Inhoud

BD.5901 Het brengen van het evangelie aan de zielen in het hiernamaals – Liefde
BD.5904 De zegen van het leed
BD.5913 Strijden of dienen
BD.5914 Hulp van lichtwezens alleen vanuit de wil van God – Het aanroepen van “heiligen”
BD.5920 Gods liefde is ook in leed te vinden
BD.5922 Het woord van boven – Het uitgieten van de geest
BD.5923 De kerk van Christus – Een levend geloof
BD.5926 Ernstige aanmaning om aan het doel van het bestaan op aarde te denken
BD.5927 Navolging van Jezus – Leven in liefde
BD.5928 De wederkomst van God in het woord – Grote geestelijke nood
BD.5929 Verlossing van de hel – Lichtstraal in de vorm van een kruis
BD.5931 Jezus Christus is de poort naar het lichtrijk
BD.5932 Kruisdood – Goede Vrijdag
BD.5934 Opstanding
BD.5936 Het dichtbij zijnde einde – De tijdrekening van God
BD.5940 Gelovig vertrouwen verzekert Gods hulp
BD.5941 Ongewone werkzaamheid van predikers die de mensen moeten opwekken
BD.5943 Barmhartigheid
BD.5945 Gods hulp in elke nood
BD.5946 Gods zorg voor het geringste – eenvoudigste
BD.5949 Het in het nauw brengen van de rechtvaardigen
BD.5952 “Niemand komt tot de Vader dan door Mij”
BD.5957 De letter doodt – De geest maakt levend
BD.5961 Gods liefdeketen
BD.5963 “Wie in de liefde blijft”
BD.5964 Het werk van hen die zielen in het hiernamaals willen verlossen – naar Gods wil
BD.5966 Ziekengenezing – Tekenen en wonderen – Bewijzen
BD.5967 Erfzonde
BD.5968 Gods zekere hulp in de komende nood
BD.5976 Verspreid mijn woord
BD.5979 Het vragen om de goddelijke Geest
BD.5982 Verandering van het zuivere evangelie – Navolgers
BD.5983 Het laatste gericht is ook een liefdedaad van God
BD.5987 Wacht u voor valse profeten
BD.5988 Belofte van het leven – Jezus Christus
BD.5995 Gebreken van het lichaam – Lijden voor de ziel
BD.6000 De verrijzenis van het vlees

                                – * –

BD.5901
13 maart 1954

Het brengen van het evangelie aan de zielen in het hiernamaals – Liefde

Houd de zielen in het hiernamaals het evangelie voor. Herinner hen aan mijn geboden van de liefde die ook in het hiernamaals vervuld moeten worden, wil de ziel opwaarts gaan. Geef hun kennis van mijn wil, die van hen altijd een zich richten op Mij vereist en die in acht moet worden genomen, om dan door mijn liefde te worden gegrepen. Op aarde zowel als in het rijk hierna geldt hetzelfde: de omvorming van de wil van het wezen die aanvankelijk tegen Mij gericht is en daarom ook veranderd moet worden, wat steeds alleen door de liefde geschieden kan. Want een onzelfzuchtig werk van liefde is reeds de eerste stap naar Mij en levert het wezen kracht op.

De zielen die krachteloos zijn in het hiernamaals zijn arm aan liefde. En u moet hun uitleggen dat zij pas dan hulp verwachten kunnen als zij bereid zijn liefde uit te delen aan hen die net als zij arm en ongelukkig zijn. Zonder liefde is hun denken verkeerd. En ook hier, evenals op de aarde, kunnen hen wezens benaderen en verkeerd onderrichten, zonder dat zij de dwaling inzien. Pas een ziel die hulpvaardig is herkent ook de waarheid. Daarom moet u de zielen op de eerste plaats mijn geboden van de liefde voorhouden, en hen opmerkzaam maken dat die alleen gegeven werden opdat de mensen de verbinding met Mij tot stand brengen door het vervullen van de geboden der liefde. Want een werk uit liefde gedaan geeft hun de kracht die hen steeds verder omhoog helpt.

U kunt de zielen keer op keer onderrichten, maar zij zullen u niet geloven of begrijpen zolang zij niet bereid zijn lief te hebben. En wilt u hen nu helpen, dan moet uw grootste en eerste zorg zijn hen aan te sporen tot liefdevolle hulpverlening aan andere zielen die in nood zijn en zich tot hen wenden. Pas deze bereidheid tot liefhebben opent hun ogen en oren, en dan kunnen zij alles begrijpen wat u hun in overweging geeft.

Mijn evangelie is alleen de leer van de liefde, omdat al het andere vanzelf komt als deze liefdesleer wordt opgevolgd. Aan de ziel in het hiernamaals kan niet alleen kennis worden gegeven. Want die begrijpt ze niet, zolang ze niet bereid is tot liefdewerk dat in het rijk hierna net zo moet en kan worden verricht als op aarde. Maar steeds is bereidwilligheid een vereiste, daar anders de ziel zonder kracht is. Zolang een ziel zich alleen bewust is van zichzelf en haar treurig lot tot zich door laat dringen, is er geen mogelijkheid gegeven tot hulpverlening of toevoer van kracht. Zij moet eerst haar blik op haar omgeving richten, of, als zij eenzaam in een woeste omgeving is, moeten haar gedachten op die mensen op aarde gericht zijn die zij had kunnen helpen maar dit achterwege heeft gelaten.

Zij moet er berouw over hebben en het door haar gedane onrecht goed willen maken. Dan zullen er ook wezens zich bij haar aansluiten die in grote nood zijn. En zodra zij nu gewillig is hen te helpen, krijgt zij onverwijld de kracht om haar voornemens uit te voeren. Eerst moet de liefde in haar ontstoken worden, wat echter vaak een lange tijd kan duren, maar wat door liefdevolle ondersteuning van de kant van een mens mogelijk is, wanneer hij de ziel opheldering geeft over wat haar ontbreekt, als hij tracht haar te onderrichten, steeds daartoe aangedreven door een liefhebbende wil om te helpen.

De liefde bereikt alles en de liefde overwint alles. De liefde zelf is de kracht die een ziel verlossing verschaft. Zolang de ziel alleen aan zichzelf denkt kan ze bezwaarlijk uit haar hachelijke toestand worden bevrijd. Zij kan echter gevoelig worden en bereid tot liefhebben als zij door kleine lichtstralen wordt getroffen, omdat die steeds alleen maar vonken van liefde zijn die haar hart moeten raken om te ontvlammen. Iedere ziel die de duisternis als een kwelling ervaart, wordt door zulke lichtstralen weldadig getroffen. En bij haar is er ook hoop dat zij dat licht kan volgen, dat ze dus ook bereid is andere zielen dat licht te bezorgen. En aan deze zielen moet steeds de liefde gepredikt worden die in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk haar bekroning vond. Andere kennis hebben deze zielen voorlopig niet nodig, maar zij moeten de achtergrond van hun ellendige positie kennen en ook weten hoe zij die noodsituatie kunnen verhelpen.

En pas als zij dit inzicht hebben is hun opgang verzekerd. Pas als zij zelf liefdadig willen zijn ontvangen zij kracht. Zij kunnen dan in liefde werken om nu steeds meer kracht te ontvangen en een steeds helderder licht binnen te gaan. Dat licht maakt de zielen buitengewoon gelukkig. En vanuit die blijdschap wordt ook hun wil om lief te hebben steeds groter en kan een enkele ziel in het hiernamaals verlossingswerk tot stand brengen van de grootst mogelijke omvang. Want zodra zij zelf het besef heeft, draagt ze ook aan andere zielen haar inzicht over en probeert hen tot hetzelfde streven in liefde aan te sporen. Want net zoals op aarde geldt ook in het geestelijke rijk alleen het gebod: “Heb God lief boven alles en uw naasten als uzelf!”

Amen

BD.5904
16 maart 1954

De zegen van het leed

Eens zult u allen inzien waarom u leed moest dragen op aarde en u zult Mij dankbaar zijn, wanneer het u heeft geleid naar een resultaat dat u zonder leed nooit zou hebben kunnen bereiken. Ik zou u waarlijk niet zonder reden laten lijden, maar mijn liefde doorgrondde de uitwerking van het lijden op u en paste het daarom toe, hoewel u vaak niet in staat bent mijn liefdevolle leiding in te zien. Maar geloof dat Mij elke opwelling van uw hart bekend is en dat Ik daarom juist de mijnen schijnbaar hard aanpak, omdat Ik hun nog meer wil schenken in mijn rijk, dat zij met zekerheid in bezit nemen als hun lichamelijk einde is gekomen.

U zult op aarde niet kunnen beseffen waarin de gelukzaligheid bestaat die Ik u wil bereiden. Maar Ik weet hoe een ziel geaard moet zijn om deze gelukzaligheid te kunnen verdragen. Ik alleen weet hoe ze tot zo’n gesteldheid kan komen en Ik alleen ken de juiste middelen en pas ze derhalve ook toe en wel daarom, omdat Ik u liefheb en uw wil ken die op Mij aanstuurt. Maar denk er ook aan dat de ziel in het stadium als mens nog te weinig gekristalliseerd is, dat ze de uitstraling van mijn liefde nog niet in alle volheid zou verdragen, dat ze daarom nog door leed moet gaan, opdat ze totaal gelouterd wordt. En weet dat uw levenswandel op aarde niet de oorzaak is van de omhulling van de ziel, maar dat ze met dichte omhullingen de aarde al betreden heeft en die uiteen te laten vallen is nu de opgave van de mens. Een in hoge mate werkzaam zijn in liefde draagt er buitengewoon veel toe bij de afvalstoffen van de ziel te verwijderen en diep leed biedt hulp wanneer de kracht van de liefde niet sterk genoeg is. Maar u zult een onnoembaar geluk ondervinden wanneer bij het einde van uw aardse leven de ziel vrij en lichtdoorstraald kan opstijgen in het geestelijke rijk. En dan hebt u al het moeilijke, al het aardse leed overwonnen en de eeuwigheid in hoogste gelukzaligheid ligt voor u.

Weliswaar meent u dat elke dag waarin u moet lijden lang is en toch is het slechts een ogenblik in vergelijking met de eeuwigheid. Het komt u voor, dat leed soms onverdraaglijk is en toch leg Ik u niet meer op te dragen dan u zult kunnen verdragen. En telkens zult u zich tot Mij, tot de Kruisdrager Jezus Christus kunnen wenden, dat Hij u moge helpen wanneer de last voor u ondraaglijk lijkt. Neem uw kruis op en volg Mij na. Zou Ik als mens Jezus deze woorden wel hebben gesproken wanneer het onmogelijk zou zijn geweest dat u het kruis verdraagt dat u is opgelegd? Maar Hij zelf bood u ook Zijn hulp aan met de woorden: “Kom allen tot Mij die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, Ik wil u verkwikken”. En Hij zal u getrouw aan Zijn woord ook altijd kracht geven. Want uw Heiland Jezus Christus kent u. Hij weet ook dat u bereid bent Hem na te volgen en Hij zal u vervullen met kracht en genade, zolang u op aarde leeft.

Amen

BD.5913
24 maart 1954

Strijden of dienen

Vergeet niet dat u strijden moet – of dienen. Maar de strijd mag geen strijd zijn tegen uw medemensen, tegen zwakken en weerlozen – ook niet dat de een tegen de ander ten strijde trekt om hem te overwinnen, ter wille van aards succes. Het moet een strijd zijn tegen u zelf, tegen fouten en ondeugden, slechte gewoonten en begeerten. Deze strijd is niet makkelijk en vergt al uw krachten, maar als u in deze strijd overwinnaar wordt, is u een heerlijke winst beschoren.

U kunt echter ook een andere weg kiezen om deze winst te verkrijgen, de weg van de dienende naastenliefde. Zodra u dienstbaar bent, overwint u eveneens uzelf, want u verandert vrijwillig uw wezen. De kracht die u nodig hebt om alle fouten en ondeugden af te leggen, verwerft u zich nu door werken van liefde en u ontvangt genade in ruime mate als u dienstbaar bent in liefde. Want u hebt nu op de eerste plaats de arrogantie overwonnen, u bent deemoedig geworden en kunt nu onbeperkt genade ontvangen. U hoeft geen strijd meer tegen uzelf te voeren zodra u dienstbaar bent in liefde, want dienen in liefde is slechts een andere vorm van strijden tegen zichzelf, maar met hetzelfde resultaat, de zege te behalen over al het onedele, over alle begeerten, over de liefdeloosheid.

Door strijden of dienen wordt de verandering van het wezen voltrokken in de mens, maar het dienen is heel wat makkelijker dan het strijden, en wie voor zijn medemensen steeds een broeder is die dienstbaar is, ondervindt heel wat minder weerstand dan de mens die zich de zelfoverwinning volgens plan ten doel stelt. Want van de kant van de medemensen wordt hem niet het geduld en liefde betoond die de eerste zich verwerft door zijn houding tegenover de medemensen. Daarom staat er ook: strijden of dienen, omdat degene die dient moeilijke innerlijke gevechten bespaart blijven, die de ander vaak heeft te doorstaan.

Een strijd met de wapens der liefde heeft altijd kans van slagen en de sterkere is waarlijk hij die in deemoed dienstbaar is, want hij bereikt sneller zijn doel omdat hij steeds veel genade en kracht krijgt, die degene die strijdt echter nog moet afbidden voor zichzelf, daar hij anders in de strijd tegen zichzelf het onderspit delft. Ze wordt hem ook door God op zijn gebed toegestuurd, zodat de verandering van zijn wezen hem kan lukken, die evenwel eerst dan tot stand is gebracht, wanneer ook hij in liefde dient – wanneer zijn eigenliefde na harde strijd tot onbaatzuchtige naastenliefde is geworden, wanneer ook hij nu kracht en genade betrekt door het werkzaam zijn in de liefde.

Amen

BD.5914
26 maart 1954

Hulp van lichtwezens alleen vanuit de wil van God – Het aanroepen van “heiligen”

U staat rechtstreeks in verbinding met het rijk waaraan u zich toevertrouwt in mijn naam. Uw wil met Mij in contact te komen geeft alle wezens van het licht het recht zich als uw beschermer bij u aan te sluiten, omdat dezen altijd alleen mijn wil uitvoeren en omdat ze weten dat het mijn wil is u zowel geestelijk als aards te helpen. Mijn wil nu uit te voeren is hun gelukzaligheid, want de liefde tot Mij en tot alle wezens die nog onvolmaakt zijn, zet hen onophoudelijk aan tot werkzaamheid. Maar ze zullen nooit uit eigen wil iets doen, omdat ze geheel mijn wil zijn binnengegaan en zij ook de wetten van de eeuwige ordening kennen, zodat een ingrijpen tegen mijn wil in, alleen maar een schadelijke uitwerking op deze wezens zou moeten hebben. Alles wat zich in het licht bevindt, wat volmaakt is, draagt mijn goddelijke wil in zich en kan daarom nooit eigenmachtig tegen mijn wil in werkzaam zijn. Daarom moeten vooreerst de wezens, dus ook de mensen op de aarde trachten bereid te willen zijn zich naar mijn wil te voegen, voordat de wezens van de lichtwereld hen op een of andere manier kunnen bijstaan en daarom moeten de mensen op de eerste plaats verbinding met Mij zoeken, om dan echter ook de hulp van de geestelijke wereld, van de lichtwezens, die door Mij met kracht en licht worden gevoed, te kunnen ervaren, want wat Ik eenmaal heb aangenomen, dat omgeeft ook ieder lichtwezen met zijn liefde en bevordert diens voltooiing. Wie zich daarom met Mij verbonden weet door zijn gebed en door werken van liefde, weet zich ook beschermd door die wezens en hij kan zich ook aan hen toevertrouwen, hij kan willen dat hij alleen door bewoners van het lichtrijk is omgeven en dat dezen de toegang van onreine geesten verhinderen. Hij kan zich door zijn wil bewust in die lichtsferen verplaatsen, want altijd zal Ik van hem de oorsprong van elke gedachte zijn en ook het doel. Want hij vraagt dan de wezens van het licht alleen om hulp op de weg naar Mij.

En deze hulp wordt hem al te gaarne verleend. Maar volledig miskend wordt de hulpverlening van die wezens, wanneer ze worden aangeroepen als voorsprekers bij Mij, wanneer de mensen zelf geen contact zoeken met Mij zelf, wanneer ze geloven mijn genegenheid te winnen door voorspraak, wanneer ze de betrekking van kind tot Vader niet tot stand brengen, maar van die wezens hulp verwachten, waarvoor ze Mij zelf niet vragen.

Zolang mijn wil om te helpen niet door de lichtwezens te onderkennen is, dat die u geldt, zolang is ook deze wil niet in henzelf en al het roepen om hulp is tevergeefs, want tegen mijn wil in verwezenlijken deze dienaren van Mij niets.

En mijn wil zult u eerst moeten trachten te winnen, dus Mij zelf zult u niet mogen negeren, pas dan komen mijn lichtboden in werking zodra ze in zichzelf inzien dat het door Mij is gewild.

Een mens die in alle ernst op Mij aanstuurt is ook voortdurend met de lichtwereld verbonden en hij zal zich in de geestelijke sfeer net zo ongedwongen bewegen als onder zijn medemensen.

Hij zal steeds met de wezens van het licht in contact staan, in mijn opdracht zal hij door hen omringd zijn en dus zullen ze ook in mijn opdracht op hem inwerken, omdat ze alles wat ze doen, voelen als door Mij opgedragen. Een lichtwezen kan niets anders uitvoeren zoals het mijn wil is, daar het anders geen wezen van het licht zou zijn, want de volheid van licht is pas eerst het gevolg van zijn totale overgave aan Mij en van het ingaan in mijn ordening van eeuwigheid, om welke reden er ook volledige overeenstemming heerst tussen Mij en die wezens – maar wat niet tot de gevolgtrekking mag leiden dat steeds dat lichtwezens zijn die mensen zich als zodanig voorstellen. Daarom is het aanroepen om hulp van bepaalde wezens met een zeker gevaar verbonden – dat er ook wezens worden geroepen die niet als lichtwezen vertoeven in het rijk van het licht. Want u, mensen zult niet kunnen oordelen, u zult de beoordeling van de graad van rijpheid aan Mij moeten overlaten.

En zo zult u nu ook een duidelijk antwoord hebben op de vraag of het aanroepen van “heiligen” zinvol is en in mijn wil. Geeft u vol vertrouwen over aan de wezens van het licht als u zich innig met Mij verbonden heeft en geloof dat ze in mijn wil nu om u bezorgd zijn en u helpen.

Maar roep niet diegenen aan die het menselijk oordeel als “heiligen” bestempelde en wier graad van rijpheid door u, mensen niet kan worden onderzocht, omdat Ik alleen weet wie de graad van volmaaktheid heeft bereikt, dat hij nu door Mij met licht en kracht kan worden doorstraald en nu in mijn rijk werkzaam is naar mijn wil.

