Inhoud

BD.6402 Kerkgebouwen
BD.6405 Veranderd sterrenbeeld
BD.6410 Het evangelie van de liefde (1)
BD.6414 Het evangelie van de liefde (2)
BD.6417 Het geestelijk dieptepunt is bereikt
BD.6418 De weg naar het vaderhuis – Gods leiding
BD.6419 Bezetenheid
BD.6420 “Eeuwige verdoemenis” – Licht – De wil van Lucifer?
BD.6421 Innige verbinding met God – De innerlijke stem
BD.6423 Zaligheid en dank van de verloste zielen
BD.6425 Waarschuwing om niet ondoordacht te handelen en te spreken
BD.6427 Levend geloof in Jezus Christus
BD.6434 Licht van boven – Gods woord
BD.6436 Een juist inzicht vereist het werkzaam zijn in liefde
BD.6438 Reden en doel van de geboorte van Jezus
BD.6439 Denk aan het einde
BD.6443 Het werkzaam zijn van duistere machten
BD.6445 Het kenmerk van de kerk van Christus
BD.6447 Het oppotten van de materie – Het aansporen door de tegenstander
BD.6449 Overtuigd erkennen van Jezus Christus
BD.6452 Laatste fase – Geloofsstrijd
BD.6454 Gasten op de aarde – Juiste Beheerders
BD.6459 Voorbede voor Lucifer
BD.6460 Loutering van de zielenpartikels – Verderfelijke geesten
BD.6462 De uitwerking van dwaalleren in het hiernamaals
BD.6465 Verbinding tussen de werelden der sterren en de aarde
BD.6466 Arbeid in de wijngaard in de laatste tijd
BD.6467 De waarheid laat u de volmaaktheid van God inzien
BD.6468 Gevaren van de mediamieke ontvangst
BD.6470 Schepping der natuur bewijs van Gods liefde
BD.6471 Aankondiging van oproer en onrust
BD.6474 De waarheid is noodzakelijk om volmaakt te worden
BD.6477 De weg omhoog niet zonder Jezus Christus
BD.6478 Maria verschijningen – Tekenen en wonderen – Het werkzaam zijn van de satan
BD.6479 Voor God zijn duizend jaar als een dag
BD.6480 De werkzaamheid van slechte geesten – Bezetenheid
BD.6481 Gericht aan godloochenaars
BD.6482 Aangaande de voorspellingen over het einde
BD.6483 Verlossingswerk heeft een uitwerking in het hiernamaals
BD.6485 Geloof aan het bestaan van Jezus
BD.6486 Kenmerk van de waarheid: Jezus Christus – Liefde
BD.6487 Een wijzen op het einde
BD.6488 Verstandelijk weten – Studie – Openbaringen
BD.6493 De massa staat nooit achter de waarheid – Verbreiding – Tegenstander
BD.6498 Levensvonk – Liefde – Geschenk van genade
BD.6499 Het licht van de liefde: inzicht in de waarheid

                                                – * –

BD.6402
15 november 1955

Kerkgebouwen

Het strookt niet met mijn wil als er voor Mij gebouwen worden opgericht vol pracht en praal in een tijd, waarin het zo bijzonder nodig is dat de ogen van de mensen naar binnen gericht zijn. Dat zij niet naar dingen geleid worden die nog tot de wereld behoren en die niet geschikt zijn mijn rijk – met zijn macht en heerlijkheid – te verwerven. Alles wat uw oog boeit, alles wat de zinnen van de mens treft, hindert hem bij de zelfbeschouwing, bij de stille innerlijke bezinning, die voor u mensen zo dringend nodig is omdat u kort voor het einde staat.

Steeds weer moet Ik u mijn woorden in herinnering brengen: “Mijn rijk is niet van deze wereld”. Waarom gelooft u dan Mij te moeten eren door pronkgebouwen? Waarom richt u alles op de buitenkant, waarom maakt u niet ijveriger een begin met het werk aan uw ziel? U mensen begrijpt het nog steeds niet, dat Ik niet daar te vinden ben waar u Mij weg wilt zetten.

U hebt allen de mogelijkheid Mij in u tegenwoordig te laten zijn. U allen hebt zelf in u de plaats waar Ik zijn wil. Ieder van u ben Ik zo nabij als hij Mij bij zich wenst, en iedereen heeft de macht Mij tot zich te trekken als hij maar mijn enige voorwaarde vervult, dat hij met zijn hart de liefde gestalte geeft. Want; wie in de liefde blijft die blijft in Mij en Ik in hem! Alleen de liefde verzekert u mijn tegenwoordigheid. Nooit echter kan Ik daar zijn waar u Mij zoekt – als uw hart niet ontvlamd is van liefde.

En daarom is het dwaasheid voor Mij huizen te willen bouwen die voor niets anders dienen dan van tijd tot tijd mensen bijeen te brengen, die met verkeerde denkbeelden leven. Want zij die met Mij spreken willen, kunnen dat te allen tijde in het hart en op iedere plaats doen. Zij hebben daar waarlijk geen ruimten om samen te komen voor nodig van het soort, waar het oog dat wordt geboden wat elke diepere concentratie uitsluit.

Overal waar mijn woord de mensen wordt gebracht, waar u preken kunt horen waar uw hart naar verlangt, daar vertoef Ik en spreek Ikzelf door de verkondiger van mijn woord de mensen aan die Mij horen willen. Want mijn woord te horen is voor u mensen het enig voorname, u die zo dicht voor het einde staat en toch nog eindeloos ver van Mij verwijderd bent. Alleen dat wat geëigend is de ziel uit haar slaap te wekken krijgt mijn toestemming en mijn zegen.

Maar hoe kan uw ziel tot leven gewekt worden door uiterlijke manifestaties, door wereldlijke pracht en praal, door voortdurende streling van oog en oor, door alles wat de uiterlijke zintuigen van de mensen beroert maar niet het leven aan de ziel kan geven? Ze kan alleen maar door de liefde ontwaken en gezond worden en daarom moet de liefde altijd worden vooropgesteld. De liefde moet gepreekt en beoefend worden, waartoe u ook steeds gelegenheid geboden wordt. Want een ziel die liefde ontvangt vindt eerder de weg tot Mij, omdat liefde weer wederliefde opwekt.

Daarom, doe goed aan uw naaste en verminder zijn nood. Probeer hem op iedere wijze te helpen – geestelijk en lichamelijk moet u zorg dragen voor uw medemens en hem dat geven wat hem ontbreekt. Maar u moet geen dode dingen oprichten, waarvan de vervaardiging dus ook niet strookt met mijn wil, omdat de stoffelijke nood op aarde zo groot is, dat het waarlijk voor Mij welgevalliger zou zijn als deze nood gelenigd zou worden.

Wat gelooft u wel bij Mij te bereiken met uw pronkgebouwen? Alle schatten van de wereld zijn toch uiteindelijk mijn eigendom, dat echter dringend verlossing nodig heeft uit de keten van mijn tegenstander. U echter kluistert de materie vaster. U wilt er gebouwen mee oprichten voor de eeuwigheid en u gelooft Mij daarmee eer te bewijzen. En als mijn liefde geen erbarmen had met ook dit niet verloste geestelijke, dan zouden hun kwellingen door de wil van de mensen alleen nog onmetelijke tijden verlengd worden – door de wil van die mensen, die de zin van het leven nog niet begrepen hebben, die zich echter aanmatigen geestelijke leiders van mensen te zijn.

U staat kort voor het einde en daarom weerklinken mijn woorden uitermate vermanend en waarschuwend. Want u die zulke pronkgebouwen aanbeveelt en er toe aanzet, u draagt er toe bij dat ontelbare zielen verder hun doodsslaap houden waaruit alleen mijn levend woord, dat de liefde leert, hen kan opwekken. De liefde moet gepredikt en beoefend worden – dat is het voornaamste. En u allen kunt het weten waar het werken in liefde nodig is, want u ziet overal om u heen ellende en nood, die eerst verholpen moeten worden voordat Ik uw activiteiten zegenen kan.

Amen

BD.6405
18 november 1955

Veranderd sterrenbeeld

Met korte tussenpozen beleeft u gebeurtenissen die zich herhalen en die u mensen sterk zullen verontrusten, want u zult ze niet kunnen verklaren en daarom vreest u geweld waartegen u zich niet zult kunnen verweren. U zult er ook geen juiste verklaring voor kunnen vinden, omdat het in mijn wil besloten ligt dat u met alle mogelijkheden rekening moet houden en ieder afzonderlijk zich daaraan beantwoordend moet opstellen, omdat Ik wil dat ieder afzonderlijk nog voor zich zelf, dat wil zeggen voor zijn ziel, hiermee zijn voordeel zal doen. Waar het geloof helemaal ontbreekt, zal de verontrusting bijzonder sterk zijn, terwijl de gelovigen zich min of meer aan Mij vasthouden en zich in mijn hoede geborgen weten.

Toch zijn het verschijnselen, daar ze kosmisch gebonden zijn, die grote openbare discussies tot gevolg hebben, zodat ieder mens daar ook zelf over zal nadenken en zich ook tegenover zijn medemensen uit. Voor enige tijd zullen wereldse interesses op de achtergrond raken, maar zodra deze verschijnselen voorbij zijn, doen de wereldse mensen des te ijveriger hun voordeel met de vreugden van de wereld en slechts bij weinige blijven indrukken achter die hen aanzetten tot momenten van bezinning en die ook tot verandering van het denken kunnen leiden. Totdat gelijke gebeurtenissen in de kosmos zich herhalen en hernieuwde schrik oproepen. Want van de kant van de wetenschap worden ernstige bedreigingen voor het hemellichaam aarde gevreesd, omdat men voor raadselachtige veranderingen in het sterrenstelsel staat die nog nooit werden waargenomen en die een ernstige bedreiging zouden kunnen zijn voor de aarde.

En de meningen van de mensen over de uitwerking zullen aanzienlijk uiteen lopen. Er zijn mensen die er lichtvaardig overheen zullen stappen en onbezorgd genieten van hun leven, er zijn mensen die voorzorgsmaatregelen zullen treffen die volkomen nutteloos zijn en weer anderen zullen in zichzelf keren en in gedachten met hun God en Schepper in overleg gaan. En Ik laat ieder zijn vrije wil, alleen tracht Ik onophoudelijk op de gedachten van de mensen in te werken, dat hun denken juist is, dat ze zich richten op de eigenlijke bestemming van de mens, dat ze in Mij tot rust komen en nu door Mij geleid kunnen worden tot heil van hun ziel.

Maar wat gaat er gebeuren? Het sterrenbeeld zal veranderen. Er zullen sterren in andere banen worden geleid, ze zullen in een andere verhouding tot de aarde staan dan tot nu toe. En daardoor zullen sterren zichtbaar worden die nog nooit werden gezien en er zal er een als een rechtstreeks gevaar voor de aarde zichtbaar worden omdat zijn baan een kruising met de aarde doet vrezen. Geen mens zal willen geloven dat zoiets zal gebeuren, geen mens zal geloven dat natuurwetten veranderen, maar u mensen staat voor het einde. U zelf bereidt iets voor wat nog ergere uitwerkingen zal hebben, want wat u onderneemt brengt de hele aarde in gevaar.

Wat zich door mijn wil voordoet, is echter slechts een voorteken van het einde. Het is een ernstige waarschuwing aan u en Ik geef u alleen maar duidelijke tekenen van het bestaan van een hogere Macht zodat u zich allen tot Deze zult kunnen wenden en dat u daardoor ook een direct gevaar voor uzelf zult kunnen afwenden, wanneer u, dat wil zeggen uw ziel daar het juiste voordeel uit trekt. Maar wat daarna komt, heeft betrekking op de hele aarde en alles wat erop leeft.

En daarom openbaar Ik me vooraf op ongewone wijze, maar zonder u te dwingen Mij zelf als de veroorzaker te erkennen van datgene wat ontzettend is in zijn uitwerking, maar niet de hele aarde zal aangaan. Want Ik ken alle natuurwetten en hun werkingen. Ik weet ook elke gebeurtenis af te wenden of af te zwakken in zijn uitwerking. Maar wat Ik laat gebeuren, dient u alleen maar tot redding. Het moet u naar Mij drijven, het moet u mensen een God laten onderkennen tot Wie u uw toevlucht moet nemen omdat Hij uw Vader is. Het is het laatste teken voordat het einde komt. Het is de laatste poging van mijn liefde en erbarmen om te redden wat nog te redden valt.

Amen

BD.6410
24 november 1955

Het evangelie van de liefde (1)

Ik kan u alleen maar het evangelie van de liefde verkondigen, want het is de liefde die u ontbreekt, die u echter onherroepelijk in u moet ontsteken en laten opvlammen om met Mij gemeenschap te hebben, die u eeuwige gelukzaligheid garandeert. De liefde verbindt ons, maar liefdeloosheid houdt ons gescheiden. Wilt u nu tot Mij komen, wilt u met Mij verbonden zijn en dat eeuwig blijven, dan kan dit alleen geschieden doordat u zich tot liefde vormt, doordat u zich dus aanpast aan mijn oerwezen, doordat u weer zult worden wat u was in het allereerste begin: uit mijn liefde uitgestraalde schepselen van dezelfde geestelijke substantie. Maar ook al wordt u voortdurend de liefde gepreekt, u neemt deze woorden niet serieus, juist omdat zonder liefde u ook elk inzicht ontbreekt wat liefde eigenlijk betekent voor uw bestaan. Weliswaar kent u een liefde, maar deze is verkeerd gericht. Het is een verlangen naar zaken die u prikkelen waaraan u het woord liefde geeft.

Maar echte liefde is een goddelijk gevoel. Echte liefde verlangt niet, maar geeft onophoudelijk en probeert voortdurend gelukkig te maken. Pas wanneer u mensen deze liefde in u ontsteekt, drijft het u innerlijk naar Mij toe en tracht u met Mij de verbinding tot stand te brengen. Want de onbaatzuchtige werkzaamheid in liefde is al een uitwerking van mijn liefdesstraal die u mensen steeds weer tracht te treffen, maar door weerstand heel vaak zonder effect is. Wie echter zijn weerstand opgeeft, wordt door mijn liefdesstraal aangeraakt, en de uitwerking ervan is een onvergelijkelijke liefdesdrang in het hart die nu aanzet tot werkzaamheid. En tot deze liefde zult u mensen eerst moeten komen. Dan heeft mijn evangelie succes gehad. Dan is er naar mijn liefdesleer geluisterd en heeft deze eerst de innerlijke weerstand gebroken. En dan kon Ik mijn liefdesstraal in het hart van de mens uitstralen. En hoe nadrukkelijker mijn liefdesleer wordt verkondigd, des te eerder is het mogelijk dat de weerstand afneemt. Want eerst zult u mensen op de hoogte moeten zijn van mijn wil die steeds alleen liefde verlangt. Dan pas zult u zich richten op mijn verlangen, positief of negatief, in het voordeel of nadeel van de ziel.

De liefde komt op de eerste plaats en voordat u meer weten kan worden overbracht, zal en moet u de liefde worden gepreekt. Want zonder liefde bezit u slechts een dood weten – als het u toch nog is voorgehouden. De liefde geeft pas aan allen het leven. Ze maakt u zelf levend, ze maakt mijn woord levend. Ze verlicht uw geest en brengt de aaneensluiting tot stand met Mij, met de Liefde van eeuwigheid zelf. Alles wat de mens Jezus op aarde onderrichtte, had als inhoud alleen de liefde.

Alles wat Hij deed waren werken van liefde voor Zijn medemensen. En Zijn kruisoffer was de uitdrukking van Zijn overgrote liefde voor de mensheid. Alleen de liefde bewoog de mens Jezus tot Zijn denken, spreken en handelen. Alleen de liefde zette Hem aan tot een werk van erbarmen, zoals het maar één keer op aarde is volbracht. Want Zijn liefde leidde tot een volledige vereniging met Mij. En zo werkte Ik zelf door de mens Jezus en bijgevolg stierf Ik zelf de dood aan het kruis, omdat het de Liefde was die zich voor de mensen opofferde.

De liefde heeft de meeste betekenis, zowel op aarde als ook in het geestelijke rijk. En is een wezen zonder liefde, dan kan het niet behoren tot het rijk waar Ik als de eeuwige Liefde heers. Dan plaatst het zichzelf buiten Mijn rijk en vegeteert in het duister en in krachteloosheid. Want alleen de liefde is licht en kracht. De liefde is de grondwet die nimmer omver kan worden geworpen. En wie in strijd handelt met deze grondwet, moet ook de gevolgen dragen: beroofd te zijn van licht en kracht, die gelukzaligheid betekenen. Daarom leert mijn evangelie steeds alleen maar de liefde. En waar dus de liefde wordt gepreekt, daar word Ik zelf verkondigd. En als u hart en oor opent, zal er voor u rijke zegen voortvloeien uit de verkondiging van mijn woord.

Amen

BD.6414
29 november 1955

Het evangelie van de liefde (2)

Ik kan u steeds alleen hetzelfde zeggen wat Ik u leerde toen Ik op aarde wandelde, want u bent slechts ter wille van één doel op aarde geplaatst: de liefde in u te ontsteken en tot een alles verlichtende vlam te laten worden. Dit is uw levensdoel en op dit doel heb Ik u mensen zelf gewezen. En steeds zult u hetzelfde vernemen wanneer Ik tot u spreek door mijn geest. Steeds is het de leer van de liefde die Ik boven al het andere stel, omdat zonder liefde ook geen ander weten u van enig nut is, omdat u zonder liefde levenloos bent en dan dus het doel van uw leven op aarde niet vervult.

Maar de mensen horen het niet graag, wanneer ze steeds weer tot liefde worden aangemaand. Want ze voelen dat hun juist dat ontbreekt wat Ik als voornaamste verlang. Ze zijn nog sterk gehecht aan de eigenliefde en ze zouden hun leven, hun denken en handelen geheel moeten veranderen wanneer deze eigenliefde in onbaatzuchtige naastenliefde moet worden veranderd. Het betekent voor de mensen een innerlijke strijd die des te zwaarder is, hoe sterker een mens beheerst wordt door eigenliefde. En of Ik hun ook onophoudelijk de liefde preek, of ze daar ook van alle kanten op worden gewezen, het is voor hen geen “blijde boodschap”. En daarom mijden ze meestal de plaats waar mijn leer van de liefde wordt verkondigd. En zo was ook mijn schare maar klein ten tijde van mijn verblijf op aarde. Het waren er steeds maar enkele die Mij navolgden omdat zij de diepe waarheid beseften die in mijn woorden lag. En het zullen er steeds maar weinige zijn die ook nu mijn woorden ter harte nemen en in daden omzetten, die Mij dus “navolgen”.

De liefde betekent alles en haar uitwerking is voor u mensen onvoorstelbaar. Maar u doet geen poging de kracht van de liefde bij uzelf te beproeven. U hecht te weinig betekenis aan mijn woorden en daarom moet Ik u steeds weer hetzelfde prediken: leef in de liefde, want alleen door de liefde zult u zalig kunnen worden. Zolang u mensen dit eerste en belangrijkste gebod niet vervult, zolang erkent u Mij niet, ofschoon u zich christenen noemt, ofschoon u mijn naam in de mond neemt. Zolang u zelf niet de liefde beoefent, kunt u ook niet Mij zelf onderkennen als uw God en Verlosser, want daarvoor ontbreekt u elk begrip. Het ontbreekt u aan de kracht van het geloof.

U bent zich er nog niet van bewust geworden wat een levend geloof is en hoe u dit levend geloof kunt verkrijgen, daar u anders uw best zou doen, werken van liefde te verrichten om tot een levend geloof te komen, om nu ook overtuigd Mij te kunnen belijden voor de wereld. Onbaatzuchtige liefde baant u de weg naar omhoog en elk werk van liefde is een stap vooruit. Maar dan zult u ook levend in Mij kunnen geloven. En dan zult u ook de betekenis van mijn liefdesleer begrijpen en zelf ijverig uw best doen deze liefdesleer van Mij te verkondigen in mijn naam.

Al het weten baat u niets, wanneer u mensen de liefde niet hebt. Maar u zult tot diepste wijsheid komen op de weg van de liefde. De liefde is het die u mensen ontbreekt en die u in u zult moeten ontsteken. De liefde is het die u met Mij verbindt, van Wie u zich eindeloos lange tijd gescheiden hield. De liefde is ook de kracht om weerstand te bieden aan degene die u van Mij gescheiden wil houden. Maar zonder liefde bent u zonder kracht, zonder licht en in zijn macht. Alleen de liefde kan u redden en daarom zal mijn woord u steeds alleen liefde leren. En Ik zal nooit ophouden u mijn woord toe te sturen om u te helpen gelukzalig te worden.

Amen

BD.6417
4 december 1955

Het geestelijk dieptepunt is bereikt

De mensen op deze aarde veranderen niet meer, want zij zijn met lichaam en ziel de wereld toegedaan en daarmee hem, die heer is van deze wereld. Alle terechtwijzingen zijn nutteloos. Een paar zullen zich nog wel van de massa afzonderen en hun eigenlijke bestemming inzien, maar de meesten komen er niet van onder de indruk. En wat er ook gebeurt, het wordt door hen steeds alleen maar met de ogen van de wereld bekeken, nooit echter wordt er een geestelijke beweegreden in gezien of aangenomen en zodoende veranderen de mensen niet, noch in hun denken, noch in hun handelen. En hun verblijf op deze aarde is geheel nutteloos, zodat dit moet worden beëindigd.

De mensen zijn voortijdig rijp voor de ondergang, want de dag van het einde is vastgesteld sinds eeuwigheid en wordt ook aangehouden, ofschoon het dieptepunt al bereikt is voor de tijd. Toch wordt tot op de laatste dag nog alles gedaan, juist vanwege de weinigen die nog kort voor het einde voor God kiezen en om hunnentwille is de dag van het einde later vastgesteld. Want het worstelen om deze laatste zielen is uiterst zwaar en vraagt volharding, maar het is niet zonder hoop, wat God van eeuwigheid al voorzag.

Iedere afzonderlijk ziel echter is Hem lief en Hij doet daarom alles om haar nog te winnen voor het einde. En daarom moeten ook Zijn dienaren op aarde ijverig werkzaam zijn en steeds bedenken, dat iedere ziel die zij proberen te beïnvloeden een van de laatste kan zijn, wier verlossing God aanleiding geeft om het einde nog zolang uit te stellen – tot het reddingswerk is gelukt.

Zij mogen daarom niet ophouden met hun arbeid in de wijngaard, zij moeten weten dat iedere afzonderlijke ziel God aan het hart ligt en Hem tot geduld en lankmoedigheid beweegt omdat Hij haar liefheeft. De eindtijd zal de goddeloosheid steeds openlijker aan het licht laten komen en soms zal het er naar uitzien, als was de aarde alleen nog maar door duivels bewoond, zodat de arbeid voor het rijk van God aandoet als een spel van zwakzinnige mensen.

Toch moet het werk ijverig worden verricht, want het zal niet ongezegend blijven en zelfs mensen die nog tevoren gestorven zijn op deze aarde, kunnen in het hiernamaals door de arbeid op aarde van de knechten van de Heer, sneller het licht bereiken en dan weer degenen met wie ze nauw verbonden zijn op aarde, nog tot verandering van gedachten helpen.

Er zijn maar zeer weinig mensen die nog te winnen zijn en toch wordt om hunnentwil het einde uitgesteld. En daarom zullen ook de activiteiten van de tegenstander van God duidelijk aan het licht komen, want hij ondervindt geen weerstand meer bij de mensen, alle zijn hem onderdanig, want zij hebben zich laten gevangen nemen door de wereld, die zijn rijk is.

Hij houdt waarlijk vreselijk huis, maar voor hemzelf zal dit niet gunstig zijn, omdat hij allen die hij denkt gewonnen te hebben, verliest, als de aarde opnieuw zal voortbestaan – omdat zij allen aan zijn macht worden onttrokken en opnieuw gekluisterd, waardoor zijn kracht aanzienlijk verzwakt wordt en hijzelf ook gekluisterd zal worden voor een lange tijd.

Nog staat hij bovenaan en triomfeert over de mensen die hij omlaag heeft getrokken in de afgrond, maar overwinnaar zal hij niet zijn op het einde van de aarde, want Een is er sterker dan hij, die hem wel zijn tijd zal laten en hem zijn activiteiten tot het uur gekomen is zoals er geschreven staat, niet belet.

Die hem dan echter in ketenen zal slaan en met hem allen die zich verzetten tegen God. En dan is het einde gekomen voor de aarde en haar bewoners, dan zal er een nieuwe tijd aanbreken in vrede en zaligheid voor die mensen, die God trouw blijven tot het einde.

Amen

BD.6418
5 december 1955

De weg naar het vaderhuis – Gods leiding

Iedereen wordt geleid, die aan mijn hand wil gaan, die zich aan mijn leiding toevertrouwt.

Ik moet steeds uw eigen wil in aanmerking nemen. Ik kan u niet tegen uw wil op een weg dwingen die u bewust ontwijkt, die u mijdt, omdat hij u niet aangenaam toeschijnt.

Ik kan u er alleen zachtjes heen dringen, maar Ik zwicht direct voor uw weerstand als deze Mij kenbaar is. Maar wie zich aan mijn leiding toevertrouwt, kan onbezorgd zijn weg over de aarde gaan; hij leidt naar het doel.

Daarom moet u niet angstig naar de vele hindernissen en ongemakken kijken. U moet alleen maar steeds goed mijn hand vasthouden en u zult veilig langs alle ongemakken worden geleid met de zekerheid, die alleen mijn leiding u bieden kan.

Kijk daarom ook niet angstig in de toekomst. Maak u geen onnodige zorgen. Laat alle aardse overwegingen los en hef alleen uw ogen op naar Mij. Want Ik ben er steeds voor u. Ik zal ook alle tegenspoed verre van u houden, als u Mij maar gelovig vertrouwt, wanneer u zich verhoudt als kinderen tot de Vader, wanneer u niet van mijn zijde wijkt en elke zorg om u aan Mij overlaat. Uw geloof verdrijft elk gevaar, want het volle vertrouwen op mijn liefdevolle zorg beschaam Ik niet.

Wel bent u nog door de diepste duisternis omringd, omdat u midden in een wereld staat van zonde en liefdeloosheid. Maar de weg waarover Ik u leid, is door een zacht schijnsel verlicht. En waar Ik ben, waar u naast Mij voortgaat, zal steeds licht zijn en dus hoeft u de duisternis niet te vrezen. U hoeft alleen uw blik omhoog te richten, vanwaar u steeds een helder licht zal toeschijnen.

Rondom u is diepste duisternis, maar dat u de weg van het licht zult kunnen gaan aan mijn hand, moet u dankbaar doen denken aan het grote werk van liefde en erbarmen, dat Ik voor u mensen heb volbracht, om u uit de duisternis naar het licht te kunnen voeren.

Ik heb de weg op aarde gereed gemaakt, die u nu zult kunnen gaan aan mijn hand, in navolging van Mij, onder mijn leiding. Tevoren was er diepste duisternis en er leidde geen weg uit deze duisternis vandaan.

