Inhoud

BD.7501 “Ik zal mijn geest uitgieten over alle vlees”
BD.7502 Waarheid of dwaling
BD.7503 Voortijdige terugkeer van Lucifer
BD.7507 Is er een bepaald weten op aarde nodig? – De geboden van de liefde
BD.7508 De vrede in God
BD.7509 Geestelijke nood van de naaste
BD.7510 Liefdevolle woorden van de Vader
BD.7511 Begrip voor geestelijke problemen – Menswording
BD.7512 Bewuste of mediamieke ontvangsten
BD.7514 Kracht van het woord – Dagelijkse arbeid aan de ziel
BD.7519 Zege over de tegenstander mét Jezus Christus
BD.7520 Nieuwe aarde – Romeinen 8:19-22
BD.7523 Toevoer van kracht
BD.7524 Het levenslot is bevorderlijk voor het rijp worden
BD.7528 Het uitdragen van het evangelie – Jezus Christus
BD.7529 De tijdsduur van de terugkeer naar God
BD.7530 Bewust werken aan de ziel
BD.7531 Het verbreiden van het goddelijk woord
BD.7533 Een nutteloos leven
BD.7538 Korte of lange levensduur
BD.7540 Gods zorg voor de mens
BD.7543 Troostrijke woorden
BD.7547 God is een welwillende, barmhartige Rechter
BD.7549 Ongeloof aan het einde
BD.7557 De strijd tegen de eigenliefde
BD.7559 Ernstig verlangen naar de waarheid
BD.7560 Voor de wereldlingen
BD.7562 Totale geestelijke ommekeer
BD.7563 Naastenliefde
BD.7565 Gods heilsplan en het einde
BD.7569 Het “zelfbewustzijn” van de oergeest
BD.7571 De ontwikkeling van de ziel – Oergeest
BD.7572 Toevlucht tot Jezus
BD.7577 Goede Vrijdag
BD.7579 Pasen
BD.7581 Het geestelijke dieptepunt eist een ingrijpende verandering van de aarde
BD.7584 Het serieus onderzoeken van geestelijke goederen met Gods hulp
BD.7586 Het evangelie van de liefde
BD.7589 “Zie, Ik sta voor de deur”
BD.7591 Hernieuwde kluistering is een gevolg van de geestelijke dood
BD.7597 Ontwaken ten leven
BD.7599 Aansporing aan alle arbeiders in de wijngaard

                                                    – * –

BD.7501
17 januari 1960

“Ik zal mijn geest uitgieten over alle vlees”

Wanneer u door Mij wordt aangesproken, daalt mijn geest op u neer. Mijn vadergeest van eeuwigheid verbindt zich met de geestvonk in u, die onafscheidelijk één blijft met Mij en alleen een uitgestraalde vonk is die weer naar Mij zal terugkeren. Die zich steeds weer met de vadergeest moet verenigen. Wanneer u door Mij wordt aangesproken, wordt u dus vervuld van het vuur van mijn liefde. De geestvonk in u ontvlamt en treedt in werking.

Hij komt in u tot leven, zoals het overeenstemt met zijn oerelement. En nu kan er dus een geestelijke uitwisseling plaatsvinden. Dat wil zeggen: geestelijke inzichten kunnen aan de mens worden overgebracht, want de geest uit Mij weet alles. Er is hem niets onbekend. Er is hem niets onduidelijk. Hij is wetend, net als Ik, en straalt ook zijn weten uit, net als Ik.

Het is mijn geest die u toespreekt. Er is niets anders buiten Mij. Ik zelf ben het die woorden van liefde en wijsheid tot u spreekt. Want u bent door Mij eens uitgestraalde liefdeskracht. U bent geest van mijn geest en u bent daarom ook steeds met Mij verbonden, omdat de liefdeskracht zich niet van Mij zelf kan losmaken. Alleen u zelf, als schepsel, zult u van Mij verwijderd kunnen houden. Een verwijdering die echter alleen in uw bewustzijn bestaat, maar van Mij uit eeuwig niet kan blijven bestaan, omdat uw oerelement gelijk is aan Mij: liefdeskracht die eeuwig met de Krachtbron in verbinding staat. En deze verbinding wordt werkelijkheid, wanneer u Mij hoort. Wanneer mijn geest afdaalt in een geopend vat en nu de mens doorstraalt, zodat hij in staat is mijn stem te horen. Dan is de verwijdering tussen de mens en Mij opgeheven. Hij is weer in de nabijheid van zijn God en Vader getrokken. Hij laat de geestvonk in zich tot een vlam worden. En deze slaat over, weer terug in het vuur van de eeuwige Liefde.

Het vonkje in de mens zoekt de weg naar Mij. En de verbinding die eeuwig bestaat en nooit kan worden verbroken, is ook door de wil van de mens tot stand gebracht. Maar het komt op de bewuste verbinding aan.

Er moet van de kant van de mens naar worden gestreefd, dat de verwijdering wordt opgeheven. De mens moet willen dat hij met Mij in verbinding staat. En dan kan mijn geest werkzaam zijn. Dan kan mijn geest zich “uitgieten over het vlees”. En dat zal heel duidelijk gebeuren in de laatste tijd voor het einde. “Mijn geest zal zich uitgieten over alle vlees. Knechten en dienstmaagden zullen profeteren.” Want slechts zelden brengen de mensen nog de band met Mij tot stand, zodat het kennelijk moet gebeuren dat Ik Me uit door de geest. Dat Ik mensen uitzoek die Mij niet weerstreven, die zich gereed maken om een opnamevat voor mijn geest te zijn, zodat Ik dan mijn geest in die mensen kan uitgieten en de mensheid nu door hen kan aanspreken tot haar voordeel en geestelijk gewin. Want het is nodig dat Ik tot u mensen spreek.

U allen moet mijn stem vernemen en u allen moet u naar binnen keren, over mijn woord nadenken, ernaar leven en u dus voorbereiden op het einde, dat u niet zult kunnen ontgaan omdat de tijd vervuld is. Ik giet mijn geest uit over alle vlees.

Dit is u mensen aangekondigd. En het zou u daarom niet moeilijk moeten vallen te geloven in een zodanig werkzaam zijn mijnerzijds.

U zou moeten inzien, dat de tijd is gekomen waarop Ik heb gewezen. Dat Ik u door knechten en dienstmaagden zal toespreken, die nu in mijn opdracht moeten verkondigen door hun profetische geest. Want ze zullen vertellen over dat wat komt. Ze zullen u herinneren aan mijn voorspellingen en u zult niet kunnen loochenen dat mijn geest zich weer uitgiet. Dat zulke verkondigers niet uit zichzelf spreken, maar alleen uitspreken wat mijn geest hun aankondigt. En Ik heb hen nodig als tussenpersonen die u mensen mijn woord opnieuw moeten brengen in alle zuiverheid en helderheid. Ik heb hen nodig, zodat ze in mijn plaats tot u spreken omdat mijn aanspreken noodzakelijk is en u de gevaren moet verkondigen waarin u verkeert, wanneer u zich niet naar binnen keert en verandert. Want u mensen leeft allen zonder liefde voort en u geeft u daardoor over aan mijn tegenstander.

U zult uzelf moeten veranderen tot liefde en u zult dan de weg naar Mij kiezen en gered zijn van de ondergang. Maar u hebt niet veel tijd meer en daarom weerklinkt mijn stem steeds luider. En steeds vaker spreek Ik u aan door de mond van mijn dienaren en profeten. En Ik verlang alleen van u dat u diegenen zult geloven over wie mijn geest zich steeds weer uitstort omdat ze in mijn opdracht moeten spreken.

En u zult er geen spijt van hebben, aan hen en hun aanmaningen gevolg te hebben gegeven, doordat u aandachtig naar hen luistert en ernaar streeft te leven volgens het woord dat door mijn dienaren voor u van boven weerklinkt, dat de stem van uw Vader van eeuwigheid is en dat u ook weer naar Mij terug moet brengen, van wie u eens bent weggegaan en u eens in vrije wil verwijderde.

Luister naar mijn woord van boven. Weet dat dit het werkzaam zijn van mijn geest is, dat Ik u helpen wil en Me daarom van die knechten en dienstmaagden bedien, doordat Ik mijn geest uitgiet, opdat Ik door hen tot u allen kan spreken, opdat u niet de ondergang tegemoet gaat wanneer de tijd is vervuld.

Amen

BD.7502
18 januari 1960

Waarheid of dwaling

Ik ben de Heer, die in tijd en eeuwigheid regeert, aan wie alles is onderworpen wat Zijn wil heeft geschapen en die alles stuurt naar Zijn wil en wijze beoordeling. Ik ben uw God en Schepper van eeuwigheid, die als een Vader tot u spreekt, omdat u Zijn kinderen bent, die eens aan Zijn zijde onmetelijk gelukzalig zullen zijn in het scheppen en werkzaam zijn in vrijheid, licht en kracht.

Maar als uw Vader van eeuwigheid met u spreekt, zal Hij u echter ook in alle waarheid onderwijzen, Hij zal u de waarheid leren kennen, Hij zal rechtzetten wanneer u van buiten af valse geestelijke opvattingen worden gebracht en Hij zal ook openlijk uit laten komen wat waarheid en wat dwaling is. Want Ik ben de eeuwige Waarheid zelf en Ik duld niet dat die mensen die waarheid begeren, de waarheid wordt onthouden of misvormd, zodat de mens verkeert in een onjuist denken.

Maar mijn tegenstander heeft het zich tot principe gemaakt de strijd aan te binden met de waarheid, omdat de waarheid Mij laat zien zoals Ik echt ben, maar hij steeds maar weer wil verhinderen dat de mensen Mij werkelijk leren herkennen en beminnen. Daarom tracht hij van Mij een vals beeld te geven. Hij stelt Mij anders voor dan Ik ben en wil het de mensen moeilijk maken op Mij aan te sturen en Mij als hun Vader lief te hebben. Zijn streven is steeds de waarheid te ondermijnen, haar te vermengen met onjuiste opvattingen en de mensen te hinderen bij het onderkennen van Mij zelf. En waar het verlangen naar waarheid niet diep is, daar lukt het hem ook, maar waar de mens de waarheid serieus begeert, wordt hij herkend. Want heel zeker help Ik hen die wensen. Maar door predikingen kunnen ze toch gewezen worden op hun geestelijke blindheid, omdat het toch soms mogelijk is dat hun harten zich openen door zo’n prediking en de wil dan kan worden opgewekt meer licht te ontvangen. Want anders dan door het doen toekomen van mijn woord kan op zulke mensen niet worden ingewerkt, en ook dit kan nog vruchteloos zijn, maar moet toch niet worden nagelaten, omdat de blinde eerst eens moet ervaren dat hij blind is. Want wat bij tevoren nooit heeft gekend, dat mist hij ook niet. En zo moet het licht aan ieder mens worden voorgehouden en de weldaad van het licht moet hem duidelijk worden gemaakt. Er moet hem gezegd worden wat andere mensen allemaal kunnen zien met hun gezonde ogen en dat ook de mogelijkheid bestaat hem die gezonde ogen te geven wanneer hij dit zelf wil, in de waarheid te wandelen, en Ik leid daarom steeds weer het zuivere woord naar de aarde, waar het gevaar bestaat, dat de waarheid wordt miskend, of waar mijn tegenstander al zoveel vaste grond heeft gekregen dat zijn leugenwerk weerklank vindt.

Steeds zal het van de mensen zelf afhangen of ze in het bezit van de waarheid komen, want steeds ligt het nu aan de graad van hun verlangen naar waarheid dat deze hen ook onbedorven wordt toegezonden. Maar de tegenstander tracht eveneens de mensen te bewegen zijn ideeën aan te nemen, waarvoor hij zich, in de verblinding van zijn denken, inspant die onder de mensen rond te strooien en dit hem ook lukt wanneer er werktuigen te vinden zijn die hem dienen. Want het gaat om hun innerlijke houding tegenover Mij of tegenover hem. Dit is doorslaggevend of Ik of mijn tegenstander zich dan kan uiten. Nooit echter zal een werktuig dat voor Mij werkzaam is, gelijktijdig door mijn tegenstander kunnen worden gebruikt, zoals omgekeerd Ik me ook nooit van een werktuig bedien dat zijn wil aan mijn tegenstander schonk en hem diende.

Voor de tegenstander zijn de beste doeleinden van het offensief de hoogmoed en de geldingsdrang, en dan valt het hem makkelijk een mens aan te zetten hem te dienen, omdat hij hem wijsmaakt dat Ik zelf hem voor een missie uitverkoos. Maar dit zelfonderzoek moet een mens ook bij zichzelf instellen om ook zeker te zijn van zijn taak, anders zou er geen dwaling kunnen binnensluipen, die echter duidelijk tot uiting komt, wanneer het resultaat mijn zuivere woord uit den hogen, dat Ik zelf naar de aarde zend, weerspreekt, daar een rechtzetting steeds weer nodig is. Want de aarde is door dwaling overspoeld; wat de mensen verdedigen als evangelie, is doorspekt met dwaling. De waarheid wordt overal afgewezen, maar de dwaling graag aangenomen, het denken van de mensen raakt in de war, er is geen duidelijkheid meer, geen instemming, geen juist begrip, alles wijkt af van de zuivere waarheid en wordt toch als waarheid verdedigd door de mensen.

Maar de dwaling is ook in te zien door ieder mens die de wil heeft in de zuivere waarheid vast te staan, omdat Ik deze zelf ter zijde sta, omdat Ik, de eeuwige Waarheid, Mij aan ieder mens schenk die de waarheid begeert. Maar diens goede wil is ook vereiste en steeds kan hij Mij om verlichting van geest vragen en Ik zal zijn gebed verhoren.

Want de mens moet de verbanden kunnen inzien en dan zal hij ook weten waar waarheid en waar dwaling te vinden is. Ik ben de Heer, Ik ben zelf de waarheid Ik ben de liefde. Ik heb de macht alle mensen de waarheid te doen toekomen, maar Ik dwing geen mens ze aan te nemen omdat het bezit van de waarheid van de mens zelf afhangt, in hoeverre hij ze begeert en er naar streeft, of er voor zichzelf om vraagt.

Maar dat mijn tegenstander niet zal aflaten tegen de waarheid te strijden staat vast en moest u, mensen er steeds bedacht op laten zijn dat u zich bewust alleen tot Mij moet wenden als u in de waarheid wandelen wilt.

Amen

BD.7503
19 januari 1960

Voortijdige terugkeer van Lucifer

U zult ook steeds de waarheid toegestuurd krijgen, zoals Ik het u heb beloofd. Ik zal u niet in onjuist denken laten, zodra het maar uw wil is in de waarheid vast te staan. Het is een verkeerde opvatting, te spreken van de terugkeer van mijn tegenstander Lucifer, die nog eeuwigheden zal vergen, voordat hij zelf aan deze terugkeer naar Mij begint. Steeds weer zeg Ik u, dat het met hem anders is gesteld dan met de van Mij eens afgevallen wezens, die wel ook Mij hun liefde opzegden en zich vrijwillig van Mij verwijderden en daarom zijn neergestort in de diepste duisternis. Maar zij waren, ofschoon ook met vrije wil begiftigd, door hem beïnvloede wezens, aan wie hij zelf zich als “god” voorstelde; hen dus aanzette hem te volgen. En ze lieten zich verblinden door zijn licht en zijn schoonheid, waarin hij steeds nog straalde, voordat zijn definitieve scheiding van Mij plaatsvond.

Deze wezens zagen Mij niet en daarom volgden ze hem. Maar Lucifer zelf onderkende Mij. Hij wist, dat hij uit Mij was voortgekomen, ook als hij Mij niet kon zien. Hij zondigde heel bewust tegen Mij. Hij stelde zich boven Mij en laadde daardoor een schuld op zich, waarvoor hij eeuwigheden nodig heeft om die uit te boeten, omdat hij ook de weg niet gaat, die Ik zelf voor het wezenlijke heb voorbereid. De weg door de scheppingen van deze aarde, door de materie, omdat hij nog steeds als vrije geest werkzaam is in negatieve zin, omdat hij als mijn tegenpool invloed uitoefent op al het geestelijke, dat als mens belichaamd over de aarde gaat.

Zijn vrijheid is hem niet afgenomen, maar hij gebruikt ze verkeerd. Dezelfde weg, waarover hij zich van Mij heeft verwijderd, moet hij ook weer afleggen om bij Mij te geraken. En hij heeft zijn gemoed totaal niet veranderd. En hij draagt Mij nog steeds haat en vijandschap toe, omdat hij zich gelijkwaardig aan Mij voelt en Mij de kracht misgunt, die ook hij van Mij betrok, zolang hij in liefde met Mij was verbonden. In zijn verkeerd denken ziet hij in zijn aanhang de hele volheid van zijn kracht. En deze aanhang is zeer groot en zal nog lang niet een gevoel van zwakte in hem boven laten komen.

Maar zolang is er ook niet aan een terugkeer van hem te denken, die nog steeds gelooft Mij van mijn troon te kunnen stoten en zichzelf hierop te verheffen. Maar dat ene is zeker, dat al het geestelijke zich al op de weg van de terugkeer naar Mij zou bevinden, wanneer hij zelf deze weg zou hebben aanvaard. Want wat hij doet, zullen ook onherroepelijk zijn aanhangers doen, om welke reden deze opvatting verkeerd is, dat het alleen zijn aanhang is, die dan werkzaam is in de laatste tijd.

Hij, Lucifer, is en blijft de vorst der duisternis. En hij verlaat zijn rijk nog lang niet om het licht tegemoet te gaan. Hij zal nog vaak door Mij moeten worden gebonden, wanneer zijn werkzaam zijn zich op een manier uit, dat het gevaar bestaat, dat de mens elke mogelijkheid wordt ontnomen de weg naar Mij te vinden, wat steeds aan het einde van een verlossingsperiode zal gebeuren, waarin hem grote vrijheid wordt verleent, die hij ten volle benut. Er zal een lange tijd vereist zijn tot de aanhang zich van hem vrijmaakt. Maar geen seconde eerder geeft mijn tegenstander zijn weerstand tegen Mij op, wat Ik voorzag sinds eeuwigheid. En Ik kon me zijn wil dienstbaar maken voor mijn verlossingsplan, wat Ik echter nooit zou hebben gedaan, wanneer er maar het geringste vooruitzicht zou bestaan van een wilsverandering, die Mij de verloren Zoon terugbrengt.

Hij begint niet eerder aan de terugweg, dan wanneer hij verzwakt op de grond zal liggen. En hij moet nu eerst mijn kracht voor zich afsmeken, om op te staan en naar Mij te kunnen terugkeren. Maar dan zal hij ook met open armen worden ontvangen, want mijn liefde kent geen einde. En ook het allerdiepst gevallene wordt door mijn liefde aangestraald, tot het weer de weg naar Mij terugvindt van waar het eens is weggegaan, tot het weer in het vaderhuis komt en nu eeuwig onuitsprekelijk gelukzalig is.

Amen

BD.7507
24 januari 1960

Is er een bepaald weten op aarde nodig? – De geboden van de liefde

U zal geen kennis onthouden worden welke nodig is voor het rijp worden van de ziel, en daarom wordt u mijn evangelie verkondigd, de goddelijke leer van de liefde. Want eerst moet u liefde beoefenen om tenminste te kunnen begrijpen, wat u aan een uitgebreider weten wordt toegestuurd vanuit mijn liefdevolle zorg voor het heil van uw ziel. Mijn evangelie verkondigt u dus op de eerste plaats mijn twee geboden. de liefde tot God en de liefde tot de naaste. En als u deze vervult, zult u ook in staat zijn dat u verdere kennis op kunt nemen. Want dan wordt uw geest tot leven gewekt en hij onderricht u van binnenuit, dat wil zeggen: hij geeft u het inzicht ook dan, wanneer het weten dat van Mij uitging, u van buitenaf wordt gebracht.

De liefde echter is het voornaamste en een nog zo omvangrijke kennis zal u niet baten, als u de liefde niet hebt en dan in de geest totaal dood genoemd kunt worden. Maar de mens die in de liefde leeft, heeft wederom op aarde geen overgrote kennis nodig. Hij zal door zijn levenswandel rijk worden en plotseling het inzicht ingegeven krijgen, als hij de aardse wereld verwisselt met het geestelijke rijk. Evenwel is ook op aarde een geestelijk weten zegenrijk als het op de juiste wijze wordt benut. Als de mens wil binnendringen in de geestelijke samenhang, als hij zich een juiste voorstelling zou willen vormen over mijn bestuur en mijn werkzaam zijn. Want dan zal hij Mij steeds meer leren liefhebben en steeds ’n groter weten begeren, omdat de geestelijke honger gewekt wordt door onderrichtingen die van Mij uitgaan.

En daarom wordt u, mensen door Mij aangesproken, omdat alleen Ik als de eeuwige Waarheid zelf, u dat weten kan doen toekomen dat overeenkomt met de waarheid. Ik weet waarheen mijn woord gebracht wordt. Ik weet waar het weer ’n juist begrijpen ontmoet en Ik weet waar liefde beoefend wordt en de mens zijn best doet naar mijn wil te leven. En dezen ontvangen dus een weten dat aangepast is aan hun zielenrijpheid, hun verlangen naar de waarheid en hun levenswandel.

En ieder kan nu met deze kennis doen wat hij wil. Hij kan er gebruik van maken doordat hij deze verder brengt, of er ook zichzelf intensief mee bezig houden. En hij kan ze vermeerderen als dat zijn ijverig streven is en hij van goede wil. Dan zal hem steeds meer geestelijk weten worden toegestuurd en hij zal die gaven dankbaar uit mijn hand aannemen, omdat zijn ziel uitrijpt zoals ook zijn kennis toeneemt, want een dode geest verlangt niets te weten over het geestelijke rijk. Geen mens echter moet zich bedrukt voelen als hij niet veel geestelijke kennis bezit. Want als hij maar op aarde leeft volgens mijn wil, als hij alleen maar mijn twee geboden vervult – en dus zichzelf tracht te vormen tot liefde, zal het eens bliksemsnel helder in hem worden als hij het geestelijke rijk betreedt – en dan zal hij gelukkig zijn en blijven, want hij zal ook bliksemsnel begrijpen en alle samenhang duidelijk inzien.

Maar hij moet leven volgens mijn wil, want mijn geboden van de liefde te vervullen kan geen mens bespaard blijven. Ze zijn het voornaamste in het aardse leven, ze zijn de grondsteen van mijn evangelie dat u steeds weer wordt toegestuurd, onverschillig op welke wijze. Als u maar de geboden van de liefde ter harte neemt en ze probeert na te komen, dan vervult u ook uw aardse levensopdracht en u helpt uw ziel rijp te worden. En dit evangelie kan u overal worden uiteengezet, alleen moet u het vanuit uw wil Mij zelf te horen, in ontvangst nemen.