Begeer het licht en het zal dichter bij u komen en u vervullen met zijn kracht.

Amen

BD.5920
1 april 1954

Gods liefde is ook in leed te vinden

Hoe uw aardse leven ook mag verlopen, u mag nooit twijfelen aan mijn liefde en zorg voor u, die altijd alleen het beste met u voorheeft. Maar Ik alleen weet wat het beste voor u is. Ik weet echter ook welke gevaren u bedreigen en hoe deze van u kunnen worden afgewend. Zou u in volle omvang mijn liefde beseffen, die geldt voor ieder van u, aardse kinderen, dan zou u waarlijk gerustgesteld zijn en met een verlicht gemoed door het aardse leven gaan, omdat u dan op de Vader in de hemel zou vertrouwen, dat Hij alles draaglijk voor u inricht en dat u nooit zonder hulp bent als u zich maar tot Hem wendt.

De diepte van mijn liefde zou voor u waarlijk een verklaring zijn voor uw lot op aarde, want deze wil altijd het beste en meest heilzame voor u. Ze wil u niet doelloos lijden en nood opleggen die u belasten en aan Mij laten twijfelen. U moet alleen mijn woorden geloven en u niet druk maken, dat wil zeggen: uzelf berustend aan Mij toevertrouwen, dan zal mijn hulp niet uitblijven. En u zult ook resultaat voor uw ziel kunnen boeken, dat u zonder leed moeilijk zou kunnen verwerven.

Nog tracht Ik de liefde en de wil van ieder persoonlijk te winnen. Nog hebben de mensen niet geheel voor Mij gekozen. Nog spant ook mijn tegenstander zich in uw ziel te verkrijgen, en het gevaar is groot dat hij de overwinning behaalt. En daarom maak Ik het vaak onmogelijk dat de mensen hem zonder nadenken volgen. Ik geef hun aanleiding tot nadenken over wat hij geeft en wat hij daarvoor verlangt. Ik leid de aandacht van de mens naar zichzelf om hem af te leiden van dat wat de tegenstander hem verlokkend voorspiegelt. Ik zend ziekte en nood, leed en verdriet, want deze zijn de mens dan alleen tot zegen, zelfs als hij dit niet inziet. Maar Ik heb hem lief en wil hem niet verliezen aan degene die geheel zonder liefde is. Die u slechts schijngoederen geeft, die u wil misleiden en wiens plan het is u te verderven. Hij heeft werkelijk alleen maar deze ene bedoeling: u ver van Mij te houden, omdat hij zonder liefde is.

Maar u mensen kent hem niet en laat u daarom door hem misleiden als hij u met aardse goederen lokt, daarvoor in de plaats echter uw ziel verlangt. Ik wil u echter goederen schenken die onvergankelijk zijn en die u nog niet op waarde weet te schatten. Een goede vader echter geeft zijn kind niet dat wat hem schaadt, al zijn de ogen van het kind er ook begerig op gericht. Hij houdt het kind veeleer tegen, als het ondanks waarschuwingen er toch naar verlangt. En zo moet Ik ook u vaak tegenhouden als u zelf uw leven in gevaar brengt door een verkeerd streven, als uw doel een ander dreigt te worden dan Ik. Want Ik heb u lief en wil u bezitten en Ik doe daarom alles om u niet te verliezen.

Amen

BD.5922
5 april 1954

Het woord van boven – Het uitgieten van de geest

Mijn woord wordt u van boven toegestuurd. En dit is een zichtbaar bewijs dat mijn geest in u werkzaam is. Het is niets bovennatuurlijks, veeleer een heel natuurlijk gebeuren dat alleen uw volledige overgave aan Mij vooropstelt, zodat Ik mijn geest in een geopend vat kan uitgieten, dat zichzelf welgevormd heeft door een leven in liefde.

Het gebeuren van het uitgieten van mijn geest is heel natuurlijk. Maar of u mensen geheel vanzelfsprekend een leven in liefde leidt en dus tevoren de voorwaarden vervult, dat valt vaak zeer te betwijfelen. Want u bent van uw oerwezen nog te ver verwijderd om vanzelfsprekend de liefde te beoefenen. En daarom is voor u het uitgieten van mijn geest ook een onbevattelijk begrip geworden. Maar u verwondert u, als u eenmaal de uitwerking van een leven in ware liefde leert kennen.

Ik ben en blijf eeuwig wat Ik was vanaf het begin: uw Vader die met u wil spreken, die al Zijn gedachten op u wil overdragen en met u verbonden wil blijven. Mijn liefde zal waarlijk niet ophouden, veeleer u alles doen toekomen wat u nodig hebt om gelukzalig te worden. En daarom moet Ik u aanspreken en u dus mijn woord toesturen.

Maar hoewel Ik ook alle mensen aanspreek, toch zijn er maar weinig in staat mijn aanspreken te vernemen. Mijn geest kan alleen in diegenen werkzaam worden, die zich zonder weerstand aan Mij overgeven, omdat de geringste weerstand het werken van mijn geest onmogelijk maakt. Het ligt dus niet aan Mij. Integendeel, het ligt alleen aan u, of mijn geest u overschaduwt, of u ongekende gaven ontvangt, of u bewijzen krijgt van mijn tegenwoordigheid en mijn werkzaam zijn bij u.

U zelf zult u tevoren zo moeten vormen, dat mijn geest in u kan overvloeien. U zult zelf de wil moeten hebben om door Mij bedacht te worden met genade, kracht en licht. U zult zelf moeten geloven dat Ik zo dicht bij u ben, dat mijn kracht door u werkt. En u zult in liefde moeten leven. Want alleen liefde verbindt u met Mij.

Alleen door liefde vindt de aaneensluiting plaats, waarvan het gevolg onomstotelijk het werkzaam zijn van mijn geest in u is. Het is geen bovennatuurlijke toestand, maar de oerstaat waarin u zich bevond voor uw afval van Mij. Tracht deze weer te bereiken en u zult als goden dingen volbrengen, die u alleen maar kunnen lukken vanuit de verbinding met Mij door uw vormgeving tot mijn evenbeeld.

Wordt volmaakt zoals uw Vader in de hemel volmaakt is. Want dat is uw doel, dat u zichzelf vergoddelijkt, wat alleen een leven in liefde tot stand kan brengen. Maar dan bent u ook vervuld van kracht. Want de liefde is kracht. Ze is mijn oersubstantie en het moet voor u mogelijk zijn alles tot stand te brengen, als u zich van deze kracht bedient.

Ik zelf leg u waarlijk geen beperking op. Maar u stelt uzelf grenzen, zodra de liefde en het geloof in u te zwak zijn. Maar daarom spreek Ik u zelf toe. Want Ik wil u helpen tot een sterk geloof te komen en Ik wijs u ook de middelen en de wegen aan die u het doel laten bereiken, dat mijn geest in u werkt zoals Ik het u heb beloofd.

Amen

BD.5923
5 april 1954

De kerk van Christus – Een levend geloof

Alleen een levend geloof maakt u tot leden van mijn kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht. Onverschillig tot welke confessie u ook behoort, u moet een geloof bezitten zoals Petrus, want alleen op zo’n geloof wordt mijn kerk gebouwd op een geloof, dat levend is geworden door de liefde.

En dit levend geloof kunt u in elk kerkgenootschap bereiken als dat wat u onderwezen wordt, u aanspoort tot het werkzaam zijn in liefde en wanneer u nu ijverig werk verricht dat altijd de liefde als beweegreden heeft. Dan bezit u een levend geloof, dan brengt u bewust de verbinding met Mij tot stand. Ik leef dan als het ware in en naast u, en dan pas leeft u uw aardse leven bewust. U streeft één doel na en alles wat u doet is op dat doel gericht, op Mij.

En het is u toch wel duidelijk dat ieder mens Mij na kan streven, onverschillig tot welk kerkgenootschap hij behoort. Zodra hij maar aan Mij gelooft, aan Mij, die als de mens Jezus op aarde leefde om de mensen te verlossen, is ook de eerste steen aanwezig voor mijn kerk, die onverwoestbaar zal zijn als een rots, wanneer het geloof door de liefde onwankelbaar is geworden. Dan kunnen de geweldigste stormen er aanrukken, het zal standhouden. Alleen op zo’n geloof kan mijn kerk gegrondvest worden en ze blijft bestaan tot in alle eeuwigheid.

Wie een waar en levend geloof heeft – wat het gevolg is van een leven in liefde, die zal ook in de waarheid wandelen. Die zal ook kunnen onderscheiden wat goddelijke en wat menselijke leerstellingen zijn. Hij zal steeds meer en meer de goddelijke leerstellingen tot zijn levensprincipe laten worden, en aan de menselijke leerstellingen geen aandacht schenken. Hij zal gewaar worden waarin mijn wil bestaat, ofschoon hij van de kant van de mensen tot handelingen wordt aangezet die nooit door Mij gewild zijn.

Hij staat dan op de rots die mijn kerk draagt en betreedt geen grond meer waarop hij dreigt te verzinken. Hij komt dan alleen nog uit voor de zuivere waarheid want in hem is het leven, en daarom is zijn hele streven ook op dit leven gericht en hij ontvlucht de dood. Hij mijdt dan alles wat bij de dood hoort, wat ongeschikt is om het ware leven te wekken. Hij wijst de dwaling en de leugen af omdat hij die herkent, daar de waarheid in hem ze helder verlicht. Een levend geloof is de rots waarop mijn kerk gebouwd is, maar dit stelt een leven in onbaatzuchtige naastenliefde voorop. Waar dit beoefend wordt staan ook de poorten open waardoor men mijn kerk kan binnengaan. En iedereen kan binnenkomen, Ik neem allen op die maar het ernstig streven hebben tot Mij en mijn kerk, die Ik zelf op aarde gesticht heb, te behoren.

Amen

BD.5926
11 april 1954

Ernstige aanmaning om aan het doel van het bestaan op aarde te denken

U mensen vergeet helemaal het doel van uw bestaan op aarde en daarom leeft u ook niet in overeenstemming ermee. Wat u belangrijk toeschijnt is zonder nut voor uw ziel, om welke reden u op de aarde bent. En wat alleen belangrijk is, daar schenkt u geen aandacht aan. U gaat op in uw lichaam, maar niet in uw ziel. En u bent toch alleen wegens uw ziel als mens actief op deze aarde.

Alles waar u naar streeft, wat u denkt en doet, levert u geen resultaat op. Want het aardse resultaat is voor u niet blijvend. Het is slechts een droombeeld dat u niet zult kunnen vasthouden, dat vergaat en in het niets wegstroomt op het moment van uw dood. En zolang het nog voor u bestaat, dient het alleen maar voor het vergankelijke omhulsel van de ziel, maar niet voor de ziel zelf.

Al uw levenskracht, uw wil en uw gedachten, gebruikt u dus voor het geheel waardeloze. Maar naar de echte goederen streeft u niet en dus behandelt u uw ziel erbarmelijk. U laat haar in grootste nood, ofschoon u de mogelijkheid zou hebben haar te helpen. U houdt van uzelf, van uw waardeloos uiterlijke omhulsel, boven alles. U zit zelfs nog erg vast in eigenliefde, in een liefde die verkeerd is gericht en u nooit kan brengen naar het doel ten behoeve waarvan u op aarde bent. U ziet toch dagelijks hoe vergankelijk alles is. U verliest per dag mensen met wie u nauwe banden hebt door de dood. U weet dat ze alles achter moeten laten en dat ze geheel leeg het rijk hierna binnengaan. En toch verandert u uzelf niet. En al vergaat alles om u heen, u richt uw gedachten niet geestelijk. Veeleer denkt u alleen met weemoed terug aan wat u kwijt bent en u probeert het zo snel mogelijk weer terug te krijgen.

U bent dwazen, want uw geest is verduisterd. De wereld met haar goederen maakt uw ogen onbekwaam om te zien, omdat ze u verblindt en u niets meer juist kunt onderscheiden. En u geeft uzelf door uw denken in handen van hem, wiens doel het is uw ziel in zijn bezit te houden, wat zoveel wil zeggen als haar in de duisternis te storten.

Uw gedachten zijn alleen aards gericht en u vergeet Hem, aan wie u uw leven hebt te danken en voor wie u zich eens zult moeten verantwoorden. U verdringt elke geestelijke gedachte, elke gedachte aan een verantwoording. U wilt er niet aan herinnerd worden en u stompt uw geweten zo af, dat u spoedig niets meer gelooft dan dat, wat voor u zichtbaar en tastbaar is en dat u met al uw zinnen nastreeft.

Er bestaat bijna geen verbinding meer tussen de bewoners van de aarde en die van het geestelijke rijk, die nog zegenrijk is. Daarentegen is de binding naar beneden buitengewoon sterk, want de mens brengt ze in vrije wil tot stand, juist door het streven naar datgene, wat vergankelijk is en nog bij het rijk van de tegenstander van God hoort. U miskent totaal het doel van uw aardse bestaan en daarom vervult ook de aarde niet meer het doel: verblijfplaats te zijn om het geestelijke te vormen. Dit heeft een uiteenvallen van de aardse schepping als gevolg, omdat dit het wetmatige gevolg is van het leven tegen de goddelijke ordening in. Want u mensen leeft in strijd met deze goddelijke ordening, daar anders uw geestestoestand u helder en duidelijk liet inzien, wat uw opgave en uw doel op aarde is.

En elk handelen in strijd daarmee moet een uitwerking hebben overeenkomstig de wet. Daarom is ook het einde van deze aarde gekomen, volgens welke de genade van de belichaming als mens aan deze wordt ontnomen en al het geestelijke die uiterlijke vorm verkrijgt, die het door eigen wil nastreeft. Want de genade van de belichaming wordt niet benut, maar misbruikt. En aldus bepaalt de vrije wil zelf het lot van het geestelijke. Hij veroorzaakt het einde der aarde, omdat de wet van de eeuwige ordening niets anders meer toelaat.

Amen

BD.5927
12 april 1954

Navolging van Jezus – Leven in liefde

Neem allen een voorbeeld aan mijn levenswandel op deze aarde, aan mijn leven, dat alleen een leven in onbaatzuchtige naastenliefde was. Probeer Mij na te volgen en tracht altijd alleen maar evenzo een leven in liefde te leiden, dan gaat u over dezelfde weg en u bereikt zeker uw doel. Ik daalde daarom naar de aarde af omdat de mensen verkeerde wegen gingen die nooit omhoog, maar steeds verder de diepte in voerden. Daarom toonde Ik u de juiste weg en roep alle mensen op Mij op deze weg na te volgen. Ik onderwees de mensen omdat hun iedere kennis ontbrak waarom zij alleen door een leven in liefde zalig zouden kunnen worden, waarom zij zwak en krachteloos waren en hoe zij deze krachteloosheid konden opheffen. Ik onderwees hen over de “kracht van de liefde” en bewees hun ook de waarheid van mijn leer doordat Ik hun mijn kracht bewees en daarmee ook de uitwerking van een levenswandel in liefde, zoals Ik die op de aarde leidde. Ik kende de grote geestelijke nood van de mensen, maar Ik wist ook de middelen om deze op te heffen. En zo was het mijn voortdurende zorg de mensen ertoe te bewegen deze middelen aan te wenden.

De nood is in de laatste tijd voor het einde dezelfde – en ook de hulpmiddelen zijn dezelfde, waarvan het gebruik de waarborg is dat de mens uit de diepte omhoog kan klimmen. Maar zij slaan geen acht op wat Ik hun leer. Zij volgen Mij niet na omdat zij niet in Mij en mijn leer geloven. Zij leiden een aards leven dat veraf staat van het mijne. Zij laten de liefde geheel buiten beschouwing en bevinden zich derhalve niet op de weg die omhoog voert. Want zonder liefde is er geen verbinding, zonder liefde bestaat er een wijde kloof tussen u mensen en uw God en Vader van eeuwigheid.

Alleen de liefde overbrugt deze kloof. Alleen de liefde is de weg tot het hart van de Vader, en alleen de liefde is de kracht die u deze weg laat gaan, die kracht en inspanning kost. Wie de weg van de liefde niet wil gaan, die zal nooit uit de diepte opstijgen. En mijn hand kan zich ook niet naar hem uitstrekken om hem omhoog te trekken, want hij zou ze niet vastpakken zolang hij zonder liefde is. Hij moet Mij uit vrije wil navolgen, want Ik gebruik nooit dwang als een mens Mij nog weerstreeft. Liefde duldt geen dwang maar verlost hen die nog gekluisterd zijn.

Ik kan u mensen alleen maar onderrichten en u dringend aansporen u te oefenen in de naastenliefde. U zult moeten willen dat u het Mij kunt nadoen opdat Ik u dan helpen kan, omdat u de wil hebt Mij na te volgen. Stel u daarom altijd mijn levenswandel voor ogen en doe moeite het Mij na te doen, en u zult dan ook zeker mijn hulp ervaren. Want wie zijn ogen op Mij richt die zal ook de kracht ontvangen de weg van de navolging van Jezus te gaan en hij zal ook zijn doel bereiken met Mij verenigd te zijn.

Amen

BD.5928
13 april 1954

De wederkomst van God in het woord – Grote geestelijke nood

Weer kom Ik naar de aarde om u te helpen in een noodsituatie waarin u de dood zult vinden wanneer u hem niet op tijd herkent en mijn hulp aanneemt. U bent zwak en hebt een verduisterde geest. En Ik doe alles om u kracht te bezorgen en u de ogen te openen, maar u wendt u onverschillig af als Ik dichter bij u kom. En u hebt er geen vermoeden van dat u de goddelijke Liefde afwijst, zonder welke u echter niet zult kunnen leven. Hieronder is het leven van de ziel te verstaan, die in niet al te lange tijd vrij wordt van het lichamelijk omhulsel en nu het leven binnengaat of de dood.

Zolang u nog op aarde bent, gelooft u zelf kracht genoeg te bezitten. En u vraagt daarom niet Mij zelf om kracht. Op het moment van de dood verliest u echter elke lichamelijke kracht en blijft de ziel hulpeloos achter, die u gedurende het aardse bestaan niet de kracht uit Mij liet toekomen. En dan kan ze niet leven, maar ze is dood. Ze is echter niet vergaan, omdat wat uit Mij is nooit meer kan vergaan. Ze bevindt zich in een toestand van de ergste nood, zonder licht en kracht. En toch is ze zich van haar bestaan bewust. De kracht uit Mij, die u haar gedurende het leven op aarde kon verschaffen, ontbreekt haar.

