Inhoud

BD.4602 Eeuwige verdoemenis
BD.4607 De satan gaat rond als een brullende leeuw – Waak en bid
BD.4613 Het zwakke zal het einde niet meemaken
BD.4614 Het overwinnen van de dood door Jezus Christus
BD.4618 De zonden van de vaderen wreken zich op de kinderen
BD.4624 Geestelijke concentratie voor het opnemen – Strenge zelfkritiek
BD.4626 De Heiland van lichaam en ziel
BD.4629 Werkzaam zijn in liefde – Het gebruiken van de kracht die God ons doet toekomen – “Wie in de liefde blijft”
BD.4631 De kwellingen van een hernieuwde kluistering in de materie
BD.4633 De angst van de mensen – De natuurcatastrofe en de gevolgen
BD.4635 Geloofsstrijd – Het belijden voor de wereld – Ik zal de dagen verkorten
BD.4638 Gebed is de brug naar God – Gedachten zijn de brug naar het geestelijke rijk
BD.4639 “Er zal geen steen op de andere blijven”
BD.4641 Geestelijke wedergeboorte
BD.4643 Geloofsstrijd – De kracht van de naam Jezus – Het komen van de Heer
BD.4644 Het beleven van de ondergang als in een droomtoestand – Herinnering – Nieuwe aarde
BD.4645 Denk niet aards – Aanmaning Gods om Zijn woord herhaaldelijk tot zich te nemen
BD.4646 Gods wil: richtsnoer voor het leven
BD.4647 “U zult nog grotere dingen kunnen volbrengen” – Belofte
BD.4654 Word als kinderen
BD.4661 Aankondiging van een naderend gericht – Een ster is in aantocht
BD.4662 “Waak en bid opdat u niet in bekoring komt”
BD.4665 De wereld wil wonderen zien en ziet het grootste wonder niet
BD.4670 De aanleiding tot Gods buitengewone werkzaamheid
BD.4672 Het uitrijpen van de ziel door leed – Gods zorg – De wereld en God
BD.4675 “Dag en uur weet niemand” – Valse profeten van de eindtijd
BD.4684 De macht van de satan – “Waak en bid”
BD.4687 Het onderwerpen van de wil aan de goddelijke wil
BD.4692 Omvorming van de aarde in een ogenblik – Het wonder van de schepping
BD.4693 De goede Herder – Leider – Zorgeloze levenswandel
BD.4700 Het horen van het goddelijke woord – Gedachten

                                              – * –

BD.4602
30 maart 1949

Eeuwige verdoemenis

Gods barmhartigheid kent geen grenzen, Gods liefde is oneindig. Zijn geduld is onmetelijk en daarom kunnen Zijn schepselen niet voor eeuwig verloren gaan, daar Hij anders niet volmaakt zou zijn. Het is daarom ook verkeerd van een eeuwige verdoemenis te spreken wanneer daar een denkbeeld van tijd onder te verstaan is dat iets wat nooit eindigt moet omschrijven. Want zo’n eeuwige verdoemenis betekende dan echter: iets dat voor God geheel verloren zou zijn, dus dat het wezenlijke dat oorspronkelijk van God is uitgegaan en door Zijn tegenstander aan Hem is ontrukt, voorgoed aan Zijn tegenstander is afgestaan. Dan zou echter deze tegenstander groter zijn dan God, hij zou in zekere zin overwinnaar zijn en in macht en kracht superieur zijn aan God, wat echter nooit kan bestaan of gebeuren, want met Zijn volmaaktheid, met Zijn kracht en macht en wijsheid kan niemand zich meten.

Wat uit Hem is voortgekomen, blijft eeuwig in Zijn bezit, slechts tijdelijk van Hem gescheiden, dat wil zeggen zich op grote afstand bevindend, omdat het dit zelf zo wil. Maar ook deze verwijdering is geen toestand die blijvend is, omdat het wezen om gelukzalig te zijn, door de uitstraling van Gods kracht moet worden aangeraakt en, als het daar zelf niet de wil toe heeft, door de liefde en barmhartigheid van God wordt vastgepakt, die hem de staat van gelukzaligheid wil bereiden. Een eeuwige verdoemenis zou daarom ook in tegenspraak zijn met Gods liefde en barmhartigheid, oftewel deze zouden begrensd zijn waardoor de volmaaktheid van God aan volkomenheid zou inboeten. Een hoogst volmaakt Wezen heeft geen menselijke zwakheden, een eeuwige toorn zou echter een minderwaardige menselijke eigenschap zijn, zoals ook elke eeuwigdurende toestand van straf geen goddelijke stelregel genoemd zou kunnen worden, want het goddelijke is gekenmerkt door de liefde. De liefde echter redt en helpt, ze vergeeft en maakt gelukkig en zal nooit iets voor eeuwig van zich afstoten.

Aan de tegenstander van God daarentegen ontbreekt het goddelijke principe, de liefde, en steeds zal zijn doel zijn, het wezenlijke voor eeuwig tot zich naar beneden te trekken. En hij is het die bij de mensen het begrip van eeuwigheid verwart, die tracht God als onbarmhartig en gevoelloos voor te stellen, om de liefde tot Hem te verstikken. Hij is het die zelf geen erbarmen kent en die daarom zonder bedenken tracht de zielen ongelukkig te maken, die hun elke mogelijkheid om geholpen te worden zou willen afnemen om ze voor eeuwig te verderven. En hij vindt gewillige aanhangers van zijn leer van de eeuwige verdoemenis, die allen God in Zijn oneindige liefde niet herkennen, daar zij anders deze leer geen geloof zouden kunnen schenken. Maar steeds zal de mensen de waarheid worden overgebracht en de dwaling fel belicht, opdat God als het volmaaktste Wezen herkend en bemind zal worden, opdat de mensen zich bij Hem aansluiten en Zijn tegenstander verafschuwen.

Amen

BD.4607
5 april 1949

De satan gaat rond als een brullende leeuw – Waak en bid

Waar Ik weet dat een kind in nood is, is mijn liefde tot elke hulp bereid en Ik zal het redden uit de macht van hem die mijn tegenstander is en de vijand van mijn kinderen. Waar een ziel worstelt en mijn wil probeert te vervullen, hoeft waarlijk de macht van mijn tegenstander niet gevreesd te worden, want Ik bekommer me vol zorgen om hen die tot Mij willen doordringen. En Ik verlaat mijn kinderen niet in hun nood en Ik zal een muur rond hen oprichten, waar niemand overheen kan klimmen, tenzij Ik zelf de poort open en hen er naartoe leid.

De satan gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden.

Denk aan deze woorden en verwonder u niet, want de tijd van het einde is gekomen, terwijl hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft en waarin hij met alle krachten werkt aan de ondergang van mijn schepselen, waarin hij middelen aanwendt die hem succes moeten bezorgen. En Ik zeg u dat u moet waken en bidden, opdat u niet in handen valt van de verleider. Hoe vaak heb Ik u niet gewezen op de gevaren waarin u verkeert, want er begint een hevige strijd tussen de krachten van het licht en de duisternis. U allen zult deze strijd aan den lijve ondervinden, maar in het bijzonder diegenen die een geestelijk leven leiden naast het aardse. Want dezen lopen met hun gedachten aan Mij rond en lokken daarom bijzonder de vijandelijkheden van mijn tegenstander uit en deze wil hij doen stoppen. Zijn manier van strijden is vaak succesvol omdat hij de zwakheden van de mensen kent en daar inzet om hen te overmeesteren. Maar onmetelijk veel genaden staan u, mensen ter beschikking. U zult de zege over hem kunnen behalen met mijn hulp. Vrees hem niet maar treed hem moedig tegemoet, weet dat u sterk bent en onaantastbaar als u Mij liefhebt en in stilte een gedachte naar Mij opzendt dat Ik bij u blijf in de strijd tegen hem.

En hij zal vluchten voor u omdat hij mijn nabijheid niet kan verdragen. U bent sterker dan hij zodra u met Mij ten strijde trekt.

Ik heb geen deel aan datgene wat steeds uit de onderwereld te voorschijn komt. Ik blijf bij mijn kinderen als deze kinderen van Mij, die zich aan de Vader vrijwillig ter beschikking stellen, Hem maar gehoorzamen, zodra Hij hun Zijn wil voorlegt die de arbeid in Zijn wijngaard betreft. Ik noem hier mijn kinderen die de stem van de Vader herkennen en letten op Zijn roep – en als Ik hun taken geef helemaal bereid zijn zich voor Mij in te zetten, dus onderrichtend werkzaam te zijn zodra Ik hem als onderwijzende kracht opleid. Wie nu als mijn kind wil worden aangenomen, moet dan ook als een kind naar de Vader gaan en van Hem voor zichzelf de aanwijzingen inwinnen voor zijn levensweg. En als Ik nu vraag dat mijn leer wordt verbreid, als Ik zelf door de stem van de geest mijn leer naar de aarde laat komen, dan moet deze leer heilig zijn voor hem en hij haar als zuiverste waarheid uit de hemelen aannemen en hoogschatten. Maar dan zal ze voor hem ook steeds het beste en heiligste blijven, dat hij niet meer weggeeft, omdat het kracht is van boven, die onwillekeurig ook omhoog trekt. Maar mijn gave opofferen betekent een ernstige overtreding tegen de gehoorzaamheid die een kind Mij is verschuldigd en kan bijgevolg niet tot heil strekken. En dan zult u de invloed van de tegenstander kunnen beseffen en u zult u daarvoor moeten beschermen.

Daarom maak Ik u opmerkzaam en duid u de tekens aan waaraan u hem zult kunnen herkennen: Hij zal als engel des lichts verschijnen bij hen wier geloof nog zwak is en hen verblinden, en hun ogen zullen zwakker en zwakker worden en uiteindelijk het juiste niet meer inzien, omdat ze al te gewillig naar hem luisterden en zich door zijn masker lieten bedriegen. Maar hij heeft alleen dan macht over u, zodra u twijfelt aan de zuivere waarheid. Dan maakt hij gebruik van uw onzekerheid en voert u op dwaalwegen. Want hij gaat rond als een brullende leeuw, zoekend wie hij kan verslinden. U echter moet waken en bidden opdat u niet in bekoring valt.

Amen

BD.4613
13 april 1949

Het zwakke zal het einde niet meemaken

Het zwakke zal het einde niet meemaken. Ik weet heel goed, hoe de ziel van ieder afzonderlijk geaard is, welke wil ze in zich heeft en welke graad van rijpheid ze bezit, die ook de maatstaf is voor de sterkte van wil in de laatste geloofsstrijd. Ik weet dat dit laatste belijden van Mij grote kracht vereist, die maar weinig mensen opbrengen en dat er een heel levend geloof toe behoort, stand te houden en Mij trouw te blijven. En daarom zullen deze trouwe aanhangers en belijders de poorten van het paradijs op de nieuwe aarde worden ontsloten, opdat hun liefde voor Mij, die ze Mij tot het einde toe bewijzen, beloond wordt.

Mensen die zwak van geloof zijn, houden in deze laatste strijd op de aarde geen stand en het gevaar om van Mij af te vallen, wend Ik af om hen niet in de handen van mijn tegenstander te laten vallen en hun nog de gelegenheid te geven in het rijk hierna hun ontwikkeling voort te zetten, wat na het einde van deze aarde voor lange tijd niet meer mogelijk is. Ze zullen tegen de eisen en inspanningen van de laatste tijd niet opgewassen zijn en zuiver lichamelijk al hun levensweg beëindigen voor de tijd, want ze zijn niet van Mij afgewend, alleen ontbreekt hun het diepe levende geloof, dat hen in staat stelt een waar strijder voor Christus te zijn. En hiervan zullen er vele zijn, die wel voor Mij kiezen, dus het geloof in een God van liefde en wijsheid in zich hebben, maar dit niet tot zo’n sterkte aanzetten dat ze zich onbezorgd aan Mij toevertrouwen en vragen om mijn bijstand. Deze zielen neem Ik van de aarde, daar ze anders verloren zouden gaan voor eeuwige tijden.

Maar het sterke blijft Mij trouw tot aan het einde en zal door Mij worden weggenomen vóór de vernietiging van de oude aarde. Dit gebeuren zal u duidelijk moeten zijn en het moet u eveneens begrijpelijk zijn, dat voornoemde zwakke zielen het paradijs van de nieuwe aarde niet bevolken; dat dit paradijs alleen geestelijk rijpe mensen kan dragen, die mijn aanwezigheid onder zich toelaten, zoals Ik het u heb toegezegd.

Op het laatst moet er een scheiding zijn van de bokken en de schapen. De oude ontwikkelingsperiode eindigt met het kluisteren in de vaste materie van het geestelijke dat gefaald heeft en er begint een nieuw tijdperk met een rijp mensengeslacht, dat zich al op aarde in een staat van gelukzaligheid bevindt, omdat het standhield en door Mij op aarde voldoende beproefd werd. Deze zielenrijpheid laat mijn aanwezigheid onder mijn kinderen toe. Maar zwakke nog niet geheel rijpe zielen zouden mijn aanwezigheid niet kunnen verdragen en dus is de nieuwe aarde geen verblijfplaats voor hen, maar die nochtans in het geestelijke rijk opwaarts gaan en wegens hun vroegtijdig beëindigd leven ook in het geestelijke rijk voorrechten hebben die hen helpen opwaarts te gaan. Dit is de scheiding van de geesten die steeds verkondigd werd door woord en geschrift.