U moet naar mijzelf in mijn woord verlangen, u moet Mij erin herkennen. U moet u open stellen wanneer mijn woord u tegen klinkt, als Ik u aanspreek om u mijn wil bekend te maken. Want mijn evangelie, de blijde boodschap en heilsleer, zal u altijd alleen mijn wil verkondigen, die daarin bestaat u tot werken van liefde aan te sporen en het resultaat van een leven in liefde voor ogen te stellen, opdat uw ziel rijpt en zalig wordt.
Dan zal de kennis die u verlangt en die u nu ontvangen mag, u gelukkig maken. U zult Mij steeds meer leren liefhebben, u zult ook uw naaste als mijn kind en uw broeder leren bezien, u zult ook hem liefde betonen en uw wezen nu langzaam veranderen tot liefde, wat uw levensopgave op aarde is en blijven zal tot u voltooid bent. Tot u zich in liefde met Mij verenigt en dan met Mij verbonden blijft tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.7508
26 januari 1960

De vrede in God

Ik geef u de vrede die de wereld u niet geven kan. De wereld wil u weliswaar haar vreugden bieden en beloven, maar deze zullen u niet de innerlijke vrede geven die u alleen in Mij zult kunnen vinden, want het is uw ziel die de innerlijke vrede voelt en deze wordt alleen door Mij toegesproken, maar niet door de wereld en haar vreugden. Deze laatste dienen alleen het lichaam tot bevrediging, maar de ziel verlangt iets anders. Ze verlangt door Mij te worden toegesproken, mijn kracht en mijn zegen, en heeft ze deze, dan zal ze ook de vrede in zich hebben, zolang ze op aarde leeft.

De “vrede in Mij” is het meest waardevolle wat Ik u kan bieden, want het is tegelijkertijd de garantie voor een juist geleide levenswandel, voor een levenswandel die overeenstemt met mijn wil, daar u anders niet in u de vrede zou kunnen vinden. En als u nu een levenswandel in liefde leidt, dan zal een innerlijke vrede uw hart gelukkig maken. U zult het voelen dat u naar mijn wil leeft, want de liefde verbindt u met Mij en mijn vrede kan nu in uw hart neerdalen, want u bevindt zich in Mij en Ik ben in u. De liefde is ook garantie voor een innerlijke vrede. En liefde te beoefenen is niet werelds verlangen of werelds vervullen, de liefde is geestelijk goed dat de mens die een goede wil heeft, zich kan verwerven. En deze zal dan ook de vrede in zich hebben.

Maar waar straalt de wereld een vrede uit? Ze zal uw harten alleen steeds onrustig maken. Aan uw begeren zal geen einde komen, u zult streven naar wat u op de wereld maar aan aardse goederen zult kunnen veroveren en u zult er nooit genoeg van hebben. Want de wereld zal zich steeds alleen maar meer aan u hechten en steeds minder zult u denken aan het verkrijgen van geestelijke goederen, steeds onrustiger zal uw streven zijn, steeds rustelozer zult u worden. Er zal geen vrede zijn in uw ziel, omdat de wereld u de vrede niet geven kan.

Maar u moet streven naar de vrede uit Mij, dan weet u ook dat u de juiste weg gaat. Want de vrede in Mij te hebben gevonden is voor uw ziel waarlijk het grootste geluk. En alleen die mens zal van de vrede van de ziel kunnen spreken, die leeft volgens mijn wil, die mijn geboden onderhoudt, die een leven in liefde leidt. En voor hem zal uit zijn levenswandel ook de zegen voortvloeien, zijn ziel zal rijp worden en steeds inniger met Mij verbonden zijn. Hij zal zich steeds geborgen voelen in Mij, want hij heeft de vrede gevonden die alleen maar Ik hem geven kan.

Amen

BD.7509
27 januari 1960

Geestelijke nood van de naaste

En wanneer u zich bekommert om uw naaste in zijn geestelijke nood zal dat voor u zelf tot zegen worden. Weliswaar is het lenigen van de aardse nood het gebod van de naastenliefde, dat u voor deze zult moeten doen wat u zult willen dat voor u wordt gedaan wanneer u zich in dezelfde nood bevindt. Maar ook in geestelijke nood zult u hem moeten helpen en dit zal zowel op diens ziel als ook op uw eigen ziel effect hebben. Want de geestelijke nood is nog veel erger dan de aardse nood, omdat deze laatste eens ten einde is als het aardse leven voorbij is, maar de geestelijke nood wordt mee overgenomen in het rijk hierna en heeft voor de ziel een vreselijk kwellende uitwerking.

En u zult de naaste in geestelijke nood kunnen helpen wanneer u hem op de eerste plaats helpt een levend geloof te krijgen, wanneer u hem op Jezus Christus wijst, zonder Wie geen mens zalig kan worden. Wanneer uw naaste nog helemaal geen geloof heeft, bevindt hij zich in grote geestelijke nood en het zal voor u geen gemakkelijke taak zijn hem te helpen tot geloof te komen. Maar u zult hem kunnen aansporen werken van liefde te verrichten. U zult hem vooreerst zo kunnen beïnvloeden dat hij de liefde beoefent en dan zal het hem ook al gemakkelijker vallen datgene te geloven wat u hem uiteenzet. En het is allereerst het weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk dat u zult moeten voorleggen aan uw naaste die dit weten nog niet bezit. En hij zal het spoedig kunnen geloven, wanneer hij van goede wil en daarom ook in liefde werkzaam is. Maar het moet hem wel geheel naar waarheid worden overgebracht, opdat het zijn afwijzing niet tevoorschijn roept en het dan erg moeilijk is hem ooit het verlossingswerk begrijpelijk te maken. Alleen de waarheid heeft de kracht in zich op een goedwillend mens in te werken, maar dwaling zal hij meteen afwijzen en zal elke arbeid in de wijngaard aan hem gedaan teniet doen.

Daarom is het op de eerste plaats nodig dat u zelf in de waarheid staat, voordat u uw naaste geestelijke hulp zult kunnen bieden. Maar u die door Mij rechtstreeks wordt onderricht, hebt veel geestelijke lering bij de hand, die u op hem zult kunnen overdragen. En uw liefde zal u ook succes verzekeren, want wat u in liefde voor de naaste onderneemt, blijft niet zonder resultaat. Het zal zijn ziel tot voordeel strekken, zoals ook uzelf des te meer ontvangt, hoe meer u van uw geestelijke rijkdom weggeeft, want de nood is groot.

Aardse nood trachten de mensen zelf op te heffen, zelfs wanneer ze u als een broeder om hulp vragen. Maar aan de geestelijke nood denken ze niet en daarom vragen ze ook niet om hulp. En daarom moet u hun deze zelf aanbieden. U moet, waar u dat maar kunt, uw gesprekken richten op het geestelijke vlak. U moet proberen de instelling van uw naasten op geestelijk gebied te weten te komen en u moet hun het evangelie verkondigen, dat wil zeggen: hen aansporen om werken van liefde te doen. En dan zult u ook gelegenheid vinden over Jezus en Zijn werk van verlossing te spreken en vernemen welke indruk dit op de mensen maakt die u dus onderricht.

En al zult u maar een gering resultaat kunnen boeken, toch hebt u de naaste een dienst bewezen van onschatbare waarde, want de woorden die u aan hem hebt besteed, gaan niet verloren. Ze zullen wortel schieten en eens zal het zaad opkomen en daaruit kan zich een krachtig geloof ontwikkelen, al naar de gewilligheid van degene aan wie u ware naastenliefde betoont. Denk daarom vaak aan de geestelijke nood van uw naaste en tracht hem te hulp te komen. En het zal hem en u waarlijk tot zegen strekken, want Ik zelf zal u steunen. Ik zal zelf bij hun harten aankloppen en zalig zijn zij die de deur van hun hart voor Mij openen wanneer Ik wens te worden toegelaten.

Amen

BD.7510
29 januari 1960

Liefdevolle woorden van de Vader

U zult u met een gerust hart aan mijn leiding kunnen toevertrouwen wanneer u Mij hierom hebt gevraagd. Laat al uw zorgen en noden aan Mij over en wacht dan al het verdere maar af, en het zal gaan zoals het goed is voor u, aards en geestelijk. Maar het volle vertrouwen op mijn hulp ontbreekt u, daar u anders gerust en blijmoedig uw levensweg zou gaan, steeds in de zekerheid dat Ik voor u alles regel en u zich alleen maar aan Mij zult hoeven over te geven. Maar juist dit sterke geloof bezit u nog niet en het kan u niet worden geschonken. U zult het moeten verwerven. Eenmaal door de vaste wil heel dicht bij Mij te komen en dan weer door werkzaam te zijn in liefde, wat u met zekerheid mijn aanwezigheid oplevert die u dan ook dit vaste geloof geeft. Ik kan u dit geloof niet schenken, maar Ik kan u steeds weer de verzekering geven dat u in Mij een trouwe Helper hebt, Die altijd uw geestelijk en lichamelijk welzijn beoogt. En daarom zult u ook aardse verzoeken tot Mij kunnen richten. Ik zal ze vervullen wanneer u er maar vast in gelooft.

En zo kan ook uw aards bestaan een plotselinge wending nemen die u niet verwacht.

Want mijn wegen zijn vaak anders dan uw wegen of uw plannen, omdat Ik al uw noden en lijden ken. Maar om u te kunnen helpen, wil Ik dat u ze Mij bewust voorlegt. Ik wil dat u alles aan Mij voorlegt omdat Ik uw vertrouwen wil bezitten, en dat uw vertrouwen op mijn hulp tot uitdrukking komt. Want Ik wil dat uw geloof sterker wordt wanneer u duidelijk mijn hulp ondervindt.

Een sterk geloof is alles. Het draagt u over alle moeilijkheden heen. Het stelt u in staat weerstand te bieden en het maakt u moedig in de strijd. Een sterk geloof is een nauwe band met Mij. Een sterk geloof verzekert u Mijn aanwezigheid en in een sterk geloof zult u met Mij alles tot stand kunnen brengen, want een sterk geloof laat Ik niet verloren gaan.

Amen

BD.7511
30 januari 1960

Begrip voor geestelijke problemen – Menswording

Aan ieder mens kan het probleem van de menswording van God in Jezus Christus duidelijk worden gemaakt, wanneer hij die onderricht zich bedient van mijn woord dat u is toegezonden uit den hogen. Maar of het begrepen wordt, is afhankelijk van de wil van degene die onderricht wordt, van zijn zielerijpheid, van de graad van zijn liefde die hem er pas het juiste begrip voor geeft. Want het weten dat hij aanneemt, is niet doorslaggevend of hij in dit probleem doordringt, maar de bereidheid van zijn ziel, die een zekere voorbereiding moet hebben om zich positief te kunnen instellen tegenover de goddelijke Verlosser Jezus Christus, die Mij in alle volheid bevatte toen Hij op aarde wandelde. En deze voorbereiding van de ziel wordt tot stand gebracht door de liefde, die gelijk is aan een helder licht dat de ziel doorstraalt en verlicht.

Om de menswording van God duidelijk te maken is het wekken van de geest nodig, zowel van hem die onderricht als ook van degene die onderricht moet worden, want een mens bij wie de geest nog niet is gewekt, is ook nog helemaal blind, en hij zou het nooit begrijpen, zelfs wanneer het hem naar waarheid zou worden uitgelegd. Daarom is er onder de mensen ook zo weinig begrip aan te treffen voor dat probleem, alsmede ook voor het verlossingswerk van Jezus Christus, omdat maar weinig mensen in staat zijn er zich een juiste voorstelling van te maken, juist omdat de geest nog niet gewekt is bij het merendeel.

En zo beschouwen de meesten Zijn menswording alleen vanuit het gezichtspunt dat Ik de mens Jezus vermogens heb verleend die Hem een ongewoon werkzaam zijn mogelijk maakten. Ze zien dus Jezus alleen als mens met hoge ethische doeleinden en ongewone vermogens, maar dat de eeuwige Godheid zich in deze mens ophield, is hun onbegrijpelijk en daarom ook niet geloofwaardig. Daarom zullen ze zich ook meesta1 onder “Jezus Christus” en “God” twee begrippen voorstellen, waaruit dan de verkeerde leer van een Godheid in drie personen is ontstaan die ook niet zo makkelijk kan worden ontzenuwd omdat voor het goed begrijpen juist het gewekt zijn van de geest hoort en deze weer alleen gewekt wordt door een leven in liefde – maar de liefde is verkoeld onder de mensen, zoals dit duidelijk zichtbaar is in de laatste tijd voor het einde. En toch is het juiste begrip zo nodig om zich als mens helemaal aan Jezus Christus over te geven, om Mij in Hem te herkennen en te erkennen en om daardoor de zekerheid te hebben het eeuwige leven te bereiken, want: “Wie in Mij gelooft , heeft het eeuwige leven”

Daarom moeten de mensen eerst hun best doen in de liefde te leven, dan kan hun mijn zuivere woord worden toegezonden en dan zal elk probleem makkelijk op te lossen en begrijpelijk zijn, dat de mensen dan in mijn naam wordt voorgehouden. En de liefde is op aarde maar zwak ontvlamd en daarom wordt er ook zoveel dwaling verdedigd, daarom is er zoveel onbegrip te vinden, niettegenstaande het toesturen van de zuivere waarheid van boven. Want als niet eerst het vlammetje van de liefde het menselijk hart verlicht, kan de waarheid geen vaste voet krijgen, en is voor de mensen net zo onbegrijpelijk als onjuiste leerstellingen die op een verkeerde manier al deze problemen menen op te lossen. De mens kan dan ook niet de waarheid van dwaling onderscheiden, wat voor hem echter makkelijk valt, wanneer hij een gewekte geest heeft, wanneer hij door een leven in liefde in staat is de stem van zijn geest in zich te horen, die zijn denken nu opent en juist leidt.

Steeds is het de liefde die beslissend is en steeds zal een mens die in de liefde leeft, ook volledig begrip vinden voor alle samenhang, maar zonder liefde zal hij blind zijn in de geest en de helderste onderrichtingen hebben geen nut, omdat hij ze niet kan begrijpen. Doe daarom eerst uw best om een leven in liefde te leiden, en begeer dan de waarheid, en ze zal u helder en begrijpelijk worden toegestuurd, want u ontvangt dan van binnen een weten dat u het helderste licht geeft, dat u zult begrijpen en dat u gelukkig zal maken, en u zult ook in de juiste verhouding komen te staan met Jezus Christus en door Hem ook met Mij, die me in de mens Jezus heb belichaamd en het erkennen van Hem ook een erkennen van Mij zelf is, dat u eens naar de gelukzaligheid leidt, terug naar Mij in uw vaderhuis.

Amen

BD.7512
1 februari 1960

Bewuste of mediamieke ontvangsten

Er wordt u een weten gebracht door de geest, u wordt van binnen uit onderricht en zult dan dit weten door kunnen geven, maar u zult steeds kunnen tonen dat de oorsprong in uzelf ligt, u zult met zekerheid kunnen bestrijden het van buitenaf ontvangen te hebben en derhalve dus voor een geestelijke lering opkomen als ontvangen van Mij zelf. En dat is dan ook de garantie dat die geestelijke lering waarheid is, want zo de geest in u u onderricht, moet u de waarheid ontvangen, omdat de geest in u een deeltje is van Mij, omdat hij u alleen maar dat kan verkondigen wat overeenstemt met de waarheid, daar hij geest is van mijn geest en Ik de eeuwige Waarheid zelf ben.

Dus u zult met zekerheid uw weten als waarheid kunnen verdedigen, want u hebt de geestelijke lering niet van buitenaf in ontvangst genomen, u hebt haar niet door studie verworven, maar u bezit een omvangrijk weten dat uit uzelf is gekomen, dat in waarheid u “van boven” werd toegezonden, omdat de geest in u met “boven”, met Mij, in verbinding staat en deze band eeuwig niet zal opgeven.

En toch is er nog onderzoek nodig of het weten dat u bezit, u in een toestand van mediamieke ontvangst werd overgebracht, of dat u het in een toestand van volledige bewustheid in ontvangst hebt genomen. U zult steeds een ernstig onderzoek moeten instellen, wanneer u uw geestelijk eigendom als waarheid wilt uitdragen, want de mogelijkheid bestaat ook dat u zich in een toestand van niet bewuszijn aan geestelijke krachten overgeeft, die eveneens geestelijke leringen op u trachten over te dragen, wanneer u afziet van uw wil en deze krachten uw wil gebruiken kunnen. Dan ligt het meer voor de hand dat ook onwetende krachten hun “kennis” aan u kwijt willen, omdat ze niet tegengehouden worden door een duidelijke wil en het verlangen naar waarheid, dat de mens beschermt tegen dwaling.

En dat moet u nauwgezet onderzoeken. Want de geest in u uit zich in ’n toestand van volledig wakker zijn, hij spreekt uw ziel aan en geeft deze te kennen wat Ik zelf de mens op aarde wil overbrengen, omdat de geest in u ’n deeltje is van de Vadergeest van eewigheid. Maar mediamieke ontvangsten zijn en blijven een gevaar voor de mens want hij is niet beschermd tegen vijandige invloed, omdat de ziel zich niet bewust opstelt om weerstand te bieden wanneer vijandige krachten naderen. En ze zullen dit steeds doen onder de dekmantel van de waarheid, om aangehoord te worden.

Maar u, mensen zult moeilijk dwaling van waarheid kunnen onderscheiden, omdat hij goed gecamoufleerd is, doch zodra maar de geringste afwijking te onderkennen is van de geestelijke leringen die u mensen door het werkzaam zijn van mijn geest toekomen, moet u oplettend zijn dat u niet ten prooi valt aan de dwaling, want in dat geval is het werkzaam zijn van de vijandige krachten al vast te stellen, juist door de tegenstrijdigheid met mijn zuivere geestelijke leer.

Maar u wordt steeds weer gewaarschuwd u niet in een mediamieke toestand te verplaatsen of te laten brengen, want die is een gevaar voor u waaraan u zichzelf uitlevert. Want uzelf zal het moeilijk vallen de waarheid van de dwaling te scheiden, omdat de dwaling erg knap verhuld is en de onzuivere geestelijke krachten zich eveneens van mijn uitspraken bedienen, die ze kennen en aanwenden voor hun doeleinden.

Het werkzaam zijn van de geest garandeert zuivere waarheid, mediamieke ontvangsten zijn echter geen geestesactiviteiten in de goede zin, ofschoon ook geestelijke wezens trachten zich te laten gelden er het hun ook lukt, wanneer de mens afziet van zijn wil, wanneer hij in een toestand van niet bewustheid zich door hen laat gebruiken als werktuig. En dit onderzoek zult u moeten uitvoeren wanneer u een geestelijke lering wordt aangeboden die niet op alle punten overeenstemt met het door Mij aan u toegezonden woord. Het hoeft niet zo te zijn dat de wil van de ontvangers niet op Mij gericht is, maar ze zijn ook niet zo met Mij verbonden dat ze zich volledig aan Mij overgeven, zodat Ik hen kan beschermen tegen die krachten.

Ze hebben vaak een grote geldingsdrang en willen op de voorgrond treden en dat toont een graad van arrogantie die de tegenstander heel goed weet te benutten. En daar ze zelf overtuigd zijn van hun taak om als werktuig te dienen, onderzoeken ze zichzelf ook niet ernstig en lenen zich dus om onjuiste geestelijke leringen te verbreiden, wanneer ze niet serieus het heil van hun ziel nastreven en dan ook innerlijk een weerstand voelen zich verder op mediamiek niveau bezig te houden.

Het werkzaam zijn van de geest moet bij volledig bewustzijn plaats vinden en nu wordt er aan de mens innerlijk leerstof overgebracht waarin mijn geest werkzaam kan zijn, want hij staat in directe verbinding met Mij en hij hoort mijn woord, hij hoort Mij zelf omdat de vonk van zijn geest de band tot stand heeft gebracht met de Vadergeest van eeuwigheid, met Mij, die me nu tegenover hem uit, zoals het voor hem en de mensheid tot zegen is. En hij zal steeds de zuivere waarheid ontvangen en weergeven, hij zal nooit bang hoeven te zijn aan de dwaling ten prooi te vallen, zolang hij zelf de waarheid begeert.

Amen

BD.7514
4 en 5 februari 1960

Kracht van het woord – Dagelijkse arbeid aan de ziel

Uit mijn woord moet u de kracht halen, die u ontbreekt. Bedenk toch, dat Ik zelf tot u spreek en dat dit werkelijk een daad van genade is, die nooit zonder uitwerking kan zijn. Bedenk, dat Ik zelf u met mijn liefde aanstraal en dat u dat nu ook zult moeten voelen in de vorm van een toevoer van kracht, die uw ziel waarlijk grote zegen brengt. En u zult u ook lichamelijk gesterkt voelen, wanneer u zich innig met Mij verbindt.

En er zullen u steeds weer nieuwe genaden toevloeien, omdat Ik uw zwakte doorzie, uw geestelijk en aards falen in tijden van geestelijke nood. Maar u hoeft niet te vrezen voor mislukking, als u zich maar aan mijn woord houdt: “Komt allen tot Mij die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, Ik zal u verkwikken.”

U vindt bij Mij altijd de hulp die u nodig hebt. U hoeft u alleen maar vol vertrouwen tot Mij te wenden en u hoeft alleen maar steeds weer mijn woord te horen of te lezen, waardoor Ik altijd als Vader mijn kinderen toespreek. Door dit toespreken ontvangt u kracht en uw noodtoestand zal worden opgeheven. U zult in zalige zekerheid verkeren tot er hulp voor u komt. Mijn woord bergt de kracht in zich, die nu in u overstroomt, wanneer u zich door Mij laat toespreken. Maar dit moet ook gebeuren in de zekerheid dat u door Mij wordt toegesproken.

U zult het woord niet mogen lezen als letters. U zult er met heel uw ziel bij moeten zijn en Mij aanhoren. En u zult de werking van mijn woord voelen in en bij uzelf, zoals het ook niet anders kan zijn, omdat alles wat van Mij uitgaat kracht is en als kracht ook werkzaam moet zijn. Maar wanneer u toch nog meent onaangeraakt te blijven, dan ligt het alleen aan uzelf, dat u de band met Mij niet innig genoeg tot stand brengt. En denk dan alleen aan mijn liefde, die naar u uitgaat, en u zult uit mijn woord dan de liefde voelen en uw ziel zal gesterkt zijn.

Elke dag geeft u de mogelijkheid uw ziel rijper te laten worden. Want op elke dag zult u zich met Mij kunnen verbinden door werken van liefde en innig gebed. En elke band met Mij maakt een overvloeien van mijn kracht mogelijk, die altijd een gunstige uitwerking zal hebben op uw ziel. En wanneer u maar elke dag het eenmaal mogelijk maakt dat u een stroom van kracht toekomt, dan zult u ook met zekerheid een toename van uw rijpheid kunnen verwachten. En uw ziel is er op vooruitgegaan, de dag was niet vergeefs geleefd.

En zowel voor het werkzaam zijn in liefde alsook voor een innige tweespraak met Mij hebt u steeds de gelegenheid. En daarom hoeft er geen stilstand in uw rijpingsproces op te treden. U zult vol vertrouwen en blijmoedig uw levensweg kunnen gaan, want een pluspunt voor uw ziel te verwerven is van groot belang, gezien het naderend einde, dat nu eenmaal meer arbeid aan uw ziel vergt.

En al wordt u daar ook lichamelijk niets van gewaar, het gaat vooral om uw ziel. En deze hoeft niet met lege handen heen te gaan, zelfs wanneer de dag u aards geen grote voordelen heeft opgeleverd. Maar u zult ook aards toevoer van kracht verkrijgen, wanneer u uw Vader in de hemel daar ernstig om vraagt. Want Hij is op de hoogte van al uw noden en zal ze ook graag uit de weg ruimen.

