Inhoud
BD.7702 Joh. 14:18. – “Ik wil u niet tot wezen laten worden”
BD.7705 Valse profeten
BD.7708 Ware naastenliefde: Het doorgeven van het goddelijk woord
BD.7709 Gods liefde – De eindtijd
BD.7713 Zichtbare aanwezigheid van Jezus
BD.7714 Valse geesten – Valse profeten
BD.7716 Opleiding van de leerkrachten van Gods zijde
BD.7717 De weg naar het kruis moet worden ingeslagen
BD.7719 Het Licht van eeuwigheid
BD.7720 Gevaren van het mediamiek ontvangen
BD.7722 Over de voorloper
BD.7725 De zonde tegen de geest
BD.7726 Een vonkje van Gods geest in de mens
BD.7728 De doorvoering van het heilsplan
BD.7730 Geestelijk overwicht is niet hetzelfde als geestelijke arrogantie
BD.7731 De menswording van God in Jezus
BD.7732 Liefde en leed louteren de ziel
BD.7734 Onzelfzuchtige verspreiding van het woord
BD.7736 Over matigheid en kastijding
BD.7737 Tekenen van de eindtijd
BD.7742 Tot het (voormalige) UFO congres
BD.7744 Onbaatzuchtige verbreiding van het woord
BD.7748 Oerschuld en delging door Jezus Christus
BD.7754 De herschepping van de aarde
BD.7755 De twijfel aan de waarheid van de voorspellingen
BD.7756 Het einde van een verlossingsperiode en het begin van een nieuwe
BD.7758 Woorden van Jezus aan het kruis: “Ik heb dorst”
BD.7760 Materie is een groot gevaar voor de ziel
BD.7761 Het dringen van de geestvonk naar de geest van de Vader
BD.7762 Versterking van wil en toevoer van kracht door Jezus
BD.7764 De laatste woorden van Jezus aan het kruis
BD.7767 Vervulling van een goddelijke belofte – Waarheid
BD.7770 De aanleiding tot het ontstaan van de schepping
BD.7771 “U zult allen door God onderricht moeten zijn”
BD.7772 Aansporing om een vaste band met God te hebben
BD.7773 Jezus Christus als drager van het kruis – Zuivering
BD.7778 De tegenstander gaat zijn machtsbevoegdheid te buiten
BD.7779 De “levende christen”
BD.7780 Het Licht daalde af naar de aarde
BD.7781 Het verlossingswerk van Jezus Christus
BD.7783 Bewust toekeren naar God is geslaagde wilsproef
BD.7795 Goddelijke liefde – Eigenliefde
BD.7797 Wat is het doel van het leven op aarde?
BD.7798 Het werken van de geest in de mens – Licht
BD.7800 De weg van ontwikkeling op de aarde
– * –
BD.7702
17 september 1960
Joh. 14:18. – “Ik wil u niet tot wezen laten worden”
Ik wil u niet als wezen achterlaten.
Als Vader wil Ik Me om u bekommeren en u ook bewijzen van mijn vaderliefde geven. Ik wil niet dat u alleen en zonder leiding op aarde voortgaat, dat u zonder bescherming aan mijn tegenstander bent overgeleverd, die u dadelijk zal benaderen wanneer hij ziet dat u verlaten bent. Want Ik houd van u, omdat u mijn kinderen bent, die eens van Mij zijn uitgegaan en die de juiste weg hebben verlaten, wel in vrije wil, maar Ik onthoud hun toch mijn liefde niet. En mijn vaderliefde zal alleen nog daarnaar streven, dat u weer terugkeert in uw vaderhuis.
En daarom neem Ik op Me u te leiden, vooropgezet dat u zich niet hardnekkig tegen Mij verzet, dat u zich gewillig door Mij laat leiden. Maar dan staat u onder goddelijke hoede en kan u niets gebeuren. U hoeft u niet als wezen te voelen, die alleen staan in de wereld en zich daarom ook vaak in gevaar bevinden. Want dat is mijn liefde, dat Ik mijn schaapjes bij Mij samenbreng, dat ze niet overal hun weg gaan, dat Ik hen lok en roep als goede Herder die geen enkele van Zijn schaapjes wil verliezen. En mijn schapen herkennen ook de stem van hun Herder en ze volgen Hem en Hij zal hen thuisbrengen. Hij zal Zijn kudde beschermen tegen de vijand die hen steeds weer benadert om verwarring te stichten, om de schaapjes uit elkaar te drijven waar het hem maar mogelijk is. Dan zal mijn lokroep weerklinken, omdat Ik ze niet overlaat aan mijn vijand.
Ik zal diegenen achterna gaan die te ver zijn geklommen of gevaar lopen in de afgrond te storten.
Want Ik wil geen enkele van mijn schaapjes verliezen, omdat Ik ze liefheb.
En dus hoeft geen mens bang te zijn door Mij en mijn liefde verlaten te worden, want Ik bekommer Me om ieder die in nood is, die alleen staat en is aangewezen op hulp.
Ik ben allen nabij die maar aan Mij denken, die zich aan Mij toevertrouwen in hun nood. En Ik zal als een goede Herder handelen tegenover allen die zich van Mij hebben verwijderd en met lokroepen van liefde moeten worden teruggeleid, naar daar, van waar ze zijn vertrokken. “Ik wil u niet als wezen achterlaten”. Zo luidt mijn belofte en zo zult u nu ook overtuigd op mijn bescherming kunnen rekenen. U zult steeds aanspraak kunnen maken op mijn hulp, want u weet dat er Eén is, die uw Vader wil zijn en blijven tot in alle eeuwigheid.
En aan deze Vader moet u zich toevertrouwen, wat u ook mag terneerdrukken. En Hij zal u dan aan de hand nemen en veilig leiden door alle tegenspoed. Hij zal u kracht geven alle hindernissen te overwinnen. Hij zal uw wegen effenen, opdat u zeker uw doel bereikt, opdat u de weg naar Mij vindt en dan voor eeuwig bij Mij blijft. Want u allen bent mijn kinderen die eens het vaderhuis hebben verlaten, maar die ook weer terug moeten keren en dit steeds alleen maar kunnen met mijn hulp.
En ze hoeven zich niet zwak te voelen, want als liefdevolle Vader voorzie Ik mijn kinderen van kracht, opdat ze dan ook de weg naar het ware vaderland kunnen afleggen, opdat ze terugkeren naar Mij, naar hun Vader van eeuwigheid.
Amen
BD.7705
20 september 1960
Valse profeten
Laat dat u gezegd zijn, dat u steeds meer aan de aanvallen van mijn tegenstander zult zijn blootgesteld, hoe dichter het bij het einde is, want zijn macht gebruikt hij op waarlijk satanische wijze en ze zal zich heel in het bijzonder richten tegen de mijnen, die Mij willen dienen en die hij nog voor zich meent te winnen. Maar u moet slechts opletten, want u zult steeds zijn doen en laten herkennen, u zult steeds weten wie zich achter kruiperijen verbergt, die uw geestelijke werkzaamheid verstoren of helemaal verhinderen. Want het zal blijken, dat er veel valse profeten optreden onder mijn banier, dat ze trachten mijn woorden en mijn wijzen op het nabij zijnde einde waardeloos te maken. Het zal blijken, dat de mensen zich gemakkelijk laten fascineren, dat ze die valse profeten eerder geloven dan u, want deze zullen hen steeds laten hopen, dat ze een mooie toekomst tegemoet gaan, dat ze niets te vrezen hebben in de komende tijd, dat hun werelds streven succesvol zal zijn en er dus aan een einde van deze aarde niet hoeft te worden gedacht.
En dan weet u ook, dat u met valse profeten van doen hebt. Blijf dan sterk in het geloof en betwijfel niet, wat Ik u liet verkondigen en steeds weer bekend maak, dat de tijd is vervuld en dat u, mensen, in groot gevaar verkeert, wanneer u zich niet voorbereidt op het einde, zodat u het niet hoeft te vrezen. Want wie juist en rechtvaardig heeft geleefd, wie de weg naar Jezus Christus heeft gevonden en zich helemaal aan Hem overgeeft, wie Mij zelf in Hem onderkent en Mij dus in Jezus aanroept als hij in nood is, die zal zonder gevaar de eindtijd overleven en daar ongedeerd uit tevoorschijn komen. Hij zal de nieuwe aarde meemaken en het paradijselijk verblijf erop. En zijn geloof zal hem waarlijk de zegen opleveren, want het einde kan hem geen schrik meer aanjagen. Hij zal zich aan Mij vasthouden en dus ook volhouden, tot aan het einde toe, en gelukzalig worden, zoals Ik het heb beloofd.
Maar tot aan het einde zal mijn tegenstander woeden en trachten invloed te krijgen op de mijnen. En dat moet u weten en u niet in de war laten brengen. Maar hij heeft zijn aanhang en deze zal hem ook ter wille zijn en onder de mensen dwaalleren verbreiden, die geheel tegengesteld zijn aan mijn woord, dat u van boven rechtstreeks wordt toegestuurd; aan mijn evangelie, waaraan u toch het volste geloof zult mogen schenken. Alleen zult u wel moeten onderzoeken, wanneer u van andere zijde iets wordt aangeboden, of het overeenstemt met mijn woord, want wat daar tegenin gaat, bewijst u ook, dat het de oorsprong heeft in mijn tegenstander. En u zult zonder bezwaar als valse profeten kunnen afwijzen, die u zo’n geestelijke leer aanbieden, die een nabij zijnde einde uitschakelt, die u, mensen, nog een lang leven op deze aarde belooft. U staat kort voor het einde en u moet zich daarop voorbereiden en u zult daar goed aan doen, omdat u dan dit einde niet hoeft te vrezen. Want dan komt de tijd, die u eveneens werd verkondigd, dan komt op de nieuwe aarde het leven in voorspoed en gelukzaligheid, maar alleen voor de mijnen, die in Mij geloven en hun geloof ook tot aan het einde toe zullen verdedigen. Want allen zullen gelukzalig worden, die volhouden tot aan het einde toe, want ze zullen een heerlijk leven leiden in het paradijs van de nieuwe aarde.
Amen
BD.7708
24 september 1960
Ware naastenliefde: Het doorgeven van het goddelijk woord
U kunt geen groter werk van naastenliefde verrichten dan met het belangeloos verspreiden van mijn woord, het evangelie dat uw medemensen moeten vernemen om ook hun aardse weg met succes af te kunnen leggen. Geestelijke arbeid wordt echter van de kant van de medemensen niet gewaardeerd omdat ze geen aards succes oplevert. Doch zodra u geestelijk werkzaam bent, niet op aards loon rekent en altijd alleen maar aan de medemens overbrengt wat Ik zelf u van boven aanbied, verricht u waarlijk werken van naastenliefde die tot in de eeuwigheid reiken. Want ze helpen de zielen rijp te worden, ze kunnen hen voorbereiden om het lichtrijk binnen te gaan als de ziel haar stoffelijk lichaam aflegt en alles moet achterlaten. Dan kan ze in het bezit zijn van geestelijke rijkdommen die ze met zich meeneemt in de eeuwigheid.
U moet geven en het brood des hemels en het water des levens uitdelen, net zoals Ik aan mijn discipelen heb uitgedeeld. Dit is de grootste vriendendienst die u uw medemensen op aarde kunt bewijzen. Het is ware naastenliefde als u onbaatzuchtig de werken verricht die nodig zijn om mijn woord door te geven. Want Ik zelf wil door u de mensen aanspreken omdat zij mijn stem niet rechtstreeks vernemen kunnen.
De mensen zijn in grote nood, want zij gebruiken hun aardse leven alleen voor aards gewin, terwijl zij toch aan hun ziel moeten denken die tijdens het leven op aarde rijp moet worden. Wat u nu doet om uw medemensen op de weg van het geloof te brengen, wat u in mijn opdracht onderneemt om hun dus het evangelie te verkondigen, is onbaatzuchtige naastenliefde – en door Mij gezegend.
U bent uzelf nog niet bewust van de grote gave die u dagelijks van Mij ontvangen mag. U kunt haar waarde en betekenis nog niet inzien, want anders zou u allen – die op de hoogte bent van mijn werken door de geest – ijverig werken aan de verspreiding van datgene wat u door mijn liefde en genade wordt toegestuurd. U begrijpt het niet dat u een zaadje kunt uitstrooien dat heerlijke vruchten kan afwerpen. U mag het zaad niet ongebruikt laten liggen en u moet u steeds op mijn hulp verlaten. Want waar u in nood raakt, daar staan mijn engelen en beschermers gereed om u te helpen en u te beschermen opdat uw geestelijke arbeid toch gedaan kan worden, opdat u diegenen hulp brengt die zonder u de juiste weg niet vinden. Want er zijn er nog vele die Ik door u wil aanspreken en Ik heb daartoe alleen uw wil nodig om Mij ijverig te dienen.
Ik neem uw diensten aan, want Ik kan alleen bij monde van mensen spreken omdat de geestelijke gesteldheid van de mensen al een te laag niveau heeft bereikt om hen op een andere wijze te kunnen aanspreken en omdat hun wilsvrijheid gehandhaafd moet blijven. Maar het moet u kracht geven dat Ik u mijn bescherming en ondersteuning verzeker zodra u maar de wil hebt u om uw naaste te bekommeren in geestelijke nood. De tijd dringt en steeds indringender zullen mijn woorden klinken die Ik tot u richt. Maar u hoeft Mij alleen uw wil te schenken en zult dan ook handelen volgens mijn wil. En alles regelt zich vanzelf als u zich maar in vol vertrouwen aan Mij overgeeft en Mij maar altijd laat begaan.
Neem dus mijn zegen aan, allen die Mij dienen, en blijf onvermoeibaar werkzaam in mijn wijngaard. Want de dag is nog maar kort en dan volgt de nacht. Er komt een ommekeer, aards en geestelijk. De tijd van de oogst is in aantocht, de dag van het oordeel komt eraan. Maar voor die tijd wil Ik nog zielen winnen en u moet Mij daarbij helpen. U moet uw naaste in liefde gedenken en u moet bezig zijn voor Mij en mijn rijk. U moet mijn naam verkondigen in de wereld en getuigenis afleggen van mijn werkzaam zijn in u, opdat de mensen geloven kunnen en zalig worden.
Amen
BD.7709
26 september 1960
Gods liefde – De eindtijd
U allen moet aanspraak maken op mijn liefde. U moet weten dat u een liefdevolle Vader hebt, die voor u zorgt en die u ook vreugden bereidt, als die bevorderlijk zijn voor uw voltooiing.
Mijn liefde tot mijn kinderen kent geen grenzen, en allen die op Mij toesnellen, die zelf willen dat Ik hun Vader ben, zijn mijn kinderen. Mijn liefde zal nooit ophouden zich weg te schenken – en ze zal u alles geven wat u lichamelijk en geestelijk nodig hebt. En het staat u dus zelf vrij van mijn vaderliefde gebruik te maken. U moet u slechts open stellen en u door Mij laten aanspreken, en u zult dan beslist niet met lege handen heengaan.
Want Ik heb u nog veel te zeggen omdat de tijd op haar einde loopt, en omdat alles zo geschieden zal zoals het verkondigd is in woord en geschrift. U moet dit ook aan uw medemensen vertellen, maar u zult niet vaak ontvankelijke harten vinden die u aanhoren en geloven. Toch maakt de nood van deze tijd het noodzakelijk gewag te maken van dat wat op korte termijn gebeuren zal – en wie er dan gelooft die zal gered worden. Maar wie niet gelooft en zich niet voorbereidt op het einde die zal ten onder gaan, dat wil zeggen: het gericht zal hem overvallen als Ik mijn eeuwige ordening herstellen zal, als het einde van deze aarde gekomen is.
Deze tijd gaat u, mensen met reuzenschreden tegemoet. En ook mijn liefde kan dat einde niet tegenhouden, omdat mijn liefde al het geestelijke omvat waartoe ook het nog gebonden geestelijke behoort dat zijn ontwikkelingsgang nog moet beginnen of voortzetten. Dat nu de mensen merendeels falen en hun aardse leven niet benutten om hun ziel te laten rijpen is hun eigen schuld, hun vrije wil, die Mij daarom geen aanleiding kan geven om van mijn heilsplan af te zien en het nog niet verloste geestelijke aan zijn ellende over te laten.
Maar Ik zal nog alles doen om de mensen bij te staan, dat zij een uitweg vinden uit hun geestelijke nood. Ik zal steeds weer door u de mensen aanspreken en hen wijzen op de tijd die voor hen ligt. Ik zal openlijk en in het verborgene tot hen komen en zij zullen Mij ook kunnen herkennen, opdat zij niet kunnen zeggen niet gewaarschuwd te zijn.
En wie dus Mij belijdt, wie probeert mijn wil te vervullen, die kan er ook zeker van zijn dat hij tot de mijnen behoort, dat Ik hem liefde schenk en dat Ik hem behoeden en verzorgen zal tot aan het einde van de wereld; tot de strijd die de mensen nog te wachten staat, ten einde is: De geloofsstrijd, die mijn tegenstander zal laten ontbranden. Want hij woedt tot het einde toe onder de mijnen om hen nogmaals van Mij te laten afvallen. Want het is zijn doel dat hij het geloof vernietigen wil dat nog sporadisch onder de mensheid te vinden is.
Maar dit geloof is meestal ook nog echt zwak en daarom wil Ik het sterk maken door mijn rechtstreekse aanspreken, opdat dit geloof overeind blijft en onwankelbaar standhoudt – als mijn naam beleden moet worden voor de wereld. Wie Ikzelf kan aanspreken, hetzij direct of ook door mijn dienaren, die zal een levend geloof verkrijgen en geen bedreigingen zullen hem verschrikken, omdat hij zijn Vader heeft herkend en Hem niet meer kan opgeven. Wie echter geen levend geloof heeft, die zal Mij prijsgeven ter wille van de wereld – en hij zal zijn leven aan mijn tegenstander verliezen, hij zal met alle winden meewaaien.
En gezegend als hij zich nog aan u opricht, als hij zich door u laat onderwijzen – en nog te elfder ure de weg tot Mij terugvindt. Want Ik wil ieder aannemen die nog op het laatste ogenblik tot Mij komt, omdat Ik niet wil dat hij verloren gaat, omdat Ik u allen het eeuwige leven wil schenken.
Daarom moet mijn woord nog ijveriger verspreid worden, daarom wil Ik u steeds weer aanspreken. Ik wil zelf door u tot de mensen spreken die anders hun hart niet vrijwillig voor Mij openen. Ja, u kunt in mijn plaats aankloppen. En als Ik dan zelf kom en zij hun deur voor Mij openen, dan zal Ik ook tot hen spreken en zij zullen zalig zijn. Want mijn liefde houdt nooit op en wie Mij zelf liefde schenkt, die zal Ik duizendvoudig belonen. Ik wil hem geestelijk en aards gelukkig maken. Want dan lijdt zijn ziel geen schade meer, dan is zij Mij toegedaan en zij zal dan ook voor eeuwig de band met Mij niet meer kunnen verbreken, want haar liefde behoort Mij toe en wordt daarom door Mij op zijn innigst beantwoord – en zij zal daardoor voor eeuwig zalig zijn en blijven.
Amen
BD.7713
28 september 1960
Zichtbare aanwezigheid van Jezus
“Waar twee of drie in mijn naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden.” Ik heb u mijn aanwezigheid beloofd en Ik houd me aan mijn woord: Ik ben bij u die Mij tot inhoud van uw gedachten maakt, die Mij lief hebt en daarom ook de band met Mij wenst. En waar Ik aanwezig ben, daar zal ook zeker mijn geest werkzaam worden. En u zult allen één van geest zijn, omdat Ik zelf uw gedachten leid en me door uw mond kenbaar maak. Ik ben in uw midden.
Maar Ik verlang dat u liefdevol aan Mij denkt. U moet in mijn naam samenkomen. Ik, uw God en Vader, uw Jezus, wil het doel van u allen zijn. Ik wil degene zijn die uw hart vervult. En mijn naam moet u vol geloof uitspreken, vol eerbied en liefde. En Ik zal in uw midden zijn, dus u kunt zeker zijn van mijn tegenwoordigheid en Mij zelf alle vragen voorleggen die u bezighouden. Ik zal ze u beantwoorden door mijn geest. Ik vertoef nog steeds op aarde, alleen niet in het vlees zoals vroeger, maar in de geest ben Ik bij ieder die verlangt naar mijn aanwezigheid.
Maar Ik kan ook zichtbaar verschijnen, wanneer dit voor u raadzaam is, wanneer Ik u hulp kan bieden of u kan sterken in grote geestelijke of aardse nood. Wellicht zullen niet allen in staat zijn Mij te schouwen, wanneer de graad van rijpheid geestelijk schouwen niet toelaat. Of Ik zal onopgemerkt komen en evenzo weer weggaan en u zult zich afvragen waarom u zich buitengewoon gelukzalig voelt. U zult tijd nodig hebben tot het u duidelijk wordt wat u mocht meemaken. Maar u zult steeds veel geestelijke versterking ervaren en steeds vuriger in liefde tot Mij ontbranden, omdat u de liefde al in u hebt, daar u Mij anders niet zou hebben mogen schouwen. En u moet zich verheugen wanneer u zo’n belevenis hebt. Want dan weet u dat de Vader zich naar Zijn kinderen over buigt om zich aan hen te openbaren.
Maar het zullen er steeds maar weinige zijn die Mij en mijn zichtbare aanwezigheid kunnen verdragen, ofschoon Ik in een eenvoudig gewaad verschijn en alle volheid van licht achterlaat om u die nog op de duistere aarde wandelt, niet te verblinden. Maar waar al een licht is ontstoken, daar kan Ik zonder gevaar voor hun zielen zichtbaar verschijnen. En de noden zullen zo over u losbreken, dat u hemelse versterking nodig hebt om stand te kunnen houden. En deze wil Ik u zelf brengen. En u zult daar niet aan moeten twijfelen, want Ik gaf u de belofte: “Waar twee of drie in mijn naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden.” En wie wil Mij hinderen, wanneer Ik het toelaat dat deze of gene in staat is Mij te schouwen?
Denk daarom steeds in innige liefde aan Mij en wacht op mijn komen, dat heel eenvoudig al voor die tijd mogelijk is. Want wat er ook gebeurt, het vindt zijn grondslag in mijn liefde en wijsheid en moet steeds alleen het rijp worden van uw zielen dienen, die Ik tot me wil trekken in vurige liefde en die vaak zo zwak zijn, dat ze buitengewoon gesterkt moeten worden, wat mijn verschijnen ook teweeg zal brengen. Houd u dus steeds aan mijn belofte vast en leef in het bewustzijn van mijn aanwezigheid wanneer u samenkomt om van gedachten te wisselen. En Ik zal bij u zijn, omdat de Vader vurig naar Zijn kinderen verlangt en Hij ze ook met Zijn aanwezigheid gelukkig wil maken.
Amen
BD.7714
29 september 1960
Valse geesten – Valse profeten
Ik kies u daarom tot mijn dienaren omdat Ik zag dat de wil in u goed en sterk is, dat u zich handhaaft als het er om gaat de waarheid uit te dragen. Want er wordt de mensen veel als waarheid aangeboden dat toch niet van Mij afkomstig is. En als nu een knecht dit inziet, dan mag hij er niet het zwijgen toe doen maar moet spreken. Hij moet tegenover deze dwaling de zuivere waarheid stellen. Hij moet dan laten zien dat hij mijn vertegenwoordiger is op aarde, dat hij in mijn dienst staat.
Hij moet dus mijn naam in het openbaar belijden. Hij moet volledig instaan voor dat wat hij zelf van Mij ontvangen heeft, omdat Ik hem uitkoos om als mijn discipel in de eindtijd voor Mij werkzaam te zijn. En wie Ik dan dit ambt heb opgedragen, die zal Ik ook de kracht geven in mijn naam te spreken. Hij kan dan als apostel van de waarheid optreden en mijn tegenstander ontmaskeren – die zelf ook zijn werktuigen heeft uitgezocht om in mijn rijen verwarring te stichten.
En daarom verneem wat mijn geest u verkondigt: De spanne tijds tot het einde is nog maar kort – en de dag van het einde is sinds eeuwigheid vastgesteld. En waar u mensen zich ook bevindt, u zult allen dit ophanden zijnde einde gewaarworden, omdat Ik nu nog heel duidelijke tekenen laat volgen die overal waargenomen kunnen worden en die de gedachten van de mensen ook bezig zullen houden.
Doch juist deze tekenen zullen de meest tegenstrijdige meningen uitlokken, daar ook hier de invloed van mijn tegenstander aan het licht komt, waardoor de gedachten van de mensen in verwarring zullen geraken. Want de een zal de ander niet meer begrijpen en een ieder zal andere opvattingen hebben en andere doelen nastreven, die hij niet wil opgeven. Slechts weinigen zullen geestelijk ontwaakt zijn en de juiste conclusies trekken.
Dan zullen er veel valse profeten opstaan en juist dezen zijn het waarvoor Ik u waarschuwen wil, opdat u niet iedere geest gelooft die zich aan u kenbaar wil maken. Dat u dan in het bijzonder hen niet gelooft die het einde loochenen en die menen een einde van deze aarde niet met mijn liefde in overeenstemming te kunnen brengen.
