Inhoud
BD.5501 Goddelijke eigenschappen in de mens – Bewijs door Jezus Christus
BD.5502 Armoede van geest – Deemoed – Genade
BD.5503 Het verlies van aardse goederen kan geestelijke schatten opleveren
BD.5505 Strijden en worstelen voert naar het doel
BD.5507 Elke dag is een geschenk
BD.5508 “Kom allen tot Mij”
BD.5513 Worstelen in de geestelijke wereld – Voorbede en het uiteenzetten van het evangelie
BD.5515 Reiniging van het hart als tempel van God
BD.5517 Liefde voor de wereld – Ernstige aanmaning
BD.5518 Het opwekken van de geestelijke honger
BD.5519 Het toezenden van het zuivere evangelie is noodzakelijk
BD.5526 De geestelijke nood is groter dan de aardse – Het werkzaam zijn van de tegenstander
BD.5528 De vervolging van de discipelen der eindtijd
BD.5534 Deelname aan het verlossingswerk van Christus – Navolging van Jezus
BD.5545 Totale overgave aan God waarborgt vaderlijke zorgzaamheid
BD.5546 Geestelijke dwang – Dogma’s – Waarheid
BD.5547 Waar christendom
BD.5548 Waar christendom – Navolging van Jezus
BD.5550 Ernstige aanmaning om aan uw ziel te werken
BD.5551 De wonderwerken van het kind Jezus
BD.5552 Uitleg van de woorden van Christus – Het toezenden van het zuivere evangelie
BD.5554 De zegen van geestelijke kennis in het hiernamaals
BD.5556 Geestelijke nood – Onwaarheid, vals beeld van God
BD.5557 Aardse opdracht; wilsbeslissing
BD.5564 De stem van de Vader (Kerstmis)
BD.5565 Geestelijke nood – Verkeerd denken
BD.5572 De tegenstander weet dat hij niet veel tijd meer heeft
BD.5575 De zin van lijden en ziekte
BD.5577 Gods geest in de mens Jezus – Het navolgen
BD.5581 De onbeduidendheid van aardse zorgen
BD.5587 Deemoed
BD.5589 Einde plotseling midden in de roes van werelds genot
BD.5591 De nood van de zielen in de diepte – Voorbeden
BD.5592 “Ik ben het Licht van de wereld” – Licht is waarheid
BD.5593 God verdoemt niet, integendeel, Hij wil verlossen
BD.5594 Het overwinnen van de materie
BD.5595 De wil bepaalt het schenken van genade – Genade
BD.5598 “Ik ben sinds eeuwigheid” – De schepping van Lucifer
– * –
BD.5501
6 oktober 1952
Goddelijke eigenschappen in de mens – Bewijs door Jezus Christus
In u rusten verborgen krachten die u alleen aan het licht zou hoeven te brengen om buitengewoon te kunnen voortbrengen en werken. U bent van goddelijke herkomst, maar daar weet u niets meer van. U hebt uw goddelijke eigenschappen opgegeven toen u oertijden geleden van Mij afviel. Maar uw oerwezen is goddelijk en hoeft alleen maar weer tevoorschijn te komen, wat alleen in uw macht en in uw wil mogelijk is. Uw wil is vrij en kan zowel volheid aan kracht als ook krachteloosheid voor u betekenen, want uw wil bepaalt uw instelling tegenover Mij en dus ook tegenover de liefde in u. De liefde maakt alle in u gebonden krachten los, de liefde zal alle goddelijke eigenschappen in u weer tevoorschijn laten komen, de liefde is in zich kracht en licht en daarom zal alle krachteloosheid en alle donkerte van u mensen wijken en u zult werkzaam kunnen zijn in kracht en wijsheid.
De mens zijn grenzen aan zijn bekwaamheid gesteld, zolang hij alleen dat is wat hij bij het begin van zijn levensweg op aarde was, een met de materie nauw verbonden wezen dat nog geheel in de duisternis van geest staat. In overeenstemming met de natuur kunnen zijn bekwaamheden zich ontwikkelen, ze kunnen ook bijzonder tevoorschijn komen in verbinding met lagere krachten, wanneer een mens zich duidelijk aan de satanische invloed overgeeft. Maar ze kunnen ook een opvallende vlucht nemen door de verbinding met de goede geestelijke wereld, er kunnen krachten tot ontplooiing komen die menselijk natuurlijke vermogens ver overtreffen. En toch is het dan de toestand die alleen natuurlijk zou zijn, omdat de oervermogens tot doorbraak komen die uw eigen wezen kenmerken, de goddelijke herkomst.
Alles is een mens dan mogelijk. Hij kan werken met bovenmenselijke kracht, hij kan alles wat verkeerd is, in goede banen leiden, hij kan zieken genezen, wonderen verrichten, in wijsheid spreken, hij kan schouwen in het rijk van de geesten, zich op natuurlijkste wijze met hen verbinden, hij kan zich te allen tijde daarheen verplaatsen waar hij wil, hij kan mensen doorzien, verleden, heden en toekomst zijn hem duidelijk, hij kan alles wat een God maar mogelijk is, want hij is mijn kind, hij is een goddelijk schepsel dat alle bekwaamheden in zich draagt. En al deze goddelijke eigenschappen liggen in de mens besloten. Hij slooft zich uit en worstelt gedurende het leven op aarde, hij is geestelijk blind, hij weet niet waartoe hij in staat is bij een juiste instelling tegenover Mij, bij een levenswandel in liefde.
De mens Jezus heeft de mensheid wel getoond, waartoe een mens in staat is, die de liefde in zich tot de hoogste ontplooiing brengt, maar hoe weinig mensen nemen een voorbeeld aan Hem. Hoe weinig slechts volgen Hem na, hoe weinig overschrijden daarom de grenzen van het natuurlijke en kunnen bovennatuurlijk werkzaam zijn in hoogste gelukzaligheid. In u allen sluimeren deze krachten en willen gewekt worden, u allen zult schatten op kunnen graven die u gelukkig maken, u allen zou de erbarmelijke toestand van uw menszijn kunnen veranderen in een overgelukkige. Want u allen zou kunnen werken en scheppen als goden, wanneer u maar een ding zou willen doen: uw hart tot liefde vormen. Want de liefde is een godsbewijs, de liefde vergoddelijkt alles, de liefde is de kracht die u alles mogelijk maakt, die u aaneensluit met Mij, zodat u zich van mijn kracht zult kunnen bedienen, die niets onmogelijk is.
Maar zonder liefde bent u gekluisterd, zonder liefde bent u geestelijk blind, dus zonder liefde krachteloos en zonder licht en daarom ongoddelijk. Maar u bent wezens in het bezit van de vrije wil en daarom bepaalt u zelf uw toestand. U bepaalt zelf tot wie u zich keert, de vorst der duisternis, die u ongelukkig maakt, of Hem uit Wie u bent voortgekomen in licht en kracht.
Amen
BD.5502
8 oktober 1952
Armoede van geest – Deemoed – Genade
Die zich in de geest arm voelen, trekken Mij tot zich want ze zijn deemoedig en hulpbehoevend, ze voelen zich zwak en onwaardig en vragen Mij om erbarmen. Ze zijn deemoedig en vinden daarom genade bij Mij. Ik neig me naar al het zwakke als het me roept, want voor Mij is niets te klein en te gering en mijn erbarmende liefde beschermt en sterkt het zwakke, hulpeloze; Ik trek het tot me omhoog om het nimmermeer los te laten. Maar wie is arm van geest, wie is zo diep deemoedig dat hij genade vindt in mijn ogen? Het is degene die van zichzelf inziet dat hij op verre afstand van Mij staat, die voor Mij zijn knie buigt in de geest, die zich volledig en helemaal aan Mij onderwerpt om door Mij in genade te worden aangenomen, die maar steeds tracht mijn liefde te winnen en zich toch mijn liefde onwaardig voelt.
De deemoed van een mensenkind trekt Mij sterk aan, want in de deemoed tegenover Mij verbergt zich ook de liefde tot Mij een liefde die het niet waagt ongeroepen tot Mij te komen. En toch roept de ziel Mij onbewust door haar deemoed. Want er gaat een zacht schijnsel van haar uit, dat Mij aantrekt omdat iets goddelijks Mij al toe straalt, omdat de geestelijke armoe het teken is dat de ziel Mij heeft herkend. En dit herkennen ook het toewenden naar Mij als gevolg heeft.
Wie zich geestelijk arm voelt, heeft mijn liefde gewonnen voor eeuwig en mijn genade zal onophoudelijk overvloeien, want de deemoedige schenk Ik mijn genade. Ik ken het menselijke hart precies, Ik laat me niet om de tuin leiden door gebaren, Ik ben op de hoogte van alles wat de ziel denkt en wil en niets blijft Mij verborgen wat onuitgesproken blijft, maar toch de gedachten bezighoudt en voor Mij altijd duidelijk zichtbaar is.
En daarom kan Ik genaden uitdelen, maar ook genaden beperken Ik kan het voor Mij knielende kind opheffen en Ik kan laten vallen die zich met een aanmatigende geest wel voor de wereld als deemoedig voorstelt maar nooit van ’n ware deemoed getuigt.
Daarom stroomt zo menig mens genade zonder mate toe, terwijl andere arm voortgaan. Maar Ik zou alle mensen graag een overvloedige mate van genade willen schenken, Ik zou willen dat alle hun geestelijke armoede zouden inzien, dat ze allen de verwijdering van Mij zouden willen gevoelen en uit het diepst van hun hart de handen smekend naar Mij uitstaken, omdat Ik hen dan gelukkig zou kunnen maken met mijn genade.
Want wie in het bezit is van mijn genade, is ook spoedig in het bezit van Mij zelf, omdat Ik diegene nooit laat weggaan die in de juiste verhouding van kind tot Mij staat, die als een kind vragend naar de Vader komt en Hem aanroept om hulp en kracht.
Wie zich groot en verheven voelt, zal naar beneden storten, wie meent in de diepte te zijn, omdat hij zichzelf ziet als zwak en zondig, zal worden opgeheven door mijn liefde en voor eeuwig van Mij zijn, hij zal uit mijn hand een ruime mate van genade kunnen ontvangen en daarom zeker ten hogen gaan.
Amen
BD.5503
10 oktober 1952
Het verlies van aardse goederen kan geestelijke schatten opleveren
Voor datgene wat u mensen aards wordt afgenomen of verboden blijft, krijgt u geestelijk een rijkelijke schadeloosstelling als u er naar streeft u geestelijk te vervolmaken. U zult nooit vergeefse geestelijke verzoeken doen, want elke geestelijk gerichte gedachte is God welgevallig en daarom ook steeds succesvol. Maar hoe dieper u mensen in de materie verstrikt bent, des te minder zijn uw gedachten geestelijk gericht en daarom moet deze materie tevoren van u worden afgenomen om uw denken te veranderen. En daarom is het steeds alleen maar als een middel ter vervolmaking te beschouwen, wanneer u gedwongen wordt van materiële goederen afstand te doen. Maar nooit zult u met lege handen vertrekken, veeleer zult u des te rijkelijker geestelijke goederen in ontvangst kunnen nemen, als u het alleen maar zou willen. U zult wel aardse materie kunnen bezitten, maar ze mag nooit de baas over u zijn. Ze moet te allen tijde opgeofferd kunnen worden, wat echter alleen gemakkelijk is wanneer de waarde van geestelijke goederen wordt ingezien. En deze waarde zult u mensen pas beseffen als u zich in aardse nood bevindt, als menselijke bijstand u niet gegeven kan worden maar altijd om geestelijke bijstand moet worden gevraagd, die dan ook als buitengewoon krachtgevend wordt ervaren.
Wat u aan aardse goederen bezit kan van u worden afgenomen, maar nooit zult u het verlies van geestelijke goederen hoeven te vrezen, als u zich gelegen laat liggen aan het bezit ervan. Het verlangen naar geestelijk bezit zal steeds worden vervuld, maar aards bezit blijft niet gegarandeerd uw eigendom. Alleen wanneer u het juist – dat wil zeggen naar de wil van God – gebruikt en dus tot zegen van uw medemensen bezig en werkzaam zult zijn, dan zal God het ook voor u zegenen en vermeerderen. Maar dan hebt u mensen u al zelf losgemaakt van de materie. U begeert ze niet meer met heel uw hart, maar werkt ermee ten bate van uw medemensen. Maar klaag niet als aards bezit van u wordt afgenomen, dan weet God waarom Hij het toelaat en ook het verlies van zulke goederen strekt u tot zegen. Want dan overlaadt Hij u met genadegaven van geestelijke aard en dan hoeft alleen uw wil bereid te zijn, ze te benutten voor eigen voltooiing en die van uw medemensen. Treur daarom nooit om materiële goederen die van u worden afgenomen. Ze zijn waardeloos voor de eeuwigheid, maar het verlies ervan kan u waardevaste goederen opleveren die u gelukkig kunnen maken, al op aarde en eenmaal in het geestelijke rijk. Wat u zich geestelijk verschaft en verzamelt, zal voor u behouden blijven en een rijkdom betekenen die onvergankelijk is. Maar wat u aan aards materiële goederen bezit, geef dat graag en met vreugde weg en ruil deze in voor geestelijke goederen, want de tijd komt, waarin alleen maar deze goederen zullen baten, waarin alles vergaat wat u heden nog uw eigendom noemt.
Amen
BD.5505
12 oktober 1952
Strijden en worstelen voert naar het doel
In het strijden en worstelen zult u uw doel op aarde bereiken, de volmaaktheid van uw ziel. Deze volmaaktheid kan u niet uit mijn liefde worden geschonken. Integendeel, aan u zelf is de taak gesteld u te vormen zodat u als volmaakt binnen zult kunnen gaan in het geestelijke rijk. En deze taak vereist uw wil om te strijden en alles te overwinnen wat u als onvolmaakt wezen kenmerkt. U zult dus moeten worstelen, alle kracht gebruiken. U zult een strijd moeten voeren met u zelf. En deze strijd is vaak zwaarder dan tegen een vijand te strijden die u van buitenaf tegemoet komt. Want van de vijand die u in u hebt, houdt u nog, daar het u anders gemakkelijker zou vallen hem te verdringen.
De liefde voor uw fouten en zwakheden zal u niet ernstig genoeg te werk laten gaan en daarom wordt van u gevraagd ernstig te worstelen en strijden om als overwinnaar tevoorschijn te komen, om uw doel op aarde te bereiken, dat uw ziel de rijpheid heeft verkregen die voor het binnengaan in het lichtrijk vereist is. En het zal voor u begrijpelijk zijn dat de strijd des te makkelijker voor u is, hoe minder u nog zult houden van uw “ik” met fouten. U zult daarom uzelf moeten trachten te doorzien, om ook dat te verafschuwen wat nog aan u kleeft, wat u zult moeten overwinnen. Pas wanneer u zult inzien dat u onvolmaakt bent, zult u er ernstig naar streven zo te worden, zoals het mijn wil is. En dan zult u bewust strijden en worstelen. U zult streven naar volmaaktheid en ook de kracht zal u toestromen, dat uw strijd zegenrijk zal eindigen.
Wie echter de wereld nog al te zeer achting schenkt, die zal zichzelf ook niet herkennen en hij maakt daarom ook geen aanstalten een innerlijke verandering te voltrekken. Zijn leven op deze aarde zal wel schijnbaar gemakkelijk zijn, innerlijke scrupules en bedenkingen kent hij niet. Wat hij doet houdt hij voor juist omdat hij alleen het aardse voordeel overweegt, maar niet de schade die zijn ziel oploopt door zijn handelen. Want hij heeft geen besef van zijn toestand, zijn bestemming en zijn taak op aarde.
De mens moet zich ernstig aan zelfbeschouwing onderwerpen, dan pas zal hij strijden tegen zijn verkeerde liefde, tegen alle aandriften en fouten die hij nog in zich heeft als gevolg van de vroegere zonde. Strijden en worstelen zijn absoluut noodzakelijk, wil de mens volmaakt worden. Maar met een ernstige wil zal hij de overwinning behalen en zijn lot zal heerlijk zijn.
Amen
BD.5507
14 oktober 1952
Elke dag is een geschenk
Elke dag is nog een geschenk voor u, dat u op een wijze manier zou moeten gebruiken. Want u zult nooit meer datgene kunnen inhalen wat u op aarde verzuimde, zelfs wanneer ook in het rijk hierna voor u een positieve ontwikkeling mogelijk is. Maar op aarde zult u veel meer kunnen bereiken, omdat u kracht ter beschikking staat die u in het geestelijke rijk mist als u op aarde hebt gefaald. Het is een volledig andere toestand voor uw ziel als ze het lichaam heeft verlaten, als ze geen geestelijke kracht mee kan nemen, die ze wel hier op aarde kan verwerven en die voor haar een onnoemelijke rijkdom betekent in het geestelijke rijk. Hier op aarde kan ze dagelijks en elk moment werken voor haar ziel en geestelijke goederen verzamelen. In het hiernamaals heeft ze ondersteuning nodig van liefdevolle wezens om zich toevoer van nog enige kracht te verschaffen. En ze denkt berouwvol aan de onbenutte tijd op aarde, zodra ze tot inzicht zal komen wat ze heeft verzuimd.
Elke dag die u nog op aarde vertoeft, is een geschenk van God, waar u vrij bezig zult kunnen zijn en veel kunt verwerven. Maar alleen deze tijd naar de wil van God te benutten, levert u geestelijke rijkdom op. En daar wordt u steeds toe aangespoord, omdat onherroepelijk elke dag verloren is, die u niet hebt geleefd voor de eeuwigheid, die u alleen hebt gebruikt voor wereldse verplichtingen, daar u alleen aardse goederen hebt verworven die vergankelijk zijn. Voor ieder van u is binnenkort het einde gekomen. Slechts weinigen zullen het laatste einde meemaken, maar het merendeel zal tevoren reeds worden weggeroepen, voordat ze wegzinken in de diepte. Want de laatste tijd stelt grote eisen aan de vrije wil van de mens, die voor de ziel werkzaam moet zijn, maar alleen voor het lichaam zorgt en vergaart. De laatste tijd wordt slechts door weinig mensen zo benut, zoals het nodig is om een hiernamaals vol licht binnen te kunnen gaan. Maar de meeste mensen denken niet aan hun ziel. Ze luisteren niet naar de aanmaningen en waarschuwingen die de liefde en barmhartigheid van God hun nog doet toekomen. Ze geloven niet en dat is hun ondergang.
En Gods barmhartigheid neemt voortijdig van de aarde, bij wie er nog een mogelijkheid bestaat dat ze in het rijk hierna hogerop kunnen klimmen, al is het ook onder heel wat moeilijker omstandigheden dan op de aarde. Doch waar dit vooruitzicht niet bestaat, behouden de mensen hun lichamelijk leven tot aan het einde om dan als volledige mislukkingen een vreselijk lot tegemoet te gaan: weer ingelijfd te worden in de materiële scheppingen ten behoeve van hun opwaartse ontwikkeling vanuit de diepte. Elke dag is voor u mensen nog een geschenk, dat u zult moeten benutten naar het beste vermogen. Leef naar de wil van God en vergaar en werk alleen voor het leven van de ziel. Want de aarde zal vergaan en met haar alles wat op haar leeft.