U bent toch mijn kinderen en Ik trek me al uw zorgen aan. Maar Ik verlang ook uw wil, die erop gericht moet zijn geestelijk rijp te worden. Elk gebed heeft geestelijke zegen tot gevolg, voor uzelf en ook voor uw geliefden voor welke uw gebeden bedoeld zijn. Daarom zult u ook altijd arbeid aan uw ziel kunnen verrichten, evenals u ook altijd zult kunnen bidden, als u zich maar innig met Mij verbindt en in gedachten woorden stamelt.

Ik hoor en begrijp ze en Ik vervul graag zulke vragen, die een kind in vertrouwen op mijn hulp naar Mij opzendt. En zo hoeft geen dag voor u een verloren dag te zijn. Want geestelijk zult u steeds er uw voordeel mee kunnen doen, vooropgesteld dat u van goede wil bent en Mij zult willen toebehoren. Want hiermee spreek Ik mijn kinderen aan, die de verhouding van een kind tot de Vader al tot stand hebben gebracht; die niet ver meer van Mij af staan.

Want de anderen kunnen zo menige dag verloren laten gaan, zonder ernstig aan hun ziel te denken. En dezen zijn in grote geestelijke nood. En ook voor hen zult u kunnen bidden. En het zal hun en u tot zegen strekken, want de mensen moeten allen de weg naar Mij vinden, omdat alleen in en met Mij de zaligheid kan worden gevonden; omdat de aaneensluiting met Mij het eerste en het laatste doel is, dat u allen zult moeten bereiken.

Denk er steeds maar aan dat Ik u liefheb, dat u mijn kinderen bent en dat Ik er alleen maar vurig naar verlang, met u in voortdurende verbinding te staan, die echter door uzelf tot stand moet worden gebracht. En schenkt u Mij uw liefde, dan schenkt u Mij ook uw wil. En dan zullen uw gedachten ook steeds op Mij zijn gericht en u zult met zekerheid uw ziel tot rijpheid brengen. U zult niet tevergeefs op aarde leven, omdat elke dag u dan dichter bij Mij brengt, tot u voor eeuwig met Mij verenigd bent.

Amen

BD.7514a
4 en 5 februari 1960

Kracht van het woord – Dagelijkse arbeid aan de ziel (1)

Uit mijn woord moet u de kracht halen die u ontbreekt. Bedenk toch dat Ik zelf tot u spreek en dat dit werkelijk een daad van genade is die nooit zonder uitwerking kan zijn. Bedenk dat Ik zelf u met mijn liefde aanstraal en dat u dat nu ook zult moeten voelen in de vorm van een toevoer van kracht die uw ziel waarlijk grote zegen brengt. En u zult u ook lichamelijk gesterkt voelen wanneer u zich innig met Mij verbindt. En er zullen u steeds weer nieuwe genaden toevloeien, omdat Ik uw zwakte doorzie, uw geestelijk en aards falen in tijden van geestelijke nood. Maar u hoeft niet te vrezen voor mislukking, als u zich maar aan mijn woord houdt: “Komt allen tot Mij die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, Ik zal u verkwikken.”

U vindt bij Mij altijd de hulp die u nodig hebt. U hoeft u alleen maar vol vertrouwen tot Mij te wenden en u hoeft alleen maar steeds weer mijn woord te horen of te lezen, waardoor Ik altijd als Vader mijn kinderen toespreek. Door dit toespreken ontvangt u kracht en uw noodtoestand zal worden opgeheven. U zult in zalige zekerheid verkeren tot er hulp voor u komt. Mijn woord bergt de kracht in zich die nu in u overstroomt wanneer u zich door Mij laat toespreken. Maar dit moet ook gebeuren in de zekerheid dat u door Mij wordt toegesproken. U zult het woord niet mogen lezen als letters. U zult er met heel uw ziel bij moeten zijn en Mij aanhoren. En u zult de werking van mijn woord voelen in en bij uzelf, zoals het ook niet anders kan zijn, omdat alles wat van Mij uitgaat kracht is en als kracht ook werkzaam moet zijn. Maar wanneer u toch nog meent onaangeraakt te blijven, dan ligt het alleen aan uzelf, dat u de band met Mij niet innig genoeg tot stand brengt. En denk dan alleen aan mijn liefde, die naar u uitgaat, en u zult uit mijn woord dan de liefde voelen en uw ziel zal gesterkt zijn.

Amen

BD.7514b
5 februari 1960

Kracht van het woord – Dagelijkse arbeid aan de ziel (2)

Elke dag geeft u de mogelijkheid uw ziel rijper te laten worden. Want op elke dag zult u zich met Mij kunnen verbinden door werken van liefde en innig gebed. En elke band met Mij maakt een overvloeien van mijn kracht mogelijk, die altijd een gunstige uitwerking zal hebben op uw ziel. En wanneer u maar elke dag het eenmaal mogelijk maakt dat u een stroom van kracht toekomt, dan zult u ook met zekerheid een toename van uw rijpheid kunnen verwachten. En uw ziel is er op vooruitgegaan, de dag was niet vergeefs geleefd. En zowel voor het werkzaam zijn in liefde alsook voor een innige samenspraak met Mij hebt u steeds de gelegenheid. En daarom hoeft er geen stilstand in uw rijpingsproces op te treden. U zult vol vertrouwen en blijmoedig uw levensweg kunnen gaan, want een pluspunt voor uw ziel te verwerven is van groot belang, gezien het naderend einde, dat nu eenmaal meer arbeid aan uw ziel vergt. En al wordt u daar ook lichamelijk niets van gewaar, het gaat vooral om uw ziel. En deze hoeft niet met lege handen heen te gaan, zelfs wanneer de dag u aards geen grote voordelen heeft opgeleverd. Maar u zult ook aards toevoer van kracht verkrijgen, wanneer u uw Vader in de hemel daar ernstig om vraagt. Want Hij is op de hoogte van al uw noden en zal ze ook graag uit de weg ruimen. U bent toch mijn kinderen en Ik trek me al uw zorgen aan. Maar Ik verlang ook uw wil, die erop gericht moet zijn geestelijk rijp te worden.

Elk gebed heeft geestelijke zegen tot gevolg, voor uzelf en ook voor uw geliefden voor welke uw gebeden bedoeld zijn. Daarom zult u ook altijd arbeid aan uw ziel kunnen verrichten, evenals u ook altijd zult kunnen bidden, als u zich maar innig met Mij verbindt en in gedachten woorden stamelt. Ik hoor en begrijp ze en Ik voldoe graag aan zulke verzoeken, die een kind in vertrouwen op mijn hulp naar Mij opzendt. En zo hoeft geen dag voor u een verloren dag te zijn. Want geestelijk zult u er steeds uw voordeel mee kunnen doen, vooropgesteld dat u van goede wil bent en Mij zult willen toebehoren. Want hiermee spreek Ik mijn kinderen aan, die de verhouding van een kind tot de Vader al tot stand hebben gebracht; die niet ver meer van Mij af staan. Want de anderen kunnen zo menige dag verloren laten gaan, zonder ernstig aan hun ziel te denken. En dezen zijn in grote geestelijke nood.

En ook voor hen zult u kunnen bidden. En het zal hun en u tot zegen strekken, want de mensen moeten allen de weg naar Mij vinden, omdat alleen in en met Mij de zaligheid kan worden gevonden; omdat de aaneensluiting met Mij het eerste en het laatste doel is, dat u allen zult moeten bereiken. Denk er steeds maar aan dat Ik u liefheb, dat u mijn kinderen bent en dat Ik er alleen maar vurig naar verlang, met u in voortdurende verbinding te staan, die echter door uzelf tot stand moet worden gebracht. En schenkt u Mij uw liefde, dan schenkt u Mij ook uw wil. En dan zullen uw gedachten ook steeds op Mij gericht zijn en u zult met zekerheid uw ziel tot rijpheid brengen. U zult niet tevergeefs op aarde leven, omdat elke dag u dan dichter bij Mij brengt, tot u voor eeuwig met Mij verenigd bent.

Amen

BD.7519
10 februari 1960

Zege over de tegenstander mét Jezus Christus

Alleen met en door Jezus Christus zult u zalig kunnen worden. Zolang u zich nog verre van Hem houdt, zijn voor u de poorten in het rijk van het licht gesloten en zolang houdt Zijn tegenstander u nog in zijn macht, omdat u hem dan nog vrijwillig toebehoort. Pas wanneer u uw blikken op het kruis richt, zult u vrij kunnen worden uit zijn macht. Want dan kijkt u ook naar Jezus Christus, die voor u aan het kruis is gestorven en dan gaat u bewust binnen in de kring van diegenen, voor wie de mens Jezus Zijn leven heeft gegeven, om ze te verlossen uit zijn macht. Dan heeft dus het bloed van Jezus, dat u mensen moet schoon wassen van de zonde, niet voor niets gevloeid. En dan maakt u zelf aanspraak op het werk van genade. U erkent Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld en u erkent daardoor ook God zelf, die zich in de mens Jezus heeft belichaamd om op aarde het werk van verlossing te volbrengen. En daarom zult u zich tijdens uw leven op aarde moeten aansluiten bij Hem. U zult u niet afzijdig mogen houden van Jezus Christus. U zult uw leven met Hem moeten leiden. U zult steeds Zijn kruisdood indachtig moeten zijn en Hem vragen, dat Hij ook voor u gestorven moge zijn om u te verlossen. Want u zult geheel bewust het verlossingswerk erkennen. U zult moeten weten, dat u zonder Hem verloren bent, dat Zijn tegenstander u zolang niet uit zijn macht vrijlaat, als u niet achter Hem gaat staan, die de tegenstander heeft overwonnen door Zijn dood aan het kruis. Maar zodra u aan Zijn zijde gaat staan, zult u ook zegevieren over de vijand van uw ziel. U zult de kracht bezitten en ook de wil opbrengen om u vrij te maken en Jezus Christus des te inniger willen toebehoren, hoe meer u zich aan Hem overgeeft en hoe gewilliger u aanspraak maakt op de genaden van het verlossingswerk.

Met Hem, met Jezus Christus door het aardse leven te gaan, betekent ook de verlossing te hebben gevonden. Het betekent niet meer verzwakt aan de tegenstander van God te zijn overgeleverd. Het betekent vergeving van de zonden en een veilige bescherming te hebben gevonden tegen alle bekoringen. Want Jezus Christus zal steeds de mens terzijde staan en de tegenstander afweren, als maar om Zijn hulp wordt gevraagd. Maar zonder Jezus Christus is de mens te zwak om hem te weerstaan. Het ontbreekt hem zowel aan wil alsook aan kracht om af te weren. En de tegenstander heeft nog zijn volledige macht over hem.

Maar Jezus Christus is overwinnaar. Hij heeft met Zijn bloed de zielen vrijgekocht van hem en door Zijn dood de kracht voor u verworven, die u nu van Hem zult kunnen vragen om te strijden tegen de vijand van uw ziel. En deze gunst zult u mensen u allen ten nutte moeten maken. U moet zich laten schenken door Jezus Christus, wat Hij voor u verwierf. Dan zult u zelf ook de kracht bezitten om weerstand te bieden. De Strijder Jezus Christus zal altijd aan uw zijde gaan en voor u strijden. En u zult met Hem de zege behalen over hem, die u gekluisterd hield, eeuwigheden lang. U zult in staat zijn u los te maken en hem krachtig te weerstaan, want u betrekt nu de kracht van uw goddelijke Verlosser Jezus Christus, die u er rijkelijk van zal voorzien, wanneer u Hem maar aanroept en Hem om kracht vraagt, omwille van Zijn kruisdood. U zult sterk zijn en machtig met Hem. Maar zonder Zijn hulp zult u zwak en ellendig in handen van uw vijand moeten blijven, omdat u zelf geen kracht bezit om weerstand te bieden en u juist daarom de hulp van Jezus Christus nodig hebt. Vraag die daarom te allen tijde. Ontvlucht de macht van de tegenstander, doordat u zich bewust tot Jezus Christus wendt en om Zijn bescherming vraagt, die Hij – die voor u is gestorven aan het kruis om u te verlossen – u zeker en graag zal verlenen.

Amen

BD.7520
11 februari 1960

Nieuwe aarde – Romeinen 8:19-22

Geen scheppingswerk op aarde zal de grote omwenteling ontgaan en alles zal er in betrokken worden, beginnend bij de harde materie, het planten en dierenrijk tot en met de mens. Alles zal getroffen worden door een vernietigingswerk dat alles overtreft wat ooit op deze aarde is voorgevallen. Want alles is eveneens beschadigd, zodat daarna waarlijk, als het werk van de omvorming der aarde volbracht is, van een nieuwe aarde gesproken kan worden.

Al het gekluisterde geestelijke komt eerst vrij van de vorm. Het zal echter de vrijheid niet lang kunnen genieten want het wordt weer gebonden in de nieuwe scheppingen, overeenkomstig de geestelijke graad van rijpheid in die bepaalde tijd. En daarom kunnen ook de nieuwe scheppingen in een heel korte tijd ontstaan. Zij hebben geen lange ontwikkelingsweg nodig omdat voor alle scheppingen ook de daaraan beantwoordende uitgerijpte geestelijke substanties voorhanden zijn, en er dus alleen een andere vorm nodig is opdat de ontwikkeling kan voortgaan op de nieuwe aarde. En deze scheppingen zijn zo veelzijdig, dat waarlijk een grotere vooruitgang bereikt kan worden in een kortere tijd dan op de oude aarde. Want het geestelijke ondervindt niet zoveel weerstand zoals het in die laatste tijd het geval is, waarin overal de hinderlijke invloed van slechte krachten te bemerken is.

Het werk van omvorming zal zich dus in een korte tijd voltrekken, maar geen mens is er zich van bewust. Want zij die weggenomen zijn, worden naar de nieuwe gevormde aarde gebracht, maar kunnen zelf niet beoordelen hoe lang zij van de aarde weg waren, daar hun ieder tijdsbegrip ontbrak. Maar niets zal in de oude vorm blijven bestaan. Zelfs de mensen zullen van hun aardse kleed (lichaam) niet meer zo veel last ondervinden, want het is als het ware reeds een vergeestelijkte vorm die hen omhult, ofschoon het nog aardse materiële substantie is. Ook ondervinden zij geen lichamelijke zwakheid en ongemak en kunnen hun leven op de nieuwe aarde beleven in een staat, die waarlijk paradijselijk genoemd kan worden.

En deze toestand zal aanhouden zolang de mensen innig met God verbonden blijven, zolang zij de directe verbinding hebben met de lichtwereld en haar bewoners en in alles naar Gods wil leven. Na verloop van tijd zal er toch weer een verandering intreden, wanneer de vorst der duisternis weer macht krijgt over de mensen. Maar voordien zal er nog een lange tijd verlopen, want de eerste generaties zijn zo volkomen met God verbonden, die zij in Zijn macht en heerlijkheid mogen leren kennen, dat zij Hem trouw blijven en hun leven in Zijn liefde en genade doorbrengen. En daarom zal de invloed der mensen op alle schepselen uiterst gunstig zijn. De liefde van de mensen bespeurt het geestelijke in al de scheppingswerken en dit komt daardoor sneller tot een verdere ontwikkeling; hoe meer liefde het ondervindt hoe vlugger het ook zijn innerlijke weerstand opgeeft in een omgeving die van liefde vervuld is. Het is bereidwillig om dienstbaar te zijn en kan vaak zeer snel een vorm verlaten om de volgende hogere te kunnen betrekken, zo dat de weg van ontwikkeling aanzienlijk verkort wordt, gemeten aan de tijd tevoren op de oude aarde.

En al het omvormingswerk omwille van het nog in de vorm gekluisterde geestelijke zou de mensen Gods liefde moeten laten beseffen, want niet alleen de mens heeft de hulp van God nodig maar elk schepsel zucht naar verlossing. De mens echter heeft de mogelijkheid zich geheel vrij te maken uit de vorm gedurende het aardse leven. En als hij weer faalt is het door eigen schuld, want dan heeft hij opnieuw zijn vrije wil misbruikt en moet nu ook de gevolgen op zich nemen. Want nu valt hem slechts dat ten deel wat hij zelf in het aardse leven altijd nagestreefd heeft, namelijk de materie waar alleen zijn begeren naar was en die zal nu ook zijn uiterlijke vorm worden.

Amen

BD.7523
15 en 16 februari 1960

Toevoer van kracht

U zult uzelf kunnen overwinnen, wanneer u mijzelf in Jezus Christus erom vraagt. Want door mijn dood aan het kruis verwierf Ik de kracht voor u, die u nu onbeperkt van Mij zult kunnen betrekken. U zult daarom steeds weer naar Mij moeten vluchten en Mij in het gebed uw zorgen en noden toevertrouwen, en Ik zal me om u bekommeren. Ik zal u helpen, hiervan zult u zeker kunnen zijn. U hebt kracht nodig om te overwinnen. Want uzelf bent nog krachteloos, zolang mijn tegenstander u nog in het nauw kan brengen, omdat u niet dicht genoeg bij Mij blijft. De innigheid van uw contact met Mij zou u ook een overmaat aan kracht bezorgen en dan zou u ook met Mij kunnen samenwerken op een ongewone wijze. Maar slechts weinig mensen bezitten zo’n diepe liefde, dat ze altijd innig met Mij verbonden zijn.

Maar waar deze liefde is, daar is ook het geloof buitengewoon sterk en daar kan mijn kracht tot zijn recht komen. Maar Ik zal u nooit de toevoer van mijn kracht onthouden, wanneer u Mij er maar om vraagt. Uw geest en uw ziel zal versterkt worden, ofschoon uw lichaam zich zwak voelt. En spoedig zal de ziel ook kracht op het lichaam kunnen overbrengen en het zal in staat zijn op elke manier weerstand te bieden.

U hoeft dus niet over zwakte te klagen, zolang u Mij in Jezus Christus zult kunnen aanroepen. Want elke zodanige roep zal vervulling vinden. Ik wil niet dat u in zwakheid voortgaat. En daarom staat u van mijn kant te allen tijde kracht ter beschikking. Want Ik wil dat u naar Mij zelf zult komen en Mij vraagt, om u nu ook rijkelijk te kunnen voorzien van alles wat u ontbreekt. Want Ik heb u deze hulp beloofd met de woorden: “Komt allen tot Mij die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, Ik zal u verkwikken.” Maar u moet komen. Ik wacht op uw smekende roep. Ik wacht verlangend op uw band met Mij, om me dan echter ook aan u kenbaar te kunnen maken, tot zegen en geestelijke verrijking van u.

Nooit zult u tevergeefs een vraag om kracht naar Mij zenden. Steeds zal die voor u vervuld worden. En voelt u ze niet lichamelijk, dan heeft toch uw ziel haar nut ervan, die dan ook het lichaam zal verschaffen wat voor haar bevorderlijk is. Maar soms leent de zwakheid van het lichaam zich ertoe de mens steeds inniger naar Mij te dringen. En dan zal de toevoer van kracht ook zo stellig plaatshebben, als Ik me naar ieder kind buig om het te helpen in zijn nood.

En het nabije einde in aanmerking genomen, zult u nog veel kracht en hulp nodig hebben. U zult vaak menen te zwak te zijn tegenover de eisen die u geestelijk worden gesteld. Maar u hoeft niet zwak te zijn, omdat mijn kracht u voortdurend ter beschikking staat, waar u te allen tijde om zult kunnen vragen. Al en gedachte die u vragend naar Mij opzendt, zal u met deze kracht in contact brengen. Want geen gebed is tevergeefs, dat in geest en in waarheid op Mij is gericht, dat niet alleen uw lippen spreken, maar door het hart gevoeld en naar Mij omhoog wordt gezonden. En de kracht zal eerst uw ziel vervullen, omdat deze eerst moet worden bedacht. Want het gaat om haar rijpwording, zolang u nog over deze wereld rondgaat.

Maar ook het lichaam zal verzorgd worden. Ook het lichaam zal merkbaar de kracht worden toegezonden, wanneer u maar gelooft dat Ik u liefheb en u van elke nood wil bevrijden. Maar dat is ook de bedoeling van alle nood, dat u Mij om hulp vraagt. Dat u de verbinding met Mij probeert te vinden en dat nu door deze band mijn kracht in u kan overvloeien, zodat u zich steeds gesterkt zult voelen, wanneer u zich in innige gedachten maar voor Mij openstelt, dat Ik u geven kan wat u wenst. Kracht, genade en een verlichte geest, die Mij overal en in elk gebeuren herkent, zodat u Mij dan ook leert liefhebben en de liefde ons steeds hechter met elkaar verbindt, en dan ook elke zwakheid van u afvalt, omdat u dan met Mij wandelt en door Mij altijd gevoed wordt met licht en kracht.

Amen

BD.7524
17 februari 1960

Het levenslot is bevorderlijk voor het rijp worden

Van mijn kant uit wordt u elke mogelijkheid geboden om u te ontwikkelen, want uw hele levensloop is zo door Mij bepaald dat die u steeds nieuwe gelegenheden biedt om aan uw ziel te werken. Steeds weer komen zulke gelegenheden op u af, waarin u zich zult moeten waarmaken, waarin u uw wil actief zult moeten laten worden, waarin u dus uzelf daarop zult moeten instellen en waarbij het er nu op aan komt, hoe u uw handelen en willen met mijn geboden van de liefde tot God en de naaste in overeenstemming brengt, die aan al uw doen en laten ten grondslag moet liggen. En uw levenslot is er alleen op afgestemd, dat u wordt aangespoord om te werken in liefde.

Steeds weer worden u gelegenheden geboden, waarbij u aan uw naasten zult kunnen denken en dan ook uw liefde voor Mij kunt bewijzen. Het gaat er Mij alleen maar om u te helpen bij de omvorming van uw wezen. En daarom zal Ik me ook altijd zo uiten, dat u mogelijkheden zijn geboden deze omvorming uit te voeren. Uw levenslot is door Mij bepaald, doch steeds alleen maar zo dat het voor uw bestwil is, dat uw ziel daardoor rijp kan worden wanneer uw wil juist is, dus uitgaat naar uw volmaaktheid op aarde. Dan zult u in alles wat u overkomt altijd alleen mijn hand kunnen herkennen, die u zo leidt dat het in het voordeel is van uw ziel. En daarom zult u ook alles gelaten op u moeten nemen, wat door het lot bepaald op u af komt.

Dit is in mijn plan van eeuwigheid zo voorzien en dit plan is waarlijk in liefde en wijsheid ontworpen en wordt in liefde en wijsheid uitgevoerd, steeds tot uw heil. Er bestaat dus eigenlijk geen onheil voor u, want of het ook aards als zodanig schijnt, toch is het geestelijk alleen een mogelijkheid voor uw ziel om rijp te worden. En het ligt alleen maar aan uzelf of een dergelijk onheil voor u tot heil wordt, of het een zegenrijke uitwerking op uw ziel heeft. Het ligt aan uw wil hoe deze zich daar tegenover opstelt, of hij de band met Mij zoekt en vasthoudt en hem dan alles tot zegen zal strekken, wat hij nu ook doet en denkt.

Alles wat een mens door het lot bepaald overkomt, moet zijn goede uitwerking hebben voor een mens die zich innig met Mij verbindt. Want deze wordt niet door Mij in de steek gelaten. En ook al het schijnbaar moeilijke dat ondergaan wordt, zal hij te boven komen omdat Ik zelf hem terzijde sta door zijn innige band met Mij. En zo wordt eigenlijk zijn lot vanzelf opgelost en verloopt het goed, zodra de mens maar met Mij verbonden is en blijft.

