Inhoud

BD.7401 Matigheid
BD.7403 Het laatste oordeel
BD.7404 Het rijk van het licht – Jezus Christus
BD.7405 De aankondiging van een ster
BD.7411 Barmhartige naastenliefde
BD.7413 Het stadium van het zelfbewustzijn
BD.7414 Overgave van het kind aan de Vader
BD.7417 Zonder enige twijfel vertrouwen in God
BD.7418 Schemertoestand in het hiernamaals
BD.7420 Het levenslot is altijd goed voor het rijp worden van de ziel
BD.7421 Openbaring 16:18 – Ster
BD.7423 God alleen is Heer van de schepping – Ster
BD.7425 Over het laatste gericht en de nieuwe aarde
BD.7427 Geestelijke spijziging aan de tafel van de Heer
BD.7428 Kennis door studie – of door de geest
BD.7432 Gevoel voor goed en kwaad
BD.7434 Gods wil of toelating
BD.7435 Benutten van de korte tijd van leven
BD.7437 Antwoord op vragen
BD.7438 Voorbede voor zielen in het hiernamaals
BD.7440 Bescherming door engelen in de geloofsstrijd
BD.7441 Samenspraak met de Vader – Zijn woord van boven
BD.7442 Vergeving van de zonde door Jezus Christus
BD.7444 De uitwerking van het goddelijk woord op zielen in het hiernamaals
BD.7445 Gedachten aan de dood zijn gunstig voor de ziel
BD.7446 De geest van Jezus Christus is de liefde – De tegenwoordigheid van God
BD.7448 God verlangt nadenken
BD.7455 Jezus, de goede Herder
BD.7458 Denk vaak aan het uur van de dood
BD.7459 Strijd met het zwaard van de mond
BD.7460 Het werken van satan als lichtengel
BD.7461 Het lot van de zielen zonder geloof en zonder liefde in het hiernamaals
BD.7462 Vrees is gebrek aan geloof
BD.7463 Wie was in Adam belichaamd? (1)
BD.7465 Wie was in Adam belichaamd? (2)
BD.7469 Eindeloos lange val in de afgrond – Terugweg
BD.7470 Zelfreflectie en de verbinding met het geestelijke rijk
BD.7471 De afval van de wezens van God
BD.7472 Roep Jezus Christus aan – Ernstige aanspraak van God
BD.7473 Kom tot Mij
BD.7475 Verwijzingen naar catastrofen
BD.7480 “Dood, waar is je prikkel?”
BD.7481 Verbinding met God te midden van de wereld
BD.7484 De geboorte van Jezus op de aarde
BD.7485 Kerstmis
BD.7489 De band met Jezus Christus
BD.7490 Het lot van de ziel na de dood van het lichaam
BD.7493 Het wijzen op het einde – De hernieuwde kluistering
BD.7494 Liefde; hetzelfde als leven
BD.7495 Het dragen van het kruis – Het navolgen van Jezus
BD.7496 Jezus als Leider
BD.7497 Hulp van Jezus Christus bij de levenswandel op aarde
BD.7498 Het verlangen van het kind door de Vader te worden aangesproken

                                                   – * –

BD.7401
30 augustus 1959

Matigheid

U moet een sober leven leiden – al van uw jeugd af aan – en daardoor zal de overwinning van de materie u lichter vallen. U zult geen aardse genietingen begeren en het zal u ook niet moeilijk vallen daarvan af te zien ter wille van geestelijk gewin.

Hoe meer echter de begerigheid gewekt wordt naar aards genot, des te meer heeft de ziel daar tegen te strijden, want ze zal steeds gehinderd worden door aardse begeerten bij het streven naar geestelijk goed omdat haar zinnen gevangen zijn en zich niet makkelijk los kunnen maken van materiële zaken die alleen het lichaam welbehagen verschaffen, maar voor de ziel schadelijk zijn en steeds zullen blijven.

Daarom is het al raadzaam de mensen een bepaald “vasten” aan te bevelen – maar dit vasten bestaat alleen in een beperken van datgene wat de zinnen ten zeerste begeren.

Het is de mens niet verboden om helemaal te genieten, alleen kan hij zichzelf schade toebrengen door de mate waarin, doordat hij dan juist de zinnen ongeschikt maakt om geestelijk goed in ontvangst te nemen, terwijl iemand die overwint, een mens die zichzelf beheersen kan en met weinig tevreden is, makkelijk open staat voor goederen van geestelijke aard, omdat de materie hem niet meer hindert, integendeel hij haar zelf aan zich dienstbaar maakt door zijn wil.

Matigheid kan niemand schaden, maar steeds nuttig zijn, terwijl daarentegen overdaad steeds schade berokkent, en de mens die alleen zijn lichamelijke behoeften stilt en daarom geen maat kent, nooit in het bezit van geestelijk goed zal komen. Zolang de mens zichzelf in bedwang heeft, is er ook bij hem een zich openen voor het toestromen van het geestelijke te verwachten; wordt echter het lichaam overdreven veel bedacht, wat betekent dat elke begeerte vervuld wordt, dan sluit de mens zich af voor het toestromen van het geestelijke, omdat er voor beide tegelijk geen mogelijkheid bestaat – omdat de materie het geestelijke uitsluit – omdat het twee verschillende rijken zijn, die hun eigen deel uitstralen en beide niet tegelijk in het hart weerklank kunnen vinden.

Maar een bepaalde mate is de mens toegestaan, want wat het lichaam nodig heeft om zich staande te houden mag de mens verlangen en zich eigen maken. Maar hoe minder op deze maat een beroep wordt gedaan, des te meer voordeel trekt de ziel daaruit, doordat ze overvloedig bedacht wordt met die goederen die alleen van waarde zijn, omdat ze onvergankelijk zijn en worden meegenomen naar het rijk dat alleen werkelijk is, dat de ziel betreden kan als ze zich van haar lichaam losmaakt en het hiernamaals binnengaat.

Dan zal ze ontvangen in overvloed, omdat ze tevreden was met weinig, toen haar op aarde alles ter beschikking stond. Dan zal ze zich geen dwang meer hoeven op te leggen, ze zal ontvangen wat ze begeert en ze zal verblijd worden in eeuwigheid.

Amen

BD.7403
3 september 1959

Het laatste oordeel

Er zal een einde zijn met verschrikkingen voor allen die niet geloven. Want ze maken iets mee wat ze niet voor mogelijk hebben gehouden, omdat het iets geheel buiten alle wetten om is. Een gebeuren dat ze niet eens op de voet kunnen volgen tot aan het einde toe, maar waarvan ze zelf de slachtoffers zullen zijn. Want ze verliezen hierbij hun leven. Ze worden door de aarde verslonden en voor niemand is er een uitweg, tenzij hij nog op het laatste ogenblik vanuit zijn hart roept naar Mij, of Ik hem zou willen helpen.

Maar de mensen die het einde meemaken – uitgezonderd de kleine schare van de mijnen die voor hun ogen worden weggenomen – zijn al helemaal een prooi geworden van de satan. En slechts zelden zal er iemand onder hen zijn die zich niet alleen uit angst bekeert, maar uit een plotseling inzicht van een machtige God die hem kan helpen. En de mensen zullen ook geen tijd meer hebben voor overwegingen, want plotseling en onverwacht breekt het laatste oordeel los over de mensen. Plotseling en onverwacht zal er vuur uit de aarde komen. Ze zal splijten en verzwelgen wat er zich op de aarde aan leven voordoet.

Het zal een handeling zijn van zeer korte duur, maar met een geweldige uitwerking. De aarde zal zich openen als een onverzadigbare afgrond en alles in zich opnemen, zoals het verkondigd is in woord en geschrift. En er bestaat geen redding. Het is onherroepelijk het einde voor alles wat in, op en boven de aarde leeft. Want de tijd is ten einde die het geestelijke gesteld was voor zijn ontwikkeling. En veel van het gekluisterde geestelijke moet in een nieuwe, andere vorm zijn ontwikkelingsgang voortzetten op de nieuwe aarde.

En dit geestelijke is dankbaar voor de verandering, omdat het voortschrijdt in zijn ontwikkeling, die het op de oude aarde door menselijke wil al erg bemoeilijkt werd. Maar het als mens belichaamde geestelijke ondergaat een teruggang in zijn ontwikkeling, omdat het weer wordt opgelost in ontelbare partikeltjes, die alle weer de weg moeten gaan door de scheppingen van de nieuwe aarde, die alle weer verbannen worden in de vaste materie en weer aan een buitengewoon kwellend bestaan beginnen in gekluisterde toestand, opdat ze eenmaal weer het stadium bereiken waarin ze zich weer als ziel van een mens mogen belichamen.

U mensen staat nu voor deze grote aardse en geestelijke omvorming. En de tijd tot aan het einde wordt van dag tot dag korter. U bent niet op de hoogte van de verschrikkingen die voor u liggen. U gaat rustig de dag van de ineenstorting tegemoet, die toch zoveel ontzetting bij u teweeg zal brengen met de daarop volgende kluistering, wanneer u niet tot de mijnen behoort. Wanneer u niet behoort tot hen die in Mij geloven en – al zijn ze maar zwak gelovig – tevoren worden weggeroepen van de aarde, opdat ze niet helemaal ten prooi vallen aan de satan, omdat ze niet zouden kunnen standhouden tegen de verzoekingen van de tegenstander in de laatste tijd voor het einde.

U mensen, allen die voortijdig het aardse leven zult moeten opgeven, u allen die uw geliefden beklaagt die zijn heengegaan, verheug u. Want dezen zijn gered van de ondergang, van het verderf waaraan die mensen ten prooi vallen, die goddeloos voortleven en in deze goddeloosheid het einde meemaken. Ze kunnen geen erbarmen vinden bij Mij, want Ik vermaan en waarschuw de mensen steeds weer en zo dringend, zich op dit einde voor te bereiden, zonder gehoor te vinden. En Ik kan niet met dwang op hen inwerken. Ik moet ze hun geestelijke vrijheid laten, die ze misbruiken op een wijze dat ze de macht van de tegenstander versterken tot aan het einde toe, en ook aan zijn macht ten prooi zullen vallen.

Er gaan nog harde gevechten met deze tegenstander vooraf. En daarom spreek Ik u mensen toe, dat u zich in deze strijd aan mijn zijde plaatst, wanneer u zult willen zegevieren en in vrijheid uit de strijd tevoorschijn zult willen komen. En Ik zal spreken tot aan de laatste dag, maar het staat u mensen allen helemaal vrij hoe u beslist. Maar het einde komt met verschrikkingen voor allen die niet geloven en Mij niet erkennen. Doch de mijnen zal Ik redden uit elke nood. Ik zal ze halen in het paradijs en ze zullen getuigen zijn van de ondergang, omdat ze mijn macht en heerlijkheid zien en daar getuigenis van moeten afleggen aan hun nakomelingen op de nieuwe aarde.

Amen

BD.7404
4 en 5 september 1959

Het rijk van het licht – Jezus Christus

Wie door de poort van het lichtrijk is heengegaan, zal jubelen en juichen en Mij eeuwig danken, die hem zo leidde dat hij zijn doel heeft bereikt. Wie het lichtrijk kan binnengaan, is dus verlost van zonde en dood, want beide betekenen ze duisternis en een niet verloste ziel zal nooit het rijk van het licht kunnen binnengaan. Ze moet tevoren Hem hebben gevonden, die alleen de Poort is in het rijk van het licht: Jezus Christus, de goddelijke Verlosser. En aan Zijn hand zal de ziel dan eveneens dit rijk betreden, want Hij zal haar bevrijden van haar zondenlast, omdat Hij aan het kruis is gestorven voor alle zielen die zich diep in de duisternis, dus in zonde en dood bevonden. Hij heeft voor u mensen boete gedaan voor de zondenlast. Hij heeft het zoenoffer gebracht voor u, opdat voor u de weg in het lichtrijk vrij werd, opdat u de eeuwige gelukzaligheid zult kunnen binnengaan. Gelukzaligheid is alleen daar, waar licht is. En licht is, waar er geen zonde en geen dood meer bestaat. Maar de zonde is uitgewist door Jezus Christus zelf zodra Hij daarom wordt gevraagd, zodra u mensen naar Hem roept om vergiffenis.

Daarom bestaat er ook in het rijk hierna verlossing voor de zielen, een verandering uit de duisternis naar het licht, omdat ook in het hiernamaals de ziel nog naar Hem roepen mag. Want zodra ze Jezus Christus aanroept, roept ze Mij aan en Ik zelf kan haar nu ter wille van Jezus Christus haar zondenschuld vergeven die haar een eindeloos lange tijd van Mij gescheiden had gehouden. Het kruisoffer is voor alle mensen gebracht en waar er maar één niet verloste ziel is, hoeft alleen maar de weg naar het kruis te worden genomen om ook vrij te kunnen worden van de zondenlast. En vrij zijn van de zonde betekent vereniging met Mij en dus onbeperkte gelukzaligheid.

Maar ook volstrekte waarheid hoort daarbij. Daarom kan een ziel nog niet de hoogste gelukzaligheid genieten zolang ze nog ver van de waarheid af is, want de Waarheid en Ik zijn één, daar er anders niet van licht kan worden gesproken. Licht is inzicht, het juiste weten over alles en zolang dit een ziel nog mankeert in het rijk hierna, is ze ook niet in het lichtrijk, want zodra ze met licht wordt doorstraald heeft ze ook ineens een diep inzicht.

Verzet de ziel zich nu, de waarheid aan te nemen als die haar wordt aangeboden, dan zal ook haar toestand van gelukzaligheid nog gebrekkig zijn. Ze heeft dan Jezus Christus nog niet echt erkend en de volledige verlossing heeft dan nog niet plaats kunnen vinden, die een innig aanroepen van Jezus Christus echter als gevolg zou hebben. En dat is de reden dat nog talloze zielen zich in het schemerlicht bevinden, niet in een ongelukkige toestand, maar dat ze nog lang niet gelukzalig genoemd kunnen worden. Hun instelling tegenover Jezus Christus is nog niet zoals ze moet zijn, zodat Hij hun de poorten naar het lichtrijk kan openen en deze zielen hebben nog veel onderrichtingen en ook voorbede nodig, dat hun het juiste begrip daarvoor wordt ontsloten.

Zolang ze zich niet los kunnen maken van verkeerde voorstellingen, van dwaalleren van de meest verschillende aard, zolang kunnen ze ook niet een volledige doorstraling van licht verwachten, maar hun wil zelf bepaalt de toestand waarin ze zich bevinden. Mensen die op aarde steeds afwezen, zullen ook in het hiernamaals steeds weer hun afwijzende wil tot doorbraak laten komen, terwijl het eenvoudigweg voldoende zou zijn, in alle innigheid Jezus Christus aan te roepen om Zijn hulp. Want deze valt hen zeker ten deel zodra de roep in geest en in waarheid tot Hem komt. Dan zal elke duisternis wijken, het licht zal zo helder en stralend de ziel doorgloeien dat elke geestelijke duisternis verdwijnt, dat de ziel inzicht heeft en ze deze kennis van elke diepste samenhang nu ook eeuwig niet meer zal verliezen.

Amen

BD.7405
5 september 1959

De aankondiging van een ster

Wat u door de geest wordt ingegeven, zult u zonder bedenken kunnen aannemen. En zo zult u moeten ervaren dat ook in het universum het nabije einde van de aarde al is te bemerken, dat zich kosmische veranderingen voordoen omdat dit Gods wil is, dat bij het beëindigen van een aard periode op elke manier tekenen de aandacht trekken die de mens niet natuurlijk zou kunnen verklaren, die hem de macht van een Schepper laten zien en die dus ook in alle duidelijkheid op die Schepper wijzen.

En deze kosmische veranderingen betreffen meestal afwijkingen in de loop tot nu toe van de hemellichamen die een andere baan inslaan, en zulke gebeurtenissen voor de mensen onverklaarbaar zijn en blijven en toch niet kunnen worden geloochend. Hoe dichterbij het einde komt, des te vaker zullen de mensen zulke gebeurtenissen vaststellen, eerst niet erg duidelijk zichtbaar, echter steeds duidelijker tevoorschijn komend, zodat de mensen in waarheid kunnen zeggen: “De krachten des hemels zijn in beweging”.

En geen enkele menselijke wil zal daar verband mee houden, alleen Gods wil zal tot uitdrukking komen. En daarom zouden ook alle mensen kunnen geloven in een God, wanneer ze maar zulke ongewone verschijnselen opmerkzaam op de voet zouden willen volgen. Maar wie niet wil geloven, kan ook niet duidelijker worden overtuigd van het bestaan van een God en Schepper aan wie alle elementen van de natuur moeten gehoorzamen. Wie echter oplet, weet ook hoe laat het is.

En zo zal een ster zich losmaken uit zijn normale baan en de weg naar de aarde nemen. En deze ster gaat zijn weg onafhankelijk van de wil van de mensen en hij betekent voor hen een groot gevaar, maar zijn loop wordt niet gestuit omdat de aarde een schok te verduren moet krijgen, tot schade en heil van de mensen erop. Want veel mensen zullen daarbij hun leven verliezen, zoals het lange tijd tevoren verkondigd is.

En de aarde zal een schok ondergaan. Niemand zal zich kunnen voorstellen in welk een gevaarlijke situatie het hele gesternte zal komen. Tot een volledige vernietiging zal deze natuurcatastrofe niet leiden, maar toch zal deze van een onvoorstelbare omvang zijn, waarbij voor ontelbare mensen al het einde is gekomen.

Maar wie het overleeft, gaat niet lang daarna het laatste einde tegemoet, een daad van vernietiging die de menselijke wil heeft veroorzaakt, die wel door God is toegelaten maar niet Zijn wil is, terwijl de eerder genoemde kosmische catastrofe toch nog een verlossend doel heeft, dat de ongelovige mensen nog op het laatst gewezen zullen worden op een Macht die alles stuurt en dat er niets willekeurig gebeurt.

Er moet hun nog een redmiddel worden gegeven, een laatste middel om te gaan geloven opdat ze niet verloren gaan. God zelf spreekt door dit gebeuren de mensen aan die geen acht slaan op Zijn zachte stem. Maar Zijn luide stem weerklinkt vaak op pijnlijke wijze en er zullen ook velen aan haar ten prooi vallen, dat wil zeggen: er zullen vele doden vallen, aan wie echter nog de mogelijkheid blijft in het rijk hierna in te halen wat ze op aarde verzuimden.

Doch velen zullen ook nog de genade hebben de laatste korte tijd tot het einde mee te maken. En ook nu weer is de wil om te geloven maatgevend, want de ongelovigen trekken voor hun ziel geen voordeel uit wat ze meemaakten. En hun zal het einde alleen maar het lot van een hernieuwde kluistering opleveren, waarvoor God in Zijn liefde de mensen graag zou willen behoeden.

En daarom waarschuwt en maant Hij tevoren al en Hij maakt de mensen opmerkzaam op alle verschijnselen in de laatste tijd – en zalig hij die hier acht op slaat, die erin gelooft en zijn leven op aarde daarmee in overeenstemming leeft. Hij zal door al de moeilijkheden heen worden geleid en hoe het ook over hem heen komt, zo is het goed voor zijn ziel en voor zijn rijp worden op deze aarde.

Amen

BD.7411
18 september 1959

Barmhartige naastenliefde

Tegenover de nood van de medemens zult u in barmhartige liefde moeten ontbranden, wanneer u om hulp zult worden gevraagd en hun deze hulp zult kunnen bieden. U zult hun nood moeten voelen alsof ze van uzelf is, om dan naar vermogen te helpen. En u zult wederliefde in de naaste opwekken en de vlam van liefde zal zich uitbreiden in steeds grotere kringen. De liefdevolle mens zal ook zijn hulpvaardigheid versterken en de wederliefde in de medemens zal eveneens steeds nieuwe voeding vinden. De vlam van liefde zal groter worden en zich met kracht een weg banen naar Mij, de eeuwige Liefde.

De liefde voor Mij kan alleen door onbaatzuchtige naastenliefde worden bewezen. Want Mij lief te hebben, als het volmaaktste Wezen in de oneindigheid, is niet moeilijk. Maar van de medemens te houden, met al zijn zwakheden en gebreken, is er pas een bewijs voor, dat de mens een meevoelend hart heeft, dat bereid is liefde te geven en dat hij de in hem sluimerende liefde graag tegenover deze zwakke, hulpeloze naaste kenbaar zou willen maken, die in zijn nood tot hem komt. Deze liefde dus is mededogen en waarlijk in het hart van de mens geboren. En ze bewijst de liefde voor Mij, want van een gebrekkig wezen te houden, bevestigt pas de liefde voor het volmaakte Wezen, dat Schepper is van al datgene, wat de mens omringt. Dus ook van de naaste, die daarom op ware broederliefde aanspraak kan maken naar Gods wil.

De naastenliefde zal ook nooit kunnen worden geveinsd, want de mens bewijst de naaste of liefde of hij laat hem in zijn nood. Maar hij zal nooit diens nood lenigen, wanneer hij er niet toe is gedwongen door andere materiële voordelen, die dan echter niet meer in het gebied van de naastenliefde thuishoren, zoals ze door Mij van u mensen gevraagd wordt. Ter wille van aards voordeel hulp te bieden is in mijn ogen hetzelfde als een verzuim. Want alleen de onbaatzuchtigheid is echte naastenliefde, zoals Ik ze door mijn gebod vraag. Wat uit berekening wordt gedaan, valt niet onder de vervulling van dit gebod, maar is een dood werk, dat niet mijn aandacht trekt.

Maar u mensen zult Mij niet kunnen misleiden, want Ik kijk in uw hart. En daarom vraag Ik een gloed van barmhartige liefde. Een gevoel van barmhartige liefde, die uitgaat naar uw naaste die zich in nood bevindt. Alleen deze zal Ik beschouwen en waarderen als een bewijs van uw liefde voor Mij, uw God en Vader, die u met Zijn nooit aflatende liefde volgt en u tot zich wil trekken in erbarmende liefde. En er is u aangegeven, welke mate van liefde u de naaste zult moeten schenken. U moet van hem houden als van uzelf. Hetzelfde waarop u aanspraak maakt voor uzelf, zult u hem ook moeten laten toekomen. Dat wil zeggen: u moet hem naar vermogen helpen en er steeds aan denken, dat het ook u goed zou doen wanneer u van uw medemens dezelfde hulp zou ondervinden. U zult nooit moeten denken geen verplichtingen tegenover uw naaste te hebben. Want deze verplichting heb Ik u opgelegd door mijn gebod, door de toevoeging: “als uzelf”.

Ik sta u mensen een mate van eigenliefde toe en daarmee in overeenstemming moet u de naaste beminnen “als uzelf”. En deze toevoeging verplicht u steeds aan de naaste te denken, zoals u immers ook voornamelijk aan uzelf denkt en dit u ook niet is verboden. Maar zodra u zich ook om de naaste bekommert, is ook uw eigenliefde gerechtvaardigd en ze zal ook spoedig niet meer de juiste maat overschrijden. Want u zult toenemen in barmhartige naastenliefde en zo ook steeds diepere liefde voor Mij bewijzen. U zult mijn geboden vervullen en daardoor waarlijk gelukzalig worden.

Amen

BD.7413
20 en 21 september 1959

Het stadium van het zelfbewustzijn

U mensen bent u van uzelf bewust. En dat is het teken dat u wezens bent met intelligentie, dat wil zeggen: dat u in staat bent te denken en bijgevolg wezens bent die van God afkomstig zijn, die geschapen werden als Zijn evenbeeld en daarom ook van zichzelf bewust waren. Tussen die tijd en de tijd dat u nu op de aarde bent, ligt echter een eindeloos lange tijd waarin u van uw zelfbewustzijn beroofd was. Een tijd waarin u wel ook als iets wezenlijks de scheppingswerken bevolkte, maar dit wezenlijke zich niet van zichzelf bewust was, omdat het steeds slechts als deeltjes van een eens zelfbewust wezen door deze scheppingswerken heen ging. Pas nadat alle deeltjes zich weer verzameld hadden, belichaamde het wezen zich als mens en ging dan ook weer het stadium van het zelfbewustzijn binnen, waarin het nu ook een taak te vervullen heeft.

Als mens draagt het wezen derhalve nu ook een zekere verantwoordelijkheid voor zijn ontwikkeling, omdat het verstandelijk in staat is het voor en tegen van zijn levenswandel in te zien, het kan dus beoordelen welke uitwerking zijn levenswandel op het eigenlijke “ik” – de ziel – heeft. Zolang het wezen zich in de voorstadia niet van zichzelf bewust was, had het ook geen verantwoording te dragen en stond het onder de wet van de gebonden wil. Het deed wat hem door de wil van God was opgedragen. Het handelde instinctmatig, dat wil zeggen: geleid door geestelijke intelligenties die het geestelijke in de scheppingswerken zo beïnvloeden dat het ’t werk uitvoerde dat voor hem bestemd was.

Anders is het nu gesteld in het stadium als mens, waarin het wezen over zichzelf beslissen kan, waarin het denkt en handelt, waarin het als zelfbewust wezen de volle vrijheid heeft van denken en handelen. En het moet nu bewust denken en willen en handelen naar de wil van God, het wordt nu niet meer door Gods wil bepaald maar zijn eigen wil moet nu beslissen en altijd onder invloed van zijn eigen zelfbewustzijn, want de mens voelt dat hij over zichzelf beschikt – hij is zich van zichzelf bewust. Hij staat niet meer onder vreemde invloed maar richt zelf zijn wil naar eigen believen en hij weet ook dat hij zich ervoor moet verantwoorden hoe hij zijn wil richt.

En dat onderscheidt de mens van het dier, dat in zijn ontwikkeling ook al ver gevorderd is, maar tot de laatste belichaming als mens steeds een wezen blijft dat onder de wet van de gebonden wil staat en niet vrij over zichzelf beslissen kan, al mag het nog zo intelligent lijken. Het heeft nog niet het zelfbewustzijn terug gekregen en is daarom nog niet in het laatste stadium van belichaming beland. Toch zal ook dit de laatste fase bereiken, want al het geestelijke neemt eens zijn levenswandel op aarde op zich, waarbij het zich als mens belichaamt en zich ook van zichzelf bewust is.

Dat echter de mens een zelfbewust wezen is moest hem ook laten concluderen dat zijn Schepper en Maker, zijn God van eeuwigheid geen irreële geest kan zijn, maar dat Hij als het hoogst volmaakte Wezen eveneens kan denken en een vrije wil heeft, daar er anders nooit zulke schepselen uit Hem konden zijn voortgekomen die deze kenmerken van goddelijkheid vertonen. Want uitgaande van de mens – het schepsel – kan ook de gevolgtrekking worden gemaakt dat er een God, een Schepper is. Het hoogste Wezen moet zelfbewust zijn, net als de mens zelfbewust is, alleen in hoogste volmaaktheid, aangezien de mens onweerlegbaar een nog onvolmaakt wezen is. Maar het zelfbesef heeft hij ondanks alle onvolmaaktheid. En dit maakt de mens tot een goddelijk wezen dat aan Hem gelijk geschapen was en weer tot dezelfde volmaaktheid moet komen waarin het eens van God is uitgegaan.

Het “zelfbewustzijn” is het grootste wonder in het scheppingswerk “mens”. De mensen zouden zich eens moeten voorstellen welk een doods leven zij zouden leiden als zij dit zelfbewustzijn niet bezaten dat iedere mens pas het persoonlijke stempel geeft: zichzelf te zien als een wezen dat in staat is te denken en over zichzelf beslissen kan in vrije wil, omdat het over zichzelf ook kan nadenken en zich kan voegen naar het kader van de schepping in het besef van het ik, in het bewustzijn zelf te kunnen beslissen wat zijn “ik” wil. Dat zelfbewustzijn is een duidelijk teken van goddelijkheid, want het is een teken van verbondenheid met een gelijksoortig Wezen, Dat hem in ’t leven riep, ook al is het wezen als mens maar een karikatuur van dat wat God eens schiep. Maar het heeft toch het zelfbewustzijn ontvangen en kan zichzelf daarom ook weer vormen tot het oerwezen, dat het vanaf het begin der tijden was. Het kan in het stadium als mens – in het stadium van het zelfbewustzijn – alles doen wat het wil, zelfs als hem soms de mogelijkheid dit te realiseren door de wil van God wordt beknot. Maar het is in staat te denken en plannen te maken, altijd van zichzelf uitgaande, zich altijd in het middelpunt voelend van alles wat er gebeurt, omdat het weet dat het er is en dit bewustzijn ook niet meer verliest. Daarom echter zal het ook eenmaal tot verantwoording geroepen worden hoe zijn houding was in het aardse leven tegenover deze grote genade: te weten dat het een zelfbewust wezen is dat door de Schepper zo gemaakt werd, besef van zichzelf te hebben en vanuit zichzelf de ware verhouding tot zijn Schepper tot stand te brengen.

