijn wil bekend maken. En wanneer u mijn wil nakomt, zult u ook de weg van uw aardse bestaan met succes beëindigen.

U zult het doel hebben bereikt, voor eeuwig met Mij verbonden te zijn en nu te kunnen werken in vrijheid, licht en kracht.

Ik zelf wil dus uw begeleider zijn, dan kan Ik ook steeds mijn tegenstander bij u vandaan houden, die niet zal ophouden u in het nauw te brengen en dit des te meer hoe dichterbij het einde is. En daarom doe Ik u door het woord steeds weer kennis toekomen, dat u in gevaar verkeert, zolang u niet Mij zelf naast u zult laten gaan door uw vrije wil om met Mij verbonden te zijn. U leeft uw aardse leven en weet niet dat in de geestelijke wereld een onophoudelijke strijd wordt gevoerd die gaat om uw ziel.

En u weet niet dat aanhoudend om uw ziel wordt geworsteld van de kant van de lichtvolle en van de duistere wereld. Beiderlei krachten willen u voor zich winnen en u zelf neemt de laatste beslissing, welke krachten de zege over u behalen. U zelf bepaalt in welke sfeer u wilt verblijven en u bepaalt het door uw wil die op Mij is gericht of van Mij is afgekeerd. En slechts een kleine gedachte is waarlijk voldoende om Mij aan uw zijde te roepen en Ik zal u niet verlaten en u beschermen tegen verdere invloed van mijn tegenstander en zijn helpers. Laat Mij alleen steeds aan uw zijde gaan en uw pelgrimstocht op aarde zal gezegend zijn.

Het gaat alleen om uw bewuste toenadering tot Mij in het aardse leven. Brengt u deze tot stand in vrije wil, dan hebt u ook de proef van uw aardse leven doorstaan, ten behoeve waarvan u zich op aarde mocht belichamen. Maar ook Ik kan u niet dwingen om u naar Mij toe te keren. Ik kan alleen maar steeds proberen u door liefdevolle woorden tot Mij te trekken. Ik kan alleen maar steeds weer contact met u zoeken, me binnendringen in uw gedachten en door het lot bepaald in uw leven ingrijpen.

Maar de uitwerking moet Ik steeds aan u zelf overlaten. U zult zelf in vrije wil moeten beslissen.

U zult zelf mijn hand moeten vastpakken en willen dat Ik bij u ben en niet meer van u weg zal gaan.

Maar deze wil beslist ook uw lot in de eeuwigheid. Doch u mensen hebt niet veel tijd meer. Het einde is nabij en u allen zult verrast zijn. En in overeenstemming met uw instelling tegenover Mij zal nu ook uw lot zijn, om welke reden Ik u steeds weer aanmaan, de band te zoeken met uw God en Schepper van eeuwigheid, dichter bij Hem te komen zoals een kind dichter bij de Vader komt en dan ook onder mijn bescherming te staan tot het einde is gekomen. Juist de tijd van het einde spoort Mij aan u steeds weer mijn wil bekend te maken, die altijd dezelfde blijft: dat u in liefde zult leven, omdat u dan de zekerste band tot stand brengt met Mij, de Liefde zelf. Wees werkzaam in liefde en blijf voortdurend in gebed.

En u zult Mij naar u toe trekken en Ik zal u voor eeuwig niet meer verlaten.

Want de Liefde ben Ik zelf en wie in de liefde blijft, blijft in Mij en Ik in hem.

En het innige gebed verenigt eveneens het kind met de Vader en stelt het in staat dat mijn kracht om steeds mijn wil uit te voeren, kan overvloeien.

En bent u met Mij verbonden, dan hoeft u niets meer te vrezen, noch mijn tegenstander, noch het komende einde, want dan behoort u tot de mijnen die stand houden tot aan het einde toe en die Ik zal beschermen in lichamelijke en geestelijke nood.

U hoeft Mij alleen maar uw wil te schenken, hem aan de mijne te onderwerpen en uw gedachten dikwijls in geestelijke sferen te laten zweven.

En mijn liefde zal u vastpakken en u leiden tot aan het einde van uw leven.

Ik zal naast u gaan, u zult niet meer eenzaam en verlaten zijn.

Dan gaat u aan mijn hand en keert terug naar het vaderland.

Amen

BD.7942
15 juli 1961

Het ontstaan van het scheppingswerk “aarde”

De gang van het geestelijke over de aarde strekt zich uit over eeuwigheden. Want het geestelijke zelf werd tot materie waaruit de aarde en alle scheppingen bestaan. Verharde geestelijke substantie werd door de wil van God tot materie. Zodoende is het gehele scheppingswerk “aarde” alsook alle scheppingen in het gehele universum, de eens door God uitgestraalde geestelijke kracht die als “essentie” door Hem werd uitgestraald, in zichzelf echter zo veranderde, dat ze tenslotte enkel nog maar verharde geestelijke substantie was die nu omgevormd werd tot scheppingen van allerlei aard.

Eindeloze tijden zijn daarvoor nodig geweest, want ook deze omvorming gebeurde in de wettelijke orde. De ontwikkeling van wat nu als bewoonde aarde zichtbaar is, heeft in talloze ontwikkelingsperioden plaats gevonden. Het was geen plotselinge uit God voortgekomen daad van Zijn scheppingsmacht. Want ook deze langzame ontwikkeling had zijn bedoeling. Er werden steeds weer opgeloste geestelijke partikeltjes gevangen en omgevormd. Het was een wordingsproces van ondenkbaar lange tijdsduur, voordat de aarde gevormd was tot een scheppingswerk dat voor het steeds rijper wordende geestelijke tot verblijfplaats en tot een leven in overeenstemming met de natuur kon dienen, zoals het in Gods eeuwig heilsplan was voorzien. En ook dit geestelijke had eindeloze tijden nodig tot het die graad bereikt had waarin het dan als mens over de aarde mocht gaan, met het doel van een laatste voltooiing.

Deze laatste gang over de aarde als mens is maar een moment, in vergelijking met de eeuwig lange tijd van de eerdere ontwikkeling op aarde. Voor God was weliswaar de schepping van iedere vorm het werk van een ogenblik, want door Zijn wil en kracht zet Hij elke gedachte die Hij buiten zich plaatst om, als een bestaand werk. Maar de tegenstand van het eens gevallen geestelijke bepaalde de tijdsduur tot aan de materiële omvorming, want God dwong het Hem weerstrevende geestelijke niet, maar Zijn liefdeskracht nam het zolang gevangen tot het zijn weerstand wat opgaf, om het dan te omhullen naar Zijn plan. Om het dan een of andere vorm te geven waarin het dan een bepaalde werkzaamheid verrichtte die echter zo minimaal was, dat weer eeuwige tijden voorbij gingen tot deze vormen weer langzaam konden oplossen en veranderen.

Voor het ontstaan van de aarde waren dus eindeloos lange tijden nodig, voordat ze door levende wezens kon worden bewoond. En deze wederom maakten de aarde ervoor geschikt na weer een eindeloos lange tijd de mensen als laatste ontwikkelingsoord te dienen. Maar de menselijke ziel was in al haar partikeltjes door de scheppingen heen gegaan. De val in de diepte uit de hoogste hoogte was zo eindeloos geweest dat er ook weer zo’n lange tijd nodig was om uit deze diepte weer zo ver omhoog te stijgen, tot het zelfbewustzijn het wezen weer gegeven kon worden dat nu zijn laatste voltooiing, de laatste gang omhoog mogelijk maakt. Bijgevolg was de schepping nu ontstaan en deze bergt nu dat gevallen geestelijke in een ontelbare hoeveelheid in zich, en dit zal voor zijn terugkeer tot God ook eindeloze tijden nodig hebben. Zodoende is het einde van de schepping nog niet te voorzien.

Maar de “scheppingen” bestaan nu en alles gaat wetmatig zijn weg. Ze worden door steeds nieuwe geestelijke deeltjes bewoond die voortdurend van uiterlijke vorm veranderen en zich steeds verder opwaarts ontwikkelen. Daarom is er ook een voortdurend ontstaan en vergaan van elke materiële schepping te zien. Op die manier worden altijd weer al de scheppingswerken vernieuwd en dienen zo tot uitrijping van het daarin geborgen geestelijke, zoals ze ook de mens tot verdere ontwikkeling dienen, daar zij hem het lichamelijke leven op aarde waarborgen. Zolang het in de scheppingen gebonden geestelijke de vrije wil is afgenomen, gaat ook de opwaartse ontwikkeling zijn door God gewilde weg. Het gebonden geestelijke is dienstig in een of andere vorm en rijpt daardoor langzaam uit.

Zodra echter het geestelijke in het stadium als “mens” over de aarde gaat, bezit het weer de vrije wil en kan in plaats van opwaarts te klimmen ook stil blijven staan of zelfs weer achteruitgaan. Het kan in gebreke blijven in de laatste tijd van zijn ontwikkelingsgang. En deze achteruitgang kan ook daartoe leiden dat het geestelijke in de mens, de ziel, de eens gevallen oergeest, weer in de geestelijke substantie verhardt als voorheen. Met het noodzakelijke gevolg: het nogmaals ontbinden van de ziel in talloze partikeltjes wat dan weer de gang door de materiële scheppingen vereist. En deze nu noodzakelijk geworden ontwikkelingsgang vereist ook weer een ontbinden en omvormen van scheppingswerken van allerlei soort, wat als beëindiging van een aardse periode en het begin van een nieuwe gezien kan worden.

En zo moet u mensen ook proberen te begrijpen dat in de door God vastgestelde tijdsperioden zich aan het scheppingswerk “aarde” zulke gewelddadige omvormingswerken voltrekken, die echter altijd op Gods liefde en wijsheid gegrond zijn en die altijd dienen tot verlossing van het eens gevallen geestelijke. En u moet ook altijd met zo’n ingreep van Gods zijde rekening houden, wanneer de mensen het ware doel van hun bestaan niet meer beseffen. Wanneer zij dus hun aardse leven niet benutten voor het rijpen van hun zielen, voor de laatste voltooiing. Want dit is het enige doel van elk scheppingswerk, dat het de ziel van de mens tot voltooiing brengt, dat het de ziel helpt weer te worden wat zij vanaf het allereerste begin was, namelijk een hoogst volmaakt wezen dat uit Gods liefde is ontstaan, maar in vrije wil van Hem is afgevallen. Het moet weer tot Hem terugkeren en met de gang door al de scheppingen van deze aarde heeft God zelf voor hem de weg geschapen, die de ziel weer terugvoert.

Amen

BD.7943
16 juli 1961

Vrede in God – De toevoer van kracht

Verbind u innig met Mij en u zult de vrede vinden die de wereld u niet kan schenken. Zodra u mijn tegenwoordigheid toelaat, doordat u innig tot Mij bidt, zal ook de sfeer om u heen gereinigd zijn, want het lage geestelijke ontvlucht het licht, en licht is in u wanneer Ik bij u ben. Het zich verbinden met Mij is waarlijk een daad die u zelf voltrekt en die ook met zichtbare zegen is verbonden. En al bemerkt ook uw lichaam dit niet, dan toch wel de ziel, die stap voor stap opwaarts gaat tot aan haar voltooiing. U kunt waarlijk niets beters doen dan steeds weer uw gedachten naar Mij te laten dwalen, steeds weer een stil gebed naar Mij op te zenden en zo uiting te geven aan uw liefde, die u vervult daar u anders mijn aanwezigheid niet zou zoeken, daar u zich anders van Mij verwijderd zou houden en uw gedachten naar de wereld waren gekeerd. Maar zodra u de band met Mij tot stand brengt door innige gedachten, trekt u Mij ook naar u toe, want deze gedachten treffen Mij omdat ze geest en leven zijn wanneer ze Mij gelden. En u hebt nu innerlijk een getuigenis tegenover Mij afgelegd. U erkent Mij weer, zoals u eens Mij uw erkenning ontzegd had. Maar deze afval van Mij bracht u geen gelukzaligheid. En armzalig bent en blijft u zolang u ver van Mij verwijderd blijft op grond van uw vrije wil.

Maar dat nu de terugkeer naar Mij, de innige band in vrije wil, u ook gelukzaligheid zal opleveren is heel begrijpelijk en daarom zeg Ik u: u zult de vrede vinden die de wereld u niet schenken kan. De vrede van de ziel laat de mens al het lichamelijk ongemak verdragen, hij voelt het nauwelijks en is harmonisch in zijn denken en handelen, want hij leeft in vrede met Mij, hij is niet meer mijn tegenstander, hij heeft een innige band met Mij, hij ziet in Mij zijn vriend en broeder, zijn Vader. En bijgevolg weet hij dat hij in goede handen is, hij hoeft de wereld niet meer te vrezen en niets wat nog deel uitmaakt van de wereld. En zijn aardse leven is nu alleen nog een tijd van loutering voor de ziel, die helder en zonder onrijpe aanklevingen dient binnen te gaan in het rijk hierna wanneer haar uur geslagen heeft dat ze haar lichaam verlaat en terugkeert naar Mij in haar vaderhuis.

En waarlijk de loutering van uw ziel zal snel en goed lukken wanneer u steeds weer tot Mij uw toevlucht neemt, wanneer u Mij niet uit uw gedachten weglaat. Wanneer u wilt dat Ik bij u aanwezig ben en in innig gebed ernstig mijn nabijheid zoekt, dan laat Ik me waarlijk vinden, want Ik zelf wil met mijn kinderen verbonden zijn, Ik zelf wil me aan hen openbaren, wat steeds alleen maar mogelijk is, wanneer een mens Mij door stil, innig gebed aanleiding geeft aanwezig te zijn. Veel zult u kunnen bereiken door in uw gedachten te vertoeven bij Mij, uw God en Vader van eeuwigheid, want al richt u ook geen verzoek tot Mij, toch zal u kracht in overvloed kunnen toestromen, die u ook nodig hebt voor uw pelgrimstocht op deze aarde. Uw verleider zal u steeds weer naderen en u van Mij willen aftroggelen. Maar bezit u kracht uit Mij dan zult u hem van u weg kunnen dringen en dan heeft hij geen macht meer, want voor mijn kracht moet hij wijken en van u afzien.

Verzuim daarom geen gelegenheid die u toevoer van kracht oplevert. Sluit u steeds weer bij Mij aan en verlang vurig naar mijn tegenwoordigheid. Blijf altijd in gedachten verbonden met Mij. Wil alleen van Mij zijn en blijven en deze wil zal gezegend zijn. U zult bereiken wat u nastreeft, u zult ontvangen wat u vraagt, Ik zal steeds dicht bij u zijn en u leiden, en alle wegen zult u nu onbekommerd kunnen gaan. Zolang u Mij aan uw zijde laat gaan door uw denken en willen, bent u onder goede hoede en bereikt u ook zeker uw doel. Het contact met Mij zal steeds inniger worden tot u eens met Mij versmolten zult zijn en blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.7944
18 juli 1961

De komst in de wolken

U allen zij het gezegd dat Ik zal wederkomen in de wolken, dat Ik evenzo naar de aarde zal afdalen als Ik eens ben opgevaren ten hemel. Dat de mijnen Mij zullen zien in glans en heerlijkheid zoals eens mijn discipelen Mij zagen en dat Ik ook de mijnen zal weghalen van de aarde wanneer de dag van het einde is gekomen. Wel kom Ik reeds tevoren in het woord tot de aarde, want Ik zelf ben het woord en Ik heb u beloofd bij u te blijven tot aan het einde der wereld. Maar mijn zichtbare komst ligt nog voor u, want het vormt de afsluiting van een aardperiode en het begin van een nieuwe.

Mijn komst in de wolken is letterlijk te nemen, doch slechts weinigen zullen Mij aanschouwen. Want mijn kudde is klein en alleen de mijnen zullen mijn aanblik kunnen verdragen. Alleen voor de mijnen zal Ik zichtbaar zijn en laat Ik mijn macht en heerlijkheid zien. En dat zij uw hoop in uren van nood en verdrukking door de aan God vijandige machten, want op het einde zal alles vijandig tegen God gericht zijn. De machthebbers en hun aanhang, de mensen die zich in de geloofsstrijd aan hun zijde scharen, zij allen zullen optreden tegen u die Mij trouw blijft en standhoudt tot aan het einde. Zij zullen u meedogenloos bedreigen, en dan moet u hopen op mijn komst, want Ik laat u niet in nood, naar lichaam en ziel. Ik zal u redden en weghalen naar een plaats van vrede, en uw geloof zal dan sterk zijn zodat Ik zelf Mij aan u kan laten zien wanneer Ik komen zal in de wolken om te oordelen de levenden en de doden. Dan wordt de grote scheiding der geesten voltrokken en mijn tegenstander zal dan geen macht meer over u hebben, want hij en zijn aanhang zullen gekluisterd worden voor een lange tijd. Slechts weinig mensen geloven in ernst dat mijn wederkomst nabij is, maar de tijd is vervuld en Ik zeg niet meer: “Ik kom als de tijd vervuld is” – integendeel, de tijd is vervuld. U zult nog maar op een zeer korte tijd kunnen rekenen, met slechts weinig dagen – gemeten naar de eindeloos lange tijd die voorbij is sinds een einde voorspeld is. U leeft in de laatste tijd, ook als u dit niet wilt toegeven.