Ik ben op de hoogte van de buitengewoon treurige en kwellende toestand van zo’n ziel en Ik zou haar daarvoor willen behoeden. En daarom kruis Ik op aarde steeds weer uw pad en probeer Ik u bereid te maken de schenking van mijn kracht aan te nemen. Ik ben voortdurend druk bezig in u een licht te ontsteken, opdat u ziende zult worden, opdat de totale blindheid zal wijken. En daarom spreek Ik u aan. Ik ben in het woord weer onder de mensen. Ik spreek diegenen aan die van goede wil zijn. Maar er blijft u mensen niet veel tijd meer over. En hoort u Mij niet aan, dan belandt u in een vreselijke toestand. U zult aan de verschrikkingen van het einde ten prooi vallen. U zult de lichamelijke en de geestelijke dood ondergaan, want in uw blindheid ziet u niet de enige weg die uit de ondergang wegleidt. In uw blindheid ziet u niet het licht dat deze weg verlicht.

Ik wil tevoren nog een verbond met u sluiten. Ik wil allen aannemen ondanks zonde en schuld, wanneer ze hun handen naar Mij omhoogsteken. Wanneer ze alleen aan hun God denken van Wie ze moeten getuigen tegenover Zijn tegenstander. En ze zullen van Mij de kracht ontvangen om Mij te belijden, als ze zich maar in hun hart tot Mij wenden. Ik zal ieder aannemen die zich bij Mij wil aansluiten. Maar u mensen zult ook te zwak zijn om het juiste te willen, omdat u Hem niet erkent Die aan het kruis is gestorven om voor u een versterkte wil te kopen door Zijn bloed. Die u verlost heeft uit de keten waarin mijn tegenstander u geslagen heeft. Daarom bent u mensen ook nog blind van geest, omdat deze u het licht, het inzicht heeft ontnomen en omdat u diens Heer niet erkent Die hem heeft overwonnen. Omdat u Jezus Christus en Zijn werk van verlossing niet erkent, Die u waarlijk verlost van alle zwakheden en gebonden zijn, als u Hem maar zou willen aanroepen.

Weer kom Ik u te hulp en breng Ik u een licht. Neem het aan en laat u verlichten, opdat u zult weten welk lot u tegemoet gaat en uzelf omkeert en de juiste weg betreedt, waarop Ik naast u ga en u veilig naar het eeuwige vaderland leid. Luister naar Mij als Ik tot u spreek. En denk aan uw ziel, denk aan de dood en laat de dag van de lichamelijke dood tot de dag van de opstanding van uw ziel worden. Geloof in Mij, opdat Ik u het eeuwige leven kan schenken.

Amen

BD.5929
13 april 1954

Verlossing van de hel – Lichtstraal in de vorm van een kruis

De hel wil haar slachtoffers niet teruggeven en de wezens in de duisternis ontbreekt het aan kracht om zich te verzetten tegen mijn tegenstander die hen gekluisterd houdt. En dus zouden deze zielen reddeloos verloren zijn, wanneer er niet een wapen zou bestaan waartegen de heer van de onderwereld machteloos is. Het wapen van de liefde, waarmee elke strijd gewonnen en de sterkste vijand overwonnen wordt. Dit wapen gebruik Ik en met dit wapen zal het Mij lukken de hel te verlossen, hoewel in eindeloos lange tijd, omdat ook de Liefde de wil niet dwingt en daarom pas dan werkzaam kan worden, wanneer de ziel het zelf wil.

Maar hoe is haar wil te veranderen, die nog in de sterkste weerstand tegen Mij volhardt?

Mijn liefde daalt ook af in de hel. En mijn tegenstander kan Mij de toegang niet beletten, omdat hij tegenover mijn liefde machteloos is.

En zo kan ook geen wezen van de duisternis tegen Mij optreden. Ze kunnen zich alleen van Mij afkeren en de straling van mijn liefde afwijzen.

En deze zielen zijn vooralsnog onverbeterlijk en moeten verder in hun smartelijke toestand verblijven. Doch Ik ben op de hoogte van de toestand van elke afzonderlijke ziel. Ik weet ook wanneer de weerstand afneemt, wanneer de ziel in de toestand van lethargie komt en hoe zo’n ziel dan reageert op de straling van mijn liefde. En deze zielen kom Ik te hulp, omdat ze zich uit eigen kracht niet kunnen verlossen. Ze worden door een licht bestraald in de vorm van een kruis, dat bliksemsnel de herinnering bij hen ophaalt aan Degene die aan het kruis is gestorven.

En met het bovenkomen van deze gedachte voelen ze nu een verlichting. Ze worden plotseling door de wens vervuld uit hun omgeving weg te komen. En omdat het kruis steeds weer voor hen oplicht, komt er een stille hoop in hen op waaraan ze zich vastklampen. En nu laten ze de gedachte niet meer los om zich tot Mij te wenden om hulp.

Dit verlangen is de uitwerking van de straling van mijn liefde. Maar deze doet zich alleen daar voor, waar het wezen de weerstand heeft opgegeven. En ook deze passieve toestand is het gevolg van de liefde die Ik de hel doe toekomen en die in staat is de golven van haat in die sferen tot bedaren te brengen, de weerstand te breken en een ziel gewillig te maken, echter zonder haar te dwingen. In de wil van de ziel zijn er momenten die Mij goed bekend zijn en die Ik niet voorbij laat gaan zonder bij die ziel verlossingsarbeid te verrichten. Maar is een ziel eenmaal door het licht van het kruis van Christus bestraald, dan zijn ook de slechtste krachten van de duisternis niet meer in staat haar af te houden van haar voornemen zich tot Mij te wenden, van wie ze hulp verwacht, tot ze Hem eens aanroept om genade en erbarmen.

En dan kan mijn liefde, de liefde van Jezus, haar vastpakken en omhoog trekken uit de diepte. Dan heeft haar wil en haar roepen naar Mij de weg voor haar vrijgemaakt. Want de naam Jezus Christus maakt alle ketenen los en opent elke kerker. Voor Hem wijken de krachten der duisternis. En de ziel treedt naar buiten in het licht en wordt ontvangen door dienaren van de Liefde die haar verder helpen op de weg naar boven.

En al gaan er ook eeuwigheden voorbij, al is de weerstand van de gevallenen nog zo groot, eens zullen ze zich door mijn liefde laten vastpakken. Want deze is oneindig lankmoedig en geduldig en laat geen ziel voor eeuwig verloren gaan.

Amen

BD.5931
15 april 1954

Jezus Christus is de poort naar het lichtrijk

Er wordt u waarlijk de poort geopend naar het lichtrijk, als u hier naar binnen wilt gaan en u tot de juiste portier wendt, tot Jezus Christus, die zelf u dan Zijn rijk zal binnenleiden. Er is geen andere poort, waar u de goddelijke Verlosser Jezus Christus zult kunnen uitschakelen en toch nog gelukzalig wordt. Zonder Jezus Christus blijven voor u de poorten gesloten en zult u buiten het lichtrijk blijven, tot ook u besluit, u aan Hem en Zijn leiding toe te vertrouwen, tot u Hem erkent als de enige weg naar het licht, als de Redder en Verlosser van alle mensen die zonder Hem in nood en ellende leven, het zij op aarde of ook in het geestelijke rijk.

U allen zult u aan Hem moeten overgeven en allen zult u de weg moeten gaan die Hij u heeft gewezen ten tijde van Zijn aardse bestaan. U allen zult Hem moeten navolgen, dan leidt uw weg rechtstreeks in het hemelrijk. Dan bent u teruggekeerd naar de Vader, uit Wie u eens bent voortgekomen. Maar zonder Jezus Christus verdwaalt u voortdurend. Zonder Jezus Christus ziet u de juiste weg niet. Voor u is alles zonder licht en u merkt niet dat u naar beneden gaat in plaats van naar boven. U zult Jezus moeten kiezen als uw Leider en u zult Hem zonder verzet moeten volgen. Want door Jezus Christus en Zijn verlossingswerk zijn pas de poorten naar het hemelrijk ontsloten. Door Jezus Christus en Zijn kruisdood is voor u mensen de weg gebaand. Hij is hem voor u gegaan, de weg van verzoening en oneindig lijden. Hij heeft voor u alle hindernissen uit de weg geruimd die u de weg naar de Vader versperden. En Hij heeft zelf de last van u afgenomen opdat u nu vrij en gemakkelijk opwaarts zult kunnen klimmen, als u Hem maar volgt die u is voorgegaan.

Daarom zal geen ziel die Jezus Christus afwijst, binnen kunnen gaan in het rijk van vrede en licht. Geen ziel die Hem en Zijn verlossingswerk niet erkent en daarom ook niet van haar grote zondenschuld is bevrijd. Die steeds weer op de grond valt en niet alleen kan opstijgen tot lichte hoogten. Die ook geen weg ziet die opwaarts leidt, maar voortdurend omlaag gaat omdat de goddelijke Leider Jezus Christus haar niet bij kan staan zolang ze zich tegen Hem verzet.

Hij alleen is de poort naar de eeuwigheid. Hij alleen neemt de zielen op in Zijn rijk of belet ze het binnengaan, die na de dood van het lichaam het geestelijke rijk betreden. Hij alleen schift de zielen, al naar gelang hun wil. En zalig zijn degenen die al op aarde van Hem waren. Zalig die Hem erkennen als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, die in Hem hun Vader van eeuwigheid zien en zich bij Hem hebben aangesloten voor alle eeuwigheid. Dezen leidt Hij binnen in Zijn rijk dat talloze gelukzaligheden biedt. Maar de poorten naar het hemelrijk blijven gesloten voor Zijn tegenstanders die nog eindeloos lang daar buiten moeten blijven, tot ook zij die Ene aanroepen die hen naar het licht kan brengen. Jezus Christus, die de wereld verlost heeft van dood en zonde.

Amen

BD.5932
16 april 1954

Kruisdood – Goede Vrijdag

Een onvoorstelbaar werk van barmhartigheid voltrok zich door mijn dood aan het kruis. En dit werk van barmhartigheid betreft de gehele mensheid: de mensen van het verleden, van de tegenwoordige tijd en van de toekomst. Ik ben voor alle mensen gestorven. Ik nam de zondelast van alle mensen op Me, want alle mensen komen met hun oerschuld beladen op de wereld. Deze oerschuld dus bewoog Mij voor de mensheid te lijden en te sterven, omdat Ik deze oerzonde wilde goedmaken bij diegene, tegen wie ze was gericht; omdat Ik de rechtvaardigheid van God genoegdoening wilde verschaffen.

U mensen bent zich noch van de grootte van uw schuld bewust, noch van de diepte van mijn liefde, die voor u het verlossingswerk heeft volbracht. Maar hoe ook mijn lijden en leed u worden omschreven, u zult toch niet bij benadering de mate van lijden en smart kunnen beseffen die Ik voor u heb verdragen, omdat niet alleen het lichaam, maar nog meer mijn ziel leed, die voor de zondigheid van de mensen sidderde, die zich niet kon verweren toen alle krachten van de hel tegen haar waren en haar aandeden wat ze haar maar aan kwaad konden aandoen. Want mijn ziel was helder en rein. De afstand van haar tot de mensen die in de duisternis verkeerden was enorm en ze bevond zich te midden van demonische sferen, waar haar niets anders dan satanisch werkzaam zijn tegemoet trad.

Mijn ziel, vol van licht en liefde, keek in de diepste diepten en ze huiverde voor zoveel zonde en duisternis. Het lichaam leed eveneens onuitsprekelijk, want wat de mensen maar konden bedenken aan kwellingen en vernederingen, deden ze Mij aan en ze verheugden zich nog over hun afschuwelijk handelen. Tegen Mij was de hel losgelaten. Het was de zwaarste strijd die een mens ooit had uit te vechten: overwinnaar te blijven door de liefde, die al deze ongelukkige mensen gold die de satan in zijn macht had en aan wie Ik de vrijheid wilde teruggeven.

Ik zag de overgrote verdorvenheid van degenen die Mij pijnigden en leed en stierf toch ook voor hen. Want Ik wist dat ze slechts de handlangers waren van hem tegen wie Ik streed. Ik wist dat de satan zelf tegen Mij was en het doel van mijn verlossingswerk was hem te overwinnen. De mensheid uit zijn macht te bevrijden was de missie die Ik vrijwillig op me had genomen toen Ik naar de aarde afdaalde. Mijn liefde voor de mensen was overgroot en daarom leed Ik des te meer, omdat mijn liefde op een manier werd vergolden, dat alleen haat en liefdeloosheid tegen Mij sprak uit alles wat Mij werd aangedaan. Maar Ik wilde lijden, omdat Ik de mensen wilde bevrijden van schuld. En Ik ging bewust de zware weg naar het kruis. Ik dronk de kelk leeg tot op de laatste druppel.

Ik liet geen weldadige bewusteloosheid toe, die Mij voor korte tijd van lijden en kwellingen bevrijdde. Ik dwong mijn lichaam vol te houden tot mijn uur was gekomen. Want Ik wilde lijden, omdat er voor u mensen geen ander verlossingswerk mogelijk was dan de gevolgen van alle zonden op te vangen en op mijn lichaam en ziel te laden, wat anders ieder mens zelf zou hebben moeten dragen, die daaronder bezweken zou zijn. Ik leed voor de gehele mensheid en moest daarom onmetelijk lijden, omdat de schuld onmetelijk groot was.

Maar u mensen zult zich geen voorstelling kunnen maken van mijn lijden door de gang naar het kruis, en van de kwellingen van het sterven aan het kruis. Want u zou zelf ineenzakken onder het geweld van de indruk, als Ik u slechts een blik zou willen laten slaan op de uren die aan mijn kruisdood voorafgingen. Maar eens zult u er zelf aan kunnen deelnemen. Eens zal u duidelijk worden wat Ik voor u heb gedaan en waarom Ik het deed.

En u zult Mij loven en prijzen en eeuwig dankbaar zijn, dat Ik u heb gered van de eeuwige dood, dat Ik u door mijn verlossingswerk heb bevrijd uit de handen van hem die de dood van uw ziel wilde. En dan zal u ook mijn liefde duidelijk worden, die naar u uitgaat tot in eeuwigheid.

Amen

BD.5934
18 april 1954

Opstanding

“Verheug u en jubel het uit, want Hij is opgestaan uit de dood”. Zo klonk het uit de mond van de mijnen, en ze geloofden in Mij, dat Ik Jezus Christus was, de Gezalfde des Heren, dat Ik werkelijk en waarachtig God was en de wereld verlost had door mijn kruisdood. Ik was opgestaan uit de dood.

Ik had hun daardoor het bewijs gegeven van de waarheid van mijn woorden: “Breek deze tempel af en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen”. Ik had de macht van de dood gebroken.

Maar mijn verrijzenis moest er voor de mensen alleen het bewijs zijn, dat het leven niet is afgelopen met de dood van het lichaam.

Ze moesten leren geloven aan een leven na de dood en daarom liet Ik voor de mensen zichtbaar gebeuren wat iedere afzonderlijke ziel te wachten staat na het overlijden op aarde. Want dit geloof ontbrak allen en zelfs de priesters en schriftgeleerden wezen op de dood van de profeten als een bewijs, dat ook de meest godvruchtige mensen tenslotte ten prooi vallen aan de dood.

Want van de geestelijke gevolgen van de levenswandel wisten ze niets. De opstanding van de ziel trokken ze in twijfel en daarom waren de leringen van de mens Jezus voor hen ook onbegrijpelijk en lastig. En Ik wilde het geestelijke gevolg van het naleven van mijn leringen duidelijk aan de mensen laten zien.

Ik was Heer over leven en dood.

Ten tijde van mijn leven op aarde wekte Ik doden op tot leven en de mensen geloofden Mij niet, dat Ik macht had over leven en dood.

En zo bewees Ik hun met Mij zelf dat Ik ook Heer was over de dood, dat het leven niet kan worden ontnomen aan degene die het geestelijk al gevonden heeft, ook wanneer men hem het aardse leven afneemt.

Maar Ik liet ook het aardse lichaam verrijzen, ten teken dat dit niets aards meer bevatte, dat ook dit vergeestelijkt was en bijgevolg de kracht in zich had te verrijzen in vergeestelijkte vorm.

Aan mijn lichaam kleefde niets aards meer, omdat het zich door het ontzettende lijden volledig gelouterd had, omdat al het aardse helemaal veranderd was in geestelijke substantie en dit geestelijke nu kon verrijzen tot volledig leven.

En daarom kon het lichaam uit het graf opstijgen, want niets hield het aan de aarde vast.

Dit was een gebeurtenis, waarvan de gehele mensheid kennis zou moeten nemen, dat en waarom het mogelijk is, na de dood van het lichaam weer ten leven op te staan. Want van het hiervan kennis nemen – van het geloof aan mijn opstanding – hangt ook het geloof in mijn goddelijkheid af, het geloof aan mijn missie op aarde als Gods Zoon en de bereikte volledige vereniging met God door het vervullen van die missie.

Ik ben werkelijk en waarachtig opgestaan uit de dood en heb Me aan de mijnen zichtbaar getoond. En daardoor heb Ik de mensen bewezen dat Ik als mens de dood heb overwonnen, dat hij die de dood in de wereld heeft gebracht, niet de macht had, mijn lichaam op aarde achter te houden, dat het geestelijke kleed al had aangetrokken door het werk van de verlossing.

En dit werk van de verlossing gold voor de gehele mensheid.

Dus kan geen ziel meer door mijn tegenstander worden teruggehouden die – door mijn kruisdood verlost – aan zijn macht is ontrukt.

Ze zal de dood niet hoeven te vrezen, ze zal verrijzen tot het eeuwige leven en ze zal kunnen jubelen en loven, want ze weet dat haar Verlosser leeft en dat Hij al diegenen het leven geeft die in Hem geloven en aan Zijn opstanding.

Amen

BD.5936
20 april 1954

Het dichtbij zijnde einde – De tijdrekening van God

Er blijft u niet veel tijd meer. En of u ook tegenstribbelt, deze woorden van Mij als waarheid aan te nemen, u bevindt zich al in het laatste uur en de minuten zullen vlug voorbijgaan. Sneller dan u het vermoedt zal het einde er zijn en het beslissende uur slaan. Mijn tijdrekening is wel een andere dan de uwe en toch zeg ik u: “Het einde is nabij.” Zo dichtbij, dat u ontsteld zou raken, als u dag en uur zou weten waarin mijn aankondigingen in vervulling gaan en dat alles gebeurt, wat Ik door zieners en profeten liet voorspellen.

En wanneer u het niet zult willen geloven, houd dan toch rekening met de mogelijkheid en tref voorbereidingen, doordat u zich bezint op uw opgave op aarde, doordat u ernstig uzelf aanpakt, of en hoe u zich staande zou houden als u plotseling zou worden weggeroepen van deze aarde. Neem voorzorgsmaatregelen, ook wanneer u het niet zult of wilt kunnen geloven. Leef toch naar mijn wil en het zal alleen in uw voordeel zijn, want dan zult u leren geloven. Het zal u niet meer onwaarschijnlijk voorkomen, want het vervullen van mijn wil is het vervullen van mijn geboden der liefde. En dit levert u beslist ook inzicht op, zodat u ook deze woorden van Mij zult kunnen begrijpen en erin geloven.

