Inhoud
BD.7803 De geestelijke hoogmoed en het gevaar ervan
BD.7809 Arbeid in de wijngaard in onbaatzuchtigheid
BD.7810 Geestelijk dieptepunt
BD.7811 Heb elkander lief!
BD.7813 Het licht van het inzicht door het aanspreken van God
BD.7816 Het juiste Gods begrip
BD.7819 Wereldse vreugden?
BD.7821 God stelt vergrote genaden tegenover het werkzaam zijn van de tegenstander
BD.7822 Voorwaarde voor de “uitstorting van de geest”
BD.7825 Opheldering over Jezus en Zijn missie
BD.7826 God is Liefde, Hij wil gelukkig maken
BD.7828 God is een Geest die zich heeft geopenbaard in Jezus Christus
BD.7829 Het “werkzaam zijn van de geest” en de activiteiten van de geestenwereld
BD.7830 Voorspelling door Gods woord wordt herhaald
BD.7831 Over de belichaming der lichtwezens
BD.7834 Een blind geloof is waardeloos
BD.7837 De vrije wil
BD.7839 Het wijzen van de zielen in het hiernamaals op Jezus Christus
BD.7847 Alleen de liefde brengt de terugkeer tot stand
BD.7849 Wat is de schepping? – Omgevormde kracht
BD.7850 De ware kerk van Christus – Petrus de rots
BD.7853 Slagen van het noodlot – Geestelijke dood
BD.7857 Naastenliefde – Navolging van Jezus – Waarheid
BD.7858 God beantwoordt iedere vraag door het hart (1)
BD.7859 God beantwoordt iedere vraag door het hart (2)
BD.7861 De vrije wil moet het verlossingswerk aannemen
BD.7863 Oerlicht van eeuwigheid – Jezus Christus
BD.7870 De overgave aan God – Het onderkennen van Jezus Christus
BD.7871 Doel van het aards bestaan
BD.7872 De strijd van de “mens” Jezus
BD.7874 De ware navolging van Jezus
BD.7875 Hernieuwde kluistering – Motivering van de ongewone openbaringen
BD.7878 De genade het woord te ontvangen legt verplichtingen op
BD.7881 Kennisneming van het heilsplan van God
BD.7884 De letter doodt – Dode verkondigers van het woord
BD.7886 Het doordringen in het heelal is niet volgens Gods wil
BD.7888 De ware lichtdragers – Verblindende schijnlichten
BD.7889 Het zuiver houden van de waarheid
BD.7892 Onderwerping van de wil onder Gods wil
BD.7893 Volmaaktheid betekent aanpassing aan de goddelijke wil
BD.7897 De belevenis van Pinksteren
BD.7898 De Vader spreekt tot Zijn kinderen
– * –
BD.7803
21 januari 1961
De geestelijke hoogmoed en het gevaar ervan
De geestelijke hoogmoed is het grootste kwaad, want deze te overwinnen vereist de grootste kracht. En daar de mens die geestelijk hoogmoedig is nog geheel en al aan de tegenstander toebehoort, zal hij God nooit vragen om toezending van kracht en hij zal gekluisterd blijven tot zijn hart is veranderd tot deemoed, wat meestal meer dan één gang over de aarde vergt, dus een hernieuwde kluistering in de materie nodig heeft. De geestelijke hoogmoed is zodoende de erfelijke kwaal van hem die uit hoogmoed in de diepte is gevallen. Deze zal zijn hoogmoed ook in eeuwigheden niet opgeven en daarom zal hij pas dan de weg naar de Vader inslaan, wanneer hij zich zo klein en nederig en krachteloos voelt, dat hij nu smeekt om kracht, die hem dan ook geschonken wordt. En zo ook is zijn aanhang die in geestelijke hoogmoed volhardt, die zich niet buigen wil onder de wil van God, die daarom ook geen “God” boven zich wil erkennen, die als mens van de waarde van zijn “ik” zo helemaal overtuigd is, dat hij geen geestelijke onderrichtingen aanneemt, dat hij meent geen hulp nodig te hebben die hem van de kant van een hogere Macht kan worden verleend.
Volledig ongeloof en geestelijke hoogmoed zullen steeds samengaan en omdat de mens geen God wil erkennen, zal hem ook nooit de kracht kunnen toevloeien zich te bevrijden van die erfelijke kwaal en de medemens kan hem niet beïnvloeden, omdat hij denkt verheven te zijn boven alles wat “geloven” vooropstelt, wat in geestelijk gebied oprijst. Deze mensen aan te spreken en hun het woord Gods over te brengen, heeft zelden succes, omdat ze voortdurend onder de invloed van de tegenstander van God staan, die ook zijn aanhang van God gescheiden wil houden, opdat hij zelf niet zwakker zal worden in zijn macht en kracht, die hij in zijn aanhang meent te bezitten.
Er moet grote aardse en lichamelijke nood over een mens komen die geestelijk hoogmoedig is, zodat hij bij zichzelf het gevoel van zwakheid bemerkt, waardoor zijn gedachten zouden kunnen veranderen, hij moet inzien dat hij niets is en niets veranderen kan krachtens zijn menselijke natuur en dit gevoel van gebrekkigheid moet hem tot nadenken aanzetten, dan geeft hij langzaam zijn arrogantie op – om welke reden het een genade van buitengewone betekenis is, wanneer de mens in zulke levensomstandigheden wordt geplaatst waarin hij zich van zijn zwakheid en gebrekkigheid bewust wordt en hij daaruit de consequenties kan trekken. Maar zijn vrije wil blijft steeds gehandhaafd, waarom ook steeds de tegenstander zijn invloed zal uitoefenen en hij dan net zo goed de gedachten kan verwerpen die bij hem opkomen.
Maar er wordt om zijn ziel geworsteld ook van de kant van de lichtwereld om hem voor het lot van een hernieuwde kluistering te behoeden – en wanneer het hun maar gelukt dat de mens voor zijn dood zijn volslagen nederigheid beseft en dat hij nog voor zijn dood een Macht boven zich erkent. Dan kan hij nog in het hiernamaals verder worden geholpen en hoeft hij niet nog een keer de gang door de gehele schepping te gaan. Dan is het hem gelukt zich te bevrijden van de heerschappij van de tegenstander, ofschoon de ziel in het rijk hierna erg zal moeten worstelen om tot het licht te komen dat op aarde vaak voor haar heeft geschenen, maar niet werd aangenomen. Maar God heeft erbarmen, met iedere ziel en Hij geeft haar niet op. Maar de mens heeft ’n vrije wil en deze alleen bepaalt het lot van de ziel wanneer ze het aardse lichaam verlaat.
Amen
BD.7809
27 januari 1961
Arbeid in de wijngaard in onbaatzuchtigheid
En u is de taak ten deel gevallen mijn woord te verbreiden dat u van boven door Mij zelf wordt toegestuurd. En Ik wil waarlijk de wegen voor u effenen. Ik wil u helpen opdat mijn woord daar terecht komt waar honger en dorst ernaar aanwezig is. Want Ik ken de harten van diegenen die zich niet afsluiten voor mijn woord wanneer het hun wordt aangeboden. En verricht zo maar steeds de arbeid waartoe u in staat bent en weet, dat Ik zelf voor al het verdere zorg wat ertoe dient mijn woord te verbreiden. Want één ding is zeker, dat Ik mijn woord niet nutteloos naar de aarde stuur, al zou het u vaak kunnen voorkomen alsof het geestelijk goed geen juist doel vervult.
U moet alleen in geduld en volharding meewerken en de arbeid verrichten die van mensenzijde moet worden verricht, omdat Ik niet bij alle mensen rechtstreeks kan werken en daarom u gebruik, dat u Mij dient als tussenpersoon, want niet alle mensen zouden mijn rechtstreeks werkzaam zijn bij hen toelaten en toch moeten ook zij in het bezit van mijn woord komen om hun ziel rijp te laten worden. En er zullen zich steeds weer gelegenheden voordoen waarbij van mijn ongewoon werkzaam zijn bij u melding kan worden gemaakt. Er zullen geopende harten te vinden zijn die inzien dat het een ongewone gave van genade is, die met een dankbaar hart zich bereid verklaren mee te helpen in mijn wijngaard en wier gedienstigheid Ik graag aanneem. Want een geestelijk succes wordt alleen door de liefde tot stand gebracht. Geloof daarom niet zoiets te kunnen constateren, waar deze liefde niet aanwezig is. Geloof niet, dat Ik mijn zegen geef aan een voornemen dat duidelijk de wereldgeest verraadt.
Mijn woord moet de harten aanspreken en Ik vind waarlijk andere wegen dan de weg die díe mensen willen gaan, die nog midden in de wereld staan. Want dezen hebben niets met mijn woord van doen, hun gedachten zijn nog werelds gericht en daarom zullen ze ook niet bijdragen aan de verbreiding van mijn woord, waarvan de uitwerking een zich bevrijden van de wereld moet zijn. Waar mijn woord veld moet winnen in de mensenharten, daar moet de wereld ook al overwonnen zijn en evenzo moeten mijn medewerkers op aarde de wereld hebben overwonnen om tot zegen voor de medemensen werkzaam te kunnen zijn. Dus zullen er geen werelds ingestelde mensen als knecht in mijn wijngaard worden aangenomen, want nooit zullen dezen in mijn wil werkzaam zijn, veeleer eigen belangen najagen, omdat de heer van de wereld die zij nog toebehoren, hen daartoe aanzet. Maar Ik heb middelen en wegen genoeg om ook zonder zulke “hulpkrachten” mijn doel te bereiken. De liefde moet er altijd deel aan hebben, wanneer resultaten moeten worden behaald en de liefde herkent ook mijn woord als een geschenk van genade van buitengewone waarde en spant zich er daarom ook voor in.
En zo zult u ook uw juiste medewerkers herkennen die u in liefde hun hulp aanbieden. En u zult niet aarzelen hun hulp aan te nemen en u zult ook weten dat pas dan mijn zegen op uw arbeid rust, wanneer u allen dit in liefde verricht en u er geen wereldse successen van verwacht. Want zoals Ik het u geef, zo zult u het ook moeten doorgeven. Zoals mijn liefde bij u werkzaam wordt, zo moet ook uw liefde tegenover de medemensen werkzaam worden. En dat gebeurt in de onzelfzuchtige verbreiding van mijn woord dat van boven tot u komt en dat als meest waardevolle gave van genade in de eindtijd de mensen hulp moet bieden en kracht bemiddelen in hun geestelijke nood, opdat ze volhouden tot aan het einde.
Amen
BD.7810
28 januari 1961
Geestelijk dieptepunt
Er is een grote geestelijke achteruitgang onder de mensen te constateren. En die zal steeds duidelijker tot uitdrukking komen, hoe meer het richting het einde gaat. Want steeds denken de mensen minder aan hun God en Schepper. Het begrip en de betekenis van het geloof wordt voor hen steeds onwerkelijker. Ze denken steeds minder na welke zin en welk doel hun leven op aarde heeft en ze zijn daarom steeds minder bereid een geestelijk rijk te erkennen. Want ze leven alleen nog voor dit aardse rijk en zijn tevreden met wat de wereld hun biedt. Ze gaan dus geheel zinloos over de aarde. Ze gebruiken de laatste korte tijd van hun bestaan op deze aarde niet voor hun geestelijke ontwikkeling en maken zo ook de hele gang van hun eerdere ontwikkeling nutteloos.
Want wanneer het einde van deze aarde is gekomen, vallen ze terug naar de diepste diepte, omdat het hun ook in het rijk hierna nauwelijks zou lukken vooruit te gaan, omdat ze helemaal zonder licht zijn en ook zullen blijven. En daar het merendeel van de mensen deze geestelijke gesteldheid heeft, is er ook geen verandering te verwachten op deze aarde en moet er van God uit een ommekeer tot stand worden gebracht, opdat de positieve ontwikkeling kan worden voortgezet van het geestelijke dat nog in de scheppingswerken van de aarde is gekluisterd, dat nog niet het stadium als mens heeft bereikt. Want ook de verdergaande ontwikkeling van dit geestelijke is in gevaar, wanneer de mensheid volledig materialistisch geworden (ontgeestelijkt) is en in haar onwetendheid ook dat geestelijke vaak de mogelijkheid ontneemt zich positief te ontwikkelen.
Deze toestand onder de mensheid geeft dus aanleiding tot een totale omwenteling, geestelijk en aards, voor welke u mensen staat. Zou u volgens de wettelijke ordening leven, dan zou de geestelijke positieve ontwikkeling van al het wezenlijke gewaarborgd zijn dat ten dele gekluisterd, ten dele in vrijheid over de aarde gaat. Maar dan zou er op aarde ook niet zo een geestelijk laag peil te constateren zijn, dat de mensen zonder enig geloof voortgaan en niets doen voor hun ziel, die rijp moet worden in het stadium als mens, om vrij binnen te kunnen gaan in het geestelijke rijk, in het licht en in kracht. De mensen hebben zich aan de tegenstander van God verkocht. Ze zijn aan hem gebonden en vervullen alleen diens wil. En dat betekent dat ze geheel zonder liefde voortleven, dat ze zich in duisternis van geest bevinden en hun aards bestaan niet benutten om hun ziel te vergeestelijken.
En daarom moet er aan deze toestand een einde worden gemaakt. De ordening moet worden hersteld, opdat de aarde een schoolgebouw zal worden voor het geestelijke dat zich als mens belichaamd in het laatste stadium van zijn ontwikkeling bevindt. En er moet aan het werkzaam zijn van de tegenstander van God een einde worden gemaakt. Daarom staat u mensen dus ook het einde van deze aarde te wachten en steeds weer zult u er op gewezen worden, opdat u toch nog verandert en u zich bewust wordt van de eigenlijke zin van uw aards bestaan.
Zonder God gaat u verloren en u zult weer eeuwigheden moeten smachten in dit van God verwijderd zijn, dat alleen een diepst ongelukkig zijn betekent voor het geestelijke dat eens uit God is voortgekomen. U zult God nog moeten zoeken zolang u op aarde de mogelijkheid hebt en Hij zal zich zeker door u laten vinden. En u hoeft alleen maar eens ernstig over uzelf na te denken, u hoeft alleen maar de wil te hebben dat uw aards bestaan niet tevergeefs geweest zou zijn, en er zullen zeker gedachten in u bovenkomen en u wat licht schenken.
Maar tegen uw wil in zult u niet gelukzalig kunnen worden. Tegen uw wil kan u geen licht worden gegeven. En is uw hart verhard, dan kan de hernieuwde kluistering u niet bespaard blijven, die het lot is van al diegenen die niet geloven in een God en Schepper, aan wie ze hun leven op aarde te danken hebben en aan wie alle macht toebehoort in de hemel en op de aarde. Dan zullen ze met zekerheid het verderf tegemoet gaan. Want spoedig is de tijd ten einde. Spoedig zal de aarde nieuw worden gevormd, opdat ze weer haar doel vervult: het geestelijke helpen rijp te worden, zoals het haar bestemming is.
Amen
BD.7811
30 januari 1961
Heb elkander lief!
Eén wet geldt voor u allen, dat u elkander liefhebt en daardoor ook uw saamhorigheid met Mij bewijst. En al komen gedachten in u op dat u met de medemens die u moet liefhebben geen innerlijke band hebt, dan moet u toch aan zijn ziel denken die zich nog in de kluistering van het lichaam bevindt en u moet er aan denken dat ook deze ziel mijn eigendom is, zelfs als haar wil nog tegen Mij gekeerd is.
Want u bent allen mijn kinderen en u moet daarom de medemens als uw broeder of zuster beschouwen en samen naar de Vader streven. De liefde moet u samenbinden, dan getuigt u dat u allen kinderen van één Vader bent. En deze liefde moet u afhouden van iedere verdachtmaking of veroordeling van uw naaste. De liefde moet u al zijn gebreken en zwakheden laten verdragen, u moet er slechts steeds aan denken dat zijn ziel nog een lage graad van rijpheid kan hebben en dat hij daarom zo handelt zoals hij doet, ook als het u mishaagt.
U mag geen scherp oordeel vellen, want dan geeft u Mij aanleiding u op gelijke wijze te veroordelen, want niemand onder u is zonder gebreken, u hebt allen nog niet die graad van voltooiing van uw ziel bereikt die zwakheden en gebreken uitsluit. En toch verdraag Ik u in overgrote liefde en geduld en spreek geen hard oordeel over u uit.
En daarom heb Ik u dat gebod gegeven: Heb uw naaste lief als uzelf. Als u dit gebod van de naastenliefde vervult, dan spreidt u ook een sluier van barmhartigheid over diens fouten en zwakheden, u probeert hem alleen maar hulp te bieden en u zult zeker wederliefde in hem opwekken – als u hem uw liefde laat voelen.
Ik spreek met deze woorden u allen aan die geneigd bent de fouten van uw naaste aan het licht te brengen, want u bewijst daardoor uw eigen liefdeloosheid en u hebt derhalve geen recht te oordelen over uw naaste. U bezondigt u daardoor zelf, want u gaat voorbij aan het gebod van de liefde. Wilt u dus mijn kinderen zijn, dan moet u ook uw best doen de wil van uw Vader te vervullen, en die wil zal altijd zijn, dat u elkander bemint. Anders behoort u tot mijn tegenstander, die zonder enige liefde is en u steeds probeert te beïnvloeden om tegen de wet van de liefde te handelen. En hebt u uw broeder lief als u zich aan hem ergert – als u zijn fouten en zwakheden naar voren brengt, als u een hard oordeel over hem uitspreekt?
U moet hem leren verdragen wat zijn zwakheden betreft en hem helpen, dan handelt u volgens mijn wil en uw handelwijze zal u ook zegen opleveren. U zult zijn vriendschap winnen en ook zijn wezen zal vervuld zijn met liefde tegenover u, want liefde wekt wederliefde op en dan levert u ook het bewijs dat u kinderen van één Vader bent, wiens Wezen pure liefde is. En dan zal ook mijn liefde u steeds inniger omvatten, en uw harten zullen steeds gewilliger worden lief te hebben, zodat ze hun liefde doorgeven aan de naaste en u nu waarlijk mijn ware kinderen bent – zoals het mijn wil is.
Amen
BD.7813
1 februari 1961
Het licht van het inzicht door het aanspreken van God
Begrijp het, dat u in het licht wandelt als Ikzelf u onderricht. Dan bent u op de weg die terug voert naar Mij, als u Mij zelf gelegenheid geeft u aan te spreken – hetzij rechtstreeks of ook wel door mijn boden, die u mijn woord brengen. Dan wijkt de duisternis van u. Er wordt u een weten ontsloten, u komt weer tot het kennen van uzelf en u bent weer op de hoogte van uw oorsprong, uw afval en uw doel, u bent niet meer geestelijk blind – zoals u het werd door uw afval van Mij.
U had uzelf van Mij als het eeuwige Licht losgemaakt en moest daarom ook zonder licht zijn. Eerst was van u ieder bewustzijn weggenomen en in de diepste nacht hebt u uw bestaan doorgebracht, gebonden in de scheppingen van de aarde door mijn wil, maar alleen, opdat u aan de invloed van mijn tegenstander onttrokken zou zijn.
Maar licht bezat u niet. En ook in het stadium als mens bent u nog zolang duister van geest, tot u zelf Mij de mogelijkheid geeft, weer licht in u te laten binnenstralen. Dat geschiedt, wanneer u zelf Mij tot u laat spreken. Dan verandert de lichtloze staat langzaam in een toestand van helder inzicht. En dan kunt u gelukkig zijn, want dit is een teken dat u zich op de weg terug tot in uw vaderhuis bevindt, dat uw doel niet ver meer is en dat u het ook zeker bereikt.
De mens op aarde merkt zijn lichtloze staat niet omdat hij genoegen neemt met allerlei schijnlichten, die echter geen lichtsterkte hebben en het innerlijke van de mens niet verlichten. Maar de tijd op aarde is hem gegeven opdat hij de donkerte verdrijft, opdat hij naar het licht streeft, de duisternis van geest overwint, opdat hij tot inzicht komt. En Ik ben te allen tijde bereid een licht in u te ontsteken, vooropgesteld dat u tot het licht van het inzicht komen wilt. En zo’n licht is mijn direct aanspreken dat in u weerklinkt, als u het maar verlangt dat u verlicht wordt.
Dan echter begint u ook te leven, een geestelijk leven te leiden, dat eeuwig niet meer ophouden zal, dat u gelukkig maakt en u weer tot het wezen maakt dat u was in het allereerste begin. Want zodra u ’n licht bezit gaat u ook de juiste weg, en deze leidt omhoog – terug in uw vaderhuis. De lichtloze staat is voor een geestelijk wezen het ergste, omdat het zichzelf niet meer herkent en omdat het ook Mij als zijn Vader niet herkent en daarom niet naar Mij streeft – maar eeuwigheden in een lichtloze toestand blijven kan.
Ik echter probeer steeds weer een lichtstraal in het hart van de mens te zenden, die ontbrandt en het hart van binnen verlicht, dat wil zeggen: Ik leid steeds weer de gedachten van de mens zodat hij zijn God zoekt en licht begeert, dat hij Mij zou willen kennen en zijn eigen verhouding tot Mij. Dan ontsteek Ik voor hem ook een licht en ontsluit hem een juist weten, dat hem gelukkig zal maken en hem een verlangen geeft om nog meer te weten.
En is eens de duisternis van geest doorbroken, dan treedt hij uit de nacht naar buiten in de heldere ochtend en de zon van de geest zal voor hem schijnen en zijn weg verlichten. Hij zal Mij onherroepelijk vinden en Mij weer willen toebehoren. Hij zal onherroepelijk zich weer met Mij verbinden en in de vereniging met Mij in licht en kracht en vrijheid zalig zijn zoals eens.
Amen
BD.7816
4 februari 1962
Het juiste Gods begrip
En dit zal u duidelijk worden door mijn geest, dat er maar één God is en dat Ik, uw God, zichtbaar ben geworden in Jezus Christus daar Ik Geest ben.
Ik kon voor de door Mij geschapen wezens niet als een begrensd wezen zichtbaar zijn, maar in Jezus Christus ben Ik voor al mijn schepselen een zichtbare God geworden. U kunt derhalve niet spreken van Jezus Christus en de Vader, want Ik ben één met Hem. Wanneer u dus spreekt over Jezus Christus – dan spreekt u over Mij, uw God en Schepper, uw Vader van eeuwigheid.
Reeds het kindeke Jezus droeg mijn geest in zich en reeds na Zijn geboorte werkte Ik in Hem op ongewone wijze, om het de mensen in Zijn omgeving duidelijk aan te tonen dat mijn geest zich in dit kind bevond. De mens Jezus heeft Zijn leven aan het kruis met Zijn laatste adem uitgeblazen het lichaam van Jezus was echter vergeestelijkt en Hij stond op uit de dood, want al Zijn substanties hadden zich met Mij verenigd. Mijn geest had lichaam en ziel doordrongen, Hij had dus geen typisch menselijke eigenschappen meer.
Wat is opgestaan uit de dood op de derde dag, dat was Ikzelf – de Vadergeest van eeuwigheid – de God, die de wezens verlangden te aanschouwen en die nu in de gedaante van Jezus Christus zichtbaar werd. Jezus Christus is nu uw God want Ik ben Geest, en alleen in de vorm van Jezus Christus voor al mijn schepselen zichtbaar geworden. U kunt u dus van Mij geen andere voorstelling maken dan die van de goddelijke Verlosser Jezus Christus.
Als u Mij wilt aanroepen, wanneer u zich met Mij in verbinding wil stellen, moet u Jezus Christus aanroepen. U moet met Hem samenspraak houden, u moet Hemzelf als uw Vader van eeuwigheid erkennen en u zult dan ook een juist Gods begrip hebben – dat echter nooit juist kan zijn als u afzonderlijk bidt tot Mij als “God” en tot Jezus als “Gods Zoon”.