Weldra staat u mijn komst te wachten. Zorg daarom dat ook u tot de uitverkorenen behoort die mijn komst lichamelijk zullen beleven, die Mij mogen aanschouwen in macht en heerlijkheid en die Ik zal wegnemen kort voor het einde. U moet slechts tot hen willen behoren, dan zal Ik u ook de kracht doen toekomen om bij de wil ook de daad te kunnen voegen. Laat u steeds door Mij aanspreken en probeer u te voegen naar mijn wil, dan zult u ook de verbinding met Mij tot stand brengen. U zult u bij Mij aansluiten en ook tot de mijnen gerekend worden die Ik redden zal voordat het einde komt. Want dat Ik zelf zal komen is zeker en dat u allen Mij aanschouwen kunt, die levendig in Mij gelooft en Mij uw liefde betoont, dat moet u zonder twijfel geloven, want mijn woord is waarheid en wordt vervuld.

De mensen die mijn komst ontkennen en dit komen alleen figuurlijk verklaren willen, hebben nog niet zo’n diep geloof dat zij met Mij verbonden zijn. Maar de grote nood op aarde voor het einde zal hun geloof versterken als zij van goede wil zijn. Zij zullen dan zelf smeken om mijn komst, omdat zij alleen van Mij redding verwachten die voor hen van een andere kant niet meer komen kan. U moet geloven dat Ik u zal redden uit de diepste nood en het uur verwachten waarin mijn belofte wordt vervuld. En dan zal mijn tegenstander verslagen zijn en met hem zijn grote aanhang – die de aarde weer zal opnemen. Daarom: hoop en volhard, u die Mij toebehoren wilt, want het uur van bevrijding zal voor u komen. De dag van de scheiding der geesten komt. Er komt een aardse en geestelijke ommekeer die u beleven zult en die u steeds weer aangekondigd werd in woord en geschrift.

Amen

BD.7945
19 juli 1961

Het licht van de waarheid moet de weg verlichten

Ik wil u bekend maken met de waarheid, zoals Ik het u heb beloofd. Want alleen de waarheid is het licht dat u op aarde nodig zult hebben, dat u zuiver de weg moet verlichten die naar Mij leidt, terug in uw vaderhuis. Zonder waarheid wandelt u in dichte duisternis, die mijn tegenstander over u uitgespreid heeft omdat hij verhinderen wil dat u de weg naar Mij zult vinden en omdat hij verhinderen wil dat in u zelfs maar het verlangen naar Mij zou kunnen ontwaken.

Daarom zal hij trachten ook Mij zelf en mijn wezen te vervormen. Hij geeft u mensen helemaal een verkeerde voorstelling van Mij. Hij geeft u een vertekend beeld van Mij. Hij wil verhinderen dat u Mij zult herkennen en Mij zult leren liefhebben. Hij stelt Mij voor als een wezen dat onvolmaakt is, als een god van wraak en toorn. Als een harde, gestrenge rechter, als een wezen aan hetwelk elke liefde ontbreekt, daar hij anders niet over eeuwige verdoemenis zou onderwijzen en in de mensen daardoor alleen angst en vrees zou opwekken, wat elke liefde voor Mij uitsluit.

Maar alleen de liefde kan uw terugkeer naar Mij tot stand brengen. De liefde voor Mij moet u ertoe brengen op Mij aan te sturen en dus mijn wil te vervullen, die weer alleen een leven in liefde is. Liefde is dus het grondbeginsel van mijn eeuwige ordening. En u zult in de waarheid onderricht moeten worden om een juist begrip van het wezen van uw God en Schepper te verkrijgen, Die uw Vader wil zijn en daarom uw liefde tracht te winnen. Alleen de waarheid geeft u een duidelijk beeld van Mij en mijn wezen. En daarom doe Ik u de waarheid toekomen, omdat het dan licht in u wordt en u Mij juist onderkent. Want zowel Ik als ook satan strijden om uw zielen. En daarom wil hij u in de duisternis van geest houden, omdat het licht zowel Mij zelf als ook zijn wezen onthult en voor hem dan de zielen verloren gaan die in het licht van de waarheid Mij herkennen en leren liefhebben en dan ook in vrije wil op Mij aansturen.

Toen Ik over de aarde wandelde was Ik wel op de hoogte van de toestand zonder licht, waar de mensheid zich in bevindt zolang ze niet door Mij met de waarheid bekend wordt gemaakt. En daarom gaf Ik u de belofte dat Ik zelf bij u zal blijven tot aan het einde van de wereld. Dat Ik u de trooster zal zenden, de geest der waarheid. Maar steeds zult u zelf uw bereidwilligheid moeten tonen. U zult naar het licht moeten verlangen, dat het zal mogen schijnen en u de weg zal verlichten die naar Mij leidt. Dan hoeft u de duisternis waarlijk niet meer te vrezen en ook niet de vorst der duisternis. Want hij zelf vlucht voor het licht dat uit Mij straalt. En hij zal het altijd trachten te doven, maar zonder succes omdat, waar mijn licht eenmaal kan stralen, ook mijn wachters staan en het beschermen tegen zijn invloed. En dus ligt het alleen aan u mensen zelf of u de duisternis zult willen ontvluchten.

Ik zal te allen tijde een licht voor u ontsteken dat de duisternis doorbreekt zodra u maar naar het licht verlangt. Ik zal u dus steeds de waarheid uit Mij doen toekomen. Ik zal u door de geest onderrichten, zoals Ik het op aarde heb gedaan. En wanneer u mijn onderrichtingen zult aannemen en naar mijn wil nu uw levenswandel zult leiden, dan zal het ook in u zelf helder worden en herkent u Mij, uw God en Vader van eeuwigheid. U zult Mij liefhebben en op Mij aansturen en dan pak Ik u vast en laat Ik u waarlijk niet meer in de duisternis terugvallen. Dan ziet u duidelijk de weg voor u, die u zult moeten gaan om bij Mij te komen. En dan legt u uw weg over de aarde heel bewust af met het doel de hoogte te bereiken waar Ik zelf op u wacht, Die vurig verlangt naar uw terugkeer en daarom steeds helder licht zal uitstralen. En de waarheid die u alles onthult, zal u gelukkig maken. De waarheid over uw vroegere bestemming, uw geaardheid en uw doel: weer te zijn wat u geweest bent in het allereerste begin.

Amen

BD.7947
22 juli 1961

Een leven in liefde beschermt tegen dwaling

Steeds weer moet Ik er de nadruk op leggen dat alleen de waarheid u gelukkig kan stemmen. Hoe vaak al is u dwaling bijgebracht en ziet u deze niet als zodanig in. Ik spreek hier alleen van geestelijke leringen die geen aards weten betreffen maar in geestelijke gebieden oprijzen, die u mensen nooit zult kunnen bewijzen, die alleen geloofd kunnen worden. Deze leringen moeten echter overeenstemmen met de waarheid, willen ze een zegenrijke uitwerking hebben. U zult geheel zonder weten kunnen zijn en er ook geen moeite voor doen iets te weten te komen, maar dan gaat u geheel doelloos over de aarde als mens, want u zult dan nooit het doel bereiken: uw voltooiing. Maar wordt u onjuist weten gebracht dan kan uw aards bestaan eveneens doelloos zijn geleefd, want onjuist weten is duisternis van de geest. Maar u zult in het licht moeten wandelen. Dan pas vervult u het doel van uw aards bestaan: uw ziel wordt geheel rijp, want u zult dan bewust leven en een levenswandel leiden naar mijn wil. Dus is het brengen van de waarheid en het aannemen ervan de eerste voorwaarde om uw doel te bereiken.

Maar u hebt een vrije wil en deze alleen bepaalt uw instelling tegenover de waarheid. Deze alleen bepaalt of u naar de waarheid verlangt en de dwaling zult willen afwijzen. En dan wordt u ook met zekerheid de waarheid aangeboden. En in haar licht zult u op aarde nu alle wegen bewandelen en uw doel bereiken. Deze wil is echter maar zwak aanwezig onder de mensen. Ze nemen meestal onverschillig alles aan en vanwege hun onverschilligheid blijft de dwaling veel meer bij hen vastzitten. Ze zien haar niet in als zodanig en hun aards bestaan kan dan nutteloos zijn geweest wanneer ze niet door een leven in liefde verlichting van de geest ondervinden en dan gered zijn van de ondergang. En het is doorslaggevend voor de mens dat hij besluit tot een leven in liefde, omdat hij dan ook in staat is de waarheid van de dwaling te onderscheiden.

En zo moet hij als eerste en belangrijkste waarheid de goddelijke leer van de liefde laten gelden. Neemt hij deze als zuivere waarheid aan en volgt hij ze na, dan zal het hem ook gemakkelijk vallen, dwaalleren op geestelijk gebied als onjuist te herkennen en hij zal ze afwijzen. Maar worden de mens andere leren als geloofwaardig voorgehouden die van menselijke oorsprong zijn, dan kunnen deze leren er heel gemakkelijk toe leiden dat de liefde voor Mij en voor de naaste terzijde wordt geschoven of dat Ik niet meer als hoogst volmaakt Wezen word beschouwd en dat Mij daarom ook de liefde niet kan worden betoond. En dan heeft de dwaling al gewonnen. Ze heeft donker verspreid en het denken van de mens verduisterd.

Alleen de waarheid brengt u het juiste licht. En u allen zult tot de waarheid kunnen komen, want Ik onthoud haar geen mens die haar begeert. En u moet toch steeds weten dat ook het verlangen naar waarheid in u zal groeien wanneer u de goddelijke geboden van de liefde vervult. Waar daarom u de liefde wordt gepreekt, wordt u ook in de waarheid onderricht. Want zodra de liefde voor Mij en voor de naaste door een prediker op de voorgrond wordt geplaatst, kan er ook gesproken worden van een verlicht denken van hem en zijn woorden zullen dan ook steeds alleen maar waarheid zijn. Hij zal onjuiste leerstellingen opzij dringen en ze u nooit voorhouden, omdat de liefde hem ertoe aanzet alleen de zuivere waarheid te verkondigen. En daarom blijf Ik u voortdurend aanmanen, mijn goddelijke leer van de liefde te ontplooien. Dan loopt u niet het gevaar een prooi te worden van de dwaling en zal ook zeker uw aards bestaan geen nutteloos bestaan zijn. U zult heldere wegen gaan. U zult nadenken en zelf een verlichte geest hebben, want de liefde is het goddelijke in u. De Liefde ben Ik zelf. En altijd zal Ik bij u aanwezig zijn, wanneer u in de liefde blijft. En waar Ik ben, kunnen ook alleen juiste gedachten zijn, omdat Ik zelf u zal verlichten door de geest die steeds alleen de zuivere waarheid aan u overbrengt.

Amen

BD.7949
25 juli 1961

De Vader neemt alle zorgen op zich

Vertrouw op mijn hulp in elke aardse of geestelijke nood en wend u met al uw verzoeken en verlangens alleen tot Mij, uw Vader van eeuwigheid, die altijd bereid is Zijn kinderen bij te staan en die u nooit tevergeefs zult aanroepen als u Mij maar volledig vertrouwt.

Alle aardse gebeurtenissen komen zo op u af, zoals ze gunstig zijn voor uw positieve ontwikkeling. En al mag het u ook voorkomen dat u in nood en in het nauw terechtkomt, u zult deze zelf van u af kunnen wenden wanneer u zich maar gelovig aan Mij vasthoudt, wanneer u Mij vraagt alle zorgen op me te nemen, en Ik zal het doen. Want de Vader wil de liefde van Zijn kind winnen en Hij zal hem daarom ook steeds alleen maar liefde schenken.

Elke geestelijk gerichte gedachte garandeert u ook mijn hulp. Want Ik heb u de belofte gegeven: “Zoek eerst het rijk Gods en al het andere zal u bovendien gegeven worden.” En als u nu het rijpworden van uw ziel als zeer dringend beschouwt, als u uw gedachten op Mij en het geestelijke rijk richt, dan zullen de aardse noden u niet zo treffen, omdat Ik ze zelf van u afneem. Mijn belofte wordt verwezenlijkt, hiervan zult u zeker kunnen zijn.

Ik verlang van u dat u meer aandacht schenkt aan uw ziel dan aan het lichaam. Ik verlang dat u de band zoekt met Mij en mijn rijk en Ik neem dan de zorgen over die u aards belasten. Ik regel alles en altijd zo, dat u er nut van hebt. Maar u zult Mij moeten vertrouwen. U zult u niet door aardse noden terneer mogen laten drukken. U zult alles alleen maar berustend aan Mij moeten overlaten, en waarlijk, u zult u gelukkig kunnen prijzen. Want beter dan Ik kan er niemand voor u zorgen, omdat Ik van alles op de hoogte ben wat u nodig hebt, en omdat Ik ook aan u wil schenken, u die Mij dient, die bereid bent de mijne genoemd te worden, die aan Mij denkt en Mij in uw hart draagt. Voor wie zou anders mijn belofte gelden, als u het niet bent, die de wil hebt te leven naar mijn welgevallen?

En als u dus een verzoek of verlangen hebt, hetzij aards of geestelijk, kom dan vol vertrouwen tot Mij en leg het me voor. En waarlijk, Ik zal u in overeenstemming met uw vragen bedenken, want voor Mij is niets onmogelijk en mijn liefde voor u is overgroot.

Maar houd er ook rekening mee, dat er zich spoedig grote veranderingen voordoen, die terwille van de gehele mensheid noodzakelijk zijn. Maar ook dan leid Ik de mijnen er doorheen en u zult mijn macht ondervinden, alsook mijn liefde, die duidelijk herkenbaar zal zijn bij de mijnen. Want die zullen hebben wat nodig is en mijn kracht zal hun toestromen, zodat ze niets als te zwaar ervaren, ook al worden ze door slagen van het noodlot getroffen. Steeds zullen ze mijn nabijheid bemerken en zich in vast geloof aan Mij overgeven. En steeds zullen ze uit elke nood worden weggeleid.

Zorg er alleen voor dat uw geloof zich zal versterken. Sluit u steeds inniger bij Mij aan en houd met Mij stille tweespraak, en u zult daar veel kracht uit putten en dan ook niets meer doen zonder Mij. U zult Mij altijd bij u laten zijn. U zult u van mijn aanwezigheid verzekeren door innig gebed en werken van liefde. En vanuit deze innige verbinding zult u Mij ook vol vertrouwen alles voorleggen wat u belast en er zeker van zijn dat Ik alle zorgen van u afneem, dat Ik voor u zorg en dit waarlijk beter kan doen, zoals een aardse vader voor zijn kinderen zorgt. En om u en uw geloof te beproeven zullen er ook steeds weer zorgen en noden op u afkomen. Maar daar u de weg weet hoeft u hem alleen maar te gaan. U hoeft Mij alleen maar aan te roepen in geest en in waarheid, en waarlijk, Ik zal uw gebed verhoren.

Amen

BD.7950
26 juli 1961

Alleen verlossing door Jezus Christus – zelfverlossing is niet mogelijk

Door de dood van Jezus Christus bent u verlost en er is geen enkel wezen in het gehele universum uitgesloten van deze verlossing, want Zijn werk heeft Hij volbracht voor al het eens gevallen geestelijke. Hij heeft het volbracht voor alle mensen uit het verleden, van de tegenwoordige tijd en de toekomst. Maar het wezen zelf moet er zich voor uitspreken, het moet bewust op de genaden van het verlossingwerk een beroep doen. De tegenstander van God heeft recht op het geestelijke dat hem vrijwillig in de diepte is gevolgd. Vrijwillig keerde het zich naar hem toe en af van God, vrijwillig moet het zich weer van hem afkeren en naar God terugverlangen. Maar het zou nooit de kracht opbrengen voor deze scheiding van hem, omdat zijn wil volledig verzwakt werd door de tegenstander. Het zou eeuwig van God gescheiden blijven wanneer niet de mens Jezus, in Wie God zelf zich belichaamde, het werk van de verlossing zou hebben volbracht met Zijn kruisdood, waardoor Hij de genaden van een versterkte wil verwierf, die nu bij het gevallene de wil kan sterken, en het nu ook tegen de tegenstander kan opstaan en op God aansturen.

Door het verlossingswerk wordt er geen wezen gedwongen terug te keren, maar de terugkeer wordt het mogelijk gemaakt, die anders eeuwig niet zou hebben kunnen plaatsvinden. Maar steeds behoort daar de vrije wil toe, daar anders al het gevallen geestelijke ineens verlost zou zijn en bijgevolg ook elk scheppingswerk al vergeestelijkt zou zijn. Maar de verlossing wordt afhankelijk gemaakt van de vrije wil van de mens, die als een gevallen wezen de gang over de aarde gaat ten behoeve van het vrij worden, wanneer hij op het verlossingswerk van Jezus en Diens verworven genaden een beroep doet. Dan is zijn verlossing zeker, dan keert het als kind van God weer terug naar zijn oorsprong, dan is Jezus Christus niet tevergeefs voor hem aan het kruis gestorven. Hij kan zich in het leven op aarde nog vervolmaken, of ook in het geestelijke rijk omhoog klimmen en weer in licht en kracht en vrijheid werkzaam zijn tot eigen geluk. Er is alleen de wil voor nodig dat hij verlost is, want Jezus maakte voor hem de schuld goed. Jezus maakte voor hem de weg vrij naar de Vader. Jezus opende de deur naar het lichtrijk. Maar de mens zelf moet willen dat het werk van de verlossing voor hem volbracht is, hij moet zich bewust onder het kruis van Christus plaatsen, hij moet Hem erkennen als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, in Wie God zelf zich manifesteerde om voor al Zijn geschapen wezens een zichtbare God te kunnen zijn. Maar nooit kan dan van zelfverlossing worden gesproken, wanneer ook de eigen vrije wil eerste vereiste is de zegen van het verlossingswerk te verwerven. Nooit kan de mens zonder de hulp van Jezus Christus van zijn grote zondenschuld vrij worden, nooit kan hij zelf in zijn wilszwakte zich verheffen en van de tegenstander van God scheiden.