Het einde is nabij en verloren is elke dag, die u zich niet benut, waarin u niet aan uw einde denkt. En wie van u weet of niet ook zijn leven wordt verkort? Wie van u kan verhinderen, dat hij voortijdig wordt weggeroepen?

Alleen al daaraan zou u moeten denken, wanneer u niet aan een einde van deze aarde zult willen geloven. Voor ieder van u afzonderlijk kan de dag van morgen al de laatste zijn. En ieder afzonderlijk moet zich daarom afvragen, of hij wel gereed is om voor het gerecht van God te verschijnen; of hij het leven op aarde juist heeft benut om het eeuwige leven voor zich te verwerven.

Onverschillig gaat u mensen verder en u denkt niet aan de dood, die ieder van u kan verrassen. In wat voor toestand is uw ziel, wanneer ook u plotseling de aarde zou moeten verlaten?

Denk aan uw einde, wanneer u niet aan het einde van deze aarde kunt geloven. En leef uw aards bestaan bewust. Dat wil zeggen wees uw opgave die u hebt na te komen op aarde indachtig, om uw ziel een leven na de dood te garanderen. En kijk om u heen. Let op de tekenen van de tijd en u zult beseffen in welk uur u leeft. Want voortdurend maak Ik u mensen erop attent. En als u oplet zullen ook mijn woorden u geloofwaardig voorkomen. En u zult Mij vragen u te helpen. U zult Mij vragen om genade en erbarmen, om kracht voor deze tijd, opdat u het einde goed voorbereid tegemoet gaat, opdat u het in het geloof aan mijn bijstand zult kunnen verwachten, opdat het laatste uur voor u het uur van verlossing is uit alle nood.

Amen

BD.5940
24 april 1954

Gelovig vertrouwen verzekert Gods hulp

Ik ben u nabij. Al een gedachte van u roept Mij tot u en alle zorgen en noden zult u Mij kunnen toevertrouwen. Ik hoor u en sta steeds met mijn hulp klaar. Maar u zult op Mij moeten vertrouwen. U zult moeten geloven dat u als mijn kinderen voortdurend door mijn liefde bent omringd, dat Ik u nooit aan uzelf overlaat, maar over u waak, zoals een goede vader zorgt voor zijn kinderen. Dan zult u ook helemaal gerustgesteld zijn, dat er niets in uw nadeel zal uitvallen, dat alles goed is voor uw ziel, wat er ook door het lot bepaald over u zou mogen komen. Maar uw gelovig roepen naar Mij wendt ook weer, wat u ondraaglijk voorkomt, van u af, want mijn liefde kan u niets weigeren als u Mij vol vertrouwen vraagt. Twijfelt u echter aan mijn liefde of aan mijn macht, dan maakt u zelf de verhoring van uw gebed onmogelijk.

Maar een sterk geloof laat Ik niet verloren gaan. En daarom maan Ik u maar steeds aan: Zorg ervoor dat u een sterk geloof verkrijgt, zorg dat uw geloof levend wordt door de liefde. Dit is steeds weer mijn beschikking, mijn voortdurend waarschuwende stem, omdat de liefde het enige middel is om alle nood kwijt te raken, omdat u door een leven in liefde een zo’n sterk geloof verkrijgt, dat u dan in staat bent alle nood uit te bannen. U hoeft waarlijk niet te lijden of aardse noden te ondergaan, wanneer u over een geloofskracht beschikt, die het gevolg is van onbaatzuchtig werken in liefde. Want dan zou het doel van uw aardse leven al vervuld zijn, dat u uw wezen veranderd hebt tot liefde en nu zo innig met Mij door de liefde bent verbonden – mijn aanwezigheid echter elke nood uitschakelt.

Maar u, mensen bent nog zwak in het geloof en nu eenmaal ook zwak in de liefde. Keer u daarom steeds zoekend naar hulp tot Mij, dat Ik u sterker maak. Bid van Mij de kracht af die u mankeert en geloof dat Ik u help, omdat Ik u liefheb en ook uw liefde wil winnen. De innige vereniging met Mij door het gebed verzekert u ook de bijstand van mijn kant, al zijn er ook dagen en uren in uw leven dat u kleinmoedig bent of de moed wil verliezen, u bent nooit verlaten door uw Vader in de hemel en Hij zal u steeds helpen als de tijd daar is.

Amen

BD.5941
25 april 1954

Ongewone werkzaamheid van predikers die de mensen moeten opwekken

Pas het geloof in Jezus Christus kan u, mensen zover brengen bewust aan uzelf te werken, want pas als u in Hem gelooft, neemt u ook Zijn liefdeleer aan en doet u uw best om volgens deze leer te leven. Wat er dus gedaan wordt om de mensen tot het geloof in Jezus Christus te brengen, dat krijgt geheel en al mijn toestemming en is door Mij gezegend. Jezus moet verkondigd worden – Zijn verlossingswerk moet openlijk naar voren worden gebracht, opdat de mensen door middel van Jezus Christus de weg vinden tot hun God en Vader van eeuwigheid.

Het einde is nabij en de mensheid is ver verwijderd van Hem, die Zijn leven gaf aan het kruis voor allen – om hen te redden van de ondergang. Wie zich niet met Hem verbindt die gaat verloren, d.w.z: de vorst van de duisternis behoudt zijn macht over hem en het hemelrijk is voor hem gesloten, want Jezus Christus is de poort naar de eeuwige zaligheid. Het einde is nabij en ontelbare mensen kennen Hem nog niet of ze aanvaarden Hem niet. Ik alleen weet wat dat betekent voor die enorme hoeveelheid zielen die zonder Hem voortleven, zonder Hem sterven en te gronde gaan.

Op natuurlijke wijze is het niet meer mogelijk hen tot Jezus Christus te brengen. En dus zou Ik mijn schepselen verloren moeten laten gaan als Ik het bij natuurlijke gebeurtenissen zou laten die totaal geen indruk maken op de mensen. Ik ken echter de weinigen die de mijnen zijn en ook voor Mij en mijn naam opkomen in de wereld – Ik weet dat Ikzelf herkend word in Jezus Christus door een kleine kring mensen, die Ik nu gebruik als werktuigen voor de kracht en macht van Diegene, die de mensen niet zien willen.

Ik laat ze het “woord van de Heer” prediken, Ik laat ze de leer van Jezus Christus verkondigen en Ik zal hun woorden bekrachtigen door ongewone daden, opdat men hen zal geloven.

Dat vereist echter een meer dan sterk geloof van diegenen die voor Mij getuigenis afleggen en liefde tot Mij die hun nu de kracht oplevert ook wonderen tot stand te brengen in mijn naam. Altijd ben Ik het zelf die deze wonderen veroorzaakt, evenwel door deze dienaren van Mij, omdat Ik wil dat de mensen opnieuw nota nemen van hun Heiland en Arts Jezus Christus. Dat zij aan Zijn verlossingswerk, Zijn kruisdood en Zijn opstanding denken en leren geloven, Dit is een werk van liefde en erbarmen van Mij, dat Ik Mij nog eenmaal openbaar voor het einde, door mijn gelovige dienaren op aarde.

De mensen moeten in de laatste tijd nog eens geholpen worden het geloof in Jezus Christus te vinden, omdat zij dan ook het geloof in Mij gevonden hebben, om het nooit meer te verliezen. Want ofschoon het geloof nu nog niet de juiste vruchten zal afwerpen, omdat het eerst door een leven in liefde levend kan worden, heeft zo toch voorlopig de kennis over Jezus Christus een graad bereikt die dan een verder opstijgen toelaat, ook, als de ziel voortijdig opgeroepen wordt en op aarde nog niet de volledige verlossing gevonden heeft.

De ziel kent Hem en roept Hem aan in haar nood, en omdat zij mijzelf in Jezus Christus aanroept, kan Ik haar ook helpen. Maar onvergelijkelijk waardevoller is het wanneer de mens het geloof in Mij in Jezus Christus gevonden heeft door mijn woord, als hij Hem gelooft en geen wonderen nodig heeft om overtuigd te zijn van de waarheid van mijn woord: “Zalig zijn zij die niet zien en toch geloven!”

Ik hielp ook de ongelovige Thomas dat hij tot geloven kon komen. Evenzo help Ik heden de vele ongelovigen die niet kwaadwillig zijn; en Ik bewijs Mij aan hen als God, zodra een mens met vurige ijver opkomt voor Mij en mijn leer, om het aantal gelovigen nog te vermeerderen voor het einde komt. Om ook die mensen te winnen – voor wie het verlossingswerk nog zonder betekenis is, en die daarom in groot gevaar zijn, dat voor hen eeuwig de poorten naar het lichtrijk gesloten blijven.

Ik heb medelijden met hun lot en Ik neem de wil en de liefde van diegenen aan die hun naasten willen helpen. En Ik zegen hun voornemen doordat Ik hun de kracht verleen te helen en wonderen te verrichten in mijn naam.

Want Ik wil dat mijn naam openlijk genoemd wordt en de genaden van mijn verlossingswerk duidelijk zichtbaar worden. Ik wil dat de mensen de naam van Jezus Christus uitspreken in vol vertrouwen, opdat Ik nu zelf met hen in verbinding kan treden, om nu weer mijn woord werkzaam te laten zijn, opdat de mens tot inzicht komt hoe enorm belangrijk het is Jezus Christus te erkennen als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, in wie Ik zelf Mij gemanifesteerd heb om voor u een zichtbare God te kunnen zijn. Ik wil u, mensen redden voor de eeuwigheid en daarom kom Ik zelf u tegemoet, nog in het laatste uur want spoedig is het einde een feit.

Amen

BD.5943
27 en 28 april 1954

Barmhartigheid

U zult barmhartig moeten zijn en er steeds aan denken dat u zonder mijn barmhartigheid voor eeuwig verloren zou zijn. Maar de barmhartigheid ligt ook ten grondslag aan de liefde, die geen lijden kan zien en helpen wil. De mens die in zich erbarmen voelt met zijn medemensen is niet zonder liefde, want anders zou diens noodlot hem niet raken. De barmhartigheid is een andere vorm van de liefde, want de liefde tracht gelukkig te maken, de barmhartigheid tracht eerst leed af te wenden en het leed van de medemens wekt medelijden op bij ieder gevoelig mens, hij voelt als het ware mee en kan tot in zijn binnenste geraakt worden, en daarom is hij tot helpen bereid.

Liefde kan ook betracht worden zonder tastbare nood, en ook in volledige onbaatzuchtigheid kan de mens geven en gelukkig willen maken. Maar ook een mens wiens hart wat koeler of nuchterder is, kan door de nood van de medemens gegrepen worden dan komt het erbarmen tevoorschijn, de liefde van de mens wordt ontstoken, de ellende van de ander geeft aanleiding om in liefde werkzaam te zijn en een werk van erbarmen zal ook de mens mijn erbarmen opleveren als hij in nood is. Ik zie al uw zonden en zwakheden en uw toestand boezemt Mij medelijden in, ofschoon u daar zelf schuld aan hebt. Zo ook moet uw erbarmen diegenen gelden die door eigen schuld in de ellende zijn geraakt het erbarmen moet niet als rechter optreden, ze moet ook gelden voor de mens die verachtelijk is, want de nood van de medemens is waarlijk vereffening voor diens schuld maar toch kwellend en beklagenswaardig.

Wat zou uw lot zijn als Ik geen erbarmen had met u en zelf uw grote schuld niet teniet zou hebben gedaan door mijn liefde? Wel was uw lot terecht want uzelf had het in vrije wil gekozen. Maar Ik zie en zag alleen uw zwakheden, uw geestelijk dieptepunt en uw boeien die mijn tegenstander u had aangedaan. Ik zag uw onmacht u ooit uit deze boeien te bevrijden. En nu nam mijn erbarmen de plaats in van de gerechtigheid. Ik hielp u voorgoed van deze boeien vrij te worden – Ik zond de Verlosser Jezus Christus naar de aarde in wie Ik zelf me belichaamde en tegen hem streed die u gevangen hield.

Mijn erbarmen kon en wilde u niet langer in zijn keten laten. Het erbarmen sloeg dus geen acht op uw eigen zonde, hielp u veeleer ook hiervan vrij te worden. En zo zult u ook barmhartig moeten zijn, u zult moeten helpen (28 april) gedreven door de liefde de nood van de medemens te beëindigen, u zult erbarmen moeten hebben met diegenen die schuldig zijn en daarom eigenlijk het recht op uw hulp voor zich verspeeld hebben, maar u zult niet hun schuld indachtig moeten zijn, maar wel hun ellende.

De barmhartige liefde is een bewijs dat uw harten nog niet verhard zijn, dat u als het ware meelijdt en u broederlijk verbonden voelt met hen die er ellendig aan toe zijn. Wend daarom uw blik niet af als grote nood u onder de ogen komt, bedenk ook hen die zich in de diepte bevinden met uw liefde en neem voor uzelf mijn barmhartigheid tot voorbeeld, die voor alle zondaars geldt en die Mij aanzette het verlossingswerk te volbrengen – want u allen was schuldig, maar Ik nam deze schuld op me en betaalde ze met mijn dood aan het kruis.

Amen

BD.5945
30 april 1954

Gods hulp in elke nood

Er is geen nood zo groot dat Ik die niet zou kunnen opheffen. En er is geen vijand die sterker is dan Ik.

Kom daarom aan mijn zijde en neem samen met Mij de strijd op tegen diegene die u dreigt te vernietigen. En wees niet één seconde wankelmoedig, dat u twijfelt aan Mij dat Ik u zal helpen. Want wie ook maar met Mij wil gaan, voor hem ben Ik en blijf Ik een Redder uit alle nood. Wat u ook bedrukt, het zij geestelijk dan wel aards, kom daarmee naar Mij en tracht niets alleen de baas te worden, omdat u in uw zwakheid het niet alleen voor elkaar krijgt, maar u spoedig de moed verliest en in steeds grotere nood geraakt.

Wendt u zich echter direct tot Mij zonder u eerst met de u kwellende zorgen bezig te houden, dan bent u al van deze zorgen bevrijd. Want wat u Mij diepgelovig toevertrouwt, dat handel Ik af, ook voor u en waarlijk zo dat u mijn bijstand duidelijk herkent. Maar wat is diepgelovig? U komt wel naar Mij, maar meestal alleen met een hart dat vraagt en ongerust is. U komt niet naar Mij met het vaste vertrouwen uw Vader om iets te vragen, Die u zeker niets zal weigeren. Hoe groter uw vertrouwen is, hoe minder u twijfelt aan mijn wil om te helpen en mijn macht, des te zekerder is mijn hulp voor u. Want Ik wil uw geloof, omdat een sterk geloof ook de verbondenheid met Mij bewijst en dan ook het doel van elke nood is bereikt, dat u in alle innigheid de verbinding met Mij tot stand brengt.

Roep Mij aan in de nood. Kom als kinderen tot de Vader en leg Hem al uw noden voor. En wacht dan op de hulp die u zeker ten deel valt, als u maar gelooft.

Amen

BD.5946
1 mei 1954

Gods zorg voor het geringste – eenvoudigste

Hoe vaak twijfelen mensen eraan, dat Ik me ontferm over het eenvoudigste en kleinste, dat Ik het lot van ieder mens in handen houd, ofschoon hij op aarde een ondergeschikte rol speelt, ofschoon hij onopvallend voortgaat, zwak en gebrekkig naar lichaam en geest. Hoe vaak hoor Ik de woorden: Zal God zich om ieder afzonderlijk bekommeren? U mensen hebt geen juiste voorstelling van Mij als u deze gedachten in u laat boven komen. U legt altijd dezelfde maatstaf aan als bij uzelf. Alleen het grote, geweldige, verhevene komt u opmerkelijk voor, maar het kleine, nederige wordt door u veracht, totdat u ook daar iets tegenkomt, wat u waardevol toeschijnt. U oordeelt naar het uiterlijk. U oordeelt naar menselijk goeddunken.

Maar Ik weet hoe waardevol iedere afzonderlijke ziel is. En als Ik u zeg dat de mens het middelpunt is van de gehele schepping, dat de schepping alleen voor hem is ontstaan, dat iedere ziel haar oorsprong had in Mij en dat de ontwikkeling van deze ziel tot vroegere hoogte – tot volmaaktheid – Mij aanleiding had gegeven de aardse wereld te scheppen, omdat haar in deze wereld alle mogelijkheden worden geboden de vroegere hoogte weer te bereiken, dan zult u ook begrijpen dat Ik me over het nietigste schepsel buig om het uit de diepte omhoog te helpen. Dat Mij niets te gering is, daar het een deel van Mij is, omdat het vonken van mijzelf in zich draagt, die zich weer met het vuur van de eeuwige Liefde moeten verenigen.

Bovendien is weliswaar uw bevattingsvermogen begrensd, maar het mijne niet. Ik ken geen begrenzing, noch in mijn kracht en macht, noch in mijn liefde en erbarmen. Ik ken geen begrenzing in mijn gedachten en mijn inzicht. Ik ben van alles op de hoogte, Ik zie en hoor alles en het armzaligste schepsel kan zich begeleid weten door Mij. Hoeveel te meer de mens, wiens ziel Ik weer zou willen bezitten, die zich een vrijwillig van Mij losmaakte.

Dat deze zielen zich in zeer veelsoortige en geheel van elkaar afwijkende situaties bevinden, dat voor hen heel verschillende lotsbeschikkingen zijn uitgestippeld, dat zag mijn niet te overtreffen wijsheid in als succes brengend voor iedere afzonderlijke ziel. Maar het zal nooit de mate van mijn liefde voor die zielen kenmerken. Daarom is de gedachte onjuist, dat ze voor Mij te gering zouden zijn om door mijn liefde en zorg bedeeld te worden. Daarom staat ook ieder mens de genade van het gebed ter beschikking, dat de verbinding ook van de armzaligste mens met Mij tot stand brengt en hem ook verhoring van zijn verzoeken verzekert.

Deze verhouding kan en moet ieder mens met Mij tot stand brengen, omdat dan de ziel, totaal ongeacht haar uiterlijke vorm, voor zich haar aards eenvoudige en erbarmelijke levenssituatie positief ontwikkelt en ze ook veel eerder haar doel kan bereiken – de vroegere volmaaktheid – dan een mens, die in de wereld groot en verheven is en de verbinding met Mij niet tot stand brengt, omdat hem het geloof ontbreekt in de zin en het doel van het aardse leven en zijn daarmee verbonden taak op aarde.