Een door Mij geschapen, hoogst volmaakt Wezen – bij Mij gebleven toen de grote afval van de geesten plaats vond, een ziel die mijn “Zoon” was – had zijn intrek genomen in de mens Jezus. En deze “Zoon Gods” maakte het Mij mogelijk Mij in een menselijk omhulsel te belichamen, zodat vervolgens de volledige vereniging van de Vadergeest van eeuwigheid met Jezus Christus kon plaatsvinden – zodat er echter daarna geen twee aparte wezens waren, maar alleen een God. Want de goddelijke geest, mijn Oerwezen, doorstraalde volledig het menselijke omhulsel en vergeestelijkte het eveneens.
Alles was derhalve goddelijke geest, het was de geest, die de gehele oneindigheid doorstraalt en zich alleen in een voor mensen zichtbare vorm openbaarde, zodat zij zich een beeld kunnen vormen om zich nu met dat Wezen te verbinden. Want de oorzaak van de afval der geesten bestond in een vrijwillig afscheiden van Mij omdat zij niet bij machte waren Mij te aanschouwen. En zo heb Ik voor hen weer de mogelijkheid geschapen zich weer vrijwillig met Mij te verbinden, doordat Ik Mij voor hen zichtbaar maakte in Jezus Christus. Dus nooit mag u “Jezus Christus” en “Mijzelf” scheiden, want Hij en Ik zijn hetzelfde en wie Hem aanroept, die roept ook mijzelf aan, wie Hem ziet die ziet mijzelf; Ik die ben en was van eeuwigheid en ook zal zijn tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.7819
7 februari 1961
Wereldse vreugden?
Een geringe mate van eigenliefde is u door Mij toegestaan en daarom zult u ook de vreugden van het leven mogen genieten, voor zover ze het heil van uw ziel niet benadelen. En dit in te zien vereist alleen de Mij toegekeerde wil, het vereist alleen het vaste voornemen te leven volgens mijn wil en uw geestelijk doel te bereiken dat u voor uw leven op aarde is gesteld.
Wordt u door de wil beheerst dat u weer naar Mij terug zou willen keren, dat u niet in strijd zou willen handelen met mijn wil, dan bevindt u zich ook op de weg die weer naar Mij terug leidt. Dan hebt u al in zekere mate uw wilsproef afgelegd. U hebt u innerlijk uitgesproken voor Mij en u zult dan ook uw doel bereiken, omdat Ik u op elke manier ondersteun.
En dan zullen de kleine vreugden die u zich soms aards bereidt, u ook geen schade berokkenen. Want dan weet u precies maat te houden, omdat u de stem van het geweten gehoorzaamt, die u voor elke overdrijving waarschuwt. U zult met een gerust hart blij kunnen zijn met hen die vrolijk zijn. U zult u kunnen verheugen in uw bestaan, wanneer u maar steeds aan uw naaste denkt, dat bij niet droevig is terwijl u vrolijk bent, want dan is hij in nood en dan zult u hem moeten helpen.
Daarom heb Ik u het gebod gegeven uw naaste te beminnen zoals uzelf. En neemt u dit gebod in acht, dan hebt u ook het recht uzelf kleine vreugden te bereiden. En ieder zal ook weten, welke vreugden toelaatbaar zijn wanneer zijn streven al geestelijk is gericht, wanneer hij Mij niet uit zijn gedachten bant, wanneer hij het heil van zijn ziel boven alles stelt. Want dan kan hij zich alleen verblijden over zaken die geen gevaar vormen voor zijn ziel. Dan zal hij fijntjes aanvoelen of en wanneer hij in strijd handelt met mijn wil, omdat hij niet wil dat hij zich bezondigt, zoals hij anderzijds vanuit zichzelf een afkeer zal hebben van wereldse vreugden die zijn ziel schade toebrengen.
Bemin uw naaste als uzelf. In dit gebod ligt dus ook een zekere bevoegdheid tot een zekere mate van eigenliefde besloten. En steeds zult u er op moeten letten dat u deze maat niet overschrijdt. Want het legt u ook verplichtingen op tegenover uw naaste, die u dan dezelfde mate aan liefde ten deel moet laten vallen. Zou u dus niet de geringste eigenliefde meer hebben, dan zou ook de verplichting tegenover uw naaste slechts gering zijn. Doch gezegend hij die de eigenliefde ten gunste van de naaste vermindert. Want hij vervult waarlijk mijn gebod tot mijn vreugde.
Maar de kleine vreugden die u zich zo nu en dan bereidt, mogen nooit voor de naaste een beknotting van uw liefde zijn. En u zult ook te allen tijde bereid moeten zijn ze op te geven, wanneer u daardoor de naaste hulp zult kunnen bieden. En u zult ook steeds inzien wat juist en wat onjuist is, zolang u vanuit een zuiver hart de band met Mij zult willen bewaren. U zult niet tegen mijn wil in handelen en u zult ook tegen verzoekingen van allerlei aard beschermd zijn, zolang u tracht alleen mijn wil te vervullen. Want u verweert u dan innerlijk tegen al dergelijke verzoekingen en ontvangt ook van Mij de kracht om weerstand te bieden. Want Ik handel als een echte Vader tegenover u die mijn kinderen zult willen zijn en blijven. En een vader beschermt zijn kind tegen elk gevaar.
Amen
BD.7821
9 februari 1961
God stelt vergrote genaden tegenover het werkzaam zijn van de tegenstander
De macht van de tegenstander is groot in de eindtijd, maar alleen omdat u mensen zelf hem deze macht verleent. Zijn aanhang – dus al het geestelijke dat nog niet verlost als mens over de aarde gaat – bekrachtigt deze macht zelf, zodra het in zijn wil werkzaam is, zodra het zich laat beïnvloeden door hem die alleen in de tijd als mens op diens ziel zijn invloed kan uitoefenen. Zodra de mens hem echter weerstand biedt, bezit hij ook geen macht over deze. Want geestelijke dwang is voor hem onmogelijk, daar het om de vrije beslissing van de wil van de mens gaat. U zult dus nooit kunnen zeggen door de tegenstander van God overweldigd te zijn tegen uw wil. Maar laat u zich door hem beïnvloeden en misbruiken om slecht werkzaam te zijn, dan is dit uw vrije wil. U versterkt hem dus in zijn macht.
En dat openbaart zich steeds meer, hoe dichterbij het einde is. U verweert zich niet tegen zijn invloed. U bent steeds bereid aan zijn aandringen toe te geven en u versterkt daarom zijn macht die hij nu op de meest schandelijke wijze gebruikt, doordat hij steeds meer de mensen van het geloof in God probeert af te brengen, doordat hij de mensen aanzet tot de meest schandelijke daden. En de mens verweert zich niet – en zou het toch kunnen doen wanneer hij maar Jezus Christus zou willen aanroepen om hulp tegen hem. Een dergelijke roep zal nooit tevergeefs zijn. De mens zal kracht ontvangen om weerstand te bieden. Hij zal het kwade onderkennen dat hem omlaag wil trekken. Hij zal weerstand bieden en hij zal zich steeds meer op God richten als hij eenmaal deze poging heeft gedaan om vrij te worden van de tegenstander.
Maar slechts weinig mensen zoeken hulp bij Jezus Christus. Slechts weinigen herkennen het spel van de tegenstander en proberen het te verhinderen. Hij heeft het overwicht. De mensen zijn meestal zijn prooi geworden en daarom wordt de afval van God, de afval van het geloof in Jezus Christus als de goddelijke Verlosser, steeds groter en duidelijker. Want het is het eigenlijke doel van de tegenstander, de mensen elk geloof te ontnemen. En zijn vergroot werkzaam zijn in de eindtijd is de reden dat ook God vergrote genaden over de mensen uitstort, om diegenen te hulp te komen, die zich niet aan de tegenstander willen overgeven, doch erg in het nauw worden gebracht. Dezen worden genaden en nog eens genaden toegestuurd. Er wordt hun kracht toegezonden om weerstand te bieden en God zelf staat hen terzijde, zodat ze niet hoeven te bezwijken. Daarom spreekt God de mensen ook aan. Hij laat hun opnieuw Zijn woord toekomen. Hij spreekt door de mond van een dienaar tot hen en Hij geeft hun buitengewone kracht door het toesturen van Zijn woord. En zo kan ieder mens die het maar serieus wil, zich vrij maken van de macht van de tegenstander. Want de wil van de mens is doorslaggevend. De wil alleen beknot de macht van de tegenstander of versterkt ze, en de wil van de mens is vrij.
Maar de mens moet ook de kracht vragen om weerstand te bieden, om daardoor uitdrukking te geven aan zijn wil die op God gericht is. Hij moet de verbinding zoeken met Jezus Christus en in deze relatie blijven, omdat hij dan ook is verbonden met God zelf, die zich in Jezus Christus heeft belichaamd. Want God en Jezus Christus is Eén. En zodra u mensen daar maar in gelooft, zult u ook voortdurend om kracht vragen en nooit uitgeleverd zijn aan de verderfelijke wil van de tegenstander. Want Jezus Christus die u nu erkent, heeft hem overwonnen. En voor Zijn macht moet hij wijken. En hij zal ook van u moeten afzien zodra u zich aan Jezus Christus vasthoudt, want staat u aan diens kant, dan heeft de tegenstander u ook onherroepelijk verloren aan Hem. Dan strijdt God zelf aan uw zijde en u zult overwinnaar zijn en hem niet meer hoeven te vrezen. Hij zal u opgeven, omdat hij vlucht voor God en Zijn licht.
Amen
BD.7822
10 februari 1961
Voorwaarde voor de “uitstorting van de geest”
De uitstorting van de geest vergt bepaalde voorwaarden die vervuld moeten worden, want mijn geest kan zich alleen uitstorten in een geopend vat, dat zo is toebereid, dat mijn geest er in kan stromen. En deze toebereiding vraagt weer een zielenarbeid die de mens aan zichzelf voltrokken moet hebben, of ook: de mens moet mijzelf een woonplaats hebben bereid, omdat mijn tegenwoordigheid onvoorwaardelijk nodig is om Mij te kunnen uiten door mijn geest.
De geestvonk sluimert weliswaar in ieder mens, maar hij moet tot leven gewekt worden. De verbinding met de Vadergeest van eeuwigheid moet tot stand gebracht worden, opdat hij zich dan ook uiten kan. En die verbinding wordt tot stand gebracht, de geestvonk wordt tot leven gewekt, als de mens in de liefde leeft, als hij door werken van liefde Mij tot zich trekt, de Liefde zelf.
De mens moet door de liefde zijn ziel reinigen van alle omhulsels die voor het licht ondoordringbaar zijn, dan brengt hij zich zelf in gereedheid. Hij maakt zichzelf tot een opnamevat van de goddelijke geest. Hij vervult de voorwaarden die een uitstorting van de geest tot gevolg hebben. En hij moet geloven dat mijn geest zich over hem uitstort, dat de Vader zich tegenover Zijn kind uiten wil en kan. En hij zal weer alleen geloven als hij zich tot liefde gevormd heeft. Want pas als hij aan een werkzaam zijn van mijn geest in hem gelooft, zal hij ook innerlijk luisteren om te horen wat deze geest hem overbrengt. Zolang dit geloof ontbreekt zal hij nooit van een gave van de geest kunnen spreken. Hij zal eenvoudig niet de in hem sluimerende krachten wekken en dus zullen ze zich ook niet kunnen uiten, hoewel ze in hem zijn.
De liefde zal weliswaar spoedig zijn denken verlichten, om welke reden een liefdevol mens ook spoedig tot geloof kan komen als zijn streven geestelijk gericht is, als hij zijn best doet volgens mijn wil te leven, doch mijn geest dringt zich niet op. Nooit zal een mens de stem van mijn geest vernemen, die niet bewust de verbinding met Mij tot stand brengt om Mij te horen. Want het innerlijk luisteren is nodig, wil hij Mij vernemen en onderrichtingen vol van wijsheid in ontvangst nemen, die alleen de geest uit Mij aan hem kan overbrengen.
En juist het geloof in het werkzaam zijn van mijn geest is bij de mensen verloren gegaan, zodat zij geheel ongelovig staan tegenover een heel natuurlijk gebeuren dat de mensen alleen mijn grote liefde zou moeten bewijzen, hoewel Ik zelf hun de belofte gaf bij de mensen te blijven en ze in alle waarheid binnen te leiden.
Zij begrijpen deze belofte niet, anders zouden zij er in geloven en aan mijn woord, dat van boven tot hen klinkt of door mijn boden aan hen wordt overgebracht, een grotere betekenis toekennen. Mijn geest heeft slechts een opnamevat nodig dat is toebereid, opdat Hij zich daarin kan uitstorten. Maar dan laat Hij ook merken er te zijn, Hij spreekt tot jullie zoals een Vader tot Zijn kinderen spreekt en Hij zal jullie altijd opheldering geven als jullie geestelijk door hem onderwezen willen worden.
Maar hij kan zich niet uiten waar liefde en geloof ontbreken, waar de mens nog niet aan zijn ziel gewerkt heeft, zodat hij zichzelf tot liefde gevormd heeft en al vrij is van alle onreinheden en afvalstoffen van zijn ziel. Want Ik kan alleen mijn intrek nemen in een rein hart dat van liefde vervuld is en mijn tegenwoordigheid verdragen kan. Waar echter deze voorwaarden aanwezig zijn, daar vertoef Ik en laat Ik ook mijn tegenwoordigheid zien. Ik giet mijn geest uit over alle vlees. Ik onderricht en troost, Ik leid de mensen binnen in de waarheid, Ik blijf bij hen tot aan het einde van de wereld.
Amen
BD.7825
14 februari 1961
Opheldering over Jezus en Zijn missie
En door het verlossingswerk van Jezus Christus is voor jullie de poort naar het eeuwige leven geopend. Jullie hadden nooit meer door deze poort kunnen binnengaan, want het rijk van het licht was ontoegankelijk voor de wezens der duisternis, en jullie verblijven zo lang in de duisternis, tot de oerzonde, die jullie in dit rijk der duisternis heeft gestort, van jullie afgenomen is.
Maar jullie zijn een deel van Mij, en Ik laat jullie eeuwig niet los. Doch eerst moeten jullie je weer omvormen tot liefde, en wanneer jullie liefde in jullie hebben, zullen jullie ook erg je best doen dichter bij Jezus te komen, die jullie Verlosser is, en tegelijk ook bij Mij, die in Hem was, die in Jezus Christus voor jullie tot de zichtbare God geworden ben.
Zolang de mensen echter niet weten, dat hun toenmalige afvalligheid van Mij de reden is voor hun menszijn op aarde, zolang zij niet weten, dat zij zich op de terugweg uit de diepte naar Mij bevinden en nu nog maar een beroep hoeven te doen op de laatste hulpverlening door Jezus Christus, om weer geheel met Mij verenigd te zijn – zolang zullen zij ook niet het leven als mens op aarde bewust gebruiken voor de verandering van hun wezen, de verandering tot liefde. En de gang over de aarde kan dan ook tevergeefs geweest zijn.
En daarom wordt de mensen ook steeds weer een weten toegestuurd over Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, want de weg naar Hem moeten zij hebben gevonden, tijdens hun leven op aarde, omdat zij anders niet het rijk van het licht en de zaligheid kunnen binnengaan – wanneer het aardse leven voor hen voorbij is.
Weliswaar laat Hij zich ook nog in het hiernamaals vinden, als de ziel gewillig is en Hem smeekt om erbarmen. Maar daarginds neemt de ziel veel moeilijker een onderrichting aan, wanneer zij Hem op aarde heeft afgewezen. Ik wil echter, dat jullie mijn rijk kunnen binnengaan na jullie lichamelijke dood, en daartoe wijs Ik jullie steeds weer de weg, die jullie moeten gaan: de weg naar het kruis.
Alleen via Golgotha bereiken jullie het eeuwige leven, alleen door Jezus en het verlossingswerk te erkennen, door oprecht om vergeving van jullie schuld te vragen, wordt voor jullie de weg geopend in het lichtrijk, in mijn rijk, waar Ik zelf als jullie Heiland en Verlosser op jullie wacht, waar jullie Mij kunnen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht.
En als jullie opheldering wordt gegeven over Jezus Christus, de Zoon van God en Verlosser van de wereld, sluit jullie harten daar dan niet voor af, maar neem aan, wat Ik zelf jullie wil doen toekomen over Hem, in wiens lichaam Ik destijds op aarde was, om voor jullie de brug te slaan vanuit het rijk der duisternis naar het rijk van licht.
Verlang met heel jullie hart ernaar, de zuivere waarheid over Hem en het verlossingswerk te horen, en voorwaar, Ik zal haar jullie doen toekomen, opdat jullie je tot Hem wenden en zo ook de terugweg inslaan naar Mij die jullie in Jezus erkennen als jullie God en Vader van eeuwigheid, wanneer jullie over Zijn missie op aarde juist onderricht worden.
Zonder Jezus Christus is er geen heil, zonder Hem is er geen verlossing, zonder Hem is er geen licht en geen zaligheid. Ik wil echter, dat jullie zalig worden, en daarom zal Ik jullie ook steeds weer op Hem wijzen, Ik zal jullie zelf de waarheid doen toekomen, Ik zal jullie het weten ontsluiten over jullie zondige toestand en jullie op de hoogte brengen van de enige weg, jullie zelf daaruit te kunnen bevrijden – opdat jullie in Hem en zijn missie gaan geloven, opdat jullie Hem liefhebben omwille van Zijn grote werk van barmhartigheid en nu ook deze liefde overdragen op Mij, die in Hem was en jullie mensen verloste van zonde en dood.
Amen
BD.7826
15 februari 1961
God is Liefde, Hij wil gelukkig maken
Geloof het, dat Ik u naar de gelukzaligheid wil leiden. Geloof het, dat een God van liefde u geschapen heeft om u Zijn eindeloze liefde te schenken, om u gelukkig te maken, om zichzelf te kunnen uitstralen in u. En geloof het, dat deze liefde nooit ophoudt, dat ze u toebehoort tot in alle eeuwigheid. Dan zult u ook weten dat alles wat u aangaat alleen ervoor dient, u naar de gelukzaligheid te voeren. Maar u zult het ook moeten weten en geloven, dat u als mens in een toestand verkeert waarin u een onbegrensde gelukzaligheid niet zou kunnen verdragen en ook mijn eindeloze liefde u niet in die mate gelukkig kan maken zoals Ik het zou willen. En u verkeert in deze toestand, omdat u zich eens in vrije wil van Mij afkeerde. U sloot zich af voor het toestromen van mijn liefde en uw wezen werd onvolmaakt. En om de volmaaktheid weer terug te krijgen, gaat u de gang als mens over deze aarde. Want mijn liefde is overgroot en ze tracht u weer in staat te stellen mijn straling op te nemen, omdat Ik u gelukkig wil maken.
Uw aards bestaan is dus niet doelloos. Integendeel, het moet u de hoogste gelukzaligheid opleveren wanneer uw ziel het lichaam verlaat en binnengaat in het geestelijke rijk. Het aardse rijk is slechts een overgang voor uw ziel naar het geestelijke rijk. Het aardse rijk is alleen het middel om uw ziel geheel rijp te laten worden, haar klaar te maken voor mijn liefdeskracht van eeuwigheid. Het aardse bestaan is voor u mensen een korte tijd van voorbereiding om weer in die staat te komen waarin u zich bevond toen Ik u had geschapen. Want u was uit mijn liefde voortgekomen. U was volmaakt en voortdurend met mijn liefde doorstraald, die u onbeschrijflijk gelukkig stemde. Dat u voor uzelf deze gelukzaligheid in vrije wil hebt verspeeld, zult u nu weer in vrije wil ongedaan moeten maken. Dat wil zeggen: u zult weer in vrije wil volmaakt moeten worden en terugkeren naar Mij. Want scheiding van Mij betekent ongelukkig zijn. Aaneensluiting met Mij betekent echter onbegrensde doorstraling van liefde en dus gelukzaligheid.
Wanneer u in het leven op aarde dit zult kunnen geloven, wanneer u het weten daarover zonder twijfel aanneemt, wanneer u naar Mij terugverlangt en Mij zelf vraagt om hulp, dan vervult u het doel van het aardse bestaan. Want dan pakt mijn liefde u vast en ze zal u eeuwig niet meer loslaten. Want dan heeft u zich in vrije wil voor Mij uitgesproken, Die u eens hebt afgewezen en daarom uw wezen veranderde. Dat u nog onvolmaakt bent is het gevolg van uw afval van Mij. Maar u bereikt weer de volmaaktheid wanneer u het zelf maar zult willen. Want mijn liefde die Ik u schenk, is de kracht om uit te kunnen voeren wat u wilt en u hoeft dus alleen maar mijn liefde aan te nemen. U hoeft zich alleen maar aan Mij over te geven, wat het geloof in Mij vraagt. Dan zal de liefde ook ontvlammen in u die nu op Mij aanstuurt en de vereniging zoekt met Mij. Geloof het toch, dat Ik een God van liefde ben en dat u uit deze God van liefde bent voortgekomen. En u zult er dan ook niet meer aan twijfelen dat Ik u graag gelukkig wil maken. U zult dan ook leren Mij zelf lief te hebben en uw weg over de aarde zal u naar het doel leiden. Want mijn liefde rust niet eerder dan tot ze u geheel kan vervullen. Mijn liefde wil gelukkig maken. Ze wil weten dat u gelukzalig bent tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.7828
17 februai 1961
God is een Geest die zich heeft geopenbaard in Jezus Christus
U mag zich uw God en Schepper niet voorstellen als een eng beperkt wezen. U mag niet proberen Hem in een bepaalde vorm onder te brengen, want steeds zou uw voorstelling verkeerd zijn, omdat iets beperkts nooit in overeenstemming is met mijn wezen, dat hoogst volmaakt, dus onbegrensd is. Want Ik ben een Geest die alles vervult en alles doorstraalt. Eeuwig zal Ik voor mijn schepselen in mijn wezen ondoorgrondelijk zijn. Want ofschoon zij in hoogste volmaaktheid uit Mij werden voortgebracht, zijn zij toch slechts liefdesvonken uit het vuur van mijn eeuwige liefde – uitgestraald en als afzonderlijke wezens buiten Mij geplaatst, die echter de Licht- en Krachtbron van eeuwigheid niet zouden kunnen waarnemen als Ik Me in de gehele volheid van licht aan hen kenbaar zou willen maken. Want ze zouden vergaan bij de aanblik van het licht dat hen dan tegenstraalde.
Maar u hoeft zich ook van Mij geen ander beeld te maken dan dat van de goddelijke Verlosser Jezus Christus. In Hem ben Ik voor u tot een “zichtbare God” geworden, in Hem heeft zich de eeuwige, oneindige Geest geopenbaard. In Hem ziet u Mij – en kunt u Mij aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. Ik gaf Mij dus zelf een vorm voor u, die Ik vanuit mijn liefde en kracht als mijn schepselen buiten Mij had geplaatst. De eeuwige Geest, die de gehele oneindigheid vult, doorstraalde deze vorm en werd zo tot een zichtbare God. Desondanks bestuur en werk Ik in de gehele oneindigheid en dus kan Ik ook niet begrensd zijn in mijn wezen. Ik kan voor u die nog beperkt bent, die de algehele voleinding nog niet bereikt hebt, alleen in de gedaante van Jezus tot een voor u voorstelbaar begrip worden. Want naar gelang uw toestand, die nog steeds ver van de voltooiing verwijderd is, moet Ik u bedenken.
Maar ook voor de in hoogste volmaaktheid staande geesten ben en blijf Ik ondoorgrondelijk in mijn wezen, wat echter een reden is om nog gelukzaliger te zijn, omdat zo mijn kinderen steeds dichter naar Mij toe willen komen, voortdurend door Mij gelukkig gemaakt kunnen worden door het vervullen van hun verlangen en toch Mij eeuwig niet bereiken kunnen, maar anderzijds Mij toch kunnen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht in Jezus Christus. Ook dit blijft voor u een mysterie. Pas als u in het licht staat begint u te begrijpen – en zult toch eeuwig mijn wezen niet kunnen doorgronden. Het lijkt alsof Ik eindeloos ver van u verwijderd ben, en toch ben Ik u zo nabij zoals alleen een Vader zijn kind nabij kan zijn. Maar dit besef maakt u zalig. Uw liefde neemt dan voortdurend toe en ze is ook de reden tot zaligheid omdat uw liefde nu steeds haar vervulling vindt.