Het denkvermogen behoort tot het zelfbewustzijn en kan pas dan ware vruchten opleveren, maar altijd moet de vrije wil werkzaam zijn die evenzo bij een goddelijk schepsel hoort. En deze vrije wil moet alle goddelijke gaven juist gebruiken, dan zal het wezen ook tijdens het leven als mens de weg nemen die onherroepelijk tot de verandering ten goede voert en het zal in alle volmaaktheid terugkeren in het vaderhuis – zoals het eens van daar is uitgegaan.

Amen

BD.7414
23 september 1959

Overgave van het kind aan de Vader

Als u zich als kinderen aan Mij vasthoudt, dan kan u nooit onheil geschieden. Want mijn vaderliefde waakt over diegenen, die mijn kinderen willen zijn. Ik vraag u alleen met vertrouwen aan Mij te denken, een overgave zoals alleen een kind die kan opbrengen, dat liefde voor de Vader heeft en zich ook bemind weet door Hem. Dit kind kent geen verwijdering meer van Mij. Met zijn liefde komt het heel dicht bij Me. Het vlijt zich dicht tegen Mij aan en is derhalve ook veilig in mijn armen geborgen.

Het voelt deze geborgenheid en kent nu angst noch zorgen, want het weet dat Ik zorgdraag voor het kind, dat het zich vol vertrouwen aan Mij kan overgeven, dat Ik al zijn behoeften bevredig en het bescherm tegen alle aanvallen die de vijand steeds weer tegen de mijnen onderneemt. Maar hij kan niet met ze in contact komen wanneer ze naar Mij vluchten in hun nood. En wanneer een mens nu dit vertrouwen in Mij kan opbrengen, dan kan hij waarlijk zijn weg over de aarde gemakkelijk en veilig gaan. Hij zal geen al te grote zorgen hebben. Hij zal Mij steeds aan zijn zijde weten en zijn gedachten ook steeds op Mij richten, wat altijd de beste bescherming is tegen vijandelijke aanvallen. Want de wil die Mij geldt, geeft Mij het recht hem te beschermen tegen de vijand. Maar daarvoor is een kinderlijk vertrouwen nodig. Een overgave, net als van een kind dat geen remmingen kent en Mij met heel zijn ziel is toegedaan. En steeds weer kan Ik alleen maar zeggen, dat een mens die van liefde vervuld is, deze overgave aan Mij altijd zal realiseren. Want de liefde dringt hem naar Mij toe, aan mijn hart. En de liefde haalt alle barrières neer die nog tussen de mens en Mij in staan. Want waar liefde is kom Ik zelf de mens tegemoet en Ik trek hem tot Mij als reactie op de liefde, omdat liefde tot liefde aanspoort. Word als kinderen.

Dit gezegde was niet voor niets aan de mensen gegeven, want een juiste kinderlijke verhouding getuigt altijd van liefde en voor de liefde van een mens ben Ik altijd toegankelijk. De liefde van een mens zal altijd invloed op Mij hebben, dat wil zeggen: een liefdevol kind dwingt Mij zijn liefde te beantwoorden. En beantwoorde liefde is hetzelfde als de vervulling van elke wens of elk verzoek.

Daarom zal een mens die van liefde vervuld is, nooit een vergeefs verzoek doen. Want aan zijn gebed is al voldaan voordat hij het heeft uitgesproken, omdat Ik me nooit van liefde kan onthouden en me wegschenk in overvloed. En daarom heeft ook een voorspraak, die in liefde is gedaan, een buitengewone uitwerking.

Waar de liefde zich voor een medemens inzet, daar zal waarlijk vervulling komen. Want de ware liefde garandeert ook een waar gebed. De ware liefde weet voor zich wat ze kan vragen en zal daarom nooit een vergeefs verzoek doen. Liefde drijft het kind naar de Vader en vol liefde wordt het kind opgenomen. Want Ik verlang alleen vurig naar de liefde van mijn kinderen, die Mij zelf gelukkig maakt en me ook onbeperkt laat wegschenken, wat voor mijn kinderen tot zegen is.

En de ware aaneensluiting met Mij kan alleen gevonden worden in deze liefde, die wegschenkt, waarin het kind in vrije wil met kracht op de Vader aanstuurt en de Vader het aan Zijn hart drukt om het eeuwig gelukzalig te maken.

Amen

BD.7417
27 september 1959

Zonder enige twijfel vertrouwen in God

Alles zal u worden vervuld, als u maar juist bidt. Maar wat er onder “juist bidden” is te verstaan, weet u nog niet, daar u anders geheel zonder zorgen door uw aardse leven zou gaan, omdat u in alles op Mij vertrouwt. Maar dit vaste vertrouwen ontbreekt u en bijgevolg zult u ook niet juist kunnen bidden, u twijfelt en vraagt nog steeds, terwijl u slechts zonder te twijfelen zou hoeven te wachten op hulp. Steeds zullen er nog kleine twijfels in u bovenkomen of Ik u ook uw vragen zal vervullen en dan is uw gebed al niet zo, zoals het moet zijn om verhoord te kunnen worden. U zou steeds moeten weten dat mijn liefde voor u oneindig is en dat die liefde nooit weigert. Wanneer u vanuit dit inzicht bidt, weet u ook dat Ik u niets onvervuld kan laten waarom u bidt, want mijn liefde wil al de tegenspoed van u afwenden, mijn liefde wil gelukkig maken en mijn macht is zo groot dat niets onmogelijk is voor Mij, ook wanneer het u, mensen onmogelijk schijnt.

U kunt u echter van mijn liefde zonder einde geen voorstelling maken en dit is het wat u zal laten twijfelen, wat uw vertrouwen op de vervulling van uw vragen verzwakt en Mij daardoor ook in mijn werkzaam zijn beperkt. U legt slechts steeds de maatstaf aan die op u, mensen zelf is toe te passen, u beperkt ook mijn liefde, omdat u niet weet wat het betekent, onbegrensd lief te kunnen hebben en onbeperkt liefde weg te schenken. Maar Ik ken geen begrenzing, noch van mijn liefde, noch van mijn macht en daarom is Mij niets onmogelijk, zoals Ik echter ook geen grenzen stel aan de wil van mijn liefde tegenover u die innig tot Mij bidt in het volle vertrouwen op mijn hulp, op vervulling van uw vragen. En het is alleen nog maar het vertrouwen dat in u moet groeien, de vaste zekerheid dat Ik uw smeekbede hoor en u te hulp kom, het mag wezen wat het wil.

Uw vertrouwen kan alles overweldigen, omdat u dan steeds zult werken met Mij zelf en nu ook kunt ondernemen wat u wilt, het zal door Mij gezegend zijn. U zult duidelijk mijn hand bespeuren na ’n innig gebed tot Mij vol vertrouwen – u zult zo geleid worden dat het voor u het beste is en alle zorgen zullen van u afvallen, zodat u blijmoedig en onbekommerd door het aardse leven zult kunnen gaan, steeds aan mijn hand, die u zelf nooit los zult laten, omdat u zich voortdurend met Mij verbindt in gebed. Vind slechts deze innige band met uw Vader en u zult dan ook juist kunnen bidden, u zult op de meest simpele manier met Mij spreken, en Ik zal u horen en geen ogenblik dralen mijn kind te hulp te komen. Maar u moet Mij vertrouwen. Dat vraag Ik van u, omdat elke twijfel Mij hindert in het werkzaam zijn van mijn liefde voor u, omdat dit wet is van eeuwigheid, dat de liefde geen weerstand mag ondervinden, maar dat gebrek aan vertrouwen een weerstand is, waarbij mijn liefde niet in volledige kracht werkzaam kan worden.

Om het wedervaren van ieder afzonderlijk mens maak Ik me zorgen en ieder afzonderlijk mens kan met Mij praten, zoals een kind met zijn vader spreekt. Wie dat doet, voor hem wordt waarlijk goed gezorgd in tijd en eeuwigheid, hij wordt alsmaar door geholpen, want zodra het kind Mij vertrouwt, kan Ik nu ook bij hem werkzaam zijn naar zijn wil. En dan kan hij pas juist bidden in geest en in waarheid, dan pas kan hij er zeker van zijn, dat hij verhoring van zijn vragen zal verkrijgen, want Ik sta altijd klaar voor ieder mens die vol vertrouwen tot Mij roept om hulp.

Amen

BD.7418
29 september 1959

Schemertoestand in het hiernamaals

De zielen die overgaan in het rijk hierna zonder hun Verlosser te hebben gevonden, bevinden zich in dichte nevelen als ze het rijk der duisternis niet binnengaan omdat ze op aarde een levenswandel geheel tegen God in hebben geleid. Maar er zijn ook mensen die zich aan geen onmiskenbaar onrecht schuldig hebben gemaakt, wier overtreding meestal bestaat in het nalaten van goede werken. Mensen die niet goed en niet slecht kunnen worden genoemd en die daarom niet zo’n verduisterde geest hebben dat hen in het hiernamaals de diepste duisternis wacht. En toch passen ze ook niet in het lichtrijk, want hun zielen zijn nog niet ontvankelijk voor het licht. Hun zielen zijn nog omgeven door dichte schemering, hun inzicht is zeer minimaal, al naar gelang de daden van liefde waarop een ziel kan terugzien.

En in dit rijk van de schemering bevinden zich de meeste zielen die van de aarde zijn weggeroepen. Mensen die rechtvaardig schenen in de wereld en toch weinig waar geloof hebben omdat hun op aarde de liefde ontbrak. En voor deze zielen volgt nu een tijd van totale vereenzaming. Een tijd, waarin ze eenzaam ronddolen en alleen zijn met hun gedachten. Ze kunnen niets om zich heen onderscheiden. Ze zijn blind van geest en ze zijn ook niet in staat buiten zich iets waar te nemen, maar ze hebben het zelfbewustzijn niet verloren. Ze denken ook aan hun leven op aarde dat achter hen ligt, echter alleen erg onduidelijk en van tijd tot tijd. Hun blijvende toestand is een voortdurend ronddwalen en zoeken, want wat ze zoeken kunnen ze niet vinden – een plaats van rust en geborgenheid – omdat ze zich deze in het leven op aarde niet hebben verworven. Ze waren in zekere zin parasieten op aarde, die leefden zonder het ware doel van hun leven na te komen. Die steeds hebben genomen en niets ervoor teruggaven, om het even of dit aards of geestelijk op te vatten is. Ze verwierven zich geen geestelijke goederen, maar ze benutten het leven op aarde ten volle volgens hun verlangen. Ze zijn door het leven op aarde gegaan, zonder serieus over de zin en het doel ervan na te denken en daaraan beantwoordend het leven op aarde te leiden. En net zo worden ze in het rijk hierna bedacht: ze treffen er niets aan, omdat ze niets verwierven wat duurzaam is in het geestelijke rijk.

Nu komt pas aan het licht of er aan zo’n mens liefdevol wordt gedacht. Want elk liefdevol gedenken is als een vaste grond waarop de ziel zich nu kan bewegen met een bepaalde zekerheid. Elke liefdevolle gedachte verschaft de ziel een lichtpuntje waarin ze haar omgeving onderscheidt, al is het maar voor korte tijd. Maar het zet haar aan tot nadenken en alleen door nadenken kan de toestand bij haar veranderen, doordat ze de weldaad van een liefdevol gedenken ervaart, doordat ze begint spijt te krijgen, omdat ze inziet wat ze op aarde heeft verzuimd. En al naar gelang haar geaardheid, haar bereidwilligheid en haar weerstand, kan de toestand van zo’n ziel ook evenzo snel veranderen, als ze maar niet helemaal koppig van geest is en dan haar blindheid enorm lang kan duren, voordat de schemering wijkt voor een lichtsprankje. En omdat alleen liefdevolle gedachten haar deze verbetering verschaffen, moet zo’n ziel veel kracht van de voorbede worden geschonken. Ze mag niet aan haar lot worden overgelaten, wat haar toestand zonder licht alleen maar eindeloos zou verlengen, want alleen liefde kan haar veranderen. Liefde die door medemensen zo’n ziel wordt nagezonden, die aan de ziel zelf ontbrak in het aardse leven, maar plaatsvervangend voor zo’n ziel door God wordt aangenomen.

Maar voor u mensen op aarde is het mogelijk, door uw liefde veel hulp te verlenen. En u moet steeds door middel van gedachten de verbinding met de zielen van de overledenen in stand houden. U moet hun steeds weer het evangelie van de liefde voorleggen, dat ze ook in het hiernamaals nog deze twee geboden moeten nakomen: God beminnen boven alles en de naasten als jezelf. Want alleen daardoor kunnen ze ook in contact komen met Jezus Christus, zonder wie een binnengaan in het lichtrijk voor iedere ziel onmogelijk is. Zielen die in de schemering ronddolen, hebben nog geen verbinding met Jezus Christus. Ze zijn nog niet verlost, wat het doel is waarom ze op aarde vertoefden. Maar ze moeten dit onvoorwaardelijk nog in het hiernamaals bereiken, als ze niet willen wegzinken in de diepte. Zielen die in de schemering rondgaan, zijn nog niet in de diepte gestort. Ze hebben nog gemakkelijk de mogelijkheid, de weg in het lichtrijk te vinden, want na een langdurige vereenzaming worden ze steeds weer door lichtwezens, die zich echter niet als zodanig kenbaar maken, op de juiste weg gewezen die naar Jezus Christus leidt.

En opdat ze deze lichtwezens volgen, opdat ze hun weerstand opgeven, is veel voorspraak nodig, die u de zielen niet zult mogen onthouden. Ze zullen u hiervoor eeuwig dankbaar zijn wanneer u met uw liefde het neerstorten in de diepte verhindert, wanneer u hen zult helpen dat ze vanuit de schemering de weg naar het rijk van het licht vinden. Want met liefdevolle voorspraak behoedt u ze voor een achteruitgang. Hun zielen worden zachter en meegaander en ook zij zullen verlost worden door Jezus Christus, die allen vergeeft die maar aan Hem denken en naar Hem roepen.

Amen

BD.7420
2 oktober 1959

Het levenslot is altijd goed voor het rijp worden van de ziel

In al het gebeuren zult u de wijze leiding van uw Vader in de hemel moeten zien en u zult altijd moeten weten dat er niets willekeurig gebeurt. Alles is zo beschikt in uw leven als het voor de ziel het beste is, vooropgesteld dat uw wil overeenstemt met de goddelijke wil. Dan moet uw ziel geheel rijp worden. Dan moet ze het doel bereiken dat haar voor het leven op aarde is gesteld: vergeestelijking en aaneensluiting met God, zoals het geweest is in het allereerste begin. Het heilsplan ligt voor elke ziel vast. Ieder mens wordt zo geleid dat hij steeds het juiste kan doen, maar niet per se het juiste moet doen, omdat hij een vrije wil heeft die zich in het aardse bestaan moet waarmaken. Toch is het lot van de mens niet de aanleiding dat hij geestelijk faalt, maar alleen zijn wil heeft de schuld. Want alles wat de mens door het lot bepaald is voorbeschikt, is geschikt om de ziel naar de hoogste rijpheid te leiden als de wil juist wordt gebruikt.

En alle gebeurtenissen komen zo op de mens af, dat de ziel zich volledig waar kan maken, dat ze er het grootst mogelijke resultaat uit kan halen. Want hoe moeilijker het aardse bestaan vaak op een mens afkomt, des te meer mogelijkheden doen zich voor om de ziel te helpen rijp te worden, terwijl een gemakkelijker leven op aarde hem vaak lauw en traag kan maken en de ziel er geen voordeel uit trekt wanneer ze niet buitengewoon ijverig is, maar dan altijd rijp zal worden in korte tijd. In de laatste tijd nu is voor veel mensen de levensduur beperkt naar wijs raadsbesluit van God, maar steeds tot voordeel van de ziel die ofwel dreigt te falen of te traag is in haar zielenarbeid. Maar dan is het levenslot vaak buitengewoon zwaar en biedt dus de ziel extra gelegenheid om rijp te worden. En nooit zal een ziel mogen geloven dat het haar bijzonder moeilijk wordt gemaakt geestelijk te rijpen. Het lichamelijke leven kan wel voor de één moeilijker zijn dan voor de ander, maar iedere ziel zal geestelijk rijp kunnen worden, wanneer ze maar de wil daartoe heeft. Veeleer zou ieder mens dankbaar moeten zijn wanneer hij door het leven hard wordt aangepakt. Want zijn ziel kan sterker worden en spoedig de wereld en het aardse verlangen de baas worden, wat haar veel moeilijker valt wanneer de mens aards alles kan verwezenlijken wat hij wil, wanneer hij door het lot rijk wordt bedacht en weinig hoeft te strijden voor zijn aards bestaan.

Eens zult u de zegen van een zwaar levenslot ervaren, wanneer u zult inzien dat u overwinnaars van de aardse materie bent geworden, dat het aardse leven voor u geen keten meer is, wanneer u geleerd hebt andere schatten te begeren dan alleen aardse goederen. Dan zal ook een zwaar levenslot u niet meer belasten. U zult het gemakkelijker klaarspelen en in zekere zin hebt u het doel al bereikt: het beheersen van de materie die de keten van de ziel is zolang de mens haar begeert. En de mens die door het aardse leven zwaarder wordt belast, leert veel eerder de materie te overwinnen. Maar het strekt zijn ziel tot heil en de mens zou daar dankbaar voor moeten zijn, maar niet moeten morren over zijn zwaar levenslot dat Gods liefde en wijsheid voor hem uitkoos om zijn ziel te helpen vrij te worden.

Amen

BD.7421
3 oktober 1959

Openbaring 16:18 – Ster

Een geweldig beven zal de aarde doen schudden. Geestelijk zowel als aards zal de wereld voor een schudden staan, zoals de mensen nog nooit hebben meegemaakt vanaf het begin van dit tijdperk. Maar dit is voorspeld, want het is de inleiding op het einde dat niet lang daarna zal volgen. De termijn is niet lang meer en steeds dringender wordt u erop gewezen, omdat u elke dag nog zult moeten benutten uw ziel rijper te laten worden, want de tijd vliegt en u gaat met reuzenschreden uw einde tegemoet.

En dan volgt een eindeloos lange nacht voor al degenen die de dag niet gebruikt hebben om voor het zielenheil te werken, want slechts weinigen zullen dit laatste einde overleven en de nieuwe aarde mogen bewonen – slechts weinigen zullen standhouden in de laatste strijd op deze aarde.

Steeds weer worden u mensen de tekenen van het einde voorgehouden en het laatste geweldige teken is het grote beven. Hoe het tot stand komt is u al gezegd: dat een ster zich uit zijn baan losmaakt en met reusachtige snelheid op de aarde toe ijlt. Dat u daar nog niets van weet, komt door de grote afstand die deze ster nog heeft af te leggen eer hij in het gezichtsveld komt van hen die hem zullen waarnemen.

Maar dan zal de opwinding ook groot zijn, want ieder beseft nu het gevaar waarin het hemellichaam aarde zich daardoor bevindt, maar niemand kan iets doen om dit gevaar te bezweren. En deze laatste tijd, daar u er nu van op de hoogte bent, moet u bijzonder goed benutten, want geen van u weet of hij het gebeuren zal overleven. Geen van u weet welk deel van de aarde wordt getroffen en niemand moet er op rekenen dat het aan hem voorbijgaat.

Het is de laatste waarschuwing van God die Hij nog laat weerklinken voor het einde, om juist voor dit einde geloof te vinden en tevens een ommekeer te bewerkstelligen van de weinigen die nog niet helemaal een prooi zijn van de tegenstander. Denk niet lichtvaardig over al deze voorspellingen. Laat u niet van de wijs brengen door het werk van de schijnbare opbouw dat u in de wereld kunt gadeslaan, maar weet dat de schaduwen van de vernietiging reeds opdoemen, dat er geen lange tijd meer vergaat tot u op de hoogte komt van dat onheil dat u nadert in de vorm van een ster.

Hij wordt uit zijn baan geslingerd, omdat het Gods wil is dat de aarde door een beving zal worden geteisterd, die nog mensen moet en kan redden die van goede wil zijn. Aan voortekenen van het nabij zijnde einde zal het waarlijk niet ontbreken, maar dit voorteken heeft een geweldige uitwerking en veel mensen zullen hun leven erbij inschieten. En niemand kan zich Oost-Indisch doof houden, want het is te geweldig om niet op alle mensen indruk te maken.

Alleen het resultaat is verschillend, want de mensen zullen deels hun zwak geloof laten opleven en zich weer aan God geven, maar deels ook het zwakke geloof verliezen en zich naar de tegenstander keren, wat in een vergroot jagen naar materieel bezit – meestal op onrechtmatige wijze – tot uitdrukking zal komen. En er zal veel nood zijn onder de mensen. En dan bewijst de ware kracht van het geloof zich, die hulp betekent voor die mens die zich gelovig alleen aan God toevertrouwt. Want Hij zal al degenen helpen die van Hem willen zijn, die ook in hun grootste nood aan Diegene denken die hen alleen kan helpen. En de tijd zal aanbreken waarin nog goede arbeid in de wijngaard verricht moet worden om al degenen te hulp te komen die nog zwak van geest zijn en versterking van hun geloof moeten krijgen. Want daarna volgt de tijd van de laatste geloofsstrijd die nog een laatste beslissing eist van de gelovigen. Maar wie volhoudt tot het einde, zal zalig worden.

Amen

BD.7423
5 oktober 1959

God alleen is Heer van de schepping – Ster

Eeuwig doorlopen de hemellichamen al hun baan die ze door de goddelijke Schepper werd voorgeschreven en waaraan in het scheppingsplan ook wordt vastgehouden naar Zijn wil. En het is een onmogelijke onderneming de voorgeschreven baan van een hemellichaam te willen veranderen, een ster uit zijn baan weg te dringen en anders te willen sturen dan het door de goddelijke Schepper is bepaald. En evenzo is het onmogelijk de loop van een hemellichaam tegen te houden, hem tijdelijk in zijn loop te beperken, dus het op een of andere manier te verhinderen zijn weg te gaan. Dit zij gezegd aan allen die menen door eigen uitvindingen een andere ordening in Gods scheppingswerk aan te kunnen brengen, die geloven menselijke voortbrengselen in het goddelijke scheppingswerk te kunnen voegen, die aannemen dat zulke pogingen zonder ernstige schade berokkenende gevolgen het universum kunnen worden ingestuurd.

Over de kosmos ben Ik nog altijd de Heer. En Ik zal ook elk willen binnendringen in mijn werk daarbij passend beantwoorden. Er zal een nieuwe poging worden gedaan en er zullen er meerdere volgen, zolang de mensen niet worden gehinderd. En Ik laat zoiets ook toe, maar Ik antwoord wanneer de tijd daar is. Want er kan niet meer veel worden aangericht in het heelal door de handelwijze van de mensen, omdat de tijd is afgelopen waar de mensheid al met al nog op mag rekenen. En alle ervaringen die ze nog willen verzamelen zullen hun van geen enkel nut meer zijn, want Ik zelf roep ze een halt toe.

Maar Ik zal op dezelfde manier antwoorden, want dit antwoord zal eveneens uit het heelal komen waarin ze trachten binnen te dringen. En al hun uitvindingen om het hemellichaam dat hen zelf in het grootste gevaar brengt af te weren en om te leiden, zullen nutteloos zijn. En zo blijft het aan Mij overgelaten hoe lang Ik de praktijken van de mensen duld, maar Ik duld het maar beperkt. Ik kan me niet akkoord verklaren met zulke proefnemingen die geen geestelijk doel hebben en die de mensen alleen nog maar meer sterken in hun geloof, “heer” van het heelal te zijn of te worden.

Maar het einde komt spoedig en in deze eindtijd zullen de mensen nog van alles proberen, wat alleen hun goddeloosheid, hun geestelijke verwaandheid en hun geestelijke armoede bewijst. Er zullen nog velerlei experimenten worden ondernomen die aanzienlijk bijdragen aan de ontbinding van de aarde, aan het laatste vernietigingswerk en dus aan het beëindigen van een verlossingsperiode die moet wijken voor een nieuwe, willen mijn schepselen niet totaal verloren gaan.

Maar u mensen die de mijnen bent door uw wil, laat u niet imponeren door alles wat er ook mag gebeuren. Denk er steeds aan dat de Schepper van hemel en aarde zich niet laat verdringen en dat Hij Zijn macht duidelijk zal tonen zonder daarin door de mensen te kunnen worden gehinderd. Ik zie toe en wacht af tot de dag is gekomen die sinds eeuwigheid is voorbestemd. Want er is een grens gesteld aan de tijd die mijn tegenstander op zodanige wijze gebruikt dat de mensen, als van hem afhankelijk, alles doen wat hij verlangt, wat hun echter niet zal lukken.

Amen

BD.7425
9 oktober 1959

Over het laatste gericht en de nieuwe aarde

U kunt uzelf geen voorstelling maken op welke wijze het laatste gericht zal plaats vinden, maar laat het voor u genoeg zijn te weten dat het een werk is van zeer korte duur. Dat aan deze vernietigingskracht alles ten offer valt, en u geen tijd meer zult hebben om uw gedachten en streven te veranderen. Alles zal in zulk een haast gebeuren dat u geen tijd meer hebt om na te denken. U zult gevonnist worden in de kortst mogelijke tijd, dat wil zeggen: ten leven of ten dode komen in zeer korte tijd. Allen die Mij trouw blijven tot het einde zullen weggenomen worden. De niet getrouwen zullen verslonden worden door de aarde, wat een hernieuwde kluistering in de harde materie voor de ziel betekent.

Alleen de mensen waarin nog een klein vonkje van geloof in God is, zullen in dat laatste ogenblik de kracht hebben om Mij aan te roepen en nog gered worden en voor de hernieuwde kluistering gespaard blijven. En ofschoon zij niet tot de schare behoren die weggevoerd zal worden, zal toch een lichter lot hun deel zijn omdat hun een nieuwe belichaming als mens is toegestaan waarin zij zich dan moeten en kunnen waarmaken. Want de tijd op de nieuwe aarde is vrij van verzoekingen door mijn tegenstander die voor een lange tijd gebonden is, zoals het geschreven staat.

En dit is een ongewone daad van genade, maar waarop toch zelden aanspraak gemaakt zal worden. Want de mensheid is op het einde der dagen helemaal onderworpen aan mijn tegenstander. Zelden zal een mens zich nog losmaken van zijn ketenen in het aangezicht van het laatste gericht dat vreselijk zal zijn. Want alle mensen staan tegenover een ontzettende lichamelijke dood, maar voordat zij veel kunnen nadenken is het reeds geschied. En de mijnen zullen getuige zijn van deze gebeurtenissen, omdat het mijn wil is dat zij mijn macht en heerlijkheid, maar ook mijn rechtvaardigheid en toorn tegen de zondaren leren kennen. Dat zij daarvan getuigen zolang zij leven, want zij zullen de stam vormen van het geslacht op de nieuwe aarde.

De gebeurtenis van de wegneming is ook helemaal niet voor te stellen omdat het op een manier, buiten de wet om, gebeurt en zoiets ook nog nooit op aarde is meegemaakt, namelijk dat mensen opgenomen worden en in levende lijve worden weggevoerd. Ik verplaats hen dan ongedeerd in een paradijselijke landschap, van waar uit zij dan weer naar de nieuwe aarde gebracht zullen worden, zodra die volgens mijn wil gevormd is.

Ik zal daar geen lange tijd voor nodig hebben, want al het geestelijke wacht met ongeduld op de inlijving in de nieuwe scheppingen, behorend bij hun graad van rijpheid, om hun ontwikkelingsweg voort te zetten. De act van het scheppen van de nieuwe aarde wordt door menselijke ogen niet gezien, en daardoor is het ook niet nodig, vanwege de mensen, een bepaalde tijdsduur in acht te nemen. En de mensen die weggevoerd zijn ontbreekt het aan elk tijdsbesef, zodat zij niet meer in staat zijn te beoordelen in welke tijdsruimte de nieuwe aarde is ontstaan. Maar mijn macht is onbegrensd en zal zich openbaren bij het scheppen van de nieuwe aarde. Deze zal scheppingen te zien geven waarvan u, mensen u geen voorstelling kunt maken, dit echter diegenen onmetelijk zalig zullen maken die op deze aarde mogen leven. Het is waarlijk een paradijs op aarde, want de mijnen waren Mij trouw in de geloofsstrijd en zullen daarvoor ook hun loon ontvangen.

Alle mensen zouden dit geluk kunnen ervaren als zij de korte tijd tot het einde goed wilden benutten. Naar zij geloven, en doen, om de rijpheid van hun zielen te vergroten, en daarom zal ieder dat loon ontvangen dat hij verdient. Een gelukzalig leven in het paradijs op de nieuwe aarde, of de hernieuwde kluistering in de scheppingen van de nieuwe aarde, om na een eindeloos lange tijd weer als mens over de aarde te mogen gaan met als doel, de laatste beproeving van de wil.