Maar Ik baande een weg die uit de diepte omhoog, uit de duisternis naar het licht voert.

En deze weg kan alleen onder mijn leiding worden betreden. Dat wil zeggen: de mens moet geloven in Mij in Jezus Christus. Hij moet het verlossingswerk erkennen en Mij zelf als goddelijke Verlosser, die zich in de mens Jezus belichaamde, om u uit de duisternis omhoog te helpen naar het licht.

Dus moet ieder die met Mij de weg omhoog wil gaan, zich bij Mij in Jezus Christus aansluiten.

Dan gaat hij dezelfde weg die de mens Jezus is gegaan, die naar de Vader leidt, thuis naar het vaderhuis.

Steeds zal de weg die opwaarts leidt de begeleiding van Jezus Christus eisen, omdat er maar die ene weg is, de weg van navolging van Jezus Christus en omdat alleen deze weg vol licht is en de juiste bestemming garandeert. Maar wie zich eenmaal aan Mij heeft toevertrouwd, die zal Ik nooit opgeven. Mijn hand zal hem vasthouden, opdat hij niet zal vallen. Mijn hand zal hem ondersteunen als hij zwak is en mijn hand zal hem wegtrekken van de afgrond die zich voor hem kan openen wanneer hij niet oplet, wanneer hij zijn ogen weer op de wereld richt, waarvan hij zich al had losgemaakt.

Wie zich aan Mij en mijn leiding toevertrouwt, kan rustig zijn weg bewandelen. Hij zal niet verkeerd gaan.

U moet geen zwakheid, geen twijfel, geen zorgen in u boven laten komen, want als u zich aan Mij overgeeft, zoekt u ook bescherming in de armen van de Vader, die u veilig hemelwaarts leidt, wiens liefde u waarlijk zal behoeden en begeleiden.

Amen

BD.6419
8 december 1955

Bezetenheid

De mens moet zich steeds voorstellen dat hij door goede en door kwade krachten wordt beïnvloed die beide zijn ziel voor zich willen winnen. Met de beïnvloeding door geestelijke krachten in uw leven zult u echter rekening moeten houden wanneer uw denken op de waarheid is gericht. De wil van de mens is vrij en toch kan welke invloed dan ook buitengewoon sterk zijn wanneer de mens karaktertrekken in zich heeft die lijken op die van de beïnvloedende wezens.

U zult dat zo moeten zien: meer of minder is ieder mens belast met aandriften of karakteristieke eigenschappen uit de tijd van voor zijn belichaming als mens en meer of minder moet hij dus strijden omdat hij ze kan overwinnen of afleren wanneer hij dat ernstig wil. Maar zulke, de mens belastende soorten aanleg kunnen ook geestelijke wezens met dezelfde aard gelegenheid geven binnen te sluipen, zo’n geestelijke kracht kan dus dan de ziel van de mens beheersen, wat u mensen bestempelt als bezetenheid. Maar is dit gelukt, dan is de ziel van haar verantwoordelijkheid ontheven, daar het haar als het ware onmogelijk wordt gemaakt de vrije wil te gebruiken, want die andere wil is sterker en zet de mens tot handelingen aan die niet de wil van de ziel hoeven te zijn. Dan is dus schijnbaar een “vrije” wil uitgeschakeld, ofschoon hij het wezen niet is ontnomen, hij kan alleen niet worden gebruikt in het stadium dat moet dienen om de ziel te beproeven. Dan moet er dus rekening worden gehouden met de wil van een wezen dat aards niet ter verantwoording kan worden geroepen omdat het onbereikbaar is. Maar de mens zelf is evenmin aansprakelijk te stellen daar hij “beheerst” wordt.

Waarom en met welk doel dit nu is toegelaten, is u mensen niet in een paar woorden duidelijk te maken, want ook in het rijk der lage geesten bestaan er wetten die altijd vervuld worden en ook weer de vrije wil als motivering hebben. Maar tegen mijn wil of mijn toelating in zouden die wezens zich niet van het lichaam van een mens kunnen bedienen en soms hangt ook de verlossing van hen ervan af omdat ook zulke krachten kunnen veranderen als ze daartoe geneigd zijn, zoals ook heel bijzondere beweegredenen zo’n toelating van mijn kant kunnen motiveren. En begrijpelijkerwijs kan dan de eigenlijke ziel van de mens niet ter verantwoording worden geroepen. Er wordt haar echter gelegenheid geboden de haar ontnomen tijd voor het beproeven van de vrije wil in te halen, vaak ook nog in het aardse leven, wanneer het gelukt is die geest te verdrijven, wat wel mogelijk is bij een juiste instelling tegenover Mij en een waar geloof in Mij. Maar er moeten dan mensen meehelpen, want zulke geestelijke wezens geven niet gemakkelijk hun macht over het lichaam op. Maar ze kunnen ertoe worden gebracht door ernstig Jezus Christus aan te roepen. De naam van Degene die mijn tegenstander overwon kan wel het werk van deze verlossing volbrengen, maar Hij moet in alle gelovigheid worden uitgesproken opdat Ik dan die geest kan gebieden zijn menselijk omhulsel te verlaten.

In de eindtijd is er een uitgesproken werkzaam zijn van de krachten van beneden en veel lichamen worden door hen in bezit genomen, maar steeds alleen dan, wanneer de ontwikkelingstijd van voor de belichaming voorbij is gegaan zonder de ziel zo’n rijpheid te hebben opgeleverd dat ze zich zelf kan verweren tegen die inbezitneming, omdat ze niet de nodige bekwaamheden biedt die het de slechte krachten toestaat tot inkeer te komen. Haar tijd zal echter vervuld zijn. Ook de ontbrekende zielenrijpheid staat een belichaming als mens toe, hem zelf of ook die geestelijke kracht nog een mogelijkheid biedend, zich te verlossen voor het einde. De ziel zelf zal moeilijk het doel bereiken, maar onmogelijk is het haar niet wanneer de medemensen zo’n ziel opnemen en haar helpen van haar pijniger af te komen, om welke reden ook hier weer een missie is te zien, een hulpverlening waaraan mensen kunnen deelnemen en die als werk van erbarmende naastenliefde grote zegen oplevert.

Waar de wil van de mens als het ware gebonden is, moet de wil van de medemensen buitengewoon sterk streven naar diens redding en als dit in barmhartige liefde gebeurt, zal het ook succes hebben. Liefde zal bij zulke mensen veel bereiken, omdat óf die kwade geest er weldadig door wordt geraakt en hij zich een verandering van wil voorneemt, óf hem het verblijf in de menselijke vorm zo onbehaaglijk wordt dat hij die verlaat omdat hij vlucht voor de liefde. Liefde is de enige kracht die kan verlossen, zowel zo’n mens alsook een kwade geest die zich in hem ophoudt, want de liefde behaalt altijd de zege.

Amen

BD.6420
9 december 1955

“Eeuwige verdoemenis” – Licht – De wil van Lucifer?

In mijn rijk wordt onophoudelijk licht in ontvangst genomen en licht uitgestraald. De stroom van licht vloeit ononderbroken en stemt alle wezens gelukkig, die ontvankelijk zijn voor licht. Hun voortdurend zich vergrotende gelukzaligheid doet ook voortdurend hun overvloed aan liefde toenemen en zo moeten deze lichtwezens ook ononderbroken werkzaam zijn, omdat de liefde hen daartoe drijft. En hun werkzaamheid bestaat in het verder stralen van het licht, dat ze van Mij ontvangen, omdat ze de kwelling van de duisternis kennen en alle zielen willen helpen deze te ontvluchten, ze verspreiden ook licht in de donkere sferen, alleen moeten ze daar zielen vinden, die tot ontvangen bereid zijn, die het licht begeren.

Iedere gewillige ziel ontvangt licht. Ik stel geen andere voorwaarden dan die, dat de ziel wil dat haar licht ten deel valt, om haar dan ook rijkelijk van licht te voorzien, rechtstreeks of door licht- en liefdeboden, die in mijn opdracht werkzaam zijn. En al vertoeft een ziel in de diepste duisternis, aan haar verlangen naar licht wordt steeds gevolg gegeven en dit betekent al verlossing uit de duisternis, want mijn voortdurende zorg is toch gericht op de bevrijding van de ziel uit de diepte, op het terugbrengen in mijn rijk, waar licht en gelukzaligheid is.

Gelooft u dus, dat Ik een gewillige ziel onopgemerkt in de duisternis zou laten? Gelooft u, dat Ik haar zou laten smachten, dat Ik me niet om haar bekommer, als ze verlangt de duisternis te ontvluchten? U, mensen, wordt geleerd van “eeuwige verdoemenis”. En deze uitdrukking is hetzelfde als een gerechtelijk vonnis van een toornige en straffende god, die Ik niet ben.

Ik ben een God van liefde en rechtvaardigheid. Omdat mijn rechtvaardigheid u uw deel moet geven naar de toestand van uw ziel, die vaak zo vreselijk is, dat alleen de diepste diepte uw verblijfplaats kan zijn, doet mijn liefde alles om u voor dit lot te behoeden. En mijn liefde haalt u ook uit deze duisternis, wanneer u Mij maar geen weerstand biedt. Het is de weerstand, die Mij verhindert, dat mijn liefde dichterbij de zielen komt, want Ik dwing ze niet zalig te worden. Maar waar de weerstand afneemt of geheel is opgegeven, daar kan nu ook de straal van mijn liefde zijn werking uitoefenen, daar kan in alle volheid licht binnenstromen en een toestand vol kwelling zal voor eeuwig beëindigd zijn.

En nu weet u ook, dat Ik geen eeuwige verdoeming wil, dat Ik iedere ziel bevrijd, die naar bevrijding verlangt. Want daarvoor stierf Ik aan het kruis, dat deze verlossing – deze bevrijding uit de macht van de satan – kon plaatsvinden, omdat volgens goddelijke rechtvaardigheid de zonde u in de diepte geketend zou moeten houden en er eeuwig geen bevrijding daaruit zou kunnen zijn, wanneer de zondenschuld niet teniet zou zijn gedaan, juist door het kruisoffer. En dit kruisoffer werd voor allen gebracht. Geen wezen is daarvan uitgesloten en daarom kan er ook uit de hel een verlossing zijn voor de ziel, die deze wil ontvluchten.

En kunt u geloven, dat mijn tegenstander van deze verlossing zou zijn uitgesloten? Gelooft u, dat niet ook hij de zegen van mijn kruisoffer zou kunnen verwerven, waneer dit zijn wil zou zijn?

Maar dat hij nog steeds tegen Mij woedt, dat hij alle middelen aanwendt, om Mij van u, mensen, te vervreemden, dat hij de mensheid zo beïnvloedt, dat ze in een geestestoestand is beland, die een ontbinding van de scheppingen der aarde noodzakelijk maakt, is een teken, dat zijn wil nog niet veranderd is. Het is een teken, dat hij nog de heftigste vijandschap voelt tegenover Mij, dat hem er niets aan gelegen is naar Mij terug te keren. Maar hij is vol bedrog en wat hij onderneemt doet hij steeds alleen maar met de bedoeling zielen te winnen, die hij denkt te verliezen. Want waarlijk, de verandering van zijn wil zou door Mij worden gesteund door ongewone aanstraling van liefde en het reddingswerk bij dit eerst-gevallen wezen zou zijn gelukt. Maar dit tijdstip is nog eindeloos ver. Maar eens zal Ik ook hem winnen, omdat mijn liefde geen wezen voor eeuwig verdoemt.

Amen

BD.6421
10 december 1955

Innige verbinding met God – De innerlijke stem

Aan de innerlijke stem zult u gehoor moeten schenken na innig gebed tot Mij, dan zult u er ook zeker van kunnen zijn de juiste weg te gaan. Want het is dan mijn stem die tot u spreekt, die u raad geeft en leidt zoals het goed voor u is. Een mens die zich vaak met Mij verbindt, die niets doet zonder zich bij Mij te hebben aanbevolen, die steeds samenspraak met Mij houdt en Mij om mijn zegen vraagt, die zal ook steeds het juiste doen omdat Ik zelf hem dan leid en hem altijd de juiste gedachten verschaf zodat zijn levenswandel nu ook volgens mijn wil is.

Maar het is bedenkelijk wanneer u Mij uit uw denken verdringt, wanneer u zich in staat waant alles zelf tot stand te brengen, wanneer u uw leven leidt zonder God. Dan moet Ik u vaak laten vastlopen opdat u weer de weg naar Mij neemt omdat u zich van uw zwakheid bewust wordt. Hoe krachtig u ook schijnt te zijn, hoe rijkelijk u van aardse capaciteiten bent voorzien, uw levenswandel wordt daar niet door beïnvloed. Deze speelt zich af volgens mijn wijselijk goeddunken en daarom zult u allen zich vaak in situaties geplaatst zien waar uw eigen kundigheid niets kan uitrichten, waarin u tot Mij uw toevlucht zult moeten nemen om ze de baas te worden. U zult weliswaar ook dan nog kunnen weigeren, maar u doet er goed aan de weg naar Mij te nemen. Want Ik zelf lok u daardoor naar Mij, die anders door u wordt vergeten.

En zo zal u ook nog veel moeilijks te wachten staan en u zult u allen afvragen waarom uw God en Schepper zoiets over de mensen laat komen. U zou niet moeten geloven dat slechts menselijk handelen alleen toestanden schept die bijna ondraaglijk schijnen. U zou daarbij toch ook aan Diegene moeten denken die Heer is over hemel en aarde en die zoiets toelaat. En u zou u moeten afvragen waarom Ik zoiets over u laat komen. Altijd zou Ik datgene van richting kunnen veranderen wat de menselijke wil veroorzaakt, of de uitwerking ervan opheffen op grond van mijn macht. Ik zou het kunnen doen en zal het ook doen wanneer Ik in diep geloof word aangeroepen om hulp in deze nood. Maar Ik laat het nochtans toe dat de mensen daardoor in grote nood geraken, omdat ze de weg naar Mij moeten vinden, die ze al lang niet meer gaan. Zonder Mij zullen ze totaal onbestendig ten onder gaan. Maar met Mij zullen ze ook het moeilijkste kunnen overwinnen en dat moeten de mensen ervaren – zowel de mijnen als ook diegenen die de poging wagen Mij aan te roepen in de grootste nood. Want zij zullen vaak wonderbaarlijk geholpen worden.

Maar ook de eerstgenoemden zullen ondervinden dat ze geheel zonder kracht zijn omdat ze zich op zichzelf verlaten en menen Mij niet nodig te hebben. Ik wil Mij zelf aan de mensen openbaren, tot zegen of ook tot ondergang. Want wie Mij dan nog niet wil kennen, die is voor eindeloze tijden verloren. Verlaat u niet op uw eigen kracht, ze zal niet toereikend zijn tegenover dat wat komt. Wend u tevoren al tot Mij en vraag Mij om kracht. Ik zal ze niemand onthouden die aan Mij denkt in tijden van nood. Maar zalig zij, die Mij voortdurend in hun hart dragen. Ze zullen de komende tijd van nood niet hoeven te vrezen, want Ik houd mijn handen beschermend over hen gespreid en waar ze ook gaan, ze worden door gidsen begeleid die over hen waken en alle wegen voor hen effenen.

Maar er zal een storm komen die alles zal verwoesten, die vele slapende wakker zal maken en vrees aanjagen of ze deze storm zullen kunnen ontvluchten. Maar wat er ook gebeurt – het komt van Mij of is door Mij toegelaten om hen die verkeerde wegen gaan een laatste mogelijkheid te geven om te keren. Zij allen kunnen zich nog op het laatste moment tot Mij richten en ze zullen hier waarlijk geen spijt van hoeven te hebben. Want Ik neem ieder aan die probeert dichter bij Mij te komen. Ik steek mijn hand naar hem uit, die hij alleen maar vast hoeft te pakken opdat Ik hem dan aan mijn vaderhart kan drukken. Want u zult niet gelukzalig kunnen worden zonder Mij. Daarom zult u de weg moeten nemen naar Mij, die u eeuwige gelukzaligheid wil bereiden.

Amen

BD.6423
12 december 1955

Zaligheid en dank van de verloste zielen

Met een gevoel dat overvloeit van dankbaarheid loven en prijzen Mij de zielen die verlossing vonden uit hun ellende door liefdevolle voorspraak, die inzagen dat zij zichzelf niet hadden kunnen bevrijden daar zij een te zwakke wil hadden maar door de meedogende liefde van de mensen op aarde hun wil konden versterken. Die nu tot Mij in Jezus Christus riepen en door Mij uit de diepte omhoog geholpen konden worden. Hun gelukzaligheid willen zij nu tot uitdrukking brengen, en heel hun liefde behoort nu Hem, Die hen gered heeft – en zij worden het loven en prijzen niet moede. En nu willen zij op dezelfde wijze werkzaam zijn en de niet verlosten weer helpen, die zij nog in de duisternis weten en die zij tot dezelfde zaligheid zouden willen brengen.

De liefdevolle medewerking van de mensen op aarde maakt het ook voor deze zielen eenvoudiger, als zij door mensen ontvangen kunnen wat zij zelf dringend nodig hebben om het de ongelukkigen te kunnen doen toekomen. Zij moeten zelf licht ontvangen om dat licht te kunnen laten schijnen en zij kunnen steeds licht in ontvangst nemen als het van God uitstraalt in de oneindigheid. Overal waar dat licht wordt opgevangen, overal waar zich vaten openstellen waar het liefdeslicht van God kan binnenstromen, daar zijn dus licht- en krachtstations die omgeven zijn door talloze zielen die naar licht verlangen. En de graad van rijpheid, de graad van liefde en de mate van verlangen zijn beslissend welke hoeveelheid iedere ziel toestroomt. Maar iedere ziel tracht deze hoeveelheid te vergroten door een voortdurend uitdelen en doorgeven.

Een ziel die eenmaal licht ontvangen heeft kan niet anders dan zich tegenover andere zielen te uiten, want het licht heeft lichtsterkte die door de ziel wordt benut. Daarom is het buitengewoon belangrijk wanneer een ziel uit de diepte de weg naar het licht heeft gevonden, wanneer zij eenmaal gewillig was zich door het licht te laten bestralen. Want nu zal haar deze lichtstroom onophoudelijk toevloeien daar zij iedere weerstand opgegeven heeft door het onuitsprekelijk gelukzalige gevoel dat die straling van licht op haar uitoefende. En een volkomen zeker gevolg ervan is nu, dat zij dat licht doorgeeft om ook andere zielen gelukkig te maken. Licht echter is wijsheid, inzicht in de waarheid. En dit licht wordt hun gebracht door mijn woord dat onvermoeibaar van Mij uitgaat als een straling van liefde, dat alle wezens in de oneindigheid aan zou kunnen raken, maar alleen daar weerklank vindt waar geen weerstand is.

Wezens met de hoogste zielenrijpheid kunnen het direct ontvangen, zwakkere wezens daarentegen moeten het weer van dezen aannemen, en steeds betekent mijn woord licht. En steeds wekt mijn woord daarom zaligheid, maar alleen bij de wezens die naar licht verlangen, om welke reden ieder mens op aarde die mijn woord verkondigt omringd is door wezens die naar licht verlangen. Toch zal alleen het zuivere woord licht uitstralen in de duisternis en dat zuivere woord wordt weer alleen maar ontvangen van God zelf. Ikzelf leid het naar de aarde om overal plaatsen van licht te scheppen, waar de zielen zich kunnen verschaffen wat zij nodig hebben en wat hen verblijdt. Het is onbeduidend of deze plaatsen van licht in het geestelijke rijk of op de aarde gevestigd zijn, want overal straalt hetzelfde licht, de eeuwige waarheid uit Mij. Doch een lichtstation op aarde wordt vaak door die zielen in het hiernamaals opgezocht die zich in het geestelijke rijk nog niet kunnen oriënteren en die zich nog meer in de nabijheid van de aarde ophouden.

Maar juist deze zielen zijn in de meerderheid en voor dezen betekent een ontvangen van mijn woord vaak de enige redding. Voor hen betekent het een ongewone hulp, waarvan zij menen die niet dankbaar genoeg te kunnen vergelden. En daarom zijn deze verloste zielen dan weer buitengewoon actieve helpers in het geestelijke rijk, die Mij zonder ophouden loven en prijzen en een ware oproer veroorzaken in de duistere gebieden, daar zij niet rusten tot zij die zielen hebben overgehaald hen daarheen te volgen, waar ook op hen een lichtschijnsel zal stralen. Hun verlossend werk neemt eindeloze afmetingen aan, want mijn woord heeft een geweldige kracht, die u mensen op aarde niet kunt overzien. Maar toch moet u zich scharen om de bron die Ikzelf voor u ontsloten heb, opdat u al met licht doorstraald zult kunnen binnengaan in het geestelijke rijk wanneer u deze aarde zult moeten verlaten, opdat u dan weer zult kunnen uitdelen om voortdurend uw zaligheid te verhogen.

Amen

BD.6425
14 december 1955

Waarschuwing om niet ondoordacht te handelen en te spreken

Mijn genade laat u aanmaningen en waarschuwingen toekomen, omdat u mijn liefde bezit en omdat u opmerkzaam moet worden gemaakt op gevaren die u rechtstreeks te wachten staan, wanneer u niet oplettend bent.

Wel staan er steeds wakers om u, bereid om af te weren, toch zult u het zelf ook moeten weten, dat u aan de elementen van blinde wraakzucht zou zijn overgeleverd zonder deze bescherming die in mijn opdracht verleend wordt. En daarom zult u steeds alleen maar met Mij in verbinding moeten blijven, want dan ben Ik ook bij u, omdat uw gedachten Mij aantrekken en dan zijn alle krachten machteloos die u kwalijk gezind zijn.

De hel woedt en haar krachten winnen ook de mensen voor haar plannen, daarom zult u hun geen aanleiding mogen geven, wat makkelijk gebeuren kan door ondoordachte woorden die door u in gerechtvaardigde toorn worden gesproken. Wees steeds zachtmoedig als de duiven, maar listig als de slangen. Wie voor mijn rijk, wie voor de waarheid strijdt, zal ook worden aangevallen door de vijanden van de waarheid en deze staan in dienst van mijn tegenstander, die hen aanzet tot valse beschuldigingen, zodat u zich tegen leugen en onwaarheid te weer zal moeten stellen.

Maar denk dan aan mijn aanmaning, denk dat u omgeven bent door mijn strijders en wend u dan tot dezen, dat ze u beschermen, en richt uw gedachten ook op Mij, dat het licht van mijn liefde tussen u en uw vijanden in zal vallen en dezen terugdrijft. Overal zal mijn tegenstander proberen u schade toe te brengen, omdat hij beseft dat hij door u aan kracht verliest, omdat hij uw arbeid voor Mij en mijn rijk tracht tegen te gaan en omdat hij voor geen middel terug schrikt het doel te bereiken, mijn licht uit te doven. En de mensen zijn afhankelijk van hem, ze haten de waarheid net zo erg, omdat ze zelf zich beter voelen in de duisternis. Om die reden verlenen ze hem bereidwillig hulp wanneer het er om gaat tegen u op te treden.

En daarom zal van de kant van de mensen tegen u worden opgetreden en dan zult u op uw hoede moeten zijn en niets ondoordachts ondernemen. U zult u dan volledig gelovend alleen aan mijn bescherming moeten toevertrouwen, u zult de band met de lichtwereld alleen steeds vaster moeten aanknopen, want dan nemen zij in mijn opdracht ook de wapens op tegen de krachten van de onderwereld, wat ze echter alleen maar kunnen, wanneer u zich niet van hen losmaakt en eigenmachtig tegen uw vijanden te velde trekt, want u zelf bent niet sterk genoeg en u zult het zonder de bijstand van mijn strijders, zonder mijn hulp, moeten afleggen.

Maar u zult niets hoeven te vrezen, zolang u zich met Mij verbindt in de geest en in gebed. En Ik waarschuw u alleen maar daarom, opdat u oplettend zult zijn en dadelijk het gevaar onderkent, wanneer het in aantocht is. Want de tegenstander heeft een list verzonnen, die u echter herkent, wanneer u aan mijn waarschuwing denkt. Want steeds moet Ik rekening houden met uw vrije wil, daarom kan Ik niet ingrijpen en u door mijn strijders in bescherming laten nemen, niet voordat u Mij om hulp vraagt of u aan alle goede krachten toevertrouwt, dat ze u mogen beschermen. Doch tegenover hen geplaatst zal mijn tegenstander moeten wijken en elke aanval die op u gemunt is, zullen ze afslaan, omdat u voor Mij en mijn rijk werkzaam bent.

Amen

BD.6427
16 december 1955

Levend geloof in Jezus Christus

U zult u nooit los kunnen maken van uw tegenstander wanneer u Jezus Christus niet aanroept opdat Hij u zal bijstaan in de strijd tegen hem. U zult dus door het aanroepen Hem en Zijn verlossingswerk moeten erkennen en dus zult u ook moeten geloven dat Ik zelf Me in de mens Jezus heb belichaamd. U zult moeten geloven aan mijn menswording in Jezus. En dit geloof moet een levend geloof zijn, dat weer alleen door de liefde tot leven werd gewekt. U zult dus alleen verlost kunnen worden door de liefde, want zonder liefde gelooft u niet, zelfs al wilt u met woorden een geloof in Jezus Christus betuigen. Wie zonder liefde voortgaat, heeft niet de wil om tegen de tegenstander te strijden, daar hij dezelfde aard heeft als hij. Maar de mens kan een zwakke wil hebben en deze zwakke wil verhindert hem liefde te beoefenen en zich los te maken van de tegenstander. Desondanks moet deze mens op de hoogte zijn van de Verlosser Jezus Christus en hij moet Hem aanroepen om versterking van zijn wil. Hij moet alleen vooreerst weten dat hij bij Jezus Christus altijd hulp krijgt. Roept hij Hem aan, dan zal zijn wil ook spoedig een versterking ervaren en hij zal nu steeds meer overgaan tot een leven in liefde en dan zal zijn geloof aan de goddelijkheid van de mens Jezus, aan zijn verlossingswerk en aan zijn eigen mogelijkheid om verlost te worden, levend worden. En dan zal hij Mij en mijn naam belijden met de overtuiging die juist alleen een levend geloof kan schenken.

Daarom is het noodzakelijk van Jezus Christus op de hoogte te zijn, ook wanneer het in het begin slechts een weten is over de aardse gebeurtenis, over het leven van een mens die uit innerlijke overtuiging zijn leven liet. De gedachte aan deze Mens kan al de eerste stap zijn naar een verbinding met Hem, die voor hem eens de poort opent naar de gelukzaligheid. Want zodra hij zich in gedachten met Diens aardse levensweg bezighoudt en van goede wil is, laten deze gedachten hem niet meer los. Want het is Jezus Christus zelf die hem nu aan zich tracht te binden.