En deze band met Mij is zin en doel van elk gebeuren. Maar niet ieder mens knoopt die aan en daarom moet deze vaak lang lijden voordat hij de weg neemt naar Mij, die dan ook al het moeilijke van hem af kan nemen wanneer hij zich aan Mij toevertrouwt en Mij om hulp vraagt. Maar hij moet er steeds aan denken dat van Mij uit steeds alleen zijn rijp worden op aarde wordt bevorderd en dat alles wat een mens overkomt dit rijp worden dient. Hij moet eraan denken dat het aan hemzelf ligt hoe lang zulke slagen van het lot op hem drukken en dat hij er vrij van wordt zodra hij zelf de innige band met Mij aangaat. Hij moet eraan denken dat het alleen om deze innige band gaat, dat hij moet terugkeren naar Mij, van wie hij zelf zich eens vrijwillig losmaakte.

Amen

BD.7528
22 februari 1960

Het uitdragen van het evangelie – Jezus Christus

Ieder mens draagt bij tot verlossing van de zielen, die dezen het evangelie preekt, die probeert mijn woord dat de goddelijke leer van de liefde tot inhoud heeft, aan de medemensen over te brengen. Ieder die de medemensen aanspoort tot liefde, verkondigt het evangelie wanneer hij tegelijkertijd leert dat dit de voornaamste geboden zijn die Ik de mensen heb gegeven en wanneer hij ze in kennis stelt van de uitwerking van het nakomen van die geboden. Alles wat ertoe bijdraagt de mensen tot liefde op te voeden is al verlossingswerk, omdat alleen door de liefde de mens zich zal verlossen en omdat de liefde moet worden beoefend om dus de verlossing van de eigen ziel mogelijk te maken. Want de liefde zoekt dan ook steeds de verbinding met Jezus Christus, de goddelijke Verlosser die nu pas werkelijke verlossing kan brengen aan de mens die in Hem gelooft.

De mens moet onherroepelijk de weg naar Jezus Christus vinden, omdat een verlossing zonder Hem niet mogelijk is. En daarom doet ieder mens verlossingswerk die de medemensen wijst op of leidt naar Jezus Christus. Dit is een arbeid in de wijngaard, het is een uitstrooien van het zaad – dat de goddelijke leer van de liefde is – in de harten van de mensen. Het is een bewuste arbeid die de mens verricht tot heil van de zielen van de medemensen.

Wie zelf Jezus Christus heeft gevonden, wie door Hem de verlossing vond van zonde en dood, zal het nu ook niet moe worden tegenover de medemens getuigenis af te willen leggen en ook hem te helpen verlost te worden. Wie zelf Jezus Christus gevonden heeft rust niet eerder dan dat ook de medemens Hem vindt en hij zal daarom steeds weer spreken over de liefde en de medemens aansporen ook de weg van de liefde te gaan die Jezus Christus als doel heeft. Hij zal niet eerder rusten dan dat ook die ander verlossing heeft gevonden van zonde en dood.

Zolang de mens ver van de goddelijke Verlosser Jezus Christus afstaat is ook de liefde in hem nog niet krachtig geworden, want deze zal de goddelijke Verlosser kennen en erkennen en kan niet anders dan van Hem getuigen. En wie Jezus Christus gevonden heeft kan niet anders dan Zijn evangelie van de liefde verkondigen aan allen met wie hij in aanraking komt. Hij zal onophoudelijk werkzaam zijn voor Hem en hij zal Mij daardoor veel zielen brengen, omdat hij hen nader brengt tot mijn woord, zoals het de taak is van ieder die zelf mijn woord ontvangt, die het begeert en die Ik daarom ook aanspreek, ongeacht of dit rechtstreeks gebeurt of door het lezen of horen van mijn woord. Want steeds ben Ik het zelf die u mensen aanspreekt wanneer u mijn woord begeert te horen. En daarom is het verkondigen van het evangelie bovenal nodig. En ieder zal gezegend zijn die deze missie op zich neemt dat hij helpt de zielen van de medemensen te verlossen, dat hij dezen vertrouwd maakt met het weten dat en waarom hij moet worden verlost, wil hij eens gelukzalig worden.

Wie in de liefde leeft heeft Jezus Christus gevonden en in hem straalt het licht van het inzicht. Wie echter nog niet is verlost moet onderwezen worden. Het beeld van de goddelijke Verlosser Jezus Christus moet hem voor ogen worden gesteld en hij moet worden aangespoord zich tot Hem te wenden en Hem te vragen dat ook hij verlost wordt door Hem en Zijn werk van verlossing. En daarom is ieder mens gezegend die mijn evangelie uitdraagt in de wereld, want hij brengt Me zielen die lange tijd verloren waren en die gered zullen worden door Jezus Christus zelf die ook hem heeft verlost met Zijn bloed.

Amen

BD.7529
23 februari 1960

De tijdsduur van de terugkeer naar God

En al strekt het werk van het terugvoeren zich ook over eeuwigheden uit, Ik zal eens mijn doel bereiken, dat al het door Mij eens geschapene en van Mij afgevallene naar Mij in vrije wil is teruggekeerd en daardoor van “schepselen” tot “kinderen” zijn geworden, zoals het mijn plan was van eeuwigheid. Hoe lang dit terugvoeringsproces duurt, is helemaal afhankelijk van de vrije wil van het geestelijke dat in zijn laatste levensproef op aarde als mens deze wil van hem moet bewijzen. En omdat dan zo vaak de vrije wil faalt, omdat hij deze laatste proef niet doorstaat, is één verlossingsperiode niet voldoende, maar zijn er steeds weer nieuwe verlossingsperioden vereist. En daarom kan er van eeuwigheden worden gesproken tot dit proces eens zal zijn beëindigd.

Maar deze ontwikkelingsgangen zijn tijden van nood en kwelling. En alleen daarom probeer Ik voor u deze korter te maken en mijn voortdurende zorg is, u zo te beïnvloeden dat u zo mogelijk in één zo’n ontwikkelingsgang, in één verlossingsperiode uw doel zult bereiken, dat u zelf uw wezen verandert en serieus de aaneensluiting met Mij zoekt, omdat u dan ook dicht bij uw voltooiing bent en dicht bij uw doel. Voor Mij zijn duizend jaar als één dag. Het maakt Mij zelf niets uit in welke tijd u de weg naar Mij terugvindt, maar u bent de dupe wanneer u de tijd van de terugkeer voor uzelf mateloos verlengt en u derhalve ook onmetelijke kwellingen en noden hebt te verduren.

En omdat Ik u liefheb, heb Ik medelijden met u en alleen daarom probeer Ik u in kortere tijd te winnen, want Ik alleen weet welke tijd achter u ligt en dan ook vóór u, wanneer u in dit aardse leven faalt. Ik ken uw ontwikkelingsgang en Ik wil niets liever dan dat die beëindigd zou mogen zijn wanneer u uw laatste vorm, als mens op deze aarde, zult verlaten. Ik wil niet graag dat u nog langer zult moeten lijden. Ik wil u allen graag hemelse vreugden bereiden in mijn rijk. Maar Ik kan dat alleen wanneer uzelf u zo gevormd hebt dat u dicht bij uw oertoestand bent. Maar heeft deze omvorming in het aardse leven niet plaatsgevonden, dan kan Ik u niet een hernieuwde gang door de schepping besparen en dan zullen er weer eeuwigheden voorbijgaan, tot u opnieuw als mens op deze aarde de vrije wilsbeslissing zult moeten nemen.

Want alleen de vrije wil brengt u dichter bij het doel. Zelfs al is mijn liefde voor u oneindig, Ik kan toch niet voorbijgaan aan uw wil en u een lot scheppen dat u niet verdient omdat uw wil nog steeds van Mij is afgekeerd en u daarom ook niet volmaakt kunt worden genoemd. En het lot is in overeenstemming met de rijpheid, oftewel: de wil alleen bepaalt het lot van de ziel, van de eens gevallen oergeest die zelf moet terugkeren naar waar ze vandaan kwam, naar Mij, uw aller God en Schepper, maar ook uw Vader. Eens bereik Ik mijn doel, eens zult u weer naar Mij terugkeren.

Maar welke tijd daarvoor nodig is, bepaalt u zelf in het stadium als mens. Daarom drukt er een overgrote verantwoordelijkheid op u in de tijd van uw wandel op aarde en daar zult u steeds aan moeten denken en alles doen wat Ik door mijn woord van u verlang. Want in mijn woord kom Ik zelf u naderbij in het aardse leven en maak Ik u mijn wil kenbaar. En vervult u deze, dan zult u ook dicht bij uw volmaaktheid komen en u zult het u gestelde doel bereiken, nog voordat u uw aardse leven beëindigt. En dan zijn ook die verschrikkelijke kwellingen en noodtoestanden voor u voorbij en u zult binnengaan in mijn rijk, dat een rijk is van licht en gelukzaligheid en dat u als uw ware vaderland zult herkennen. En alle mensen wil Ik alleen maar graag toeroepen: Zorg ervoor dat u in dit leven op aarde uw doel bereikt. Gebruik uw wil goed, dan zult u leven volgens mijn wil. U zult dan ook uw wezen veranderen en weer worden wat u was in het allereerste begin. Wezens die mogen genieten van het licht, de kracht en de vrijheid aan het hart van de Vader, wezens die onmetelijk gelukzalig zijn.

Amen

BD.7530
24 februari 1960

Bewust werken aan de ziel

Niemand moet er op rekenen dat hem nog lange tijd overblijft om aan zijn ziel te werken, want niemand weet wanneer zijn laatste uur gekomen is. De mens moet zo leven alsof elke dag de laatste is die hem beschoren is. Hij moet ijverig bezig zijn voor het heil van zijn ziel. Hij moet geen dag verloren laten gaan waarin hij niet een werk van liefde verricht heeft. Hij moet zijn naaste met raad en daad bijstaan, hij moet aan zijn God en Schepper denken en tegenover Hem de verhouding van een kind tot de vader tot stand brengen. Elke dag moet hij bidden tot zijn Vader en zich op Hem en zijn genade verlaten. Hij moet zich aan Hem toevertrouwen en Hem om Zijn bescherming en Zijn leiding vragen. Hij moet zich in gedachten verbinden met de lichtwereld, hij moet steeds alleen het goede willen en hij zal dan ook alleen dat doen wat in de wil van God besloten ligt.

De mens kan er veel toe bijdragen dat zijn ziel op aarde snel rijp wordt, wanneer hij maar bewust deze arbeid aan zijn ziel verricht, dat wil zeggen: zich altijd voor ogen houdt waarom hij op deze aarde is en dan steeds zo leeft zoals het beantwoordt aan Gods wil, wanneer hij de geboden van de liefde tot God en de naaste vervult. En hij kan dit elke dag realiseren wanneer het hem er maar om te doen is vooruit te gaan in zijn ontwikkeling, dus zijn leven op aarde in overeenstemming daarmee te leiden. Maar hij moet deze arbeid niet uitstellen, omdat hij niet weet hoe lang hij nog op aarde leeft. Het is hem niet gegeven hiervan op de hoogte te zijn, en zo is het goed, omdat hij anders in zijn willen niet vrij zou zijn. Maar hij raakt ook makkelijk in gevaar als hij lichtvaardig de arbeid aan zijn ziel voor zich uitschuift, er steeds op rekenend dat er nog tijd genoeg is om ernstig aan zijn ziel te denken.

Niemand weet wanneer zijn uur gekomen is – en dat kan u plotseling verrassen – en dan zult u het bitter berouwen wanneer u in het rijk hierna inziet wat u op aarde verzuimde. En veel mensen gaan totaal onvoorbereid het rijk hierna binnen, ze kunnen geen enkele geestelijke vooruitgang aantonen, ze hebben alles verzuimd wat hun deze vooruitgang zou hebben opgeleverd, ze hebben op aarde alleen voor hun lichaam geleefd, maar nooit aan de ziel gedacht, die alleen voortleeft na de dood van het aardse lichaam. Daarom moet ze ook de gevolgen dragen – te smachten in kwelling en duisternis, of in totale verlatenheid door eindeloze ruimten te dwalen, arm en ellendig en in grote nood. Nog leeft u op aarde en kunt u uw ziel dit verschrikkelijk lot besparen, maar u moet het leven benutten en elke dag en elk uur arbeid aan uw ziel verrichten, die voor u al kan bestaan in een geestelijk gerichte gedachte omdat dan ook lichtwezens u bijstaan en u steeds weer in geestelijk gebied proberen te trekken, wat hun ook lukt als u van goede wil bent.

Denk vaak aan het uur van de dood en steeds meer zult u ook de verschrikkingen van de dood overwinnen, want hoe meer u werkt aan uw ziel des te geringer zal de angst worden in u voor het uur van de dood, want dan bent u er op voorbereid – u leeft bewust en gaat ook bewust en zonder paniek het einde tegemoet dat u steeds weer wordt aangekondigd. Maar wee degenen die onverantwoordelijk van de ene dag in de andere leven, wee dezen wanneer de dag hen verrast die aan hun leven een einde maakt – wee degenen die nooit aan hun ziel dachten en alleen maar voor hun lichaam hebben gezorgd. Of ze vroegtijdig sterven of de dag van het einde meemaken, hun einde zal vreselijk zijn, want de ziel zal het lot moeten dragen dat de mens zelf haar op aarde heeft bereid.

Amen

BD.7531
25 februari 1960

Het verbreiden van het goddelijk woord

U moet mijn zuivere evangelie verkondigen. Er is grote geestelijke nood onder de mensen die mijn zuivere woord niet meer horen omdat ze niet geloven. Omdat hun geloof niet levend is, dat hun ook het begrijpen van mijn woord zou ontsluiten, waar het hun ook wordt aangeboden. Dan zouden ze het vanuit een levend geloof verlangen, dan zou hun waarlijk ook het woord zo worden gegeven dat ze het begrijpen konden en de kracht aan mijn woord konden onttrekken. Maar het ontbreekt de mensen zowel aan dit levend geloof, zoals het ook de verkondigers aan de kracht van de geest ontbreekt, die het hun mogelijk zou maken mijn woord van Mij zelf in ontvangst te nemen, of ook wel: die het Mij mogelijk zou maken, door deze verkondigers zelf tot de mensen te spreken. Want alleen dit door Mij overgebrachte woord heeft de kracht, dat het doordringt tot in het hart van de mens en werkzaam wordt. En daarom moet overal van mijn woord melding worden gemaakt, dat u rechtstreeks van boven wordt overgebracht en dat u waarlijk ook onder de zegen van het evangelie kan plaatsen wanneer u het dankbaar in ontvangst neemt en wanneer u niet slechts aanhoorders, maar echte uitvoerders van mijn woord bent.

U moet getuigen van mijn woord waar het maar mogelijk is, want de mensen moeten mijn evangelie leren kennen. Ze moeten horen van mijn goddelijke leer van de liefde, ze moeten op de hoogte zijn van mijn wil opdat ze dan ook volgens mijn wil op aarde leven, dat ze mijn geboden van de liefde nakomen en zich mijn evangelie voortdurend tot richtsnoer van hun levenswandel maken. Want alleen dan kan zich bij de mens zelf een verandering van wezen voltrekken, alleen dan kan hij zich zelf tot liefde vormen en beantwoorden aan het doel van zijn bestaan op aarde. Daarom stuur Ik steeds weer mijn woord van boven naar u mensen toe, daarom benut Ik elke gelegenheid waarin Ik Me aan een mens kan openbaren, om door hem toegang te verkrijgen tot alle mensen, om allen in kennis te stellen van mijn wil en mijn geboden.

En wat u mensen zult kunnen doen om dus mijn woord te verbreiden, om mijn evangelie uit te dragen in de wereld, dat zult u ook moeten doen en de medemensen wijzen op de buitengewone genade die u mensen ten deel valt door het toesturen van mijn woord. U moet hen bekend maken met de levende God, met wie u mensen verbinding zult moeten zoeken. Die door u in uw hart wil worden opgenomen en die u zelf zult moeten naderen als u zich met Hem wilt verenigen. U moet hen verkondigen dat Ik sinds eeuwigheid de Vader ben van de mensen en door hen ook als Vader wil worden erkend. U moet ze ertoe brengen om levend te geloven en hun dus de geboden van de liefde verkondigen, waarvan de vervulling in hen een levend geloof zal opwekken én hun geest, zodat ze er dan zelf naar streven naar Mij te gaan en de vereniging met Mij tot stand zullen brengen, omdat hun wezen zich heeft veranderd tot liefde en liefde zich met kracht een weg naar liefde baant. Want het is de eeuwige Liefde die zich aan u mensen openbaart, het is de eeuwige Liefde die naar Haar kinderen verlangt, het is de Vader van eeuwigheid die zich naar u toebuigt om u Zijn wil bekend te maken. En de verkondigers van mijn evangelie zullen gezegend zijn, ze zullen mijn liefde, mijn genade en mijn bescherming ondervinden zolang ze op aarde leven en later ook in het geestelijke rijk, want ze waren mijn trouwe dienaren die hun loon zullen ontvangen.

Amen

BD.7533
27 februari 1960

Een nutteloos leven

Onbewust van de bedoeling van uw aardse leven gaat u uw leven op aarde binnen – u komt pas langzaam tot het besef van uzelf. En u moet dan eerst onderwezen worden over de zin en het doel van uw bestaan. Maar meestal betreft dit onderricht alleen maar uw lichamelijk welzijn en het kan vaak lang duren tot u zich bewust wordt van een geestelijk leven, tot u denkt aan uw ziel en dat wat die nodig heeft. Wordt u nu onderwezen op de juiste wijze, dat wil zeggen: wordt uw blik gericht op uw geestelijke ontwikkeling, dan kan uw ziel zich daar ook op instellen en met haar verlangens succes hebben – er kan een geestelijk leven geleid worden naast het puur lichamelijke, wat de ziel geestelijk voordeel brengt.

De mens die alleen acht slaat op zijn aardse leven, die alleen in de behoeften van het lichaam voorziet, maar geen aandacht aan zijn ziel besteedt zal echter weinig geestelijk succes behalen. Pas als hij zich bewust wordt dat de zin en het doel van het aardse leven niet gericht zijn op het welzijn van het lichaam, pas dan kan van het begin van een geestelijk leven worden gesproken. Maar voor die tijd is het leven enkel nutteloos, tevergeefs geleefd voor de ziel, voor de geestelijke ontwikkeling van de mens.

Maar ieder mens heeft de gelegenheid om opheldering te verkrijgen over de zin en het doel van het bestaan. Jammer genoeg vinden deze ophelderingen niet altijd geloof bij hem en dat is van groot nadeel voor de ziel. En het kan vaak lang duren voordat de mens de waardeloosheid begint in te zien van het streven naar wereldse zaken, en dan een ander en wel geestelijk doel nastreeft. Het moet hem echter vrijstaan waar zijn gedachten en zijn wil zich heen wenden, maar onderrichtingen zullen hem steeds worden toegestuurd en het ligt nu aan hem of hij door deze leringen tot inzicht komt, of hij met de kennis die hem wordt toegezonden zijn voordeel doet.

Hij moet zich dat inzicht vrijwillig eigen maken hij moet slechts eenvoudigweg willen dat hij aan het ware levensdoel voldoet. Dan zal hij zich ook vanzelf tot die Macht om bijstand wenden die hij als boven zich staand, inziet – en dan zal hij ook geholpen worden dat hij tot het juiste inzicht komt en zijn leven op aarde nu bewust leeft. Want het verstand is de mens gegeven – hij kan nadenken en in gedachten het voor en tegen van alles nagaan en belichten dan kan hij beslissen en van zijn beslissing alleen hangt het af, of hij alleen maar werelds leeft of ook naar het geestelijke streeft.

En hoewel het nu ook nog afhangt van zijn wil of hij juist denkt, toch wordt hem steeds weer de mogelijkheid gegeven tot het goede inzicht te komen. Hij wordt niet zonder bijstand gelaten en het is hem steeds mogelijk de juiste weg te vinden en te gaan, zodat zijn aardse leven niet nutteloos hoeft te zijn, maar hem een volledige geestelijke ontwikkeling kan opleveren.

Uiteindelijk zal echter steeds zijn wil beslissend zijn, want die is vrij en kan op geen enkele wijze in een bepaalde richting gedwongen worden. Maar alles wordt van de kant van God uit gedaan om deze wil zo te richten dat hij zich vanzelf naar God keert en dan wordt hem ook alle bijstand verleend, het ware doel te bereiken.

Amen

BD.7538
4 maart 1960

Korte of lange levensduur

Het is geen lange tijd die u voor uw aardse leven is toegemeten, in vergelijking met de eindeloos lange tijd van uw ontwikkeling hiervoor, die u zelf naar de tijd niet kunt schatten. En uw aardse leven kan ook nog verkort worden, zodat u al vroegtijdig opgeroepen wordt in de eeuwigheid. Daarom moet u met alle ijver op uw ziel bedacht zijn en haar steeds al het mogelijke geven wat haar past. U moet haar voeding geven opdat zij geen gebrek behoeft te lijden, al is haar bestaan op deze aarde maar kort.

U moet haar steeds rijkelijk van spijs en drank voorzien en nooit op een heel lang leven op aarde rekenen, want u kent dag noch uur van uw lichamelijk einde. Uw ziel kan echter in een zeer korte tijd tot rijpheid komen als uw wil goed is en haar helpt zich te voltooien. Geen mens kan zijn levensduur bepalen of is ervan op de hoogte, en juist deze onwetendheid moest hem aansporen tot ijverige arbeid aan zijn ziel. Hij moest zijn leven zo leiden dat hij rustig iedere dag als de laatste kon beschouwen, zonder voor zijn zielenheil te moeten vrezen.

En in de eindtijd zullen zeer veel mensen hun leven beëindigen, want er zal nog een grote schifting plaatsvinden en veel mensen zullen ter wille van hun eigen zielenheil voortijdig worden opgeroepen. En wel, omdat zij op aarde verzuimen aan hun ziel te werken, maar die toch niet aan het onbarmhartige woeden van Gods tegenstander ten offer zullen vallen, die hen maar steeds dieper in de afgrond trekt als hem deze zielen niet tevoren nog worden ontrukt.

Juist de mensen zonder geestelijk streven denken niet aan een vroege dood. Zij leiden hun leven onverantwoordelijk zonder echter slecht genoemd te kunnen worden. God erbarmt zich over hen en Hij wil hen helpen zich verder te ontwikkelen in het hiernamaals, waar het wel veel moeilijker voor hen zal zijn maar toch niet onmogelijk. Terwijl op aarde het lot van de zielen misschien een geheel wegzinken in de diepte kan zijn, als ze zonder verantwoordelijkheidsbesef door het leven gaan.

Gelegenheden waarbij u kunt uitrijpen tijdens het aardse leven worden u genoeg geboden, maar als u die niet benut, maakt u ook geen goed gebruik van het leven als mens, dat u alleen gegeven werd met het doel uw ziel te vervolmaken. En dan is het ook om het even of u een lange of slechts korte tijd op aarde bent, als u de genade van de belichaming als mens niet benut en uw ziel tot haar uiteindelijke voltooiing brengt.

En al bereikt u een hoge leeftijd, het aardse leven is toch maar kort te noemen, gemeten naar de tijd van uw voorafgaande ontwikkeling. Desondanks is ook een korte levensduur op aarde voldoende om uw doel op de aarde te verwezenlijken. Dus is uw rijpheid niet afhankelijk van de duur van het leven op aarde, maar alleen van uw wil dit bestaan volgens zijn bedoeling te benutten.