Amen
BD.5508
15 oktober 1952
“Kom allen tot Mij”
U zult in mijn armen kunnen vluchten als u belast en beladen bent.
Want mijn liefde wil u allen omvatten en niemand zal Ik van Mij afstoten die in zijn nood tot Mij komt en Mij om hulp vraagt.
Ik wil troosten en kracht schenken. Ik wil wonden helen en zwakken sterker maken. Ik wil in alle harten hoop en vertrouwen wekken. Ik wil mijn genaden uitdelen, omdat de ziel van niemand gezond kan worden zonder genade. Kom allen tot Mij die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, Ik zal u verkwikken. Maar wie zwak is in het geloof, hoort deze woorden wel, maar neemt ze niet aan, al zijn ze ook tot hem gesproken. Hij draagt zijn last verder die Ik hem toch gaarne zal afnemen wanneer hij zich aan Mij overgeeft. Kom tot Mij – uw wil zelf moet u naar Mij toe drijven, want Ik legde alleen daarom de last op uw schouders opdat u de weg naar Mij zou vinden.
Elke nood is een lokroep van uw hemelse Vader, die in Zijn liefde naar uw liefde, naar uw komst, verlangt, om u gelukzalig te kunnen maken. En zo ook moeten noden van de ziel u naar Mij toe leiden, alles moet u Mij toevertrouwen, want Ik wil dat u zich ontdoet van datgene wat u terneerdrukt.
Wel ken Ik al uw lijden en noden, maar Ik kan u pas dan helpen, wanneer u Mij alles voorlegt, omdat Ik wil dat u zich als mijn kinderen tegenover de Vader gedraagt, omdat Ik wil dat u steeds de weg gaat die alle goede kinderen gaan, de weg naar de Vader, die in Zijn liefde elke zorg van hen wil afnemen en hen met raad en daad bijstaat om hen gelukkig te maken in tijd en eeuwigheid. Vlucht altijd in mijn armen, die zich beschermend over u uitspreiden, die u over klippen en wegen vol stenen heen dragen, die u met liefdevolle zorg begeleiden zolang u op aarde leeft. Heb altijd maar vertrouwen, want Ik stoot geen van u van Mij af, al waadt u ook in zonden.
Ik wil u vrij maken van zonde en schuld. Kom maar naar Mij, u allen die belast en beladen bent.
Roep Mij, dat Ik erbarmen met u heb en Ik zal u verhoren. Ik zal u mijn handen toesteken, opdat de weg naar Mij voor u gemakkelijk zal worden, want Ik wil helpen en genezen, Ik wil zieken en zwakken die zichzelf alleen niet meer kunnen helpen, gelukkig maken en u allen moet in Mij diegene herkennen, die u heeft verlost, omdat Zijn liefde voor u overgroot is.
Amen
BD.5513
22 oktober 1952
Worstelen in de geestelijke wereld – Voorbede en het uiteenzetten van het evangelie
In de geestelijke wereld is het een onvergelijkbaar worstelen, want het aantal onedele geesten reikt tot in het onmetelijke. En voortdurend nemen ze in aantal toe, omdat de mensen die van de aarde zijn heengegaan, geheel in de ban zijn van degene die het rijk van de duisternis regeert. Het is een ogenschijnlijk onbeheersbare taak, zielen uit dit rijk te verlossen. Het is een worstelen van de kant van de lichtwereld, dat steeds alleen met liefde wordt gevoerd en bovenmatig veel geduld en volharding vereist. Want steeds weer zijn de duistere wezens actief om een ziel die hun wil ontvluchten, tegen te houden, om welke reden als het ware tussen de lichtwezens en de krachten der duisternis het worstelen plaatsvindt, om de zielen van de mensen die nog niet helemaal hopeloos ten prooi zijn gevallen aan de tegenstander van God. Maar het gaat erom, de wil van de zielen te stimuleren, dat deze naar boven verlangt, omdat dan de lichtwezens met hun kracht kunnen ingrijpen, terwijl ze tevoren geen enkele kracht mogen toepassen. En deze moeite, de wil van de zielen juist te richten, is onvergelijkelijk moeilijk en vaak zonder resultaat. Wat er ook aan de zielen wordt uiteengezet, ze zijn ongelovig en nemen niets aan. En toch mogen ze niet door de lichtwezens worden opgegeven, omdat alleen volharding naar het doel leidt. Ze kunnen ook niet in hun volheid van licht voor de zielen der duisternis verschijnen, om de wil niet te dwingen hun gehoor te schenken. Ze moeten zich in hetzelfde omhulsel vertonen en als vanuit zichzelf hun de nood belichten, om ze te bewegen hun toestand te veranderen. Hun liefde treft hen weliswaar weldadig, maar de geestelijke nood van de zielen is vaak zo groot dat ze afgestompt zijn en niet meer toegankelijk voor onderrichting. Ze zijn alleen te winnen door steeds weer nieuwe pogingen, omdat ook hun nood ondraaglijker wordt, hoe langer ze weerstand bieden. Hebben nu de lichtwezens van de kant van de mensen op aarde ondersteuning door voorbede of het doen toekomen van het evangelie door middel van gedachten, dan zijn de zielen makkelijker bereid ze aan te horen, omdat zij een kracht ontvangen die hun wil om af te wijzen verzwakt. En dan hebben de inspanningen van de lichtwezens ook succes. De gedachten van de mensen op aarde kunnen ware wonderen verrichten in het geestelijke rijk.
De zielen krijgen daardoor een zekere ondernemingslust. Ze voelen een kracht die ze nu zouden willen gebruiken en ze hebben plotseling het verlangen hun ellendige toestand te verbeteren. Ze zien als het ware uit naar een gelegenheid hun huidige toestand te ontvluchten en ze zullen ook steeds hulpvaardige wezens vinden.
Lichtwezens, die voor hen echter niet als zodanig herkenbaar zijn, die hen nu met raad en daad bijstaan. De lichtwezens zijn onvermoeibaar bezig, de aan hen toevertrouwde zielen omhoog te leiden. Alleen het eerste begin is vaak ongelofelijk moeilijk, voordat de wil van de ziel bereid is hen aan te horen. Want dan spannen de vijandige krachten zich onafgebroken in, ze tegengesteld te beïnvloeden en allen af te wijzen die hen willen helpen. Het gebed van een mens op aarde kan dan een onnoemelijk zegenrijke uitwerking hebben, want de daardoor aan de ziel overgebrachte kracht wordt steeds in positieve zin gebruikt. Het is alsof de ziel dan de vijandige houding van de lagere krachten en de wil der lichtwezens om te helpen zal inzien, en ze keert zich opzettelijk al naar de laatsten toe en van de lagere krachten af. Van één kant moet de zielen hulp worden geboden, wanneer ze zelf nog niet hebben ingezien waar het om gaat. En daarom is de liefdevolle voorbede de betrouwbaarste schenking van kracht, omdat ze ook aan het nog van God afgekeerde wezen als weldaad voelbaar is en het nu de kracht gebruikt – dat wil zeggen: zijn wil verandert – dus door het toestromen van kracht de weerstand opgeeft en nu gemakkelijker te leiden en te beïnvloeden is door de wezens die het willen helpen opwaarts te gaan.
Het worstelen om deze zielen is ontzettend zwaar, maar toch niet hopeloos. En daarom worden de lichtwezens niet moe en verslappen ze niet, tot ze de zielen uit de duisternis hebben getrokken naar het eeuwige licht.
Amen
BD.5515
24 oktober 1952
Reiniging van het hart als tempel van God
Ik wil in u wonen. Daarom moet uw hart ook zo geaard zijn dat Ik Mij daarin kan ophouden. En Ik kan alleen daar verblijven waar al het niet-goddelijke tevoren verwijderd werd. Ik kan alleen in een tempel van de liefde zijn, in een opnamevat dat waardig is Mij zelf in zich te dragen. En het vereist heel veel arbeid aan zichzelf het hart zo te vormen dat Ik daarin kan verblijven. Want als er rommel verwijderd wordt, breidt zoiets zich al weer uit en de arbeid moet onvermoeibaar verricht worden tot het hart getooid is met de deugden die Mij nu daarin verblijf laten nemen.
Ik ben vol van liefde en geduld, dus zult u dat ook moeten zijn. Ik ben zachtmoedig en boven alles vredelievend, en zo moet ook u uw best doen aan Mij gelijk te worden. Ik ben vol toegevendheid en begrip voor alle zwakheden en vraag van u hetzelfde, ook al zult u niet de graad bereiken die u op aarde al tot een goddelijk wezen vormt. Ik vergeef degenen die Mij beledigd hebben en vergeld het hun met genadegeschenken van allerlei aard, en zo mag ook u geen enkel medemens een onrecht kwalijk nemen, u moet met gelijkmoedigheid en vriendelijkheid diegenen bejegenen die u krenkten, en u zult hun liefde moeten geven en dus ook moeten trachten hun liefde te winnen.
U zult steeds een voorbeeld moeten nemen aan mijn levenswandel op aarde, daar Ik als mens met dezelfde tegenwerkingen te kampen had en toch overwinnaar bleef, omdat de liefde Mij kracht gaf, die ook u te allen tijde zult kunnen betrekken, wanneer u maar veel liefde geeft. Een zo gelouterd hart zal er zich spoedig van bewust worden wie het in zich draagt, want de liefde trekt Mij heel sterk aan, de liefde maakt het hart mooi en daarnaast kan niets blijven bestaan wat mijn tegenwoordigheid zou kunnen verhinderen. En u zult niet moeten oordelen, u zult dat aan Mij moeten overlaten en Ik oordeel waarlijk rechtvaardig, maar toch anders dan u, omdat Ik ook dat wat nog ver van Mij afstaat liefheb en eens wil winnen.
Tracht te leven naar mijn voorbeeld op aarde en de poging zal u beloond worden. Want wie serieus wil, wordt ook in overvloed mijn kracht toegestuurd om zijn wil ook uit te kunnen voeren. Wie ernstig naar innerlijke voltooiing streeft, zal ze bereiken, want hij zal Mij als zijn Helper spoedig in zich voelen en samen met Mij zal hem alles licht vallen, ook het bereiken van een graad van rijpheid, die het streven en doel van u allen moet zijn. Uw hart zal voor Mij een woonplaats worden en blijven en Ik zal zelf bij u aanwezig zijn tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.5517
26 oktober 1952
Liefde voor de wereld – Ernstige aanmaning
De mensen willen de wereld niet opgeven en daarom proberen ze compromissen te sluiten die Ik echter niet kan laten gelden. Niemand kan twee heren dienen, in het bijzonder niet dan, wanneer beiden in hun wezen volledig tegengesteld zijn. En zo is de wereld met al haar vreugden en bekoringen volledig tegengesteld aan dat waar u mensen naar zult moeten streven: het geestelijke rijk waar Ik Heer van ben en zal blijven. Wel staat u midden in de wereld om u waar te maken, om te leren de wereld te overwinnen, maar niet om er ten volle van te genieten zodat al uw lichamelijke wensen bevredigd worden, want in gelijke mate laat u de ziel onbevredigd.
U houdt bij uzelf rekening met een natuurlijke afname van uw begeerten en wensen bij toenemende ouderdom en gelooft dan nog tijd genoeg te vinden om aan uw ziel te denken. Maar weet u of u nog lang op aarde bent? Weet u of u een ouderdom volgens uw wil beleeft? En weet u hoe arm en ellendig u het rijk hierna binnengaat als u plotseling zult worden weggeroepen? Bijgevolg is het onverstandig het belangrijkste in het leven op aarde uit te stellen naar een voor u nog onzekere tijd. En bijgevolg zult u ook moeten beseffen, dat de genoegens van de wereld, een werelds bevredigend leven op deze aarde niet goed kan zijn in mijn ogen, daar u er anders geen rekening mee zou hoeven te houden dat elke dag uw laatste kan zijn.
Ieder mens die slechts een gering geloof heeft in Mij en aan een voortleven na de dood, zal door een onbehaaglijk gevoel worden overvallen als hij zich een plotselinge dood voor ogen houdt, omdat hij weet dat hij niet in overeenstemming met mijn wil leeft, maar zichzelf verdooft met de wereld en haar vreugden. Alleen geheel ongelovige mensen hebben geen enkele bedenking of gewetensbezwaar, wanneer ze uit de wereld halen wat ze maar kunnen. Ze hebben de stille maner in zich al lang verdoofd, die echter nog steeds zijn stem zal laten klinken bij diegenen die niet zonder geloof zijn.
En voor dezen zijn mijn woorden bedoeld, dat ze moeten denken aan een plotseling weggeroepen worden, dat de wereld hun niet dat geeft wat duurzaam is voor de eeuwigheid, dat ze niets kunnen meenemen in het geestelijke rijk wat hun op aarde begerenswaardig toeschijnt. Ze moeten er aan denken dat ze zich los moeten maken van het wereldse en dat ze dat ook gemakkelijk kunnen, wanneer ze de liefde in zich tot ontplooiing brengen. Dan is voor hen niets meer begerenswaardig, wat toebehoort aan degene die een tegenstander is van Mij en daarom zonder enige liefde is. De liefde geeft hem ook het juiste inzicht in de waarde en waardeloosheid van de dingen. Alleen de liefde is het tegenwicht voor de wereld, want wie de liefde heeft, knoopt ook de band aan met de eeuwige Liefde en Deze wordt nu het doel van zijn wensen en begeerten. De wereld verbleekt en bekoort niet meer. De ziel wordt nu meer bedacht dan het lichaam. De mens leert de wereld overwinnen en dan leeft hij zijn leven ook zinvol en doelmatig. En hij hoeft ook niet een plotseling weggeroepen worden te vrezen, want de ziel heeft dan de weg gevonden die naar haar ware vaderland voert.
Amen
BD.5518
27 oktober 1952
Het opwekken van de geestelijke honger
De geestelijke honger moet worden gewekt onder de mensen. En dit vraagt om het aanbieden van smakelijke voorproefjes, die juist het weten bevatten dat voor de mens onduidelijk was. Ieder mens is op een bepaald gebied onzeker. Ieder mens heeft een bijzonder probleem dat hem bezighoudt. En als hem daarover uitsluitsel kan worden gegeven, opent hij zijn hart ook voor verder weten. En het is dan van het grootste belang wanneer de onderwijzende hem geen antwoord ontzegt, wanneer hem alle denkbeelden bekend zijn en zodanig duidelijk dat hij zijn weten aan de medemens kan overbrengen, dat hij de honger stilt van de mens die naar waarheid verlangt.
In de mensheid is het verlangen naar de waarheid nog niet ontwaakt. Ze gaat onverschillig voorbij aan wat voor haar onbegrijpelijk is. De mensen verlangen niet naar opheldering en daarom kan die hun ook niet worden aangeboden. Maar steeds ligt dit hieraan, dat hun denken niet werd aangespoord, dat hun geen voorbeelden werden aangeboden, dat ze niet worden verzocht zichzelf geheel bloot te geven, het eigen denken duidelijk te maken.
Een vraag kan hen buitengewoon fascineren wanneer die op het juiste moment en op de juiste wijze wordt gesteld. En een antwoord kan buitengewoon bevredigen, wanneer het door een daartoe bevoegde leraar wordt gegeven die de zuivere waarheid behartigt en uit kan dragen. Dan zal het verlangen naar meer bijzonder weten vanzelf wakker worden. En dan pas kan degene die hongert, verzadigd worden met het brood uit de hemel.
Een antwoord dat onwetendheid verraadt, bevredigt niet en kan de mensen ervan weerhouden, zich op de één of andere manier opheldering te willen verschaffen. Maar de zuivere waarheid spreekt voor zich en spreekt daarom ook ieder mens aan die op de zuivere waarheid uit is. En deze zal nu voortdurend brood uit de hemel krijgen aangeboden, dat hem van boven wordt toegestuurd. Hij zal geen honger en gebrek meer hoeven te lijden. Hij zal steeds rijkelijk naar behoefte en hoedanigheid worden bedacht. Want om het brood des hemels te genieten, is alleen nodig dat men een echte opwekking van zijn ziel wil, dat men ontvankelijk is voor dat wat Gods liefde hem biedt.
Daarom zult u als vertegenwoordigers van God en Zijn rijk steeds Zijn woord moeten verkondigen, ook wanneer het verlangen daarnaar nog niet aanwezig is. Want Hij zelf zal u zegenen als u zult spreken en u zult deze zegen gewaarworden. De toehoorders zullen nu zelf verlangen, ze zullen elke gelegenheid zoeken dat hun het goddelijk woord wordt verkondigd.
U zult in liefde moeten uitdelen, wat u zelf door Gods grote liefde hebt ontvangen. Dan laat het niet na indruk te maken op uw medemensen. En u wint dan mensen voor God en Zijn rijk en u verricht trouwe arbeid in de wijngaard. Want u bent Zijn dienaren. U zult degenen die het feestmaal willen vieren, de tafel des Heren moeten laten zien en dus goede gaven uitdelen. U zult het woord Gods altijd en overal moeten verkondigen, waar mensen tot u worden gebracht die geestelijk gebrek lijden. U zult hun het brood des hemels moeten aanreiken, opdat nu hun geestelijke honger levendig wordt gehouden, zodat steeds weer voedsel wordt verlangd voor de zielen die eens van het brood uit de hemel hebben geproefd.
Amen
BD.5519
28 oktober 1952
Het toezenden van het zuivere evangelie is noodzakelijk
Steeds weer moet het evangelie in zijn zuiverheid tot de mensen worden gebracht, omdat alleen dit de kracht heeft de wil van de mens te veranderen. Het zuivere evangelie gaat van God uit. Het is Zijn tot de mensen gesproken woord dat blijft bestaan tot in alle eeuwigheid. Zodra het echter bij de onvolmaakte mensen aankomt, wordt het of net zo zuiver aangenomen en de levenswandel wordt nu in overeenstemming hiermee geleid, of het wordt van de kant van de mensen misvormd zoals het beantwoordt aan de wil van dezen. En dan verliest het alle kracht. Dan is het niet meer Gods woord, maar dat van de mensen. Zolang het woord van God zuiver en onvervalst blijft, is de uitwerking ervan ook duidelijk zichtbaar bij de mensen, bij wie zich nu een verandering van wezen voltrekt en die bewust op God aansturen. Maar heeft het goddelijke woord een verandering ondergaan, dan blijven de mensen onverbeterd, want ze hebben dat wat hun ommekeer tot stand zou moeten brengen omgevormd naar hun wil en er is iets ontstaan dat misvormd is, dat echter nog steeds als Gods woord wordt uitgedragen, doch volledig krachteloos is. God leidt daarom steeds weer het zuivere evangelie naar de aarde en Hij spoort de mensen aan het na te leven.