Amen

BD.7427
13 oktober 1959

Geestelijke spijziging aan de tafel van de Heer

U moet veel geestelijk brood in ontvangst nemen, want de tijd van dorheid zal nog komen, waarin het onmogelijk zal zijn voor een langere tijd een innige band met Mij tot stand te brengen, waarin u zich gelukkig mag achten, wanneer uw gedachten korte tijd bij Mij kunnen vertoeven en waarin het moeilijk is om in innige concentratie naar mijn inspreken te luisteren. Dan moeten deze korte gedachten voldoende zijn u met kracht te vervullen, die Ik u niet zal onthouden. Maar zolang het mogelijk is, moet u de tijd goed gebruiken en u en spijzigen en laven zo vaak het gaat.

Ik geef u alleen deze goede raad om u te sterken voor de tijd die nog voor u ligt, want ze zal veel kracht van u vergen, die u steeds alleen met mijn woord zult kunnen ontvangen. Wanneer uw ziel gevoed wordt met brood en wijn dan zal ze ook in staat zijn weerstand te bieden tegen alle verzoekingen die haar bedreigen.

En Ik ben te allen tijde bereid u dit krachtige voedsel te geven. Ik ben steeds bereid met mijn kinderen te praten en hun raad te geven, hen aan te sporen en te waarschuwen, want Ik wil alleen het beste voor de mijnen en Ik zal ze altijd zo leiden dat ze te allen tijde hun honger aan mijn tafel kunnen stillen. En daar zult u gebruik van moeten maken. U moet Mij vaak uw oor lenen, u moet uw hart voor Mij openen – u moet de deur van uw hart ver open zetten, dat Ik binnen kan gaan in mijn huis – en u moet dit huis voor Mij toebereiden, wat altijd alleen maar kan gebeuren, wanneer u elkaar in liefde dient, wanneer u mijn woord opneemt en ernaar leeft, wanneer u dus spijs en drank gebruikt en dan ook geschikt bent aan uw ziel te werken, wanneer u leeft naar mijn wil, dus niet slechts aanhoorders, maar ook vervullers bent van mijn woord.

En wanneer Ik u nu een bron heb ontsloten, waaruit het water des levens opwelt, dan zult u ook des te vaker u moeten neerbuigen en drinken uit deze bron en u allen zult een duidelijke versterking bemerken, u zult makkelijker uw pelgrimstocht over de aarde kunnen voortzetten, de last van het leven zal u niet zo drukken, wanneer u zelf krachtig en gezond voortgaat en deze kracht en gezondheid uit het voedsel hebt onttrokken dat Ik zelf u steeds weer aanbied.

Kom allen bij de bron en leger u erom en verzamel u weer nieuwe kracht, en deel van deze spijs ook anderen uit die behoeftig zijn en moe en mat bij de bron neerzinken om zich te laven. Put voor hen het levenswater en reik het hun over en u zult daarvoor gezegend zijn. En lok degenen die rondtrekken, dat ze de bron opzoeken, dat ze rust houden en zich eerst weer versterken voor ze hun weg voortzetten, die steeds weer nieuwe kracht vraagt tot de pelgrimsweg ten einde is.

U allen hoeft niet zwak te zijn, u kunt steeds weer vragen om nieuwe kracht, u kunt steeds opnieuw aan mijn tafel voedsel voor u halen en u hoeft niet bang te zijn dat Ik u karig bedenk of u eens het voedsel weiger. Steeds ben Ik bereid rijkelijk uit te delen en daar zult u gebruik van moeten maken en ook verlangen naar overvloed. U zult het ontvangen en het zal steeds alleen voor uw bestwil zijn. Eet en drink van het brood en de wijn des levens. Ik reik u zelf het voedsel en de beker voor uw ziel aan, maar ga er niet lichtvaardig aan voorbij, vertrouwend op eigen kracht, dat die toereikend is voor uw pelgrimsweg.

De weg is stijl die naar boven leidt en zonder toevoer van kracht niet af te leggen. Houd dit steeds voor ogen en rust waar u een bron vindt die mijn liefde voor u heeft ontsloten.

De tijd zal komen waarin u gehinderd wordt door de arglist van mijn tegenstander en dan zult u genoeg voorraad moeten bezitten, dan zal goddelijke kracht doorstromen als u maar een stille gedachte naar Mij opzendt, want Ik verlaat de mijnen niet, Ik zal spijzigen en laven, geestelijk en aards, ook wanneer het u onmogelijk schijnt, want mijn liefde voor u en mijn macht zijn onbegrensd.

Amen

BD.7428
14 oktober 1959

Kennis door studie – of door de geest

Vaak denkt u, mensen veel te weten, en toch bent u geestelijk blind, want al het geestelijk weten is pas levend, als uw geest gewekt wordt. Voor die tijd echter blijft het een dode kennis, aangeleerde opvattingen, die niet waardevoller of beter zijn dan aardse kennis. En al probeert u nog zo diep te graven, wat u alleen maar krachtens uw verstand tracht te verwerven zal nooit geestelijk weten genoemd kunnen worden – want eerst is het nodig dat de geest gewekt wordt om ook dat weten te begrijpen en u eigen te maken.

Het gaat niet alleen om de inhoud van geestelijke leringen, opdat het onder geestelijk weten geteld kan worden. Het gaat alleen daarom, of de mens met gewekte geest over deze kennis nadenkt en zich tot eigendom van zijn gedachten wereld maakt. Want dan pas kan hij spreken van een geestelijk weten, dat hem vervult. Dan pas zal hij ook dat begrijpen wat hem voor die tijd, niettegenstaande de grootste denkarbeid, niet recht duidelijk is. En zo kunnen twee mensen verschillende wegen gaan maar toch over dezelfde geestelijke kennis beschikken, alleen kan hij voor de een begrijpelijk zijn, terwijl de ander alleen de letterlijke zin begrijpt en geen geestelijk gewin uit zijn kennis haalt. Want juist de weg waarover hij tot die kennis gekomen is, is maatgevend voor de waarde ervan.

De een neemt hem van buitenaf op door studie en ijverige denkactiviteit, de ander wordt het medegedeeld door de geest, die in iedere mensenziel woont. En deze geest is een levend deel van God en daarom moet ook dat wat hij leert, levend zijn. De mens moet in een weten worden binnengeleid dat helder straalt en een waar licht betekent voor diegene, die tevoren in de duisternis ronddoolde.

En over dit weten kan de eerste niet beschikken, want hij heeft alleen de letterlijke zin begrepen, hij heeft zich met de “letterlijke zin” bezig gehouden zonder dat het licht in hem werd. Want het ware licht kan alleen de geest hem verschaffen, die alleen maar gewekt hoeft te worden om zich ook te uiten door de innerlijke stem.

En een ontwaakte geest kan nu ook de medemens opheldering geven, wat voor degene die nog niet ontwaakt is niet mogelijk is. Want hij geeft alleen de dode letter weer, die hij zelf tot zich heeft genomen. De mens moet de geest in zich tot leven wekken, dan pas kan hij van een juist weten, van de waarheid en van het licht spreken. En de geest kan alleen door de liefde tot leven komen. De mens moet een leven in liefde leiden, getrouw aan de goddelijke geboden, en onherroepelijk zal daardoor zijn geest levend worden en hem van binnenuit onderrichten.

Doch heeft dit proces van het wekken van de geest nog niet plaatsgevonden, dan zullen de mensen zich ook met vragen plagen, als zij het ernstig menen met de waarheid. Of, zij beschikken over een dosis geestelijke denkbeelden, die zij ijverig uitdragen als waarheid, maar kunnen innerlijk zelf niet de overtuiging opbrengen voor de zuivere waarheid te strijden omdat de geest ook pas hun deze innerlijke overtuiging overbrengt. En zolang dit niet gebeuren kan, zullen steeds lichte twijfels de mens verontrusten, zelfs als hij zijn mening als de zuivere waarheid verdedigt.

Is echter de geest gewekt, dan weet de mens ook dat hij in de waarheid vaststaat – en deze innerlijke overtuiging maakt hem tot een ijverige arbeider in de wijngaard des Heren. En zij alleen zijn ware knechten, die de Huisvader in Zijn wijngaard gebruiken kan. Het zijn de discipelen tot wie Hij zei: “Ga uit in de wereld en onderwijs alle volkeren”. Want dezen alleen zullen in Zijn wil het evangelie van de liefde verkondigen en naar hen zal geluisterd worden door allen die van goede wil zijn.

Amen

BD.7432
19 oktober 1959

Gevoel voor goed en kwaad

Ieder is in staat recht van onrecht te onderscheiden wanneer hij alleen al denkt aan de uitwerking bij zichzelf, wanneer hij er aan denkt wat hem zelf tot welbehagen strekt of hem openlijk misnoegen verschaft, nog helemaal afgezien van zulke gebeurtenissen die duidelijk schade of groot leed aanrichten. Wanneer hij zelf het doel van vijandigheden zou zijn of ook van goede handelingen van een medemens, dan zou de mens steeds weten wat voor zijn bestwil is, wat hij voor zichzelf wenst of wat hij verre van zich zou houden. De mens weet heel goed wat recht en wat onrecht is, waarom hem ook de geboden van de liefde werden gegeven, die nog eens eisen dat te doen, wat in de mens stil verborgen is als gevoel, maar waar hij niet altijd acht op slaat.

Daarom moeten de goddelijke geboden van de liefde hem opmerkzaam maken op zijn plichten tegenover God en de naaste. Hij moet bewust leren leven, met bij zijn leefwijze steeds de maatstaf van de goddelijke geboden. Gevoelsmatig weet hij wel, dat de naaste van hem hetzelfde verlangt wat hij zelf van deze verlangt. Liefdevolle bejegening en datgene eerbiedigen wat de ander toebehoort, evenals hulp, wanneer de naaste deze nodig heeft. Want hij zou in dezelfde omstandigheden hem ook dankbaar zijn voor hetzelfde, voor dezelfde consideratie die hij bij hem vindt, evenals het begrip voor de eigen noden.

De mens hoeft zichzelf alleen maar in de situatie van de naaste te verplaatsen en dan zal hij ook weten wat juist is in elke situatie. Maar nu wordt de doorslag gegeven door de mate van eigenliefde die de mens nog beheerst. Want hoewel hij weet wat hij moet doen en wat goed is in de ogen van God, kan zijn eigenliefde toch zo sterk zijn dat hij niet in staat is een offer te brengen ten gunste van de naaste. Dan moet hij grote kracht gebruiken om zijn eigenliefde te overwinnen ten gunste van de naaste.

Maar het kan niet gezegd worden dat hij niet in staat zou zijn geweest, goed en kwaad te onderscheiden. Dat hij niet zou weten dat hij tegenover de naaste verplichtingen heeft. Doch juist zijn weten maakt de zonde die hij begaat uit nalatigheid, groter, wanneer hij de nood van zijn naaste niet lenigt, ofschoon hij daartoe in staat is. Want alleen zijn overgrote eigenliefde verhindert hem hulp te verlenen.

Maar hij weet dat hij het zou moeten doen volgens de wil van God en Zijn geboden van liefde. Hij weet hoe het is om zelf in nood te geraken en is dan dankbaar voor elke hulp. En zo moet hij ook aan de naaste in zijn nood denken en hem de hulp niet onthouden. Ook niet wanneer het hem een offer van zelfoverwinning kost. Maar des te meer wordt gewaardeerd en wordt hem vergolden, wat hij uit liefde voor de naaste heeft gedaan.

Ieder mens zal dus kennis kunnen hebben van de goddelijke geboden van de liefde. Want het gevoel voor recht en onrecht, voor goed en kwaad, is in ieder mens aanwezig. Zo zal hij dus ook niet ongestraft kunnen zondigen, omdat hij steeds zijn onrecht tegenover de naaste zal inzien. De liefde voor de naaste moet hem dus op de eerste plaats afhouden van zondig handelen tegenover hem. Hij moet de liefdeloosheid bestrijden. Dan zal de weg tot het beoefenen van naastenliefde niet meer ver zijn.

Want de liefdesvonk ligt in hem. En die zal ook gemakkelijk ontbranden wanneer de mens van goede wil is, wat hij laat zien wanneer hij afziet van alle zondige handelingen tegenover de naaste en hij hem dus wil behoeden voor schade van allerlei aard. Dan is het niet ver meer hem liefdevolle diensten te bewijzen, omdat hij zichzelf verplaatst in de situatie van de naaste die in nood is, en hij hem nu ook helpen wil.

Goed en kwaad, recht en onrecht, moeten bewust gescheiden worden. Het ene moet worden nagestreefd en het andere bestreden. Dan is de weg niet meer ver naar onzelfzuchtig werkzaam zijn in liefde. Want dan is de mens van goede wil. En hij zal handelen naar Gods wil. Hij zal handelen, denken en spreken volgens de geboden van de liefde tot God en tot de naaste.

Amen

BD.7434
22 oktober 1959

Gods wil of toelating

Het zij u allen gezegd, dat u tot niets in staat bent zonder mijn wil of mijn toelating, wat echter niet wil zeggen dat u geen vrije wil zou hebben. Want wil en uitvoering is tweeërlei. De wil is helemaal uw eigen zaak die Ik op geen enkele manier bepaal. Maar of u ook de wil zult kunnen uitvoeren, dat heeft mijn toestemming, mijn wil nodig. En deze moet soms tegen uw wil in actief zijn. Ik moet soms verhinderend ingrijpen ter wille van uw ziel. Maar beoordeeld wordt uw eigenlijke wil, hoe deze is gericht, in goede of kwade zin. Want uw wil moet zich bewijzen in het aardse leven. Hij kan echter soms ook zo gericht zijn dat de uitwerking van de wil, dus de verrichte daad, het rijp worden van uw eigen ziel alsook van de zielen van de medemensen schade berokkent of hen op een dwaalspoor brengt. En dan grijp Ik vaak in en laat de daad niet eerst verricht worden, hoewel de mens zich ook voor zo’n verkeerde wil moet verantwoorden.

Maar niet al zulke slechte bedoelingen en daden verhinder Ik, daar er anders niemand aan de vrijheid van wil zou geloven en er een onheilbrengende chaos zou ontstaan zodra het verwoesten willende principe op aarde terrein zou winnen tot onheil van de mensen die door het aardse bestaan gaan. Toch kan ieder mens het beproeven van de wil doorstaan, of zijn plannen worden uitgevoerd of niet, want hij wordt alleen beoordeeld naar zijn wil.

Maar dat Ik ook heel vaak verkeerde praktijken toelaat, heeft ook een reden. Want de mensen moeten zelf zich bewust worden van hun verkeerd handelen en door de eigen onjuiste daden of die van de medemensen het verkeerde van hun willen en handelen inzien, omdat de gevolgen van zulke daden nooit goed kunnen zijn. Maar de vrijheid van wil zal voortdurend door de mensen worden bestreden, omdat hun levensloop niet altijd zo verloopt als zij het willen en ze daarom de wil als niet vrij betitelen. Maar geen mens is gedwongen tot een bepaalde richting van zijn wil. Elke menselijke wil is volledig vrij en kan naar eigen believen in elke richting gaan.

Maar Ik weet wanneer u een halt toegeroepen moet worden, wanneer Ik mijn wil daar tegenover moet stellen en dus daden moet verhinderen die deze vrije wil voortbrengt, die hij van plan is uit te voeren in blinde haat, in onwetendheid van de uitwerking ervan en de schade die daardoor voor de medemensen kan ontstaan. Want mijn liefde en wijsheid zien verder en ze trachten te compenseren en de mensen die zich vol vertrouwen aan Mij overgeven veel nood en ellende te besparen, de mensen die steeds weer opnieuw hun leven aan Mij toevertrouwen en die Ik daarom ook bescherm tegen groot onheil.

Maar ook het grote overzie Ik. En Ik roep vaak mensen weg uit het leven van wie de gezindheid niet overeenstemt met het welzijn van de medemensen en die hun verkeerde wil al te vaak hebben bewezen, omdat Ik verhinderen wil dat onnodig leed over de mensen komt dat hun geestelijk geen voordeel oplevert, zoals Ik echter ook mensen wegroep wier gezindheid steeds heeft beantwoord aan mijn wil, maar wier missie op aarde Ik als beëindigd beschouw en daarom verder werkzaam zijn van hun kant beëindig. Want mijn wil en mijn toelating zijn pas doorslaggevend of de wil van de mens resultaat kan hebben of niet.

Maar de mens is verantwoordelijk voor zijn wil, ongeacht of hem het verrichten van de daad wordt verhinderd of niet. Daarom zal veel schuld moeten worden afgelost, want het denken en willen van de mens is vrij en voor alles zal hij eens verantwoording moeten afleggen, niet alleen voor de werken die zijn uitgevoerd. Ga daarom behoedzaam om met uw gedachten en schenk er aandacht aan, want ze verraden uw meest innerlijke wezen. Sla acht op uw wil, dat hij zich juist zal richten op het goede en verhevene en u zult de verantwoording niet hoeven te vrezen eens in de eeuwigheid.

Amen

BD.7435
23 oktober 1959

Benutten van de korte tijd van leven

Jullie hebben voor het rijp worden van jullie ziel niet heel veel tijd nodig, jullie kunnen haar in korte tijd zo ver ontwikkelen, dat het binnengaan van het lichtrijk haar zekere bestemming is, wanneer zij het aardse lichaam aflegt. Maar jullie moeten het rijp worden van jullie ziel serieus nastreven en jullie tot God wenden, opdat Hij jullie daarbij helpt. Want alleen zijn jullie daar niet toe in staat, alleen is jullie wil te zwak. En jullie vallen steeds terug in de liefde tot de wereld, jullie kunnen de eigenliefde niet overwinnen en worden steeds opnieuw afgeleid van de weg die jullie wilden inslaan naar jullie heil. Maar wenden jullie je tot God om hulp, dan zal Hij jullie gedachten leiden naar Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, omdat jullie van Zijn kant de versterking van jullie wil ervaren. Hij is weliswaar dezelfde God, die jullie dan aanroepen, maar tegelijkertijd erkennen jullie het verlossingswerk en dus de goddelijke Verlosser, die moet worden erkend, willen jullie ook deel hebben aan de genade van het verlossingswerk. Hem aanroepen garandeert ook versterking van de wil, zelfs wanneer jullie steeds weer strijd moeten leveren tegen de aanvechtingen door de wereld waarachter zich Gods tegenstander verbergt, die jullie steeds weer ten val probeert te brengen. Maar jullie worden gesterkt en zullen steeds opnieuw de vaste wil hebben, op deze aarde tot voleinding te komen, en dan kunnen jullie ook met zekerheid het doel bereiken.

De kracht en innigheid van de binding met Jezus Christus is maatgevend voor de hoeveelheid tijd die jullie nodig hebben voor het rijp worden van jullie zielen. En deze innigheid van de binding is weer afhankelijk van de graad van liefde, die jullie tegenover God en jullie naasten opbrengen. De liefde is alles, de liefde brengt de verbinding met God in Jezus Christus tot stand, de liefde versterkt de wil, en de liefde geeft kracht, de arbeid aan zijn ziel te volbrengen, die dan het rijp worden van de ziel waarborgt. Maar jullie mogen niet in de grote fout vervallen, te geloven dat jullie nog tijd hebben voor deze arbeid aan jullie ziel. Jullie mogen nooit jullie streven uitstellen tot later, want jullie weten niet, hoe lang de tijd van genade nog duurt dat jullie op deze aarde leven. Jullie weten niet wanneer jullie laatste dag is en jullie moeten leven alsof jullie reeds morgen geroepen zouden worden en jullie moesten verantwoorden tegenover jullie God en Schepper. Want jullie allen hebben geen lange tijd van leven meer, zelfs al wordt jullie de tijd gegeven tot aan het einde.

Maar jullie zullen God ook moeten danken, wanneer Hij jullie – die nog gebrek lijden aan rijpheid van jullie zielen door eigen nalatigheid – het einde niet laat meemaken. Jullie zullen God moeten danken, wanneer Hij jullie nog vóór het einde oproept en jullie nog de genade hebben, aan gene zijde rijp te kunnen worden, zodat jullie niet ten prooi vallen aan Gods tegenstander en zijn intriges. Want de tijd is nog maar kort en daarom moeten jullie haar benutten naar kracht, want jullie kunnen al in zeer korte tijd rijp worden, wanneer jullie maar van goede wil zijn.

Amen

BD.7437
26 oktober 1959

Antwoord op vragen

Let op alle vragen die u innerlijk bezighouden en let op uw gedachten die deze vragen betreffen, maar laat aan zulke gedachten steeds eerst de innige samenspraak met uw God en Vader van eeuwigheid voorafgaan. Zodra u zich in gedachten of ook in gebed met Mij in verbinding stelt en Mij uw leiding toevertrouwt, zodra u Mij uw vragen bewust voorlegt zal u ook antwoord daarop ten deel vallen, want Ik wil dat u opheldering wordt verschaft over alle vragen die u bezighouden. En zo zij u gezegd dat u nooit hoeft te vrezen tegen mijn wil in te handelen wanneer u alles maar in mijn handen legt, wanneer in u de wil overheerst volgens mijn wil werkzaam te zijn. Dan zal Ik ook alles zegenen wat u vanuit deze wil onderneemt.

De mensen tegenwoordig op ongebruikelijke wijze aan te spreken heeft niet veel succes, ongeacht of Ik zelf van boven spreek of door u, mijn dienaren op aarde. De mensen willen niet luisteren naar wat geestelijk voor hen van nut zou zijn en daarom wijzen ze alles af wat hen in hun wereldse genoegens zou kunnen storen. Daarentegen kunnen mensen die geestelijk al opheldering verkregen en al kennis hebben van wat hen nu met alle duidelijkheid ter ore komt door u, tot een verhoogde activiteit op geestelijk gebied worden gebracht. Maar de wereld zal er zelf voor zorgen dat de mensen tijding krijgen van ongewone zaken in de kosmos en dan is er altijd nog tijd om hen op de geestelijke samenhang opmerkzaam te maken, weer met het gevolg dat alleen door de wil van de mensen bepaald wordt, want geen mens mag geoordeeld worden, geen mens mag een geloofsdwang ondergaan, die altijd dan te vrezen is wanneer hem duidelijke bewijzen worden gegeven terwijl alleen het geloof moet spreken.

De mensheid is zo zonder geloof dat ze nooit voorspellingen als waar aanneemt en het daarom ook onnadenkend is haar zulke voorspellingen te doen toekomen. Daarentegen moeten zij die daarvoor open staan, ervaren wat door zieners en profeten verkondigd werd. Dezen zullen dan het hunne doen, wanneer het erom gaat de mensen opheldering te verschaffen. Want wat ze zelf weten kunnen ze gemakkelijk verbreiden en overtuigd aan hun medemensen bekend maken. En dan is er altijd nog tijd genoeg om zich daarop in te stellen. Maar ieder afzonderlijk zal het in zijn hart voelen hoe hij zich verhouden moet tegenover zijn medemensen, en zal spreken wanneer hij zich daartoe innerlijk gedrongen voelt, terwijl diegene zwijgt die een stem in zich verneemt die hem belet te spreken. Altijd is het mijn wil dat u zich met Mij verbindt, naar uw innerlijk luistert, en u zult helder en duidelijk mijn wil vernemen.

Amen

BD.7438
27 oktober 1959

Voorbede voor zielen in het hiernamaals

U weet niet hoezeer de zielen moeten lijden die zonder enige voorbede in het rijk hierna vertoeven en van wier wil het alleen afhankelijk is, of ze een stap vooruit gaan. Deze arme zielen kunnen meestal deze wil niet opbrengen. En alles wat hun voor de geest wordt gesteld van de kant van de lichtwezens, die hen steeds weer vermomd opzoeken om hun hulp te bieden, is zonder resultaat, omdat ze eenvoudigweg geen kracht hebben om te willen en apathisch verder vegeteren tot hun van een bepaalde zijde kracht wordt toegevoerd. En dit kan alleen de voorbede van de kant van de mensen tot stand brengen.

Alles moet gebeuren volgens de wet van de eeuwige ordening.

God kan niet willekeurig een ziel met kracht bedenken, die ze geheel onwaardig is, die ze noch verlangt, noch aanneemt, wanneer die haar wordt aangereikt, of wanneer haar andere hulp aangeboden wordt.

En juist omdat de ziel te zwak is om zelf ook maar iets te ondernemen om haar toestand te verbeteren, zult u mensen haar moeten gedenken in een liefdevolle voorbede en zult u vaak moeten bidden voor deze arme zielen, opdat de Vader dan ter wille van uw liefde Zijn kracht kan schenken en aan die zielen doen toekomen. En Hij zal dit ook zeker doen, zodat geen enkel gebed ten gunste van die zielen zonder uitwerking zal blijven. Een ziel om welke een mens zich in liefdevolle voorbede bekommert, kan niet verloren gaan. Eens komt ze tot het besef dat ze de verandering van haar lot zelf ter hand moet nemen.

Dan zal ze dat ook zeker doen. Want ze voelt duidelijk de kracht die haar wordt toegevoerd en gebruikt die ook naar Gods wil. Dat wil zeggen: ze zal daarmee in liefde werken voor de zielen die, net als zij, zich in nood bevinden. Liefdevolle voorbede is het enige middel om zulke zielen in de duisternis te helpen, omdat ze daardoor zelf de kracht van de liefde leren kennen en in staat zijn zichzelf te veranderen. Deze zielen lijden onbeschrijflijk en ze zijn buitengewoon dankbaar wanneer ze eenmaal tot inzicht zijn gekomen en de juiste weg gaan die hun gewezen werd.

En ze betuigen hun dankbaarheid met verlossend bezig te zijn, want dan willen ze helpen zoals zij geholpen werden in hun nood en kwelling. Doch talloze zielen hebben geen voorspreker. Er verblijven talloze zielen in de duisternis, aan welke geen mens in liefdevolle voorbede denkt.

Neem ze allen op in uw gebeden. Heb alleen de wil hen te helpen en deze goede wil zal hun kracht bezorgen, zodat ze zich van tijd tot tijd gedrongen voelen uit de duisternis omhoog te klimmen en dan beginnen soms voor hen ook vonken van licht te gloeien die hen aansporen ze te volgen. Medelijdende gedachten die u in deze duistere sferen zendt, roepen steeds kleine opstandjes op, zodat de wezens elkaar wederzijds trachten te onderrichten over wat er zou moeten gebeuren om uit hun kwellende toestand weg te komen. En wanneer de voorbede niet verslapt, wordt het verlangen van de ziel steeds sterker. En dan doet er zich ook een verandering voor, doordat hun de gelegenheid gegeven wordt, de diepte te verlaten en deel te nemen aan onderrichtingen die hun in de vorm van lichtvonken worden aangeboden en die hun goeddoen. Die zielen te helpen, is een grote daad van barmhartigheid, omdat ze zichzelf niet meer alleen kunnen helpen en op hulp van vreemden zijn aangewezen. De hulp die hun in het rijk hierna rechtstreeks aangeboden wordt, nemen ze maar moeilijk aan, omdat ze te zwak zijn om te willen en daarom eerst toevoer van kracht nodig hebben, die u mensen hun zult kunnen bezorgen door liefdevolle voorspraak. Het zijn de werken van liefde die u, over de dood heen, de zielen nog zult kunnen betonen en die vaak van grote betekenis zijn, omdat ze de redding kunnen zijn voor deze zielen, die hen uit de duisternis wegvoert en tot leven laat komen. Maar zijn zulke zielen eenmaal gered en hebben ze eenmaal de weg van het licht betreden, dan zijn ze ook ijverige helpers voor de andere zielen geworden, die eveneens in de duisternis verbleven.

Want ze vergeten hun nood nimmermeer en zullen daarom ook eeuwig dankbaar zijn.

Amen

BD.7440
29 oktober 1959

Bescherming door engelen in de geloofsstrijd

Talloze engelen zullen u bijstaan in deze laatste strijd op de aarde. U behoeft niet te vrezen als deze strijd zal ontbranden, want u zult de kracht ontvangen om weerstand te kunnen bieden tegen wat van u allen in deze strijd wordt geëist. U zult Mij trouw kunnen blijven omdat u innerlijk zo met kracht bent vervuld, dat u in geen geval het slachtoffer wordt van de aanvallen van de vijanden. Ik weet dat uw wil Mij is toegekeerd en Ik zal u daarom mijn engelen zenden tot bescherming. En dat zal heel duidelijk door u te bemerken zijn.

Het is een moeilijke strijd, want hij wordt door mijn tegenstander brutaal en met fanatieke ijver gevoerd. Maar toch zult u het niet zo gewaarworden omdat u vervuld bent met de geest, wanneer deze acties beginnen. Zij richten zich tegen de mensen die in Mij geloven en Mij daarom ook openlijk belijden in Jezus Christus. En deze moed om Mij te belijden zal nog toenemen, want ieder vernieuwd belijden zal u met steeds meer kracht vervullen. Want Ik zal Mij dan duidelijk laten kennen door mijn geest, die een ieder zal vervullen die Mij belijdt voor de wereld.