Amen

BD.4614
14 april 1949

Het overwinnen van de dood door Jezus Christus

De wereld is verlost van de zonde. De mensen zouden moeten jubelen en juichen als ze zich bewust zouden zijn van deze grote genade die hun een onuitsprekelijk zwaar lot in het hiernamaals bespaart wanneer ze benut wordt. Wanneer er dus in het geloof aan de verlossing door Jezus Christus wordt gevraagd om vergeving van de zondeschuld. Jezus Christus heeft het verlossingswerk volbracht, dat zo belangrijk is voor alle wezens op aarde en in het geestelijke rijk. En de mensen nemen er zo weinig notie van en maken geen gebruik van deze onvoorstelbare genade.

Jezus liet zich kruisigen uit liefde voor de medemensen en stond op de derde dag weer op uit de dood.

Hij heeft de dood overwonnen en Hij wilde dat alle mensen deelachtig werden aan het offer dat Zijn liefde voor de mensen bracht. Hij wilde dat ook zij overwinnaars van de dood zouden worden. Dat ze de dood niet meer hoefden te vrezen en dus het eeuwige leven konden binnengaan, omdat Hij de barrières heeft neergehaald door het werk van verlossing dat in zijn volle betekenis niet is te bevatten zolang de mens op aarde verblijft. Hij heeft de dood overwonnen en daardoor een ban verbroken.

De mensen die onvrij waren door de vroegere zonde van opstand tegen God, wier wil onder invloed van Zijn tegenstander stond en die zich niet van hem konden vrijmaken, zijn nu door de kruisdood van Christus in de omstandigheid zich los te maken van de tegenstander van God, als ze Jezus Christus om bijstand aanroepen in elke nood, omwille van het verlossingswerk dat de mens Jezus voor Zijn medemensen heeft volbracht. Dus is Jezus de voorspreker bij God voor allen die in Hem geloven en hun best doen in navolging van Christus te leven, die dus werkzaam zijn in liefde en Zijn geboden onderhouden. Dan doet hij dat wat God hem als opgave heeft gesteld gedurende zijn bestaan op aarde. Dan bevrijdt hij zich van de banden van de dood, want gebonden te zijn aan de tegenstander van God, is de zekere dood voor de ziel. Jezus overwon de dood.

Hij was mens en stierf ook als mens, hoewel Hij met Gods geest was vervuld en de bitterste dood die Hij zelf had gekozen, ook van zich af kon wenden als gevolg van Zijn onbeperkte macht. Als mens bood Hij God het offer aan en Hij overwon daardoor Zijn tegenstander. Onzelfzuchtig dacht Hij alleen aan het leed en de zondeschuld van de medemensen en Hij wilde hun lot verlichten dat het gevolg is en was van de zonde. En God nam het offer aan.

Hij vergeeft diegenen de schuld, die Jezus als Middelaar aanroepen om Zijn genade en voorspraak. Maar het offer aannemen en de zondeschuld vergeven, verzekert het ontwaken ten leven in de eeuwigheid.

Dus bestaat er geen dood meer, want na de lichamelijke dood gaat de ziel het lichtrijk binnen naar een eeuwig leven. Doch alleen de zielen van hen die Hem erkennen, die in Hem geloven als Gods Zoon en Verlosser van de wereld.

De mensen zouden moeten triomferen, dat de dood nu overwonnen is en dat Jezus dit werk heeft volbracht. Want nu heeft de dood zijn verschrikking verloren, omdat er een ontwaken is in het geestelijke rijk, omdat de tegenstander van God geen macht meer heeft over de mens, als die zich overgeeft aan de goddelijke Verlosser en om Zijn hulp vraagt, om versterking van de wil en de genaden van het verlossingswerk, om de vergeving van de zondeschuld die de mens heeft meegenomen als erfenis van het eens gevallen geestelijke waartoe hij zelf behoort.

Hij is verlost van deze zonde door Jezus Christus. En hij zal jubelen en juichen als hij de liefde van de mens Jezus voor ogen houdt, Die het zwaarste op aarde heeft volbracht waartoe een mens ooit in staat was.

Amen

BD.4618
19 april 1949

De zonden van de vaderen wreken zich op de kinderen

Generaties lang zal de zonde zich doen gevoelen bij de kinderen. Zo is het u geleerd en bent u daardoor dikwijls in conflict gekomen met de leer aan een God van liefde en barmhartigheid, die de zondaar vergeeft en hem zijn straf kwijtscheldt als hij serieus berouw heeft. U kunt het niet begrijpen dat mensen moeten lijden die zelf geen schuld hebben en bijgevolg het slachtoffer zijn van hen die zondigden tegen God.

En toch is ook daar de wijsheid en liefde van God aan het werk; ofschoon voor u niet op een erg begrijpelijke manier, speelt toch het wezen van de ziel voor de belichaming als mens hier mede een rol, die zelf zich een zondig mens uitkoos voor haar verwekking in het vlees.

Deze zielen worden geleid door hun driften, ze zijn ondanks hun eindeloos lange ontwikkelingsgang, ondanks veelvoudige en kwellende omvormingen nog in een uiterst onvolmaakte staat, ze hebben hun onbeheersing nog niet afgelegd en begeven zich nu instinctmatig naar een hun verwante mensenziel, waar ze verwachten gelegenheid te hebben hun onbeheersing te kunnen uitleven.

Niet zelden zijn ze van hetzelfde verlangen vervuld dat de mens zondig liet worden, zoals ze er ook vaak toe aanzetten, zodra ze in een lichaam verblijf hebben genomen (moederlichaam) en de zonde dan begrijpelijkerwijs op een nieuwgeboren kind de sterkste invloed heeft, om welke reden men nu van vatbaarheid en overerving van slechte aanleg spreekt.

Er komt geen ziel in zo’n soort lichaam die al een bepaalde graad van rijpheid heeft bereikt aangezien haar ontwikkelingsgang niet in gevaar moet worden gebracht, zodra ze zelf tevoren al haar wil te kennen heeft gegeven, naar God te willen toe streven. Maar zo’n belaste ziel kan zich ook heel goed op aarde bevrijden van haar aanleg, ze kan door een aards noodlot, waar ze schijnbaar geen schuld aan heeft, haar eigen fouten en neigingen inzien en trachten zich ervan te bevrijden en zal dan ook op elke manier genade, dus hulp van boven kunnen ontvangen om haar wil te verwezenlijken. Maar meestal leven zulke zielen zich uit en vergroten de zonde van de vaderen, doch steeds vanuit een zekere wilsvrijheid, want dwang wordt hun niet opgelegd.

Maar zij zelf geloven onder dwang te staan en trachten zo elke verantwoordelijkheid af te wijzen, ze voeren niet de geringste strijd met zichzelf, bezwijken daarom voor elke verzoeking die zij echter zouden kunnen weerstaan, maar alleen niet willen. De wil is echter vanaf het begin van de belichaming geneigd tot het kwade, en deze wil heeft voor zichzelf de vorm uitgezocht die drager van de ziel moest worden, maar wat toch nooit uitsluit, dat de ziel nu als mens de wil kan laten werken en zich kan bevrijden van de zonde, dat dus dan een schakel van de ketting wordt stukgetrokken en ook de zondenschuld van de vaderen ter wille van zo’n kind kan worden afgelost. Want de wil van een mens die door zijn driften geleid wordt, is op zich sterk, alleen verkeerd gericht. Wordt hij echter in de juiste richting gestuurd, dan kan hij ook over alles zegevieren en bijgevolg een redder van zijn voorvader worden en hem het leed en de nood in het hiernamaals verkleinen.

Amen

BD.4624
28 april 1949

Geestelijke concentratie voor het opnemen – Strenge zelfkritiek

U moet zelf eerst voor een geestelijke concentratie zorgen, voordat u mijn woord zult kunnen ontvangen. Dit is het waar op gelet moet worden, daar anders aardse gedachten nog het toestromen van geestelijke zaken verhinderen, zich dus naar voren dringen en opgenomen worden al stoort het ook bij degene die ernstig streeft, maar slechts voor kort, omdat de krachten vol van licht ingang vinden en een sterke invloed van de aardse wereld op de mens verhinderen, dat wil zeggen: zijn gedachten spoedig weer op het geestelijke rijk richten.

Er kunnen zich dus wel kleine tegenstrijdigheden, onnauwkeurige informaties of ’n onduidelijke weinig begrijpelijke zinsbouw voordoen, die echter niet van belang zijn – dus niet het grote geestelijke weten op een of andere manier verlagen of twijfelachtig doen schijnen. Maar steeds moet er op gelet worden om pas dan een boodschap als zodanig aan te zien, als de geestelijke verbinding tot stand is gebracht, dat dus degene die ontvangt zich geheel vrijgemaakt heeft van aardse belevenissen.

U staat nog te zeer onder de invloed van de wereld en daarom werken uw gedachten met de materie. De wereld neemt u nog te veel in beslag en daarom kan u zich niet altijd vrijmaken van voorstellingen en gebruiken die geestelijk niets te betekenen hebben. U zult dus altijd eerst een barrière moeten doorbreken, dat wil zeggen: alles achter moeten laten om in het geestelijke rijk te mogen vertoeven. En hoe vrijer en onbezorgder u dit betreedt, deste meer bent u in staat om die schatten op te nemen die u daar aangeboden worden.

De scheiding tussen geestelijk weten en aardse voorstellingen zal voor u zelfs gemakkelijk worden, en daarom kunt u onbezwaard instaan voor de waarheid van dat wat u wordt overgebracht – en u hoeft geen aanstoot te nemen aan datgene wat geestelijk van geen betekenis is. U zult daarom geen dwaling verbreiden maar steeds moet u weer kritiek uitoefenen op uzelf, of en wanneer u voorbereid bent voor het in ontvangst nemen van mijn woord, dat wil zeggen: u moet uzelf afvragen, is de innerlijke verbinding met Mij tot stand gebracht, zodat u nu mijzelf verneemt.

Ik ken uw wil en houd er rekening mee, en daarom behoed Ik ieder die Mij dienen wil en vol verlangen naar de waarheid Mij hierom vraagt. En daarom kunt u zonder bezwaar aannemen wat u in deze vorm wordt aangeboden.

Amen

BD.4626
1 mei 1949

De Heiland van lichaam en ziel

Wat u doen moet is: Al uw zorgen alleen naar Mij brengen, daar Ik waarlijk de beste Arts en Heiland ben, die alle ziekten van u kan wegnemen. Die u gezond kan maken naar lichaam en ziel en u ook een eeuwig onverwoestbaar leven wil geven. Op aarde hebt u nog vaak het gevoel dat het nodig is geneesmiddelen te gebruiken, maar als Ik ze niet voor u zegende, als u daar mijn zegen niet voor vraagt, dan zullen ze hun werking missen of u zelfs schaden.

Ik kan iedere zieke zonder uiterlijke middelen zegenen zodat hij gezond wordt. En Ik doe dat zodra Ik inzie dat het leed voor hem verder onnodig is, zodra het zijn doel heeft vervuld en tot loutering van de ziel heeft bijgedragen. Want de ziekte van de ziel gaat gepaard met die van het lichaam en u mensen kunt zich geen begrip vormen, welk een grote factor in de positieve ontwikkeling van de ziel de ziekte van het lichaam betekent. Hoe dankbaar de ziel eens zal zijn dat zij deze weg in het vlees mocht gaan, die haar in korte tijd een hogere graad van rijpheid opleverde.

U moet daarom als u lijdt altijd alleen bidden: “Vader uw Wil geschiede!”, dan doe Ik het mijne in de mate dat u het uwe doet. Dan kom Ik tot u als Heiland van het lichaam en de ziel en uw genezing zal dan verzekerd zijn. Doch verdraag uw ziek en zwak lichaam ter wille van de sterkte van uw ziel. Weet, dat uw ziel zich veel gemakkelijker positief kan ontwikkelen, en dat zij, als haar lichaam geen weerstand meer biedt, wat het echter in gezonde toestand steeds doet veel meer naar de verbinding met het geestelijke rijk verlangt. Dientengevolge zal uw ziel door het leed veel beter gevormd zijn als zij het aardse omhulsel verlaat.

Maar als u zich steeds mijn nabijheid en mijn werkzaam zijn bewust bent, dan zal het genezingsproces aan lichaam en ziel snel plaatsvinden. U behoeft dan alleen vol geloof een wonder te verwachten als u weet, dat voor mijn kracht en macht niets onmogelijk is en dat mijn liefde u steeds wil geven en helpen. Het vaste geloof is dus het beste geneesmiddel dat nooit zal falen. Daarom, breng al uw zorgen tot Mij en u zult ervan bevrijd worden. Maar kom met een sterk en onwankelbaar geloof, Ik zal dit dan niet te schande laten worden.

Amen

BD.4629
4 mei 1949

Werkzaam zijn in liefde – Het gebruiken van de kracht die God ons doet toekomen – “Wie in de liefde blijft”

Steeds weer moet u de liefde worden gepredikt zonder welke u krachteloos bent en blijft. Het werkzaam zijn in liefde stelt u in het bezit van kracht, waaronder echter niet de levenskracht is te verstaan, die ieder mens bezit, ook wanneer hij het gebod van de liefde niet in acht neemt. Deze levenskracht echter stelt hem in staat in liefde te werken, zodat hij zich dus ook gemakkelijk in het bezit van geestelijke kracht kan stellen, waarmee hem dan de positieve ontwikkeling van de ziel gelukt. Daarom moet ook de mensen de liefde worden gepredikt, omdat ieder ertoe in staat is werken van naastenliefde te verrichten, als hij maar wil. En deze moet hij gebruiken om zich van iets te verzekeren voor de tijd na zijn dood, waar hem de levenskracht is ontnomen, terwijl hem de geestelijke kracht, die hij zich dus heeft verworven door werkzaam te zijn in liefde, blijft, en hij daardoor mee kan werken in het geestelijke rijk aan zijn eigen voltooiing en bij de zielen die nog beneden hem staan in hun ontwikkeling.