Het zuivere evangelie is de goddelijke leer van de liefde die de mens Jezus op aarde aan Zijn medemensen predikte en die altijd en eeuwig dezelfde liefdesleer zal blijven. Daar de liefde op aarde echter niet meer wordt beoefend, is de goddelijke liefdesleer voor de mensen ook niet te begrijpen. En waar het evangelie verkondigd wordt, wordt de liefde tot God en de naaste alleen zo zijdelings gepreekt. Want door menselijke invloed zijn er zoveel leren en geboden aan de mensen overgebracht, dat deze op de voorgrond treden als op de eerste plaats te vervullen, maar de verandering van het wezen der mensen, het eigenlijke doel van het aards bestaan, wordt niet meer nagestreefd. En toch geloven de mensen goede christenen te zijn, omdat ze zich gelegen laten liggen aan de vervulling van de bijgemaakte geboden en leerstellingen. Daarom moet steeds weer opnieuw gewag worden gemaakt van de goddelijke liefdesleer, zoals Jezus ze op aarde predikte. En daarom moet deze preek over de liefde opnieuw aan de mensen worden gegeven in de zuiverste vorm, opdat ze de kracht van het goddelijke woord kunnen gewaarworden als ze ernaar leven en dus zichzelf veranderen tot liefde. In haar kern is de liefdesleer van Jezus wel nog te vinden als de mens van goede wil is en ook de misvormde leer in ontvangst neemt.
Wie dus de geboden van de liefde als eerste en alleen belangrijke geboden beschouwt en hiermee in overeenstemming leeft, zal ook gauw helder en duidelijk de verandering van het goddelijke evangelie herkennen. En hij zal ook begrijpen dat en waarom steeds weer door het toezenden van boven, de zuivere leer van Christus naar de aarde komt. Hij zal het begrijpen dat God voortdurend tot de mensen spreekt en Hij Zijn woord in alle zuiverheid aan hen overbrengt, want wie in de liefde leeft, is ook doordrongen van de kracht van de liefde. Wie in de liefde leeft, wordt zelf onderricht door de geest in zich en voor hem is de oneindige liefde van God er de verklaring voor dat Hij alles doet om de mensen naar de waarheid te leiden en ze naar het eeuwige leven te voeren.
Amen
BD.5526
6 november 1952
De geestelijke nood is groter dan de aardse – Het werkzaam zijn van de tegenstander
De geestelijke nood is nog veel groter dan de aardse, want de mensen leven niet meer in de waarheid en elke dwaling is ’n hindernis om opwaarts te gaan, elke dwaling is geestelijke stilstand of zelfs achteruitgang, want de dwaling is het werk van mijn tegenstander om de weg naar Mij te versperren, om hem onvindbaar te doen zijn. Elke dwaling versterkt zijn macht en geeft hem steeds nieuwe gelegenheden het duister van de nacht over de mensen uit te spreiden. Dwaling is alles wat er toe bijdraagt het herkennen van Mij zelf moeilijk te maken. Dwaling is alles wat de mensen verhindert met Mij verbinding te zoeken en te vinden.
Mijn doel en streven is dat de mensen zich met Mij verenigen, dat ze naar Mij verlangen en dit verlangen van het hart trachten te bevredigen. Mijn doel is de liefde van mijn schepselen te winnen. Alles wat daartoe bijdraagt is goed en nooit het werk van de tegenstander. Maar wat de mensen verhindert deze verbinding met Mij te vinden, alles wat hun blik ergens anders op richt dan op Mij, is het werkzaam zijn van mijn tegenstander. En u zult hem derhalve heel makkelijk kunnen herkennen in alles wat u wordt aangeboden, hetzij geestelijke leren, hetzij boodschappen uit het geestelijke rijk, hetzij gebeurtenissen, het doet er niet toe van welke aard. Steeds zal het tot u moeten doordringen wat de bedoeling er van is. En leidt het u van Mij weg en naar de wereld toe, of bemoeilijkt het de innige band met Mij, dan weet u ook dat mijn tegenstander aan het werk is die tracht u, mensen van Mij af te brengen.
Hij gebruikt ook middelen die mijn werkzaam zijn moeten voorwenden, hij schuwt het niet schijnbaar voor Mij te werken om de lichtgelovigen te winnen die hem niet herkennen en daarom aannemen wat hij hun aanbiedt. De lichtgelovigheid van de mensen begunstigt zijn praktijken, want ze nemen aan zonder ernstig onderzoek zodra er maar een duw is gegeven die van hen (als reactie) geloof vraagt. Dat is zijn list, schijnbaar het geloof versterken en dit toch in verkeerde richting te sturen.
De waarheid wordt voortdurend naar de aarde geleid, ze wordt voortdurend naar de mensen gebracht en toch wordt de grofste dwaling en leugen veel eerder door hen aangenomen dan slechts een vonkje waarheid dat de toestand van hun geest zou verlichten. Maar mijn tegenstander heeft een vast fundament, hij staat op een bodem die door de mensen zelf vast en duurzaam werd gemaakt. Mijn tegenstander werkt daar waar de mensen geloven mijn gebied te hebben betreden. Ook dat is zijn list die weer alleen kan worden blootgelegd door de zuivere waarheid, die Ik de mensen breng door mijn woord. Maar slechts moeizaam vindt dit woord van Mij daar ingang waar de tegenstander zorgvuldig alle poorten verspert. En de mensen plaatsen zich achter mijn tegenstander en versterken hem in zijn macht.
Daarom is de geestelijke nood onbeschrijflijk groot en toch niet door dwang op te heffen, want de vrije wil van de mens moet er zelf naar streven in het licht te treden, dan zal het ook spoedig helder worden in hem en dan begint de bodem onder de voeten van mijn tegenstander weg te zakken. Zonder de waarheid kan echter de geestelijke nood niet worden verminderd, want door de waarheid wordt de liefde geleerd, wie echter de liefde heeft, herkent ook het werkzaam zijn van de tegenstander, en hij zal zich van hem losmaken, omdat hij door de liefde ook de kracht in zich voelt hem te ontvluchten, omdat hij door de liefde de vereniging met Mij tot stand brengt en Ik hem nu bijsta – doordat Ik hem zal vervullen met licht en kracht.
Amen
BD.5528
8 november 1952
De vervolging van de discipelen der eindtijd
U zult worden aangevallen net zoals mijn eerste discipelen, wanneer de tijd is gekomen dat u zich moet uitspreken voor of tegen Mij. En dan zal ieder mens die voor Mij beslist en mijn naam belijdt voor de wereld, aangevallen worden. U zult dan veel kracht nodig hebben om weerstand te kunnen bieden tegenover de eisen van de wereld. Want zij wil dat u Mij verloochent en alles zult herroepen wat u tot nog toe heeft beleden. Maar u behoeft niet te vrezen, want net zoals mijn eerste discipelen zult u vervuld zijn met mijn geest en zult met vreugde bekennen wie uw Heer is. En u zult ook steeds Mij getrouw willen blijven, omdat u weet van mijn kracht en macht. En u zult ook diegenen niet vrezen die wel uw lichaam maar niet uw ziel kunnen doden. En Ik zal u er voor zegenen dat u mijn naam hooghoudt, en aan uw medemensen bekent dat alleen Ik uw sterkte ben. U zult wel vervolgd worden evenals mijn eerste discipelen, maar u zult de kwellingen niet zo voelen. En alles wat uw zielsvijand u wil aandoen zal op u afstuiten, omdat het schild van het geloof u beschermt. En net zo als mijn eerste discipelen zult u dan ook nog mensen winnen voor Mij, die door uw voorbeeld tot het geloof worden gebracht en in mijn naam een Kracht erkennen waaraan zij zich gewillig overgeven.
Ook zij zullen nog het loon ontvangen waarmee Ik allen heb beloond die in Mij geloven. Ook zij zullen het eeuwige leven oogsten en opgenomen worden in het rijk van het licht. Maar alleen diegenen zullen Mij openlijk belijden die Mij hebben gevonden, en tot wie mijn woord het licht heeft gebracht. Die door de liefde tot een levend geloof kwamen en daardoor ten volle overtuigd zijn dat Ik hen zal verlossen, uit elke nood naar lichaam en ziel.
Maar wie dit diepe geloof niet bereikt voor de tijd van de geloofsstrijd, die geeft Mij gemakkelijk op. Hem lokt veel meer de wereld, en hij geeft daarom zonder bedenken op wat voor hem het voornaamste moest zijn op aarde. Hij geeft Mij op, omdat hij Mij nog nooit naar waarheid heeft erkend. U echter, mijn discipelen van de eindtijd moet wel standhouden, en de kracht daartoe wordt u ook rijkelijk gegeven. Want uw wil Mij getrouw te blijven garandeert u ook mijn hulp en kracht in onbeperkte mate. U kunt alleen dan het aardse leven verliezen, wanneer u niet behoort tot diegenen die Ik zal wegnemen. Maar uw leven zal niet eerder geëindigd zijn voordat Ik het wil, maar dan ruilt u het in voor een heerlijk leven in het geestelijke rijk. Maar Mij geeft u dan niet meer op. Ook niet voor nog zo grote beloften van mijn tegenstander, die u weliswaar aardse bezittingen maar geen eeuwige zaligheid kan beloven.
U zult met zekerheid nog moeten strijden op deze aarde, maar uw overwinning is zeker. Want u strijdt voor Mij, voor mijn naam en mijn leer. En u strijdt voor het licht en de waarheid, dus ook voor uw zaligheid.
Amen
BD.5534
15 november 1952
Deelname aan het verlossingswerk van Christus – Navolging van Jezus
Aan de deelname aan het verlossingswerk van Christus zou u mensen zich allen gelegen moeten laten liggen, want ontelbare zielen zijn geketend, die u zult kunnen helpen bevrijd te worden. U allen zult kunnen deelnemen aan het verlossingswerk van Christus. U allen zult kunnen meehelpen, het gebondene te verlossen, want dit is op zo vele manieren mogelijk. Het voornaamste echter is, dat u er eerst zelf in zult geloven dat Jezus de goddelijke Verlosser is Die al uw zonden op zich nam om u verlossing te brengen. En dit geloof zult u nu ook moeten trachten over te brengen op uw medemensen, op alle zielen die ongelovig zijn en daarom geketend blijven en in de macht van de satan. Ieder die in Hem als Verlosser gelooft, die zal Hem ook aanroepen en zijn verlossing is verzekerd. Zonder geloof in Hem echter zal de ziel geen uitweg vinden, ze zal geen redder vinden die haar bevrijding brengt.
Ieder mens nu die zelf gelovig is, kent ook het belang van het verlossingswerk en hij moet zijn weten ook aan de ongelovigen overbrengen. Succes zal hem verzekerd zijn als hij zelf voor de goddelijke Heiland uitkomt door de navolging van Jezus, dat wil zeggen als hij zijn best doet het leven van Jezus na te leven, als hij zelf de geboden van de liefde zal opvolgen die in de leer van Jezus door Hem zelf de mensen werden gegeven. Als hij zelf in de liefde leeft, betoont hij zich als een ware navolger van Jezus en als vertegenwoordiger van Zijn leer, hij bewijst zich als zelf verlost door Jezus’ liefde en genade en hij kan nu ook met overtuiging opkomen voor het verlossingswerk van Christus, hij kan zijn medemensen wijzen op de door Jezus’ kruisdood verworven genaden en dus erbij helpen, dat ook dezen zich van die genaden bedienen en vrij kunnen worden uit hun gebonden toestand, uit een toestand zonder licht en kracht en daarom een ongelukkige toestand.
U mensen zult onnoemelijk veel kunnen bijdragen aan de verlossing van de zielen, want ook de zielen van de overledenen zult u in liefde het evangelie kunnen voorleggen. U zult ook hen de weg kunnen wijzen die ze moeten gaan om uit hun ongelukkige toestand te komen. U zult ook hen op de goddelijke Verlosser Jezus Christus kunnen wijzen en in hen de wil en het verlangen wakker maken, door Hem aangenomen te worden, Hem hun zonden te bekennen en Hem om vergeving te vragen.
Ieder die gelovig is, wil zijn geloof overdragen op de ongelovigen. En al lukt het hem niet steeds, dan zal hij toch veel resultaten kunnen laten zien en zijn arbeid voor het geestelijke rijk zal niet tevergeefs zijn. Want hij zal steeds ondersteuning vinden van de kant van de lichtwezens, aan wie eveneens de verlossing van het gebondene is opgedragen en die het in hun liefde niet moe worden de wezens tot Jezus Christus te brengen, opdat ze verlossing vinden van hun kwelling.
Amen
BD.5545
30 november 1952
Totale overgave aan God waarborgt vaderlijke zorgzaamheid
Beschouw jullie als mijn beschermelingen en een innerlijke rust zal over jullie komen. Alle verantwoordelijkheid is dan van jullie afgenomen, als jullie je vol vertrouwen aan Mij overgeven en Mij alleen laten heersen. En Ik zal waarachtig alles in goede banen leiden. In zowel lichamelijke als in geestelijke nood moeten jullie Mij aanroepen, maar dan ook vol geloof afwachten, wat Ik bepaal, want jullie weten niet, wat goed voor jullie is, maar Ik weet het en behandel jullie als een liefhebbende Vader, die alleen het beste wil voor Zijn kinderen. Laat jullie dus door Mij leiden en wees onbezorgd, want Ik leid jullie waarachtig juist.
De onvoorwaardelijke overgave van een aards kind aan zijn hemelse Vader is iets geweldigs, want dit bereikt alles, omdat het in Hem gelooft. Waar twijfel en bange zorgen over de toekomst een menselijk hart nog bezwaren, daar is dit geloof nog niet aanwezig, de mens heeft zich nog niet volledig aan Mij overgegeven, en daarom gaat hij ook nog gebukt onder een zwaardere last, dan nodig is. Ik ken al jullie behoeften, Mij ontgaat geen enkele gedachte, Ik ken de innerlijke opwellingen, en dus weet Ik ook, wat de mens nodig heeft. En dat wil Ik hem geven. Maar ook het nog ontbrekende geloof wil Ik hem geven, en daarom zal Ik niet zijn zorgen wegnemen, tot hij aan geloof gewonnen heeft en Mij alle zorgen toevertrouwt. Maar dan zullen zijn zorgen van hem afvallen, dan heeft hij geen twijfel en bedenkingen meer, dan is hij volledig gerustgesteld en zeker van mijn hulp.
Zolang jullie mensen dus angst hebben voor de toekomst, zolang verontrustende gedachten jullie bezighouden, zijn jullie nog niet zo met Mij verbonden, dat jullie je als mijn beschermelingen voelen, want dit bewustzijn neemt alle angst en zorgen van jullie af. Jullie mogen gerust onverschillig staan tegenover de uitdagingen van de wereld, want jullie kunnen ze niet bedwingen of vervullen zonder mijn hulp. Vertrouw daarom op Mij, en alles zal ten beste voor jullie geregeld worden. En kunnen jullie zelf daar niet het beste uit opmaken, vertrouw dan desondanks op Mij, want Ik zie waarachtig, wat een goede en wat een slechte uitwerking voor jullie heeft, Ik heers met liefde en wijsheid, en Ik wil waarlijk alleen het beste voor jullie.
Maar pas de volledige overgave aan Mij, het volledig onderwerpen van jullie wil aan de mijne verzekert jullie ook van mijn vaderlijke zorgzaamheid, en jullie zelf kunnen alle zorgen laten varen. Niets kan gebeuren zonder mijn wil of mijn toelating, dat moeten jullie steeds voor ogen houden, wat jullie ook overkomt. En zoals het komt is het goed, want Ik waak over ieder mens, maar des te meer over degenen, die Mij willen dienen en die als mijn knechten ook de bescherming van de Vader des huizes genieten. Maar wie als een kind in mijn armen vlucht, die wordt ook als een kind opgenomen, en hij geniet vaderlijke bescherming en Zijn totale liefde.
Jullie kunnen allen licht door het aardse leven gaan, indien jullie deze, woorden van Mij ter harte nemen en al jullie zorgen werpen op Mij, die jullie liefheb en jullie ook wil helpen naar innerlijke vrede en een levendig geloof, die steeds bij jullie is, wanneer jullie Hem roepen.
Amen
BD.5546
2 december 1952
Geestelijke dwang – Dogma’s – Waarheid
De geestelijke vrijheid moet gehandhaafd blijven, de mens mag niet worden gedwongen zijn gedachten deze of gene richting op te laten gaan, het moet hem vrijstaan, zich bij een geestelijke richting aan te sluiten, pas dan wordt mijn wil vervuld, want het gaat om de vrije wilsbeslissing die ieder mens uit zichzelf moet nemen, zonder hoe dan ook door dwang beïnvloed te zijn. Daarom zal Ik nooit ofte nimmer een geloofsdwang goedkeuren die zich door dogma’s uit, die de mensen onvrij maakt in hun denken en hun elke mogelijkheid ontneemt te onderzoeken en te kiezen. De mens wordt daardoor een bepaald denken opgelegd en komt nu tot geheel verkeerde gevolgtrekkingen, wanneer van verkeerde vooronderstellingen wordt uitgegaan. Hij kan bezwaarlijk tot de waarheid geraken, die alleen die mens verkrijgt die ze ernstig begeert.
In het aardse leven wordt de mens de waarheid bijgebracht, omdat hij in staat is te denken en zijn wil alleen beslist of hij juist denkt. Hij kan juist denken, maar moet steeds zelf actief zijn, dat wil zeggen: hij moet tegenover alles wat hem van buiten af wordt bijgebracht zelf zijn standpunt innemen en dat vraagt eigen werkzaamheid van het verstand, en wat nog belangrijker is, verlangen naar de waarheid, dat wil zeggen: de wil juist te denken. Deze wil wordt door Mij onvoorwaardelijk gerespecteerd, hij zal steeds worden ingewilligd, omdat Ik, als zelf Waarheid, mijn schepselen ook Mij zelf dichterbij wil brengen. Maar Ik kan nooit een mens de waarheid doen toekomen die daar niet naar verlangt, die alleen steeds aanneemt wat hem van buitenaf wordt verteld. Ieder mens moet zelf onderzoeken, want net zo goed kan hem iets verkeerds als waarheid worden voorgehouden en de mens is zelf verantwoordelijk voor wat hij besluit.
Het is verkeerd om tegen te werpen dat het merendeel van de mensen niet tot onderzoeken in staat is. Het verstand alleen is niet maatgevend, maar wel de wil om juist te denken, en het verstand van de mens zal zich dan ook bevestigend of afwijzend instellen, omdat Ik zelf dan tussenbeide kom wanneer hij naar de waarheid verlangt. Daarentegen kan het denken van een hoog ontwikkeld verstand makkelijk een prooi van de dwaling worden, waar slechts het verstand en niet het hart en de wil op de zuivere waarheid zijn gericht. En daarom is het niet in orde, zonder onderzoek een weten aan te nemen, zonder onderzoek leerstellingen te aanvaarden en zonder onderzoek voor een geestelijke richting te kiezen – wat al daaruit volgt dat er niet slechts één geestelijke richting bestaat, integendeel steeds weer ervan afwijkende bevestigen dat er een onderzoek moet worden uitgevoerd bij welke geestesrichting de waarheid te vinden is. Want ieder die zijn geestesrichting aanhangt heeft daar verstandelijk voor gekozen, maar zonder garantie of het de waarheid is, wanneer hij niet zelf zich daar ernstig mee bezighoudt, en wel met het aanroepen van mijn ondersteuning door mijn geest. Wie deze weg zal kiezen, kan er zeker van zijn dat hem de zuivere waarheid wordt toegezonden en hij zal er ook innerlijk overtuigd als zodanig voor uit kunnen komen.