Steeds vuriger moet dus uw liefde tot Jezus Christus ontbranden in wie u uw Vader van eeuwigheid kunt herkennen, en in wie Ik u onmetelijke zaligheden bereid. Want in Hem kan Ik nu bij mijn kinderen zijn ofschoon Ik aan geen vorm gebonden ben, ofschoon Ik de gehele oneindigheid vul met mijn licht en mijn kracht – met mijn wezen, dat ondoorgrondelijk is en blijft. U mijn schepselen echter, u moet Mij zoeken in Jezus en ook vinden, want Hem heb Ik Me uitgekozen tot de vorm die Mij heeft opgenomen. En deze eens menselijke vorm werd geheel vergeestelijkt en bleef toch zichtbaar voor ieder wezen dat de toestand van rijpheid heeft bereikt om geestelijk te kunnen schouwen.
Mijn geest van eeuwigheid ziet u dus als u Jezus Christus ziet, want Hij en Ik zijn één. U ziet de Vader als u Hem ziet omdat Ik voor u, mijn geschapen wezens, zichtbaar wilde zijn om uw gehele liefde te winnen. In mijn eindeloze volheid van kracht en licht echter kunt u Mij nooit aanschouwen zonder te vergaan. Ik wil echter met mijn kinderen kunnen scheppen en werken, dus ook Mij aan hen laten zien om hun zaligheid te vergroten. En Ik wil zelf hun liefde ondervinden en daarom steeds in de nabijheid van mijn kinderen zijn.
Amen
BD.7829
18 februari 1961
Het “werkzaam zijn van de geest” en de activiteiten van de geestenwereld
U wordt met de waarheid vertrouwd gemaakt. Kunt u daar de betekenis van beseffen? Dat u hiervan verzekerd, bent volledig in de waarheid vast te staan, omdat Ik u zelf onderricht? En als men u tegenwerpingen maakt, dat u er niet zeker van bent, dat Ik het ben die tot u spreekt, laat u dan niet in de war brengen, want anders zou u alles kunnen verwerpen, ook het boek der boeken (de bijbel), dat mijn duidelijke aanwijzing bevat over het “werkzaam zijn van mijn geest”. De mensen zijn echter al zo ver van Mij verwijderd, dat zij van een werkzaam zijn van mijn geest in de mens niets meer weten. Zij zoeken weliswaar sporadisch ook de verbinding met het geestelijke rijk, maar zijn totaal onwetend, dat zij zich daardoor in gevaar begeven mededelingen in ontvangst te nemen, die niet overeenkomen met de waarheid, omdat zij te weinig weten over “de activiteiten van de geesten”, die nog niet het lichtrijk zijn binnengegaan. Zij brengen verbindingen tot stand met geestelijke gebieden, met de geestenwereld, die ook wel contact zoekt met de mensen, doch alleen maar om zichzelf te kunnen uiten, om hun verkeerd, verward denken op de mensen over te kunnen dragen, zoals zij het op de aarde gedaan hebben, want zolang zij niet in de lichtwereld vertoeven denken ze niet juist. Ze zijn nog verduisterd van geest en kunnen de mensen alleen valse ideeën overdragen. En de mensen hechten te veel waarde aan zulke mededelingen uit de geestenwereld. Maar de ware band met Mij, die hen het toekomen van de waarheid garanderen, zoeken zij niet.
“Mijn geest” zal u in de waarheid leiden. Ik zelf wil u onderrichten en ofschoon Ik door lichtboden tot u spreek, dan is dat toch hetzefde, want van Mij gaat de waarheid uit en deze wordt u door mijn lichtboden gebracht, die nooit anders spreken kunnen en zullen dan zoals het mijn wil is, omdat zij de geestelijke leringen, die zij aan u doorgeven, van Mij aannemen. Ik zelf onderricht u door de geest. Begrijp het mensen, dat God zelf tot u spreekt en doe dat niet als iets onmogelijks af. Want u staat in rechtstreekse verbinding met Mij, omdat u mijn schepselen, mijn kinderen bent en eeuwig bij Mij hoort. En de Vader zal steeds tot Zijn kinderen spreken als dezen het willen en de voorwaarden vervullen die Ik daaraan verbonden heb, dat het kind de stem van de Vader verneemt. U moet geloven dat Ik tot u spreek, u gereed maken als opnamevat voor de stroom van mijn geest, en dan innerlijk luisteren. Om te kunnen geloven moet u in liefde leven en daardoor bereidt u zichzelf tot woning voor Mij. Ik kan dan bij u aanwezig zijn, en als u opmerkzaam luistert zult u Mij horen. En wat Ik u zeg is de waarheid, want de eeuwige Waarheid zelf spreekt tot u. Ze onderricht u en u zult alles vernemen, wat nodig is voor het heil van ziel. Hebt u daar echter de stemmen uit de geestenwereld voor nodig? Laat u ernstig waarschuwen, mededelingen als waar aan te nemen, die niet door de “werkzaamheid van mijn geest” tot u zijn gekomen. Houdt u ver van hen, die voorgeven dat zij in verbinding staan met de geestenwereld. Zij zijn een gevaar voor u, want zij verwarren uw gedachten en houden u weg van de zuivere waarheid. Wel kunnen soms mensen, wier zielen al uitgerijpt zijn, geestelijk in deze gebieden een blik werpen en hun invloed op de zielen der duisternis uitoefenen, maar nooit zullen mensen op aarde iets winnen, als zij contact zoeken met gindse wereld, waar geen licht is. En daarom moeten zij zo’n omgang met de geestenwereld mijden, want ook deze omgang is een middel van de tegenstander in de eindtijd om de gedachten van de mensen in verwarring te brengen, zodat de mensen ook geen begrip voor het “werkzaam zijn van mijn geest” kunnen opbrengen en afwijzend tegenover de waarheid staan of haar minder aandacht schenken dan andere mededelingen en aan een genadengave van de hoogste waarde voorbijgaan.
De waarheid gaat van Mij uit en u mensen zult haar ontvangen, als u deze waarheid begeert. Neemt u echter genoegen met mededelingen, die hun oorsprong niet in Mij hebben, schenkt u aandacht aan zulke mededelingen, dan begeert u de waarheid niet en deze zal ook nooit in uw bezit komen. Waar echter mijn geest werkt, daar is de waarheid. Want Ik kan alleen werken, waar de voorwaarden aanwezig zijn. Dan houd Ik iedere dwaling op een afstand, want deze macht staat Mij waarlijk ter beschikking. Ik wil, dat de waarheid naar de aarde gebracht wordt en Ik heb de macht mijn wil uit te voeren, want u mensen doolt rond in dwaling en bent daarom in groot gevaar. U mensen kunt alleen maar door de waarheid zalig worden en moet deze ernstig van Mij afsmeken. Dan echter kunt u er ook zeker van zijn dat u haar zult ontvangen, dat Ik zelf u onderwijs, zoals Ik het beloofd heb.
Amen
BD.7830
19 februari 1961
Voorspelling door Gods woord wordt herhaald
Nog weet u niet, wat het betekent door Mij rechtstreeks te worden aangesproken, omdat u mensen het niet gelooft, dat uw God en Vader van boven tot u spreekt. Want u hebt nog een onverlichte geest en houdt daarom zoiets niet voor mogelijk. U hebt daarom nog een heel onjuist Godsbesef, want u stelt u volledig afzijdig op ten aanzien van de Macht, die u heeft geschapen, en u zult daarom ook niet Haar liefde kunnen bemerken, omdat u zelf zonder liefde bent en voor u daarom ook het werkzaam zijn van de eeuwige Liefde onbegrijpelijk is. Maar u zult binnen niet al te lange tijd een bewijs hebben, dat uw God en Schepper werkelijk tot u spreekt en gesproken heeft, want u zult het zelf meemaken, dat mijn onafgebroken aankondigingen vervuld worden, dat u een natuurcatastrofe van de grootste omvang zult meemaken, zoals ze nog nooit de aarde heeft getroffen.
Steeds weer kondig Ik u dit gebeuren aan zonder geloof te vinden. Maar Ik wil, dat u in staat bent te geloven, wanneer deze aankondigingen van Mij worden bewaarheid. Want Ik wil dat u dan ook gelooft in het kort erop volgend einde en dat u zich daar op voorbereidt. Want het doel van mijn voorspellingen is steeds alleen, dat u serieus een begin maakt met de arbeid aan uw ziel, dat u de korte tijd goed benut om het einde dan ook ongedeerd mee te kunnen maken, om niet weer voor eeuwige tijden verloren te gaan, dat wil zeggen de hernieuwde kluistering te moeten verdragen, die u onherroepelijk te wachten staat wanneer het einde komt zonder dat u de weg naar Mij hebt gevonden.
Ik wil u mensen alleen maar redden, u echter niet aan de ondergang prijsgeven. Maar Ik kan niet op u inwerken tegen uw wil in. Daarom spreek Ik u aan door mijn boden en maak Ik u opmerkzaam op het dichtbij zijnde einde. Ik maan u aan te denken aan het doel van uw leven. Ik verkondig u steeds weer mijn goddelijke leer van liefde. En u allen zou kunnen geloven, wanneer u maar van ernstige wil zou zijn het doel van uw leven op aarde te bereiken. Maar u leeft maar verder zonder die ernstige gedachten, omdat u niet aan een verder leven van de ziel gelooft. Ik kan echter niet meer doen, dan zelf u de waarheid doen toekomen over uw bestaan en uw bestemming. Ik kan niet meer doen, dan rechtstreeks tot u spreken door mijn boden en u alles zo begrijpelijk uitleggen, dat u waarlijk zou kunnen geloven. Maar u wilt niet en u kunt niet worden gedwongen om mijn woorden van boven geloof te schenken. Maar u zou moeten letten op al het wereldgebeuren, op de toestand onder de mensen en op het zichtbare geestelijke dieptepunt.
U zult ook kritisch moeten zijn tegenover uzelf en uw levenswandel. En u zou moeten nadenken over zin en doel van het leven op aarde. U zou dan vanzelf de gemoedsgesteldheid van de mensen herkennen en het voor geloofwaardig houden, dat deze toestand zo niet kan blijven, dat er een verandering moet plaatsvinden en dan aan mijn woord van boven aandacht schenken. Maar de goede wil is noodzakelijk, dat u tot geloof komt. Want Ik help ieder, die uit de diepte zou willen opstijgen, die de gedachten op Mij richt doordat hij probeert het goede in te zien en het verkeerde verafschuwt.
Er kan u mensen waarlijk geen betere opheldering worden gegeven dan door mijn woord. U kunt waarlijk geen betere verklaring vinden dan wanneer Ik zelf u deze geef in het rechtstreekse aanspreken. En u zult het kunnen geloven, dat de grote geestelijke nood Mij ertoe aanspoort u – mensen op aarde – hulp te bieden, op die manier, dat Ik u de waarheid doe toekomen, die vreemd is voor u, omdat mijn tegenstander alles doet en gedaan heeft om de duisternis over u mensen te vergroten, opdat u niets meer juist inziet, opdat u ook de stem niet zult herkennen van uw God en Vader, die u wil helpen en het licht wil brengen, voordat het einde komt.
Luister naar Mij, wanneer u door mijn boden mijn stem verneemt. Wijs niet af wat ze u brengen, want u, die niet gelooft, bevindt zich in het grootste gevaar. En u zult nog gered kunnen worden en het geloof verkrijgen, omdat u de zuivere waarheid wordt voorgehouden. En Ik wil u het bewijs geven van de waarheid ervan, omdat zeer snel vervuld zal worden wat allang verkondigd werd: dat de aarde door een geweldig natuurgebeuren wordt getroffen, zoals het nog nooit werd beleefd. En spoedig daarna zal ook het einde komen, zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
BD.7831
20 februari 1961
Over de belichaming der lichtwezens
U moet altijd Mij zelf vragen om de zuivere waarheid, dan zult u niet op dwaalwegen voortgaan. En wederom wijs Ik op het werken van mijn geest in u, opdat u geen gevaar loopt opvattingen als waarheid aan te nemen die niet Mij zelf als oorsprong hebben. En Ik maak u ook altijd weer opmerkzaam op de activiteiten van satan in de laatste tijd voor het einde, die strijd voert tegen de waarheid met alle middelen, die met list en bedrog de mensen probeert te vangen die zich niet nauw genoeg met Mij verbinden, zich reeds in dwaalleren lieten verstrikken en niet bereid zijn daarvan af te wijken. Maar Ik zal iedereen de waarheid laten toekomen die deze waarheid ook ernstig begeert.
Als in de laatste tijd voor het einde van “belichaming van lichtwezens” wordt gesproken, dan is daaraan een geestelijke missie verbonden. Want de geestelijke nood op aarde is groot en deze lichtwezens hebben zich bereid verklaard de mensen hulp te bieden. En van dit geestelijke, vol van licht, is waarlijk veel op aarde belichaamd, dat zonder herkend te worden door de medemensen zijn weg gaat en de taak vervult: de mensen geestelijke waarden over te brengen of hen een leven in liefde voor te leven om tot zegen der medemensen werkzaam te zijn, dus hen te helpen op de juiste weg te geraken die tot Mij leidt. Maar voor het merendeel bestaat hun taak daarin, voor Mij in mijn wijngaard te werken en zodoende voor hun medemensen ware vertegenwoordigers van God te zijn. Leermeesters die Ik voor mijn dienst zelf opleid, die dus in mijn plaats spreken en mijn ware dienaren zijn. Zij hebben zich in het geestelijke rijk zelf aangeboden voor deze verlossingsarbeid en zijn door Mij ook aangenomen, waarvoor een belichaming in het vlees op deze aarde nodig was.
Maar dezen kennen hun herkomst niet. Ze kennen de opdracht niet die zij vrijwillig op zich hebben genomen, maar ze leiden een leven als van ieder mens op aarde. Alleen beweegt hun vrije wil hen tot hun levenswandel en tot hun arbeid in de wijngaard. Zij kennen ook hun verleden niet. En dat moet zo zijn, omdat alleen de volledig vrije wil de drijfveer moet zijn, onverschillig welke geestelijke missie zo’n mens vervult. Het zou voor u waarlijk niet tot zegen zijn op de hoogte te zijn van de eerdere belichaming van een mens, want uw denken zou verward raken omdat mijn tegenstander de zwakheden van de mensen kent en hij heel gemakkelijk een opening vindt om binnen te sluipen waar hij maar een vonkje hoogmoed ontdekt. Van Mij uit is dus zo’n belichaamd lichtwezen geen kennis gegeven over zijn herkomst.
Toch zijn er mensen die dit willen weten en ze vragen niet naar de oorsprong van zulke kennis. Maar nooit zal mijn geest hen zulk een weten geopenbaard hebben, veel eerder zijn onrijpe geesten aan het werk geweest om dwaling te verspreiden en mensen als belichaamde lichtwezens voor te stellen terwijl er in werkelijkheid geen geestelijke taak te ontdekken valt, die overigens niet op leugens en verkeerde veronderstellingen gebaseerd zou zijn. De lichtwezens werken in het verborgene, of zij treden met hun werkzaamheden zo duidelijk op de voorgrond dat er ook duidelijk een missie vanuit mijn opdracht te herkennen is.
Maar zij zullen alles wat niet volgens de waarheid is afwijzen en zij zullen ook onzuivere mededelingen uit het geestelijke rijk als leugen en bedrog herkennen en veroordelen. Want zij leven in de waarheid en strijden voor de waarheid, echter niet voor valse leerstellingen die van hem uitgaan die mijn tegenstander is. En Ik kan u mensen alleen maar waarschuwen voor zijn activiteiten in de laatste tijd voor het einde, want hij zal alles doen om mijn zuivere waarheid te ontkrachten. En hij zal steeds weerklank vinden bij hen die het buitengewone zoeken en zich niet tevreden stellen met de zuivere waarheid die Ik hen doe toekomen. Ik zal u echter steeds weer opheldering verschaffen zodra u deze ernstig begeert.
Amen
BD.7834
23 februari 1961
Een blind geloof is waardeloos
De mens moet geloven, maar hij moet niet blindelings geloven. Hij moet tegenover alles wat van hem wordt gevraagd te geloven door zijn gedachten een standpunt innemen, en dan zijn hart laten beslissen of hij het aanneemt of afwijst. Dit verlang Ik van de mensen, maar Ik neem geen genoegen met een blind geloof, wat betekent dat de wil wordt gedwongen de aanspraken ervan te aanvaarden, terwijl van mijn kant de wil van de mens vrij is.
Aan de wilsvrijheid van de mens moet u steeds denken, en u zult dan ook inzien of een leer van Mij is uitgegaan, want van Mij uit hebt u, mensen de volste vrijheid, van mijn kant zijn u helemaal geen geboden gegeven behalve de geboden van de liefde, waarvan de vervulling echter ook de vrije wil vooropstelt.
Ik wil u alleen de zaligheid binnenleiden en daarom doe Ik u steeds weer mijn woord toekomen. Ik onderricht u en maak u vertrouwd met een geestelijk goed en weer staat het u vrij het te geloven of niet. U moet echter zelf een standpunt daarover innemen, u moet er over nadenken en de goede wil hebben het juiste te onderkennen en aan te nemen.
Ik verlang ook niet dat u blindelings gelooft wat u nu door mijn woord wordt toegestuurd. Maar, Ik verlang dat u het onderzoekt voordat u oordeelt. En na een ernstig onderzoek zult u het u aangebodene ook als waarheid onderkennen en dan gelooft u niet meer blindelings. Ik kan echter vele mensen niet vrijpleiten van de fout, een leerstelling te hebben aangenomen zonder onderzoek en nu daar aan vast te houden, die zij bij ernstig nadenken als onjuist zouden hebben moeten inzien.
Veel mensen nemen genoegen met wat hun traditiegetrouw werd doorgegeven en zelfs ieder nadenken erover zien zij nog als onrecht, omdat het hun zo geleerd werd. Maar hoe willen deze mensen zich daarvoor eens verantwoorden? Ieder mens heeft van Mij de gave om te kunnen denken ontvangen, maar gebruikt hij deze? Waarom onderzoekt hij aardse goederen op hun waarde en laat het bij geestelijke goederen achterwege? Waarom betekent voor de individuele mens het heil van zijn ziel zo weinig, zodat hij zich niet ongerust afvraagt of hij zich er op kan verlaten dat hem waarheid wordt aangeboden? Waarom is hij tegenover de waarheid zo onverschillig?
Want waarlijk, wie de waarheid begeert, die wandelt niet in duisternis. Maar deze toestand van onverschilligheid is overal daar te vinden waar zonder nadenken en zonder onderzoek iedere leerstelling wordt aangenomen omdat ze van een bepaalde bron uitgaat – en juist deze bron niet door Mij ontsloten werd, anders zou de mens in de waarheid wandelen en de dwaling ook duidelijk inzien, zodra hij daar zijn standpunt tegenover bepaalt.
U echter neemt zonder nadenken alles aan en gelooft blindelings, en u versterkt daardoor de macht van hem die mijn tegenstander is, die u in de duisternis wil neerduwen of u erin wil houden. U hebt u overgegeven aan een organisatie maar niet aan Mij die u waarlijk naar het “licht” wil leiden. Maar uw wil is vrij en daarom ben Ik ook nooit met geweld te werk gegaan maar heb de beslissing aan uzelf overgelaten. Zoekt u Mij echter in alle ernst, dan laat Ik Mij ook vinden en ontsteek u dan een helder licht dat u de activiteiten van mijn tegenstander belicht.
En ieder mens kan in dit licht staan, iedereen die slechts dit licht begeert. Daartoe behoort echter de ernstige wil om vrij te komen van mijn tegenstander, maar dat vereist een nauwe band met Mij. En zo moet u zich de vraag stellen of uw blind geloof, zoals u dit wordt voorgeschreven, u dichter tot Mij brengt.
Niemand die deze nauwe band met Mij heeft gezocht is met lege handen heengegaan. Want Ik openbaar mijzelf aan ieder mens en schenk hem een licht dat hem de verdere weg verlicht. Want zoekt hij Mij, dan is in hem ook de liefde die hem spoedig ook het juiste inzicht schenkt.
En dan zal hij ook dwaling van waarheid kunnen onderscheiden en hij zal niet meer blindelings geloven. De band met Mij zal hem bevrijden van mijn tegenstander en het zal deze dan niet meer mogelijk zijn die mens in de duisternis te houden die eens door het licht werd verlicht, dat hem gelukkig maakte en zijn verlangen naar licht nog vermeerdert. En die mens zal zich ook vrij maken van de invloed van hen, die zich uitgeven als mijn “ware vertegenwoordigers” op aarde, die echter zelf niet in de waarheid wandelen en haar daarom ook niet kunnen uitdelen, die geestelijke dwang uitoefenen op hun aanhangers, wat echter nooit volgens mijn wil is. Want in het aardse leven gaat het om de vrije beslissing van de wil van de mens, die echter door die zijde aan banden wordt gelegd.
Amen
BD.7837
28 februari 1961
De vrije wil
Alleen uw wil is doorslaggevend of u de volmaaktheid op deze aarde bereikt. Het gaat in het aardse leven om de vrije wilsbeslissing, niet met betrekking tot aardse vragen of uw houding tot aardse plannen, maar het gaat alleen om uw ziel dat zij juist beslist welke Heer zij boven zich accepteert.
En tot deze beslissing mag de mens door geen enkele zijde gedwongen worden, want nooit kan een vrije wil ontkend worden ofschoon dat steeds van de kant van de mensen uit geprobeerd wordt. Alleen het innerlijke denken van de mens is doorslaggevend, en dat staat onder geen dwang. Daarom kan steeds alleen maar op de mens ingewerkt worden door denkbeelden, gesprekken en gebeurtenissen van menigvuldige aard die nu zijn wil moeten beïnvloeden, en dat wordt geprobeerd vanuit de goddelijke als ook de godsvijandige kant, maar steeds beslist de mens zelf aan welke invloed hij toegeeft, want de wil van de mens is vrij.
En daarom moet hij zich ook zelf verantwoorden welke richting hij zijn wil op laat gaan, want ten behoeve van deze wilsbeproeving heeft de mens zijn bestaan op aarde gekregen, omdat de ziel eenmaal de gevolgen van haar wilsbeslissing moet dragen.
De mens kan in alle levensomstandigheden zijn wil naar God toe keren, maar hij kan zich evenzo aan de tegenstander van God onderwerpen. Nooit kan hij echter zijn medemensen, een wereldlijke macht, God zelf of Zijn tegenstander verantwoordelijk stellen voor zijn wilsbeslissing. Het is de zaak van zijn geheel vrije wil welke richting zijn gedachten opgaan, of zij zich tot God of tot Zijn tegenstander keren.
Maar steeds is hem door God zijn lot zo opgelegd dat hij God gemakkelijk vinden kan wanneer hij Hem maar geen innerlijke weerstand biedt, wat dus door zijn vrije wil bepaald wordt. De mensen echter zijn geneigd een vrije wil te betwisten omdat zij niet altijd kunnen realiseren wat zij willen, maar het gaat niet om wat zij doen maar om wat zij willen. Want tot het doen kunnen zij door de inwerking van geestelijke krachten gehinderd worden, nooit echter tot het willen zelf.
En daarom moet de mens tegenover zichzelf kritiek uitoefenen voor welke richting zijn wil zich uitspreekt, want hij weet dat er in dit aardse leven van hem gevraagd wordt zich tot God te keren. Want God doet hem altijd weer zulke aanwijzingen toekomen, zodat hij niet geheel zonder kennis door het aardse leven gaat. Daar hij echter ook door de tegenstander van God beïnvloed wordt zal het niet uitblijven dat hij moet nadenken, en hij zodoende al tot een beslissing gedwongen wordt.
Dit dus is de strijd tussen licht en duisternis die de mens zelf beslissen moet, wat evenwel zonder de vrije wil van de mens niet denkbaar zou zijn. Want anders zou de strijd alleen tussen de positieve en de negatieve krachten gevoerd worden, waaruit dan een kracht als overwinnaar tevoorschijn zou komen. Maar zo is de strijd tussen “licht en duisternis” niet te verstaan, want het gaat om de ziel van de mens en die beslist zelf over zich in vrije wil.