Vervul het gebod van de liefde. Deze aanmaning kan niet nadrukkelijk genoeg voor u klinken, want u bent lui en onverschillig en kent niet veel betekenis toe aan mijn geboden. Maar dat elk werk van naastenliefde als gevolg heeft dat u dichter bij Mij komt, dat dit als het ware in een werk van liefde ligt besloten, dat u, als u liefheeft, mijzelf tot u trekt, is voor u niet duidelijk, daar u anders bewust zou nastreven dichter bij Mij te komen en onnoemelijk veel zou winnen voor uw ziel, voor de eeuwigheid. Werkzaam zijn in liefde is al een gebruiken van de door Mij gegeven kracht, die u wordt verleend als de wil in u wordt gewekt een werk van naastenliefde te verrichten. Werkzaam zijn in liefde is dus al een samen werkzaam zijn met Mij en als u zich indenkt dat Ik bij u aanwezig ben, als u werkzaam bent in liefde, dan moet het verlangen naar Mij en het bewustzijn van mijn nabijheid u er al toe aanzetten voortdurend met Mij samen te werken.

Niets zult u kunnen bereiken zonder liefde. Niets heeft waarde voor mijn ogen zonder de liefde. En al bereikt u op aarde alles en bent u in uw hart zonder liefde, dan hoeft u zich daar niet over te verheugen, want het is waardeloos voor de eeuwigheid. Het heeft geen nut voor de ontwikkeling van uw ziel, en arm en leeg zult u binnengaan in het geestelijke rijk. Er volgen u geen werken van liefde na en dat zal u eens bitter berouwen. Maar de liefdevolle mens kan op aarde arm zijn. Aardse goederen en aards geluk kunnen hem ontzegd blijven, maar zijn ziel kan juichen en jubelen, omdat ze met Mij de aaneensluiting heeft gevonden, omdat Ik voortdurend dicht bij haar ben en elk werk van liefde mijn aanwezigheid aantoont: “Wie in de liefde blijft, blijft in Mij en Ik in hem.” Zonder liefde is er geen vereniging met Mij. Pas de liefde verbindt. De liefdevolle mens past zijn wezen aan mijn oerwezen aan, dat op zich liefde is. Vervuld van kracht zal hij kunnen werken op aarde en in het hiernamaals, omdat de liefde kracht is die van Mij uitgaat en u in staat stelt tot steeds nieuwe daden van liefde. Benut de levenskracht en wees werkzaam in liefde. Ik roep u steeds weer deze aanmaning toe, want alleen de liefde verlost u. Ze maakt u vrij van de ketenen van de tegenstander en levert u de aaneensluiting op met Mij, die de eeuwige Liefde zelf is.

Amen

BD.4631
8 mei 1949

De kwellingen van een hernieuwde kluistering in de materie

Met woorden kunnen u de kwellingen niet beschreven worden die een hernieuwde kluistering in de harde materie voor het geestelijke betekenen, want het is een toestand die voor het menselijke verstand onbegrijpelijk is. Het geestelijke ervaart zichzelf als reëel, en toch kan het zijn wil niet gebruiken waarvan het zich bewust is als bewijs van zijn werkelijk bestaan. Het geestelijke is gekluisterd en was oorspronkelijk geschapen als iets dat vrij kon werken. Daarom betekent nu zijn onmacht, zijn krachteloosheid en zijn gekluisterde toestand onuitsprekelijke kwellingen voor het geestelijke, die het veeleer weerstrevend in plaats van gewillig maken zich onder Gods wil te buigen. De mensheid is in het bezit van een vrije wil en gaat deze kwellende toestand tegemoet.

Zij zou nog voldoende tijd hebben dit noodlot van zich af te wenden, maar deze toestand is door geen enkele voorstelling van mensen die weten, bevattelijk of duidelijk te maken. En het geloof in een vergelding, in een voortleven van de ziel ontbreekt haar geheel, waardoor met onderrichting niets bereikt kan worden. En daarom is de nood waarin de zielen van de meeste mensen zich bevinden onuitsprekelijk groot. Nog is de mens heer over de schepping. Hij staat er in zekere mate boven en kan zich de schepping ten nutte maken naar zijn wil. Maar eens zal hij zelf weer een stukje schepping zijn, aanvankelijk een dood onbeweeglijk ding dat benut kan worden maar ook onbenut kan blijven voor ondenkbaar lange tijd. Eens zal hij ver achter staan bij wat hij nu is. En er zal een eindeloos lange tijd vergaan tot hij zich weer opwaarts ontwikkeld heeft tot mens, tot het wezen dat met een vrije wil begaafd is en de kracht bezit deze wil te gebruiken. Door hoeveel periodes het geestelijke echter heen moet gaan, hoeveel kwalen het moet dulden en welke bezigheden het in gebonden toestand moet uitvoeren, kan een mens niet begrijpen en is daarom voor hem ongelofelijk. En toch draagt hij zelf de verantwoording voor het lot van zijn ziel na de dood. Nog heeft hij de mogelijkheid om werken van liefde te verrichten die dit bittere lot van hem afwenden. Nog heeft hij de gelegenheid kennis te nemen van Gods wil door het aanhoren van het goddelijke woord. En als hij deze wil nakomt verandert het wezen geheel en maakt hij aanspraak op een toestand van licht en op de vrijheid na zijn lichamelijke dood. Nog kan de mens zijn verstand gebruiken en nadenken over zichzelf, zijn Schepper van eeuwigheid en zijn aardse levensdoel. En als hij maar wil zal hij ook kunnen geloven.

God wendt zich met Zijn genade tot alle mensen en geeft hun een duwtje om in de juiste richting te gaan en de juiste weg te kiezen. Biedt de mens geen tegenstand, dan laat hij zich op de juiste weg zetten, en het ware doel is hem verzekerd. Maar God respecteert ook de weerstand, dat wil zeggen: Hij dwingt de mens niet tegen zijn wil. Maar daartegenover draagt de mens ook de verantwoording voor zijn ziel, en hij bereidt haar het lot dat uitermate kwellend is. Zij moet tot haar onuitsprekelijk verdriet de weg van de hernieuwde kluistering gaan, want de genade van God mag niet afgewezen worden omdat dit ook een afwijzen van Zijn liefde betekent. Het is derhalve verwijdering van het geestelijke van God, in plaats van nadering tot Hem, wat bedoeling en einddoel van het aardse leven is. In de eindtijd bewandelen maar weinig mensen de juiste weg. En daarom is de nood enorm groot en vereist dringend hulp. Daarom moet van de zijde der dienaren van God op aarde gewag gemaakt worden van het verschrikkelijke lot dat de menselijke ziel te wachten staat, als zij zichzelf niet verandert in de laatste tijd voor het einde. Het einde moet hun steeds weer voorgesteld worden als vlak bij, want de tijd gaat snel en de grootste inspanning is geboden om van de ondergang nog zielen te redden die zulke vermaningen en waarschuwingen aannemen, en hun wil naar het goede keren. Want de dag zal onverwachts komen en ontelbaar veel mensen in het verderf storten, in de dood, dat wil zeggen: in een gebonden toestand waaruit zij zich pas na een eindeloos lange tijd kunnen vrijmaken. Mensen, laat u toch waarschuwen, want het gaat om de eeuwigheid. Het gaat om uzelf, om uw zielen die in het grootste gevaar zijn en toch nog gered kunnen worden, als u van goede wil bent.

Amen

BD.4633
10 mei 1949

De angst van de mensen – De natuurcatastrofe en de gevolgen

In onbegrijpelijke nood zullen die mensen geraken die niet geloven, want Ik zal Mij openbaren door natuurgeweld. Zij beleven een schouwspel waarin enorme krachten tot ontlading komen en waartegen de mens totaal machteloos is. Een dodelijke angst zal de mensen overvallen waardoor zelfs de mijnen ontsteld worden. Zij worden echter wonderlijk gesterkt door mijn hulp zodra hun gedachten zich tot Mij wenden, maar de ongelovigen hebben geen enkele steun waar zij zich aan vast kunnen houden en zijn daarom reddeloos overgeleverd aan de krachten der natuur. Sommigen zullen wel in hun smart en in het gezicht van de dood tot Mij roepen, en hun roep zal ook mijn oor bereiken en voor hen redding betekenen aards of alleen geestelijk als hun laatste uur gekomen is. Zij hebben dan het “leven” nog gewonnen voor de eeuwigheid.

Meestal echter zijn de mensen buiten zichzelf van angst, dat wil zeggen niet in staat tot een hogere gedachte. Zij proberen alleen zichzelf te redden en geraken toch overal in dezelfde moeilijkheden. Want de gehele natuur is in een staat van samenzwering tegen hen en alle elementen zijn volop in actie. Water, vuur, storm en licht treden uit hun ordening en richten verwoestingen aan die talloze mensenlevens kosten en onvoorstelbaar in omvang zijn. Het zal maar een kort gebeuren zijn, maar buitengewoon zware gevolgen hebben voor alle mensen die het zullen overleven. Want nu pas neemt de nood op aarde zo zeer toe dat deze al het voorafgaande overtreft. De mensen moeten geheel omschakelen op een andere levenswijze en moeten alles benutten wat hun nog is over gebleven. Zij zijn aangewezen op zichzelf en kunnen voor een lange tijd geen aardse hulp verwachten, omdat zij afgesneden zijn van de rest van de wereld, en de verbinding is niet zo gauw weer tot stand te brengen.

De omvang van de ramp is niet te begrijpen. Maar Ik attendeer u daar steeds op, opdat u niet opgaat in aardse goederen. Opdat u niet deze belangrijk vindt en uw ziel vergeet. Want de rijpheid van uw ziel is doorslaggevend hoe u het komende zult doorstaan.

Kennisgevingen van dien aard vinden weinig geloof en zijn toch buitengewoon belangrijk, want zij komen woord voor woord uit. En elke dag is nog een genadegave die u geestelijk moet benutten, en niet op wereldse manier. Want alleen wat u zich verwerft aan geestelijke rijkdommen is van waarde. Ik beloof u allen mijn bescherming en hulp als u in Mij gelooft en Mij dienen wilt. Word daarom niet neerslachtig over mijn woorden en geloof dat ook het zwaarste te verduren is als u het bij Mij neerlegt, als u Mij erom vraagt uw last te helpen dragen. Want Ik verlaat u niet en Ik help u opdat u volhoudt tot het einde.

Amen

BD.4635
11 mei 1949

Geloofsstrijd – Het belijden voor de wereld – Ik zal de dagen verkorten

U zult nog een harde strijd moeten doorstaan als u Mij belijden wilt voor de wereld. En er zal van u geëist worden geheel afstand te doen van aardse goederen. Uw bezit zal onteigend worden en u zult diensten moeten verrichten die boven uw krachten schijnen te gaan, u zult verhinderd worden te doen wat u voor belangrijk houdt. En u zult zonder reden vervolgd en verdrukt worden en geen rust vinden tijdens de vervolgingen door uw vijanden, die tegelijkertijd ook mijn vijanden zijn en daarom geen wrekende hand boven zich vrezen. En u zult verwonderd zijn dat Ik dat alles toelaat zonder hen ter verantwoording te roepen. Maar u zult ook verwonderd zijn dat al dat ongemak u niet zo diep treft als het voor de wereld lijkt, dat u desondanks vrolijk en opgeruimd blijft en vol vertrouwen en hoop bent dat ook voor u het uur van vergelding komt en dat deze vervolgingen eenmaal afgelopen zijn. En u zult daarom steeds luider en overtuigender voor mijn naam opkomen en Mij belijden voor de wereld. En Ik zal de dagen verkorten opdat u zalig wordt.

Denk steeds aan deze belofte, dat het maar een korte tijd zal duren tot u verlost wordt uit de handen van uw beulen. Denk er aan dat u toch tot mijn uitverkorenen behoort van wie al het leed om hun trouw beloond zal worden. En denk er aan dat door uw getuigenis nog zielen gewonnen moeten worden voor Mij en mijn rijk, die op het laatst nog gered worden kort voor de ondergang van de aarde. En neem ter wille van deze zielen het kruis op u, dat weliswaar zwaar op u zal drukken maar dat toch draaglijk is omdat Ik u help en u op buitengewone wijze van kracht voorzie. De geloofsstrijd zal zwaar zijn en daarom moet u zich er van tevoren al op voorbereiden door uw ziel te sterken met de juiste voeding, door mijn woord in u op te nemen en daarmee ook de kracht met welke Ik mijn woord gezegend heb. Want door het aannemen van het woord verbindt u zich met Mij en u moet dus met kracht doorstroomd worden. Dan zult u ook in staat zijn uw vijanden weerstand te bieden en dit vol te houden tot het einde, tot Ik komen zal om u te verlossen uit alle nood.