Ik ken elke gedachte van de mens en Ik kan zelf nader tot hem komen in Jezus, wanneer hij nog geen nauwe band heeft aangeknoopt met Mij als zijn God en Vader van eeuwigheid. Maar door de mens Jezus is het aanknopen van deze band mogelijk, om welke reden er ook zuiver historisch van Hem melding gemaakt moet worden. Dan pas kan er van Mij uit door middel van gedachten nog invloed worden uitgeoefend, dat hij de motivatie tracht te vinden voor de levenswandel en het handelen van de mens Jezus. En dan kan hij ook tot het resultaat komen dat er een “geestelijke reden” aan Zijn leven en sterven ten grondslag lag. En dan pas is het mogelijk hem te winnen, want nu is hij ook niet meer ontoegankelijk voor de leringen, als ze hem naar waarheid worden overgebracht.

Maar wie helemaal wil bestrijden dat de mens Jezus op aarde is geweest, die kan moeilijk nog op aarde tot inzicht komen, omdat het hem nooit mogelijk zal zijn, zijn wil de juiste richting te geven, die zich nog geheel en al in de macht van de tegenstander bevindt. En deze zal ook nooit zichzelf het weten willen verschaffen, daar hem anders ook op de een of andere manier de kennis over de weg op aarde van Jezus zou toekomen. Want Ik heb waarlijk mogelijkheden genoeg, wanneer de mens ook maar iets daarover te weten tracht te komen. Maar steeds is het zegenrijk, wanneer mijn woord verkondigd wordt als Jezus’ leer van de liefde, wanneer Hij zelf bekend wordt gemaakt over de hele wereld, zodat ieder mens, als hij zoiets aanvaardt, de mogelijkheid heeft over de waarheid na te denken, over het historische feit en over Zijn missie.

Ieder mens die wil, kan ook tot geloof komen. En het verstandsgeloof van ieder mens kan ook een levend geloof worden. Doch pas het levende geloof levert u mensen de verlossing op van zonde en dood. Het levende geloof aan Mij in Jezus Christus en aan mijn verlossingswerk opent voor u de poorten naar het rijk van licht en gelukzaligheid en dit levende geloof zult u allen moeten trachten te verkrijgen, opdat u mijn rijk zult kunnen binnengaan, naar het eeuwige leven.

Amen

BD.6434
25 december 1955

Licht van boven – Gods woord

De wereld staat onder een hevige druk. De mensen op de aarde worden beheerst door krachten der duisternis en het is heel dringend noodzakelijk dat in de duisternis een licht schijnt, dat de mensen van kracht worden vervuld om de hen in het nauw drijvende krachten weerstand te bieden. Zonder licht zinken ze in de diepte, zonder licht vinden ze geen weg, geen mogelijkheid te ontvluchten. En daarom laat God steeds weer Zijn licht naar de aarde stralen. Hij komt zelf naar de aarde zoals vroeger, alleen niet in de belichaming van een mens, maar in Zijn woord. Hij zoekt voor zich eveneens een menselijke vorm waarin Hij Zijn licht kan uitgieten dat ver weg zal stralen in de donkere nacht. Hij belichaamde zich in de geest van diegenen die bereid zijn Hem te dienen. Het is evenzo een nederdalen, omdat dezelfde duisternis over de aarde ligt gespreid die God medelijden inboezemt en Hij daarom weer het licht naar de aarde zal laten stralen, zoals eens. Maar vroeger stonden de mensen aan het begin van een weg die opwaarts kon leiden, doch nu zijn ze vlak voor het einde van de weg aangekomen, echter een grote vooruitgang is er niet bereikt en spoedig zal hij ten einde zijn gelopen. Maar of hij uit de duisternis heeft weggeleid? Of de mensen het lichtschijnsel zullen volgen dat nu nog voor hen straalt? Of ze de juiste weg in het licht zullen vinden en hem nog inslaan voordat het te laat is?

De donkere machten oefenen hun heerschappij zodanig uit dat God zal ingrijpen om er een einde aan te maken. En toch zijn de mensen niet zonder bescherming en hulp aan deze krachten prijsgegeven, want God zelf heeft een licht ontstoken dat zo helder straalt dat iedere mens het gevaar waarin hij verkeert kan onderkennen. Want dit goddelijke liefdeslicht onthult alles. Het ontmaskert ook hem die de mensen kwalijk gezind is en die hen onder vermomming tracht te verleiden. Het goddelijke liefdeslicht straalt zo helder dat ieder zien kan wat er zich in de wereld afspeelt wanneer hij maar zijn ogen opent, wanneer hij maar niet het licht zelf verduistert door zijn wil, die nog geheel en al op de tegenstander is gericht. Het goddelijke liefdeslicht is weer door God zelf ontstoken en het straalt naar beneden naar de aarde omdat in het duistere gebied van de aarde grote nood is en alleen de Liefde deze nood weer kan opheffen, zoals eens, toen het Licht van eeuwigheid zelf naar de aarde afdaalde. En God zelf sprak de mensen toe door de mond van de mens Jezus, Die als Ziel van het licht van liefde was vervuld en daarom de juiste lichamelijke vorm werd in welke God zelf zich kon ophouden om door de mens Jezus tot alle mensen te spreken.

En zo spreekt God ook nu de mensen weer toe. Hij spreekt zelf door de mond van een mens. Hij laat het licht van de waarheid stralen in de harten van de mensen die het gewillig aanhoren. Hij leidt Zijn woord omlaag naar de aarde en de mensen die zich door Zijn liefdeslicht laten bestralen, zouden niet meer in de duisternis hoeven te wandelen. Helder en duidelijk ligt nu de weg voor hen die omhoog leidt en er zijn geen donkere gebieden meer voor degene die zich van het goddelijke liefdeslicht bedient. Want deze hoeft alleen tot Jezus Christus te roepen en de duisternis zal van hem wijken. Hij zal niet meer aan de duistere machten zijn overgeleverd, want het is altijd en eeuwig hetzelfde licht, dat straalt voor de mensen op aarde. Het licht van het kruis. Het weten van het werk van liefde en erbarmen van Jezus Christus, het juiste begrip voor de menswording van God in Jezus en het geloof in de macht en kracht die in het aanroepen van Zijn geheiligde naam ligt. Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, is het Licht dat in de wereld is gekomen. En of Hij zelf naar de aarde kwam, of het woord van boven van Hem getuigt, van Hem alleen straalt het licht uit en zonder Hem is er duisternis op aarde en ook in het geestelijke rijk. Want Hij zelf is het Licht van eeuwigheid dat altijd stralen zal in de oneindigheid en dat ook nu weer naar de aarde straalt opdat alle mensen de weg vinden naar Hem, opdat ze huiswaarts keren, in hun vaderhuis.

Amen

BD.6436
27 december 1955

Een juist inzicht vereist het werkzaam zijn in liefde

U zult elke gelegenheid moeten aangrijpen om de medemensen te wijzen op hun opdracht op aarde, zich tot liefde te vormen. U zult steeds de liefde moeten prediken en daarom verkondigers van mijn leer van de liefde moeten zijn, waar deze gelegenheid u geboden wordt. Dit is de taak van diegenen, die hebben aangeboden Mij te dienen. En Ik zal hen zegenen wanneer ze deze taak serieus nemen en bij de mensen het verantwoordelijkheidsgevoel wekken, wanneer ze dezen aanzetten om over zichzelf na te denken.

Waar ook maar liefde wordt beoefend, daar zal ook het begrip ervoor aanwezig zijn in welke tijd de mensheid leeft. Maar zonder werken van liefde ontbreekt de mensen dit inzicht. En daarom nemen ze ook geen aanwijzingen serieus, die het nabije einde aankondigen. Het helpt u dus niets alleen van het nabije einde gewag te maken, wanneer u niet tegelijkertijd de mensen aanmaant om werkzaam te zijn in liefde. Want dit laatste is nog belangrijker dan het op de hoogte zijn van het einde.

De liefde is het zekerste tegenmiddel in de komende tijd, waarin nood en ellende over alle mensen zal losbreken. De liefde is het reddingsanker wanneer de mensheid dreigt weg te zinken. Waar liefde wordt beoefend verdwijnt de angst, omdat de mensen zich innerlijk versterken door werken van liefde en omdat ze door de liefde verbonden zijn met Mij, die steeds hun bescherming zal zijn in elke nood.

Wanneer u Mij dus wilt dienen, zult u uw medemensen steeds moeten wijzen op mijn gebod van de liefde. U zult ze moeten leren dat hun leven op aarde een nutteloos leven is en blijft, wanneer ze niet in onbaatzuchtige naastenliefde werkzaam zijn, en dat ze zich alleen door een leven in liefde kracht kunnen verschaffen in de tijd van nood die ze tegemoet gaan. Slechts weinigen zullen u geloven. Slechts weinigen zullen u zonder weerstand aanhoren en over uw woorden nadenken. En deze zult u ook tijding kunnen geven van wat komen gaat. En ze zullen zich er niet voor afsluiten. Ze zullen het voor mogelijk houden en zich met hun gedachten erop instellen.

Maar het weten alleen helpt hen niet, ofschoon het ieder moet worden aangeboden, omdat u zelf niet zult kunnen beoordelen of en in hoeverre de medemens in liefde leeft. Daarom zult u steeds weer moeten aanmanen om werkzaam te zijn in liefde. De liefde moet steeds gepredikt worden door diegenen die mijn dienaren willen zijn op aarde. Want de liefdeloosheid is het grootste kwaad dat de mensen in diepste geestelijke duisternis laat rondgaan. Een liefdeloze mens zal ook maar zelden worden geraakt door uw prediking over de liefde, maar ook zijn oor moet het horen wanneer het hart zich afsluit.

U zult moeten proberen allen met Mij in aanraking te brengen als de eeuwige Liefde. U zult allen duidelijk moeten maken, dat ze zich in de grootste nood kunnen wenden tot de Vader, die zelf de liefde is en ieder wil helpen die tot Hem roept. U zult geen gelegenheid voorbij moeten laten gaan, met de medemens te spreken over het goddelijk-geestelijke. Steeds weer zult u moeten proberen zijn gedachten te richten op datgene, waaraan hij voortdurend voorbijgaat.

Wanneer uw gedachten zelf voortdurend vervuld zijn van mijn leer van de liefde, dan zult u ook niet anders kunnen dan u te uiten tegenover ieder die uw pad kruist. En dan zult u ook goede vertegenwoordigers zijn van mijn leer van de liefde en mijn naam. En daarom zult u zichzelf steeds moeten beijveren om in liefde te leven, om daardoor de geest in u de mogelijkheid te geven zich te uiten. En deze zal u aansporen om te spreken waar er zich maar een gelegenheid voordoet. Uw geest zal uw denken juist leiden en de juiste woorden laten vinden waarmee u uw medemensen aanspreekt en die hun indruk niet missen.

Maar u zult niet lauw moeten zijn en half werk verrichten. Want uw arbeid is dringend in de laatste tijd voor het einde. De liefde moet doorlopend worden gepredikt, opdat de mensen wakker worden en in zichzelf keren, opdat ze over zichzelf nadenken wanneer ze u en uw leven nagaan. En daarom zult u hun de liefde moeten voorleven. En uw voorbeeld zal doeltreffender zijn dan woorden die u niet zelf bewijst door daden. Preek de liefde en kom zelf mijn leer van de liefde na en uw arbeid voor Mij en mijn rijk zal steeds gezegend zijn.

Amen

BD.6438
29 december 1955

Reden en doel van de geboorte van Jezus

De kern van de leer van Christus is het gebod van de liefde, omdat de liefde de mensen ontbreekt en de liefde toch het belangrijkste is wanneer uw positieve ontwikkeling moet vorderen, wil de ziel aan het einde van haar aardse leven opgenomen worden in het lichtrijk. Daarom kwam God zelf naar de aarde in de mens Jezus om hun vooreerst de weg te tonen die terugvoert naar Hem die het wezen weer zo vormt zoals het eens uit God is voortgekomen.

De mens Jezus onderwees de liefde en leefde haar zelf voor aan de mensen. De mens Jezus bewees de mensen door Zijn leven in liefde ook het bereiken van de volmaaktheid. Hij bewees hun dat het mogelijk is door de liefde in een toestand te komen die de aaneensluiting met God mogelijk maakt en bijgevolg licht en kracht in overvloed oplevert. Want Hij was als mens hetzelfde als ieder ander mens. Wat Hem naar de vereniging met God voerde, wat Hem de kracht opleverde om wonderen te verrichten, wat Hem helder inzicht en diepste wijsheid schonk, was alleen de liefde die allesoverheersend in Hem brandde voor God en voor Zijn medemensen. En deze liefde wilde Hij de mensen in de eerste plaats als het belangrijkste voorstellen, dat zij deze beoefenen net als Hij, ze dus Hem zouden moeten navolgen in hun levenswandel om weer de vroegere volmaaktheid te bereiken die ze door hun afval van God eens in de geestelijke wereld hadden verloren.

Maar de mensheid was juist door deze vroegere afval van God zwaar belast. Er drukte een zondeschuld op haar waar de mens Jezus vrij van was. Een zondeschuld die ook de gewillige mensen steeds weer naar beneden trok, die ook een andere heer het recht gaf, de vooruitgang te verhinderen. Een heer die tegenover Jezus stond, die geheel zonder enige liefde was en die daarom de mensen die door de zondeval zijn eigendom waren geworden, het werkzaam zijn in liefde verhinderde waar het maar mogelijk was.

De liefdesleer van Christus zou wel door de mensen kunnen worden aangenomen, maar niet nageleefd zolang ze nog in de macht waren van diegene die eens de schuld had aan hun val. En dus moest eerst diens macht worden gebroken. De mensen moesten eerst van hem worden bevrijd, het moest hun mogelijk worden gemaakt de weg naar boven te gaan. Iemand moest hen helpen, omdat ze alleen te zwak waren, zelfs wanneer ze van goede wil waren. De last die de mensen geketend hield aan hun cipier, moest van hen worden afgenomen. En deze last, de zondeschuld van de vroegere opstand tegen God, konden ze zelf niet aflossen of tenietdoen, omdat die ontzaglijk groot was en eeuwig het opgaan tot God zou hebben verhinderd.

Daarom nam Jezus deze missie op zich om voor de mensen, voor Zijn gevallen broeders de schuld teniet te doen, voor ze te boeten en de mensen te verlossen uit de macht van de tegenstander. Want Jezus was eveneens een uit Gods liefde voortgekomen wezen, net als Zijn broeder Lucifer, en Hij erkende als een bij God gebleven Engelgeest de grote nood van het gevallene en de onmogelijkheid uit eigen kracht vrij te worden van deze nood, wanneer het geen hulp werd geboden. En Zijn overgrote liefde bood zich aan voor deze hulpverlening: zich op aarde in de mens Jezus te belichamen en de eeuwige Godheid als omhulling te dienen, de eeuwige Liefde Die deze zondeschuld teniet wilde doen door boetedoening die Ze in de mens Jezus realiseerde.

Pas na het werk van verlossing was het de mens mogelijk vrij te worden en uit de duisternis op te staan door werken van liefde, door het naleven van de leer die Jezus op aarde heeft gepredikt. Want voordien zouden de mensen daartoe niet in staat zijn geweest, omdat ze nog geketend waren, omdat hun wil door de zondelast zodanig was verzwakt dat ze telkens weer zouden zijn afgegleden door de invloed van de tegenstander. De zielen behoorden hem toe en vrijwillig zou hij ze nooit hebben afgestaan, maar Jezus betaalde de schuld door Zijn lijden en sterven aan het kruis.

De goddelijke Liefde Die zich in de mens Jezus belichaamd had, deed zelf de schuld teniet en de mensen werden vrij. Zodra ze Jezus als de goddelijke Verlosser erkennen en ook voor zich aanspraak maken op Zijn werk van barmhartigheid, zodra ze geloven dat God in Jezus zich om de mensen heeft bekommerd, om hun de weg van de terugkeer naar Hem mogelijk te maken. Zodra ze nu ook leven in de navolging van Jezus, zodra ze een leven leiden in liefde en zich weer vormen tot dat wat ze waren in het allereerste begin: wezens vol van licht en kracht, die zich door de liefde verenigden met God.

Amen

BD.6439
30 december 1955

Denk aan het einde

Tot alle mensen richt Ik dezelfde aansporing: Denk aan uw einde. Want het is u allen beschoren, u allen zult vooreerst rekening moeten houden met een op een natuurlijke wijze weggeroepen worden van deze aarde, wanneer uw uur gekomen is. Maar vele van u die Ik niet in de handen van mijn tegenstander wil laten vallen, zullen voortijdig het aardse leven moeten verlaten, omdat hun weerstandskracht niet sterk genoeg is om tegen zijn benauwenissen in de laatste tijd stand te houden.

Maar ook de mensen die het einde meemaken, moeten rekening houden met een kortere levensduur dan zij overeenkomstig hun natuurlijke toestand aannemen, want dit einde is u zeer nabij. En u mensen bent allen niet zo rijp geworden dat u zonder bedenkingen op dit einde zult kunnen rekenen. En daarom spoor Ik u allen aan, met het oog op het nabij zijnde einde, nog ijverig aan uw ziel te werken. Ik spoor u aan bewust te leven en geen dag voorbij te laten gaan waarin u niet een daad van liefde hebt volbracht, waarin u niet uw ziel iets hebt aangeboden wat haar helpt opwaarts te gaan. Ik spoor u allen dringend aan mijn woord in ontvangst te nemen, u door Mij te laten aanspreken, om met mijn woord ook kracht in ontvangst te nemen die u helpt opwaarts te gaan. Leef niet alleen uw aardse leven, maar verdiep u elke dag minstens een keer in mijn woord, houd korte tijd samenspraak met Mij en beveel u aan Mij en in mijn genade aan.

Al een innige gedachte aan Mij is voor uw ziel een verkwikking en als u mijn woord in stille aandacht leest of hoort, bezorgt u de ziel voedsel dat haar zeker helpt rijp te worden. Ik spoor u mensen alleen aan, bewust te leven en er aan te denken dat uw leven niet lang meer duurt en dat u uw ziel een draaglijk lot bezorgt na de dood van uw lichaam.

Laat de tijd die u nog blijft tot het einde niet verlopen, laat ze niet onbenut voor uw ziel voorbijgaan en u bedenkt uw ziel alleen dan, wanneer u zich overgeeft aan geestelijke gedachten, wanneer u zich in gedachten verbindt met uw God en Schepper van eeuwigheid, die uw aller Vader is, die u in Zijn rijk zou willen opnemen, maar waartoe uw eigen wil noodzakelijk is: de ziel een staat te bezorgen die haar toelaat mijn rijk binnen te gaan. Daarom spoor Ik u steeds weer aan: Denk aan het einde.

Zolang u midden in het leven staat, weert u deze gedachte steeds af, omdat u niet weet dat u nadien een uitermate gelukzalig lot beschoren kan zijn. Maar mijn liefde zou u een gelukzalig lot willen bereiden. Daarom weerklinken u voortdurend van boven deze aanmaningen toe, omdat u zelf het zou moeten willen dat u gelukzalig zult worden. Elk uur van bezinning, elke tijd van innerlijke inkeer, zal voor u van de grootste zegen zijn. Doch wee degenen die daar nooit tijd voor vinden, die zo aan de wereld zijn gehecht dat ze niet in staat zijn zich voor korte tijd van haar los te maken. Want dezen heeft mijn tegenstander vast in zijn macht en ze zullen moeilijk van hem los komen, wanneer ze niet geholpen worden door liefdevolle voorspraak, door het aanroepen van Jezus Christus, dat Hij zelf hen mag helpen. U zult Mij te allen tijde kunnen roepen en Ik zal u horen, want Ik wil u verlossen uit zijn boeien, maar niet uw gevangenschap verlengen.

Denk aan het einde en denk aan de toekomst van uw ziel. Roep tot Mij om hulp. Dit moeten mijn voortdurende aansporingen tot stand brengen, dat u in verbinding blijft met Degene die u alleen helpen kan – dat u uw blikken en roepen hemelwaarts richt en u steeds bewust bent en blijft dat u niet eeuwig op deze aarde leeft.

Amen

BD.6443
4 januari 1956

Het werkzaam zijn van duistere machten

Er is een afschrikwekkend werkzaam zijn van de boze krachten in de laatste tijd voor het einde. De vorst der duisternis drijft hen onophoudelijk ertoe, verwarring te stichten. En bij de duisternis van geest, waarin de mensen in deze tijd leven, lukt het hen ook al te goed. Want ze vinden gehoor en de mensen geloven. En ook al zijn het de grofste dwalingen en leugens, die hen worden voorgehouden, ze nemen het als waarheid aan en worden steeds duisterder in hun geest. Maar ieder mens zou het het duidelijkst kunnen inzien als datgene wat het is, wanneer hij Mij maar zelf om verlichting zou willen vragen, als hem iets twijfelachtig voorkomt.

De geestelijke verwaandheid van de mensen is echter al zo groot, dat ze het stellen van deze vragen niet nodig achten. Integendeel, ze zijn overtuigd van de oprechtheid van diegenen, die hen de diepste dwaling verstrekken. Het gebrek aan inzicht van de mensen neemt steeds meer toe, in plaats van dat het wordt opgeheven. Maar Ik heb het u voorzegd, dat er vele valse profeten en christussen zullen opstaan; dat ze u wonderdaden zullen voorzetten, die mijn tegenstander tot stand brengt. Ik heb u gewaarschuwd hen niet te geloven.

Maar u mensen zult niet iedereen als valse profeet mogen afwijzen. Veeleer zult u hen ernstig moeten onderzoeken op hun echtheid. U zult moeten geloven, dat er ook ware profeten opstaan, die u willen helpen tot heil van uw ziel. U zult niet iedereen mogen aanvaarden, maar ook niet iedereen afwijzen, die in de laatste tijd voor het einde zich als profeet – als in mijn dienst staand – aan u bekend maakt. Maar u zult bepaalde kenmerken weten van een echte profeet: dat hij onopvallend rondgaat en u mijn woord verkondigt, dat hij u wijst op het einde, dat hij in volledige onbaatzuchtigheid u geeft, wat hij rechtstreeks van Mij onvangt, zoals Ik zelf het heb gedaan, toen Ik op aarde wandelde.

Mijn afgezanten vertonen zich niet in pracht en praal. Mijn afgezanten zullen niet anders onder u mensen rondgaan, dan dat Ik het zelf heb gedaan. En nooit zal Ik me verbergen achter hoge en hoogste posities. Nooit zal Ik me door zulke mensen openbaren, die aan de hoogste leiding van wereldlijke organisaties staan, want dezen zijn niet de ware navolgers van Mij, die zelf volledig zonder middelen en eenvoudig Mij aangetrokken voelde tot diegenen, die arm en zwak en in nood waren. Wel zou Ik me ook daar kunnen openbaren, wanneer de “ware navolging” van die anderen Mij daardoor bewezen zouden worden, dat ze zelf alle uiterlijke praal afwijzen, wanneer hun werkzaam zijn in stilte zou plaatsvinden en er een duidelijke afstand te zien zou zijn van traditionele gebruiken; wanneer ze de stem van hun geest gehoor schonken en zich lieten leiden, om in stille zorg voor de armen en zwakken, de noodlijdenden, een liefdevolle vader te zijn, nood te lenigen en waarachtig de weg van de navolging gaan, doordat ze zich voor de zuivere waarheid zouden inzetten, die een mens – vervuld van de geest – nu ook duidelijk in zich herkent.

Maar mijn tegenstander dit verhindert en hij tovert hen daarom voor, wat hen nog dieper in geestelijke duisternis zal laten wegzinken. Mijn tegenstander heeft voor het einde grote macht, maar hij zou die niet kunnen gebruiken waar hij tegenstand vindt: de innigste aansluiting met Mij door onbaatzuchtige werken van liefde. Maar zoiets zou zich op een andere wijze uiten, want ze vertoont zich niet naar buiten toe. Ze treedt niet op de voorgrond, ze steunt geen macht die op instorten staat, want een door de liefde verlichte geest herkent ook duidelijk het geestelijk lage niveau van de mensen en de oorzaken ervan. En een mens, wiens geest verlicht is, kan het niet opnemen voor de onwaarheid, maar hij trekt ertegen te velde.

Laat u niet misleiden en vraag Mij om opheldering als u twijfelt. Maar neem niet gedachteloos aan, wat mijn tegenstander u voorschotelt om uw geest nog meer te verduisteren. Waar helder licht straalt is de waarheid. Daar openbaar Ik me en daar zullen mijn profeten opstaan, die u waarschuwen en aanmanen en die het doen en laten van mijn tegenstander steeds weer brandmerken. Maar in het gewoel van de wereld is de waarheid – het licht – niet te vinden. En werelds is alles, wat zijn verblindend licht uitzendt, dat geen lichtkracht bezit. Maar waar licht straalt openbaar Ik mezelf. Daar is de waarheid, daar is mijn geest en deze belicht ook helder het optreden van de satan.

Amen

BD.6445
6 januari 1956

Het kenmerk van de kerk van Christus

Het werkzaam zijn van mijn geest is het kenmerk van de kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht, en steeds moet Ik het u weer zeggen dat u alleen daaraan mijn kerk herkent. Dat u pas dan aanhangers van de kerk van Christus bent als de geest in u werken kan, als uw denken verlicht is, zelfs al bent u niet geroepen om buitengewone dingen te presteren. Want een verlicht denken bewijst dan de kracht van mijn geest, die zich echter pas dan kan uiten als de voorwaarden vervuld zijn. Wanneer een onbaatzuchtig werkzaam zijn in liefde de verbinding tot stand heeft gebracht van de geestesvonk in u, met Mij – de geest van de Vader.

Dan zal uw geloof ook levend kunnen worden, want de liefde in u heeft dan het geloof tot leven gewekt, waardoor nu de geest in u helder en duidelijk inziet welke leerstellingen volgens de waarheid zijn, waarvoor u dan ook met overtuiging tegenover uw medemensen uitkomt. Zolang u echter nog in dwaling leeft, zolang uw geloof alleen een vormgeloof zonder leven is, zolang werkt de geest nog niet in u en zolang kunt u ook niet zeggen te behoren tot de kerk van Christus – die Ik zelf op aarde heb gesticht.

Het feit dat u mensen dit niet weet, of – als het u verteld wordt niet wilt geloven, bewijst dat u nog niet tot mijn kerk behoort. Het bewijst dat uw geest nog niet gewekt is en het bewijst dat uw aardse levenswandel niet van liefde vervuld is. Want anders zou vanzelf uw denken veranderen en u zou de waarheid van mijn woorden kunnen inzien.

Laat u toch ernstig aansporen tot een levenswandel in onzelfzuchtige liefde, want dat is de eerste voorwaarde om de geestesvonk in u te laten ontvlammen, zodat hij nu in u werkt, dat hij u inzicht in de waarheid schenkt. Maar houd niet aan uiterlijke vormen vast. Houd er niet aan vast wat onverlichte mensen u vertellen en wat zijzelf weer van onverlichte mensen hebben overgenomen, en nu onbuigzaam als waarheid verdedigen. Wees toch niet tevreden met leerstellingen die u worden voorgeschoteld, maar denk er eerst over na voordat u ze zelf aanneemt en bid Mij om hulp de waarheid in te zien.