De mijnen weten welk uur heeft geslagen en verwachten dan ook dagelijks mijn komen. En dat geeft hun ook steeds weer de kracht vol te houden en geen acht te slaan op de moeilijkheden. Want steeds weer zal Ik u hulp toezenden en ook mijn engelen zullen u beschermen tegen de aanvallen van de vijand. En zolang mijn engelen u ter tijde staan, bent u zonder gevaar. Want zij vervullen altijd mijn wil en vinden hun zaligheid erin Mij en u te mogen dienen.

Het is spoedig zo ver dat de antichrist zich zal openbaren. U vermoedt niet van welke kant hij zal komen maar het zal voor u allen een verrassing zijn. Dan zijn echter ook de tekenen zo in het oog lopend dat er voor u geen vergissing meer mogelijk is. U herkent hem zo duidelijk dat u zich kunt wapenen tegen zijn voornemens. Maar voordien zal Ik zelf nog spreken uit den hoge. U moet ook weten dat uw missie nog niet ten einde is en u die tijd ook moet meemaken. Maar dat u ook de kracht daartoe van Mij zult ontvangen om stand te kunnen houden in de laatste strijd op deze aarde.

En wie Ik met deze woorden aan wil spreken zal het ook gewaarworden, want Ik zorg voor u als u Mij wilt dienen. Ik heb u nodig in de laatste geloofsstrijd en in de tijd waarin het gaat om de laatste beslissing. Ik heb u nodig om door u uw medemensen opheldering te kunnen geven over wat Ik van hen verlang. Dat zij moeten standhouden en niet verontrust behoeven te zijn als zij Mij willen toebehoren en mijn wil vervullen. En als zij luisteren naar u, zullen zij ook moed vatten en weerstand kunnen bieden. Dan zal mijn tegenstander geen succes hebben en moet hen met rust laten, want mijn engelen beschermen elk mens die tot Mij wil behoren.

De strijd zal ontbranden niet alleen tegen de afzonderlijke gelovige mens, maar tegen alles wat geestelijk is georiënteerd. En al diegenen die een geloof bezitten wat levend is en tot de door Mij gegrondveste kerk behoren, zullen de strijd ook zegevierend doorstaan, want zij strijden onder mijn banier en worden geleid en beschermd door een leger van onzichtbare strijders. Zij dienen Mij in rechtvaardigheid tot de dag is gekomen dat Ik de mijnen bevrijd uit nood en ellende. Tot de dag is gekomen van het gericht, die een einde maakt aan alle aardse en geestelijke strijd.

Amen

BD.7441
30 oktober 1959

Samenspraak met de Vader – Zijn woord van boven

U zult in de stilte moeten gaan wanneer u met Mij zult willen spreken.

Ik verlang alleen dat u zich terugtrekt van de wereld en dat u zich afzondert in uw kamertje en nu alle gedachten op Mij alleen richt. Dat u zich in gedachten losmaakt van de wereld en van al haar verplichtingen. Dat u niets anders plaats zult geven in uw hart dan Mij en dat u Mij nu kinderlijk tegemoet treedt om ook Mij en mijn aanspreken te vernemen. Ik wil een gebed in geest en in waarheid.

En dat vereist een volledig loslaten van alle wereldlijke gedachten. Het vereist een luisteren naar de stem van binnen, een stille samenspraak met uw Vader en een luisteren naar binnen, wat uw Vader u wel als antwoord geeft. Uw woorden blijven niet zonder antwoord wanneer u daar maar naar luistert. Wanneer u werkelijke samenspraak begeert, dat u Mij aanspreekt en dan wacht wat Ik u daarop te zeggen heb.

Deze samenspraak in de stilte, alleen met Mijn kind, houd Ik buitengewoon graag. Want dan opent het kind toch zijn hart voor Mij. En nu kan Ik het antwoord geven, zoals het alleen nuttig is voor zijn ziel. Doch nooit kan Ik dat te midden van de wereld, wanneer de mens op elke manier wordt afgeleid van innige gedachten aan zijn Vader van eeuwigheid.

Wel kan hij een schietgebed naar Mij opzenden, ook te midden van de wereld. En hij zal er goed aan doen dit zo vaak als mogelijk is te proberen, dat hij steeds weer een korte gedachte naar Mij stuurt en zo dus in voortdurende verbinding met Mij blijft.

Maar een juist gebed in geest en in waarheid, waarbij hij mijn vaderliefde het aller duidelijkst mag gewaarworden, vindt alleen in het kleine kamertje van het hart plaats, in stille teruggetrokkenheid en innige overgave van het kind aan de Vader.

Dan is er rust gekomen in het hart van de mens en dan kan hij samenspraak houden met de Vader. En hij zal er nooit spijt van krijgen elke tijd die er overschiet voor zo’n stille samenspraak te benutten, omdat Ik buitengewoon graag met mijn kind spreek en het uit elke samenspraak een groot voordeel haalt voor zijn ziel. Het loslaten van de wereld zal de mens vaak moeilijk vallen. Hij zal op elke manier worden gehinderd door mijn tegenstander, die steeds weer zulke innige verbindingen tracht te verstoren of te verhinderen.

Maar de wil van de mens moet sterker zijn en mijn tegenstander weerstaan.

Dan zal de mens ook kracht ontvangen en kunnen realiseren wat hij wil. Hij zal zich met Mij kunnen verbinden in innig gebed en horen wat de Vader zegt. Alleen zo’n innige band maakt het mogelijk dat u mensen door een medemens mijn woord van boven verneemt. Alleen een verbinding in geest en in waarheid maakt het mogelijk dat mijn geest zich kan uitgieten in een geopend vat.

En daarom rust er grote zegen op zo’n daad, op het voornemen, zich voor Mij te openen en mijn genadestroom in zich binnen te laten stromen. Want aan deze toezending van mijn woord nemen talloze zielen deel, die eveneens begeren de stem van de Vader te horen en die in innig verlangen erop wachten te worden aangesproken door de Vader.

Trek u allen terug in de stilte en luister.

En u zult waarlijk de stem van uw Vader mogen horen en ze zal voor u klinken als lieflijke muziek. Want wat van Mij komt, kan u alleen maar geluk en zegen schenken. Wat van Mij komt moet uw ziel treffen als kostelijk voedsel waarnaar u vurig verlangt en wat u steeds weer en zonder beperking zult kunnen ontvangen zodra u het begeert. Zend een gebed omhoog in geest en in waarheid.

Verhef uw gedachten tot Mij en luister dan. En Ik zal tot u spreken zoals een vader met zijn kind spreekt, en uw ziel zal juichen en jubelen over elk woord dat uit de mond van God komt.

Amen

BD.7442
31 oktober 1959

Vergeving van de zonde door Jezus Christus

U allen zult van Mij de vergeving van uw zonden kunnen verkrijgen wanneer u deze maar ernstig begeert en in Jezus Christus, die voor al uw zonden aan het kruis is gestorven, uw weg neemt naar Mij. Het was een ontzaglijke zondenlast waarmee Ik naar het kruis ging, want het waren de zonden van de gehele mensheid uit het verleden, het heden en de toekomst, die Ik heb gedragen. Het was de oerzonde van de gehele mensheid, evenals ook alle zonden die ieder mens afzonderlijk op aarde heeft gedaan. Ik nam alle schuld op mijn schouders en ging daarmee naar het kruis. En al is een zonde nog zo zwaar, Ik heb er Mij zelf mee belast, omdat Ik u wilde verlossen van al uw schuld, omdat Ik u de zuiverheid van hart terug wilde geven waarin u alleen dichter bij Mij zou kunnen komen en Mij zult mogen zien van aangezicht tot aangezicht.

Ik wilde u allen rein wassen van uw schuld. Ik wilde boete doen voor alle zonden die op u drukten en u onherroepelijk gescheiden hielden van Mij, omdat Ik Me niet met de zonde verenigen kan. Daarom delgde Ik alle schuld door mijn verlossingswerk, maar vraag van ieder mens de eigen wil dat hij verlost wil worden. Dus daarom moet ieder mens zijn zondeschuld inzien die hem ver van Mij verwijderd houdt en hij moet Mij om vergeving van zijn schuld vragen. Want zonder het bekennen van zijn schuld en de vraag om vergeving, erkent hij het kruisoffer van de mens Jezus niet en kan hem zijn zondeschuld niet worden vergeven.

Dus u zult zelf moeten willen dat u verlost zult worden en vanuit deze wil zult u naar Mij in Jezus Christus moeten komen en vragen om uw verlossing. Dan zult u vrij zijn van alle schuld, vrij van zwakheid en gebondenheid waarin mijn tegenstander u eeuwige tijden heeft vastgehouden. U zult vrij zijn van duisternis, want het Christuslicht doorstraalt u. De liefde wordt in u ontstoken en licht op tot een heldere vlam, want hij die zonder enige liefde is, heeft u niet meer in zijn macht en Hij die zelf de Liefde is, is tot u gekomen en laat Zijn licht in uw harten stralen, omdat deze nu rein zijn geworden, omdat Jezus Christus de schuld teniet heeft gedaan en uw hart nu tot “tempel Gods” is geworden zodra u in de liefde leeft. En bent u door Jezus Christus verlost van alle schuld, dan zult u ook een leven in liefde leiden naar Zijn wil en Ik zelf kan gaan wonen in uw hart, dat u Mij tot een tempel hebt toebereid door de liefde.

Maar tevoren zult u onvermijdelijk vergeving van uw zonden moeten hebben verlangd en verkregen. Het ernstige verlangen daarnaar verzekert u ook van algehele vergeving, want Jezus Christus hoort elke roep die uit een met schuld beladen hart tot Hem opstijgt. Ik hoor u en vervul graag uw verlangen. Ik doe uw schuld teniet en trek u aan mijn hart, omdat u nu tot de verlosten behoort, voor wie Ik mijn bloed op aarde heb vergoten. Ik vraag alleen het bekennen van uw schuld en dat is niet moeilijk te doen, want u allen weet dat u zwakke ongelukkige schepselen bent, die nog in onvrijheid en duisternis van geest voortleven, vooraleer ze verlossing vinden door de liefde van Jezus Christus in wie Ik zelf Me op aarde heb belichaamd.

De liefde van de mens Jezus voor Zijn medemensen was zo groot dat Hij voor de zonden van ieder mens zich zelf wilde offeren, dat Hij ze wilde delgen om voor hen de weg weer vrij te maken naar de Vader die in Hem was. Zijn liefde was zo groot dat Hij ieder mens wilde helpen gelukzalig te worden, en die gelukzaligheid was alleen maar bij de Vader te vinden en Zijn liefde liet Hem het bitterste lijden en sterven op zich nemen, om daarmee te boeten voor de schuld die een onoverkomelijke kloof had geschapen tussen Mij en de wezens en die eerst overbrugd moest worden, wat Jezus door het verlossingswerk en Zijn onmetelijke liefde ook heeft gedaan. Hij heeft de brug geslagen tussen de mensen en Mij, Hij heeft hen geholpen bij de Vader te geraken en Hij heeft voor alle schuld Zijn bloed vergoten aan het kruis, opdat alle mensen zalig kunnen worden.

Streef er daarom ernstig naar uw zondeschuld kwijt te raken. Zie uw schuld in en beken ze en draag ze naar het kruis en wend u tot de goddelijke Verlosser Jezus Christus om vergeving. En u zult gereinigd binnen kunnen gaan in het lichtrijk, wanneer uw aardse leven zal zijn beëindigd. U zult de weg naar Mij, naar de Vader gaan, die Jezus Christus u is voorgegaan, de weg die Zijn liefde heeft gebaand en die ieder moet gaan die zalig wil worden.

Amen

BD.7444
2 november 1959

De uitwerking van het goddelijk woord op zielen in het hiernamaals

U bevindt zich te midden van een schare zielen wanneer u mijn woord ontvangt of het verder doorgeeft aan uw medemensen. U zult ze niet kunnen zien, maar u zou bovenmate gelukkig zijn als u hun dankbaarheid zou kunnen ervaren die hen steeds meer aansluiting bij u zal laten zoeken. Ze voelen dat er van u voeding uitgaat die hen verzadigt, die hun goed doet en die hun kracht bezorgt waaraan ze dringend behoefte hebben. Elk woord dat hen in het hart dringt, ervaren ze ook als door Mij zelf uitgesproken. En daarom zijn zij bijzonder gelukkig gestemd dat Ik hun een toespreken waardig acht en ze ontbranden in vurige liefde voor Mij. U doet geen geestelijke arbeid die door deze zielen onopgemerkt blijft, want wanneer ze eenmaal spijs en drank van u in ontvangst hebben genomen, wijken ze niet meer van u. En ze wachten er steeds alleen maar op dat u de band met de geestelijke wereld tot stand brengt die zij als een lichtstraal waarnemen. En ze volgen dan met de grootste oplettendheid alles wat u door Mij wordt geboden en nemen daaraan deel.

U bent niet op de hoogte van de grote zegen van geestelijke banden door het aanhoren of doorgeven van mijn woord. U weet niet welke schare u daarmee gelukkig zult kunnen maken en welke uitwerking mijn woord op al deze zielen heeft die dringend licht en kracht nodig hebben, maar ook bereid zijn licht en kracht in ontvangst te nemen. Gretig nemen ze elk woord op en ze denken erover na. En wanneer een ziel eenmaal deze levensbron heeft ontdekt, gaat ze er niet meer vandaan. Want ze doet er steeds meer haar voordeel mee, hoe meer verlangend ze de spijs en drank tot zich neemt. En ze werkt er dan zelf mee, omdat ze niet anders kan dan steeds weer gewag te maken van de genade die haar geboden is doordat ze mag deelnemen aan het spijzigen van ontelbare zielen.

En wanneer u mensen aan deze zielen denkt, voor wie u het goede zult kunnen doen alleen doordat u zelf u laat onderrichten, dat u mijn woord rechtstreeks of indirect in ontvangst neemt, wanneer u bedenkt dat elk geestelijk onderhoud steeds helderder licht om de ziel verspreidt, dan zou u ook geen gelegenheid voorbij mogen laten gaan mijn woord te horen of te lezen en steeds weer aan de u omringende zielen voedsel uit te delen dat hen helpt in korte tijd rijp te worden. U zult in erbarmende liefde aan deze zielen moeten denken en weten dat u hen zult kunnen helpen verlost te worden wanneer u mijn woord verkondigt, stil of ook hardop zoals de gelegenheid zich voordoet. Nooit zult u zonder toehoorders zijn, want ofschoon de mensenkinderen niet naar u willen luisteren, zijn de wezens in het rijk hierna steeds bereid u aan te horen. Ze wachten erop, aangezien een geestelijk gerichte gedachte zich al als een lichtvonk vertoont die ze buitengewoon vlug tegemoet snellen om maar niets te missen. Deze zielen hongeren en dorsten waarachtig naar het brood des hemels en het water des levens.

U zult ze kunnen verzadigen en hun steeds weer kracht toezenden. En het daarvan op de hoogte zijn moet u aansporen heel vaak mijn woord in de oneindigheid te laten weerklinken, het zij door rechtstreekse inontvangstneming, door het toesturen van mijn woord van boven, het zij door het doorgeven, door verkondiging van het zuivere evangelie dat u van Mij ontvangt wanneer u het maar begeert. U hoort het nooit alleen, maar u bent steeds omgeven door een schare die het buitengewoon dankbaar in ontvangst neemt. Ze doen zich eraan tegoed en zijn gelukkig dat ook zij er nu mee kunnen werken tot welzijn van de zielen die ze graag licht willen brengen. Hun geestelijke armoede zal verdwijnen. Ze zullen zich kunnen bevrijden uit de duisternis. Ze zullen gelukzaligheid bespeuren, want het licht dat van Mij uitgaat – Die het Licht ben en de Waarheid van eeuwigheid – zal hen toestralen en doorstralen.

Amen

BD.7445
3 november 1959

Gedachten aan de dood zijn gunstig voor de ziel

Steeds weer wordt u aangemaand aan uw aardse einde te denken. Want u leeft alleen dan bewust op deze aarde, wanneer u denkt aan de tijd na de dood van uw lichaam, die u gedurende het aardse leven voor uzelf schept tot een gelukzalige staat of ook tot een toestand van nood en kwelling. Houdt u zich in gedachten vaak bezig met de dood, dan probeert u ook de bedoeling van uw aardse leven te doorgronden, omdat het u onbegrijpelijk voorkomt dat u alleen maar zou moeten bestaan voor de korte tijd op aarde die ook nog voor ieder mens van onbepaalde duur is.

En gevoelsmatig zult u al een voortbestaan van uw ziel moeten erkennen. Want uw ik, uw ziel, verweert zich tegen de gedachte van een totaal uitgewist zijn.

Ze voelt het dat ze verder leeft. En de mens die eraan denkt dat zijn tijd in overeenstemming met de wil van God begrensd is, zal daarom toch in het bewustzijn van zijn verantwoordelijkheid op aarde leven. Daarom zijn zulke gedachten, dat u zich met de voor u eenmaal zekere dood bezighoudt, steeds alleen maar nuttig voor uw ziel. Want ze kunnen u alleen maar aansporen arbeid aan uw ziel te verrichten vanuit de innerlijke aandrang deze tot voltooiing te brengen zolang ze nog op aarde vertoeft. Want geen mens weet hoelang hem nog een leven op deze aarde is vergund.

Maar niet iedereen houdt zich bezig met zulke gedachten. Want hij die door de wereld wordt gelokt en gevangen gehouden, zal zulke gedachten steeds sterk afwijzen en op het leven willen veroveren wat ook maar mogelijk is. En dit zijn degenen die in het rijk hierna aankomen zonder enige geestelijke rijkdom, die hierboven arm en behoeftig worden aangetroffen in duisternis en algehele krachteloosheid.

Voor dit lot zult u gewaarschuwd moeten worden. En u zult zeker proberen uw leven te veranderen, wanneer u zich meer met gedachten aan de dood bezighoudt. Want u zult de dood in krachteloosheid en duisternis gevoelsmatig vrezen en tevoren al licht en kracht trachten te verwerven, omdat de geest u van binnen hiertoe aanzet, zodra u maar korte tijd bereid bent Hem aan te horen, wat steeds door geestelijke gedachten wordt bevorderd. Want elke gedachte aan de dood en wat daarna komt is al een geestelijk gerichte gedachte die steeds een gunstige uitwerking zal hebben, wanneer de wil van de mens goed is. En dezen worden in het bijzonder aangesproken, omdat ze vaak een zwakke wil hebben, die door woorden of voorbeeld tot handelen moet worden gebracht. Denk er vaak aan dat u zult moeten sterven. En denk eraan de toestand van uw ziel na de dood nog op deze aarde voor u te verbeteren. En u zult er alleen voordeel uit trekken voor uw ziel, want ze zal onwillekeurig haar best doen haar levenswandel juist – dat wil zeggen in de zin van God – te leiden, omdat ze de verantwoordelijkheid voelt. De mens kan wel de genade hebben een hoge leeftijd te bereiken, maar zijn aardse leven kan ook slechts heel kort duren, en steeds moet hij klaar zijn om het lichtrijk binnen te gaan. Want hij kan ook in korte tijd rijp worden en vooruitgaan in zijn ontwikkeling. Maar daartoe moet hij ook de wil hebben en met een geestelijk gerichte blik zijn wandel over de aarde afleggen. En hij zal dan ook niet het uur van de dood hoeven te vrezen. Het zal alleen maar een verwisseling van zijn verblijfplaats betekenen, een verandering van de sfeer die nu de ziel opneemt in het rijk van het licht en de gelukzaligheid, waar ze leven zal en eeuwig geen dood meer hoeft te vrezen.

Amen

BD.7446
4 november 1959

De geest van Jezus Christus is de liefde – De tegenwoordigheid van God

Niemand wordt zonder Jezus Christus zalig. Steeds weer wordt u dat gezegd, want u mensen bent nog niet erg van de geest van Jezus Christus doordrongen, daar u anders niet in zwakheid van geloof en krachteloosheid zou voortgaan, zelfs wanneer u de wil hebt tot de mijnen te behoren. De geest van Jezus Christus is de liefdegeest, van welke Hij zo helemaal doordrongen was, dat mijn tegenwoordigheid in Hem dus mogelijk werd. Of anders gezegd: mijn liefdegeest doordrong Hem en zo was Ik het zelf, die in Hem was. De goddelijke liefdegeest moet eerst in u kunnen werken. Pas dan zult u kunnen zeggen: Jezus Christus is in mij, God zelf is in mij aanwezig.

En Ik wil in u aanwezig zijn. En uw hele bestaan is daarom een aaneenschakeling van belevenissen, die alle geschikt zijn om Mij in liefde naderbij te komen en zo mijn tegenwoordigheid mogelijk te maken. Want u wordt voortdurend aangespoord om in liefde werkzaam te zijn. En als u dit beoefent, zal de goddelijke liefdegeest u steeds meer doorstralen. En dan zult u met Mij in Jezus Christus verbonden zijn en Ik zal u met kracht en licht vervullen, omdat Ik in u aanwezig kan zijn. Maar deze verhouding tussen u en Mij moet levend zijn, daar anders ook uw geloof een dood geloof is, daar Ik anders niet bij u tegenwoordig kan zijn. En alleen in de liefde zal uw geloof het ware leven vinden.

Laat de goddelijke liefde zelf in u zijn. Want met elk werk van liefde trekt u haar naar u toe. En als u dus in de liefde leeft, leeft u ook met Mij, en Ik ben de eeuwige Liefde. En Ik verlaat u eeuwig niet meer. Ook niet, wanneer u niet in staat bent mijn nabijheid te bespeuren. Ik ben bij u, die van goede wil bent. Maar denk er altijd over na waarom u Mij vaak niet kunt voelen. Denk erover na dat mijn liefde niet werkzaam kan worden ofschoon ze altijd u geldt, dat mijn liefde pas dan door u wordt ervaren, wanneer u haar zelf beantwoordt en u Mij dus tegemoet treedt met vurige liefde, die Mij dan toestaat voelbaar aanwezig te zijn.

Het is geen terugtrekken van mijn liefde van u, alleen een onwerkzaamheid waartoe u zelf aanleiding geeft, wanneer u het aan werken van liefde laat ontbreken. Maar steeds weer werk Ik van binnen op u in, de liefde te beoefen. Steeds weer zult u Mij daardoor in uw nabijheid trekken en kunnen zeggen: Jezus Christus, de belichaamde Liefde, is in mij en bij mij aanwezig. En wanneer u mijn tegenwoordigheid niet voelt, doe dan toch steeds uw best een leven in liefde te leiden en u zult het innerlijk voelen, dat u met Mij bent verbonden. Mijn aanwezigheid zal u niet meer twijfelachtig voorkomen. U zult kunnen spreken in alle innigheid, zoals een kind met zijn Vader spreekt. En uw geloof zal vast en onwankelbaar worden, omdat het door de liefde levend is.

Amen

BD.7448
6 november 1959

God verlangt nadenken

Als u mijn roep verneemt sluit dan niet uw hart, maar hoor naar wat Ik u zeggen wil:

Klaag uzelf aan en u zult weten wat u ontbreekt, u die nog niet levend bent geworden, zodat mijn geest u van binnen onderrichten kan. U allen zou vervuld kunnen zijn met mijn geest, want de vonk van mijn goddelijke vadergeest rust in u, in ieder mens, onverschillig of hij hem laat ontvlammen of uit laat doven. Hij is in u, en er is slechts een klein liefdevuur nodig in u, dat u hem ontsteekt en hij een heldere vlam wordt. Hebt u deze vonk in u reeds de mogelijkheid gegeven te ontvlammen? Dan moest hij ook een klein schijnsel verspreiden, en in deze getemperde lichtschijn zou u dingen zien die u voordien niet duidelijk waren.

Ik spreek tot u die nog in de donkerheid van geest voortgaat, u die de verbanden niet kent die Mij, uw God en Vader ertoe bewegen u door mijn geest kennis te schenken. Ik spreek tot u die niet nadenkt. Want een ernstig nadenken moest u aanleiding geven om te twijfelen en vragen te stellen, omdat u nog een verduisterde geest hebt en het licht in uzelf nog niet ontstoken hebt. Maar denkt u na?

Denk eens na over de gebrekkige geestestoestand van hen die geloven wel aan de top te staan, die echter zo blind zijn dat zij geen leiders kunnen zijn. Denk er eens over na of een God en Schepper, die in zich liefde, wijsheid en almacht is, zich ervan zou distantiëren, blijk te geven van alles wat van Hem moet getuigen – Zijn liefde, wijsheid en almacht. En waar vindt u liefde, wijsheid en almacht in geloofsleren die u aangeboden worden en die alleen nog maar misvormd zijn of zuiver mensenleren? U hoeft alleen maar dieper na te denken en dan moesten u de schellen van de ogen vallen, dat de grote Geest van de oneindigheid, de God van liefde en wijsheid, niet zulke eisen aan u stellen zal zoals de ge- en verboden van de kerk u voorschrijven. Zijn enige dringende vraag aan u mensen is het vervullen van de geboden van de liefde tot God en de naaste. En vervult u alleen maar dit verzoek, dan wordt het in u reeds helder, want dan wekt u de geestvonk in u tot leven en deze leidt u binnen in alle waarheid. (Joh.14:15-26) Waar echter zoekt u de waarheid?

In misvormde geestelijke opvattingen, in dwaalleren en in leerstellingen die overduidelijk blijk geven van dwang – en dat, terwijl u weet dat Ik toch altijd alleen op de vrije wil van de mensen acht sla omdat de mens alleen in vrije wil tot voltooiing kan komen. Hebt u er reeds over nagedacht dat de mensen door al deze leerstellingen en menselijk uitgevaardigde geboden belemmerd worden zalig te worden? Dat ze de enige goddelijke geboden van de liefde tot God en de naaste meestal achterstellen ter wille van deze door mensen uitgevaardigde geboden – en toch geloven op aarde volgens de goddelijke wil te leven. Hebt u reeds nagedacht welke geestelijke vervlakking er ontstaan kan en reeds ontstaan is onder de mensen die zelf niet denken en zich niet zelf met hun God en Vader in verbinding stellen opdat Hij hen zou leren en leiden? Waarom plaatst u steeds een door mensen opgericht instituut op de voorgrond, dat er geen aanspraak op kan maken de door Jezus Christus gegrondveste kerk te zijn?

Wel kunnen er onder u ook mensen zijn die een levend geloof hebben, wier geest ontwaakt is, die zodoende tot Zijn kerk behoren. Maar deze door Hem zelf gestichte kerk bestaat niet uit een organisatie die al te duidelijk een menselijk bouwwerk is. De kerk van Christus is de gemeenschap van waarachtige gelovigen, die wel in alle organisaties te vinden zijn, maar wier basis een heel andere is dan u gelooft. Doch leeft u in de liefde, dan zal ook de geest in u uzelf onderrichten. U zult scherpziend en scherphorend alles beschouwen wat u als “onontwaakt” nog verdedigt en vasthoudt. Ik als uw God en Vader echter beoordeel de mens alleen naar zijn innerlijke gesteldheid, naar zijn leven in de liefde, naar zijn inzicht. Doch de mens mag zichzelf niet verzetten tegen het licht, als het hem wordt voorgehouden. Hij moet zich verheugen en bereid zijn voor zichzelf het levenslicht voor zijn ziel daaraan te ontsteken, want mijn liefde doet zich altijd aan u voor in de vorm van licht, omdat alleen het licht gelukkig maakt, omdat alleen de waarheid het licht is van eeuwigheid en de waarheid altijd alleen van Mij zelf uitgaat, die zelf de Waarheid van eeuwigheid ben.

Amen

BD.7455
13 en 15 november 1959

Jezus, de goede Herder

Ik zal u de mensen op uw weg voeren aan wie u het evangelie zult moeten verkondigen, maar het zijn er altijd maar weinige die naar u luisteren en uw woorden ter harte zullen nemen. Het is maar een kleine kudde die Mij – haar Herder – volgt en deze kleine kudde zal Ik bijstaan. En Ik laat niet toe dat er in mijn stal wordt ingebroken en mijn schapen van Mij weg worden geroofd, want Ik ben een goede Herder die Zijn leven geeft voor Zijn schapen. U allen behoort tot mijn kudde, die naar mijn roep luistert zodra hij voor u weerklinkt.

En mijn roep is altijd mijn woord waardoor Ik zelf u aanspreek van boven. Mijn roep is de lokroep van een goede herder, die niet wil dat een schaapje uit Zijn kudde voor Hem verloren zal gaan en die ook tot u woorden van liefde spreekt om u bij zich te houden, om u te waarschuwen en te vermanen opdat u niet bij diegene in de valstrikken terecht komt die u van Mij wil ontvreemden. Ik laat u wel uw vrije wil en wanneer u over verre velden gaat, dan zult u allen uw weg kunnen kiezen, waarheen u wilt. Maar een goede herder volgt zijn schaapjes en hij zoekt die verdwaald zijn, die zich verwijderden van de goede weg, die in ravijnen of op hoogten te ver zijn gegaan. Een goede herder lokt en roept zodat ze de weg naar hem terugvinden, zodat ze bescherming zoeken, zich verdringen om hem en met hem samen naar het vaderland gaan, waar rust en stilte hen omgeeft aan het einde van de dag en na de lange omzwervingen door de velden.