Amen

BD.4638
13 mei 1949

Gebed is de brug naar God – Gedachten zijn de brug naar het geestelijke rijk

De brug naar Mij is het gebed. De brug naar het geestelijke rijk zijn de gedachten die de lichtwezens het recht geven zich met u te verbinden. Betreed deze brug vaak. Kom tot Mij en houd innige tweespraak met Mij. Vertrouw Mij al uw noden en zorgen toe en maak Mij dus tot uw vertrouweling, tot uw vriend en broeder die alles, vreugde en leed, met u wil delen, en u zult spoedig de kloof tussen u en Mij overbruggen, omdat u te allen tijde een weg zult weten die naar Mij leidt, omdat u de brug hebt gevonden die elke scheiding tussen Mij en u opheft. En probeer evenzo naar het geestelijke rijk te komen, doordat u uw gedachten laat zweven naar waar uw vaderland is, waar uw ziel eens zal verblijven wanneer ze het aardse omhulsel aflegt en niet meer op aarde leeft. Tracht aansluiting te krijgen met het geestelijke rijk zolang u nog op aarde vertoeft, opdat de toegang voor u niet is versperd. Want de bewoners van het geestelijke rijk maken de weg voor u vrij. Ze helpen u dat u hem vindt, dat u niet verkeerd gaat of verdwaalt in de duisternis.

De bewoners van het geestelijke rijk omringen u voortdurend, maar kunnen pas voor u merkbaar worden, als u hen in gedachten roept of hun het recht geeft zich om u te bekommeren door middel van uw wil. Elke geestelijke gedachte is voor hen een roep, een bevoegdheid om hun kracht op u over te brengen en u dus te helpen op de weg naar boven. U brengt nu de verbinding tot stand met het rijk dat een volledig andere sfeer is en dat u anders niet zult kunnen bereiken. Er is dus een brug van u naar dat rijk, dat aards niet te zien en te bereiken is, maar dat toch bestaat en zijn invloed op u wil uitoefenen. Bid tot Mij en zend uw gedachten omhoog en uw ziel zal de aarde verlaten en dichter bij het vaderland komen. Ze tracht terug te gaan naar waar ze vandaan komt. Wel laat ze het aardse omhulsel nog op de aarde. Ze laat de materie achter en verheft zich in geestelijke sferen, waaruit ze nooit leeg terugkeert. Want steeds wordt ze bedacht door wezens van het licht. Steeds zal ze genade en kracht ontvangen van Mij. En Ik kom iedereen tegemoet die de brug naar Mij betreedt. Ik ken waarlijk geen grotere vreugde dan de terugkeer van mijn kinderen, die eens voor Mij verloren gingen en die nu vrijwillig tot Mij komen om van Mij te zijn en te blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.4639
14 mei 1949

“Er zal geen steen op de andere blijven”

Er zal een tijd komen waarin alles verloren gaat wat moeizaam verkregen is en werd opgebouwd. Er zal een tijd komen waarin de mensen de waardeloosheid inzien van wat dienstig moest zijn voor het lichamelijke welzijn, en dan zijn zij volledig “arm” omdat hun de geestelijke rijkdommen ontbreken die hen over aardse verliezen heen helpt. Op deze tijd wijs Ik u doorlopend, want het zal gebeuren zoals het is verkondigd in woord en geschrift: “Geen steen zal op de andere blijven”.

Maar hoe onbegrijpelijk het ook schijnen mag voor mensen die alleen maar werelds ingesteld zijn, dat door een hogere macht zulk een vreselijk vernietigingswerk zal plaatsvinden, toch is het onvermijdelijk. Op de eerste plaats moet het een opvoedende werking hebben en op de tweede plaats is het al voorzien in mijn heilsplan van eeuwigheid voor het geestelijke dat zich nog in een lage staat van ontwikkeling bevindt, en daardoor tot andere vormveranderingen komt. Dat het de mensen bovenmate zwaar zal treffen is nodig, want zij slaan geen acht meer op hun geestelijke ontwikkeling. Hiermee wordt hun voor het einde nog een laatste aansporing gegeven, waar zij zich ook niets van aan kunnen trekken als zij niet gewillig zijn te veranderen en opwaarts te stijgen. De mensen kunnen alleen nog maar hard aangepakt worden, want voor zachte vermaningen zijn zij niet meer toegankelijk, en alles wat hun tot dusver overkomen is bleef zonder succes. Er zal echter in de komende tijd een ingrijpende verandering komen, zodat het denken der mensen onwillekeurig geleid wordt naar het doel en de betekenis van het aardse leven. Misschien is daardoor bij enkelen nog een verandering te bewerkstelligen die hun tot heil zal strekken. De nood zal zo groot zijn, dat de gewilligheid om te helpen overal zal ontwaken waar in het hart nog een vonkje van liefde te vinden is. En dat vonkje zal voeding vinden en tot een vlam worden. Want wie helpen wil zal ook helpend ingrijpen en voor de naaste het zware lot verzachten, omdat hij zelf weet hoe smartelijk het noodlot iedereen treft. En deze hulpvaardige zullen ook door Mij worden geholpen. Als er geen uitweg meer gevonden wordt zal de hulp komen als een zichtbaar teken van een hogere Macht die zich in liefde tot de mensen over buigt om zich aan hen te openbaren. Want menselijker wijs lijkt vaak geen hulp meer mogelijk. Wat echter voor de mensen onmogelijk is kan Ik nog altijd tot uitvoering brengen, en daarom is ook de grootste nood niet hopeloos, want voor Mij is niets onmogelijk. Daarom zal de liefde tot de naasten ook weer goede vrucht dragen en die zal weer mijn liefde tot gevolg hebben. En dat betekent bijstand, genade en buitengewone toevoer van kracht, zodat de mijnen niets hoeven te vrezen. Zij zullen de nood niet zo zwaar voelen omdat zij vol kracht zijn en Ik steeds als Helper aan hun zijde sta. Want ter wille van hun geloof zal Ik duidelijk werkzaam zijn, om voor het einde nog de weinigen te winnen die een zwak geloof hebben maar van goede wil zijn.

Deze zullen sterking ervaren om de tijd van nood te kunnen doorstaan, zonder schade te lijden aan hun ziel. Maar de mijnen staan onder mijn bescherming en kunnen onbezorgd deze tijd tegemoet gaan, want zij zal niet lang duren.

Amen

BD.4641
16 en 17 mei 1949

Geestelijke wedergeboorte

Het beslissende moment in het leven op aarde is het bewuste richten van de wil op God, want dit ogenblik is het begin van het veranderen van de ziel. Het is in zekere zin het keerpunt, de beginnende terugkeer van het eens gevallene naar God. Hoe eerder nu deze bewuste wilsrichting in het leven van de mens werkelijkheid wordt, des te grotere volmaaktheid kan hij bereiken voor zijn heengaan. Maar het is ook mogelijk in korte tijd tot een hoge graad van rijpheid te komen als de mens pas laat tot het inzicht komt dat hij als schepsel van God de aaneensluiting met Hem moet nastreven. Dan kan hij de verandering van zijn ziel met versterkte wil tot stand brengen en eveneens nog geheel rijp worden.

En zo zal elk gebeuren in het menselijk leven alsmaar aanleiding zijn tot de verandering van de wil. Heeft deze echter de juiste richting ingeslagen, dan is er geen vrees meer dat de ziel terugvalt in de duisternis, want God zelf trekt haar nu tot zich, zodra ze eens haar wil om naar Hem te komen heeft laten blijken.

Deze wilsbeslissing, het bewuste richten van de gedachten op God, is in zekere zin ook de geestelijke wedergeboorte van de mens, want de ziel gaat een nieuw leven binnen. Ze leeft niet alleen voor de aards materiële wereld, veeleer dringt ze dieper door. Ze zoekt de waarheid en zal ze vinden, omdat God zich als de eeuwige Waarheid nu te kennen geeft, omdat Hij nu door middel van gedachten inwerkt op de ziel die naar Hem verlangt.

Een nu zo wedergeboren ziel moet als een teer plantje worden gekoesterd en verzorgd. Ze moet met de lichtste kost in leven gehouden worden en langzaam gesterkt en krachtig gemaakt, tot ze zich zelf in het leven weet te redden en nu de weg van de positieve ontwikkeling moeiteloos kan afleggen.

De wilsverandering is de daad van de wedergeboorte. Daarmee heeft ze de weg betreden die naar het eeuwige leven voert, ofschoon deze nog veel gevaren en hindernissen – wereldse verzoekingen en moeilijkheden – bieden kan, echter door een krachtige ziel overwonnen wordt.

Het gaat er nu alleen maar om of de ziel deze vereiste kracht wordt bezorgd, of dat ze gebrek moet lijden en haar daarom de weg naar boven moeilijk valt. Dit is weer alleen een aangelegenheid van de wil, maar een wil die zich eens naar boven, naar God heeft gekeerd, wordt ook door God vastgepakt en voortdurend gunstig beïnvloed, zonder echter gedwongen te worden.

De doeltreffendste invloed nu is het woord Gods dat kracht en leven in zich bergt en de wedergeboren ziel zal voeden en haar helpt rijp te worden. Een mens wiens ziel is wedergeboren, zal ook steeds geopend zijn om het goddelijke woord te ontvangen, hetzij in rechtstreekse vorm door het horen of lezen van goddelijke openbaringen, of ook door verbinding met de Oerbron van de wijsheid middels gedachten, door bewuste verbinding met Hem, Die de eeuwige Waarheid zelf is.

Hij zal steeds vaker in de stilte gaan, dat wil zeggen tot zelfbeschouwing overgaan, en zijn gedachten zullen, beïnvloed door boven, de juiste richting nemen. Zijn ziel zal voeding ontvangen en toenemen in licht en kracht.

De mens wiens ziel is wedergeboren, zal echter ook in liefde leven. Want dit is de uitwerking van de juist gerichte wil. En dus moet hij rijpen en de voltooiing tegemoet gaan, zoals het zin en doel is van zijn aardse bestaan, zodra hij zich in vrije wil heeft losgemaakt van de macht die hem geketend hield en waaraan de mens zich zelf moet ontworstelen, waartoe hem echter steeds de genade en kracht van boven ter beschikking staat, die hij benutten zal tot geestelijke wedergeboorte.

Amen

BD.4643
18 mei 1949

Geloofsstrijd – De kracht van de naam Jezus – Het komen van de Heer

Ter wille van mijn naam zult u moeten lijden. Allen die Mij belijden voor de wereld zullen aan erge bedreigingen en kwellingen blootgesteld zijn, want het streven der mensen is mijn naam uit te blussen, aan de kennis van mijn aardse levensweg een einde te maken, opdat de mensen het geloof in mijn verlossingswerk verliezen zullen.

Maar mijn tegenstanders zullen sterke weerstand aantreffen bij de mensen die Mij en mijn naam verdedigen en Mij luid belijden voor de wereld. En zo zal dan een scherpe scheiding plaatsvinden tussen degenen die nog geloven en hen die Mij verloochenen. Mijn kleine schaar zal op de voorgrond moeten treden als zij voor Mij wil opkomen; en dan begint het lijden van hen die Mij trouw blijven tot het einde. Want wat men de mijnen aan slechtheid kan aandoen zal uitgevoerd worden, en nooit zouden de mijnen stand kunnen houden als zij niet door Mij zouden worden gesterkt als beloning voor hun goede wil.

U zult zich moeten bewijzen, want het is een harde strijd die om het geloof gevoerd zal worden. Maar wanneer deze strijd begint weet u dat het de laatste beslissing is voor het einde, dat u volharden moet als u zalig wilt worden. En u weet ook dat Ik in deze tijd steeds in uw nabijheid ben en u met buitengewone kracht bedenk, dat Ik ten laatste zelf kom om u te redden uit de grootste nood. U weet dus dat het slechts een korte tijd duurt, want Ik heb u beloofd dat Ik de dagen zal verkorten, opdat u zalig wordt.

Deze kennis en het vaste onwankelbare geloof daarin zal u de sterkte geven om weerstand te bieden. Al het zware zult u met gelijkmoedigheid en dapperheid kunnen verdragen, zodat u zelfs uw vijanden ontzag inboezemt; en Ik zal u belonen omdat u ter wille van mijn naam moet lijden en Mij toch trouw blijft.

En wanneer u mijn naam godvruchtig uitspreekt zal die een onvoorstelbaar kracht gevende uitwerking hebben, en daaraan zult u herkennen dat u waarlijk in de waarheid bent. Met volle overtuiging belijdt u Mij dan nog luider voor de wereld en u neemt alles berustend op wat de mensen u ook aandoen die in dienst staan van hem, die als mijn tegenstander u van Mij wil verdringen. U zult wel moeten lijden maar toch overwinnen, en uw loon zal niet uitblijven.

Amen

BD.4644
19 mei 1949

Het beleven van de ondergang als in een droomtoestand – Herinnering – Nieuwe aarde

Als in een droomtoestand zult u de ondergang van de oude aarde beleven nadat u bent weggenomen, dus het werk van vernietiging zien en ook zijn omvang kunnen beseffen, maar er zelf niet door belast worden, opdat u niets bezwaarlijks meer van de aarde met u meeneemt in het rijk van vrede, dat nu uw verblijfplaats is, tot u weer wordt teruggezet op de nieuw gevormde aarde, waar u een nieuw leven begint in voortdurende verbinding met Mij.