Alleen via Jezus Christus is een verlossing van al het geestelijke mogelijk en daarom heeft de mens Jezus voor al het gevallen geestelijke de kruisdood ondergaan en de genade van een versterkte wil verworven, waarop nu ieder wezen een beroep kan doen zodra het zelf weer het stadium van de vrije wil heeft bereikt. En dit is een buitengewoon gelukkig makend weten dat u mensen wordt gebracht. Want u komt nu te weten dat u niet reddeloos verloren bent, dat er voor u een weg omhoog is, terug in uw vaderhuis: de weg naar het kruis van Christus, die onvoorwaardelijk moet worden begaan, maar u ook volledige verlossing verzekert. Maar gaat u deze weg niet, dan zult u ook niet verlost worden. U zult niet vrij worden van uw tegenstander en dit betekent dat u ook nooit het lichtrijk zult kunnen binnengaan, omdat uw zondenschuld u de toegang belet. U zelf zult niet vrij kunnen worden van die schuld, maar u kunt ze onder het kruis dragen naar Jezus Christus, Die voor deze schuld van u Zijn bloed heeft vergoten en daarmee u ook vrijkocht van de tegenstander Gods. Alleen moet uw wil bewust een beroep doen op deze genade en dan is ook uw schuld tenietgedaan. U bent weer vrije wezens, zoals u het was in het allereerste begin en u hoeft u alleen nog te vervolmaken in het leven op aarde, dat wil zeggen door werkzaam te zijn in liefde uw wezen weer terug om te vormen tot liefde. U hoeft alleen innigste aaneensluiting te zoeken met God, uw Vader van eeuwigheid, en uw ziel zal geheel rijp worden en als Zijn kinderen nu het rijk van licht en gelukzaligheid kunnen binnengaan.

Amen

BD.7951
27 juli 1961

Geloof

Jullie moeten het geloof in jullie nog veel vaster vormgeven. En dat betekent, dat jullie nog meer in de liefde moeten leven die een levendig geloof voortbrengt. Liefdewerk is een directe verbinding met Mij, met de eeuwige Liefde zelf. En dat moet het voor jullie al begrijpelijk maken, dat jullie, met Mij verbonden, niet meer twijfelen kunnen of zwakgelovig kunnen zijn, omdat Ik zelf dan de waarborg ben dat jullie geloof niet verloren gaat. En zo kan ook de wil om te geloven sterk zijn in jullie, maar jullie moeten dezelfde sterke wil hebben om te werken in liefde. De liefde moet jullie van binnen aansporen tot alle willen en handelen, en dan zal met alle zekerheid ook jullie geloof sterk en onwankelbaar zijn. Jullie zullen eenvoudig niet meer kunnen twijfelen, maar zeker zijn van wat jullie moeten geloven. En dit geloof vol overtuiging zal jullie gelukig stemmen en jullie innerlijke rust schenken, want Ik zelf ben jullie dan nabij, omdat jullie Mij door liefdewerken voortdurend naar jullie toe trekken, want: “Wie in de liefde blijft, is in Mij en Ik in hem”.

De liefde verbindt ons onlosmakelijk en de liefde brengt een onwankelbaar, levend geloof voort. En wanneer jullie bidden om een sterk geloof, dan moeten jullie tegelijkertijd bidden om een sterkere wil om lief te hebben, en jullie zullen waarachtig ook een sterker geloof bereiken. En als Ik jullie dit steeds weer laat weten, weet dan dat jullie een tijd tegemoet gaan waarin jullie een sterk, onwankelbaar geloof moeten bezitten om stand te kunnen houden tot het einde. Bezitten jullie dit geloof, dan zal jullie waarachtig niets kunnen doen wankelen, wat jullie ook overkomen mag, want dan weten jullie dat Ik jullie help, en dus vertrouwen jullie je vol geloof aan Mij toe. En Ik ben dan ook waarachtig steeds tot hulp bereid. Ik laat jullie niet in lichamelijke of geestelijke nood, want jullie zijn door jullie bereidwilligheid tot liefde, door jullie levenswandel, al de mijnen geworden. Jullie hebben je met Mij verbonden en Ik kan nu voortdurend in en door jullie werken.

Een standvastig geloof is de grootste zekerheid die jullie kunnen bezitten, want deze geeft jullie innerlijke rust en gelatenheid tegenover al het aardse gebeuren, dat Ik te allen tijde van jullie afwenden kan, of zijn uitwerking op jullie kan doen verminderen omdat jullie geloven. En zo moet jullie gebed voortdurend luiden: “Vader, help me dat ik in liefde werk en laat mijn wil om lief te hebben steeds sterker worden”. En de wil om lief te hebben zal in gelijke mate toenemen, want liefde garandeert mijn aanwezigheid en mijn aanwezigheid garandeert hulp in iedere nood. Liefde garandeert ook het beseffen van alle samenhang en daarmee ook begrip voor alles, wat wederom alleen tot versterking van het geloof moet bijdragen. De liefde is alles – en hebben jullie de liefde, dan zijn jullie ook vol van kracht uit Mij. En deze kracht stelt jullie ook in staat ongewone dingen uit te voeren wanneer het nodig is, wanneer weer alleen de liefde jullie ertoe aanzet te willen helpen. Dan bezitten jullie het geloof dat bergen verzet en dan zullen jullie niets vrezen, wat er ook over jullie komt. Want dan zijn jullie verbonden met Hem, de Heer over alles die ook de elementen gebieden kan dat ze jullie sparen en die zich ook als jullie Vader wil waarmaken, die Zijn kinderen liefheeft en ze niet wil prijsgeven aan het verderf. Richt deze bede om versterking van het geloof en de wil om lief te hebben dagelijks aan Mij, want dit is een geestelijk verzoek dat Ik ook inwilligen zal omdat de liefde en het geloof nodig zijn voor jullie voleinding.

Amen

BD.7953
31 juli 1961

Alleen lichtwezens zijn toegelaten om te onderrichten

De geestelijke wereld spant zich onophoudelijk in de mensen hulp te brengen die hulp van de lichtwezens verlangen. Want alle lichtwezens zijn werkzaam in mijn wil, en wil Ik de mensen hulp doen toekomen dan geschiedt dit vaak via mijn engelen, via al het lichtvolle geestelijke dat in dit verwezenlijken van mijn wil zijn gelukzaligheid vindt.

Maar al deze wezens handelen niet tegen mijn wil in, omdat ze door hun geestelijke rijpheid al helemaal mijn wil zijn binnengegaan, omdat ze zelf niets anders willen dan wat mijn wil is, of ook: omdat mijn wil ook de hunne is, daar er in hen liefde en wijsheid is in alle volheid en ze inzien dat alleen mijn wil het juiste voor mijn schepselen op het oog heeft en ze zich daarom ook onvoorwaardelijk aan mijn wil onderwerpen. En zo is het begrijpelijk dat ze ook de volledige waarheid overdragen, wanneer ze door Mij zijn toegelaten de mensen een geestelijk licht te brengen, wanneer ze de opdracht hebben de mensen door middel van gedachten te onderrichten, hun het evangelie verkondigen in de vorm van mijn woord, dat Ik ook door die lichtwezens u, mensen doe toekomen – maar dat steeds hetzelfde woord is dat van Mij is uitgegaan, omdat de uitstraling van mijn liefde door hen wordt ontvangen en nu weer verder geleid. Want hun gelukzaligheid bestaat in de eeuwigdurende verbinding met Mij, in het toevloeien van mijn woord, dat ze dus rechtstreeks vernemen en weer verder leiden zoals het mijn wil is.

Wezens die zich in het licht bevinden, kunnen dus nooit onware geestelijke leringen uitdelen en alleen wezens van het licht zijn toegelaten u, mensen te onderrichten, wanneer u zelf Mij om waarheid hebt gevraagd, wanneer u zelf het verlangen naar de waarheid aan Mij toont door uw vraag daarom. U zult dan ook alleen maar in de waarheid kunnen worden onderwezen, want Ik bescherm u tegen het opdringen van onrijpe geesten, die u verkeerd willen onderrichten, omdat ze in opdracht van mijn tegenstander werken, maar die nooit de toegang zullen vinden tot mensen die waarheid begeren.

Daarom zult u ook zonder zorgen de woorden aannemen als mijn woord die u door de lichtwezens worden aangeboden, want alleen maar dezen zijn overbrengers van de zuivere waarheid uit Mij, die ze zelf ontvangen door rechtstreeks aanspreken. Want mijn woord weerklinkt in het rijk van de zalige geesten om dezen onvoorstelbaar gelukkig te maken. Maar er wordt daar dan ook mee gewerkt, want de liefde van deze wezens spant zich onophoudelijk in licht in de duisternis te brengen en mijn woord is het licht dat de duisternis doorbreekt. En wilt u, mensen nu zuivere waarheid uit Mij in ontvangst nemen, dan hoeft u zich slechts innig met Mij te verbinden en hierom te vragen.

Dat Ik u dan deze vraag vervul, daar zult u zeker van kunnen zijn en dan ook alles als van Mij zelf aannemen als aan u gegeven, ook wanneer het u door lichtwezens wordt gebracht, want in dezen straalt de kracht van mijn liefde, mijn woord, binnen en door hen weer op u, mensen naar beneden, voor wie in overgrote liefde door deze wezens wordt gezorgd en die het ook zullen verhinderen dat dwaalleren zich in uw gedachten binnendringen. In mijn opdracht dringen ze al het onrijpe geestelijke van u weg, opdat het zuivere “woord Gods” niet wordt misvormd, opdat u, mensen het zuiver en onbedorven zult mogen ontvangen, zoals het van Mij uit is uitgegaan.

Maar dat ook mijn tegenstander aan het werk is en druk doende is overal slecht zaad uit te strooien, kan niet geloochend worden. Maar dan is steeds de wil van de mensen zelf bepalend die deze krachten de toegang tot zich verlenen, die zich dus niet geheel aan Mij overgeven en ook niet alleen de zuivere waarheid nastreven, die hun eigen wil opgeven en zich in bezit laten nemen door wezens die zich nog niet in het licht bevinden.

En daarom moet de mens strenge zelfkritiek betrachten, hoe ver hij in de juiste verhouding tot Mij is binnengegaan. En hij moet zich steeds aan de goede krachten overgeven, aan de lichtwezens en uitvoerders van mijn wil, hij moet Mij vragen om bescherming tegen al het lage geestelijke dat hem in het nauw brengt, hij moet steeds alleen maar willen dat hij door Mij zelf wordt aangesproken, die de Oerbron ben van de waarheid en die daarom ook steeds alleen maar zuivere waarheid zal uitdelen waar die begeerd wordt.

Maar Ik zie en doorzie het hart en al zijn gedachten. En zo weet Ik ook hoe zijn innerlijkste wezen is geaard en in overeenstemming hiermee zal hij worden bedacht, in overeenstemming hiermee zal hij omringd zijn door krachten van het licht of de duisternis. Doch het Liefdelicht van eeuwigheid zal steeds stralen in een geopend hart dat zich voor Mij geheel en al ontsluit, opdat Ik het kan vullen met licht en met kracht.

Amen

BD.7954
1 augustus 1961

Gods bescherming in de geloofsstrijd

Wees dus standvastig en laat uw geloof niet aan het wankelen brengen, want Ik, uw God en Vader van eeuwigheid ben en blijf bij u wanneer de grote geloofsstrijd zal beginnen waardoor mijn tegenstander ook de mijnen ten val wil brengen. Alles wat tegen u ondernomen wordt zal steeds tot doel hebben u Jezus Christus en Zijn verlossingswerk als ongeloofwaardig voor te stellen. En dat moet voor u een zichtbaar teken zijn van het nabije einde, dat Jezus Christus verloochend wordt, dat de mensen elk geloof in Hem ontnomen zal worden opdat de mensen geen mogelijkheid zullen hebben verlost van deze aarde heen te gaan. Want mijn tegenstander treedt openlijk tegen Mij op doordat hij tegen Jezus Christus ingaat, in wie Ik voor de mensen tot een zichtbare God ben geworden.

En hoe heviger deze strijd ontbranden zal, des te meer kunt u zeker zijn van mijn tegenwoordigheid, want Ik verlaat de mijnen niet. Ik laat mijn tegenstander geen overwinnaar worden over hen die de mijnen willen zijn en blijven. En wanneer u dus in het nauw wordt gedreven doordat van u geëist wordt Mij als de goddelijke Verlosser in Jezus Christus te verloochenen, als u moet beslissen voor Mij of mijn tegenstander, vertrouw dan geheel en al op Mij, want dan ben Ik dichter bij u dan ooit. Ik zelf strijd met u en u hoeft mijn tegenstander niet te vrezen, want mijn macht is groot en zal u beschermen, hoe dreigend alles er ook uitziet wat tegen u ondernomen wordt. Dan echter zult u ook ieder moment mijn komst kunnen verwachten en daarmee het einde van deze aarde, vanwaar Ik u zal wegnemen in hoogste nood en gevaar.

Word dan niet kleingelovig maar denk er aan dat Ik het u vooruit gezegd heb, dat de nood die u ter wille van het geloof verdragen moet nog groot zal worden. Maar hoe standvastiger uw geloof is en hoe groter uw vertrouwen in Mij, des te gemakkelijker zal de geloofsstrijd voor u zijn. Want Mij komt waarlijk de macht toe ook het zwaarste van u af te wenden. En de mijnen zullen mijn liefde en macht mogen ervaren, en zij kunnen daarom getroost en vrij van angst deze tijd tegemoet zien. Maar deze tijd komt, want de gelovigen zullen worden aangevallen door de aardse machthebbers en door hen die mijn tegenstander toebehoren. De mijnen zullen een openlijke bekentenis moeten afleggen en mogen dan geen angst hebben. Want de God die zij belijden zal Zijn macht openbaren en hen helpen in aardse nood en verdrukking.

Bereid u allen er slechts op voor, dat meedogenloze middelen gebruikt zullen worden tegen u die Mij trouw wilt blijven. Vergeet echter niet dat Ik Heer ben over leven en dood, over hemel en aarde, en dat Ik waarlijk over middelen en wegen beschik om de mijnen uit hun aardse nood weg te voeren, zelfs als er geen uitweg meer mogelijk lijkt. En wat u ook aards wordt onthouden, Ik zal u op wonderbaarlijke wijze te eten en te drinken geven. Want ook dat ligt in mijn macht, daar Ik toch hemel en aarde heb geschapen en alle wetten heb gegeven naar mijn wil. En zo kan Ik ook wetten opheffen en u bovennatuurlijk voeden. Ik kan u ook omgeven met een beschermende muur. Ik kan mijn engelen opdracht geven zo’n muur om u heen te bouwen. U hoeft uzelf alleen maar gelovig aan Mij, uw Vader toe te vertrouwen, die Zijn kinderen niet in de steek zal laten en u ook zal beschermen tegen de vijand van de ziel, tegen aardse en geestelijke tegenstanders. Want mijn macht en mijn liefde is groot. En dit zal gebeuren binnen niet al te lange tijd.

Vooraf zult u aan geloofsbeproevingen blootgesteld worden, maar ook deze zullen u sterken en geschikt maken stand te houden in deze laatste strijd op aarde. En zodra die strijd zal ontbranden, weet u dat het einde niet ver meer is, want hij zal door mijn tegenstander slechts korte tijd gevoerd worden. Want ter wille van mijn uitverkorenen zal Ik de tijd verkorten. Ik zal hem en zijn aanhang kluisteren, want de tijd die voor zijn activiteiten op aarde vastgesteld was, is vervuld. En ook het einde van de aarde is nabij, zoals het is verkondigd in woord en geschrift.

Amen

BD.7956
3 augustus 1961

De lichtstraling van de zon

De genade van het ontvangen van mijn woord verzekert u ook mijn bescherming, en u hoeft niet te vrezen ten prooi te vallen aan de dwaling, omdat Ik uw verlangen naar waarheid ken en u geen foutieve onderrichtingen doe toekomen, ofschoon u voortdurend door krachten der duisternis bent omgeven, die het licht dat van boven komt zouden willen vertroebelen of uitdoven. Maar tegenover het licht dat hen tegenstraalt zijn ze machteloos, ze ontvluchten het omdat ze het uitgangspunt ervan herkennen.