En steeds weer wordt u door het woord van God de juiste weg gewezen om de voltooiing van uw ziel te bereiken. Steeds weer worden u de goddelijke geboden van de liefde voor ogen gehouden, waarvan het naleven het enige doel van het menselijke bestaan is – want de liefde kunt u altijd beoefenen. Uw ziel zal er voordeel uit trekken als u een leven in liefde leidt. Onderhoudt u echter deze twee geboden niet dan is uw leven nutteloos en uw verantwoording deste groter hoe langer uw aardse leven duurt. Dan kunt u slechts dankbaar zijn als uw leven verkort wordt en de mogelijkheid nog openblijft van een verdere ontwikkeling in het rijk hierna – opdat u niet geheel verloren gaat in het einde der tijden, waar eenieder geoordeeld zal worden naar zijn werken.

Amen

BD.7540
6 maart 1960

Gods zorg voor de mens

Zoek eerst het rijk van God.

Want dat is uw levenstaak met Mij en mijn rijk in contact te komen opdat dit rijk u eens weer op kan nemen als u de aarde verlaat. Dit is ook uw enige taak, omdat al het andere zich dan vanzelf regelt als u zich maar moeite geeft aan deze opdracht te voldoen. U bent in deze materiële wereld geplaatst om in deze aardse wereld het geestelijke rijk te zoeken.

Maar er is u ook een heerlijke belofte gegeven, dat u ook in deze wereld staande zult kunnen blijven als u gewoonweg aan deze voorwaarde voldoet, namelijk eerst het rijk Gods te zoeken.

Er is u als het ware door Mij een beloning toegezegd. Dit alleen al moest u aansporen aan mijn dringend verzoek aan u gehoor te geven. Want de strijd om het bestaan, de zorg voor uw aardse leven, wordt u door mijn belofte als het ware bespaard.

U behoeft zich alleen maar zorgen te maken over het heil van uw ziel, en de zorg voor uw lichamelijk welzijn wordt door Mij overgenomen en alles wordt voor u geregeld, wat u anders grote inspanning kost als u dit alles alleen moest klaarspelen. Ik neem voor u de zorgen op me die het aardse leven van u vraagt zodra u mijn voorwaarde nakomt, namelijk eerst naar mijn rijk en zijn gerechtigheid te streven, dat wil zeggen: als u zich zonder beperking aan Mij overgeeft, omdat u hebt ingezien dat Ik uw God en Schepper ben, uw Vader van eeuwigheid en u weet dat er alleen bij Mij algehele gerechtigheid bestaat, een leven overeenstemmend met de rijpheid van uw ziel, en dat u daarom Mij en mijn rijk zou moeten zoeken dat nu geopend zal worden voor u die zich aan Mij overgeeft in vol vertrouwen op mijn rechtvaardigheid.

U moet slechts een juist leven leiden met het oog daarop dat u mijn rijk verwerft.

U moet streven naar een innige band met Mij.

Ik ben echter niet in de wereld te vinden, want mijn rijk is niet van deze wereld. Daarom moet u uw gedachten hemelwaarts richten, weg van de wereld en haar verleidingen. U moet steeds denken aan mijn rijk, uw ware vaderland, dat u eens verlaten hebt en waar u ook eens naar terug moet keren. En u zult er geen spijt van krijgen als u mijn raad opvolgt, naar dit rijk te streven, want dan zult u ook tegelijkertijd van al uw aardse zorgen en nood verlost worden omdat Ik die van u overneem, en mijn zorg waarlijk naar u zal uitgaan in al uw noden en wensen. Ik zal zorg dragen voor uw aards bestaan als een Vader voor zijn kinderen. Ik zal u geven wat u materieel nodig hebt en Ik zal u voorzien van geestelijke goederen in overmaat. Want zodra u uw blik op Mij en mijn rijk richt, komen er ook uit dat rijk genadegaven tot u en de band met Mij zal steeds hechter worden, het aardse leven zal u niet meer bezwaren. U zult hebben wat u nodig hebt, lichamelijk en geestelijk.

Want u bent nu aan het gevaar ontsnapt voor de wereld en haar verleidingen te bezwijken, geheel aan haar ten onder te gaan. En bijgevolg bent u ook aan de vorst van de wereld ontkomen die zijn heerschappij over u verloren heeft. Want u keerde u geheel bewust naar mijn rijk dat nu ook u ten deel valt. Zoek eerst naar mijn rijk, al het andere zal u gegeven worden.

Deze belofte moet u aansporen de verbinding met Mij en mijn rijk te zoeken, want nog zijn het de aardse zorgen die u vaak tegenhouden, die u zwaarder laat wegen dan de zorg voor uw ziel.

Maar Ik beloof u zekere hulp. Ik neem al uw zorgen op Mij, mits u eerst Mij en mijn rijk zoekt.

En daarom kunt u geheel zorgeloos uw aardse leven leiden, als u zich maar steeds deze belofte voor ogen houdt.

Maar slechts weinig mensen nemen deze woorden serieus. Dezen echter zijn vrij van iedere wereldse last want Ik zelf bekommer me om hen. En Ik zal Me liefdevol bekommeren om iedere mens die altijd alleen tracht Mij en mijn rijk te verwerven. En deze zal ook zijn doel bereiken. Hij zal Mij vinden en zich met Mij verenigen. Hij zal zijn aardse leven niet vergeefs leven, hij zal opgenomen worden in mijn rijk en zalig zijn.

Amen

BD.7543
9 maart 1960

Troostrijke woorden

Ik wil u door alle nood heen leiden wanneer u zich maar aan Mij toevertrouwt, wanneer u zich overgeeft aan mijn wil, wanneer u Mij geen weerstand biedt door eigen willen of verkeerd handelen. Ik wil u in het hart leggen wat u moet doen of laten, en steeds zult u kunnen geloven dat het mijn wil is en u zult zonder enig bezwaar altijd zo kunnen handelen zoals u van binnenuit wordt aangespoord. Er zullen steeds weer tijden komen waarin u schijnbaar de innerlijke vrede kwijtraakt, maar evengoed zult u deze weer terugvinden. Want ook dat hoort bij het geestelijk rijper worden van uw ziel, dat u zich tot Mij wendt om hulp, dat u steeds weer opnieuw de verbinding zoekt met Mij opdat u niet onverschillig zult worden in de arbeid aan uw ziel. En dit zij u gezegd als troost, dat Ik van al uw noden op de hoogte ben en als de tijd daar is deze ook zal laten ophouden. U hoeft de moed niet te verliezen wanneer u zich eenmaal aan mijn leiding heeft overgegeven; u zult er zeker van kunnen zijn dat Ik u juist leid en dat voor u elke weg door Mij zelf is uitgestippeld, dat u hem dus zult kunnen gaan en hij altijd naar het doel zal leiden.

Doch het leven kan niet zonder strijd en lijden aan u voorbijgaan, daar er anders voor u geen geestelijke vooruitgang te behalen is, waarvoor u echter op aarde leeft. Maar Ik zal steeds uw toevlucht en bescherming zijn. Ik zal er steeds voor zorgen dat u niet bezwijkt onder het kruis dat Ik u opleg tot uw heil. Het zal niet zwaarder zijn dan u zult kunnen dragen en het zal ook weer van u worden weggenomen wanneer het zijn doel heeft vervuld: dat het uw ziel een graad van rijpheid opleverde die haar gelukzaligheid verhoogt wanneer ze eens het lichaam kan afleggen en het geestelijke rijk binnengaat. Het kruis wordt weer van u afgenomen zodra het doel bereikt is, want Ik laat u niet langer lijden dan nodig is en Ik help het u ook dragen wanneer het u soms te zwaar voorkomt.

U kunt werkelijk onbezorgd door uw aardse leven gaan, het zal voor u te verdragen zijn. U zult het met mijn hulp aankunnen, want u hebt Mij het recht toegekend naast u te gaan zodra u Mij uitkoos als uw Leidsman. En het moet voor u steeds een zekerheid zijn dat u geen verkeerde wegen gaat, want dat verhinder Ik omdat Ik u liefheb en u zich door uw wil naar Mij heeft toegekeerd. En wat u bezwaart, offer dat slechts op aan Mij en het zal u tot zegen strekken. Maar laat u niet terneerdrukken door kleine wrijvingen waar u steeds weer mee geconfronteerd wordt maar die niet van lange duur zijn.

Breng alleen steeds weer de innige band met Mij tot stand die zin en doel is van alle aardse noden en u zult spoedig ook een verandering ervaren. U zult weer blij en monter door het leven gaan, u zult bevrijd zijn van uw last en Mij steeds meer leren liefhebben als uw Vader die u beschermt en leidt door alle nood.

Amen

BD.7547
13 maart 1960

God is een welwillende, barmhartige Rechter

Steeds weer wordt u gewezen op mijn oneindige liefde en barmhartigheid en daarom moet iedere zondaar zonder vrees tot Mij komen en Mij om vergeving van de schuld van zijn zonden vragen. Ik ben als mens over de aarde gegaan, Ik heb als mens alle zwakheden van mijn medemensen meegemaakt. Ik heb er begrip voor gehad, omdat Ik zelf mens was. Ik kijk met overgrote liefde neer op alle mensen die schuldig zijn en mijn barmhartigheid wil hen helpen. Maar ze moeten zelf tot Mij komen en zich aan Mij toevertrouwen en daarom moeten ze op de hoogte zijn van mijn liefde, opdat ze vertrouwen hebben in Mij, die hen niet verdoem, maar integendeel hen helpen wil vrij te worden van hun zonden. Want de zondaar is nog in de macht van mijn tegenstander, hij is nog zijn prooi en hij zal daarom in zonde blijven zolang hij mijn tegenstander nog niet ontvlucht is. Hij zal echter ook pas dan vrij van hem worden als hij zijn toevlucht neemt tot Mij, opdat Ik hem help. En hij zal pas dan zijn toevlucht nemen tot Mij als hij beseft heeft dat Ik een welwillende, barmhartige Rechter ben, onder wiens macht hij zich gewillig buigt.

Daarom moet u niet spreken van een God van toorn, van een onbarmhartige rechter, die zonder genade veroordeelt wat zondig is geworden. Mijn liefde en erbarmen kennen geen grenzen en al zouden uw zonden rood zijn als bloed, dan wil Ik u wit wassen als sneeuw dat zult u kunnen geloven, want u bent allen mijn schepselen, die uit mijn liefde bent voortgekomen en van wie Ik zal houden tot in alle eeuwigheid. Alleen, u zult uw schuld moeten inzien, u zult zelf moeten bekennen dat u schuldig bent en met deze bekentenis tot Mij komen. En u zult Mij in Jezus Christus om vergeving moeten vragen van uw schuld. Want voor deze schuld ben Ik aan het kruis gestorven en heb ze dus teniet gedaan.

U zult steeds indachtig moeten zijn, dat Ik een God van liefde ben en niet een God van toorn. Dat mijn gerechtigheid u weliswaar niet kan bedenken met gelukzaligheid, moet u er steeds maar naar laten streven, zelf de rechtvaardige schikking tot stand te brengen, die daarin bestaat dat u uw schuld inziet en bekent – dat u Mij vraagt om vergeving om niet ten prooi te vallen aan mijn rechtvaardigheid, die niet uitgeschakeld mag worden, ondanks mijn overgrote liefde, omdat de gerechtigheid tot mijn volmaakt Wezen hoort.

Maar daar Ik zelf de schuld heb uitgewist aan het kruis, hoeft u alleen maar te willen dat Ik ook voor u mijn bloed mag hebben vergoten en u zult dan ook een beroep kunnen doen op de genaden van mijn verlossingswerk. U zult op een volledige vergeving van uw zonden kunnen rekenen omdat mijn liefde ze heeft uitgewist. En Ik roep alle zondaars toe: “Kom tot Mij, onder mijn kruis en werp uw zondelast af en u zult er vrij van worden, omdat mijn liefde en barmhartigheid u een gelukzalig lot wil bereiden, omdat Ik wil dat u naar Mij terug zult keren, van wie u eens bent uitgegaan”.

Amen

BD.7549
15 maart 1960

Ongeloof aan het einde

Er is geen lang tijdsbestek meer tot het einde. En als u gelooft dat het voorspelde einde in de verre toekomst ligt zult u verrast zijn hoe de voortekenen toenemen en het duidelijk zichtbaar wordt in welk uur u leeft. Alles zal echter binnen de grenzen van het normale plaatsvinden, en dat geeft u steeds weer de hoop dat het einde nog lang op zich laat wachten. Toch moet uw wil vrij blijven tot de laatste dag, want onder dwang kunt u uw doel niet bereiken, dat daarin bestaat de verbinding met Mij tot stand te brengen, in vrije wil de handen tot Mij op te heffen en Mij daardoor te erkennen die u tot nog toe niet wilde erkennen. Daarom zal het aardse leven grote eisen aan u stellen en u zult veel aardse nood moeten doorstaan. En steeds zult u de gelegenheid hebben u tot Mij te wenden. Maar alles zal zich op een geheel natuurlijke wijze afspelen, wat echter de gewekte van geest als laatste teken vóór het einde zal herkennen.

En wanneer Ik u steeds weer aankondig dat u kort vóór het einde staat en u slechts nog weinig tijd toegestaan is op deze aarde, dan moet u deze aankondiging heel serieus nemen en ze niet steeds naar de toekomst verplaatsen zoals de mensen plegen te doen. U moet die woorden zo verstaan zoals ze u gegeven worden, dat wil zeggen “letterlijk nemen” – en u zult daar alleen maar goed aan doen. Want de tijd is gekomen waarin de oude aarde gereinigd wordt en een nieuwe aarde weer ontstaan zal. Maar al spreek Ik u nog zo dringend aan, u wilt het niet geloven. En Ik kan u geen ander bewijs geven voor de waarheid van mijn woord dan dat u heel spoedig verrast wordt door een natuurverschijnsel – en dan ook even zo zeker op het einde rekenen kunt. Weet u echter of u het eerst genoemde overleeft, of zelf aan het natuurgebeuren ten offer zult vallen?

Reken daarom dit natuurgebeuren eveneens als einde, want veel mensen zullen daarbij hun einde vinden en hun leven zal niet lang meer duren. Wees daarom niet lichtvaardig en bereid u voor, ook wanneer het aardse leven om u heen zich schijnbaar zo ontwikkelt als bestond er alleen maar een opbouwen en openbloeien. Slechts een enkele dag en alles is vergaan, en is de aarde aan de vernietiging door de natuurkrachten ten prooi gevallen. De overlevenden zullen dan verschrikkelijke beelden te zien krijgen omdat het mijn wil is dat zij nog tot bezinning komen en de laatste genadetijd die hun blijft tot het einde, benutten. Want alles wordt vervuld volgens het woord dat Ik u mensen liet verkondigen door zieners en profeten, en u zult spoedig de waarheid van mijn woord ondervinden. En zalig is hij die mijn woord aannam en dan de weg vindt tot Mij, want hij zal in grote nood steeds een uitweg vinden. Hij zal mijn hulp zichtbaar ervaren die Ik allen die tot Mij roepen beloofd heb.

Want daarom spreek Ik tot u opdat u tevoren reeds om kracht vraagt en daarna in de grootste nood als u enkel en alleen op mijn hulp aangewezen zult zijn. U zult deze hulp ook verkrijgen want Ik vergeet de mijnen niet. Zorg daarom dat u tot de mijnen wordt gerekend. Roep Mij aan in de nood en Ik zal u verhoren.

Amen

BD.7557
23 maart 1960

De strijd tegen de eigenliefde

Er wordt veel van u verlangd wanneer u nog geheel door de zelfzucht wordt beheerst, want dan betekent het voor u een strijd dit egoïsme te overwinnen en het te veranderen in onbaatzuchtige naastenliefde. Maar u zult er wel aan moeten denken dat u alleen maar voor uw lichaam zorgt zolang u uw zelfzucht bevredigt en dat u voor uzelf niet de minste geestelijke schatten verzamelt die eens uw rijkdom zullen uitmaken in het rijk hierna. U zult er aan moeten denken dat uw verblijf op deze aarde niet eeuwig is, maar dat u een opgave hebt te vervullen: uw wezen te veranderen tot liefde; want u betreedt de aarde als mens met slechts een geringe graad zuivere onbaatzuchtige liefde die u nu moet vergroten, wanneer u tenminste niet eerst de liefde in u zult moeten doen ontbranden. Maar het egoïsme beheerst u en dit zult u moeten onderdrukken, wat altijd een strijd betekent tegen alle begeerten die ten behoeve van het lichamelijke welbehagen vervulling verlangen.

De aandacht moet op de medemens worden gericht en het streven van de mens moet zijn om voor hem werken van liefde te verrichten wanneer hij zichzelf, dat wil zeggen: zijn wezen, wil veranderen tot liefde. Ter wille van de naaste moet hij leren afstand te doen, ter wille van de naaste moet hij bereidt zijn offers te brengen, er moet van binnen uit een drang in hem zijn, zijn medemens goed te doen en zijn zelfzucht zal steeds kleiner worden, hoe sterker de wil van de mens is.

En daarom luidt het gezegde: “Het hemelrijk lijdt geweld en alleen hij die geweld gebruikt trekt het naar zich toe”. Wiens eigenliefde nog erg sterk is, zal veel kracht moeten gebruiken om haar te verkleinen, hem worden voortdurend de bekoorlijkheden van de wereld voor ogen gehouden, want de tegenstander van God zal hem in verzoeking brengen waar en wanneer hij maar kan en het zal moeilijk zijn al die verzoekingen te weerstaan, hij zal geweld moeten gebruiken, maar het zal hem lukken zodra zijn wil er naar streeft, dat hij zijn opgave op aarde zal vervullen: zijn wezen te veranderen. Er zal hem kracht worden toegestuurd omdat hij wil dat hij zijn doel zal bereiken. En opdat hij dit doel nastreeft, wordt hij steeds weer op de geboden van de liefde tot God en de naaste gewezen, en als hij van goede wil is, zal hij eerst alleen de vervulling van zijn plicht in acht nemen, hij zal trachten de geboden Gods te vervullen, tot hij dan van binnenuit wordt aangespoord in de liefde werkzaam te zijn; en de strijd tegen de eigenliefde steeds minder wordt, want hij zal overwinnaar worden van zichzelf, wanneer hij van goede wil is.

Maar de meeste mensen worden door egoïsme beheerst, ze denken alleen maar aan zichzelf, de liefde is in hen verkoeld en daarom kunnen ze geen overwinnaar worden, ze zullen slechts steeds aardse voordelen zoeken en niet denken aan hun leven na de dood. En hun lot wordt bitter, want ze gaan arm en ellendig het rijk hierna in, waarin een vooruitgang ook zwaar zal zijn, omdat ze ook dan hun zelfzucht niet op willen geven, omdat ze ook dan alleen aan hun eigen lot denken en het lot van andere zielen hen niet raakt. Voor deze zielen is het bijzonder moeilijk hun eigenliefde af te leggen en ze zullen lange tijd in nood en kwelling moeten blijven, voor ze zichzelf veranderen en hun ogen naar de zielen in dezelfde noodtoestand keren.

Daarom is op aarde gezegend te noemen die zijn eigenliefde nog opgeeft voordat hij het aardse leven moet afgeven. Want zodra de ziel eenmaal de juiste liefde heeft leren kennen, is ze ook veel makkelijker in staat zich te bevrijden van datgene wat ze anders uit eigenbelang niet wilde weggeven. En dan is ook het gevaar niet meer zo groot wanneer ze het rijk hierna binnengaat. Ze zal ook dan liefde kunnen voelen voor de naaste en makkelijker opwaarts klimmen, ze zal ook eenmaal de gelukzaligheid bereiken, omdat de liefde in haar groter zal worden hoe meer ze zelf liefde beoefent. En daartoe zal ze veel gelegenheid hebben, want God helpt iedere ziel, dat ze zich uit de duisternis kan bevrijden en het licht bereikt.

Amen

BD.7559
26 maart 1960

Ernstig verlangen naar de waarheid

De zuivere waarheid moet worden begeerd om ontvangen te kunnen worden. En begeren van de waarheid wil zeggen, bereid zijn het aanwezige weten op te geven, zich geheel leeg te maken en nu Mij te vragen de mens de zuivere waarheid over te brengen, die alleen Ik zelf hem kan schenken. Want Ik zelf ben de Waarheid, Ik ben de Weg en het Leven. Alleen Ik zelf kan de waarheid uitdelen en u daardoor de weg aanwijzen die naar het eeuwige leven voert. Maar meestal zijn de mensen niet in staat zich los te maken van het geestelijke goed dat ze bezitten. Maar ze moeten er steeds op bedacht zijn dat er veel geestelijke richtingen zijn, dat het geestelijke goed van verschillende mensen ook verschillend is, dat er echter maar één waarheid is, dat niet allen er aanspraak op kunnen maken de waarheid te bezitten zolang hun denken nog afwijkt van elkaar. En daarom zouden ze alles in het werk moeten stellen om in het bezit van de waarheid te komen. Ze zouden geen genoegen moeten nemen met een weten dat hun overeenkomstig de traditie werd overgebracht. Ze zouden de oorsprong van hun weten eerst moeten trachten te doorgronden en altijd Mij zelf om verlichting van hun denken moeten vragen opdat ze de zuivere waarheid vinden.

Ze moeten de waarheid begeren. En ze zullen overtuigd kunnen zijn ze ook te vinden, want Ik zelf bekommer Me om diegenen die met heel hun hart verlangen naar de waarheid. Want Ik ben de eeuwige Waarheid en Ik wil dat ook mijn schepselen in de waarheid wandelen, dat ze juist denken, dat ze zich een waarheidsgetrouw beeld maken van Mij zelf en mijn regeren en werkzaam zijn. Ik wil niet dat ze bevangen zijn door dwaling die de mensen door mijn tegenstander wordt voorgehouden met de bedoeling dat het hun onmogelijk is Mij zelf juist te onderkennen en dan ook te leren liefhebben. En omdat de liefde van mijn schepselen voor Mij het doel is dat de mensen moeten bereiken, wil Ik dat ze Mij juist onderkennen en daarom zal Ik de mensen die daarnaar verlangen, steeds weer de zuivere waarheid doen toekomen. Ik zal ze niet langer in dwaling laten en hun denken verlichten zodat ze leren de waarheid van de dwaling te onderscheiden en zich afkeren van het laatste. De waarheid zal de mensen steeds gelukkig maken, want de waarheid zal licht verspreiden in de harten.

Maar de dwaling maakt de weg die de mensen gaan donker en deze leidt nooit opwaarts naar Mij, omdat het de weg is van mijn tegenstander, waarop deze de mensen tracht te dringen die hem niet weerstaan. En ieder mens zou zich ernstig moeten afvragen in hoeverre hij zich tevreden stelt met het weten dat hij bezit. Hij zou zich ernstig moeten afvragen of hij naar de zuivere waarheid verlangt en wat hij al heeft ondernomen om tot deze waarheid te komen. Hij hoeft niets anders te doen dan Mij ernstig te vragen of Ik hem in de waarheid zou willen onderrichten wanneer zijn denken onjuist is. Maar deze wil moet opstijgen vanuit het hart. Het moet hem diepe, heilige ernst zijn, zich in de waarheid op te houden. En deze ernst ontbreekt de meeste mensen. Ze nemen genoegen met een weten dat ze hebben overgenomen en houden eraan vast. Ze denken er niet over na, daar ze anders zelf tegenstrijdigheden zouden ontdekken en moesten opmerken. Maar de wil van de mens kan niet gedwongen worden.