Ik weet waarlijk wat voor een ziel het beste is. En Ik verlies geen mens uit het oog. Ik stuur en leid ze waarlijk goed, zodat iedere ziel het doel bereiken kan als dit maar haar wil is. En deze wil blijft vrij en is niet afhankelijk van de levenssituatie van de afzonderlijke mens. Maar al mijn schepselen, zonder onderscheid, ondervinden mijn liefde en genade. En ook aan het meest nietige schepsel denk Ik, opdat het de weg omhoog vindt.

Amen

BD.5949
5 mei 1954

Het in het nauw brengen van de rechtvaardigen

Het lot van de rechtvaardige is daarom vaak onverdraaglijk, omdat de krachten der duisternis zich aan hem uitleven, omdat ze hem als tegenstander herkennen, die zich nooit bij hen zal aansluiten en van wie ze daarom het geloof zouden willen afnemen, opdat hij onstandvastig zal worden en zich aan hen zonder weerstand overgeven. De mensen die zich aan God geven, die leven volgens de wil van God, worden door deze duistere krachten en hun gebieder gehaat, en deze haat reageren ze af, doordat ze de van hen afhankelijke mensen daarmee vervullen en hen aanzetten tot daden van de grootste liefdeloosheid. En ter wille van uw rijpwording zal God dit toelaten.

U, mensen zult het niet kunnen begrijpen en ook vaak geneigd zijn Gods liefde en barmhartigheid in twijfel te trekken wegens zulke daden die aan rechtvaardige mensen worden begaan. Het is de tijd van het einde en de krachten der hel zijn losgelaten en woeden op de verschrikkelijkste manier. Ze worden er niet bij gehinderd, maar niets blijft ongestraft en de straf die deze duivels in mensengedaante treft is waarlijk een rechtvaardige vereffening, want ze worden gevangen genomen. Die vrij en ongeremd konden handelen, worden gekluisterd en eindeloze tijden beroofd van hun vrijheid en onvoorstelbare kwellingen zijn hun lot.

Doch de mens kan maar korte tijd lijden tot de dood hem verlost – maar wat zijn ziel als winst verwerft, is voor u, mensen niet te vatten, maar het zou u begrijpelijk maken, waarom God het toelaat dat het kwade de overmacht heeft over het goede. Want het kan slechts het lichaam kwellen en doden, maar heeft over de ziel van de mens geen macht en deze doet daar haar voordeel mee: de weg naar God, die anders aanzienlijk langer is, wordt korter gemaakt.

Maar een bijzonder zwaar aards lot heeft zijn reden, die u, mensen zelf niet weet maar voor God duidelijk is, het heilsplan van God is goed overwogen en de liefde en wijsheid van God hebben het ontworpen. Met elk onrecht, elke zonde is rekening gehouden en in elke mogelijkheid om rijper te worden is voorzien en ertoe besloten en daarom kan alles wat een mens overkomt als goed en heilzaam voor diens ziel worden aangezien, ofschoon het menselijk verstand anders zou willen oordelen. Maar de beloning, het resultaat is niet te schatten, en iedere ziel die het zwaarste leed doorstond en daardoor de weg naar het eeuwige leven vond, dankt haar God en Vader van eeuwigheid, ze dankt Hem dat ze vrij van elke schuld werd, die haar lichaam op zich nam en daarvoor heeft geleden.

Amen

BD.5952
9 mei 1954

“Niemand komt tot de Vader dan door Mij”

Niemand komt tot de Vader dan door Mij.

Deze woorden alleen al zouden de mensen de belangrijkheid van het erkennen van Jezus als Zoon van God en Verlosser van de wereld moeten doen inzien en toch maken ze helemaal geen indruk meer, want de mensheid let er niet op, anders zouden ze Hem niet zo onnadenkend afwijzen die zichzelf als brug naar de Vader kenbaar maakt.

De woorden van de schrift zijn voor de meeste mensen alleen nog maar letters zonder geest en leven.

Ze spreken ze uit zonder zich van de betekenis ervan bewust te zijn, ze slaan totaal geen acht op de woorden van de Heer en vinden daarom ook niet de weg naar de Vader, omdat ze ook niet in Hem geloven met de overtuiging die een aandacht schenken aan het goddelijke woord tot gevolg zou hebben. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.

Maar het ontbreekt de mensen aan de wil om bij de Vader te komen, om welke reden ze ook de weg naar Hem niet zoeken, waarom ook de goddelijke Verlosser Jezus Christus voor hen zonder enige betekenis is. Deze instelling leidt naar de ondergang, naar de geestelijke dood.

Daar zij niet bij de Vader geraken, blijven ze in de macht van hem die Gods tegenstander is. Ze blijven in de diepte, omdat ze niet verlangen opwaarts te gaan. Het is een uitermate betreurenswaardige toestand, dat de mensen geen enkel streven om opwaarts te gaan laten zien, dat ze niet nadenken over hun opgave op aarde en dat hun ook de leer van Christus, het evangelie, onverschillig is, dat ze geen van Zijn woorden als voornaam aannemen en er over nadenken, dat ze niet tot inzicht kunnen komen, omdat ze geen opheldering zoeken, omdat het hun volkomen onverschillig laat wat God hun door de schrift zou willen overbrengen en wat de mens Jezus als spreekbuis van God de mensen heeft gepredikt.

En niemand denkt eraan dat hij alleen maar daarom op de aarde is, om de terugkeer naar de Vader te bewerkstelligen en dat hem daar voortdurend gelegenheid toe wordt geboden, die hij in zijn star gemoed afwijst omdat hij niet gelooft. De afstand van de mens tot de Vader is groot, toch biedt er zich Eén aan om leiding te geven, om te bemiddelen.

Eén heeft de brug geslagen die de weg naar de Vader begaanbaar maakt en deze Ene biedt alle mensen Zijn hulp aan.

Doch er wordt niet naar Hem geluisterd, er wordt geen aandacht aan Hem geschonken als Hij wil bereiken dat de mensen Hem niet zullen vergeten.

Blind en doof gaan ze aan Hem voorbij, ofschoon Hij hen toeroept: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij”. Hij zelf zegt van zichzelf: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Dus wie de waarheid en het leven zoekt, moet de weg nemen via Jezus Christus. Hij moet gebruik maken van Zijn bemiddeling, hij moet de kracht van Hem voor zichzelf vragen om de weg over de aarde te kunnen afleggen met het resultaat dat doel van het leven is: de vereniging met de Vader te vinden, die pas een leven in gelukzaligheid verzekert, een leven dat eeuwig duurt. De mensen weten niet welk lot ze tegemoet gaan door hun onverschilligheid en hun ongeloof. Ze weten niet wat ze verspelen, doordat ze geen acht slaan op het goddelijke woord, dat ze niet tot Hem hun toevlucht nemen die hen alleen kan redden van de ondergang. Ze weten het niet en geloven de woorden niet van hen die hiervan wel op de hoogte zijn en hen zouden willen helpen. En of van boven ook het woord klinkt, ze nemen het niet aan want ze luisteren naar een andere stem, naar de stem van de wereld, waarmee Gods tegenstander hen aanspreekt en voor wie ze gewillig hun oren openen.

Ze zoeken het leven niet, integendeel de dood; ze wijzen Hem af die hun het leven belooft en ze zullen daarom volharden in zonde en blijven in de dood, omdat er zonder Jezus Christus geen verlossing is en geen terugkeer in het vaderhuis.

Amen

BD.5957
14 mei 1954

De letter doodt – De geest maakt levend

De letter doodt, pas de geest maakt levend. Dat zult u allen ter harte moeten nemen, u die de medemensen verkondigt wat geschreven staat. U zult moeten weten, dat u zonder mijn geest elk woord velerlei betekenissen zult kunnen geven. Dat u alles op velerlei wijzen zult kunnen uitleggen en dat u zich daarbij ver van de waarheid zult kunnen verwijderen. Dat u zich een dood weten eigen zult kunnen maken, dat geen waarde heeft voor de ziel. Pas de geest maakt levend en pas de geest verlicht wat tevoren donker was.

Mijn geest geeft u pas opheldering, welke betekenis mijn woord heeft. En pas een verlicht denken begrijpt en verwerkt het woord zo, dat nu de uitleg overeenstemt met de waarheid. Wat zult u allemaal uit de schrift kunnen lezen? U zult de betekenis ervan volledig kunnen verdraaien en u zult ook weer het helderste licht in u kunnen ontsteken, al naar gelang van uw wil en uw vermogen om mijn geest in u te laten werken. En dus kunnen er ook dwaalleren ontstaan en ingang vinden onder de mensen, omdat mijn tegenstander zich overal inmengt, waar Ik zelf nog niet kan zijn in de geest, omdat hij er ook niet voor terugschrikt mijn woord te verdraaien wanneer hij de waarheid maar kan tegenwerken. U weet zelf dat de gedachten van iedere mens in een andere richting kunnen gaan en dat toch ieder graag zijn gedachten als juist en waar zou willen verdedigen. Maar u weet ook dat niet verschillende meningen aanspraak kunnen maken op de waarheid. En u zult daarom Diegene moeten raadplegen, Die zelf sinds eeuwigheid de waarheid is.

U zult Hem om verlichting van uw geest moeten vragen, voordat u aan de uitleg van de schrift begint, die van Mij getuigt.

U zult u niet alleen verstandelijk met mijn woord mogen bezighouden. U zult moeten weten dat elk woord het toelaat, er velerlei betekenissen aan toe te kennen. En u zult moeten trachten er de juiste betekenis aan te geven, maar niet zonder tevoren om mijn bijstand te vragen.

En als u van goede wil bent, als u tracht alleen de zuivere waarheid te verkondigen, zal ook – ter wille van de waarheid – uw denken worden verlicht. Want Ik wil dat de waarheid bekend wordt onder de mensen en Ik wil dat het licht wordt in de harten der mensen, dat echter alleen de zuivere waarheid kan ontsteken.

Niet het woord zelf – de letter – is maatgevend, veeleer de betekenis die in het woord verborgen ligt.

En ook al heb Ik nog zo helder en niet mis te verstaan tot u mensen gesproken toen Ik op aarde wandelde en ook tevoren, toch kunnen ook deze woorden van Mij worden misvormd of niet naar hun betekenis worden uitgelegd, wanneer alleen het verstand en niet ook het hart zich daarmee bezighoudt en wanneer daarbij niet om mijn bijstand wordt gevraagd. En dan kan de letter doden in de ware zin van het woord. Hij kan die ziel doden, die niet wordt aangesproken, waardoor deze zonder enige voeding ten prooi valt aan de geestelijke dood. Of ze krijgt heel verkeerde voeding aangeboden, zodat ze niet tot leven kan ontwaken. Want de geest maakt pas levend.

En deze wil Ik waarlijk al diegenen schenken, die Mij daar innig om vragen. Die genegen zijn Mij zelf en de waarheid te verkondigen om Mij te dienen en de medemensen uit de nood van hun ziel te helpen.

Ze zullen ontvangen wat ze vragen. En dan zullen ze ook goede knechten zijn in mijn wijngaard, die altijd alleen de wil van hun Heer zullen doen en dus ook in waarheid mijn plaatsvervangers op aarde zijn, die in mijn plaats zullen spreken. Hetzelfde woord – in dezelfde betekenis – dat Ik op aarde heb onderricht.

Amen

BD.5961
19 mei 1954

Gods liefdeketen

Laat u gevangen nemen door mijn liefde en u zult vrij worden van hem, die ontbloot is van alle liefde en u daarom van mijn liefde zoekt weg te trekken wanneer u naar hem luistert. Mijn liefde omsluit u weliswaar met een vaste band en bindt u als het ware vast aan Mij, en toch zult u deze keten in vreugde en gelukzaligheid verdragen en ze zelf niet meer los willen maken. U zult uzelf aan Mij als uw God en Heer onderwerpen en in Mij ook uw Vader erkennen die u vrijwillig tegemoet snelt om Mij ook uw liefde te betuigen.

De keten van mijn liefde is geen dwang voor u. U zult uzelf weliswaar voor eeuwig niet meer van Mij willen verwijderen maar bent toch geheel vrije schepselen. U bent mijn “kinderen” die tot Mij komen als erfgenamen van de Vader en dus met Mij werken kunnen om scheppend zalig te zijn. Want Ik omsluit u ook niet met de keten van mijn liefde tegen uw wil, Ik wacht tot u uzelf laat binden – tot u zelf met aandrang naar Mij toe komt opdat Ik u vastpakken kan om u nooit meer te laten gaan.

Opdat u echter wilt dat u met Mij verbonden bent en blijft, spreek Ik u aan, omdat Ik wil dat u Mij leert zien als uw God en Vader, wiens liefde u toebehoort sinds het begin, opdat u ook Mij zelf als liefde ziet. Want u moet Mij eerst herkennen om dan ook naar Mij toe te gaan, en Ik zal u opheldering schenken omdat het in u nog donker is. Ik ben nog zo verborgen voor uw ogen dat u Mij niet kunt herkennen en daarom ook geen verlangen hebt naar een vereniging met Mij, totdat uw ogen een zacht stralen bemerken dat van Mij uitgaat en weldadig in uw hart valt.

Dan opent u voor Mij de deur van uw hart en u wilt dan dat Ik binnen treed. En dan verlangt u reeds naar mijn nabijheid en zult alles doen om Mij vast te houden. Dan neemt mijn liefde u op en houdt u gevangen, en u bent gelukkig en wilt uzelf niet meer van Mij losmaken.

Laat u omarmen door mijn liefde en u bent reeds op aarde al gelukzalige schepselen. Treed bewust in verbinding met Mij en u zult vrij worden van de vijand uwer ziel die u niet kan volgen als u mijn nabijheid zoekt. Bedenk dat reeds het verlangen naar Mij u vrijmaakt omdat Ik zelf u dan kan benaderen, en waar Ik ben vlucht mijn tegenstander. Een kwellende keten werpt u af en u geeft uzelf graag over aan mijn macht. U laat zich dan vrijwillig binden en bent blij over die gevangenschap, want in mijn liefde zult u nu eeuwig zalig zijn.

Amen

BD.5963
26 januari 1954

“Wie in de liefde blijft”

U vindt uw vrede in de vereniging met Mij. Uw verlangen is gestild zodra u zich één weet met Mij, als u zich met Mij verbonden hebt door de liefde of door innig gebed – dat in geest en waarheid tot Mij wordt opgezonden. Het gebed is de wil om met Mij verbonden te zijn, in liefde werkzaam zijn echter is de vervulling, want: “Wie in de liefde blijft die blijft in Mij en Ik in hem”. De liefde is het grootste, en van het werkzaam zijn in liefde hangt alles af wat met het rijp worden van de ziel, met de terugkeer in het vaderhuis en met de eeuwige zaligheid te maken heeft.

Als u zich steeds maar deze woorden voor ogen houdt: “Wie in de liefde blijft die blijft in Mij en Ik in hem”, als u maar altijd daaraan denkt dat Ikzelf de liefde ben, dan zal ook het vervullen van mijn geboden van de liefde u als het voornaamste voorkomen, dan zult u ijverig zijn om in de liefde te leven om daardoor voor eeuwig met Mij verbonden te zijn.

De liefde is alles – ze is verlossingskracht – ze is licht, ze is het goddelijke principe, het middelpunt van de eeuwige ordening. Als een mens zonder liefde leeft is hij buiten de ordening getreden, hij gaat geheel tegen God in, in zijn denken en handelen, hij is geestelijk blind, dat wil zeggen: zonder inzicht en hij is onverlost in de macht van mijn tegenstander – die hem van iedere zaligheid wil uitschakelen.

De liefde ben Ikzelf, de liefdeloosheid is mijn tegenstander, en wie dus het verlangen heeft met Mij verenigd te zijn, wie Mij voor zich wil winnen, die moet in de liefde leven, want dan moet Ik ook bij hem zijn omdat de liefde mijn oersubstantie is van eeuwigheid. Wel deel Ik onmetelijke genaden uit, wel schenk Ik u wat u niet verdient en niet uit uzelf nastreeft, maar al mijn genadegaven moeten alleen dat ene bewerkstelligen dat u tot liefde wordt. Want al zou Ik u alles willen schenken, zonder de liefde blijft u nochtans dood, zonder de liefde blijft u wezens die onder de wet vallen – u blijft dan altijd alleen maar mijn schepselen – maar kunt zo nooit meer mijn kinderen worden.

Pas de liefde brengt het vergoddelijken van mijn schepselen tot stand, pas de liefde kan ons verenigen, daar u anders altijd alleen maar buiten Mij als geïsoleerde wezens een ongelukkig bestaan leidt. En daarom is het eerste en voornaamste gebod: “Heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf” En van het vervullen van dit gebod hangt uw geestestoestand af, reeds hier op aarde – en later in de eeuwigheid. Daarom gaf Ik mijn discipelen de opdracht uit te gaan in de wereld en de mensen mijn goddelijke liefdeleer te verkondigen, daarom leefde Ikzelf de mensen op aarde een leven in de liefde voor en bezegelde deze liefdeleer van Mij met de dood aan het kruis, die Ik voor de medemens heb ondergaan uit overgrote liefde, omdat Ik hun onafzienbare nood zag en hen helpen wilde.

En zolang u, mensen deze geboden van Mij ongeacht laat, kunt u de zaligheid niet bereiken, al zou u zich nog zo diep verootmoedigen en u voor Mij in het stof werpen – Mij om erbarmen smekend. Ik heb u lief met een niet te overtreffen liefde en Ik wil u allen voor Mij winnen. Maar alleen in de liefde die door u beantwoord wordt bestaat mijn zaligheid, en deze moet u Mij vrijwillig schenken. Het verlangen naar Mij moet de reden zijn van uw bede om erbarmen omdat u Mij liefhebt – omdat u inziet op welke verre afstand van Mij u zich nog bevindt.

U moet proberen met Mij in contact te komen, u moet willen dat u met Mij verenigd wordt en daarom moet u in de liefde leven, anders kan een vereniging nooit plaatsvinden. Bedenk dat u de eeuwige Liefde zelf met iedere daad van liefde tot u trekt, dat ze echter niet in uw harten binnen kan komen als deze nog geheel tegen het oerwezen van God gericht zijn.

Alleen door de liefde verenigt u zich met Mij. Daaraan moet u denken en het gebod van de liefde als het aller voornaamste proberen te vervullen – u moet weten dat zonder liefde geen mens zalig kan worden.

Amen

BD.5964
22 mei 1954

Het werk van hen die zielen in het hiernamaals willen verlossen – naar Gods wil

Vertrouw op mijn woorden en geloof toch dat mijn liefde over u waakt. Dat Ik u behoed voor alle aanvallen van mijn tegenstander als u tot Mij uw toevlucht neemt in aardse en geestelijke nood. Uw wil garandeert u ook mijn hulp en mijn bescherming. Ik beoordeel alleen uw wil en overeenkomstig die wil bevindt u zich in mijn handen of in de handen van mijn tegenstander. Is de wil op Mij gericht en is er het verlangen naar mijn welgevallen te leven, dan zult u er ook van op aan kunnen dat Ik u begeleid. Is uw wil gericht op de wereld en haar goederen, dan behoort hij mijn tegenstander toe en dan heeft deze ook macht over u. Hij kan die echter nooit meer hebben als u op Mij aanstuurt, als u Mij zoekt en tot Mij bidt in geest en in waarheid.