Wees dan op uw hoede en vraag Mij ernstig om het sturen van de waarheid. Geloof niet iedere geest die zich probeert te openbaren door mensen die hem gewillig zijn, maar vergelijk iedere leer met mijn woord dat uit den hogen tot u klinkt daar u mensen in de waarheid moet wandelen, want alleen door de waarheid komt u tot het doel.
U hebt veel geesten onder u die niet in mijn opdracht spreken. Maar u kunt ze herkennen en wel daaraan: Dat zij het einde bestrijden, dat zij aan de openbaringen die een dichtbij zijnde einde verkondigen aanstoot nemen – en dat zij vijandig staan tegenover hen die de eindtijd verkondigen.
De tijd is vervuld en juist in de eindtijd zullen nog veel valse profeten optreden en de zuivere waarheid uit Mij trachten te weerleggen. Zij zullen ook ongewone dingen verrichten opdat U, mensen in hen gelooft. Maar het is niet mijn geest die uit hen spreekt en het is niet mijn kracht die in hen werkt. Het zijn de antikrachten die overal woeden en die als aanhang van mijn tegenstander ook met zijn kracht zijn uitgerust, omdat zij van hem afhankelijk zijn en naar zijn wil op de mensen van deze aarde inwerken.
Daarom moet ook u die Mij dienen wilt trouw blijven aan uw Heer en de waarheid verdedigen. U mag uzelf niet van de wijs laten brengen, want u weet toch dat u in mijn naam spreekt en u zult ook van Mij de kracht ontvangen – want Ik zelf spreek door u.
En overal waar door u mijn ware evangelie verkondigd wordt, daar moet ook van het einde van deze aarde getuigenis worden afgelegd en ook daarvan – dat de mensen kort voor dit einde staan en dat zij zich daarop moeten voorbereiden. En waar uw spreken af-wijzing ondervindt, daar herkent u ook duidelijk de inwerking van mijn tegenstander.
Van degenen die voorgeven mijn dienaren te zijn, maar die echter het dichtbij zijnde einde loochenen, moet u zich afwenden en er niet samen mee prediken. Want zij zijn niet mijn vertegenwoordigers – maar ze zijn afgezanten van satan, die heel in het bijzonder daar werkzaam is waar het licht der waarheid baan breekt. Doch het zal hem niet gelukken het licht te doven, want Ik zelf straal het naar de aarde toe. Het zal het hart van de mijnen verlichten zodat zij duidelijk zullen herkennen dat hun Vader hen aanspreekt, die het Licht van eeuwigheid is.
Amen
BD.7716
1 oktober 1960
Opleiding van de leerkrachten van Gods zijde
Alles wat u wenst te weten en wat nuttig is voor uw ziel wordt u door mijn geest bekend gemaakt. Want die Ik zelf onderricht, moeten weer als leraar werkzaam zijn. Ze moeten het weten dat Ik hun schenk doorgeven aan hun medemensen. En dat het aan diegenen wordt overgebracht die er naar hongeren, daar zal Ik zelf voor zorgen. Want Ik weet waarlijk wier zielen spijs en drank nodig hebben en hun geef Ik dus het brood des hemels, het water des levens, door u. De mensen moeten bekend worden gemaakt met de waarheid. Er moet hun een weten ontsloten worden dat hun de zin en het doel van het aardse leven begrijpelijk maakt. De mensen moeten onderricht worden in de waarheid. En daarom moet Ik zelf – de Waarheid van eeuwigheid – Me om hen bekommeren.
Het weten moet van Mij uitgaan wanneer het de mensen naar Mij moet terugleiden. Er wordt de mensen nu weliswaar ook onderwijskundig een weten overgebracht, en ook dit hoeft niet verkeerd te zijn wanneer de leraren door mijn geest verlicht zijn en hun taak serieus nemen de mensen naar het licht te leiden, maar het kan ook een methodisch overgebracht geestelijk goed zijn, erg met dwaling doorspekt, waarvan de ontvanger niet in staat is dit te onderscheiden of te scheiden van de waarheid. En dan raken de gedachten van de mensen in de war. En het gevolg is dat de mensen onderlinge strijd voeren en uiteindelijk geneigd zijn alles te verwerpen en geen werkelijk contact meer tot stand kunnen brengen met Mij, met hun God en Schepper van eeuwigheid. En dan doet zich de noodzaak voor dat Ik Me zelf weer mensen moet uitzoeken die Ik opleid als leraar. Het doet zich voor dat de zuivere waarheid door Mij rechtstreeks naar de aarde wordt geleid en dat Ik mijn leerlingen nu de opdracht geef tegenover hun medemensen actief te zijn als leraar opdat de zuivere waarheid weer wordt verspreid, opdat de mensen weer kennis van de zin en het doel van hun bestaan wordt gegeven, opdat Ik zelf aan hen word voorgesteld als een God van liefde, wijsheid en almacht Die ze moeten erkennen en liefhebben, willen ze zalig worden.
Verkeerde leren zijn niet in staat in de mensen liefde op te wekken, maar de waarheid kan de liefdesvonk hoog laten opvlammen. En wanneer dit is gebeurd, dan is ook de verbinding met Mij tot stand gebracht en de zin en het doel van het leven op aarde als mens vervuld. Daarom zal Ik steeds weer leerkrachten opleiden die als taak hebben Mijn zuivere evangelie te verkondigen en die alle gelegenheden te baat moeten nemen in mijn naam te spreken, in het bijzonder wanneer verkeerde geestelijke leren worden verdedigd. En zo’n leraar zal niet bang hoeven te zijn dat hij daar niet toe in staat is, want mijn kracht werkt in hem en Ik zal hem de woorden in de mond leggen, zodat hij niet anders kan dan dat zeggen wat mijn wil is. Want dan spreekt mijn geest door hem. Dan is hij voor Mij alleen de spreekbuis waarvan Ik Me bedien om de mensen de waarheid te brengen. En u zult u gelukkig kunnen prijzen wanneer uw ziel nu gevoed wordt met het juiste voedsel, wanneer u het levende water aan de bron wordt aangeboden. U zult steeds alleen maar hoeven te putten en uw ziel zal zich kunnen laven en krachtig worden voor uw pelgrimstocht op deze aarde.
Maar waar Ik zelf u zo’n bron heb ontsloten, ga daar niet aan voorbij. Dat zeg Ik u steeds weer, omdat u de weg van de waarheid zult moeten gaan om het doel te bereiken en omdat de waarheid u alleen door Mij zelf kan worden aangeboden. En Ik zal Me waarlijk de juiste vaten uitkiezen waarin het levende water kan binnenstromen. En voor u allen die maar ernstig begeren zalig te worden, zal Ik de levensbron toegankelijk maken.
Amen
BD.7717
1 oktober 1960
De weg naar het kruis moet worden ingeslagen
U keert allen weer terug naar het hemelse vaderland. U wordt allen weer door mijn vaderarmen omhelsd en allen zult u onmetelijk gelukzalig zijn. Dit is zeker voor u die in het vlees op deze aarde of ook in het rijk hierna nog onvolmaakt bent. Want eens zal de tijd komen waarin uw hart doorgloeid is van liefde en op het vaderhart toesnelt. En dan heb Ik mijn doel bereikt dat Ik me heb gesteld bij het scheppen van de geesten. En wanneer alleen mijn liefde de doorslag zou geven, dan zouden de hemelse, paradijselijke streken u allang hebben opgenomen. Want Ik verlang vurig naar mijn kinderen en Ik wil ze graag onmetelijk gelukkig maken. Maar mijn liefde kan niet ingaan tegen mijn wet van eeuwigheid.
En deze eist de vrijwillige terugkeer van het wezenlijke dat eens van Mij was uitgegaan en zich ook in vrije wil van Mij had verwijderd. En zo is de weg omhoog voor u mensen – die de eens gevallen oergeesten bent – van heel verschillend lange duur. Hij kan in korte tijd worden afgelegd, maar hij kan ook eeuwigheden eisen. Hij kan meerdere ontwikkelingsperioden nodig hebben en voor u ook eindeloos lange tijden in kwelling en gebondenheid betekenen.
Maar eens zult u uw doel bereiken. Als mens bent u niet op de hoogte van de toestand van gebondenheid vol kwelling. Maar Ik weet ervan. En Ik heb u lief en wil u graag de kwelling besparen, opdat u niet weer afglijdt in dezelfde toestand die u als mens allang hebt overwonnen. Daarom bied Ik me zelf aan als uw leider op uw weg door het aardse bestaan. Daarom voeg Ik me bij u op de pelgrimsweg om u de kortste weg te tonen die omhoog leidt. En deze weg voert naar het kruis.
De weg omhoog voert naar Jezus Christus. En wie deze weg gaat, komt zeer zeker bij Mij terug in het vaderhuis, omdat Jezus Christus en Ik één zijn, omdat u Mij zelf erkent wanneer u Hem en Zijn verlossingswerk erkent en u dus ook door Hem zult laten verlossen die voor u de schuld van de afval van weleer van Mij teniet heeft gedaan. Deze weg, de weg naar het kruis, moet op aarde of ook in het hiernamaals onherroepelijk worden betreden, omdat dan ook mijn liefde weer werkzaam kan worden, die ter wille van de rechtvaardigheid moest wijken toen u gevallen bent. Maar aan de rechtvaardigheid is voldaan door de mens Jezus, in wie Ik zelf me heb belichaamd.
Mijn liefde heeft dus de vereffening gebracht. De rechtvaardigheid is niet uitgeschakeld, want Ik nam als mens de overmaat aan lijden en pijnen op me als zoenoffer voor de grote schuld die uw afval eens is geweest.
Maar uw wil moet dat zoenoffer nu ook aanvaarden. Uw wil moet de vergeving van de schuld bewust afsmeken. U zult dus zelf onder het kruis moeten bekennen dat u schuldig bent.
U zult in vrije wil de goddelijke Verlosser Jezus Christus moeten aanroepen om vergeving van de zondenschuld, om Zijn erbarmen en Zijn genade.
U zult de weg naar het kruis moeten kiezen.
En dan kan mijn liefde u weer vastpakken, want dan erkent u Mij zelf die u eens uw erkenning ontzegde. Want Hij en Ik zijn één. Ik zelf heb u in de mens Jezus aan het kruis verlost van zonde en dood.
En hebt u eenmaal deze weg naar het kruis ingeslagen, dan is ook uw tocht over de aarde voltooid. Dan is de trede van ontwikkeling bereikt, die u het binnengaan in het geestelijke rijk verzekert. Dan hoeft u een herhaalde gang door de schepping op aarde niet meer te vrezen, dan zult u in het geestelijke rijk steeds hoger kunnen klimmen. Mijn liefde zal u aantrekken en uw liefde voor Mij zal steeds sterker worden.
Vader en kind zullen zich aaneensluiten en de gelukzaligheden die Ik mijn kinderen bereid zullen onbegrensd zijn, omdat ook mijn liefde onbegrensd is en zich eeuwig wil weggeven.
Amen
BD.7719
3 oktober 1960
Het Licht van eeuwigheid
In Mij herkent u het Licht dat sinds eeuwigheid schijnt, dat uitstraalt in de oneindigheid en dat ook uw harten wil binnendringen opdat het licht zal worden en alle duisternis zal wijken. Ik ben dus het Licht van eeuwigheid dat is neergedaald naar de aarde die in duisternis gehuld was en daarom voor u mensen een onzalige verblijfplaats. Ik daalde zelf af naar de aarde en ontstak in de mensen een licht. Ik bracht hun de goddelijke liefdesleer waarvan het naleven hun met zekerheid het inzicht gaf. En inzicht is licht. Inzicht is het kennen van de zuivere waarheid die van Mij uitgaat.
Ik toonde de mensen de weg om tot het licht te geraken. Ik wees ze de weg van de liefde, die de mensen onweerlegbaar de wijsheid moest opleveren. Want het vuur van de liefde straalt het licht der wijsheid uit. Het “Licht” daalde af naar de aarde, dus is de “Liefde” naar de aarde gekomen. En de Liefde ben Ik zelf. Ik zelf ben de Oerbron van het licht en als zodanig zult u Mij moeten leren zien. U moet weten dat mijn wezen “liefde” is en daarom ook onbegrensde “wijsheid” moet zijn, en dat, wie door mijn liefde wordt bestraald, ook in de diepste wijsheid wordt geleid en bijgevolg het inzicht heeft.
Daarom kan dus geen mens wetend worden, dus tot inzicht komen, wanneer de liefde niet tevoren ontstoken werd. Want zonder liefde is er geen wijsheid, zoals er zonder vuur geen licht kan zijn. En als u mensen dus rijper aan inzicht zult willen worden, dan zult u eerst uw best moeten doen rijper te worden in de liefde, dus de graad van liefde steeds hoger te laten worden, omdat dan het licht in u is en alles helder verlicht wat tevoren nog donker was.
En in het gebed moet u alsmaar vragen om kracht. U moet vragen om versterking van uw wil en dit verzoek zal u waarlijk worden ingewilligd. Want door het enige gebed tot Mij verbindt u zich met de Bron van de kracht, met de Bron van het licht en van de liefde. U verbindt zich met Hem die u alles kan en wil schenken, maar die daar door uzelf om gevraagd wil zijn, omdat dan Zijn werkzaam zijn onbeperkt is, wanneer uw wil Hem toebehoort. Ik kom naar u toe en ontsteek in u waarlijk het licht van verlichting en inzicht. Ik laat u waarlijk niet in duisternis van geest, want Ik geeft u kracht die u nu gebruikt om in liefde werkzaam te zijn. En dan wordt ook het licht in u ontstoken en verkrijgt u inzicht.
En zo zult u begrijpen dat het verstand u geen weten kan opleveren dat overeenstemt met de waarheid, of dat u een weten niet “inzicht” zult kunnen noemen. Want inzicht is wijsheid en wijsheid is het weten uit Mij dat licht schenkt en gelukzaligheid. En dat alleen zult u moeten nastreven, omdat dit weten mee wordt overgenomen in de eeuwigheid, omdat het niet vergaat zoals het aardse weten. Omdat het voor de mensen de rijkdom bepaalt waarmee de ziel eens zal kunnen werken in het rijk hierna.
U moet verlangen naar het licht uit Mij. U moet u tot het Licht zelf wenden, opdat het u zal verlichten. U moet erom bidden en u zult het ontvangen, want door het gebed brengt u al de verbinding met het eeuwige Licht tot stand. En het zal zijn stralen in uw hart zenden en u bedenken naar uw verlangen. Licht, liefde, waarheid – alles behoort Mij toe. Alles behoort tot mijn wezen en het ene is ondenkbaar zonder het andere.
Maar zodra u het inzicht hebt, zodra u een waarheidsgetrouw weten het uwe noemt, is het donker van de nacht doorbroken, waarin u zich eindeloze tijden bevond. U bent begonnen aan de terugweg naar Mij. U schrijdt het licht weer tegemoet. U laat u bestralen door Mij als het “eeuwige Licht” en u zult weer uw wezen omvormen, terug tot het oerwezen. U zult worden wat u was in het allereerste begin: wezens vol van licht die voortdurend verbonden zijn met de Oerbron van licht en kracht. U zult gelukzalig zijn en dat voor eeuwig blijven.
Amen
BD.7720
5 oktober 1960
Gevaren van het mediamiek ontvangen
En steeds weer spoor Ik u aan tot liefde, omdat alleen door de liefde de geest in u tot leven wordt gewekt, opdat hij zich nu ook kan uiten. Want u moet weten dat de uiting van de geest van ongelofelijke waarde is voor u, omdat u dan mijn woord ontvangt in alle zuiverheid, omdat Ik u dan zelf door de geest kan aanspreken. U moet weten dat de liefde geestelijke krachten in u in werking zet die u vanaf het allereerste begin bezit, maar die in u bedekt lagen sedert uw vroegere afval van Mij. Hoe meer u nu toeneemt in de liefde, des te meer ontplooien die geestelijke krachten zich weer en uw wezen verandert weer in het oerwezen dat u was in het allereerste begin, toen u nog mijn evenbeelden geweest bent, hoogst volmaakte wezens, die net als Ik konden scheppen en vorm geven tot eigen gelukzaligheid. De liefde gaf u vrijwillig op – de liefde zult u weer vrijwillig na moeten streven, u zult u voor het aanstralen van mijn liefde moeten openen en dan stroomt mijn geest weer bij u binnen en alle vroegere vermogens ontwaken in u ten leven en u hebt nu weer een levendige geestelijke uitwisseling met Mij.
Maar Ik wil u ook doen weten dat mijn tegenstander op dezelfde wijze op u tracht in te werken en ook hij zich door u zou willen uiten en dit kan, wanneer u zich willoos aan hem overgeeft. Dan kan hij bezit nemen van u en zijn wil op u overdragen en dan zult u ook kunnen spreken, alleen zal de inhoud van dit spreken een wirwar van gedachten zijn, die zorgt dat elke helderheid ontbreekt en u zult niets winnen.
En daarom waarschuw Ik u ernstig u, in zwakheid van uw wil, aan geestelijke krachten toe te vertrouwen, die u misbruiken. Ik waarschuw u voor mediamieke ontvangsten, die u, mensen vaak niet uit elkaar zult kunnen houden, die echter steeds een gevaar betekenen, die niet als het werkzaam zijn van de geest te bestempelen zijn, veeleer als slechts mededelingen uit de geestelijke wereld, waarvan de sferen heel verschillend zijn en maar zelden zuivere waarheid garanderen. En mediamieke ontvangsten kunnen ook mensen hebben die van de liefde nog ver verwijderd zijn, want zodra ze zich zelf in hun wilszwakte aan een geestelijke kracht overleveren, worden ze daar ook door in bezit genomen en ze bieden geen weerstand wanneer deze krachten uit het lage rijk van de geesten komen.
Maar wie de liefde in zich ontsteekt, brengt nu vanzelf de verbinding tot stand tussen zijn geestvonk en Mij, de Vadergeest van eeuwigheid. En deze kan alleen maar waarheid uitdelen, deze ontvangt in waarheid mijn woord, hij zal rechtstreeks door Mij worden aangesproken en kan alleen in de waarheid onderwezen worden. En Ik zou u allen graag willen aanspreken door dit woord, dat u niet iedere geest geloof mag schenken, dat u zich tot Mij zelf moet wenden en steeds alleen moet vragen om de waarheid.
U moet geen vragen stellen, u moet niet willen weten wat mijn wijsheid voor u verborgen houdt, u moet die geesten niet om aardse dingen vragen. U moet alleen maar altijd vol vertrouwen tot Mij komen en elk van uw verlangens aan Mij voorleggen, en Ik zal u waarlijk antwoorden door het hart, als u dan alleen op uw gedachten let, op het aandringen in uw innerlijk en uw wil. Ik spreek dan door het hart tot u, en u hebt waarlijk de raadgevingen van de geesten niet nodig van wie u niet weet van welke sfeer ze deel uitmaken, want ze vermommen zich goed en u zult ze vaak voor goede geesten houden, terwijl ze in waarheid alleen maar verwarring aanrichten en trachten de mensen van het rechtstreekse verkeer met hun Vader van eeuwigheid af te houden.
En Ik wil toch zo graag met mijn kinderen spreken, maar Ik kan het alleen maar wanneer u zich tot liefde vormt, omdat liefde zich alleen maar weer tegenover liefde kan uiten. Kom daarom allen rechtstreeks tot Mij en wanneer u zich maar innig met Mij verbindt en opmerkzaam luistert, zult u Mij ook zelf vernemen in u, u zult tweegesprekken met Mij kunnen houden en in alle duidelijkheid zullen problemen voor u worden opgelost die u Mij vertrouwelijk voorlegt. En wanneer u nu een leven in liefde leidt, zal mijn stem zich steeds duidelijker in u uiten, omdat dan de geestvonk in u door mijn Vadergeest van eeuwigheid wordt aangesproken en zich nu duidelijk verneembaar aan uzelf doet horen. Maar geloof niet dat u op omwegen mijn aanspreken verneemt, wanneer de liefde nog niet in u is. Het werkzaam zijn van de geest en mediamieke ontvangsten moeten van elkaar worden onderscheiden. Wel is steeds een geestelijke kracht aan het werk, maar zoals er licht en duisternis bestaat, zo zullen ook steeds de krachten van het licht tegen de duistere krachten te strijden hebben.
Maar licht is daar waar liefde is en dus is alleen de liefde bepalend voor de graad van de waarheid die aan die geestelijke mededeling ten grondslag ligt. En de liefde komt naar Mij zelf toe, die de eeuwige Liefde ben. De liefde verzet zich tegen uitlatingen die niet van de eeuwige Liefde zelf komen. En de eeuwige Liefde wil in directe verbinding staan met u. Ik wil door uzelf worden aangesproken, opdat Ik mezelf ook tegenover u kan uiten. En dat is het “werkzaam zijn van mijn geest” in u, dat Ik alsmaar heb aangekondigd met de woorden: “Ik wil u de Trooster zenden, de geest der waarheid”. De liefde is alles en alleen door de liefde verbindt u zich met Mij. En deze liefde wil Ik van u ondervinden en waarlijk, u zult binnengeleid worden in alle waarheid.
Amen
BD.7722
8 oktober 1960
Over de voorloper
Er zal blijken welke kracht zich in mijn woord bevindt, want de harten zullen zich door Mij aangesproken voelen en in liefde tot Mij ontbranden. Ik maak Mij bekend als Vader, omdat Ik met mijn kinderen verbonden wil zijn en daarom laat Ik mijn liefdestraal in die harten vallen die van goede wil zijn.
Maar alleen aan deze wil ligt het of de mensen de stem van de Vader herkennen. De geringste afweer vermindert de kracht van mijn woord, en deze afweer brengt de mens zelf teweeg als hij nog zonder liefde is. Dan laat hij zich niet door Mij aanspreken en blijft ook de kracht van mijn woord zonder uitwerking. Dan klinkt mijn woord voor de mens niet anders dan mensenwoord en wijst hij het af.
Maar mijn kinderen luisteren naar mijn woord en Ik leer mijn kinderen aldus: maak u vrij van verwarde gedachten doordat u Mij zelf bidt om waarheid en verlichting van uw denken. U probeert voortijdig binnen te dringen in gebieden die Ik voor u nog gesloten houd, u maakt gevolgtrekkingen die verkeerd zijn. U houdt zich in gedachten bezig met dingen, waarvoor de tijd nog niet gekomen is die te weten. U raadt alsmaar naar het lot en de komst van de voorloper, maar u maakt verkeerde gevolgtrekkingen. Ik heb u gezegd dat u hem zult herkennen, dat wil zeggen: u hoeft niet te vragen – u zult weten dat hij het is wanneer hij in de openbaarheid treedt. Maar als het uur van zijn optreden nog niet is aangebroken, behoeft u hem ook niet te zoeken of in een medemens te vermoeden – want hij komt daar vandaan waar u hem het minst zult verwachten.
Hij is niet iemand van de wereld en hij gaat zijn weg als ieder ander mens, maar al zijn denken en streven is op Mij gericht ofschoon hem zijn missie nog niet bekend is. Maar zijn geest zal hem een helder inzicht geven over zijn missie en over zichzelf, als de tijd gekomen is dat hij moet optreden.
Ik zeg dus nu (1960), het duurt nog een tijd tot dit zal gebeuren. Zo verlicht zal hij zijn dat zijn licht in de wijde omtrek zal stralen en dat u allen die Mij wilt dienen zich aan zijn licht kunt verwarmen als de tijd van geestelijke nood gekomen is, als de laatste fase voor het einde zal intreden en de geloofsstrijd zal ontbranden.
Geloof echter voordien geen enkele geest die daarover meer meent te weten, want als deze kennis nodig zou zijn zou Ik u zelf daarover onderwijzen. Wat u echter door de mond der mensen verteld wordt neem dat voorzichtig aan en laat u niet misleiden. Gods geest spreekt zich niet tegen en u moet zelf onderzoeken waar mijn geest aan het werk is en welke geest u gelooft.
Ik heb u wel de voorloper aangekondigd en dat hij weer als roepende in de woestijn zal komen voor mijn wederkomst, maar zijn verschijnen laat nog even op zich wachten, omdat er nog een korte tijd vooraf moet gaan waarin vlijtig voor mijn rijk gearbeid moet worden en omdat u dan zelf een tijd zou vaststellen als zijn komen bekend zou zijn. Nog houd Ik de sluier gespreid over de tijd van zijn optreden, want dan is ook mijn komst zeker. Dan is het einde nabij, want hij zal maar een korte tijd op aarde arbeiden – die echter voldoende is om de mensen uit hun starheid des doods op te schrikken.
Want dat is het doel van zijn verschijnen: hen te redden die nog weifelen, hen te sterken die Mij trouw willen blijven en Mij en mijn komst aan te kondigen. En ofschoon die tijd ook niet ver af is, moeten er toch nog enkele perioden voorbij gaan. Dan echter wordt onherroepelijk vervuld wat u verkondigd werd in woord en geschrift.