Maar iedere afzonderlijke ziel is verantwoordelijk voor haar keuze en zoals haar wil is, zo is ook het resultaat. Maar zolang de mensen in een bepaalde gedachtenrichting worden gedrongen, zolang enkelen menen geroepen te zijn de medemensen een weten voor te houden dat ze zelf als waarheid willen zien erkend, dat ze echter zelf zouden afwijzen bij ernstig onderzoek, zolang ziet het er onder de mensen bedenkelijk uit, want alleen de waarheid helpt de zielen rijp te worden, alleen door de waarheid kunnen ze bij Mij komen en alleen door de waarheid vrij worden van de zonde en de gevolgen hiervan, want de waarheid is afkomstig uit Mij en voert weer naar Mij terug.
Maar wat niet van Mij is, wat bij een juist onderzoek als dwaling is in te zien, is van mijn tegenstander en deze zal u waarlijk niet helpen gelukzalig te worden, hij zal u niet naar Mij leiden, hij tracht u weg te dringen, uw geest te verduisteren en u zich zelf onderworpen te maken. Alleen de waarheid maakt zalig en de waarheid zult u alleen maar kunnen hebben, wanneer u Mij zelf daarom vraagt, wanneer het u er om te doen is, van Mij de waarheid te verkrijgen. Maar dit stelt steeds uw medewerking voorop en niemand kan voor u de verantwoording dragen, niemand kan u de beslissing uit handen nemen die u omwille van het heil van uw ziel zelf zult moeten nemen.
Amen
BD.5547
4 en 5 december 1952
Waar christendom
Een gelovige christen moet ook volgens zijn geloof leven, dat wil zeggen in de navolging van Jezus Christus Die de mensen een juist leven op aarde heeft voorgeleefd en dus het geloof in Zijn verlossingswerk verlangt om door Hem als christen te worden erkend. De christelijke leer moet vanuit het hart worden nageleefd, want de liefde is het die Christus eist van de mensen, een liefde die zonder eigenbelang is en daarom ook verlossend werkt, een liefde die bereid is offers te brengen, een liefde zoals Jezus ze de mensen heeft bewezen door Zijn dood aan het kruis. Een echte christen te zijn betekent dus zijn innerlijk wezen tot liefde om te vormen in het geloof in Jezus Christus, want zonder het geloof in Hem is de mens niet in staat tot deze verandering van wezen. Hij kan wel ook geloven in Hem en toch niet in de liefde wandelen. Dan echter is het alleen een vormgeloof, een verstandsgeloof, dat wel een bestaan van de mens Jezus zal laten gelden en misschien ook Zijn kruisdood, die echter niets weet over de betekenis van het offer dat de mens Jezus voor de medemensen heeft gebracht. Want het begrip daarvoor krijgt hij pas wanneer hij zich in de liefde oefent, omdat dan pas zijn Geest hem door het hart het juiste begrip daarvoor geeft.
Daarom betekent “christen zijn” ten eerste in de liefde te leven en dan bekent de mens zich ook tot Jezus Christus als Verlosser van de wereld. Maar een mens zonder onbaatzuchtige liefde is nooit een christen, al geeft hij zich voor de wereld ook daarvoor uit. Want het gaat bij het begrip christendom nooit om het geloof in het bestaan van Jezus, het gaat erom dat de mens zo leeft, zoals Jezus Christus op aarde heeft geleefd, om de naam christen met recht te kunnen voeren. Daarom is er in de wereld geen waar christendom meer, ondanks kerken en geloofsleren, want de Geest van Christus ontbreekt. De mensen zijn niet verlost, omdat Jezus Christus niet meer werkzaam kan zijn waar de liefde niet aanwezig is.
En de liefde is volledig bekoeld onder de mensen. Arm of rijk, hoog of laag, allen ontbreekt het voornaamste van het christendom, de liefde. Op het verlossingswerk van Jezus wordt door de mensen geen beroep meer gedaan. Ze plaatsen zich buiten diegenen voor wie Jezus Christus gestorven is. Ze zien wel het kruis, omdat ze Jezus Christus als mens en Zijn kruisdood niet kunnen loochenen, maar het is voor hen totaal betekenisloos geworden. Het zijn slechts hol klinkende woorden zonder betekenis en kracht, omdat de liefde pas het begrip ontsluit, doch de liefde is bestorven. Voor deze mensen stierf Jezus tevergeefs aan het kruis, en toch noemen ze zich christenen.
Geen van hen maakt zich de betekenis duidelijk, geen van hen doet zijn best een echte christen te zijn en vele christenen zien verachtelijk neer op de mensen die in hun ogen heiden of ongelovig zijn, omdat ze niet bij een officiële kerk of gemeenschap horen. En eens zal het voor al dezen een vreselijk ontwaken zijn, wanneer ze zonder verlost te zijn van de aarde gescheiden zijn en ze rekenschap af moeten leggen over hun levenswandel, wanneer de graad van de liefde zo laag is dat geen lichtschijnsel hem zal begeleiden bij zijn betreden van het hiernamaals. Dan pas zullen ze moeten zoeken naar de Verlosser van de mensheid en Hem moeilijk vinden, omdat ze geen echt geloof hadden in Hem, zonder Wie ze echter nooit zalig kunnen worden.
Oh, als u mensen eens wist wat u heeft verspeeld op deze aarde door uw besluiteloze instelling tegenover de belangrijkste zaken, als u eens wist hoe bitter u het eens zult moeten berouwen. U zult nooit zonder liefde zalig kunnen worden. U zult als ware christen uw weg op aarde moeten gaan, u zult Hem moeten navolgen, dat wil zeggen u aan Zijn geboden houden en dan pas zal uw geloof in Hem levend zijn, dan pas zult u Jezus Christus voor de wereld bekennen. U zult voor Hem opkomen en, zijnde door Hem verlost, ook de medemensen een juiste verklaring kunnen geven, dat en waarom Hij erkend moet worden, dat en waarom er zonder de verlossing door Jezus Christus geen eeuwig leven is, en dat voor God alleen het echte leven in de geest van Jezus gewaardeerd wordt, maar niet het naar buiten ten toon gespreide christendom dat in waarheid geen christendom is.
Amen
BD.5548
5 december 1952
Waar christendom – Navolging van Jezus
Ik wil u Zelf nog een aanvulling geven opdat u zult inzien hoe buitengewoon belangrijk het is dat u de mensenzoon Jezus zult erkennen als God en Verlosser van de mensheid. Mijn liefde voor u mensen wilde u niet in de zonde laten, op afstand van Mij, wat u ongelukkig maakte. Ik zelf kon u niet nader komen omdat u in uw toestand niet in staat was in mijn nabijheid te vertoeven, omdat u vergaan zou zijn in het vuur van mijn liefde. Maar zonder Mij was het weer niet mogelijk dat u redding ten deel viel en daarom moest Ik u verhuld tegemoet treden, wel met mijn liefdeskracht op u inwerkend, maar in een gewaad dat u niet deed schrikken, waarvoor u niet zou hoeven te vluchten, in een gewaad dat leek op dat van u. Ik moest als mens tot u komen.
Begrijp eerst dat en de reden waarom Ik naar u toe moest komen: om u te helpen. Dan begrijpt u ook waarom Ik in een aan u verwante vorm kwam. Maar ook dit verblijf van mijn Goddelijkheid in een mens moest wetmatig gebeuren, wat wel ook mogelijk was, alleen u onbekend. Dat mijn Liefdesgeest zich overal kon manifesteren, waar maar een basisvoorwaarde vervuld was, waar liefde aanwezig was. Dus moest de mens Jezus zelf in de liefde leven, dan gaf Hij Mij ook de mogelijkheid Mij in Hem te openbaren, want Ik kan in mijn wezen alleen zijn waar de liefde is.
De goddelijke Liefde wilde u helpen en koos zich daarom een vorm waarin Ze kon verblijven, zonder in strijd met de wet van eeuwigheid te handelen, wat echter het geval zou zijn geweest wanneer Ik Me in een zondig mens zou hebben belichaamd wiens liefde en wil tegen Mij gericht zouden zijn geweest. De Liefde wilde u hulp brengen en daar de mens Jezus vol van liefde was, deed Hij voor u wat u hulp zou brengen. Hij boette voor uw schuld.
Ik, als een God van rechtvaardigheid, kon niet eenvoudig een schuld schrappen die nog geen genoegdoening had gevonden. Maar Ik kon een voor u verrichte genoegdoening aannemen, doch weer alleen dan, wanneer ze vrijwillig en uit liefde verricht werd. En dat deed de mens Jezus en Hij werd daardoor uw Verlosser. Ik, als de eeuwige Liefde zelf, was in Hem en bijgevolg bracht de Liefde dit offer. Ik zelf stierf voor u aan het kruis, want Ik zelf was in de mens Jezus. Vanuit dit punt zult u het verlossingswerk moeten bekijken en u zult dan ook begrijpen, dat u deze verlossing alleen kunt verkrijgen wanneer u in Jezus Christus als Verlosser gelooft, wat echter vereist dat u Zijn leer zult opvolgen, dat u Hem zult navolgen, daar anders uw geloof alleen een woordenspel is, want een echt geloof wordt pas door de liefde tot leven gewekt.
Zult u christen willen heten, dan zult u uw best moeten doen een leven in liefde te leiden. U zult u deze naam niet kunnen aanmeten wanneer u helemaal in strijd met Zijn leer leeft en Zijn leer vereist liefde voor God en voor de naaste. Christen zijn betekent dus, zich christelijk te gedragen, zoals de mens Jezus dat op aarde heeft gedaan, onbaatzuchtige naastenliefde te beoefenen en steeds eraan indachtig te zijn dat u alleen verlossing zult kunnen vinden wanneer u Hem zult erkennen als Gods Zoon en Verlosser van de wereld en wanneer u dit zult bewijzen door een leven in de navolging van Jezus.
Amen
BD.5550
7 december 1952
Ernstige aanmaning om aan uw ziel te werken
Zonder te dralen zult u aan de arbeid aan uw ziel moeten beginnen, want er rest u niet veel tijd meer. Wanneer Ik u steeds weer deze woorden toeroep, zie daar dan de urgentie van in. Zie mijn liefde voor u en zie het gevaar waarin u verkeert. Ik kan u geen duidelijk zichtbare tekenen geven, tekenen die u zult moeten geloven, omdat u dit geen voordeel zal brengen. Het zou alleen maar een opvolgen van mijn wil onder dwang zijn, uit vrees voor datgene wat u nu zou geloven: dat het einde komt en hiermee de ondergang. Ik wil u redden, dat wil zeggen: u voor deze ondergang behoeden. En daarom kan Ik uw vrije wil niet aantasten. Ik kan u alleen maar toespreken en u dit voor ogen houden wat onherroepelijk komt, maar wat door u niet gevreesd hoeft te worden als u in een rijpere toestand verkeert.
U mensen op deze aarde, denk toch na over de verantwoording die u draagt voor uw zielen, voor het onvergankelijke in u. Eens zal het u bitter berouwen als u Mij en mijn woorden geen gehoor schenkt, want u zult dan niet meer kunnen inhalen wat u nu nog zult kunnen doen. En u zult erg moeten lijden als geestelijke rijkdommen u ontbreken, als u naakt en arm in het hiernamaals zult aankomen. En al is uw tijd op deze aarde nog zo kort bemeten, al wordt u ook weggeroepen voor het einde, elke dag zou u schatten kunnen opleveren als u hem maar juist wilde benutten.
Begin toch met uw zielenarbeid. Ga toch een innige verbinding met Mij aan. Vraag om mijn genade, smeek Mij om kracht om dat te kunnen verrichten wat Ik u als taak op aarde heb gesteld. Geef u over aan Mij, dat wil zeggen: onderwerp uw wil geheel aan de mijne, wil dat u juist wandelt voor mijn ogen. Leef van nu af aan het leven met Mij, dat u Mij niet meer uit uw gedachten weglaat, dat u Mij voortdurend om u heen waant, en mijn liefde zal u vastpakken en ook helpen indien u alleen te zwak bent. Wil toch dat Ik zelf Me om u bekommer. Wil dat u uw taak op aarde zult vervullen, en Ik zal u sturen en leiden. Ik zal u niet meer alleen laten en uw wil zal steeds sterker worden en in mijn wil op te gaan en dan is voor u elk gevaar voorbij. Dan zult u het einde of een vlugge dood niet hoeven te vrezen. En dan is uw ziel gered en ze gaat een nieuw leven tegemoet in het geestelijke rijk.
Amen
BD.5551
9 december 1952
De wonderwerken van het kind Jezus
Hetgeen waarover u opheldering verlangt, wil Ik u in onderrichten. Want Ik wil dat u eerst een juist weten zult bezitten, voordat u uw medemensen onderricht, wat de taak is van u die Mij zult willen dienen. Ik wil dat voor uzelf alles begrijpelijk is, voordat u uw weten doorgeeft. Want de medemens is vaak niet zo geduldig. Hij wenst opheldering, in het bijzonder wanneer hij twijfelt, en deze opheldering moet u hem dan ook kunnen geven. Het vraagstuk van de menswording Gods in Jezus is aanleiding voor de meeste vragen en wel omdat het tot nu toe op zo’n manier werd uitgelegd, dat er alleen maar steeds meer verwarring ontstond, in plaats van helderheid. Mijn bestaan op aarde als mens onderscheidde zich op geen enkele wijze van dat van een ander mens, behalve dat Ik in mijn hart de liefde ruimte gaf om zich te ontplooien, terwijl anderen hun eigenliefde vergrootten en “begeerden”, in plaats van te “geven”.
De liefdesvonk gloeit zwak in het hart van ieder mens. Hij kan echter oplaaien tot een heldere vlam, evenals hij ook verstikt kan worden. Maar daardoor onderscheiden de mensen zich ook van elkaar, want de liefde drukt op ieder de stempel van de goddelijkheid, terwijl de eigenliefde het evenbeeld is van mijn tegenstander, die zich zelf verhief en daardoor viel. De liefde is dus het goddelijke in de mens, dat zich slechts als een klein vonkje openbaart bij het begin van het aardse leven, maar eindeloos kan groeien. Het liefdesvonkje was in het kindje Jezus al te herkennen, omdat een lichtziel zich in het kind had belichaamd, die wel alle heerlijkheden Gods achterliet in het geestelijke rijk, maar nochtans niet van haar liefde afzag. En de kracht van deze liefde uitte zich soms ook, wanneer dus de geestvonk met de geest van de Vader van eeuwigheid in verbinding trad, wat bij ieder liefdevol kind gebeurt. Maar in Jezus moest dit voor de mensen openlijk te zien zijn opdat ze geloofden in de goddelijkheid van het kind Jezus. Het werkzaam zijn van de geest wordt in zo’n kindje niet belet, alleen komt het niet of slechts zelden tevoorschijn, omdat het verstand en de vrije wil van de mens eerst zelf het werkzaam zijn van mijn geest in zich moet nastreven, wat pas bewust gebeurt in de jaren waarin hij het verstand en de wil kan gebruiken in vrijheid van denken.
De verklaring voor de wonderen van het kind Jezus, voor de uitzonderlijke gebeurtenissen, is alleen maar te vinden in de hoge graad van liefde, omdat de ziel van Jezus van boven was, een ziel van licht en liefde die nu in een menselijke vorm gehuld werd. En ze werd ook gehinderd in haar tot nu toe onbeperkt scheppen en werkzaam zijn, opdat ze zich kon aanpassen aan de menselijke uiterlijke vorm. De liefde was in hoge mate in het kindje Jezus aanwezig, maar ook het aards-menselijke drong zich op, de wereld. Dat wil zeggen: Mijn en Zijn tegenstander oefende zijn invloed uit op dit aards-menselijke, omdat hem dit vanwege de beproeving van de wil was toegestaan. En mijn geest hield zich nu stil, want ook de mens Jezus moest deze wilsproef afleggen en het werk van de vergoddelijking van Zijn ziel moest onder dezelfde voorwaarden plaats vinden als bij ieder ander mens, hoewel mijn geest in Hem was en bleef door Zijn liefde.
Maar de hoogste graad van liefde moest de mens Jezus bereiken door eigen wil. En daarom trok mijn geest zich gedurende deze jaren terug. Hij spoorde niet aan en drong niet bij Hem aan. Hij liet de mens Jezus de volledige vrijheid, tot dan de door Zijn toegenomen liefde steeds meer toenemende volheid van mijn geest zich openbaarde als wijsheid en macht, als buitengewoon groot en diep weten en als wonderwerken. De mens Jezus was van eeuwigheid uitgekozen voor deze missie. Een hoogste lichtwezen daalde af naar de aarde. Een van mijn in gelukzaligheid levende kinderen begon Zijn gang over de aarde en dus moest deze ziel de aardse vorm van het kind Jezus reeds doorstralen. En al het ongewone van Zijn jeugd was heel natuurlijk en begrijpelijk, maar voor de in de duisternis levende mensen precies zo onbegrijpelijk en daarom werd in latere jaren het stralende licht met een omhulsel bekleed en begon de eigenlijke missie: het vergoddelijken van een aardse mens door de liefde. Weliswaar kon Ik door mijn geest te allen tijde werkzaam zijn in de mens Jezus omdat daar alle vereisten voor aanwezig waren, maar ter wille van de missie van Jezus trad al het goddelijk geestelijke terug en deze missie werd door Hem vervuld als mens, die alle kracht alleen maar uit de in Hem werkzame liefde putte. Deze tot ontplooiing te brengen was voor Hem net zo moeilijk als voor ieder ander mens, omdat mijn tegenstander zijn invloed waarlijk niet ongebruikt liet, want de overwinning van Jezus betekende immers de nederlaag voor de tegenstander. Maar mijn tegenstander kon de vrije wil van Jezus niet aantasten en deze wil was volledig op Mij gericht. En daarom lukte Hem het werk, want Zijn keuze voor Mij had zijn oorsprong in Zijn liefde. De liefde was de kracht die sterker is dan de dood en die daarom ook degene bedwong die de dood in de wereld heeft gebracht. De liefde was overwinnaar en zal het eeuwig blijven.