Toch zult u getuige moeten zijn van de ondergang van de oude aarde, omdat het weten daarover u bij moet blijven om uw kinderen en kindskinderen te onderrichten. U moet de herinnering bewaren aan de oude aarde met haar scheppingen, met haar geestestoestand onder de mensen, met de zondigheid, de geloofsstrijd en het einde, opdat ook de nieuwe generatie daarvan kennis zal nemen en het weten daarover hun instelling tegenover Mij zal beïnvloeden, zoals dit ook in latere tijden ertoe moet dienen, de mensen te waarschuwen en te vermanen voor een geestelijke terugval, die als gevolg hiervan weer onvermijdelijk deze uitwerking (een ondergang) zou hebben.

Op de nieuwe aarde zal niets meer aan de oude scheppingen herinneren en het zal voor de bewoners van de nieuwe aarde wonder op wonder betekenen die nieuwe scheppingen met de oude te vergelijken, en aan de gelukzaligheid zal geen einde komen. En als in een droom zal de oude aarde met alle aangrijpende gebeurtenissen tijdens het einde voor hun ogen verschijnen en toch niet uit het geheugen wijken, daar het goed is voor de mensen deze herinnering op te halen.

Wat de mensen nu nog helemaal onmogelijk toeschijnt, zullen de Mij trouw toegewijde mensen moeten meemaken, en dat zij in deze laatste grote nood standhouden voor Mij, levert hun de staat van gelukzaligheid op in het paradijs van de nieuwe aarde, om welke reden ze ook de laatste verschrikkingen alleen nog als in een droom doormaken, omdat het anders voor hen ondraaglijk zou zijn na de tijd van lijden die de geloofsstrijd op het einde voor hen betekent. Maar wiens geloof sterk is, houdt de hoop op mijn komen, op het weggenomen worden en het paradijs van de nieuwe aarde overeind en dit geloof laat Ik niet verloren gaan. Ik bereid hun waarlijk een lot dat hen volledig schadeloos stelt voor alle leed, want Ik ben zelf onder hen met mijn liefde en genade.

Amen

BD.4645
19 mei 1949

Denk niet aards – Aanmaning Gods om Zijn woord herhaaldelijk tot zich te nemen

Overdenk al mijn woorden in uw hart. Denk erover na en sla acht op het gevoel dat u daarbij treft. En wil dan dat u het juiste doet en leeft zoals het tot mijn welgevallen is, en u zult waarlijk voordeel trekken uit mijn woord. U zult geestelijk en aards gezegend zijn en uw positieve ontwikkeling zal voortgaan.

Ik kan u geen betere raad geven dan deze: mijn woord in u op te nemen, zo vaak het u mogelijk is. Het aardse leven zal u dan geen moeilijkheden meer bereiden, want zodra u zich meer met het geestelijke bezig houdt, zodra u meer met Mij leeft, gaat het aardse leven aan u voorbij, u nauwelijks belastend en door onzichtbare hand beheerst. U leeft wel op de aarde maar bent niet buitengewoon belast.

Probeer het. Benut elke gelegenheid mijn woord te horen of te lezen en denk er dan over na wat u hebt vernomen. Laat Mij liefdevol met u spreken doordat u Mij gehoor schenkt wanneer Ik tot u spreken wil. Elke gedachte, door Mij aangeboden geestelijk goed in ontvangst te nemen, is een teken van mijn liefde die Ik u schenk om u vooruit te helpen in uw ontwikkeling. En op deze zult u acht moeten slaan, ook wanneer het u aan tijd ontbreekt. Want Ik kan heel goed ook de tijd verlengen als het nodig is en nooit zal de korte tijdspanne die u Mij offert verloren zijn, maar veel eerder een groot geestelijk gewin voor u zijn.

Steeds weer zeg Ik u: denk niet aards, want het voordeel dat daaruit voortkomt is weer alleen aards en houdt dus geen stand. Wat u echter geestelijk tot stand brengt en verwerft, dat is buitengewoon waardevol voor de eeuwigheid. Maar eenmaal is uw aardse leven ten einde. Eenmaal doet zich gevoelen hoe u het aardse leven hebt gebruikt, welke arbeid u verricht hebt toen de levenskracht u ter beschikking stond. En dan zult u zielsgelukkig zijn een voorraad aan geestelijke goederen te bezitten. En opdat u voortdurend deze zult vermeerderen, maan Ik u steeds weer aan en roep u toe mijn aanmaningen serieus te nemen en mijn woord van boven herhaaldelijk in ontvangst te nemen, omdat het de kostbaarste gave is die Ik u kan doen toekomen en omdat ze een buitengewoon gunstige invloed op u heeft.

Laat Mij tot u spreken en overweeg mijn woorden in het hart en uw aardse leven zal een vredig leven zijn, door Mij rijk gezegend.

Amen

BD.4646
20 mei 1949

Gods wil: richtsnoer voor het leven

Wie mijn woord niet als richtsnoer voor zijn leven neemt, diens weg zal niet de juiste zijn. Want hij gaat dan tegen mijn wil in en houdt zich niet aan mijn geboden die hem door mijn woord bekend worden gemaakt. Als u mijn wil wilt naleven moet Ik hem op de één of andere manier aan u meedelen. En Ik zorg er ook voor dat u het weten daarover wordt bijgebracht. Het is echter afhankelijk van uw wil of u het zult aannemen of afwijzen. Elk woord van Mij moet u als richtsnoer dienen en het is waarlijk niet moeilijk volgens mijn wil te leven, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.

Ik verlang niets van u wat onuitvoerbaar zou zijn, doch er bestaat een hindernis die ook het gemakkelijk uitvoerbare als moeilijk doet voorkomen: uw wil die zich geheel moet onderwerpen aan mijn wil. En als uw wil nog niet in mijn wil is opgegaan zult u geweld moeten gebruiken, dan zult u het hemelrijk naar u toe trekken. Dan zult u een innerlijke strijd moeten voeren om de wil die nog van Mij is afgekeerd te veranderen in een wil die volledig aan Mij ondergeschikt is. En dan zal het u gemakkelijk vallen alles te doen wat Ik u door mijn woord gelast te doen.

Ik kan van mijn voorwaarden om de zielenrijpheid te verkrijgen niet afwijken, maar Ik maak het u gemakkelijk en geef u de kracht om hieraan te voldoen. Maar u zult er nota van moeten nemen en u niet innerlijk tegen mijn eisen verzetten. U zult u mijn geboden tot eigen voornemen moeten maken. Uit vrije wil zult u uw best moeten doen in liefde te leven en bijgevolg zijn dan ook alle geboden vervuld die Ik u geef voor de tijd van uw aardse bestaan. Mijn woord moet aan uw levenswandel ten grondslag liggen, dat is alles wat Ik van u verlang. Maar het vraagt kennis te nemen van mijn woord. Het vraagt een innerlijk leven, doordat u zich bezighoudt met geestelijke vragen waarbij u uw standpunt zult moeten bepalen ten aanzien van dat wat Ik van u verlang. U zult daarom niet van dag tot dag gedachteloos kunnen voortleven als u het doel wilt bereiken. U zult u in gedachten moeten bezighouden met het doel van uw aardse leven en uw taak en u zult kritiek moeten uitoefenen op uzelf in hoeverre u de levenstaak vervult die u is gesteld. En u zult ter vergelijking dan steeds mijn woord voor ogen moeten houden. Want mijn woord geeft u alle richtlijnen en het zal u steeds de juiste weg wijzen. De weg die naar het doel voert, naar de vereniging met Mij, uw God en Vader van eeuwigheid.

Amen

BD.4647
21 mei 1949

“U zult nog grotere dingen kunnen volbrengen” – Belofte

De werken van de meester moeten zijn leerlingen steeds tot voorbeeld dienen. En een ijverige leerling zal ook het doel bereiken, zijn meester te evenaren in diens prestatie. En zo ook heb Ik u gezegd: “U zult nog grotere dingen volbrengen.” Dus bestaat er de mogelijkheid dat de leerling zijn Meester overtreft. U zult deze uitspraak wel in twijfel trekken, maar Ik herhaal hem en voeg er nog aan toe, dat niets voor u onmogelijk zou zijn, als u maar de wil opbrengt met Mij en mijn kracht te werken. Zelden kan een mens het geloof hieraan opbrengen. Deze zal echter in staat zijn iets bovennatuurlijks te verrichten, maar juist alleen omdat hij gelooft.

Wanneer u eenmaal tot dit diepe geloof zou komen dat bergen kan verzetten, dan zou het u nooit aan kracht ontbreken. Nooit zouden twijfels u overvallen. En u zou waarlijk nog groter zijn dan de mens Jezus. Want Hij heeft dit gezegd en Zijn woord is waarheid. Maar zolang de mens niet dit sterke geloof opbrengt dat alles vermag, zolang zal ook geen mens de Godmens Jezus overtreffen, aan wie door Zijn geloof en Zijn liefde de elementen gehoorzaamden en die alles aan zich onderwierp, omdat Hij met Mij werkzaam was en geen beperking van Zijn kracht uit Mij kende. Ik zelf was in Hem werkzaam. Maar Ik was ook de kracht, die zonder begin en zonder einde is en die zich daarom ook onbeperkt kan uiten zonder minder te worden.

Maar nu zult u, mijn discipelen van de eindtijd, het bewijs moeten leveren van de woorden van Jezus. U moet door een buitengewoon sterk geloof alle krachten aan u onderwerpen en eveneens onbeperkt werkzaam zijn tot mijn eer en mijn verheerlijking en u dus oefenen in werken die de school van de Meester tot eer strekken. U zult wonderen tot stand brengen krachtens uw geloof, voortdurend met gebruikmaking van de kracht uit Mij. Alleen een sterk geloof is hiertoe in staat en daarom probeer Ik u dit sterke geloof te bezorgen. Ik laat u in nood komen, waaruit Ik u na innig gebed tot Mij vaak op onbegrijpelijke wijze zal verlossen. U moet daar uw Meester in herkennen en nu gewillig de arbeid doen die Hij u zal aanwijzen. En streeft u nu naar de hoogste volmaaktheid, dan zullen ook uw werken steeds volmaakter worden, tot ze op die van de Meester lijken.

Jezus Christus was uw Meester die u onderrichtte en u aanmaande Hem na te volgen en die u de belofte gaf die u tot het streven moet aansporen dat u iets groters zult kunnen volbrengen. Maar wie neemt de proef op de som? Wie probeert die graad van liefde te bereiken die algehele aaneensluiting met Mij betekent en dus ook onbeperkte uitstraling van kracht en ontvangst? Waar de kracht uit Mij werkzaam is, daar is elk welslagen verzekerd. En in dit vertrouwen zal ook het geloof vast en onwankelbaar zijn. De mens zal weten en voelen dat hij geholpen wordt, met wat hij ook begint. En dit vertrouwen stelt hem in staat grote daden te verrichten. Hij zal iets bovennatuurlijks kunnen volbrengen en dus een ware leerling zijn, zoals Ik hem nodig heb in de laatste tijd voor het einde.

Amen

BD.4654
31 mei 1949

Word als kinderen

“Word als kinderen”. Ik heb welbehagen in de stille, deemoedige kinderliefde die Mij vol vertrouwen tegemoet komt, die behoefte heeft aan de liefde van de Vader en bij Hem beantwoording zoekt. “Word als kinderen”. Als u zich werkelijk als kinderen voelt en de weg naar de Vader inslaat, als u bij Hem uw toevlucht zoekt, gaat u de juiste verhouding aan waarin u hebt gestaan bij het allereerste begin en die u zelf verbrak uit eigen wil. Keert u nu weer terug naar de Vader, dan is de ban verbroken. U wordt weer vrije kinderen van God. U hebt de weg naar Mij teruggevonden en zult nu in mijn nabijheid gelukzalig kunnen zijn. U zult het levendig in u moeten voelen, dat Ik uw Vader ben, dat u mijn kinderen bent die – uit mijn liefde voortgekomen – eeuwig mijn vaderliefde bezitten. U zult bij het denken aan Mij vrolijk en rustig moeten zijn, door elke nood en droefenis onaangeraakt moeten blijven, in het vaste geloof dat de Vader u beschermt tegen elk gevaar van lichaam en ziel.

Het werkelijke vertrouwen kenmerkt pas de verhouding van een kind tot de Vader. En zolang u Mij niet dit vertrouwen toont, staat u nog niet in de verhouding van kind tot Mij. Dan bent u nog ver van Mij verwijderd en Ik ben vreemd voor u en niet voortdurend aanwezig. Waar een hart zich voor Mij opent, zo het met Mij tweespraak houdt vanuit het verlangen Mij in zich op te nemen, Mij te horen en te voelen, daar is er geen kloof meer tussen het kind en de Vader. Het is bij Hem en de Vader is voortdurend bij Zijn kind. De Vader hoort elk verzoek, elke vraag, en Hij bedeelt het kind zoals het nuttig voor hem is. Streef dus in de eerste plaats naar het recht van het kindschap, dat uit de juiste verhouding tot Mij voortvloeit. Want als u mijn ware kinderen bent, komen u ook veel rechten toe: dat de Vader steeds meteen voor Zijn kind zorgt, dat Hij het naar de voltooiing helpt, geestelijk en aards, dat Hij het onderricht en voedt met voedsel voor lichaam en ziel. U zult als mijn ware kinderen alles van Mij kunnen verlangen. Ik zal u niets weigeren en u voortdurend gelukkig maken met gaven van liefde, die Ik voor mijn kinderen steeds gereedhoud.