Amen
BD.7725
14 oktober 1960
De zonde tegen de geest
De geest zult u niet moeten weren. Ik zeg u dit, omdat u een zonde begaat, wanneer u zich opstelt tegen de geest, wanneer u mijn werkzaam zijn inziet en daar toch bewust afstand van neemt. Want dan zult u eeuwig niet met Mij in verbinding kunnen treden, omdat u dan Mij zelf afweert en Ik uit me door de geest. Het werkzaam zijn van de geest in de mens is het bewijs van de bestraling door mijn liefde. En wijst u die af, dan zondigt u tegen de geest, omdat u opnieuw de zonde van weleer begaat: Mij niet te erkennen, degene die u een zichtbaar bewijs van Zijn tegenwoordigheid geeft. En deze zonde kan u niet worden vergeven, omdat – wanneer u de geest afwijst – u ook Jezus Christus en het verlossingswerk niet erkent, die u vergeving schenkt, en omdat u dan opnieuw de gang door de schepping zult moeten gaan, een gang van onmetelijke kwelling.
Zondig daarom niet tegen de geest. Erken mijn werkzaam zijn, want u voelt in u dat Ik het ben die daar spreekt. U voelt dat mijn vaderlijke Geest van eeuwigheid zich openbaart. U voelt het, dat Geest tot geest spreekt en toch wijst u het af. En u weet dat Ik zelf heb gezegd: “Alle zonden kunnen u vergeven worden, alleen niet de zonde tegen de geest.” En deze zonde begaat de mens die de stem van de Vader herkent en hart en oor afsluit, wanneer ze in hem weerklinkt. Deze zonde begaat de mens die zijn afwerende houding handhaaft, ofschoon hij ze herkent. Want deze is nog in de macht van mijn tegenstander die hem niet de weg naar Jezus laat vinden. En hij zal ook nooit de weg naar het kruis gaan, omdat de vijandige geest hem beheerst, omdat deze hem tot afweer aanzet en hij zijn wil gehoorzaamt.
De stem van de geest te herkennen is een geschenk van mijn genade, dat de mens moet benutten. Want wanneer de stem van de geest het hart van een mens kan raken, dan heeft hij al een zekere graad van rijpheid bereikt. En een mens zal ook maar zelden deze daad van genade aan zich voorbij laten gaan, want hij heeft een gelukkig makende uitwerking op hem. En de geestvonk in de mens stuurt onophoudelijk op Mij aan, zijn vaderlijke Geest van eeuwigheid. Maar het werkzaam zijn van mijn geest zal ook uit lage motieven worden bestreden, ondanks dat het besef ervan aanwezig is. En dan zondigt u tegen Mij, zoals u eens hebt gezondigd. En deze zonde zal de zonde van weleer veelvoudig vergroten en onnoemelijk leed over u brengen, waarvoor Ik u allen graag wil waarschuwen en behoeden. En als u van goede wil bent, zult u kunnen beseffen of en wanneer mijn geest aan het werk is. En dan zult u moeten uitkomen voor Mij en mijn geest. U moet niet zondigen tegen de geest, opdat u niet verloren zult gaan en weer eindeloos lange tijd nodig zult hebben, tot u weer door Mij zult worden aangenomen.
Amen
BD.7726
15 oktober 1960
Een vonkje van Gods geest in de mens
En mijn naam moet in het openbaar verheerlijkt worden, want u zult aan en in uzelf moeten herkennen wie zich aan u openbaart. U zult het in uw hart moeten voelen als u door Mij aangesproken wordt en u zult Mij dan bewust loven en danken omdat u Mij herkent. De mate van mijn liefde is onbegrensd en zal nooit verminderen. Steeds weer zal de Bron van liefde en kracht zich openen en over u uitstromen. En steeds weer zult u de nabijheid van de Vader kunnen bespeuren en dat is mijn genade die Ik over u uitstort, omdat u net als een klein kind nog zwak bent en mijn hulp nodig hebt.
En als Ik u te kennen geef dat Ik in uw midden ben, blijf dan in stille aandacht en geef uw harten aan Mij. Ik zal ze alle aannemen en met liefdevolle zorg tot voltooiing brengen. U zult beginnen te leven in innigste gemeenschap met Mij. Stralend helder zal uw geestelijk oog zijn. Het licht van het inzicht zal u verlichten, want u hebt de weg naar huis gevonden, naar de Vader die in u is omdat uzelf Hem een woning hebt bereid, omdat u voor Mij de deur van uw hart hebt geopend toen Ik aanklopte en verlangde binnen te gaan.
Toen u deze aarde betrad als mens kwam Ik reeds tot u. Ik legde een klein vonkje van mijn goddelijke geest in u. Een klein liefdesvonkje dat in u moet uitgroeien tot een vlam die zich met het vuur van mijn eeuwige liefde weer verenigen moet. Een klein deeltje van mijzelf is dus in u, wanneer u zich als mens op aarde belichaamt. En bijgevolg is er een verbinding met Mij tot stand gebracht, die echter eerst in u bewust moet worden doordat u uit vrije wil een verbinding zult moeten zoeken met uw God en Schepper en die er dan ook al is, als u de wil hebt met uw God en Schepper verbonden te zijn.
Dit goddelijk vonkje is in u, wat u als een goddelijk schepsel bestempelt als u dit laat doorbreken. En het kan in u tot doorbraak komen als u uw wezen verandert tot liefde. Want u veranderde uw wezen, dat eens puur liefde was, in het tegendeel. U nam het wezen van mijn tegenstander aan, die geheel zonder liefde is, en u verwijderde zich daardoor van Mij. Maar u was kinderen van mijn liefde, u was uit mijn liefde voortgekomen en Ik zal u voor eeuwig niet opgeven of aan mijn tegenstander overlaten, omdat mijn liefde voor u overgroot is.
U zou echter nooit de weg tot Mij terugvinden als Ik u niet voor het leven op aarde een vonkje van mijn goddelijke geest – mijn eeuwige liefde – meegegeven zou hebben. Want dit geestvonkje moet u weer tot Mij terugvoeren. Het moet u aanzetten tot Mij te gaan. Het moet over het lichaam zegevieren en de ziel – uw eigenlijke ik – tot zich trekken, opdat de ziel zich verenigt met de geest en dus ook het één worden met Mij, met de Vadergeest van eeuwigheid kan plaatsvinden.
En deze geestvonk leeft in u maar houdt zich stil tot u hem zelf door uw wil de vrijheid geeft dat hij zich uiten kan. En dan openbaar Ik Mijzelf in u. Dan is uw aardse levensdoel bereikt en dan is uw leven enkel nog een gebed van dank en lofprijzing. Want dan heeft ook uw wezen zich weer veranderd tot liefde, omdat zonder liefde mijn geestvonk niet tot leven zou hebben kunnen komen.
Kan echter mijn geest zich in u uiten, dan is het bewijs geleverd dat Ik zelf in u tegenwoordig ben. Het bewijs is geleverd dat het kind de weg heeft teruggevonden naar de Vader, dat het de wijde kloof heeft overwonnen die het eeuwigheden lang van de Vader gescheiden hield, dat het nu weer door mijn liefdeskracht doorstraald wordt zoals het was in het allereerste begin.
Amen
BD.7728
21 oktober 1960
De doorvoering van het heilsplan
Mijn heilsplan wordt zo duidelijk aan u uitgelegd dat u er ook mijn eindeloze liefde uit kunt opmaken, dat u niet hoeft te twijfelen aan een God van liefde, zelfs wanneer u het laatste vernietigingswerk op deze aarde in dat heilsplan erbij moet betrekken. Zou Ik ooit iets kunnen doen wat niet op mijn liefde gegrondvest is? U mensen kunt echter niet alles overzien, en toch zou mijn heilsplan van eeuwigheid een verduidelijking moeten zijn voor dat wat uw verstand zou kunnen weigeren aan te nemen. Alleen mijn eindeloze liefde zet Mij er toe aan om mijn heilsplan uit te voeren, dat mijn wijsheid als juist inzag en dat mijn almacht ook zal doorvoeren op de juiste tijd.
En u mensen mag niet denken Mij tot andere gedachten te kunnen brengen, want het gaat nu niet meer alleen om de redding van de mensen – maar om een fase in de ontwikkeling van al het geestelijke, dat weer opnieuw begint en een nieuwe verlossingsperiode inleidt. Het gaat om een nieuwe ordening van al het geestelijke en om een scheiding van die geesten, die zich reeds in het stadium van het zelfbewustzijn bevinden en overeenkomstig hun toestand daarheen geplaatst worden, waar zij volgens hun rijpheid behoren.
Steeds zijn er weer gedurende een verlossingsperiode kleine tijdperken geweest, waarin Ik moest ingrijpen door rechterlijke vonnissen van allerlei aard. En steeds weer werden de mensen dan gewaarschuwd en vermaand. En naarmate hun bereidwilligheid een andere weg in te slaan, konden deze vonnissen vaak verschoven of opgeheven worden. Altijd weer wilde mijn liefde tussen beide komen om te proberen de mensen op het juiste pad te brengen, voordat mijn gerechtigheid zich openbaarde. Maar de tijd van een verlossingsperiode is begrensd en ze zou waarlijk voldoende geweest zijn om alle zielen de volkomen verlossing te brengen, als de wil van de mens deze tijd voor dat doel had benut. En eens is ook deze begrensde tijd afgelopen en moet er weer aan het, in de scheppingen gekluisterde geestelijke, worden gedacht dat dezelfde weg van ontwikkeling moet gaan en ook wil, om eens vrij te worden uit de vorm. Want mijn liefde gaat ook uit naar dit nog onrijpe geestelijke.
Mijn heilsplan omvat al het eertijds van Mij afgevallen geestelijke. Daaraan moeten de mensen denken wanneer hun het heilsplan onbegrijpelijk lijkt, en niet met mijn liefde schijnt overeen te komen. Een hernieuwde ordening is voor al het geestelijke noodzakelijk geworden, maar ook de mensheid bevindt zich op een geestelijk dieptepunt dat om een einde vraagt. Een ontbinding van de schepping en ook van de mensen die de weg tot Mij niet gevonden hebben – en ook niet meer zullen vinden.
Daarom geloof dat Ik in mijn wijsheid besef en van eeuwigheid heb ingezien, dat Ik de wil en de rijpheidstoestand van de mensen in de laatste tijd kende. En dat Ik overeenkomstig deze wil ook mijn heilsplan heb vastgesteld, dat nu waarlijk ook ten uitvoer wordt gebracht wanneer daarvoor de tijd is aangebroken.
Ieder dag is nog een genade, want hij kan benut worden voor de terugkeer tot Mij uw Vader. Iedere dag kan de ziel nog rijpheid brengen, en daarom moet u iedere dag nog als een genadegave zien en dankbaar zijn voor mijn liefde die u ook zeker zal helpen tot aan het einde, tot de laatste dag gekomen is. Maar dat hij komen zal is zeker, want mijn woord is en blijft de eeuwige Waarheid.
Amen
BD.7730
23 oktober 1960
Geestelijk overwicht is niet hetzelfde als geestelijke arrogantie
Het geestelijke overwicht moet niet worden verward met geestelijke arrogantie. Wanneer Ik een mens binnenleid in de waarheid, wanneer hij door mijn woord wordt onderricht om voor de medemensen een bruikbare leraar te worden, dan mag deze ook overtuigd voor zijn weten uitkomen, omdat het van Mij komt, en hij zal er dan ook zeker van kunnen zijn, dat hij de zuivere waarheid heeft ontvangen en dat deze waarheid hogere waarde heeft dan menselijke kennis die het verstand zich alleen maar heeft verworven en die nooit garant staat voor de waarheid, wanneer mijn geest niet kon werken.
Er kan dus nooit van geestelijke arrogantie worden gesproken wanneer het er om gaat uit te komen voor de waarheid uit Mij, die de mens rechtstreeks van Mij ontvangt. Elke terughoudendheid zou dan verkeerd zijn, wanneer de mogelijkheid bestaat de mensen mijn geestelijke leringen te brengen. U zult alleen niet de “paarlen voor de zwijnen” moeten gooien, dat wil zeggen: daar spreken waar u duidelijk de geest van mijn tegenstander herkent, omdat daar ook de waarheid niet als zodanig wordt ingezien en elk spreken tevergeefs is.
Wie echter door mijn geest wordt onderricht, moet ook gewag maken van het werkzaam zijn van mijn geest, en hij moet openlijk en vastberaden optreden voor mijn woord. Hij zal dit ook kunnen, want zodra hij spreekt voor Mij en mijn rijk, bedien Ik mezelf van hem en spreek door hem en dan zult u waarlijk niet kunnen zeggen: er spreekt een arrogante geest uit hem. Wie eenmaal door Mij met de waarheid bekend is gemaakt, heeft ook zelf het inzicht, hij herkent elke samenhang en kan daar dus ook over spreken. En wanneer hij zeker is van de waarheid van zijn weten, omdat hij “door de geest” werd onderricht, zal hij ook zelfverzekerd optreden en verkeerde opvattingen weerleggen, of goede opheldering kunnen geven en dan kan hij niet arrogant worden genoemd, veeleer moet zijn geestelijk overwicht worden ingezien en erkend, de waarheid die hij overbrengt moet indruk maken op de toehoorder en hem ook de innerlijke zekerheid geven dat Ik het zelf ben die door de mond van een mens tot hem spreekt. En daar Ik op de hoogte ben van de wil van mijn lichtdragers, kan Ik ook mijn geestesgaven zo uitdelen dat ze ook worden gewaardeerd.
En Ik kies Mij daarom zelf mijn dienaren uit die de opdracht hebben de zuivere waarheid verder te leiden. En wie van goede wil is, die herkent de waarheid en neemt ze dankbaar in ontvangst, wie van goede wil is, wordt met de dragers van de waarheid samengebracht, opdat ook hij met de waarheid bekend wordt gemaakt naargelang zijn wil. En steeds zult u eraan moeten denken dat Ik alleen de deemoedige mijn genade schenk, dat dus een mens die arrogant van geest is, nooit of te nimmer de genadegave, door Mij toegestuurd, zou kunnen ontvangen, omdat daartoe alleen een diep deemoedig hart in staat is ze op te nemen, of u zou alles moeten verwerpen wat er u wordt gebracht – wat u echter bij ernstig onderzoek niet zult kunnen doen.
Geestelijk overwicht is alleen maar de algehele zekerheid vast te staan in de waarheid en dit verlang Ik van mijn lichtdragers, daar ze anders niet met volle overtuiging de waarheid uit Mij zouden kunnen uitdragen tegenover hun medemensen. En het is noodzakelijk dat de mensen die in duisternis van geest verkeren, licht wordt gebracht, het is nodig dat hun de weg wordt verlicht die opwaarts leidt, want op donkere wegen komt de mens niet vooruit, hij zal integendeel steeds verder afstevenen op de diepte. Daarom zal Ik u steeds weer het licht doen toekomen en zalig hij die het aanneemt, zalig hij die de weg gaat die hem in het licht van de waarheid wordt getoond.
Amen
BD.7731
26-27 oktober 1960
De menswording van God in Jezus
Het grootste geheim is en blijft voor u mensen Mijn menswording in Jezus Christus.
Ook wanneer het u op een begrijpelijke wijze wordt uitgelegd, zal het toch een geheim voor u blijven, omdat mijn wezen u niet volledig begrijpelijk kan worden gemaakt. Omdat u een denkend Wezen steeds zult willen verpersoonlijken en omdat u zich daarom een “essentiële” God zult voorstellen als “iets dat begrensd is” en dit begrensde nu ook in de mens Jezus verplaatst, Die als het ware nu twee wezens in zich verenigt. Doch deze voorstelling is niet juist. Want mijn wezen is ondoorgrondelijk. Het is de alles vervullende en alles omvattende kracht, die geen begrenzing kent en toch in staat is te denken en begaafd is met een wil. Zich mijn wezen voor te stellen, is voor u mensen onmogelijk, omdat u begrensd bent. Omdat u nog niet de volmaaktheid hebt bereikt die elke begrenzing opheft. Toch bent ook u drager van deze kracht. Alleen bent u in begrensde mate vervuld van deze kracht, die echter de mens Jezus in alle volheid in zich had en tot zich kon nemen, omdat Hij volmaakt was, dus zich op aarde door een levenswandel in liefde had vergoddelijkt.
Voor Hem was er geen begrenzing voor het binnenstromen van goddelijke kracht. Hij was helemaal doorstraald door haar, dus door mijn oerwezen. De goddelijke kracht van de liefde was in Hem en zo kon dus Ik zelf in Hem zijn, Wiens omhulsel zich zo had voorbereid, dat een volledig doorstralen ervan mogelijk was, zonder dat deze verteerd werd door mijn kracht. En zo kon dus nu worden gesproken van “God”, Die zich alleen in de omhulling van de mens Jezus zichtbaar had gemaakt. Want als Krachtbron van eeuwigheid kon Ik voor geen wezen zichtbaar zijn. En nooit zou een wezen het hebben verdragen, wanneer het in de reusachtige vuurzee van mijn liefde zou hebben kunnen kijken.
Dus moest Ik voor Mij zelf een begrenzing scheppen. Ik moest een vorm kiezen die voor u mensen zichtbaar kon zijn en deze vorm nu geheel doorstralen.
Maar de vorm bleef toch wat Ik zelf ben van eeuwigheid: het hoogste volmaakte Wezen.
De vorm diende het hoogste volmaakte Wezen tot verblijfplaats ter wille van mijn schepselen die Mij wensten te aanschouwen. En toch zullen ze mijn wezen in eeuwigheid niet kunnen doorgronden, omdat het ondoorgrondelijk is en blijft voor al het geschapene, voor alles wat eens uit Mij is voortgekomen. De eeuwige Godheid te willen verpersoonlijken is onjuist. Want Ik ben geen begrensde geest, Ik ben alles in allen.
Ik ben de Kracht die alles vervult, die de hele oneindigheid doorstraalt, die al het wezenlijke en alle scheppingen omvat en het bestaan ervan zekerstelt.
En toch ben Ik een Wezen dat in alle wijsheid en liefde werkzaam is, dat Zijn wil gebruikt. Dat denken kan in hoogste volmaaktheid. De liefde en de wijsheid bepalen dus steeds het denken en de almacht brengt alles ten uitvoer. Dat het eens geschapene Mij wenste te aanschouwen, was de reden van zijn afval van Mij.
Maar Ik kan voor die wezens niet zichtbaar zijn, omdat ze zouden zijn vergaan bij het zien van de volheid van licht en kracht die zich voor hen zou hebben moeten ontsluiten.
Maar Ik wilde ook het verlangen van mijn kinderen stillen. Ik wilde Me voor hen zichtbaar maken en heb het gedaan in Jezus Christus, in een menselijk omhulsel, dat zich echter tevoren volledig moest vergeestelijken om mijn licht en mijn kracht in alle volheid in zich te kunnen opnemen.
Het omhulsel moest tot dezelfde geestelijke substantie zijn geworden die mijn oerwezen is sinds eeuwigheid, opdat het niet verging toen Ik zelf de vorm doorstraalde.
Er bleef dus niets menselijks meer achter. Alles was Geest uit Mij en dus was Jezus God.
Ik was mens geworden, echter alleen om als mens een missie te vervullen, uw oerschuld te delgen. Maar de mens Jezus bleef toch niet meer achter. Integendeel, Hij had zich vergoddelijkt door de gang over deze aarde. Hij was de algehele samensmelting aangegaan met Mij, Zijn Schepper en Vader van eeuwigheid.
Mijn oerwezen was in Hem zichtbaar geworden.
De Geest van eeuwigheid die alles vervult, had een zichtbare gestalte aangenomen in Jezus.
En zo ben Ik zichtbaar geworden voor al mijn kinderen die zo ver rijp worden dat ze Mij nu zichtbaar kunnen verdragen, dat ze Mij mogen zien van aangezicht tot Aangezicht.
Amen
BD.7732
28 oktober 1960
Liefde en leed louteren de ziel
U volgt Mij werkelijk na als u uw kruis draagt met geduld en overgave aan mijn wil. Ik droeg wel de zonden van de gehele mensheid op mijn schouders, toen Ik de weg naar het kruis opging. Ik heb wel de grote zondenlast van u afgenomen die u vanwege uw eigen schuld zou hebben moeten dragen. Want Ik wist dat ze voor u te zwaar geweest zou zijn, dat u zichzelf nooit van die grote last zou hebben kunnen bevrijden en dus droeg Ik ze voor u.
Maar u moet weten dat uzelf nog een lage graad van zielenrijpheid bezit, zolang de liefde in u nog niet ontvlamd is tot de hoogste gloed. En daaraan ontbreekt het u, mensen, zelfs al probeert u een leven naar mijn wil te leiden. En daarom geef Ik u de mogelijkheid uw zielenrijpheid te vergroten door lijden en ziekte die een waar louteringsmiddel zijn voor de ziel, zodat zij steeds helderder en meer lichtdoorlatend wordt, zodat zij gelouterd het rijk hierna kan binnengaan, als haar uur gekomen is. Liefde en leed louteren de ziel dat zeg Ik u steeds weer, en zo zeg Ik u ook dat u het leed nodig hebt omdat de liefde in u nog niet die graad heeft bereikt die uw ziel alleen kristalhelder worden laat, zodat mijn liefde haar dan doorstralen kan en ze op geen enkele weerstand meer stuit.
Uw leven duurt niet lang meer en eenmaal zult u Mij dankbaar zijn dat Ik u geholpen heb uw ziel te vergeestelijken door beproevingen, door noden en lijden en ziekten. Maar u mag niet in opstand komen tegen uw lot. U moet alles uit mijn hand aannemen en er steeds aan denken dat Ik u helpen wil tot voltooiing te komen – zover dit op aarde nog mogelijk is. U kunt nog veel afvalsubstanties van uw ziel kwijtraken en haar daardoor het geluk bereiden in stralende volheid van licht te kunnen sterven, omdat de ziel nu zo gevormd is dat zij de volheid van licht in zich kan opnemen, zonder te moeten vergaan.
U kunt weliswaar van alle schuld vrij zijn door de vergeving die u ter wille van Jezus Christus verzekerd is, als u mijzelf in Jezus daarom vraagt. Maar de graad van het licht die u nu gelukkig zal maken kan zo verschillend hoog zijn, en zo is ook de zaligheid die u geniet uiteenlopend, naar mate de helderheid en voltooiing van de ziel, naar mate de arbeid die uzelf op aarde aan uw ziel hebt verricht. En als u onachtzaam bent ondanks ’n goede wil, dan helpt mijn liefde u ’n handje doordat Zij u steeds weer mogelijkheden verschaft uw zielenrijpheid te verhogen, doordat ze u een klein kruisje oplegt dat u in geduld en met overgave moet dragen, doordat het leed u soms terneer drukt om de arbeid aan uw ziel te ondersteunen om de afvalsubstanties op te lossen en de ziel zo helder en gelouterd uit het leed tevoorschijn te laten komen, zodat ze nu ook voor licht van hoge graad ontvankelijk geworden is, dat ze nu waarlijk kan binnengaan in het rijk van licht en zaligheid.
Want slechts kort is het leven en eens zult u Mij danken voor de weg die Ik u op aarde liet gaan, als die voor uw ziel de rijpheid heeft opgeleverd die het aanstralen van liefde in hoge mate toelaat en dat u onmetelijk gelukkig zal maken. Neem daarom allen u kruis op u en volg Mij na, want eens is uw weg ten einde en dan zult u overgelukkig zijn.
Amen
BD.7734
30 oktober 1960
Onzelfzuchtige verspreiding van het woord
Als u zich wilt wijden aan de verspreiding van mijn woord, dan mag alleen de liefde tot Mij en uw naasten de beweegreden zijn die u daartoe beweegt. U moet dan de opdracht vervullen die Ik u heb toevertrouwd, u moet proberen de geestelijke nood van uw medemensen te lenigen, hetgeen Mij aanleiding gaf u met genadegaven te overladen opdat u ze uitdeelt daar waar Ikzelf niet in actie kan komen.
Het moet dus steeds de liefde zijn die u beweegt voor Mij en mijn rijk te willen werken, dan zal ook het succes niet uitblijven omdat de liefdadigheid een kracht is die nooit zonder uitwerking blijft. Weliswaar zult u vanwege de geestelijke arbeid die u verricht uitgelachen worden door uw medemensen die geen geloof hebben, want voor hen is het onbegrijpelijk dat iemand werk doet dat hem geen materieel voordeel oplevert. Maar daaraan mag u zich niet storen, want hoe onzelfzuchtiger u voor Mij werkt, des te zekerder kunt u van mijn zegen zijn die op elk onbaatzuchtig werk rust dat in mijn wijngaard wordt verricht. Dan heeft u ook de waarde van mijn genadegaven begrepen, wanneer u ze ziet als een geestelijke rijkdom die ook een geestelijk voordeel kan opleveren.
Dan pas bent u voor Mij bruikbare knechten, als u Mij niet dient voor eigen voordeel. Wanneer u alleen mijn voordeel tracht te vermeerderen, dat bestaat in het winnen van zielen voor het hemelrijk. Eenmaal moet u ook uw lichaam afleggen en u zult geen aardse bezittingen mee kunnen nemen in mijn rijk. Maar u kunt rijk gezegend tot Mij terugkeren omdat de verworven geestelijke goederen u zeker volgen in de eeuwigheid. Bezittingen die door hen niet worden geacht die het doel van het aardse leven niet begrijpen. Dezulken hebben op aarde alleen aardse goederen verworven en daarvoor reeds het loon ontvangen dat hun toekwam voor hun daden en levenswandel. Maar zij zullen weinig hebben om te laten zien aan de “poort van de eeuwigheid”, omdat zij geen waarde hechten aan geestelijke goederen.