En dat is het kenmerk van een goede herder, dat hij zijn schaapjes niet aan hun lot overlaat wanneer de nacht is aangebroken. Want zo menig schaapje zal verdwalen, het zal van de goede weg afgaan en op de bergen te hoog klimmen, het zal zijn weg richten op vreemd gebied waar het gevangen genomen en gedood worden kan, het zal de verkeerde weg opgaan en zijn kudde en herder verliezen. En dan zal een goede herder hem volgen en net zo lang roepen tot hij het heeft gevonden. En vol vreugde zal hij zich voorover buigen en het schaapje in zijn armen nemen, om het weer terug te dragen naar de kudde en ze naar de vertrouwde stal terug te drijven. En zo ga ook Ik alle mensen achterna die Mij als de goede Herder hebben verlaten en hun eigen wegen gaan, die in de wereld verzeild zijn geraakt en proberen hierin op te klimmen. Het zijn allen verdwaalde schaapjes die Mij aan het hart gaan en die Ik graag weer voor Mij terug wil winnen, die Ik graag tot de mijnen wil rekenen en daarom steeds weer lok en roep door mijn woord, zodat ze daar gevolg aan geven en Mij weer in liefde naderbij komen, van wie ze zich hebben verwijderd. En daarom weerklinkt steeds weer mijn woord van boven en wie het ontvangt moet het verder uitdragen in de wereld, want de mensen hebben mijn woord dringend nodig, mijn liefdevolle lokroep die hen weer naar hun vaderland terug moet roepen.

En Ik weet waarlijk wie mijn woord nodig hebben en deze leid Ik op uw weg, opdat u bij hen het werk in de wijngaard zult kunnen verrichten, opdat u Mij als de goede Herder diensten van liefde zult kunnen bewijzen en Mij ook de schaapjes weer terug kunt brengen die zich van de kudde verwijderden en die toch weer tot Mij moeten komen omdat ze zonder Mij niet zalig kunnen worden.

Het zullen er niet veel meer zijn op wie mijn woord nog indruk zal maken. Veeleer zullen de meeste mensen zich verzetten u aan te horen, want mijn kudde is verstrooid en ver weg gedreven door de vijand, die zich wederrechtelijk toe-eigent wat zich vrijwillig aan hem overgeeft. En toch moet de lokroep van de goede Herder steeds opnieuw weerklinken. Want zodra zij vrijwillig weer naar Mij terugkeren, kan Ik hen ook terughalen en naar de vertrouwde stal leiden.

Daarom, lok en roep ook u, die mijn evangelie in de wereld uitdraagt. Maak de mensen de goede Herder bekend die onophoudelijk Zijn schaapjes zoekt en hen onder Zijn trouwe hoede wil nemen. Verkondig de mensen dat er een God van liefde bestaat die er alleen maar op wacht dat ze naar Hem toekomen in al hun noden, die als een goede Herder elk schaapje in Zijn armen wil nemen, die het alle bescherming biedt bij zich zelf, opdat alle mensen bij Hem goed geborgen zijn.

Amen

BD.7458
18 november 1959

Denk vaak aan het uur van de dood

Neem dit goed in u op dat met iedere dag de tijdsduur die u nog blijft tot het einde minder wordt, dat de tijd van genade waarin u kunt doen en laten naar eigen verkiezing spoedig voorbij is. En al uw werken en bezig zijn mag alleen nog maar het heil van uw ziel gelden, alleen aan haar moet u denken en al het wereldse opzij zetten. Want in de zorg voor uw zielenheil zal u al al het nodige erbij gegeven worden, zodat er toch buiten uw toedoen voor u gezorgd zal worden. Maar het heil van de ziel is in groot gevaar zoals u nu uw aardse leven leidt, alleen het wereldse achtend en er niet aan denkend dat uw levensduur spoedig voorbij is.

U leeft maar voort met een verkeerde instelling, u denkt alleen aan uw lichaam. En al pretendeert u tegenover de wereld christen te zijn, u leeft niet met Christus, die uw eeuwig heil is en blijven wil, maar alleen met u verbonden kan zijn als u in de liefde leeft.

Er is nog te veel eigenliefde in u, want alles waar u zich in uw gedachten mee bezig houdt geldt de verbetering van uw levensbehoeften. U wilt zich alleen met uw lichamelijke kant bezig houden om die te behagen, maar denkt u wel eens aan uw ziel en dat wat die nodig heeft om zalig te worden? En u weet toch dat uw verblijf op deze aarde niet eeuwig is, dat u al de volgende dag kunt worden opgeroepen en dat dan alleen de toestand van de ziel het lot bepaald dat haar wacht in het rijk hierna.

Dan zijn alle dingen die het lichaam bezeten heeft zonder waarde, en de mens moet ze achterlaten in deze wereld. Dan waren alle inspanningen tevergeefs die alleen maar bedoeld waren voor het lichaam en zijn genoegens, de ziel echter staat arm en behoeftig aan de poort die leidt naar de eeuwigheid.

Als u mensen zich toch maar de ongelukkige toestand van de ziel voor ogen wilde houden, als u eens vaak aan het uur van de dood wilde denken en als u maar geloven wilde dat de tijd gauw ten einde is die u nog als een laatste uitstel is toegestaan – opdat u zich verandert.

Iedere dag kan voor uw ziel rijkdom brengen als u hem goed beleeft, als u werken van liefde verricht, liefde en goedheid uitstraalt naar uw medemensen en helpt waar uw hulp nodig is. Wanneer u zich in gebed verbindt met uw Vader van eeuwigheid, als u de juiste verstandhouding met Hem tot stand brengt als dat van een kind met zijn Vader.

Het behoeft voor u geen offer te zijn. U kunt waarlijk ook zo een God welgevallig leven leiden, maar u moet dikwijls aan Hem denken. U mag uw gedachten niet uitsluitend naar de wereld en haar verplichtingen richten, u moet steeds bedenken dat alles vergankelijk is wat de wereld u kan bieden – maar dat alles onvergankelijk is wat van God komt. En om van God iets te verkrijgen wat u als geestelijke rijkdom kunt oogsten, moet u zich eerst met Hem verbinden en verbonden blijven door gebed en liefdewerken.

Er wordt niet te veel van u verlangd, maar zonder deze innige verbinding zult u altijd arm blijven en uw ziel zal er bij het sterven zeer behoeftig en armzalig aan toe zijn. En toch kan haar niets geschonken worden wat zij zich niet zelf verworven heeft. Daarom kunt u mensen altijd alleen maar gewaarschuwd en vermaand worden niet lichtvaardig door het leven te gaan, maar steeds aan het uur van uw dood te denken. Want dan moet u rekenschap geven hoe u uw aardse leven benut heeft voor het welzijn van uw ziel.

Bezin u, keer in uzelf en streef de voltooiing van uw ziel na, waarbij u steeds geholpen zult worden als u tegenover God maar de goede wil toont nader tot Hem te komen om eenmaal voor goed bij Hem te mogen blijven zodra uw ziel dat waardig is geworden.

Amen

BD.7459
19 november 1959

Strijd met het zwaard van de mond

Ik heb u mijn hulp toegezegd wanneer u zult moeten strijden met het zwaard van de mond, want Ik heb gezegd: “Maak u geen zorgen over wat u zult spreken, Ik zal u de woorden in de mond leggen”, dat wil zeggen: mijn geest in u zal door u spreken wanneer de tijd is gekomen. En hij zal komen, want u zult u moeten verantwoorden, zodra u zich voor Mij inzet, zodra u strijdt voor Mij en mijn rijk, zodra u mijn naam in het openbaar zult belijden.

Dan zal men rekenschap van u vragen en verantwoording van u verlangen en u zult deze zonder te aarzelen kunnen geven en zonder geremdheid, want mijn geest zal u aanzetten en u met kracht vervullen Mij en mijn naam openlijk te belijden tegenover iedereen. Het zal u niet moeilijk vallen te spreken, want Ik zal u de woorden in de mond leggen en ze zullen succes hebben, ze zullen een uitwerking hebben als van ’n zwaard dat in ’n eerlijke strijd wordt gebruikt en deze gevechten van u zullen ook zegevierend zijn want men zal niet in staat zijn iets tegen u in te brengen, omdat u hen zult verslaan met de woorden die Ik u doe uitspreken door uw geest.

En dit zal noodzakelijk zijn in de komende geloofsstrijd, waarin de tegenstander zal proberen elk geloof aan Mij in Jezus Christus uit te roeien, waarin hij zal trachten alles als onzinnig of legendarisch voor te stellen, om het zwakke geloof aan diegenen te ontnemen die door hun spreken heel makkelijk het onderspit zouden delven wanneer ze u niet als bemoediging zouden hebben, wanneer ze u niet zouden horen spreken en zich verbaasden over het spreken zelf en de uitwerking ervan. En dit zal hun zwak geloof versterken, wanneer ze zullen inzien dat u de tegenstanders met uw woorden verslaat en dezen niet in staat zijn iets tegen u in te brengen. Maar de geest in u moet kunnen werken, die uw spreken met kracht doet inslaan, die u duidelijk zal sterken en u als overwinnaar uit de woordenstrijd zal doen komen. En slechts een gedachte aan Mij is al voldoende dat Ik u graag zou willen ondersteunen, opdat uw geest actief wordt en u helpt, terwijl u alleen te zwak zou zijn, want het verstand overmeestert deze tegenstanders niet. Mijn werkzaam zijn door de geest moet worden toegelaten zodat de tegenstander wordt overwonnen en deze geest uit Mij in u zal u waarlijk verzoeken te spreken, dat u zich uitgeeft als ijverige verdedigers van mijn naam en door de tegenstander niet zult kunnen worden overtuigd dat hij het recht aan zijn zijde heeft.

En dat zal gebeuren ter wille van de vele zwakgelovigen die sterke steunpilaren nodig hebben waaraan ze zich kunnen vastklampen om zelf sterker te worden en weerstand te bieden wanneer het hard tegen hard gaat. Daarom, vrees de komende geloofsstrijd niet, vertrouw veeleer op mijn ondersteuning, wanneer u ter verantwoording zult worden geroepen voor uw activiteiten, voor uw arbeid in mijn wijngaard. En Ik zal u waarlijk bijstaan en u “de woorden in de mond leggen” zoals Ik het u heb beloofd. Want er moet nog zware arbeid worden verricht en Ik heb u allen ervoor nodig dat u Mij zult willen dienen. Ik heb u nodig, maar Ik geef u ook de daartoe benodigde kracht en mijn bijstand, zodat u nooit zonder mijn bescherming en hulp aan Mij tegenstander bent overgeleverd, integendeel zult u kunnen overwinnen in elke redetwist die ter wille van mijn rijk nog zal worden gevoerd.

Amen

BD.7460
21 november 1959

Het werken van satan als lichtengel

In de laatste tijd vecht de satan met alle middelen, opdat de zielen zich aan hem overleveren en verloren gaan. Zijn truc is hen te verstrikken in dwaling en ze te laten geloven de juiste weg te gaan, maar toch hun wegen zo te verwarren dat zij niet merken dat deze in de diepte voeren. Maar dit is alleen maar mogelijk, omdat zij niet het ernstige verlangen hebben de weg omhoog te gaan. De mensen nemen er genoegen mee als hen gezegd wordt: “Deze weg leidt omhoog”. Maar zij zelf denken er niet over na, anders zouden zij wel bemerken dat die bergafwaarts leidt. En de tegenstander bedient zich van velerlei middelen om te misleiden, die alle ver afwijken van de waarheid, die enkel en alleen een kluwen van bedrog zijn, doch zo goed gecamoufleerd, dat juist de mens goed moet oppassen om niet zijn prooi te worden. En het beste middel daartoe is naar zijn mening: de Moeder van Jezus, die hij vooreerst bij de mensen op de voorgrond plaatst, opdat ze – door haar te vereren en te verheerlijken – het eigenlijke doel van hun leven op aarde vergeten, namelijk de verbinding met Jezus Christus zelf te zoeken, waarvan alleen het zielenheil van de mensen afhankelijk is.

Het is dus schijnbaar een oprechte daad van liefde, die ze tegenover de Moeder van Jezus verrichten, die echter het gevolg heeft dat de satan najaagt, namelijk verminderde liefde tot de goddelijke Verlosser zelf, die daardoor als het ware achtergesteld wordt. De tijd van leven op aarde is echter te kort, dat het bereiken van het doel omwegen verdraagt. Maar alle mensen, die niet elk uur van de dag rechtstreeks hun toevlucht tot Jezus Christus nemen, gaan lange omwegen. De verbinding met Hem is zo bovenmate belangrijk, dat ze niet vaak genoeg tot stand kan worden gebracht – en dat daarom alom die reden iedere verheerlijking van de Moeder Gods een afwijken van het eigenlijke nastreven van het leven betekent, juist deze band met Jezus Christus tot stand te brengen, van wie alleen het zielenheil van iedere mens afhankelijk is.

En deze verbinding probeert Gods tegenstander met alle middelen te verhinderen, wat hem het beste gelukt door de gedachten van de mensen des te meer op Maria te vestigen. En dit is hem ook mogelijk door verschijningen van ongewone aard, waarvan hij de veroorzaker zelf is, doordat hij zich onder het masker van een lichtengel zichtbaar maakt voor mensen, die er speciaal geschikt voor zijn bovennatuurlijke dingen waar te nemen. Door deze verschijningen voorspelt hij de mensen zaken, die hij wel als nog te gebeuren kan herkennen. En hij verhoogt daarmee de indruk van geloofwaardigheid, ofschoon dat alleen maar een camouflagemanoeuvre is om des te grotere verwarring te stichten. Steeds zal hij zich hullen in de beschutting van geheimzinnigheid. Steeds zal hij iets verborgens beweren en dat vaak met het verbod het openlijk te verkondigen, daar dan zijn leugenachtigheid herkend zou kunnen worden.

Het zijn altijd slechts ondoorzichtige informaties die hij zal geven, daar hem de juiste kennis ontbreekt. Maar soms, in heldere momenten, ziet hij de ernst van de tijd, waarin aan zijn praktijken een eind wordt gemaakt. Maar hij kan het niet laten voor zichzelf eer en roem op te eisen en hij doet dat door de mond van deze gecamoufleerde lichtgestalten, doordat hij de bouw van kerken en altaren verlangt, waar hem hulde wordt gebracht, daar hij zich achter zulke verschijningen verbergt. En dit is het zekerste teken van een verderfelijke geest, van een vermomde valse geest, dat hij van de mensen verlangt dat ze hem openlijk in het openbaar moeten eren.

Een echte hemelse lichtgeest zal echter steeds op Jezus Christus wijzen en zal altijd alleen van Zijn verlossingswerk gewag maken. Een echte lichtgeest zal geen uiterlijkheden, geen bouw van kerken en altaren eisen, maar hij zal de mensen aansporen zichzelf door de liefde tot een tempel Gods te vormen. Een waar lichtwezen zal nooit bedekte aanwijzingen geven, maar altijd verkondigen wat mensen zullen ervaren, namelijk dat het einde nabij is en dat de mensen zichzelf moeten veranderen. Een echt lichtwezen zal de mensen ook niet tot urenlange uiterlijke gebeden aansporen, maar ze tot een levende verbinding met Jezus Christus aansporen, bij wie eeuwig en alleen het heil te zoeken en te vinden is.

U mensen behoeft dus zulke verschijningen niet ernstig te nemen, want het zijn door mensen opgesmukte gebeurtenissen, die in primitieve vorm verschijnen en pas daarna verder ontwikkeld werden tot buitengewone belevenissen. Er was daarvoor een goede bodem aanwezig, omdat die mensen reeds te diep in hun verering van de Moeder Gods waren vast geworteld en reeds kleine gebeurtenissen koortsachtig in hen werkten en de grondslag schiepen om aan steeds meer onwaarschijnlijke dingen geloof te schenken. Maar het waren in het geheel geen goddelijk geestelijke verschijningen, die in de mensen het geloof moesten versterken om de Moeder Gods te vereren, daar het niet haar wil is bij haar zoon Jezus Christus op de voorgrond te treden. Integendeel, zij zal steeds de nadruk leggen op Hem en Zijn verlossingswerk. Want het doel van de mensen is en blijft de vereniging met God in Jezus Christus, die elk uur en elke dag nagestreefd moet worden, en dit is de juiste en enige weg, die tot eeuwigdurende zaligheid voert.

Amen

BD.7461
22 november 1959

Het lot van de zielen zonder geloof en zonder liefde in het hiernamaals

In een vreselijke gemoedstoestand komen de zielen in het hiernamaals aan, die zonder enig geloof en zonder enige liefde van deze aarde zijn heengegaan. En het aantal ervan is groot, want tot aan hun dood zijn de meeste mensen gevangen in eigenliefde en kunnen ze zich niet losmaken van de wereld. Want niet bij allen gaat er aan hun sterven een tijd van lijden vooraf, velen worden weggeroepen midden uit hun werk, midden uit de wereld en op een leeftijd, waarin ze nog lang niet aan hun einde denken. En dan geldt de gemoedstoestand, waarin de mensen zich juist bevinden en die meestal weinig van een voorbereiding voor hun ziel zal getuigen. En zo is ook het geloof van hen meestal oppervlakkig, wanneer er tenminste van iets dergelijks gesproken kan worden. Aan de dood en het lot van hun ziel denken ze niet, omdat ze nog midden in de wereld staan en het leven op aarde als doel op zichzelf beschouwen. En de liefde is voor hen evenzo een vreemd gebied, omdat ze alleen aan zichzelf denken of aan degenen, met wie ze in nauwste verbinding staan, waar dus begrijpelijk een gevoel van liefde aanwezig is, dat echter niet zo hoog kan worden aangeslagen als de onbaatzuchtige liefde voor de naaste. En het lot van al diegenen is vreselijk, wanneer ze voor de poort van de eeuwigheid staan, want er schijnt nauwelijks een lichtje voor hen. Hun toestand is armzalig, omdat ze helemaal geen geestelijke goederen bezitten, die alleen waarde hebben voor het rijk hierna.

En de zielen, die onverwacht van de aarde moesten scheiden, hebben ook nog geen idee van hun overlijden. Ze wanen zich nog op aarde, alleen verplaatst in onherbergzame streken en ze kunnen nu hun lot niet meer aan. Ze denken er helemaal niet aan, dat ze niet meer op aarde verblijven en ze proberen steeds alleen maar weer in die toestand terug te komen, waarin ze in het leven op aarde leefden. Vaak met niets ontziende hardheid tegenover de andere zielen, wanneer ze met zulken tezamen zijn, die allen hetzelfde lot hebben te dragen, omdat ze dezelfde aard hebben, dus in dezelfde geestelijke gesteldheid – even arm en armzalig – in de duisternis verblijven. Ze dwalen in diepe duisternis rond en menen door nacht en nevel te zwerven en wachten op de morgen, die hen weer een beetje licht moet brengen. En de nacht wil maar niet eindigen, omdat ze niet eerder in het licht kunnen komen, tot ze hun instelling hebben veranderd, tot ze in zichzelf zijn gekeerd en nu ook beseffen, dat ze niet meer op aarde leven en ze nu ernstig over zichzelf oordelen, denkend aan hun leven op aarde, dat ze niet hebben gebruikt op de juiste manier.

Komen die zielen zelf nog tot dit inzicht, dan is dat een daad van genade van God, die diegenen wil helpen, die langzaam hun wil veranderen en zich bezinnen. Dan komen ook wezens zulke zielen tegemoet, die hen verder opwaarts helpen, wanneer de ziel gewillig is. Maar de nood is groot, voordat de ziel deze verandering van wil bij zichzelf voltrekt. En de noodtoestand is heel wat groter onder de gestorvenen, dan de toestand van geluk en gelukzaligheid, omdat maar weinig mensen op aarde het rijp worden van hun ziel met ware levensernst nastreven, omdat maar weinig mensen in zoverre hun leven bewust leven, dat ze hun best doen een leven in liefde te leiden. De wil, eens het rijk van het licht binnen te mogen gaan, geeft de ziel al veel kracht, zodat ze ook zeker het doel zal bereiken. Maar wanneer de mensen zichzelf helemaal niet aan zulke gedachten overgeven, wanneer ze geheel zonder scrupules voortleven en alleen trachten hun lichamelijk “ik” te bevredigen, wanneer ze bij zichzelf niet het leven van hun ziel na de dood overdenken, gaan ze ook in een volledig onvoorbereide staat het rijk hierna binnen. En ze kunnen nog van een grote genade spreken, wanneer ze voor hun dood nog door ziekten worden geteisterd en hun gedachten zich toch bezighouden met het sterven en ze daardoor toch nog worden gelouterd en kunnen worden voorbereid op het binnengaan van het rijk hierna.

Het einde is nabij. Voor ieder mens kan het uur plotseling en onverwachts komen en daarom zou ieder mens vaak aan het einde moeten denken. Hij zou het niet lichtvaardig nog in de verre toekomst moeten veronderstellen. Veeleer zou hij zich steeds en te allen tijde ermee vertrouwd moeten maken, dat hij de aarde moet verlaten en God innig smeken, zich om hem te bekommeren en hem het binnengaan in het lichtrijk mogelijk te maken. En God zal hem er ook de kracht voor geven, zich voor te bereiden en ten behoeve van zijn ziel het werk te verrichten, dat nodig is om het rijk binnen te gaan, waar geen verschrikking en duisternis bestaat, maar waar alleen licht en gelukzaligheid is. Want God wil niet, dat de mens zijn ondergang tegemoet gaat, maar de mens is vrij; hij alleen bepaalt zijn lot in de eeuwigheid, hij alleen schept het lot voor zich, dat zijn ziel wacht in het geestelijke rijk.

Amen

BD.7462
24 november 1959

Vrees is gebrek aan geloof

Het is mijn wil dat u niet vreest maar steeds alleen maar gelooft in een liefhebbende en almachtige God en Vader die u niet in uw nood laat. Vrees echter is een gebrek aan geloof. Vrees hebben is onbekendheid met de liefde en almacht van God, Die uw Vader wil zijn. Want zodra u gelooft dat Ik u liefheb zoals een Vader zijn kind liefheeft, kunt u er ook zeker van zijn dat Ik u niets laat overkomen, wat ook de vijand van uw ziel ooit tegen u zal ondernemen. Mijn beschermende vaderhand is steeds bereid in te grijpen wanneer het erom gaat mijn kind redding te brengen in zijn nood. En in nood bent u als u vreest, het zij lichamelijk of geestelijk. U bent in moeilijkheden als u ongerust en moedeloos bent, omdat u niet de geloofskracht bezit dat u niets gebeuren kan zolang u zich tot Mij wendt en Mij vraagt om bescherming en hulp.

Maar ofschoon uw verstand u dat zelf keer op keer zegt, blijft uw hart toch angstig en bedroefd. En dat is het, waar u zelf uitkomst moet bieden doordat u de band met Mij zo innig als mogelijk tot stand brengt. Met Mij, uw Vader van eeuwigheid, die alleen daarop wacht dat u in innig gebed tot Mij komt en Mij uw zorgen toevertrouwt. Deze innige overgave aan Mij verlang Ik om ook uw hart de innerlijke rust te verschaffen die u nog ontbreekt. U moet met al uw verlangens tot Mij komen en op geheel kinderlijke wijze om hulp vragen – en Ik zal u verhoren, omdat Ik u liefheb zoals een Vader zijn kinderen liefheeft. Hoe moeilijk echter valt het u vaak naar Mij toe te komen en met Mij samenspraak te houden. Hoevaak blijft u ver weg en kwelt u zichzelf met uw zorgen – terwijl het toch zo eenvoudig is ze door Mij te laten dragen en er vrij van te worden.

U hebt een liefhebbende Vader die uw aardse leven graag mooi voor u wil vormgeven – als u maar zelf Hem het recht daartoe geeft door de vanzelfsprekendheid van een innige band met Mij. Wie met Mij verbonden is kent geen nood meer. Maar de moeilijkheden beginnen zodra u de band losmaakt, omdat Ik u geen ketenen aanleg, maar zeer naar uw vrijwillige overgave aan Mij verlang. Dat moet u laten zien door innige liefde en een vertrouwelijk contact, doordat u al uw zorgen aan Mij toevertrouwt en Mij vraagt dat Ik ze van u afneem. Dan hoeft u maar te wachten en het zal gebeuren zoals u het wenst – u zult vrij zijn van alle zorgen. En als u bedreigd wordt door de krachten der duisternis, ook dan hoeft u geen angst te hebben. Want ze kunnen u niets doen zolang uw wil Mij geldt, zolang uw verlangen uitgaat naar Mij en de uiteindelijke vereniging met Mij. Stel uzelf daarom steeds alleen de vraag waar uw innerlijkste verlangen op gericht is. En als dit Mij betreft, dan kunt u er ook vast op vertrouwen dat ook mijn verlangen naar u, u niet zal opgeven – dat Ik u beschermen zal tegen elke benauwenis, vanwaar die ook komen mag. Eenmaal wil Ik u bezitten en zal daarom niet toelaten dat u voor Mij verloren gaat, zolang u zelf ook Mij als doel hebt en u naar Mij streeft. Daarom is elke zorg en angst onnodig. U bent van Mij en zult voor eeuwig de mijne blijven.

Amen

BD.7463
26 november 1959

Wie was in Adam belichaamd? (1)

Steeds worden jullie juist geleid door mijn geest en worden jullie gedachten binnengeleid in de waarheid. Deze belofte heb Ik jullie gedaan, en ze wordt vervuld, als jullie door Mij zelf door de geest onderwezen willen worden. Want mijn geest in jullie is een deel van Mij en is derhalve op de hoogte van alles, wat jullie willen weten.

In den beginne waren er alleen hoogst volmaakte geesten, want mijn onvermoeibare geest van liefde schiep hen allemaal tot eigen zaligmaking. Deze Geest van liefde verlangde naar beantwoording van Zijn liefde. Hij verlangde naar een wezen, dat gelijksoortig was aan Hem zelf, en dat te bezitten was de inleiding tot de scheppingsdaad, waarbij dit wezen als eerste van Mij uitging, met wie Ik voortaan alle zaligheden van het scheppen wilde delen, omdat het buitengewoon vreugdevol voor een volmaakt wezen is, steeds weer gelijksoortige wezens door zijn wil en zijn kracht te kunnen scheppen in alle heerlijkheid en voortdurende liefdesdrang, die nu juist in het scheppen tot uiting komt.

En mijn eerst-geschapen wezen, Lucifer of Lichtdrager, ervoer de lust van het scheppen op dezelfde wijze, en het was onmetelijk zalig. Ik liet hem de volledige vrijheid, want hij was Mij in diepste en reinste liefde toegedaan, en Ik beperkte zijn macht om te scheppen niet, omdat de kracht van mijn liefde dit eerst-geschapen wezen voortdurend doorstroomde en ook zijn wil volledig vrij was, maar die ook geheel in overeenstemming was met de mijne, omdat zijn liefde voor Mij straalde in de hoogste graad. Uit deze liefdeband konden derhalve alleen maar gelijksoortige, hoogst volmaakte wezens voortkomen. Wezens, die ware evenbeelden van Mij zelf waren, evenals de eerst-geschapen geest het ook in het begin is geweest.

Toen de verdeeldheid van zijn wil inzette, toen Lucifer volledig in het bezit van kracht en licht begon vergelijkingen te maken tussen hem en Mij, toen zijn liefde af en toe verflauwde en een zekere eigenliefde begon door te breken, nam ook het stralende van zijn wezen nu en dan af, en dit werkte ook door in de wezens, die desondanks door zijn wil – en dus door mijn doorstraling van kracht – geschapen werden, die eveneens nog in de hoogste volmaaktheid ontstonden, maar ook hun wil van tijd tot tijd verkeerd richtten, omdat deze (wil) volledig vrij was en bleef bij al deze wezens, die ons beider wil en kracht lieten ontstaan.

De wezens waren vanaf dat moment geaard naar hun maker, maar omdat de kracht van mijn liefde de oersubstantie was, waren ze ook weer goddelijk van aard; ze waren volmaakt, omdat uit Mij en mijn kracht niets onvolmaakts kon voortkomen, maar de vrije wil bij een volmaakt wezen behoort en deze zich in alle richtingen kon ontplooien. Er kan dus niet gezegd worden, dat de wezens zich door aanpassing hadden moeten gelijk maken aan het wezen van hun verwekker, omdat de kracht uit Mij, die steeds deel had aan het scheppen, ook steeds de garantie was dat niets tweederangs naar de voor het eerst geschapen wezens vloeide door de wil van de verwekker – omdat de vrije wil aan ieder wezen geschonken is en deze helemaal de eigen standvastigheid van het wezen vergde.