“Word als kinderen”. Laat elke eigendunk achterwege en kom in alle deemoed met liefdevolle harten tot Mij en neem de overvloed van mijn liefde in ontvangst die Ik al mijn schepselen wil schenken. Nog op aarde moet deze verhouding van kind tot de Vader tot stand worden gebracht, wilt u echte kinderen van God worden met alle rechten in de eeuwigheid. En als u zich eenmaal aan Mij heeft overgegeven als willoos kindje, dan laat Ik u nooit meer van Mij weggaan. Ik waak over u en belet al het kwade de toegang tot u, opdat u niet meer verloren zult kunnen gaan voor Mij of u aan mijn tegenstander overlevert. Ik ben uw Vader van eeuwigheid en wacht alleen op het ogenblik waarop u in volledige kinderlijke liefde uw hart naar Mij opheft. Dan heb Ik u voor eeuwig teruggewonnen en bent u vrij. Want de Vader houdt Zijn kinderen niet onder dwang vast, zodra ze Hem in liefde onderdanig zijn, daar nu hun wil dezelfde is. En ze zullen alleen datgene willen wat mijn wil is en kunnen nooit meer falen.

Amen

BD.4661
7 juni 1949

Aankondiging van een naderend gericht – Een ster is in aantocht

Er is u een aanstaand gericht verkondigd, maar u twijfelt er aan. U neemt mijn woorden niet ernstig genoeg, want anders zou u in plaats van aardse plannen te maken uzelf voorbereiden op de dag waarin mijn aankondigingen in vervulling gaan. U weet weliswaar niet wanneer deze dag is, maar het moest voor u al voldoende zijn dat Ik als uw Schepper en Vader van eeuwigheid deze dag aankondig als kort op handen zijnde. Want daarmee geef Ik u te verstaan dat het tijd is voor uw voorbereidingen, anders zou Ik die vermaningen en waarschuwingen niet steeds herhalen, maar u ongewaarschuwd laten.

Luister dus en geloof dat het uitstel steeds korter wordt en snel afgelopen zal zijn. Alle aardse voorzorgsmaatregelen zijn nutteloos want Ik zorg voor de mijnen, en zij worden voorzien in al hun levensbehoeften. Maar de anderen hebben niets waar zij zich aan kunnen vasthouden, zelfs als zij gesteund worden door mijn tegenstander, zelfs als zij in die tijd met zijn hulp wereldse rijkdommen verzameld hebben en steeds hoger klimmen door wereldse eer of wereldse wijsheid. Want mijn tegenstander kan hen niet beschermen op de dag van verschrikking. Door de krachten der natuur zal Ik de mensen tot bezinning brengen, zodat zij weer denken aan hun God en Schepper en zich aan Hem toevertrouwen in hun diepste nood.

Alles zal tot een prooi worden van deze krachten der natuur, en niets zal de mensen over blijven dan alleen wat Ik hen wil laten behouden. En daarom moeten zij trachten Mij te winnen en zich met Mij te verbinden door liefdadigheid en innige gedachten. Zij moeten tot Mij spreken en dan luisteren naar mijn antwoord, dan zullen zij daar een veel groter voordeel van hebben dan wanneer zij zich zorgen maken over het lichamelijke welzijn of aardse rijkdom en eer. En geloof dat, wat Ik u al lang vooruit verkondigd heb, spoedig in vervulling zal gaan. Geloof, dat er niet veel tijd meer is en wees niet bezorgd, want u zult spoedig inzien dat deze zorg nutteloos is.

Ik wil u, die mijn woord verkondigt, een teken geven opdat u met volle overtuiging kunt instaan voor mijn woord. En Ik wil u laten weten dat er een “ster” aankomt, die door zijn snelheid bijzonder hard de aarde nadert en dat deze gebeurtenis zal plaats vinden korte tijd voordat Ik waar maak wat steeds is aangekondigd. En dan weet u ingewijden welk uur geslagen heeft. Handel dan volgens mijn wil en stel uw medemensen in kennis van het aanstaande gebeuren, en richt daar aller aandacht op. En verbind uzelf dan met Mij opdat Ik u in het uur van gevaar de kracht kan geven die u nodig heeft.

Vrees dus niet en geloof dat Ik u uit iedere nood zal redden, opdat u uw opdracht kunt nakomen voor welke Ik u heb opgeleid. U kunt nadien de medemensen mijn evangelie van de liefde verkondigen, want met een hongerig hart zullen er velen mijn woord aannemen die in dit gebeuren ongedeerd gebleven zijn.

Weet dus dat u niet veel tijd meer heeft tot het einde, en wat Ik u aanhoudend aangekondigd heb zal aan het einde vooraf gaan. Geloof het en bereid u er op voor, want de tijd is afgelopen en Ik zal ook spoedig verschijnen.

Amen

BD.4662
9 juni 1949

“Waak en bid opdat u niet in bekoring komt”

Waakzaam moet u zijn en bidden, opdat u niet in bekoring komt.

Van de kant van mijn tegenstander die u van Mij wil vervreemden, is er een onophoudelijke stormaanval tegen u die Mij trouw wilt blijven. Hij wendt alle middelen aan en niet in het minst zulke die u onbekwaam moeten maken de verbinding met Mij tot stand te brengen, opdat hij makkelijk spel heeft, zodra u zwak bent. Hij loert op gelegenheden om u ten val te brengen en alleen wie een sterke wil heeft, wie steeds een innige gedachte naar Mij kan zenden om hulp, zal niet voor hem bezwijken. Roep Mij aan in elke nood van lichaam of ziel, dat noem Ik bidden en waakzaam zijn. Richt uw gedachten opwaarts waarheen hij niet kan volgen en ontvlucht hem beslist en begeef u in mijn hoede. Hij zal u met alle geweld aan de aarde trachten te kluisteren, aan datgene wat zijn deel is en tot zijn rijk behoort. Hij zal u van Mij afvallig willen maken, ontrouw aan geestelijk streven. Hij zal twijfel in u willen strooien en uw gedachten in de war brengen door noden en verschrikkingen, opdat u de weg naar Mij niet meer vindt, opdat u zich verdiept in het wereldse en Mij vergeet.

Waak en bid en maak u los van hem die mijn tegenstander is en bind u steeds meer aan Mij, uw Vader van eeuwigheid die u waarlijk iets mooiers kan bieden dan hij.

Waak en bid, want de verleider is voortdurend om u heen en tracht u te vangen. Wie oplettend is, herkent hem en kan hem ontvluchten.

En wees blijmoedig en vrolijk dat u Mij als voortdurende Beschermer om u heen weet, tot wie u zich zult kunnen wenden, wanneer u gevaar dreigt. Want Ik hoor de zachtste roep die uit het hart komt en sta u bij opdat u in de strijd tegen hem zegeviert. Maar wie te zeer vertrouwt op zichzelf en op eigen kracht en meent mijn hulp te kunnen ontberen, zal het onderspit delven. Hij overschat zichzelf en denkt niet aan de kracht van de tegenstander die sterker is dan hij. Met Mij zult u overwinnen, maar zonder Mij zult u bezwijken en aan elke verzoeking ten prooi vallen. Maar met Mij gaan, betekent mijn tegenwoordigheid toelaten door gebed en werken van liefde.

Dan bent u gevrijwaard tegen alle inmenging van de vijand. Dan is hij machteloos tegenover u, want dan moet hij strijden tegen Mij en Ik ben heel wat machtiger dan hij. Waak en bid, dan heeft hij elk aanknopingspunt verloren. Hij zal u mijden omdat u dan in het licht staat, dat mijn nabijheid uitstraalt en dat voor hem onverdraaglijk is.

Roep Mij aan in elke verzoeking en Ik zal steeds bij u zijn.

Amen

BD.4665
11 juni 1949

De wereld wil wonderen zien en ziet het grootste wonder niet

Het komt u vreemd voor dat Ik me niet openbaar in alle glorie, dat wil zeggen: dat Ik me niet door ongewone, in het oog vallende verschijningen kenbaar maakt, integendeel – eenvoudig en zonder pracht en praal me alleen door mijn woord daar uit, waar Ik aanwezig kan zijn. De wereld wil wonderen zien, maar de mijnen zien de wonderen overal en herkennen Mij daarom ook in het eenvoudigste gewaad, omdat ze mijn geest bemerken die zich niet als verblindend licht doet kennen, evenwel een zachte maar heldere schijn verspreidt, die van binnen uit straalt, uit het hart, waar Ik zelf kan vertoeven.

De wereld wil wonderen zien en ziet het grootste wonder niet. Want is het dan geen wonder dat u de stem van God mag vernemen, dat Ik zelf met u spreek zoals een vader met zijn kinderen praat? Is het geen wonder dat Ik zelf u opheldering verschaf over vragen die een denkend mens bezighouden en welke hij niet vermag voor zichzelf te beantwoorden? Is het geen wonder dat u zelf de Leermeester in u draagt, die u in de zuiverste waarheid onderricht en u wetend laat worden?

U, die uw God in de verte zoekt, zult dit wonder nooit vatten en daarom ook niet geloven kunnen, want u laat Mij immers niet in u werken, dus kan Ik me ook niet aan u bekend maken. Maar de mijnen, die met Mij door hun gedachten verbonden zijn, die Mij steeds naast zich voelen, zijn onder de indruk van het wonder, alleen verbergt het wonder zich zelfs voor hen, dat wil zeggen: ze kunnen het niet in z’n totale diepte bevatten wat zich aan henzelf voltrekt, omdat ze onbevangen moeten blijven in het verkeer met Mij, opdat ze Mij als Vriend en Broeder toespreken en zich aan Mij toevertrouwen, zonder al te grote schroom voor Mij te voelen. En Ik ben hun daarom meer nabij dan diegenen die Mij met hun verstand willen doorvorsen en toch niet kunnen vinden. Maar aan enigen zal Ik ook verschijnen en dezen zullen dan kunnen getuigen van Mij en Mij als waarachtig bestaand beschrijven en door hun geloof ook de mensen gelovig maken die nog zwak zijn, maar niet zonder geloof. Mijn woord zal voor zichzelf spreken en Mij bewijzen aan de wereld.

De inhoud van datgene wat uit den hogen naar de aarde wordt gestuurd, is een wonder dat meer zegt dan elke onmiskenbare buitengewone gebeurtenis die de mensen als “God bewijzend” zouden willen meemaken. Mijn dienaren op aarde die bescheiden blijven en mijn woord niet in geestvervoering in ontvangst nemen, die het evenzo eenvoudig weergeven zoals ze het van Mij ontvangen hebben, worden weliswaar niet innerlijk opwindend getroffen, maar hun zielen ervaren het genadevolle ongewone beleven en bevinden zich in het licht, zelfs wanneer de mens het als zodanig niet als iets buitengewoons voelt.

Ik weet ook waarom mijn dienaren deze schijnbare ongevoeligheid moeten hebben en zo is ook deze werkzaamheid van Mij toch niet nadelig voor de ziel, maar eerder voordelig.

En laat daarom de waarde van de bekendmakingen door zulke gedachten voor u niet minder worden, maar weet dat Ik zelf bij u aanwezig ben als u mijn stem verneemt en dat deze tegenwoordigheid van Mij waarlijk het grootste wonder is dat maar weinig mensen geloven of bewust meemaken.

Want de wereld wil zien en verbaasd staan, maar niet stil luisteren en bedanken voor elke nog zo in het verborgen gegeven openbaring, maar die het overbrengen van mijn woord van boven voor de mensen betekent.

Amen

BD.4670
15 juni 1949

De aanleiding tot Gods buitengewone werkzaamheid

Groot is de geestelijke nood op aarde. Weer is er een laag geestelijk niveau net als in de tijd van mijn komst op de aarde, want de mensen zijn niet meer in staat mijn stem te vernemen. Zij kunnen en willen Mij niet meer vernemen en gaan daarom zonder doel of plan hun aardse levensweg, ofschoon zij aardse doeleinden beogen waarvoor zij buitengewoon actief zijn. De weg tot Mij echter vinden zij niet meer en zo houden zij zich afzijdig van Hem, die hun enige doel behoort te zijn. Zij geloven niet meer in Mij omdat zij niets meer van Mij weten, en zij voelen daarom ook geen liefde voor Mij die hen uit hun lage geestelijke toestand zou helpen.

Deze situatie kan als een noodtoestand beschouwd worden omdat een gebrek aan geestelijke kennis ook een staat van ellende in de eeuwigheid tot gevolg heeft. Maar een ieder kon deze toestand voorkomen, als hij zijn leven op de juiste manier zou benutten. Ik ken het vreselijke lot van de zielen en zie de mensen in hun blindheid de afgrond tegemoet gaan. Ik roep hun vermaningen en waarschuwingen toe, Ik zend leiders op hun weg die hen naar Mij terug willen brengen, maar de wil van de mensen is bij voortduring op de afgrond gericht. Zij laten zich niet meer onderrichten maar bieden weerstand aan de door Mij gevolmachtigden, en onttrekken zich op die manier aan mijn zorg.