En als dit uw serieuze wil is, zal Ik waarlijk uw gedachten juist leiden omdat Ik wil dat u tot de waarheid komt, en Ik ook alles doe om haar tot u te brengen. Maar uw vrije wil is er voor nodig als u serieus naar de waarheid verlangt. Ik ben het niet eens met uw traagheid van denken, Ik kan u mensen er niet om prijzen dat u gedachteloos gelooft wat u gezegd wordt zonder zelf eerst een standpunt daarover te hebben ingenomen. Ik veroordeel u niet als u met de beste wil van de wereld meent iets niet aan te kunnen nemen, ook al is het de waarheid. Maar Ik veroordeel u als u iets aanneemt zonder er over na te denken, omdat geestelijke waarheden in u tot een overtuiging moeten worden, maar dit is alleen mogelijk als u er zich in gedachten grondig mee bezig houdt en – om nu ook juist te denken, Mij zelf om hulp vraagt.

Hoe verheug Ik Mij over zo’n bede die Ik ook waarlijk verhoor, maar hoe zelden stijgt zo’n bede op tot Mij. En daarom is het ook onmogelijk voor u een levend geloof te verkrijgen. Het zal voor mijn geest onmogelijk zijn in u te werken, omdat u Hem niet het recht geeft zich te uiten. En daarom kunt u er zich ook nooit op beroemen tot de door Mij op aarde gestichte kerk te behoren, waarvan het ware kenmerk het werkzaam zijn van de geest in de mens is, de geest die u in alle waarheid binnen leidt, die u ook laat inzien dat uw leven nutteloos is, zolang u niet in de liefde leeft en u zich door die liefde met Mij verbindt.

Amen

BD.6447
8 januari 1956

Het oppotten van de materie – Het aansporen door de tegenstander

Alleen dat is als waarheid te beschouwen, wat mijn geest de mensen overbrengt. En daarom moet elke geestelijke leer, die u wordt gebracht, met deze enige waarheid uit Mij overeenstemmen, daar ze anders van een ander is uitgegaan, wiens streven steeds is en blijven zal, de waarheid te bestrijden, en die zich daartoe ook van zulke middelen bedient, die Mij zelf als oorsprong moeten voorspiegelen. Wat Ik de mensen geef, zal er steeds alleen voor dienen, de rijpheid van de ziel te verkrijgen, die als eigenlijke taak op aarde de mensen tot doel werd gesteld, omdat mijn liefde hen wil helpen uit elk geboeid zijn door de materie los te komen, om het geestelijke rijk na de dood onbezwaard binnen te kunnen gaan. En elk woord, dat door Mij zelf naar de aarde wordt gestuurd, heeft steeds alleen maar dit ene doel, u de rijpheid van de ziel op te leveren. Ik zal steeds weer de mensen aanmanen, zich vrij te maken. En Ik zal ze er ook de begrijpelijke reden voor geven. Ik zal u duidelijk maken, wat alle materie in wezen eigenlijk is en op welke wijze de vergeestelijking ervan in eindeloos lange tijd plaatsvindt. Mijn zorg zal steeds alleen uw ziel gelden, het geestelijke in de materiële vorm.

Het loslaten van de materie is een zo belangrijke daad, het is een daad van het grootste belang, dat mijn woord nooit een aansporing bevatten zal om materie op te potten, ze te vermeerderen en zich te verheugen in haar bezit. Maar dit alles spoort mijn tegenstander aan. En u zult deze woorden van Mij geloof mogen schenken, dat mijn tegenstander overal invloed heeft verkregen, waar die verschijnselen kunnen worden nagestreefd, dat zich rijkdommen ophopen, dat deze rijkdommen worden gebruikt om de ogen van de mensen te verlustigen, dat deze rijkdommen niet het doel nakomen dat alleen als zegen van de rijkdom is te bestempelen: arme en noodlijdende mensen uit hun ellendige toestand te bevrijden. Dit zal mijn tegenstander steeds weten te verhinderen. En daaraan zult u mensen ook kunnen herkennen, waar mijn tegenstander heerst. En u zult er ook zeker van kunnen zijn, dat daar ook geen waarheid te vinden is, omdat mijn tegenstander steeds tegen de waarheid zal strijden, maar in zijn gebied geheel in het bijzonder, omdat hij daar ook zijn getrouwen vindt, die naar zijn pijpen dansen.

Mijn woord van boven geeft uitsluitsel over het doen en laten van mijn tegenstander in de laatste tijd voor het einde. En wie tot de mijnen behoort, ziet ook de tekenen van het einde en hij zorgt alleen nog voor zijn ziel. Maar mijn tegenstander wil van dit einde niets weten en al zijn gelijken evenmin. En dezen worden door hem aangezet voorzorgsmaatregelen te nemen voor een tijd, die er niet meer zal zijn. En de mensen volgen gewillig zijn aansporingen op. Ze denken niet aan het naderende einde, maar ze scheppen en werken en maken plannen en bouwen voor komende tijden en bewijzen daardoor hun levenswandel in de duisternis en hun heer, aan wie ze zich ondergeschikt hebben gemaakt.

Alleen mijn woord is waarheid. En dit woord kondigt u aan, dat u mensen allen voor het einde staat. Zou u deze woorden van Mij geloven, dan zou u niet aan de hebzucht naar materiële goederen ten prooi vallen. U zou steeds alleen maar elkaar wederzijds de laatste tijd draaglijk proberen te maken. U zou meer denken aan de in de grootste nood levende mensen, die u zou kunnen helpen. En u zou zich met het zuivere woord van God bezighouden en duidelijk onderkennen, waar mijn tegenstander actief is. U zou zich dan ook niet meer om de tuin laten leiden door begoochelingen, door een web van leugens en bedrog. U zou de vader van de leugen duidelijk herkennen, die de waarheid van u wil vervreemden. Want u zou ook inzien, hoe verschillend de geestelijke leer die u wordt aangeboden is van de leer, die Ik zelf voor u naar de aarde leid.

Doch zolang u zelf diegene ter wille bent, dat u zich steeds meer aan de materie hecht, zolang zult u ook blind zijn in de geest en zolang blijft u ook in zijn macht. U staat voor het einde en al uw streven is tevergeefs. Maak u daarom los van de materie, voordat het te laat is, opdat ze niet uw graf zal worden.

Amen

BD.6449
11 januari 1956

Overtuigd erkennen van Jezus Christus

Niemand kan zich bevrijden uit de keten van de satan zonder Jezus Christus. Maar het helpt niets wanneer de mens zich alleen in naam christen noemt, wanneer hij Jezus niet bewust afwijst. Tevoren moet de mens zich oprecht aan Hem hebben overgegeven. Hij moet zich bewust zijn van zijn schuld. Hij moet zijn eigen onvolmaaktheid inzien en geloven dat Jezus Christus hem van zijn schuld en zwakheid kan verlossen en er Jezus Christus bewust om vragen. Dus moet hij onder Zijn kruis plaatsnemen. Het moet ieder mens duidelijk worden, dat de verlossing door Jezus Christus geen formele, algemene daad is die zich volgens een vast patroon aan allen voltrekt. Het moet hem duidelijk worden dat hij er zelf iets voor moet doen om te delen in de verlossing door Jezus Christus. Wel heeft Jezus alle mensen verlost. Dat wil zeggen: niemand is uitgesloten van Zijn werk van barmhartigheid. Maar tegen de wil van de mens in vindt zijn verlossing niet plaats. En daarom moet dus de mens tevoren zijn wil te kennen geven, door Hem verlost te willen worden. En daarom is het een volledig bewuste aangelegenheid, die op de eerste plaats eist, dat men zich door middel van gedachten met het probleem van de menswording Gods en de kruisdood van Jezus Christus bezighoudt, dat men Jezus Christus bewust belijdt en dan ook naar Zijn wil op aarde leeft.

Het overtuigd erkennen van Jezus Christus zal ook de mens naar Hem om hulp laten roepen, die hem ter wille van het verlossingswerk ook zeker ten deel zal vallen. Verlost te zijn betekent bevrijd te worden uit de macht van hem die de mens naar beneden trekt. Verlost te zijn betekent onbezorgd opwaarts te kunnen streven, wat vóór de kruisdood van Jezus niet mogelijk was, want de tegenstander van God liet geen ziel vrij.

Maar hoeveel mensen zijn er op aarde, die menen “christen” te zijn, dus recht te hebben op de verlossing door Hem, door het alleen maar bekennen van Jezus Christus met de mond. Ze geloven daardoor het vermeende lot te zijn ontgaan van diegenen die in hun ogen heiden zijn. Ze geloven dat hun “geloof” in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk voldoende is, wat echter toch slechts een “vormgeloof” is, zolang de innerlijke verandering naar een christen die levend gelooft, bij hem nog niet heeft plaatsgevonden. Maar daarom zullen de vormchristenen ook geen weerstand kunnen bieden, wanneer ze gedwongen worden een laatste beslissing te nemen. Ze zullen dan luchthartig het geloof opgeven, omdat het nog niet levend in hen is geweest. En ze zullen er getuigenis voor afleggen, dat ze ware heidenen zijn en waren, die zich alleen een valse naam hadden verschaft. Maar er is geen verlossing zonder Jezus Christus. En daarom betekent deze laatste beslissing een versterkte keten, die de tegenstander van God hun aandoet. En van deze keten vrij te worden, zal ondenkbaar lange tijd duren, tot eens Jezus Christus hun weer de hand zal reiken, die ze in het leven niet wilden zien en daarom ook niet hebben vastgepakt.

Hoe gemakkelijk zouden alle mensen nog aan dit grote gevaar kunnen ontsnappen, omdat overal in de wereld Jezus Christus wordt verkondigd, en overal Zijn naam met overtuigingskracht wordt beleden, omdat ieder mens daarvan onder de indruk zou kunnen komen en eens ernstig zou kunnen nadenken over de betekenis van Zijn verlossingswerk. Zodra nu daartoe de wil aanwezig zou zijn, zou Jezus Christus helpen en zich bij de mens in herinnering brengen. Hij zou door middel van gedachten zelf tot hem spreken en het hem waarlijk gemakkelijk maken de weg naar Hem te gaan, wanneer slechts de wil aanwezig zou zijn licht te verkrijgen in het vraagstuk, dat waarlijk het voornaamste is voor u mensen. Maar de vormgelovige heeft op de ongelovige niets voor, want hij is net zo ver verwijderd van Jezus Christus als die ander. En daarom is de grote nood onder de mensheid en slechts weinig mensen zullen aan deze nood ontsnappen.

Amen

BD.6452
14 januari 1956

Laatste fase – Geloofsstrijd

U treedt spoedig in de laatste fase, want de tijd is gekomen waarvan gesproken is sinds het begin van deze verlossingsperiode. Het einde van deze aarde is ophanden en u zult spoedig alle tekenen die door zieners en profeten zijn aangekondigd, beleven. En zo zal alles vervuld worden omdat mijn woord de waarheid is, en Ik zelf door deze profetenmonden heb gesproken.

Alles wat Ik voorspellen liet betreffende het einde wilde u mensen alleen aansporen tot arbeid aan uw ziel. Daarom zijn er in deze verlossingsperiode vaak tijden geweest, waarin mensen geloven konden dat het einde op handen is.

En dat was nodig omdat de verdorvenheid der mensen een ingrijpen mijnerzijds geloofwaardig maakte, en er steeds weer enige van die weinigen des te ijveriger met hun zielenarbeid begonnen en waarlijk gered werden voor het eeuwige leven.

Toch was de tijd nog niet vervuld, want satan had nog niet de onbeperkte macht over de mensen verkregen, ofschoon ook in die tijd ware duivels op aarde hun wanorde stichtten. De mensheid was een langere tijd toegestaan, omdat nog veel van het gekluisterde geestelijke zich moest belichamen, met als doel de laatste wilsbeproeving op deze aarde.

Mijn heilsplan verloopt volgens de wet van mijn eeuwige ordening, en geen dag vroeger of later zal een periode eindigen, omdat Ik sinds eeuwigheid voorzag wat dienstig zou zijn voor het geestelijke, of hinderlijk voor zijn ontwikkeling. De activiteit van satan neemt echter steeds schrikwekkender vormen aan omdat veel van het gekluisterde geestelijke de vrijheid verkrijgt, en door zijn invloed werkt naar zijn verlangen. En daarom neemt ook de duivelse activiteit onder de mensen toe, hoe nader het einde komt.

En mijn tegenstander voelt zichzelf om die reden zo sterk, dat hij denkt Mij totaal te kunnen overwinnen. Hij houdt zich ten laatste niet meer aan de grenzen van zijn machtsbevoegdheid, die hem gesteld werden bij zijn val in de diepte. En zodra dit tijdstip is gekomen, wordt aan zijn activiteiten een einde gemaakt. Dat betekent het einde van een verlossingsperiode en de oplossing van iedere vorm. Het betekent de vrijwording van het daarin gekluisterde en een weer belichamen in nieuwe vormen overeenkomstig de staat van rijpheid van de geestelijke substanties.

En dit overschrijden van de machtsbevoegdheid zal duidelijk tot uitdrukking komen, en voor de mensen een zeker teken zijn van het aanstaande einde. Want mijn tegenstander zal zich openlijk tegen Mij keren, daar hij de mensen geweld wil aandoen. Hij wil ze dwingen Mij te verloochenen, daar hij iedere geestelijke verbinding met Mij wil vernietigen, om alle mensen in zijn macht te krijgen.

Wie van het doel van het aardse leven dat bestaat in de vrije wilsbeslissing van de mens weet, die weet ook dat ieder plan van mijn tegenstander tegen dat doel ingaat. En die weet dan ook dat het tijdstip is gekomen waarin Ik een einde zal maken aan zijn woeden, doordat Ik hem en zijn aanhang weer in ketenen leg. En hij zal dan ook alle profetieën verstaan die op het einde wijzen.

Daarom, geef acht op deze laatste activiteit van mijn tegenstander, aan welke u duidelijk herkent in welke tijd u leeft. Geef acht op zijn streven de mensen ieder geloof te ontnemen, geef acht op alles wat duidelijk als het werk van de antichrist te herkennen is. En let er bijzonder op hoe de mensen vijandig behandeld worden, die Mij in waarheid dienen en de waarheid trachten te verspreiden.

En zodra u deze voortekenen van een komende geloofsstrijd kunt zien weet u, dat u de laatste fase van het bestaan van deze aarde bent ingegaan. Dan bewapen uzelf als u Mij getrouw wilt blijven en ga met een vast vertrouwen en met kracht deze strijd tegemoet, en weet, dat Ik u voorga. Dat u voor Mij strijdt en waarlijk onoverwinnelijk bent en blijven zult, al bent u in de minderheid tegenover de schaar van mijn tegenstander. Maar hemzelf zal Ik overwinnen en gevangen nemen, als het uur is gekomen dat beslist is sinds eeuwigheid. En u mijn getrouwen zult uit deze strijd te voorschijn komen op weg naar een nieuw leven. U zult niet meer verdrukt kunnen worden door hem die mijn tegenstander is, en ook nog eeuwigheden mijn tegenstander blijven zal.

Amen

BD.6454
19 januari 1956

Gasten op de aarde – Juiste Beheerders

Blijf indachtig, dat jullie allemaal slechts gasten zijn op deze aarde, dat jullie eigenlijke vaderland niet het vergankelijke rijk is, maar dat jullie hier slechts tijdelijk verblijven, om, rijp geworden, te kunnen terugkeren in jullie vaderland, dat jullie destijds vrijwillig hebben verlaten – eens echter weer daar zult moeten geraken van waar jullie vandaan gekomen zijn.

Zouden jullie mensen je meer bewust zijn van jullie taak op aarde, zouden jullie je werkelijk alleen als gasten op deze aarde voelen, dan zouden jullie ook geen moeite doen, op deze schijnwereld vaste voet aan de grond te krijgen. Jullie zouden er steeds alleen maar aan denken, rijk gezegend weer terug te kunnen keren in jullie vaderland, jullie zouden je op aarde alleen dat willen toe-eigenen, wat jullie zouden mogen meenemen en alle overige moeite zou jullie nutteloos en waardeloos toeschijnen en dan zou ook jullie rijp worden gewaarborgd zijn, jullie zouden je aardse levensdoel vervullen en zouden nooit meer nutteloosheid hoeven te vrezen. Want als “gasten” zouden jullie je niets willen toe-eigenen, wat jullie moeten achterlaten, en daarom zou jullie streven gericht zijn op het ware.

Maar zolang jullie je niet als gasten, maar als heren van deze aarde voelen, miskennen jullie je eigenlijke aardse levensdoel, en al jullie willen, denken en handelen zal verkeerd zijn, het zal niet overeenkomen met het doel, de rijpheid van jullie ziel te vergroten. En ook al noemen jullie een materieel bezit je eigendom, al zijn jullie rijk gezegend met aardse goederen – voor zover jullie je alleen als beheerders beschouwen, zullen jullie je bezit ook juist gebruiken en daardoor ook geestelijke goederen kunnen verwerven. Met geleend goed moeten jullie altijd op juiste wijze handelen, dat wil zeggen: niet alleen ervan willen profiteren, maar ook jullie medemensen er in laten delen. Dan zal het jullie zegen brengen, het zal jullie geestelijke goederen opleveren, die onvergankelijk zijn. Zoals jullie ontvangen, moeten jullie ook geven.

Want de Heer, die Zijn gasten rijkelijk onthaalt, die wil allen laten toekomen, wat ze nodig hebben, en Hij zal zelf Zijn gasten dringend verzoeken, aan iedereen uit te delen, die gaven nodig heeft. En zo moeten jullie er ook aan denken, dat ieder mens hetzelfde recht heeft op dingen, die hij nodig heeft om te leven, dat ieder mens op deze aarde een gast is, gelijk jullie zelf, en dat de Heer geen van Zijn gasten gebrek wil laten lijden en dat jullie daarom volgens Zijn wil handelen, wanneer jullie je medemensen bedelen met gaven der liefde.

Eens moeten jullie toch alles prijsgeven. Probeer daarom, jullie tevoren al vrijwillig hiervan te ontdoen, want een dergelijk handelen zal jullie geen verlies, maar dubbele zegen opleveren, die jullie pas zullen herkennen, wanneer jullie deze aarde verlaten en jullie in het hiernamaals een rijkdom aantreffen, wanneer jullie zullen beseffen, dat jullie door jullie handelen op aarde, de liefde van vele mensen verworven hebben, die jullie volgt in de eeuwigheid.

Hoe blind zijn de mensen, die bezittingen verzamelen, die zich verheugen in hun aardse bezit en geen anderen daaraan laten deelnemen, en hoe armzalig zal hun lot zijn na hun lichamelijke dood. Jullie mensen weten allen, dat jullie leven op deze aarde begrensd is, en toch geeft jullie leven geen blijk van voorzorgsmaatregelen voor jullie eigenlijke leven in het rijk, dat waarlijk bestaat, maar dat zeer verschillend kan zijn in haar gesteldheid, omdat het aan jullie zelf ligt, hoe jullie het voor jullie vormgeven. Jullie zullen daar veel liefdevolle bejegeningen ondervinden, wanneer jullie op aarde liefde bewezen hebben aan jullie medemensen. Aan jullie zal worden toegekend, wat jullie zelf gegeven hebben, en jullie zullen waarlijk geen verlies hoeven te lijden, maar elke gave, die jullie met een liefdevol hart uitdelen, zal jullie duizendvoudig gewin opleveren.

Beschouw jullie zelf alleen als gasten op deze aarde en alles, wat jullie bezitten, als geleend goed, waarmee jullie echter vrij mogen doen en laten wat jullie willen. Beheer dus deze goederen in de geest van Hem, die het jullie gaf; werk ermee in liefde, en jullie zullen een zegen ervaren, die jullie niet kunnen meten, zolang jullie op aarde leven. Jullie keren dan rijk beladen terug in jullie ware vaderland en zo gevormd, als jullie het eertijds verlaten hebben.

Amen

BD.6459
24 januari 1956

Voorbede voor Lucifer

Geen wezen sluit Ik uit van mijn liefde, al is het nog zo diep gezonken, al is het nog zo ver van Mij verwijderd.

Want het is eens uit mijn liefde voortgekomen en zal eeuwig in mijn liefde blijven. En dit geldt ook voor het eerst geschapen wezen, wiens zondigheid het oneindig ver van Mij verwijderde, wiens aanmatiging de val in de diepste diepte tot gevolg had en dat eeuwige tijden nodig heeft tot het weer de weg naar Mij heeft teruggevonden, tot het weer in zijn vaderhuis zal terugkeren en als mijn zoon weer door Mij wordt opgenomen, tot ook zijn liefde Mij weer geheel en al toebehoort. Dit wezen was van eeuwigheid voorbestemd voor de hoogste gelukzaligheid en daarom was het geschapen als mijn evenbeeld, dat onbeperkt over licht en kracht kon beschikken en daarom was ook zijn gelukzaligheid onbegrensd. Dat dit wezen gevallen is, deed het zondig worden in een mate, waarvoor u mensen elk begrip ontbreekt. Want het bezat het hoogste inzicht. Het zondigde bewust tegen zijn Schepper en Vader, die het ook herkende als zijn oorsprong, echter niet wilde erkennen.

Dit was zijn zonde, omdat het door het afwijzen van Mij zelf, mijn liefde afwees en zo dus de verwijdering van Mij – zo diep als een afgrond – tot stand bracht. Het wierp zich bewust op als mijn tegenstander, als mijn vijand, en streed voortaan tegen Mij.

Voor een terugkeer van dit wezen zijn eeuwigheden nodig, omdat het dezelfde weg terug moet gaan om bij Mij te komen en omdat ook het zich van Mij afkeren eeuwigheden heeft gevergd, omdat de klim omhoog ook bij hem trede voor trede moet worden afgelegd en niet willekeurig kan worden overgeslagen. Een plotselinge wilsverandering van dit wezen is daarom niet mogelijk, omdat het zich niet gevangen liet nemen zoals alle andere gevallen wezens. Want hem, als mijn eerst geschapen lichtdrager, liet Ik de vrijheid, toen hij weigerde dezelfde gang door de schepping te gaan. Maar deze weigering werd voor Mij een dienst, evenals voor het door zijn schuld in de diepte gevallen wezenlijke. Hij diende Mij nu als tegenpool, in de vrije wilsbeslissing van het andere gevallene.

Ook voor hem staat elke mogelijkheid om terug te keren in het vaderhuis open, omdat ook hem mijn nooit eindigende liefde geldt. Maar de wil van geen enkel wezen dwing Ik om Mij volgzaam te zijn.

Dit is het verschil, dat Ik niemand door mijn macht bind, terwijl hij zijn wezens geketend houdt. Wanneer Ik het wezenlijke kluister in de scheppingswerken en het de vrije wil ontneem, dan is dit een werk van mijn liefde voor het ongelukkige, dat Ik alleen maar aan zijn macht ontruk, om het in staat te stellen, eens vrij te kunnen kiezen. Maar hij zelf staat onder geen enkele macht. Hij is vrij en alles wat hij doet is zijn innerlijke aandrang en deze is waarlijk slecht.

En nooit zal hij zijn weerstand tegen Mij opgeven, zolang hij sterk is. Pas wanneer hij van zwakte op de grond ligt, zal hij naar Mij roepen.

Maar anders is het gesteld met de wezens die hij in de diepte heeft gestort. Die door de afstand mijn kracht van liefde kwijt raakten, ofschoon Ik zelf hun de liefde niet ontzegde. En die door zijn macht eeuwig in de diepte zouden worden vastgehouden, wanneer Ik het totaal krachteloze niet zou bijstaan en het zolang aan zijn invloed onttrok, tot het weer zoveel kracht bezat, vrij te kunnen beslissen in de keuze van zijn heer. Dan eist mijn tegenstander zeer zeker zijn recht op, dat Ik hem niet zal weigeren, omdat de wezens hem eens vrijwillig zijn gevolgd. Dus dan, in het stadium als mens, vindt de geestelijke strijd plaats, de beïnvloeding van de vrije wil van de mens door goede of slechte krachten.

En de liefde geeft in deze strijd de doorslag. De liefde moet en zal steeds zegevieren. En u zult nu begrijpen, dat en waarom liefdevolle voorbede voor dit worstelende geestelijke het beste resultaat heeft.

U zult begrijpen, dat mijn macht niet mag ingrijpen, omdat Ik geen wezen dwing; dat tegenover mijn tegenstander steeds alleen maar liefde kan worden gesteld en dat dat het enige wapen is, waarvoor hij bezwijkt. Het maakt hem zwak, zodat hij het aan hem toebehorende vrijlaat. De grootste daad van liefde voor de verlossing van het onvrije bood Jezus Christus aan en Hij ontrukte daardoor aan de tegenstander al die zielen, die onder Zijn kruis vluchtten. Maar om de weg naar het kruis te nemen, daar hebben veel wezens ook nog hulp bij nodig, die hen dus door liefdevolle voorbede van de kant van reeds vrije mensen kan worden verleend. Voorspraak in liefde is een grote factor bij de verlossing van de zielen, die zich in de macht bevinden van mijn tegenstander, die het enige wezen is in de gehele oneindigheid, dat heersen wil en dat dwang uitoefent op het oeraanvankelijk in volledige vrijheid geschapen geestelijke, die echter niet in mijn macht is, in zoverre, dat Ik beslis hoe hij moet denken, willen en handelen. Van Mij uit is ook dit wezen volledig vrij. Tot wie zou u dus nu willen voorspreken voor dit wezen? En wat wilt u door uw gebed wel bereiken? Dat Ik zijn wil verander?

Dat Ik zijn haat verzacht? Dat Ik hem zal bewegen terug te keren, wat hij vrijwillig moet aanpakken? Voor hem staan alle wegen open. Ik hinder hem niet, maar Ik oefen geen enkele dwang op hem uit, zelfs geen dwang door liefde, omdat zijn val iets anders was en is dan de val der wezens, die hij in het leven riep met mijn kracht, en omdat hij de vijand is van hen en hen als vijand behandelt, omdat hij verhindert, dat deze wezens weer gelukkig en gelukzalig worden zoals eens.

Tegenover Mij staat hij als tegenstander en hij laadt de ene zonde na de andere op zich, zolang hij zijn macht misbruikt en het wezenlijke in het stadium van de vrije wil zo in het nauw brengt, dat de terugkeer voor het wezenlijke naar Mij juist alleen mogelijk is door de hulp van Jezus Christus.

Alleen de liefde verlost uit zijn macht. En zou u hem willen verlossen, dan zou u van hem moeten houden. En dat betekent, u met hem te verbinden. Uw hulp, die u zult kunnen verlenen, bestaat alleen daarin, zijn aanhang te verlossen, opdat hij zwakker zal worden. Want hij zal nooit veranderen, zolang hem nog iets geestelijks toebehoort. Pas wanneer hij alleen staat, wanneer al het door hem eens ten val gebrachte weer omhoog is geklommen, zal hij zijn haat, zijn hoogmoed en zijn Mij weerspannige wil opgeven. En dan kan mijn liefde hem vastpakken en kan Ik weer een liefdevolle Vader voor hem zijn.