Amen
BD.5552
11 december 1952
Uitleg van de woorden van Christus – Het toezenden van het zuivere evangelie
De woorden van Christus die Hij op aarde heeft gesproken laten allerlei interpretaties toe en moeten ondanks verschillende uitleggingen als eeuwige waarheid worden erkend. Daarom echter moeten de uitleggingen ook overeenstemmen met de geestelijke betekenis die Jezus in Zijn woorden heeft gelegd, daar ze anders als verkeerd zijn te bestempelen en ertoe bijdragen dat het zuivere evangelie naar betekenis misvormd wordt. En daarom rust er een zekere verantwoordelijkheid op, de schrift volgens eigen verstandelijk denken te willen uitleggen wanneer de geest Gods niet werkzaam kan zijn en het verstand van de mens verlicht. Het werkzaam zijn van de goddelijke geest is echter het gevolg van een leven naar Gods wil. En dus moet de mens die zich geroepen voelt de schrift uit te leggen, zijn geweten raadplegen in hoeverre hij de wil van God vervult.
De uitleg van het evangelie, van de woorden van Christus, moet de geest Gods zelf doen. Dan stemmen ze ook overeen met de waarheid, want het woord Gods, de leer van Jezus Christus, is een leer van de geest. Ze is een leer die alleen het geestelijke rijk betreft en de geestelijke ontwikkeling van de mens moet bevorderen. Bijgevolg kan niet werelds verstand alleen de diepste geestelijke betekenis van Gods woord begrijpen, maar moet de geest in de mens actief zijn, die nu alle gedachten geestelijk richt en de mens tot het ware begrijpen van de woorden van Jezus voert.
Wordt het woord slechts zuiver letterlijk vertaald, dan laten zich vaak tegenstrijdigheden vaststellen, die echter bij geestelijke uitleg meteen verdwijnen. Bij verkeerde uitleg echter brengen ze de leer van Christus in gevaar. Dat wil zeggen: ze geven wel vaak aanleiding tot afwijzing, omdat weer alleen het verstand oordeelt en door tegenstrijdigheden er een wil zal ontstaan om weerstand te bieden. En zo is het te verklaren dat de leer van Christus vaak wordt afgewezen, omdat zij die onderrichten zelf niet door de geest in zich konden worden onderricht. Omdat ze zelf een verkeerde uitleg aannamen en doorgaven, die vroeg of laat tot afwijzing moest leiden omdat alleen de waarheid licht geeft, maar dwaling steeds de duisternis waaronder de mensen lijden vergroot.
En daardoor is weer het hele christendom in gevaar. Het herkennen en erkennen van Christus als Verlosser van de wereld, neemt in dezelfde mate af als aan de waarheid afbreuk wordt gedaan, omdat alleen door de waarheid de mens licht ten deel valt en omdat alleen door de waarheid de moed om getuigenis af te leggen voor de Heiland en Verlosser sterker wordt, wiens werk van liefde en barmhartigheid zo ontzaglijk belangrijk is, dat de mensen bij een juiste voorstelling en opheldering zich ook geheel en al voor Hem zouden uitspreken. De mensen gaan voort in duisternis door hun zondige toestand en worden niet uit de duisternis weggeleid. Ze vinden zelf de weg niet, omdat alles donker is. Het echte licht kan echter alleen door God zelf worden gebracht door Zijn geest. Waar Zijn geest werkzaam is, is licht. En daar is ook een diep geloof in Jezus Christus en Zijn werk van verlossing. Waar echter zonder het werkzaam zijn van de geest onderricht wordt gegeven, wordt de mensen alleen dwaling voorgehouden en de duisternis kan niet van hen wijken.
En zo zult u mensen nu kunnen begrijpen zijn waarom God het evangelie in de zuiverste vorm weer naar de aarde leidt. Het zijn Zijn woorden die nooit veranderen, die altijd en eeuwig blijven bestaan, maar door menselijke wijsheid niet naar hun betekenis worden uitgelegd. Nu geeft God zelf opheldering over Zijn woord. Op een begrijpelijke en meest liefdevolle wijze probeert Hij de mensen in te leiden in de waarheid. Hij spreekt weer dezelfde woorden tot de mensen en Hij verlicht de geest van hen die Hem aanhoren. Hij wil dat het licht wordt, want een diepe nacht ligt over de aarde gespreid. Hij wil dat u mensen zult inzien wat u ontbreekt. Hij wil dat u in de waarheid onderricht zult worden en nu ook Jezus Christus, de Zoon van God en Verlosser van de wereld herkent en erkent, omdat u alleen door Hem zalig zult kunnen worden. Omdat Zijn evangelie door u moet worden aangenomen zoals Hij zelf het u verkondigd heeft.
Amen
BD.5554
12 december 1952
De zegen van geestelijke kennis in het hiernamaals
Wat mijn geest u openbaart is voor u een geestelijke kennis die u eens onzegbaar zalig zal maken, als u er in het geestelijke rijk mee arbeidt tot zegen van allen die nog onwetend zijn.
De zuivere waarheid is nog maar zelden aan te treffen bij de mensen op aarde, en daardoor ook niet in het rijk hierna – voordat de mensen in ’n staat van helder licht zijn gekomen. Want licht betekent wijsheid en kennis van de zuivere waarheid. En elke verkeerde gedachte is een schaduw die het licht verduistert, zelfs wanneer een ziel reeds lichtdoorlatend is. Maar zolang de laatste onjuiste gedachte nog niet is uitgebannen, is dat licht steeds nog tijdelijk vertroebeld. De ziel moet zich geheel en al voor de waarheid openstellen, ze moet zich een waarheidsgetrouwe kennis hebben eigen gemaakt, voordat zij nu zelf als lichtdrager kan werken in het geestelijke rijk.
En daarom is het een onmetelijke genade met een geestelijk weten te kunnen ingaan in het hiernamaals, want dat betekent zoveel als het dragen van een helder lichtkleed dat overal straalt en weer licht verspreidt. Haar eigen werkzaamheid kan zij nu onmiddellijk uitvoeren, zij kan de onwetenden onderrichten en onuitsprekelijk zegenrijk werken waar nog duisternis is of schemering.
Want er zullen haar in het geestelijke rijk ook nog twijfelaars en leugenaars tegemoet komen, die zij echter door haar kennis opheldering kan verschaffen. Want dit weten is het resultaat van de openbaringen door mijn geest. Er zit een overtuigingskracht achter die zelden een wezen kan weerstaan, tenzij het de waarheid schuwt als aanhanger van de vorst der duisternis. Want ook zulke wezens zullen een wetende proberen te hinderen, om zijn licht te doven, waartoe zij menen in staat te zijn. En zulke wezens kan alleen opheldering gegeven worden door een lichtdrager die zijn kennis van mijzelf heeft ontvangen Daarom ligt er in mijn openbaringen, in mijn woord dat Ik u doe toekomen, een enorme kracht die ook in staat is sterke muren neer te halen. Want Ik zelf spreek deze zielen aan als Ik door uw mond spreek, als u in mijn wil de zielen der duisternis het evangelie verkondigt zoals u het zelf van Mij ontvangen heeft.
Want het is de zuivere waarheid, en die overtuigt ook een ziel die tot nu toe in een onjuist denken verkeerde. Want zij voelt een innerlijke vreugde, ze ervaart als het ware de waarheid als een weldaad. Het begrijpen ervan ontsluit zich voor haar en zij kan niet meer twijfelen aan dat wat zij, in zekere zin van Mij komend, aanneemt.
De kracht van mijn woord werkt duidelijk zichtbaar, de ziel wordt plotseling met licht doorstraald en waarvoor zij tot nu toe het begrip miste is haar plotseling duidelijk – en zij neemt het met vreugde aan. En zo groot de verwarring en de ellende is die dwaalleren aanrichten, zo verblijdend en begrijpelijk is de waarheid.
En de waarheid zal steeds zijn waar mijn geest kan werken. Het zal altijd waarheid zijn wat Ik door mijn geest aan de mensen openbaar. Daarom, blijf u bewust van de genaden die u overdadig ontvangt en arbeid met deze genadegaven, draag mijn woord verder, breng licht in de duisternis, geef allen opheldering, geef hun de waarheid die u van mijzelf ontvangen heeft en blijf bezig tot zegen van al diegenen die nog dwalen in de duisternis van geest.
Amen
BD.5556
14 december 1952
Geestelijke nood – Onwaarheid, vals beeld van God
U zult dan alleen de geestelijke nood kunnen tegengaan, wanneer u de waarheid verbreidt, want de geestelijke nood bestaat daarin, dat de mensheid in dwaling voortgaat, dat ze blind is in de geest, dat het haar aan het juiste inzicht mankeert, dat haar de waarheid ontbreekt. Want zodra ze juist inziet hoe de samenhang is tussen de eeuwige Schepper en de mensen, zodra dezen op de hoogte zijn van het doel van hun aardse leven, is er al een bepaalde graad van liefde in hen, omdat ze Mij dan al als hun Vader van eeuwigheid lief hebben, die ze nu als bovenmate volmaakt, als wijs, machtig en uitermate goed leren zien, wanneer hun de waarheid over Mij wordt geleerd. De waarheid laat Mij zo zien dat ze Mij kunnen liefhebben, maar de dwaling geeft een vertekend beeld van Mij, zodat de mensen Mij misschien vrezen, maar niet in staat zijn van Mij te houden. Want wanneer Ik hun als een god van wraak, als een god van toorn, als een god die de zondaars straft wordt voorgesteld, is dit een valse voorstelling van mijn Wezen, daar Ik toch de Liefde zelf ben.
Wanneer Ik door geboden dwang op de mensen wilde uitoefenen, dan zou Ik eveneens geen God van liefde, geen Vader zijn, die Zijn kinderen in volledige vrijheid werkzaam wil laten zijn, Ik zou integendeel een tiran zijn die steeds alleen zijn macht en kracht gebruikt en een heel andere verhouding heeft tot de mensen dan een vader tot zijn kinderen. Want mijn enige geboden zijn de geboden van de liefde, die echter ook niet onder dwang kunnen worden vervuld, omdat de liefde weer de vrije wil van de mens vereist. Niet Ik stort de mensen in de diepte, maar zij bevinden zich erin en Ik wil hen optrekken naar Mij. Ik verdoem de mensen niet voor eeuwig, maar zijzelf houden zich van Mij verwijderd en zijn daarom in een vreselijke toestand en Ik wil ze op grond van mijn liefde daaruit verlossen.
Maar hoe word Ik de mensen voorgesteld? Ook van de kant van hen die geloven voor Mij en mijn rijk bezig te zijn? Welke nutteloze formaliteiten verlangt men van de mensen en hoe onbelangrijk beschouwt men het voornaamste: een leven in liefde dat door Mij alleen wordt gewaardeerd.
Wel wordt de leer van Christus, de goddelijke leer van de liefde die de mens Jezus op aarde verkondigde, ook heden nog gepreekt, maar het zijn slechts woorden, die wegsterven aan de oren van de mensen, het zijn woorden die niet levend genoeg meer worden gesproken van de kant van de verkondigers, omdat hun de overtuigingskracht ontbreekt, die alleen mijn geest hun kan verlenen als de verkondiger zelf in de liefde leeft.
Maar eerst moet mijn geest werkzaam kunnen zijn, wil mijn woord de harten van de mensen binnendringen en waar mijn geest werkt, daar zal ook de waarheid zijn. Maar de liefde onder de mensen is verkoeld en daarom is de waarheid ook niet meer te vinden en ze wordt door de mensen ook niet als zodanig herkend, wanneer een drager van de waarheid hun het licht wil brengen. En de weg naar Mij is niet te vinden want die gaat niet via valse leren. U zult Mij eerst moeten leren herkennen in mijn Wezen om te leren Mij lief te hebben, en alleen de zuivere waarheid die van Mij uitgaat, geeft u klaarheid. Maar dan zal ook de geestelijke nood zijn opgeheven voor alle mensen die van goede wil zijn.
Amen
BD.5557
15 december 1952
Aardse opdracht; wilsbeslissing
U heeft een inspannende weg moeten afleggen, voordat u zover was de laatste test van uw wil af te kunnen leggen. Uw ziel, eens opgelost in talloze zielenpartikeltjes, die in een gekluisterde toestand een rijpingsproces moesten doormaken, is weer tot een geheel samengevoegd. U heeft weer het zelfbewustzijn teruggekregen en u staat nu als individu voor de beslissing om voor u die Heer te kiezen, die u wilt toebehoren.
Deze beslissing is de zin en het doel van uw aardse bestaan en moet in vrije wil genomen worden, ’n ander kan deze beslissing niet voor u nemen. Ze moet door uzelf onvermijdelijk op het einde van uw leven genomen zijn, omdat uw lot in de eeuwigheid afhangt van deze beslissing.
Heel belangrijk en zwaarwegend is daarom uw instelling ten opzichte van uw aardse levensopdracht, zij kan u licht en zaligheid maar evengoed ook dood en verderf brengen. U alleen beslist dat door uw wil, want het geloof daaraan kan u niet door dwang worden opgedrongen. Juist daarom is het heel zelden onder de mensen te vinden, juist daarom bereiken de mensen maar zelden hun doel de juiste Heer gekozen te hebben.
Het ongeloof komt echter overal tot uiting en steeds meer vergeten de mensen hun levensopdracht. Iedere gedachte geldt alleen de wereld die zij na een korte tijd verlaten moeten, hun interesse gaat uit naar wat voorbij is. De herinnering aan hun lijdensweg door de materie is van hen weg genomen, want zij moeten in vrije wil hun beslissing nemen en mogen niet uit vrees voor de juiste Heer beslissen.
En nu is het gevaar dat hun beslissing in hun nadeel uitvalt, dat zij al hun zinnen naar de materie richten en daardoor de “heer van deze wereld” kiezen die zij nu weer ten offer vallen. Hem hebben zij het dan ook te danken dat zij hernieuwd gekluisterd worden in de harde materie, omdat zij verkeerd beslist hebben.
Zij moesten hun ogen hemelwaarts richten, zij moesten opwaarts streven en de wereld de rug toekeren, dan was de juiste beslissing genomen. Dan was de weg door de gehele schepping een succes geweest, dan had het aardse leven het wezen zijn bekroning gebracht en de ziel vond de juiste Heer en is Hem tegemoet gesneld.
Dan heeft de mens de wilsproef op aarde doorstaan, hij kan het zware aardse lichaam afleggen en rijk als geest de eeuwigheid ingaan. Dan is de lange aardse weg van voorheen niet vergeefs geweest. Het wezen is teruggekeerd vanwaar het is uitgegaan, het heeft de Vader herkend en zichzelf aan Hem overgegeven voor eeuwig.
Amen
BD.5564
25 december 1952
De stem van de Vader (Kerstmis)
De stem van de Vader zult u moeten herkennen in elk woord dat van boven tot u komt. Het is mijn geest die tot u spreekt. Het is mijn kracht die u toestroomt. Het is licht van mijn Licht dat u toe straalt. Het is het woord waarmee mijn oneindige liefde invloed op u uitoefent, opdat u Mij zult begrijpen, opdat u mijn wil zult vervullen, getroost zult worden in de nood en onderricht in alle waarheid. Slechts Een kan u deze waarheid bezorgen: uw God en Vader van eeuwigheid die u onderricht opdat u Hem zult herkennen en Hem zult leren liefhebben. Want Ik wil uw liefde.
Daarom spreek Ik u toe. U die Mij niet kunt zien en bijgevolg ook niet op Mij aanstuurt als u geen kennis hebt die u geloof kan schenken. Maar Ik wil dat u in Mij gelooft en daarom doe Ik alles om u dit geloof te bezorgen.
Ik maak me aan u bekend.
U mensen zult dit geschenk van genade niet in zijn volle betekenis kunnen begrijpen. De Heer van de oneindigheid, de eeuwige God en Schepper die alles liet ontstaan wat voor uw ogen zichtbaar is en oneindige onzichtbare werken voor u heeft geschapen.
Hij buigt zich liefdevol naar u over. Hij spreekt de afzonderlijke mens toe, zoals Hij echter ook door hen tot alle mensen spreekt. Hij openbaart zich aan u.
En slechts weinig mensen herkennen Zijn stem.
Maar deze weinigen hebben ook een verlichte geest, want wie in staat is Mij te horen, wie Mij zelf herkent in het woord dat Ik naar de aarde stuur, die is ook doorstraald met de kracht van mijn geest en hij heeft nu een geheel andere kijk op alle gebeurtenissen, op alles wat hem omgeeft en wat hij beleeft.
Mijn geest verlicht zijn denken en geeft hem ook duidelijkheid over alle samenhang. Hij kan niet meer twijfelen, juist omdat hij Mij zelf herkent als Ik hem toespreek door mijn woord. Waar mijn geest werkt, daar is ook weten. En weten is licht dat de duisternis doorbreekt.
Maar waar zult u mensen op aarde nog een licht vinden? De mensen gaan voort in de duisternis. Ze hebben een verduisterde geest. Ze denken niet na. En zouden ze nadenken, dan zouden ze geen duurzaam resultaat behalen.
Er is duisternis op aarde, die alleen door één Licht van boven kan worden verdrongen. Maar Ik ben steeds bereid een licht voor u te ontsteken. Ik ben steeds bereid u met de kracht van mijn geest te doorstralen, als u maar bereid bent de woorden van mijn liefde aan te nemen, als u maar uw harten zou willen openen om de stroom van mijn liefde binnen te laten, als u mensen maar zou begeren Mij te horen.
Ik zou graag willen dat u Mij zult leren liefhebben. Daarom zult u naar Mij moeten luisteren. U zult mijn openbaringen moeten aannemen en het zal licht in u worden, want u dringt dan door tot de geheimen van mijn eeuwige liefde, tot mijn heilsplan van eeuwigheid. U zult u zelf herkennen en uw taak op aarde. U zult Mij herkennen en u zult Mij dan uw liefde schenken. En u zult er vurig naar verlangen dat mijn stem eeuwig in u zal weerklinken.
Amen
BD.5565
26 december 1952
Geestelijke nood – Verkeerd denken
Het denken van de mensen is verward geworden. En dit is onder geestelijke nood te verstaan, dat zij zonder inzicht zijn, dat zij ver van de waarheid afstaan en daarom ook ver van Mij zijn, omdat zij zonder liefde leven, want de liefde bindt hen onherroepelijk met Mij en de waarheid aaneen.
Hoe zouden ze dus anders geholpen kunnen worden, dan dat zij altijd weer tot liefde gemaand en aangezet worden. De liefde kan hun echter niet gegeven worden maar kan hun alleen als het voornaamste gebod worden voorgesteld – dat absoluut vervuld moet worden, wil de mens zijn doel op aarde bereiken. De mens moet weten dat hij zonder liefde geen stap vooruit komt, maar door dwang kan ze niet van hem geëist worden, omdat het dan geen liefde zou zijn – maar in het gunstigste geval een handelwijze die liefde moet voorwenden. U, mensen mag niet vergeten dat de liefde iets goddelijks is. Dat Ik u dus daarom het gebod van de liefde gaf, om u de weg te wijzen uw wezen te vergoddelijken. Maar in geen geval oefen Ik de geringste dwang op u uit, wat echter een “gebod” in de zin van het woord zou betekenen. En zo liet Ik u in alles vrij, u mag over uzelf beslissen. Ik kan u alleen door onderrichtingen zo ver brengen dat u uit uzelf de juiste weg inslaat.