Zij komen zelfs in opstand tegen Mij, die zij van ganser harte zouden moeten liefhebben en tot wie ze graag zouden willen gaan als kinderen tot hun Vader. Maar zij volgen liever de lokkende roep van de wereld. Zij kiezen alleen voor het aardse leven en daarom kan Ik hen niet meer bereiken. Daarom kunnen zij ook mijn woord niet meer vernemen waarmee Ik hen wil winnen voor eeuwig. Desondanks laat Ik de mensen niet vallen en wanneer zij niet naar Mij willen luisteren moet Ik proberen hen via omwegen te bereiken. Ik zend hun dan boden toe waar zij niet afwijzend tegenover staan, en door deze boden spreek Ik tot hen dan woorden van liefde om de zorg van hun ziel. Ik wil graag tot mijn “kinderen” komen maar zij nemen Mij niet op. Daarom kies Ik voor Mij een uiterlijke vorm (Bertha Dudde) en verberg Mij achter hen die Mij zijn toegenegen, maar omgaan met hen die nog ver van Mij af staan. Op die manier treed Ik met hen in verbinding, ofschoon zij Mij niet herkennen en alleen mijn boden horen spreken.

Kunt u mensen nu begrijpen wat Mij ertoe beweegt mijzelf op buitengewone wijze te openbaren door mijn woord naar de aarde te zenden, door tot de mensen te spreken via Mij gewillige dienaren? – Kunt u de grote nood begrijpen die Ik af wil wenden, om welke reden Ik alle middelen uitbuit om toegang te krijgen bij de mensen van de wereld? – Er is niet veel tijd meer tot het einde, daarom is hulp dringend nodig als Ik mijn schepselen niet verloren wil laten gaan en Ik hen bewaren wil voor een herhaalde weg door de gehele schepping.

Deze grote nood kan door u mensen in zijn volle draagwijdte niet gemeten worden. Maar ontferm Mij over de mensen die nog veel mogelijkheden zouden hebben hun aardse doel te bereiken, maar er nochtans niet aan denken hoe het met hen gesteld zal zijn na hun dood. Ik heb medelijden met hen maar kan hen niet anders helpen dan met mijn woord van boven. Ik kan hen alleen onderrichten en wijzen op hun grote nood, maar om reden van hun vrije wil kan Ik hen onmogelijk dwingen zich te veranderen volgens mijn wens. Alleen dit kan Ik de mensen te kennen geven, dat Ik waarlijk alle middelen zal aanwenden om hen te helpen en daarom mijn geest zal uitstorten over hen die Mij helpen met de verlossing van de mensen.

Geloof dus diegenen die Ik u toezend als mijn boden en geloof dat de geestelijke nood reusachtig groot is. Dat Ik een ieder aanneem die Mij geen weerstand biedt zodat Ikzelf hem nader kan komen en hij Mij kan herkennen als hijzelf maar wil.

Laat Mij daarom helpen en wijs Mij niet af, keer op uw schreden terug en ontvlucht de afgrond. Nog bestaat daartoe de mogelijkheid, ofschoon de termijn die Ik u nog geef vóór het einde maar kort is. Laat u waarschuwen en volg mijn dienaren die Ik u zend, en herken daaraan de grote liefde van uw Vader, die u allen tot de thuiskeer in het vaderhuis bewegen wil, opdat u zalig wordt.

Amen

BD.4672
18 juni 1949

Het uitrijpen van de ziel door leed – Gods zorg – De wereld en God

Wat u tot geestelijk voordeel strekt is voor uw aardse leven al van eeuwigheid voorzien. Daarom kunt u alles, iedere belevenis, moeilijk en droevig, vreugdevol en verheffend, bezien als door Mij u opgelegd, dat alleen uw geestelijke voltooiing ten doel heeft. En als u vanuit dit gezichtspunt het verloop van uw leven beziet, dan mag u niets terneer drukken, niets bezwaren of verschrikken, want het is alles voor uw bestwil. U kunt door iedere gebeurtenis rijpen, u kunt er voordeel uit trekken voor uw ziel als u steeds Mij als diegene ziet, die het over u laat komen en u zo met Mij verbonden blijft, terwijl u steeds uw blik naar boven richt op uw Vader, die u tot Zijn kinderen wil vormen op deze aarde.

Angsten en zorgen vallen weg als u ze Mij voorlegt, opdat Ik u help. U staat nooit alleen zo u Mij naast u duldt, dat wil zeggen: als u niet alleen wilt staan. Als u Mij nimmer uitsluit uit uw leven, als u uw denken, willen en handelen geheel aan Mij toevertrouwt dat Ik het voor u doe, dat Ik u leid en u nu alleen nog uitvoerders van mijn wil bent. Hoe zorgeloos en onbezwaard zou u mensen de aardse weg kunnen afleggen als u maar steeds samen met Mij zou willen gaan. Maar de wereld dringt zich vaak als een muur tussen u en Mij. De wereld is u het meest nabij, terwijl u Mij achterstelt, zelfs dan nog als u Mij wilt toebehoren. De wereld is voor u nog te belangrijk, u ziet haar onbeduidendheid niet in omdat u nog midden in de wereld staat. Zodra u Mij echter voor de wereld kunt plaatsen, zodra het u gelukt Mij steeds op de eerste plaats te stellen, zal de wereld u ook niet meer bezwaren en ook niet meer verontrusten. U zult haar spelenderwijs de baas worden en u zult heer zijn over alles wat van de kant van de wereld op u afkomt.

Probeer het, laat Mij voor u zorgen. Geef uzelf in vol geloof over aan mijn hoede en zorg. Vervul uw plicht in de eerste plaats tegenover Mij, dat wil zeggen: leef naar mijn woord en wees ijverig bezig voor Mij en mijn rijk doordat u mijn wil ook aan uw medemensen verkondigt. Door hen steeds te wijzen op hun eigenlijke bestemming en hen aan te sporen aan hun zielen te werken. Doordat u hun doet toekomen wat u van Mij ontvangt – mijn woord, dat hun opheldering verschaft terwijl zij nog in het donker voortgaan.

Maak ook uw medemensen opmerkzaam dat Ik het lot van alle mensen bestuur, dat niets zonder doel en betekenis de mensen overkomt. Dat steeds alleen de geestelijke positieve ontwikkeling het doel van iedere gebeurtenis is. En dat alles te verdragen is, als Ik om hulp wordt verzocht, als Schepper en Bestuurder van eeuwigheid erkend en als Vader gebeden wordt om mijn zorg. Waarschuw hen, dat zij Mij niet omwille van de wereld vergeten, dan zal de aardse levensweg van ieder mens gemakkelijk te gaan zijn en zijn ziel zal met alles wat zij ondervindt haar voordeel doen. Want alleen de voltooiing van uw ziel heb Ik op het oog als u door leed moet gaan. U zelf kunt het echter voor u draaglijk maken als u mijn woord in acht neemt, en Mij steeds naast u laat gaan. Want Ik ben uw Vader en wil steeds alleen het beste voor mijn kinderen.

Amen

BD.4675
24 juni 1949

“Dag en uur weet niemand” – Valse profeten van de eindtijd

Wat de tijd betreft zal een ziener en profeet nooit een ophanden zijnde gericht kunnen vaststellen, want daar dit voor de mensen niet bevorderlijk is wordt dit van God uit niet toegelaten. En daarom zal geen mens met zekerheid de dag kunnen voorspellen dat er een gericht over de mensen losbreekt. Maar ze moeten er opmerkzaam op worden gemaakt en om die reden maakt God, zodra een gericht in aantocht is, dit door mensenmond, door zieners en profeten bekend.

Wordt er dus alleen een gericht aangekondigd, dan is aan zo’n bekendmaking geloof te schenken, wordt echter het gericht, wat de tijd betreft (dag en uur) vastgelegd, dan kan deze profetie met recht als onjuist worden verworpen. Dan treden er valse profeten op naar wie niet geluisterd hoeft te worden, want meestal hebben zulke aankondigingen aardse voordelen op het oog en dan is voorzichtigheid geboden.

Als God zich nu van een mens bedient om door hem de mensen in kennis te stellen van Zijn heilsplan van eeuwigheid, dan brengt Hij hem niet alleen op de hoogte van Zijn voornemen, van het komend gericht, maar Hij geeft hem een omvattend weten dat de dienaar Gods de noodzakelijkheid van een gericht begrijpelijk maakt, opdat deze dan die profetie met overtuiging tegenover de medemensen met redenen kan omkleden. Maar zo overtuigd als hij nu ook voor de waarheid van de bekendmakingen zal opkomen, hij zal toch nooit het precieze tijdstip kunnen aangeven, want dit behoudt God zich zelf voor.

Toch kan elke zodanige bekendmaking als volste waarheid worden aangenomen en steeds weer zal uit het boek der vaderen de bevestiging ervan blijken dat alleen dat wordt aangekondigd wat daarmee volledig overeenstemt.

En er is daarom ook met zekerheid te rekenen op de vervulling van die aankondigingen en het komende gericht als vaststaand feit aan te nemen, doch de mensheid blijft in het ongewisse, in welke tijd God zelf zich manifesteert, maar te allen tijde moet ze voorbereid zijn, daar anders de aankondigingen die Gods liefde de mensen doet toekomen, hun doel missen en het gericht dan plotseling en onverwacht over de mensen zou losbreken.

Amen

BD.4684
8 juli 1949

De macht van de satan – “Waak en bid”

Groot is de macht van hem die u te gronde wil richten. Hij schrikt voor geen middel terug en hangt zichzelf de mantel van de rechtvaardigheid om. Hij probeert uw gedachten in verwarring te brengen, zodat u niet meer in staat bent het juiste van het onjuiste te onderscheiden. Hij wil u omverwerpen, hij wil u ten val brengen, zodat u op de grond blijft liggen en niet meer overeind kunt komen.

En hij zal u op elke manier in het nauw brengen, maar het meest wanneer u Mij als doel kiest en de weg hebt betreden die naar Mij leidt. Dan ligt hij op elke kruising op de loer en wil u op dwaalwegen voeren. Hij komt onder het mom van vriend vertrouwelijk naar u toe, waarachter u niets verkeerds ziet, en hij tracht u door woorden en daden te winnen, die echter niet voortkomen uit liefde, maar slechts schijn zijn, waaraan u ten prooi zult moeten vallen.

Let daar op en houd u steeds alleen aan Mij vast, dan zal Ik niet nalaten u te waarschuwen en onzichtbaar naast u gaan. Ik zal u op de juiste weg brengen en u het gevoel van afschuw in het hart leggen als de verleider betrekkingen met u wil aanknopen onder de dekmantel van liefde. Als u zich losmaakt van de wereld, dan bent u maar aan weinig verzoekingen blootgesteld. Maar hij lokt u met de wereld en haar vreugden en hij heeft niet zelden succes.

Doe van alles afstand wat de wereld u biedt en zoek Mij, die u waarlijk goederen kan schenken die niet te vergelijken zijn met aardse goederen. Weet dat achter elke aardse vreugde een verleider op de loer ligt, die u van Mij weg wil dringen en u zijn kant wil laten kiezen en die er de vreugden van de wereld voor gebruikt om u te winnen. Zijn macht is groot, want er staan hem veel middelen ter beschikking, die succesvol zijn onder de mensen.
Maar Ik bied u alleen dit ene: mijn liefde, die u wil helpen gelukzalig te worden. En deze liefde openbaart zich in het overbrengen van mijn woord, om welke reden u dus mijn woord als een geschenk van liefde zult moeten beschouwen, dat u nooit zult mogen geringschatten en waar u daarom altijd om zult moeten vragen en dat u zult moeten ontvangen als u uw geestelijke rijkdom wilt vergroten en dan ook sterk bent in de weerstand tegen de vijand van uw ziel.

Mijn woord is een betrouwbaar wapen tegen de aanvaller, want stelt u mijn woord tegenover hem, dan verliest hij elke macht over u en ziet hij af van zijn voornemen u te winnen voor de hel. Doch steeds weer zal hij u benaderen en zijn kunsten op u uitproberen. En daarom: “Waak en bid, opdat u niet in verzoeking komt”.

Amen

BD.4687
10 juli 1949

Het onderwerpen van de wil aan de goddelijke wil

Het opgaan in mijn wil heeft onherroepelijk de aaneensluiting met Mij tot gevolg. Want dan streeft de mens naar volmaaktheid. Hij past zich aan mijn oerwezen aan en wordt nu mijn evenbeeld, zodat elke kloof tussen Mij en hem is overbrugd en hij als helder geestelijk wezen voortdurend in mijn nabijheid kan vertoeven. Het opgaan in mijn wil betekent het opgeven van de vroegere weerstand, het erkennen van Mij zelf als het hoogste en volmaaktste Wezen, het zich schikken in de goddelijke ordening en zich vormen tot liefde omdat Ik de liefde als eerste voorwaarde stel om Mij met mijn schepselen aaneen te sluiten.

Het opgaan in mijn wil betekent verder een zich totaal losmaken van mijn tegenstander, daar deze tracht een volledig tegenovergestelde wil op de mensen over te dragen en de mens nu uit zichzelf heeft beslist zijn wil aan mijn wil te onderwerpen. Dus heeft de tegenstander het recht verloren om over de mens te heersen en deze heeft zich bevrijd uit zijn ketenen.

Het opgaan in mijn wil stelt echter ook kennis van mijn wil voorop en dat geeft weer de reden aan waarom Ik mijn woord naar de aarde moet sturen dat de mensen kennis overbrengt van Mij en mijn wil. Het is dus een daad van liefde en barmhartigheid dat Ik de mensen niet aan hun zelfgekozen lot overlaat, maar hun levenstaak aan hen bekend maak, dat Ik hun de weg toon die ze moeten gaan en dat ik ze dus met mijn wil bekend maak, hoewel Ik hun de vrije keus laat deze te vervullen of te verwerpen.