Maar u die werkzaam bent voor Mij en mijn rijk, u mag geen acht slaan op aards gewin en alleen de liefde moet aanleiding zijn tot uw arbeiden. U moet om u heen kijken en de geestelijke nood opmerken waarin de mensheid verkeert. U moet helpen willen omdat u inziet hoe de mensheid de afgrond tegemoet gaat, u moet onversaagd werken omdat zulks nodig is met het oog op het naderende einde.
Dan zal het voor u duidelijk worden waarom u door Mij van de wereld wordt afgezonderd en teruggetrokken, die uw blik alleen maar van uw opdracht zou afleiden die u heeft te vervullen. U zult dan ook begrijpen dat Ik steeds opnieuw trouwe knechten wil aanwerven die aan deze arbeid willen deelnemen en hun medemensen het evangelie van de liefde willen verkondigen. Want de mensen moeten mijn woord horen dat Ik hun door u steeds weer laat verkondigen. U zult begrijpen dat Ik aan alle deuren “aanklop”, dat Ik u vooruit zend om Mij, uw God en Vader aan te kondigen. Want Ik wil zelf komen en bij alle mensen mijn intrek nemen.
Mij zelf kunnen zij nog niet vernemen, daarom moet u vooruitgaan opdat Ik hen via u kan aanspreken. Het is nodig dat zij van Mij kennis nemen, van mijn liefde, die hen nog redden wil vóór het einde komt. Daarom moet alles gedaan worden hun te laten weten dat Ik door mijn geest werk in het hart van ieder mens, die van goede wil is. U moet derhalve onbaatzuchtig en liefdevol over Mij en mijn openbaringen praten, u moet hun mijn woord brengen dat gezegend is met mijn kracht. U mag niet moede worden u de geestelijke nood van uw medemensen aan te trekken, terwijl u er toe bijdraagt dat mijn woord verspreid wordt. Ik zelf zal de zoekende mensen tot u voeren en u de gelegenheid geven met hen in contact te komen, en elke arbeid die u dan onbaatzuchtig doet voor Mij en mijn rijk zal Ik zegenen.
Amen
BD.7736
2 november 1960
Over matigheid en kastijding
Wat u ook bewegen mag om in soberheid te leven – u mag daardoor uw lichaam niet verzwakken, want dat gaf Ik u, opdat uw ziel daarin tot rijpheid komt en u hebt de plicht om te zorgen voor het vat van uw ziel zolang u op aarde leeft. U zult begrijpen dat een verzwakt lichaam niet de taak kan vervullen die het door het lot werd toegewezen, en Ik wil het waarlijk niet dat u uzelf ongeschikt maakt ook voor de arbeid die u aards hebt te verrichten.
En ook uw geestelijke ontwikkeling maak Ik er niet van afhankelijk dat u zich kastijdt, dat u het lichaam onthoudt wat het nodig heeft voor zijn instandhouding, wat dient om het gehard te maken. In het aardse leven worden eisen aan u gesteld die u moet nakomen om ook een bruikbaar lid van de mensheid te zijn. En daartoe hebt u ook kracht nodig, die u steeds weer vernieuwen moet door het lichaam spijs en drank te bezorgen in de juiste hoeveelheid. Maar u moet de perken niet te buiten gaan, want dat is waarlijk niet van nut voor u. Maar u moet ook het lichaam geen gebrek laten lijden en het daardoor verzwakken, want zoiets wil Ik niet, die u volgens de wetten der natuur geschapen heb, dus het lichaam niet voor niets functies gaf die zijn leven ondersteunen, die ervoor zorgen zolang het mijn wil is.
En u moet mijn wijsheid eerbiedigen die het menselijk lichaam precies zo geschapen heeft als u het nodig hebt om voor uw ziel het opnamevat te zijn waarin ze haar opgave op aarde moet vervullen om rijp te worden voor het geestelijke rijk. Maar bovendien moet er op gelet worden dat u zich houdt aan de natuurwetten, dat zowel een “teveel” alsook een “te weinig” verkeerd is, dat u maat moet houden in alle dingen, maar dat u niet door overmatig kastijden het lichaam ongeschikt maakt voor zijn taak, zoals ook omgekeerd elk teveel uit de boze is en de ziel geestelijke schade kan opleveren. En daarom : houd u eenvoudig aan de natuurwetten en leef eenvoudig en bescheiden en steeds vragend om mijn zegen. En niets zal u schade berokkenen, niets zal uw geestelijk rijp worden beïnvloeden, uw lichaam zal niet voortijdig verzwakt zijn en ook van zekere ziektes zult u verschoond blijven, wanneer u niet tegen de natuurwetten zondigt – wanneer u ook uw lichaam een geestelijke taak toekent en het helpt doordat u het gezond houdt en het niet ontneemt wat het nodig heeft voor zijn bestaan.
En vraag er slechts om, dat u steeds de juiste maat inziet – dat de liefde voor het lichaam niet groter is dan die voor de ziel – vraag erom dat Ik het lichaam steeds de kracht geef zijn taak op aarde te verrichten. En wanneer u zo uw best doet mijn wil binnen te gaan, dan zal ook geen ziekte u meer schrik aanjagen, want dan weet u dat ook deze er alleen maar voor zorgt lichaam en ziel te vergeestelijken. Maar probeer zo’n vergeestelijking niet door kastijdingen te bereiken die in strijd zijn met de natuurwetten, die ook een gezond lichaam ziek kunnen maken, wat dan echter eigen schuld is. Overwin alle begeerten die niet dienen om het lichaam in stand te houden, strijd ertegen, dan leeft u in de juiste maat en uw ziel zal ook rijp kunnen worden. Doch in elke overdrijving schuilt een nadeel voor de ziel omdat de mens door een zekere geestelijke hoogmoed of eerzucht gedreven wordt om iets buitengewoons te presteren ter wille van de rijpheid van zijn ziel. Maar zoals Ik het lichaam geschapen heb, zo moet het u ook dienen. Het lichaam moet gegeven worden wat het volgens de natuurwetten verlangt. Dan zal het ook zijn taak vervullen als vat voor de ziel om deze te helpen rijp te worden en het zal de tijd goed besteden die het volgens mijn wil gesteld is op aarde.
Amen
BD.7737
3 november 1960
Tekenen van de eindtijd
U zult ook op ongewone wijze door Mij aangesproken worden. En u moet op de tekenen letten die u zien zult aan de hemel en op aarde, want alle grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. En daaraan zult u al kunnen zien in welk uur u leeft want de juiste tijd kan u niet gegeven worden daar u anders niet meer in staat zou zijn uw leven op aarde ten einde te leven. Want van angst zou u vergaan, of, u zou uw leven voor die tijd zelf beëindigen. Daarom hoeft u nooit die profeten geloof te schenken die u een bepaalde tijd opgeven waarin het gericht zal plaatsvinden, want dit zijn valse profeten, en zij brengen slechts het denken van de mensen in verwarring.
U moet echter acht slaan op de tekenen die Ik u aangekondigd heb. Want om mijn naam ’s wille zal er voor die tijd nog een strijd ontbranden en u mijn dienaren op aarde zult tot verantwoording geroepen worden. Dat is een zeker teken dat niet lang daarna de laatste dag zal komen, want Ik heb gezegd: “Ik zal de dagen verkorten” – want deze strijd zal met alle brutaliteit gevoerd worden, zodat Ik zelf moet komen om hem te beëindigen.
En Ik zal komen. U behoeft deze strijd niet te vrezen omdat Ik u zal uitrusten met grote kracht om wille van hen die nog zwak of besluiteloos zijn en die u als voorbeeld kunnen nemen om de weg tot Mij nog te vinden.
Maar zodra de geloofsstrijd zichtbaar is die in alle delen der aarde te herkennen zal zijn is ook de activiteit van mijn tegenstander zo duidelijk dat hij gekluisterd moet worden. Want dan wordt het voor alle mensen op aarde moeilijk gemaakt om hun geloof in één God en Schepper, die hemel en aarde regeert, te behouden.
Dan zal mijn macht zich openbaren en mijn wijsheid zal waarlijk doen wat goed is, om de aarde weer tot een school voor de geest te laten worden. Want een periode is dan tot een einde gekomen en een nieuw tijdperk begint voor de mensen, die Ik als stam van het nieuwe geslacht zal wegnemen voor het einde.
En dan zal er weer een paradijsachtige toestand zijn waarin alle mensen leven in liefde tot Mij, zodat Ik in hun midden kan vertoeven zoals Ik beloofd heb aan hen die volharden tot het einde, en dezen zullen zalig zijn.
Dat echter een tijd van ellende over de aarde vooraf moet gaan is onafwendbaar, opdat er nog enkele gered zullen worden en verlossing vinden in Jezus Christus, wiens naam daarom vooraf nog in de hele wereld verkondigd wordt. Maar de tijd van droefenis is dan reeds aangebroken, en veel ellende zal de wereld nog beleven. De mijnen herkennen echter de tijd en zij houden zich aan Mij. En Ik zal ze waarlijk sterken en hun te allen tijde hulp verlenen als zij zwak dreigen te worden, want Ik zelf sta aan hun zijde en ga als “Legeraanvoerder” voorop. En daarom zullen zij ook overwinnaar blijven in deze laatste strijd, want zij zullen door mijn kracht stand houden en hopen op mijn komen. Zij zullen stand houden tot het einde, want wiens kracht te zwak is roep Ik nog op vóór die tijd, want hij mag mijn tegenstander niet ten offer vallen.
Maar u moet voortdurend om vergrote toevoer van kracht bidden. U moet steeds met Mij verbonden blijven. Dan zal ook deze zware tijd aan u voorbij gaan, en mijn komen zal u redden uit elke nood.
U zult ingaan in een rijk van vrede, en de nieuwe aarde zal u opnemen in alle pracht en heerlijkheid. U zult in Mij en met Mij een nieuw leven beginnen, en Ik zal bij u vertoeven zoals Ik het beloofd heb.
Amen
BD.7742
11 november 1960
Tot het (voormalige) UFO congres
U kunt er zeker van zijn dat Ik mijn handen beschermend over de mijnen houd, als het einde gekomen is. Ik heb waarlijk engelen genoeg aan wie Ik de mijnen toevertrouw – die Ik opdraag een muur om hen te vormen. En zodoende kunt u allen in mijn bescherming u geborgen weten, wat er ook gebeuren mag.
Daarom wil Ik u waarschuwen om u niet aan krachten toe te vertrouwen en op hun hulp te bouwen, van wie u denkt dat ze ergens anders zijn dan in mijn geestelijke rijk, die dus nog niet die volmaaktheid bezitten, dat zij als geestelijke lichtboden mijn opdracht uitvoeren. Ik wil u waarschuwen om niet met bewoners van andere werelden contact te zoeken – dat u ook alleen maar geestelijk tot stand zou kunnen brengen – die u echter geen zekerheid bieden dat ze u de waarheid overbrengen.
Het moet u steeds weer gezegd worden, dat alleen de volmaakte geesten in mijn rijk zulke opdrachten kunnen en mogen uitvoeren die u bescherming en hulp garanderen. Want wezens die deze volmaaktheid nog niet bereikt hebben, zullen zich altijd nog voor hun verdere ontwikkeling op zulke scheppingswerken bevinden, waar zij volgens de natuurwet ook aan deze gebonden zijn. U moet dus onderscheid maken tussen: lichtwezens die in mijn opdracht mijn wil uitvoeren, die bij Mij vertoeven in het lichtrijk – en wezens die zelf nog gebonden zijn, dus nog niet de volle geestelijke vrijheid hebben, zolang zij op hemellichamen van de meest uiteenlopende aard leven, met als doel tot geestelijke rijpheid te komen. U mag niet vertrouwen op mededelingen die mediamiek zijn doorgegeven uit die werelden, die voor u, mensen op aarde onbereikbaar zijn en blijven, zoals dit ook omgekeerd het geval is.
Reken niet op hulp van die werelden, als het einde van de aarde gekomen zal zijn volgens plan van eeuwigheid. Want Ikzelf zal de mijnen beschermen en redden uit hun nood, omdat Ik alleen ook weet wie tot de mijnen behoort. Gelooft u, dat u gered wordt als u alleen sympathie voor gindse bewoners van andere hemellichamen vermag op te brengen? Door welke dwaling bent u bevangen – het ontbreekt u aan ieder helder inzicht in mijn heilsplan, dat zeker zal worden uitgevoerd als de tijd gekomen is. En zou Ik u er niet zelf van in kennis stellen, als het mijn wil was dat u zich aan deze wezens, die men voor de medemensen aannemelijk probeert te maken, toevertrouwt? Als Ik de waarheid naar de aarde stuur, dan zou Ik u ook die kennis niet onthouden, als het overeen zou stemmen met de waarheid.
Maar u twijfelt eerder aan mijn woord, dan aan de berichten die u door de beïnvloeding van mijn tegenstander worden overgebracht. En Ik wil dat u in de waarheid wandelt – Ik wil u steeds weer de verzekering geven dat de mijnen behoed worden, en dat talloze engelen hun bescherming op zich nemen, omdat zij in mijn wil werkzaam zijn en omdat zij ook de kracht hebben u te helpen en er daarom geen aardse hulpmiddelen nodig zijn. Want mijn liefde, macht en wijsheid zullen zich in het einde duidelijk openbaren, hoewel ook dan mijn ingrijpen strijdig is met de natuurwet en dit ook zijn kan, omdat de mijnen geloven en alles voor mogelijk houden en de ongelovigen van de aarde worden weggevaagd. Maar Ik vraag van de mijnen niet het geloof aan verschijnselen of berichten, die op een manier tot de mensen komen die niet volgens mijn wil is.
Waarom verbindt u, mensen u niet met Mij? Waarom roept u wezens aan wier graad van rijpheid u niet kunt beoordelen? Waarom vertrouwt u zich deze wezens toe en gelooft dat zij u kunnen beschermen, als de dag van het einde gekomen is? Ik vraag alleen maar om het geloof in Mij in Jezus Christus. En wie zich in dit geloof innig met Mij zelf verbindt, heeft waarlijk geen zichtbare of onzichtbare helpers nodig, want hem staan voortdurend mijn engelen terzijde die kracht en macht bezitten in overvloed en altijd zullen handelen volgens mijn wil. En hij zal ook geen contact willen opnemen met bewoners van andere hemellichamen, wier graad van rijpheid hem onbekend is – want zoiets kan alleen op mediamieke manier gebeuren, een weg die wegens grote gevaren door u, mensen niet zou mogen worden begaan. Want u kunt Mij waarlijk zelf vernemen als dit uw wil is en u tot Mij komt om de waarheid. En dan zult u ook waarlijk in de waarheid onderwezen worden.
Amen
BD.7744
13 november 1960
Onbaatzuchtige verbreiding van het woord
Kom dus binnen in de stroomkring van mijn liefde en laat u door Mij onderrichten. Het is een geweldig genadegeschenk dat u van Mij in ontvangst zult mogen nemen en dit genadegeschenk zal u onverdiend toevloeien. Het is als het ware een bewijs van mijn oneindige liefde voor u, u die zondig werd door eigen wil en vrijwillig naar Mij zult moeten terugkeren. En met het oog op het dichtbij zijnde einde probeer Ik waarlijk alles om u deze terugkeer mogelijk te maken, om uw wil te veranderen en u de kracht te doen toekomen zodat u de weg omhoog zult nemen die u terugvoert naar Mij. U mensen hebt deze genade niet verdiend zolang u door middel van de wil nog van Mij bent afgekeerd. En toch voer Ik ze u toe, omdat Ik u liefheb. Ik kies Me een geschikt werktuig dat bereid is mijn woord rechtstreeks in ontvangst te nemen en het verder te leiden naar de medemensen. Dit dus geschiedt van Mij uit, om u allen nog te winnen, u die Mij afvallig werd en voor het grootste deel ook nog bent.
Nu echter begint uw taak dat u dat grote genadegeschenk juist zult benutten. En daartoe behoort als eerste de onzelfzuchtige verspreiding van datgene wat mijn liefde u schenkt. U dus zult hetzelfde moeten doen wat Ik doe: de vaten die zich openen mijn genadestroom laten toevloeien. U moet geven wat u zult ontvangen, net als Ik u geef, vanuit uw liefde. U moet in de eerste plaats aan één ding denken, dat het geestelijk goed is dat u van Mij wordt overgebracht en dat dit geestelijk goed nooit voor materiële doeleinden mag worden gebruikt. Wie Mij en mijn liefde herkent in dit buitengewone genadegeschenk, voor hem zal het ook vanzelfsprekend zijn dat het alleen op geestelijk vlak mogelijk is, mijn woord zijn bestemmingsplaats toe te voeren, naar de zielen die voeding nodig hebben, die moeten worden toegesproken door Mij opdat ze de zegen van mijn woord zullen verkrijgen, opdat ze de weg vinden en gaan naar Mij, terug in het vaderhuis. En het zal u ook begrijpelijk zijn dat geen enkel aards belang dit genadegeschenk waardeloos mag maken.
U hebt een Vader die rijk is en Zijn rijkdom ook u kan doen toekomen, die u ook aards kan en zal zegenen wanneer u Hem maar onzelfzuchtig zult dienen. Zolang u deze waarheid niet hebt begrepen, bent u ongeschikt voor de verspreiding van een goddelijk genadegeschenk en dan zult u ook uw handen ervan af moeten laten, omdat u dan alleen zult ontwijden wat uw God en Vader u doet toekomen in Zijn liefde en omdat u dan ook geen zegen zult kunnen constateren, want Ik bevorder niet wat tegen mijn wil is gericht.
Ik zal zo’n aanpak nooit zegenen, zolang het met aards verlangen naar de goederen van deze wereld verbonden is. Ik wil dat u Mij onzelfzuchtig zult dienen en Ik heb u mijn belofte gegeven dat Ik voor u zorgen zal, aards en geestelijk, wanneer u maar steeds dat voorop zult stellen wat uw ziel tot heil strekt. U zult alleen uw ongeloof bewijzen wanneer u zich al te zeer zorgen maakt om uw aardse leven en u zult dan niet uw zielenheil vooropstellen, want Ik heb u gezegd: “Zoek eerst het rijk Gods, al het andere zal u erbij worden gegeven.” En wanneer u nu soms een geschenk van de hemel zult krijgen dat u waarlijk mijn liefde en ook mijn tegenwoordigheid moest bewijzen, dan zou u ook alle aardse bedenkingen moeten opgeven. U zou u moeten laten leiden door Mij en steeds alleen trachten mijn wil te vervullen. Maar de verspreiding van mijn woord van boven is nodig en daarom geef Ik u dit ernstige woord van Mij, dat u ter harte zult moeten nemen.
Vertrouw u alleen maar volkomen aan Mij toe en geloof dat Ik u niet in nood zal laten geraken, u die bereid bent Mij onzelfzuchtig te dienen. Maar weet ook dat u de waarde van mijn gave zelf op een laag niveau zult zetten wanneer u ze met aardse verwachtingen zult verbinden die Ik nooit zal vervullen, die echter het verspreiden van mijn woord alleen zouden kunnen benadelen en de zegen van boven dan uitblijft. En zo laat het u tevoren bewust worden welk ongewoon genadegeschenk u van Mij zult ontvangen. Dan zal de liefde en de dank u overweldigen en dan pas zult u voor Mij echte arbeiders in de wijngaard zijn, want dan zult u ook weten dat mijn zegen elke arbeid zal begeleiden en dat u nu ook met succes zult werken voor Mij en mijn rijk. En dan zult u zegen op zegen ervaren en dan heeft mijn liefde u vastgepakt, die u nu ook zal begeleiden tot aan het einde. En eeuwig zult u Mij dan dienen en gelukzalig zijn.
Amen
BD.7748
16 en 17 november 1960
Oerschuld en delging door Jezus Christus
In mijn groot erbarmen voor u volbracht Ik het verlossingswerk in de mens Jezus. Wat Ik buiten Mij had geplaatst, was zondig geworden tegen Mij en slechts een gering deel van de geschapen wezens bleef bij Mij toen het om de wilsbeslissing ging die Ik verlangde om de geschapen wezens bovenmate gelukkig te kunnen maken. Ze wilden Mij aanschouwen en daar dit niet mogelijk was, omdat de wezens zouden zijn vergaan in de reusachtige overvloed aan licht die ze zouden hebben aanschouwd, keerden ze zich naar hem toe die voor hen zichtbaar was, die Ik als eerste geest buiten Mij had geplaatst als mijn evenbeeld. De wezens ontbrak het echter niet aan inzicht en zo wisten ze ook dat ze uit Mij waren voortgekomen, maar desondanks wendden ze zich van Mij af en tot die ander, waarin nu ook de grote zonde bestond die hen in eindeloze diepten stortte.
Ik had medelijden met hun toestand, de wezens boezemden Mij mededogen in, die nu geheel zonder licht zich in de macht van mijn tegenstander, van de eerst afgevallen geest bevonden en dus ook in een boven alle mate rampzalige toestand verkeerden, die eeuwig niet meer veranderd zou zijn wanneer Ik hun niet mijn ontferming schonk. En dit was het gevolg van de Liefde die deze wezens eertijds had geschapen en die hen daarom ook volgde in de diepte. Mijn eindeloze liefde gaf het gevallene, dat ook Mij toebehoorde, niet op. Want het was voortgekomen uit mijn kracht, die mijn eerst geschapen wezen Lucifer onophoudelijk toestroomde en hem in staat stelde ontelbare wezens te scheppen. Dus behoorde dit wezenlijke ook aan Mij toe, maar het was uit eigen wil zondig geworden. Het was uit eigen wil mijn huidige tegenstander gevolgd. Maar het lot van dat gevallene boezemde Mij medelijden in en Ik wilde het de mogelijkheid bieden zich zover uit de diepte omhoog te werken dat het weer in de toestand van de vrije wil belandde, om het dan opnieuw voor de wilsproef te kunnen stellen, bij welke Heer het zich aansloot.
Maar de wezens waren door hun afweer van mijn liefdeskracht zodanig verzwakt, dat ze ook dan hun wilsproef niet doorstonden, wanneer Ik hun na eindeloos lange tijd de vrije wil teruggaf. En deze zwakheid van de wezens boezemde Mij medelijden in en bewoog Me tot het verlossingswerk, om aan de zwakke kracht over te brengen, die door de boetedoening voor die vroegere schuld – door de smartelijke kruisdood – werd verworven. Mijn medelijden met de gevallen wezens was overgroot en daarom wilde Ik zelf de schuld op Me nemen en ze teniet doen. Daar Ik als God echter niet kon lijden, moest dit werk om de schuld uit te wissen in een mens gebeuren die zich uit liefde voor zijn medemensen bereid verklaarde boete te doen en die zijn werk van liefde bekroonde met een uitermate smartelijk lijden en sterven aan het kruis.
De Liefde in de mens Jezus was de eigenlijke Boeteling voor de schuld en de Liefde was Ik zelf. Ik zelf was in de mens Jezus oppermachtig. Ik kon in totale kracht in de mens Jezus werkzaam zijn, al Zijn doen en laten was door de Liefde bepaald en zo volbracht dus de Liefde het verlossingswerk, Die zich alleen in een menselijk omhulsel borg die dit bovenmenselijk lijden op zich nam. De Liefde had medelijden en deed de zondeschuld teniet die het gevallen geestelijke ongelukkig maakte. De Liefde toonde mededogen en ze maakte de weg weer vrij die terugvoert naar het vaderhuis.
Alleen de Liefde was in staat de gerechtigheid genoegdoening te verschaffen, want deze kon niet worden genegeerd omdat ze tot mijn wezen behoort, omdat anders mijn volmaaktheid te betwijfelen zou zijn. En ter wille van de gerechtigheid moest dus de grote schuld teniet worden gedaan, alvorens Ik mijn schepselen weer kon opnemen in mijn rijk van licht en gelukzaligheid. En er werd dus een weg gevonden. De Liefde borg zich in een mens die in staat was te lijden en die de Liefde dus ook bereidwillig deed zijn, de grote schuld op zich te nemen en er onmetelijk voor te lijden en uiteindelijk de bitterste dood te sterven aan het kruis.
De mens Jezus ging deze weg naar het kruis. Hij die de Liefde in zich borg, Die Ik zelf ben van eeuwigheid. Alleen zo kon de onmetelijke schuld teniet worden gedaan. Alleen de grote barmhartigheid bewoog Me, Mij zelf om mijn schepselen te bekommeren die bovenmate ongelukkig waren en die zich zonder hulp nooit meer vrij zouden hebben kunnen maken uit de macht van mijn tegenstander. Want hij had recht op deze wezens omdat ze hem vrijwillig in de diepte gevolgd zijn. Ik zelf betwist hem dit recht niet, maar ook Mij behoren deze wezens toe en daarom worstel Ik om ze en help hen hun wil te versterken opdat ze zich nu zelf proberen vrij te maken en dit ook kunnen door de aan het kruis verworven genaden.