Maar ze zullen steeds weer proberen uw gedachten te verwarren, die Ik echter steeds weer juist richt, omdat het uw taak is Mij te dienen in mijn wijngaard en dus de waarheid te verbreiden die Ik zelf u van boven toezend, omdat u, mensen ze nodig hebt voor uw rijp worden. Ik alleen maar kan u juist onderrichten en evenzo ook de wezens van het licht door welke dezelfde stroom van liefdelicht vloeit die van Mij uitgaat, en die daarom steeds alleen hetzelfde licht kunnen uitstralen dat ze van Mij zelf in ontvangst nemen om het te laten binnenstralen in de duisternis.

En dus mag u zonder te twijfelen alles aannemen wat van boven komt. U zult echter moeten weten dat het moeilijk is, geheimen van de schepping voor u te onthullen zolang u daar nog helemaal onwetend in bent. Want de wetten van de natuur kent u niet om ook op de hoogte te zijn van de uitwerkingen ervan en nog minder bent u op de hoogte van de goddelijk- geestelijke wetten.

U bent niet op de hoogte van de lichtbronnen in het universum die een zuiver geestelijke oorsprong hebben en die zich toch voor aardse ogen duidelijk zichtbaar doen gevoelen. En daarom kan u ook geen begrijpelijke verklaring worden gegeven of en wanneer de zonnestralen een vermindering van hun stralingskracht ondergaan, of en wanneer de stralingskracht helemaal is opgeheven. Menselijke berekeningen zijn niet juist, ofschoon zogenaamde bewijzen menen ze te rechtvaardigen.

Het stralingsbereik van de zon is ook begrensd, omdat het een geestelijke lichtstroom is die onderbroken wordt waar de wetmatige ordening niet wordt nagekomen, waarop het grondprincipe van de eeuwige ordening een werkzaamheid uitschakelt, wat u, mensen in uw beperkte staat niet zult kunnen inzien en begrijpen.

Geestelijke processen in de kosmos zullen steeds beantwoorden aan de aardse of duidelijk zichtbare processen, want alles houdt ten nauwste verband met elkaar. En zo ook zouden er voor het met stralen doordringen van de zon geen hindernissen of beperkingen zijn, als niet door een zekere weerstand van het nog onrijpe geestelijke, waaruit de hemellichamen in het universum min of meer bestaan, de licht- of straalkracht verminderd of verhinderd zou worden.

Doch de gesteldheid van de hemellichamen vindt juist zijn oorzaak in de samenstelling van onrijpe geestelijke substanties en de graad van hun voltooiing bepaalt ook de graad van het bestraald worden, om welke reden meer voltooide scheppingen hemellichamen zijn die zelf stralen uitzenden, omdat het licht uit de Oerbron tot ze kan komen zonder weerstand te ondervinden en dus ook die lichtbronnen weer licht kunnen uitstralen. Dus kan ook elk donker hemellichaam worden aangestraald en het wordt ook bestraald in evenredigheid met de waarborgen die voor het “leven” op die hemellichamen moeten gelden. Maar een voortdurende bestraling zou eerder het leven in gevaar brengen, daarom moeten ook deze bestralingen aan grenzen gebonden zijn, wat de wisseling van dag en nacht geestelijk verklaard.

Toch laten alle processen in de kosmos zich aards verklaren, maar er moet een zekere voorwaarde om te begrijpen aanwezig zijn. De mensen moeten weten dat alle hemellichamen in het bereik van een zon ook hiervan het licht opnemen, maar steeds op de hiervoor uitgelegde manier, dat ze steeds alleen het nodige licht om te leven en te bestaan, passend bij de geestelijke gesteldheid van de bewoners ervan, toestraalt, en dat deze licht aanstraling soms ook door bewoners van andere hemellichamen kan worden gezien.

Maar geenszins verhindert of beperkt een hemellichaam, een ster, het bestraald worden van een andere, zoals u, mensen het u voorstelt, want elke ster is voor de zon in dezelfde verhouding toegankelijk, maar de aanstraling ervan wordt door het hemellichaam zelf bepaald, wat dus de geestelijke gesteldheid van zijn substantie kenmerkt. Want het zonnelicht is geestelijke uitstraling, de zon is een ster die zelf licht geeft, die voortdurend door de bron van de Oerkracht van het licht gevoed wordt en de kracht- en lichtstroom voortdurend doorgeeft. Ze is wel aan het uitspansel zichtbaar en toch al een schepping van geestelijke aard, waar het voltooide geestelijke werkzaam is aan het in stand houden van de scheppingswerken die in het bereik van deze zon gelegen zijn.

Geestelijke straling nu doordringt alles, ook elke materie, maar onderbreekt haar werkzaamheid waar zich een weerstand voordoet, zoals welke materie dan ook is te bestempelen. Maar deze substantie zou de aanstraling nooit kunnen verhinderen of tegen houden weer andere hemellichamen te treffen, waarom het een foutief begrip is dat een hemellichaam als schaduw voor een ander zou kunnen blijken te zijn. Maar wetten bestaan volgens goddelijke ordening en deze wetten zullen ook eeuwig blijven bestaan zolang er nog een materiële schepping bestaat. En indien het maar mogelijk is, zal Ik u, mensen ook daarvan in kennis stellen, wanneer de rijpheid van uw ziel dit toelaat en wanneer Ik het voor u en uw ziel als heilzaam acht.

Amen

BD.7957
4 augustus 1961

Kosmos – Maan

Ook de geringste onduidelijkheid heeft een negatieve uitwerking, want ze laat de mens twijfelen en verduistert het licht dat zijn hart moet verlichten. Maar wanneer het hart zich opent om het licht binnen te laten stralen, zal het toestromen van licht er steeds op volgen. Waar onduidelijkheid bestaat, moet opheldering worden gegeven, want Ik wil niet dat het denken van de mens die juist wil denken, verward wordt. Maar Ik wil ook niet dat dwaling wordt verbreid, waar alleen de waarheid bevorderd moet worden. Maar hebt u zoiets te vrezen, wanneer Ik zelf u onderricht en u alleen doorgeeft, wat Ik zelf u vertel?

Dat u zelf verstandelijk niet alles begrijpt, hoeft u niet ongerust te maken, want zolang u nog niet voltooid bent, is uw denken nog beperkt en is niet in staat de tot nu toe ontvangen opvattingen in overeenstemming te brengen met de verklaringen die Ik u geef, wanneer het gaat over gebieden die de wetenschap meent te hebben ontsloten. Doch dat er in de kosmos nog veel ondoorgrondelijke zaken bestaan, kan ook de wetenschap niet loochenen, en wat ze denken te hebben onderzocht, daar ontbreekt elke bewijsvoering aan, want de door hen geleverde bewijzen zijn verkeerd.

En zo ook zijn berekeningen gebrekkig die gemaakt werden over de afstand en de verhouding van de stand van de maan tot de aarde. En daarom is het ook moeilijk u, mensen die u het weten eigen hebt gemaakt, dat u meent te kunnen bewijzen, een juiste verklaring te geven. En wanneer u alleen al denkt aan de voortdurende draaiing van de aarde om haar eigen as, zult u moeten inzien, dat de maan wel een satelliet is van de aarde, maar toch een geheel van de aarde onafhankelijk hemellichaam, dat net als de aarde, ronddraait in het bereik van dezelfde zon, dus ook van haar aanhoudend licht ontvangt. De aarde is niet in staat deze lichtstroom noch tegen te houden noch hem te beperken. Maar de bewoners van de aarde kunnen de maan min of meer waarnemen, overeenkomstig de stand van de aarde die ze gedurende haar draaiing om zichzelf inneemt.

De aanstraling van licht, voltrekt zich in wetmatige ordening en ook de hemellichamen gaan in wetmatige ordening hun baan. Daarom ook de periodieke gelijke herhaling van de verschijnselen, hetzelfde wisselen van dag en nacht.

Maar u, mensen moet niet vergeten dat alles in beweging is, dat er niets stil staat in het gehele universum en dat ook deze bewegingen wetmatig zijn en toch de sterrenbeelden door u, mensen u toeschijnend als gelijkblijvend aan de hemel, kunnen worden gevolgd, wat, zuiver in overeenstemming met de natuur, een voortdurende draaiing van de aarde zou kunnen doen betwisten. En toch draait de aarde om zichzelf, maar zal een eeuwig geheim van de schepping blijven, dat nooit door u, mensen kan worden ontsluierd. Want u zult wel steeds kunnen vermoeden of geloven bewijzen te leveren, die echter nooit goede bewijzen zijn – om welke reden het u ook nooit zal lukken, vreemde hemellichamen in bezit te nemen, waarvan de wetten geheel andere zijn dan die van de aarde en die daarom ook een “leven” voor u, mensen uitschakelen, want de levensvoorwaarden zijn op elk hemellichaam andere en gemaakt voor de daarop wonende wezens en in overeenstemming met hun geestelijke toestand. En Ik ken alleen elke wet, evenals ook het geestelijke vol van licht, aan wie Ik dit weten doe toekomen. Maar u, mensen zult ook dan pas van alles op de hoogte zijn, wanneer u in het rijk van het licht zult zijn binnengegaan en uw denken dan niet meer beperkt is.

Amen

BD.7959
6 augustus 1961

Beëindiging van de gang over de aarde alleen met Jezus Christus

Het is een lange weg, die jullie al afgelegd hebben, want dat jullie nog steeds op de aarde zijn, is een bewijs, dat jullie je ontwikkelingsweg nog niet afgesloten hebben – met uitzondering van hen, die vanwege een geestelijke missie zich op de aarde belichaamden en wier zielen deze ontwikkelingsweg dus al afgelegd hebben en werden opgenomen in het lichtrijk. Maar Ik spreek tot jullie mensen die nog niet volmaakt zijn, die destijds van Mij afvallig werden en nu juist die lange ontwikkelingsweg moesten gaan, om in het stadium als mens nu de laatste wilsproef in alle wilsvrijheid af te leggen, waarvan het goed doorstaan jullie het binnengaan van het lichtrijk garandeert.

Jullie zijn dus nog niet volmaakt/voltooid, maar jullie zijn uit de diepste diepten omhoog gestegen, zij het dan ook volgens de wet van “je moet”. De diepte heeft jullie prijs moeten geven, omdat mijn wil deze lange weg, die jullie onttrok aan de overheersing door mijn tegenstander, voor jullie voorzien had; omdat anders jullie gang opwaarts onmogelijk geweest zou zijn. Maar nu gaat ook hij weer van zijn recht gebruik maken, want jullie zijn nog steeds zijn eigendom, omdat jullie hem eens vrijwillig gevolgd zijn in de diepte en deze vrije wil nog niet opnieuw de keuze gemaakt heeft: voor hem of voor Mij, die verlangt naar jullie terugkeer, maar jullie nooit zal dwingen, wanneer jullie vrijwillig bij hem willen blijven.

In het stadium als mens laat mijn tegenstander zijn macht dus weer gelden, doordat hij op jullie wil inwerkt, maar deze ook niet dwingen kan, omdat jullie vrij moeten beslissen, welke heer jullie kiezen. Maar Ik kan hem niet beletten, op jullie alle kunsten te beproeven, om jullie aan hem te binden. Ik kan hem niet beletten, middelen aan te wenden en jullie te verleiden, enkel om jullie ziel te behouden of ook terug te winnen, wanneer hij deze al verloren heeft. Jullie zelf moeten jullie nu vrijwillig tegenover hem plaatsen en tegen hem strijden, wanneer jullie vrij van hem willen worden. En jullie hoeven waarachtig niet te vrezen voor zijn kracht, want jullie hebben een sterke Helper aan jullie zijde, die jullie alleen maar om Zijn hulp hoeven te vragen, om met Hem de strijd nu zegevierend te doorstaan: Jezus Christus, jullie Verlosser van zonde en dood.

Want ofschoon jullie als mens al de diepste diepten overwonnen hebben, ofschoon jullie door mijn hulp ook in de eindeloos lange ontwikkelingstijd Mij aanzienlijk naderbij gekomen zijn – toch drukt de last van de oerzonde, jullie afval van Mij, jullie steeds weer terneer, en jullie wil is verzwakt en zou nooit de wil van mijn tegenstander weerstand kunnen bieden, wanneer Jezus Christus jullie niet te hulp zou komen, wanneer Hij jullie geen versterkte wil zou schenken, die Hij zelf door Zijn dood aan het kruis voor jullie verworven heeft. De macht die mijn tegenstander over jullie heeft is te groot, om hem uit eigen kracht te kunnen weerstaan. Maar toevoer van kracht is jullie gewaarborgd, wanneer jullie je maar aan Jezus Christus overgeven en Hem vragen, dat Hij de schuld op zich wil nemen, waar jullie nog niet vrij van zijn en die jullie daarom reddeloos aan mijn tegenstander bindt. Jezus Christus, in wie Ik Mij zelf manifesteerde, zal nu de schuld overnemen, want Hij heeft met Zijn dood aan het kruis de losprijs betaald aan de tegenstander voor alle zielen, die deze nu moet vrijgeven, wanneer zij dat zelf willen. En met Zijn hulp kunnen jullie nu de aardse levensweg beëindigen, met Zijn hulp kunnen jullie vrij worden van elke schuld en het lichtrijk binnengaan door de poort, die tevoren voor jullie gesloten was, maar die door Jezus Christus geopend wordt voor alle zielen, die vrijwillig hebben besloten, de weg naar het kruis te nemen, om daar van de zondenlast bevrijd te worden.

Er staat jullie slechts weinig tijd ter beschikking, omdat jullie als mens over de aarde gaan, maar ze voldoet voor het volledig vrij worden uit de vorm, wat echter altijd afhankelijk is van de instelling van de mens tegenover de goddelijke Verlosser Jezus Christus. Want jullie voormalige zonde bestond uit het zich afkeren van Mij en uit het afweren van de kracht van mijn liefde. Maar in Jezus Christus moeten jullie Mij zelf herkennen en erkennen, en jullie zullen dan ook bewust weer de kracht van mijn liefde aannemen, en niets staat dan de vereniging met Mij meer in de weg. Dan heeft de eindeloos lange gang door de scheppingen van de aarde en als mens op de aarde tot het juiste doel geleid; hij heeft jullie de vrijwording opgeleverd, en jullie hebben nu weer echt op mijn rijk, dat jullie opneemt en jullie zaligheden bieden zal, zoals het was in den beginne.

Amen

BD.7962
9 augustus 1961

De onmetelijke liefde van Jezus

Toen Ik over de aarde ging, zag Ik als mens de grote nood van de mensheid, omdat de liefde in Mij machtig was en er daardoor ook het helderste licht in Mij was over de reden van de nood, over de toestand waarin de mensen zich bevonden, en ook dat ze geketend waren door een macht die slecht was en de mensen in het verderf wilde storten. De liefde gaf Mij dit inzicht en de liefde in Mij besloot een offer te brengen voor de in diepste nood smachtende mensheid. Ik besloot, op grond van mijn liefde, tot een openlijke strijd met de tegenstander. Ik wilde als mens hem bewijzen dat mijn liefde een kracht was door middel waarvan Ik hem kon overwinnen. Ik wilde mijn liefde inzetten tegenover zijn haat. En deze overgrote liefde van Mij moest de mensen verlossen uit zijn macht.

Ik kende de reden van het mens-zijn, van de vroegere afval van de wezens van God, omdat de liefde in Mij me dit inzicht schonk. En zo wist Ik ook dat alleen de liefde hun redding kon brengen uit hun noodtoestand. En daarom waren mijn pogingen als mens Jezus vooreerst de medemensen de goddelijke leer van de liefde voor te houden en ze aan te sporen een leven in liefde te leiden opdat ze voor zich kracht konden verwerven om de tegenstander te weerstaan. En Ik leefde hun een leven in liefde voor en bekroonde dit leven in liefde vervolgens met mijn dood aan het kruis. Ik bood de Vader een liefdesoffer aan voor de medemensen en kocht door dit offer de zielen van de mensen vrij van hun gevangenbewaarder. Ik betaalde de schuld met mijn leven. Alleen de liefde was in staat een dergelijk offer te brengen en de liefde was in Mij. De Vader zelf, de eeuwige Liefde, vervulde Mij. De eeuwige Liefde zelf deed dus de schuld teniet die het geestelijke op zich had geladen toen het viel, toen het de tegenstander in de diepte volgde.

De vroegere afval in de diepte, de scheiding van God, was alleen mogelijk geweest, doordat de wezens afstand deden van de liefde, doordat ze het aanstralen van liefde van de Vader niet aannamen. De mensen moesten weer tot liefde worden en omdat ze daar de kracht niet meer voor hadden, verwierf Ik voor hen deze wilskracht door mijn dood aan het kruis en verloste Ik hen uit hun verzwakte toestand. En nu konden ze zich bevrijden uit de macht van de tegenstander, want ze ontvingen nu de kracht van Mij als de goddelijke Verlosser, omdat ze nu ook in staat waren een leven in liefde te leiden, omdat ze nu, na mijn werk van verlossing, weer het aanstralen van de liefde konden ontvangen, die voortdurend van Mij als de eeuwige Liefde wordt gestuurd naar al het wezenlijke dat zich openstelt het te ontvangen.