Daarom is het aardse leven voor de mens een ononderbroken aaneenschakeling van gebeurtenissen, van ervaringen en indrukken die hem tot nadenken aansporen en hem ook in de goede richting kunnen laten denken.
Maar omdat ook Gods tegenstander dat recht gegeven is om voor de ziel te vechten, worden zijn gedachten ook negatief beïnvloed en moet hij een beslissing nemen. En de sterkte van weerstand tegen God is beslissend voor het lot van de ziel na haar lichamelijke dood, een lot dat bovenmate zalig maar ook een buitengewone kwelling kan zijn.
Maar hoe zijn wil zich ook richt, de liefde van God geeft nooit een ziel op. En bereikt zij haar bestemming niet in dit aardse leven, dan vertraagt zij wel haar verlossing een eindeloos lange tijd – maar eenmaal zal haar wil juist beslissen. Want de liefde van God is een kracht waartegen de ziel zich niet voor eeuwig verzet.
Amen
BD.7839
22 maart 1961
Het wijzen van de zielen in het hiernamaals op Jezus Christus
Wie Mij in het rijk hierna belijdt die is ook voor alle eeuwigheid gered. Zodra de zielen die nog in duisternis of in de schemering vertoeven zich niet meer afzetten tegen mijn naam, als hun door lichtboden in vermomming of door middel van gedachtenoverdracht van liefdevolle mensen over Mij en mijn verlossingswerk getuigenis wordt afgelegd, wijkt ook de duisternis van hen. De kracht van mijn naam zal reeds op hen inwerken en ze tot Mij drijven. Zij zullen Mij gaan zoeken en Ik zal Mij ook laten vinden. Maar de wil van de zielen is en blijft vrij. En daarom kan er ook een lange tijd voorbij gaan voordat zij Mij aannemen, voordat de kracht van de voorspraak van mensen werkzaam wordt, of de lichtboden succes hebben die hen vergezellen zonder herkend te worden en hun mijn evangelie brengen.
Maar de inspanningen voor deze zielen worden niet opgegeven. En het is daarom tot grote zegen als zielen er opzettelijk bij worden geroepen, daar waar geestelijke gesprekken plaatsvinden. Waar van het verlossingswerk gewag wordt gemaakt, opdat ook deze zielen steeds weer op Jezus Christus gewezen worden, opdat ze toch vrijwillig de weg nemen tot Mij en Mij om vergeving van hun schuld vragen. Want zolang zij nog onzalig zijn, zijn ze ook nog belast met hun schuld. En hun ellende kan hen aansporen een verbetering in hun toestand na te streven en na te denken over zichzelf, over hun leven op de aarde en hun verhouding tot Mij – hun God en Schepper van eeuwigheid.
Hun weerstand wordt al verminderd als zij liefdevolle voorspraak van de kant van de mensen ondervinden, als er met liefde aan hen gedacht wordt en zij de wil om te helpen bespeuren. Dan wordt ook hun weerstand tegen de hulp die hun in het hiernamaals steeds weer geboden wordt minder, en het opgeven van die weerstand is reeds het begin van vooruitgang. Want met iedere opwelling van zo’n ziel wordt rekening gehouden en er wordt haar een klein lichtje geschonken dat haar verblijdt en haar verlangen ernaar vergroot. De zielen in het hiernamaals moeten de weg naar Mij vinden, als zij Mij op aarde nog niet gevonden hebben. En u mensen kunt daar veel toe bijdragen als u vaker denkt aan die zielen die in nood zijn, wanneer u iedere ziel die uw gedachten binnendringt steeds weer erop wijst zich aan Mij toe te vertrouwen, aan de goddelijke Verlosser Jezus Christus, die alleen haar zalig kan maken.
Uw liefdevolle gedachten die naar deze zielen uitgaan, zijn als lichtvonken die vreugde in hen opwekken en waar zij altijd acht op slaan en waar zij op toesnellen. Op aarde hielden zij zich ver van ieder geestelijk onderricht. Zij leefden alleen hun aardse leven en zo gingen ze na hun dood geheel zonder geestelijke goederen het rijk hierna binnen. Nu moeten zij zich in vrije wil eerst geestelijke goederen verschaffen. Ze mogen geen weerstand bieden als hun in liefde het evangelie uiteengezet wordt en ze moeten dit ook in liefde doorgeven aan degenen die er net zo aan toe zijn als zij en die hun toestand graag willen verbeteren. Zodra u mensen zich over deze zielen ontfermt, zijn ze niet verloren. Uw gedachten zullen hen altijd tot u trekken en ze zullen door u in ontvangst kunnen nemen wat ze tot nog toe afwezen, maar nu als een weldaad ervaren omdat uw liefde het hun doet toekomen. Want de liefde is een kracht die niet zonder uitwerking blijft.
Denk vaak aan deze zielen die nog in de duisternis smachten, die de weg naar Mij in Jezus nog niet gevonden hebben. Toon hun de weg en maak hen vertrouwd met het evangelie en u zult zegenrijke verlossingsarbeid verrichten dat zeer belangrijk is, in het bijzonder in de eindtijd, want dan moeten nog veel zielen zich bevrijden uit de diepte, opdat zij niet aan een hernieuwde kluistering ten offer vallen wanneer het einde gekomen is.
Amen
BD.7847
10 maart 1961
Alleen de liefde brengt de terugkeer tot stand
Ik wil u naar de gelukzaligheid leiden, dus zal Ik ook alles doen wat u in de staat van rijpheid kan brengen wanneer u zelf gelukzalig wilt worden. Liefde echter garandeert u de staat van rijpheid, liefde garandeert u de gelukzaligheid omdat liefde de aaneensluiting met Mij betekent en Ik u dan ook met de hemelse vreugde kan bedenken die het doorstralen van mijn liefde u bereidt. Dus spoor Ik u door mijn woord steeds weer aan in liefde werkzaam te zijn. Ik geef uw aardse lot zodanig vorm dat u veel gelegenheid hebt in liefde te dienen. Ik probeer in u de liefdesvonk te laten ontbranden die zich dan uitbreidt en alles met zijn gloed omvat. U zult alleen maar door de liefde zalig worden omdat het uw staat in het allereerste begin was. Want eens kwam u uit mijn liefde voort en was derhalve zelf liefde in uw oersubstantie. En in uw oorspronkelijke staat was u gelukzalig omdat u innig met Mij was verbonden en onophoudelijk werd doorstraald met mijn liefde, wat alleen gelukzaligheid kon zijn.
Dat u zichzelf in uw wezen ten nadele veranderde, dat u de aanstraling van mijn liefde afwees, dat u zelf zich naar hem wendde die zonder enige liefde was, heeft u ook ongelukkig laten worden. Maar u bent mijn schepselen en mijn eindeloze liefde zal het niet toelaten dat u eeuwig ongelukkig bent, want liefde wil gelukkig maken, liefde wil weten dat iemand gelukzalig is en iemand gelukzalig maken en mijn liefde voor u houdt nooit op. Zolang u dus ongelukkig bent omdat uw wezen nog onvolmaakt is, omdat het zich nog niet weer heeft omgevormd tot liefde, zolang volg Ik u met mijn liefde en Ik zal u dus nooit aan uw lot overlaten en bijgevolg zult u niet voor eeuwig verloren kunnen gaan. Maar u zelf zult de tijdsduur van uw ongelukkige toestand kunnen verlengen, u zult eeuwige tijden kunnen laten vergaan zonder zelf de verandering van uw wezen na te streven en u geeft daarvoor in het leven op aarde het bewijs, daar u anders deze korte tijd op aarde zou benutten om u weer in de staat van gelukzaligheid te brengen.
En daarom moet Ik vaak hard ingrijpen. Ik moet u grote aardse nood onder ogen brengen, die u ertoe zou kunnen brengen de medemens liefdevol bij te staan en Ik moet ook uzelf in zulke nood laten komen, dat u bij uzelf voelt hoe weldadig een werk van liefde de naaste kan treffen en u dan zelf ook zult worden aangespoord om de aan u bewezen daden van liefde te beantwoorden. Want alleen de liefde brengt een verandering van uw wezen tot stand, alleen de liefde brengt u weer terug in de staat van het allereerste begin waarin u gelukzalig bent. Maar mijn liefde houdt met al uw zwakheden en fouten rekening, mijn liefde is op de hoogte van uw onvolkomenheid, van uw wilszwakte en van uw vroegere weerstand. En toch openbaart ze zich aan u, ze helpt u steeds weer uit alle aardse en geestelijke nood om ook uw liefde te winnen. Want dan bent u gered voor alle eeuwigheid.
En kijkt u in het leven op aarde steeds maar weer met open ogen om u heen, dan zult u ook steeds weer mijn eindeloze liefde kunnen herkennen die naar u, mijn schepselen, uitgaat. Want alleen voor u is alles om u heen ontstaan. Ter wille van uw terugkeer ontstond de schepping, ter wille van uw terugkeer maakt u het bestaan als mens door en ter wille van uw terugkeer openbaar Ik Me dagelijks door gebeurtenissen en belevenissen van allerlei aard. Want Ik wil u niet aan uw ongelukkige toestand overlaten. Ik wil dat u Mij in het leven op aarde ziet als uw God en Schepper, als uw Vader die u liefheeft en aan wie u weer zult toebehoren zoals in het allereerste begin.
En waarlijk, eens zult u weer gelukzalig zijn. Eens zult u zich in algehele liefde inspannen om bij Mij te komen, eens zult u als kinderen terugkeren in uw vaderhuis. En steeds zal Ik u bijstaan, dat u deze terugkeer niet uitstelt uit eigen schuld. Maar altijd laat Ik u de vrije wil die tot de hoogste gelukzaligheid behoort omdat hij een bewijs is van uw goddelijkheid. En daarom zult u zelf actief moeten worden. U zult moeten leven naar mijn geboden van liefde, u zult aan uzelf moeten werken en uw wezen vormen tot liefde, u zult tegen de eigenliefde en zelfzucht moeten strijden en in onbaatzuchtige naastenliefde opgaan. Maar zonder liefde zult u niet gelukzalig worden.
Amen
BD.7849
12 maart 1961
Wat is de schepping? – Omgevormde kracht
Toen de wereld werd geschapen had de zondeval al plaatsgevonden in het rijk der geesten. Want deze was de aanleiding tot de schepping. Hij was de aanleiding voor het ontstaan van een wereld die gevormd werd uit de kracht die uit Mij is gestroomd toen Ik de geestelijke wezens schiep. Het was een wereld waarvan de substantie juist die van het eens geschapen geestelijke was dat van Mij is afgevallen. De van Mij uitgestroomde kracht om die wezens te scheppen was niet werkzaam naar mijn wil, die wezens kwamen hun bestemming niet na en zo gaf Ik de kracht een andere bestemming.
Ik loste de wezens, het gevallen geestelijke, op en liet uit de kracht nu scheppingen van een andere aard ontstaan.
Want de kracht moest werkzaam worden volgens wet van eeuwigheid.
Het was geen levenloze wereld die nu ontstond, want elke kracht uit zich. Ze is onophoudelijk actief. En zo werd ook door mijn wil elk scheppingswerk zijn bestemming toegewezen, die nu door de in hem wonende kracht onder de wet van gedwongen wil werd vervuld.
De wezens waren dus omgevormd tot scheppingswerken van meest verschillende aard. Er was dus wel een “geestelijke” wereld, maar de kracht was gecomprimeerd tot vorm. Er waren door mijn wil zichtbare scheppingen ontstaan, echter pas zichtbaar voor de mens, voor het wezen dat als eens gevallen door deze schepping was heengegaan ten behoeve van het terugkeren naar Mij, van wie het eens was afgevallen. De mens kan dus mijn scheppingen zien en hij kan ook onderwezen worden in de eigenlijke reden van de schepping.
En wanneer zijn ziel een zekere graad van rijpheid heeft bereikt, dan weet de mens dat hij zich te midden van het eens gevallen geestelijke ophoudt, dat alles om hem heen omgevormde geestelijke kracht is, die eens tot wezens was gevorm die de wil van mijn liefde liet ontstaan.
Dit inzicht te bezitten is al een teken dat de eens gevallen oergeest, de mens, dicht voor zijn oertoestand staat en dat hij nog slechts weinig stappen hoeft te zetten om weer bij Mij te zijn aangekomen, bij zijn Vader van eeuwigheid.
Wat is de schepping?
Dat zou ieder mens zich moeten afvragen. En is zijn vraag serieus gemeend, dan zal hij daar zeker opheldering over verkrijgen en wordt hem een bewijs gegeven, dat hij al een hoge graad van ontwikkeling heeft. De kracht die van Mij uitstroomt, moet werkzaam worden. Ze kan niet werkeloos blijven. De door Mij in het leven geroepen wezens weigerden echter de hun toegewezen werkzaamheid te verrichten. Ze keerden zich van Mij af, sloten zich af voor de hun toestromende liefdeskracht en werden bijgevolg ook ongeschikt om werkzaam te zijn.
Ze verhardden in hun substantie, om welke reden Ik deze dus oploste en ze tot scheppingen van andere aard liet worden, opdat nu de kracht weer werkzaam kon worden en dit naar mijn wil. Maar mijn liefde en mijn wijsheid beoogde met de schepping ook een plan: wat vrijwillig eens geweigerd heeft naar mijn wil werkzaam te zijn, oefent nu het werkzaam zijn uit onder de wet van de gebonden wil. En dus werd de eens uitgestraalde kracht genoodzaakt om dienend werkzaam te zijn. Dat is zin en doel van de gehele schepping, dat de kracht werkzaam wordt naar mijn wil.
En zo heeft ook elk scheppingswerk zijn bestemming, die weer dient tot het ontstaan en bestaan van een ander scheppingswerk. Alles wat voor u zichtbaar is, moet u aan mijn overgrote liefde en wijsheid herinneren. Want u moet alles onderkennen als hulpmiddel voor de gevallen oergeesten om hun vroegere gesteldheid terug te krijgen, waarbij ze bovenmate vol van licht en machtig waren.
U moet in alles wat voor u zichtbaar is, de weg zien die Ik voor mijn schepselen heb voorbereid, opdat ze er weer op terugkeren naar hun oorsprong. U moet de schepping leren te beschouwen als een groot werk van erbarmen van Mij, dat u de mogelijkheid geeft weer de gelukzaligheid te bereiken die u zelf in vrije wil hebt opgegeven. Maar u moet ook nooit vergeten dat u zelf in het stadium als mens zult moeten streven naar de uiterste voltooiing, omdat deze alleen bereikt kan worden in vrije wil. Daarom zult u ook moeten vernemen van uw gang over de aarde door deze schepping en met alle krachten nu trachten te bereiken, dat u op aarde de aaneensluiting met Mij weer vindt, die u eens vrijwillig verbrak. Want u zult uiteindelijk moeten terugkeren naar Mij, uit wie u eens in alle volmaaktheid bent voortgekomen.
Amen
BD.7850
13 maart 1961
De ware kerk van Christus – Petrus de rots
Iedere gelovige christen behoort tot de kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht. Maar Ik leg de nadruk op gelovige: iedere gelovige christen. Want veel mensen noemen zich christen, alleen maar omdat ze deel uitmaken van een christelijke geloofsgemeenschap. Een kerkgenootschap dat weliswaar Christus predikt, maar wat niet bewijst dat de mensen ook levend in Hem geloven. En Ik vorder dit geloof in Mij, want op een diep levend geloof is mijn kerk gebouwd. De leerstellingen die traditiegetrouw worden doorgegeven, worden door de mensen weliswaar niet openlijk afgewezen – ze durven ze niet tegen te spreken – maar een diep vaststaand geloof in mijn verlossingswerk, in mijn werkzaam zijn als mens op deze aarde, bezitten ze niet. En zo kan Ik hen ook niet als levende christenen erkennen die bij mijn kerk horen. Veeleer zijn het slechts meelopers, vormchristenen. Het zijn mensen die zich nog nooit serieus met het vraagstuk van de menswording Gods in Jezus hebben beziggehouden, die ook niet op de hoogte zijn van de missie van de mens Jezus, maar die het gebeuren rond de mens Jezus alleen als een legende beschouwen, die misschien in Hem geloven als een idealist die het beste wilde voor de mensheid. Maar ook dat kan Ik niet als “geloof in Jezus Christus en Zijn werk van verlossing” waarderen.
Maar wie vaststaat in het levend geloof, die weet ook waarom Ik zoiets verlang: om hem eeuwig gelukzalig te kunnen maken. Want ontegenzeglijk is daar de liefde voor nodig die pas een levend geloof voortbrengt. En deze liefde is het, die u mensen zult moeten bezitten om tot een helder inzicht te komen van datgene wat mijn verlossingswerk voor u mensen betekende en waarom Ik over de aarde ben gegaan. En alleen zij die door de liefde tot een dergelijk inzicht zijn gekomen, kunnen ook van een rijp worden van hun ziel spreken, die zin en doel is van de gang over de aarde als mens. Want in dezen is mijn Geest werkzaam geworden, die Ik heb beloofd aan allen die bij mijn Kerk horen, die in Mij geloven.
De verlichting door de Geest is het teken van het behoren tot mijn kerk, die Ik zelf op aarde heb gesticht. En wanneer u mensen zich voor “christen” uitgeeft en uw geest is nog niet verlicht, dan zegt de naam “christen” helemaal niets. U bevindt zich buiten mijn kerk, zelfs wanneer u hoort bij een organisatie die Mij predikt, want u schenkt geen aandacht aan die prediking die alleen belangrijk is: dat u de geboden van de liefde vervult, die wel elke kerk leert maar niet in het middelpunt plaatst en er daarom ook meestal alleen maar dode christenen uit voort zullen komen. Maar wie in de liefde leeft, kan lid zijn van elke kerkelijke organisatie. Hij zal lid zijn van mijn kerk, omdat deze gebaseerd is op het levende geloof dat door de liefde levend is geworden.
U zult alleen maar door de liefde zalig kunnen worden. En dus zult u mijn goddelijke leer van de liefde moeten naleven en Mij daardoor bewijzen, dat u bij mijn kerk zult willen behoren. En omdat de goddelijke leer van de liefde in elke christelijke organisatie wordt gepredikt, zult u deze leer met de hoogste prioriteit moeten ontplooien. U zult geen voorrang mogen geven aan andere geboden, door mensen toegevoegd en uitgevaardigd, want deze helpen u niet om uw ziel rijp te laten worden. Integendeel, ze houden u alleen maar ervan af mijn wil te vervullen: de geboden van de liefde tot God en tot de naaste die Ik u heb gegeven. En zo kunnen er dus ook uit elke kerkgemeenschap levende christenen voortkomen die dan als leden van de door Mij gegrondveste kerk zullen gelden. Maar ook geen van deze kerken zal er aanspraak op kunnen maken, de alleen zaligmakende kerk te zijn, omdat alleen de liefde zalig maakt en deze door aanhangers van alle godsdienstige richtingen kan en zal worden beoefend, die dan ook als ware christenen gelden, die kandidaten zijn voor mijn rijk dat niet van deze wereld is.
Het is dus niet van betekenis bij welke geestelijke richting u mensen zich in het leven op aarde aansluit, wanneer u maar door een leven in liefde tot een levend geloof in Mij en mijn werk van verlossing zult komen. Dan zal Ik u opnemen in mijn kerk, dan ontplooit u ook ten volle mijn woord dat Ik op aarde predikte. U volgt Mij na wanneer u een levenswandel in liefde leidt zoals Ik het heb gedaan. U wordt daardoor ware aanhangers van mijn leer, want daarom kwam Ik naar de aarde, om de liefde te ontsteken die u mensen door het inwerken van mijn tegenstander had verstikt.
Ik leerde u liefde en leefde ze voluit. En wie nu net als Ik in de liefde leeft, volgt Mij na. Hij sluit zich bij Mij aan, hij behoort tot de kerk die Ik stichtte, omdat hij nu ook een geloof zal bezitten als Petrus, de rots waarop Ik mijn kerk heb gebouwd. Begrijp deze woorden juist en pas ze niet toe vanuit een verkeerde uitleg. Want tot navolgers van Petrus kunnen alleen die mensen worden gerekend, die in zich net zo’n sterk geloof hebben verkregen door een leven in liefde en die zich daarom ook met recht als aanhangers van “mijn kerk” kunnen bestempelen.
Amen
BD.7853
17 maart 1961
Slagen van het noodlot – Geestelijke dood
De mensen die geen geloof meer hebben in een God en Schepper, in een leven van de ziel na de dood, zijn nu al een prooi geworden van de geestelijke dood. Want dezen geloven ook niet aan een doel en zin van hun aardse leven, maar beschouwen dit leven slechts als een doel op zich. Ze houden zich alleen op in aardse gebieden. Hun gedachten vinden de weg naar het geestelijke rijk niet, want ze verweren zich ertegen vandaar uitgaande gedachten aan te nemen en er gevolg aan te geven. Ze zijn slechts menselijk gerichte schepselen, wier graad van geestelijke rijpheid zo laag is dat hun met grote zekerheid het lot wacht opnieuw gekluisterd te worden, omdat hun vrije wil zich niet naar boven, maar naar beneden richt. Ze hebben al een bepaald leven bereikt en leveren zich toch weer uit aan de dood. Maar ze kunnen ook niet daarbij gehinderd worden, omdat het hun vrije wil is, omdat het om de laatste wilsbeslissing in alle vrijheid gaat in het leven op aarde.
Maar God wil de mensen het leven geven dat eeuwig duurt. En de mensen moeten het ook uit Zijn hand aannemen. Ze kunnen het niet ergens anders in ontvangst nemen dan alleen bij hun God en Schepper van eeuwigheid. In Hem echter geloven ze niet en daarom vragen ze Hem er ook niet om. En daarom kan Hij hun voor het aardse bestaan slechts een lot opleggen dat hen van de aardse wereld afleidt en hen ertoe brengt na te denken. Hij kan bij hen alleen aards geluk en hoop stukslaan, omdat Hij ze wil redden, omdat Hij hun het leven wil bezorgen dat eeuwig duurt. Want vindt de mens steeds vervulling van zijn aardse wensen en begeerten, dan zal hij er steeds meer naar verlangen en zijn gedachten steeds wereldser richten. En dan zal voor hem het leven ook slechts het doel op zichzelf blijven, maar nooit het middel tot het doel worden.
Daarom zult u zich niet moeten verwonderen wanneer in de laatste tijd de gebeurtenissen toenemen die in aardse zin een rampzalige uitwerking hebben op de getroffenen. Wanneer ongevallen en catastrofen van allerlei aard talloze mensenlevens eisen. Wanneer aards bezit verwoest wordt en de mensen met ziekte en leed worden getroffen. Want dit zijn alleen middelen die God gebruikt om toegang te krijgen tot de harten van de mensen die in wereldse welvaart Hem de toegang beletten.
Wat Hij nog kan doen, dat zal Hij ook doen tot redding van de mensen die de dood tegemoet gaan. Want de geestelijke dood is veel erger dan de lichamelijke dood, waardoor de ziel niet getroffen hoeft te worden wanneer de mens op aarde een adequaat leven heeft geleid. De ziel kan niet sterven, maar ze moet de gevolgen dragen van het denken en de levenswandel van de mens op aarde. En ze zal onherroepelijk het lot van de hernieuwde kluistering moeten ondergaan, wanneer ze niet nog voor het einde de weg naar God heeft gevonden, wanneer ze Hem niet nog voor het einde leert onderkennen en Hem bewust erkent en om hulp en ontferming vraagt in haar geestelijke nood. En opdat dit nog mogelijk is, zal er nog veel gebeuren wat u niet in overeenstemming meent te kunnen brengen met de liefde van een God.