Daarom ben Ik onophoudelijk bezig de mensen in het juiste denken binnen te leiden, ze juist te onderrichten, hun mijn woord te zenden door dienaren die Mij geheel en al zijn toegedaan, hun opheldering te geven over al het voor en tegen, opdat zij uit zichzelf dan de juiste beslissing nemen en dat doen wat tot het doel leidt – opdat zij in de liefde leven en weer worden, wat zij in het allereerste begin waren.
Maar Ik stuit op harde weerstand. De mensen nemen mijn liefdevolle onderrichtingen niet aan. Zij denken zo verward dat zij het eenvoudige vanzelfsprekende weten over de samenhang van alles niet meer begrijpen kunnen – en zij hebben daartoe ook de wil niet. Mijn liefdevolle woorden sterven weg aan hun oor en dringen niet in het hart, en de kracht van mijn woord kan niet werkzaam worden bij de mensen.
De geestelijke nood is reusachtig groot, omdat de wil van de mensen vrij moet blijven en zij zelf de innerlijke drang niet meer hebben. Ze hebben geen verlangen naar ware opheldering, ze voelen zich op hun gemak in hun geestelijke duisternis, ze wensen geen licht. En komt het licht tot hen, dan laten zij zijn stralen niet binnendringen in hun hart, ze wenden zich af en keren zich naar de dwaallichten toe die overal langs de weg opflitsen. En Ik zie vol erbarmen neer op mijn schepselen, die Ik gelukkig zou willen maken en die niets aannemen uit mijn hand. Ik zie hoe zij verloren lopen, ieder op een ander pad, maar niet gaand over de weg die wel bergopwaarts – maar zeker naar Mij voert. Ik zie ook hen die Mij zoeken maar zich niet laten raden waar Ik te vinden ben, die vele wegen moeten gaan voordat zij op de juiste weg uitkomen.
Ik zou hun allen graag die vergeefse wegen willen besparen. Ik zou hun graag de weg tot Mij makkelijk willen maken, Ik zou graag een ieder een leider als gezelschap mee willen geven. Maar Ik kan hen altijd alleen maar met mijn lokkende stem toeroepen: “Kom tot Mij, allen die uitgeput bent en onder lasten gebukt, Ik wil u verkwikken”. Ik kan alleen roepen, hen echter niet dwingen de juiste weg te gaan. Maar naar de roepende stem van mijn liefde luisteren zij niet, omdat ze mijn stem niet herkennen zolang ze zonder liefde zijn. En dat is wat Ik als geestelijke nood aanduid. Dat er wel hulp is, dat u, mensen deze hulp echter niet wilt aannemen en zodoende zelf het einde bepaalt dat u tegemoet gaat. Ik kan u helpen, Ik wil u ook helpen, maar u moet u ook willen laten helpen. Want uw wil is vrij en zal eeuwig uw lot bepalen.
Amen
BD.5571a
6 januari 1953
Uiterlijkheden, Ceremonies – Ware godsdienst (1)
Zoek de kern en verlustig u niet aan de buitenkant.
Hoe dringend wil Ik u mensen dit graag op het hart drukken, dat alle uiterlijkheden u geen stap verder brengen, dat alleen uw innerlijk leven moet worden gewekt, dat u alleen dan een geestelijk resultaat zult kunnen boeken, wanneer uw streven geestelijk gericht is. En zolang het uiterlijke u nog iets doet, zolang u zich nog door ceremonies laat fascineren, zolang zult u nog niet op uw innerlijk gericht kunnen zijn. Want zodra u uw geestelijke ogen naar binnen richt, maakt het uiterlijke een indruk op u als van schaduwen. U sluit de ogen en wendt u af van uiterlijke pracht en praal en ceremoniële handelingen, omdat u dan het ware licht in u waarneemt, dat van Mij zelf uitgaat, dat Ik in ieder mens ontsteek, die waarlijk het innerlijk nastreeft, die zijn best doet de juiste band met Mij tot stand te brengen, die nu aan zichzelf werkt, die Mij serieus en waarachtig zoekt.
Door hem laat Ik me vinden. En hij zal dan ook begrijpen, waarom Ik in geest en in waarheid aangeroepen wil worden.
Bedenk toch, dat mijn rijk niet van deze wereld is.
Wat dus nog behoort tot deze wereld, is een barrière voor de geestelijke wereld, voor mijn rijk, waar geen materiële dingen meer bestaan. Bedenk dat alle materie nog wordt beheerst door degene, die in de wereld regeert en dat het zijn werkzaamheid is, u glans en praal, oogverblindende materie te bieden, om Mij daardoor voor u te verduisteren, om u van het ware geestelijke streven af te houden. Denk eraan, dat hij zich van al datgene bedient, wat nog een deel van hem is, om u in gevaar te brengen. Wie ernstig zoekt naar verbinding met Mij, moet in zijn binnenkamer gaan en Mij daar aanroepen. Dat wil zeggen: hij moet zich in de stilte terugtrekken en zijn gedachten naar binnen richten. En hij zal Mij zeker vinden, terwijl een mens moeilijk zijn gedachten bij elkaar zal kunnen houden, waar de wereld hem zo openlijk tegemoet treedt waar het oog ook maar kan kijken, en er geen ware aandacht is.
Ik ben niet daar te vinden, waar men Mij verkondigt op een manier die alleen verafgoding is, omdat de afgod wordt gehuldigd die nog alle materie bezielt.
Mijn rijk is niet van deze wereld.
Zo duidelijk waren mijn woorden en ieder, die serieus streeft naar Mij en mijn rijk te komen, kon ze begrijpen en zal ze ook begrijpen. Maar u vindt mijn rijk niet in de wereld, die nog aan mijn tegenstander behoort.
Laat het uiterlijke los, wanneer u Mij op de juiste wijze wilt dienen. Laat u zich alleen aan mijn leer van de liefde gelegen liggen, volg ze ijverig na en u dient Mij dan zo, dat Ik daar welgevallen aan heb.
(Onderbreking)
BD.5571b
7 januari 1953
Uiterlijkheden, Ceremonies – Ware godsdienst (2)
In alle kerken, waar Ik bekend word gemaakt, verneemt u mensen de grondbeginselen, die u naar de eeuwige gelukzaligheid kunnen leiden. Klinken de leren niet verder dan tot in uw oren, dan zullen ze voor u van weinig nut zijn. Maar laat u ze doordringen in het hart, dan wordt het zaad dat in u is gelegd bevrucht en komt het op, om spoedig de hele akker – uw hart – om te zetten in weelderige vegetatie. Er wordt een leven in u gewekt en de leer van Christus, mijn woord dat u bekend werd gemaakt, brengt heerlijke vruchten voort. Uw ziel wordt rijper en gaat haar voltooiing tegemoet. Daarom kan elke kerk, die mijn woord tot u brengt, u helpen gelukzalig te worden. Maar het in ontvangst nemen van mijn woord is eerste vereiste en dit woord wordt u aangeboden, wanneer de leer van Christus u wordt overgebracht, die u ook een weten geeft over Jezus Christus, de Zoon Gods en Verlosser van de wereld.
Alleen door Jezus Christus zult u mensen zalig kunnen worden, dus moet ook het weten over Hem en Zijn verlossingswerk u worden toegevoerd en alleen door het vervullen van Zijn geboden van liefde zult u de voltooiing tegemoet kunnen gaan. En daarom zult u ook onderricht moeten worden in Zijn leer. Waar en hoe u nu deze leer van Christus wordt overgebracht, is niet belangrijk. Maar dát ze wordt overgebracht is dringend noodzakelijk, om welke reden Ik alle verkondigers van mijn woord zegen, die proberen Mij zelf dichter bij de mensen te brengen, die getuigen van Mij, die als de mens Jezus over de aarde ging en de mensen het heil bracht. Wat dus geschikt is om de mensen van mijn lijden en sterven aan het kruis, van mijn menswording en van mijn werk van verlossing, in kennis te stellen; wat geschikt is om hen tot navolging van Jezus aan te sporen, hen ertoe te brengen een leven in onbaatzuchtige naastenliefde te leiden, dat strookt ook met mijn wil en is door Mij gezegend. Het doet er niet toe welke geestelijke richting dit beoogt. Maar wat daar bovenuit gaat, wat niet met mijn leer van de liefde overeenstemt, wat door de mensen als belasting wordt ondervonden, omdat het de vrije wil van de mens aantast, alles wat tegengesteld is aan mijn eenvoudige levenswandel op aarde, wat er verder aan mijn goddelijke geboden van de liefde werd toegevoegd, wekt mijn misnoegen en is niet geschikt om ware leden van de kerk, die Ik zelf op aarde heb gesticht, op te leiden. Want waar de liefde wordt onderricht, moet ze ook zelf worden beoefend. Dat wil zeggen: waar nood is, moet die worden gelenigd.
En wie Ik aardse goederen schenk, moet ze gebruiken in dienst van de naastenliefde. Hij moet nood lenigen naar beste vermogen en kunnen. Wordt dit voornaamste gebod buiten beschouwing gelaten, dan is er ook geen zegen te verwachten, ofschoon mijn leer van de liefde wordt verkondigd. Want dan zijn het slechts lege woorden, die nog geen omvorming van het wezen tot gevolg hebben. Dan is dus mijn woord nog niet tot het hart doorgedrongen. Dan werd het nog niet levend in het hart van de mens. Er is een zaadkorrel op rotsige bodem gevallen en kon daarom niet ontkiemen. Niets anders kan u een eeuwig leven in gelukzaligheid opleveren, dan alleen een leven in liefde. En waar deze leer de mensen echt nadrukkelijk wordt gepredikt, wordt mijn evangelie in waarheid bekend gemaakt. En waar mijn leer van de liefde nu ten volle wordt nageleefd, vindt de ware godsdienst plaats, die Mij verblijdt en die u een ongekende zegen oplevert.
Amen
BD.5572
9 januari 1953
De tegenstander weet dat hij niet veel tijd meer heeft
De tegenwoordige tijd staat onder de invloed van mijn tegenstander, wat toch niet zeggen wil dat Ik mijn macht, mijn liefde en genade niet laat zien. De mensen zelf geven hem gelegenheid door hun wil hun gezindheid hun handelen en spreken. Zij verwijderen zich daardoor van Mij en kunnen op die manier de invloed van mijn liefdestraling niet meer bespeuren, waarvan de werking hen van zijn invloed bevrijden kon. Het is nu de tijd van het einde zoals geschreven staat, en hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft.
Daarom woedt hij zeer opvallend en wordt toch niet door de mensen herkend, en mijn tegenstander strijdt bijzonder hard waar er duidelijk naar Mij gestreefd wordt. Dat zal voor u altijd de verklaring zijn als mensen, wanneer zij streven naar het geestelijke, in conflict raken met zichzelf of met hun omgeving.
Het geestelijk streven, dat wil zeggen: uw blik op Mij richten is voor mijn tegenstander een gruwel en vervult hem met haat en vernietigingswoede. Hij bedenkt de schandelijkste plannen en de uitwerkingen ervan zijn duidelijk onder mijn kinderen te bespeuren, onder hen die Mij trouw willen dienen, onder hen die het licht ontvangen en moeten uitdragen in de wereld. Want dit “licht” onderbreekt hij hinderlijk met zijn dwaallicht, hem stoort het licht van boven en hij zou het graag uitdoven. Hij vecht om iedere ziel die hij dreigt te verliezen, en omdat het merendeel van de mensen hem vrijwillig volgt is hij vertoornd over elke ziel die hem herkent en zich nu van hem losmaakt.
Het is een tijdsverschijnsel dat echter alleen begrepen wordt door de mens die oorzaak en doel kent van het beëindigen van deze aardse periode, die weet van de strijd tussen licht en duisternis en van het nabije einde. En hoe meer het einde nadert des te heftiger zal hij woeden en verwarring stichten onder de mensen. Voor hem is elke list en iedere leugen goed, hij gebruikt alle wapens gewetenloos ook als zij de ziel voor wie hij vecht de dood brengen. Hij zal optreden onder een masker en vaak moeilijk te herkennen zijn, hij zal ook onder de mijnen verschijnen en alle misleiden die zich door zijn masker laten misleiden. En Ik verhinder het hem niet, want tot aan het einde van deze wereld heeft hij macht en kracht en die kan hij ook beproeven. Maar in gelijke mate sta ook Ik klaar met mijn genadegaven, die als zij maar benut worden de overwinning over hem behalen op de dag van het gericht.
Wat lang van tevoren aan u mensen verkondigd werd moet ook vervuld worden, en daartoe behoort ook het woeden van satan in de laatste tijd voor het einde. Toch is er voor u allen altijd een weg die uit de chaos voert, er blijft u een toevluchtsoord over waarheen u kunt snellen in ieder gevaar. Kom allen tot Mij als u belast en beladen bent, Ik zal u verkwikken. Draag al uw leed, uw bange vragen, uw angsten, zorgen en twijfels tot Mij, Ik sta altijd en overal voor u klaar. Ik zal u altijd bijstaan en kracht geven als u zwak bent en Ik zal u uit de nood van uw ziel weghalen. Want die Mij in ernst zoekt behoeft niet te vrezen in handen van mijn tegenstander te vallen, omdat Ik reeds bij hem ben als hij naar Mij verlangt.
Nog een korte tijd, en de vlam van de wereldbrand die mijn tegenstander ontstoken heeft om zichzelf in deze gloed te verbergen zal hoog oplaaien. zijn tijd is nog niet ten einde, dus is hij nog volop bezig en benut die tijd goed. Maar zij zal beëindigd worden wanneer Ik dat wil, want Ik ben waarlijk Gebieder over hemel en aarde, over de goede- en slechte geestenwereld en niets kan geschieden zonder mijn wil of toelating.
Zodoende is het mijn wil dat hij gekluisterd wordt duizend jaar lang, dat hem de macht en invloed over het menselijke geslacht voor een tijd ontnomen wordt. Het is mijn wil dat er eenmaal weer vrede zal komen onder de mensen, en dat zij die zich als de mijnen hebben laten kennen verlost worden van zijn gewelddadige invloed.
Het is mijn wil dat de mijnen de zegepraal over hem behalen, dus zal Ik ze ook in de tijd van de hevigste strijd niet verlaten en Ik zal hen steeds nabij zijn en niet toelaten dat zij door hem verdrukt worden boven hun krachten. Ik zou steeds bij u willen zijn, dat wil zeggen: u moet ondanks alle aanvechtingen van zijn kant altijd in de liefde volharden omdat Ik zelf dan bij u kan zijn en hij dan van u wijken moet van u, die hij nu definitief aan Mij verloren heeft.
Amen
BD.5575
12 januari 1953
De zin van lijden en ziekte
Alle nood die u op aarde moet verduren zal u meervoudig vergolden worden, en u zult in gelukzaligheid beseffen wat uw staat van lijden op aarde u heeft opgebracht – die mijn liefde inzag als heilzaam voor uw ziel – en die daarom alleen uit liefde u werd opgelegd.
U, mensen geloof toch, dat u allen nog gelegenheden nodig hebt om rijper te worden, dat zelden een mens op de aarde te vinden is wiens ziel al zo kristalhelder is bij het verlaten van het lichaam, dat zij als mijn kind direct kan ingaan in het geestelijke rijk. Geloof het, dat maar weinig mensen de graad van kindschap Gods bereiken zouden – die hun het erfdeel van de Vader oplevert, als Ik voor hen niet de mogelijkheid zou scheppen van ziekte en leed, een toestand die de ziel volkomen kan zuiveren van alle afvalstoffen – en als het ware het afdragen van alle schuld nog op aarde betekent.
Ik alleen ken de bereidheid en het in staat zijn liefde te geven van ieder mens, dus ook zijn graad van rijpheid. Ik weet waarlijk ook het beste wie met Mij al zo nauw in verbinding staat dat Ik hem als mijn kind kan aannemen. Maar volgens de wet van eeuwigheid moet de ziel bij het sterven van het lichaam volledig zuiver en zonder afvalstoffen zijn, omdat de hoogste graad van gelukzaligheid – het kindschap Gods – alleen op de aarde bereikt kan worden, omdat voor de ziel de hoogste voltooiing in het geestelijke rijk – een opklimmen naar het kindschap Gods – in het hiernamaals niet meer in aanmerking komt.
Daarom wordt de ziel nog op aarde de gelegenheid geboden zich te vervolmaken, wat een moeilijk aards bestaan vol van leed teweeg kan brengen.
Liefde en leed leiden de ziel naar volmaaktheid. Liefde en leed laten de ziel rijpen. Liefde en leed laten de ziel deelachtig worden aan de grootste vreugden en de gelukzaligste verbondenheid met Mij. Het kind sluit zich aaneen met de Vader – en blijft dan eeuwig met Hem verbonden.
Het aardse leven echter is begrensd, het is maar een vluchtig ogenblik vergeleken met de eeuwigheid. En of het nog zo smartelijk is, de vreugden aan het Hart van de Vader wegen duizendvoudig op tegen het leed. Dankbaar ziet eens de ziel terug en ziet de overgrote liefde van de Vader, die haar dit oneindige geluk bereiden wilde – en haar alleen daarom op aarde liet lijden.
Amen
BD.5577
14 januari 1953
Gods geest in de mens Jezus – Het navolgen
U, mensen zou vol van de goddelijke geest kunnen zijn als u leeft vanuit de navolging van Jezus. Hij was als mens niet anders dan u, Zijn leven was alleen maar een strijden en worstelen tegen de begeerten, die Hij net als u ervoer, maar wilde onderdrukken uit liefde tot Mij. Zijn leven was een leven in liefde tot de naaste van wie Hij wist dat ze in nood verkeerden en die Hij wilde helpen. Wat Hij volbracht, zou u, mensen ook kunnen volbrengen, als het u ernst zou zijn Mij zelf in alle volheid in u op te nemen.
Zijn ziel kwam wel uit het rijk van het licht, maar ze herkende zichzelf niet als zodanig, voordat mijn liefdegeest door de mens Jezus stroomde. Soms sprak mijn geest wel uit Hem, dan sprak de mens Jezus op bovennatuurlijke wijze en liet de mensen versteld staan. Maar zodra mijn geest zich weer verborg, voelde Jezus zich net zo als mens zoals u en Zijn soms zeer heldere geestestoestand bracht Hem in verwarring en beangstigde Hem; Hij was in zichzelf gekeerd, maar Mij altijd in innige liefde toegekeerd, die Hem dan ook Zijn taak op aarde duidelijk maakte. De mens Jezus moest worstelen met alle krachten die tegen Hem waren. Hij moest alles meemaken en doorstaan wat een mens maar kan ondergaan, want Hij is u, mensen de weg voorgegaan die u ook zult moeten en kunnen gaan met Zijn hulp. Hem zelf hielp Ik met de kracht van mijn liefde waar Hij voortdurend om vroeg en voor zich verwierf door Zijn leven in liefde. En deze ongewone toevoer van liefdekracht stelde Hem in staat het verlossingswerk te volbrengen.