En deze vrije wil had tot gevolg, dat aan de val in de diepte ook wezens deelnamen, die als eerste van ons waren uitgegaan, wier lichtsterkte van de liefde het nooit had mogen toelaten, maar die hun vrije wil evenzo misbruikten als Lucifer, de Lichtdrager zelf, wiens prachtvolle wezen nooit ten val had mogen komen, omdat het de helderste kennis bezat. Daarom echter is zijn val nog meer te veroordelen, evenals de val van die eerste wezens – zoals echter omgekeerd ook de later geschapen wezens standhielden en zich van hem losmaakten, toen zij hun zelfbeslissingsrecht kenbaar mochten maken en kozen voor hun Heer.

En zo’n gevallen oergeest was Adam, wiens ziel aanspraak maakte op de belichaming als mens, vanwege zijn rijpheid, welke hem desondanks niet voor een herhaalde val behoed heeft – omdat wederom de vrije wil faalde – maar niet, omdat hij te zwak zou zijn geweest voor de juiste beslissing. Hij wilde groter zijn dan God. Dat was zijn oerzonde, en het was de hernieuwde zonde in het paradijs. En Ik wilde voor mijzelf kinderen scheppen, die in Mij hun Vader zien en naar wier liefde Ik smachtte, omdat mijn onmetelijke liefde voortdurend naar beantwoording verlangt.

Deze liefde lag ten grondslag aan mijn gehele scheppingsdaad, de schepping van alle oergeesten en later ook de schepping van aards-materiële aard, omdat Ik nu eenmaal deze liefde verwerven wil, ook al duurt het eeuwig lange tijd. Steeds weer probeer Ik, de omvang en diepte van mijn liefde voor jullie mensen begrijpelijk te maken, maar zolang jullie niet zelf tot liefde geworden zijn, zolang jullie niet weer jullie zelf zo ontwikkelen, dat de kracht van mijn liefde jullie kan doorstromen zoals in het begin, zullen jullie mijn liefde niet ten diepste kunnen bevatten.

Maar jullie moeten weten, dat jullie bij machte zijn, mijn hart te beroeren, dat Ik al jullie verzoeken inwillig, dat Ik jullie de waarheid binnenleid en jullie licht schenk, omdat Ik weet, dat licht alleen zalig maakt, omdat het licht van de liefde uitgaat en jullie al mijn liefde bezitten, ook wanneer jullie haar niet kunnen voelen. Maar Ik geef jullie daarvan steeds weer bewijzen.

Amen

BD.7465
28 november 1959

Wie was in Adam belichaamd? (2)

In alle moeilijkheden kunt u tot Mij komen, hetzij aardse of geestelijke, wat u ook bedrukt, want Ik heb u lief en Ik wil u graag uw verzoeken vervullen. Mijn geest van eeuwigheid spoorde Mij aan om te scheppen. Mijn liefde was overgroot, mijn wijsheid onovertrefbaar en mijn macht zonder einde. De liefde echter was kracht die zich wilde doen gevoelen, die zich wilde uiten, die dingen wilde laten ontstaan waaraan Ik zelf weer mijn vreugde beleefde in overvloed.

Mijn liefde, die zich niet kon wegschenken, zocht een opnamevat waarin ze binnen kon stromen, dat wil zeggen: Ze vormde voor zich zelf het vat omdat er buiten Mij niets bestond wat mijn machtige stroom van liefde zou hebben kunnen opvangen en die zich daarbij overgelukkig zou hebben kunnen voelen. En dit vat plaatste Ik buiten Mij zelf als een gelijksoortig wezen, als mijn evenbeeld. Het kon niet anders dan dat dit wezen nu ook met dezelfde scheppende geest en scheppende wil vervuld was zoals Ik zelf, daar het anders geen “evenbeeld” van Mij geweest zou zijn. En Ik wilde ook dat het wezen dezelfde gelukzaligheid gevoelde die het “scheppen” veroorzaakte en daarom kwamen uit de kracht van de liefde en wil van ons beiden talloze gelijksoortige wezens voort, een scheppingsdaad die u, mensen alleen maar kan worden aangeduid, maar niet in zijn gehele diepte duidelijk gemaakt.

Nu moet u echter een onderscheid maken tussen de schepselen van Mij die uit mijn kracht en zijn wil zijn voortgekomen – en het eerst geschapen wezen, dat mijn liefde alleen buiten Mij plaatste. Dit wezen, Lucifer, maakte aanspraak om als een God gelijk wezen te gelden, zolang, tot het viel.

Ik had het aan mijn zijde geplaatst en verlangde van het alleen de erkenning van Mij zelf, dat wil zeggen: de toegeving dat Ik het vanuit mijn kracht geschapen had; en het zou het gelukkigste wezen gebleven zijn, dat naast Mij zou hebben kunnen scheppen en werken als ’n waar evenbeeld, dat door mijn kracht geheel doorstraald werd, maar alleen juist door deze doorstraling van kracht van Mij afhankelijk was, een afhankelijkheid die dit wezen echter nooit zou hebben hoeven te merken bij gelijkgerichte wil en steeds even diepe liefde.

Het heeft mijn eis niet vervuld, het wilde Mij niet erkennen als Bron van kracht en viel derhalve naar beneden in de diepste diepte. Het trok ook een grote aanhang met zich mee omlaag, wezens die onze beider liefde en kracht en wil hadden doen ontstaan.

De weg die mijn eerst geschapen wezen neemt, staat hem geheel vrij. De weg van de door hem in de diepte getrokken wezens is onderworpen aan mijn wil, dat wil zeggen: Ik maakte voor dit wezenlijke dat gevallen was, een weg gereed waarover het weer kan en zal terugkomen naar Mij als hun Schepper van eeuwigheid, van wie het is uitgegaan. Deze zelfde weg, die Ik in mijn wijsheid voorzien had als succesvol zou ook Lucifer hebben kunnen gaan, maar als een volledig vrij wezen heb Ik hem eens geschapen en als een geheel vrij wezen moet hij de weg om terug te keren aanvaarden in vrije wil.

Hij was mijn evenbeeld, hij was niet afhankelijk van Mij omdat de liefde van mijn kant nooit een vermindering van kracht zou hebben toegelaten. Hij was mijn evenbeeld, wiens vrije wil Ik eerbiedigde, zelfs als hij nog zo verkeerd gericht is. Ik zal hem op geen enkele manier dwingen en Ik zal wachten tot hij vrijwillig zijn terugkeer naar Mij begint. Maar nog is hij er ver van verwijderd. En als er gezegd wordt: “Lucifer heeft zich in Adam geïncarneerd”, dan is daarmee het duivelse, dat wat in Lucifer was, bedoeld, dat in alle wezens die gevallen zijn, aangetroffen werd.

Zijn duivelse gezindheid, dus alles wat tegen God gericht is, moet de belichaming als mens doormaken en zo moest ook Adam, dat wil zeggen: de in hem belichaamde oergeest, met al zijn van nature boosaardige neigingen en aanleg zijn intrek nemen in de menselijke vorm, juist om van deze gezindheid van Lucifer los te komen, om zich weer geheel en al naar Mij te keren, die hij als mens ook kon onderkennen als zijn God en Schepper van eeuwigheid.

Ook Lucifer zou eerst de gang door de materie, door de gehele schepping hebben moeten gaan als er voor hem een menselijke vorm gereed zou zijn met het doel van een verdere ommekeer terug naar Mij. Want zijn nog geheel ongetemde geest zou iedere vorm met geweld verbreken, zoals dit ook het geval was toen hij bij wijze van proef de eerste vorm betrok. Ze bestond slechts uit zachte meegevende materie, die de ongetemde geest van mijn eerst geschapen wezen niet zou hebben kunnen vasthouden, terwijl Adam’s oergeest al zoveel rijper was geworden, dat hij zich in deze vorm tot op zekere hoogte behaaglijk voelde; en hij zou ook de verzoekingen van Lucifer hebben kunnen weerstaan, die deze ondernam om de bijna aan het doel aangekomen, gevallen broeder weer voor zich te winnen. Lucifer was mijn tegenstander en hij is het nog en zal dit blijven, tot ook het laatste geestelijke dat door hem mee in de afgrond is getrokken, de terugweg naar Mij zal hebben aanvaard. Dan pas zal ook hij zich bezinnen en zich vrijwillig aan Mij overgeven, wat echter nog eeuwigheden duren zal, tot dit doel bereikt is.

Amen

BD.7469
2 december 1959

Eindeloos lange val in de afgrond – Terugweg

Het werk van het terugvoeren gaat zijn gang volgens mijn heilsplan van eeuwigheid. De ene fase na de andere moet worden afgelegd, geen enkele fase kan willekeurig worden overgeslagen, alles gaat overeenkomstig mijn eeuwige ordening, de terugkeer vindt precies zo plaats, als eens de afval van Mij zich afgespeeld heeft, behalve dat deze val in een eindeloze leegte plaatsvond, terwijl de terugkeer door scheppingswerken van allerlei aard voortgang maakt en daarin dus de gang opwaarts gewaarborgd is, omdat mijn wijsheid en mijn liefde dit als juist beschouwde.

Maar het duurt ook eeuwige tijden, voordat dit werk van het terugvoeren beëindigd is, voordat het gevallen wezen als mens weer de aarde bewonen mag, om de laatste stap naar voleinding te zetten. Het zijn eindeloze tijden, die jullie mensen niet kunnen bevatten. De val in de diepte heeft echter nog veel meer tijd gekost, als dit in tijd gemeten zou moeten worden.

Er was echter nog geen begrip van tijd en ruimte, want alles was eindeloos voor het geestelijke, dat van Mij was afgevallen – omdat het door de steeds groter wordende afstand van Mij, ook steeds doodser werd, dus de ontbrekende kracht van de liefde zich als leegte en verlatenheid deed gevoelen, die het tevoren nooit gekend had. En in deze toestand werd ook elk inzicht minder, het denken werd verward, het wezenlijke was niet meer in staat, voor zich zelf rekenschap af te leggen van wat er gebeurde, het werd steeds donkerder om het wezen, totdat het zich niet meer bewust was van zichzelf en in zijn substantie verhardde – tot alle levenskracht uit hem was geweken.

Toen pas ontfermde Ik me weer over hem. Toen pas liet Ik de schepping ontstaan uit dit zich niet meer van zichzelf bewuste wezenlijke, wiens geestelijke substantie zich dus verhard had en die Ik daarom omvormde tot scheppingen van de meest verschillende aard. Dus de schepping was door Mij eens als iets wezenlijks uitgestraalde kracht, die slechts omgevormd was omwille van één doel: het dienstbaar zijn volgens mijn wil, omdat het eertijds wilde heersen en door deze zonde in de diepe afgrond gevallen is.

Het moest door te dienen weer opwaarts klimmen, weliswaar in zijn wil gebonden, maar met de zekerheid, de eindeloos lange weg van de val in de diepte te verkleinen. Het moest door te dienen in een toestand van moeten, stap voor stap omhoog klimmen, naar een toestand, waarin het ook moest dienen, maar dan uit vrije wil, zonder door Mij daartoe gedwongen te worden – omdat het dan pas de laatste schreden naar de voleinding zetten kan, omdat het dan pas zijn eigen vrije wil juist gebruikt, wanneer het uit eigen beweging in liefde dient.

Het is een eindeloos lange weg, die het eens gevallen geestelijke moet afleggen, maar de weg is door Mij voor hem uitgestippeld. Het succes is in het laatste stadium weliswaar niet zonder gevaar, maar de laatste wilsproef kan niet worden omzeild, ze moet in vrije wil worden afgelegd, en daarom kan de mens ook falen – wat Mij echter niet afbrengt van mijn heilsplan, dat voor het terugvoeren van al het gevallen geestelijke geldt.

Eens zal Ik het doel bereiken, en Ik doe alles, wat mogelijk is, opdat de mens als zodanig niet tevergeefs de gang over de aarde gaat, maar Ik kan hem niet dwingen, omdat alles, wat hij doet, vrijwillig moet gebeuren. En omdat hij vrijwillig moet dienen in liefde, moet zijn weg succesvol zijn en moet hij aan het eind van zijn leven op aarde vrij worden van elke vorm.

Amen

BD.7470
3 december 1959

Zelfreflectie en de verbinding met het geestelijke rijk

U zou zich vaker aan de gedachten over de eeuwigheid moeten overgeven. U zou de wereld en wat daarmee samenhangt, tijdelijk achter u moeten laten en u in gedachten ermee bezig houden dat toch alles vergankelijk is en wat u zult moeten doen om u onvergankelijke goederen te verschaffen, die blijven bestaan in de eeuwigheid. Verder zou u moeten nadenken over uw verhouding tot God, of die er één is van een kind tot de Vader, of dat God voor u nog ver en onbereikbaar is, tot wie u zich maar zelden wendt in een echt gebed.

U zult uzelf aan ernstige kritiek moeten onderwerpen, hoe u uw levenswandel leidt. Of deze wel overeenstemt met de wil van God, die u toch bekend is: of u een levenswandel in liefde leidt, trouw aan Zijn geboden. Steeds zal zo’n zelfreflectie u tot heil strekken, al kunt u er ook maar weinig tijd aan besteden. Maar elke gedachte die op het geestelijke is gericht, wordt vastgepakt door lichtwezens en hiermee in overeenstemming beantwoord. En steeds zult u hier uw geestelijk voordeel mee doen.

Maar u moet niet alleen aan de wereld en zijn eisen denken. Want zijn goederen zijn vergankelijk en ze zullen u slechts voor korte tijd tot welbehagen dienen, maar u geen geestelijk resultaat opleveren. Maar de tijd loopt ten einde en u hebt allen nog veel arbeid aan uw ziel te verrichten. Dat wil zeggen: u moet eigen fouten en zwakheden afleggen, waarvoor een altijddurende strijd moet worden gevoerd, die kracht vereist, die u voortdurend van God zult moeten vragen. En daarom zult u onophoudelijk moeten bidden, dat wil zeggen steeds uw gedachten op de hemel richten en de Vader al uw zorgen en verlangens voorleggen en om Zijn zegen vragen.

Alles wat u doet, alle geestelijke dan wel aardse bezigheden, moeten onder de zegen van God worden uitgevoerd. En ze zullen steeds een gunstige uitwerking hebben op uw ziel. Want God verlangt alleen maar de band met Hem om u ook Zijn kracht te doen toekomen, die u nodig hebt voor de arbeid aan uzelf. En een voortdurende binding met Hem stelt ook een herhaaldelijk in gedachten in het geestelijke rijk vertoeven voorop en een bewust zich afwenden van de wereld. Elk moment waarop u zich in de stilte terugtrekt, elke gedachte die u opwaarts zendt, is een stap verder omhoog, naar het doel dat u dan ook zeker zult bereiken. U moet niet geheel zonder streven leven, want dan is uw aardse bestaan nutteloos en levert het u geen geestelijke resultaten op.

Maar de band met Hem zal u steeds meer losmaken van de wereld en binden aan het geestelijke rijk, waarin u zich des te vaker verplaatst, hoe dwingender de wereld op u afkomt. De wereld die u spoedig niet meer zal bekoren omdat God de ziel vasthoudt die zich eenmaal aan Hem heeft toevertrouwd en zich bij Hem heeft aangesloten. Maar het kost steeds een strijd met zichzelf, want de wereld houdt de mens gevangen met haar verleidingen en bekoringen. En er is een sterke wil voor nodig, deze verlokkingen te weerstaan en zich tevreden te stellen met geestelijke goederen, waarvan de mens de totale waarde niet kan overzien zolang hij op aarde leeft.

Maar eens zal hij gelukkig zijn met de schatten die hij op aarde verwierf. Eens zal hij weten dat alleen deze waarde hebben en dat alleen die ziel zich gelukkig kan prijzen, die over geestelijke schatten beschikt, waarmee ze kan werken in het geestelijke rijk. Wanneer al het aardse van haar is afgevallen en ze alle vergankelijke goederen van de wereld moest afgeven. Dan zal ze rijk en gelukzalig zijn.

Een mens van de wereld daarentegen staat arm en verlaten aan de poort naar de eeuwigheid. Want de goederen die hij op aarde verwierf, volgen hem niet na in het geestelijke rijk. En aan geestelijke goederen kan hij niets laten zien. Denk daarom vaak aan de dood en uw geestelijke gesteldheid. En probeer op aarde geestelijke goederen te verkrijgen, die eens de graad van licht en gelukzaligheid zullen bepalen, wanneer uw ziel het lichaam zal verlaten en het hiernamaals binnengaat.

Amen

BD.7471
5 december 1959

De afval van de wezens van God

In het begin straalde al het wezenlijke in zijn helderste glans van volmaaktheid. Het was aan God gelijk. Zijn evenbeelden waren geschapen, in welke zich de eeuwige Godheid spiegelde, in welke God Zijn wezen terugvond in allerkleinste mate, want het waren vonken van Zijn uitgestraalde liefdesvuur, het waren krachtvonken die fonkelend wegspatten van de Krachtbron van eeuwigheid. Deze wezens waren onbeperkt gelukzalig. Ze waren in de nabijheid van de Vader, ze ontvingen onophoudelijk de hen gelukkig stemmende liefdeskracht en ze konden met deze kracht scheppen en werkzaam zijn naar hun wil, die ook de wil van God was. Maar deze staat van de wezens bleef niet zo dat ze in dezelfde wil met God stonden. Want de wil was vrij en werd niet gedwongen zich op God te richten. Hij kon zich vrij wenden, ook van God af, naar een andere pool. En dat deed het wezenlijke ook, het richtte zijn wil verkeerd. Maar daar het om het bereiken van de hoogste volmaaktheid van deze wezens ging, was een beproeving van de wil niet te omzeilen. En daarom werden ze voor een beslissing geplaatst.

Ze wisten dat ze uit God waren voortgekomen, uit een Scheppingskracht die hen ook nog voortdurend met liefdeskracht doorstraalde. Maar ze konden deze niet zien, terwijl ze wel dat wezen konden aanschouwen dat in heerlijkheid straalde, dat als eerste uit God was voortgekomen en uit diens wil ook zij zelf als wezen waren verwekt met gebruikmaking van de kracht uit God. In het hoogste inzicht staand, door het voortdurend naar hen toe stralende liefdeslicht, waren ze op de hoogte van dit gebeuren van het scheppen van wezens door de wil van Lucifer en de kracht van God. Maar ze konden het stralende lichtwezen, Lucifer, aanschouwen, terwijl God zelf voor hen onzichtbaar was en bleef. En nu diende hun wil te beslissen voor hun Schepper en Vormgever van eeuwigheid.

En de wil van het wezenlijke splitste zich. Een deel bleef zijn Schepper trouw, Die het herkende als de alleen werkende Oerkracht, terwijl een groter deel zich naar de zichtbare geest toekeerde in verblind denken, hoewel het dit niet aan inzicht ontbrak, maar het liet zich verblinden door de schoonheid van Lucifer, die in alle heerlijkheid straalde zolang hij nog met God verbonden was. Maar de scheiding van Hem strekte zich uit over eindeloos lange tijden, tot zijn wezen zo verduisterd was dat er niet meer door de wezens op hem werd aangestuurd als god, maar hij alleen nog als heer gold die het wezenlijke in zijn macht had. Maar in het begin straalde hij in helderste glans en nog in deze tijd besliste het wezenlijke voor hem. De val geschiedde dus al toen de wezens zich naar hun stralende verwekker toekeerden en God, omdat Hij voor hen niet zichtbaar was, achteruit plaatsten. Pas na de val verduisterde hun geest. Na de val viel het wezen in de duisternis, waaronder de staat van totaal gebrek aan inzicht is te verstaan, waarin al het van God afgevallen geestelijke smacht in eeuwige kwelling. Maar deze wilsbeslissing moest eens plaatsvinden. De vrije wil moest worden beproefd, in welke richting hij zich keerde, omdat daar de hoogste volmaaktheid van afhangt. De staat van het wezen die niet kan worden geschapen, maar door het wezen zelf tot stand moet worden gebracht.

Dat er nu talloze wezens gevallen zijn, verhindert ze echter niet hun wil eens weer juist te gebruiken en weer de weg van de terugkeer naar God te nemen, die dan echter van de wezens volmaakte kinderen heeft gemaakt die in nog veel hogere graad gelukzalig zullen zijn dan de wezens in het allereerste begin als “geschapen” wezens konden zijn. Maar er zullen eindeloze tijden voorbijgaan tot het wezen zich weer heeft omgevormd tot volkomenheid, omdat steeds weer de vrije wil doorslaggevend zal zijn, wil de hoogste volmaaktheid bereikt worden, omdat steeds weer de vrije wil zal worden beproefd, die zich volkomen op God moet richten in Jezus Christus, Die nu de zichtbare God is, naar Wie het wezen vurig verlangde en met Wie het zich ook in zijn volmaaktheid aaneen zal sluiten.

Amen

BD.7472
6 december 1959

Roep Jezus Christus aan – Ernstige aanspraak van God

U zult allen weer terugkeren in uw vaderhuis en ooit onuitsprekelijk zalig zijn. Maar de tijd van uw terugkeer bepaalt u zelf. En daarom spreek Ik u steeds weer toe en probeer Ik u aan te sporen alles te doen, dat u zich in dit leven op aarde zo ver vormt om in het lichtrijk opgenomen te kunnen worden, omdat er zonder licht geen gelukzaligheid bestaat en de terugkeer in het vaderhuis gelijke betekenis heeft als de hoogste gelukzaligheid in licht en kracht en vrijheid.

U zult de tijd van uw terugkeer aanmerkelijk kunnen verkorten, maar u kunt hem ook weer eindeloos verlengen en dat wil Ik verhoeden. Daarom spreek Ik u steeds weer toe en houd Ik u de grote ellende en de kwellingen van een achteruitgang voor ogen. Ik stel dat tegenover de heerlijkheden van mijn rijk en daardoor wil Ik u er alleen toe brengen met alle ernst en ijver te streven naar mijn rijk. Want eens zult u beseffen wat het betekent nog eindeloze tijden in gebondenheid – in nood en kwelling – te moeten rondgaan op deze aarde, terwijl het daarentegen ook mogelijk is tot licht en vrijheid te komen met goede wil.

Wees niet onverschillig en leef uw dagen niet zorgeloos verder als zou u een leven op aarde beschoren zijn dat nooit eindigt. Denk eraan dat er slechts korte tijd voor u overblijft. Maar die is toch voldoende om u vrij te maken uit de gebondenheid. Die is ruimschoots voldoende voor u om de weg naar het vaderhuis te effenen en Hem in de armen te vliegen, in wie u alleen gelukzalig zult kunnen zijn. En gebruik deze korte tijd voor uw zielenheil. Stel niet uit wat u spoedig zou moeten doen, want u weet niet welke tijd u nog op aarde is gegund.

Deze tijd van genade is van grote betekenis, want hij kan voldoende zijn om u naar de gelukzaligheid te voeren. Maar uw vrije wil moet hier naar streven. De tijdspanne die u nog beschoren is, is slechts zeer kort. En toch kan hij voldoende zijn voor de volledige vergeestelijking van uw ziel. Maar onmetelijk lang is de tijd van uw hernieuwde strijd, wanneer u geheel faalt en u weer opnieuw wordt gebonden in de scheppingen van de nieuwe aarde.

Steeds weer wil Ik u aanmanen eraan te denken dat het een ongelooflijke genade is, dat u nog mag leven om uzelf te ontwikkelen en te vormen tot wezens die beantwoorden aan mijn evenbeeld, en dat u dit ook zult kunnen met mijn ondersteuning. Maar u zult vrijwillig uw schreden moeten richten naar het kruis, naar Jezus Christus, die u waarlijk zal helpen uw doel te bereiken.

Uw terugkeer naar het vaderhuis wordt alleen bepaald, doordat u Jezus Christus aanroept om hulp. Want alleen bent u niet in staat uw schreden op het juiste doel te richten. Maar Hij helpt u en uw aardse leven zal geen verspilling zijn wanneer u Hem maar aanroept, omdat u dan Mij zelf herkent in Hem en dan met Mij zelf de verbinding tot stand brengt, die nodig is om uw doel te bereiken.

En elke dag kan deze omvorming van het wezen teweegbrengen, omdat u direct van kracht wordt voorzien, wanneer u zich gelovig tot Jezus Christus wendt, die alleen op uw roep wacht om u liefdevol te bedenken, die u steeds kracht zal toevoeren wanneer u deze maar innig begeert.

Denk eraan, dat u in korte tijd vrij van uw uiterlijke vorm zult kunnen zijn, om dan eeuwig in vrijheid en licht gelukzalig te zijn. Maar bij een verkeerd gebruik van uw wil zult u ook nog eeuwig in onvrijheid kunnen blijven, wanneer u in dit aardse leven faalt en onverschillig alleen acht slaat op het wereldse, doch niet aan uw ziel denkt, die in grote nood is. Want sneller dan u denkt is het einde daar.

Voor ieder van u komt het uur onverwachts, omdat niemand weet wanneer het is bepaald door mijn wil. En ieder moet zich daarom ernstig inspannen zo te leven, dat hij op ieder moment uit het leven kan worden weggeroepen. Ieder moet zo leven, dat hij de band met Jezus Christus tot stand heeft gebracht en voor zijn leven op aarde en de vorming van zijn ziel kracht kan ontvangen van Mij, die nu zelf wordt erkend in Jezus Christus wanneer de mens tot Hem roept, in wie Ik zelf me heb belichaamd, tot Jezus, met wie Ik me heb verenigd, met wie Ik Eén ben geworden, die enkel het omhulsel is geweest in welke Ik zelf kon verblijven om u mensen te verlossen. Ik was in Hem en Hij was in Mij. En wie Hem ziet en erkent, erkent Mij ook. En hij zal na zijn dood terugkeren naar Mij in zijn vaderhuis.

Amen

BD.7473
7 december 1959

Kom tot Mij

Het is mijn wil dat u in uzelf keert in het gebed en uw blikken naar Mij opslaat, zodra u zich in nood van lichaam of ziel bevindt. Dan zal ze van u afvallen zoals Ik het u heb beloofd met de woorden: “Kom allen tot Mij die belast en beladen bent, Ik wil u verkwikken.” En het is toch waarlijk niet moeilijk u tot Mij te wenden, van Wie u weet dat Hij u liefheeft en steeds zal liefhebben tot in alle eeuwigheid. U weet daarom ook dat u geen vergeefs verzoek zult doen wanneer u Mij in alle innigheid uw noden toevertrouwt en Mij om hulp vraagt.

“Kom tot Mij.” Kan Ik u duidelijker lokken en roepen dan met deze woorden? “Ik wil u verkwikken.” Ik wil de nood van u afnemen en u sterken en laven. Ik wil u geven wat uw ziel nodig heeft wanneer u in geestelijke nood bent. Maar Ik wil ook aards voor u zorgen wanneer u zich in noden van het lichaam bevindt. Ik wil Me steeds in liefde over u ontfermen, omdat Ik zelf niet wil dat u lijdt. Maar uzelf veroorzaakt al dit lijden en deze noden door uw verschillende fouten en gebreken, die u met mijn kracht uit de weg zult moeten en kunnen ruimen. En daarvoor heeft u vooreerst kracht nodig, die u in innige verbinding met Mij in het gebed of door werkzaam te zijn in liefde zult moeten ontvangen. Daarom moeten zulke noden vaak over u komen. Ze hoeven echter niet van lange duur te zijn wanneer u zich daar maar juist op instelt, wanneer u zich naar binnen keert en u afvraagt waar en hoe u nog gebrekkig gevormd bent en nu ook uw best doet deze gebrekkigheid van u op te heffen.

Ik wil niets anders dan dat u zelf aan uw ziel werkt en u de nodige rijpheid verschaft, die u het lichtrijk ontsluit bij het scheiden van de aarde. Ik wil alleen dat u zoveel mogelijk rijp geworden het rijk hierna binnengaat. En daarom zult u soms door beproevingen moeten gaan, waarin uw geloof zich moet waarmaken. Het geloof dat Ik steeds bereid ben te helpen, wanneer u Mij maar op de juiste manier aanroept of Ik u zou willen helpen. En “op de juiste manier” tot Mij bidden betekent alleen dat u zich innig met Mij verbindt en net zo vertrouwelijk met Mij spreekt, zoals een kind met zijn Vader spreekt. Hebt u eenmaal deze juiste verhouding van kind tot Mij tot stand gebracht, dan pas zult u zien hoe gemakkelijk u uw zorgen kwijtraakt, hoe snel zich alles oplost en u uit uw nood bevrijd bent, zijn het geestelijke dan wel aardse lasten die u drukken. Ze kunnen alle door Mij worden overgenomen, opdat het kruis u niet te zwaar zal drukken. Want mijn liefde helpt u het te dragen of neemt het ook helemaal van u af, zoals het goed is voor uw ziel.