Want dan begeert hij weer mijn liefde, zoals het was in het allereerste begin.

Amen

BD.6460
25 januari 1956

Loutering van de zielenpartikels – Verderfelijke geesten

Alle substanties in u dragen nog onrijp geestelijks in zich, zowel de materiële uiterlijke vorm, uw lichaam, als ook de ziel die uit ontelbare zielenpartikeltjes is samengesteld. Al deze partikeltjes zijn door de scheppingen van deze aarde gegaan met het doel rijp te worden en hebben zich ook tot op een bepaald niveau gelouterd, daar ze anders niet zouden zijn toegelaten tot de belichaming als mens. Maar er is nog maar een zekere graad bereikt die nog ver van de voltooiing verwijderd is. Deze voltooiing nu zult u in het aardse leven moeten bereiken. Uw ziel moet geheel vrij van onrijpe substanties, dus licht doorlatend, van de aarde scheiden om in het geestelijke rijk opgenomen te kunnen worden, waar ze nu voortdurend doorstraald door licht kan werken in gelukzaligheid. Dat wil dus zeggen: de mens moet gedurende zijn aardse bestaan al het geestelijke van zijn ziel in de ordening van de goddelijke wet brengen. Wat onrijp is bevindt zich nog niet in deze ordening. Het omgeeft de ziel nog als een omhulsel dat het licht de toegang belet.

Maar bij iedere ziel is een goddelijke vonk gevoegd die tot de orde roept. Die de nog onrijpe substanties de laatste rijpheid zou willen toevoeren en het ook kan, wanneer de wil van de mens hem daartoe het recht geeft. Dat wil dus zeggen: een mens die de voltooiing wil bereiken, weet dat hij alleen te zwak is, dat hem hulp moet worden geboden en hij zoekt deze bij God. En God geeft ze hem door de geest, doordat Hij rechtstreeks inwerkt op de mens die zich aan Hem toevertrouwt, dus de verbinding met Hem tot stand heeft gebracht. Deze geest nu zal steeds op de voorgrond treden wanneer zielensubstanties zich bewegen in een ordening die in strijd is met de wet, wanneer niet-goddelijke eigenschappen zich willen uiten die nog niet volledig in de mens zijn onderdrukt. Wanneer begeerten ontbranden of liefdeloze gedachten bovenkomen. Dan wordt de mens gewaarschuwd of vermaand door de innerlijke stem die steeds de uiting is van God door Zijn geest.

Geen mens betreedt deze aarde in volmaakte staat. Aan iedere ziel kleven nog onrijpe begeerten of opwellingen die in het leven op aarde moeten worden veranderd, zodat de mens meer en meer in goddelijke ordening verkeert, dat zijn ziel zich loutert en de goddelijke vonk in de mens zich meer en meer kan uitbreiden, dat dus het licht van eeuwigheid de ziel kan vervullen en vergeestelijken. Maar steeds alleen dan, wanneer het de wil van de mens is dat hij tot voltooiing zal komen en hij zich aan God overgeeft, Hem vragend hem naar de voltooiing te leiden. Want al het onrijpe geestelijke kan ook door verderfelijke geesten worden aangespoord, zich meer en meer te ontplooien, zodat het omhulsel van de ziel steeds dichter wordt. Maar dan is de wil van de mens niet op God gericht geweest, hij verlangt daarentegen naar beneden. Hij verlangt terug naar hetgeen hij eigenlijk al had overwonnen. Zijn zielensubstanties verzetten zich tegen de goddelijke orde. Ze roepen steeds grotere wanorde tevoorschijn en zijn daarom ook gemakkelijk te beïnvloeden door de krachten die de voltooiing, de terugkeer naar God, willen verhinderen.

De goddelijke geestvonk kan zich in zo’n mens niet uiten. Zij kan zich niet laten gelden, omdat haar fijne stem wordt overstemd en omdat de wil van de mens zelf bepalend is welke krachten er in de mens kunnen werken. Maar dan vergaat de tijd op aarde met negatief gevolg. Niet alleen dat de mens geen ommekeer omhoog heeft bereikt, maar ook dat de aanvankelijk al tot een zekere graad van rijpheid uitgerijpte zielensubstanties deze graad van rijpheid hebben verloren. Ze zijn in een toestand terecht gekomen die weer een ander rijpingsproces vereist dan de gang over de aarde het was. Deze zielen moeten, wanneer ze niet het droevige lot van een hernieuwde kluistering ondergaan, in het rijk hierna onnoemelijke kwellingen verdragen om weer de eerstgenoemde graad van rijpheid te bereiken en dan langzaam opwaarts te klimmen, maar dit is onder heel wat moeilijkere voorwaarden mogelijk dan dat het op aarde mogelijk was. Op aarde kan iedere ziel de volmaaktheid bereiken wanneer ze het wil, want door God wordt haar de kracht geschonken. Maar zonder haar wil neemt ze kracht aan van de tegenstander van God en deze wil niet haar voltooiing, maar haar ondergang.

Amen

BD.6462
27 januari 1956

De uitwerking van dwaalleren in het hiernamaals

Er zijn veel valse opvattingen bij de mensheid binnengedrongen waaraan de wil van de mensen echter zelf schuld is, anders zouden de krachten van de duisternis hun verwoestende arbeid niet hebben kunnen uitoefenen. Zelfs het geringste nadenken zou de mensen hebben kunnen laten inzien dat hun de waarheid niet werd voorgelegd, doch daaraan ontbrak het hun en zij namen alles zonder nadenken aan. En nu zijn deze dwaalleren zo vastgeworteld in het menselijke denken dat het moeilijk is ze uit te roeien. Het gevaar bestaat echter dat steeds meer dwaalleren uit deze valse opvattingen ontstaan.

Er kan geen geestelijke vooruitgang behaald worden, noch op aarde noch in het rijk hierna, zolang zulke dwaalleren niet worden rechtgezet en onschadelijk gemaakt – wat alleen weer door het doen toekomen van de zuivere waarheid kan geschieden. Maar het is moeilijk een op zichzelf staande leer recht te zetten, want het inzicht dat daar voor nodig is, vereist een duidelijk beeld van het goddelijke liefdes- en verlossingsplan, dat dan de zinneloosheid van zulke valse leren bewijst zodat nu iedere dwaling duidelijk is te doorzien, als het de mens ernst is de waarheid te kennen.

Gaat een ziel nu vervuld van dwaling het geestelijke rijk in, dan leeft zij daar in die verkeerde gedachtengang verder en kan nooit meer een geestelijke vooruitgang boeken. Maar zij neemt de waarheid ook moeilijk aan. Nog veel moeilijker is het iemand die meent alles te weten tot de waarheid te brengen, dan een geheel onwetende, die zich veel eerder laat onderrichten en gewilliger is de waarheid te aanvaarden. De eerstgenoemden zullen pas tot nadenken komen als zij zich onbevredigd voelen en gedurig in een duistere toestand voortgaan – of, als zij geen slechte instelling hebben in een heel zwakke schemering, die hun echter geen welbehagen schenkt. Dan beginnen zij na te denken over de valse beloften waaraan zij zich op aarde hebben vastgehouden, en die hun een onaantastbaar evangelie toeschenen.

Om deze zielen tot nadenken te bewegen en tot aanvaarden van de waarheid, moeten zij zich vaak lange tijd in sferen bewegen die voor hen niet aangenaam zijn, opdat zij steeds meer aan hun valse leerstellingen denken, ze in acht nemen en toch geen verandering in hun toestand ondervinden. Dan eerst beginnen zij te twijfelen en dan eerst is het tijd dat zij die de waarheid in zich dragen hen kunnen naderen, om hen langzaam tot andere gedachten over te halen.

Maar er gaat vaak veel tijd verloren voordat een ziel tot inzicht komt. En daarom is het een van de belangrijkste opdrachten voor de werkers in de wijngaard des Heren al op aarde tegen dwaling en leugen in te gaan en de mensen al op aarde opmerkzaam te maken op de nutteloze gang van zaken in hun leven, zelfs als zij het niet willen geloven. Want dan kunnen deze denkbeelden sneller in hun gedachten komen als zij heengaan van deze aarde, en een inzicht dat sneller doorbreekt is mogelijk in het rijk hierna.

Steeds weer moet het de mensen voorgehouden worden dat alles vergeefs is waar zij ijverig gehoor aan geven, als zij de geboden van de liefde tot God en de naasten niet voorop stellen. Heel duidelijk moet hun gewezen worden op de valse leren – en die zijn er zeer veel. Het moet hun worden voorgehouden dat God alleen liefde van de mensen verlangt om ze op te kunnen nemen in Zijn rijk, en dat al het andere echter zonder waarde is voor de ziel zolang de liefde ontbreekt.

En al zijn de mensen daar nu verontwaardigd over, de zielen zullen u toch eenmaal danken als zij het aardse omhulsel hebben verlaten. En als zij zich behoeftig en gebrekkig bedeeld voelen en daar geen verklaring voor weten, dan zullen zij aan uw voorlichtingen denken en door hun toestand ook de waarheid inzien. En dan zijn zij ook dankbaar wanneer hun nu de waarheid wordt aangeboden, want alleen deze kan hen helpen opwaarts te gaan, alleen door de waarheid kunnen zij zalig worden.

Amen

BD.6465
1 februari 1956

Verbinding tussen de werelden der sterren en de aarde

In de verre ruimten van het heelal cirkelen sterren in grote aantallen en elk van deze sterren is een scheppingswerk dat als zijn bestemming heeft, het tot verblijfplaats dienen van het geestelijke dat zich positief aan het ontwikkelen is, om op veelsoortige manieren de ontwikkeling van dit geestelijke: te bevorderen. Steeds echter zijn al deze scheppingswerken ontstaan ten behoeve van het geestelijke, want oneindig groot is het getal van de gevallen oergeesten en onmetelijke perioden zijn er vereist tot de omvorming weer terug tot hun oerwezen voltrokken is.

En overal is leven – overal echter ook een stadium van verharding, dus heeft elk hemellichaam het gebonden en ook het al minder gebonden geestelijke in zijn gebied bij zich. Maar het wezenlijke dat blijk geeft van leven, is op de verschillende hemellichamen ook net zo verschillend van vorm en voert ook heel uiteenlopende werkzaamheden uit. En alleen op geestelijke wijze kan er over deze verschillend geaarde scheppingswerken en levende wezens bericht worden, omdat de verbinding tussen die werelden en de aarde nooit tot stand kan worden gebracht en bijgevolg elk weten erover onmogelijk zou zijn, wanneer het de mensen niet geestelijk werd overgebracht. Het zijn sterrenwerelden van ontzaglijk grote omvang vergeleken met de aarde, die wel het geringste en armzaligste hemellichaam genoemd zou kunnen worden wanneer niet haar doel en haar speciale bestemming dit niet zou compenseren.

Wat door u te zien is aan het firmament is slechts een nietig deeltje van de in het universum bestaande schepping Gods, het zijn de sterren die zouden kunnen worden aangeduid als “zich bevindend in de nabijheid van de aarde” daar ze altijd nog door de ogen van de mensen bekeken kunnen worden al is het ook in een oneindige verkleining waarvoor u geen schaal kent. Maar deze sterren worden ook door zulke wezens bewoond die in een zeker contact hebben gestaan met de aarde dat zich als kosmisch teweeg gebrachte uitstraling voordoet, die door alle hemellichamen die in het gebied staan van een zon die eraan is toegewezen, wederzijds van tijd tot tijd plaatsvindt. Wat u, mensen als “teweeg gebracht door de kosmos” aanziet, is echter ook geestelijk niet zonder uitwerking. Het zijn in zekere zin voor u, mensen onbekende hulpverleningen door wezens die geven willen wat ze bezitten en graag willen nemen wat hun ontbreekt – wat echter altijd alleen geestelijk te verstaan is. De loop van alle hemellichamen voltrekt zich in de goddelijke ordening, die alleen door de wil van God zelf veranderd kan worden wanneer dit bevorderlijk is voor een bijzonder doel. Maar juist deze wetmatige ordening verhindert ook dat er ooit sterren bij elkaar in de buurt komen, dat er tussen zulke sterren rechtstreekse verbindingen tot stand kunnen worden gebracht en dat door de wezens van een hemellichaam de sfeer eromheen zou kunnen worden doorbroken, die voor elk hemellichaam begrensd is.

Er bestaan wel geestelijke verbindingen van wereld tot wereld waarvan alleen het doel is dat ze de geestelijke ontwikkeling dienen. En zulke geestelijke verbindingen zullen in de laatste tijd zeer dikwijls tot stand worden gebracht, maar de mensen op de aarde weten niet door welke sterrenwerelden ze worden aangesproken wanneer een wezen van deze werelden zich uit. Zij weten het daarom niet omdat het totaal niet van belang is waar deze boodschappen vandaan komen, omdat een rechtstreeks benaderen van de wezens van zulke werelden nooit mogelijk is.

Maar ze werken onophoudelijk op de bewoners van de aarde in, daar ze hun geestelijke nood inzien en ook kennis hebben van wat dit “hemellichaam aarde” te wachten staat. En ze tonen daarom ’n levendige belangstelling voor hun wel en wee, omdat ze op de hoogte zijn van de grote kans van de mensen op aarde om kinderen Gods te kunnen worden en graag hun hele invloed willen aanwenden dat de mensen dit doel bereiken.

De bewoners van andere hemellichamen zijn meer of minder vol van licht, maar tot de duistere geestestoestand van de mensen op aarde zijn ze niet vervallen zodra stralende sterren hun verblijfplaats zijn. Maar ook hun ontwikkeling is nog niet afgesloten, ook zij hebben de oertoestand nog niet bereikt toch is hun ontwikkelingsgang een andere dan bij de mensen op aarde en ook hun werkzaamheid is anders.

Hun geestelijke missies kunnen zich ook tot de bewoners van de aarde uitstrekken en op een andere manier plaatsvinden dan door u, mensen is voor te stellen. U kunt onder hun invloed staan, u zult u echter nooit anders dan geestelijk met hen in verbinding kunnen stellen, omdat dit ook een wet is van de goddelijke ordening, die onherroepelijk is.

Amen

BD.6466
2 februari 1956

Arbeid in de wijngaard in de laatste tijd

De machten der duisternis zullen de overhand verkrijgen, omdat het naar het einde loopt. Daarom zal u zich niet moeten verwonderen dat goddelijke werkzaamheid niet wordt herkend en dat belemmeringen duidelijk zichtbaar zijn, ook bij diegenen die wel geloven maar een niet zo diep geloof hebben dat hen vrij en openlijk zal laten spreken en handelen naar mijn wil. De wereld staat op de voorgrond en het geestelijke leven lijkt de mensen ongeloofwaardig, de kloof is te groot en kan maar met moeite worden overbrugd, en daarom zullen ook mijn arbeiders moeilijk het contact tot stand kunnen brengen, want altijd zal de wereld meer aandacht krijgen en de duistere krachten zullen steeds tussenbeide komen en eerder toegang vinden in de harten der mensen.

Daarom moet er ook van voortdurende strijd tegen de duisternis worden gesproken en ook de mijnen moeten strijders zijn, opdat ze zelf niet worden overwonnen, opdat ze niet zwak worden in het geloof maar de band met Mij zo innig tot stand brengen dat ze van Mij de kracht betrekken om onwankelbaar te geloven. De wil om voor Mij en mijn rijk te arbeiden geeft het geloof ook de nodige sterkte, want niemand zal mijn bijstand hoeven te ontberen die zich Mij ten dienste aanbiedt. En de arbeid voor mijn rijk wijs Ik hem zelf zo toe zoals hij in staat is hem aan te kunnen. Dus zal alles zo op u afkomen dat u vanzelf zult doen en spreken zoals het goed is en doelmatig voor ieder mens apart.

Een activiteit van grote omvang om voor Mij te spreken zal slechts zelden mogelijk zijn, omdat nog maar enkele zielen de weg naar Mij vinden, terwijl mijn tegenstander heel wat grotere invloed uitoefent op de wil van de mensen en Ik hem pas dan paal en perk kan stellen, wanneer zijn tijd is gekomen. En daarom al zult u ook kunnen herkennen dat het einde dichtbij is, want de tegenstander woedt omdat hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft en hij opent alle poorten van de hel zoals het sinds lange tijd is aangekondigd.

Maar u die Mij zult willen dienen, hebt een buitengewone toevoer van genade door mijn woord. U zult dus zijn werkzaam zijn niet hoeven te vrezen, maar het zal u ook begrijpelijk zijn, waarom u op weinig succes zult kunnen bogen. Toch zult u met steeds dezelfde liefde uw medemensen die zich door de wereld gevangen hebben laten nemen tegemoet moeten treden, u zult ze moeten beschouwen als zieke zielen en steeds bereid zijn hun een goede medicijn, dat wil zeggen: Mijn woord te verstrekken als ze zich tot u wenden om hulp. Maar u zult niet moeten trachten ze over te halen zolang ze u afweer laten merken, want dan zijn ze nog in de macht van mijn tegenstander, die alles doet om ze van Mij af te houden en die daarom ook openlijk tegen u ageert, zodat u vijandig zult worden bejegend.

Maar u zult zacht als de duiven en wijs als de slangen moeten zijn. U moet u inhouden waar u deze afweer ondervindt en wachten tot men u zelf tegemoet komt. De arbeid voor Mij en mijn rijk vraagt wel moed om te strijden, maar ook een wijs optreden tegen het kamp van mijn tegenstander. En deze leiding neem Ik zelf op Me, zodat u slechts dan zult moeten handelen, wanneer u de drang in u zult voelen, want deze leg Ik u dan zelf in het hart.

De tijd zal nog komen waarin u openlijk zult kunnen en moeten opkomen voor Mij en mijn naam. Maar nu moet uw arbeid nog stil worden verricht, indien de weerstand nog te groot is. Beveel Mij dan deze ziel aan om welke u worstelt en houd u alleen gereed naar voren te treden wanneer het nodig is. Houd alleen de band met Mij altijd overeind en laat uzelf niet door de wereld gevangen nemen, dan hoeft u ook niet te vrezen om zwak te worden in tijden van nood. Dan zult u Mij toegewijde knechten zijn in de komende tijd, wanneer de beslissing van u wordt gevraagd Mij en mijn naam te belijden voor de wereld.

Amen

BD.6467
04 februari 1956

De waarheid laat u de volmaaktheid van God inzien

Wat u zult moeten weten om met succes uw geestelijke missie te vervullen, zal u steeds worden toegestuurd zodra u het voor uw geestelijke arbeid denkt te kunnen gebruiken en Mij daarom vraagt. Als Ik u de opdracht geef voor Mij en mijn naam op te komen, mijn leer van liefde te verkondigen en van mijn liefde voor u te getuigen, dan moet ook alles wat u uw medemensen vertelt deze liefde van Mij kenbaar laten worden. U zult altijd in staat moeten zijn mijn goddelijk wezen te onderkennen, dat alle eigenschappen in hoogste volmaaktheid bezit. En nooit mogen twijfels in u boven komen, nooit zult u iets mogen verkondigen wat in u twijfel aan mijn volmaaktheid wekt. Ook iets schijnbaar tegenstrijdigs moet door uw weten kunnen worden uitgelegd, zodat van mijn wezen steeds in alle volmaaktheid getuigenis wordt afgelegd als u uw medemensen onderricht. Doch dit kan steeds alleen de waarheid tot stand brengen, terwijl elke onjuiste leer een vervorming van mijn wezen zal zijn, een beeld dat Mij niet als volmaakt maar als gebrekkig wezen kenmerkt. En bijgevolg zult u mensen zelf al een onderzoek kunnen doen en zonder bezwaar als vals afwijzen wat in u twijfel wekt aan de volmaaktheid van mijn wezen – wat mijn liefde, mijn wijsheid of mijn almacht twijfelachtig zal laten schijnen.

Ik wil dat u Mij ziet als uw liefdevolste Vader van eeuwigheid, wiens wijsheid niet te overtreffen is en voor wie er geen grenzen bestaan aan Zijn macht. Ik wil het, omdat u alleen een volmaakt wezen zult kunnen liefhebben en omdat Ik uw liefde wil winnen. Daarom zal Ik u mensen altijd een waar licht geven en Ik zal elke dwaalleer zó voor u belichten dat u ze als verkeerd zult kunnen onderkennen, daar het anders eeuwig donker blijft in u en u Mij de liefde onthoudt omdat u Mij niet kent. Daarom dus doe Ik zelf u de waarheid toekomen, omdat ze op aarde nog slechts zelden te vinden is. Daarom kies Ik een manier om zelf u aan te spreken, omdat uit mijn mond eeuwig geen onwaarheid kan komen en omdat u nu niet bang hoeft te zijn dat mijn woord al een vervalsing heeft ondergaan door menselijke wil die door mijn tegenstander beïnvloed kan zijn.

Mijn rechtstreekse woord van boven garandeert u zuiverste waarheid, omdat Ik wil dat de waarheid u wordt overgebracht en omdat Ik waarlijk mijn wil ook kan realiseren. En wie er toch nog aan twijfelt dat Ik u mensen zelf mijn woord stuur, die zal dus dit onderzoek mogen doen of het aan u overgebrachte geestelijke goed een God van liefde, wijsheid en almacht zal laten onderkennen, of het getuigt van een hoogst volmaakt Wezen. En u zult er niets in vinden wat u aanleiding zou kunnen geven tot twijfel. Maar vergelijk nu ook de leerstellingen die u tot nu toe als waarheid hebt gehoord en uitgedragen. En de god die u wordt voorgesteld, zal van veel menselijke zwakheden getuigen. Hij zal zich als straffende, onrechtvaardige en weinig liefdevolle god aan u voorstellen die u wellicht zult vrezen maar niet liefhebben, die u in zijn onvolmaaktheid ook niet als wijs en machtig voorkomt, omdat u nooit de juiste verklaringen gegeven kunnen worden, want deze behoud Ik mezelf voor en Ik deel de waarheid uit waar de grondslag gelegd is in het hart van een mens, dat hij mijn rechtstreekse woord kan vernemen. En wanneer u mensen in een God gelooft, dan zult u ook van de volmaaktheid van Zijn wezen overtuigd moeten zijn. En dit geloof, deze overtuiging, wil Ik u schenken door mijn woord, opdat de waarheid u gelukkig maakt, opdat u Mij nu ook leert liefhebben en het verlangen hebt u met Mij te verbinden. Alleen de zuivere waarheid zal dit verlangen in u laten ontwaken.

Maar Ik wil dat u vrijwillig met Mij contact zoekt. Dus kan Ik dit alleen bereiken door overdracht van de waarheid die u mijn wezen kenbaar laat worden, dat in zich liefde, wijsheid en almacht is in hoogste volmaaktheid.

Amen

BD.6468
5 februari 1956

Gevaren van de mediamieke ontvangst

U mensen wordt veel als waarheid voorgehouden, wat in mediamieke toestand in ontvangst werd genomen uit de geestelijke wereld. En u verdedigt vaak met overtuiging leerstellingen, omdat u overtuigd bent uit die wereld niet verkeerd te kunnen worden onderricht. En juist deze leren kunnen voor u van groot nadeel zijn, omdat u dan niet meer in staat bent de zuivere waarheid aan te nemen. Wat op mediamieke wijze ontvangen wordt, moet u steeds manen tot de grootste voorzichtigheid – houdt dat steeds weer voor gezegd. Want maar zelden is de sfeer, waarin de ontvanger zich bevindt, zo gezuiverd, zo met licht doorstraald, dat de vijandige krachten niet binnen kunnen dringen. En alleen dan kan zuivere waarheid ook op mediamieke wijze worden overgebracht. De gedachten van de mensen, die de ontvanger omringen, bepalen echter ook de uitspraken, die mediamiek worden gedaan. De ontvanger zelf heeft afgezien van zijn wil en wordt nu door een vreemde wil beheerst. Slechts de optimale zuiverheid van de hem omringende kring houdt al het lagere geestelijke op afstand. Zodra echter een mens in deze omgeving een onjuiste gedachte, die hij tot nu toe voorstond, in zich laat opkomen, roept hij die wezens naderbij, die onmiddellijk zijn dwaling willen bevestigen, omdat ze nu ook toegang hebben in deze kring, wat niet gebeuren kan, wanneer alle aanwezigen alleen maar door het verlangen naar zuiverste waarheid bezield zijn en zich volledig en helemaal aan God en al het lichtvolle overgeven. Doch deze algemene wil zal spoedig ook het mediamieke afwijzen, want dezen zullen nu bewust God vragen om opheldering, om waarheid, en een uitschakelen van de wil, een zich verplaatsen in de trancetoestand is niet meer nodig, daar God zo’n serieus verzoek om de waarheid toe te sturen waarlijk vervult en voor zich uit die kring een dienaar kiest, aan wie Hij Zijn woord in toestand van bewustheid kan overdragen.

Wel kan niet elke mediamieke mededeling worden afgewezen, daar soms ook lichtwezens deze mogelijkheid gebruiken om verbinding met de mensen te verkrijgen, van wie ze hopen eens het innige contact tot stand te kunnen brengen, die het mogelijk maakt de zuiverste waarheid over te dragen. Maar deze mediamieke ontvangsten moeten steeds overeenstemmen met het woord Gods, dat in toestand van bewustheid wordt ontvangen. Maar vaak zullen zich verschillen voordoen, die aanleiding geven tot meningsverschillen, omdat zulke mediamieke ontvangsten evenzo hoog gewaardeerd worden. Lichtwezens zullen zich altijd in overeenstemming met elkaar uiten, ze zullen steeds de waarheid uit God verkondigen. En elke afwijking moet ernstig onderzocht worden, of en in hoeverre de omgeving, of de mediamieke ontvanger zelf, tevoren al in gedachten vervuld was van de opvatting, die in tegenspraak was met het in toestand van bewustheid overgebrachte woord.

Er is maar één waarheid en deze gaat van God zelf uit, ook als ze door lichtwezens wordt overgebracht. En waar de waarheid is, daar is geen tegenspraak. Er zijn echter veel verschillende meningen en er bestaan verschillende bronnen, waaruit de mensen putten. Maar slechts één bron is de levensbron, die God ontsloten heeft. Hij zelf giet Zijn geest uit in de harten van de mensen, die zich gereedmaken als vat voor de stroom van de geest. Dit gereedmaken is een bewust werk, een arbeid aan de ziel, een omvorming tot liefde, die voorwaarde is voor het werkzaam zijn van de goddelijke geest.

Maar mediamiek ontvangen kan ook een mens, die deze omvorming nog niet tot stand heeft gebracht, doordat hij alleen maar afziet van zijn eigen wil en een vreemde wil meester van zich laat maken. En hoe deze vreemde wil geaard is, bepaalt hij zelf en zijn omgeving door de graad van rijpheid van de zielen. ledere geestelijk gewekte mens zal zich verzetten tegen mediamieke ontvangst, omdat hij ook het gevaar inziet dat daarin verborgen ligt en het verlangen naar diepste waarheid een geestelijk gewekt mens steeds vervult. Maar een medium, dat een hoge graad van rijpheid heeft, zal zeer spoedig in staat zijn de boodschappen bewust in ontvangst te nemen en deze zullen dan nooit in tegenspraak zijn met het zuivere woord van God, dat stroomt uit de levensbron die God zelf ontsloten heeft.