Ik doorgrondde als mens de grote nood van de medemensen. Als van de Vader afkomstige engelgeest was Ik er ook van op de hoogte en Ik bood mijzelf aan naar de aarde af te dalen en de kinderen weer terug te brengen naar de Vader. Ik bood me aan om de eeuwige Liefde als menselijk omhulsel te dienen, opdat de Liefde het verlossingswerk kon volbrengen. Maar Ik ging allereerst ook als mens de weg over deze aarde, want de vrije wil van een mens moest zich bereid verklaren tot dit werk van erbarmen, omdat een mens onuitsprekelijk leed op zich moest nemen als boetedoening, daar God niet lijden kan, maar omwille van de gerechtigheid er een groot zoenoffer noodzakelijk was om de grote oerschuld teniet te doen. Maar Ik kwam met een hart vol van liefde naar de aarde en mijn wandel over de aarde was een onophoudelijk werkzaam zijn in liefde. Want de liefde was de kracht die de mensen echter ontbrak, om welke reden Ik de goddelijke leer van de liefde predikte en de mensen steeds weer aanmaande Mij na te volgen.

Maar voordat Ik het werk van verlossing had volbracht was de macht van de tegenstander nog te groot en de mens tot het uiterste verzwakt. Daarom moest er een redder komen, die hen bevrijdde van zijn macht. Daarom moest de liefde een werk volbrengen, waardoor de tegenstander werd overwonnen. De liefde van een mens moest hem weerstand bieden en bijgevolg de strijd tegen hem zegevierend doorstaan. Want tegen de liefde was de tegenstander niet opgewassen en dus moest hij afzien van de zielen die zich aan de goddelijke liefde overgaven, die Mij en mijn verlossingswerk erkenden en dus vrijwillig naar Mij wilden terugkeren en weer de kring van mijn stroom van liefde binnengingen.

En dit werk van verlossing is volbracht en zo kan ieder mens zich bevrijden uit de macht van de tegenstander, die een beroep doet op de genaden van het verlossingswerk, die Mij en mijn verlossingswerk erkent, Mij om vergeving van de schuld vraagt en om versterking van zijn wil om lief te hebben. Want deze zal in staat zijn Mij na te volgen. Hij zal in staat zijn een levenswandel te leiden net als de mijne. En de liefde die hij nu beoefent zal hem kracht doen toekomen, dat hij zijn weg over de aarde succesvol aflegt, dat hij alleen op mijzelf als eeuwige Liefde aanstuurt en dat hij de aaneensluiting vindt met Mij en terugkeert in zijn vaderhuis, waarvan hij zich eens verwijderde in vrije wil en daarom ook in vrije wil de terugkeer moet bewerkstelligen. Maar deze terugkeer kan alleen plaatsvinden door de liefde en daarom predikte Ik ook de liefde toen Ik op aarde wandelde. En Ik zond mijn leerlingen uit dat ze de goddelijke leer van de liefde zouden verkondigen aan alle volkeren van de aarde. Want alleen de liefde maakt u vrij uit de macht van diegene die totaal zonder liefde is en daarom mijn tegenstander, die hij ook blijven zal tot mijn werk van verlossing definitief is beëindigd, tot al het geestelijke naar Mij is teruggekeerd en er dan eeuwig geen dorst meer kan zijn.

Amen

BD.7963
10 augustus 1961

“Wat geen menselijk oog ooit gezien…”

Ik heb geen ander doel dan u gelukzalig te maken, u de heerlijkheden van mijn rijk te schenken, u te laten schouwen wat geen mensenoog ooit heeft gezien, u onbeperkt gelukkig te maken en u als mijn kinderen aan mijn hart te drukken, omdat mijn liefde voor u onmetelijk is. En Ik zal ook eenmaal dit doel bereiken. Maar er kunnen ook nog eindeloze perioden voorbijgaan omdat een ding daartoe vereist is: dat ook u Mij uw liefde zult schenken, dat u in vrije wil terug zult verlangen naar Mij, van Wie u eens bent weggegaan.

En daarom tracht Ik ook voortdurend uw liefde te winnen. Ik probeer u kennis te geven van mijn wezen, dat hoogst volmaakt is. Ik moet dus ook uw liefde winnen wanneer u mijn wezen echt zult herkennen. En daarom openbaar Ik Me aan u, Ik bewijs Me aan u als bestaand en Ik geef u opheldering over mijn wezen, over mijn regeren en werkzaam zijn, over mijn plan van eeuwigheid. Ik onthul voor uw ogen een beeld dat u kunt liefhebben en ook zult liefhebben, wanneer u maar uw ogen opent en het beeld zult opnemen in uw hart. En opdat u Mij echt zult herkennen, spreek Ik u aan.

U mensen bent nog blind van geest en daarom zult u ook geen juiste voorstelling kunnen maken van Mij, uw God en Schepper, Die uw Vader wil zijn. U had eens elk inzicht verloren door uw afval naar de diepte, en in deze donkere geestelijke toestand bent u ook nog bij het begin van uw menselijk bestaan. En wil Ik uw liefde winnen, dan moet Ik uw geest verlichten. Ik moet u een klein lichtje schenken, dat voor u het beeld van uw God en Schepper zal belichten, opdat u Mij zult leren herkennen. Ik moet u opheldering geven over uw schepping, uw oorsprong uit een hoogst volmaakt Wezen, Dat u weliswaar niet kon schouwen, Dat u echter onmetelijk gelukkig stemde. Ik moet u kennis geven over wat u was, wat u bent en wat u weer zult moeten worden.

En het weten over alles moet ertoe bijdragen dat u Mij zelf zult leren herkennen en liefhebben, dat u op Mij zult aansturen en weer met Mij verenigd zult willen zijn. Dit is het doel gedurende uw leven op aarde, dat u de toestand van lichtloosheid zult verruilen voor een staat van helderst licht, waar de Geest in u, die deel is van Mij, zich kan uiten tegenover u en voor u steeds helderder licht zal uitstralen. Dan zult u steeds dichter bij uw God en Schepper komen en dan zult u tijdens de duur van uw aardse leven ook het doel bereiken: volledige aaneensluiting met Mij en dus ook die gelukzaligheid die Ik u schenken wil in de overvloed van mijn liefde.

En dan heeft uw definitieve terugkeer plaatsgevonden. Mijn poging om uw liefde te winnen heeft succes gehad en nu kan mijn liefde u gelukkig maken en u zult Mij kunnen schouwen van aangezicht tot aangezicht. Want nu ben Ik u in Jezus Christus tot de zichtbare God geworden en uw verlangen is vervuld – dat u eens bewogen heeft u van Mij af te keren en naar hem toe die u als zichtbare god erkende, die echter mijn tegenstander is geworden omdat hij zichzelf verhief tegen Mij.

Eindeloos lange tijden was u nu door uw afval gescheiden van Mij en eindeloos lange tijden verkeerde u in een ongelukkige toestand. Nu echter zult u Mij zelf kunnen aanschouwen in alle macht en heerlijkheid, want Ik werd in Jezus Christus voor u tot een zichtbare God. En aan uw gelukzaligheid zal geen einde komen. U zult voortdurend smachten naar Mij en mijn nabijheid en het zal u voortdurend verwezenlijkt worden. En wat geen menselijk oog ooit gezien en geen menselijk oor ooit gehoord heeft, dat zal Ik diegenen bereiden die Mij liefhebben, want mijn eindeloze liefde geldt u, mijn kinderen, tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.7970
18 augustus 1961

Catastrofe – Antichrist – Geloofsstrijd – Einde

Wat zich voor het einde nog zal afspelen, kan u alleen maar aangekondigd worden als bovenmate zwaar en smartelijk voor de mensheid. Overal zal de stem van God weerklinken, al is het op verschillende manieren. Want waar Zijn woord van liefde niet geacht wordt, daar zal Hij zich duidelijker openbaren. Overal zal leed en nood zijn, en ongelukken en catastrofen zullen elkaar afwisselen met gebeurtenissen in de natuur, waarin de elementen het leven bedreigen en beëindigen.

En dit alles is het werken van God of Zijn toelating om de mensen wakker te schudden, en ze hun aardse levensdoel zich bewust te laten worden. En waar de mensen met Hem verbonden zijn, daar zal ook de nood draaglijker zijn. Want Hij verlaat de zijnen niet, hoewel zij zich te midden van deze gebeurtenissen bevinden en de grote nood in de laatste tijd voor het einde niet ontgaan kunnen.

En u mensen moet acht geven op wat er om u heen en in de wereld gebeurt. Want het zijn zichtbare en duidelijke waarschuwingstekens. Ze zijn voor de gelovige steeds als het ingrijpen of toelaten van God te herkennen, omdat het u al vooraf gezegd is dat u door grote nood en ellende moet gaan, voordat het einde komt.

Alle tekenen zijn herkenbaar die over het einde voorspeld zijn, maar u mensen wilt ze steeds weer als in de verre toekomst zien. U wilt niet geloven dat de tijd van het einde is gekomen.

Het is u echter ook gezegd dat die tijd verkort zal worden, ter wille van hen die geloven en standhouden. Zodoende zal alles zeer vlug op elkaar volgen, de ellende en nood van de geloofsstrijd en het woeden van de antichrist, dat overduidelijk te zien zal zijn. En reeds daaruit zou de eindtijd voor u geloofwaardiger moeten zijn.

Want dan zullen de mensen die hem dienstbaar zijn zich zelf overtreffen in slechtheid, haat, leugen en wraakgierigheid. Macht en heerszucht zullen duidelijk zijn activiteiten kenmerken, en de mensen zullen zich geheel aan hem verkopen doordat zij naar zijn wil handelen en meedogenloos optreden tegen hun medemensen, die nog in het geloof volharden en God trouw willen blijven.

En dezen zullen ongewone bescherming en bijzondere kracht ontvangen, want God zal bij de zijnen blijven en ze door nood en verdrukking leiden. En zalig wie deze tijd herkent en zich aan Hem toevertrouwt, die hem alleen beschermen kan in elke nood. Zalig die gelooft, zalig die Hem tot zich spreken laat en ook voortdurend kracht van Hem aanneemt. Want ook deze zware tijd gaat voorbij, en het lot van hen die stand houden tot het einde zal zalig zijn. Want eens is de macht van de tegenstander gebroken. Dan worden hij en zijn aanhang hernieuwd gekluisterd, en er zal weer vrede zijn op aarde.

Maar op deze aarde zal dit niet meer gebeuren, want haar einde is gekomen naar wet van eeuwigheid. Toch zal zij door Gods macht nieuw tevoorschijn komen, en die mensen zullen weer in het paradijs van de nieuwe aarde geplaatst worden, die standhouden tot het einde. Want zij geloven in hun God en Vader, die hen redden zal uit de diepste nood en verdrukking. Want de tijd is vervuld, en het einde komt zoals het verkondigd is in woord en geschrift.

Amen

BD.7972
20 augustus 1961

Beslissing geleid door het lot of door wat we meemaken

Weet dat alles door Mij is gewild of toegelaten wat u in het leven overkomt, wat u als geestelijke of ook aardse belevenis raakt. Want de levensloop van iedere mens afzonderlijk is door Mij bepaald, steeds overeenkomstig zijn geestelijke ontwikkeling. En zo kan ook alles voor uw bestwil zijn en hoeft u geen verlies te lijden wanneer u alles uit mijn hand aanvaardt en ook het moeilijkste berustend draagt, want vanuit de juiste instelling tot Mij zult u ook elk gebeuren juist benutten en uw ziel zal rijp worden. Uw leven op aarde heeft alleen ten doel uw ziel rijp te laten worden. En beantwoordend aan dit doel komen alle aardse gebeurtenissen op u af, hetzij lijden hetzij vreugde. Elke gebeurtenis kan u dichter bij Mij brengen, wanneer het uw vrije wil is de vereniging met Mij te vinden.

Maar ook mijn tegenstander probeert u voor zich te winnen en daarom zullen er van zijn kant bekoringen op u afkomen, die Ik toelaat omdat hij ook nog een recht op u heeft en hij evenzo zijn invloed op u zal uitoefenen. Ook hij kan u echter nooit dwingen. Het blijft aan uw vrije wil overgelaten hoever u zich door hem laat beïnvloeden. Dus uzelf beslist en wel door uw bewuste toekeren naar Mij of naar hem. En deze beslissing zult u in elke levenssituatie kunnen nemen. Elke gebeurtenis, elke slag van het lot, elke vreugde en elk leed kan u tot deze beslissing aansporen. En wanneer u weet dat er niets gebeurt zonder mijn wil of toelating, dan zal er ook spoedig niets meer in staat zijn u te verontrusten, want zodra u uw blikken en gedachten op Mij richt, Mij aan uw zijde roept of in gebed u bij Mij aanbeveelt, wordt u geestelijk rijper en u hebt weer winst te boeken voor uw ziel.

Dit zijn allemaal beproevingen van het geloof die u hebt te doorstaan, want mijn tegenstander zal er alles voor over hebben u van Mij te scheiden; uw geloof in een God en Vader die in liefde steeds bereid is Zijn kinderen te helpen, te verzwakken of te vernietigen. Steeds zal hij uw geest willen verduisteren, hij zal trachten duisternis over u te spreiden, opdat u Mij niet herkent als uw liefdevolle Vader van eeuwigheid. En daarom zal hij zich juist in slagen van het noodlot op de voorgrond trachten te dringen en in u ontstemming en misnoegen teweeg willen brengen. Maar dan zult u standvastig weerstand moeten bieden en weten dat alles voor uw bestwil is wat Ik over u laat komen en dat u vanuit een vast geloof u alleen naar Mij hoeft te keren om ook de zwaarste nood te verdrijven doordat u alles overgeeft aan Mij, die u waarlijk ook weer bevrijdt uit elke nood. Want mijn voortdurende zorg is steeds alleen uw terugkeer naar Mij.

Ik wil u aan Me binden, maar u niet verliezen en daarom zal Ik u ook steeds mijn liefde betuigen en hieraan zult u nooit mogen twijfelen. Het is een lange weg die u al gegaan bent en die u steeds dichter bij Mij bracht. Het laatste korte gedeelte van de weg eist van u grote wilskracht, omdat u zich bewust naar Mij – naar boven – zult moeten keren, terwijl u tevoren door mijn liefde werd getrokken. Maar deze liefde geeft u nog veel meer en ze doet alles om uw terugkeer naar Mij te verzekeren.

Schenk Mij alleen uw vrije wil, stuur in vrije wil op Mij aan, laat u niet lokken door de wereld die het middel van mijn tegenstander is om u te winnen. Geloof in Mij en mijn liefde en verlang in uw hart naar uw Vader en roep Mij aan in elke nood van het leven en de ziel. En waarlijk, elke belevenis zal steeds alleen maar dienen voor uw vooruitgang, want alles is in mijn liefde en wijsheid gegrondvest, wat er u ook mag overkomen. En vertrouw op mijn liefde en mijn macht, want Ik ben steeds tot helpen bereid, wanneer u maar in uw hart tot Mij zult roepen.

Amen

BD.7979
30 augustus 1961

Een wijzen op de tijd van ellende en droefenis – Kracht van het woord

Er zal een tijd komen waarin u zult begrijpen waarom Ik me zo ongewoon om u bekommer, dat Ik rechtstreeks tot u zal spreken ofschoon uw geestestoestand nog niet de rijpheid heeft bereikt die een rechtstreeks toespreken zou kunnen motiveren. U zult in buitengewone nood komen. Mijn tegenstander zal u abnormaal in het nauw brengen en u zult buitengewone kracht in ontvangst moeten nemen om stand te kunnen houden. En deze kracht zult u kunnen putten uit mijn woord. En dan zal het duidelijk toestromen van mijn kracht voor u een versterking zijn, omdat ook uw geloof steeds meer levend zal worden, wanneer u door mijn aanspreken het bewijs van mijn aanwezigheid zult gewaarworden.

De tijd dringt. En daarom zult u ook een toenemende nood kunnen vaststellen, die door slagen van het lot en catastrofen van allerlei aard ontstaat. En de mensen zullen zich vertwijfeld afvragen waartoe dit alles moet leiden. En dan zult u, die Mij zelf zult horen, hun mijn woord kunnen doen toekomen en het zal ook worden aangenomen door diegenen, die nog niet geheel een prooi van mijn tegenstander zijn geworden. En dan zult u weten waarom Ik u zo ongebruikelijk toespreek. Want dan ziet u de waarheid van dat alles in. En u beseft ook mijn liefde voor u, mensen die nog korte tijd op aarde vertoeven en hun proef moeten afleggen.

Nog staat de wereld tussen u en Mij in. Nog zijn uw ogen op de wereld gericht en het valt u moeilijk om te schakelen en u op Mij te richten. Maar zeer spoedig zult u de waardeloosheid en onbestendigheid van deze wereld kunnen beseffen. U zult zeer spoedig uit uw rust worden opgeschrikt en plotseling voor een naderend onheil staan. En u zult naar een uitweg zoeken en gelukzalig hij, die de redding vindt bij Mij zelf. Gelukzalig wie zich tot Mij wendt, zich aan Mij toevertrouwt en nu niet meer alleen gaat.