En daarom kan Ik u steeds alleen maar zeggen: breng de innige verbinding met Mij tot stand in het gebed. Het is het eenvoudigste middel om van uw last vrij te worden. En u zendt geen vergeefs gebed naar Mij dat diep uit uw hart naar Mij opstijgt en daarom ook mijn oor bereikt. Ik zal naar u luisteren en u de vrede van uw hart teruggeven als u hem verloren hebt door het inwerken van mijn tegenstander die uw zwakheden heel goed kent en u daarom daar aanvalt waar u kwetsbaar bent. En hij kent ook de zwakte van uw geloof en daarom grijpt hij ook daar in. Weersta hem en kom in het volste vertrouwen naar Mij. Ik ben immers sterker dan hij en kan en zal u te allen tijde beschermen tegen hem en zijn aanvallen, wanneer u zich maar vol vertrouwen aan Mij overgeeft, zodat Ik over u het volste recht heb in tegenstelling tot mijn tegenstander. Ik kan mijn tegenstander echter niet opzij dringen zolang u hem nog het recht verleent over u en uw hart, u dus zwakgelovig zwicht voor zijn verzoekingen. Een innig gebed tot Mij zal u zoveel kracht schenken dat u hem zult kunnen weerstaan en u zich steeds inniger aaneen zult sluiten met Mij, Die alleen wacht op uw roep om u tegen hem te kunnen verdedigen. Onderschat niet de grote kracht die in een waar gebed besloten ligt. Benut steeds weer deze grote genade, want door een waar gebed in geest en in waarheid zult u bij Mij alles kunnen bereiken.

Amen

BD.7475
11 december 1959

Verwijzingen naar catastrofen

Het zal u spoedig duidelijk worden, hoe vergankelijk al datgene is, wat hoort bij de wereld. Want steeds vaker zult u horen over verwoestingen door natuurkrachten, over ongevallen en catastrofen van allerlei aard en over het plotselinge sterven van veel mensen. En niemand weet of en wanneer ook hem hetzelfde lot zal treffen. Niemand weet wanneer zijn laatste uur heeft geslagen.

Maar iedereen weet, dat hij niets met zich mee kan nemen naar de eeuwigheid. En daarom zou hij zijn aardse streven moeten verminderen, het najagen van aardse goederen van allerlei aard. Want hij moet alles achterlaten, wanneer het uur van de dood is gekomen. En steeds weer zult u daaraan worden herinnerd door onvoorziene voorvallen, waar have en goed waardeloos is geworden, door plotselinge sterfgevallen en slagen van het noodlot van allerlei aard.

Maar dit zijn allemaal tekenen van barmhartigheid van de eeuwige Godheid, die u moeten aanmanen ook aan uw eigen dood te denken. Dit zijn allemaal tekenen van Haar liefde, die steeds alleen uw zielenheil wil bevorderen en u graag wil helpen u te bezinnen en uw leefwijze te veranderen.

Want wat u voor de wereld doet, wat u alleen voor uw aardse leven doet, verschaft u alleen vergankelijke goederen. Maar wat u uw ziel geeft aan geestelijk goed, levert u ook weer geestelijke goederen op. En dat zal u volgen in de eeuwigheid, ook wanneer u plotseling en onverwachts uit het aardse leven wordt weggeroepen. Want geestelijke goederen zijn onvergankelijk. Ze kunnen niet van u worden afgenomen en eens zullen ze u gelukkig maken in het rijk hierna.

Maar al wordt u ook nog zo vaak de vergankelijkheid van al het aardse voor ogen gehouden, u probeert nooit in gedachten zulke lotgevallen ook op uzelf toe te passen, maar u leeft verder zoals voorheen. En de tijd gaat steeds meer richting het einde. Zowel voor de enkeling, alsook voor alle mensen is een grens gesteld, die hij zelf nooit kan bepalen, maar die al de volgende dag voor hem van betekenis kan zijn, omdat het leven van ieder afzonderlijk in Gods hand ligt.

En daaraan zouden de mensen steeds moeten denken. En ze zouden zo moeten leven, zoals ze zouden doen wanneer hun de dag bekend zou zijn. Ze moeten elke dag bereid zijn van de aarde heen te gaan. Ze moeten hun geestelijke voorraad voortdurend vergroten en aardse verlangens altijd achterstellen. Ze moeten leven in het bewustzijn van de eeuwigheid, niet alleen voor de dag van vandaag. Want plannen voor de toekomst kunnen ze nooit met zekerheid maken, dus houden ze liever rekening met een snel overlijden en bereiden ze zich daaraan beantwoordend voor op de eeuwigheid, dan zo maar raak te leven en alleen erg te verlangen en te streven naar aardse goederen, want deze zijn en blijven vergankelijk en leveren de ziel geen voordeel op.

Doch alleen de ziel blijft bestaan. Ze kan niet vergaan. En opdat haar een goed lot beschoren is, moet de mens haar op aarde doen toekomen wat haar tot gelukzaligheid strekt. De mens moet steeds alleen werken van liefde verrichten. Dan zorgt hij waarlijk beter voor zijn ziel, dan hij voor zijn lichaam kan zorgen. Want hiervoor zal ook worden gezorgd, zodra de mens eerst aan zijn ziel denkt. Maar ziel en lichaam hoeven geen vrees te hebben voor de dood, die anders steeds weer voor de mens ligt als een verschrikking, waarvoor hij bang is, zolang de mens op aarde niet aan zijn eigenlijke bestemming denkt.

Maar wie eerst voor de ziel zorgt, heeft geen vrees meer voor de dood. Hij is als het ware alle dagen voorbereid en de dood zal hem niet verrassen, maar voor hem alleen een wisseling van zijn verblijfplaats betekenen, die hij waarlijk zal verwelkomen.

Amen

BD.7480
17 december 1959

“Dood, waar is je prikkel?”

En uw einde zal zalig zijn wanneer u in Mij sterft, in uw Heiland en Verlosser Jezus Christus, die het u beloofd heeft dat u de dood niet zult smaken als u een levend geloof in Mij hebt. Dan zal Ik u bij Mij nemen in het geestelijke rijk en het uur van uw dood zal slechts een wisseling van verblijfplaats zijn. Uw ziel zal de aarde verruilen voor het geestelijke rijk en onuitsprekelijk gelukzalig zijn, want al het zware valt nu van haar af en ze volgt Mij in vurige liefde en vertrouwen, omdat ze Mij herkend heeft als haar Verlosser die haar op de drempel van het geestelijke rijk opwacht. Waarom vreest u de dood? Ik heb hem de prikkel ontnomen door mijn dood aan het kruis en mijn opstanding. Ik heb voor u het leven gekocht met mijn bloed en dit leven zult u in bezit nemen en eeuwig niet meer verliezen.

Zolang u op aarde vertoeft, bent u bang voor het uur van de dood. En hoe dat uw medemensen ook mag voorkomen, het geloof in Mij in Jezus Christus geeft u een zalig einde, al mag het voor uw medemensen anders lijken. Want Ik alleen heb de heerschappij, ook over de dood, en Ik weet wie Ik het eeuwige leven kan schenken. En deze hoeft geen vrees meer te hebben voor de dood en zijn verschrikkingen, want Ik stierf voor hem de dood vol van martelingen, opdat hij de mijnen, die Mij navolgen en die dus ware belijders willen zijn en waren van Jezus Christus op aarde, bespaard mag blijven.

Neem mijn woorden serieus en geloof dat Ik Heer ben, ook over de dood, en dat Ik alle verschrikkingen van een mens kan afwenden die de mijne is geworden door zijn geloof en zijn liefde. En of het ook lijkt dat zijn lichaam lijdt, Ik bepaal de graad van pijn en waarlijk, mijn liefde spreekt een woordje mee en geeft de mens niet meer op om te dragen dan waartoe hij in staat is en wat nodig is voor zijn ziel. Daarom kon Ik vol overtuiging zeggen: “Dood, waar is je prikkel, hel waar is je overwinning?” Want Ik was overwinnaar gebleven over hem die de dood in de wereld had gebracht en Ik zal waarlijk de mijnen laten deelhebben aan de overwinning die Ik heb bevochten op de vorst der duisternis. Ik zal diegenen een zalig moment van afscheid schenken, die Mij aanhangen en trouw blijven ook in tijden van strijd en nood, want Ik geef hun ook de kracht om vol te houden en Mij hun trouw te bewijzen. En dat is op aarde de grootste zege: in het vaste geloof Mij aan te hangen tot aan het einde. En dit geloof zal uw liefde u schenken, waaruit alleen een levend geloof voortkomt.

Vrees daarom het uur van de dood niet, u die uw best doet in de liefde te leven, want dat zal voor u slechts het binnengaan in een andere wereld betekenen en u zult de aarde graag verlaten en haar domein graag inruilen voor het rijk van licht en gelukzaligheid. U zult heengaan in vrede en harmonie van de ziel. U zult niet door de duisternis hoeven te gaan, maar in een lichtgewaad mogen binnengaan in het rijk dat het mijne is en u alle heerlijkheid belooft, die u tevoren nooit hebt aanschouwd en beleefd. Want als u Jezus Christus hebt gevonden, zal Hij het zelf zijn die u binnenleidt in Zijn rijk, in het rijk dat niet van deze wereld is.

Amen

BD.7481
18 december 1959

Verbinding met God te midden van de wereld

Midden in het aards gewoel zult u dikwijls mijn geest moeten zoeken. Dat wil zeggen: u zult een innige gedachte naar Mij moeten opzenden, dat Ik u niet alleen laat gaan, maar u steeds met mijn aanwezigheid gelukkig kan maken. Te midden van het aards gewoel, want u wordt voortdurend door de wereld in beslag genomen en u zult gemakkelijk in haar banden verstrikt kunnen raken. En daarom zult u niet de verbinding met de geestelijke wereld moeten verliezen, die het alleen waard is nagestreefd te worden en waarin Ik Heerser ben van eeuwigheid. En u zult niet verloren kunnen gaan wanneer uw gedachten steeds weer naar Mij dwalen, want dan verlaat Ik u niet, maar houd u vast aan mijn hand. En waar u nu ook zult gaan of staan, daar ben Ik bij u en u zult veilig elke weg kunnen gaan, ook door het aardse gewoel heen.

Maar wie denkt er aan Mij, ook in de wereld? Het zijn er maar weinig voor wie Ik meer ben dan de wereld en slechts weinig zullen daarom met Mij de band aangaan. Dit zijn de mijnen die Mij in hun hart dragen, die te allen tijde aan Mij denken en die daarom ook zonder gevaar door het aards gewoel kunnen gaan, omdat ze Mij steeds als Begeleider hebben. Maar daartoe behoort het vaste geloof in Mij en de liefde voor Mij, die hen voortdurend naar mijn aanwezigheid zal laten verlangen. En dit geloof in Mij en de liefde voor Mij hebben er steeds maar weinig. Maar deze zijn gelukkig te prijzen, want zij zijn het die in nauwe verbinding met Mij staan en die Ik zal behoeden op al hun wegen.

Maar het merendeel beschouwt de wereld als hun god en ze verwachten alles alleen van de aardse wereld. En ze streven met alle geweld naar haar goederen en schatten, in het geloof dan alles te bezitten wat hun hart begeert. En toch zijn het slechts vergankelijke voorwerpen die zulke mensen verwerven. Het is geen geestelijke rijkdom, het zijn slechts schijngoederen die vergaan met de dood van de mens, die hij niet met zich mee kan nemen in het rijk hierna. Maar daar willen de mensen niets van weten en ze hechten aan aardse goederen dus veel te veel waarde en gebruiken al hun kracht om zulk vergankelijk goed te verkrijgen, dat hun geen enkel nut oplevert voor hun ziel en het heil ervan. En deze mensen zullen ook geen gedachten naar Mij opzenden wanneer ze zich te midden van het aards gewoel bevinden. Want hun god is deze aardse wereld met haar goederen en hieraan hebben ze zich helemaal overgegeven. En dus kan Ik ook niet bij hen tegenwoordig zijn, want ieder mens moet vurig naar mijn aanwezigheid verlangen. Hij moet de verbinding met Mij bewust tot stand brengen, wat echter bij de kinderen van de wereld niet gebeurt, omdat de wereld hen geboeid houdt aan mijn tegenstander, die ook de heer is van deze wereld.

En toch zou een gedachte aan Mij al voldoende zijn, dat Ik de mens bij de hand neem en hem door deze wereld heen zou leiden naar een ander doel. Dat Ik zijn blikken geestelijk zou richten, wanneer deze verbinding eenmaal zou hebben plaatsgevonden. Maar Ik gebruik geen dwang en Ik kan de mensen alleen maar aanraden steeds mijn aanwezigheid te zoeken en zich veilig te stellen, opdat ze al op aarde gelukzalig worden en eens in het geestelijke rijk, in het rijk dat niet van deze wereld is.

Amen

BD.7484
23 december 1959

De geboorte van Jezus op de aarde

Te midden van de zonde kwam Ik naar de aarde. En mijn ziel voelde de kwellingen van de onreine sfeer waarin ze verbleef. Want mijn ziel kwam uit het rijk van het licht. Ze kwam uit een sfeer waar alles rein en helder en duidelijk was, waar ze bovenmate gelukzalig was, waar ze in vrijheid en kracht kon scheppen naar eigen wil. Ze kwam omlaag naar de aarde, waar alles duister was, onvrij en zwak en vol demonen, die mijn ziel overal en altijd in het nauw trachtten te brengen. Want het was het rijk van de satan waarin Ik afdaalde, omdat Ik de mensen wilde verlossen uit hun slavernij. Want ze waren door hem gebonden en bevonden zich in zijn macht. Maar naar mijn ziel was Ik vrij en toch onderwierp Ik me gewillig aan alle wetten waaraan de mensen waren onderworpen die over deze aarde gingen.

En de beweegreden voor mijn geboorte was mijn overgrote liefde voor u mensen, die eens van Mij waren afgevallen en voor zich de weg om terug te keren hadden versperd, en daarom een redder nodig hadden die voor u deze weg om terug te keren weer vrij maakte.

Mijn liefde voor u was enorm groot en ze werd ook niet minder toen u eertijds van Mij bent afgevallen. Mijn liefde zocht een uitweg voor u, opdat u de weg weer kon vinden terug naar Mij, uw God en Schepper van eeuwigheid. Mijn liefde voor u was die van een Vader, die Zijn kind nooit eeuwig van Hem gescheiden wil weten, maar alles probeert om het in de kortst mogelijke tijd weer terug te winnen, om het ertoe te brengen terug te keren naar het vaderhuis. En deze liefde vond ook een weg en baande hem zelf voor u, opdat u, mijn schepselen, deze weg kon betreden en hem kunt gaan met het doel bij uw God en Schepper te geraken, die uw Vader wil zijn en voor eeuwig wil blijven.

Ik daalde zelf af naar deze aarde en verbleef te midden van mijn schepselen om ze van hun zonde te verlossen. Ik verbleef te midden van de zonde, want alle mensen waren zondig geworden. Alle mensen waren eens van Mij afgevallen wezens, die door de hoogmoed en heerszucht in de diepte waren gedreven, weg van Mij, maar waaruit zij zelf niet meer zonder hulp konden opstaan. Hun bood Ik nu mijn helpende hand, nadat mijn liefde al zover werkzaam was geweest dat ze als mens belichaamd nu alleen nog maar mijn hand hoefden vast te pakken, om veilig uit de diepte omhoog te worden geheven, naar Mij zelf, van wie ze zich eens in vrije wil hadden verwijderd.

Ik daalde af naar de aarde. Ik betrok een menselijke vorm en leefde als mens midden onder de mensen. Maar Ik was rein en kwam voortdurend in aanraking met de zonde, wat mijn ziel onnoemelijk kwelde, omdat Ik zelf zonder zonde was. En deze kwellingen waren onbeschrijfelijk, maar alleen te begrijpen door een rein mens zonder zonden, zoals er op aarde maar zelden één is. Want de oerzonde belast ieder mens. Maar de mens Jezus was er vrij van, wiens omhulsel Mij zelf bevatte, die in Hem het verlossingswerk wilde volbrengen. En Ik kon me alleen ophouden in een reine omhulling zonder zonden, want mijn goddelijk vuur van liefde zou alles hebben verteerd wat niet in reinheid en liefde jegens Mij en mijn liefdekracht kon blijven bestaan.

Maar Ik doorstraalde het menselijke omhulsel en dit geschiedde door Zijn predikingen en wonderdaden, die de mensen van mijn goddelijkheid blijk moesten geven en de missie van de mens Jezus duidelijk zichtbaar maakten. Want mijn ziel bleef rein en zonder zonde. En zo kon mijn geest werkzaam zijn en zich in alle volheid naar buiten toe bewijzen. En de Godheid van de mens Jezus kon worden ingezien door ieder mens, die in Zijn nabijheid kwam. Want Ik zelf, de eeuwige Godheid, werkte door mijn geest in Hem en alles wat de mens Jezus deed, heb Ik gedaan in Hem. Maar elke zonde zou het werkzaam zijn van mijn geest, in de vorm zoals het gebeurde, onmogelijk hebben gemaakt.

Doch de zonden van de medemensen kwelden Mij onuitsprekelijk, maar waren ook de aanleiding voor mijn verlossingswerk. Want dit moest de mensen vrij maken van de zonde die de satan in de wereld had gebracht en die moest worden uitgewist om de mensen vrij te kopen uit de macht van mijn tegenstander. Want zij zelf waren te zwak zich uit zijn macht te bevrijden, omdat hij een zeker recht had op de zielen die hem eens vrijwillig naar de diepte zijn gevolgd. Maar om zich van hem los te maken geef Ik hun de kracht, die Ik tevoren door mijn dood aan het kruis heb verworven en die Ik u verschaf, die begeert vrij te worden van hem.

Ik heb u door mijn dood aan het kruis vrijgekocht van uw heer, zodat u zich van hem zult kunnen losmaken wanneer u een beroep wilt doen op mijn offer. Dat u zich van hem af naar Mij toe zult willen keren en niet door hem zult kunnen worden gehinderd, wanneer het maar uw vrije wil is Mij voor eeuwig toe te behoren. Daarom ben Ik naar de aarde afgedaald. Want de mensheid had een Redder nodig uit haar nood. De mensheid ging in duisternis voort en de zonde drukte haar steeds weer naar de grond. Ze kon zich niet zonder hulp verheffen. En deze hulp heb Ik nu de mensen gebracht door mijn geboorte, door mijn offerdood, door het verlossingswerk dat voor alle mensen is gebracht die ooit over de aarde gaan.

Ik heb midden tussen de zonde geleefd en tenslotte alle zonden op mijn schouders genomen. Ik heb als zuiver zondenloze mens al uw zondeschuld gedragen en ging daarmee naar het kruis. En zodoende heb Ik de hele wereld verlost van de dood, want ieder die maar wil, kan zalig worden. Ieder die maar wil, kan zich losmaken van mijn tegenstander. Hij kan vrij worden en in licht en kracht de gelukzaligheid binnengaan, omdat Ik daarvoor aan het kruis ben gestorven.

Amen

BD.7485
24 december 1959

Kerstmis

Alle engelen in de hemel jubelden en juichten, toen Ik naar de aarde afdaalde om de mensen te verlossen. Ze wisten dat hun gevallen broeders voor eeuwig reddeloos verloren waren, wanneer Ik me niet over hen zou hebben ontfermd, wanneer Ik niet een weg had gezocht en gevonden waarover ze weer naar Mij terug konden keren. En ze waren gelukkig door de gedachte hun gevallen broeders weer gered te weten na eindeloos lange kwelling van de kluistering door een vijandige macht.

Ik werd bewogen door medelijden met de mensheid, die niet in staat was zichzelf te bevrijden uit die macht, die onherroepelijk hulp nodig had. Een Redder, die haar grote schuld teniet deed, die het werk van verzoening volbracht voor de mensheid die daartoe niet in staat was.

En Ik zond mijn Zoon naar de aarde. Ik zelf daalde af naar de aarde om de mensen te verlossen en moest dit doen in een menselijke gedaante, waarin Ik zelf mijn intrek heb genomen, om als “mens” dit verlossingswerk te volbrengen, omdat Ik als “God” niet kon lijden, dus ook niet de schuld zou hebben kunnen aflossen, die de mensen de weg naar de gelukzaligheid versperde.

Daarom kwam het kindje Jezus naar de aarde, die een ziel van het licht in zich droeg, die voor Mij nu de menselijke woning bereidde tot een plaats, waarin Ik kon verblijven om het werk van de verlossing voor de mensheid te volbrengen.

Alle engelen in de hemel jubelden me toe, toen Ik het omhulsel van het kindje Jezus betrok, toen Ik me in diepste nederigheid neerboog en mijn goddelijke geest het kindje Jezus geheel vervulde, zodat bij Zijn geboorte al wonderen geschiedden van de meest uiteenlopende aard. Al het gebeuren in de natuur en bij het kindje zelf wees op de buitengewone missie die dit kindje te vervullen had. En die rond hem stonden onderkenden ook het licht dat uit Hem straalde. Ze wisten dat het een licht was dat van boven kwam en helder straalde.

En ze dankten Mij op hun knieën, dat Ik hun de Redder had gezonden, die hen moest bevrijden uit de grootste nood. Want die Mij in liefde waren toegedaan, werden ook hun geestelijke nood gewaar te midden van de liefdeloze wereld, die het rijk van mijn tegenstander was. En te midden van deze zondige wereld heb Ik me belichaamd. Ik ontmoette zonde en liefdeloosheid en Ik moest me als mens Jezus waarmaken te midden van deze wereld. Ik moest mijn uitstraling van licht inperken en mijn ziel aanpassen aan de sfeer waarin ze verblijf had genomen. Ik moest als het ware het “licht” opofferen, maar de liefde in Mij, die buitengewoon opvlamde voor de lijdende broeders die in de diepte waren gevallen, gaf Ik niet prijs. En deze liefde was de kracht in Mij, die Ik nodig had om het verlossingswerk als mens te kunnen volbrengen.

De liefde deed Mij naar de aarde afdalen. En de liefde zette me aan, mijn lichaam geheel te vergeestelijken, zodat lichaam, ziel en geest volledig één werden en zich zo helemaal bij de goddelijke liefde konden aansluiten. De Liefde die zich in Mij ophield, die mijn lichaam tot verblijfplaats had gekozen om als mens te lijden en te sterven voor de zondige mensheid. Om de schuld van de mensheid af te lossen en weer de poort naar het lichtrijk te openen, die door de afval van Mij gesloten was en bleef voor al het gevallen wezenlijke, tot aan de dag van mijn kruisdood. De dag van het grote werk van erbarmen, dat de poorten weer opende en de weg vrij maakte naar het vaderhuis, naar Mij en het eeuwige leven.

Amen

BD.7489
29 december 1959

De band met Jezus Christus

U zult de naam van de Heer te allen tijde mogen uitspreken en u zult steeds gehoor bij Hem vinden, want Hij wacht er alleen maar op dat u uw gedachten op Hem richt en Hij Zijn liefdesstraal in uw hart kan neerlaten. Want voor dit laatste is het nodig dat uw hart zich opent en dat gebeurt door uw gedachten op Hem te richten. Elke geestelijke gedachte is een verbinding van u met het rijk van het licht. Elke gedachte aan Hem, uw God en Vader in Jezus Christus, is een band met Hem die voor u altijd het meest waardevol is, omdat elke binding u kracht en licht oplevert, die uw ziel als zeer weldadig ervaart, ook wanneer uw lichaam daar niets van kan merken.

Daarom zult u zich ook in de kleinste noden tot Jezus Christus moeten wenden, omdat u daardoor steeds de band met Hem tot stand brengt, die nooit zonder resultaat zal blijven. En de vele kleine noden in het menselijk bestaan moeten u er steeds weer toe brengen dat u zich tot Hem te wendt, omdat Hij wil dat u altijd en overal aan Hem denkt en omdat uw band niet innig genoeg kan zijn als u daaruit grote zegen wilt ondervinden. U zult zover moeten komen dat u alleen nog met Hem uw wegen gaat, dat u Hem alles toevertrouwt, dat u niets onderneemt zonder Hem, dat u Hem om raad vraagt bij wat u ook doet, dat u niet meer alleen zult gaan maar onder voortdurende begeleiding van Diegene die uw Leidsman wil zijn en blijven op uw levensweg op aarde. Want dan zult u ook zeker uw doel bereiken.

En al mogen uw verlangens ook klein zijn, de band met Hem is het enige belangrijke en daar moeten ook de kleinste verlangens u aanleiding toe geven. En uw Vader zal genoegen scheppen in u, met wie Hij verbonden wenst te zijn tot in alle eeuwigheid. Want u had u eens vrijwillig van Hem gescheiden en zult daarom weer vrijwillig naar Hem moeten terugkeren. U zult u in gedachten weer tot Hem moeten wenden, van wie u in volledig verblind denken eens opzettelijk afstand nam. Maar als mens zult u er niet toe gedwongen kunnen worden. En daarom hebt u in de wereld een vrije wil, die u nu eveneens zult kunnen richten op de wereld en haar bekoringen. Maar dan bent u zelf nog heel ver van God verwijderd, Die u echter voor eeuwig terug wil winnen. En elke gedachte die u midden in het aardse leven op Hem richt, is het begin van de terugkeer naar Hem die nu steeds serieuzer moet worden nagestreefd. Dat wil zeggen dat u steeds vaker uw gedachten opzendt naar Hem van Wie u eens bent weggegaan.

Maar daarom blijft voor u ook de vrijheid van wil bestaan. Want u zult uit liefde de weg naar de Vader moeten vinden en gaan. Hij wil u er niet toe dwingen, omdat alleen de liefde het enige bindmiddel is dat de oude verhouding herstelt, zoals het was in het allereerste begin. Alleen de liefde verbindt het kind met de Vader, het schepsel met de Schepper van eeuwigheid. God wil deze liefde van u mensen bezitten en daarom lokt Hij uw liefde op elke wijze en tracht Hij deze te winnen, al gebeurt dit ook door allerlei soorten nood. Hij tracht u ertoe te bewegen u bij Hem aan te sluiten, wat dan ook in liefde zal gebeuren – die de Vader op verschillende manieren zal bewijzen opdat Hij alle liefde van het kind wint en de aaneensluiting nu kan plaatsvinden die het kind voor eeuwig met zijn Vader verbindt.

Laat steeds weer uw gedachten omhoog dwalen, naar Jezus Christus, uw God en Vader van eeuwigheid, en uw leven zal zich spoedig meer geestelijk afspelen. U zult het aardse leven met alle moeilijkheden gemakkelijk overwinnen en u zult spoedig alleen nog leven voor het geestelijke rijk, voor het rijk dat uw ware vaderland is en dat u zult binnengaan wanneer uw aards bestaan is beëindigd.

Amen

BD.7490
30 december 1959

Het lot van de ziel na de dood van het lichaam

Na uw dood betreedt u een geheel andere wereld dan deze aarde is. Maar uzelf heeft op aarde de mogelijkheid die wereld voor uzelf te vormen, zodat u er gelukkig in bent en u haar graag verruilt voor het leven op deze aarde. Want u kunt voor uzelf een rijk van licht en zaligheid verwerven, als uw levenswandel op aarde daarmee in overeenstemming is. Als u ijverig aan uw ziel arbeidt en u rijkdommen verzamelt voor het geestelijke rijk, zal de wereld die u betreedt voor u waarlijk een rijk van zaligheid zijn. U zult niet kunnen ophouden te jubelen en u te verwonderen, en nimmermeer zou u op de aarde willen terugkeren – als dat eventueel mogelijk zou zijn.

U schept u dus zelf de wereld die u opneemt na uw lichamelijke dood, daarom moet u bewust van uw verantwoording op deze aarde uw leven leiden. Want u kunt net zo goed een rijk binnen gaan dat duister of woest is, waarin u zich ongelukkig voelt en dat u toch niet naar believen verlaten kunt, omdat dat het rijk is dat uw vrije wil nastreefde zolang u op de aarde verbleef. Dit was eveneens uw eigen zaak, het was uw eigen wil, want uw levenswandel op aarde was zo dat die u geen ander lot in het geestelijke rijk kon bezorgen dan ellende en gebondenheid in duisternis en zwakheid.

Maar in ieder geval betreedt u een andere wereld, een rijk dat geestelijk is, waar u alle aardse goederen bent kwijtgeraakt, waar u alleen dat aantreft wat u zich op aarde geestelijk heeft verworven. En daarom is het een vreselijke toestand voor die zielen die zich helemaal geen geestelijke bezittingen verwierven. Die zich alleen maar om aardse goederen bekommerden en daardoor geheel arm het rijk hierna ingaan, waar het nu buitengewoon moeilijk is geestelijke goederen te verkrijgen – hoewel ook dit niet onmogelijk is.