Wees oplettend wanneer u tegenspraak ontdekt en onderzoek waar de leerstellingen, die elkaar tegenspreken, van uitgaan. En als het uw wil is in de waarheid vast te staan, zal het u ook lukken duidelijkheid te verkrijgen – wanneer u God zelf vraagt om Zijn bijstand, wanneer u Hem elke twijfel, elke vraag voorlegt en altijd alleen maar wilt, dat u juist wordt onderricht en met overtuiging zult kunnen opkomen voor Hem en het alleen ware, voor de waarheid uit God.

Amen

BD.6470
7 februari 1956

Schepping der natuur bewijs van Gods liefde

De scheiding tussen Mij en de wezens werd door de vrije wil tot stand gebracht. En deze vrije wil moet ook weer de aaneensluiting met Mij tot stand brengen. Maar mijn wil zal steeds maar deze aaneensluiting ondersteunen, omdat deze zowel de uwe als ook mijn gelukzaligheid betekent. Maar nooit zal Ik uw vrije wil beperken. Nooit zal Ik de aaneensluiting veroorzaken tegen uw wil.

En zo zal het u ook begrijpelijk zijn, dat alleen uzelf een verandering teweeg zult kunnen brengen uit een ongelukkige toestand – die altijd de scheiding van Mij betekent – in een staat van onbegrensde gelukzaligheid, die in de vereniging met Mij te vinden is. Dus u bepaalt zelf uw lot, maar Ik laat u niet aan uw zelfgekozen noodlot over. Ook niet, wanneer uw wil nog weerspannig is tegen Mij.

Wat van mijn kant nog kan worden gedaan om u maar te helpen gelukzalig te worden, zal Ik waarlijk niet nalaten. Maar de vrije wil, het teken van uw goddelijke oorsprong, bindt mijn macht. Ik wil u niet overwinnen. Integendeel, Ik wil uw liefde winnen, die u dan onvermijdelijk naar Mij dringt en die alleen gelukzaligheden verschaffen kan.

Uw liefde te winnen is echter alleen mogelijk, wanneer u Mij zelf als de eeuwige Liefde leert herkennen. Maar u mensen laat u alleen door datgene aanspreken, wat mijn tegenstander u biedt. Maar naar mijn gave verlangt u niet, omdat u ze niet echt waardeert, omdat uw zinnen nog niet gericht zijn op wat Ik u graag zou willen geven om u gelukkig te maken. En zo moet ook Ik u dus iets bieden, wat uw zinnen weldadig aandoet, maar wat mijn tegenstander u toch niet bieden kan.

Ik moet u door de schepping, door de natuur aanspreken, die u eveneens gelukkig kan stemmen, die uw hart sneller zal laten kloppen en ook uw gedachten op Mij kan richten, zodat u aan Diegene denkt, die alles om u heen heeft geschapen. Door de schepping kan Ik u mensen aanspreken en Mij aan u als een liefdevolle God laten zien, die u weer zult kunnen liefhebben omwille van al die heerlijkheden, die u omgeven en zo nu en dan uw hart sneller zullen doen kloppen.

De scheppingen der natuur zijn zulke duidelijke bewijzen van een liefdevolle, wijze en machtige Godheid, dat ieder zich daardoor zou kunnen voelen aangesproken en de weg zou kunnen vinden naar Haar. En toch gaan ontelbare mensen ongeïnteresseerd en onaangedaan eraan voorbij, omdat hun gedachten op de materiële wereld zijn gericht en zij voor niets anders interesse kunnen opbrengen.

En Ik mag hun wil niet dwingen. Ik mag hen niet in de juiste richting leiden, maar kan alleen maar alles doen, om Mij zelf bij hen in het geheugen terug te roepen, wat nu door nood en slagen van het noodlot en duidelijke hulpverlening moet geschieden. Wat mijn liefdevol inwerken niet tot stand brengt, moet nu door hardere middelen worden geprobeerd. Waar de bewijzen van mijn liefde en wijsheid niet in de schepping worden gevonden, daar moet mijn macht zich bekend maken, aan welke de macht van de mens niet in staat is weerstand te bieden.

Alleen maar herkennen moet de mens Mij, om dan een verhouding met Mij aan te gaan, waaruit zich het liefdevolle verlangen kan ontwikkelen, dicht bij Mij te komen. Ik wil alleen bereiken, dat het wezen zich vrijwillig naar Mij keert, zoals het zich eens van Mij afkeerde. Maar Ik kan Mij niet zo duidelijk bekend maken, dat de mens gedwongen is in Mij te geloven. Want dit geloof zou zinloos zijn en het zou Mij nooit de liefde van mijn schepselen teruggeven, veeleer alleen maar vrees en onderwerping, of een herhaalde vlucht naar beneden naar mijn tegenstander.

Maar hoe gemakkelijk zou de terugkeer naar Mij u kunnen vallen, als u met open ogen door de wereld zou gaan. U zou meer aandacht schenken aan alles, waar menselijke wil en menselijke werkzaamheid niet bij betrokken is. Dan zou u meer nadenken over uzelf en uw lichamelijke gesteldheid, die alleen al u het werkzaam zijn van een machtig en wijs wezen zou kunnen bewijzen, met wie u aaneensluiting zou moeten zoeken. Maar dit alles beschouwt u als vanzelfsprekend en toch is het een doorslaggevend bewijs voor mijn zijn, voor een uitermate volmaakt wezen, aan wie u uw bestaan te danken hebt.

U zou vrijwillig de terugweg naar Mij kunnen aanvaarden. Want Ik maak het u waarlijk gemakkelijk Mij te herkennen, die u eens beweerde te loochenen. Maar Ik dwing u niet.

Maar wanneer de aardse nood op u afkomt, dan kom Ik zelf dichter bij u en wacht alleen maar, dat u Mij zult roepen, dat uw zwakte en hulpeloosheid u aan Hem zullen laten denken, die sterk is en machtig en die u liefheeft. En wanneer Ik door de nood bereik, dat u de weg naar Mij vindt, dan was deze nood gezegend. Want u zult niet eeuwig van Mij gescheiden moeten blijven. U dient weer naar Mij terug te keren. U behoort gelukkig te worden en hemelse zaligheid te verkrijgen, dat u eens vrijwillig prijsgaf. U dient met Mij en in mijn nabijheid te kunnen scheppen en werken in licht en kracht, wat echter juist alleen mogelijk is, wanneer u zich weer met Mij zult verenigen en nu verenigd zult blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.6471
9 februari 1956

Aankondiging van oproer en onrust

Wat er ook mag gebeuren, het dient u alles tot voltooiing. En ofschoon menselijke wil handelingen uitvoert die aards een slechte uitwerking hebben, ofschoon menselijke wil zelfs in de natuurwetten ingrijpt en reacties in werking zet, die een gewelddadige verstorende uitwerking hebben, toch is ook zulk gebeuren betrokken bij mijn heilsplan van eeuwigheid en bevorderlijk voor uw geestelijke ontwikkeling.

Maar op u mensen zelf komt het aan, of u alles wat komt ook benut, of u de geestelijke voltooiing ook waard vindt om naar te streven, of dat u alleen in het aardse opgaat en dan ook alleen aan de aardse uitwerking aandacht schenkt. Dan bent u er echter slecht aan toe. Want aards hebt u mensen niet veel goeds meer te verwachten. Want de gebeurtenissen zullen razend snel op elkaar volgen en er zal zich een totaal ander beeld voordoen. Oproer en onrust onder de mensen, omdat er een nieuwe fase begint, een woeden van de machten tegen elkaar, dat ook aards duidelijk zichtbaar is. Want of er ook schijnbaar vrede onder de mensen is, de strijd gaat verborgen verder en zal ook eenmaal openlijk ontbranden, tot ontsteltenis van de mensen.

Het is een daad van de mensen, die Ik echter niet verhinder. Want de tijd van vrede wordt door de mensen ook niet benut voor hun zielenheil en daarom wordt deze tijd opgevolgd door een tijd van hernieuwde onrust en ergste vrees. Want het gaat richting het einde.

Maar wat er ook mag komen, het werkt zich niet willekeurig uit op de mensen. En zo kunnen de mijnen al het gebeuren in rust tegemoet zien. En ze kunnen geloven, dat Ik me om hen bekommer in elke aardse en geestelijke nood, dat Ik mijn handen beschermd uitspreid boven hen, al woedt er een heel leger duivels tegen hen.

Ik ken de mijnen en effen al hun wegen. En ze hoeven niets te vrezen, omdat Ik over hen waak. Maar Ik zal ook hun diensten nodig hebben in deze tijd, want ze moeten getuigen voor Mij. Ze moeten de mensen vertellen, dat het op het einde toegaat, dat ze door Mij op de hoogte zijn gebracht over het komende. Ze moeten van Mij getuigen bij diegenen, die niet geloven willen en openlijk voor Mij en mijn naam opkomen. Want het is de laatste tijd van genade, die voor diegenen nog overblijft, die niet geloven willen, aan wie Ik me door u nog wil openbaren, opdat ze leren geloven.

Daarom zult u in de komende tijd niet angstig en wankelmoedig mogen worden. Integendeel, u zult daarin alleen de waarheid van mijn woord moeten zien en hier ook des te overtuigender voor opkomen.

En al zullen ook de machten der duisternis rond u razen, al leeft de wereld rondom u in onrust en verschrikking, u zult u beschermd moeten weten door de wezens van het licht, die in mijn opdracht om u zijn. En u moet altijd alleen maar in rust uw geestelijke arbeid uitvoeren, u aan Mij en mijn genade aanbevelen. En Ik zelf zal bij u zijn in elke nood en alle gevaar.

Amen

BD.6474
12 februari 1956

De waarheid is noodzakelijk om volmaakt te worden

Mijn geest leidt u binnen in de waarheid. Zult u kunnen aannemen dat Ik, uw God en Vader van eeuwigheid, die volkomen Liefde ben en die u uit mijn liefde heb geschapen, u de waarheid zou willen onthouden? Zult u kunnen aannemen dat Ik u in een toestand zou willen laten blijven die niet volmaakt kan worden genoemd, terwijl Ik anderzijds u het leven op aarde als mens heb gegeven, opdat u volmaakt zult worden? Zoals u mensen bent, staat u nog ver van de volmaaktheid af en dan bent u ook ver verwijderd van de waarheid. Maar nooit is dat mijn wil. Integendeel, u wilt zelf niet aan deze gebrekkige toestand ontsnappen.

Daar het echter mijn doel is, u tot volmaakte wezens te veranderen, moet van mijn kant uit ook alles worden gedaan wat daarbij helpt. En het belangrijkste om de staat van volmaaktheid te bereiken is het doen toekomen van de waarheid, het inzien van de waarheid en dan de levenswijze volgens dit inzicht. U zult niet volmaakt kunnen worden zolang u nog verkeerd denkt. Want u zou dan nooit het juiste doen dat de volmaaktheid als gevolg zou hebben. Eerst moet u de waarheid worden overgebracht. Dan pas is het mogelijk Mij als de eeuwige Waarheid te leren kennen en lief te hebben en dan pas zult u de volmaaktheid tegemoet kunnen gaan.

De graad van de kracht van uw inzicht bepaalt u zelf door de graad van de liefde die u in u ontsteekt. En daarom kan de mate van weten heel verschillend zijn, in overeenstemming met de graad van liefde. Maar het zal steeds beantwoorden aan de waarheid, wanneer u maar in de waarheid zult willen wandelen. Uw wil alleen bepaalt of u juist of verkeerd denkt, of u waarheid of verkeerd weten krijgt overgebracht. Maar u zult er zeker van kunnen zijn, dat Ik u nooit in verkeerd denken laat voortgaan, wanneer u diep in uw hart begeert in de waarheid te staan. Want als u de waarheid verlangt, verlangt u Mij zelf en aan dit verlangen zal Ik steeds voldoen.

Ik wil dat u volmaakt wordt, omdat u dan pas gelukzalig zult kunnen zijn. En Ik wil u gelukzaligheden bereiden, omdat u mijn kinderen bent, die Ik liefheb, omdat u uit mijn liefde bent voortgekomen. Ik wil dat u volmaakt zult worden. Gelooft u dat u deze volmaaktheid zult kunnen bereiken met een verkeerd denken? Met een denken dat mijn tegenstander op u overdraagt om u verre te houden van de volmaaktheid?

Dwaling en leugen is duisternis. Het zijn tekenen van gebrek aan inzicht, gevolgen van uw vroegere afval van Mij en tekenen van het toebehoren aan mijn tegenstander, die al het licht in zich in duisternis heeft laten omslaan. U bevindt zich dus in zijn gebied, zolang u zich ver van de waarheid, in een verkeerd denken bevindt. Wil Ik u nu weer naar het licht leiden, wil Ik dat u weer het volledige inzicht hebt, dat u de duisternis ontvlucht, dan moet Ik u dus de helderste waarheid bezorgen. En deze waarheid zult u in alle overvloed van Mij in ontvangst kunnen nemen. Ik zal ze steeds aan u uitdelen, zodra u ze wilt ontvangen. Alleen uw wil bepaalt de graad van licht waarin u staat.

De fundamentele waarheden die u nu ontvangt, zullen u onderrichten hoe u een verder weten verkrijgt. Maar de grondwaarheid is de wet van de eeuwige ordening, de liefde voor Mij en voor de naaste. En hoe u zich nu instelt tegenover deze wet, zo ook zal de graad van uw inzicht zijn, die u nu enorm zult kunnen vergroten. U zult dus in het diepste weten kunnen binnendringen met mijn ondersteuning, omdat u zich door de liefde aan Mij – dat wil zeggen: mijn oerwezen – aanpast en dus steeds helderder en duidelijker zult inzien wat u bent, waar u vandaan komt en welke bestemming u eens zult moeten nakomen, wanneer u volmaakt bent.

Alles wat u tot volmaaktheid dient, zult u van Mij kunnen betrekken, wanneer het uw wil is volmaakt te worden. En zo zult u ook onbeperkt waarheid ontvangen. Want de eeuwige Waarheid zal u niets onthouden, opdat u weer wordt wat u was vanaf het eerste begin: in het hoogste licht staande wezens, die onmetelijk gelukzalig waren en daarom weer gelukzalig moeten worden.

Amen

BD.6477
16 februari 1956

De weg omhoog niet zonder Jezus Christus

Het is voor u mensen niet moeilijk omhoog te gaan, wanneer u maar mijn woord als richtsnoer voor uw levenswandel neemt, wanneer u mijn woord opneemt in uw hart en ernaar leeft. Dit kost alleen wat zelfoverwinning, een achterstellen van de eigen wensen en begeerten ter wille van de naaste. Een loslaten van de materiële wereld in zoverre, dat ze niet uw gedachten beheerst, maar alleen gebruikt wordt voor zover uw aardse leven het eist om te kunnen bestaan. Wanneer het u lukt de eigenliefde te veranderen in onbaatzuchtige naastenliefde, neemt u steeds meer in kracht toe om nu de weg omhoog met gemak af te leggen. En dat de ommekeer van eigenliefde naar echte liefde u lukt, daarvoor ben Ik aan het kruis gestorven en heb Ik voor u een schat van genade verworven, die u alleen maar hoeft te benutten om nu ook te kunnen realiseren wat u zich voorneemt. Dat wil dus zeggen: u hoeft alleen naar Mij in Jezus Christus te roepen, dat Ik u de kracht verschaf om uw wil te veranderen, en ze zal u onbeperkt toekomen.

Daarom zult u dus eerst in de goddelijke Verlosser Jezus Christus moeten geloven, in Zijn kruisdood, die een werk van barmhartigheid voor u was, en in de menswording van uw God en Schepper van eeuwigheid, die zich in de mens Jezus belichaamde om voor u dit werk van barmhartigheid te volbrengen. Want pas wanneer u daarin gelooft doet u ook een beroep op de genaden van het verlossingswerk. U wendt u in het gebed tot Jezus Christus en vraagt om Zijn hulp. En dan zult u waarlijk niet krachteloos meer zijn. Uw wil zal de versterking ervaren, die u nodig hebt om mijn woord nu ook te kunnen naleven en u zult geen ander doel meer nastreven dan de vereniging met Mij, die het gevolg is van het nakomen van mijn geboden van liefde.

Ik verlang dus niets van u wat onmogelijk is. Ik verlang van u alleen maar het geloof in Mij in Jezus Christus, omdat dit geloof u dan alles garandeert, omdat het u vol vertrouwen datgene zal laten vragen wat u ontbreekt: kracht om weerstand te bieden aan alle verleidingen en kracht om vooruit te gaan. Maar zonder dit geloof blijft u eeuwig in de diepte. En u bent de wereld toegedaan en dus hem, die heer is van de wereld. U zult steeds meer de eigenliefde in u koesteren. U zult aan de nood van de medemens onaangedaan voorbijgaan. U zult nooit Hem aanroepen, die alleen een verandering van uw denken en uw wil kan bevorderen door toevoer van kracht, die alleen uw wil versterking geeft om u los te maken van alles wat bij mijn tegenstander hoort en alleen op Mij aan te sturen.

Maar voor het einde van deze aarde ontbreekt het de mensen aan een levend geloof in hun goddelijke Verlosser Jezus Christus. Want de mensen zijn zonder enige liefde, ofschoon eenieder de liefdesvonk in zich draagt en hem alleen maar hoeft te doen ontbranden. Er is veel nood voor nodig, dat nog enkele mensen hierdoor worden aangezet naastenliefde te beoefenen. Grote nood kan nog tot stand brengen, dat de harten van de mensen ontdooien, dat ze hun eigen wensen achterstellen en helpend werkzaam worden. En dan zullen ze zelf een kracht in zich bespeuren die hen opwaarts helpt te gaan, wanneer ze maar van goede wil zijn en de vlam van liefde in zich niet verstikken, die door het ijs van het hart heen is gebroken.

De nood zou voor veel mensen nog tot zegen kunnen worden. En hij wordt als laatste middel aangewend bij diegenen die geen aandacht schenken aan mijn woord, dat hun de weg omhoog zo duidelijk aanwijst dat ze die zouden moeten vinden wanneer ze maar mijn woord zouden aannemen. Maar anders dan door mijn woord zijn ze niet meer te helpen, wanneer ze niet willen luisteren. En daarom zal mijn stem nog eenmaal luid en hoorbaar weerklinken voor de mensen die voor de zachte stem hun oren sluiten. Maar toch zal hun wil vrij blijven, want ook mijn luide stem kan net zo goed voor hun oren wegsterven en zonder uitwerking blijven.

Amen

BD.6478
17 februari 1956

Maria verschijningen – Tekenen en wonderen – Het werkzaam zijn van de satan

De mens schenkt alleen maar aandacht aan tekenen en wonderen. Hij wil een kijkje nemen in dat, wat voor hem verborgen is. Hij wil eerst onverklaarbare dingen beleven en deze komen hem geloofwaardiger voor dan het zuivere woord van God. Maar in werkelijkheid vergroten ze alleen de duisternis en de dwaalleer, want ze zijn alleen maar te beschouwen als maakwerk van diegene, die verwarring wil stichten, en die steeds dan in het bijzonder werkzaam is, wanneer de zuivere waarheid op het punt staat baan te breken. Elk opflitsend licht wil hij verdoezelen met diepste duisternis. Slechts zelden zullen de mensen zich inzetten voor de verbreiding van de waarheid, terwijl daarentegen de leugen en de dwaling razendsnel verbreid worden en de mensen er niet voor terugschrikken, hun medemensen een kost voor te zetten, die geen enkele voedingswaarde heeft, maar juist een vergiftigende uitwerking.

In de laatste tijd voor het einde is het werkzaam zijn van de satan duidelijk, doordat hij zich precies van die middelen bedient, die een goddelijk werkzaam zijn moeten voorspiegelen. God heeft de mens Zijn geest beloofd en Hij heeft dit werkzaam zijn van de geest met ongewone gaven van genade verbonden. De kracht van God komt tot uiting door mensen, die Zijn woord verkondigen; die Zijn ware dienaren zijn op aarde en die daarom ook dingen zullen volbrengen, zoals Jezus ze op aarde heeft volbracht. Die zieken genezen en allerlei gebreken van de mensen kunnen wegnemen; die vol van wijsheid en kracht zijn en kunnen zien wat God over de mensen zal zenden. Die wonderen zullen doen, zoals Hij, omdat God zelf door Zijn geest in hen kan werken, om de mensen tot geloven en tot omkeer te bewegen, eer het te laat is. Maar al deze verschijnselen krijgen maar weinig aandacht bij de mensen, omdat ze als ongeloofwaardig niet openbaar worden gemaakt en omdat het goddelijk-geestelijke zich nooit op de voorgrond plaatst tegen de wil van de mensen.

Maar op dezelfde manier is de tegenstander Gods werkzaam voor het einde, doordat hij zijn kracht gebruikt voor bedrieglijke activiteiten, voor begoochelingen van allerlei aard. En dit werkzaam zijn van hem krijgt aandacht. Hij wil zich manifesteren en steeds als engel van het licht zichtbaar worden. Hij zal de massa’s suggereren, hij zal hen voortoveren wat ze willen zien, want dit begeren geeft hem het fundament voor valse wonderen, voor dwalingen van allerlei aard. Mensen, die zich afgodsbeelden scheppen, stellen als het ware de satan de middelen ter hand, waardoor hij nu werkzaam kan zijn. En het is veel moeilijker de mensen ervan te overtuigen, dat ze de vijand ten prooi zijn gevallen, dan hen in deze verschijnselen te laten geloven. Want ook daarvoor zorgt de satan, dat de grote massa daar kennis van neemt en zich steeds meer verlustigt aan de wonderen van valse christussen en valse profeten; aan verschijningen, die voor een deel gelogen zijn, maar voor een deel door de wil van de mensen zelf ontstaan, omdat dat slechte werkzaam zijn door de wil en de dwaalleren van de mensen in de hand wordt gewerkt, omdat er dan van zijn kant geen grote kracht meer nodig is, om zulke valse wonderen op te roepen.

God werkt niet op deze manier op de mensen in. En God bedient zich niet van diegenen, wier denken zo op een dwaalspoor is geleid, dat ze zelfs niet in staat zijn het ware van het verkeerde te onderscheiden. Hij werkt in stilte. Hij giet Zijn geest uit over alle vlees. En knechten en dienstmaagden zullen in Zijn opdracht verkondigen en de zuivere waarheid uit God verbreiden. Maar nooit zal Hij bestaande dwaling bevorderen. Nimmer zal Hij de mensen daar nog in versterken en nooit zullen hoge en hoogste lichtwezens zich zo uiten, dat ze hun eigen naam zoeken te verheerlijken.

Maar de satan kan zich nestelen in werken, die mensenhanden lieten ontstaan vanuit een geheel verkeerde instelling tot God. Werken, die een bestaande dwaling nog moesten bevestigen en die daarom ook een ware verblijfplaats zijn voor hem, die de vader van de leugen en de dwaling is en blijven zal, zolang hij werkzaam kan zijn. En de mensen zijn blind van geest en ondersteunen zijn doemwaardig werkzaam zijn. Maar ze sluiten zich steeds meer af voor de waarheid en daarom zal de tegenstander veel succes hebben, want het is de tijd van het einde.

Amen

BD.6479
18 februari 1956

Voor God zijn duizend jaar als een dag

Nog eeuwige tijden zullen voorbijgaan tot alle scheppingswerken, de gehele materiële wereld, die het niet verloste geestelijke in zich draagt, kan worden opgelost, tot al het materiële zich heeft vergeestelijkt – tot al wat onvolmaakt is geworden weer de volmaaktheid heeft bereikt. Eeuwige tijden zullen vergaan. Maar voor God zijn duizend jaar als een dag, want Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid, voor Hem is welke tijd dan ook als een ogenblik. Maar voor het onvolmaakte geestelijke zijn het eindeloze tijden tot het weer de volmaaktheid heeft bereikt, maar dan komt het de tijd van de terugkeer eveneens voor als een ogenblik.

En zo zult u, mensen getroost kunnen geloven dat ook de aarde nog eeuwige tijden zal bestaan om haar grote taak te vervullen de mensen te helpen het kindschap Gods te bereiken, u zult kunnen geloven dat steeds weer mensen deze aarde zullen bevolken en dat bijgevolg er van een “einde” van het scheppingswerk aarde nog lang geen sprake is.

Maar dat de aarde steeds weer zal worden veranderd, dat wil zeggen: vernieuwd, dat ze steeds weer hersteld en in staat gesteld moet worden om zich van haar taak te kunnen kwijten en dat dit zich steeds in bepaalde perioden zal afspelen, zult u evenzo overtuigd kunnen geloven, hoewel ook het ontwikkelingsproces nog lang niet is voltooid en u niet van een ondergang van de wereld zult kunnen spreken als u daar een totaal ophouden van de aards materiële scheppingen onder verstaat.

Nog wacht oneindig veel geestelijks vurig op zijn verlossing, nog is het eens gevallen geestelijke slechts voor een heel gering deel verlost en teruggekeerd naar God. Nog bevindt zich het grootste deel in het gericht, dat wil zeggen: het is gebonden in scheppingen van allerlei aard. En al dit gekluisterde moet nog het stadium van mens bereiken en zich dan dus als mens op de aarde mogen belichamen. En daarom zal de aarde steeds weer opnieuw verrijzen, wanneer zo’n ontwikkelingsperiode blijft steken, maar steeds betekent het verrijzen van een nieuwe aarde de totale omvorming van haar aardoppervlak, een einde voor de mensen die de aarde bevolken, op enkele na aan wie de gang over de aarde de rijpheid heeft opgeleverd. En dus daarom moet ook een ophanden zijnde einde aan de mensen worden aangekondigd, het moet hun begrijpelijk worden gemaakt wat daar onder is te verstaan; omdat ze een beëindiging van de gehele wereldschepping niet willen en kunnen geloven en u hun argumenten hiervoor niet zult kunnen weerleggen.

Maar voor de mensen is het onbelangrijk of een ondergang van de wereld mogelijk is. Ze moeten zich alleen met de gedachte vertrouwd maken dat voor hen zelf het einde is gekomen, dat het hemellichaam aarde een omvorming meemaakt, waarvan de mensen het slachtoffer worden, ook wanneer er nog eeuwigheden zullen vergaan tot de aarde zich eens volledig vergeestelijkt zal hebben. Nog is dit tijdstip niet gekomen en toch staat de mensheid voor het einde, omdat een verdere ontwikkeling van het geestelijke volgens de gegeven ordening, op de aarde een ontbinding en nieuwe omvorming van de schepping vereist en een zodanig gebeuren steeds in bepaalde perioden plaats zal vinden. Dit weten kan alleen op geestelijke wijze aan de mensen worden overgebracht en daarom zal het nauwelijks geloof vinden. En het zal des te minder geloofd worden hoe meer het naar het einde loopt, omdat het ontbreken van inzicht van de mensen ook een teken is, dat de positieve ontwikkeling van het geestelijke op aarde is blijven steken, dat de mensen niet meer de graad van rijpheid bereiken die ze moeten en ook zouden kunnen bereiken, daar ze anders begrip zouden hebben voor het heilsplan van God.