Ook u, mensen zou het ongewone kunnen volbrengen als u zelf door werken van liefde u de kracht van mijn liefde eigen zou willen maken, maar de wil ontbreekt u, die echter in de mens Jezus buitengewoon sterk ontwikkeld was, echter weer alleen als gevolg van de liefde die Hij in zich tot volle wasdom bracht. Zijn ziel voelde als ziel van het licht de grote geestelijke nood van de omgeving, en daarom was haar wil om te helpen zo sterk en zette de mens Jezus aan om in liefde werkzaam te zijn. Ook u, mensen ziet om u heen nood, geestelijke en aardse en als u zou willen helpen, zou u ook de kracht worden toegestuurd, want met de wil wordt rekening gehouden. En ook u zou vol van de goddelijke geest kunnen zijn, omdat elk werk van liefde u de kracht van mijn liefde op zou kunnen leveren en dus mijn geest in u werkzaam worden.
Het navolgen van Jezus zou waarlijk niet van u, mensen worden verlangd, wanneer het niet te vervullen zou zijn. Want steeds weer moet er de nadruk op worden gelegd, dat Jezus als mens Zijn weg op aarde is gegaan en dat alle goddelijke eigenschappen Zijn verdiensten waren die Hij als mens had verworven, dat niet de Godheid Hem bewoog welke levensweg Hij had te gaan, maar dat de mens zich aan de Godheid onderwierp – begrijp het goed: dat de liefde van de mens Jezus Mij ertoe bracht om onbeperkte liefde weg te geven, omdat Ik tegen de liefde machteloos ben, omdat Ik zelf de liefde ben van eeuwigheid.
De mens Jezus heeft Mij zelf bedwongen met Mij zelf, Hij heeft gedaan wat Ik zelf moest doen, wat mijn Oerwezen verlangt; de kracht van de liefde werkzaam te laten zijn. En ieder mens die in de liefde werkzaam is, dwingt Mij om Mij zelf weg te geven. Maar deze dwang is het meest gelukkig makende gevoel voor Mij, die Mij steeds zou willen wegschenken, maar alleen volgens mijn wet van eeuwigheid me kan wegschenken, waar liefde op Mij toekomt. De liefde moet het wezen met Mij verbinden, dan is het vervuld met mijn geest, met de kracht van mijn liefde en dan kan het werken in en met Mij, dan is de mens de weg van de navolging van Jezus gegaan die leidt naar de vereniging met Mij.
Amen
BD.5581
19 januari 1953
De onbeduidendheid van aardse zorgen
Hoe onbeduidend zijn toch alle aardse zorgen en hoe ernstig en groot acht u ze. En wat alleen belangrijk is, daar schenkt u mensen weinig aandacht aan. En daarom worden uw noden en zorgen steeds groter, omdat ze u ertoe moeten brengen aan Mij te denken en aan uw eigen ziel. En als dit wordt bewerkstelligd, dan waren de noden en zorgen een zegen voor u. Maar waar ook deze het niet tot stand brachten dat de mens zich naar Mij keerde, is vaak groot gevaar dat er nu lagere krachten in werking treden en de mens helpen, maar dan steeds met verlies van de ziel die de vorst der duisternis probeert te winnen.
De ongelovigheid wordt steeds groter. Zonder bezwaar geven de mensen Mij prijs en grijpen begerig naar materiële goederen, die ze als het ware als koopsom ontvangen, omdat ze Mij weggeven en dus ook hun ziel. En daarom neemt ook de aardse nood toe en is deze zo duidelijk te herkennen als door satan in de wereld gebracht. Het ongeloof en aardse verschrikkingen zullen steeds samen optreden, omdat de satan heerst waar geen geloof meer is. Het diepe geloof echter betekent steeds een uitweg uit elke nood.
Daarom hoeft de aardse nood niet zo groot te worden geacht, want het diepe geloof in Mij kan en zal ze opheffen. Maar dit stelt ook een zekere rijpheid van de ziel voorop, een innige verbinding met Mij, die u dan altijd bijstaat en de nood laat ophouden. De ongelovige schijnt een nood enorm groot toe, op de gelovige maakt dezelfde nood nauwelijks indruk, want hij weet dat er iemand boven hem staat die ze heeft gestuurd en ze ook weer van hem weg kan nemen. De ongelovige echter zet de eigen kracht in om de nood de baas te worden. En daar het hem niet lukt, neemt hij de bijstand van beneden aan, dat wil zeggen: hij grijpt naar de middelen die succes beloven en met grote zekerheid en verwachting bedwingt hij alles wat hem terneer scheen te drukken.
Het ongeloof is echter ook een kracht, voor welke gewaarschuwd moet worden. Want de ongelovige staat in verbinding met hem die ook over kracht beschikt, maar ze verkeerd gebruikt en zo dus ook die ontvanger van kracht ze voor zondige activiteiten gebruikt. Daarom kan deze kracht onvoorstelbare schade aanrichten, wanneer de mens zich eraan overgeeft, wanneer hij zich zo totaal van Mij losmaakt, dat mijn tegenstander volledige macht over hem heeft.
Elke aardse nood moet u mensen naar Mij toe leiden. En in elke aardse nood zult u in de eerste plaats aan uw ziel moeten denken, of ze deze nood wel gebruikt om zich met Mij aaneen te sluiten. Een dergelijke ernstige vraag kan de last al verminderen, want ze wordt in u gelegd opdat u oplet en de zin van uw zorgen inziet. U zult heel gemakkelijk van deze zorgen af kunnen komen, door Mij ernstig te verzoeken om kracht en hulp. Ik wacht slechts op een dergelijk verzoek, om u dan mijn hulp te kunnen verlenen. Want Ik wil alleen uw zielen behoeden voor de diepte. En Ik kan dit doen zodra u uw ogen omhoog richt en Mij aanroept.
Maar laat uw hart niet koppig zijn. Geloof niet uit eigen kracht u uit elke moeilijke situatie te kunnen bevrijden. U mensen bent allen zwak en hebt ondersteuning nodig. Maar wend u tot de ware bron, uit welke u kracht zult kunnen putten. Laat u niet verleiden door mijn tegenstander, die u alles belooft en uw ziel schade toebrengt die u niet meer zult kunnen goedmaken, tenzij u Mij aanroept dat Ik u genees.
Amen
BD.5587
26 januari 1953
Deemoed
Kom God in alle deemoed naderbij en Hij zal zich liefdevol naar u over buigen. Luister naar de stem van uw hart. Wordt niet arrogant van geest omdat Zijn liefde voor u duidelijk wordt. Blijf Hem daarentegen steeds in deemoed toegedaan, dan is de mate van genade die Hij over u uitstort onuitputtelijk. Dan bent u waarlijk Zijn kinderen die de weg naar het hart van de Vader hebben gevonden. De deemoed moet u geheel vervullen en ook het grootste geschenk van liefde mag u niet verwaand doen worden, want het is alleen Zijn overgrote liefde die u zo’n geschenk doet toekomen, maar niet uw waardigheid. Wat zwak is wordt door God liefdevol aangezien zodra het zijn zwakheid inziet en zich in alle deemoed inhoudt tegenover de eeuwige Liefde. Dan wordt het waarlijk overstelpt met een volheid van genade, die u een hoge opgang verzekert. En zo is u mensen een eenvoudige verklaring gegeven, wanneer en hoe God Zijn genadegaven schenkt. Er wordt u opheldering gegeven wat er alleen nodig is om een rijke mate van genade te ontvangen. De deemoed wordt als de deugd voorgesteld die door God wordt aangezien met van liefde vervulde ogen, die Hem beweegt tot weggeven, een rijkdom aan genade uit te delen die de mens met zekerheid naar het doel voert, naar de vereniging van het kind met de Vader.
Zoals een kind de vader in alle deemoed tegemoet gaat, zo moet ook de mens zich deemoedig voelen tegenover de eeuwige Vader. Maar waar de deemoed verdwijnt, daar trekt ook God Zijn genade terug. Maar de deemoed vraagt niets voor zichzelf. De deemoed voelt zich zo oneindig klein tegenover de Godheid, Die ze wel vermoedt, maar Die ze niet durft aan te spreken. De ware deemoed zal alleen maar een stamelen voortbrengen. Ze zal zich niet met woorden kunnen uiten, want ze waagt het niet woorden te richten tot het hoogste Wezen, Dat met één gedachte al kan vernietigen wat Het eens heeft geschapen. De deemoed is sprakeloos en valt alleen neer voor het aangezicht van God, smekend om Zijn erbarmen. De deemoed wacht geduldig tot ze wordt opgericht door Zijn goedwillende hand. En waar u mensen deze deemoed inziet, daar zal ook de stroom van genade ononderbroken het hart binnenstromen. Daar is de aanwezigheid van God duidelijk. Daar is de verbinding van de aarde naar de hemel tot stand gebracht. Daar buigt God zelf zich naar de aarde en zal Hij het vat dat Hem geopend wordt voorgehouden, vullen met Zijn genade. Het hart dat zich deemoedig aan God overgeeft in het besef van zijn onwaardigheid en zwakte.
Want de deemoed van het hart is het hoogste sieraad van de ziel. Ze opent als het ware de poort naar het geestelijke rijk. Ze opent de bron van genade, want waar deemoed is, is ook de liefde voor God, Die door de ziel erkend wordt als allerheiligst Wezen, naar Wie ze nauwelijks durft op te kijken. Op Wie ze echter aanstuurt, aan Wie ze zich geheel en al tot eigendom zou willen geven. De overgave vol deemoed van de ziel aan haar Schepper en Vader van eeuwigheid is de kortste weg naar Hem, want een machtige golf van liefde en genade draagt haar over alle hindernissen heen bij het hart van de Vader Die haar welwillend tot zich trekt omdat een deemoedige ziel Hem welgevallig is.
Ware deemoed van het hart hoeft niet naar buiten toe zichtbaar te zijn. Veel meer verbergt ze zich vaak achter een ondoordringbare kern, want de ware deemoed geldt niet de mensen maar de God en Schepper van eeuwigheid. De ware deemoed waagt het niet tevoorschijn te komen. Ze gaat stille, eenzame wegen in bescheidenheid en treedt nooit op de voorgrond. Ze is zonder enige eigenliefde, maar steeds ijverig ook de medemensen de grootte en heiligheid van God voor te houden, omdat ze zelf voelt hoe klein en armzalig de mens is tegenover Zijn heiligheid. En ze zal genade ondervinden in overvloed, want haar hele wezen is vol afschuw van de vroegere zonde en afval van God, Die ze nooit ofte nimmer zou willen beledigen en Die daarom haar volledige en helemaal naar Hem toegekeerde wil vastpakt en de ziel tot zich trekt in vurige, erbarmende liefde.
Amen
BD.5589
29 januari 1953
Einde plotseling midden in de roes van werelds genot
In de roes van wereldse genietingen slaan de mensen geen acht op de tekenen van boven en het einde nadert met reuze schreden. De wereld houdt al hun zinnen gevangen. De geest is volledig in nevelen gehuld. God wordt niet geëerbiedigd en ze vrezen geen macht boven zich, want ze zijn tevreden met de maatregelen van de aardse machthebbers die ze des te meer toe jubelen, hoe wereldser ze zijn en hun wereldse verbeteringen beloven. Het is een toestand als ten tijde van de zondvloed. De vergrote levenslust laat hun op geen enkele geestelijke gedachte komen en de vervulling van hun wensen en begeerten is zondig, omdat ze geen maat meer houden en ongebreideld genieten en zich daardoor geheel in de handen van de tegenstander van God begeven.
En hij heeft bij deze mensen zijn spel gewonnen. Hij lokte hen met aardse goederen en won hen verrassend snel. Maar zijn zege betekent voor de mensen de dood. De dood van het lichaam en van de ziel, want het einde laat niet lang meer op zich wachten. Het einde komt midden in de roes van het genot, onverwacht en zo snel dat niemand in staat is zich te bezinnen en er geen redding meer is. Ze zouden wel hebben kunnen inzien dat het kort voor middernacht is, want alle aankondigingen getuigden ervoor. Doch ze stoppen hun oren en ogen dicht, om niet dat te hoeven horen en zien wat ze niet horen en zien wilden.
En zo komt het einde bij verrassing. Wanneer lust en ondeugden het hoogtepunt hebben bereikt, wanneer de zonde zo hand over hand toeneemt dat er geen halt meer aan kan worden toegeroepen door waarschuwingen en vermaningen van de dienaren van God, dan moet het oordeel komen dat voortdurend werd aangekondigd.
Let daarom op de tekenen. Er zal een aardse welstand te zien zijn die een ongeremd levensgenot betekent voor de wereldse mensen die nu trachten uit de wereld te halen wat maar mogelijk is. Daarbij zullen de vermaningen van hun gelovige broeders onaangenaam en hinderlijk zijn en daarom zullen de laatstgenoemden gehaat worden in dergelijke mate, dat voor de gelovigen een tijd van nood aanbreekt ter wille van Jezus’ naam, omdat de zondige mensen diens leer tot doel van hun aanvallen maken en omdat ieder die zich voor Jezus en Zijn leer uitspreekt, van al datgene wordt beroofd wat hij voor zijn leven nodig heeft. Doch deze tijd van nood zal voorbijgaan tot zegen van de gelovigen. Want hun geloof zal steeds sterker worden, omdat hun duidelijk een kracht van boven wordt toegezonden en omdat ze het woord van God kunnen horen, rechtstreeks of door Zijn boden.
En dat is de tijd die nog voor u ligt, die onherroepelijk zal komen en die moet worden overwonnen, omdat het er nu om gaat de bokken van de schapen te scheiden, omdat er een verduidelijking van de gezindheid van de enkeling moet komen, omdat de enkeling moet beslissen voor of tegen God. En een dergelijke beslissing moet in volledig vrije wil plaatsvinden en daarom is er ook een benarde toestand van de kant van de aardse macht toegelaten, zoals echter ook genaden van boven ongewone kracht geven aan diegenen die ze willen gebruiken in het geloof in God, in Jezus Christus, de Zoon van God en Verlosser van de wereld. Zware tijden zullen de mensen nog moeten meemaken, maar gezegend is hij die het leven als moeilijk ervaart. Want de anderen zullen ten onder gaan, omdat ze op geen teken acht hebben geslagen, omdat ze niets boven zich vreesden en daarom op de dag van het oordeel zich toch onder de rechtspraak van God moeten stellen, wanneer het einde van deze aarde is gekomen.
Amen
BD.5591
30 januari 1953
De nood van de zielen in de diepte – Voorbeden
Groot is de nood van de zielen die plotseling en onvoorbereid worden weggeroepen van de aarde, als ze niet al door een aan God welgevallige levenswandel een graad van rijpheid hebben bereikt die hen voor het lichtrijk geschikt maakt. Maar het merendeel gaat naar de overzijde in het geestelijke rijk in een waarlijk erbarmelijke toestand, zonder geloof in Jezus Christus, zonder het geringste inzicht en geheel zonder kracht, daar hun de liefde ontbrak en hun dus ook geen werken van liefde navolgen in het geestelijke rijk. Ze zijn arm en ellendig en weten niet waarheen ze zich moeten wenden om hulp, omdat ze geen geloof hebben in die Ene, Die hen kan verlossen van alle zonden en alle leed. Jezus Christus, die elke roep naar Hem waarlijk zou horen. Het geestelijke rijk neemt alle zielen op die van de aarde zijn heengegaan, maar hoe verschillend zijn de sferen die hun nu een verblijfplaats bieden.
Het rijk der duisternis echter is het dichtst bevolkt en voortdurend neemt het nieuwe bewoners op, omdat ook op aarde grote duisternis is en de zielen eenzelfde plaats opzoeken als die ze verlaten hebben. Daar is de nood zo ondraaglijk, dat de zielen deze zouden willen ontvluchten, wat ze echter niet uit zichzelf kunnen, maar waar ze ondersteuning bij nodig hebben. Deze zielen keren steeds weer naar de aarde terug en houden zich op in de nabijheid van mensen met welke ze op aarde nauwe betrekkingen hadden, of door hetzelfde karakter voor hen welkome objecten zijn om hun eigen wil op ze over te dragen, dus indirect verder te werken op aarde. Zulke zielen kunnen maar moeilijk verbeterd worden en toch moet er ook aan hen in het gebed worden gedacht, opdat ze door voorbede opwellingen krijgen die tot een verandering kunnen leiden.
Waar een liefdevol gebed de zielen van de gestorvenen navolgt, is er steeds hoop dat ze spoedig de duistere verblijfplaats kunnen verruilen voor een zwak-schemerig oord en ze zoeken dan het licht tot ze het vinden. De zielen van de duisternis moeten vaak zeer lang in de diepte vertoeven, omdat ze geen poging doen eruit te komen. En pas het verlangen naar licht levert hun licht op.
Daarom zult u mensen niet genoeg kunnen bidden voor deze zielen, dat ze op het licht aansturen, dat in hen het verlangen zal ontwaken in een iets lichtere omgeving te komen. Want de wil van de wezens is beslissend en voor de versterking en verandering van een verkeerde wil zult u mensen steeds weer moeten bidden, wilt u de zielen helpen die plotseling van de aarde heengaan, die weggeroepen worden midden uit het leven en weinig of helemaal geen geestelijk inzicht bezitten. Ze kunnen geholpen worden als u ze maar helpen wilt, als u ze liefde schenkt en hen zou willen verlossen uit de duisternis.
De nood is overgroot en kan niet door middel van dwang worden opgeheven. Een voortijdig wegroepen van de aarde is vaak een daad van barmhartigheid voor deze zielen, zodat ze niet nog verder wegzinken. Want dan zou de verlossing uit de diepte nog veel moeilijker zijn, omdat de wil dan nog halsstarriger is en helemaal tegen God gericht. Denk daarom aan hen die plotseling van de aarde heengaan en zend hun liefdevolle gedachten na, opdat ze zich door u voelen aangetrokken om naar de aarde terug te keren en ze van u kunnen leren. Want ze zullen zich steeds in de nabijheid ophouden van diegenen die hun liefde geven. Ze zullen veel eerder bereid zijn onderrichtingen door middel van gedachten van u aan te nemen dan zij het op aarde zouden hebben gedaan. En voor zulke zielen kan de voortijdige dood nog de enige weg zijn naar een verandering van wil, als u ze kracht geeft door uw liefde, door uw gebed, dat bestemd is voor de verlossing van deze arme zielen uit de duisternis.
Amen
BD.5592
1 februari 1953
“Ik ben het Licht van de wereld” – Licht is waarheid
Ik ben het Licht van de wereld en alleen daar waar Ik ben, kan het licht schijnen. Waar Ik echter niet ben, is duisternis. Wie deze woorden diep in z’n hart laat doordringen, zal ook spoedig door een lichtstraal worden aangeraakt, want hij zal inzien dat hij de weg naar Mij moet nemen om tot het licht te komen. Maar licht is waarheid en de waarheid komt van Mij. En zo kan niemand in de waarheid gaan die zich ver van God af bevindt, die Mij zelf niet in zich heeft opgenomen zodat Ik een licht in hem kan ontsteken. Maar Mij opnemen betekent de liefde tot zijn eigendom maken, want wie in de liefde leeft, leeft in Mij en Ik in hem. Ik ben dus de Liefde, de Waarheid, het Licht, het Leven. Zonder Mij leeft u elders, in de duisternis. Waar u ook maar ergens anders het licht zoekt – u zult het niet vinden als u het niet in uzelf ontsteekt door de liefde. Als u Mij, de Liefde zelf, niet tot u trekt door werkzaam te zijn in liefde.