Want deze zal er doorheen worden geleid, vaak op de meest wonderbaarlijke wijze, omdat er slechts Een is die helpen kan in elke situatie van het leven en omdat deze Ene alleen maar aangeroepen hoeft te worden om zich ook helpend te kunnen bewijzen. En dat is dan zijn grootste winst, dat hij Mij zelf heeft gevonden. Want dan hoeft niets meer hem laten schrikken. Hij weet zich geborgen in mijn vaderarmen en deze zullen zich ook uitspreiden over allen, die hun gedachten op Mij richten in elke nood. Zodra u eenmaal hebt ingezien dat een Vader tot u spreekt, zult u zich ook naar de Vader spoeden. En dit inzicht kan alleen mijn woord u schenken.

Alleen mijn toespreken zal in u het geloof sterk laten worden in een God en Schepper, die uw Vader wil zijn en aan wie u alleen maar uw liefde zult hoeven te schenken om voor eeuwig gered te zijn. Want uw leven op aarde gaat voorbij. Maar niet alleen vanwege het bestaan op aarde hebt u de belichaming als mens aanvaard. Uw ziel moet er alleen maar doorheen gaan en zich waarmaken voor ze het rijk binnengaat, dat haar ware vaderland is. En bent u hiervan op de hoogte, dan zult u er ook naar streven in de hoogste graad van rijpheid dit vaderland te betreden. En daarom spreek Ik u steeds weer toe, omdat de tijd ten einde loopt, die voor de aarde en al haar scheppingen is bepaald.

De tijd snelt en u zult vergrote inspanningen moeten leveren om u nog te vervolmaken. Maar u zult dit ook kunnen, want mijn gave van genade – mijn woord van boven – is een buitengewoon hulpmiddel. Het heeft een zo buitengewoon krachtige werking, dat u zich in korte tijd zult kunnen vervolmaken, wanneer u Zijn kracht maar uw hart zult laten binnenstromen, wanneer u mijn woord aandachtig zult lezen en er nu ook naar zult leven, wanneer u maar uw best doet mijn wil te vervullen, wanneer u in Mij gelooft en Mij uw liefde schenkt. Dan hoeft u waarlijk een einde niet te vrezen, wanneer het ook komen mag. Want dan geeft u zich aan Mij als eigendom en waarlijk, mijn liefde en macht zal u beschermen en u hoeft de dood niet te vrezen, want u zult voor eeuwig leven, zoals Ik het u heb beloofd.

Amen

BD.7980
31 augustus 1961

God kan ook lichamelijke genezing schenken

U wordt waarlijk iets kostelijke aangeboden als Ik zelf tot u spreekt. En altijd zult u er kracht uit kunnen putten als u zich bewust opent voor de uitstraling van mijn kracht, als u wilt dat mijn kracht u toestraalt, als u verlangt door Mij met kracht te worden vervuld, als u wilt dat uw honger en dorst worden gestild door de voeding die u van Mij ontvangt.

Ofschoon u Mij gewillig aanhoort, ofschoon u behoort tot hen die zich door Mij te eten en te drinken willen laten geven, kunt u toch de volle waarde van mijn genadegaven nog niet beseffen. Zou u echter mijn overgrote liefde tot u, die u voortdurend bedenken wil en gelukkig zou willen maken, kunnen begrijpen, dan zou u ook weten dat Ik u alleen gaven aanbied die een uitwerking hebben die voor u buitengewoon bevorderlijk is. U zou dan weten dat Ik u slechts dat aanbied wat tot uw voleinding, voor de ontwikkeling van uw ziel bevorderlijk is en u zou er dan naar streven dat u geen beperking van mijn liefdegaven ondervindt.

U zou u dan bewust altijd openstellen om mijn genadegaven te ontvangen en u zou dan een overvloed aan kracht gewaarworden die u steeds toestroomt, als u slechts bereid bent die in u op te nemen. En als u maar een diep geloof zou bezitten dan zou u door de kracht van mijn woord onmiddellijk ook lichamelijk gezond kunnen worden. Doch zulk een, vast geloof bezit u nog niet. Daarom moet u er steeds naar streven door liefdewerken uw liefdegraad te verhogen, waardoor u ook uw geloof versterkt.

Als u geheel van liefde vervuld bent, is in uw hart alleen nog maar plaats voor mijn liefdekracht. Dan wordt al het andere verdrongen en bent u Mij zo nabij dat u mijn tegenwoordigheid gewaar wordt, die u de toevoer van mijn kracht bewust laat worden en dan zult u gezond worden naar lichaam en ziel.

Daarom, open uzelf steeds en steeds weer voor de liefdekracht uit Mij. Richt uw gedachten steeds op Mij en breng daardoor de verbinding met Mij tot stand die een overstromen van mijn kracht in u mogelijk maakt. En weet dat u het bewijs van mijn tegenwoordigheid ontvangt als Ik u kan aanspreken. Deze verbinding gaat nooit meer teniet maar wordt steeds inniger en waarlijk, u zult dan bemerken dat u geen gebrek aan kracht meer te vrezen hebt. Geloof Mij slechts, Ik zal uw geloof niet te schande laten worden. Open uw hart voor Mij en neem Mij daarin op, u zult dan mijn tegenwoordigheid en de u uit Mij toestromende kracht gewaarworden. U zult mijn spreken tot u vernemen en inzien dat dit een bijzondere genadegave is. De kracht van mijn woord zal dan in u duidelijk te merken zijn, uw ziel zal uitrijpen en de hogere graad van ontwikkeling zal ook in dit opzicht zijn uitwerking hebben dat uw geloof steeds sterker wordt. En een sterk geloof kan alles bereiken. Het kan ook het lichaam helpen genezen, daar voor hem niets onmogelijk is die in Mij en mijn liefde en macht gelooft.

Amen

BD.7981
1 september 1961

Het middels gedachten op God richten van de wil

Elke gedachte die op Mij wordt gericht is een getuigen van uw toebehoren aan Mij, een opflakkerende liefdesvonk die op de vuurzee van de eeuwige Liefde aanstuurt. Hij is een bewijs van de doorstane wilsproef Mij weer als God en Schepper te erkennen zoals het was in het allereerste begin. Ik geef u eeuwig niet op, ook wanneer u opzettelijk zich ver van Mij houdt. Want u behoort Mij toe, u bent een vonkje van de kracht van mijn liefde die Ik liet uitstralen toen Ik u het leven gaf. En deze kracht van liefde zal eenmaal weer naar de Oerbron terugstromen omdat dit wet is van eeuwigheid. Maar het gaat Mij erom dat uw vrije wil, het teken van goddelijkheid, beweegreden is naar Mij terug te keren. En het maakt Mij onuitsprekelijk gelukkig wanneer deze verandering van wil na uw vroegere afval van Mij is gerealiseerd, wanneer u als mens in het stadium van de vrije wil uw gedachten op Mij richt. Dan pak Ik u vast en trek u steeds meer naar Me toe en Ik heb daartoe het recht omdat het uw vrije wil is dat u weer tracht u met Mij te verenigen.

En u zult niet weten welke kracht u toestroomt wanneer uw gedachten naar Mij uitgaan, want elke gedachte is een binding met Mij die de stroom van kracht mogelijk maakt, een binding die Mij ertoe aanzet u met de kracht van mijn liefde te doorstralen die u vergeestelijkt en weer tot het gelukzaligste wezen maakt dat u eens bent geweest. U hebt de mogelijkheid u te allen tijde van het toestromen van mijn kracht te verzekeren, u hebt een heel zeker middel om mijn kracht in ontvangst te nemen wanneer u maar uw gedachten op Mij richt. Want u wendt u slechts tot één Wezen dat u erkent en Ik wil alleen deze erkenning van u om nu ook u weer te kunnen bedenken zoals vroeger, om u weer met de kracht van de liefde te doorstralen. En wanneer uw gedachten op Mij zijn gericht, dan opent u bewust uw hart. U geeft elke weerstand op die u van Mij gescheiden hield en mijn liefde kan weer op u inwerken, die als een vuurvonk in u ontbrandt en ook in u de liefde voor Mij zal laten opvlammen. En daarom rust er een uitermate grote zegen op wanneer u steeds weer uw gedachten tot Mij verheft.

De wereld houdt u er wel vaak van terug en wie een prooi van de wereld is geworden, hem lukt het slechts moeilijk en zelden zich naar Mij te keren, wanneer dit tenminste al mogelijk is. Maar hebt u Mij eenmaal door uw vrije wil het recht gegeven weer bezit van u te kunnen nemen omdat u vrijwillig het zich afkeren van mijn tegenstander hebt gerealiseerd, dan kunt u er ook zeker van zijn dat Ik Me steeds weer in uw gedachten zal mengen en het zal u steeds vaker mogelijk zijn in gedachten bij Mij te vertoeven, tot u Mij voortdurend in uw nabijheid zult voelen, tot u niets meer zult beginnen zonder Mij. En dan vervult u bewust het doel van uw aardse bestaan, dan staat u al in nauwste verbinding met Mij ofschoon u nog op aarde vertoeft en Ik zal u niet meer verlaten. Ik zal steeds naast u gaan, Ik zal gaan wonen in uw hart en u zult mijn aanwezigheid bemerken en gelukkig zijn.

Blijf daarom steeds met Mij verbonden, ook wanneer de wereld u nog niet helemaal loslaat. Zolang u nog op de aardse wereld moet verblijven, zult u ook weerstand moeten bieden aan haar verlokkingen en bekoringen. Maar is eenmaal de band met Mij tot stand gebracht, dan kan ook de aardse wereld u niet meer schaden. Dan zult u Mij des te meer zoeken, omdat u de ware gelukzaligheid toch niet in de aardse wereld zult kunnen vinden, integendeel, steeds alleen in de innige band met Mij. En dan trekt mijn liefde u naar Mij toe, dan zal Ik u gelukkig maken met mijn aanwezigheid. Want Ik bezit nu uw wil die zich in alle vrijheid naar Mij keerde en u bent van Mij geworden en u zult dit nu ook blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.7984
4 september 1961

De goddelijke geestvonk is nodig voor de ommekeer van het wezen

U hebt eens uw goddelijkheid opgegeven, u hebt uw oerwezen in het tegenovergestelde veranderd. U was geen wezens meer van het licht maar van de duisternis, want u was zonder enige liefde omdat u mijn liefde afwees die u met stralen wilde doordringen en gelukkig maken tot in alle eeuwigheid.

En in deze niet-goddelijke staat, in dit wezen dat zich geheel tegen Mij verzette was u verre van Mij. U was in uw wezen totaal veranderd en kon daarom niet meer in mijn nabijheid zijn, omdat u zou zijn vergaan in mijn liefdelicht van eeuwigheid dat u geheel verteerd zou hebben.

Ik wilde echter niet de vernietiging van datgene wat uit mijn liefdekracht was voortgekomen. Ik wilde alleen zijn terugkeer naar Mij, wat echter noodzakelijk maakte dat er een wezensverandering plaatsvond die de afstand tot Mij verkleinde, tot uiteindelijk de afstand volledig was opgeheven, doordat het wezen zijn oertoestand had aangenomen, tot het weer geheel tot liefde geworden was en mijn liefde het nu weer zoals eens kon doorstralen.

Maar deze verandering tot liefde vroeg van Mij een werk van barmhartigheid en van liefde. Ik moest in u een vonkje van mijn eeuwige liefde leggen omdat u totaal zonder enige liefde was en daarom ook niet in staat zou zijn geweest, uzelf en uw wezen te veranderen. Uw vroegere weerstand tegen Mij was door een heel erg lang en smartelijk proces om u terug te voeren bijna gebroken, maar u kwam dan in een toestand waarin u weer de vrije wil gegeven werd die voordien gebonden was.

En in deze staat van vrije wil – als mens – moest nu de ommekeer tot liefde plaats vinden, wat echter geheel onmogelijk geweest zou zijn als er niet een vonkje liefde in u sluimerde, dat Ik als genadegeschenk in het hart van ieder mens legde, en dat hem weer kenmerkt als een goddelijk schepsel, zodra hij deze liefdesvonk vrijwillig in zich ontsteekt en het laat ontvlammen tot een heldere gloed. Dit werk moet de mens zelf volbrengen. Maar hij kan dat ook, juist omdat de goddelijke liefdesvonk in hem sluimert.

Deze liefdesvonk is een deel van God, hij is een vonkje van mijn eeuwige liefdegeest, die onscheidbaar met Mij verbonden is, die onophoudelijk aandringt terug te keren naar de Vadergeest van eeuwigheid, die echter de mens de volle vrijheid laat of hij aan dit aandringen toegeeft of het vonkje in zich verstikt door zijn wezen dat tegengesteld is aan het goddelijke, door zijn verbinding met mijn tegenstander welke hij niet bereid is op te geven.

U allen bent in staat lief te hebben, of u hiertoe echter bereid bent wordt aan uzelf overgelaten. En al heeft de geestvonk in u als mijn aandeel overgrote kracht, toch wordt u door hem niet gedwongen uw wezen te veranderen, het wordt u alleen gemakkelijk gemaakt. Het is geen onmogelijkheid dat deze verandering van uw wezen tot liefde in dit korte aardse leven geheel en al kan plaatsvinden.

De verbinding met Mij is er, ze moet alleen door uzelf worden nagestreefd opdat u ook haar werking bespeurt, opdat mijn liefde weer in u kan binnenstralen. De verbinding van de geestvonk in u met de Vadergeest van eeuwigheid moet weer tot stand worden gebracht en onherroepelijk vindt dan de verandering van uw wezen plaats die u weer tot de meest zalige wezens maakt, die u was in het allereerste begin.

Maar u zou reddeloos verloren zijn als u deze geestvonk, die mijn aandeel is niet in u had. U kunt liefhebben en bent in staat liefde te ervaren en uit te stralen, u bent niet geheel zonder enige liefde als u zich niet verweert tegen deze liefdegeest in u, als u niet zelf op mijn tegenstander aandringt die u steeds wil verhinderen in liefde te werken, die u echter niet kan tegenhouden als u zelf het licht in u ontsteekt – als u let op de zachte duidelijke stem in u en aan haar gehoor geeft, die u steeds zal aansporen tot daden van liefde.

Mijn geestvonk is waarlijk machtig en vol van kracht, want hij is een deel van Mij. De zwakste wil die zich tot Mij keert, geeft hij kracht en mijn tegenstander kan hem dat niet verhinderen want hij kan niet strijden tegen Mij zelf, die toch in u ben maar u niet dwing als u uit vrije wil Mij weerstand biedt.

Deze goddelijke geestvonk geeft als deel van Mij ook de zekerheid dat u zich kunt veranderen, want hij is kracht uit Mij, die u tot alles wat u ernstig nastreeft in staat stelt. En opdat u deze wil kunt opbrengen, hebt u steeds de hulp van de goddelijke Verlosser Jezus Christus ter beschikking, die alleen maar erkend en om versterking van uw wil gevraagd wil worden – want Hij en Ik zijn Eén.

Mij heeft u eens afgewezen. U wilde Mij niet erkennen als uw God en Schepper en u volgde hem, die u in de diepte trok. En deze zal u zo lang in zijn macht houden tot u mijzelf aanroept om hulp – en in Jezus Christus dus mijzelf herkent en erkent. Dan is waarlijk de macht van de tegenstander gebroken als u hem met mijn naam confronteert. Uw wil zal versterking ervaren en uw verlangen naar de vereniging met Mij zal steeds sterker worden.

De geestvonk in u streeft ernstig naar de verbinding met de Vadergeest van eeuwigheid. U geeft toe aan de innerlijke drang en wordt aangespoord tot het doen van liefdedaden, omdat Ikzelf u nu weer met mijn liefde kan doorstralen. Uw wezen zal dan weer de hoedanigheid aannemen die lijkt op mijn oerwezen. Het vormt zich om tot liefde en verenigt zich nu onafscheidelijk met Mij en u zult Mij nu eeuwig niet meer verlaten. Het kind is tot de Vader teruggekeerd van wie het eens is weggegaan.

Amen

BD.7986
7 september 1961

De Liefde volbracht het werk van verlossing

De liefde van de mens Jezus voor Zijn medemensen was zo groot, dat ze Hem bewoog het zwaarste leed op zich te nemen en hen daardoor te helpen, omdat Hij hun grote geestelijke nood onderkende, hun ongelukkige toestand en hun hulpeloosheid zich uit eigen kracht van mijn tegenstander te bevrijden. De liefde van de mens Jezus gaf Hem het helderste licht over de toestand van de mensen, over de oorzaak ervan en de enige mogelijkheid tot redding. De liefde offerde zich dus zelf op om hen te verlossen, want op grond van Zijn liefde zag Hij ook de missie in die Hij zelf had ondernomen. Hij wist dat Hij zich zelf aan Mij had aangeboden om naar de aarde af te dalen, in een menselijk omhulsel verblijf te nemen en dit zo te vormen dat het Mij zelf als omhulsel kon dienen – de grote Geest van de oneindigheid, die onbegrensd was maar een menselijk omhulsel volledig en helemaal kon doorstralen.

En dus werd Ik zelf mens. Dat wil zeggen: de kracht van mijn liefde – mijn oersubstantie – vervulde totaal een menselijke vorm, die een zuivere ziel van boven in zich droeg, een ziel uit het rijk van het licht, die zich zelf had aangeboden om voor de grote oerschuld van de gevallen geesten een werk van genoegdoening te verrichten, zoals mijn gerechtigheid verlangde om de gevallen wezens weer te kunnen opnemen in mijn rijk. De mens Jezus was deze ziel van het licht. Hij was de menselijke gedaante die Ik tot mijn verblijfplaats koos en in welke Ik zelf het verlossingswerk voor u heb volbracht.