De mens Jezus nam Mij zelf in zich op. Hij maakte zich zelf gereed door Zijn leven in liefde, zodat Ik zelf als de eeuwige Liefde in Hem mijn intrek kon nemen, zodat Ik Hem geheel en al doorstraalde, zodat Hij alleen nog wilde en deed wat de Liefde in Hem gebood, zodat Ik zelf dus het verlossingswerk realiseerde, omdat de mens Jezus geheel in mijn wil opging. Want Hij en Ik waren één, Hij was God in alle volheid en alleen Zijn buitenkant was “mens” voor de ogen van de medemensen. Maar ook deze buitenkant had zich vergeestelijkt, alleen dat die zo lang nog het “menselijke” behield tot het verlossingswerk was volbracht. Want lijden kon alleen de mens Jezus en Zijn lijden en kwellingen waren onbeschrijflijk, omdat ook de schuld onmetelijk was die Hij op Zijn schouders had genomen om ze te verzoenen. En ieder mens kan nu vrij worden van zijn schuld, ieder die Mij zelf in Jezus Christus erkent, die de genaden van het verlossingswerk aanneemt, die in Hem gelooft en ook gelooft dat Ik in Hem voor u gestorven ben om u te verlossen.
Amen
BD.7754
24 november 1960
De herschepping van de aarde
In mijn plan van eeuwigheid is de dag vastgesteld die het einde van deze aarde betekent, die een totale omwenteling met zich mee brengt, zowel aards als ook geestelijk. En mijn plan zal onherroepelijk worden uitgevoerd, want Ik zag van eeuwigheid op welk laag geestelijk niveau de huidige mensheid zich bevindt, en dienovereenkomstig heb Ik mijn heilsplan vastgesteld, dat steeds weer nieuwe tijdperken van ontwikkeling omvat, zoals mijn liefde en wijsheid dit als goed zag voor het geestelijke dat zich positief moet ontwikkelen.
Er loopt dus een ontwikkelingsperiode ten einde en er begint weer een nieuwe. En daarom kan het einde van deze aarde nooit als alleen een werk van vernietiging worden aangezien. Er moet ook worden ingezien dat het nog gebonden geestelijke geholpen moet worden zich verder te ontwikkelen en dat daarom ook de schepping van een nieuwe aarde noodzakelijk is, hetgeen echter de voorafgaande ontbinding van alle scheppingswerken van de oude aarde vereist.
Maar Ik laat niets over de mensen komen, zonder hun dit van te voren te hebben aangekondigd, opdat ze zich erop kunnen voorbereiden, opdat ze van zich uit nog alles doen om het verschrikkelijke lot van een hernieuwde verbanning te ontgaan, hetwelk al die mensen treft die faalden, die zonder geloof aan Mij verder leefden en die daarom hun bestaan op aarde niet benut hebben om vrij te worden.
Steeds weer kondig Ik de mensen het einde aan, steeds weer laat Ik hun de tekenen weten waaraan een dichtbij zijnde einde te herkennen is. Steeds weer waarschuw Ik de mensen niet zorgeloos en onbekommerd van de ene dag in de andere te leven. Ik wijs hen steeds weer door zieners en profeten op het nabij zijnde gericht. Want de dag van het einde is sinds eeuwigheid vastgesteld, omdat Ik zag dat een ommekeer ten goede op de huidige aarde niet meer plaats heeft, omdat dus het lage geestelijke niveau van de mensen een einde vereist.
En zo moeten alle verwijzingen en alle profetieën die een spoedig einde aankondigen, steeds alleen als liefdevolle tekens van vermaning en waarschuwing worden aangezien, waardoor Ik, uw God en Schepper, u nog zou willen redden, voor het te laat is. Ik wil waarlijk uw ondergang niet, integendeel: Ik wil dat u eeuwig leeft en dat u dit eeuwige leven nog op aarde bereikt. U echter slaat geen acht op datgene wat Ik u steeds laat verkondigen en van het begin van dit tijdperk heb voorzegd. U verschuift al deze aankondigingen naar de toekomst en u rekent er niet op dat de toekomst eens tegenwoordige tijd wordt.
En nu is deze tijd gekomen waarin mijn woord in vervulling gaat, waarin mijn heilsplan ten uitvoer wordt gebracht. En wanneer u nog zo erg twijfelt als het nabij zijnde einde u wordt aangekondigd – u kunt het geloven – het zal u verrassen omdat de tijd vervuld is. Al zijn voor Mij duizend jaar als een dag, ook zo’n dag loopt ten einde – zoals ook duizend jaar voorbijgaan – en u staat nu voor dit einde.
U hoort dus tot diegenen die het einde zullen meemaken, wanneer Ik niet de een of de ander van u voor zijn bestwil tot me roep. U moet u daarom steeds het dichtbij zijnde einde voor ogen houden – u moet zo leven alsof elke nieuwe dag de laatste voor u zou zijn, als zou u de volgende dag rekenschap moeten afleggen.
En u zou er waarlijk goed aan doen, wanneer u uw gedachten naar de hemel richt – wanneer u het geestelijke leven de voorkeur geeft boven het aardse. Want dan zult u ook het einde niet hoeven te vrezen, u zult dan alles wat komt met kalmte tegemoet zien. Maar u zult dan ook geloven dat het einde van deze aarde gekomen is u zult de tekenen van de tijd herkennen en Mij om kracht vragen dat u aan het doel van uw aardse leven nog beantwoordt – en u wordt dan ook zeker gered van de ondergang.
Amen
BD.7755
25 november 1960
De twijfel aan de waarheid van de voorspellingen
Ook in u die Mij zult willen dienen, komen vaak gedachten van twijfel boven wanneer u zult moeten getuigen van het dichtbij zijnde einde. U bent wel van goede wil te geloven en ook de samenhang is voor u duidelijk, zodat u een einde van deze aarde voor mogelijk houdt. Toch bent u er niet volledig van overtuigd, omdat u niet in staat bent voor zo’n gebeuren nog iets dergelijks aan te voeren omdat ook door overleveringen nog niet bericht is van een zodanig gebeuren dat de vernietiging van alle scheppingen op de aarde met zich meebracht. En dat moet zo wezen dat u niets dergelijks bekend is, opdat er in de laatste tijd geen dwang van de wil bestaat, opdat de mensen vrij kunnen beslissen aan welke Heer of heer ze zich overgeven.
En u mijn dienaren die zult willen arbeiden voor Mij en mijn rijk, u moet u steeds alleen vasthouden aan mijn woord, u moet geloven dat mijn woord waarheid is en dat Ik u geenszins door de geest een weten doe toekomen dat niet beantwoordt aan de waarheid. U moet volledig overtuigd geloven en u zult dit ook kunnen, wanneer u maar het voornemen hebt geen dwaling te verbreiden en dus Mij zelf vraagt u te beschermen tegen dwaling. Want dan laat Ik u waarlijk noch verkeerd denken, noch verkeerd spreken. Maar u zult u wederom van binnen uit gedrongen voelen de u door Mij toegestuurde voorspellingen door te geven, u zult het als plicht gevoelen erover te spreken en Ik zelf zal u de opdracht in het hart leggen te spreken wat Ik zelf zou zeggen wanneer Ik onder de mensen verbleef en hen rechtstreeks zou kunnen toespreken. Wees niet bang dat u onwaarheden vertelt zolang u bereid bent Mij te dienen, om als mijn knechten in de wijngaard des Heren werkzaam te zijn. Want zou het een dwaling zijn die u wilde verbreiden dan zou u heel zeker een duidelijke afweer in u bemerken en zwijgen.
Maar Ik wil dat de mensen te weten moeten komen wat hen wacht en welk gebeuren ze tegemoet gaan, want ze mogen niet ongewaarschuwd blijven, ze moeten de mogelijkheid krijgen zich erop voor te bereiden. Van wereldse zijde uit zullen ze echter steeds het tegendeel horen, want de wereld is het rijk van mijn tegenstander en mijn tegenstander tracht altijd zo op de mensen in te werken dat ze aards gewin, aardse vooruitgang en een aards luxueus leventje van de toekomst verwachten en niet denken aan hun God en Schepper. Maar Ik wil dat ze op dit alles wat de wereld hun biedt, geen acht slaan en alleen maar denken aan het heil van hun ziel. En daarom moet u hun alles als vergankelijk voorstellen, u moet hun aankondigen dat alles van hen wordt afgenomen en ze ook nog hun lichamelijk leven kunnen verliezen, dat hun grote nood te wachten staat en ook geestelijke nood in het hierna, wanneer ze uw aankondigingen niet als geloofwaardig aannemen en zich daarop in stellen.
En daarom spoor Ik u mijn dienaren steeds weer aan de mensen de voorspellingen mee te delen die Ik door mijn geest naar de aarde stuur, omdat de mensheid in groot gevaar is als ze niet verandert voor het einde komt. Ik wil alle mensen aanmanen en waarschuwen aan hun ziel te denken en het heil van hun ziel niet op te offeren ter wille van aardse goederen. Want alles zal vergaan wanneer de tijd vervuld is en de ziel zal alleen bezitten wat ze zich heeft verworven aan geestelijk goed. Nog hebt u, mensen een korte tijd van genade, waarin u zich nog geestelijke rijkdom zal kunnen verwerven, maar de tijd is spoedig ten einde.
Amen
BD.7756
26 november 1960
Het einde van een verlossingsperiode en het begin van een nieuwe
In deze verlossingsperiode zal er geen geestelijke ommekeer meer plaats vinden, want het geloof in Mij is bij de mensen verloren gegaan. En al wordt mijn evangelie nog uitgedragen in de hele wereld, toch zullen het er altijd maar weinigen zijn die het aannemen. Maar steeds meer mensen zullen afvallen wier geloof alleen maar een vormgeloof is, en die alleen nog maar een duw nodig hebben om het geheel weg te gooien als er een geloofsbeslissing van hen wordt verlangd.
Het is maar een kleine kudde die een levend geloof heeft en in het hart de verbinding met Mij herstelt. Het zijn slechts weinig mensen die met Mij omgang hebben zoals kinderen met hun vader. En die zullen ook altijd mijn zichtbare hulp ervaren als zij in nood geraken doordat zij openlijk voor Mij uitkomen, want zij zijn van binnen overtuigd en hebben dus ook een levend geloof. Maar hun getal zal niet veel groter worden.
En de geloofsstrijd die overal gevoerd wordt en die in zijn begin ook al overal herkenbaar is, zal het aantal gelovigen nog verkleinen. Want dan is een ieder bereid Mij op te geven ter wille van aards gewin, maar de moed voor Mij te strijden brengen zij niet op omdat hun het levend geloof ontbreekt. Daarom zal de aarde op het laatst haar doel niet meer vervullen, bevorderlijk te zijn voor de geestelijke voltooiing van de zielen der mensen. De gang over de aarde van de meeste mensen is nutteloos omdat hij de zielen niet die rijpheid oplevert waarvoor zij op de aarde vertoeven; maar de ontwikkeling van het geestelijke moet doorgaan.
Daarom moet de aarde weer klaar gemaakt worden, opdat zij een scholingsplaats voor het geestelijke blijven en worden kan, zoals het steeds haar bestemming was en is. Daarom loopt deze verlossingsperiode ten einde en begint er een nieuw tijdperk. Nieuwe scheppingen nemen het geestelijke op dat in zijn ontwikkeling gehinderd werd, wat eerst een oplossen van scheppingen vereist opdat het gebonden geestelijke vrij wordt – en weer opnieuw in een andere vorm ingepast kan worden.
Daarom moeten de mensen met een spoedig einde rekening houden, en zij die op aarde gefaald hebben moeten opnieuw gekluisterd worden in de scheppingen op de nieuwe aarde. En wanneer men verwacht dat de geestelijke houding van de mensen op deze aarde nog zou kunnen veranderen, dat zij tot een levend geloof in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk zouden kunnen komen en door dit geloof een nieuw leven zouden leiden met geestelijk gerichte vermogens en aspiraties, dan zullen dat alleen maar wensen blijven in de gedachten van enkele mensen, die nooit verwezenlijkt worden. Want mijn tegenstander is aan de macht en die hebben de mensen hem zelf verleend. Zijn activiteit zal zo sterk toenemen dat hij opnieuw gebonden moet worden, dat er daarom al een einde moet komen opdat zijn activiteiten aan banden worden gelegd, daar anders geen mens meer zalig zou kunnen worden.
En op die tijd is al gewezen sinds het begin van deze verlossingsperiode, en al mogen voor u, mensen deze aankondigingen nog zo ver weg lijken, eenmaal wordt ook de toekomst tot tegenwoordige tijd – dat moet u steeds weer gezegd worden. En daarom moet er ook een geestelijke ommekeer komen, echter niet meer op deze aarde maar in een wereld van vrede en zaligheid. Er zal een nieuw ontwikkelingstijdperk beginnen met geestelijk hoogstaande mensen, die Ik als geloofsgetrouw van deze aarde zal wegnemen en weer op de nieuwe aarde terug zal zetten. Dan is er een geestelijke ommekeer ingetreden en de mensen zullen weer leven in vrede en eendracht, in voortdurende verbinding met Mij – hun God en Vader – en met de zalige wezens in mijn rijk. Dan heerst de liefde weer op aarde en mijn tegenstander kan geen invloed meer uitoefenen op de mensen van de nieuwe aarde. Hij is gebonden voor een eindeloos lange tijd tot de mensen zelf hem weer de ketenen losmaken en hem zijn beïnvloeding opnieuw mogelijk maken. Daarvoor echter heerst er een lange tijd van vrede en zaligheid.
Amen
BD.7758
28 november 1960
Woorden van Jezus aan het kruis: “Ik heb dorst”
Ik dorst naar uw liefde. En wanneer u aan de woorden denkt die Ik aan het kruis uitsprak: “Ik heb dorst”, weet dan dat het niet alleen een lichamelijk verlangen is geweest, maar dat mijn ziel dorstte naar de liefde van mijn schepselen. Dat de Godheid in de mens Jezus van zich liet horen, daar nu het werk was volbracht toen Ik aan het kruis alleen nog op de dood wachtte.
Ik dorstte naar uw liefde die u weer bij Mij moest terugbrengen, nadat Ik voor u de zondeschuld teniet had gedaan. Want u moest tevoren de liefde in u laten opleven, opdat u Mij zelf in Jezus Christus herkende en erkende en nu op de hoogte was van de reden van het verlossingswerk. Want alleen de liefde kon u dit weten ontsluiten. Alleen in de liefde kon u Mij herkennen.
De mens Jezus heeft deze woorden aan het kruis uitgesproken, maar Hij was al verenigd met Mij en dus waren het Gods woorden die uit het gekwelde lichaam opstegen. En deze woorden waren zo te verstaan, zoals Ik het u heb uiteengezet, dat de Godheid vurig verlangde naar de liefde van Haar schepselen.
De mens Jezus wist niet dat Hij deze woorden uitsprak en Ik uitte Me zo, dat de mensen alleen de aardse betekenis van de woorden vatten, omdat zij het niet zouden hebben begrepen dat de Godheid dit bovenmenselijk lijden kon toelaten, dat echter het teniet doen van de oerschuld was, ter wille waarvan ik naar de aarde ben afgedaald. De mensen bevonden zich in zo’n grote schuld, omdat ze eens mijn liefde hadden afgewezen en zelf liefdeloos zijn geworden.
En Ik verlangde naar de liefde van die wezens, die de kruisdood van Jezus Mij nu terugbracht wanneer de wezens zelf daartoe bereid waren. En die bereidheid stelde juist liefde voorop.
Bezat Ik de liefde van de mensen, dan keerden ze ook vrijwillig naar Mij terug en konden dat omdat het verlossingswerk voor de mensheid was volbracht. En wanneer u zo de woorden van Jezus aan het kruis beschouwt, dan moet de liefde u naar Hem toedrijven, waar Hij verlangen naar had. En dan dus betuigt u Mij de liefde waarnaar Ik vurig verlangde sinds uw afval van Mij.
Want de liefde liet u ontstaan. De liefde plaatste u voor de wilsproef, omdat u nog meer zou moeten worden dan Ik voor Mij kon scheppen, omdat u tot mijn “kinderen” zou moeten worden.
Mijn liefde volgde u na in de diepte om u weer omhoog te helpen. En mijn liefde volbracht voor u het werk van verlossing.
En u zou Mij daarvoor alleen uw liefde moeten schenken. U zou van Mij moeten houden met alle innigheid die alleen een kind voor de Vader kan voelen. Toen Ik voor u aan het kruis mijn leven had gegeven, was ook uw schuld teniet gedaan en werd de terugkeer naar Mij mogelijk. Mijn liefdesoffer kon in u de liefde ontsteken. U zou alles kunnen inzien als zodanig, want u was nu niet meer gekluisterd in de duisternis, omdat Ik u licht had gebracht.
Mijn goddelijke leer van de liefde die u de weg naar Mij aanwees en waarvan het opvolgen ook voor u de ommekeer van uw wezen tot liefde betekent, die u nu weer de definitieve aaneensluiting met Mij oplevert en dus ook de vervulling van mijn vurig verlangen naar uw liefde.
Amen
BD.7760
30 november 1960
Materie is een groot gevaar voor de ziel
De geestelijke ontwikkeling van de mens, die het doel is waarvoor hij op aarde leeft, is steeds in gevaar, wanneer hij zich helemaal door de materie gevangen laat nemen en hij dus geen enkele verbinding heeft met het geestelijke rijk. Dan wordt de ziel geheel door het lichaam beheerst, dan zijn de gedachten van de mens alleen op de aarde en haar goederen gericht, dan gelooft hij ook niet in een God en Schepper, want hij zal geen gedachten aan Hem laten opkomen. Zijn ziel is geheel gebonden aan de materie en ze wordt opnieuw de diepte in getrokken. En komt ze tot aan het einde van haar lichamelijk leven niet tot een beter inzicht, dan zal de materie ook haar hernieuwd omhulsel worden, wanneer het einde van deze wereld is gekomen. En daarom moet de mens ernstig voor ogen worden gesteld, dat de materie niet blijft bestaan, dat ze vergankelijk is en dat de mens niets verwerft, al komt hij in het bezit ervan, want hij moet alles afgeven wanneer het uur van zijn dood is gekomen.
En er zullen ook veel mensen voortijdig hun aardse have en goed moeten afgeven, wanneer door het ingrijpen van God de grote chaos zal komen; de grote nood, die door de wil van God de mensheid treffen zal. Dan zullen ze inzien hoe vergankelijk al het aardse is en gelukkig degenen, die nu nog het juiste inzicht verkrijgen, die de ziel nog geestelijke goederen proberen te verschaffen, eer het te laat is. Zolang de mens leeft, kan hij nog tot dit inzicht komen en dan de ziel helpen zich positief te ontwikkelen. Maar zolang de materie haar nog gevangen houdt, behaalt de ziel geen geestelijk gewin. En daarom wordt de mens ook vaak middels het lot aards goed afgenomen, vaak valt materieel goed ten prooi aan de vernietiging, er gaan waardevolle voorwerpen verloren of de mens worden dingen afgenomen, waaraan zijn hart bijzonder sterk is gehecht. Maar dit zijn allemaal alleen maar hulpmiddelen van God die de ziel vrij wil maken van aardse lasten die haar klim omhoog verhinderen en het komt dan steeds op de instelling van de mens tegenover zulke slagen van het noodlot aan, of ze ook van nut waren voor zijn ziel. De materie is een groot gevaar voor de ziel, want ze moet er gedurende het leven op aarde vrij van worden.
De wil van de mens moet zich afkeren van de wereld en de goederen ervan, en naar geestelijke rijkdom verlangen. De mens moet aan het lot van zijn ziel na zijn dood denken en deze helpen rijper te worden.
Het hart moet zich losmaken van alles wat de wereld biedt en haar verlangen moet op geestelijke goederen zijn gericht, dan zal de wereld haar bekoring vanzelf verliezen en heeft de ziel haar leven op aarde niet tevergeefs afgelegd.
En wanneer u dus aardse goederen verliest, beschouw dat dan als een hulpmiddel van God om uw ziel er vrij van te maken. Wees dankbaar voor de hulp en bezin u op het doel van uw aardse leven.
Want u weet allen, dat al het aardse vergankelijk is en dat uw leven op aarde niet eeuwig duurt.
Verschaft u daarom geestelijke goederen die met u meegaan in de eeuwigheid.
Geef vrijwillig op wat u toch eens zult verliezen en verschaf u daardoor een rijkdom waarmee u kunt werken in het rijk hierna.
Dan leeft u uw aardse leven bewust en u zult ook niet verloren kunnen gaan wanneer het einde voor u komt, wanneer de graad van rijpheid van de ziel wordt beoordeeld, evenals uw levenswandel op deze aarde.
Amen
BD.7761
1 december 1960
Het dringen van de geestvonk naar de geest van de Vader
De geest in u dringt onophoudelijk aan op de verbinding met de geest van de Vader van eeuwigheid. Maar u wordt zijn dringen niet altijd gewaar. U slaat niet altijd acht op de uitingen die hij u doet toekomen. U schenkt niet altijd aandacht aan datgene wat hij u wil overbrengen. Maar hij is in u. Ieder draagt de geestvonk in zich als deel van de geest van de Vader en is bijgevolg ook onafscheidelijk verbonden met de geest van de Vader. En omdat dit geestvonkje in u rust, kan ook ieder mens de weg gaan tot Mij wiens deeltje u bent. Want van binnen uit wordt u gedrongen de band met Mij te zoeken.
Maar u zult dit innerlijke aandringen ook kunnen afweren en op mijn tegenstander gericht blijven, omdat dan de geest in u zich terugtrekt, dus op geen enkele manier dwingend op uw wil inwerkt. En zo is dus alleen uw wil beslissend voor het succes of de mislukking van uw aardse bestaan. De vrije wil is echter het teken van een goddelijke verbondenheid. Dus moet die voor het schepsel blijven behouden, daar het anders eeuwig onvolmaakt zou blijven.
Dat de mens nu juist of verkeerd kan denken en willen, moet echter mogelijk zijn omdat hij een beslissing moet nemen in zijn leven op aarde. En er zullen twee krachten op hem inwerken, die dus proberen zijn denken en willen te beïnvloeden. Maar deze beide krachten zijn verschillend. Ze staan tegenover elkaar. Ik en Mijn tegenstander proberen de ziel van de mens te winnen en elke macht werkt anders op de mens in. Mijn tegenstander probeert het lichaam voor zich te winnen, dus door het lichaam de ziel ertoe te brengen te willen en te denken zoals hij wil en denkt, terwijl Ik door de geest de ziel tracht te beïnvloeden. En de verlangens van geest en lichaam zijn heel verschillend van aard.
Maar laat de ziel zich door de geest in zich overreden wat zij moet willen en denken, dan behoort ze ook spoedig Mij toe. Want dan zal het denken en willen juist zijn – dat wil zeggen: overeenstemmen met mijn wil – en de ziel weer naar het licht leiden, naar haar vroegere volmaaktheid. Geeft echter de ziel toe aan het verlangen van het lichaam, dan heeft mijn tegenstander haar gewonnen. Want dan blijven de wil en de gedachten van Mij afgewend. Ze gaan geheel op in de wil van mijn tegenstander en de ziel blijft nog eindeloos lange tijd op een verre afstand van Mij.
En toch draagt ze ook de geestvonk van Mij in zich, maar ze belet hem elke uiting. Hij kan geen ingang vinden. Ze luistert niet naar zijn aandringen en wensen, maar vervult elk verlangen van het lichaam. Deze ziel is weliswaar ook met Mij verbonden, omdat het eeuwig niet bestaat losgemaakt te zijn van Mij als de scheppende kracht. Maar ze merkt er niets van en bevindt zich daarom in een isolement wat altijd een ongelukkige toestand is. Ze biedt Mij dan weerstand die Ik niet met geweld breek, en verlengt de toestand van verwijdering van Mij weer voor eindeloos lange tijd.
De ziel die daarentegen acht slaat op de uiting van de geest, komt steeds dichter bij Mij. En haar scheiding van Mij is al spoedig opgeheven, omdat de geestvonk niet rust tot de vereniging met Mij is voltrokken, omdat de geest in de mens nu alleen het denken en willen van hem bepaalt en dit niet anders dan goed en juist kan zijn. Want Ik zelf ben het die nu in u werkzaam is en ook werken kan, omdat u uw vroegere weerstand zelf hebt opgeheven en Ik nu weer ongehinderd mijn liefdeskracht in u binnen kan laten stralen.
Dus ieder mens kan Mij vinden, omdat hij in zich een leider heeft die geen andere weg gaat dan die naar Mij. En sluit hij zich nu bij deze leider aan, dan zal hij ook gegarandeerd Mij zelf bereiken. Hij zal zich steeds inniger met Mij aaneensluiten, want Ik zelf trek hem aan door de geest die in u is, omdat u een deel van Mij bent.