En nu is het doorslaggevend in hoeverre de mens zich nog openstelt voor de invloed van mijn tegenstander. Hij zelf heeft een vrije wil, wordt dus niet gedwongen om mijn wil aan te nemen of die van mijn tegenstander – die zich door lichamelijke indrukken en gevoelens ook bij de mens gehoor tracht te verschaffen. Zijn middelen zijn vermakelijkheden en vreugden van de wereld, maar mijn middel is een uitstraling vanuit het geestelijke rijk die – als het wordt benut – de ziel van de mens ook het geestelijke rijk binnen trekt, want het opvolgen van mijn woord is al een onderwerpen van de wil aan mijn wil en dus een dichter bij Mij komen, dat eindigt in de algehele aaneensluiting met Mij.

Het onderwerpen van de wil betekent dus het vervullen van mijn wil, mijn geboden die Ik door mijn woord aan de mensen bekendmaak. Maar mijn eerste gebod luidt: bemin God boven alles en de naaste als jezelf. Wie dit gebod vervult, die heeft alles gedaan. Hij verzet zich niet meer tegen Mij, maar erkent Mij van ganser harte, niet onder dwang. Hij is voor eeuwig teruggekeerd naar Mij, van Wie hij is weggegaan. Hij beweegt zich geheel binnen mijn wil die ook zijn wil is en hij ontvangt als mijn kind en erfgenaam alle rechten van een kind en zal aldus vol van kracht kunnen scheppen en vormgeven en eeuwig gelukzalig zijn.

Amen

BD.4692
18 juli 1949

Omvorming van de aarde in een ogenblik – Het wonder van de schepping

De handeling waardoor de aarde wordt omgevormd is voor u, mensen niet te begrijpen want dit gebeurt niet in het kader van wetmatigheid zoals tot nu toe elk aards scheppingswerk langzamerhand door ’n positieve ontwikkeling ontstond, integendeel zal het ’t werk van een ogenblik zijn; afgezien van de vernietiging tevoren, die alle scheppingen op de oude aarde betreft en die, omdat die zich afspeelt voor de ogen van hen die eraan ontrukt worden en ook nog aanvankelijk door de mensen die aan de vernietiging ten prooi vallen kan worden gezien, z’n tijd eist, zoals de natuurwet is. Mensen kunnen dus het verloop van het vernietigingswerk volgen en daarom werkt God niet tegen de wet in, terwijl het opnieuw vormen van de aarde een werkzaam zijn van God is in het universum, dat voor geen menselijk oog te zien zal zijn en daarom God er ook geen tijd voor nodig heeft, maar Hij in een ogenblik alles kan laten ontstaan wat de kracht van Zijn liefde en Zijn wijsheid realiseren.

De mensen die op de nieuwe aarde worden geplaatst, treffen dus een kant en klare schepping aan, van een buitengewoon bekoorlijke veelzijdigheid. Scheppingen die hun ogen nooit hebben gezien zullen hen verwonderen, temeer omdat zij zich de scheppingen van de oude aarde nog herinneren en er voortdurend vergelijkingen mee maken. Ze zullen zich werkelijk terugvinden in het paradijs, levend in volledige harmonie met hun goddelijke Schepper en Vader, door Zijn liefde verzorgd, geleid en onderwezen in alles wat hun vreemd is. Als een grote familie zal de verhouding tussen de mensen onderling zijn en het streven van allen zal zijn de liefde van de hemelse Vader te verwerven, te leven naar Zijn welgevallen en in dienende naastenliefde werkzaam te zijn.

De tijdsduur van hun afwezigheid van de oude aarde en het oponthoud na hun wegneming kunnen ze niet schatten, want het begrip tijd is hun ontnomen tot ze teruggeplaatst worden op de aarde, om welke reden ze ook geen houvast hebben in welk tijdsbestek de nieuwe aarde is ontstaan. Maar ze weten ook dat bij God geen ding onmogelijk is en houden derhalve ook scheppen in een ogenblik voor waarschijnlijk, om welke reden hun liefde en verering voor God steeds toeneemt en hun gelukzaligheid groter wordt bij het aanschouwen van de wonderwerken die getuigen van Gods liefde, wijsheid en almacht en de mensen duizendvoudig schadeloos stellen voor de ellende en het leed in de laatste tijd van het bestaan van de oude aarde.

God beproeft de mensen wel zwaar, maar Hij beloont ook hun trouw en zalig hij die tot diegenen behoort die het einde op deze aarde meemaken als schapen van Zijn kudde, zalig die het ergste moeten verdragen en doorstaan en daarvoor het mooiste inruilen, het paradijs op de nieuwe aarde met de voortdurende tegenwoordigheid van de Vader onder Zijn kinderen, zalig die volhouden tot het einde wanneer God zelf zal komen in de wolken om ze te halen in Zijn rijk, in het rijk van vrede, tot Hij ze terugplaatst op de aarde, die waarlijk wonderwerken zal onthullen waarvan geen mens ooit zou kunnen dromen, omdat op de aarde niets bestaat wat als vergelijking zou kunnen worden aangevoerd. Maar Gods liefde kent geen grenzen en Zijn wil om te vormen is onuitputtelijk en brengt steeds weer nieuwe werken tot stand die al het voorgaande overtreffen om Zijn kinderen gelukkig te maken en hun trouw te belonen.

Amen

BD.4693
19 juli 1949

De goede Herder – Leider – Zorgeloze levenswandel

Geloof dat Ik naast u voortga op uw levensweg, als u maar van goede wil bent. Ik ben de goede Herder die Zijn schapen werkelijk hoedt. En dus laat Ik geen van mijn schepselen over aan zichzelf, maar Ik ontferm me trouw over ieder afzonderlijk en leid het naar het doel. Ik leid het op de juiste weg naar het vaderland, naar het huis van mijn Vader. Maar als u nu een betrouwbare Leider hebt, waarom maakt u zich dan zelf nog zorgen om uw aards welzijn?

Niets moet u zorgen baren als u weet dat Ik bij u ben en op de hoogte ben van alles wat u terneer drukt en bezig houdt. Slechts één ding moet uw voortdurende zorg zijn: dat u zich voor Mij staande zult kunnen houden als Ik van u verantwoording vraag, hoe u uw leven op aarde hebt benut voor het welzijn van uw ziel. Probeer alleen daarin mijn welgevallen te verwerven. Denk aan uw ziel die Ik niet kan bedenken zonder uw toestemming.

Ik ben voortdurend bij u, als u Mij niet zelf afweert. En steeds zal Ik u zo leiden, dat lichaam en ziel aantreffen wat ze nodig hebben. Ik zal op het lichaam bedacht zijn, als u uw oplettendheid richt op het welzijn van uw ziel. Maar wat u in vrije wil de ziel wilt geven, dat bezorg Ik u ook, want alle gaven komen van Mij. En als uw Vader van eeuwigheid zorg Ik ook voor mijn kinderen, zowel lichamelijk als geestelijk. En daarom zult u met Mij innige gemeenschap moeten onderhouden en Mij tot uw Leider kiezen, dan zal Ik u nooit verlaten en met u de weg over de aarde gaan, tot aan het einde toe. En dan bent u voor geen enkele schrede verantwoordelijk, want hij is mijn wil. En elke gebeurtenis op uw levensweg is door Mij voorzien, en al naar gelang uw instelling tegenover Mij bepaald, opdat uw ziel rijp zal worden.

Maar het bewustzijn Mij als Leider te hebben moet u rustig en zorgeloos uw weg over de aarde laten afleggen. En in elke nood van het lichaam en van de ziel hoeft u alleen maar vol vertrouwen naar Mij te komen, opdat Ik u zal helpen en u van alle zorgen vrij zult zijn.

Amen

BD.4700
28 juli 1949

Het horen van het goddelijke woord – Gedachten

Alleen door het innerlijke woord kan u opheldering ten deel vallen aangaande vragen die aardse wetenschappers niet kunnen beantwoorden. Er bestaat weliswaar een instantie die competent is geestelijke vragen op te helderen, maar de weg erheen gaan de mensen zelden. Daarom zal ook maar zelden het antwoord ontvangen worden dat overeenstemt met de waarheid, dat toch alleen die Ene kan geven die niets vreemd is, die alles weet, die ook u mensen het weten wil doen toekomen, opdat Hij herkend wordt door de mensen.

God uit zich dus door het woord. En wie het horen wil, moet Gods liefde verwerven. Hij moet zich Hem genegen maken, doordat hij zelf alles doet wat God van hem verlangt. Dan komt God u zo nabij dat u Zijn stem zult kunnen vernemen. Want Hij openbaart zich door Zijn woord. Hij uit zichzelf tegenover u. Hij spreekt met u mensen in gemakkelijk te begrijpen taal. Hij spreekt door uw hart tot uw verstand en gaat in op elke vraag die u uitspreekt of uw gedachten bezighoudt. Hij antwoordt u. Zijn woord is dus een teken van de verbondenheid van Hem met u. Want u zult alleen dan Zijn woord kunnen vernemen, als u zich met Hem aaneensluit door middel van gedachten of door werken van liefde.

En zo heeft God altijd tot de mensen gesproken, zolang de aarde bestaat. Alleen werd Hij tot nu toe gemakkelijker verstaan, terwijl nu zeer zelden Zijn spreken wordt begrepen. Deze weinige mensen bedenkt Hij echter met een mate die onbeperkt is. Hij wil hun alles uitleggen en motiveren, opdat ze het zo verkregen weten aan hun medemensen kunnen overbrengen voor hun zielenheil. En opdat ze niet verder twijfelen, laat Hij hen inzage nemen in Zijn eeuwige heilsplan. En zo ontsteekt Hij een licht in hen, zodat ze eeuwig niet meer terugzinken in de duisternis. In het woord komt Hij de mensen naderbij, die zich willen laten onderrichten. En zo blijft het woord steeds de brug tussen God en de mensen. De mens kan deze echter alleen maar betreden, als hij zich terugtrekt van de wereld. Als hij de brede weg mijdt, die zijn ogen bekoorlijker voorkomt en hem lokt deze te begaan.

Alleen in de eenzaamheid verneemt hij de stem van God. Dat wil zeggen: hij moet de wereld mijden en zijn gedachten laten zwerven in het geestelijke rijk. Dan doet hij wat hij eerst moet doen: hij verbindt zich in gedachten met God. Hij houdt tweespraak met Hem. Hij legt Hem de vragen voor die hem bezighouden, terwijl hij zijn gedachten de vrije loop laat. En deze gedachten zijn al uitstralingen van het geestelijke rijk. Want de mens kan niets uit zichzelf voortbrengen. Zijn verstand is wel in staat de hem toestromende gedachten op te nemen en te verwerken, maar de gedachte zelf ontstaat niet in de mens. De gedachte treft zijn hart, maar stroomt vanuit het rijk dat buiten aardse sferen ligt.

De gedachte is een product van de geest. Dus een kracht die een bepaalde vorm aanneemt, zodra ze door het verstand wordt opgenomen. Waarin dus het verstand door het hart wordt beïnvloed werkzaam te worden, doordat het de hem toegestuurde gedachten nu vormt en ze een zekere ordening geeft. De werkzaamheid van het verstand is het vasthouden van de gedachten die als golven het hart treffen en ook geen weerklank kunnen vinden wanneer de wil van de mens door de drukte van het leven het denkwerk alleen voor wereldse zaken opeist en aan geestelijke stromingen geen aandacht schenkt.

Maar gaat de mens in de stilte en keert hij de wereld de rug toe, dan treffen geestelijke stromingen zijn hart, die het weldadig ondergaat en die de mens dan gretig in ontvangst neemt. Door deze bereidwilligheid om te ontvangen, vormt zich dan het woord. Dat wil zeggen: er komt de mens zinvol en begrijpelijk tot bewustzijn wat God zelf hem zeggen wil. Hij hoort dus Zijn stem in het hart. De gedachtengolven worden door het hart opgenomen en naar het verstand toegezonden. En de mens als zodanig is in staat zich het ontvangen geestelijke goed ook met het verstand eigen te maken en het ook aan de medemens begrijpelijk uit te leggen.

Dit is een proces dat op zich eenvoudig en ongecompliceerd is. Het wordt alleen door de wereldse mens niet begrepen, omdat hij voor gewaarwordingen van de ziel geen begrip heeft. En daarom probeert hij voor zichzelf het denkwerk ook alleen zuiver organisch te verklaren. Maar waar de gedachte eigenlijk vandaan komt, is hem vreemd. En een uitleg daarover is voor hem onaanvaardbaar, omdat hij het geestelijke al helemaal niet erkent. Omdat hij alleen datgene erkent, wat hij kan zien of vastpakken. Maar God geeft steeds weer een bewijs van krachten die het menselijke verstand niet vermag te verklaren. En over alles geeft Hij opheldering door Zijn woord.

Wie het woord Gods tot zich laat spreken, zal over een omvangrijk weten beschikken. Want er bestaat niets wat de mens vreemd blijft, die door het woord zich door Hem laat onderrichten. En zo kan de mens zijn kennis uitbreiden. Hij kan tot alles doordringen en zich opheldering verschaffen waarover hij opheldering wenst. Want van God uit zijn de mens geen grenzen gesteld, zodra hij zich met de Gever van het weten en de waarheid in verbinding stelt en zich door Hem laat onderrichten. Zodra hij gelooft dat God zelf tot hem spreekt door het hart.

Amen