Daarom is de dwaling ook heel wat meer in de wereld verspreid dan de waarheid en daarom probeer Ik steeds weer de mensen van boven toe te spreken om hun de zuivere waarheid toe te zenden die hen moet aansporen te vergelijken en zelf daarover een standpunt in te nemen. En gezegend wie de waarheid aanneemt, gezegend wie zich tracht los te maken van het huidige weten, wanneer het niet overeenstemt met het van boven toegezonden weten.

Eens zal de ziel als geestelijke rijkdom kunnen vaststellen, het weten dat ze op aarde heeft aangenomen en ook mee naar boven zal nemen in het rijk hierna. Ze zal een aanzienlijk voordeel kunnen hebben ten opzichte van de zielen die zich op aarde niet van hun verkeerde leren los konden maken, want in het geestelijke rijk zal de ziel alleen kunnen werken met goederen die overeenstemmen met de waarheid. Elk ander weten zal voor haar nutteloos zijn, ook al heeft ze op aarde over nog zo’n groot weten beschikt. Was het niet de zuivere waarheid, dan zal ze het verliezen zoals al het aardse bezit, en arm en onwetend in het rijk hierna vertoeven, waar ze niet eerder tot een gelukkig stemmende werkzaamheid zal worden toegelaten, dan ook zij de zuivere waarheid heeft aangenomen, die haar wel zal worden aangeboden in het geestelijke rijk, maar evenals op aarde haar vrije wil vereist om aangenomen te worden. En daarom is het voor de mens zo noodzakelijk dat zijn denken nog op aarde wordt opgehelderd, dat hij op aarde de dwaling van de waarheid leert onderscheiden, want alleen de waarheid is de weg die naar het eeuwige leven leidt, alleen door de waarheid kan de mens gelukzalig worden en het eeuwige leven niet meer verliezen.

Amen

BD.7560
27 maart 1960

Voor de wereldlingen

U zult geen bedrieglijke hoop mogen koesteren doordat u gelooft nog veel tijd te hebben om u geestelijk te voltooien. U zou niet een dag langer moeten dralen om een begin te maken met te werken aan uw ziel, wanneer u al niet over juiste wegen gaat en streeft naar het geestelijke. U zou steeds maar moeten proberen u voor te stellen dat u plotseling zou worden weggeroepen en u dan afvragen of u zich wel staande zou kunnen houden voor mijn ogen. En u zou uzelf alleen maar de vraag moeten voorleggen, hoe u tegenover Jezus Christus staat. U allen die Hem nog niet hebt gevonden, bent in groot gevaar dat uw ziel verloren gaat, dat zij in nood en duisternis het rijk hierna betreedt omdat ze nog niet is verlost. U allen die nog geen aanhangers of belijders van Jezus Christus bent, wordt door Mij in het bijzonder aangesproken dat u nog maar weinig tijd hebt en deze tijd zult moeten benutten, door verbinding te zoeken met Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, opdat u ook verbinding vindt met Mij, die in Hem het werk van verlossing heeft volbracht.

U staat nog midden in de wereld en de wereld zal maar zelden alleen geestelijke gedachten in u laten opkomen. Maar Ik wend me tot u, dat u zich serieus bezint, dat u zich een dichtstbijzijnde eind zal voorstellen en dat u aan uw ziel denkt, die in grote nood is. U wereldlingen hebt maar weinig geloof en toch zult u er eens over moeten nadenken dat u niet vergaat, al sterft uw lichaam. En u zult dan moeten proberen u uw lot voor te stellen dat niet anders kan zijn dan uw levenswandel is geweest. En wanneer u niet aan een voortleven van de ziel gelooft, zo wens dan serieus voor uzelf maar eenmaal dat u juist zult mogen denken, dat u een klein licht wordt geschonken, Vraag Mij daar om, wanneer u nog gelooft in een God en Schepper van eeuwigheid. En waarlijk, Ik zal u een licht schenken, want Ik wil niet dat u verloren zult gaan, maar u zult de eerste stap naar Mij moeten zetten, die u in uw diepste innerlijk niet zult kunnen loochenen.

Laat de korte tijd die u nog blijft, niet onbenut voorbijgaan, vraag u af of u de juiste weg gaat en doe uw best de wil van Hem te vervullen die u het leven gaf. Zoek de band met Mij in Jezus Christus en u hebt alles gedaan om uw ziel te redden. En tracht daarom u een weten te verschaffen over Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, houd uw oren niet dicht, wanneer u dit wordt toegezonden. Geloof, wanneer u een nabij zijnde einde wordt verkondigd, luister naar de verkondigers en denk over hun woorden na, want Ik zelf spreek u aan door hen, omdat Ik u graag zou willen redden voor het einde. En denk ook over de vergankelijkheid van de wereld en alle aardse goederen. En zulke goede gedachten wil Ik zegenen, Ik zal uw wil sterker maken en u helpen, dat u de juiste weg vindt en u bevrijdt van alles wat u nog gevangen houdt.

Ik wil u helpen wanneer u maar aan uw ziel denkt en haar wil behoeden voor het lot dat ze tegemoet gaat, wanneer u uzelf niet verandert. Geloof toch dat u niet veel tijd meer overblijft en gebruik deze tijd ijverig voor het heil van uw ziel.

Amen

BD.7562
29 maart 1960

Totale geestelijke ommekeer

Een geestelijke ommekeer ten goede zal op deze aarde niet meer plaatsvinden en de mensen die deze hoop koesteren, denken verkeerd en daarom zullen ze verrast zijn wanneer het verloop van het wereldgebeuren hen ervan zal overtuigen dat er nergens een geestelijke verandering is te onderkennen, dat de mensen steeds dieper wegzinken in de duisternis, hoe verder de tijd verloopt. De mensen zelf veranderen zichzelf niet meer in die mate dat Ik van een ontbinding van de scheppingen afstand zou kunnen nemen. Ze vallen steeds meer ten prooi aan mijn tegenstander, ze vervullen diens wensen en worden daarom steeds rijper voor de ondergang, die het einde van deze aarde voor de mensheid betekent. Er zijn er nog maar weinige die de ernst van de tijd inzien, die hun best doen hun levenswandel te leiden volgens mijn wil, die in Mij geloven en daarom genade vinden in mijn ogen. En dezen geloven ook aan een einde, omdat ze het lage geestelijk niveau van de mensen op de voet kunnen volgen en inzien dat de aarde rijp is voor de ondergang.

Maar deze weinigen kunnen Mij er niet toe brengen van het laatste vernietigingswerk af te zien, want Ik moet ook aan het nog gekluisterde geestelijke denken, dat zijn ontwikkelingsgang moet voortzetten in nieuwe scheppingen. Ik moet aan de mensen denken die falen, dat ze weer kunnen worden opgenomen in het positieve ontwikkelingsproces, dat ze aan de macht van mijn tegenstander worden ontrukt. Deze mensen zouden onherroepelijk steeds verder in de diepte storten als Ik de aarde zou laten bestaan, en dan maak Ik tevens geen einde aan de activiteiten van mijn tegenstander. Deze periode van de aarde moet ten einde lopen en een nieuwe weer beginnen, daar anders de goddelijke ordening nooit tot stand zou worden gebracht, zoals dit toch mijn heilsplan is van eeuwigheid. Eens loopt elke verlossingsperiode ten einde, en voor deze is nu de tijd gekomen waarin de ordening weer tot stand moet worden gebracht, opdat de ontwikkelingsgang van het geestelijke verder kan gaan.

Voor ieder mens die niet streeft naar het geestelijke is dit onbegrijpelijk, maar ieder wiens geest is gewekt en met open ogen om zich heen kijkt, moet het begrijpen. Het ongeloof en de liefdeloosheid krijgen de overhand, de mensen houden geen rekening meer met een voortleven na de dood, ze geloven niet in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk, ze leven een puur werelds leven en denken niet aan de zin en het doel van hun bestaan. En maar zelden is een mens nog te winnen voor Mij en mijn rijk. En derhalve is er een geestelijk laag niveau ingetreden dat niet anders meer is op te heffen dan door een volledige nieuwe ordening, een “rechtspreken” en het brengen van het geestelijke in de vorm die in overeenstemming is met de toestand van zijn rijpheid. En het omvormingswerk aan de oude aarde moet dat tot stand brengen dat alle vormen worden vernietigd en dat het erin gekluisterde geestelijke in andere vormen zal worden ingelijfd, opdat de positieve ontwikkeling door kan gaan. En hiervoor is een totale ommekeer vereist, geestelijk en aards, het verlangt het einde van de oude aarde en het ontstaan van een nieuwe, het eist een tot stand brengen van de ordening van eeuwigheid, dat steeds weer van mijn kant uit zal worden doorgevoerd wanneer de tijd is afgelopen, wanneer een verlossingsperiode haar einde heeft gevonden volgens beschikking van eeuwigheid.

Amen

BD.7563
30 en 31 maart 1960

Naastenliefde

Het zal u altijd tot heil strekken wanneer u zich bekommert om de naaste in zijn nood. U zult dan steeds mijn wil vervullen die in mijn geboden van de liefde tot God en de naaste tot uitdrukking komt. Maar u moet de liefde tot de naaste in vrije wil beoefenen, u moet u van binnenuit gedreven voelen, dan pas ontsteekt u in u de liefdesvonk en dan pas zal uw ziel rijp worden. Al uw denken, spreken en handelen moet door de liefde gedragen zijn wil dit een geestelijke uitwerking hebben, daar u anders alleen aardse plichten nakomt, maar uw ziel daar geen enkel voordeel uit haalt.

Het gaat steeds alleen om de liefde, om de innerlijke drang goed te doen, te helpen waar nood is, gelukkig en blij te maken waar de gelegenheid zich voordoet. Het gaat om het innerlijke wezen van de mens dat in de liefde voor Mij en voor de naaste moet opengaan, dat elke eigenliefde overwint en met de liefde helemaal is vervuld, zodat nu ook Ik zelf in hem tegenwoordig kan zijn en dus in hem werkzaam kan zijn door mijn geest. Dan kan de mens niet meer anders dan goed zijn en steeds in verbinding met Mij leven, dan kan de aardse wereld hem niet meer bekoren. Integendeel, zijn gedachten zullen steeds in de geestelijke wereld vertoeven omdat de geest in hem al zijn denken en willen bepaalt.

Maar zolang de gedachten van de mens door de wereld in de ban worden gehouden, zal het hem ook niet mogelijk zijn de liefde in hem tot ontplooiing te brengen. Want dan wordt door de wereld altijd nog aanspraak gemaakt op de eigenliefde en deze wordt als eerste vervuld, wat steeds afbreuk doet aan de liefde tot de naaste. En dan moet hem vaak de nood van de medemens duidelijk voor ogen worden gesteld. Hij moet veel ellende zien opdat hij zal worden aangespoord te helpen en dan de liefdesvonk in hem kan worden ontstoken, wanneer hij de zegen van een goede daad bij zichzelf bemerkt. En daarom moet er ook nog veel nood over de wereld komen, omdat de liefde onder de mensen is bekoeld, omdat er geen aandacht wordt geschonken aan de boden van mijn liefde en omdat daarom ook de geestelijke nood heel groot is, die alleen door de liefde kan worden opgeheven.

Liefdeloosheid van de mensen is geestelijke nood en heeft ook altijd aardse nood tot gevolg, om welke reden deze in de eindtijd nog groter zal worden om toch nog de harten van de mensen te raken, zodat in hen erbarmende naastenliefde wordt ontstoken. Maar er zullen nog maar weinig mensen zijn die aan deze geestelijke nood ontkomen, want de eigenliefde krijgt de overhand en dat betekent ook dat de liefde voor de wereld steeds groter wordt, dat de mensen ten prooi vallen aan de materie en in hun streven hiernaar zichzelf hun latere lot scheppen: dat ze zelf weer tot de materie worden die ze al lang geleden hadden overwonnen.

En er is nog maar één uitweg om deze kluistering te ontgaan en deze uitweg is en blijft de liefde. Van het gebod liefde te beoefenen kan ook mijn liefde u niet ontslaan, want de liefde is de eerste wet en zonder liefde kan niemand zalig worden.

Amen

BD.7565
2 april 1960

Gods heilsplan en het einde

Mijn plan van eeuwigheid wordt uitgevoerd, want mijn liefde en wijsheid waren bepalend bij dit plan en mijn macht brengt alles tot stand wat Ik wil. Daarom kan noch de wil van de mensen, noch het handelen van mijn tegenstander Mij dat beletten. En het zou voor Mij heel gemakkelijk zijn om u mensen zo ver in te wijden dat u ook op de hoogte zou zijn van de dag en het uur dat Ik het plan realiseer. Maar dit wordt weer door mijn liefde en wijsheid verhinderd, omdat het mijn schepselen niet tot heil strekt, want een weten van dag en uur van het einde van deze aarde zou betekenen ze dan onder een zekere dwang van de wil hun opgave op aarde zouden vervullen. Maar mijn liefde wil u mensen ook weer waarschuwen en aanmanen. Mijn liefde wil alleen graag dat u zich voorbereidt en het einde niet zult hoeven te vrezen. En daarom kondig Ik u steeds weer door zieners en profeten het einde aan als vlak voor de deur staand, zoals het is geschied vanaf het begin van deze aardperiode en gebeuren zal, tot het einde werkelijkheid wordt.

Ik laat u mensen niet zonder weten daarover. Toch zal dit weten u nooit worden bewezen, vanwege uw wilsvrijheid. U zult het altijd alleen maar moeten geloven en overeenstemmend met dit geloof uw levenswandel leiden. En mijn heilsplan zal dan zo verlopen, dat u er niet onder lijdt. Maar het wordt uitgevoerd volgens mijn wil, want Ik weet waarlijk wat voor u, mijn schepselen, voor uw bestwil is, ongeacht of u al als mens over deze aarde gaat of nog in gekluisterde toestand de scheppingswerken bewoont. Ik weet wanneer voor u de tijd is gekomen, dat uw toestand anders wordt, dat al het geestelijke de vorm moet verlaten die het gekluisterd houdt. Ik weet wanneer de wettelijke ordening weer tot stand moet worden gebracht en wat voor de positieve ontwikkeling van het geestelijke dienstig is. En omdat mijn liefde en wijsheid bepalend zijn, zal Ik ook de tijd in acht nemen die Ik me van eeuwigheid heb gesteld voor mijn heilswerk.

En wanneer Ik u mensen dus de tijd als “dichtbij zijnd” aankondig, wanneer Ik u steeds weer aanmaan te denken aan uw einde, dan brengt ook alleen mijn liefde Mij daartoe, die u graag waarlijk een gelukzalig lot wil bereiden en u steeds weer wijst op de weg die u zult moeten gaan om gelukzalig te worden. Daarom spreek Ik u mensen steeds weer van boven toe, want anders kan u geen tijding toekomen over dat wat komt, omdat niemand buiten Mij dit weten kan en omdat Ik wil dat ook u er kennis van zult nemen, zelfs wanneer u het alleen maar zult hoeven te geloven.

Maar u bent gezegend, wanneer u mijn woord van boven geloof schenkt. Want niemand buiten Mij kan u naar waarheid onderrichten. Niemand kan u dit weten overbrengen, wanneer Ik zelf het u niet doe toekomen door mijn geest. Daarom behoort er ook een vast geloof toe, mijn woord als waarheid aan te nemen, een geloof dat door de liefde werd verkregen. En omdat er zo weinig liefde onder de mensen is, is ook het geloof aan een einde slechts zelden te vinden. En de mensen gaan onverantwoord voort op hun levensweg en benutten niet de tijd die hun nog blijft tot het einde en die waarlijk nog maar kort is. En u zou ontsteld raken als u dag en uur zou weten. Maar dit weten blijft voor u verborgen, want het zou u niet tot nut zijn voor uw voltooiing. Maar het zal komen, plotseling en onverwacht.

En daarom gaat steeds maar mijn zorg naar u uit en spreek Ik u steeds weer aan. Het nabij zijnde einde is de motivatie van mijn aanspreken, omdat Ik steeds nog zielen wil winnen die Mij aanhoren en aan mijn woord geloof schenken. Want dezen zullen zich voorbereiden. Ze zullen hun best doen naar mijn woord te leven en hun goede wil zal van Mij uit steeds versterking ondervinden. Ze zullen steeds weer verlangen Mij te horen en uit mijn woord waarlijk de kracht halen, omdat Ik mijn woord met mijn kracht heb gezegend.

Amen

BD.7569
5 april 1960

Het “zelfbewustzijn” van de oergeest

Iedere oergeest krijgt zijn zelfbewustzijn weer terug wanneer hij als mens over de aarde gaat, en zichzelf als mens ziet. Want dan zijn alle zieledeeltjes weer in hem verzameld die eertijds opgelost waren, met de bedoeling op de weg door de schepping terug te keren. En dan is het wezen ook in staat de graad van rijpheid te verwerven die het aanvankelijk als geschapen oergeest bezat. Die het weggegeven had en nu weer verkrijgen moet, om in het lichtrijk binnen te kunnen gaan als volmaakte geest.

Dus is ieder mens een geïncarneerde oergeest. Een eertijds gevallen wezen en een scheppingsproduct van mijn eindeloze liefde dat zich zelf uit vrije wil van Mij verwijderd heeft, en nu uit vrije wil weer tot Mij terug moet keren. De mens bezit echter niet de kennis over wat hij was, wat hij is en weer worden moet, en een zekere geestelijke rijpheid is nodig voordat deze kennis hem eigen kan worden en hij ze ook begrijpen kan.

Hij ziet zich wel als mens maar niet wezenlijk als een geest die zijn bestemming moet vervullen. En omdat hij zich alleen als mens ziet die zich in de aardse wereld beweegt, zijn ook zijn gedachten meer werelds gericht. Maar dat is steeds een hindernis voor het geestelijk inzien dat hij pas dan zal hebben wanneer hij zich van de wereld af, en naar het geestelijke rijk toe gewend heeft.

Pas dan is het mogelijk hem de kennis over zijn eigenlijke bestemming te geven, en dan kan hij het in vrije wil aannemen en zich daarop instellen, wat zijn geestelijk rijper worden waarlijk bevorderen zal. En heeft hij die kennis eenmaal geaccepteerd, dan zal hij zich ook verheugen in het besef en in de zekerheid tot de oergeesten te behoren, die Ik als schepsels buiten Mij schiep. Die als “kinderen” tot Mij terug moeten keren en als mens dus kort voor hun voleinding staan.

En de wil van de mens hoeft alleen maar goed te zijn, dan richt deze zich vanzelf tot Mij. Want dan verlangt de mens naar zijn God en Schepper, en dit willen is dan reeds de juiste beslissing, het is het doorstaan hebben van de wilsproef die de oergeest als mens op aarde gesteld is.

Het bestaan op deze aarde is niet van lange duur, het is echter ruim voldoende voor de mens zich geheel te vergeestelijken. Want daardoor bereikt hij een staat die hem het “kindschap” van God geeft, dat wil zeggen: dat de oergeest zich weer in de toestand verplaatst van volmaaktheid die hijzelf door zijn vrije wil tot het hoogste peil heeft gebracht. En hij kan nu ook weer in mijn directe nabijheid vertoeven waar hem de rechtstreekse doorstraling van Mij verzekerd is, ofschoon ook iedere andere oergeest steeds hoger kan stijgen zodra hij het lichtrijk betreden mocht. Waarvoor echter de eerder genoemde juiste wilsbeslissing op aarde weer vereist wordt.

En overzalig is ieder wezen wanneer het tot bewustzijn komt welke eindeloos lange weg de oergeest afgelegd heeft om tot de hoogste lichtvolheid te komen, om onmetelijk zalig te zijn. Hij zal Mij lof en dank zingen en Mij prijzen tot in alle eeuwigheid. Hij zal mijn “kind” zijn en blijven dat Mij nooit meer verlaat – en dat scheppen en werken zal volgens mijn wil tot eigen gelukzaligheid.

Amen

BD.7571
7 april 1960

De ontwikkeling van de ziel – Oergeest

In elke ontwikkelingsperiode wordt iets geestelijks rijp en ook kan een periode voldoende zijn dat het geestelijke door de scheppingen gaande, zover opstijgt dat het zich als mens kan belichamen en de laatste wilsproef met succes kan afleggen. Maar er kunnen ook meer van zulke perioden nodig zijn voor deze vergeestelijking van de verharde zielensubstanties, wanneer de weerstand hiervan zo groot is dat de positieve ontwikkeling slechts langzaam plaatsvindt en ook het bestaan als mens een gevaar is dat het geestelijke weer terugzinkt naar de diepte. Want de vrije wil die in het stadium als mens moet worden beproefd is doorslaggevend.

Deze vrije wil is echter tevoren gebonden. Het verharde geestelijke is weliswaar aan de wil van de tegenstander van God ontrukt gedurende deze ontwikkelingsgang door de scheppingen van de aarde, maar de afzonderlijke substanties kunnen zich nu niet in vrije wil bewegen, ze zijn integendeel door de wil Gods overheerst, dat wil zeggen: ze leggen hun ontwikkelingsgang af in een toestand van onvrijheid, ze staan onder de wil van God, die al het wezenlijke in de scheppingswerken hun taak toewijst. Door het vervullen van deze taak onder de wet van de gebonden wil klimmen ze langzaam omhoog, dat wil zeggen: hun weerstand neemt af. Ze verrichten een dienende taak overeenkomstig hun bestemming en kunnen langzaam de toestand bereiken waar hun de vrije wil kan worden teruggegeven. En deze ontwikkelingsgang vereist een voortdurende wisseling van de uiterlijke vorm, het is een langzaam opwaarts gaan. Het is een zich aanpassen aan de wetten van de natuur en bijgevolg een onderwerpen aan de wil van God, al is het ook onder een zekere dwang, die het wezen echter alleen maar verlichting bezorgt en het eens weer de vrijheid moet verschaffen waarin het weer kan denken, willen en handelen vanuit eigen wil.

En deze gang door de scheppingswerken is niet uit te schakelen als het geestelijke wezen weer terug moet keren naar God, van wie het zich eindeloos ver verwijderd had door zijn afval van Hem, zodat het uit eigen kracht nooit deze verwijdering kon overwinnen. En het zou ook nooit door de tegenstander van God vrijgelaten worden ten behoeve van deze terugkeer, wanneer God deze het wezen niet zou ontwringen, juist met het doel van de kluistering in de materie, in de scheppingen op deze aarde. De tegenstander van God heeft recht op het gevallen geestelijke omdat het hem vrijwillig gevolgd is in de diepte. Maar God heeft hetzelfde recht omdat de wezens uit Zijn kracht zijn voortgekomen. Daarom is het ontrukken van dezen aan de macht van de tegenstander van de kant van God gerechtvaardigd, maar daarvoor is de tegenstander het recht gegeven dat hij weer kan inwerken op het geestelijke wanneer het in het stadium als mens over de aarde gaat. En te dien einde moet het geestelijke weer een graad van rijpheid hebben verkregen waarin het in staat is zijn wil te gebruiken om vrij te kiezen voor zijn heer.