Amen
BD.7762
2 december 1960
Versterking van wil en toevoer van kracht door Jezus
Steeds weer moet Ik u er aan laten denken erop bedacht te zijn dat u alleen te zwak bent om u definitief uit de vorm los te maken. Want ten eerste kunt u de wil niet opbrengen u te bevrijden van mijn tegenstander omdat hij uw verzwakte wil zo houdt, en u van uzelf niet de kracht hebt uw wil naar Mij te keren omdat u Mij niet aanvaardt daar elk licht u ontbreekt.
Uw wil moet dus eerst gesterkt worden, wat alleen maar Een kan: Jezus Christus, de Verlosser van de wereld. Want Hij verwierf voor u door Zijn dood aan het kruis de genade uw wil te sterken. Door uw afval van weleer had u zich geheel in de macht van mijn tegenstander gebracht, die u van zich uit nooit meer zou loslaten als Ik u niet in Jezus Christus van hem zou hebben vrijgekocht door mijn verlossingswerk. Wanneer uzelf het nu wilt, heeft hij geen recht meer op u, u kunt u dan van hem losmaken maar u hebt daar kracht voor nodig. U hebt nu eenmaal een wil nodig die sterker is gemaakt en dan ook toevoer van kracht om uw wil in daden om te zetten. Deze wil moet u op Mij richten en hem aan de mijne onderwerpen, wat wederom betekent: volgens mijn wil te leven. En mijn wil is: u in te voegen in de wet van de goddelijke ordening, dat wil zeggen: in de liefde te leven.
Uw toestand tijdens de belichaming als mens is echter geen toestand van kracht en licht. U bent zwakke schepselen die nog in de duisternis van geest ronddolen, die niet op de hoogte zijn van hun oorspronkelijke staat, van hun verhouding tot Mij en van de zin en het doel van het aardse leven. En nooit zou u zich uit deze gebrekkige toestand kunnen verheffen en omhoog gaan, nooit zou u de oorspronkelijke staat weer verkrijgen wanneer Ik u niet van kracht zou voorzien die u door het verlossingswerk van Jezus rijkelijk ter beschikking staat.
Ik zelf ben in de mens Jezus voor u gestorven om u te helpen, om uw krachteloosheid op te heffen, om u de weg naar Mij te verlichten en u over alle hindernissen heen te leiden – wanneer u het zelf wilt. En opdat u dit wilt, hoeft u alleen de genaden van het verlossingswerk te gebruiken – u hoeft alleen maar tot Mij in Jezus te bidden om versterking van wil, om hulp, om alle middelen waardoor u ten hogen kunt komen. En waarlijk, Ik zal uw gebed verhoren. Elk verzoek dat u tot Jezus Christus richt tot heil voor uw ziel, zal vervuld worden, en geen mens kan verloren gaan die in het geloof aan het verlossingswerk zich aan Hem toevertrouwt, Hem om vergeving van zijn schuld vraagt, en om ondersteuning opdat hij het doel zal bereiken, vrij te worden uit de vorm, die een gevolg van de zondeval van weleer is, de afval van Mij. Elke verzoek van dien aard wordt verhoord want nu erkent u Mij zelf weer in Jezus Christus, Mij, die u eens niet wilde erkennen en waardoor u in de diepte bent gestort.
Maar u zult het werk van uw verlossing niet zelf kunnen volbrengen, u zult nooit de kracht hebben u van mijn tegenstander los te maken, u zult eeuwig in zijn macht blijven als die Ene u niet helpt, die voor u Zijn bloed vergoten heeft – wanneer u niet de weg neemt naar Hem en daardoor ook naar Mij, die u waarlijk verlossen zal uit zijn macht.
Amen
BD.7764
4 en 5 december 1960
De laatste woorden van Jezus aan het kruis
Ik wil u altijd geven wat u begeert. U zult alleen maar op de stem in u acht hoeven te slaan en die zal u naar waarheid onderrichten, omdat Ik wil dat u vast in de waarheid staat en een duidelijk beeld verkrijgt: mijn kruisdood heeft u mensen verlossing gebracht, hij heeft uw vroegere zondenschuld teniet gedaan. Ik heb als mens Jezus de grootste kwellingen op Me genomen en het bitterste sterven was mijn lot. Doch daar Ik als “God” niet kon lijden, betrok Ik een menselijk omhulsel dat in staat was te lijden en ook de wil opbracht voor Zijn medemensen te lijden om mijn gerechtigheid genoegdoening te schenken, om voor Zijn gevallen broeders de weg naar Mij vrij te maken. Maar het was diens vrije wil. Hij werd niet door de Godheid die in Hem was gedreven tot Zijn offer dat Hij Mij brengen wilde, ofschoon de Liefde, die Ik zelf was, reden geweest is, dat Hij deze wil opbracht. Maar Ik zelf oefen geen enkele dwang uit op de wil van een mens en mijn liefde dwingt ook niet. Maar wie de liefde heeft, kan niet anders dan ze laten uitstralen. En zo ook straalde de mens Jezus de liefde uit en daarmee wilde Hij de mensheid alleen maar gelukkig maken. Dus wilde Hij ook steeds alleen datgene, wat de medemensen hielp zalig te worden. De wil van de mens Jezus was vrij. Maar Hij had zich geheel aan Mij en mijn wil ondergeschikt gemaakt. En zo kwam het, dat Zijn wil niet anders gericht kon zijn dan de mijne. Want de liefde in Hem was zo sterk, dat ze zich had verenigd met de eeuwige Liefde, die Ik zelf was. Dus was Ik zelf in Hem en Ik zelf volbracht in Hem het verlossingswerk.
En toch moest de mens Jezus de laatste beslissing zelf treffen, toen Hij de zwaarste gang aanvaardde, de weg naar het kruis. En ofschoon Ik als de eeuwige Liefde in Hem was, trok mijn geest die God is, zich terug, dat wil zeggen de liefde, de geest, dwong Hem niet zo te handelen. Hij hield zich stil en liet de mens Jezus schijnbaar alleen in Zijn worsteling. En dit was het zwaarste, dat de mens Jezus zich alleen voelde in Zijn nood en toch de weg ging tot het einde. Hij was niet alleen, want eeuwig zou Ik Me niet kunnen scheiden van Hem, die met Mij één was geworden. Maar Ik uitte Me niet meer, omdat een overgroot menselijk lijden en gemarteld worden nodig was om de mensheid te bevrijden van de oerschuld die de mens Jezus bereidwillig op zich nam. En daarom is het zoenoffer een werk van de barmhartigste liefde geweest, dat ooit op aarde werd volbracht. En deze martelingen hielden aan tot Zijn dood aan het kruis en deden Hem de woorden uitroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Me verlaten?” Ik was in Hem, maar Ik uitte Me niet. Maar het was alleen nog het lichaam dat leed, tot Zijn ziel Mij herkende, toen Hij riep “Het is volbracht” en “Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest”.
Het lichaam had geleden tot en met het einde en Ik moest Me in deze uren terugtrekken, daar anders Zijn al vergeestelijkte ziel ook het lichaam ongevoelig zou hebben gemaakt voor pijn, omdat de geest uit Mij niet lijden kan. En de mens Jezus had de vergeestelijking van ziel en lichaam al bereikt door Zijn levenswandel op aarde. Maar de zin en het doel van Zijn gang over de aarde was het delgen van de zondenschuld, dat alleen door een ontzaglijk grote mate van lijden mogelijk was. Daarom dus, dat de Godheid terug trad en de “mens” Jezus overliet aan Zijn beulen, die in opdracht van mijn tegenstander waarlijk het schandelijkste werk uitvoerden, omdat Jezus het zelf zo wilde. Want Zijn ziel had zich zelf aangeboden om naar de aarde af te dalen, om voor Zijn gevallen broeders het zoenoffer te brengen, vlees aan te nemen om juist dat onmetelijke lijden en gemarteld worden op zich te nemen, omdat alleen een mens in staat was te lijden. En Ik nam het offer aan, want de liefde bracht het, die nooit mag worden geweerd. En de liefde bleef in Hem tot aan Zijn dood, al liet ze ook haar kracht niet meer voelen. Dus moest Ik zelf ook in Hem zijn geweest, ook wanneer Ik Me stilhield, opdat het verlossingswerk zijn bekroning beleefde: dat een mens zich liet kruisigen voor Zijn medemensen, dat Hij waarlijk een offer bracht dat Ik als werk van verzoening aannam voor de zondenschuld van de hele mensheid. Geen goddelijke kracht heeft Hem het offer lichter gemaakt, omdat de Liefde zelf zich stilhield, ofschoon Ze totaal van de mens Jezus bezit had genomen.
En dit is ook een mysterie dat u mensen nog niet zult kunnen begrijpen. Het was het diepste leed dat de mens Jezus moest doormaken: zich alleen en verlaten te voelen. En juist dit leed heeft de schuld teniet gedaan, die ieder wezen op zich had geladen toen het Mij verliet, die hen allen mijn hele liefde schonk, die ze afwezen. De mens Jezus moest door dit bovenmate grote leed heengaan en daarom waren zijn woorden: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” Maar u mensen zult nooit de grootte van het verlossingswerk kunnen beseffen, zolang u op aarde bent. Maar eens zullen u de schellen van de ogen vallen en u zult Mij loven en prijzen zonder ophouden. Want dit werk van verlossing gold u allen. U allen moogt deelnemen aan de genaden van het werk van verlossing en voor u allen werd de weg naar Mij vrij door het werk van verlossing.
Amen
BD.7767
9 december 1960
Vervulling van een goddelijke belofte – Waarheid
Door mijn geest wordt u binnengeleid in de waarheid. Wanneer Ik zelf deze woorden gesproken heb toen Ik over de aarde ging, moet het dus mogelijk zijn dat u in de waarheid kunt wandelen en u kunt bijgevolg niet zeggen: geen mens weet wat en waar de waarheid is. U moet zich alleen maar serieus met het probleem bezighouden; hoe u tot de waarheid komt.
Er is maar één waarheid die onaantastbaar is, die van Mij als de eeuwige Waarheid uitgaat en nooit zal veranderen. Naar deze Oerbron der waarheid moet u zelf heengaan en de waarheid daar willen halen waar ze haar oorsprong heeft; bij mijzelf. Ik weet alles, Ik ken elke samenhang. Voor Mij is niets verborgen en Ik wil ook dat u in hetzelfde licht staat als Ik – dat u weet uit wie u bent voortgekomen en dat u ook uw doel kent.
Uw medemensen kunnen u dit echter niet vertellen, tenzij zij deze kennis van Mij hebben ontvangen. Maar veel mensen willen wetend zijn en zij willen hun medemensen er van overtuigen wat zij zich door verstandelijk onderzoek verworven hebben. De resultaten van hun geestelijke arbeid komen echter niet overeen met de waarheid, zolang Ik niet zelf door hen gevraagd ben om verlichting van hun denken, zolang alleen hun verstand aan het werk was. En dan kan ook met recht de tegenwerping worden aangevoerd: geen mens weet uit zichzelf wat en waar de waarheid is.
Maar Ik, uw God weet het en ook die mens aan wie Ik de waarheid verkondig. Ik heb u gezegd dat mijn geest u bekend maakt met de waarheid, en mijn woord is en blijft waarheid. Er wordt echter veel te weinig gelet op mijn woord, het wordt niet beseft wat voor ’n grote belofte Ik de mensen daarmee heb gegeven. Zij verlangen er helemaal niet naar om in de waarheid te worden onderwezen maar zij nemen zonder nadenken alles als waarheid aan wat hun van de kant van hun medemensen wordt voorgeschoteld, of zij wijzen in principe alles af als ongeloofwaardig.
En beide standpunten betekenen geestelijke achteruitgang, want ieder mens moet geestelijke kennis bezitten en daarom zou ieder mens moeten willen dat hij de ware geestelijke kennis te weten komt. Deze wil alleen brengt hem de waarheid al dichterbij, want de naar licht verlangende mens zal Ik niet in het donker laten ronddolen. Ik zal mijzelf met hem in verbinding stellen en zijn gedachten zo leiden dat hij begint te zoeken – en daarmee de weg tot de ware bron neemt.
Ik zal hem dan zelf de waarheid aanbieden, zo niet rechtstreeks, dan door mijn boden, die hij nu ook als mijn boden kan herkennen. Ik vraag alleen het verlangen naar de waarheid om die uit te kunnen delen, omdat Ik wil dat de mensen in de waarheid wandelen en dat ze door mijn geest onderwezen worden zodra hun wil maar goed is. Want dan zal de mens ook niet meer twijfelen aan de waarheid van datgene, wat hem nu door mijn geest wordt overgebracht. Hij zal dan denken aan mijn woorden: “Ik zal u de Trooster zenden, de geest der Waarheid, Hij zal u binnenleiden in de waarheid en u in herinnering brengen al datgene wat Ik u gezegd heb”.
U hebt dus een toetssteen, doordat u de zelfde woorden van Mij door de geest zult vernemen die Ik zelf sprak tot de mensen toen Ik op aarde leefde. En daaraan kunt u zien wie tot u spreekt en u kunt nu overtuigd geloven dat Ik het zelf ben, die Zijn beloften waar maakt, die u onderricht door Zijn geest en zo wordt u herinnerd aan menig woord dat Ikzelf tot de mensen sprak.
En dan moet u ook ieder woord van Mij ernstig overdenken, want het zijn woorden van God die nooit zullen vergaan al zouden hemel en aarde vergaan. En gelooft u nu met overtuiging deze woorden van Mij dan dringt u ook steeds dieper de waarheid binnen: want u leeft er dan ook naar en u ondervindt zo de uitwerking ervan – want dan bent u niet alleen hoorders maar ook uitvoerders van mijn woord. U ervaart dan de uitwerking van de liefde die u door mijn woord steeds weer gepredikt wordt en die u dan een waar licht schenkt, zodat u steeds toeneemt in inzicht – zodat u weer die kennis verkrijgt die voor u verloren was gegaan – dat u dan weer geheel en al in de waarheid vaststaat omdat Ikzelf u er dan mee vertrouwd maak, zoals Ik het beloofd heb.
Amen
BD.7770
12 december 1960
De aanleiding tot het ontstaan van de schepping
Uw menszijn is het gevolg van uw afval van Mij voorheen in het geestelijke rijk. Het is u al vele malen uitgelegd dat u zelf de aanleiding gegeven hebt tot het ontstaan van de aardse schepping, waarin u als “kroon van de schepping” weer de oertoestand bereiken moet, die u eens vrijwillig weggeworpen hebt.
U zelf hebt Mij ertoe bewogen de aardse schepping te laten ontstaan, want Ik zocht en vond voor u een weg om terug te keren tot Mij. En dat is deze weg door de materiële aardse scheppingswerken. En het laatste station op deze weg over de aarde is uw bestaan als mens. Want nu moet u weer de vrijwillige terugkeer tot Mij aanvaarden, zoals u zich eens vrijwillig van Mij verwijderd hebt.
U bent oorspronkelijk goddelijke wezens, die als teken daarvan een vrije wil bezitten, en het bestaan als mens geeft u de mogelijkheid uw goddelijkheid te bewijzen. En het geeft u ook de gelegenheid uw vrije wil weer naar Mij te wenden, dus weer in verbinding met Mij te treden. Want dan hebben de aardse scheppingen hun doel vervuld en hebben het “werk van terugvoering” tot stand gebracht, wat mijn plan is sinds eeuwigheid.
En zo moet u alle scheppingen om u heen bezien als gevolg van uw verzet tegen Mij, maar ook als middel om Mij weer te leren kennen. U moet de scheppingen begrijpen als een “uiting van mijn liefde” voor u, die Ik niet verliezen wil; en u moet weten dat mijn onovertreffelijke wijsheid de schepping als het zekerste middel erkende om u weer terug te winnen.
En u zult ook eenmaal zelf de weg die u door de scheppingen heeft afgelegd kunnen overzien, en dan bovenmate dankbaar zijn voor de genade die mijn eindeloze liefde de eens verloren gegane wezens schonk. Dan zal voor u de schepping geen kluister meer zijn maar het grootste bewijs van mijn liefde. En dan zult u zelf weer deel willen nemen aan het scheppen, om het geestelijke weer de mogelijkheid te bieden tot de uiteindelijke terugkeer tot Mij.
Want evenals mijn liefde Mij tot scheppen bewoog, zo zal ook de liefde u niet laten rusten. U zult dan de kracht die van Mij tot u stroomt benutten naar mijn wil, en u zult scheppend en vormend bezig zijn tot uw eigen gelukzaligheid. Maar daartoe behoort een bepaalde graad van geestelijke rijpheid, die u zich reeds in het aardse leven kunt verwerven wanneer u slechts uw vrije wil op de juiste manier gebruikt, en hem Mij toe keert. Want dan keert uw ziel terug tot de Oerbron van licht en kracht, vanwaar zij eens was uitgegaan. En dan zal zij onbegrensde kracht en licht mogen ontvangen, dan zal zij naast Mij scheppen en werken kunnen, en zalig zijn.
En zo betekenen de scheppingswerken enerzijds nog een dwang voor het onrijpe geestelijke, maar voor het vrije geestelijke de mogelijkheid in liefdedaden werkzaam te zijn en het niet verloste te helpen. De scheppingswerken zijn enerzijds zelf het geestelijke dat nog gekluisterd is, en toch helpen zij anderzijds het geestelijke tot vrijwording omdat alle scheppingen hun bestemming moeten nakomen, namelijk dienen, zodat het daarin gebonden geestelijke vrij kan worden.
En het verloste geestelijke dat in het “licht” staat weet daarvan en is in zijn liefde voortdurend bezig, om naar mijn wil nieuwe scheppingen te doen ontstaan. Het neemt deel aan het scheppen omdat het ook mijn heilsplan van eeuwigheid kent, en wil meehelpen bij het terugvoeren van al het geestelijke tot Mij. En daarom moet de materiële schepping als het rijk van mijn tegenstander beschouwt worden, want het bergt al het nog niet verloste geestelijke in zich.
Mijn tegenstander kan het geestelijke gedurende de tijd van zijn gebonden zijn niet beïnvloeden, terwijl de lichtwereld het geestelijke kan bijstaan en het steeds weer bij het vrij worden kan helpen. Doch de mens heeft weer zijn invloed te vrezen maar behoeft alleen zijn wil juist te richten en naar Mij toe te wenden, en Ik zal hem aannemen en waarlijk uit de handen van mijn tegenstander ontrukken.
Maar deze wilsproef moet de mens zelf afleggen, hij wordt noch door Mij noch door mijn tegenstander ten opzichte van zijn wil gedwongen. Hij moet zelf zijn goddelijkheid bewijzen doordat hij naar het licht verlangt, waarvan hij eens is uitgegaan.
Amen
BD.7771
13 december 1960
“U zult allen door God onderricht moeten zijn”
Wat ten tijde van mijn leven op aarde geschiedde, dat gebeurt ook nu, in zoverre, dat ik u weer onderricht, zoals Ik eens mijn leerlingen heb onderricht. U wordt dus door “God zelf” onderwezen. En zo zult u ook in de waarheid onderwezen moeten worden, omdat God de eeuwige Waarheid is. De mensen herkenden Mij niet toen Ik onder hen vertoefde en hun mijn liefdesleer bracht, toen Ik hen bekend maakte met een weten dat juist alleen Ik zelf hun kon brengen. Maar die in de liefde waren, geloofden ook wat Ik hun overbracht. Ze zagen spoedig in dat het geen mensenwoorden waren, maar Gods woorden. En daarom namen ze ook mijn leerstellingen aan.
En zo worden de mensen ook nu door Mij toegesproken. En die in de liefde leven herkennen de stem van de Vader, de stem van hun God en Schepper van eeuwigheid, en ze nemen mijn leerstellingen ook aan. En weer zijn het mijn goddelijke geboden van de liefde die Ik u mensen als zijnde dringend voorhoud, omdat u Mij pas echt zult herkennen wanneer u door de liefde de geest in u hebt gewekt. Want de geest in u, is deel van Mij. Hij is het, die ook onderricht, zodat ook u zult kunnen zeggen: u bent door God onderwezen. Ik vertoef niet meer lichamelijk op aarde zoals eens, maar toch ben Ik bij u zoals Ik het beloofd heb: “tot aan het einde van de wereld.”
En wanneer Ik tot u spreek door de geest, dan bewijs Ik u daardoor mijn aanwezigheid. En u zult kunnen inzien, evenals vroeger mijn leerlingen, dat uw God en Schepper, uw Vader tot u spreekt. Maar u zult in de liefde moeten leven, omdat zonder liefde de geest in u nooit tot leven kan ontwaken. Want zonder liefde kan hij zich niet uiten en bespeurt u niets van de aanwezigheid van God.
Maar zodra Ik u kan toespreken, zal Ik ook steeds de liefde als het belangrijkste voorstellen. Ik zal steeds weer op mijn geboden van de liefde wijzen. Ik zal de mensen tot liefde vermanen en hun het grootste werk van liefde voorhouden: mijn offerdood aan het kruis, die alleen de Liefde kon volbrengen en waarmee Ik mijn leven op aarde als mens bekroonde, opdat u verlost werd van zonde en dood. En zo zal mijn woord ook tegenwoordig steeds weer het verlossingswerk van Jezus Christus tot inhoud hebben, want u mensen zult moeten weten dat mijn liefde voor u de zondenschuld teniet heeft gedaan en dat u alleen zalig zult kunnen worden wanneer u dit verlossingswerk van Mij erkent. Wanneer u Mij zelf in Jezus Christus erkent en om de vergeving van uw zondenschuld vraagt.
En daarom zult u mensen ook op de hoogte moeten zijn van de aanleiding voor dit verlossingswerk, van uw grote schuld van weleer en van mijn overgrote liefde. En dit weten komt u toe door mijn woord en u wordt door Mij zelf onderricht, zoals Ik eens mijn leerlingen heb onderricht, die het verlossingswerk moesten meemaken en dan daarvan moesten getuigen. En ook u die mijn woord zult horen, u zult het diegenen moeten verkondigen die zonder weten zijn of zonder geloof in Jezus Christus, de goddelijke Verlosser. Want alle mensen moeten vernemen waarom Ik over de aarde ben gegaan. Alle mensen moeten te weten komen dat ze Jezus Christus niet mogen afwijzen, omdat ze dan ook Mij zelf afwijzen en eeuwig niet meer levend kunnen worden. Eens moeten ze de weg naar Mij vinden, want Ik ben aan het kruis gestorven opdat hun schuld hun vergeven is. En ze moeten het zelf willen en zelf de weg nemen naar het kruis, naar Mij in Jezus Christus. Ze moeten in de liefde leven opdat ze leren geloven en zich dan ook laten vastpakken door de eeuwige Liefde.
En nooit zal Ik de mensen aan zichzelf overlaten, want Ik heb u de belofte gegeven bij u te blijven tot aan het einde van de wereld. En dus zal Ik ook u toespreken en u onderrichten, zoals Ik mijn leerlingen onderwees toen Ik over de aarde ging.
Amen
BD.7772
14 december 1960
Aansporing om een vaste band met God te hebben
Streef er dus op de eerste plaats naar uw ziel de juiste voeding te verschaffen opdat ze geen gebrek hoeft te lijden terwijl het lichaam rijkelijk wordt bedacht. Streef er dus naar dat Ik zelf haar de spijs kan aanreiken, dat Ik ze te drinken kan geven van het water des levens. En weet dat u niet meer lang de tijd hebt, maar dat u uw ziel nog veel voedsel zult kunnen doen toekomen wanneer u zich maar dagelijks met Mij verbindt en Mij vraagt Me om u te bekommeren in aardse en geestelijke nood. Alleen de weg naar Mij zult u moeten vinden en u zult er dan ook zeker van kunnen zijn dat Ik u niet verlaat, wat er ook gebeuren mag. En er zal een tijd over u komen waarin u veel kracht nodig zult hebben en deze dagelijks zult kunnen ontvangen, wanneer u ervoor zult zorgen dat Ik zelf uw ziel spijzig en laaf, wanneer u Mij tot u zult laten spreken, dat Ik u het brood des hemels zal uitdelen en u nu geestelijk sterk zult worden.
Ik kan alleen tot u spreken wanneer u zich met Mij verbindt, maar dan kan Ik u ook kracht doen toekomen en u zult zonder vrees en schrik alles tot u laten komen en steeds alleen op Mij vertrouwen. Steeds weer zeg Ik u: houd de verbinding met Mij in stand, maak u niet los van Mij, laat Mij altijd de inhoud van uw gedachten zijn. En u zult waarlijk de zegen ervan gewaarworden, er zal u niets bijzonder treffen wat u zou kunnen verzwakken, want u bezit de kracht uit Mij die u alles zal laten verdragen en overwinnen. Maar laat u uw ziel gebrek lijden, slaat u alleen acht op het verlangen van het lichaam, dan zult u spoedig zwak en angstig worden. Dan zal ook uw lichaam alle tegenspoed moeten verdragen waardoor u getroffen zult worden.