Uw geloof is nog zwak, maar het zal versterking ondervinden zodra u maar steeds probeert in de liefde te leven. En u zult er steeds zekerder van zijn dat mijn vaderliefde allen geldt die nog niet verlost zijn op de aarde, en ook niet verlost sterven of gestorven zijn. Al deze zielen bevinden zich in grote nood en mijn liefde wil hen niet voor eeuwig in deze nood laten. Daarom schep Ik voor hen talloze mogelijkheden opdat zij een uitweg uit hun nood vinden, zonder echter hun vrije wil te beperken.

Maar Ik ken de wil van ieder afzonderlijk mens en van iedere ziel die zich in het rijk hierna ophoudt. Ik weet wanneer hij bereid is de weg tot Mij te gaan en Ik laat u mensen deelnemen aan het verlossingswerk omdat er ontzaglijk veel werk te verrichten is en omdat iedere ziel de gelegenheid moet worden geboden haar weerstand op te geven en zich open te stellen voor het eeuwige heil. Denk aan het enorm grote aantal zielen dat nog ver van Mij afstaat. Zielen, die geen geloof hebben en die Ikzelf niet benaderen kan omdat zij niet in Mij geloven. Ik doe echter steeds moeite om voor deze zielen ook mogelijkheden te scheppen langs omwegen tot Mij te komen. En u mensen kunt Mij daarbij helpen door u over deze zielen te ontfermen, doordat u hun vertelt over Mij. Want zij luisteren eerder naar u, als zij tenminste bereid zijn hun gebrekkige toestand te veranderen.

Aan de ene kant is er een beklagenswaardige ongelovigheid te constateren, aan de andere kant echter begint er een omvangrijk verlossingswerk – gericht op de zielen in het geestelijke rijk, omdat op aarde dit verlossingswerk meestal zonder succes blijft. Mijn tegenstander heeft grote macht over de mensen op aarde, omdat deze te veel in het materiële verstrikt zijn en hij hen met wereldse goederen lokt. In het rijk hierna ziet menige ziel de waardeloosheid in van wat zij op aarde nastreefde, want nu bevindt zij zich in de grootste armoede en duisternis. En daarom zijn zulke zielen nu vaak gemakkelijker te winnen als in hen het geloof maar kan worden opgewekt. En Ik beschik waarlijk over veel middelen die Ik aanwend en die ook maar heel zelden zonder succes blijven. Het bestaan van deze zielen in het hiernamaals kan u niet zo beschreven worden zoals het is, want er zal steeds een verhulling blijven die u de blik in het hiernamaals belet.

Maar u kunt gerust geloven dat Ik Mij over alle zielen ontferm en voor hun redding ook u mensen erbij betrek, wanneer daardoor de mogelijkheid van meer succes verzekerd is. Wie Mij dienen wil die kan Mij ook dienen en wordt dan door Mij op die plaats gezet, waar zijn werk succesvol is. Maar steeds moet u geloven aan mijn overgrote liefde en barmhartigheid, dan is u ook alles begrijpelijk en u twijfelt dan ook niet meer aan de opdracht die Ik u stel. U dient Mij dan graag en bent ook overtuigd van de zegen van uw arbeid. U helpt mee aan de verlossing van ontelbare zielen uit nood en pijn, u leidt hen op de weg naar licht en gelukzaligheid.

Amen

BD.5966
25 mei 1954

Ziekengenezing – Tekenen en wonderen – Bewijzen

Ik ken de mijnen en ken ook hun wil, en volgens die wil stel Ik hen aan werkzaam te zijn voor Mij en mijn rijk. Daarom is zowel de aard van het werk alsook het wezen van de knechten in mijn wijngaard verschillend, want een ieder heeft die arbeid die met de aard van zijn wezen overeenkomt. Een ieder dient Mij naar zijn bekwaamheid en Ik neem de dienst van ieder aan die van goede wil is en naar Mij op weg is.

Bovendien zijn ook de harten van de mensen die onderricht moeten worden verschillend, dus moeten ook de akkers in mijn wijngaard op verschillende manieren bewerkt worden. Maar dat kan Ik alleen beoordelen, Ik, die de kleinste ingevingen van ieder mensenhart ken die voor succesvolle verlossingsarbeid gebruikt zullen worden.

Ik ben in de storm evenals in het stille suizen van de wind te herkennen, de sterkste elementen bewijzen Mij en de zachtste ademtocht getuigt van Mij. Altijd ben Ik de Veroorzaker, de Bron, de oorsprong. Daarom openbaar Ik mijzelf nu eens vaag en dan weer duidelijk herkenbaar, doch steeds ben Ik te herkennen door hem die Mij zoekt en Mij herkennen wil. En steeds geef Ik Mij zo te kennen zoals de mensen het nodig hebben, naargelang ieders nood en zijn geschiktheid te veranderen. Want wat bij de een een volledige omkeer van zijn wil teweeg brengt kan bij de ander geheel geen indruk maken, om welke reden hij grotere bewijzen van mijn bestaan nodig heeft, die mijn liefde hem ook doet toekomen om hem te redden.

Ik ben echter ook daar waar geen uiterlijke tekenen dit bevestigen. Ik ben in het hart van een mens die Mij zijn liefde en zijn wil schenkt, precies zo tegenwoordig. Maar op hem werk Ik teder en stil in, want deze heeft geen openlijke bewijzen van mijn tegenwoordigheid nodig. Hij is er zich van bewust en hij voelt Mij zo duidelijk in zijn nabijheid dat hij in ’n innige verhouding als kind tot Mij, zijn Vader staat, en daardoor reeds alles bezit wat voor zijn aardse levenswandel nodig is. Hij bezit dan een onwankelbaar geloof in Mij en mijn liefde, dat hem geheel naar mijn wil laat handelen.

Maar waar het ongeloof nog zo sterk is dat woorden alleen niet genoeg zijn, daar help Ik nog ’n handje door tekenen en wonderen. Maar dat kan voor de mens ook tot een gericht worden, als hem de wil zich te veranderen ontbreekt. Het geloof van zieken en noodlijdenden heeft vaak maar een aansporing nodig om die sterkte te bereiken dat die Mij voor de wereld belijdt. Ik kan Mij daarom aan veel zieken in mijn macht en heerlijkheid openbaren omdat zij door hun ziekte meestal al gelouterd zijn, zodat hun zielen Mij gemakkelijker herkennen als Ik hen nader.

Deze zieke mensen beletten Mij de toegang tot hun hart niet, en wanneer hun mijn woord wordt gepreekt raakt dit hen met zulk een macht, dat de kracht van mijn woord al een genezende uitwerking heeft. En daarom kunnen zulke zieken ook genezing vinden – omdat zij geloven.

Maar de ongelovigen die dat gewaarworden, die moeten het daardoor verkregen geloof eerst door de liefde levend laten worden. En naarmate de grootte van hun liefde zal nu ook hun geloof effect hebben. Maar hun verantwoording wordt des te groter als zij een duidelijk bewijs van mijn werkzaam zijn onverschillig aan zich voorbij laten gaan. Als zij volgens dat wat zij beleefden wel zouden moeten geloven, maar hun levenswandel toch niet veranderen.

Verlang daarom niet naar al te duidelijke bewijzen om te geloven, want u ontvangt daarmee een buitengewone genade die u echter ook een buitengewone verantwoordelijkheid geeft. Wanneer ze u echter geschonken worden, trek er profijt uit en benut deze genade dan ook om een hogere graad van rijpheid te bereiken, en ook om dan Mij en mijn naam voor de wereld te belijden, om voor Mij getrouwe knechten in mijn wijngaard te zijn – die Ik dan voor hun arbeid zegen die zij voor Mij en mijn rijk volbrengen.

Amen

BD.5967
28 en 29 mei 1954

Erfzonde

Er moeten in u steeds weer vragen bovenkomen die u beantwoord zou willen hebben. Dan kan Ik u opheldering verschaffen, zodra u zich met Mij in verbinding stelt. Zodra u na innig te bidden hoort wat Ik tegen u zeg, doordat u nu de gedachten die in u opkomen als mijn antwoord beschouwt, wanneer u niet rechtstreeks door Mij wordt aangesproken door de stem van de geest. Uw verlangen en uw roepen naar Mij verzekert u ook van het juiste denken, maar zonder Mij zult u de waarheid niet hebben. Zonder Mij is uw streven naar opheldering tevergeefs, omdat zonder Mij alleen onjuiste gedachten u vervullen, die de krachten van beneden u kunnen overbrengen, juist omdat u Mij uitschakelt, de Gever van de waarheid.

En zo moet het volgende u worden gezegd: Er kan u alleen door middel van beelden opheldering worden toegestuurd, zolang u niet volmaakt bent. Nooit zou u de eindeloze diepten van de goddelijke wijsheid kunnen begrijpen. Nooit zou u de beweegreden kunnen begrijpen van mijn besturen en werkzaam zijn, omdat uw onvolmaaktheid ook gebrekkige kracht om te weten betekent en u dus op grond van uw verstand geen opheldering zou kunnen vinden, die echter bliksemsnel kan worden toegestuurd zodra in het geestelijke rijk het licht van mijn liefde u doorstroomt. Op aarde zult u aanschouwelijk opheldering moeten verkrijgen. Er kunnen u alleen gebeurtenissen beschreven worden die zich in mijn schepping afspeelden, die passen bij uw bevattingsvermogen. En dus kunnen u ook de geestelijke processen in de harten van de eerste mensen alleen door aardse gebeurtenissen begrijpelijk worden gemaakt, die op zichzelf toch slechts een zwakke vergelijking zijn, juist omdat u zelf nog zwak van geest bent. U mensen bent gebonden door natuurwetten, want de volledige vrijheid die u door uw vroegere afval verspeeld hebt, zult u eerst weer moeten verwerven door uw leven op aarde. Ik legde daarom de eerste mensen een beperking van hun wil op, omdat Ik wilde dat ze eerst moesten inzien dat ze aan een Macht onderdanig waren en zij zich aan deze Macht dus vrijwillig zouden moeten onderwerpen om nu hun uiteindelijke vrijheid ten geschenke te krijgen. Eens wilden zij Mij niet erkennen en dit was de eerste zonde, de opstand tegen Mij uit wie ze waren voortgekomen. Alleen het erkennen in vrije wil kon deze eerste zonde weer opheffen. En deze erkenning van Mij zelf wilde Ik bereiken toen Ik de gehele schepping liet ontstaan. Dus daarom waren de eerste mensen zo begiftigd dat ze Mij wel konden herkennen, maar er niet toe waren gedwongen. En daarom moest dus de vrije wil beslissen, die weer op de proef gesteld moest worden in een “verzoeking”.

Het oog van de mensen moest gericht zijn op iets dat ze begeerden. En een verbod en verleiding tegelijk, moest hen tot hun wilsbeslissing brengen. Begrijpelijkerwijs echter moest de verleiding met een belofte verbonden zijn waarvoor ze dan niet moesten bezwijken. Het verbod en de verleiding kwamen van twee kanten, omdat het ging om de terugkeer van het gevallene naar Mij en om het blijven bij mijn tegenstander. Om het bereiken van het doel van het door Mij geschapene of om de hernieuwde terugval in de diepte. En bijgevolg moest in de mens ook de begeerte zijn gelegd en hem ook de mogelijkheid worden geboden, deze begeerte te stillen, ofwel haar te overwinnen ter wille van een veel hoger doel: de eeuwige gelukzaligheid bij Mij die elke aardse vervulling van de begeerte meer dan duizendvoudig overtreft. Daar het terugwinnen van de afvallig geworden geestelijke wezens een strijd was tussen Mij en mijn tegenstander, moest ook deze de mogelijkheid hebben op de wil van die wezens in te werken. Maar alleen, dat hij schijngoederen en schijngeluk voorspiegelde, opdat de mensen het ware geluk, een zalig leven in de eeuwigheid, zouden verspelen. Ik was op de hoogte van deze verleiding en gaf daarom de eerste mensen een gebod met gelijktijdig een waarschuwing voor de eeuwige dood. En deze waarschuwing zou voldoende hebben moeten zijn elke begeerte in de mens te verstikken om het leven niet te verliezen. En mijn tegenstander overtuigde hen van het tegendeel van mijn waarschuwing en beloofde hun het leven. Maar zij zagen Mij als hoogste Macht en volgden toch de leugen en daardoor brachten ze de dood in de wereld. Maar wat was het, dat hun begeerte zo machtig liet worden dat ze aan deze begeerte ten prooi vielen?

Ze leefden een zalig leven in het paradijs. Ze waren heer over alle geschapen dingen. Alles was aan hun wil onderworpen en ze voelden zich gelukkig in het volle bezit van kracht en macht. Innige liefde verbond ook de eerst geschapen mensen en al als gevolg van deze liefde zouden ze zichzelf hebben kunnen verlossen uit de boeien van mijn tegenstander. En zolang deze liefde op Mij en op de partner was gericht, bestond er ook geen gevaar te falen in de beproeving van de wil.

Maar mijn tegenstander wist deze liefde verkeerd te sturen. Hij veranderde ze in eigenliefde, doordat hij hun valse beloften deed en dus nu de begeerte in hen opwekte zichzelf genot te verschaffen. Hun liefde werd een liefde die wilde hebben, een egoïstische en lage liefde en daarmee voegden zij zich weer in de macht van hem van wie ze zich moesten bevrijden en het ook konden als ze mijn geboden boven hun verlangen hadden gesteld.

Begrijp het, u mensen, de tijd was nog niet gekomen dat Ik het eerste mensenpaar wilde zegenen. Daarom werd het zondig, want niets is zondig wat zich aan mijn scheppingsplan aanpast. Niets kan zonde zijn wat in wettelijke ordening geschiedt en nooit kan de toedracht van de voortplanting tegen de door God gewilde ordening zijn. Maar de bevrediging van de zinnen, zonder de wil leven voort te brengen, is geen daad van liefde die goddelijk is. Integendeel, het is een door mijn tegenstander ontstoken eigenliefde die de mens naar beneden trekt en helemaal in zijn macht drijft. Aan deze verkeerde liefde waren de eerste mensen ten offer gevallen en deze verkeerde liefde was de zonde die weer deed denken aan de oerzonde van zelfverheffing, die zich niet wilde wegschenken, veeleer alles bezitten en die erfgoed was van hem die haar had veroorzaakt, maar die met de goddelijke liefde niets gemeen heeft.

De goddelijke liefde rust als vonk in uw harten en kan ontvlammen tot de hoogste gloed. Maar het doel van mijn tegenstander was en is deze liefde te verdraaien en het is hem gelukt. Het zuivere, goddelijke werd verontreinigd en veranderd in eigenliefde, die het begrip “liefde” niet meer verdient en slechts begeerte, zelfzucht en eigenliefde kan worden genoemd en die ook tot alles in staat is, wat mijn tegenstander van u verlangt. En zo werd ook voor mijn tegenstander de daad van de voortplanting tot een middel dat ontelbare zielen tot hem bracht, wat nooit mogelijk was geweest wanneer ze onder mijn zegening zou hebben plaatsgevonden, waar de goddelijke liefde van het schenken en gelukkig maken haar bekroning moest krijgen in het ontstaan van een nieuw leven. De zondeval bestond dus in het prijsgeven van de zuivere goddelijke liefde, ter wille van een onzuivere zelfzuchtige liefde. De vonk van God in de mens werd door satanische inwerking uitgedoofd en daarvoor in de plaats werd een vuur ontstoken waaraan al het edele en zuivere ten offer viel. De zinnen werden geprikkeld en tot hoogste begeerte opgezweept, wat nooit strookte met mijn scheppingsdaad, maar wat vanwege de wilsvrijheid van mijn tegenstander en ook van mijn schepselen niet verhinderd werd, daar het steeds nog in de wil van ieder mens afzonderlijk ligt deze verzoeking door satan te weerstaan. De zondeval was dus niet de voortplantingsdaad, maar de door satan aangezette en in vrije wil ontstoken verkeerde en zondige liefde. Een in goddelijke zin gelukkig makende scheppingsdaad werd neergehaald tot een spel van onzuivere geesten. Mijn tegenstander werd toegang verleend tot een daad, waar Ik zelf met mijn zegen bij de mensen wilde zijn om de zuivere goddelijke liefde in hen te versterken. Dat deze ook in de nu verwekte wezens zou overvloeien en er zo dus een menselijk geslacht zou zijn ontstaan, dat in het steeds helderder licht van de liefde de weg naar Mij zou hebben teruggevonden zonder lijden en kwelling. Dat in korte tijd zichzelf zou hebben bevrijd door de liefde, omdat het Mij zelf moest herkennen waar de liefde straalde. De eerste mensen zouden deze beproeving van de wil hebben kunnen doorstaan. Doch daar Ik met mijn tegenstander worstelde om de zielen van de mensen, kon Ik hem niet verhinderen middelen aan te wenden om zich te verzekeren van de overwinning. Want het ging om de terugkeer van mijn schepselen in volledig vrije wil, die echter faalde en het hele menselijke geslacht een lot opleverde waarvan het zelf niet meer vrij werd, totdat een mens in zuivere goddelijke liefde het werk volbracht dat de gehele mensheid van schuld bevrijdde en voor haar weer de weg naar boven vrij maakte. Want de liefde behaalt de overwinning en de liefde zal nooit eerder rusten tot ook het laatste van Mij afvallig geworden wezen de weg heeft teruggevonden naar Mij.

Amen

BD.5968
31 mei 1954

Gods zekere hulp in de komende nood

De wereld zal u mensen nog veel te doen geven in een tijd van onrust, die aan het einde voorafgaat. Want steeds meer zult u de wereld zien en het geestelijke zal op de achtergrond raken gezien de hachelijke situatie waarin u mensen zult geraken en die toch gemakkelijk te verdragen is als u zich op het geestelijke instelt, als u zich alleen bij Mij zult aansluiten en Mij om bijstand vraagt. U zult de komende tijd alleen maar op een verdraaglijke manier kunnen doorstaan met de juiste instelling tegenover Mij.

Geloof deze woorden van Mij en laat mijn beeld in u niet verbleken. Dat wil zeggen verplaats Mij niet naar de achtergrond ter wille van de wereld, want Ik ben ook Heer van deze wereld en Ik kan u waarlijk uit alle nood wegleiden en voor alle gevaren bewaren, als u alleen maar Mij aanwezig zult laten zijn, als u geen dag voorbij laat gaan zonder u innig bij Mij te hebben aangesloten en als u zich in mijn liefde en genade aanbeveelt. Ik wil voortdurend in uw gedachten zijn en u moet u door niets van Mij laten scheiden.