Maar het is liefde, al mag het u nog zo vreselijk toeschijnen. Want de geestelijke dood van een ziel is veel benauwender dan de meest vreselijke slagen van het noodlot op deze aarde kunnen zijn. Want het leven op aarde gaat voorbij, maar de ziel moet weer eindeloze tijden in kwelling en duisternis doorbrengen, voordat ze weer de genade heeft als mens over de aarde te gaan met dezelfde opgave: in vrije wil te beslissen ten gunste van Hem uit Wie ze eens is voortgekomen, uit vrije wil te kiezen voor God van Wie ze zich eens in vrije wil afwendde en daarom ongelukkig werd. En ze kan pas weer gelukzalig worden wanneer ze de zin en het doel van haar bestaan als mens heeft vervuld. Dan zal ze ook tot leven komen, dan zal ze de dood niet meer hoeven te vrezen. Ze zal eeuwig leven zodra ze weer naar God is teruggekeerd, zodra ze zich weer met Hem heeft verenigd, waartoe het bestaan als mens haar de mogelijkheid bood en haar wil nu de juiste beslissing nam.
Amen
BD.7857
24 maart 1961
Naastenliefde – Navolging van Jezus – Waarheid
Neem toch allen mijn levenswandel tot voorbeeld en volg Mij na. Leid een leven in liefde, oefen geduld en wees zachtmoedig tegenover de naaste. Wees vredelievend en barmhartig en streef er steeds alleen maar naar, u de liefde van de medemens te verwerven, want dan spoort u ook hem aan, u tot voorbeeld te nemen en een leven van liefde te leiden naar mijn wil. Alleen de liefde kan u helpen gelukzalig te worden en daarom moet u uw wezen veranderen. U zult de eigenliefde moeten overwinnen, u zult u moeten wijden aan de liefde tot de naaste. Uw hele willen en denken moet door de liefde worden gedragen, u zult niet met haat aan uw naaste mogen denken. U zult hem geen schade mogen toebrengen, u zult u niet als rechter over hem mogen opwerpen. U zult ook geduldig zijn zwakheden moeten verdragen en hem steeds alleen maar liefdevol op de goede weg helpen, opdat ook hij zichzelf kent en zijn best doet zijn wezen te veranderen.
En mijn zegen zal op al uw willen en handelen rusten. U zult nu in waarheid Mij navolgen – Die vol liefde was en steeds bereid te helpen. Dus moet steeds de liefde u leiden, wat u ook onderneemt. U zult u steeds af moeten vragen hoe Ik in uw plaats wel zou handelen. En steeds zal uw hart u antwoord geven, dat u steeds alleen de liefde werkzaam laat zijn en aan onedele gedachten geen plaats meer biedt in uw hart. Maar u moet ook steeds in de waarheid blijven en ook de naaste niet in dwaling laten leven. U moet hem helpen zodat hij zijn dwaling inziet, omdat hieruit geen zegen voort kan komen. Wat u dus als dwaling inziet, zet dat in liefde aan uw naaste uiteen en laat het aan hem over of hij daarmee naar Mij komt en Mij zelf vraagt om juiste gedachten, om opheldering.
Ik zelf heb u beloofd dat Ik u niet in dwaling laat wanneer u ernstig de waarheid begeert en Ik zal ook steeds mijn belofte nakomen en u licht schenken waar het nog donker is in u. Maar verwacht het antwoord dan ook in uw hart wanneer u Mij vanuit uw hart vragen stelt. Laat u door Mij zelf aanspreken en u zult in u een duidelijk antwoord vernemen. Het is mijn wil dat u zelf de innige band met Mij aangaat, dat u zelf naar Mij toe komt, opdat u het door Mij aangesproken worden in u verneemt en u nu ook zelf laat zien hoe u tegenover Mij staat. En daartoe zal Ik u steeds gelegenheid geven, doordat gedachten u bezighouden waarvan u niet in staat bent om ze een juiste richting te geven.
En dan moet u naar Mij komen en Mij vragen en Ik zal u juist onderrichten, zodat u in uzelf een helderheid gewaar wordt en niet meer vraagt, maar handelt volgens mijn wil omdat Ik u deze wil in het hart legde als antwoord. En zo zult u allen die bij Mij wilt horen zelf moeten handelen. Zo zult u ook uw naaste moeten trachten te beïnvloeden, wanneer u tegenover hem liefdevol wilt handelen en hem beschermen wilt tegen dwaling of verkeerde daden.
U hebt steeds alleen maar de Vader nodig. En zoals Ik in liefde op aarde werkzaam was, steeds alleen liefde leerde en liefde gaf, zo moet ook uw weg over de aarde steeds alleen geleid zijn door de liefde. Dan zult u ware navolgers van Mij zijn. Dan zult u tot zegen van uw medemensen werkzaam zijn, dan bent u op aarde waarlijk verlossend bezig.
Amen
BD.7858
26 maart 1961
God beantwoordt iedere vraag door het hart (1)
Iedere mens, wiens wil het slechts is Mij te dienen, kan in mijn wijngaard werkzaam zijn. Maar er zijn zo veel verschillende werkzaamheden die hij verrichten kan. Want Ik heb alleen maar een diep gelovig hart nodig dat nu op zijn medemensen liefde uitstraalt. Daardoor wordt er weer liefde in hen opgewekt en die verbreidt zich en helpt om tot een levend geloof aan een God en Schepper te komen. En iedere mens die zelf een overtuigd geloof heeft, kan ook getuigen van Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, in wie Ikzelf het verlossingswerk volbracht heb. En hij zal Mij dienen, hij zal een trouwe knecht voor Mij zijn als hij probeert ook de medemensen de weg te wijzen naar dit geloof. En zijn wil zal Ik zegenen en Ik zal Mij ook aan hem openbaren. Ik zal door het hart tot hem spreken, hij zal het gewaarworden, hij zal innerlijk worden aangespoord om zijn arbeid in de wijngaard te verrichten, hij wordt van binnen uit geprikkeld om te spreken als hij met zijn medemensen samenkomt die van goede wil zijn.
En zo zult u allen Mij kunnen dienen en aan de verlossingsarbeid deelnemen, als u de wil ertoe hebt. De kracht daartoe doe Ik u toekomen – Die uw wil ken en hem zegen. Want de geestelijke nood is groot omdat er geen geloof meer in de mens is. En dit geloof moet weer overtuigd kunnen worden uitgedragen door mijn dienaren, wil het ook door de medemensen worden aangenomen. Deze verlossingsarbeid hoeft echter niet met een ongewone werkzaamheid verbonden te zijn, ze kan verricht worden door ieder die zelf een levend geloof in Mij heeft en wiens liefde zijn medemensen geldt die in deze geestelijke nood verkeren. Want mijn geest is in ieder werkzaam – ook al is dit naar buiten toe niet zichtbaar. En deze stille verlossingsarbeid is Mij vaak waardevoller dan een die op de voorgrond treedt, die gemakkelijk aardse bijverschijnselen laat zien welke de verlossingsarbeid belemmeren.
Dit gevaar bestaat wanneer overijverige mensen geestelijke gaven op de voorgrond willen plaatsen. Wanneer zij, waar zij ook mogen zijn, een rechtstreeks aangesproken worden door Mij verwachten waaraan persoonlijke wensen ten grondslag liggen. Dan laten zij zich niet meer door Mij leiden, maar ze trachten Mij ertoe te brengen met hun wensen rekening te houden. En dan houdt mijn geest zich stil. Dan spreken zij zelf als mens en ze brengen mijn werkzaam zijn in hen in gevaar.
Ik spreek wel door de mond van een mens tot alle mensen, als Ik probeer hen in alle zuiverheid vertrouwd te maken met mijn evangelie. En vervult u mensen nu mijn wil, dat u volgens mijn evangelie leeft, dan kan Ik ook ieder van u persoonlijk aanspreken door het hart, zodat u waarlijk iedere vraag die u innerlijk bezig houdt, beantwoord wordt. Wie echter zichzelf nog niet zo gevormd heeft door de liefde dat hij in staat is Mij in zijn binnenste te horen, juist op zo’n manier dat hij het antwoord ervaart dat Ik hem geef, die zal ook niet zulk aanspreken mogen verwachten via anderen, die het hem zouden willen overbrengen en zodoende woorden weergeven die niet mijn woorden zijn. Want het is toch mijn wil dat u de nauwe verbinding met Mij zelf tot stand brengt. Het is mijn wil dat u uzelf naar Mij keert, dat ieder zichzelf zo vormt dat Ik hem antwoord geven kan wanneer hij vraagt.
Wanneer u Mij in stilte verzekert van uw wil om Mij te dienen en verlossingsarbeid te verrichten, dan kunt u ook daarvan zeker zijn dat Ik u aanneem, en u hebt dan waarlijk geen opdracht nodig die u door de medemens gegeven wordt. Want u geeft uzelf een bewijs van onvermogen: ontbrekende liefde en vertrouwen in Mij, Die iedere vraag van u ken en u zelf antwoord geef als u Mij daarom vraagt. De stille verlossingsarbeid die door ieder persoonlijk verricht wordt is Mij waarlijk liever dan het werk dat gedaan wordt onder menselijke invloed. Want u weet dat u allen bij Mij welkom bent en Ik u aanneem als mijn knechten, als u zelf Mij uw diensten aanbiedt en mijn wil tracht te vervullen. Waartoe verlangt u dan bevestigingen die Ik u door mensenmond moet laten toekomen? U opent daardoor de deur voor uw tegenstander, die zich nu overeenkomstig de wens tracht te uiten omdat u laat zien dat u niet gelooft aan mijn rechtstreeks werkzaam zijn in u. Omdat u niet gelooft dat Ik u het antwoord in het hart leg als u zich met Mij verbindt in gebed. En door dit ongeloof krijgt hij invloed die u moet ontvluchten. Want ook hij bedient zich van mooie woorden en u zult serieus moeten onderzoeken waar deze woorden vandaan kwamen.
Amen
BD.7859
27 maart 1961
God beantwoordt iedere vraag door het hart (2)
Dat de mensen zo gemakkelijk ten prooi vallen aan de dwaling ligt daaraan, dat hun houding tegenover Mij nog niet helemaal in orde is, ook, al hebben zij daartoe de wil, dat wil zeggen: als zij in de wil leven Mij te dienen. Een voortdurende verbinding met Mij zou hen waarlijk voor dwaling bewaren, dat wil zeggen: zij zouden die als zodanig herkennen.
Deze band is echter nog niet diep genoeg, en zodoende dringen zich altijd nog aardse gedachten op de voorgrond die met het verstand aangenomen en overdacht worden. Het verstand vraagt echter dikwijls de medemens om raad, en deze kan als ook hij niet innig genoeg met Mij verbonden is, ook verkeerde raad geven. Daarom kan Ik ook maar zelden de zuivere waarheid naar de aarde sturen, omdat daartoe de innigste verbinding met Mij nodig is, die ieder tussen beide komen van andere krachten verhindert. En daarom behoedt alleen die mens zich voor verkeerde invloeden of dwaling die deze innige verbinding met Mij tot stand brengt en iedere invloed van buitenaf afwijst, die alleen luistert naar wat Ikzelf hem zeg door het hart.
Wel is het mijn wil dat u, mensen u verbindt in liefde, dat de een de ander sterkt en ondersteunt in het geloof, dat u als broeders tegenover elkaar staat en gezamenlijk naar Mij als uw Vader streeft. Maar Ik wil ook ieders persoonlijk contact met Mij. Ik wil dat u zelf bij Mij om raad komt, dat u met iedere geestelijke en ook aardse bede zelf tot Mij komt – dat Ik ze voor u vervul.
Ik wil deze directe verbinding met Mij, als het om persoonlijke vragen en wensen gaat. Terwijl Ik anderzijds u mijn tussenpersonen en boden toezend die u moet aanhoren, als u geestelijk onderricht ontvangen moet, als mijn evangelie tot u moet worden gebracht. Begrijp dat Ik door mijn werktuigen tot u spreken wil en altijd zal doen, als het er om gaat dat u een geestelijk weten moet worden overgebracht, omdat u zelf nog niet in staat bent zulke leren of diepere wijsheden direct aan te nemen. Dan zal Ik steeds zeggen; luister naar mijn boden en vervul mijn wil.
Maar nooit zal Ik u leringen doen toekomen door uw medemensen anders dan van geestelijke inhoud, omdat u met ieder persoonlijk verzoek zelf naar Mij moet komen. U moet leren onderscheid te maken tussen het “toezenden van mijn woord” en het “persoonlijk aanspreken” dat ieder ontvangen kan die zich innig met Mij verbindt, terwijl mijn woord een speciale tussenpersoon of opnamevat nodig heeft om, als stroom van de geest daar in te kunnen vloeien. En u moet daarom ook oplettend zijn en weten, dat u makkelijk in dwaling gestort kan worden, want waar mijn tegenstander nog een menselijke zwakheid bemerkt, kan hij makkelijk binnensluipen en zich deze ten nutte maken. Maar u kunt hiervan zeker zijn, dat Ik “mijn woord” bescherm tegen iedere dwaling, tegen de invloed van mijn tegenstander daar Ik u, mensen naar de waarheid wil leiden.
Maar u moet niet lichtvaardig ieder woord geloven dat u tegemoet klinkt als zou het geestelijk zijn overgebracht. U moet ernstig onderzoeken of de inhoud alleen van geestelijke aard is, of het rijper worden van uw ziel ten doel heeft, of het als van Mij, voor het heil van uw ziel gegeven, te bestempelen is. Maar uw eigen wensen moet u zelf aan Mij toevertrouwen en Ik zal ook uzelf dan aanspreken door het hart en u zult dan ook weten wat u doen of laten moet.
Amen
BD.7861
30 maart 1961
De vrije wil moet het verlossingswerk aannemen
U bent gebonden en dat wekt mijn medelijden op. U bent nog steeds in de slavernij van mijn tegenstander, zolang u zich niet laat verlossen door Mij. En u bent daarom verzwakt, het ontbreekt u aan kracht en licht. Want hij heeft u nog steeds in zijn macht, die het verhindert dat u zich vrijwillig laat aanstralen door mijn liefdeskracht en uit uw toestand van zwakte tevoorschijn komt. Maar mijn liefde geldt u, mijn schepselen, en ze is u ook gevolgd in de diepte. Mijn liefde wil u opheffen uit de diepte. Ze wil u helpen dat u weer opwaarts zult gaan, dat u weer zult terugkeren naar Mij. En mijn liefde zal niet eerder rusten tot ze haar doel heeft bereikt. Maar u zult aan Mij moeten denken. U zult Mij als uw goddelijke Verlosser moeten erkennen, daar u zich anders buiten diegenen plaatst voor wie Ik mijn bloed heb vergoten aan het kruis. Ik deed door mijn kruisdood uw zondenschuld teniet, die u zwak en ongelukkig liet worden. Ik heb voor u aan mijn tegenstander het losgeld betaald, maar u moet nu ook de verlossing door Mij aannemen. U zult zelf de wil moeten hebben van uw gevangenbewaarder los te komen. U zult diep in uw hart op Mij moeten aansturen en Mij daardoor bewijzen dat u uw wil hebt veranderd, die zich eens van Mij afkeerde naar Mijn tegenstander toe. En u zult dan waarlijk vrij worden van hem, u zult loskomen uit uw toestand van zwakte, u zult weer kracht en licht ontvangen en steeds dichter bij Mij komen, Die alleen wacht op uw aaneensluiting met Mij in vrije wil, die u dan ook gelukzaligheden zal bereiden in overvloed.
Ik deed alles voor u. Ik gaf mijn leven aan het kruis om u uit de ongelukkige toestand weg te voeren, een nieuw leven tegemoet, een eeuwig leven in gelukzaligheid. Maar steeds blijft uw eigen wil doorslaggevend, hoe hij zich verhoudt ten opzichte van Mij en mijn verlossingswerk. Wanneer u niet onder mijn kruis komt, wanneer u zich zelf ver van Mij houdt, dan blijft de zondenlast voor u aanhouden. U zult haar niet kwijtraken en ze drukt u op de grond. Ze houdt u in de diepte en u zult onder uw last niet zelf overeind kunnen komen. En dan was mijn dood aan het kruis voor u tevergeefs. U weigert zelf een beroep te doen op de genaden van het verlossingswerk en u zult eeuwig niet van uw zondenlast afkomen. U neemt ze mee naar het rijk hierna, waar ook alleen Hij ze van u af kan nemen Die u op aarde niet wilde erkennen, Die u echter onherroepelijk zult moeten erkennen als u vrij zult willen worden van uw schuld.
Daarom zult u op aarde de weg naar het kruis moeten nemen. U moet u tot uw Verlosser Jezus Christus wenden Die vol erbarmen ook uw schuld op zich heeft genomen toen Hij de weg naar het kruis ging. U moet u aan Mij zelf toevertrouwen en Mij om vergeving van uw schuld vragen – Die in de mens Jezus mijn intrek had genomen om als mens voor u te lijden en te sterven, omdat uw ongelukkige toestand en zwakheid Mij medelijden inboezemde en mijn oneindige liefde u wilde helpen in uw nood. Geloof het dat u Mij nodig zult hebben om gelukzalig te worden en besef dat u in de huidige toestand niet gelukkig bent, dat u zwak en hulpeloos op mijn genade en barmhartigheid bent aangewezen, dat u zich daarom tot Mij zelf zult moeten wenden omdat Ik uw wil niet onvrij maak, omdat uw wil zelf zich op Mij moet richten, die zich eens afwendde van Mij in verblind denken.
Ik ben voor u gestorven aan het kruis en al uw schuld heb Ik op Me genomen om voor u de vrijheid weer terug te kopen van de heer die u mee naar beneden heeft gesleurd in de diepte. Hij laat u niet vrij wanneer u zelf het niet zult willen dat Ik u verlos uit zijn macht. Maar hij is machteloos tegenover u wanneer u maar van plan bent u te laten verlossen door Mij, wanneer u zich onder het kruis zult begeven en Mij daar uw zondenlast aan de voeten zult leggen. En mijn eindeloze liefde zal ze waarlijk van u af nemen. Mijn oneindige liefde zal voor u de poort naar het lichtrijk openen en u zult het leven krijgen dat eeuwig zal duren.
Amen
BD.7863
2 april 1961
Oerlicht van eeuwigheid – Jezus Christus
Mijn geest is in u werkzaam geworden wanneer u het mogelijk maakt dat Ik u kan toespreken, dat Ik u mijn woord doe toekomen en u dit in het hart verneemt als mijn rechtstreekse toespreken. En dit woord moet u de waarheid overbrengen die u nodig hebt om gelukzalig te kunnen worden. Alles wat u moet weten wordt u bekend gemaakt door de stem van de geest. Want zolang Ik u niet zelf kan onderrichten bent u blind van geest. Dat wil zeggen: u bent zonder enig inzicht, u bent zonder innerlijk licht. Maar Ik ben het Oerlicht van eeuwigheid en al het wezenlijke dat uit Mij is voortgekomen moet in dit licht verkeren, daar het anders niet gelukzalig kan zijn. Dus laat Ik mijn licht uitstralen in de oneindigheid. Ik doorstraal al het wezenlijke dat Mij geen weerstand biedt. Ik laat mijn licht op de aarde neerstralen. Ik leid het naar de mensen toe die aan het begin van hun belichaming zonder licht zijn. Ik maak ze bekend met de waarheid, met een waarheidsgetrouw weten dat voor hen ook hun bestaan op aarde begrijpelijk maakt en dat hun uitsluitsel geeft over de zin en het doel van hun leven.
En dit weten betekent voor hen licht dat van het eeuwige Licht afkomstig is en ook weer naar het eeuwige Licht terugvoert. Dit weten is zeer omvangrijk, want het omvat heel mijn heilsplan. Het omvat het werk van mijn schepping, de afval van het geschapene en het terugbrengen ervan naar Mij. Het is een daad van mijn overgrote liefde voor u, dat Ik u dit weten doe toekomen, dat Ik u weer een licht schenk – u die dit licht eertijds hebt afgewezen en daarom een verduisterde geest kreeg. Maar u zult niet eeuwig in deze duisternis gelaten worden en Ik zelf wil u daarom uw weg over de aarde verlichten waarop u weer naar Mij terug zult kunnen keren.
Wanneer u weet van uw vroegere afval van Mij, van uw oerzonde die er aanleiding voor is geweest dat u eens als mens over de aarde moet gaan, dan zal ook al het andere weten voor u begrijpelijk worden. En wanneer Ik dus zelf dit weten aan u kan overbrengen door de stem van de geest, dan bent u al aanzienlijk dicht bij Mij gekomen. Dan hebt u zich al gescheiden van degene die u eens had meegesleurd naar de diepte. U hebt dan de band met mij tot stand gebracht, daar Ik anders niet tot u zou kunnen spreken. U bent vrij geworden. U bent aan de macht van de tegenstander ontsnapt, u hebt u bewust naar Mij toegekeerd. Uw wil verlangt weer naar Mij van Wie u eens bent weggegaan. En u hebt u vrij kunnen maken omdat de goddelijke Verlosser Jezus Christus u daarbij heeft geholpen, zonder Wie het u nooit mogelijk zou zijn uit de gevangenschap van de satan vrij te worden. En het weten van de goddelijke Verlosser Jezus Christus is het sterkste licht dat door mijn liefde naar u toe straalt, want het bepaalt uw gelukzaligheid.
U zult doordrongen moeten zijn van dit licht. Want zolang u zonder kennis bent van het grote werk van erbarmen van de mens Jezus, zult u met verduisterde geest voortgaan en niet in staat zijn een ander licht te onderkennen. Want in Jezus Christus daalde Ik zelf, het Oerlicht van eeuwigheid, af naar de aarde om de duisternis op te heffen, om in de harten der mensen een liefdeslicht te ontsteken dat hun de weg omhoog zou verlichten.
U mensen zult allen op uw weg over de aarde bij een kruispunt komen. En dan zult u worden gewezen op Jezus Christus en u zult dan de weg moeten nemen naar Hem Die aan het kruis voor u mensen is gestorven om de oerzonde van uw afval van Mij teniet te doen. Mijn overgrote liefde zal u allen het weten over Hem proberen voor te leggen. Ook vooraf zal ik u al een licht schenken, doordat Ik probeer u opheldering te geven over Jezus en Zijn missie. Maar in uzelf moet dit licht dan eerst voeding vinden en aanwakkeren tot een heldere vlam. U zelf zult u in vrije wil tot Hem moeten wenden. En dan is ook uw terugkeer naar Mij verzekerd – Die zelf in Jezus het verlossingswerk aan het kruis heb volbracht.
In de duisternis van geest ontbreekt u elk weten. En er is duisternis van geest wanneer mijn tegenstander tracht u weg te dringen van het licht, wanneer hij u verhindert in liefde werkzaam te zijn, omdat de liefde het licht van eeuwigheid is. En Ik zal u daarom steeds aansporen om in liefde werkzaam te zijn en Ik zal dit doen door de stem van het geweten zolang Ik u niet rechtstreeks kan toespreken. Maar mijn geestvonk in u uit zich vooreerst heel zacht, opdat u toch een beetje hulp wordt geboden. En uw wil beslist dan.
En wanneer hij heeft gekozen voor Mij, dan zal mijn licht steeds helderder in hem stralen. Hij onderkent Jezus Christus, hij onderkent Mij in Hem en nooit zal hij meer terugvallen in de duisternis, want mijn licht trekt hem omhoog. In het licht herkent hij de weg en hij zal zijn doel bereiken, hij verenigt zich voor eeuwig met Mij.
Amen
BD.7870
12 april 1961
De overgave aan God – Het onderkennen van Jezus Christus
Hoe eenvoudig en zorgeloos is uw levensweg wanneer u die aflegt aan mijn hand, wanneer u hem gaat onder mijn voortdurende begeleiding, wanneer u zich maar altijd aan Mij toevertrouwt en Mij voor u laat zorgen. Dan zult u ook zeker uw doel bereiken, want aan mijn hand zult u waarlijk geen verkeerde wegen gaan. De innige overgave aan Mij is er ook de garantie voor dat Ik uw vaste Leider en Begeleider ben. Want waar een hart in liefde voor Mij sneller gaat kloppen, ga Ik niet meer weg, want daar heeft mijn tegenstander zijn recht verloren ofschoon hij steeds weer zal proberen u de bekoringen van de wereld voor ogen te houden om u weer van Mij af te troggelen. Maar wie door mijn liefde is vastgepakt, wie het zelf mogelijk maakt dat mijn liefde hem bestraalt, diens verlangen geldt niet meer de wereld en haar vreugden. Hij heeft andere goederen gevonden die hem waard zijn om naar te streven en hij wendt zijn blik niet meer af maar onophoudelijk omhoog, waar hij Mij aanschouwt en nu op Mij aanstuurt met al zijn zinnen.