De ziel heeft voeding nodig. Ze moet nog rijp worden in de korte tijd van het aards bestaan en ze kan dit ook wanneer Ik zelf haar het voedsel kan aanreiken, wanneer u zelf naar Mij zult komen en Mij vraagt om spijs en drank, wanneer u steeds weer verlangen hebt mijn woord te horen en u nu de ziel waarlijk het juiste voedsel zult doen toekomen. Want Ik zeg u steeds weer: u hebt niet veel tijd meer. Het einde komt steeds dichterbij, al lijkt het u ook nog zo onwaarschijnlijk. De tekenen zijn zo duidelijk, wanneer u alleen het lage geestelijke niveau van de mensen beschouwt die ongelovig en volledig aards gezind voortleven en niet aan hun ziel denken, omdat ze niet aan een voortleven van de ziel na de dood geloven. Deze mensen zijn in de meerderheid, want zelfs mensen die “christen” willen zijn, hebben dit geloof niet en zorgen daarom ook niet voor hun ziel. En dit geestelijk lage niveau heeft ook onherroepelijk het einde van de aarde tot gevolg, waar nu een scheiding van de geesten zal plaatsvinden.
En daarom spoor Ik u steeds weer aan, de korte tijd nog goed te benutten die u mensen nog rest tot aan het einde. En “benutten” betekent, de ziel te geven wat ze nodig heeft om rijp te worden: spijs en drank, de voeding die Ik zelf haar aanbied door mijn woord. Benutten betekent dat u mensen zich verdiept in mijn woord, dat u volgens dit woord zult leven op aarde, dat u mijn wil zult vervullen die u door mijn woord bekend wordt gemaakt. En waarlijk, u zult het einde niet hoeven te vrezen, u zult tot het leven komen dat u eeuwig niet meer verliest.
Amen
BD.7773
15 december 1960
Jezus Christus als drager van het kruis – Zuivering
U zult door leed en nood heen moeten gaan, maar het strekt u alleen tot zegen. Eén helpt u echter dragen wanneer het kruis u te zwaar voorkomt en aan deze Ene moet u zich toevertrouwen in elke nood. Jezus Christus is en blijft de Drager van het kruis. Hij, Die de weg naar het kruis is gegaan. Hij, Die zelf het kruis op Zijn schouders heeft geladen, Hij droeg het voor u, voor uw zonden die Hem zo zwaar belastten dat Hij ineenstortte. Want met het kruis droeg Hij de zondenlast van de gehele mensheid op Zijn schouders. Het was Zijn onmetelijke liefde die zich ontfermde over de mensen, zodanig dat Hij voor hen heeft geleden en is gestorven aan het kruis. En deze liefde gaat altijd en eeuwig naar u uit en ze helpt u daarom ook uw kruis te dragen, wanneer u Hem in gelovig vertrouwen vraagt of Hij u bijstaat in elke nood van lichaam en ziel. En daarom zult u geen nood en geen leed hoeven te vrezen.
Wel zult u berustend uw kruis op u moeten nemen en het dragen in geduld, maar Jezus, de Kruisdrager, gaat steeds naast u wanneer u maar aan Hem denkt. En Hij zal u de last helpen dragen, zodat het altijd draaglijk voor u zal zijn. Maar vergeet niet dat het voor uw heil is wanneer u door nood en leed heengaat. Vergeet niet dat u veel onreinheden zult kwijtraken die uw ziel nog de doorstraling van het licht beletten en dat u eens ook dankbaar zult zijn voor het leed, wanneer het ertoe heeft bijgedragen uw ziel te zuiveren en u door het goddelijke liefdeslicht doorstraald zult kunnen worden. Vraag daarom alleen om kracht, dat u uw kruis zult verdragen. En denk aan Diegene die u de kruisweg vooraf is gegaan, die u heeft aangemaand Hem na te volgen. Zijn woorden waren: “Neem uw kruis op u en volg Mij na”. Hij wist dat het alleen uw ziel tot heil zal strekken wanneer u Zijn woorden ter harte neemt en de goddelijke Kruisdrager zult navolgen. Maar Hij wist ook dat u vaak zwak en moedeloos bent. En daarom zal Hij ook steeds naast u gaan en u het kruis afnemen wanneer het nodig is.
En deze zekerheid moet u sterken wanneer u door noden en lijden heen zult moeten gaan, want het zijn alleen hulpmiddelen opdat u de rijpheid van ziel nog op aarde zult bereiken, waarvoor u eens dankbaar zult zijn wanneer u het aardse lichaam zult kunnen afleggen en het hemelse rijk binnengaan. De liefde van de Vader gaat altijd uit naar Zijn kinderen en de liefde van de Vader heeft ook het lot van ieder mens zo bepaald dat het zijn ziel het best dient. Schik u daarom in uw lot, geef u over aan de wil van de Vader en draag uw kruisje, maar denk ook altijd aan Diegene die voor u de weg naar het kruis is gegaan omdat Hij u wilde verlossen van alle schuld.
Amen
BD.7778
21 December 1960
De tegenstander gaat zijn machtsbevoegdheid te buiten
Aan de activiteit van de tegenstander wordt een einde gemaakt zodra het uur gekomen is, dat Ik zal oordelen de levenden en de doden. Eenmaal moet dit oordelen weer plaatsvinden, want alles is buiten de ordening getreden en daarom is een opwaartse ontwikkeling van het geestelijke niet meer gewaarborgd.
De mensheid weerstaat niet meer het werken van mijn tegenstander en is volledig aan zijn wil onderworpen, en hij misbruikt zijn macht op een manier dat het zelfs voor mijn aanhangers moeilijk gemaakt wordt bij Mij te blijven. Hij gaat zijn machtsbevoegdheid te buiten door te trachten Mij geheel en al uit de gedachten van de mensen te verdrinken, en vindt wat dat betreft ook genoeg aanhangers die zijn wil uitvoeren, namelijk openlijk strijd te voeren tegen het geloof.
U mensen bent echter op aarde om te kiezen tussen twee Heren, en u moet derhalve ook van beide Heren op de hoogte zijn. Maar hij probeert het weten over uw God en Schepper te verhinderen, hij probeert ieder geloof van u af te nemen en wendt geweldsmiddelen aan doordat hij de machthebbers aanspoort meedogenloos op te treden tegen het geloof en ook tegen de mijnen die mijn naam belijden voor de wereld. En daarom zal hem niet veel tijd meer over blijven, hij zal weer gekluisterd worden op de dag van het oordeel.
Wanneer u mensen dus het begin daarvan kunt zien en ook ziet hoe de strijd tegen het geloof openlijk ontbranden zal dan kunt u het ook zeker achten dat de tijd van het einde gekomen is. Want dan gaat hij zijn machtsbevoegdheid te buiten en valt daardoor onherroepelijk in handen van het gericht. Want zijn macht is geweldig en hij misbruikt die, maar Ik zal hem ’n halt gebieden opdat niet alle mensen zijn prooi worden, opdat de mijnen Mij trouw kunnen blijven tot het einde.
Nog kunt u mensen zijn activiteiten op de voet volgen en u afzonderen van hen die hem toebehoren. Nog kunt u, die de mijnen bent zich aaneensluiten en elkaar sterken en troosten. Maar wanneer mijn tegenstander de laatste strijd op aarde zal beginnen, zult u zich moeten afzonderen, want u kunt dan niet meer openlijk spreken en u wordt bestreden door de wereld en door hen die de wereld toebehoren. En dan komt het er op aan Mij openlijk te belijden en u behoeft dan ook geen vrees te voelen, want mijn kracht zal u toestromen zodat u Mij ook trouw kunt blijven, zodat u Mij met blijdschap kunt belijden en uw kracht des te meer naar buiten komt. Ik heb u steeds deze tijd voorspeld, en zij zal komen zoals het verkondigd is. Maar u zult ook ervaren dat u steeds meer tegenstanders vinden zult, en dat de haat tegen u die mijn woord verkondigt zich verergeren zal. En u zult er dan goed aan doen de vijand te mijden opdat u zich niet moedwillig in gevaar begeeft.
Want dan moet u listig zijn als de slangen en zacht als de duiven, maar verraden mag u Mij niet. Wie buiten Mij zou u van kracht kunnen voorzien? Wie buiten Mij zou u kunnen beschermen en weer uit alle noden wegleiden?
Mijn tegenstander wordt door Mij gekluisterd als de tijd vervuld is en aan zijn activiteit wordt een einde gemaakt. En u kunt er op bouwen dat Ik zelf me uw lot aantrek wanneer de tijd van het einde gekomen is, wanneer u beslissen moet welke Heer u erkennen wilt. Want wie Mij willen toebehoren zal hij niet ten val kunnen brengen omdat Ik aan hun zijde strijd, en hij waarlijk niet tegen mijn macht is opgewassen. Hij zal gekluisterd worden weer voor een eindeloos lange tijd en met hem ook zijn aanhang, opdat er weer een tijd van vrede aanbreekt voor de mensen die dan niet meer door hem lastig gevallen kunnen worden.
Maar deze tijd van vrede zal pas aanbreken op de nieuwe aarde, want eerst moet de ordening weer hersteld worden. Eerst moet het geestelijke geoordeeld worden dan pas zal de opwaartse ontwikkeling weer doorgaan, dan pas zal er vrede zijn in de hemel en op aarde.
Amen
BD.7779
22 december 1960
De “levende christen”
Het is niet voldoende dat u zich naar de buitenwereld toe kenbaar maakt als christen, dat u hoort bij een kerkelijke organisatie, dat u doet wat deze van u verlangt aan uiterlijkheden en gebruiken. Integendeel, slechts één ding is noodzakelijk: dat u leeft volgens de leer die elke kerkelijke organisatie uitdraagt en haar leden ook voorhoudt, dat u de goddelijke geboden der liefde vervult, die de Grondlegger van de kerk zelf u op aarde heeft gegeven. Hij, Die zelf op aarde een leven in liefde heeft geleid, heeft ook de liefde tot grondbeginsel gemaakt van diegenen die bij Zijn kerk willen horen. Want Zijn kerk is geen dood gebouw, Zijn kerk is geest en leven. Zijn kerk is gebouwd op een levend geloof dat alleen kan worden verkregen door een leven in liefde. Liefde en geloof zijn de kenmerken van de kerk die Jezus Christus zelf op aarde heeft gegrondvest. Want liefde en geloof laten het werkzaam zijn van de geest toe, dat het echte herkenningsteken is van Zijn kerk.
En zolang u mensen dit herkenningsteken niet zult kunnen laten zien, bent u alleen maar blinde meelopers van de organisatie bij welke u zich heeft aangesloten. Maar u bent geen levende christen. U bent geen aanhanger van de kerk van Christus.
En u verkeert dan in het grote gevaar dat uw ziel verloren gaat, die op aarde een wilsproef moet afleggen en deze niet kan doorstaan wanneer ze niet de kracht van boven betrekt, die echter een levend geloof vooropstelt. Pas het levende geloof, het gevolg van onbaatzuchtige naastenliefde, brengt de innige verbinding tot stand met de Krachtbron van eeuwigheid, van welke ieder mens toevoer van kracht nodig heeft, wil hij op aarde zijn doel bereiken: volmaakt te worden zoals de Vader in de hemel volmaakt is.
U mensen vat uw taak op aarde wel heel gemakkelijk op. U gelooft genoeg te doen, wanneer u plichtmatig vervult wat u wordt voorgeschreven door de mensen die zich voor “plaatsvervanger van God” uitgeven.
U denkt er niet eenmaal over na of dezen ook werkelijk Gods plaatsvervangers zijn, of dat ze zich alleen zelf tot dat ambt hebben verheven. U denkt er ook niet over na of u dan ook in de waarheid wordt onderwezen. U gelooft zonder enige twijfel alles wat u als waarheid uiteen wordt gezet, maar u onderzoekt de oorsprong ervan niet en u richt zich niet tot Degene Die de eeuwige waarheid zelf is, om Hem te vragen u naar de waarheid te leiden.
U verlangt niet naar de waarheid, daar u anders daar ook waarlijk mee vertrouwd zou worden gemaakt.
U vat uw aardse taak niet serieus genoeg op en u gelooft de wil van God na te komen door het vervullen van voorgeschreven handelingen en geboden, die echter nooit door God zelf aan u mensen zijn gegeven.
Maar u slaat geen acht op de geboden Gods, daar u anders uw best zou doen een leven in liefde te leiden en u dan vanzelf op de goede weg zou komen die omhoog leidt.
Het is alleen de liefde die God van u verlangt. Het is alleen de liefde die u het recht geeft u tot Zijn kerk behorend te voelen. Want alleen de liefde heeft een levend geloof tot gevolg, de rots waarop Jezus Christus Zijn kerk heeft gebouwd. Noem u daarom pas dan christen, wanneer u ook de geboden van Christus vervult en daardoor ware aanhangers van Zijn kerk bent geworden.
En dat zult u in elke kerkelijke organisatie kunnen bereiken, want elke leert u de liefde.
Maar plaats door mensen uitgevaardigde geboden niet op de voorgrond. Deze leveren geen resultaat op en zijn niet in staat uw ziel het eeuwige leven te bezorgen. Want alles wat niet de liefde als motief heeft, is zonder waarde.
En u zou vanzelf achter de waarheid hiervan komen, als u het maar serieus zou menen met uw plicht tegenover God.
Maar zolang u slechts voor de vorm kerkelijke eisen nakomt, zal uw ziel steeds op hetzelfde niveau blijven staan. Ze zal op aarde geen vooruitgang boeken, want deze wordt alleen bereikt door onbaatzuchtige naastenliefde, die echter ook onherroepelijk inzicht tot gevolg heeft: verlichting van de geest, zodat de mens zich dan niet meer tevreden laat stellen met een vormchristendom, maar hij serieus zal streven naar volmaaktheid, die hij dan ook zeker zal bereiken.
Amen
BD.7780
24 december 1960
Het Licht daalde af naar de aarde
De wereld lag in boeien gekluisterd. Begrijp het goed, geen mens kon zich vrijmaken uit de keten van de satan, die over de aarde ging, die in de wereld van Lucifer leefde, die het gevallen geestelijke bevatte. Hij hield ze geketend en hij zou ze ook eeuwig niet hebben losgelaten, want in hem was geen liefde. In hem was alleen haat en weerstand tegen Mij, de eeuwige Liefde uit Wie ook hij was voortgekomen. De wereld lag in boeien gekluisterd en daarom ben Ik zelf naar de aarde afgedaald om deze boeien los te maken, om de ketenen te verbreken, om de gevallenen te helpen weer opwaarts te gaan, om de mensen te verlossen uit zijn macht.
Dat Ik neerdaalde naar de aarde was een werk van de grootste barmhartigheid. Want de mensen bevonden zich door eigen schuld in deze toestand van rampzaligheid, daar ze eens hem vrijwillig waren gevolgd. Ze bevonden zich in de duisternis en geen enkel lichtje kreeg toegang tot deze gevallenen, wanneer Ik Me niet zelf over hen ontfermde en hun een licht ontstak om hun de weg te wijzen die naar Mij leidt, terug naar hun Vader die ze eens vrijwillig hadden verlaten. Daarom daalde het Licht zelf af naar de aarde.
Het eeuwige Licht belichaamde zich in een kindje, om de weg als mens te aanvaarden op deze aarde. En het kindje Jezus werd voor Mij de omhulling. Het was de menselijke vorm van welke Ik Mij bediende om het verlossingswerk te volbrengen, om mijn tegenstander in een openlijke strijd te overwinnen en hem de zielen te ontworstelen die de wil en het verlangen hadden naar Mij terug te keren. Ik betaalde voor deze zielen de koopsom. Ik gaf mijn leven aan het kruis, Ik kocht ze vrij van mijn tegenstander met mijn bloed.
Ik aanvaardde dus de weg over de aarde als mens bij de geboorte van het knaapje Jezus, die daarom al ongewoon plaatsvond, omdat deze mens Jezus ook een buitengewone missie had te vervullen: Mij zelf als omhulsel te dienen, omdat de zondige mensheid Mij in mijn volheid van licht niet zou hebben kunnen verdragen en daarom het Licht van eeuwigheid zich moest omhullen. Toch straalde het kindje Jezus al ongewoon licht uit, maar alleen voor diegenen zichtbaar die door een levenswandel in liefde in staat waren het licht te verdragen en die daarom ook in mijn nabijheid werden toegelaten. Want Ik wist wie deze innerlijke rijpheid bezat en trok de weinige mensen naar Mij toe, die Mij nu als kindje in de kribbe huldigden als hun koning. Want hun eenvoudige zielen herkenden Mij en aanbaden Mij.
En mijn geboorte speelde zich in het verborgene af. Want de volheid van geest die het kindje Jezus bij Zijn geboorte doorstraalde, stond de wonderbaarlijkste gebeurtenissen toe en zo konden enige weinigen inzien dat de aankondigingen van vele profeten in vervulling gingen, die de Messias voorspelden Die de mensen redding zou brengen in diepste nood. Diegenen die nog in een God geloofden en wier hart gewillig was lief te hebben, die verwachtten hun Messias met vurig verlangen. En hun hoop werd vervuld door mijn geboorte. Maar ze wisten niet dat Ik zelf naar de aarde was afgedaald. Zij wisten niet dat hun God en Schepper in de kribbe voor hen lag, hoewel ze door een heilige schroom waren aangegrepen en hun hele wezen naar het kindje toe drong dat in de kribbe lag. Want uit het kindje straalde hun mijn liefde tegemoet, die hun hart trof.
En mijn missie begon, liefde uit te delen en daardoor in de mensen wederliefde te wekken. Ik nam het leven als mens op Mij. Ik paste Me aan alle natuurwetten aan. Ik ging bewust een weg over de aarde, waarvan het doel het lijden en sterven aan het kruis is geweest. En wanneer ook soms de Geest uit Mij doorbrak en zich uitte, dan had Ik toch op de andere mensen niets voor, want Ik moest al het verderfelijk geestelijke dat Mij lastig viel, net zo trachten te overwinnen als het u mensen als taak is gesteld. Want Ik wilde u het leven voorleven, dat beantwoordde aan de wil van de Vader die in Mij was.
Ik moest ook mijn vleselijk lichaam zo vormen en vergeestelijken, dat de eeuwige Liefde daar Zijn intrek in kon nemen. En Mijn aards bestaan bood Mij daar voortdurend gelegenheid voor, want Ik heb toch mijn leven als “mens” afgelegd, omdat u mensen allemaal mijn voorbeeld zou moeten volgen en uw menselijk lichaam in orde zult moeten brengen tot een vat voor de goddelijke Geest, zoals Ik het dus ook doen moest en gedaan heb toen Ik een kind was en in de jaren voor mijn eigenlijke werkzaamheid als Leraar. En de Vader heeft Zijn intrek genomen in de mens Jezus die zich zo had gevormd dat Hij Mij tot verblijfplaats diende. Als mens Jezus was Ik dus “vol van Geest”. Ik onderrichtte en deed wonderen omdat de Vader zelf in Mij was, wat ieder mens kan bereiken wanneer hij maar de ernstige wil heeft de goddelijke Geest als vat te dienen, waarin Hij kan uitstromen. En dan is ook ieder mens in staat zich uit de banden van de tegenstander te bevrijden, want zodra hij de verbinding met Mij in Jezus Christus is aangegaan, verbreek Ik zelf de ketenen en maak hem vrij. Want Ik ben over de aarde gegaan om de mensen te verlossen. Ik heb de mensen het licht gebracht, opdat ze nu ook de weg vinden en kunnen gaan, die terugleidt naar Mij, terug in het vaderhuis.
Amen
BD.7781
25 december 1960
Het verlossingswerk van Jezus Christus
De terugkeer tot Mij was gewaarborgd door mijn verlossingswerk. Eens zal al het geestelijke weer bij Mij kunnen verblijven, eenmaal zullen alle wezens die eens van Mij zijn uitgegaan, weer doorstraald worden door mijn liefde zoals het was in het allereerste begin. Want Ik heb door mijn offerdood aan het kruis de brug geslagen vanuit de diepte naar boven, vanuit het rijk der duisternis naar het rijk van licht en gelukzaligheid. En door mijn dood aan het kruis werd de overgrote schuld gedelgd die al die wezens van Mij scheidde die mijn tegenstander in de diepte volgden.
Tot aan mijn komst op aarde bestond er tussen de mensen en Mij een onoverbrugbare kloof die zij zelf veroorzaakt hadden, die zij echter zelf niet meer konden overbruggen omdat zij te zwak waren, omdat de last van de zonde hen neerdrukte en zij ook gehinderd werden door mijn tegenstander, aanstalten te maken deze kloof te overbruggen. En zo bouwde Ik een brug doordat Ik zelf naar de aarde kwam en nu die grote schuld tenietdeed, doordat Ik de last van de zonde op mijn schouders nam en daarmee de weg naar het kruis ging.
Wat voorheen onmogelijk was, is nu mogelijk geworden: dat de mensen die van goede wil zijn zich bij Mij aansluiten en de weg gaan naar het kruis. Dat zij zich alleen nog maar aan Mij vasthouden en Mij niet meer loslaten. Dat zij willen behoren tot hen voor wie Ik aan het kruis gestorven ben en dat zij nu de totale vergeving vinden van hun schuld en weer tot Mij kunnen terugkeren in het rijk van het licht. Ik liet de mensen niet alleen in hun nood, Ik kwam hen te hulp. Ik nam mijn intrek in het omhulsel van een mens en volbracht in deze mens Jezus nu het verlossingswerk, want Ik wilde een weg banen die uit de diepte weer terug omhoog voert.
En mijn weg over de aarde was tot mijn dood een levenswandel in liefde. Want het ontbrak de mensen aan liefde en daarom heb Ik de mensen die liefde voorgeleefd, omdat alleen de liefde verlossend werkt, omdat de liefde de wet van de eeuwige ordening is en omdat wie tot Mij terugkeert onherroepelijk zijn wezen moet veranderen tot liefde om zich weer te kunnen verenigen met Mij, met de Liefde zelf. Dus werd er een brug geslagen van het rijk van het licht naar de aarde toen Ik zelf naar de aarde kwam. En over deze brug moet u mensen allen gaan om weer bij Mij te komen, want voor die tijd was Ik voor u onbereikbaar door uw eigen schuld.
Maar mijn liefde is groter dan uw schuld en mijn liefde zocht een uitweg en probeerde de verbinding tussen u en Mij, die door u was verbroken, weer tot stand te brengen. En Ik vond een weg: mijn liefde zelf wiste de schuld en maakte voor u de weg terug tot Mij vrij. Er was nu een verbinding geschapen van het lichtrijk naar de aarde, omdat een lichtziel neerdaalde naar de aarde in wie Ik zelf Mij kon belichamen. Want deze ziel nam het vlees aan, de mens Jezus werd geboren. En Hij ging nu de weg waarover u Hem kunt navolgen opdat u in het lichtrijk zult kunnen komen en dan is uw terugkeer tot Mij voltrokken. Mijn liefde heeft deze brug voor u gebouwd, want mijn liefde nam haar intrek in dit omhulsel en ging voor u de weg naar het kruis, dat wil zeggen: ze delgde de onmetelijke schuld die uw afval van Mij geweest is, welke de voor u onoverbrugbare kloof had veroorzaakt tussen het lichtrijk en de duisternis. Mijn liefde voor u is onbegrensd en ze wil u, mijn schepselen weer terugwinnen. Maar mijn rechtvaardigheid liet het niet toe dat Ik u weer aannam zonder dat uw schuld teniet was gedaan. En zo heeft mijn liefde ook de kwijtschelding van de schuld op zich genomen. Een mens bood het zoenoffer voor u aan en in deze mens was Ik zelf.
Wat voor mijn kruisdood niet mogelijk was werd nu door de kruisdood mogelijk: dat u weer tot Mij mocht komen, dat u in uw ware vaderland kon terugkeren, in het lichtrijk waarin u in licht, kracht en vrijheid weer zult kunnen scheppen zoals in het allereerste begin. De weg tot Mij was vrij. U kon uw schuld achterlaten onder het kruis. U kon u overgeven aan de liefde en genade van Jezus, uw Verlosser. En Hij opende voor u de poort naar de zaligheid, naar het rijk van het licht. Maar ook deze verlossing van u is een aangelegenheid van uw vrije wil, anders zou al het geestelijke op slag weer in het lichtrijk kunnen vertoeven, maar dan zou mijn doel niet bereikt zijn u tot mijn kinderen te vormen. U moet in vrije wil de weg naar het kruis nemen. U moet in vrije wil om de vergeving van uw zonden vragen en u moet in vrije wil uw verlossing begeren en tot Mij zelf komen in Jezus Christus, dan zal ze u ten deel vallen. U zult naar Mij terugkeren en vreugdevol worden opgenomen door uw Vader die zelf naar de aarde is neergedaald om u te verlossen.
Amen
BD.7783
30 en 31 december 1960
Bewust toekeren naar God is geslaagde wilsproef
Het keerpunt in het leven van ieder afzonderlijk is gekomen, wanneer de mens zich bewust naar God toekeert. Wanneer hij Hem innerlijk erkent en met Hem in verbinding treedt, wanneer hij bidt in levend geloof in Hem. Dan heeft de ziel de weg van de terugkeer naar Hem bewust aanvaard en dan kan ze ook met zekerheid haar doel op aarde bereiken, dat ze verlost van haar vroegere schuld het rijk hierna kan binnengaan.
De mens moet zich dus alleen bewust naar God keren, niet alleen zekere formules of gebruiken hanteren of door lege woorden het geloof in God willen bewijzen. Want God waardeert alleen wat in het hart van de mens ontstaat, Hem misleiden noch woorden noch gebaren. Maar een gebed in geest en in waarheid bereikt Hem zeker en dan bekommert Hij zich ook om diegene die bewust verbinding met Hem zoekt.