Het besef, dat Ik u altijd kan helpen en ook helpen wil, moet u in elke aardse nood stil en met vertrouwen geduldig laten wachten tot mijn hulp komt. Want die komt, zodra u zich maar aan Mij vasthoudt en u aan Mij en mijn wil overgeeft. Wie zal u wel kunnen helpen als Ik dat niet kan? En bestaat er wel een nood, die groter is dan mijn macht? En Ik beloof u mijn hulp, wanneer u van Mij zult willen zijn en blijven, wanneer u voor Mij partij kiest en Mij de eerste plaats in uw hart geeft.

Wat kan de wereld u doen? Zolang u zich bij Mij aansluit, bent u toch sterker dan de wereld, dan alle bedreigingen en lasten die u van de kant van mijn tegenstander zijn toebedacht. Ik kan deze ook verre van u houden en Ik doe het, als u er serieus naar streeft Mij en mijn rijk te verwerven. En al dondert en raast het om u heen, u zult stil en zonder gevaar de grootste storm aan u voorbij kunnen zien trekken, omdat Ik hem zal gebieden u niet te treffen.

Schenk daarom geen aandacht aan de wereld en de wirwar ervan. Laat u niet beangstigen en terneer drukken door zaken, die uw aardse leven betreffen. Richt uw ogen alleen vol vertrouwen op Mij en strek uw hand uit naar Mij en Ik zal u wegleiden uit alle nood. Ik zal u veilig leiden, ook over oneffen wegen. En zonder gevaar zal uw ziel het doel bereiken. Aards en geestelijk zal Ik u onder mijn hoede hebben en u kracht geven in de komende tijd.

Amen

BD.5972
juni1954

Schijnbare rust – Ongewone kracht – Het komen van de Heer

De trouw die u Mij bewijst in de laatste tijd voor het einde wil Ik u belonen met een buitengewone toevoer van kracht, zodat zelfs het zwaarste u draaglijk lijkt,dat u in staat bent te volharden tot Ik zelf kom om u te halen. U zult de liefde van uw Vader duidelijk ervaren, u zult mijn tegenwoordigheid bemerken en daarom in elke nood tot Mij komen. U zult zo innig met Mij verbonden blijven dat u zonder vrees en met de zekerheid te overwinnen het einde verwacht en alleen nog geestelijk denkt, dat wil zeggen: alle belevenissen met het oog op de geestelijke ontwikkeling bekijkt en daarom ook begrijpt – waarom alles gebeurt zoals u het beleeft. U zult zien hoe gemakkelijk ook het zwaarste te verduren is als u uw weg met Mij gaat.

Daarom behoeft niemand de laatste tijd te vrezen die zich met Mij verbonden voelt, die tot Mij wil behoren en Mij niet ter zijde schuift wat hij ook begint.

Het wereldgebeuren gaat zijn gang en schijnbaar treedt er rust in. Maar het is slechts de stilte voor de storm die uitbreken zal wanneer hij het minst verwacht wordt. Want de satan woedt onder de mensheid en geeft niet eerder rust tot hij alles verstoord heeft, tot het hem gelukt is de mensen te verwarren zodat zij zich meer en meer tegen elkaar zullen keren en in haat strijdend tegenover elkaar staan, zodat zij elkaar in liefdeloosheid overtreffen en hem daardoor grote macht geven die hij benut op een verschrikkelijke manier.

De mijnen zullen bijzonder aangevallen worden door hem die de mensen ophitst om u te vervolgen, ter wille van uw geloof. De mijnen zullen ontsteld raken en angstig worden, maar zodra zij aan Mij denken komt er reeds de nodige kracht naar hen toe. En zij binden dan de strijd aan omdat zij weten dat zij voor Mij strijden, dat Ik als Legeraanvoerder hen voor ga, dat zij aan mijn zijde strijden en nimmer verliezen kunnen zelfs als een vijand in veel grotere getale tegenover hen staat.

Wie Mij trouw wil blijven zal het ook kunnen, want Ik verlaat hem niet en hij gaat niet ledig heen als hij zich tot Mij wendt om kracht en bijstand. Wiens wil Mij toebehoort die is reeds van Mij en deze laat Ik nimmermeer in de handen vallen van mijn tegenstander.

U mensen moet met zekerheid rekenen op een zware tijd die voor u ligt en uw kracht geheel en al opeist, maar u zult niet ongewaarschuwd blijven, u zult steeds weer een boodschap van boven krijgen. En u zult daaruit reeds kracht kunnen putten als u ziet, hoe alles vervuld wordt wat Ik u voorspeld heb.

Uw geloof zal steeds sterker worden en vol vertrouwen zult u mijn komst verwachten. En waarlijk niet tevergeefs, want als de aardse nood ondraaglijk dreigt te worden zal Ik komen om u te halen en u aan de handen van uw vijanden te ontrukken. Zij zullen de overwinning over u niet behalen, want Ik zal mijn tegenstander kluisteren en met hem allen die hem horig zijn zoals het verkondigd is in woord en geschrift.

Amen

BD.5976
15 juni 1954

Verspreid mijn woord

“Verspreid mijn woord in de wereld”, zo sprak Ik eens tot mijn discipelen en vervulde hen met mijn geest, zodat zij Mij en mijn leer konden verkondigen. Zij vernamen voortdurend mijn woord in zich en waren derhalve levende verkondigers van het goddelijke rijk. Zij hadden nooit dit ambt kunnen bekleden als zij niet door mijn geest met Mij in verbinding hadden gestaan, naar wiens stem zij luisterden en wiens leiding zij volgden. Door het woord herkenden zij Mij en waren zich zo van mijn tegenwoordigheid bewust. Wanneer Ik dus in deze tijd van het einde de mensen weer het evangelie van de liefde wil verkondigen, dan moet het weer op deze manier gebeuren, dat Ik Mij weer discipelen kies die mijn stem in zich kunnen vernemen. Daarom moeten deze discipelen van de eindtijd Mij zelf in zich aanwezig laten zijn en moeten Mij tot zich laten spreken door de geest. Want dan spreken niet mijn discipelen tot de mensen, maar Ik zelf spreek in mijn vaderliefde mijn aardse kinderen aan om hun het heil te brengen.

Ik zelf spreek hen aan om ze nog voor het einde tot een ommekeer te bewegen, omdat zij niet de juiste weg gaan en dan weer in de diepte verdwalen. Woorden van mensen zouden deze ommekeer niet meer tot stand brengen, mijn woord kan echter doordringen en in de mens een geweldig oproer veroorzaken. Want mijn woord heeft een kracht met ongekende uitwerking, als het niet openlijk weerstaan wordt.

Waar dus de mogelijkheid bestaat dat Ik zelf nog een mens kan aanspreken, al is het dan ook door een door Mij gekozen werktuig, daar bestaat nog een kans op succes. Maar daarvoor is ook een met liefde vervuld mens nodig, een bemiddelaar wiens liefde elke weerstand overwint. Ook Ik kan alleen spreken door een van liefde vervuld mens, omdat de liefde van die mens mijn tegenwoordigheid mogelijk maakt.

Mijn eerste discipelen waren vervuld van liefde voor hun medemensen, en ook in deze eindtijd kies Ik voor Mij ware discipelen – omdat het nodig is dat mijn stem naar de aarde weerklinkt als een laatste vermaning en waarschuwing. Ik wil nog eenmaal mijn evangelie aan de mensheid verkondigen om hen voor het laatste oordeel te redden, om hun het heil te brengen.

Derhalve spreekt het woord de mensen aan en dat dat woord is God zelf, want Ik zelf ben dat Woord. Als dus dat woord voor u weerklinkt ben Ik zelf bij u, u hoort dan geen mens spreken maar u hoort de Geest van eeuwigheid die u door Zijn macht en liefde in het leven riep, en die door het woord steeds met u verbonden is.

En deze liefdegeest van eeuwigheid moet u willen toebehoren, want daarom lok Ik u voortdurend met mijn woord opdat u naar Mij luistert, Mij herkent en uzelf onvoorwaardelijk aan Mij overgeeft. Ik wil u, die Ik vanuit mijn liefde heb geschapen, onbegrensde zaligheden bereiden die u echter alleen kunt verdragen als u zelf in licht en kracht wandelt, waartoe mijn woord u kan vormen. Daarom zal Ik ook steeds en overal tot u spreken waar een liefdevol hart Mij toelaat, waar mijn geest niet afgewezen wordt als hij zich wil openbaren. Want overal waar men mijn liefde laat binnenkomen zal ook mijn geest van eeuwigheid aanwezig zijn, welke voor al mijn schepselen geldt vanaf het begin.

Amen

BD.5979
17 juni 1954

Het vragen om de goddelijke Geest

U bent in de kracht van de Geest zodra u Mij en mijn Geest begeert. Want dit verlangen verzekert u het toestromen van mijn kracht, omdat elke geestelijke vraag vervuld wordt, omdat dit het bekennen is van de eigen zwakte en deemoedige onderwerping aan uw God en Vader van eeuwigheid. Eens wees u deze kracht af en u viel daardoor in de duisternis. U verloor elk inzicht, u kon waarheid en dwaling niet meer onderscheiden, u wendde u van Mij af en was gespeend van kracht en licht. U scheidde u vrijwillig van Mij, u erkende Mij niet als Bron van kracht en raakte daarom ook alle kracht kwijt. Uw vraag om de kracht van de Geest, om verlichting, om inzicht maakt uw vroegere wil om u af te weren geheel ongedaan, u hebt besloten terug te keren, u richt uw blikken weer op Mij, u verlangt vurig naar de band met Mij die u eens vrijwillig ontwrichtte, u vraagt dus voor u dat wat u eens hebt versmaad.

En deze vraag zal u steeds worden vervuld, want het is toch steevast mijn heilsplan u weer in de situatie te verplaatsen waar u met licht en kracht doorstraald zult kunnen werken overeenkomstig mijn wil. Dus zal geen mens tevergeefs vragen als het hem daarmee ernst is het juiste inzicht te verkrijgen en hij Mij zelf erom vraagt of Ik hem mijn Geest wil schenken. Deze ernstige wens blijft niet onvervuld, maar hij moet ernstig zijn. Hij moet uit het hart komen, hij mag niet alleen met de mond worden uitgesproken als een lege gebedsvorm die niet tot mijn oren doordringt, omdat Ik een waarachtige Geest ben Die in geest en in waarheid wil worden aangeroepen.

Het ernstige verzoek om door de kracht van mijn Geest doorstroomd te worden, stelt een diep verlangen naar de waarheid voorop. En de mens ziet in dat hij deze waarheid alleen bij Mij en met mijn hulp verkrijgen kan. En daarom betekent het tegelijkertijd erkenning, geloven in een hoogst volmaakt Wezen. Een ernstig verzoek om de goddelijke Geest kan alleen een diepgelovig mens uitspreken, een mens die het bestaan van een Godheid niet loochent, daar hij Haar anders niet zou aanroepen. En dit geloof stel Ik ook niet teleur en Ik maak Me bekend doordat hij bewijzen van de verhoring van zijn verzoek ontvangt. Ik openbaar Me aan hem en hij wordt zich van mijn tegenwoordigheid bewust.

En nu verlaat hij Mij eeuwig niet meer. De kracht van mijn Geest heeft invloed op hem gehad. De terugkeer is voltrokken. Van het vroegere afweren, de zonde van de afval van Mij, is vrijwillig afstand gedaan. Ze werd ingezien en kreeg vergeving, want de kracht van de Geest verlangen en ontvangen, betekent gelijktijdig ook erkenning en verlossing door Jezus Christus, Die door Zijn kruisoffer pas de mogelijkheid schiep dat de goddelijke Geest een mens kon vervullen, dat de mens pas zijn wil op boven kon richten, dat dus zijn verlangen op God en de waarheid is gericht. En wie ernstig de waarheid begeert, die kan ook niet Jezus Christus afwijzen. Hij is als het ware door Jezus’ bloed al vrij geworden uit de keten van mijn tegenstander, hij ontvluchtte de duisternis en zoekt het licht, dat hij nu ook beslist vinden zal door de kracht van de Geest, door mijn werkzaam zijn in en bij hem.

Amen

BD.5982
22 juni 1954

Verandering van het zuivere evangelie – Navolgers

U wordt onderwezen in het ware evangelie en u leert daardoor inzien, hoe verschillend mijn zuivere evangelie is van dat wat als mijn woord op aarde wordt verkondigd. U leert inzien dat mijn woord een verandering heeft ondergaan in zoverre, dat het anders wordt uitgelegd en er daarom ook anders gestalte aan wordt gegeven. Dat datgene wat alleen belangrijk is te weinig geacht wordt, daarentegen het onbelangrijke benadrukt wordt en er daardoor niet veel geestelijke successen behaald worden. Ik heb de mensen op aarde de enige begaanbare weg getoond doordat Ik onderwees en mijn leer zelf gestalte gaf, doordat Ik de weg ging die alle mensen moeten gaan om tot Mij te komen. Het is de “weg van liefde”. Alleen het gaan van die weg garandeert de mens het hemelrijk, dat wil zeggen: het na zijn lichamelijke dood opgenomen worden in de lichtsferen waar de ziel gelukkig is in mijn nabijheid.

Mijn leer is echter ontaard. Zij is alleen nog maar te vinden, verborgen in een stelsel van menselijke toevoegingen, verkeerde uitleg en het nakomen van onbelangrijke geboden, die nooit of te nimmer door Mij aan de mensen werden gegeven, die echter een groot gevaar vormen, dat het enige belangrijkste gebod van de liefde over het hoofd wordt gezien en zodoende onvervuld blijft. Wat voor nut heeft het voor u mensen als u zich kastijdt, als u plichtmatige handelingen verricht of Mij met de mond belijdt, wanneer u het gebod van de liefde niet als het eerste en voornaamste erkent en er gevolg aan geeft? U denkt Mij te eren door talloze ceremonies, maar u kunt Mij toch alleen maar eren als u doet wat Ik van u verlang. En Ik verlang van u liefde tot Mij en tot uw naasten.

Zolang u bij ernstige zelfkritiek nog een tekort aan liefde bij uzelf ontdekt, bent u nog niet op de goede weg, al buigt u dagelijks en elk uur uw knie en slaat u uzelf op de borst. Dit is een menselijke behoefte en heeft alleen waarde voor mensen die u van uw vroomheid probeert te overtuigen. Maar hoe ver bent u nog af van de ware vroomheid, zolang u uw medemensen niet met die liefde omvat die ook uw liefde tot Mij bewijst. Zolang u kunt aanzien dat de mensen naast u in uiterste nood en benarde omstandigheden leven, zolang u niet op de eerste plaats deze nood probeert te lenigen – alvorens u genoegen schept in uiterlijke gebaren, vooraleer u de wereld aanhangt met wereldlijke praal door alles waarvoor u de naam bedacht: ter ere Gods. Op zo’n wijze wil Ik niet geëerd worden, zolang er nog nood ten hemel schreit tot Mij, welke u mensen goed zou kunnen lenigen als u mijn geboden van liefde in het hart wilde schrijven.

Zolang Ik op aarde leefde gold mijn zorg de noodlijdenden, armen, zieken en bedroefden. U, die zich voordoet als mijn “navolgers” op aarde, wat doet u voor deze noodlijdenden, armen, zieken en bedroefden?

Zolang u helpen kunt en toch uw hulp niet geeft, bent u ook geen ware navolger van Mij, ook al zou u zich die naam toe-eigenen. Ik beoordeel alleen het vervullen van mijn geboden van liefde, omdat al het andere – een diep geloof, het inzien van de waarheid, de verbinding met Mij en tenslotte de eeuwige zaligheid – uit de liefde voortkomt en nooit zonder de liefde kan worden verkregen, waaruit al blijkt waarom er op aarde die grote geestelijke nood bestaat, waarom de mensen ongelovig zijn en in dwaling voortgaan.

Mijn zuivere leer is de leer van de liefde die Ik op aarde heb verkondigd. Zodra deze leer verkondigd en ook in de praktijk beoefend wordt, leeft u mensen in de waarheid en bent u de weg van de navolging van Jezus opgegaan. Laat u echter deze geboden buiten beschouwing, dan zult u toch geen succes boeken voor uw ziel, ook al overtreft u uzelf in uiterlijke daden. U zult dan in dwaling verkeren en daarmee ook het geestelijke rijk binnen gaan, want Ik beoordeel alleen de graad van liefde die uw ziel bereikt heeft tot aan het uur van de dood.

Amen

BD.5983
23 juni 1954

Het laatste gericht is ook een liefdedaad van God

Het laatste gericht moet eveneens als een liefdedaad van God beschouwd worden, want ook daaraan ligt de verdere ontwikkeling van het geestelijke ten grondslag, dat gefaald heeft in zijn laatste levensproef op aarde, en dat in een nieuw voltooiingsproces ingepast moet worden om eenmaal het laatste doel te bereiken. Het laatste gericht is zodoende een definitief ordenen van wat in wanorde is geraakt, het is een recht zetten en invoegen in uiteenlopende vormen die samenhangen met de graad van rijpheid van het geestelijke. Het is de beëindiging van een ontwikkelingsperiode en het begin van een nieuwe naar mijn plan van eeuwigheid, waaraan de diepste wijsheid en liefde ten grondslag ligt. Want ook een “oordelende” God blijft een God van liefde, omdat mijn rechtvaardigheid alleen kan werken zoals mijn liefde vaststelt dat het voor het geestelijke nuttig is en toch vereffenend voor het verkeerde denken en handelen van de mensen die aan dit gericht ten prooi vallen. Ook de grootste schuld moet op de een of andere manier verzoend worden, als ze niet in de handen van Hem gegeven zou worden die zich zelf als zoenoffer opgeofferd heeft. Er moet een vereffening tot stand komen om deze grote schuld te verminderen. En dit gericht zorgt nu juist voor deze vereffening, voor het plaatsen van de schuldige in de toestand waarin hij weer de schuld moet aflossen omdat hij vrijwillig het geschenk van een verzoening niet aannam.

Het laatste gericht is dus geenszins een act van goddelijke toorn. Het is alleen een daad van liefde waarin ook mijn rechtvaardigheid tot uitdrukking komt, daar deze niet uitgeschakeld kan worden bij een Wezen dat geheel volmaakt is. Ik zou weliswaar ieder afzonderlijk mijn rechtvaardigheid kunnen laten voelen en als het ware iedere zondaar onmiddellijk kunnen straffen, maar dat komt niet overeen met mijn wijsheid – en ook mijn liefde zou waarschijnlijk niet kunnen worden beseft – want Ik ben uitermate lankmoedig en geduldig. Ik stel een gericht zoals dit aan het eind van een ontwikkelingsperiode zo lang als mogelijk is uit, om eerst nog mensen voor Mij te winnen. Ik houd mijn beschermende hand ook boven de onrechtvaardigen en bozen, omdat Ik ze met mijn liefde wil overwinnen en niet als straffende God door hen gevreesd wil worden. Is echter het tijdstip gekomen waarop Ik de ordening herstel omdat een vrijwillige terugkeer tot Mij geheel zonder uitzicht is, dan moet ook mijn liefde schijnbaar terugtreden. En nochtans is die alleen de drijvende kracht.