Maar het wezenlijke kan niet van God uit plotseling in zo’n toestand worden verplaatst. Het moet de gang omhoog net zo trapsgewijs afleggen zoals het deze in de diepte heeft gedaan, het moet de weerstand langzaam opgeven en die kan bij het wezen niet met geweld worden gebroken. En hiervoor zijn ontelbare omvormingen nodig, door het rijk van de gesteenten, het planten- en dierenrijk, tot aan de mens. Bij elke wisseling van de uiterlijke vorm vermindert ook de weerstand, want het wezen heeft in de toestand van gebonden wil een dienst verricht, die hem steeds makkelijkere omvormingen oplevert. Maar de zonde van de afval van God is zo onmetelijk groot dat de afstand tot Hem daarom ook onmetelijk groot is, wat zoveel betekent als dat er ontelbare omvormingen nodig zijn om deze afstand te verkleinen om weer in de nabijheid van God te komen, waarvoor nu alleen nog de laatste vrije wilsbeslissing nodig is, dat ook de laatste omvorming van het geestelijk wezen afvalt – dat het wezen weer terugkeert naar de Vader, van wie het is uitgegaan.

En deze hele ontwikkelingsgang in de scheppingen van de aarde is een ononderbroken strijd. Het wezenlijke tracht de uiterlijke vorm open te breken omdat het deze als kluister bespeurt, maar het voelt ook elke keer het verbreken van de vorm als een weldaad, het doet er niet toe op welke trap van rijpheid het is aangekomen. En daarom is ook de strijd die u mensen in het dierenrijk kunt waarnemen, alleen maar wreed schijnend voor uw ogen, terwijl elk dier de wisseling van zijn uiterlijke vorm steeds weer als een verlichting ervaart. Daarom is het ook van God uit toegelaten of ook zo gewild, dat het zwakke ten prooi valt aan het sterke, dat het sterke het leven van het zwakke kan beëindigen en als het ware daardoor ook nog het wezenlijke dient ten behoeve van een voortgaande ontwikkeling.

Dus zolang het wezen valt onder de wet van de gebonden wil is alles door de wil van God bepaald, ook zijn einde en zijn nieuwe omvorming. Maar zodra het wezen het stadium als mens heeft bereikt en zijn vrije wil heeft teruggekregen, treedt de wil van God terug. En dan zijn de mens wetten gegeven, waarnaar hij zich heeft te richten wanneer zijn leven op aarde succes wil hebben. Hij is nu eenmaal gebonden aan de wetten van de natuur en aan de andere kant wordt hem de wil Gods voorgehouden, waaraan hij zich moet onderwerpen, wil de ontwikkeling doorgaan en tot voltooiing worden gebracht, want het doel is vrij te worden van elke uiterlijke vorm en als vrije geest binnen te gaan in het rijk van het licht – terug te keren in het vaderhuis, bij God, van wie het wezen eens is weggegaan.

Amen

BD.7572
10 april 1960

Toevlucht tot Jezus

Neem al uw zorgen mee naar Jezus die voor alles begrip heeft omdat Hij als mens over de aarde is gegaan.

En Hij zal u troosten. Hij zal u raad geven en helpen, zoals Hij als mens Zijn medemensen heeft geholpen die in gelovig vertrouwen naar Hem kwamen en Zijn hulp verlangden. Want er bestaat niets wat voor Hem onmogelijk zou zijn. Er zijn geen zorgen die Hij niet zou kunnen oplossen. Er is geen onheil dat Hij niet van u zou kunnen afwenden, wanneer u maar op Hem vertrouwt. Want Jezus is God. Het is uw Vader van eeuwigheid die in het omhulsel van de mens Jezus over de aarde ging en wie alle macht eigen is. Die in liefde en wijsheid werkt op aarde zoals in het geestelijke rijk.

En wanneer u naar Jezus roept, dan roept u naar God, de Schepper en Bewaarder van eeuwigheid. U roept Hem aan die u eens niet wilde erkennen en door deze innige roep zult u terugkeren naar Hem van wie u zich eens scheidde. Ga met al uw zorgen naar Jezus toe en u bent al op de terugweg naar God.

Hij heeft het verlossingswerk op deze aarde volbracht om uw grote zondenschuld van uw afval van weleer teniet te doen. En Hij volbracht dit werk in de mens Jezus. Hij koos voor zichzelf diens lichamelijk omhulsel tot verblijfplaats, omdat een mens lijden en sterven moest aan het kruis, opdat de mensheid nota kon nemen van dit grootste werk van erbarmen dat ooit op aarde is volbracht. En in deze mens Jezus wandelde God zelf dus over de aarde, want God als de eeuwige Liefde vervulde Jezus helemaal.

De Liefde ging de vreselijke lijdensweg die eindigde met de dood aan het kruis. En met deze kruisdood kocht Jezus het recht, de daardoor door Hem verworven genaden de mensen te kunnen doen toekomen, zodat deze vrij werden van hun heer die hen in slavernij gevangen hield, tot er een Redder kwam om de gevangenen te verlossen. Hij betaalde met Zijn bloed de schuld aan de tegenstander van God en de mensen die het verlossingswerk van Jezus erkennen en aan de genaden deelachtig willen worden, konden nu van hem vrij worden. Dan erkent u ook in de goddelijke Verlosser Jezus Christus God zelf. En deze erkenning moet eerst voorafgaan, omdat u zich dan van de vroegere zonde van de afval van God distantieert, omdat u nu willens en wetens weer bent teruggekeerd naar God en u nu Zijn liefde en erbarmen weer aanneemt, die u eens afwees, waardoor u in de diepte bent gestort. U zult moeten proberen geen enkele zorg zelf af te handelen. U zult steeds naar Jezus moeten gaan. U zult met alle verzoeken naar Hem moeten gaan, omdat u zich dan met de Vader verbindt, die in Jezus Zijn intrek nam om u van uw schuld te bevrijden. En u erkent Hem dus door uw roep, wat de zin en het doel is van uw aardse bestaan: de terugkeer naar God te voltrekken, van wie u zich eens vrijwillig scheidde. Ga nooit alleen uw weg over de aarde. Zoek steeds de aansluiting met Jezus. Kies Hem als uw begeleider op uw wegen, als uw gids, uw raadgever en beschermer.

Blijf met Hem verbonden in elke aardse en geestelijke nood en u zult dan ook waarlijk juist worden geleid. U zult Zijn bescherming genieten. U zult uw zorgen kwijt raken, want Jezus is als mens over de aarde gegaan en Hij kent waarlijk alle noden die een mens op aarde heeft te verduren. Maar Hij is ook steeds tot hulp bereid, omdat de Liefde Hem vervult, omdat Hij zelf de eeuwige Liefde is, omdat Hij en de Vader één zijn, en Zijn eindeloze liefde steeds uitgaat naar u, Zijn schepselen. Want uit Zijn liefde bent u voortgekomen en naar Hem moet u ook weer terugkeren.

En daarom zal Hij u volgen met Zijn liefde. Hij zal alles voor u doen waar u Hem gelovig om vraagt, om u voor eeuwig weer terug te winnen.

Amen

BD.7577
15 april 1960

Goede Vrijdag

Door mijn lijden en sterven aan het kruis vond u verlossing van zonde en dood.

Ik bracht als mens voor u het offer. Ik gaf mijn leven onder ontzettende pijnen om uw zondeschuld te delgen, om voor u het lichtrijk weer te openen dat voor u was gesloten door uw zondeval. En dit offer bracht de Liefde in Mij, want alleen deze was in staat zo’n werk van barmhartigheid te volbrengen, omdat de Liefde de kracht is, omdat de Liefde God zelf is van eeuwigheid.

Wat de mens Jezus heeft geleden, zult u mensen nooit kunnen beseffen. Want ofschoon Ik zelf in Hem was, bleven het menselijk lichaam het lijden en de smarten niet bespaard, omdat Hij de grote schuld wilde wegnemen ter wille van de gerechtigheid.

De zonde van de vroegere afval van Mij was zo onmetelijk groot dat de wezens ze zelf niet zouden hebben kunnen tenietdoen, al zouden er eeuwigheden voorbij gaan. Want de wezens waren vol van licht toen zij tegen Mij in opstand kwamen.

En de mens Jezus was door Zijn overgrote liefde op de hoogte van deze grote schuld. Hij wist dat deze zonde een onmetelijke boete eiste, opdat aan de gerechtigheid genoegdoening werd gegeven.

En Hij bood zich zelf aan Mij als offer aan. En Ik nam dit offer aan, omdat de Liefde het bracht, of wel: Ik zelf volbracht het, die de eeuwige Liefde ben.

Ik nam mijn intrek in de mens Jezus. Ik vervulde Hem met mijn Geest, met mijn Liefde die Kracht is. En dus bracht de mens Jezus ook de kracht op voor dit werk van verlossing, dat met onmetelijk lijden en kwellingen was verbonden die beantwoordden aan de grote schuld.

Want Hij wilde deze zondeschuld teniet doen. Hij wilde boete doen ter wille van de gerechtigheid.

Hij wist ook in welke nood de mensheid zich bevond wanneer haar geen hulp werd gebracht en Zijn ziel had zich aan Mij als offer aangeboden. Zijn ziel was bij Mij gebleven toen Zijn broeders in de diepte stortten. En Zijn ziel bood zich aan om hen te redden, omdat zij zelf niet meer konden opklimmen naar boven en omdat hun ook de weg die terugleidt naar het vaderhuis versperd was, zolang hun grote zondeschuld niet gedelgd was. De ziel van Jezus wist dit alles.

Ik had mijn Zoon naar de aarde gezonden. Ik had Zijn aanbod aangenomen Mij genoegdoening te willen geven voor Zijn gevallen broeders.

En Hij was op de hoogte van de mate van lijden die Hem wachtte. Maar Zijn liefde dreef Hem aan. Zijn liefde gold Mij en de gevallen broeders die Hij weer bij Mij terug wilde brengen.

Hij daalde af naar de aarde en Hij ging de weg als mens. Hij nam Mij volkomen in zich op: de Liefde die Hem steeds meer vervulde.

Ik zelf bewoog Hem nu tot alles wat Hij deed. Want deze liefde was enkel bedoeld voor de geknechte mensheid die Hij wilde verlossen uit de boeien van mijn tegenstander. En zo ging Hij de weg van het kruis, de weg van het lijden en de liefde, tot de tijd gekomen was, dat Hij Zijn leven offerde voor Zijn medemensen. Tot de dag gekomen was, waarop Hij onder ontzettende smarten en kwellingen de dood aan het kruis onderging, waarop Hij zich zelf had geofferd aan het kruis om de grote zondeschuld teniet te doen die op de mensheid drukte. Hij heeft onuitsprekelijk geleden. Onnoemelijke pijnen brachten Zijn tegenstanders Hem toe, die zich als afgezanten van mijn tegenstander op Hem uitleefden.

Het waren smarten die geen mens zou hebben kunnen verdragen, wanneer de kracht van de Liefde Hem niet zou hebben vervuld. Wanneer de Liefde zelf Hem niet zou hebben vervuld en Hem de kracht gaf vol te houden tot aan Zijn dood.

En deze liefdedaad verloste de mensheid van de eeuwige dood. Gods gerechtigheid was voldoening gegeven. Mijn liefde had de genoegdoening verricht en de mensen die het verlossingswerk van Jezus willen aanvaarden en er in willen delen, waren vrij van hun schuld.

Ik zelf heb me over de mensen ontfermd. Ik zelf heb in de mens Jezus het verlossingswerk volbracht. Ik heb me een menselijke vorm uitgekozen die bovenmenselijk leed op zich nam, opdat voor de mensheid mijn werk van erbarmen duidelijk werd, opdat ze de grootte van haar schuld erkende en nu vanzelf haar schuld bij Hem brengt, die voor haar aan het kruis is gestorven.

En daar Ik zelf dus in deze mens Jezus was, komen de mensen nu met hun schuld naar Mij en vragen Mij om vergeving.

Ze erkennen Mij, zoals ze eens weigerden Mij te erkennen en ze zien daardoor hun schuld in en zij bekennen hem ook.

En Ik neem ieder aan die zijn schuld tot onder het kruis draagt. En voor ieder is nu ook de weg vrij naar Mij. Voor ieder is de weg vrij naar het vaderhuis, want Jezus Christus heeft de poorten geopend die door de zondeval gesloten waren.

Amen

BD.7579
17 april 1960

Pasen

En Ik bouwde de tempel weer op, zoals Ik het beloofd had.

Ik stond op de derde dag op uit de dood en ook mijn lichaam steeg op uit het graf, omdat Ik het zo wilde dat de mensen kennis namen van mijn verrijzenis. Want zij geloofden niet aan een voortleven na de dood en Ik wilde hun het bewijs leveren dat het Mij mogelijk was ook de dood te overwinnen, opdat ze dan geloof zouden schenken aan mijn belofte, dat ieder mens die in Mij gelooft, zal opstaan tot leven. Daarom heb Ik het lichaam in vergeestelijkte staat mee laten opstaan uit het graf. Ik ben aan mijn leerlingen verschenen die Mij konden zien en ook voelen, omdat ze het moesten geloven dat Ik uit de dood ben opgestaan zoals Ik het tevoren had verkondigd. Maar alleen degenen wier staat van rijpheid dit toeliet, konden Mij zien. Want Ik was niet meer lichamelijk onder hen. Integendeel, lichaam en ziel hadden zich vergeestelijkt en waren bijgevolg alleen zichtbaar voor degenen die in staat waren met geestelijke ogen te schouwen, omdat Ik hun het geestelijke zien ontsloot. En dat was er weer de aanleiding voor dat de mensen twijfelden. Dat ze ruzie maakten en verdachtmakingen uitspraken dat mijn lichaam onrechtmatig verwijderd was, zoals ook vandaag de dag nog aan mijn verrijzenis op de derde dag wordt getwijfeld door diegenen die het gebeuren van de vergeestelijking van de ziel en het lichaam niet begrijpen. De mensen geloven niet in een opstanding van de ziel. En toch speelt zich bij alle mensen hetzelfde gebeuren af bij de dood van hun lichaam, dat de ziel het lichaam verlaat en binnengaat in het rijk hierna. Want zij kan niet sterven. Alleen is haar toestand heel verschillend, al naar gelang haar levenswandel. Heeft deze nu op aarde tot rijpheid geleid, dan staat de ziel op tot leven, tot een nieuw leven in het geestelijke rijk.

Mijn ziel was geheel rijp geworden. Ze had zich verenigd met de geest van de Vader van eeuwigheid en ze had ook gedurende het leven op aarde het lichaam ertoe weten te brengen, zich aan al haar wensen aan te passen, zodat ook het lichaam de vergeestelijking van alle substanties al op aarde onderging en daarom tegelijk met de ziel na de dood kon verrijzen, waarvan Ik op de derde dag het bewijs leverde. Maar ook dit gebeuren kan alleen worden geloofd, omdat daarvoor geen bewijzen meer kunnen worden geleverd. Maar wiens geest gewekt is, wie op de hoogte is van de zin en het doel van de mens op aarde, die gelooft ook vol overtuiging in mijn opstanding op de derde dag. Want het wordt hun verkondigd door mijn geest, die na mijn opstanding ook naar mijn leerlingen uitstraalde, wat na mijn hemelvaart zichtbaar werd. Want ook dit konden weer alleen de mensen beleven die helemaal rijp waren, die in staat waren geestelijk te schouwen, omdat Ik het wilde en omdat ze geestelijk al zo voorbereid waren dat voor hen de belevenis van het uitgieten van de Geest (Hemelvaart) geen wilsdwang meer betekende. Zo hebben na mijn verrijzenis ook steeds maar enkelingen Mij kunnen zien en heb Ik deze enkelingen sterker gemaakt voor dit ongewone gebeuren. Ze zagen Mij en Ik wilde het zo, omdat mijn leerlingen de wereld in moesten trekken om mijn evangelie te verkondigen en omdat ze moesten getuigen van mijn verrijzenis op de derde dag. Maar aan de ongelovigen ben Ik niet verschenen, want dezen zouden de volheid van mijn licht, dat in hun geestelijke duisternis naar binnen zou hebben gestraald, niet hebben kunnen verdragen. Maar wie mijn evangelie hoort, wie in Mij gelooft en in mijn verlossingswerk, die moet ook kunnen geloven in mijn opstanding uit de dood. En het zal voor hem ook mogelijk zijn daarin te geloven, omdat de geest in hem, die uit Mij straalt, hem van binnen op dezelfde manier onderricht en hem een levend geloof schenkt. Hij zal geen verder bewijs nodig hebben. Hij zal er innerlijk geheel en al van overtuigd zijn dat zijn ziel verrijst tot leven. En hij zal daarom ook zijn aards bestaan bewust leiden. Hij zal streven naar de vereniging met Mij. Hij zal aan Jezus Christus vasthouden en in Hem met Mij zelf in verbinding treden. Hij zal geestelijk streven en voortdurend proberen mijn wil te vervullen en hij zal de dood niet hoeven te vrezen, omdat hij weet dat hij zal opstaan tot eeuwig leven.

Amen

BD.7581
19 april 1960

Het geestelijke dieptepunt eist een ingrijpende verandering van de aarde

U zult geen geestelijke vooruitgang op deze aarde meer beleven Er is een laag niveau ingetreden dat nu niet meer overtroffen kan worden, want de mensen leven rustig verder waarbij hun zinnen alleen maar werelds gericht zijn; ze denken niet aan een geestelijk leven, ze overwegen ook niet of ze hun eigenlijke opgave op aarde vervullen, omdat ze geen andere opgave op aarde zien dan die, om voor hun lichamelijk welzijn te zorgen en van het leven met volle teugen te genieten. Dat mensen hun dagelijkse gang met geestelijk gerichte gedachten beginnen is zeldzaam en slechts deze weinigen leven hun aardse leven bewust. Ze voelen dat de mens niet alleen vanwege het aardse leven op de wereld is, ze denken na en omdat ze van goede wil zijn, komen ze ook geleidelijk tot het inzicht omtrent het doel van hun aardse leven. Maar van dezen zijn er maar weinige en maar zelden lukt het een mens z’n medemens op dezelfde weg te leiden en hem zijn eigenlijke bestemming geloofwaardig te maken en daarom kan er ook van een geestelijk laag niveau worden gesproken dat hervorming eist, dat een ontbinding van de schepping ten gevolge heeft, dat een aardse en geestelijke ommekeer onvermijdelijk als resultaat moet hebben.

Weliswaar zijn er al vaak tijden geweest waarin de mensen goddeloos leefden, waarin veel onrecht is geschied en satanische activiteit duidelijk zichtbaar was. Maar deze toestand is hand over hand toegenomen, bijna alle mensen leiden nu een oppervlakkig leven, ze maken zich helemaal niet ongerust, ze hebben geen verantwoordelijkheidsgevoel, ze groeien op zonder geloof of hebben alleen nog maar een vormgeloof dat echter volkomen waardeloos, is voor de ontwikkeling van de ziel. En ze verkeren ook in dwaling, ze denken verkeerd, ze zijn ver af van de waarheid en kunnen die ook niet vinden, omdat ze zonder liefde zijn. En dit is het waaraan de mensheid lijdt: de liefde is verkoeld en dat daarom de mensen niet meer in staat zijn in een God en Schepper te geloven, die in zich liefde, wijsheid en almacht is en voor wie ze zich eens moeten verantwoorden voor hun levenswandel. De liefde ontbreekt hun en bijgevolg ook het inzicht, ze zijn geestelijk blind en stevenen op de afgrond af, want het einde komt onherroepelijk, en wil de positieve ontwikkeling doorgaan, wat het doel is waarvoor de mens op aarde vertoeft, dan moet er een keer weer orde worden geschapen.

Wat nog te redden valt voor het einde, zal worden gered, omdat de liefde van God overal een handje helpt waar maar de geringste wil aanwezig is het goede te doen. Maar het zou verkeerd zijn erop te rekenen dat de mensen hun instelling tegenover God en het geloof veranderen, het zou verkeerd zijn op een geestelijke ommekeer te rekenen die zich op aarde moet voltrekken. Want de mensen verlenen de tegenstander van God teveel macht en deze maakt er waarlijk goed gebruik van. Dus moet er aan diens machinaties eens een einde komen, van de kant van God uit moet hem de macht worden ontnomen, zijn tijd moet worden beëindigd en dat wil tevens zeggen: al wat van hem afhankelijk is in de boeien te slaan, evenals hij zelf, zodat aan het kwade en slechte werkzaam zijn voor een lange tijd een einde is gemaakt. En dit vereist ook een uiteenvallen en omvormen van de scheppingen op aarde die het geestelijke bevatten, waarvoor wederom een nieuwe schepping nodig is; dat er een nieuwe aarde ontstaat, opdat de geestelijke ontwikkeling weer door kan gaan. En God weet wanneer daar de tijd voor is gekomen, Hij weet wanneer de mensheid haar dieptepunt heeft bereikt, wanneer een omvorming van de aarde en al haar scheppingen noodzakelijk is, en deze tijd zal Hij ook aanhouden volgens plan van eeuwigheid.

Amen

BD.7584
23 april 1960

Het serieus onderzoeken van geestelijke goederen met Gods hulp

Geen mens wordt het recht ontzegd voor zichzelf een oordeel te vormen, maar hij moet ook weten dat het verstand alleen geen garantie biedt voor het juiste denken, zelfs al is het verstand nog zo hoog ontwikkeld. Dit geldt in het bijzonder voor het beoordelen van geestelijke kennis waarvoor zich geen bewijzen laten leveren. Of nu die kennis op waarheid berust of niet kan een mens alleen dan beoordelen als hij God zelf om verlichting van zijn denken vraagt, anders is hij niet in staat te onderzoeken of juist te oordelen. Maar ieder mens heeft ook het recht dat af te wijzen wat hij niet kan aanvaarden, aangenomen dat hij van goede wil is en onderzoekt zonder vooringenomen te zijn. Hij moet niet blind geloven maar hij moet overdenken wat van hem gevraagd wordt te geloven. En hij moet daartoe Gods hulp vragen opdat hij door de geest in hem juist wordt onderricht. Dan blijkt er ook een echt verlangen naar de waarheid en dan zal hem ook de waarheid worden aangeboden, en zal hij ze ook als waarheid kunnen onderkennen. Want de mensen worden veel zaken als waarheid aangeboden die elkaar echter tegenspreken en dan ligt het aan de mens zelf, te doorgronden wat waarheid is. Wie echter gelooft daar alleen met zijn verstand achter te komen, kan er zeker van zijn dat hij nog meer verstrikt raakt in misvattingen. Want het verstand wordt beïnvloed door de tegenstander van de waarheid – de vorst der duisternis – die er alles aan doet de mensen van de waarheid af te brengen en hen op dwaalwegen te leiden.

De mens kan zich echter daarvoor behoeden als hij zich tot God zelf wendt, als hij Hem vraagt hem het inzicht van de waarheid te schenken. Daarom kan geen mens het bezwaar opperen dat hij niet in staat is juist te oordelen over waarheid en dwaling. Zodra hij zich met God verbindt, zodra hij Hem om verlichting van geest vraagt, zal hij gevoelsmatig inzien of hij de hem aangeboden leringen moet aannemen of afwijzen. En hij zal altijd de innerlijke zekerheid hebben dat zijn oordeel juist is, omdat hij weet dat niet hij zelf zijn oordeel heeft gevormd, maar dat God zijn denken verlichtte. Maar er is altijd een goede wil voor nodig om het juiste in te zien en te doen. Een verstandsmens vraagt zich echter niet af wat hem ertoe beweegt het aangebodene aan te nemen of af te wijzen. Bij hem is alleen het verstand werkzaam – dat echter eigen wegen gaat en niet God zelf om raad vraagt, maar zichzelf in staat acht alles te onderzoeken. En hij zal zich vaak vergissen omdat God niet uitgeschakeld wil worden en omdat alleen van Hem de waarheid uitgaat.