De bewuste band met God is dus ook de geestelijke ommekeer in het leven van de enkeling, die des te succesvoller is, hoe eerder hij begint, maar hij betekent het slagen van de wilsproef die de mens voor zijn bestaan op aarde is gesteld. Voordien is zijn leven een leegloop, want de ziel verwerft niets in de tijd waarin de mens nog zonder God leeft. En zonder Hem leeft de mens zolang hij nog geen levend geloof bezit, want een schools weten over God dat de mens wordt overgebracht, is nog geen levend geloof.
Pas de bewuste overgave aan God zal zijn geloof bewijzen en vanaf dat ogenblik leeft ook de ziel op, dat wil zeggen haar denken, voelen en willen bewegen zich nu op het geestelijke vlak. De band met God is tot stand gebracht en Hij zelf bekommert zich nu ook om de ziel, omdat ze in vrije wil de weg naar Hem heeft gevonden. En weer moet worden benadrukt dat alleen de liefde zoiets teweegbrengt, dat de gedachten van een mens die in de liefde leeft, de juiste weg nemen, de weg naar de eeuwige Liefde, want Liefde spoort aan tot liefde, of ook: de eeuwige Liefde trekt de mens tot zich die zelf liefde beoefent. En in deze wordt ook het geloof levend, het denken van de mens zal zich richten op Hem Die hem heeft geschapen, Die hem nu vastpakt en niet meer zal laten terugvallen, omdat diens vrije wil actief werd, want zowel de liefde alsook het geloof bewijzen de op God gerichte wil en ze bewijzen derhalve ook de geslaagde wilsproef, ten behoeve waarvan de mens op aarde leeft.
Amen
BD.7787
januari 1961
Opheldering over verschillende ontvangsten van het woord
Van Mij uit wordt u zeker mijn woord niet onthouden, als u wilt dat Ik u aanspreek. Doch altijd moet u uzelf onderzoeken en afvragen wat u verlangt te weten. Ik geef u antwoord op uw vragen, zodra ze geestelijke leringen betreffen en zodra dit antwoord u tot zegen strekt. Want Ik wil wel dat u in de waarheid wandelt, maar Ik zal mijn antwoord niet geven als aan uw vragen geen oprechte motieven ten grondslag liggen. En dat is mogelijk als u met een antwoord tegenover uw medemensen wilt uitblinken, of ook, als u met een antwoord uw medemensen tot een of andere handeling probeert aan te zetten.
Want Ik zie iedere bedoeling in een mensenhart, en al houdt hij dan samenspraak met Mij – hij zelf heeft zich niet zo voorbereid dat Ik hem antwoorden kan. Er vindt dan geen geestelijke uitwisseling plaats, maar het verstand van de mens werkt voor zichzelf een antwoord uit dat hij dan als geestelijk ontvangen doorgeeft. Ieder mens wordt door Mij aangesproken die de voorwaarden vervult: zich innig tot Mij wenden en Mij vragen om mijn woord. En tot hem zal Ik spreken zoals zijn staat van rijpheid het toelaat. Ik zal hem het antwoord in het hart leggen, Ik zal zijn gedachten richten zodat hij niet in dwaling verkeert.
Maar er wordt van deze belofte van Mij ook misbruik gemaakt, doordat de mensen Mij vragen om antwoord in aardse aangelegenheden, doordat zij geestelijke wensen niet van aardse kunnen scheiden. Ik wil Mij aan mijn kinderen zeker niet onthouden, maar Ik stap ook niet van mijn voorwaarden af die Ik aan een werkzaam zijn van mijn geest verbonden heb. Ik wil dat een diep verlangen naar de waarheid hen ertoe brengt zulke vragen te stellen die een geestelijk weten betreffen. En hebt u, mensen die graad bereikt dat mijn geest in u werken kan, dan zult u ook weten dat uw Vader de aardse lotgevallen leidt zoals ze voor u het beste zijn. U zult uzelf dan aan Mij als uw leidsman toevertrouwen en weten dat Ik alles voor u ten beste leid.
U zult dus geen persoonlijk onderricht of aanwijzingen verwachten en uw Vader daar ook niet om verzoeken. Want met aardse vragen bent u steeds in gevaar het antwoord zelf zo te geven zoals u het voor uzelf wenst. Laat Mij voor u zorgen en laat de leiding over u helemaal aan Mij over. Zorg alleen dat uw ziel uitrijpt, dat ze tot een opnamevat wordt van mijn geest. Dan spreek in het verborgen samen met uw Vader en laat u door Mij onderwijzen, dat wil zeggen: in geestelijk weten inwijden.
Want mijn rijk blijft altijd alleen de geestelijke wereld, en uit deze wereld komen geestelijke onderrichtingen tot u die de rijpheid van uw ziel verhogen, als u volgens deze lessen leeft op aarde. En wie voor Mij werkzaam wil zijn, diens gedachten zullen waarlijk juist geleid worden door Mij en hij hoeft geen aanwijzingen van medemensen, die hem ook verkeerde raad of onjuiste overgebrachte mededelingen kunnen laten toekomen. Verbind uzelf met uw Vader van eeuwigheid en vraag Hem om goede leiding en u zult mijn wil in uw hart bespeuren en hem opvolgen. Beproef alles en behoud het beste. Geen mens moet het onderzoeken van de geestelijke leringen die hem gebracht worden nalaten, want ieder moet weten dat tegenstander in de eindtijd actief is waar hij kan – om de gedachten te verwarren. Dat hij echter geen invloed heeft op hen die zich innig met Mij verbinden en mijn leiding hebben afgesmeekt. Ook weet hij zich goed te camoufleren en als een lichtengel op te treden, doch herkenbaar voor allen die licht en de waarheid zoeken. Want dezen laat Ik niet in duisternis ronddolen, hun schenk Ikzelf het licht omdat zij het begeren.
Amen
BD.7795
12 januari 1961
Goddelijke liefde – Eigenliefde
Welke geestelijke resultaten de ziel aan het einde van haar leven op aarde kan laten zien, heeft de mens zelf door zijn levenswandel bepaald, want hij heeft hem vrij en niet gedwongen mogen leiden en hij hoefde zich alleen maar aan de wil van God te onderwerpen, opdat hij de ziel haar rijpheid opleverde. En zoals hij nu zijn wil heeft benut, bepaalt dit het lot van de ziel in het rijk hierna. De mensen worden steeds meer aangespoord aan hun leven na de dood te denken en daarmee overeenkomstig dus hun levenswandel te leiden. Maar het geloof in een voortleven van de ziel is te zwak of helemaal niet aanwezig en daarom zijn de mensen lauw in hun werk aan de ziel. Ze leven alleen maar voor deze aarde en bereiken maar zelden een graad van rijpheid, die hen een klein licht oplevert, wanneer ze uit dit leven scheiden. En ze hoeven toch alleen maar een leven in liefde te leiden, dan is hun levenswandel al in overeenstemming met de wil van God en hij levert hen de zielenrijpheid op. Maar het verlangen naar de materie verstikt meestal het vonkje liefde in het hart van de mens, want de eigenliefde is nog te groot en deze verlangt slechts, maar ze geeft niet. Maar alleen de onbaatzuchtige liefde, die wil geven en gelukkig maken, is goddelijk, dus in overeenstemming met Gods wil, omdat ze ook het oerwezen van God is.
De verlangende liefde daarentegen is niet goddelijk en ze zal de ziel nooit een graad van rijpheid opleveren. Maar het merendeel der mensen is vervuld van verlangende liefde en hun verlangen geldt alleen aards-materiële goederen, aards geluk, roem en aanzien. Het is een liefde, die alsmaar om de materie draait, die nooit het welzijn van de naaste geldt. Het is een ongoddelijke liefde, die de mensen alleen maar naar beneden trekt, maar ze nooit naar boven zal laten gaan. Zo’n liefde is niet in de goddelijke ordening. Ze is een geërfde eigenschap van diegene, die totaal zonder enige liefde is; die als tegenstander van God ook steeds de mensen tracht te beïnvloeden, zo’n eigenliefde in stand te houden, om het dichter bij God komen tegen te gaan, dat belangeloze liefde, die gelukkig wil maken, vooropstelt.
Maar de mensen denken er niet over na, dat het doel van hun aardse leven niet alleen maar de vervulling van aardse wensen kan zijn. En ze menen ook het recht ertoe te hebben, uit de wereld te winnen, wat ze hen maar biedt. Ze geloven niet in een voortleven en zijn daarom ook onverantwoordelijk in hun levenswandel op aarde. Maar ze kunnen niet gedwongen worden anders te denken en te willen, ze moeten vrij uit zichzelf beslissen, welke weg ze willen gaan op aarde. En dus moeten ze zelf tot inzicht komen, maar ze worden ook steeds weer gewaarschuwd en vermaand en hoefden alleen maar tegenover zulke vermaningen een keer in gedachten hun standpunt te bepalen, wat ze echter meestal achterwege laten. Daarom dus bepaalt de mens zelf de graad van rijpheid van de ziel. Hij bepaalt de geestelijke rijkdom of armoede van de ziel aan het einde van haar weg over de aarde. Hij bepaalt het lot van de ziel in het rijk hierna, dat niet anders kan zijn, dan zoals de mens het heeft nagestreefd.
Pas wanneer de blik van de mens geestelijk is gericht, wanneer de mens nadenkt over de zin en het doel van het aardse leven, over een voortleven na de dood, zal het verantwoordelijkheidsbesef in hem ontwaken. En zalig hij, die al vroeg tot het inzicht komt, dat hij zelf zijn ziel moet helpen rijp te worden. Zalig hij, die zijn eigenliefde al vroeg bestrijdt en leeft in onbaatzuchtige naastenliefde. Het zal hem lukken, voor de ziel de graad van rijpheid te verwerven, die haar voor de duisternis behoedt, wanneer het leven van het lichaam is beëindigd. Want ze zal gelukzalig worden in het geestelijke rijk, ze zal de dood niet hoeven te vrezen, omdat ze immers binnengaat in het leven, dat eeuwig duurt.
Amen
BD.7797
14 januari 1961
Wat is het doel van het leven op aarde?
U zult op de hoogte moeten zijn van het doel van uw leven op aarde, als uw weg over de aarde als mens succesvol zal zijn en als u het doel zult willen bereiken, als u weer zult willen worden wat u was in het allereerste begin. U ging van Mij uit als hoogst volmaakte wezens, u was geschapen als mijn evenbeelden voorzien van alle goddelijke eigenschappen, vol van licht en kracht en u stond met Mij als uw God en Schepper, voortdurend in verbinding, zodat u onafgebroken licht en kracht van Mij kon betrekken en dus ook onuitsprekelijk gelukzalig was. Bij uw volmaakte wezen hoorde echter ook een vrije wil, daar u anders geen goddelijke schepselen zou kunnen worden genoemd. En deze vrije wil moest u bijgevolg twee mogelijkheden ontsluiten: volmaakt te blijven zoals Ik u had geschapen ofwel uw volmaaktheid weg te doen en uw wezen te veranderen in het tegengestelde.
U zou dus uw “goddelijkheid” moeten bewijzen, doordat uw wil net zo gericht was als de mijne, dat hij helemaal opging in mijn wil, ook wanneer hij volledig vrij was. Maar u zou dan ook in staat moeten zijn om u tegenovergesteld te gedragen, u zou Mij ook afvallig moeten kunnen worden als teken van de vrije wil, wanneer deze aan Mij en mijn wil tegengesteld gericht was. En Ik verlangde deze wilsbeslissing van mijn “door Mij geschapen” wezens om hun nog grotere gelukzaligheden te kunnen bereiden.
Ik verlangde deze wilsbeslissing van het eerste door Mij geschapen wezen, de lichtgeest, die door mijn overgrote liefde buiten Mij geplaatst werd en die als mijn evenbeeld met Mij en naast Mij zou scheppen en werken in het geestelijke rijk. Hij was in hoogste volmaaktheid uit Mij voortgekomen, hij was mijn evenbeeld. Doch een ding onderscheidde hem van Mij: hij betrok van Mij de kracht terwijl Ik de Krachtbron zelf was. Hij zag dat ook in want hij verkeerde in het hoogste inzicht. En dus werd hij voor de wilsproef gesteld die daarin bestond, Mij zelf als Krachtbron te erkennen van wie hij voortdurend de kracht betrok.
Er waren echter uit zijn wil en mijn kracht ontelbare wezens voortgekomen die allen hoogst volmaakt van aard waren, uitgerust met alle gaven en vrije wil, die hun goddelijkheid aantoonden. En het bewustzijn, de verwekker van al die wezens te zijn deed de eerst geschapen geest, de lichtdrager, verwaand worden en in zijn verwaandheid kwam hij tegen Mij in opstand. Hij doorstond dus de wilsproef niet, maar hij volvoerde door middel van zijn wil een scheiding van Mij, die weliswaar nooit meer kon plaatsvinden, omdat anders al het wezenlijke zou zijn vergaan daar dit zonder Mij en de toevoer van mijn kracht niet kon bestaan. Maar het zich afkeren van Mij door middel van zijn wil, heeft de lichtdrager – Lucifer – volvoerd en daarom viel hij in de diepte, een groot aantal wezens met zich mee naar beneden slepend, die eveneens moesten kiezen en van Mij afvallig werden.
Deze gebeurtenis, die zich afspeelde in het geestelijke rijk, ligt aan de “schepping van de wereld” ten grondslag, al die ontelbare scheppingen van de meest verschillende aard, die iK als “weg terug” van het geestelijke liet ontstaan, om al het gevallene weer naar hun Oorsprong terug te voeren, om het weer naar Mij te leiden, omdat het pas dan weer gelukzalig kan zijn wanneer het weer met Mij is verbonden, terwijl het verwijderd zijn van Mij een staat van de grootste armzaligheid betekent. Het weten daarover probeer Ik nu u, mensen te laten begrijpen, want u bent dat gevallen geestelijke dat zich op de weg terug naar Mij bevindt en al niet ver van het doel af is aangekomen. Uw eens volmaakte wezen had u veranderd en u was onvolmaakt geworden. Ook als mens bent u nog onvolmaakte schepselen, maar u zult in het aardse leven volmaakt kunnen worden, wanneer u maar mijn wil vervult, wanneer u zich schikt in mijn wet van de goddelijke ordening, wanneer u een leven in liefde leidt en uw wezen weer helemaal verandert tot liefde zoals het geweest is in het allereerste begin.
De liefde verenigt u weer met Mij, maar u zult haar vrijwillig van Mij in ontvangst moeten nemen. U zult u niet mogen verweren wanneer mijn liefde u weer wil aanstralen, u zult alles moeten doen om de opgave van uw leven op aarde te vervullen die alleen maar daarin bestaat dat u uw wil weer op Mij richt, dat u zich aan Mij overgeeft en in liefde ernaar streeft bij Mij te zijn. Dan wordt u ook een dieper weten ontsloten, het verstoken zijn van licht wijkt van u, u verkrijgt helder inzicht, u begrijpt elke samenhang en u treedt naar buiten uit de staat van armzaligheid, u verbindt u met Mij en vindt in deze band weer de vroegere gelukzaligheid die u vrijwillig wegdeed, die echter een deel is in ieder wezen dat eens van Mij is uitgegaan als een stralend beeld van Mij zelf, tot hetgeen het ook onherroepelijk weer zal worden, omdat dit mijn doel was en blijven zal bij de schepping: kinderen voor Mij te vormen die met Mij kunnen scheppen en werken in hoogste gelukzaligheid.
Amen
BD.7798
15 januari 1961
Het werken van de geest in de mens – Licht
U kunt in de diepste geheimen doordringen als u het toelaat dat mijn geest in u werkt. U zult dit zolang niet begrijpen als u nog aardsstoffelijk denkt, als u uw zinnen alleen maar op het rijk der wereld richt en u met het geestelijke rijk geen verbinding zoekt. Het “werkzaam zijn van mijn geest” zal voor u onbegrijpelijk zijn zolang u met Mij, uw God en Vader nog niet in verbinding staat, omdat u dan ook nog niet in de liefde leeft, die voorwaarde is om een verbinding met Mij en dus ook van de in u sluimerende geestvonk met de Vadergeest van eeuwigheid te verkrijgen.
Zonder liefde kunt u geen begrip opbrengen voor het werken van mijn geest, en daarom zult u er ook zonder liefde nooit naar streven. Laat u, mensen echter de liefde in u ontbranden, dan wekt u ook de geest in u tot leven. U brengt dan de verbinding met de Vadergeest van eeuwigheid tot stand – die zelf de Liefde is en deze werkt dan door uw geestvonk op u in.
U laat dan het werkzaam zijn van mijn geest in u toe en u zult waarlijk grote kennis op geestelijk gebied ontvangen. Er wordt u een kennis ontsloten die op geen andere manier door mensen verkregen kan worden, want het zijn geestelijke gebieden waarin u inzage mag nemen. Het zijn geestelijke geheimen die u onthuld worden, die echter altijd alleen de geest u geven kan.
Altijd echter moet u uzelf eerst tot een opnamevat voor de goddelijke geest maken, wat alleen de liefde volbrengt. Dan kan mijn geest bij u binnenstromen en dat zal waarlijk heerlijke vruchten afwerpen, die waarlijk een verrijking voor u, mensen zijn en blijven tot in alle eeuwigheid. En zo kan en zal mensen op deze manier ook de waarheid worden overgebracht en het is bijgevolg mogelijk dat u door ” God zelf” onderwezen wordt in de gehele waarheid, als u het zelf toelaat dat mijn geest zich openbaart, want dit is een aangelegenheid van alleen uw wil waartoe geen mens gedwongen wordt. Bent u echter daartoe bereid doordat u zich uit vrije wil door een leven in liefde vormt tot een opnamevat voor mijn geest, dan zal het licht in u worden. Dan zult spoedig het helderste inzicht hebben, dan wordt kennis ontsloten en alle geestelijke samenhang wordt u duidelijk.
Dan is waarlijk het duister van de nacht doorbroken de geestelijke zon straalt in uw hart. Het zal dan voor eeuwig niet meer donker worden in u, want u hebt van mijzelf een echt licht ontvangen dat u weer mag uitstralen in de nacht.
Verwonder u dus niet waar de wijsheid van de ene vandaan komt terwijl de ander haar nog niet bezit. Vraag uzelf niet af waarom het nog zo donker is in de harten van de mensen, want nu weet u het antwoord u moet zelf dat licht zoeken en het zal helder worden omdat u licht begeert. U, mensen, moet geloven dat Ik met u in verbinding sta, dat Ik niet wil dat u zich in de eeuwige nacht bevindt.
Maar ook moet uzelf de duisternis willen ontvluchten en aanstalten maken in u een licht te ontsteken. U moet weten dat Ik in u een klein vonkje gelegd heb, dat het echter van uw vrije wil afhangt of u dit vonkje wilt laten ontvlammen tot een vuur. En deze vuurgloed zal dan op Mij toe ijlen en zich weer met het vuur van de eeuwige Liefde verenigen. En dat zal weer tot gevolg hebben dat mijn geest zich uitstort in een zo toebereid vat en nu de duisternis verdreven is, waarin de ziel zolang smacht tot zij Mij opneemt, tot de liefde in u Mij met aandrang zoekt en de duisternis doorbroken is. Want dan kan Ik werken in de mens en waar Ik werk door mijn geest daar is licht, inzicht en zaligheid.
Amen
BD.7800
21 januari 1961
De weg van ontwikkeling op de aarde
Toen de aarde geschapen werd konden talloze geestelijke substanties zich in haar scheppingswerken belichamen, en ze stegen in hun ontwikkeling langzaam omhoog. Want de scheppingen beantwoordden aan de weerspannigheid die in het geestelijke nog ongebroken was, maar verschillend in sterkte. De scheppingswerken bestonden min of meer uit harde materie. Want ook de aarde ontwikkelde zich langzaam tot het scheppingswerk dat eenmaal mensen zou herbergen, namelijk het geestelijke dat de weg van ontwikkeling reeds zo ver had afgelegd dat alle substanties van een eens gevallen oergeest zich weer verzameld hadden, en weer het zelfbewustzijn en de vrije wil terug ontvingen.
Maar voordat het geestelijke dit stadium kon binnengaan vergingen eindeloze tijden. Want de aarde had deze tijden nodig om al die scheppingen voort te brengen die het gevallen geestelijke nodig had voor een opwaartse ontwikkeling. En de mens moet weten dat hij al eindeloze tijden op deze aarde vertoeft en dat het stadium als mens de beëindiging is van een ontwikkelingsweg die zijn vrije wil nu kan afsluiten. Hij moet ook weten dat hem eenmaal deze eindeloos lange weg terugblikkend getoond zal worden, maar dat van hem als mens deze herinnering aan vroeger weggenomen moest worden omdat het om zijn vrijwillige terugkeer tot God gaat, die hij nu als mens voltooien moet. Beschouwt hij echter de talloze wonderen van Gods schepping om zich heen, dan zou hij er ook over moeten nadenken welk doel deze te vervullen hebben. En het zal hem in zijn hart verduidelijkt worden. En hij zal iets vermoeden, wanneer hem de gehele kennis daarover nog niet ontsloten is. En hij zou moeten proberen het wezen van de Schepper te doorgronden, dat wil zeggen: verlangen naar opheldering over zijn verhouding tot Hem. En deze opheldering zal hem ook gegeven worden omdat het in het aardse leven daarom gaat, dat de mens de verbinding met God die hij eens vrijwillig opgegeven heeft, weer tot stand brengt. Want dat was de “val” van de geesten, dat zij zich opzettelijk van God los maakten. Daarom moeten zij nu als mens, in het laatste stadium van hun weg terug tot God, vrijwillig weer de verbinding met Hem tot stand brengen en dan is het doel van hun aards bestaan vervuld.
Dat de schepping voor het grootste deel er toe bijgedragen heeft het gevallen wezen weer terug te brengen, zult u mensen pas kunnen begrijpen wanneer u deze terugkeer hebt volbracht. Want nooit zou het u mogelijk zijn weer hogerop te komen wanneer de goddelijke Schepper u niet had ontwrongen aan de macht van Zijn tegenstander die uw val in de diepte veroorzaakt heeft. Wanneer Hij u niet aan zijn invloed onttrokken had gedurende de eindeloos lange tijd waarin u als kleinste zielendeeltjes ingelijfd werd in de scheppingswerken. Gedurende deze tijd had Zijn tegenstander geen invloed op u, maar toch behoorde u hem nog toe, omdat u hem eens vrijwillig gevolgd was naar de diepte. Maar omdat u als gevolg van uw afval van God geheel zonder licht en kracht was, zou voor u de weg terug tot God onmogelijk zijn geweest. Daarom heeft God zelf deze weg terug door al Zijn scheppingswerken voor u geschapen, die in onovertrefbare wijsheid en eindeloze liefde zo gevormd waren, dat ze het geestelijke de mogelijkheid gaven op de een of andere wijze te dienen. En door te dienen kon het zich tot een steeds hogere geestelijke rijpheid ontwikkelen. De geestelijke deeltjes die een gevallen oergeest toebehoorden, verzamelden zich weer en traden nu, in een zekere rijpheid, hun laatste vorm binnen. En ze mochten nu als mens een korte tijd over de aarde gaan en moesten in vrije wil en uit liefde weer dienen. Want dit is het aardse levensdoel van iedere ziel die in de mens belichaamd is, dat zij zich door een dienen in liefde van elke vorm kan verlossen. Dat zij dus als de vrije geest die zij in het begin was, weer het geestelijke rijk binnengaat wanneer haar leven op aarde ten einde is.
Maar zij bewerkstelligt deze vergeestelijking niet op eigen kracht, want de eertijdse oerzonde belast haar en drukt haar steeds weer neer. Dat wil zeggen: Gods tegenstander heeft tijdens het aardse leven weer het recht zijn invloed uit te oefenen, omdat het geestelijke hem eertijds vrijwillig volgde. En de gevallen oergeest, de mens, zou ook opnieuw onder zijn invloed bezwijken wanneer hem niet een zekere hulp zou worden aangeboden: de verlossing door Jezus Christus, in wie God zelf zich belichaamd heeft om voor al het gevallene de zondenschuld te delgen door Zijn offerdood aan het kruis. De volledige verlossing en vergeving van zijn schuld door deze hulp van Jezus Christus is voor hem zeker, maar alleen als hijzelf dat wil. Als hij Jezus Christus en Zijn werk van verlossing accepteert en Jezus als God zelf erkent, die de oergeest eertijds geweigerd heeft te erkennen.
Daarmee is u mensen een korte verklaring gegeven over de oorzaak en betekenis van het verlossingswerk, dat u weten moet om het doel van uw aardse leven te vervullen, om ook het goddelijke heilsplan te leren begrijpen, dat altijd en alleen het terugvoeren van het geestelijke ten doel heeft. En dat plan wordt ook in liefde en wijsheid verwezenlijkt, omdat Hem alle macht ter beschikking staat om het doel eenmaal te bereiken dat Hij zich bij de schepping van de geestelijke wezens heeft gesteld.
Amen