Mijn liefde maakt een einde aan een satanische toestand en verhindert mijn tegenstander de verdere verwoestende activiteiten. Ik red de zielen van de val in de diepste diepten. Ik kluister ze opnieuw in de harde materie en voeg ze op die manier weer in in het ontwikkelingsproces, een vonnis dat weer alleen de verlossing tot doel heeft en niet de eeuwige dood. En dat bewijst temeer mijn liefde voor alles wat Ik geschapen heb, voor alles wat “dood” is en tot het eeuwige leven moet komen.

Amen

BD.5987
28 juni 1954

Wacht u voor valse profeten

Ik zorg voor de mijnen en elk geestelijk en aards verzoek vindt vervulling, want de mijnen zullen ook alleen aardse vragen tot Mij richten zoals de geest uit Mij het hun ingeeft. En geestelijk bedenk Ik hen steeds overeenkomstig hun wil, geestelijk worden ze door Mij geleid en verzorgd, omdat voor hen het verwerven van mijn rijk – het geestelijke welzijn van hun ziel – het eerste is wat ze nastreven en daarom ook mijn geest in hen kan werken. En daarom kunnen ze onbezorgd hun weg gaan, het is de juiste, omdat Ik zelf hen leid.

Hoed u voor valse profeten, maar weet dat er ook echte zijn, anders zou Ik niet voor de valse hebben gewaarschuwd. Maar echte profeten zult u kunnen herkennen aan het wezen van hun persoon en hun werken. Ze spannen zich alleen maar onzelfzuchtig in de medemensen voor het onheil te behoeden, voor de invloed van satan, voor hun geestelijke ondergang. Daarom verkondigen ze Jezus Christus, die alleen de mensen kan ontrukken aan satans invloed, die alleen hun Redder en Verlosser is en hen naar het eeuwige leven leidt.

Deze profeten verkondigen helemaal onbaatzuchtig hun Heer en wijzen tegelijkertijd op het strafgericht Gods dat de mensen zal treffen als er aan hun woorden geen geloof wordt geschonken. Ze kondigen de mensen aan wat hun te wachten staat wanneer ze verder gaan op hun verkeerde wegen. Maar alleen de zorg om hun zielenheil drijft deze dienaren aan, hun vermanende en waarschuwende stem te laten weerklinken. Waar u zo’n profeet ontmoet, laat daar mijn woorden bij u binnendringen – luister er aandachtig naar, wanneer ze tot u spreken en wijs ze niet af, want hun liefde zet hen ertoe aan en daarom zond Ik ze ook onder de mensen, dat ze hun het nabij zijnde einde aankondigen, opdat ze hier niet ten prooi aan vallen.

U moet daarom niet ieder afwijzen die u het nabij zijnde einde verkondigt, want hij wil u alleen maar redden maar niet slechts schrik aanjagen. Maar velen trachten zich ook in zo’n functie een bron van inkomsten te verschaffen. Ze verbinden er een aards doel mee, en dezen zijn geen dienaren Gods maar dienaren van de satan. Want mijn tegenstander wil verwarring stichten onder de mensen en dus zal hij zich ook van mijn woorden bedienen, ook hij zal spreken over het einde om de mensen te laten geloven dat hij in mijn opdracht spreekt, om dan de gedachten van de mensen te richten op hun aardse leven, om hen er dan toe te brengen meer dan ooit de wereld aan te hangen en hij zal de kunst verstaan de wereld in zulke schitterende kleuren te schilderen dat de liefde van de mensen steeds meer naar de wereld is toegekeerd.

Er zullen voor het einde zeer veel valse profeten optreden die allen profiteren van het predikaat van ware profeet – die ook van het komende getuigenis afleggen, maar niet met het oog op mijn rijk, integendeel steeds alleen hun aardse doelen vooropstellen, maar die zich ook van mijn woorden bedienen, maar niet onzelfzuchtig zijn, veeleer trachten eigen voordeel te behalen. En daarom zal hun spreken niet beantwoorden aan de waarheid, daarom zal het wereldse nog te veel uit hun spreken te voorschijn stralen, want wie nog deel uitmaakt van de wereld, kan haar niet verloochenen. Maar u, mensen zult het kunnen voelen wie door Mij tot u is gezonden, zo u van Mij wilt zijn en in de waarheid vaststaan. Dan zult u duidelijk inzien wie tot u spreekt en u zult de roep van de echte profeten volgen, want zij willen u alleen naar Mij voeren, ze willen niets voor zichzelf en ze verachten de wereld.

Amen

BD.5988
29 juni 1954

Belofte van het leven – Jezus Christus

Ik wil het leven geven aan diegenen die de dood ontvluchten, die zich afkeren van hem die de dood in de wereld heeft gebracht en die geloof schenken aan mijn belofte dat ze eeuwig zullen leven als ze zich door Mij tot leven laten wekken. Ik alleen kan deze belofte waarmaken. Ik alleen kan de dood gebieden u los te laten en Ik alleen beschik over de kracht die u nodig hebt om te leven.

Laat wie leven wil daarom naar Mij komen en het leven uit mijn hand ontvangen. Wie werkelijk wil leven moet kracht van Mij begeren en hij zal ze onbeperkt kunnen betrekken. Ik wil u het leven geven, want Ik heb u lief en wil u daarom aan de dood ontwringen. Ik wil de levenloze toestand van uw ziel veranderen en haar het vermogen geven werkzaam te zijn tot vreugde van zichzelf. Ik wil dat ze in licht en kracht werkzaam kan zijn, al op aarde en eenmaal in het geestelijke rijk. Maar Ik kan niets doen tegen uw wil. Pas als u zelf de dood zult willen ontvluchten, zult u met mijn kracht gevoed kunnen worden. Pas wanneer u zich afwendt van de vijand van al het leven, heeft hij zijn macht over u verloren en gaat u het eeuwige leven tegemoet. Pas wanneer u uw schreden naar Mij richt, zal u de kracht toestromen die u het leven waarborgt. Want dan opent u zich voor de krachtstroom van mijn liefde en uw harten kunnen nu gevuld worden met het levenswater. En dan bent u de eeuwige dood ontvlucht. Alleen, zonder hulp, zult u echter nooit uw zielen van de vijand kunnen losmaken, want uw wil is verzwakt en deze wordt door hem gekneveld. Hij houdt u aan de grond en u zult nooit alleen kunnen opstaan.

En u zou nooit tot het leven kunnen ontwaken wanneer er niet Een voortdurend toegang tot u zou hebben. Een die door de vijand niet kan worden verhinderd bij u te komen, omdat die Ene sterker is dan degene die u gevangen houdt. Maar deze Ene kan u alleen helpen en u van hem bevrijden, wanneer u het zelf zult willen. En opdat u het zult willen raakt Zijn hand u aan en laat u de weldaad van Zijn liefde voelen. Hij kruist uw pad, opdat u aandacht aan Hem zult schenken en Hem het recht zult geven u te bevrijden: Jezus Christus die door Zijn dood aan het kruis het recht heeft verworven ook in de gebieden van zijn tegenstander door te dringen, om de boeien los te maken van hen die dat willen.

Mijn erbarmende liefde komt ook tot de zielen die zich in de diepte bevinden, zij het op aarde of in het rijk hierna. Waar grote nood is, daar is de Redder nabij. Daar laat Jezus Christus zich duidelijk zien, opdat de mensen de weg nemen naar Degene die hen alleen uit de macht van de dood naar het licht van het leven kan leiden. Hij is het Leven zelf dat op aarde vlees heeft aangenomen om het leven te geven aan hen die een prooi waren van de dood. In Jezus Christus kom Ik zelf u mensen tegemoet. En Ik breng u waarlijk het leven, zodra u zich door Mij zult laten helpen. Zodra u maar uw ogen op het kruis richt en nu de kracht ontvangt om op te staan, weerstand te bieden en u met mijn hulp te bevrijden uit de gevangenschap. Want Ik heb u verlost van de zonde en van de dood. Ik heb voor u het eeuwige leven verworven aan het kruis.

Amen

BD.5995
7 juli 1954

Gebreken van het lichaam – Lijden voor de ziel

Het lichaam zal vergaan, maar de ziel zal het verlaten om de eeuwigheid binnen te gaan in stralende volheid van licht, wanneer ze het aardse leven juist heeft gebruikt. Wees daarom niet bedroefd, wanneer het lichaam gebreken heeft, want dit lichaam draagt dan een last voor de ziel, opdat deze in vrijheid op kan vliegen in lichte hoogten, wees niet bedroefd, wees veeleer blij, want het is een pluspunt voor de ziel aan het einde van het aardse leven. Het is de weg tot welke u zich eens vrijwillig bereid verklaarde die te gaan, ook wanneer u daar in het aardse leven niets van weet, maar de ziel zag de mogelijkheid om rijp te worden in en nam het lot op zich, dat u moeilijk te dragen voorkomt. Maar kan uw lichaam zijn last niet meer aan, voelt u zich te zwak het kruis te dragen dat u werd opgelegd; kijk dan omhoog naar Hem en vraag Hem dat Hij uw last op Zijn schouders mag nemen en Hij zal u het kruis helpen dragen. Hij zal u kracht geven en u ondersteunen Hij zal steeds voor u klaar staan als u Hem aanroept om hulp.

U die zult moeten lijden op aarde, ondervindt in bijzondere mate de liefde van God, ook wanneer u dit niet begrijpt, ook wanneer het u onbegrijpelijk voorkomt dat Zijn liefde u een kruis oplegt. Doch het lichaam lijdt alleen maar en dat vergaat, maar de ziel wordt onuitsprekelijk lijden bespaard en de liefde en zorg van God gaat uit naar deze ziel, die Hij voor een lot zou willen behoeden dat heel wat smartelijker is dan het lijden dat het lichaam had te dragen gedurende het leven op aarde. En zodra u zich schikt in de wil van God, zodra u geduldig uw kruis draagt, lossen de omhulsels van de ziel op, ze wordt ontvankelijk voor licht, ze wordt vrij en hoeft nu ook de dood niet te vrezen, ze zal hem begroeten als toegang naar het rijk van het licht, met vreugde zal ze het lichaam afleggen en dankbaar zijn dat het voor haar heeft geleden. Want nu zal ze leven in licht en vrijheid en eeuwige gelukzaligheid.

Amen

BD.6000
13 juli 1954

De verrijzenis van het vlees

De wil de waarheid te kennen verzekert het ware denken en het juiste inzicht. U, die in de waarheid wilt wandelen u zult de zuiverste waarheid ontvangen en geen dwaling behoeven te vrezen – u zult steeds gezegend zijn als u de waarheid verspreiden wilt. Wat u echter nog onduidelijk is, wat u nog aanleiding tot twijfel geeft, leg dat aan Mij voor, opdat Ik u kan onderrichten en het dan licht in u kan worden.

De leer van de “verrijzenis van het vlees”, zoals u mensen haar graag zou willen opvatten, wordt ongegrond als u al iets met het geestelijk weten bekend bent. Als u dichter bij de waarheid gekomen bent en probeert de zin van al mijn woorden geestelijk te verklaren. Want wat Ik verteld heb is waarheid, die eeuwig onveranderlijk blijft bestaan. Maar de zin die u erin meent te lezen heb Ik waarlijk niet in mijn woord gelegd. Voor ieder mens die ernstig naar de waarheid zoekt is het echter mogelijk de geestelijke zin van mijn woorden te begrijpen. Wie mijzelf om opheldering vraagt, wie dus probeert in de waarheid door te dringen, die zal ook spoedig helder en duidelijk de geestelijke zin van het woord inzien en hij zal niet meer in letters blijven steken.

De “verrijzenis van het vlees”. Deze woorden betekenen voor u mensen hetzelfde als het leven na de dood. En voor u mensen betekent “leven” hetzelfde als lichamelijk rondlopen. Zo legt u deze woorden uit zolang uw geest nog niet ontwaakt is en zolang het u nog onbekend is wat onder “leven” eigenlijk te verstaan is. Mensen die niet aan een voortleven na de dood geloven, denken, dat hun bestaan eindigt bij hun lichamelijke dood. Voor hen betekent het verblijf in hun lichamelijk omhulsel “leven”. Zij weten weliswaar dat zij door de dood dit omhulsel verliezen, maar zij geloven niet aan een driedeling van lichaam, ziel en geest. Voor hen bestaat alleen het lichaam, het vlees, en met de dood ervan houdt voor hen het begrip “leven” op te bestaan .

De “verrijzenis van het vlees” betekent voor hen de opstanding van het lichaam. Zij verstaan daaronder alleen hun lichamelijk omhulsel. En voor hen is de leer van de “verrijzenis van het vlees” moeilijk te verteren, terwijl van kerkelijke zijde geëist wordt ze te geloven. En toch kan ook deze leer nog tot een zegen zijn als de mens daardoor aan een “opstanding”, aan een leven na de dood gelooft. Want door dit te geloven verandert hij misschien ook zijn wezen en deze verandering kan tot zijn ontwaken leiden, tot een doorstraling met mijn geest. Dan snapt hij ook de woorden “verrijzenis van het vlees” en dan vat hij ook de geestelijke zin ervan.

Verrijzenis betekent: Vanuit de dood tot het leven ontwaken, opstaan uit een toestand van slaap, uit het donker in het licht treden. En zo zal ook alles aan het daglicht komen wat tevoren in het donker van de geestelijke nacht verborgen lag. Het verrijst en openbaart zich, het wordt levend om te getuigen. In een toestand van dood geschiedt niets waarvan getuigenis kan worden afgelegd. Maar wat in het leven geschiedt, in de staat waarin u op aarde in het vlees leeft, dat openbaart zich dan en staat op om voor of tegen u te getuigen. Niet echter dat het materiële vleselijke lichaam weer uit het stof verrijst om u opnieuw te bekleden tot een nieuw leven.

Want het vleselijke lichaam is alleen een vergankelijk omhulsel voor de ziel, die echter onvergankelijk is en niet sterven kan. Die wel “geestelijk dood” kan zijn bij het scheiden van deze aarde, maar ook in het hiernamaals nog tot leven kan ontwaken, die dus ook daar nog kan “opstaan” als zij de weg tot Mij in Jezus Christus vindt en Ik haar zo het leven geven kan.

In Jezus Christus nam ook Ik “vlees” aan toen Ik op de aarde kwam – en ook dit “vlees” moest de aardse dood doorstaan. Maar Ik verrees uit de dood om u mensen te tonen dat ook uw leven met de dood van het lichaam niet beëindigd is, dat ook uw ziel kan verrijzen en eeuwig leven.

Ik liet echter ten teken van de waarheid van mijn woorden ook mijn lichaam verrijzen. Nochtans was het geen verrijzenis van het vlees – want mijn lichaam was vergeestelijkt. De ziel had het geestelijke kleed aangetrokken, ze had alle geestelijke substanties aan het aardse lichaam onttrokken omdat dit door mijn leven en sterven reeds geheel vergeestelijkt was. De stoffelijke substanties van het lichaam, die eigenlijk evenzo geestelijke substanties zijn, hadden hun eindbestemming reeds op aarde bereikt en konden zich zo bij de ziel aansluiten. En omdat Ik het zo wilde kon dat zichtbaar geschieden, tot versterking van het geloof van mijn discipelen.

En omdat wat geestelijk volmaakt is niet aan de aarde gebonden is, kon Ik Mij in geestelijke sferen verheffen toen Ik ten hemel voer. En zo zult ook u mensen na uw opstanding een lichaam hebben, een geestelijk kleed, maar dit zal er uit zien als was het uw vlees, want wat u gezaaid hebt zult u oogsten. Hebt u gezondigd in het vlees, dan zal uw zielenkleed dat verraden. Hebt u goede daden en werken verricht, dan zult u “stralen” en zo voor iedereen kenbaar zijn. Maar nooit zal uw ziel het zware aardse kleed weer omdoen dat alleen voor deze korte aardse tijd uw verblijfplaats was, om in de materiële wereld haar opdracht te vervullen.

Wie de zin en het doel van de materiële schepping kent; de ontwikkelingsgang van het gevallen geestelijke door de schepping met het doel de weg omhoog te gaan tot Mij, die heeft die opheldering niet meer nodig. Maar hij moet de leer van de “verrijzenis van het vlees”, die onzinnig is door verkeerde uitleg, ook kunnen weerleggen. Als u echter beslist van de verrijzenis van het “vlees” wilt spreken, neem dan met deze uitleg genoegen: dat mijn woord zal opstaan om te getuigen, voor of tegen u.

Want Ik ben het vleesgeworden Woord en Ik benader ieder mens in het woord. En als de laatste dag gekomen is en u allen voor de Rechter moet verschijnen dan zal mijn woord u tot een oordeel worden, u die mijn woord aannam maar het al naar gelang uw eigen wil gebruikt hebt. Dit vlees zal verrijzen, want het werd u als voedsel aangeboden. U moet “mijn vlees eten en mijn bloed drinken” – dat wil zeggen: u moet dus mijn woord hongerig aannemen en u erdoor laten versterken. Want u zult zich moeten verantwoorden voor Mij hoe u mijn liefdesgave benut hebt.

Deze uitleg is geheel volgens de waarheid. Zij moet u aansporen om uw leven in het vlees op deze aarde goed te gebruiken, doordat u zich door Mij te eten en te drinken laat geven, Ik, die het Woord van eeuwigheid ben, dat om uwentwille “vlees” is geworden. Uit beide uitleggingen zal u ware wijsheid tegenstralen, zelfs als u nog niet in het geestelijk weten bent doorgedrongen. En iedere uitleg van Mij zult u bereidwillig aannemen als u een ontwaakte geest hebt. Want elke zal u bevredigen, terwijl de verkeerde uitleg van mijn woord een afkeer in u opwekt of opwekken zou, omdat deze verkeerde uitleg afkomstig is van mijn tegenstander wiens doel het is de gedachten van de mensen te verwarren, hen van de waarheid af te brengen en hun ieder geloof in een leven na de dood te ontnemen.

Zo’n verkeerde uitleg getuigt ook van het geestelijk lage niveau van de mensen, in het bijzonder echter van hen die mijn woord aan de mensen brengen, maar zelf nog niet in de geestelijke betekenis van mijn woord zijn doorgedrongen. De letter doodt, pas de geest maakt levend. En om deze geest moet u allen vragen. U moet bidden dat uw denken verlicht wordt en u moet streven naar de zuivere waarheid, en uw gebed zal dan waarlijk weerklank bij Mij vinden.

Amen