De overgave aan Mij moet hebben plaatsgevonden, dan heeft de mens ook zijn wilsproef doorstaan. Dan heeft zijn wil zich voor Mij uitgesproken, dan is de weg van de terugkeer definitief betreden die gegarandeerd eindigt bij Mij. En Ik wil u daarom mijn voortdurende aanwezigheid beloven wanneer u maar van plan bent deze te bezitten, want dan schenkt u Mij uw wil en Ik ga nu eeuwig niet meer van u weg. Het hoeft dus helemaal geen gewelddaad te betekenen Mij en mijn rijk te verkrijgen, wanneer u zelf zich maar in liefde aan Mij overgeeft. Maar geweld zal moeten worden gebruik door degene bij wie de liefde tot Mij nog ontbreekt, die nog de wereld toebehoort en daarom moet strijden tegen het verlangen naar de wereld. Tot deze de innige band met Mij tot stand heeft gebracht kan lange tijd duren, hoewel Ik ook hem met mijn liefde volg en steeds weer probeer hem vast te pakken. Maar Ik dwing zijn wil niet en deze gaat nog vaak de weg van de wereldse genoegens en vreugden, die naar beneden voert en door mijn tegenstander steeds weer aan de mens als bekoorlijk wordt voorgesteld, tot hij zich uit zichzelf vrij maakt van zijn begeerten, tot hij zijn blik op Mij richt en verlangt dat Ik hem aan de hand zal nemen en omhoog zou willen leiden.
Het gaat steeds alleen maar om uw ernstige wil, die in het hart moet ontstaan en niet door woorden kan worden vervangen. Het gaat erom dat de mens verandert, dat zijn wezen dat tot nu toe door mijn tegenstander werd bepaald, zich nu door Mij laat leiden, dat de mens opgaat in mijn wil, dat hij de grondwet van de liefde vervult, dat hij zich weer in de eeuwige ordening inpast en dus zijn oerwezen aanneemt. Het gaat erom dat hij geen weerstand meer biedt wanneer mijn liefde hem bestraalt, dat wil zeggen dat hij zich bewust openstelt, dat hij zal wensen weer met Mij in verbinding te treden en mijn liefde te bezitten, die hij eens had afgewezen. Dan erkent hij Mij bewust en de vroegere zonde van de afval zal hij ook onderkennen.
Maar dit alles is niet mogelijk wanneer hij niet de weg naar de goddelijke Verlosser Jezus Christus heeft gevonden. Want Deze alleen geeft hem de kracht zich van mijn tegenstander af en naar Mij toe te wenden. Deze alleen is het Die u dan aan de hand leidt, want Hij en Ik zijn één. En het zich naar Mij toekeren moet derhalve in Hem plaatsvinden, omdat u anders nooit de kracht zou bezitten u door middel van de wil van de tegenstander los te maken. Want deze krachteloosheid was het gevolg van de grote zonde van het zich afkeren van Mij, die nu pas door Jezus is goedgemaakt, dus ook uw wilszwakte alleen door Hem de versterking kon ondervinden om u van mijn tegenstander af te keren, weer naar Mij toe, Die u nu aan de hand neem en waarlijk naar het juiste doel leid. En heeft uw wil voor Mij beslist, dan hoort u ook bij hen die door Jezus’ bloed verlost zijn. U hebt Hem gevonden en Mij zelf in Hem herkend.
De innige overgave aan Mij is ook met het levend geloof in Jezus Christus verbonden, omdat u nu helder en duidelijk Diens missie herkent en Mij zelf niet meer van Hem kunt scheiden. Want de overgave aan Mij heeft plaatsgevonden in de liefde en de liefde is het licht dat nu weer door u heen straalt, zoals eens. Zonder liefde vindt u niet de weg naar Mij. Zonder liefde zoekt u niet de aaneensluiting met Mij. Maar de liefde bindt ons weer eeuwig samen, de liefde ziet in dat u zich met Mij aaneen zult moeten sluiten, wilt u eeuwig gelukzalig zijn. En de liefde dringt u naar Mij, Die u nu ook nooit meer los zal laten.
Amen
BD.7871
13 april 1961
Doel van het aards bestaan
De aanleiding tot uw bestaan op aarde hebt u zelf gegeven toen u weigerde verder in mijn liefdesstroomkring te verblijven. U was zelfstandige wezens die Ik uit mijn liefde had laten ontstaan, die echter steeds met Mij in innigste verbinding stonden en daarom voortdurend door mijn liefdeskracht doorstroomd werden.
En u was ook gelukzalig zolang u deze liefdesdoorstraling toeliet. Toen u echter vrijwillig uit de stroomkring van mijn liefde naar buiten stapte, werd mijn liefdeskracht inactief, wat zoveel betekende als dat u onbekwaam werd om werkzaam te zijn, waartoe steeds mijn liefdeskracht nodig was. Stilzitten is verstarring. Het nietsdoen is onbeweeglijkheid. Het is een toestand van de dood, van volledige levenloosheid. In deze toestand hebt u zich vrijwillig begeven door uw vroegere opstand tegen Mij en deze toestand blijft, tot u weer vrijwillig de stroomkring van mijn liefde zult binnengaan. Alle van Mij eens afgevallen wezens moeten dit proces doormaken: van de dood tot het leven te komen.
Het van Mij afvallig geworden geestelijke, dat in zich verhardde door de afwijzing van mijn liefdeskracht, was dus niet in staat tot enige bezigheid geworden en werd door mijn wil opgelost in ontelbare partikeltjes, die door mijn liefdeskracht omhuld en tot scheppingen van de meest verschillende aard werden gevormd, die weer het geestelijke tot een – al is het ook slechts minimale – bezigheid hielpen naar mijn wil. Bezigheid is leven. Het dode ontwaakte langzaam tot leven en de graad van bezigheid werd hoger door steeds weer nieuwe vormverandering van het nu in deze scheppingswerken gebonden geestelijke.
U mensen nu bent de laatste vorm waarin het eens gevallen wezen de hoogste graad van bezigheid moet en kan bereiken, wanneer het de vrije wil, die het nu weer terug heeft gekregen, juist gebruikt. Uw uiterlijke vorm is eveneens een scheppingswerk van mijn liefde, dat het proces moet volbrengen: u het eeuwige leven te brengen dat u nu niet meer kunt verliezen wanneer u de terugkeer naar Mij hebt voltrokken.
Maar uw zijn als mens houdt ook een groot gevaar in: dat u uw vrije wil opnieuw zult misbruiken en de hele ontwikkelingsgang tevoren in verval is geraakt, dat u opnieuw naar de diepte zult zinken, dat u mijn liefde opnieuw zult afwijzen en uw geestelijke substantie zich weer zal verharden, dat u weer een prooi zult worden van de dood.
Het bestaan als mens is een onmetelijke genade, want alles wordt u geboden wat u tot de laatste voltooiing kan voeren. Maar hoe u deze genade zult benutten, dat bepaalt uw vrije wil. En deze kan steeds alleen aangespoord of beïnvloed worden, maar nooit gedwongen, zich in de juiste richting te begeven.
Maar u mensen zult moeten weten hoe buitengewoon belangrijk uw aardse leven is. En daarom worden u steeds weer de samenhangen duidelijk gemaakt. Er wordt u een weten gebracht, rechtstreeks of door mijn boden, dat in u een verantwoordelijkheidsgevoel moet opwekken.
U zult steeds weer onderricht worden door mijn woord en u zult in u ook de stem van het geweten horen. Maar het staat u vrij hoe u zich instelt tegenover dit weten. Het staat u vrij of u mijn rechtstreekse openbaringen aan zult willen nemen. Maar ook mijn overgrote liefde kan niet meer doen dan u zulke openbaringen te doen toekomen die u kennis geven van de uitwerking van een juiste levenswandel, van de zin en het doel van uw leven op aarde en van mijn wil, waarvan de vervulling u waarlijk een leven in gelukzaligheid garandeert.
Maar Ik kan u er niet toe brengen mijn openbaringen geloof te schenken, want zoals u eens vrijwillig van Mij bent weggegaan, zoals u eens vrijwillig mijn liefde afwees, zo zult u ook vrijwillig naar Mij moeten terugkeren. U zult vrijwillig weer mijn liefdesstroomkring moeten binnentreden. U zult weer innig met Mij verbonden moeten willen zijn, dan zult u waarlijk het eeuwige leven binnengaan. U zult tot uw Vader terugkeren en eeuwig gelukzalig zijn.
Amen
BD.7872
14 april 1961
De strijd van de “mens” Jezus
Toen Ik als mens op de aarde kwam, was de geest Gods in Mij machtig werkzaam. Want Ik bracht de liefde mee naar de aarde, die Mij vanaf het begin vervulde en die alleen mijn Vader van eeuwigheid gold. En zo gebeurden er ongewone dingen bij mijn geboorte, die u mensen van de tegenwoordige tijd niet meer wilt geloven, maar die de mensen die rondom Mij waren een bewijs gaven dat Ik de aangekondigde Messias was. Ik bracht dus de liefde mee naar de aarde, maar van het licht moest Ik afzien, want de mensen zouden de lichtsterkte niet hebben kunnen verdragen. En Ik moest nu dus de strijd aangaan tegen al het onrijpe geestelijke, dat via mijn lichaam de ziel in het nauw bracht. Want Ik moest als mens rijp worden, omdat Ik de mensen de weg wilde wijzen naar vergeestelijking, wat alleen de liefde tot stand brengt. En dus moest Ik al het onrijpe dat Mij benauwde proberen te kalmeren. Ik moest door de liefde die in Mij was trachten op dit geestelijke in te werken, dat het van zijn verlangen afzag, dat het zich schikte naar het verlangen van de ziel, dat het zich dus nog in de tijd van mijn wandel op de aarde vergeestelijkte en zich aaneensloot met de ziel.
Deze strijd was werkelijk niet eenvoudig. Want het menselijke in Mij had dezelfde begeerten, hetzelfde verlangen naar vervulling zoals het bij alle mensen het geval was. Ik was ondanks mijn herkomst van boven niet anders geaard dan zoals u mensen bent. De wereld met haar verlokkingen bekoorde Mij net zo als u. Alleen nam mijn ziel daar afstand van, omdat ze door de liefde die in Mij was ook inzag welke gevaren deze wereldse verlokkingen vormden, en omdat Ik ook op de hoogte was van de missie die Ik als “mens Jezus” moest vervullen. Maar het lichaam verlangde het zijne en mijn strijd was daarom vaak buitengewoon zwaar om aan het verlangen van de ziel te voldoen en alle verzoekingen standvastig te weerstaan. Maar de liefde in Mij gaf Mij de kracht. De liefde in Mij trok Me onweerstaanbaar naar de Vader en de Vader was altijd in Mij aanwezig. Hij vervulde Me steeds meer en Hij werd werkzaam in Mij, in de mens Jezus.
Ik besefte in welke nood de mensheid zich bevond, bij welke de liefde ontbrak en die daarom zonder kracht was om dezelfde verzoekingen te weerstaan. Ik wist waarom de mensen zonder liefde waren en dat ze overheerst werden door degene die totaal zonder enige liefde is. Dus probeerde Ik de mensen ertoe te brengen in de liefde te leven. Ik leefde hun een leven in liefde voor en onderrichtte hen voortdurend. Ik gaf hun de geboden van de liefde tot God en tot de naaste. Ik trachtte hun de uitwerking van een leven in liefde duidelijk te maken en bewees hun dit zelf. Ik genas zieken en verrichtte wonderen. En Ik kon zoiets doen, omdat Ik de kracht van de liefde werkzaam liet worden. Want de Liefde is God en God zelf werkte dus door Mij, omdat Hij als de “eeuwige Liefde” in Mij was.
Het ontbrak de mensen aan liefde toen Ik naar de aarde afdaalde. Maar Mij vervulde ze, want Ik was de Vader in liefde trouw toegedaan. Ik was bij Hem gebleven, toen de schare van de oergeschapen geesten van Hem afviel. Mijn liefde voor Hem was overgroot en deze gaf Ik niet op toen Ik naar de aarde afdaalde. En mijn hele levenswandel op aarde was een onophoudelijk werkzaam zijn in liefde, zodat ook spoedig het lichaam zich naar deze liefde voegde, dat de ziel het tot zich trok en zich samen met het lichaam met de eeuwige Liefde in Mij verenigde.
Maar het zou verkeerd zijn te zeggen dat, vanwege de buitengewone mate van liefde, mijn weg over de aarde minder zwaar zou zijn geweest. Want Ik stond buitengewoon sterk onder invloed van de kwade geesten die Mij in het nauw wilden brengen. Deze hechtten zich aan Mij vast en trachtten Mij omlaag te trekken. En Ik mocht ze ook niet van Mij af schudden, omdat mijn liefde in Mij dat niet toeliet. Integendeel, Ik moest ze kalmeren en ze in liefde ertoe brengen Mij met rust te laten. En Ik beloofde hun ook mijn bijstand om uit de diepte weer omhoog te komen. Krachtens de macht in Mij, die groot was, kon Ik deze verderfelijke geesten niet verjagen. En daarom heb Ik veel meer geleden dan u mensen kunt begrijpen. En alleen de grote liefdeskracht heeft mijn verlossingswerk laten volbrengen, daar Ik anders zelf een prooi zou zijn geworden van de kwade geesten, wat echter nooit mogelijk was, omdat de Liefde – de Vader zelf – in Mij was.
U mensen zult Mij nu moeten navolgen. U moet eveneens de strijd aangaan tegen al het verderfelijke geestelijke in en rondom u. U zou er echter uit eigen kracht niet toe in staat zijn, omdat u de liefde nog niet in u hebt, die uw kracht vergroot. Maar u kunt u nu tot Mij wenden en Mij vragen om toevoer van kracht, en ze zal u waarlijk worden toegestuurd als genade van het verlossingswerk, welke Ik voor u heb verworven door mijn dood aan het kruis. Maar zonder Mij wordt u niet vrij van de vijandelijke macht. Zonder Mij is uw wil te zwak en ontbreekt het u aan kracht.
Ik heb zelf een harde strijd gestreden tegen mijn tegenstander, die Mij wilde verhinderen het verlossingswerk te volbrengen. Maar Ik heb de strijd doorstaan door de liefde. En u wil Ik helpen, omdat u te zwak bent. Want u leeft in een wereld die helemaal niet geestelijk is. U leeft in de wereld van de gevallen geest en wordt door haar vorst gevangen gehouden. Maar Ik heb u verlost uit diens macht. En dus zult ook u hetzelfde kunnen volbrengen als Ik: dat u zegevierend uit de strijd tegen alle wereldse begeerten tevoorschijn komt, dat uw lichaam zich tegelijk met uw ziel vergeestelijkt, dat ze zich verenigen met de Vader van eeuwigheid, omdat u dit werk niet meer alleen hoeft te volbrengen, omdat u alleen maar naar Mij hoeft te komen, om dan ook de kracht te ontvangen, om de weg terug te kunnen gaan naar de Vader van wie u eens bent weggegaan. En deze toevoer van kracht betekent dat de liefde in u ontvlamt en oplaait tot de hoogste gloed, dat u door de liefde al het verderfelijke geestelijke in uzelf tot orde brengt, dat u weerstand zult kunnen bieden aan elke verzoeking en dat u zich daardoor vrij maakt van uw tegenstander. Want u staat dan aan mijn kant en Ik maak u werkelijk vrij van hem.
Amen
BD.7874
16 april 1961
De ware navolging van Jezus
Mijn ware navolger is hij die zijn best doet net zoals Ik te leven op aarde, die in het leed standhoudt en het gelaten draagt en die de liefde in zich tot ontplooiing brengt, want diens ziel zal geheel rijp worden. Ik kan altijd alleen maar tot navolging van Jezus aanmanen, want de mens Jezus is deze weg gegaan op aarde. Zijn leven is waarlijk zwaar geweest, maar Hij droeg het berustend. Hij ging de strijd aan met de duisternis, dat wil zeggen Hij trachtte overal de orde te herstellen en de mensen een licht te brengen waarom ze zich in de duisternis van geest bevonden en wat ze moesten doen om uit deze duisternis een uitweg te vinden. Hij ging bewust de weg van het lijden en de liefde. En daarom vormde Hij zich zelf zo dat Ik in Hem verblijf kon nemen. En deze weg zult u allen moeten gaan en door liefde en leed trachten u zo te vormen dat Ik zelf, Die de eeuwige Liefde ben, bij u aanwezig kan zijn.
U zult Mij moeten navolgen. U zult moeten proberen het leven na te leven dat Ik heb geleid in de mens Jezus. En als eerste behoort daartoe de wil u weer met Mij te verenigen. Alleen de liefde brengt deze vereniging tot stand en het leed zuivert uw ziel, die nog veel onrijpe deeltjes bevat. Ook het lichaam vergeestelijkt, zodat het zich ook bij het verlangen van de geest in u aansluit, dat het tegelijk met de ziel rijp zal worden en de aaneensluiting met Mij nu kan plaatsvinden. Deze loutering moet vooraf hebben plaatsgevonden en ten behoeve van de loutering bent u op de aarde. En zodra u zich Mij als voorbeeld neemt, zal ook uw aardse leven niet tevergeefs zijn. Het zal u het doel opleveren: volledige vergeestelijking en aaneensluiting met Mij.
Er moest u een mens tot voorbeeld dienen, daar u anders steeds de tegenwerping zou hebben geopperd Mij niet te kunnen navolgen omdat dit boven uw vermogen, boven uw krachten zou gaan. Maar de weg die Ik ben gegaan als zelf mens op de aarde, was zo gericht dat ieder mens Mij daarop kon volgen. Er wordt niets onmogelijks van u verlangd, er wordt niets verlangd wat de zondige mens niet kan volbrengen, want met al uw zwakheden en fouten heb Ik rekening gehouden. In de aanleg en omstandigheden van ieder mens heb Ik Me ingeleefd, want wat het ook mag zijn: leeft u in de liefde dan vergaart u zich ook kracht die u ook het zwaarste zal laten volbrengen. U groeit boven uzelf uit, want u ontleent de kracht aan Mij, zoals Ik door de Liefde Die in Mij was ook over de kracht heb beschikt die Mij in de strijd met de duisternis, de strijd tegen alle verzoekingen door mijn tegenstander, boven alle begeerten van het vlees, zegevierend liet standhouden. Liefde is kracht en daarom moest Ik op de eerste plaats de liefde prediken en zelf in de liefde leven om u een juist voorbeeld te geven van de levenswandel die u uit de diepte wegvoert omhoog, die u vrij laat worden van de tegenstander, want de liefde is het enige wapen waartegen hij het aflegt. U zult Mij moeten navolgen als u bevrijd wilt worden uit zijn macht.
En ook het leed is niet te omzeilen, want uw ziel moet licht en helder worden, die bij de belichaming als mens nog vol aanklevingen is omdat ze zich nog in het gebied ophoudt van diegene die zijn wezen veranderde, die dus in de waarste zin van het woord “slecht” kan worden genoemd en aan wiens wezen u zich heeft aangepast toen u zich van Mij weg spoedde naar de diepte toen u hem in vrije wil gevolgd bent. De zielenpartikeltjes waren weliswaar door de gang door de scheppingen al veel meer gelouterd toen ze zich tot de ziel van de mens weer aaneensloten, maar er zijn nog veel aanklevingen af te stoten, wat altijd alleen liefde en leed teweegbrengen.
De vergeving van uw zondenschuld is voor u weliswaar zeker zodra u Mij in Jezus Christus erkent en om vergeving smeekt, en dit betekent dat u dan bij het scheiden van deze aarde ook de poort naar het lichtrijk geopend zult vinden, maar het licht dat u nu tegemoet straalt, is zeer verschillend in graad. En uitermate gelukkig zult u zijn wanneer uw ziel geheel en al doorstraald kan worden, wanneer het licht geen aanklevingen meer aantreft die nog moeten worden opgelost.
En omdat u op aarde al zult kunnen bereiken dat uw ziel helder en licht doorlatend is bij uw heengaan van de aarde, zult u ook alle leed op aarde berustend en geduldig moeten dragen. U moet er steeds aan denken dat het alleen maar bevorderlijk is voor de rijpheid van uw ziel. U moet niet proberen u van alle leed te ontdoen, u moet steeds bidden: “Vader, Uw wil geschiede.” Want Ik weet waarom Ik u de weg van het leed laat gaan en waarom Ik de woorden heb gesproken: “Volg Mij na.” Wanneer u zich steeds tracht voor te stellen dat Ik u de weg ben voorgegaan die heel wat zwaarder en smartelijker is geweest dan nu de uwe, dan zult u uit liefde voor Mij alles op u nemen wat Ik over u zend of toelaat. Want dat is het kleine kruisje dat u werd opgelegd te dragen voor uw leven op aarde en dat altijd alleen maar heilzaam is voor uw ziel.
Amen
BD.7875
17 april 1961
Hernieuwde kluistering – Motivering van de ongewone openbaringen
Op ongewone manier openbaar Ik Mij aan u mensen voor het einde, doordat Ik u kennis doe toekomen waaruit u de consequenties moet trekken. Een kennis die u tot nu toe werd onthouden omdat het niet nodig was voor uw zielenheil, omdat er altijd nog tijd bleef tot verandering van uw wezen en u deze verandering ook nog in het rijk hierna ten uitvoer kon brengen, ofschoon onder veel zwaardere omstandigheden – maar het was mogelijk gered te worden zolang de tijd niet afgelopen was die u tot bevrijding uit de vorm is toegestaan.
Maar nu loopt deze tijd ten einde en dat betekent voor u: of uw terugkeer tot Mij of de hernieuwde weg door de scheppingen van de aarde. De kennis van het laatstgenoemde is u echter tot nu toe onthouden, want het had u alleen maar aanleiding gegeven onder een zekere dwang door het aardse leven te gaan. Ik oefen echter geen dwang uit ter wille van de voleinding. Maar nu gaat het om de laatste vrije beslissing van de mens, het gaat om verlossing of hernieuwde kluistering van de ziel, omdat na het einde van deze aarde een opwaartse ontwikkeling in het geestelijke rijk voor een lange tijd onmogelijk is. Want de poorten van dat rijk gaan zolang dicht tot op de nieuwe aarde weer een toestand ingetreden is dat de mensen ook weer onvoltooid van deze aarde heengaan, en mijn erbarmende liefde hen dan weer helpen wil om zich in het hiernamaals te ontwikkelen. Maar voordat nu deze verlossingsperiode ten einde loopt, pas Ik nog alle middelen toe om u te bewaren voor het verschrikkelijke lot van de hernieuwde kluistering. En daarom geef Ik u mensen de kennis welke weg u vroeger bent gegaan tot u uw belichaming als mens op aarde bereikte.
En daarom zijn mijn openbaringen ook ongewoon, omdat de meeste mensen deze kennis ontbreekt. Daar echter het lot van de hernieuwde kluistering pas nu voor de mensen een dreigend onheil is, omdat tot nu toe altijd nog de mogelijkheid bestond om zich in het rijk hierna te voltooien, als het op aarde verzuimd werd, was het ook voor de mensen tot nu toe niet nodig dat zij iets over de eerder gegane ontwikkelingsgang wisten – alhoewel Ik soms toch mensen direct kon aanspreken en hen met deze kennis vertrouwd maakte.
Maar nu is de tijd gekomen waarin de mensen in het grootste gevaar zijn, waarin het hun echter ook mogelijk is dit gevaar uit de weg te gaan als zij serieus een verandering nastreven. De kennis van de ontwikkelingsgang, van de hernieuwde kluistering in de materie, moet hen aansporen tot deze verandering van wil. En daarom openbaar Ik Mij ongewoon, daarom zend Ik een weten tot de aarde dat voor de mensen een uitermate zegenrijke uitwerking kan hebben als zij er maar aandacht aan schenken, als zij mijn aanspreken op zich laten inwerken, daarover nadenken en daaraan beantwoordend nu ook hun leven leiden.