Want de wereld waarin zij dan verblijven is van dien aard, dat ze in overeenstemming is met de toestand van hun ziel. Ze kan voor de ziel een onophoudelijk dwalen door woeste, dorre plaatsen betekenen waar zij niet het geringste aantreft om de honger die zulke zielen gedurig kwelt, te stillen, en die alleen gelenigd kan worden door gaven van liefde en door toevoer van kracht, die door liefdevolle voorspraak voor zulke zielen verkregen wordt. Daarom is die ziel al zalig te noemen die, over het graf heen, door goede gedachten wordt gevolgd en die op de aarde goede werken heeft gedaan – die haar nu volgen in de eeuwigheid.

Maar arm en behoeftig zijn de zielen die zich op aarde geen liefde verworven hebben bij hun medemensen, die door meer kwade gedachten gevolgd worden en die onder die gedachten veel meer te lijden hebben dan u mensen op aarde zich dit voor kunt stellen. Daarom, zend alle gestorvenen steeds goede gedachten achterna in de eeuwigheid, erbarm u over hen en help hen opdat zij uit de eerste duisternis een uitweg vinden. Laat hen niet alleen maar denk vaak aan hen, dat zal hun goed doen en dat zullen zij als een toevoer van kracht ervaren, als een steuntje op de weg naar boven – die zij alleen maar kunnen betreden als hun die hulp gegeven wordt.

De ziel schept zichzelf haar eigen lot, dat haar daarginds wacht in het rijk hierna en u moet er op aarde al voor zorgen dat het een aangenaam gelukkig lot is. U moet zich derhalve geestelijke rijkdommen verwerven en zonder ophouden werken van liefde verrichten, want die zullen u steeds begeleiden door de gehele eeuwigheid en voor u een geestelijke rijkdom betekenen waarmee u voor uw eigen geluk en dat van andere zielen kunt arbeiden. Waarmee u altijd uw zaligheid kunt verhogen en andere zielen kracht kunt doen toekomen, zodat zij ook hun schreden opwaarts richten en eens zalig kunnen worden. Al zal deze gang naar boven veel kracht en moeite van hen eisen, toch is het met goede wil voor hen mogelijk boven aan te komen, als zij maar hulp vinden bij hun geestelijke vrienden en bij die mensen op aarde die in hun voorbede zulke zielen altijd gedenken.

Amen

BD.7493
3 januari 1960

Het wijzen op het einde – De hernieuwde kluistering

Het is aan u mensen voldoende verkondigd welke tijden u tegemoet gaat. U bent steeds vermaand en gewaarschuwd uw levenshouding daarop in te stellen en ze te veranderen in een God welgevallige levenswandel. U bent altijd gewezen op het grote gevaar waarin uw ziel zich bevindt als zij plotseling het aardse leven moet opgeven, en ingaat door de poort der eeuwigheid. En het nabij zijnde gericht is u aangekondigd: de geestelijke en aardse verandering van de aarde. U bent evenzo opmerkzaam gemaakt op de hernieuwde kluistering alsook op de dag van het gericht. U bent gemaand tot ijverige zielenarbeid om dit lot van de hernieuwde kluistering van u af te wenden, u luistert er wel naar en toch gelooft u niet in ernst dat het voorspelde werkelijkheid zou kunnen worden.

U leeft zonder geloof en u heeft daarom geen verantwoordelijkheidsgevoel tegenover uw ziel, die zich in de grootste nood bevindt. Maar nog blijft haar wat tijd, voldoende om haar nog een graad van rijpheid op te leveren, als dit ernstig nagestreefd zou worden. Het geloof ontbreekt de mensen, zelfs de gelovigen koesteren lichte twijfel als hun het nabije einde verkondigd wordt, zelfs de gelovigen willen niet accepteren wat hun over het einde gezegd wordt ofschoon het van boven geschiedt. En de vrije wil moet u gelaten worden, want u mag niet tot geloven gedwongen worden. En daarom gaan de dagen voorbij zonder voor u iets op te leveren, zolang u niet uit uzelf naar de geestelijke rijpheid streeft.

Dan echter twijfelt u niet meer aan wat u voorspeld werd, want zodra u uit eigen vrije wil geestelijk bezig bent, wordt voor u ook al datgene wat u moet geloven tot zekerheid. En dan kunt u ook overtuigd aan uw medemensen verkondigen hoe laat het is; en hoe dichtbij het einde.

Alleen hij die daar zelf van overtuigd is kan ook met overtuiging praten over het einde en over wat de mensheid te wachten staat. Echter maar weinigen geloven dat het einde nabij is, zij herkennen het aan de tekenen des tijds en zij zijn in staat het te herkennen omdat zij alles geestelijk beschouwen en daarom ook de tijd van het einde voor gekomen houden. U mensen moet allen aan deze tekenen aandacht schenken die lang van tevoren aangekondigd zijn, want u zult dan ook beseffen in welk uur u leeft en het zou u dan ook niet zwaar vallen in een einde te geloven en in alles wat met dit einde samenhangt.

Er blijft voor u allen niet veel tijd meer over, of u het geloven wilt of niet. De gelovige echter zal proberen uit deze kennis nog een geestelijk voordeel te behalen, terwijl de ongelovige ook de laatste tijd onbenut laat voor zijn ziel, wat hem eenmaal bitter berouwen zal als hem niet ook nog de hernieuwde kluistering beschoren is. Een lot dat zo ontzettend is dat de mens alles zou moeten doen om het te ontgaan.

Daarom ook wordt hem daarover altijd weer kennis geschonken en wordt hem het weten gegeven wat er met die zielen gebeurt die te kort schieten in hun aardse leven en niet meer in het rijk hierna worden opgenomen, omdat de tijd is afgelopen. Deze kennis moet hen aanzetten tot ijverige zielenarbeid. Heel weinig mensen echter geloven daaraan en bewezen mag het hun niet worden.

Daarom lopen talrijke zielen gevaar dat ze hun aardse leven verliezen en dat tegelijkertijd ook nog hun geestelijke substanties opgelost worden, en weer een nieuwe ontwikkelingsgang moeten gaan door de scheppingen van de nieuwe aarde. Zij zouden nog in de laatste tijd dit gevaar van zich af kunnen wenden, maar zij moeten vrijwillig werken aan zichzelf. En zij moeten, als zij menen niet te kunnen geloven, rekening houden met de mogelijkheid dat wat hun verkondigd werd waar is – en daaraan beantwoordend dan ook leven. Want daardoor zouden zij een aanzienlijke winst kunnen boeken voor hun zielen, en zodoende niet verloren gaan als de dag van het gericht is gekomen.

Amen

BD.7494
4 januari 1960

Liefde; hetzelfde als leven

Alleen in de liefde vindt u het ware leven, alleen de liefde wekt u tot leven en de liefde behoudt voor u voor eeuwig het leven. Want wie in de liefde leeft, leeft in Mij en Ik in hem, en daar Ik zelf de Liefde en het Leven ben van eeuwigheid, moet ook alles zich in het leven ophouden, wat zich in de liefde bevindt mijn Oerwezen moet in diegene zijn die de liefde beoefent.

U bent voor eeuwig aan de dood ontkomen, wanneer de liefde u tot leven heeft gewekt, want u bent dan ook aan hem ontkomen die de dood in de wereld heeft gebracht door zijn liefdeloosheid. Wie de liefde heeft, heeft ook het leven. Leven echter is voortdurend gebruik maken van mijn kracht, leven is voortdurend vragen om deze kracht en die benutten volgens mijn wil. Dus kan niemand meer passief zijn die zich in de liefde en zich daarom in het leven bevindt, want hij zal steeds de kracht die hem doorstroomt productief maken volgens mijn wil, die ook zijn wil is, omdat de liefde en het leven steeds contact betekenen met Mij zelf.

En daarom kan de mens al op aarde het volkomen leven van zijn ziel bereiken, wanneer hij zijn best doet in de liefde te leven, wanneer hij zich door de liefde met Mij verbindt en nu voortdurend kracht van Mij ontvangt, die nu ook “leven” verraadt een toestand van vastberaden bezigheid in gelukzaligheid. Deze mens hoeft ook eeuwig geen dood meer te vrezen, want hij heeft deze overwonnen, al kan het voor de wereld ook lijken alsof die mens krachteloos is en niet meer in staat om aards actief te zijn, zijn ziel is echter niet meer gebonden, ze is vrij en kan in haar vrijheid werken en scheppen, wat echter een meer geestelijke uitwerking heeft dan een aardse, want het gaat over het ware leven. Toch kan het leven op de aarde een toestand van dood zijn betekenen, wanneer het slechts de graad van leven van het lichaam kenmerkt, die echter ook elke dag kan dalen, dat dan de toestand van dood zijn lichaam en ziel overvalt en het leven voor eeuwige tijden verloren gaat. Er moet voor het leven van de ziel gezorgd worden en dat gebeurt alleen door een leven in liefde, dat kracht oplevert aan de ziel en haar dus het ware leven schenkt dat blijft voortbestaan tot in alle eeuwigheid.

Alleen de liefde verschaft u zo’n leven en uw ziel zal zich verheugen de weg uit de toestand van dood zijn gevonden te hebben naar de toestand van levend zijn, waarin ze nu vastberaden werkzaam kan zijn en ook werkzaam is, omdat de haar voortdurend toestromende kracht geen werkeloosheid, geen bewegingsloosheid meer toelaat, omdat ze arbeidt en schept in mijn wil en deze arbeid daarin bestaat de zielen te helpen zich te verlossen die zich nog in de toestand van dood zijn bevinden en daarom, als zonder kracht zijnde, hulp nodig hebben. Deze arbeid verricht de ziel ook wanneer het lichaam daar niets van merkt, want zij heeft haar geestelijke bezigheid, die onafhankelijk is van het lichaam, maar de ziel niet meer los laat die eens levend is geworden door de liefde.

Alleen liefde is het ware leven. Daarom zal u zich niet in de toestand van levend zijn kunnen bevinden zolang u nog zonder liefde bent, en dus zult u ook niet kunnen werken en scheppen voor het geestelijke rijk, wanneer u de liefde ontbreekt. Bent u echter werkzaam voor mijn rijk, dan zal de liefde u ook niet ontbreken en u hoeft alleen maar steeds te proberen uw kracht sterker te maken, u hoeft alleen maar steeds de liefde te beoefenen, opdat steeds meer kracht u zal toestromen en u bewust en onbewust nu zult kunnen arbeiden tot welzijn van de zielen die in nood zijn, omdat ze het ware leven nog niet gevonden hebben.

Elk werk dat u aan zulke zielen verricht, is een teken dat u zelf het leven hebt gevonden en elke zodanige arbeid zal ook gezegend zijn, want het leven brengt weer nieuw leven voort en wat u ontrukt aan de eeuwige dood zal getuigen voor u en uw leven, want u zou niets kunnen doen als u het leven al niet gevonden zou hebben door de vereniging met Mij en het voortdurend overvloeien van mijn kracht in u. U leeft en zult leven voor eeuwig. En u zult werkzaam zijn naar mijn wil en daarbij zelf uw gelukzaligheid vinden, al op aarde en ook in het geestelijke rijk.

Amen

BD.7495
6 januari 1960

Het dragen van het kruis – Het navolgen van Jezus

In de navolging van Mij te leven wil ook zeggen: berustend het kruisje te dragen dat u mensen is opgelegd tot heil voor uw ziel. Want in navolging van Mij te leven is ook met een kruisweg verbonden, die echter voor ieder van u te dragen zal zijn omdat u steeds Mij om hulp zult kunnen vragen dat Ik u help uw kruis te dragen. En u zult dit verzoek niet tevergeefs doen. Ik wil het kruis van u afnemen of de last voor u lichter maken, Ik wil u het kruis ook niet zwaarder opleggen dan dat u in staat bent het te dragen.

Maar een kleine last zult u toch op u moeten nemen, daar u anders mijn navolging niet aanvaardt, die echter van grootste zegen is voor uw ziel.

Te leven in de navolging van Jezus is waarlijk een groot pluspunt voor de ziel, want ze draagt dan veel leed en loutert zich zo nog gedurende het leven op aarde. Ze gaat gereinigd het rijk hierna binnen en is dus op aarde al veel kwijtgeraakt van wat haar in het geestelijke rijk alleen nog maar zou hinderen gelukzalig te zijn, want de ziel moet vrij van aanklevingen zijn, wil ze een lichtkleed aantrekken, dus opgaan in het lichtrijk. En eens zal ze Mij dankbaar zijn dat ze nog op aarde haar aanklevingen mocht kwijtraken, maar dat betekent ook de kruisweg afleggen, het kleine kruisje te dragen dat Ik ieder mens moet opleggen die een ware navolger van Mij wil zijn, die Mij op mijn kruisweg wil vergezellen en een deel van zijn zondenschuld nog op aarde zelf wil aflossen. Hij zal vergeving krijgen van zijn schuld, alle schuld zal hem zijn kwijtgescholden, want Ik ben voor hem aan het kruis gestorven. Maar de toestand van zijn ziel kan verschillend zijn naar gelang de graad van licht ervan en opdat de ziel licht kan doorlaten moeten alle aanklevingen zijn afgestoten. Ze moet aflossen wat haar zelf mogelijk is af te lossen en daardoor zal ze voor zich alleen maar de graad van licht zelf verhogen, die zij anders zich pas in het hiernamaals moet verwerven door in liefde werkzaam te zijn bij de zielen die hulp behoeven.

De vergeving van de zonden door de verlossing door Jezus Christus zal de ziel wel krijgen en dat betekent dat ze dan ook wordt opgenomen in het lichtrijk, maar het verschil in volheid van licht hangt af van de arbeid van de ziel aan zichzelf, die geschiedt door het in liefde werkzaam zijn en het dragen van leed, om welke reden iedere ziel een kruis te dragen is opgelegd en ze dan dus niet mag falen. Ze moet het in geduld dragen of Mij zelf vragen om verlichting en Ik zal haar waarlijk niet zonder hulp laten. En zodra u zich tot Mij wendt zal de last voelbaar minder worden, want Ik wil dat u Mij roept omdat Ik als kruisdrager steeds naast u wil gaan, om u te ondersteunen en te versterken wanneer de last voor u zwaarder schijnt te worden. Dan kunt u gerust uitkijken naar Hem die u de last wil afnemen, die haar bij zich zelf op Zijn schouders legt om u er vrij van te maken. Maar u zult u niet helemaal van het kruis moeten willen ontdoen als u ware navolgers van Jezus zult willen zijn, want Hij droeg voor u het zwaarste kruis omdat Hij de zondenschuld van de gehele mensheid op zich heeft genomen en Hij droeg het tot aan het einde van Zijn weg. Vaak ging dit boven Zijn kracht die Hij als mens had, maar Hij droeg het uit liefde voor de mensheid die Hij verlossen wilde van alle uitwerkingen van de zonden waaronder de mensheid smachtte. En zo zult ook u in liefde tot Mij in Jezus Christus uw kruis moeten dragen tot aan het einde van uw aardse leven en u zult dankbaar beseffen welk voordeel uw ziel uit het “navolgen van Jezus” heeft getrokken wanneer ze het geestelijke rijk zal binnengaan in licht en vrijheid omdat ze alle zondenlast al heeft afgelost met haar kruisweg, omdat ze zonder aanklevingen door de poort de eeuwigheid binnengaat naar het eeuwige leven.

Amen

BD.7496
7 en 8 januari 1960

Jezus als Leider

Waarheen voert uw weg wanneer u Mij niet als uw leider hebt uitverkoren? Dat zou u zich steeds weer moeten afvragen en niets anders wensen dan dat Ik uw Leider zal zijn aan Wie u zich zult kunnen toevertrouwen en aan Zijn hand veilig door het leven op aarde gaan. En u zult waarlijk steeds juist geleid zijn, u zult geen verkeerde wegen bewandelen en u van het doel verwijderen. U zult altijd de wegen begaan die juist zijn en waarover u in het hemelrijk zult kunnen komen, omdat u dan de weg zult gaan naar het vaderhuis, naar uw eeuwige vaderland. Maar u zult om mijn leiderschap moeten vragen. Ik dring Me niet aan u op. Ik zal u niet tegen uw wil ertoe trachten te brengen deze of die wegen te gaan of te mijden. Ik wil gebeden zijn om steeds en overal als uw Leider op te kunnen treden. Ik wil dat u Mij erom vraagt u te sturen en te leiden over alle oneffen wegen heen en Ik wil dat u zich dan zonder weerstand aan mijn leiding zult overlaten, dat u Mij zult volgen op de weg terwijl Ik u voorop ga om u naar het eeuwige vaderland toe te leiden. Want daar leidt maar één weg heen, die steil is en inspanning kost, die kracht vereist, een vaste staf en een steun, opdat u veilig deze weg zult kunnen gaan.

Laat Mij altijd maar uw Leider zijn, dan zult u spoedig niet meer verkeerd kunnen gaan. U zult geen bedenkingen hoeven te hebben dat de weg op een dwaalspoor leidt of dat hij onbegaanbaar zal zijn voor u en uw zwakke krachten. Wanneer Ik u voorga, zult u Mij onbezorgd kunnen volgen, want Ik weet hoe u het beste het doel bereikt en Ik zal u waarlijk de weg verkorten, al het onbegaanbare voor u uit de weg ruimen, u over hindernissen heen dragen en u steeds bij de hand nemen, opdat u zeker en zonder gevaar het doel zult bereiken. Maar u moet u zonder bedenken aan Mij toevertrouwen, u zult niet mogen aarzelen of vrezen verkeerd geleid te worden, want een betere Leider dan Ik zult u in het aardse bestaan nooit kunnen vinden. Zelfs wanneer u nog zulke trouwe vrienden onder uw medemensen vindt, kennen ze toch geen van allen de weg die opwaarts leidt, naar Mij.

En daarom moet u zich altijd alleen aan Mij vasthouden, maar dan geen enkele zorg meer in u op laten komen. Want vertrouwt u zich eenmaal aan Mij toe, dan beloon Ik u ook uw vertrouwen en neem u onder mijn beschermende hoede op uw levensweg. En u zult de klim nauwelijks merken, want naast Mij te wandelen wil ook zeggen mijn kracht in ontvangst te nemen, u aan mijn hand vast te kunnen houden en nu moeiteloos de klim omhoog af te leggen, ten behoeve waarvan u op aarde bent. Want uw weg moet opwaarts gaan. Zolang u op vlakke bodem gaat, is de weg niet de juiste. Want uw doel is boven en daarom is er ook kracht voor nodig, die u te allen tijde van Mij zult mogen ontvangen als u Mij tot uw Leider hebt gekozen voor u levensloop op aarde.

Maar dit leven is moeilijk als u alleen gaat of mijn tegenstander het recht geeft zich bij u aan te sluiten, die zeer goed de kunst verstaat, u de weg op te sieren en met lokmiddelen te vullen, zodat u niet zult merken dat hij niet opwaarts maar naar de afgrond voert. Dan bent u in groter gevaar, want u verlengt voor u de weg van de terugkeer naar Mij of maakt hem helemaal onmogelijk. Want in de diepte ben Ik niet te vinden en de weg die door mooie landstreken voert, die gemakkelijk begaanbaar is en door de kinderen van de wereld wordt bewandeld, deze weg leidt niet naar Mij maar onherroepelijk naar de diepte, waaruit de klim omhoog dan ontzettend zwaar is en weer eindeloze tijden vergt. De Leider zult u zich echter zelf moeten uitkiezen. U zult Mij alleen maar hoeven te vragen om van u de leiding door het leven op aarde over te nemen en Ik zal bij u zijn en die ander van u wegdringen wanneer hij zich bij u wil aansluiten. Want roept u Mij aan als uw Leider, dan bent u ook van elke verantwoordelijkheid ontheven, dan handel Ik voor u en stuur en leid u op goede wegen, zodat u zeker uw doel zult bereiken: dat u naar Mij terug zult keren in uw ware vaderland, dat u weer uw intrede doet in uw vaderhuis, waar Ik vurig op u wacht om Mij weer met u te verbinden tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.7497
10 januari 1960

Hulp van Jezus Christus bij de levenswandel op aarde

Ieder mens heeft de hulp van Jezus Christus nodig, wil hij zijn doel in het leven op aarde bereiken: het tot stand brengen van de aaneensluiting met de God en Schepper van eeuwigheid, met zijn Vader. Hij bevindt zich nog op verre afstand van God wanneer hij het leven op aarde als mens begint. Want hij moet de aaneensluiting met Hem in vrije wil tot stand brengen en deze wil moet dus eerst beslissen voor Hem, wat een zekere strijd kost die ook negatief kan eindigen. De mens moet leren inzien dat er twee heren zijn die hem willen bezitten en dat zijn eigen wil doorslaggevend is, welke heer zich nu van hem meester zal maken. De ene heer heeft al een zeker recht op hem, maar kan hem niet dwingen bij hem te blijven. Integendeel, hij moet de mens vrijlaten wanneer deze het zelf wil en zich naar de andere Heer keert. Maar eer het tot deze definitieve beslissing komt, kan er een lange strijd aan voorafgaan, omdat de eerste niet zonder strijd de ziel opgeeft. Veeleer worstelt hij gedurende het hele aardse bestaan er nog om dat ze aan hem gebonden blijft.

Maar ook God zelf strijdt om iedere ziel, al is het ook op een andere wijze dan Zijn tegenstander. Hij weet dat de mens moet worden geholpen bij deze beslissing van de wil, omdat hij zelf te zwak is om zijn wil juist te richten en te gebruiken. En opdat de mens wilskracht kan worden toegevoerd is de goddelijke verlosser Jezus Christus zelf aan het kruis gestorven onder vreselijke kwellingen en lijden, om daardoor voor de mensen een versterkte wil te verwerven. Maar het vruchtgebruik van deze versterking van de wil moet hij voor zich afsmeken bij Jezus Christus. Hij moet onvoorwaardelijk de weg naar Hem nemen en voor zich de nodige kracht bij Hem halen om juist te willen en juist te handelen. Hij moet dus vooreerst zijn leven op aarde nuttig willen gebruiken volgens Gods wil. Daardoor spreekt hij zich al uit voor de juiste Heer en dan wordt hij op alle manieren geholpen.

Alleen via Jezus Christus gaat de weg naar de Vader. En daarom moet de mens op aarde op de eerste plaats kennis verkrijgen over Jezus Christus en Zijn werk van verlossing. En deze kennis brengt het evangelie aan hem over, de blijde boodschap over de weg, de waarheid en het leven. De goddelijke leer van de liefde die een duidelijke wegwijzer is om vooralsnog tot een juist denken te komen en dan ook de wil op te brengen met hulp van Jezus Christus deze weg te gaan. Want de blijde boodschap leert de liefde. De liefde onderkent Jezus en erkent Hem ook. De liefde brengt de aaneensluiting met Hem tot stand. De toevoer van kracht is verzekerd en de weg naar de Vader is betreden en voert ook zeker naar het doel, naar de definitieve vereniging met God Die zich in Jezus Christus op aarde heeft belichaamd om de mensen de weg te bereiden naar Hem, hun God en Vader van eeuwigheid.

Als de mens op aarde zijn doel wil bereiken, dan betekent dit echter ook een strijd tegen de heer die ook recht op hem heeft en hem niet wil vrijlaten. De strijd eist kracht en de kracht is alleen te verkrijgen bij Jezus Christus, de goddelijke Verlosser. Zonder Hem is de mens niet in staat de strijd zegenrijk te beslissen. Hij zal steeds verliezen en zijn wil zal ook zo zwak zijn dat hij niet in staat is de tegenstander weerstand te bieden. Hij zal door hem worden overwonnen. Hij zal niet overeind kunnen komen, omdat het hem aan kracht ontbreekt.

En daarom moet hij Jezus te hulp roepen en Hem vragen om versterking en toevoer van kracht. En hij zal niet tevergeefs roepen, want zodra het hem ernst is, aan de macht van de tegenstander te ontsnappen, staat Jezus Christus als Strijder naast hem en hij zal waarlijk overwinnaar zijn en blijven. Want daarvoor is Jezus de bittere dood aan het kruis gestorven en heeft Hij de losprijs betaald voor alle zielen die naar Hem verlangen. Dus is alleen de wil noodzakelijk en opdat deze sterk zal worden, moet de mens dit ook aan Jezus Christus vragen. En hij zal waarlijk versterking van wil gewaarworden.

De mens komt zonder kennis ter wereld en er wordt hem velerlei kennis aangeboden en dan moet hij innerlijk kiezen voor het juiste. En zodra hij maar van goede wil is, zal hij ook het juiste willen en zich tot een hogere Macht wenden, opdat Ze hem zal helpen te allen tijde het juiste in te zien en te doen. En dan wordt hem ook het juiste weten over Jezus Christus toegezonden, over Zijn goddelijke leer van de liefde en over de weg die hij te gaan heeft om het doel van zijn leven te bereiken: de aaneensluiting met God in Jezus Christus die weer de verhouding tot stand brengt die in het allereerste begin bestond, dat ware evenbeelden van God Hem omringen en scheppen en werken naar Zijn wil die nu ook de wil van al Zijn kinderen is.

Amen

BD.7498
11 januari 1960

Het verlangen van het kind door de Vader te worden aangesproken

De kracht van de geest vervult uw hart zodra u mijn woord wenst te horen. En Ik zal me nooit doof houden tegenover een verzoek dat Mij de wil om te dienen toont van mijn kind. Ik wil spreken tot hem en door het kind tot alle mensen die Mij willen horen. Het is een gave van liefde van de Vader, die weet dat Zijn kinderen in nood zijn en die hen wil helpen. Het is een geschenk van mijn kant dat u weliswaar niet verdient, maar dat mijn eindeloze liefde u aanbiedt om u te helpen in geestelijke nood.

Mijn woord weerklinkt in de oneindigheid. En u mensen zult het mogen vernemen wanneer u maar uw oor en hart opent voor mijn aanspreken, wanneer u in het verlangen Mij te horen in de stilte gaat en luistert naar wat uw Vader tot u spreekt. U zult mijn woord niet kunnen vernemen zonder dit innerlijk verlangen, daar anders mijn woorden aan uw oren slechts wegsterven en niet in staat zijn het hart te raken.

Maar Ik wil dat u Mij aanhoort en zal daarom iedereen zegenen die zich openstelt voor het door Mij aangesproken worden. Want dat betekent voor de mens de toestraling van kracht, die hij heel hard nodig heeft. Hij bevindt zich in een toestand van algehele zwakte, want hij is nog ver weg van Mij en hij kan alleen maar kracht verkrijgen als hij ze rechtstreeks van Mij betrekt. En daar is hij mijn aanspreken voor nodig, omdat hij daardoor in verbinding treedt met Mij en hij nu ook onbeperkt kracht kan ontvangen.

Maar de verbinding moet hij zelf tot stand brengen door innige gedachten en gebed. Dan verneemt hij mijn stem, ook wanneer die niet rechtstreeks voor hem weerklinkt; wanneer mijn woord hem door mijn dienaren op aarde wordt overgebracht. Dan voelt hij zich door Mij aangesproken. Hij houdt tweespraak met Mij, omdat hij zelf de band heeft gezocht en tot stand gebracht met diegene, die hem nu toespreekt op de meest liefdevolle manier, zoals een vader met zijn kind spreekt.

U allen moet Mij vaker de gelegenheid geven rechtstreeks contact met u te kunnen hebben in woord en wederwoord. U moet Mij al uw vragen, zorgen en verlangens in gedachten voorleggen. U moet als kinderen met Mij spreken over alles wat u bezighoudt en Ik zal u antwoorden, zelfs wanneer u niet meteen mijn antwoord verneemt, omdat u niet altijd in staat bent Mij te horen. Maar u krijgt het antwoord, zo zeker als een Vader de verzoeken van zijn kind vervult, dat Hem liefheeft en dat Hij nog veel meer liefheeft dan u zich kunt voorstellen.

U hoeft slechts vaker in de stilte te gaan en u in gedachten met Mij te verbinden en u zult uit een dergelijke band steeds het grootste geestelijke voordeel halen. Want steeds betekent dat rechtstreekse ontvangst van kracht, die wel vaak alleen u ziel bemerkt, maar die daardoor voortdurend vooruitgaat in haar ontwikkeling.

Steeds wil Ik uw kinderlijke liefde voelen, die zich zo uit dat u naar Mij en mijn woord verlangt. En dan kan Ik u ook uw verlangen vervullen. Ik kan u toespreken en u zult Mij horen en ook kunnen verstaan. En steeds zal Ik u zeggen dat mijn liefde voor u eindeloos is en dat deze steeds maar naar uw terugkeer hunkert, naar Mij, in uw vaderhuis. Steeds weer zal Ik u zeggen dat Ik niet eerder rust tot u deze terugweg hebt aanvaard, tot u hetzelfde vurige verlangen voelt terug te keren in uw ware vaderland; tot u het verlangen hebt u voor eeuwig met Mij te verenigen en met Mij en in mijn nabijheid gelukzalig te zijn en eeuwig te blijven.

Amen