Onmetelijk leed moest de mens Jezus verduren tijdens Zijn leven op aarde, omdat Zijn ziel de duisternis ervoer waarin ze moest vertoeven, en omdat Hij Zijn lijdensweg bekroonde met Zijn dood aan het kruis, die onmetelijk kwellend was en de mensen uit het verleden, de tegenwoordige tijd en de toekomst bevrijdde uit de handen van de macht die Mij vijandig gezind was en het geestelijke eens naar beneden had getrokken, de diepte in.

Maar Hij moet worden erkend als Verlosser Jezus Christus, in wie de eeuwige Godheid zelf het werk van het delgen van de grote zondenschuld had volbracht. Want pas deze erkenning levert de mensen de bevrijding van mijn tegenstander op. De erkenning van Jezus als omhulsel van Mij zelf betekent voor de mensen ook het vrij worden van de vroegere schuld. En deze erkenning moet levend zijn, niet slechts dode woorden die de mond uitspreekt, maar een overtuigd geloof dat Hij en Ik één werden, dat Jezus God is, dat Ik zelf in de mens Jezus ben geweest en Ik dus zelf de mensen verloste van zonde en dood.

Om tot dit levend, dat wil zeggen: overtuigd geloof te komen, zult u in de liefde moeten leven. U zult de mens Jezus moeten navolgen, wiens leven een onophoudelijk werkzaam zijn in liefde was. En wanneer u maar de wil hebt, zal Hij deze wil ook sterker maken, opdat u overtuigd uw geloof in Hem belijdt en daardoor ook aanspraak zult mogen maken op de genaden van het verlossingswerk, die u algehele verlossing waarborgen.

U zult de grote betekenis moeten kennen van Zijn geboorte, van Zijn missie en van het geheim van mijn menswording in Hem. U moet weten dat Hij alleen het zichtbare omhulsel is geweest voor Mij zelf, die als oneindige Geest voor u niet zichtbaar kon zijn en daarom zelf een omhulsel uitkoos dat Ik volledig kon doorstralen, opdat u Mij nu zult kunnen zien wanneer u mijn verlossingswerk erkent en het offer van de mens Jezus wilt aannemen, wanneer u zelf het teniet doen van uw oerschuld begeert en daarom onder het kruis vlucht met uw schuld.

En ze zal waarlijk van u worden afgenomen. U zult vrij zijn en weer mijn rijk van licht en gelukzaligheid kunnen binnengaan. En u zult Mij zelf dan kunnen zien in Hem, in Jezus Christus, in wie Ik zelf voor u aan het kruis ben gestorven. Want het was de Liefde die in Jezus naar de aarde afdaalde. Het was de Liefde die Hem vervulde en die voor u mensen het zwaarste offer volbracht. En deze Liefde was Ik zelf.

Amen

BD.7992
15 september 1961

De vrije wil van de mens Jezus

Ook mijn lijden en sterven aan het kruis bleef tot aan het einde een aangelegenheid van mijn vrije wil. Want Ik zou het ook wel hebben kunnen verhinderen. Ik zou de goddelijke kracht die Ik in mij droeg, kunnen hebben gebruikt en alle vijanden geweerd die via Mij hun gedachten van haat ten uitvoer wilden brengen. Het werk dat Ik heb volbracht, heeft mijn volledig vrije wil volbracht. Ik was bereid te lijden en te sterven voor mijn medemensen, omdat Ik als mens Jezus op de hoogte was van de vreselijk ellendige toestand waarin de gehele mensheid zich bevond door de vroegere zondeval en omdat mijn liefde al mijn gevallen broeders wilde helpen en Ik daarom Mij zelf aan de Vader aanbood als zoenoffer.

Ik was er helemaal niet toe gedwongen. De Vader in Mij bepaalde niet mijn wil. Ik handelde volkomen vrij uit Mij zelf. En het is Mij ontzettend zwaar gevallen, omdat Ik alles vooruitzag wat er zou plaatsvinden tot het werk van verlossing totaal was volbracht.

Ik worstelde en bad als mens tot de Vader in diepste nood, dat Hij de kelk aan Mij zou willen laten voorbijgaan. En Ik werd gesterkt en gaf Mij volledig aan de Vader over. Want de liefde in Mij was oppermachtig, dus was het wel de eeuwige Liefde zelf in Mij en door haar liet Ik Me leiden in mijn werk, wat echter onmogelijk zou zijn geweest wanneer mijn wil als mens zich daartegen zou hebben geweerd. Ik werd gedreven door de liefde voor de ongelukkige mensheid. En Ik wilde haar helpen en deze liefde liet Me een mate van lijden op Me nemen, die u mensen niet in zijn volle omvang zult kunnen beseffen. Maar de schuld die u door uw afval van God op u had geladen, was ook onmetelijk. En om deze schuld teniet te doen, moest Ik als mens mateloos lijden en de kwellingen van de kruisdood op Me nemen.

Maar liefde is kracht en daarom hield Ik ook vol tot aan het einde, daar anders het lijden waarlijk volstaan zou hebben mijn lichaam al voortijdig te doden, wanneer niet de kracht van de liefde mijn lichaam in staat zou hebben gesteld ook de dood aan het kruis op Me te nemen en vol te houden tot het werk was volbracht, tot de verlossing van zonde en dood was verzekerd voor alle mensen die mijn kruisoffer willen aannemen en verlossing willen ontvangen.

Want weer hangt het van de vrije wil van de mens zelf af, hoe hij zich tegenover Mij en mijn verlossingswerk opstelt. Want uit vrije wil heeft ieder wezen zelf zich van Mij afgewend en uit vrije wil moet het zich weer op Mij richten, wat dus gebeurt wanneer het als mens Jezus Christus en Zijn verlossingswerk erkent, Mij zelf in Jezus ziet en zich zelf en zijn schuld vrijwillig aan Mij overgeeft. Wanneer het om vergeving vraagt en weer terug wil keren naar Mij, van wie het eens vrijwillig is weggegaan. Dan doet de mens ook bewust een beroep op de genaden van mijn verlossingswerk. Hij ondervindt versterking van zijn verzwakte wil en is dan ook verzekerd van zijn terugkeer in zijn vaderhuis.

Het onmetelijke lijden dat Ik als mens op Me heb genomen, stond nog steeds niet in verhouding tot de overgrote schuld van het gevallen geestelijke. Maar daar de mens Jezus vol van liefde was en vrijwillig het zwaarste offer wilde brengen, doordat Hij Zijn leven gaf aan het kruis, nam Ik met dit offer genoegen en deed het alle schuld teniet ter wille van de grote liefde van Jezus, die Mij Zijn gevallen broeders weer terug wilde brengen. Ik nam er genoegen mee en dus was ook aan mijn gerechtigheid voldoening geschonken. Want Ik kon geen schuld teniet doen die zonder genoegdoening zou zijn gebleven. Maar daarom moest ook het werk van de verlossing uit vrije wil worden volbracht. Ik mocht geen wezen dwingen om deze genoegdoening te volbrengen.

En omdat de grote zonde van de afval van Mij een vergrijp tegen mijn liefde was, moest de boetedoening nu weer een daad van liefde zijn, want alleen de liefde kon deze onmetelijke schuld teniet doen. En deze liefde was in de mens Jezus. Hij gaf haar zoveel ruimte, dat Hij helemaal vervuld was van de liefde, die Hem nu ook in staat stelde Zijn verlossingswerk te volbrengen.

De Liefde heeft de schuld teniet gedaan. De Liefde heeft een mens helemaal vervuld. De Liefde ben Ik zelf en dus was Ik zelf in de mens Jezus. Ik zelf leed en stierf voor de mensheid. Maar omdat Ik als God niet kon lijden, nam de mens Jezus al het lijden op zich.

Doch alles deed Hij uit vrije wil. Want de liefde dwingt niet, maar ze is tot de grootste offers bereid. En de liefde brengt alles tot stand, want ze is een kracht die machtig is, die ook het zwaarste leed kan verdragen. Ik zelf, als de eeuwige Liefde, vervulde de mens Jezus en zo werkte Ik zelf in Hem en bracht de mensen verlossing van zonde en dood.

Amen

BD.7995
17 september 1961

Tijd van ellende en droefenis – Gods bescherming

Alle geestelijke verzoeken vervul Ik. En dus zal Ik de mijnen toespreken, zodra ze maar wensen door Mij te worden aangesproken. En Ik zal hun zeggen wat voor hen nuttig is te weten. Ik zal hun opheldering geven over alle vragen op geestelijk gebied. Maar Ik zal ze ook laten weten, dat ze een zware tijd tegemoet gaan, waarin ze veel kracht nodig zullen hebben om deze tijd te doorstaan. Maar Ik zal ook onbeperkt kracht uitdelen aan wie ze maar verlangt en zich bij Mij aansluit, zodat mijn kracht in hem kan overvloeien. U mensen bent alleen zwak en u zou heel snel falen zonder mijn bijstand.

Maar Ik ken de wil van ieder afzonderlijk en Ik weet waar deze op gericht is. Ik weet wie op Mij aanstuurt en wie de wereld zoekt en aan haar verlokkingen gevolg geeft. En ieder die Mij ernstig zoekt laat Ik tot me komen. U zult er zeker van kunnen zijn, dat al een enkele gedachte aan Mij, die u Mij vanuit uw hart doet toekomen, voldoende is. Nooit zal Ik me afsluiten, waar Ik deze genegenheid voor Mij herken. Steeds ben Ik bereid te geven. Ik wil alsmaar uitdelen om u gelukkig te maken. Want Ik heb u lief, mijn kinderen, en Ik wil dat u mijn liefde ervaart.

Daarom hoeft u ook niet bang te zijn dat Ik me van u afkeer, wanneer u naar Mij verlangt. Uw verlangen alleen al zet me aan dit te beantwoorden. En steeds zal Ik uw wensen vervullen, geheel in het bijzonder wanneer u geestelijke verzoeken tot Mij richt, die Mij ook uw liefde voor Mij bewijzen. En Ik deel uit aan u. U zult onbeperkt kracht mogen ontvangen en ze zal u van pas komen wanneer u in nood bent en dan ook kracht nodig hebt om weerstand te kunnen bieden. En voor zulke nood staat u, want het wereldgebeuren slaat om en er breekt een tijd van ellende en droefenis aan, die grote kracht van u vraagt.

Maar u, die van Mij bent, die zich steeds weer met Mij verbindt in gebed, in gedachten of in werken van liefde, u zult door mijn vaderliefde duidelijk worden beschermd. En ze zal u kracht doen toekomen en u zult het aardse leed ook niet zo zwaar ervaren, omdat u zich onder mijn hoede geborgen weet. U zult steeds alleen mijn woord begeren en het zal in u klinken. En omdat het met mijn kracht is gezegend, zult u ook alle weerstanden overwinnen.

U zult mijn aanwezigheid bemerken en vol vertrouwen mijn bescherming en mijn hulp verwachten. U mensen valt veel geestelijke hulp ten deel, alleen zult u ze moeten aannemen. U zult alleen steeds maar moeten willen, dat uw God en Vader zich om u bekommert. En u zult dan ook goed beschermd zijn, want mijn geestelijke dienaren en lichtboden staan steeds klaar en wachten op mijn instructies en alleen uw wil is bepalend voor hun bijstand vol van licht.

De wereldse mensen zullen proberen op eigen kracht al het ongemak de baas te worden, maar geen succes hebben. Want alles, wat Ik als hinderlijk voor elke afzonderlijke ziel inzie, valt aan de vernietiging ten prooi. Maar de mijnen wenden zich alleen tot Mij en voor hen zal behouden blijven wat ze nodig hebben. Want Ik zorg waarlijk ook voor het aardse leven van hem, die zich aan Mij toevertrouwt, echter steeds zoals Ik het als zegenrijk inzie voor diens ziel. Maar wanneer Ik u mijn bescherming en bijstand verzeker, dan zult u ook zorgeloos die zware tijd tegemoet kunnen gaan. U zult u verbonden kunnen voelen met Mij en het geestelijke rijk, vanwaar u steeds hulp zal toekomen, zelfs wanneer er aards geen hulp meer mogelijk schijnt te zijn.

Maar voor Mij is alles mogelijk. Mijn liefde is eindeloos en mijn macht onbegrensd. Dus kan Ik waarlijk ook de elementen gebieden als ze u bedreigen. Ik kan het ongewone laten gebeuren, wanneer mijn kinderen op Mij vertrouwen en Mij vragen om hulp. Alleen zult u nooit mogen twijfelen aan mijn liefde en u zult steeds om mijn liefde moeten vragen. Want liefde is kracht en met mijn kracht bent u in staat alles te doorstaan, wat er ook over u mag komen. Want dan laat u ook Mij zelf in u aanwezig zijn en hoeft u niets meer te vrezen.

Amen

BD.7997
18 september 1961

Kringloop – Beëindiging van een verlossingsperiode

De kring sluit zich. Een verlossingsperiode die een lange tijd geleden begonnen is en die een heel belangrijke verlossingsperiode genoemd kan worden loopt ten einde, want Ik zelf ben in deze periode op de aarde neergedaald om voor al het gevallen geestelijke het verlossingswerk te volbrengen. En na dit verlossingswerk konden de eerste gevallen geesten terugkeren die Mij nu erkenden en die eeuwig bij Mij verblijven, omdat zij zich vrijwillig weer omgevormd hebben tot liefde.

Maar nu begint een nieuwe verlossingsperiode, en hiertoe is van tevoren het oplossen van de materiële scheppingen in, op en boven de aarde nodig en een totale omvorming van het aardoppervlak. En al het geestelijke zal dan weer zijn juiste plaats moeten innemen al naar gelang ieders graad van rijpheid. Er zullen nieuwe scheppingen ontstaan die het geestelijke opnemen volgens de graad van rijpheid ervan, en dit tot verdere ontwikkeling brengen. En er zal ook een nieuw mensengeslacht zijn, voortkomend uit de Mij trouw gebleven mensen die de laatste geloofsstrijd op deze aarde doorstaan, en zodoende de laatste grote geloofsproef hebben afgelegd.

Deze mensen vormen de stam van het nieuwe geslacht dat de nieuwe aarde zal bewonen, terwijl het Mij nog volledig weerspannige gekluisterd wordt in de vaste materie en zijn ontwikkeling omhoog opnieuw begint.

Er is een aardse periode voltooid, dat wil zeggen: dat er weer een kringloop haar hoogtepunt heeft bereikt dat veel zielen de uiterlijke vorm konden verlaten en voorgoed in. het geestelijke rijk zijn teruggekeerd. Dat zij dus de algehele verlossing bereikt hebben door Jezus Christus en zij nu in het geestelijke rijk hun levensdoel vervullen. Dat zij nu scheppen en werken volgens mijn wil die evenwel ook de hunne is, en dat zij steeds verder omhoog stijgen omdat er in het lichtrijk geen grenzen gesteld zijn en al mijn kinderen eeuwig naar Mij zullen streven. Want het verhoogt hun zaligheid steeds de vervulling van hun liefde te ondervinden en toch nooit te verzwakken in het verlangen naar mijn liefde.

En evenzo gaat ook het proces van het terugvoeren van het geestelijke op de aarde verder. Want eindeloos lange tijden en talloze ontwikkelingsperioden moeten nog voorbijgaan, voordat al het geestelijke verlost is. Ik zeg dit tot u mijn dienaren op aarde. omdat Ik maar weinig mensen kan inwijden in mijn heilsplan, want maar weinige begrijpen mijn besturen en werken om het gevallen geestelijke naar de zaligheid terug te leiden.

En steeds zeldzamer worden de verbindingen vanaf de aarde tot Mij, steeds zeldzamer is een levend geloof te vinden dat voorwaarde is dat Ik de mensen dit weten kan doen toekomen. Waar het Mij echter mogelijk is, daar werk Ik voortdurend op de mensen in door het spreken van hen die zich Mij aanbieden voor dienende werkzaamheden. Zij vinden weliswaar weinig geloof bij hun medemensen, maar desondanks openbaar Ik door mijn boden mijn heilsplan aan alle mensen die mijn openbaringen willen aannemen.

Ik laat hun weten dat er weer een verlossingsperiode ten einde loopt en een nieuwe begint. Dit zal een buitengewoon smartelijke gebeurtenis zijn voor hen die niet geloven, die zich helemaal aan mijn tegenstander hebben overgegeven, die in deze periode hun verlossing niet vonden en daarom de eindeloze weg van ontwikkeling nog eens moeten gaan. Ik zou hen graag voor dit alles willen bewaren. Ik zou hen terug willen voeren en ze binnenleiden in de hemelse gelukzaligheid, maar Ik kan mijn liefde niet tegen de wettelijke ordening in laten gaan.

De mensen moeten in het laatste stadium van hun ontwikkeling weer binnen gaan in de eeuwige ordening, anders kan Ik ze niet opnemen in mijn rijk dat zij eens vrijwillig verlaten hebben.