Maar het zijn er slechts weinig die geloven wat hun op ongewone wijze verteld wordt. En tot geloven dwingen kan Ik niet. Daarom kan Ik ook niet anders dan Mij door mensenmond openbaren, want een afgedwongen geloof is waardeloos en brengt de ziel geen vooruitgang. Maar het is toch een belangrijk licht dat u mensen nog geschonken wordt, want Ik zelf openbaar u mijn heilsplan van eeuwigheid. En als u in dit “licht” wilt wandelen zult u ook met zekerheid de juiste weg gaan, want al spreek Ik door mensenmond, is dit toch een bewijs van mijn liefde als Ik rechtstreeks mijn woord naar de aarde zend. Het is een bewijs van mijn tegenwoordigheid of anders gezegd: u kunt van een buitengewone genadegave spreken als u over dingen onderwezen wordt die voor het verstandelijk weten van een mens ontoegankelijk zijn, die u dus niet door medemensen verklaard kunnen worden als Ik tenminste niet zelf deze mens ongewoon benader.
Sla daarom acht op mijn ongewone openbaringen, verwerp ze niet als mensenwerk. Geloof dat alleen mijn liefde zich aan u wil openbaren omdat Ik u zou willen redden voor het einde, omdat Ik u allen het lot van de vernieuwde kluistering zou willen besparen. Deze kluistering is evenwel onvermijdelijk als u niet gelooft.
Amen
BD.7878
25 april 1961
De genade het woord te ontvangen legt verplichtingen op
… ten eerste het doorgeven van wat van boven tot u komt en ten tweede – het instaan tegenover de medemensen voor wat u als waarheid inziet. Het dient tot niets als u, die mijn woord in ontvangst neemt, zelf tevreden bent met dit weten dat u toekomt. U moet zelf dit weten in alle overtuiging aan uw medemensen, die dit weten ontbreekt, doorgeven. En u moet u niet in de war laten brengen door tegenwerpingen, want deze komen altijd van mensen, terwijl Ik zelf u toch de zuivere waarheid verschaf, die altijd zal standhouden tegen zulke bedenkingen. Zodoende heb Ik wilkrachtige dienaren nodig, die zich inzetten voor dat wat zij ontvangen. En dezen zullen ook altijd duidelijk kunnen beoordelen waar er dwaling is – en zullen er tegen ingaan, omdat zij in mijn dienst deze plicht hebben als getrouwe knechten in mijn wijngaard.
Ik stuur daarom de waarheid naar de aarde toe omdat u mensen licht nodig hebt, omdat u in duisternis rondgaat, omdat u veel misvattingen aangeboden werden en nog steeds aangeboden worden. De waarheid alleen voert u naar de zaligheid, de dwaling verlengt de weg naar het doel, want ze zal steeds deze weg verduisteren – zodat u, mensen op zijwegen geraakt en er een lange tijd voor u nodig is tot u op de rechte weg naar omhoog bent aangekomen, op de weg van de waarheid, waar dat licht u verlicht dat naar de aarde straalt ter wille van uw heil.
Verheug u toch dat u helder licht mag ontvangen en gebruik dat licht. Ga de weg die u gewezen wordt, houd u aan mijn woord dat u van boven toeklinkt, dat mijn dienaren u brengen in mijn opdracht en waar zij met recht ook voor kunnen instaan als zuivere waarheid daar zij het van Mij ontvangen hebben.
En waar u, mensen nu ’n duidelijke werking van de geest kunt vaststellen, daar is de zuivere waarheid uit Mij. En neem deze aan, maar vermeng haar niet met leringen waarvan de oorsprong twijfelachtig is. En omdat Ik wil dat de waarheid uit Mij onvermengd behouden blijft, maak Ik het ook tot een plicht voor hen die haar van Mij ontvangen, dat zij met alle standvastigheid uitdragen wat van Mij is uitgegaan. Want dezen zullen het ook weten dat zij Mij daarmee dienen, omdat zij de overgrote genade inzien van dat wat zij ontvangen door mijn geest.
Wanneer dus de zuivere waarheid in gevaar is, misvormd te worden, moet ze door waakzame ogen behoed worden, want mijn tegenstander benut iedere gelegenheid die zich aan hem voordoet om de waarheid uit Mij werkeloos te maken. En het gelukt hem, zodra vreemde opvattingen en ideeën worden toegevoegd die door het menselijk verstand bedacht zijn – en niet als het inwerken van de geest te bestempelen is.
Wel moet mijn woord verbreiding vinden, maar in alle zuiverheid moet het de medemensen worden aangeboden zo, als het van Mij zelf is uitgegaan. En dat dit woord zuiver blijft daarvoor zullen mijn knechten zorg dragen, zover het in hun macht ligt. Want het zaaigoed moet niet verontreinigd worden, opdat het goede vruchten zal afwerpen.
Wie Ik echter een ambt geef, die geef Ik ook de kracht het uit te oefenen. En daarom zal Ik u ook steeds zo leiden dat uw oog gericht wordt naar waar uw werk nodig is, waar u uw ambt kunt uitoefenen. Ik zal uw gedachten juist leiden, zodat u werkzaam bent in mijn wil. Want mijn woord te ontvangen is een genade van de grootste betekenis, en wie Mij dienen wil, die zal ook altijd mijn ondersteuning ondervinden, hij zal steeds die weg gaan die volgens mijn wil is.
Ikzelf zal hem leiden, Ikzelf zal zijn denken juist richten en Ik zal hem de kracht geven naar mijn wil werkzaam te zijn.
Amen
BD.7881
28 april 1961
Kennisneming van het heilsplan van God
Dat Ik u mijn eeuwige heilsplan onthul, moet u de belangrijkheid van de tijd waarin u leeft, laten beseffen. In alle duidelijkheid doe Ik u een weten toekomen dat u inzicht verschaft in mijn besturen en werkzaam zijn, dat u uw levensdoel op aarde, de zin en het doel van de schepping, duidelijk maakt – een weten dat zo geweldig en omvangrijk is zoals u van menselijke kant uit niet zou kunnen worden aangeboden – een weten dat u alleen door het werkzaam zijn van mijn geest kan worden overgebracht. Ik breng een licht naar de aarde, dat uitermate helder straalt en dat het donker verjagen kan wanneer u, mensen u openstelt, als u onder de indruk raakt zodra Ik u aanspreek. En de reden om u dit ongewone weten toe te sturen is dat de mensen kort voor het einde staan.
Bent u nu in mijn heilsplan ingewijd, dan begrijpt u ook dat een verlossingsperiode een einde heeft en hebben moet, omdat u dan alles leert bezien vanuit dit gezichtspunt; dat het gevallen geestelijke de mogelijkheid moet worden gegeven, te streven naar de weg die terugleidt naar Mij – hetzij de mens of ook het nog in de schepping gebonden geestelijke, dat in zijn oersubstantie als wezen van Mij uitging en als wezen ook in het vaderhuis terug moet keren. Kent u mijn heilsplan van eeuwigheid, dan bent u ook op de hoogte van de eindeloze ontwikkelingsgang die het gevallene moet afleggen om weer op te kunnen stijgen en dan denkt u ook vol erbarmen aan datgene, dat het stadium van mens nog niet bereikt heeft en in zijn onvrijheid lijdt, omdat het oorspronkelijk als iets geestelijks dat vrij was van Mij was uitgegaan.
En dan weet u ook dat het komt door de vrije wil van de mens, als hij faalt in zijn aardse leven en dat deze vrije wil bijgevolg zelf zijn lot veroorzaakt, dat hij de weg over de aarde onterecht aflegt wan-neer hij de genade om als mens belichaamd te zijn, niet gebruikt. En dan zult u ook begrijpen dat dit geestelijke zelf zijn leven op aarde vergooit, en daarom een beëindigen van een verlossingsperiode alleen maar nog een daad van liefde van mijn kant is, die ook het geestelijke wil helpen op te stijgen, dat hevig verlangt naar de laatste omvorming om zich voorgoed te kunnen bevrijden door als mens de gang over de aarde te gaan.
En u, mensen in deze laatste tijd voor het einde, breng Ik op de hoogte van mijn heilsplan en dit is voor u een ongewone genade, omdat u nu makkelijker in staat bent te geloven aan een einde, als u de verbanden eenmaal goed hebt doorzien. Want ofschoon voor Mij duizend jaren gelijk zijn aan een dag, eens is toch de laatste dag gekomen die van eeuwigheid af is bepaald. En dan zal Ik de bokken van de schapen scheiden en zullen zij gered worden die Mij trouw zijn gebleven en blijven, geen enkele van dezen zal hoeven te vrezen als de aarde schudt en beeft, want hun leven is veilig gesteld tot in alle eeuwigheid.
Begrijp dus mijn woorden goed en twijfel niet aan Mij en mijn woord, dat u uit den hogen toeklinkt, dat u een naderend einde aankondigt en dat vervuld wordt omdat het waarheid is. U, die kennis neemt van mijn openbaringen, zult waarlijk makkelijk kunnen geloven, omdat u de hele samenhang weet. Want daarom heb Ik u mijn heilsplan geopenbaard, daarom is u een ongewoon weten toegezonden, dat u licht zou geven, opdat u zult kunnen geloven. U zult Mij niet kunnen overhalen mijn heilsplan niet door te voeren, u zult de dag van het einde niet meer tegen kunnen houden, omdat die sinds eeuwigheid is voorbeschikt. Maar ieder van u kan bij diegenen horen die Ik mijn bescherming heb beloofd wanneer ze Mij trouw blijven. U zult bij de weinigen die gerechtvaardigd zijn, behoren, die mijn arm zal beschermen, die Ik ophef van de aarde als het uur gekomen is dat voor alle scheppingen op, in en boven de aarde een einde betekent.
Want mijn macht is groot, mijn liefde zonder einde en ze gaat uit naar al het nog niet verloste geestelijke. En mijn wijsheid ziet waarlijk ook de juiste tijd waarin een verandering nodig is, zal de positieve ontwikkelingen volgens mijn eeuwige ordening verder gaan. En mijn liefde, wijsheid en macht zal steeds aan het werk zijn als het erom gaat al het gevallen geestelijke terug te voeren, dat huiswaarts moet keren in mijn vaderhuis.
Amen
BD.7884
3 mei 1961
De letter doodt – Dode verkondigers van het woord
Het is de geest die levend maakt, en iedere letter die met een onontwaakte geest gelezen wordt, doodt. Hij zal dan voor de mens onbegrijpelijk blijven zelfs als zijn verstand nog zo ingespannen probeert de zin ervan te doorgronden. En dat is het, wat tot veel dwalingen geleid heeft; als mijn woord vertaald werd of de mensen werd geleerd door hen, die zelf geestelijk nog niet ontwaakt waren. Die hun verstand daar lieten overheersen waar alleen het hart had kunnen oordelen, wanneer mijn geest zich hierdoor zou hebben kunnen uiten.
Ikzelf kon dus door veel predikers niet meer tot de mensen spreken, want dezen kwamen veeleer met leerstellingen en toelichtingen die van henzelf waren en die niet meer met de waarheid overeenstemden. En zo werd de zin van het evangelie dat Ik zelf op de aarde leerde in de loop van de tijd steeds meer en meer misvormd. Maar weinigen lezen mijn woord nog met een ontwaakte geest en halen er het ware nut uit voor hun ziel.
Voor de anderen echter blijft mijn woord zonder uitwerking van kracht. Zij aanhoren wel, maar omdat ze het niet juist begrijpen leven ze er ook niet naar, en kunnen daarom ook niet tot een ontwaken van hun geest komen. Temeer, daar er hun van de kant van de predikers nauwelijks melding wordt gemaakt over het “werken van de geest in de mens”, omdat die er zelf geen begrip van hebben, omdat zij het zelf niet weten, dat het een rechtstreeks gevolg is van een leven in liefde. Maar zij zouden zichzelf er van kunnen overtuigen dat ze verlicht zouden worden, als zij zelf in de liefde zouden leven.
Zij lezen in de bijbel weliswaar vaak de stelling: “De letter doodt, pas de geest maakt levend”, maar zij weten niet wat daarmee bedoeld is, want zij zijn geestelijk nog niet ontwaakt. En daarom kan bijna alleen nog maar van een dood christendom gesproken worden – en daarom betekent ook mijn woord dat in het boek der boeken staat voor de mensen niet veel meer. Daarom is het geloof zwak en krachteloos geworden omdat de kracht van het leven erin ontbreekt. Want het geloof kan pas levend worden door de liefde, want alleen de liefde wekt de geest op tot leven.
En is er maar een teer plantje uit de warmte van de liefde ontsproten, dan zal het ook spoedig sterk en krachtig worden. Er zal een levend geloof uit voortkomen, het zal alles tot leven wekken wat tot nog toe dood was in de mens. De ziel zal zich verheffen en de geestesvonk op zich laten inwerken. Zij zal tot leven komen en dit leven nu eeuwig niet meer verliezen.
Dan echter zal de mens ook ieder woord dat in Mij zijn oorsprong had, begrijpen. Hij zal de dwaling van de waarheid kunnen onderscheiden en in geen geval meer in dwaling vervallen, want de geest onderricht hem nu. Lege letters betekenen niets meer voor hem, want hij kent nu de geestelijke betekenis van het woord. En ieder woord dat eens van Mij uitging schenkt hem nu ook leven en bereikt dan zijn oor en zijn hart.
Dan is hij waarlijk geen dode christen meer en zal dan ook vol leven van Mij getuigen. Hij zal zich niet alleen van de woorden van de schrift bedienen, maar ook de geestelijke betekenis ervan kunnen verklaren. Hij zal in waarheid een leraar zijn voor zijn medemensen naar mijn wil, want hij laat nu toe dat Ikzelf in hem ben en Mij kan uiten door de geest – als hij zijn medemensen onderwijst.
En dit pas zijn mijn ware dienaren die in mijn opdracht werkzaam zijn. Want een verkondiger van mijn woord die alleen de letters kent maar de geestelijke zin er van niet verstaat, noem Ik niet mijn dienaar. Hij heeft zichzelf aangesteld maar niet eerst zichzelf zijn benoeming door Mij waardig gemaakt – die vooropstelt dat de geest van hem die voor Mij werkzaam wil zijn, tot leven is gewekt.
Maar zodra een “nog onontwaakte prediker” niet alleen de liefde aanleert die het wezen van mijn evangelie is, maar zelf ook moeite doet in de liefde te leven, zal hij ook de geest in zich tot leven wekken. En dan zal hij ook een dienaar zijn die Mij welkom is en door wie Ik dan ook werken kan. Door wie Ikzelf dan de mensen kan aanspreken, die dan ook de kracht van mijn woord duidelijk zullen bemerken.
Daardoor zullen ook weer anderen tot leven komen, die zich laten wekken, die met een serieuze wil Mij zoeken en de kracht van mijn geest afsmeken. En mijn ware dienaren herkent u altijd hieraan, dat zij zich beijveren naar mijn woord te leven, zij zullen door een leven in liefde de geest in zich tot leven wekken, zij zullen geen dode verkondigers van mijn woord zijn – maar van Mij getuigen vanuit de volheid van leven.
Amen
BD.7886
5 mei 1961
Het doordringen in het heelal is niet volgens Gods wil
De kracht die van Mij en mijn woord uitgaat zal op uw ziel overgaan, en u zult de vrede vinden in Mij. Als u bereid bent Mij te dienen, zal u ook de kracht toestromen om mijn wil te vervullen die Ik zelf in uw hart leg. U zult denken, willen en handelen volgens mijn wil. En zo kunt u steeds onbezorgd uw weg gaan, mijn zegen zal u begeleiden. Ik zal u bij de hand nemen en u leiden zoals het goed is en tot zegen voor het zielenheil van u en uw medemensen. Vertrouw u maar aan Mij toe en Ik zal uw vertrouwen waarlijk niet beschamen. En of ook uw lichaam de kracht niet duidelijk bespeurt, de ziel echter ontvangt ze in grote mate en is dankbaar voor iedere hulp. De ziel komt tot rijpheid en verenigt zich met haar geest, en deze spoedt zich naar de Vadergeest, en de verbinding met Mij wordt steeds inniger.
En als Ik mijn kind nu kan aanspreken, dan is dat ook een bewijs van mijn tegenwoordigheid en dan moet ook de vrede z’n intrek nemen in zijn hart. Elke zorg moet van hem zijn weggenomen en het kind moet alleen nog luisteren naar wat de Vader hem te zeggen heeft. En er is nog veel wat Ik u zou willen openbaren, want het gaat met rasse schreden het einde tegemoet. En u zult nog dingen beleven zodat u aan Mij en mijn woord zult twijfelen. U zult u afvragen, waarom Ik mijn macht niet aanwend als de mensheid zich aanmatigt in het heelal te willen doordringen. Maar aan hun voornemens zijn grenzen gesteld en lang zullen zij hun pogingen niet kunnen uitvoeren, want ook dit handelen bespoedigt alleen maar het einde, het komende gericht. Ik laat hen begaan, opdat zij steeds weer zullen beseffen dat hun macht nooit zal volstaan om hun voornemens geheel en al tot uitvoering te brengen. Zij hebben zich begeven in de handen van mijn tegenstander die hen steeds door middel van gedachten zal beïnvloeden en die hun ook een zekere kracht bezorgt, die echter altijd een noodlottige uitwerking zal hebben op de mensen en ook op de scheppingswerken die de tegenstander vernietigen wil. Het is de tijd van het einde – die door zo’n handelwijze nog maar weer wordt beklemtoond, want de geestelijke toestand van de mensen haalt zelf het einde naderbij.
Mijn tegenstander wil het geloof in mijn bestaan en mijn macht vernietigen en die mensen zijn reeds aan hem ten prooi gevallen, daar zij ieder geloof verloren hebben en zichzelf beschouwen als heren van de schepping en daarvoor bewijzen proberen te leveren. Maar zij zullen daar niet veel tijd meer voor hebben omdat zij zelf het einde verhaasten, omdat zij zelf de wetten der natuur omvergooien en zelf dus een werk van vernietiging op gang brengen dat de hele wereld aangaat, evenals alles wat geschapen is in, op en boven de aarde. Het handelen van de mensen is gericht tegen God en zal ook overeenkomstige gevolgen hebben. Ik laat het echter toe dat mijn tegenstander raast en woedt, maar de mensen zelf zouden zich daartegen kunnen verweren en hoefden niet ten prooi te vallen aan zijn heerschappij.
De mensen zelf worden waarlijk steeds weer op Mij en mijn macht gewezen en zouden heel goed ook de weg naar Mij kunnen nemen. Maar hun wil is vrij en daarom hinder Ik hen niet in hun activiteiten. Doch mijn macht en mijn wil openbaren zich ook aan hen die verantwoordelijk zijn voor de werken waarmee ze zich verzetten tegen God, die alle mensen kunnen nagaan. Ook aan hen wordt steeds weer getoond dat een goddelijke macht zich altijd weer openbaart, die aan hen hun verkeerde denken bewijst. Want Ik tracht tot aan de dood van het lichaam toe iedere ziel te winnen opdat zij weer terugkeert tot Mij.
Maar Ik dwing haar niet. En omdat ook mijn tegenstander haar niet kan dwingen, werkt hij des te sterker in op alle slechte eigenschappen in de mens, en hij wint ze voor zijn schandelijk spel, omdat de heerszucht en de geldingsdrang ongewoon sterk ontwikkeld zijn bij hen die niet in Mij geloven. Want dit zijn de eigenschappen van de tegenstander. Het is zijn aard die hij op hen overbrengt. Spoedig echter is zijn tijd voorbij en spoedig zal ook mijn macht zich duidelijk openbaren.
Maar nooit zal Ik u zulke uitgesproken bewijzen van Mij zelf geven dat u geloven moet. Dit moet u steeds weer bedenken, dat Ik van u mensen een vrij geloof verlang dat u door de liefde moet wekken. En dan herkent u ook de tekenen van de tijd. Dan begrijpt u dat u in de eindtijd leeft, waarin mijn tegenstander op ongewone wijze werkzaam is, tot het uur gekomen is dat hij met zijn aanhang gekluisterd wordt, zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
BD.7888
8 mei 1961
De ware lichtdragers – Verblindende schijnlichten
Steeds zal u weer licht worden geschonken, u mag niet in nieuwe duisternis worden teruggedreven, want mijn tegenstander probeert te bereiken dat u de weg naar het licht niet vindt. Ik heb u echter voor de eindtijd een rijke mate van genaden beloofd opdat u niet krachteloos wordt, opdat u niet aan zijn intriges ten offer valt. Want hij werkt onder het mom engel te zijn. Hij ontsteekt schijnlichten die geen licht uitstralen maar het oog verblinden van hen, die hem niet herkennen.
In de defensieve strijd tegen hem gebruikt u vaak onjuiste middelen doordat u uw ogen sluit, in plaats van naar het ware licht te streven, dat u als duidelijke genadegave toestroomt. U houdt u niet aan mijn woord, dat een zichtbare uitstraling is van mijn liefde en dat u waarlijk met succes tegenover mijn vijand kunt stellen, want het is het licht uit Mij dat hij schuwt.
Mijn woord predikt u de liefde en de liefde wederom wekt de geest tot leven. En zo kunt u altijd hiervan zeker zijn, dat volledige overeenstemming van geestelijke waarden te zien zal zijn, waar de geest uit Mij zich kan uiten.
Nu echter ontdekt u tegenspraak. Valse profeten zetten u de voet dwars. Zij allen willen uit Mij het woord verkondigen en u vindt geen volledige overeenstemming, en dan zult u achterdochtig worden en bij de een of de ander het werkzaam zijn van de geest in twijfel trekken. En dan heeft mijn tegenstander zijn spel reeds gewonnen, want dan raken de gedachten in de war, de mensen verliezen hun geestelijke zekerheid, zij gaan niet meer met – maar tegen elkaar. Het licht wordt dus verduisterd, dat wil zeggen: mijn woord van boven wordt niet meer herkend en ter wille van de onwaarheid niet meer zo gewaardeerd, die onder de dekmantel van vroomheid veld wint en veel eerder instemming vindt bij de mensen die geen ernstig onderzoek instellen.
En weer beslist alleen de graad van liefde bij ieder persoonlijk of hij zich van de dwaling bevrijdt, of hij haar herkent en zich in vrije wil naar de waarheid keert. Het licht schijnt in de duisternis, maar het mag niet verborgen worden, het moet helder kunnen stralen, wat echter altijd afhankelijk is van de wil van ieder mens afzonderlijk. En het licht dat werkelijk helder straalt gaat van Mij uit, van het eeuwige Licht.
Ik heb echter slechts weinig lichtdragers, mensen, die zo vervuld zijn van het verlangen naar de waarheid dat zij Mij als “vaten” kunnen dienen waarin de waarheid nu ook instroomt. Mensen, die dan ook het licht verder dragen, die niet moede worden de waarheid te verkondigen, die echter ook zien waar de dwaling is binnengeslopen en die haar nu proberen bloot te leggen, opdat ook hun medemensen zich in het stralende licht kunnen verheugen, dat hun alleen de waarheid brengen kan.
Ik wil dat het licht wordt verspreid. Ik wil dat mijn woord tot de mensen wordt gebracht, en Ik zegen hen die Mij vrijwillig deze dienst bewijzen: dat ze Mij tot zich laten spreken en dan mijn woord uitdragen in de wereld. En allen die Mij dus willen dienen zullen van Mij ook dezelfde woorden vernemen, en er voor instaan.
Zij zullen ook inzien waar mijn tegenstander aan het werk is, die op dezelfde wijze probeert te werken om verwarring te stichten onder de mijnen – die het licht uit Mij zou willen doven, die de intensiteit ervan wil roven, opdat het weer duister wordt.
En er zal voor de waarheid ook het bewijs geleverd worden. Alleen dit verlang Ik van u, mensen, dat u mijn woorden gelooft, die u van boven toeklinken, die steeds weer als mijn woord herkend kunnen worden door hem, die van goede wil is. En houd u aan dit woord van Mij.