Er kan wanorde in uw gedachten zijn, maar dan is er ook wanorde in uw hart. Dan is de liefde niet in u die alles ordent volgens de eeuwige wet, die ook uw denken juist leidt en geen onduidelijkheid, geen vragen en geen twijfel in u laat bovenkomen. Zo is er dus pas dan licht in u, wanneer Ik zelf onderdak heb gevonden in uw hart, omdat Ik zelf het licht ben van eeuwigheid. Het staat u echter vrij het licht te kiezen of de duisternis. Gelooft u in Mij door wie het licht in de wereld is gekomen, gelooft u in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk, dan zult u ook proberen Mij te winnen. U zult u door Mij uit de duisternis laten wegroepen, u zult naar mijn stem luisteren. U zult mijn geboden van de liefde herkennen als mijn wil en u zult mijn wil binnengaan ter wille van het licht. U zult verlangen naar Mij, naar mijn liefde, naar het leven dat Ik u beloofd heb. U zult inzien dat er zonder Mij geen leven is en dus vrijwillig in het lichtschijnsel treden dat Ik zelf uitstraal. U zult het licht zoeken en het ook vinden. U zult in de waarheid verkeren zodra u in de liefde leeft. Er is geen andere weg om tot de waarheid te komen dan door de liefde. En dat zal u ook de dwaling begrijpelijk maken die over de hele wereld verbreid is, die onvermijdelijk daar moet zijn waar geen liefde is.
De liefde onder de mensen is echter bekoeld. Waar zal de waarheid nog aangetroffen kunnen worden die er niet zijn kan waar Ik niet zelf ben. Die niet buiten Mij bestaat en die door de liefdeloosheid van de mensen zelf verdrongen werd. Waar geen liefde is, is duisternis, ook al is het verstand van de mensen nog zo hoog ontwikkeld. Ik ben het Licht der wereld, maar Ik ben ook de eeuwige Liefde. Waar echter het licht gedoofd wordt, waar de liefde niet te vinden is, daar is ook duisternis van de geest. Daar is dwaling, onwetendheid, verblinding en geestelijke verwaandheid, want daar heerst de vorst der duisternis, die de waarheid wil verdringen en daardoor ook Degene, die de eeuwige Waarheid, die het Licht van eeuwigheid is.
Amen
BD.5593
2 februari 1953
God verdoemt niet, integendeel, Hij wil verlossen
Niet Ik verdoem de mensen en stoot de zielen in de duisternis, veeleer sturen ze zelf aan op de diepte, zij zelf spreken het oordeel over zich uit door hun levenswandel, die zo is, dat de vorst der duisternis bezit van hen kan nemen en hen naar beneden trekt in zijn gebied. Ik ben een God van liefde en met al deze zielen heb Ik medelijden, omdat het mijn grondbeginsel is, alles wat eens uit Mij is voortgekomen gelukkig te maken. Ik zie hun nood, Ik zie hun deerniswekkende toestand en zou hen graag willen helpen. Doch zolang ze zich van Mij afwenden, zolang ze niet bereid zijn zich door Mij te laten helpen, houdt mijn tegenstander hen vast in zijn macht, want hun wil geeft hem daar het recht toe, zoals echter ook de daaraan tegengestelde wil Mij het recht zou geven hen omhoog te helpen.
Ik vergeef ieder mens zijn schuld, ofschoon Ik als een God van gerechtigheid een vereffening, een genoegdoening moet verlangen. Maar mijn liefde vol erbarmen heeft voor alle zondaars de mogelijkheid geschapen hun zondeschuld kwijt te raken. Mijn liefde vol erbarmen nam de zondeschuld van allen op zich en betaalde het losgeld door de offerdood aan het kruis. En toch blijft iedere ziel de keuze gelaten daar gebruik van te maken, omdat Ik haar een vrije wil heb gegeven die Ik nooit zal aantasten. Maar het is de vrije wil die haar, als hij verkeerd is gericht, in de verdoemenis stort, in een toestand die zo smartelijk is dat hij gelijk is aan de vreselijkste opsluiting in een kerker en waarvan ze meent dat die haar door Mij is opgelegd en Mij daarom beschouwt als een wrekende en straffende God, die haar verstoten heeft in de duisternis. De ziel schept zichzelf haar lot, want wat zij is en waar zij is, is een toestand die in vrije wil is nagestreefd, die ook alleen maar veranderd kan worden door eigen wil, maar die ook onmiddellijk wordt verbeterd, wanneer de ziel haar denken op Mij richt.
Mijn liefde pakt iedere ziel vast en helpt haar omhoog wanneer ze het hogere nastreeft, dus op Mij zou willen aansturen. Ik ben wel een God van gerechtigheid, maar wat Ik vraag als tegenprestatie, als compensatie voor de zondeschuld van de opstand van weleer tegen Mij, is slechts de erkenning van mijn verlossingswerk, dus de erkenning van Jezus Christus als Gods Zoon. Zoals zich het geestelijke eens van Mij afwendde en viel, zo moet het zich weer tot Mij wenden in Jezus Christus om omhoog te klimmen. Ik verlang alleen erkenning van Zijn goddelijkheid, omdat Ik dan zelf word erkend, die Me op aarde in de mens Jezus heb belichaamd om het de mensen, het eens van Mij afgevallen geestelijke, te vergemakkelijken de vroegere zonde weer goed te maken.
De mensen staan ver van God af. De mensen zijn het geestelijke dat eigenwillig van Mij is weggegaan. Niet Ik heb dit geestelijke verdoemd, maar het heeft in vrije wil op de diepte aangestuurd, waaruit Ik het weer omhoog zou willen halen. Maar Ik kan ze niet tegen hun vrije wil in een andere sfeer verplaatsen. Ik was en ben en blijf eeuwig de God van liefde en zelfs mijn gerechtigheid wordt door mijn liefde vol erbarmen overtroffen, die een weg heeft gezocht de gerechtigheid voldoening te verschaffen en toch de schepselen tegemoet te komen, opdat ze Hem weer konden naderen wanneer ze daartoe de wil hadden. En mijn liefde zal zich eeuwig inspannen die zielen uit de diepte te verlossen, die zelf verdwaald zijn. Mijn liefde zal eeuwig haar helpende hand uitstrekken, die alleen maar hoeft te worden vastgepakt om de diepte te kunnen ontvluchten, want Ik ben geen straffende, geen verdoemende God. Ik ben een God van liefde en barmhartigheid, die eeuwig alleen maar gelukkig wil maken wat eens uit Zijn liefde is voortgekomen.
Amen
BD.5594
3 februari 1953
Het overwinnen van de materie
Word uzelf ervan bewust dat alles vergankelijk is en dat uzelf evenzo een vergankelijk lichaam heeft. Dat u alles achter moet laten wanneer het uur van scheiden van de aarde is gekomen, dat dan alleen uw ziel zal blijven bestaan. Maar wel in de zelfde gesteldheid die u haar zelf op aarde gegeven heeft. U moet uzelf bewust worden dat zij dezelfde houding die u als mens tot de wereld had, meeneemt in het hiernamalige rijk. Dat zij daar dus evenzo aan de rijk hierna. Dat zij in dat rijk dus evenzo hangt aan de materie of deze veracht, zoals zij het op de aarde gedaan heeft. Dat dan echter een bovenmate leedvolle toestand haar lot zal zijn wanneer alleen de materie haar verlangen en begeren was, die zij nu moet achterlaten en arm en ellendig het rijk hierna ingaan. Daarentegen, hoe geheel vrij en gelukzalig zal zij zijn als geen aardse dingen haar belasten, wanneer op aarde haar streven en begeren reeds geestelijk gericht was.
Mensen bedenk toch, dat de wereld u slechts schijngoederen kan schenken die niet blijvend zijn. Dat u zich daar echter tot slaaf van maakt wanneer u ze niet overwint en als schijngoederen erkent. De hebzucht naar aardse goederen is het grootste gevaar voor de menselijke ziel, en de hebzucht is sterk bij de mensen op deze aarde en groeit steeds aan, hoe dichter het einde nadert. De mensen zijn in hun geest geheel verblind en hun denken is verward. Zij ijveren en werken alleen voor wereldse zaken maar slaan geen acht op hun zielen die zij gebrek laten lijden en toch blijven die alleen maar bestaan wanneer al het andere verdwenen en vergaan is. En toch worden de mensen onophoudelijk er op gewezen hoe nutteloos hun doen en laten is, welk lot hun ziel wacht na de dood. Zij worden weliswaar daar op gewezen kunnen echter alleen gewaarschuwd en vermaand, worden echter niet gedwongen tot verandering van hun vrije wil en eigen gedachten. Maar de vermaningen en waarschuwingen slaan zij in de wind en blijven ook onbewogen door de voorspellingen van het naderende einde, omdat zij er niet in geloven.
En daarom uit God zich somtijds heel duidelijk, door van de mensen weg te nemen wat zij vrijwillig niet willen kwijt raken. Dit is een goddelijke openbaring die maar door weinigen als zodanig erkend wordt. Het is een openbaring die duidelijk genoeg de mensen het werken van God te zien geeft; omdat zij daar niet tegen op kunnen en niet in staat zijn zich daartegen te weren. Zij moeten hun volledige onmacht toegeven en konden dus ook inzien dat een hogere Macht werkzaam is volgens Haar wil. En toch willen zij deze Macht niet accepteren, ja eerder nog ontkennen zij die Macht en dit kan hun niet belet worden omdat zij in het bezit zijn van een vrije wil.
God spreekt overal en Zijn stem kan door een ieder gehoord worden, maar toch blijven de meesten daar onbewogen onder en richten hun ogen naar de wereld en haar goederen. In hun hart verstomt het begeren naar de materie niet, zodat zij al het verlorene zo snel mogelijk terug willen winnen maar de ziel gebrek laten lijden als voorheen.
Desondanks laat God door Zijn bemoeienissen niet na de mensen van de materie te verlossen, en er zal nog veel gebeuren voor het einde wat voor dat doel nog dienstig is. En de zegen is hun zeker die het doel van vernietigingen en catastrofen inzien en ook Hem erkennen, die over de schepping beveelt. Zegen ook voor degenen die God in al het gebeuren herkennen en Hem aanroepen om bescherming en hulp in elke nood. Hun wordt hulp geschonken op aarde en ook in het geestelijke rijk, en zij zullen leven ofschoon zij lichamelijk gestorven zijn.
Amen
BD.5595
6 februari 1953
De wil bepaalt het schenken van genade – Genade
Niet mijn wil bepaalt uw geestelijke toestand, zowel op aarde als ook in het hiernamaals, integendeel, alleen uw wil. Geen mens wordt van mijn genade uitgesloten, geen mens kan zeggen van Mij nooit steun te hebben ondervonden, maar zijn wil kiest of en in hoeverre hij gebruik maakt van het schenken van mijn genaden. Mensen die geestelijk streven, die inzicht hebben, zijn alleen maar op hun geestelijk niveau aangeland omdat ze de schenking van genade door Mij benutten, het was alleen hun wil die Mij geen weerstand bood en die bereid was mijn hand vast te pakken als die zich in medelijdende liefde naar hen uitstrekte. En alle mensen zouden hetzelfde kunnen doen. Mijn hand strekt zich uit naar alle mensen op velerlei manieren, om ze op te trekken uit lage geestelijke toestand naar omhoog. Maar Ik kan hen niet tegen hun wil in in een toestand verplaatsen, welke het lot is van diegenen die Mij ter wille zijn. Ik kan en wil hen niet in dwangposities verplaatsen, omdat een positieve ontwikkeling onder dwang niet een “werkelijk rijp” worden van de ziel betekent, omdat elke dwangtoestand tegen mijn wet van de eeuwige ordening ingaat. Maar met genaden kan Ik de mensen onmetelijk bedenken. En alleen het aannemen van mijn genaden brengt ’t tot stand dat de geestelijke toestand van de mens beter wordt. Nooit mag een mens geloven dat Ik mijn schepselen met voorkeur bedenk, een ieder ontvangt zoveel en zo vaak hij begeert.
Maar wie nooit naar genade verlangt, wie de hem aangeboden genade afwijst, blijft ook onbekwaam tot elk geestelijk streven, en elk geestelijk inzicht is hem onthouden. En weer is ook alleen de wil van de mens doorslaggevend of hij werken van liefde verricht. Ook dat is beslissend, omdat de liefde hem al genade bezorgt in de ruimste mate, want een liefdevol mens ben Ik al zo nabij, dat de wil die af wil wijzen, niet meer aanwezig is en dan benut hij alle genaden, dat wil zeggen: elk hulpmiddel dat Ik hem doe toekomen, ervaart hij als weldadig en hij verzet zich er niet meer tegen. Het is de wil die de mens tot liefde aanzet of hem het werkzaam zijn in liefde belet, en zo ook bepaalt de wil de toevoer van genade omdat elke weerstand moet worden opgegeven om door de stroom van genade geraakt te worden.
Ieder mens kan rijp worden wanneer hij wil, omdat hij steeds kracht krijgt toegestuurd, als hij bereid is deze kracht goed te gebruiken. En wat de een makkelijk afgaat, kan voor de ander sterke zelfoverwinning kosten, maar steeds alleen daarom, omdat zijn weerstand nog groot is en dit alles de wil van de mens bepaalt. Maar Ik zou nooit van de mensen in het leven op aarde een omvorming van hun wezen vragen, wanneer dit onmogelijk zou zijn en Ik verlang ook niet zoiets zwaars dat het moeilijk te vervullen zou zijn. Ik verlang alleen het opgeven van de weerstand, waarvoor de wil dus bepalend is. Maar is eenmaal de weerstand opgegeven, dan is al het andere heel makkelijk, omdat nu mijn genade onophoudelijk stroomt en alles mogelijk maakt wat tevoren onmogelijk was. Want alles is genade wat mijn medelijdende liefde aanwendt om u te helpen. Elke dag die u nog op aarde bent, is genade, genade is elk wijzen hoe u uw levenskracht juist zult kunnen benutten, genade is elke hulpverlening die u door mijn woord wordt geboden, omdat mijn woord u het op de hoogte zijn van mijn wil en van uw levenstaak overbrengt, en u door dit weten een juiste levenswandel zult kunnen leiden en dus tot zielenrijpheid komen. Mijn liefde doet u zonder mate genade toekomen, maar ze dwingt uw wil niet en daarom zult u wel gelukzalig kunnen worden, maar ook eindeloos lang nog in een ongelukkige toestand blijven, tot u toch eens uw wil verandert, tot u de weerstand opgeeft en naar Mij en mijn liefde zult verlangen.
Amen
BD.5598
10 april 1953
“Ik ben sinds eeuwigheid” – De schepping van Lucifer
Ik ben sinds eeuwigheid en Ik zal zijn tot in alle eeuwigheid. Ik ben het hoogste en volmaaktste Wezen en uit Mij kwamen talloze wezens voort, eveneens in volmaaktheid, omdat Ik niets anders dan het volmaakte kan scheppen. En zo was ook dit door Mij geschapen wezenlijke vol van macht en kracht. Het was niet beperkt in zijn werkzaamheid. Het kon dus scheppen en vorm geven net als Ik, want het gebruikte mijn kracht, die het onbeperkt van Mij betrok. Het uitstralen van kracht in mijn schepselen was een gebeuren dat Mij onnoemelijk gelukkig maakte en mijn wil om lief te hebben steeds opnieuw aanspoorde mijn schepselen te voorzien met mijn kracht. Doch Ik deed dit voortdurend via mijn eerst geschapen wezen om dit in dezelfde mate gelukkig te maken en tot scheppende bezigheid aan te sporen.
Maar de uitstraling van mijn liefde vond daar geen weerklank meer. Het eerst geschapen wezen erkende Mij niet als Bron van de kracht, waande zich zelf daarentegen als voortbrenger van deze kracht, omdat het scheppen kon in vrije wil en bijgevolg ook niemand boven zich wilde erkennen. En dat was zijn verderf. Want het maakte zich opzettelijk van Mij los en bijgevolg ook van de liefde, ofschoon het krachtig en machtig bleef omdat Ik mijn kracht niet terugtrok van een wezen dat mijn liefde had geschapen. Het behield dus wel zijn kracht, die nu echter geen liefdeskracht meer was die een opbouwende uitwerking had, maar een verwoestende, ontwrichtende werking had omdat de liefde haar ontbrak. Toch bleef dit wezen mijn schepsel, want mijn liefde kan zich niet afkeren van dat wat mijn liefde heeft voortgebracht. Maar dit wezen had een aanvang, een begin, terwijl Ik ben sinds eeuwigheid.
Alleen dat al zou dit eerst geschapen wezen het bewijs hebben moeten geven, dat het niet het hoogste, het eerste Wezen was. Want het was op de hoogte van zijn begin. En dit weten moest zijn liefde voor Mij, voor het Wezen dat hem liet ontstaan, bovenmate doen ontvlammen. Want het was overgelukkig in zijn door Mij volmaakt geschapen staat. En het kon zijn geluk voortdurend laten toenemen door het scheppen van aan hem gelijke wezens. En ook dit scheppen kunnen moest het aan Hem doen denken, Die ook hem het leven had gegeven. Het weten was in hem, in de eerst geschapen geest. Hij was daarom de lichtdrager die al zijn kennis kon overbrengen aan de wezens die uit zijn wil voortkwamen, maar die allen mijn kracht als oersubstantie hadden, die allen werden geboren uit de liefde die de eerst geschapen geest voortdurend doorstroomde en in Mij haar oorsprong had.
En ondanks dit inzicht, ondanks het helderste licht dat het doorstraalde, viel het wezen. Het keerde zich van Mij af. Het stootte de eeuwige Liefde van zich af. Het gebruikte zijn kracht niet meer volgens mijn wil, maar tegen Mij. Maar het kon zich niet losmaken van Mij. Het kon ook niet meer vergaan, hoewel het eens een begin had, want het was kracht uit Mij die eeuwig niet kan vergaan. Ze kon alleen negatief werkzaam zijn tot een bepaalde graad om, als deze graad overschreden is, te veranderen in positieve kracht. Maar Ik verga in geen eeuwigheid en wat eenmaal van Mij is uitgegaan, keert ook onvermijdelijk naar Mij terug. Maar dan heeft het een zodanige verandering doorgemaakt dat het zichzelf herkent als lichtvonk, dat het op het eeuwige Licht aanstuurt. Dat het bij Mij en in Mij zijn gelukzaligheid vindt, dat Ik het nu met mijn liefdeskracht doorstraal tot in alle eeuwigheid.
Amen