Nog eeuwig zal de aarde een scholingsplaats blijven voor het diepst gevallen geestelijke, maar steeds weer opnieuw hersteld en in staat gesteld moeten worden om volgens het goddelijke heilsplan het geestelijke tot rijpheid te brengen. En steeds weer zullen nieuwe mensengeslachten de aarde bevolken, want God zelf brengt de mensen naar de nieuw gevormde aarde, uit wie zulke geslachten moeten voortkomen die aan het einde van een verlossingsperiode dicht voor hun volmaaktheid staan, zodat elk tijdperk weer opnieuw beginnen zal in volste harmonie met God en het streven naar de verenging met Hem en er dan ook steeds de garantie is gegeven dat de mensen tot volmaaktheid komen, dat ze als zalige zich in het licht belandende geesten, weer terugkeren naar hun Vader van eeuwigheid.

Amen

BD.6480
19 februari 1956

De werkzaamheid van slechte geesten – Bezetenheid

Het verlossingsproces van het gevallen geestelijke vindt zo plaats zoals mijn wijsheid het sinds eeuwigheid besloten heeft, want Ik alleen ken de misvorming van datgene, wat eens uit Mij in alle volmaaktheid is voortgekomen en daarom ben Ik ook op de hoogte van de middelen en wegen hoe het zijn vroegere gedaante weer kan verkrijgen, hoe het de volmaaktheid van weleer bereiken moet. Mijn doel, dat Ik ook zeker eens bereiken zal, is het vergoddelijken van mijn schepselen. Maar dit vergoddelijken vergt ondenkbaar lange tijden; voor menselijke begrippen vraagt het eeuwigheden, terwijl voor Mij de tijdsduur van geen belang is, want Ik ben in alle eeuwigheid. Zolang het wezenlijke het bewustzijn is afgenomen, zolang het geestelijke dat Ik heb doen uiteenvallen ten behoeve van het bereiken van zijn bestemming, nog de meest verschillende scheppingen doorloopt, ontbreekt dit geestelijke ook nog het tijdsbesef. Pas wanneer de zielenpartikeltjes die bij een oerwezen behoren weer zijn samengekomen en als ‘ziel’ nu het menselijke lichaam betrekken, wordt dit wezen ik-bewust en ook de tijd wordt hem nu tot een begrip.

Nu hoeft het wezen, de eens gevallen oergeest, nog maar korte tijd aan zichzelf te werken om het verlossingsproces te beëindigen, wanneer het daartoe bereid is. Maar in deze korte tijd van het aardse leven komt het er op aan met alle krachten het doel na te streven, de laatste reiniging uit te voeren, de ziel van alle slakken te bevrijden die haar nog aankleven omdat ze zich nog in het werkingsgebied van diegene bevindt die de schuld was van haar val in de diepte. En zijn gebied is vol van slechte geesten, wezens van het soort die faalden in het aardse leven, die de wil niet op konden brengen zich van hem los te maken die in hun aard op hun heerser lijken en die vervuld zijn met haat tegenover al het wezenlijke dat opwaarts streeft.

Deze slechte geesten omgeven de mensen en ze proberen invloed te verkrijgen op de ziel, op het denken, voelen en willen van de mens.

En de mens moet nu met al zijn krachten tegen hun kwellingen strijden, wat hij echt ook kan met de hulp van Jezus Christus.

Dus zullen die geestelijk kwade wezens alle slechte eigenschappen in een mens proberen aan te wakkeren, en bijgevolg kan men zeggen dat elke slechte gewoonte, elke ondeugd, elke onedele eigenschap de inwerking is op de menselijke ziel door zulke laagstaande geesten en dat deze boze geesten zich ook kunnen nestelen in de mens, wanneer hij zich geheel door hen laat beheersen, wanneer hij helemaal niet van zins is weerstand aan hen te bieden.

Dan zal hij zich grote inspanningen moeten getroosten om die kwade geesten kwijt te raken en alleen maar het zich standvastig aansluiten bij Jezus Christus, het innige gebed tot Hem om hulp, zal hem bevrijden van die wezens, die echter zelf nog helemaal afwerend staan tegenover iedere straal van liefde, omdat ze als satans aanhang al het goede haten en het hun daarom ook niet geoorloofd is zich in mensen te nestelen die bewust naar Mij streven. Weliswaar zullen ze steeds van buitenaf inwerken, maar ze kunnen ruim van te voren worden afgeweerd.

Hebben ze echter eerst eenmaal bezit genomen van de ziel, dan is het uiterst moeilijk van hen bevrijd te worden en vereist een sterke wil.

En dan zou u, mensen kunnen spreken van bezetenheid, dan is het werkzaam zijn van satanische krachten duidelijk te zien.

En de verklaring ligt hierin, dat de ziel in haar ontwikkeling tevoren nog niet de graad bereikt heeft, de tijd van haar belichaming echter dichterbij is gekomen, en dat daarom de strijd op aarde bijzonder zwaar is om al haar aandriften, slechte gewoonten en begeerten kwijt te raken, die de lage geesten de mogelijkheid geven haar in het nauw te brengen of zelfs bij haar binnen te sluipen. Van zichzelf is de ziel een gevallen oergeest, waartegen andere oergeesten in opdracht van hun heer strijden, om hem het terugkeren onmogelijk te maken.

Maar Ik zelf sta aan de kant van die gevallen oergeest en door mijn werk van verlossing is er een barrière opgericht tussen die oergeest die als mens over de aarde gaat en de slechte geesten uit de diepte.

Iedere ziel die Mij en mijn werk van verlossing belijdt, zoekt bescherming achter die barrière en kan niet meer door die kwade geesten in het nauw worden gebracht op zo’n manier, dat hij hun ten prooi valt. Alleen de giftige adem uit de duisternis kan haar door middel van gedachten aanraken, wat voortdurende waakzaamheid, voortdurend gebed en innige aaneensluiting met Mij nodig maakt. U, mensen bent dus niet overgeleverd aan de activiteit van deze satanische krachten, wanneer u zelf u daartegen verweert.

Want daarvoor ben Ik aan het kruis gestorven, dat de macht van satan gebroken is.

Amen

BD.6481
20 februari 1956

Gericht aan godloochenaars

U beschouwt u als onafhankelijke wezens, zolang u niet aan een God gelooft, aan wie u uw bestaan hebt te danken. Want dat u geleid wordt door Zijn wil, waarvan uw bestaan afhankelijk is, daar wilt u niets van weten.

En toch weet u dat u niet in staat bent zelf het leven naar wens vorm te geven en dat u ook niet in staat bent zelf het leven met een dag te verlengen. U weet dus dat u afhankelijk bent van een Macht, of als u deze loochent, van een wet, waaraan u natuurlijkerwijze onderworpen bent.

Deze natuurwet moet u accepteren. Het staat u echter tegen een Wezen als Wetgever te erkennen, het staat u tegen te erkennen dat uw bestaan een doel of een bestemming heeft, omdat in u nog te veel van de gezindheid is van hem die eertijds met zijn Schepper brak en zichzelf neerzette als alleen beslissend en alleen werkend tegenover alle wezens die hij in deze verkeerde gezindheid door middel van Gods kracht voortbracht.

U mensen bent dit door hem voortgebrachte wezenlijke en u hebt dezelfde mentaliteit als hij. Ook u erkent Gods bestaan niet. U hebt dezelfde innerlijke gevoelens die hem vervulden en hem tot zijn afval van God dreven. Zolang u God niet onderkent en erkent, bent u nog vol van duivelse geest, arrogant, vertrouwend op uw eigen kracht en bovendien vol eigenliefde, om welke reden ook uw denken verkeerd gericht is en u in een verduisterde geestestoestand op aarde vertoeft. Wat u denkt aan wijsheid te bezitten, maakt u steeds aanmatigender en zelfbewuster. En toch is het volledig waardeloze kennis, omdat het alleen dingen betreft die op het moment van de dood voor u zijn uitgedoofd. Ieder die God loochent – die meent dat er geen verband is tussen Zijn macht en hemzelf – is van God geïsoleerd. En hij blijft ook geïsoleerd na zijn dood, doch hij blijft bestaan.

De dood wist hem niet uit, zoals hij abusievelijk aanneemt in het aardse leven. Hij blijft verder zichzelf bewust als wezen, alleen ziet hij in dat hij krachteloos is, wanneer hij hetzelfde zou willen doen wat hij in het aardse leven gedaan heeft.

En dan neemt hij vaak bezit van de kracht van mensen die van gelijke gezindheid zijn en sterkt dezen enkel nog in hun verkeerde denken. Want al het aan God weerspannige staat nog in verbinding, zowel met elkaar als ook met het wezen dat als eerste de scheiding van God voltrok. God plaatste wel al het geestelijke als zelfstandig buiten zich, opdat het zich zou zien als zelfstandig wezen. Hijzelf verbrak echter niet de band met deze afzonderlijke wezens, maar doorstraalde hen voortdurend met de kracht van Zijn liefde.

En zolang zij de kracht van Zijn liefde in ontvangst namen, waren zij zalig. Toen echter het eerst geschapen wezen die straling van Gods liefde afwees, toen het deze vanuit een arrogant denken niet meer nodig meende te hebben, wees het tegelijkertijd God zelf af en isoleerde zich geheel van Hem. En het werd daardoor onzalig en verduisterd van geest. En zodoende is het “loochenen van een Godheid” altijd een onfeilbaar bewijs aanhanger te zijn van hem die eens in opstand kwam tegen God.

In het aardse leven kan de mens gemakkelijk tot het inzicht komen, afhankelijk te zijn van de wil van een Macht die over hem te zeggen heeft. Want daarvoor worden teveel bewijzen gegeven, aan hem zelf en zijn omgeving.

Doch God bepaalt nooit de wil van de mensen zo te denken als juist is volgens de goddelijke ordening, maar Hij geeft iedere mens opheldering die naar licht verlangt.

Er is geen verontschuldiging voor een mens die God loochent. Want iedere mens kan Hem onderkennen als hij zijn geestelijke hoogmoed – het reeds sinds vele generaties bestaande probleem – opgeeft. Als hij klein en deemoedig in gedachten vragen stelt, die hem zeker beantwoord zullen worden en hem het geloof aan een God kunnen schenken. Iedere godloochenaar is geestelijk arrogant. En deze arrogantie verhindert hem ook vragen te stellen, omdat hij zich een weten aanmatigt terwijl hij absoluut onwetend is. En iedere godloochenaar heeft omgang met mensen die geloven aan een God en Schepper van eeuwigheid die hun bestaan bepaalt.

En door dezen wordt hij er steeds weer toe gebracht na te denken. Weigert hij echter innerlijk, dan heeft hij nog niets van zijn vroegere weerstand opgegeven. En hij zal ook moeilijk in het rijk hierna opheldering aannemen, als er geen voorbede voor hem wordt gedaan.

Voor wie dus God loochent, is weg naar het eeuwige vaderland nog eindeloos ver.

Amen

BD.6482
22 en 23 februari 1956

Aangaande de voorspellingen over het einde

Nooit zal Ik de mensen het precieze tijdstip aangeven van het einde, want dat zou niet van nut zijn voor hun geestelijke ontwikkeling. In geheel vrije wil moeten zij omhoog streven en uit eigen beweging het heil van hun ziel zoeken te bevorderen, niet echter uit vrees die door het aankondigen van het vastgestelde uur van het einde zou worden opgewekt. Ik zal u mensen over het uur van het einde altijd in het onzekere laten, wat echter niet uitsluit dat het einde eens zal komen. En dat het eenmaal komen zal is u mensen voorspeld sinds het begin van deze verlossingsperiode, al is u maar een deel van deze voorspellingen bekend. Er zijn begrensde verlossingsperioden in mijn heilsplan vastgelegd en die omvatten altijd een bepaalde tijdsduur, welke duur door mijn weten van het ontwikkelingsproces der mensen berekend is. En dit kan ieder mens van goede wil inzien die in Mij als God en Schepper vermag te geloven.

De meeste mensen zullen echter altijd betwijfelen dat zij zelf in die tijd leven waarin al het voorspelde eens hedendaagse werkelijkheid zal worden. Het is voor de mensen iets ontzettends zich een einde van de aarde voor te moeten stellen, het is iets waaraan zeer weinig mensen geloven kunnen, behalve als zij reeds zo’n diep geestelijk weten bezitten dat zij ook van een oplossen van de schepping aarde en het ontstaan van een nieuwe aarde reden en doel kunnen inzien. Maar van dezen zullen er steeds maar weinig zijn.

Geheel loochenen zult u mensen dus een einde van deze aarde niet kunnen, noch tot hen willen behoren die dit einde beleven. Zij houden dit einde wel voor mogelijk in de toekomst, maar denken niet dat dit in het nu gebeuren gaat. Maar ook die twijfel mogen zij rustig behouden ter wille van hun zielenrijpheid, zij moeten echter zulke gedachten ook in overweging nemen – dan zal het hun niet tot schade zijn. Elke geloofsdwang echter zou schadelijk zijn en zal van mijn kant nooit uitgeoefend worden, om welke reden Ik alleen maar op de tekenen wijs en nooit de dag van het einde aangeef.

En toch zeg Ik u steeds weer; u staat kort voor het einde. Menselijk gezien kunt u de geestestoestand van de mensheid niet beoordelen, u kunt de diepe geestelijke duisternis niet zien die over de aarde ligt. En u weet ook niet van de strijd tussen licht en duisternis die in het heden zo bovenmate woedt. U weet niet dat de activiteit van de duisternis zich uit in het verspreiden van onwaarheid, verkeerde leerstellingen en openlijke leugens, omdat u niet begrijpen kunt hoe mateloos diep de dwaling is waarin het denken der mensen zich beweegt. Alleen de zuivere waarheid geeft opheldering, waar echter zoekt en vindt u mensen de waarheid? – U gelooft wel de waarheid te bezitten, maar dan zou u met ontzetting de geestestoestand der mensen doorschouwen en het ook normaal vinden dat aan deze toestand een einde moet worden gemaakt. Waar u mensen licht vermoedt heeft de vorst van de duisternis al een verblindend licht aangestoken dat uw ogen nog meer verzwakt, zodat u niets vermag in te zien. Hij verstaat werkelijk de kunst de mensen af te houden van de arbeid aan hun zielen. Hij verstaat het hun blik te richten op lokkende doelen die u mensen niet bereiken kunt, want mijn plan is vastgesteld sinds eeuwigheid.

Dat Ik u een blik gun in dit heilsplan zal dus uw geloof geen dwang aandoen, Ik wil alleen u mensen de mogelijkheid geven te kunnen geloven – omdat u de beweegredenen uiteengezet moeten worden die Mij aansporen tot het beëindigen van een verlossingsperiode. Verder moet u de doelmatigheid van zulk een beëindigen verklaard worden, waardoor u zelf ook al het gebeuren om u heen kunt volgen en dan ook erkennen zou dat een ingrijpen mijnerzijds noodzakelijk is geworden.

Mensen die alleen dit einde verteld krijgen zonder motivering zijn niet te veroordelen als zij niet geloven, ofschoon zij ook moeten nadenken over de mogelijkheid van de realisering der voorspellingen. Die echter gewillig zijn en toch menen niet te kunnen geloven zullen ook met mijn heilsplan in kennis worden gebracht. – Hun wordt de kennis gegeven van mijn werken en besturen en de beweegredenen zullen zij niet kunnen ontveinzen, want mijn liefde en wijsheid die altijd het beste wil voor de zielen van de mensen is duidelijk zichtbaar. Beschouwt u mensen het einde van deze aarde alleen als straf dan zult u zich tegen deze leer verzetten. Beschouwt u het echter als een reddingsdaad voor het als mens falende geestelijke en het nog in de scheppingen gekluisterde geestelijke dat ook eenmaal uit de diepte ten hoge moet komen, dan zal het u ook mogelijk zijn een God van liefde en wijsheid te erkennen, en ook het einde van de aarde zal u dan geloofwaardig schijnen.

Op welke trede van ontwikkeling de mensen op aarde zich nu bevinden kan Ik alleen beoordelen, hoewel u zelf ook het lage geestelijke peil ervan zou kunnen inzien. Ik weet echter al van eeuwigheid wanneer het herstel van mijn ordening zich voltrekken moet, wanneer Ik het drijven van mijn tegenstander moet tegengaan en met wat daartoe nodig is: dat de aarde weer als rijpingsstation voor het nog onvolmaakte dienen kan. Ik alleen weet wanneer het laagste peil bereikt en het tijdstip gekomen is waarop mijn tegenstander zijn werken verhinderd moet worden. En juist omdat Ik dat weet draag Ik mijn dienaren op van het ophanden zijnde einde steeds weer melding te maken, ofschoon zij maar weinig geloof zullen vinden. Nooit echter zal Ik de dag en het uur aangeven, wat u echter geen aanleiding mag geven mijn voorspellingen naar de verre toekomst te verplaatsen.

U weet niet hoe dicht u voor het einde staat, maar er is voor u allen grote haast geboden. U allen kunt niet ijverig genoeg voor uw ziel bezig zijn, want iedere dag is nog een genade voor u omdat u met een goede wil nog veel bereiken kunt. Geef uzelf echter geen hoop nog veel tijd te hebben, want sneller dan u denkt komt het einde. En ieder die mijn woorden geloof schenkt zal zich voorbereiden, hij zal zijn geestelijk welzijn voor het lichamelijke welzijn stellen en daardoor veel gewinnen voor de eeuwigheid.

Amen

BD.6483
24 februari 1956

Verlossingswerk heeft een uitwerking in het hiernamaals

Vele zielen zijn in afwachting van de geestelijke genadestroom die ze dankbaar aannemen en waaraan ze zich verkwikken en sterken. De geestelijke wereld biedt hun wel hetzelfde, maar deze zielen zijn nog aan de aarde gebonden en daarom houden ze zich meer in aardse gebieden op tot ze zoveel kracht hebben ontvangen dat ze zich opwaarts kunnen bewegen, dat wil zeggen: dat ze nu ook aannemen wat hun in het geestelijke rijk door de wezens van het licht wordt aangeboden, omdat ze daarin dezelfde uitwerking van kracht herkennen. Maar het aanbieden van geestelijk voedsel door mensen op aarde is een buitengewoon grote hulp voor de zielen die nog niet lang in het rijk hierna vertoeven. Die op aarde in totale onverschilligheid leefden en niet de minste geestelijke goederen mee over konden nemen, omdat ze zoiets nooit nastreefden, zonder echter slecht gezind geweest te zijn. Die zielen wordt nu een mogelijkheid geboden zich licht te verschaffen, zonder dat ze ertoe gedwongen worden het aan te nemen.

Dit is een bijzondere genade, dat hun na hun sterven nog eenmaal geestelijk weten wordt toegevoerd en ze weer kunnen beslissen om het aan te nemen of af te wijzen, voordat een eindeloos eenzaam gebied hen opneemt waar ze doorheen moeten trekken tot ze hetzelfde bereiken wat ze nu wordt aangeboden. Slechts heel sporadisch flitsen er in de aardse sferen lichten op die hen aanlokken. En gezegend zijn zij die deze lichtstralen achterna gaan en bij mensen komen die geestelijk streven. Die verbinding hebben met het lichtrijk en die ook aan die ongelukkige zielen denken die smachten in geestelijke armoede. Het ongewone van een lichtstraal in donkere omgeving laat zo menige ziel tot bezinning komen. En zodra er in haar gedachten vragen opduiken, zal er zich steeds een gelegenheid voordoen waarbij haar antwoord wordt gegeven. En heeft ze maar eenmaal deelgenomen aan dergelijke onderrichtingen, dan trekt het haar steeds weer terug naar waar ze licht heeft ontdekt. Dan is ze aan de diepste duisternis ontsnapt. Ze heeft de laatste genadegave nog benut voor haar verlossing. Dit rijk van de zielen die aan de aarde zijn gebonden is buitengewoon dichtbevolkt en er kan bij die zielen succesvolle arbeid worden verricht, om welke reden u mensen steeds belegerd bent zodra u maar uw gedachten geestelijk richt en u verbindt met het rijk van het licht.

Met het oog op het nabije einde en het lage geestelijke niveau van de mensen is een ongewone hulpactie dringend geboden. Want er zullen nog veel mensen sterven die allen die graad van rijpheid niet kunnen laten zien die de toegang in het lichtrijk toestaat, maar die er ook voor bewaard moeten worden, nog in de diepte weg te zinken in het rijk hierna. Maar waar op aarde verlossingswerk wordt verricht, waar bewust of onbewust die zielen hulp wordt gebracht door goede gedachten, liefdevolle voorspraak of geestelijke onderrichtingen, daar kunnen nog veel zielen in korte tijd een geestelijke opwekking beleven, wanneer ze niet helemaal verstokt zijn en dan gevaar lopen weg te zinken of zeer lange tijd nodig hebben voor de verandering van hun opvattingen, die steeds een tijd van kwelling en duisternis, van ellende zal zijn. Daar echter ook iedere ziel die bereid is geestelijke onderrichtingen aan te nemen, tot het licht komt en nu van haar zijde de verlossende arbeid voortzet bij de zielen die nog in duistere gebieden vertoeven, kan het geringste aardse verlossingswerk al grote omvang aannemen en zal het daarom ook steeds gezegend zijn.

Er wordt vaak heel wat meer in het rijk hierna bereikt dan op aarde, waar de wereld de mensen hindert bij het geestelijk streven. Want op aarde kan voor dove oren worden gepreekt, maar in het geestelijke rijk wachten ontelbare zielen erop aangesproken te worden door God. En nooit zal dergelijk aangesproken worden zonder indruk blijven, tenzij een ziel tegenover God vijandelijk is ingesteld en nog in de macht van de satan is. Maar dan zal ze ook niet verblijven op die plaatsen waar het licht straalt, maar zich afkeren in duistere gebieden. Maar ook haar gaan de zielen achterna die verlost werden, om weer in de diepte verlossingsarbeid te verrichten. U mensen zult onmetelijk veel kunnen bijdragen aan de verlossing van het geestelijke, zodra u maar zelf uw gedachten laat dwalen in het rijk van het licht. Want dan zal er ook bij u een licht stralen waar de zielen nu naartoe snellen. Omvat al deze zielen met uw liefde. Probeer hun het evangelie van de liefde over te brengen en leer ze geloven in Jezus Christus. Dan zal Hij zelf ze leiden naar het licht en de gelukzaligheid.

Amen

BD.6485
26 februari 1956

Geloof aan het bestaan van Jezus

De levenswandel van Jezus op aarde wordt vaak in twijfel getrokken, zo niet geheel geloochend. En ook dit is een uiting van de vrije wil: zich voor Hem uit te spreken of Hem af te wijzen. Want ook de gelovigen ontbreken de bewijzen en toch twijfelen ze er niet aan, omdat hun innerlijk de waarheid wordt bevestigd, wat echter bij ieder mens het geval zou kunnen zijn, wanneer hij niet willens en wetens nog een tegenstander van God zou zijn. Het geloof in Jezus Christus als Verlosser van de wereld wordt verlangd. Dus kan daar ook geen onweerlegbaar bewijs voor bestaan. Maar daar er geen andere weg bestaat om zalig te worden dan via Jezus Christus, is juist dit Christus-probleem de toetssteen van de wil van de mensen.

Het is een buitengewoon doeltreffend wapen van de tegenstander van God, om twijfel in de harten van de mensen te zaaien over het bestaan van Jezus. En wiens wil zich nog verzet tegen God, zal een dergelijke twijfel opnemen, evenals deze net zo vastbesloten wordt verjaagd door mensen, wier weerstand tegen God al verminderd is of geheel gebroken. Maar ieder mens zou een dergelijke twijfel kunnen verdrijven, want ook de mens, die zeer met rede begaafd is, kan niet alle verwijzingen, alle leerstellingen en de christelijke leer zelf als “uit de lucht gegrepen” afdoen. En er getuigen heel wat meer verwijzingen of bewijzen voor dan tegen.

De gelovige mens heeft geen verder bewijs nodig, want het “uitgieten van de geest”, dat Jezus de mensen heeft beloofd, is een zo doorslaand bewijs, dat elke twijfel ongegrond is. Maar dit bewijs kan een ongelovig mens niet worden geleverd, omdat de verlichting door de geest eerst het geloof in Jezus Christus voorop stelt, dat door de liefde tot een levend geloof is geworden. De mensen, die de levenswandel van de mens Jezus op aarde niet aannemen, hebben zo een volledig verduisterde geest. Ze ontdekken geen enkele samenhang, ze bezien alles alleen met wereldse ogen, ze leiden totaal geen geestelijk leven en in hun levenswandel zal onbaatzuchtige liefde ontbreken, wat anders stellig een opheldering van de geest tot gevolg zou hebben. Er zijn mensen, die zich op hun pienter verstand beroepen, dat echter in beslag is genomen door de tegenstander van God en deze verstaat waarlijk de kunst, zulke mensen te sterken in het afwijzen van Jezus Christus en het verlossingswerk.

Maar nooit zullen zulke “Christus-loochenaars” geloven aan een verder leven na de dood. En hun leven, hun verstandelijk werkzaam zijn, zal steeds alleen het aardse leven gelden en in het bijzonder zullen zulke mensen zich ervoor inzetten, de medemensen te willen bewijzen, dat het geloof in Jezus Christus een waanidee is. Want ze zullen zich niet met hun eigen opvatting tevreden stellen, maar deze ook op hun medemensen trachten over te brengen. Ook dat is het inwerken van de tegenstander van God, want het is de “Verlossing door Jezus Christus”, die hem zijn aanhang ontrukt. En hij zal alles doen, om het geloof in Jezus Christus te ondermijnen. Zulke Christus-loochenaars zijn in zijn macht en ze zijn op aarde alleen werkzaam voor de satan, wat hun echter begrijpelijk zou zijn, wanneer ze in geestelijk weten zouden kunnen doordringen. Maar dit is pas het gevolg van het geloof in Jezus Christus en Zijn verlossing, die het werkzaam zijn van Zijn geest in de mens garandeert.

De strijd tussen licht en duisternis woedt in een zo grote mate, dat u, mensen, het niet voor mogelijk houdt. En daar een verlossing alleen door Jezus Christus mogelijk is, zal de tegenstander Gods juist deze verlossing trachten te weerleggen; hij zal het “Christus-probleem” als onbewijsbaar voorstellen en zo proberen, de mensen van het geloof in Hem af te brengen. En hij zal steeds mensen vinden, die zijn denkbeeldige voorstelling volgen; die hun pienter verstand ijdel liet worden en die daarom proberen met hun verstand te vatten, wat alleen vanuit het geloof en de liefde kan worden begrepen. Want waar de geest uit God niet kan werken, daar trekt het verstand van de mens verkeerde conclusies en deze bevindt zich in ondoordringbare duisternis, omdat hij de weg vermijdt, die alleen naar het licht voert: de weg via Jezus Christus, de weg van het geloof en de liefde, van de waarheid en het leven.