Als er u een licht geschonken wordt, als u opheldering ontvangt over hetgeen waar u tot nog toe vragen stelde, als daaruit duidelijk zichtbaar wordt de liefde, wijsheid en macht van uw God en Schepper en als uzelf u aangesproken voelt door Mij als uw Vader, dan weet u ook dat Ik u zelf aanspreek en geloof dan onvoorwaardelijk, want Ik breng u alleen de zuivere waarheid en dit op een wijze, die iedereen kan begrijpen, dat niemand hoeft te piekeren over de zin van mijn woorden.
Ik spreek helder en duidelijk tot u, mensen opdat u waarlijk licht ontvangt, opdat de duisternis van geest zal verdwijnen, want Ikzelf ben dat licht van eeuwigheid en omdat Ik mijn schepselen liefheb, wil Ik ook hun het licht brengen, dat zij zelf eens vrijwillig hebben weggegeven, maar dat onherroepelijk voor u weer schijnen moet, wilt u de juiste weg vinden naar Mij in uw vaderhuis.
Licht kan alleen van Mij als het eeuwige Licht uitgaan. En u moet geloven dat uw Vader zelf u ook dat licht toezendt omdat u het dringend nodig hebt, en omdat er niet veel tijd meer is. U moet echter ook bereidwillig zijn het licht aan te nemen, u moet de lichtdragers bereidwillig aanhoren. U moet weten dat zijzelf in het licht wandelen en u daarom ook volledige opheldering kunnen geven. En u zult waarlijk allen de weg naar Mij vinden als de lichtdragers u voorgaan en u hen gewillig volgt.
Amen
BD.7889
10 mei 1961
Het zuiver houden van de waarheid
Ik heb strijders nodig die opkomen voor de zuivere waarheid. En dat geeft Mij aanleiding u steeds weer toe te roepen: Laat mijn woord uit den hogen voor u als zuivere waarheid voldoende zijn en zoek ze niet ergens anders, tenzij, dat het eveneens van Mij zou zijn, maar dan is er ook geen enkele tegenspraak te vinden. En wie de waarheid rechtstreeks van Mij ontvangt, moet er voor opkomen en zich door geen enkele tegenwerping in de war laten brengen, alleen dan kan het mogelijk zijn dat ze verbreid wordt en als een licht in het duister van de nacht dat over de aarde gespreid ligt, binnenstraalt.
En Ik geef u, mijn lichtdragers, steeds weer de opdracht te waken over de geestelijke leringen die u rechtstreeks van Mij ontvangt. Alleen dan dient u Mij op de goede manier; want u weet niet, hoe mijn tegenstander werkt om tegen dat licht op te treden dat uit den hogen omlaag naar de aarde straalt, omdat de mensen geen uitweg meer vinden uit de nacht, wanneer hun niet een licht wordt ontstoken dat hun de wegen die ze moeten bewandelen, verlicht.
Geloof niet iedere geest! Dat moet Ik u steeds weer zeggen, maar Ik moet de beoordeling ook aan uzelf overlaten. Maar uw geest zal u juist onderrichten, hij zal u aanzetten tot afweer of tot aannamen, als u hem maar de mogelijkheid geeft zich te kunnen uiten. De waarheid moet zuiver gehouden blijven, ze mag niet vermengd worden met vreemde ideeën, ze moet als mijn goddelijk genadegeschenk herkend en gewaardeerd worden. En ieder die ze ontvangt en herkent als “stem van de Vader”, zal ook er naast niets anders laten opkomen, omdat ze in staat is hem alles te geven, omdat de ziel zich verzadigd voelt en naar geen andere spijs meer verlangt.
Maar u, mensen stelt zich niet tevreden met deze voeding wanneer u zich ergens anders ook nog laat spijzigen. Maar uw zielen zullen niet de kracht kunnen voelen die hun door het brood des hemels toestroomt, door het woord dat u, als het werkzaam zijn van mijn geest, wordt toegezonden. Neem dit woord aan en geef andere leringen in uw hart geen gelegenheid, wanneer u wilt wandelen in de waarheid, in het licht, wanneer u wilt genieten van mijn aanwezigheid, want Ik zelf ben in het woord bij ieder die Mij aanneemt.
Ik zelf spreek iedere mensenziel toe die naar de zuivere waarheid verlangt. En ieder die Mij zelf tot zich zal laten spreken, herkent ook de activiteit van mijn tegenstander en houdt zich verre van hem. Hij weert hem af en kan niet weer de duisternis worden binnengetrokken; het verlangen naar licht beschermt hem daarvoor en hij onderkent elke schaduw die het licht zou willen verduisteren, en stapt eruit.
En mijn zegen zal waarlijk altijd met mijn lichtdragers zijn, Ik zal hun ijver belonen, waarmee ze de “goddelijke waarheid” zuiver trachten te houden. Want Ik heb hun de opdracht gegeven haar te beschermen en dus zullen ze ook volgens mijn wil handelen als ze zich afzonderen van diegenen wier geestelijke leringen ze niet als zuivere waarheid kunnen goedkeuren. Want ze voelen zich verantwoordelijk voor het zuiver houden van datgene, wat Ik zelf hun door de geest heb overgebracht, ze willen Mij dienen, en ze verbreiden overtuigd hun mening, omdat ze in mijn dienst staan.
Amen
BD.7892
13 mei 1961
Onderwerping van de wil onder Gods wil
Ik verlang van u volkomen onderwerping onder mijn wil. Want zodra u geheel in mijn wil opgaat, zult u niet anders kunnen denken en handelen zoals het mijn wil is en dan zult u ook leven tot welgevallen van Mij. En dus zal u zich aan Mij moeten overgeven, u zult alles moeten aannemen als door Mij aan u opgelegd of gegeven, u zult bij alles wat u meemaakt mijn hand zien die u leidt en weten dat alles zin en doel heeft, dat alles bij de weg van uw lot hoort die uw rijp worden tot doel heeft en gegrondvest is in mijn liefde en wijsheid.
Dan zult u niet meer morren en klagen, dan zal u zich deemoedig buigen en u als een kind door de Vader laten leiden, die niet anders dan goed en liefdevol tegenover u kan handelen en aan wie u zich daarom ook kan toevertrouwen in elke nood van het lichaam en de ziel.
Maar uw wil wendde zich eens van Mij af – wanneer u zich nu weer vrijwillig onder mijn wil plaatst, is ook de terugkeer naar Mij voltrokken en u hoeft u in het aardse leven alleen nog maar zo te vormen, dat de aaneensluiting met Mij plaats kan vinden, die een hart vereist vol van liefde, die zich met de eeuwige Liefde verenigt en de definitieve terugkeer als kind naar de Vader is voltrokken.
Maar het plaatsten van de wil onder de mijne verzekert u ook elke hulp mijnerzijds, dat deze aaneensluiting met Mij wordt bereikt, want Ik zelf verlang naar u, mijn schepselen, dat u als kind naar Mij als uw Vader zult terugkeren. En daar Ik alles, de gehele schepping, ter wille van deze terugkeer liet ontstaan, zal Ik ook steeds bereid zijn, deze terugkeer te bevorderen, Ik zal dus op elke wilsuiting van u ingaan en waarlijk op zegenrijke wijze, wanneer ze Mij geldt.
En u zult dan ook steeds mijn wil in u herkennen, u zult doen wat nuttig is voor uw ziel, u zult aan uzelf werken en u ver houden van elk zondig verlangen, u zult strijden tegen alle verzoekingen van de vijand van uw ziel en ook standhouden, omdat u kracht van Mij ontvangt door innige overgave aan Mij, en dan zal uw aardse leven waarlijk niet nutteloos zijn, omdat u hiervan zin en doel inziet en ook uw taak op aarde vervult: geestelijk rijp te worden.
Doch worstelen zult u moeten nog tot het einde van uw leven op aarde, omdat mijn tegenstander u niet zo makkelijk opgeeft, omdat hij steeds nog gelooft u te kunnen terugwinnen en omdat hij daarom ook niet zal ophouden u in het nauw te brengen. Maar de wil naar Mij toe verzekert u ook de toevoer van kracht, want Ik laat mijn kind, dat zich van de tegenstander heeft afgewend en naar Mij is gevlucht, niet meer in zijn handen vallen, omdat het Mij herkende als zijn God en Vader van eeuwigheid.
Wees daarom niet bevreesd, dat Ik u ooit zou kunnen verlaten, vrees geen gevoelens van zwakheid die u steeds weer zullen overvallen. Ik zelf waak over u en bescherm u voor de teruggang naar de diepte. Ik zal niet dulden dat de tegenstander macht over u krijgt, Ik zal steeds aan uw zijde gaan, ook wanneer u Mij niet ziet – om u te beschermen en te behoeden voor elk onheil dat u dreigt van de kant van mijn tegenstander. Hij kan u geen schade meer berokkenen, zodra u de terugweg naar Mij hebt gevonden, wat bewezen wordt door de naar Mij toegewende wil. Want uw aardse leven is alleen nog geestelijk gericht, u maakt u door uw wil los van datgene wat mijn tegenstander toebehoort, ook wanneer u nog midden in uw aardse werkterrein staat en u zich daarin zal moeten bewijzen.
Elke kracht komt u nu van Mij uit toe en bindt u steeds vaster aan Mij. En mijn tegenstander heeft geen recht meer op u, omdat u vrijwillig naar Mij bent teruggekeerd en hij uw wil niet kan dwingen. En daarom kan geen mens verloren gaan die in Mij gelooft en op Mij aanstuurt door middel van gedachten of door werken in liefde, die steeds de wil naar Mij vooropstellen en aangetoond wordt door de doorstane wilsproef op aarde. Gehele overgave aan Mij sluit ook het zich volledig plaatsen onder mijn wil in, en dan behoort u Mij toe en Ik geef u eeuwig niet meer op.
Amen
BD.7893
14 mei 1961
Volmaaktheid betekent aanpassing aan de goddelijke wil
Een levend geloof kan waarlijk bergen verzetten. En u zou over alle elementen van de natuur kunnen gebieden, als u dit levend geloof zou hebben. U zou uw wil op mensen en dieren kunnen overdragen, wanneer u in een levend geloof daardoor zou willen helpen in aardse nood. En u zou dan werken met mijn kracht, omdat u in levend geloof heel innig met Mij bent verbonden en dan mijn kracht onbeperkt zou kunnen gebruiken. Maar wat wil dat zeggen, een levend geloof bezitten?
Het wil dit zeggen: een zo hoge graad van liefde te bezitten, dat u het volledige inzicht hebt, kennis hebt van alle samenhang en nu ook uw vroegere gesteldheid kent, toen u buitengewoon machtig en wijs uit Mij bent voortgekomen. Dit weten, dat u – als zelf tot liefde geworden – nu bezit, laat u aan niets meer twijfelen, omdat u nu ook Mij en mijn Wezen juist ziet, dat in zich liefde, wijsheid en macht is. En daar u eens als mijn evenbeelden was geschapen, ziet u ook in dat in u dezelfde macht aanwezig is, wanneer u met Mij in verbinding staat, of ook wel: omdat u met Mij in verbinding staat. Dan dus is uw geloof levend. U bent helemaal overtuigd dat u tot alles in staat bent. Maar u gebruikt nu ook uw macht volgens uw innerlijk inzicht. U zult nu nooit iets proberen te verwezenlijken, wat niet volgens mijn wil zou zijn, want uw wil is dan ook dezelfde als de mijne, omdat u tot inzicht, tot het licht, tot het juiste weten bent gekomen.
Een levend geloof hebben zonder de liefde is niet mogelijk. Maar de liefde garandeert ook een inzicht in mijn heilsplan van eeuwigheid. De liefde waarborgt dat u juist denkt en handelt, dat uw wil gelijk gericht is aan de mijne, dat u niet tegen mijn heilsplan van eeuwigheid in zult werken, wanneer in u het juiste weten is, wanneer u in het licht van de waarheid wandelt. Want al bezit u dan ook een levend geloof dat u in staat stelt alles te volbrengen, zo zult u toch niet de nu in u aanwezige geloofskracht gebruiken om te werken tegen mijn liefde en wijsheid in. Want uw wil, die zich dan ook aan de mijne heeft aangepast, verhindert zoiets, zodat dus ook elk werk van liefde aan de naaste, dat het levend geloof volbrengt, in overeenstemming met mijn wil zal zijn, wanneer het voor diens zielenheil dienstig is. Want mijn doel is en blijft het gelukzalig worden van mijn schepselen, het rijp worden van de zielen, het naar Mij terugvoeren van het eens gevallen geestelijke. En mijn liefde en wijsheid zal zich steeds alleen in overeenstemming met dit doel uiten. En daar Ik sinds eeuwigheid op de hoogte ben van de wil van de mensen, is ook mijn heilsplan sinds eeuwigheid vastgesteld. En het zal niet omver kunnen worden geworpen door mensen, bij wie nog het diepe inzicht ontbreekt.
Wilt u machtig zijn op aarde en iets groots volbrengen, dan zult u de liefde in u moeten doen ontvlammen tot de hoogste gloed. Deze liefdegloed echter straalt het helderste licht uit en in dit licht herkent u Mij en mijn Wezen, dat liefde, wijsheid en macht is. Maar dan kent u ook mijn doel en mijn buitengewoon wijs liefdeplan. En het zou dan waarlijk niet in u opkomen tegengesteld aan dit plan werkzaam te zijn. U zou alleen steeds trachten in liefde op uw medemensen in te werken, dat ook zij zich tot liefde vormen, omdat u inziet dat de liefde de enige weg omhoog is, naar Mij en naar het eeuwige leven.
Een levend geloof is het teken van een grote zielenrijpheid, een hoge graad van liefde die dit geloof het leven geeft. En u zult waarlijk in een dergelijk geloof ook bergen kunnen verzetten. U zult echter steeds in samenhang met Mij werken, omdat uw liefde u innig met Mij heeft aaneengesloten. En dan bent u op de hoogte van mijn wil. U voelt hem in uw hart en u handelt daarnaar. Maar deze wil zal nooit tegen mijn liefde en wijsheid zijn gericht. Want ook in u kan geen verkeerde wil werkzaam zijn, ook u zult dan alleen nog denken en willen als Ik. Ook voor u zal dan alleen nog de verlossing van het geestelijke belangrijk zijn en u zult de zielen willen helpen, die nog in de duisternis smachten. Maar aardse begeerten zullen u vreemd zijn en u nooit aanleiding geven de kracht van het geloof werkzaam te laten worden.
Amen
BD.7897
21 mei 1961
De belevenis van Pinksteren
De belevenis van Pinksteren die mijn discipelen hadden, kan zich bij u allen herhalen. Want aan allen heb Ik mijn geest beloofd met de woorden: “Ik wil u de trooster zenden, de geest der waarheid”. Het was niet slechts een eenmalige belevenis die alleen mijn leerlingen was toebedacht. Veeleer stroomt mijn geest steeds weer op de mensen over die zich het innigst met Mij verbinden en om de kracht van mijn geest vragen. En ieder kan dus de kracht van de geest ook in zichzelf gewaarworden, doordat hij verlicht wordt in zijn denken. Doordat hem begrijpelijk wordt wat hem tevoren onbegrijpelijk was.
Want mijn geest schenkt helderheid en licht, omdat hij de rechtstreekse uitstraling is van Mij, het Licht van eeuwigheid. Het uitgieten van de geest over mijn discipelen is dus niet iets eenmaligs geweest, maar het was de eerste keer dat dit gebeuren plaatsvond, omdat het voor mijn kruisdood niet mogelijk was dat mijn geest een mens vervulde die nog geen verlossing had gevonden door het bloed van Jezus Christus.
Zolang de mensen nog met de oerschuld waren belast, kon deze innige band met Mij niet plaatsvinden. De schuld van het zich van Mij afkeren door de wezens stond nog tussen de mens en mij in en het was niet mogelijk dat mijn geest naar binnen kon stralen in een met schuld belaste ziel. Toen dan het verlossingswerk was volbracht, was ook de weg die terugvoert naar Mij voor ieder mens vrij.
En nu was het ook mogelijk dat de ziel zich door de liefde zo kon vormen, dat de opwekking van de geest tot leven plaatsvond. Dat de geestvonk in de mens op de geest van de Vader van eeuwigheid aanstuurde en een innige band van de mens met Mij het overstromen van mijn kracht mogelijk maakte. Dat mijn geest diens ziel vervulde en in hem een helder licht ontstak. Dat de mens nu van binnen uit onderricht werd in alle waarheid. Dat de goddelijke vermogens die in hem sluimerden of overschaduwd waren door zijn vroegere zondeval, weer tevoorschijn kwamen. Dat al deze vermogens buitengewoon sterk naar voren kwamen en de vereniging met Mij bewezen. Dat ze dus nu ook het goddelijke wezen bewezen van degene die de vereniging met Mij had voltrokken.
De leerlingen konden nu dus spreken, want ze waren vervuld van de geest. Ze konden wonderen verrichten, zieken genezen en ook een blik werpen in het geestelijke rijk.
Ze waren nu echte verkondigers van mijn evangelie, want ze herkenden in zichzelf de waarheid. Ze werden door mijn geest geleid en aangespoord te spreken volgens mijn wil. Ze waren van de kracht van de geest vervuld, zoals Ik het hun tevoren had beloofd, dat Ik bij de mijnen zal blijven tot aan het einde van de wereld.
En deze belofte gold niet alleen mijn leerlingen, maar alle mensen, wat al uit deze belofte zelf was op te maken.
Steeds wilde Ik de mensen gelukkig maken. Steeds wilde Ik mijn geest uitgieten. Steeds de mensen de waarheid doen toekomen, wat alleen door mijn geest mogelijk was.
Maar hoe weinig is mijn woord begrepen. Hoe weinig wordt er op deze belofte acht geslagen en daarom ook niet het uitgieten van de geest nagestreefd, ofschoon u allen dat zou kunnen beleven.
Maar Ik heb er ook een voorwaarde aan verbonden: dat u in Mij zult geloven en mijn geboden zult houden, want het uitgieten van de geest is gelijk aan een rechtstreekse openbaring. En Ik kan Me alleen openbaren aan degene die in de liefde leeft. Die dus door de liefde de geest in zich tot leven wekt.
Begrijp, dat mijn geest u vertrouwd maakt met alle waarheid. Dat Ik zelf als de eeuwige Waarheid, Mij zal openbaren. Dat Ik u een weten doe toekomen, dat Ik u van binnenuit onderricht.
En zo heb Ik ook mijn leerlingen onderricht. Ik gaf hun het vermogen alles te doorzien wat Ik hun tevoren had voorgehouden, en dan ook naar dit inzicht Mij zelf en mijn verlossingswerk aan de medemensen te verkondigen. Want ze moesten op de hoogte worden gebracht van mijn wil en van de reden van hun ellendige toestand, evenals van het doel dat hun van Mij uit voor hun aards bestaan was gesteld. Ze moesten dus zelf van alles op de hoogte zijn om nu naar waarheid ook de medemensen te onderrichten.
En zo vervul Ik ook nu weer mijn leerlingen van de geest en zend Ik ze opnieuw uit in de wereld, omdat ook nu de mensen weer mijn wil moeten kennen, evenals alles wat voor hen ligt.
Het evangelie van de liefde moet hun opnieuw worden verkondigd door mijn dienaren, over welke Ik mijn geest zal uitgieten, opdat ze hun ambt kunnen uitoefenen dat Ik zelf hun heb toegewezen.
Want het is de tijd van het einde en de mensen moeten de waarheid weten, die alleen Ik zelf hun kan geven door mijn geest, die diegenen vervult die bereid zijn Mij te dienen en die Ik opnieuw zal uitzenden in de wereld, voordat het einde is gekomen.
Amen
BD.7898
22 mei 1961
De Vader spreekt tot Zijn kinderen
Mocht u toch maar tevreden zijn met mijn aanspreken, mocht u toch mijn woord aannemen het in uw hart overwegen en er dan ook naar leven. U zou dan zeker de kracht van mijn woord ervaren en zou bemerken dat het uw Vader is die tot u gesproken heeft, die Zijn kinderen liefheeft en het beste met hen voorheeft opdat zij zalig worden.
Het is immers vanuit mijn oneindige liefde dat u aangesproken wordt, want mijn onbegrensde liefde is de reden van alles wat u ziet, wat u omgeeft en wat u ondervindt. Ik toon u voortdurend mijn liefde maar u herkent ze niet en u verlangt andere bewijzen om mijn boodschappen als waarheid aan te kunnen nemen. Een ieder van u wil om die reden persoonlijk aangesproken worden, maar Ik spreek toch tot u allen wanneer mijn woord van boven weerklinkt.
Bedenk dat u eens als mijn schepselen van Mij bent uitgegaan, dat u echter als mijn kinderen tot Mij terug moet keren. Maar deze verandering tot kinderen moet door uzelf volbracht worden omdat het aan u zelf ligt of, en in hoeveel tijd u dit volbrengt. En als het uw oprechte wil is tijdens uw aardse leven dit doel te bereiken, dan zult u in uw diepste wezen deze verandering ook teweeg brengen. In uw hart zult u deze verbinding met Mij herstellen en u zult dan ook in uw hart mijn spreken zelf kunnen vernemen en zalig zijn. Dan herstelt u de juiste verhouding van het kind tot de Vader, waarbij de Vader Zijn kind ook zal aanspreken. En het kind dat de stem van de Vader in zich hoort zal er niet meer aan twijfelen, dat het werkelijk de Vader is die tot hem spreekt.
Deze rijpheid van ziel moet eerst in ieder mens aanwezig zijn voordat hij door Mij aangesproken kan worden, maar woorden alleen kunnen deze innige verhouding niet laten zien. U moet niet alleen geloven mijn kinderen te zijn, u moet er ook naar streven mijn ware kinderen te zijn. En bijgevolg heeft mijn aanspreken van boven tot doel u, mijn schepselen tot een levenswandel te bewegen die van u ware kinderen maakt, die in alles de wil van de Vader vervullen en die Ik dan ook zal aanspreken zoals een Vader zijn kinderen aanspreekt.
Mijn woord dat van boven tot u klinkt geeft u steeds weer inzicht in mijn oneindige liefde voor u, dus is het vanuit mijn liefde dat Ik u de onverdiende genade van mijn aanspreken laat toekomen. U bent immers nog lang niet in een staat van rijpheid dat u waardig zou zijn Mij persoonlijk te kunnen horen, maar omdat mijn liefde voor u niet minder is dan voor uw afval van Mij, ziet zij uw gebrekkige toestand over het hoofd en geeft u genaden in overvloed.
Het ontvangen van mijn woord moet door u mensen echter ook opgevat worden als een overgrote genade, waardoor u een inzicht verkrijgt in mijn Wezen dat liefde, wijsheid en macht is. Wie mijn woord dus aanneemt weet dat hij door mijn liefde omringd wordt dat zij hem verzorgt en behoedt en hem niet verloren laat gaan, en dat zij hem eeuwige zaligheid wil bereiden.
Een zodanig mens verlangt geen bewijzen van mijn liefde want zijn hart voelt die liefde, zodra het zich opent voor Mij in vrije wil. Dan weet hij ook mijn kind te zijn en eeuwig mijn kind te blijven, omdat hij dan gestadig naar Mij streeft. Hij beantwoordt dan ook de liefde die Ik hem schenk en is dan innig met Mij verbonden, want elk uiterlijk vertoon is hem vreemd omdat zijn innerlijk leven geheel gericht is op het geestelijke omdat de wereld zijn aantrekkingskracht verloren heeft. Zijn zielenrijpheid is daaraan te herkennen, dat hij nu zelf liefde uitstraalt – niet echter aan woorden en gebaren die iedereen kan aanwenden, ook als hij de zielenrijpheid nog niet bereikt heeft.
Wees dus voorzichtig met het al te snel afgaan op uiterlijkheden, want daarachter kan zich een innerlijk leven verbergen dat voor u niet valt na te gaan dat Mij echter van iedereen bekend is. Evenzo mag u u niet ergeren aan mijn uiterlijk woord en het alleen met uw verstand begrijpen, maar u moet het diep in uw hart overwegen, want pas dan zal het in u werkzaam worden als u er naar leeft en mijn wil vervult. Mijn woord zelf moet u overtuigen en zal dat ook doen zodra uw wil Mij geheel toegewijd is, zodra u ernstig naar Mij uw Vader streeft, van wie u eens bent uitgegaan.
Amen