Deze ontwikkelingsperiode waarin Ik zelf in de mens Jezus over de aarde wandelde, is buitengewoon zegenrijk geweest. En zodoende hadden alle mensen zich vrij kunnen maken van mijn tegenstander omdat zij alleen maar de genaden van mijn verlossingswerk hadden behoeven te benutten, want mijn verlossingswerk werd volbracht voor alle mensen van het verleden, het heden en van de toekomst.

En de kennis daarover zal ook weer op de nieuwe aarde tot de mensen gebracht worden door mijn geest, want mijn onmetelijke liefde wil al het gevallene helpen om opwaarts te gaan. En zodra de mens zich al door Mij laat leiden, zodra hij zijn weerstand opgeeft en Mij zelf erkent in Jezus Christus, is hij ook de weg van de terugkeer naar Mij opgegaan die de mens Jezus hem voorgegaan is. Dan zal hij ook in de wet van de eeuwige ordening binnengaan en ook voor hem zal eenmaal de weg over de aarde ten einde zijn, hij zal vrij komen van zijn uiterlijke gedaante en ingaan in het rijk van licht en zaligheid.

Amen

BD.7999
20 en 21 september 1961

De missie van de laatsten discipelen

U, mijn laatste discipelen van de eindtijd, u in het bijzonder, spreek Ik aan, want u moet het werk helpen voltooien. U moet u geheel aan Mij wijden, u moet geen aandacht schenken aan datgene wat er zich in de wereld afspeelt, u moet alleen daar aandacht aan schenken wat u in uw hart gewaar wordt, u moet naar Mij luisteren wanneer en waar dan ook, Ik tot u spreek. Ik heb u samengebracht, opdat u zich bewust zal worden van de grote opgave die u nog voor het einde te verrichten hebt. Ik zelf werk met en in ieder apart van u en ieder van u zal Mij mogen ervaren. De een moet steun vinden bij de ander, want ieder zal geestelijke kracht nodig hebben die hem dan ook steeds weer rijkelijk van Mij uit toestroomt.

U moet u steeds als steunpilaren van mijn rijk voelen, als hoekstenen van mijn kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht. Ik heb u ter wille van deze missie naar de aarde gezonden, want Ik heb u nodig in de laatste tijd voor het einde. Mijn geest moet in u kunnen werken en mijn wil moet de mensen op aarde verkondigd worden. Ze zullen mijn woord mogen horen in z’n zuiverste vorm en de stroom van mijn genade zal zich over de mensen uitstorten die van goede wil zijn.

En daarom heb Ik tussenpersonen nodig op aarde die het werken van mijn geest in zich toelaten, die zich vrijwillig aan Mij hebben aangeboden dat ambt van tussenpersoon op zich te nemen. Ik zegen u daarvoor want de aarde is voor u, die uit het rijk van het licht hier bent neergedaald om Mij te dienen, geen verblijfplaats die gelukkig stemt. Maar Ik heb sterke steunpilaren nodig, die mijn tegenstander weerstand bieden, die hem niet vrezen als hij tegen hen optreedt. Ik heb steunpilaren nodig die innig met Mij verbonden zijn en daarom ook vanuit mijn kracht actief zijn op aarde.

En ieder van u zal die taak vervullen waartoe hij zich vrijwillig heeft aangeboden. Maar u moet weten dat mijn wil u naar de aarde zond en dat daarom ook uw wegen zijn voorbeschikt, dat u steeds denkt vanuit mijn wil en dat uw handelen ook door mijn wil geleid is. Vertrouw daarom steeds op mijn kracht die ook in het zwakke machtig is.

Want men zal u ter verantwoording roepen als de geloofsstrijd ontbrandt. Maar dan zult u nooit alleen staan en u zult u ook nooit zorgen hoeven te maken over wat u zult zeggen, want Ik zelf zal u de woorden in de mond leggen en u hoeft waarlijk de tegenstander niet te vrezen, want Ik sta aan uw zijde en Mij schuwt hij. En omdat Ik zelf bij u aanwezig ben, kent u geen aardse vrees meer. Mijn licht in u straalt zo helder dat er een ware vrede over u komt en u dan ook op de hoogte bent van uw herkomst en alleen maar gelukzalig het tijdstip afwacht, daar u weer huiswaarts zult mogen keren naar Mij, in uw vaderhuis. Maar eerst moet uw missie beëindigd zijn, want er komt een tijd van ellende over de wereld waarin u nog veel hulp zult kunnen bieden als u geen openlijke tegenstand ondervindt. En deze hulp is het toezenden van mijn woord, het resultaat van mijn rechtstreekse aanspreken dat met mijn kracht gezegend is. Ik wil nog veel mensen aanspreken omdat Ik weet dat ze dan bezwijken voor de aanstraling van mijn liefde, dat ze mijn kant kiezen en nog voor het einde zich los proberen te maken van mijn tegenstander.

En van al deze mogelijkheden ben Ik op de hoogte en Ik zet u overal daar in waar een ziel ontvankelijk is voor mijn woord. En Ik zal u ook zolang van kracht voorzien als u Mij op aarde zult dienen. Ik zal uw leiding in alle aardse aangelegenheden overnemen, Ik zal uw aardse zorgen op me nemen, en u moet u alleen maar zonder zorg aan Mij overgeven en doen waartoe u wordt aangespoord, want altijd is dat mijn wil, die Ik in u leg en die u zich ook zelf eigen zal maken.

Want de tijd loopt ten einde, nog een poosje en mijn arm zal ingrijpen en een geweldige verandering teweegbrengen die zijn geestelijke en aardse uitwerking zal hebben. Maar de liefde tot mijn schepselen zal tevoren ook nog alles doen om ze te redden van de ondergang. En deze liefde van Mij heeft ook u samengebracht, dat u elkaar herkent en weet waar u vandaan komt.

(21 september) U allen werkt vanuit mijn kracht omdat er liefde in u is, die Mij zelf in u tegenwoordig laat zijn. En zo overheerst ook mijn wil in u die zich aan Mij wijdt en Mij dienen wil. Maar uw dienst voor Mij en mijn rijk begint uiterst zwaar te worden, want de wereldse verhoudingen blijven niet zoals ze zijn en dan is grote kracht en een sterke wil noodzakelijk om alle tegenstand van de kant van hen die mijn tegenstander dienen, de baas te blijven. En de een moet de ander weer sterk maken, want zwakheden zullen ook u tijdelijk overvallen als u ziet hoe weinig uw medemensen onder de indruk raken als hun geestelijk voedsel aangeboden wordt, als u tot hen spreekt in mijn naam.

U ging uit vrije wil naar de aarde om de mensheid bij te staan in de grootste geestelijke nood. U bent als ’n oase in een geestelijke woestijn en iedere reiziger zal bij u herstel en verkwikking vinden voor zijn ziel. Maar uw medemensen jagen een fata morgana na en ze gaan u voorbij, op een paar na – die u nu in mijn opdracht spijs en drank zult kunnen verschaffen. Een zuivere heldere bron laat het meest frisse levenswater uit zich stromen en ieder mag putten uit de bron, waar Ik u ook maar de bron van het leven ontsloten heb. Waar mijn geest kan doorbreken, daar is ook de verbinding met Mij duidelijk zichtbaar en daar zal ook mijn zegen duidelijk te zien zijn omdat Ik allen met mijn liefde omvat, die met Mij verbonden zijn in geest en in waarheid.

En mijn bestuur en leiding blijken ook waarlijk duidelijk, er gebeurt niets zonder mijn wil of mijn toelating. En mijn liefde kent altijd uw wil die Mij alleen geldt. En er zal van u veel zegen uitgaan omdat de liefde u aanzet om te werken in de wijngaard. De liefde zal ook het resultaat zeker stellen omdat de liefde een kracht is die nooit zonder uitwerking blijft. De liefde zal zo menige weerstand overwinnen en doordringen in de harten van uw medemensen, vooropgesteld dat dezen niet al een prooi zijn geworden van de tegenstander, dat hun wil niet helemaal weerspannig is en ze dan vijandelijk tegenover u staan. Dan zou elke moeite tevergeefs zijn, dan moet u zich afwenden van hen en in de stilte gaan en vraag van Mij kracht om opnieuw te werken voor Mij en mijn rijk.

En vanuit de nauwe band met Mij zal u ook steeds weer de weg gewezen worden, die u moet gaan om de zielen redding te brengen in geestelijke nood. Mijn kracht zal u toestromen. Ik zal met u spreken, uw harten zullen voor Mij in liefde sneller kloppen, omdat ze vervuld zijn met de liefde voor Mij en voor de naaste. Maar u zult ook heel gauw inzien hoe weinig tijd de mensheid nog vergund is, want u die Mij dient, bent ook op de hoogte van mijn heilsplan van eeuwigheid, u weet wat de aarde en de mensheid te wachten staat en u weet ook dat de tijd vervuld is. U kent echter ook mijn liefde en dat deze u waarlijk beschut, ook als de wereld dreigend tegenover u staat. Want Ik heb u nodig, mijn discipelen van de eindtijd en Ik zal uw vaste begeleider zijn op al uw wegen en u zult kunnen werken met Mij en mijn kracht.

Amen

BD.8000
23 september 1961

Herbelichaming vanuit een bijzondere motivatie

Iedere eens gevallen oergeest moet zichzelf in vrije wil tot voltooiing brengen. En dat vraagt een eindeloos lange tijd van ontwikkeling uit de diepste diepte omhoog. Dit ontwikkelingsproces is een gebeuren, dat mijn voortdurende hulp nodig heeft, omdat het wezen aanvankelijk zo zwak is, omdat het over geen enkele kracht beschikt, zodat mijn kracht moet meehelpen, om deze positieve ontwikkeling mogelijk te maken. Ik moest de gevallen wezens steeds zoveel kracht doen toekomen, dat ze een aan hen toegewezen bestemming konden nakomen. Er moest voor hen een dienende bezigheid mogelijk worden gemaakt en het geestelijke ging onherroepelijk vooruit in zijn ontwikkeling. Steeds weer heb Ik u uitgelegd, waarom deze dienende bezigheid moest worden verricht en dat er ondenkbaar lange tijden voor nodig waren, tot het gevallen oerwezen zich als mens mocht belichamen. In dit laatste stadium als mens bezit het oerwezen echter de vrije wil, die zowel de laatste voltooiing tot stand kan brengen, alsook de hernieuwde afval in de diepte kan veroorzaken. De vrije wil kan dus de totale vrijwording uit de vorm nastreven en de mens zal dan ook de kracht worden toegestuurd, het werk van voltooiing uit te voeren. En zij gaat dan als geest vol van licht de eeuwigheid binnen, ze betreedt mijn rijk van licht en gelukzaligheid en gaat nu ook steeds verder omhoog, omdat de graad van volmaaktheid geen begrenzing kent, omdat het dichter bij Mij komen nooit ophoudt en toch onuitsprekelijk gelukkig stemt.

Faalt de mens op aarde in zijn laatste wilsproef, dan is desondanks zijn bestaan op aarde beëindigd met de dood van zijn lichaam. Hij gaat het rijk hierna binnen, maar wordt niet opgenomen in sferen vol van licht. Hij vertoeft in de duisternis of ook in de schemering, al naar gelang de graad van rijpheid van de ziel, maar steeds in overeenstemming met zijn levenswandel, die de mens op aarde heeft geleid. En nu dus moet de ziel de gevolgen dragen. Er kan haar geen gelukzaligheid worden verleend, omdat de wet van de eeuwige ordening ook rechtvaardigheid eist. De zielen, die zonder enig licht zijn, houden zich meestal nog op in aardse sferen. Ze zijn vaak nog aan de aarde gebonden, zodat ze zich aan mensen vastklampen en dezen nu ertoe trachten te brengen, geheel naar hun wil en hun opvattingen te handelen, zodat ze vaak het eigenlijke wezen van de mens – diens ziel – verdringen, dus zelf bezit nemen van de vorm en nu in zekere zin een tweede leven leiden op aarde, zonder enig recht. En de eigenlijke ziel van de mens heeft geen kracht om zich te handhaven en om deze destructieve geest uit zich te verdrijven. De mens wordt geplaagd door lijden en smarten van allerlei aard, die zo’n lage geest over hem brengt, tot het deze ziel lukt een sterke band met Mij tot stand te brengen, die het Mij dan mogelijk maakt, de verderfelijke geest uit te drijven, die nu ook inziet, dat hij niet meer op aarde leeft.

Zulke aan de aarde gebonden zielen nu nog eens een terugkeer naar de aarde toe te staan, zou alleen een stellig nieuw falen tot gevolg hebben, daar deze zielen zonder enige herinnering aan vroeger en toch weer in het bezit van de vrije wil naar de aarde zouden komen. Zo’n hernieuwde belichaming zult u, mensen, dus nooit mogen aannemen. U zult ook niet aan een terugplaatsing van de ziel naar de aarde mogen geloven, met het doel zich te vervolmaken, wanneer ze op aarde faalde of de graad van voleinding niet bereikte en deze nu meent te bereiken.

U, mensen, denk eraan, dat de mate van mijn genade, die Ik u ter beschikking stel, onbegrensd is. Denk er ook aan, dat Ik voor u het verlossingswerk heb volbracht; dat het voor iedere ziel mogelijk is, verlost van deze aarde te scheiden en dat zo’n ziel nog waarlijk in het hiernamaals op kan klimmen en onmetelijk gelukkig kan worden. Nu wordt er ook wel aandacht geschonken aan de vrije wil van iedere ziel in het geestelijke rijk en verlangt nu de ziel terug naar de aarde te gaan, dan wordt haar het verlangen vervuld. Maar ze neemt een groot risico op zich, dat ze ook kan terugzinken in de diepte, omdat de vrije wil in het aardse leven weer bepalend is. Maar een ziel, die slechts een klein schijnsel licht kan laten zien, ziet de mogelijkheden om rijp te worden in het hiernamaals in en ze verzet zich ertegen, nog eens een vleselijk lichaam te dragen. En een ziel geheel zonder licht wordt de terugkeer naar de aarde nooit toegestaan, want ze moet eerst getuigen van een verandering van opvatting en dan is ze zelf ook niet meer bereid, de gang over de aarde opnieuw te gaan.

Doch in de eindtijd zijn gevallen van herbelichaming toegestaan, maar die hun bijzondere beweegreden hebben: een keer met het doel van een missie, waarbij zich lichtwezens naar de aarde begeven, vanwege de grote geestelijke nood, maar wier belichaming niet in de mens het geloof mag laten opkomen, dat zo’n ziel terugkeert naar de aarde, met het doel van een grotere rijpheid. Maar er zijn ook zielen, die – zodra hun een glimpje inzicht verlicht – hun grote schuld inzien, die ze in het leven op aarde op zich hebben geladen. Op zichzelf staande gevallen, die grote boetedoening eisen, die weliswaar ook in het hiernamaals zou kunnen worden afgelost, maar die zulke zielen aanzet het grote verzoek te doen, op aarde deze schuld te mogen aflossen en die ook bereid zijn, tegelijkertijd een dienende missie te vervullen. Maar nooit mogen zulke gevallen veralgemeend worden, omdat dit een grote misleiding is, die een noodlottige uitwerking op de mensen kan hebben. En deze zielen zullen ook ongewone lotgevallen met veel lijden op zich moeten nemen, die vaak de medemensen aan mijn liefde zouden kunnen laten twijfelen, maar die juist vanuit de grote schuld van die zielen zijn te verklaren, die de eigenlijke beweegreden van hun leven op aarde is. Het diepe levende geloof in Jezus Christus en Zijn werk van verlossing is er de garantie voor, dat elke schuld door Zijn bloed is uitgewist. Maar die zielen werden in hun leven op aarde niet verlost door Jezus Christus en namen daarom de grote schuld mee over in het geestelijke rijk. Doch om zo’n hernieuwde gang over de aarde te mogen gaan, moet de ziel al tot een bepaalde graad van licht zijn gekomen. Ze moet de weg naar Jezus Christus in het hiernamaals hebben gevonden, ze moet vergeving van deze schuld hebben afgesmeekt en dan in geheel vrije wil besloten hebben het werk van verzoening te verrichten en dit van Mij hebben afgebeden, daar haar anders een terugkeer naar de aarde wordt geweigerd.

Steeds zeg Ik, dat de leer van een herbelichaming een dwaalleer is, wanneer ze wordt aangewend voor alle mensen, die onvolmaakt van deze aarde zijn heengegaan. En steeds heb Ik van bijzondere beweegredenen gesproken, die zo’n hernieuwde belichaming rechtvaardigen. De genade van mijn liefde niet te hebben aangenomen of er geen gebruik van te hebben gemaakt, is een hernieuwd zondigen tegen mijn liefde en deze zonde zult u niet naar believen met een hernieuwde terugkeer naar de aarde kunnen afdoen. U hebt de mogelijkheid om u door Jezus’ bloed schoon te wassen van alle schuld, zolang u op aarde vertoeft. En mijn liefde voor u doet waarlijk alles om u te helpen volmaakt te worden. En deze liefde zult u niet mogen afwijzen, daar u anders in het hiernamaals een smartelijk lot wacht, zoals mijn rechtvaardigheid het verlangt, zelfs wanneer mijn liefde overgroot is en u ook dan nog helpen zal, dat u eens het licht bereikt. Want ook mijn liefde kan alleen in het kader van de goddelijke ordening werkzaam zijn.

Amen