Amen

BD.6486
27 februari 1956

Kenmerk van de waarheid: Jezus Christus – Liefde

Alles wat van Mij getuigt is waarheid. Want nooit zal mijn tegenstander getuigenis afleggen voor Mij en mijn naam. Waar dus voor Mij en mijn rijk wordt gesproken, waar mijn naam wordt verheerlijkt en van mijn verlossingswerk gewag wordt gemaakt om ook de medemensen naar Mij toe te leiden, waar het heldere evangelie van de liefde wordt gepreekt, daar kan nooit of te nimmer mijn tegenstander aan het werk zijn – steeds vooropgesteld dat er niet slechts op los gepraat wordt met lege woorden die met het levendige verkondigen van Jezus Christus niets meer gemeen hebben.

En zo zult u te allen tijde een juist oordeel kunnen vellen, hoe en wanneer u de waarheid wordt verkondigd die in Mij haar oorsprong heeft. Want mijn werk van verlossing zal steeds op de voorgrond worden geplaatst als teken van de goddelijke oorsprong van de leringen die Ik zelf onder de mensen verbreid wil hebben. En zo zou u mensen het onderzoek niet zwaar mogen vallen, zodra u serieus van zins bent de waarheid aan te nemen. Dan zal Jezus Christus zelf de toetssteen zijn. Want nooit getuigt mijn tegenstander van Hem. Veeleer zal hij alles doen om het verlossingswerk van Christus te ontkrachten, om de mensen te verhinderen bij Hem redding te zoeken uit zonde en dood.

Alleen de liefde die de mens Jezus u op aarde heeft voorgeleefd, kan u verlossen. En daarom moet Zijn goddelijke liefdesleer steeds naar voren worden gebracht. De liefde moet worden gepreekt en ontplooid door al diegenen die mijn ware vertegenwoordigers op aarde zijn, die in mijn naam spreken, die u de waarheid uit Mij doen toekomen. En wederom hebt u een vast kenmerk van een echte vertegenwoordiger van mijn naam: het preken over en het daadwerkelijk beoefenen van de liefde. Waar dit ontbreekt, daar kan de waarheid niet zijn, omdat Ik zelf niet daar kan zijn waar geen liefde is. Alleen Ik zelf kan echter de oorsprong van waarheid zijn.

Er zouden dus geen tegenstrijdigheden over hoeven te ontstaan, of Ik zelf of mijn tegenstander aan het werk is als u mensen een weten wordt toegevoerd dat aanspraak maakt op de waarheid. Want deze kenmerken zult u steeds zelf kunnen herkennen. En waar ze ontbreken, zult u met recht kunnen afwijzen wat u wordt aangeboden. Alleen zult u er steeds op moeten letten dat u zich niet door lege woorden om te tuin laat leiden, want ook mijn tegenstander bedient zich van zulke woorden, die echter door ieder mens die ernstig naar de waarheid verlangt als bedrieglijke schijn kan worden herkend. En dus ligt het aan uzelf of u waarheidsgetrouwe geestelijke leringen ontvangt en ze herkent. U zult niet in dwaling hoeven te verkeren. Het zal voor u nooit onmogelijk zijn zoiets in te zien, want uw wil bepaalt zelf uw oordeelkundigheid.

U zult elke geestelijke leer die niet Jezus Christus en Zijn verlossingswerk in het middelpunt plaatst zonder bedenking mogen afwijzen. Want dan word Ik ook niet juist herkend, Die in Jezus Christus het verlossingswerk volbracht en eeuwig niet meer van Jezus te scheiden ben, met Wie Ik één kon worden door Zijn overgrote liefde voor Mij en voor de medemensen.

Wie Mij wil erkennen moet ook Jezus Christus erkennen. Want Hij en Ik zijn één. En zodra een leer dit niet duidelijk laat inzien, kan ze niet als zuivere waarheid gelden. En er zal dan ook niet de onbaatzuchtige liefde naar voren worden gebracht die de enige wil van de mens Jezus was en bijgevolg ook mijn wil is en dus het summum van de leer die Jezus op aarde heeft verkondigd en die steeds verkondigd moet worden. Maar deze leer wordt nooit daar verkondigd waar mijn tegenstander tracht de waarheid te verdringen en door eigen weten te vervangen. Sla acht op dit kenmerk, dan zult u helder en duidelijk ook elke dwaalleer herkennen, zelfs wanneer ze door mooie woorden is gevormd, maar die het levende geloof in Jezus Christus en de alleen doeltreffende liefde laten ontbreken. En neem zonder bedenking elke leer aan die van Mij getuigt in Jezus Christus.

Amen

BD.6487
28 februari 1952

Een wijzen op het einde

Binnenkort loopt een tijdperk ten einde en begint er een nieuw. U, mensen zult dan deze woorden geloof kunnen schenken, want daarom spreek Ik ze tot u, dat u uw leven nu ook zo leidt, dat u dit einde niet hoeft te vrezen. Een ander doel heb Ik er niet mee voor. Ik wil u niet zonder reden verontrusten, Ik wil u niet in verwarring brengen wegens dat wat voor u ligt, Ik wil alleen dat u zo leeft zoals het mijn wil is, dan zal het einde van dit tijdperk alleen maar gunstig voor u zijn, dan zult u zich niet bevreesd hoeven te maken, veeleer met vreugde een gezegende tijd tegemoet zien.

Ik zou u hiervan niet in kennis hoeven te stellen, want niemand van u weet, wanneer zijn laatste dag gekomen is, en het zou dus voor velen een totaal onnodig weten zijn, dat er een verlossingsperiode ten einde loopt. Toch kan dit wijzen erop voor ieder mens nog een aansporing zijn, serieus aan zijn ziel te denken – het kan hem aansporen, zichzelf ernstig onder handen te nemen, wanneer hij herinnerd wordt aan de vergankelijkheid van aardse goederen en er nu naar streeft geestelijke goederen te verwerven. Maar hij is niet gedwongen te geloven.

Toch roep Ik u, mensen steeds dringender toe: Geloof deze woorden en doe alles waartoe u in staat bent en het zal u alleen maar tot zegen strekken. Want u bevindt u allen niet in goede zielsgesteldheid, zult allen nog aan uzelf moeten werken en hebt daar niet veel tijd meer voor. Laat u niet verrassen, maar maak u met de gedachte vertrouwd nog maar korte tijd gast te zijn op deze aarde. Deze gedachte zal u bewuster laten leven en u zult u tot Mij wenden om hulp, wanneer u aan Mij gelooft als uw God en Schepper.

Denk dan aan uw leven tot nu toe en vraag uzelf af of uw levenswandel juist was voor mijn ogen. Want u kent mijn geboden en u allen weet dat de liefde het eerste en voornaamste is, dat u zonder liefde nooit tot gelukzaligheid zult kunnen komen en wanneer u aan uzelf zult moeten bekennen lauw en onverschillig tegenover dit gebod van de liefde geweest zijn, haal het dan in. Want er is u veel gelegenheid gegeven te werken in de liefde. Overal om u heen zult u nood zien en u zult helpend kunnen ingrijpen, u moet alleen maar de wil hebben goed en rechtvaardig te leven en acht te slaan op de geboden van de liefde, die Ik u alleen ter wille van uw zielenheil heb gegeven.

En denk steeds aan uw Verlosser Jezus Christus. Roep Hem aan, dat Hij uw gedachten moge sturen en u acht geven de goddelijke wil uit te voeren. Dan roept u Mij zelf aan en laat Mij blijken dat u bij Mij terecht wilt komen en u gaat dan ook de juiste weg, de weg die Jezus Christus u is voorgegaan.

Het einde komt onherroepelijk en heeft niets te maken met hoe het dan met uw ziel gesteld is. Maar nog hebt u tijd u daarop voor te bereiden en daarom komt steeds weer de waarschuwende stem van boven tot u: Denk aan het einde. Het is alleen maar mijn liefde die u wil redden van het verderf, maar die u nooit zal dwingen en u daarom aanspreekt in een vorm waaraan u geloof zult kunnen schenken als u gewillig bent. Als u echter goed oplet, zult u veel opmerken wat u zou kunnen laten geloven.

Een periode loopt ten einde en een nieuwe begint. En er gaat alleen maar in vervulling wat voortdurend werd voorspeld door zieners en profeten. Want ook dezen spraken in mijn opdracht en kondigden hetzelfde aan, wat Ik u, mensen nu zeg, maar uw wil is vrij; zoals echter uw wil is, zo zal ook uw lot zijn als het aardse leven voor u voorbij is. U zult kunnen leven in gelukzaligheid; maar ook ten prooi vallen aan de dood, een eindeloos lange tijd van kwelling en duisternis, waaruit u uzelf niet zult kunnen bevrijden.

Amen

BD.6488
29 februari 1956

Verstandelijk weten – Studie – Openbaringen

De mensen hebben een te hoge dunk van hun verstand, daar ze anders tegen het werkzaam zijn van de geest en de resultaten ervan niet in verzet zouden komen. Ze voelen zich superieur aan al het op geestelijke weg verkregen weten en aanvaarden dit laatste daarom niet omdat als het ware het verstandelijk denken is uitgeschakeld en ze een bewijs als waar zouden moeten erkennen dat het verstand geen garantie biedt voor het juiste weten, omdat ze zouden moeten toegeven dat ontoegankelijke gebieden ook zonder verstandelijke activiteit kunnen worden onderzocht. Ze overschatten zichzelf zonder er over na te denken dat er geen pienter verstand nodig is om zalig te kunnen worden, dat het verwerven van het rijk Gods niet alleen het recht van een schrander mens is maar dat dit rijk ook openstaat voor de eenvoudigste mens, omdat God niet het verstand, integendeel alleen de liefde van het hart beoordeelt. En deze liefde is de sleutel tot de wijsheid.

De liefde geeft het helderste inzicht ook in de meest verborgen zaken, de liefde schenkt inzage in tot nu toe gesloten gebieden, de liefde alleen garandeert ’n weten overeenkomstig de waarheid, alleen de liefde onderzoekt de diepten van de wijsheid. Waar de liefde ontbreekt, kan het verstand alleen niet in de waarheid binnendringen, dus moet de mens op de eerste plaats zijn eigen ontoereikendheid inzien en in deemoed een scheiding opstellen tussen aardse kennis en geestelijk weten. En zo behoort ook de theologie zo lang tot het weten van de wereld waarmee alleen het verstand van de mens zich bezig houdt, als de mens zelf nog zonder liefde is. Pas door de liefde kan ze tot geestelijk weten worden en dan pas kan de mens denken in overeenstemming met de waarheid, die hem tevoren onmogelijk is.

Zolang echter een bestuderen wordt geëist en zolang die studie zo hoog wordt gewaardeerd dat daarin alleen maar de waarheid als bewezen geldt waar ijverige studie aan is vooraf gegaan, zolang wordt het verstand van de mens te hoog aangeslagen en zolang is voor hem de deur gesloten die naar de waarheid leidt. Want wat het verstand wetenschappelijk meent te kunnen onderzoeken, dat verschaft de liefde met zekerheid in korte tijd met uitschakeling van het verstandelijk denken. Want nu is het denken van de mens door de geest verlicht en dit betekent dat hij nu alles helder en duidelijk inziet en de overtuiging van de volkomen waarheid in zich heeft. En daarom staat er geschreven: “God zal het verstand van de verstandigen verwerpen en de wijsheid van de wijzen teniet doen”, en daarom zien de mensen de waarheid niet in, ondanks studie, zolang de geest Gods niet in hen werkzaam kan zijn door de liefde. Want hun ontbreekt de deemoed, die echter het binnenstromen van de goddelijke geest teweegbrengt. De deemoed echter schept niet op.

Maar de verstandsmens is met zichzelf ingenomen en hecht teveel waarde aan zijn verstand, dat echter zonder liefde alleen maar een dood weten voort kan brengen zonder geest en leven, dat alleen maar een werelds weten kan beheersen maar ook dit zal niet vrij zijn van dwaling zonder de liefde. Dat zouden al degenen ter harte moeten nemen die tegenover het geestelijk goed, dat anders dan op de weg van het verstand werd verkregen, twijfel en weerstand stellen. En daar zouden op de eerste plaats diegenen aan moeten denken die geloven het woord Gods op aarde te vertegenwoordigen, dat ze slechts dienaren van de wereld zijn, zolang ze alleen maar met het verstand hun ambt uitoefenen, dat de liefde hen pas in staat stelt een ware vertegenwoordiger van God te zijn, omdat ze dan pas met Zijn geest zijn vervuld en in staat zijn de waarheid van de dwaling te onderscheiden en omdat ze pas dan de zuivere waarheid kunnen uitdragen, wanneer ze door “Zijn geest in alle waarheid zijn geleid”.

Het verstand zonder liefde is zonder waarde, maar bovenmate zegenrijk zal de mens op aarde kunnen werken wiens denken door de liefde is verlicht, die de verlichting door de geest heeft ervaren. Want aan hem zal God zelf zich openbaren en hij zal van Gods liefde, wijsheid en almacht getuigenis kunnen afleggen, hij zal in het diepste weten binnendringen en met succes werkzaam zijn op aarde voor God en Zijn rijk.

Amen

BD.6493
6 maart 1956

De massa staat nooit achter de waarheid – Verbreiding – Tegenstander

U zult u niet van de wijs mogen laten brengen door de begoochelingen van mijn tegenstander, u zult er integendeel steeds alleen maar op moeten letten wat u opheldering schenkt, wat als zacht licht van boven neerstraalt. Dit licht, de waarheid uit Mij, treft uw ogen niet met een verblindend schijnsel, dat wil zeggen: nooit zal de waarheid zo plotseling oplichten en doorbreken in de openbaarheid. Want het “goddelijke licht” wordt door de wereld niet herkend en erkend en het zal niet vliegensvlug verbreid worden, maar voor het “betoverende licht” zullen vele ogen opengaan, dit wordt heel wat eerder aangenomen dan de zuivere waarheid, het licht van de liefde uit Mij. Want dat is het teken van de ondoordringbare duisternis vóór het einde, dat de mensen voor al het onware openstaan, voor alles wat uit het onderste rijk voortkomt, dat ze geen begrip meer hebben voor de goddelijke waarheid.

Maar zodra mijn tegenstander een bedrieglijk licht zal doen opflitsen, hebben ze er geen afweer voor, veeleer trachten ze het overal te verbreiden, ze helpen mee de nacht nog meer te verduisteren, omdat ze hun ogen ongevoelig maken voor een zacht stralend licht. Want ze willen innerlijk niet worden verlicht, ze willen alleen maar verlustigd worden aan een vuurwerk dát slechts licht moet voortoveren en een genot is voor de ogen. En toch zullen in de laatste tijd steeds meer lichtdragers opstaan en dwars door de duisternis heen gaan en die weinigen nog om zich verzamelen die hun licht als een weldaad ondervinden. Er zullen in de laatste tijd nog veel boden van boven werken op de aarde, om de mensen hulp te brengen die van goede wil zijn. Mijn woord zal verkondigd worden door dienaren die vervuld zijn met kracht, die vanwege deze missie op de aarde zijn gekomen het licht van de waarheid in de duisternis binnen te dragen. Maar zij allen zullen slechts in het verborgene werkzaam zijn, weliswaar zullen ze er niet voor terugschrikken om tot de mensen openlijk en vrijuit te spreken, maar in de wereld zal men weinig notitie nemen van deze verkondigers van mijn leer en mijn naam. Maar de weinigen die de nacht zouden willen ontvluchten, zullen van hen helder licht ontvangen. Want hun woorden hebben grote kracht. En waar deze dienaren van Mij optreden, zal ook mijn tegenstander niet lang op zich laten wachten en het licht willen doven of verduisteren en daarom op zo’n ongewone manier te voorschijn komen dat de wereld hem aandacht schenkt. En daaraan al zult u weer zijn werkzaam zijn kunnen herkennen.

U weet dat de aanhangers van de wereld in zijn macht zijn, dat ze nog eindeloos ver van Mij verwijderd zijn en nooit zal in hun gebied mijn werkzaam zijn ingang vinden. Maar wat in de openbaarheid wordt verspreid, komt van hem af en het werkzaam zijn van mijn dienaren zal juist daar geen weerklank vinden, terwijl mijn tegenstander echter succes heeft. Nooit zal de massa achter de waarheid staan, maar steeds achter dwaling en leugen.

Maar mijn ware vertegenwoordigers op aarde zal het niet storen dat hun geen geloof wordt geschonken, des te ijveriger zullen ze arbeiden en met overtuiging spreken over Mij en mijn spoedige komst. Want Ik zal aan de activiteiten van mijn tegenstander een einde maken wanneer zijn tijd gekomen is. Maar voordien zullen nog vele lichtdragers over de aarde gaan, omdat het licht overal heen moet worden gedragen om de harten van die weinige mensen te verlichten die mijn tegenstander nog niet in zijn macht heeft. Diens doen en laten zal duidelijk te zien zijn, maar voor de mijnen is ook mijn zorg duidelijk zichtbaar, om ze uit de duisternis weg te voeren naar het licht.

Verwondert u zich niet dat u die Mij wilt dienen weinig ingang vindt met het woord dat u van Mij hebt ontvangen, want ook dat is een teken van de verduisterde geest, een teken van het lage niveau van de mensen voor het einde, waarin mijn tegenstander eerder resultaat kan boeken dan u, mijn lichtdragers.

En toch zal het licht zich baan breken en eens helder de machinaties van mijn tegenstander belichten: Maar nog is zijn tijd niet gekomen, nog kan hij naar eigen wil zijn gang gaan. Maar spoedig wordt er aan zijn optreden paal en perk gesteld, dan zal mijn licht van boven stralen met heldere schijn, dan zal er geen duisternis meer zijn, dan zullen de mensen gelukzalig zijn die mijn licht al op aarde aannamen.

Amen

BD.6498
11 maart 1956

Levensvonk – Liefde – Geschenk van genade

U draagt allen de levenskiem in u en hoeft dus geen prooi van de dood te worden wanneer u deze levenskiem maar voeding geeft, wanneer u hem licht en warmte toevoert, zodat hij zich kan ontplooien. Wanneer u het de goddelijke vonk in u mogelijk maakt dat hij zich tot een heldere vlam kan ontwikkelen, wanneer u in uzelf de liefde ontsteekt. Dan ontwaakt u uit een dode toestand tot leven en dan hoeft u de dood nimmer meer te vrezen.

Met dat doel bent u op aarde als mens belichaamd, om het leven te verkrijgen dat eeuwig duurt. En opdat dit mogelijk is, legde God in u een vonkje van de oerlevenskracht die u nu zelf zult moeten laten toenemen. Elke inspanning van uw kant wordt ondersteund, dus u hoeft maar te willen dat u tot leven komt. Want de oerlevensvonk in u aan te wakkeren wil zoveel zeggen als liefde te beoefenen, waartoe u wel in staat bent, maar steeds eerst de wil zult moeten opbrengen. Dus zal steeds de liefde voorwaarde zijn om het eeuwige leven te verwerven. Zonder liefde bent u gedoemd te sterven.

Zou u in dit aardse leven komen zonder deze levenskiem, de goddelijke liefdesvonk, dan zou het u onmogelijk zijn in liefde werkzaam te zijn. Want dan zou de tegenstander van God u volledig in zijn bezit hebben. Maar daar u door de weg van het zich ontwikkelen tevoren al in een zekere graad van rijpheid terecht bent gekomen en deze graad van rijpheid nu in het stadium als mens geen gevaar moet lopen, legde God in iedere menselijke ziel een vonkje van Zijn geest.

Dat is echter voldoende om een vuur van liefde in u te laten ontstaan, wanneer het maar de nodige voeding wordt toegevoerd, wanneer de mens elke innerlijke opwelling nakomt en liefde beoefent. Want deze goddelijke vonk drijft de mens innerlijk daartoe aan, echter aanvankelijk slechts zo zachtjes, dat het nauwelijks wordt gevoeld. Maar toch geeft het de gewillige mens aanleiding het aandringen na te komen. En nu ontwaakt de ziel tot leven. Want de liefde is een kracht die niets om zich heen duldt wat dood is, die alles het leven geeft en die ook alles zal overwinnen wat haar tegenstand biedt.

Een mens die steeds de liefde beoefent, zal ook elke innerlijke zwakte voelen verdwijnen, omdat de kracht van de liefde hem nu doorstroomt, omdat er niets goddelijks bestaat wat krachteloos is of een zwakheid zou kunnen achterlaten. En omdat de liefde goddelijk is, omdat ze de uitstraling van God is, omdat ze de oersubstantie is van God die in zich ook kracht is in de oervorm. Daardoor komt u dus tot leven, omdat u rechtstreeks uit God de kracht put, zodra u een leven in liefde leidt. En dat is uw opgave op aarde en ook uw einddoel, door een leven in liefde de verbinding met God aan te gaan, dus in vrije wil weer terug te keren naar waar uw oorsprong lag.

Dat u het zult kunnen is een buitengewoon geschenk van genade, omdat God u, ondanks uw vroegere afweren van Zijn liefdeskracht, toch een vonkje van deze kracht toevoegt, zodra u het aardse bestaan als mens binnengaat. Maar u zult zelf het vuur in u moeten laten opvlammen. U zult deze liefdesvonk niet langzaam mogen laten uitgaan. U zult hem niet mogen doven, want dat zou uw dood betekenen. Want dan berooft u zichzelf van elk leven en u zult daar niet bij kunnen worden gehinderd, omdat u een vrije wil hebt. Elke mogelijkheid wordt u ontsloten, het leven dat u eens verloren had weer terug te krijgen. Maar de vrije wil wordt u niet ontnomen. En deze alleen bepaalt wat u met de goddelijke liefdesvonk doet.

Ieder mens wordt van binnen uit gedrongen om werkzaam te zijn in liefde. Maar komt hij deze drang niet na, dan wordt de stem steeds zachter en sterft uiteindelijk geheel ongehoord weg. En dan is er gevaar dat de mens helemaal in de war raakt, dat hij weer ten prooi valt aan de dood, ofschoon God hem steeds weer zal aanraken en hem steeds weer van buiten af gelegenheden verschaft, die zijn wil om lief te hebben in hem zouden kunnen opwekken. Want God tracht de ziel van ieder mens te winnen, tot aan de dood toe. Want Hij wil niet dat ze ten prooi valt aan de dood. Hij wil dat ze zal leven. Maar Hij handhaaft de vrije wil van de mens.

Amen

BD.6499
12 maart 1956

Het licht van de liefde: inzicht in de waarheid

Nooit zal het u lukken tot het ware inzicht te komen, zolang u nog zonder liefde bent. Want pas het licht van de liefde in u stelt u in staat juist te oordelen, omdat dan uw denken verlicht is, omdat u dan niet anders dan juist zult kunnen denken en bijgevolg ook dadelijk inziet wat verkeerd is. En zo zullen mensen die tot liefde bereid zijn, steeds in de waarheid verkeren en een innerlijke afweer voelen zodra hun iets verkeerds wordt voorgehouden. Maar evenzo zal het vergeefse moeite zijn uit liefde een mens de waarheid te willen doen toekomen die geheel zonder liefde is. Deze stelt er evenzo hevige afweer tegenover, omdat zijn denken nog onder invloed is van degene die tegen de waarheid is, die voortdurend tegen de waarheid zal strijden omdat deze hem en zijn doen en laten ontmaskert. Daarom kan de waarheid geen veld winnen bij een liefdeloze mensheid. Integendeel, daar wordt de dwaling verkondigd en niemand zal proberen zich van de dwaling los te maken zolang hij zelf een liefdeloos hart heeft.

Zodra een mens van binnen uit de liefde beoefent, zodra zijn wezen zelf liefde is en liefde uitstraalt, zal hij nooit voor de dwaling opkomen, want de liefde in hem waarschuwt hem daarvoor. Hij zal aanvankelijk gaan twijfelen en steeds meer afweer voelen tegen een leer die niet overeenstemt met de waarheid. En hij zal ook de kracht opbrengen openlijk stelling te nemen voor of tegen een leer, omdat deze kracht, tegelijk met de liefde, hem vervult en omdat hij nu innerlijk wordt aangespoord door zijn geest, de waarheid te vertegenwoordigen en de dwaling aan te vechten. Een mens die vervuld is van liefde, zwijgt niet tegenover een openlijke onwaarheid. En hij zal ook niet voor de schijn iets erkennen wat duidelijk tegen de waarheid is gericht. Maar dat er wordt stilgezwegen dat zoveel dwaling onder de mensen veld won zonder op afweer te zijn gestuit, is alleen maar een bewijs dat ook de liefde onder de mensen is bekoeld, die de zekerste verdediging is tegen leugen en dwaling. En ofschoon steeds weer enkele mensen dit inzien, ofschoon dezen juist denken als gevolg van hun leven in liefde, zo is toch het merendeel van de mensen volledig onwetend aangaande de waarheid, en ze voelen zich daar goed bij. En wordt dezen de liefde gepredikt, dan sluiten ze hun hart en oren en blijft het duister in hen, juist omdat er zonder liefde geen licht kan zijn.

Maar de waarheid is licht. De liefde is licht. En wie in het licht wil wandelen, moet zich tevoren tot liefde vormen. Maar dan zal hij ook inzien dat er maar één weg terugvoert naar het vaderhuis, naar het eeuwige vaderland: de weg van de liefde, omdat deze ook de weg van de waarheid is. Maar wie deze weg heeft betreden, die gaat hem vrolijk verder. Voor hem bestaat er geen aarzelen en dralen. Voor hem bestaat er geen twijfel en moedeloosheid, want de kracht van de liefde drijft hem voortdurend omhoog en hij neemt alle hindernissen met gemak. Wie de waarheid heeft gevonden, heeft ook Mij zelf gevonden. En Ik ben en blijf voor hem het doel waar hij op aanstuurt. Maar nooit ben Ik te bereiken zonder liefde. Nooit voert de weg omhoog via dwaling. Nooit is de waarheid in te zien door een mens die zonder enige liefde is.

Maar Ik wil u allen te allen tijde daartoe helpen, dat u de hoogte zult bereiken. En daarom wordt u voortdurend aangemaand om in liefde werkzaam te zijn. U zult rechtstreeks worden toegesproken door predikers, maar ook door nood rondom u tracht Ik het ijs om uw hart te laten smelten. Want zolang de liefde onder u mensen is bekoeld, gaat u geheel nutteloos door het aardse bestaan. U leeft als het ware tevergeefs, zonder de geringste vooruitgang te boeken, omdat het voornaamste u ontbreekt in het leven op aarde: het liefdesvuur dat uw geest verlicht, uw hart verwarmt, dat u kracht geeft om alle weerstanden te overwinnen. Maar nog is het niet te laat om het vonkje in u te ontsteken. En Ik help ieder die voornemens is tot het juiste inzicht te komen. Want mijn liefde geeft u niet op. Mijn liefde straalt u steeds weer toe. Mijn liefde zendt dragers van het licht onder u die u aanmanen en waarschuwen en u liefdevol het licht aanbieden. Want u wordt niet zonder hulp gelaten, tot aan uw dood zal Ik trachten u en uw liefde winnen.

Amen