Maar het beproeven van geestelijke goederen mag ook niet verzuimd worden omdat de mens zich zogenaamd niet tot een goed oordeel bekwaam voelt. Want eens zal hij verantwoording moeten afleggen en hij zal zich niet op het oordeel van anderen beroepen dat hij zonder na te denken heeft aangenomen omdat dit zo van hem verlangd werd. Hij moet tot een levend geloof komen en dat vereist ook nadenken over dat wat hem onderwezen wordt. Pas een levend geloof heeft bij God waarde. Echter een dood geloof, een vormgeloof is zo goed als geen geloof.

En zo zult u mensen steeds weer de gelegenheid hebben een standpunt in te nemen tegenover de een of andere leer, tegenover geestelijk goed dat u wordt overgebracht. En u zult er goed aan doen u tot God zelf te wenden, want Hij – als de eeuwige Waarheid – zal dan ook de waarheid voor u toegankelijk maken. Hij zal het u dan in ’t hart leggen dat u in staat bent u een eigen oordeel te vormen en dat dit oordeel ook volgens de waarheid is. Maar u moet niet alleen op uw eigen kracht vertrouwen. Want zodra God niet tussenbeide kan komen op grond van uw wil, uw gebed, zal een ander ingrijpen en deze bedient zich van uw verstand. En dan zult u zich steeds verder van de waarheid verwijderen, want die ander rust niet voordat hij zijn doel heeft bereikt.

Amen

BD.7586
25 april 1960

Het evangelie van de liefde

Steeds zal u weer mijn evangelie worden verkondigd. Want Ik zal nooit ophouden u de geboden van de liefde bekend te maken, omdat het nakomen ervan het belangrijkste is in uw aards bestaan. Daarom zal Ik u steeds weer mijn boden toesturen die u de goddelijke leer van de liefde overbrengen. U zult steeds weer het evangelie van de liefde moeten horen opdat u mijn wil zult kennen en in overeenstemming hiermee uw levenswandel zult kunnen leiden. Ik zal niet nalaten liefde te prediken, want alleen door de liefde zult u zalig kunnen worden. Heel uw aards bestaan is nutteloos wanneer u nalaat in liefde werkzaam te zijn. En u kunt aardse successen boeken in overvloed, doch ze zijn waardeloos voor uw ziel die alleen door werken van liefde rijp kan worden.

En wanneer Ik mijn leerlingen uitzend in de wereld, dan geef Ik hun alleen als taak de goddelijke leer van de liefde te verkondigen, omdat deze het belangrijkste is wat de mensen moeten weten, omdat al het andere weten zo lang onbegrijpelijk blijft, totdat de mens streeft naar een leven in liefde. U zult dus steeds weer hetzelfde horen: heb God lief boven alles en de naaste als uzelf. En een levenswandel die aan deze twee geboden beantwoordt zal gezegend zijn. Hij zal u resultaten opleveren. U zult het leven op aarde niet tevergeefs afleggen, maar het doel bereiken ten behoeve waarvan u op aarde bent. Want de vervulling van deze geboden brengt de verandering van uw wezen tot stand. U zult in uw laatste belichaming als mens de staat bereiken waarin u zich in het allereerste begin ophield en u zult geheel rijp geworden deze vorm kunnen verlaten. U kunt na de dood van uw lichaam vrij en onbezorgd het geestelijke rijk binnengaan.

De liefde beoefenen is het voornaamste gebod. Het is het eerste en belangrijkste waarvan de vervulling uw lot in de eeuwigheid bepaalt. Elk succes dat u aards zult bereiken, elk nog zo omvangrijk weten, aardse eer en roem – het is allemaal van generlei waarde wanneer de liefde niet in u is die u pas het juiste inzicht geeft, die van al het aardse op de juiste wijze gebruik maakt, die u op de geestelijke weg leidt waarvan het doel Ik zelf ben. Want alleen de liefde voert u weer terug naar Mij van Wie u eens bent weggegaan. Alleen de liefde vormt u zodanig, dat u weer in mijn nabijheid kunt komen en alleen de liefde brengt de verbinding met Mij tot stand die u tot gelukzalige wezens maakt. En wanneer u de liefde buiten beschouwing laat, dan is uw ziel dood. Want alleen de liefde wekt haar tot leven.

Maar in het leven op aarde zult u weer het eeuwige leven moeten verwerven dat alleen door de liefde kan worden verkregen. U moet de toestand van de dood ontvluchten, u moet tot leven komen. En daarom doe Ik u steeds weer mijn evangelie toekomen. Ik spreek zelf tot u. Ik stel u het belang van de geboden van de liefde voor ogen en zal nooit ophouden mijn boden in de wereld te zenden met de opdracht de goddelijke liefdesleer te verkondigen, want daar hangt uw lot in de eeuwigheid van af. Het hangt van het nakomen van mijn geboden van de liefde af of de gang over de aarde de afsluiting is van een eindeloze tijden durende gang in de vorm, of u ook de laatste vorm zult kunnen afleggen en als vrije geest zult kunnen binnengaan in de eeuwigheid. Ik wil u daarbij helpen en daarom spreek Ik u steeds weer toe. En steeds weer is het mijn nadrukkelijke aanmaning aan alle mensen: Heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf.

Amen

BD.7589
28 april 1960

“Zie, Ik sta voor de deur”

U zult de deur van uw hart wijd open moeten zetten wanneer Ik binnengelaten wil worden. Ik klop steeds weer op uw deur, want Ik wil u een kostbaar geschenk aanbieden. Maar Ik wil binnenkomen. U moet Mij met vreugde opnemen. U moet u verheugen over mijn komst en van ganser harte begeren dat Ik bij u verblijf. U moet in Mij uw Vader herkennen die u liefheeft en u daarom goede gaven wil brengen. U zult Mij niet de toegang tot u moeten ontzeggen. Dat is alles wat Ik van u verlang, dat u de deur van uw hart wijd opent om Mij zelf binnen te laten komen. Want dat laat Mij zien dat u ook Mij liefde toedraagt. Het toont Me dat u voor Mij de woning hebt bereid om Mij daarin op te nemen. En nu kan Ik Heer en Meester zijn in mijn huis en het zal waarlijk alleen voor uw heil zijn. Want wat Ik u nu dagelijks aanbied, dat is spijs en drank voor uw ziel, die nu geen gebrek meer hoeft te lijden. Die zich met de geest in zich verenigt en spoedig de aaneensluiting met Mij zal hebben gevonden omdat ze Mij nu niet meer uit haar hart laat wegdringen. Omdat ze Mij is toegedaan met al haar zinnen en altijd alleen maar wil dat de Vader bij Zijn kind zal mogen blijven om het gelukkig te maken, zolang de ziel op aarde leeft en ook voor eeuwig.

Wie Mij vrijwillig opneemt in zijn hart wanneer Ik aanklop en wens binnengelaten te worden, die heeft de grootste winst behaald op aarde. Want hem kan niets worden aangeboden wat kostbaarder is dan mijn dagelijks voedsel, dat Ik de ziel zal geven en dat haar al op aarde geheel rijp zal laten worden. En zo klop Ik op alle deuren en wens binnengelaten te worden. En gelukkig hij die Mij zal horen en zijn hart opent en zich voorbereidt op mijn ontvangst. Gelukkig hij die de woning van zijn hart reinigt en versiert en de Heer te allen tijde binnen kan komen in Zijn huis. Gelukkig hij die Mij met vreugde opneemt en Mij niet meer zal laten weggaan. Want deze zal Ik nooit meer verlaten. Ik zal bij hem blijven en hem mijn liefde schenken. Ik zal voortdurend met hem spreken en hem met de waarheid bekend maken, omdat hij hiervan op de hoogte moet zijn om tot het juiste inzicht te komen, tot het licht waar zonder hij niet gelukzalig kan zijn. En wiens hart Ik eenmaal in bezit kon nemen, die behoort Mij toe. En voor hem wil Ik zorgen, aards en geestelijk, want Ik breng hem alles zodra hij Mij zal laten binnenkomen in zijn hart. Want Ik kom niet met lege handen. Ik heb een rijk gevulde hoorn des overvloeds en aan mijn gaven die Ik uitdeel zal geen einde komen, omdat Ik u liefheb.

En mijn kostbaarste gave is mijn woord, want het is spijs en drank voor de ziel. Het is het onderpand van mijn liefde. Het is geestelijke rijkdom waarmee u eens zult kunnen werken in het rijk hierna. En ieder die voor Mij de deur van zijn hart opent wanneer Ik wens binnengelaten te worden, zal over zulke rijkdom beschikken, omdat Ik nooit zonder genadegaven kom en omdat Ik altijd weet wat de ziel het meest nodig heeft. En Ik klop op menige deur van het hart, maar niet iedereen doet Mij open. En dan moet Ik verdergaan en kon Ik de ziel geen versterking brengen. Ik kon haar geen genadegave bezorgen en daarom blijft de ziel armzalig van aard en ze zal ook armzalig het rijk hierna binnengaan wanneer haar uur is gekomen. Maar ze heeft zelf de genade verspeeld Mij op te nemen in haar hart. En eens zal het haar bitter berouwen wanneer ze zal inzien Wie het is geweest die op haar deur klopte zonder binnengelaten te worden. Maar Ik dring niet binnen waar men de deur gesloten houdt. Ik ga verder en doe alleen daar mijn intrede waar Ik met vreugde word ontvangen, waar de liefde de deur voor Mij wijd opent. Waar Ik mijn intrek kan nemen en erin verblijven, waar de ziel haar God en Vader herkent, die ze nooit meer wil opgeven.

Amen

BD.7591
30 april 1960

Hernieuwde kluistering is een gevolg van de geestelijke dood

De geestelijke dood vereist een kluistering in de materie, dat wil zeggen: een geestelijk wezen dat ten prooi is gevallen aan de dood, dat in de dood blijft steken, moet weer worden ingekapseld in de harde materie om langzaam weer tot leven te komen. Zodra het geestelijke nog een klein vonkje leven in zich heeft, wordt alles geprobeerd het verder naar het leven te leiden, en dit kan ook als resultaat hebben, dat het wezen dan de kluistering in de materie bespaard blijft, dat het toch langzaam tot leven komt, al is het ook pas na eindeloze tijd. Maar het kan ook zijn, dat het wezen volkomen verstart, dat het steeds verder wegzinkt in de diepte – wat veel zielen in het rijk hierna toelaten. Dan wordt de geestelijke substantie van dit wezen opgelost en weer in de harde materie – in de scheppingen op de aarde – ingesloten. En het moet een uiterst kwellende weg gaan om weer ten leven te komen.

En evenzo kunnen de mensen op de aarde in de eindtijd in hun geestelijke toestand afzinken, ze kunnen in vrije wil steeds meer op de diepte aansturen, ze kunnen zich helemaal overleveren aan de heer der duisternis en als diens aanhang zelfs in uiterste duisternis verzinken. En dan is het eveneens noodzakelijk, de zielen op te lossen in ontelbare partikeltjes en weer in te sluiten in de scheppingen; en ze moeten weer de weg van de positieve ontwikkeling gaan door talloze omvormingen, tot ze weer ontwaken ten leven. En dit geestelijk dieptepunt is ingetreden, in de eindtijd is de geestelijke dood duidelijk zichtbaar en zowel op aarde alsook in het hiernamaals wordt alles ondernomen om nog enkele vonkjes leven aan te wakkeren, om het leven dat nog voorhanden is te versterken en te verhinderen dat het weer ten prooi valt aan de dood. Want het is een tijd van eindeloze kwellingen waaraan het geestelijke dan weer is blootgesteld, wanneer het opnieuw wordt gekluisterd in de vorm.

En de liefde en erbarmen van God geldt ook het wezen dat allerdiepst gezonken is en Hij zou het ervoor willen behoeden. Maar waar Hem de vrije wil van het geestelijke wezen in de weg staat, moet het heilsplan van God worden doorgevoerd, volgens hetwelk zich een hernieuwde kluistering in de materie niet laat omzeilen. Zouden de mensen daar precies mee bekend zijn, dan zouden ze er waarlijk alles voor over hebben om de geestelijke dood te ontvluchten. Maar ze nemen het weten daarover niet aan, ze geloven niet in een voortleven, ze geloven niet aan het zich verantwoorden voor God en ze geloven ook niet aan een God en Schepper, die eens verantwoording van hen eist.

Maar uw “ik” kan niet meer vergaan en overeenkomstig zijn toestand is zijn verblijf, alleen dat het in de dode toestand zich niet meer van zichzelf bewust is, maar evenwel de kwellingen van het gekluisterd zijn bespeurt, omdat het als oorspronkelijk vrij geestelijk wezen geschapen was. Het kan echter in zijn dode toestand daar ook niet verplaatst worden waar leven is, omdat het vrijwillig de toestand van dood zijn heeft gekozen en er nu aan zijn wil gevolg werd gegeven. De vrije wil is evenwel een staat van gelukzaligheid, de gekluisterde toestand een toestand van kwelling. En als mens kiest het wezen zijn toestand zelf. En de liefde en wijsheid Gods laat het zijn vrijheid, maar helpt het op elke denkbare wijze om als mens het eeuwige leven te bereiken – zoals Hij het ook door de verbanning in de materie weer Zijn hulp ten deel zal laten vallen, opdat het dode eens weer ten leven kan ontwaken.

De liefde Gods geldt al het eens gevallen geestelijke, ze volgt het ook in de diepte en helpt het weer ten hogen – maar ze is heel bijzonder werkzaam in de tijd waarin het wezen weer zijn zelfbewustzijn en zijn vrije wil heeft teruggekregen – in de tijd als mens, dat het dan de aanvankelijk nog dode toestand verandert in een toestand van leven. Maar de vrije wil van de mens blijft onaangetast, hij wordt geëerbiedigd, en deze vrije wil bepaalt of het wezen definitief vrij komt van zijn uiterlijke vorm of dat deze vorm zich weer verdicht, dat het weer in de harde materie terugkeert. Dan is het wezen ten prooi gevallen aan de geestelijke dood en er is een eindeloos lange tijd voor nodig, tot het zich opnieuw in de genade van de belichaming (als mens) bevindt en voor zich het leven kan verwerven.

Amen

BD.7597
8 mei 1960

Ontwaken ten leven

Het ware leven begint te ontwaken als de mens zich bewust met God in verbinding stelt, als hij een hoger Wezen boven zich erkent, als hij dus in dit Wezen gelooft en probeert zich bij Hem aan te sluiten, dat wil zeggen: een band tussen dit hogere Wezen en zich zelf voelt en nu dit “bij elkaar horen” in stand zou willen houden. Dan is reeds de geestvonk in hem ten leven ontwaakt, die hem van binnenuit probeert te beïnvloeden naar de Vadergeest van eeuwigheid toe te ijlen. In deze mens is de liefdesvonk ontvlamd en hij zal zich steeds van binnenuit gedrongen voelen werken van liefde te verrichten, ofschoon dit in het begin alleen daarin bestaat dat hij goed is tegenover zijn medemensen. Maar steeds zal liefde te herkennen zijn, anders zou het leven in hem niet kunnen ontwaken.

En dit leven doet zich nu ook gevoelen, het is als het ware een tweede leven in hem dat onafhankelijk is van zijn eigenlijk lichamelijk leven dat ieder mens ervaart, ook wanneer de geestvonk in hem rust en hij dus nog geestelijk dood is. Maar dit tweede leven geeft de mens pas de ware bevrediging, want dan staat hij in contact met God door gedachten die op Hem zijn gericht en door het gebed. Deze mens zal zijn God ook niet meer vergeten, want God zelf houdt hem staande en verhindert het ook dat deze mens weer ten prooi valt aan de dood.

Er moet echter een onderscheid worden gemaakt tussen aangeleerde kennis over Hem en een levend bewustzijn van een hoger Wezen. Want wat werd aangeleerd kan weer wegzinken, het kan later worden afgewezen, het heeft de ziel nog niet doen leven. Evenwel kan ook aangeleerde kennis tot een levend geloof leiden als de mens van goede wil is. Dan zal ook hij het leven nooit meer verliezen dat eenmaal in hem is ontwaakt.

En het kan vanaf die tijd ontwaken omdat de mens in staat is te denken – en zodra hij bereid is lief te hebben wordt ook zijn denken juist geleid en zoekt hij dan ook de verbinding met God, met een Wezen aan wie hij zich geheel kan toevertrouwen. De mens voelt zijn eigen gebrekkigheid, hij voelt dat hij een leider en beschermer nodig heeft omdat hij zwak is en hij zoekt daarom naar een Wezen, van wie hij in iedere levenssituatie hulp verwacht.

Aanvankelijk is dit onbewust, maar het maakt hem gelukkig als hij aan zo’n Wezen kan geloven en contact met Hem heeft opgenomen. Dit is het eenvoudige natuurlijke geloof dat ieder kind kan verwerven, dat levend is en alleen het gevolg van onderrichting die het kind ook wel kan aannemen, maar die hem niet de innerlijke overtuiging hebben geschonken. Want bij deze overtuiging behoort de bereidheid van het kind om liefde te geven, die de geestvonk in hem tot leven brengt. En al het andere brengt nu deze geestvonk teweeg, die het verlangen van de mens naar de Vadergeest van eeuwigheid steeds weer zal opwekken totdat de mens geheel bewust de verbinding tot stand brengt door innig gebed, dat nu echter ook de zekerste waarborg ervoor is dat de Vader zich om Zijn kind bekommert en het nooit meer laat terugzinken in de geestelijke blindheid – in de dood.

Daarom is het overdragen van geloofsleren niet voldoende, die weliswaar niet moeten worden afgewezen maar die nog geen “leven” schenken. Het ware leven wordt eerst door de liefde tot stand gebracht, die dan pas het kind ertoe beweegt om over geloofsleren na te denken en dan pas zoekt het de Vader, die zich nu ook vinden laat. En dan drijft de geestvonk in de mens deze steeds meer naar de Vadergeest, dan wordt de mens innerlijk aangespoord tot een band met Hem, hij wordt innerlijk gedrongen tot het werkzaam zijn in liefde en gebed. En beide brengen de vereniging teweeg met Hem, wat het doel is van het aardse leven. Beide wekken ze de mens pas op tot dat leven dat eeuwig duurt – tot een leven, dat hij niet meer verliezen kan omdat het ’n geestelijk leven is dat niets met het aardse leven gemeen heeft. En dan heeft de mens zijn God gevonden – het kind heeft de Vader gevonden – en het heeft zich voor eeuwig aan Hem overgeven. En zo’n mens kan niet meer sterven hij zal leven in eeuwigheid.

Amen

BD.7599
14 mei 1960

Aansporing aan alle arbeiders in de wijngaard

De golven zullen steeds hoger stijgen die u mijn dienaren op aarde willen vastgrijpen en u zult terecht komen in benauwenissen van de meest verschillende soort en toch zult u Mij toch trouw moeten blijven in al uw noden van lichaam en ziel. U zult er steeds aan moeten denken dat het de tijd van het einde is waarin u leeft. En deze tijd van het einde zal u nog veel verrassingen bezorgen, van welke aard ze ook mogen zijn.

Maar dit ene is zeker, dat u zich trouw aan mijn openbaringen zal moeten houden, aan mijn woord, dat uit den hogen tot u klinkt. Want u zult ook dan moeten weten, dat mijn tegenstander veel verwarring tot stand tracht te brengen, doordat hij grote dwalingen in de waarheid zal proberen te strooien en dit hem ook zal lukken, omdat de mensen vaak geen onderscheidingsvermogen bezitten, omdat het de mensen er vaak aan ontbreekt dat hun geest gewekt is. Maar ze kunnen vragen om de gave des onderscheids, omdat Ik waarlijk de mens die de waarheid ernstig begeert, niet in dwaling zal laten voortgaan. En Ik doe u ook waarlijk het weten toekomen dat u nodig hebt, om in de komende tijd goed werk in mijn wijngaard voor Mij en mijn rijk te verrichten – en u daarom ook niet genoodzaakt bent u vreemd geestelijk goed eigen te maken dat u niet van Mij hebt ontvangen.

Maar u moet oplettend zijn op de gebeurtenissen om u heen, van het leven en de drukte in deze wereld en het handelen van de mensen, omdat u dan ook het doen en laten van diegene herkent die woedt in de laatste tijd, omdat hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft. En zo geef Ik u ook steeds weer te kennen, dat u Mij het sturen en leiden zult moeten overlaten, want Ik weet waar en hoe een mens ook een trouwe knecht is voor Mij, die van zins is voor Mij te arbeiden. En deze wijs Ik waarlijk ook zijn werkzaamheid toe en hij zal het niet nodig hebben zelf de arbeid te zoeken die hij voor Mij moet uitvoeren.

Maar het is het werk van mijn tegenstander, steeds weer het denken van de mensen in de war te brengen, hen op te hitsen en van de wijs te brengen, hun de innerlijke rust te ontnemen, de mensen tegen elkaar op te zetten en elke vrede te verstoren. Het werkzaam zijn van mijn tegenstander bestaat er ook uit de blik van de mensen af te leiden van zuiver geestelijke gebeurtenissen en te richten op praktijken van onrijpe geesten, die zich bedienen van mensen die van hen afhankelijk zijn om onrust te stichten.

U moet vastberaden uw weg gaan, bereid om Mij als trouwe knechten te dienen en steeds alleen wachten waar Ik u zal inzetten voor uw dienst. En Ik zal u leiden – maar onderneem niets eigenzinnig, maar laat Mij alles regelen, want Ik weet wat succes oplevert of vergeefs is. Ik ken ook het werkzaam zijn van mijn tegenstander en kan u steeds maar die ene raad geven: u tot Mij te wenden, u aan Mij over te geven en niet te handelen uit overdreven ijver, omdat elke onrust het werk van mijn tegenstander is, maar u de innerlijke vrede alleen bij Mij kunt vinden.

En laat Mij uw Leider en vaste Begeleider zijn, dan zal alles vanzelf zo lopen dat u slechts uw innerlijk aanmanen hoeft te volgen en u juist en goed handelt voor Mij en dus Mij dient als mijn knechten in mijn wijngaard. Maar laat u niet beïnvloeden door ’n vreemde macht. En steeds weer zult u een vreemde macht te vrezen hebben, wanneer de innerlijke rust u verlaat.

Alles moet zijn tijd hebben en ook het werkzaam zijn van de kwade krachten wordt door Mij toegelaten, opdat de mensen zich kunnen beproeven hoe ver zij hun weerstand bieden. Maar Ik stel er hun dan mijn kracht tegenover, wanneer het tijd is, en dan zult ook u mijn dienaren weten dat u nu actief zult moeten zijn en werken voor Mij. En daarom is er alleen dit ene nodig: dat u zich vol vertrouwen aan Mij overgeeft en om mijn leiding vraagt en u wordt dan ook geroepen tot de dienst zoals die voor Mij tot een succes kan worden.

U moet niet vanuit uzelf zaken aanpakken zonder daar voor de opdracht van Mij te hebben ontvangen. Maar u moet te allen tijde bereid zijn Mij te dienen en dan wordt u ook zo geleid, dat u voor Mij goede arbeid in de wijngaard zult kunnen verrichten, dat u zielen kunt redden voor het laatste verderf, dat u dus in waarheid vlijtige knechten voor Mij zult zijn in de laatste tijd voor het einde.

Amen