Inhoud

BD.4501 (Kennisgeving op de) tegenwerping: Er bestaat geen God die het gebeuren toelaat
BD.4507 “Waar twee of drie in mijn naam verenigd zijn”
BD.4510 Gerechtigheid – Boetedoening voor zonden – Gericht
BD.4518 Uw lot met berusting dragen
BD.4519 God is niet in dode materie
BD.4521 Veranderingen in de kosmos
BD.4524 De wereld lag in boeien gekluisterd (Kerstboodschap)
BD.4525 “Jij bent Petrus, de rots” – Levend geloof – De kerk van Christus
BD.4531 Het komen in de wolken – De wegneming (3)
BD.4539 De wil van de mensen om het goddelijke woord af te weren
BD.4541 Het bestaan van God – Wereldwijsheid – Hart en verstand
BD.4544 “Volg Mij na”
BD.4551 De waarom vraag – De val van de engelen – Zonde
BD.4553 De gebrekkige toestand van de mens beantwoordt aan zijn wil
BD.4559 De leer van de reïncarnatie
BD.4561 Het verder leiden van het goddelijk woord
BD.4565 Het opleiden van de dragers van de waarheid – De strijd met het zwaard van de mond
BD.4566 Vrees hen niet die wel het lichaam, maar niet de ziel kunnen doden
BD.4567 Ernstige vragen aan hen die onderrichten en Gods dienaren bestrijden
BD.4570 Geestelijke samenwerking
BD.4574 Het verrichten van verplichte diensten wordt beoordeeld naar de graad van liefde
BD.4575 Ze aten en dronken zoals voor de zondvloed
BD.4578 De gelukzaligheid in het geestelijke rijk
BD.4580 “Ik zal u de trooster zenden”
BD.4581 Spijs en drank voor de ziel – Hemelbrood
BD.4587 Waarschuwing om het goddelijke woord niet af te wijzen – “Beproef alles”
BD.4590 De leer van de herbelichaming – Dwaalleer – Hemellichamen
BD.4599 Houdt u vast aan mijn woord: “Kom allen tot Mij”

                                                  – * –

BD.4501
2 december 1948

(Kennisgeving op de) tegenwerping: Er bestaat geen God die het gebeuren toelaat

Onbegrijpelijk zal mijn heersen en werkzaam zijn steeds blijven voor de mensen die niet met Mij verbonden zijn, want Ik kan hun de beweegreden niet uiteen zetten die Mij ertoe brengen, de mensen hun gang te laten gaan als ze willen zondigen. Alles wat Ik doe, alles wat Ik achterwege laat of verhinder, heeft zijn reden, die u, mensen niet weet en ook niet begrijpt zonder verklaring. Maar deze uitleg kan Ik alleen maar geven onder bepaalde voorwaarden; zoals trouwens alles wat gebeurt, aangepast is aan de eeuwige ordening, waarvan Ik zelf de wetgever ben.

Ik zou de mensen wel kunnen verhinderen slechte daden te bedrijven, Ik zou ze kunnen straffen of ze tot stomme knechten van de gerechtigheid kunnen maken, maar dan zou hun wil onvrij zijn, ze zouden niet in staat zijn zelf te willen en (ook) niet om zelf te kunnen handelen en ze zouden dan nooit meer volmaakt kunnen worden, dat wil zeggen: ondanks de mogelijkheid slecht te zijn, het goede te kiezen en bijgevolg blijk te geven van de wil die naar Mij is gewend. Ik laat dus de driften van de mensen de vrije loop. Dat nu in de eindeloos lange tijd de mensheid zich overwegend laat meeslepen om slecht te handelen, dat een duivelse invloed verraadt, is er alleen maar het bewijs voor dat de gehele mensheid de vrije wil slecht gebruikt, dat ze dus de mogelijkheid zich naar het goede te keren, niet benut en dus tegen mijn wet van de eeuwige ordening ingaat.

(3 december) Maar Ik zal toch dit doen en laten pas een halt toeroepen, als de mate van slechtheid zijn grens heeft bereikt, als er geen mogelijkheid meer bestaat dat de mensen veranderen, dat hun wil nog een andere richting kan worden gegeven, dat hij zich naar Mij, dus naar het goede keert. Maar zolang de mogelijkheid bestaat dat de een of ander zich bezint, dat hij zich bewust wordt van het doel van zijn leven op aarde, laat Ik toe, wat mensen in hun haat en liefdeloosheid willen uitvoeren, opdat ze zelf aan de uitwerking van hun handelen het kwade inzien en leren verafschuwen, opdat ze vrijwillig veranderen.

Bovendien is de tijd gekomen waarin de satan grote macht heeft. Niet dat hij mijn macht en kracht overtroeft, veeleer is ook zijn laatste tijd gekomen, die hij gebruikt om zijn rijk, zijn macht te vergroten, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft, maar in zijn geestelijke duisternis en arrogantie gelooft Mij van de troon te kunnen stoten.

Wie niet op de hoogte is van het allereerste begin en einddoel van al het geestelijke, van mijn heilsplan van eeuwigheid, van zin en doel van de schepping en zin en doel van het leven op aarde, die zal ook de gedachte aan een sterke tegenstander van Mij absurd toeschijnen, maar hij kan geloven dat tweeërlei krachten in strijd met elkaar zijn, dat goede en kwade krachten strijden om de opperheerschappij, dat deze krachten nu altijd aan een sterke Wil zijn onderworpen, dat deze Wil van oudsher slechts van één Wezen uitgaat. Hoe hij nu dit Wezen noemt, doet er niet toe, doch ze (die krachten) zijn werkzaam in de oneindigheid ofschoon hun arbeidsveld totaal verschillend is – onbegrensd bij Mij en binnen de perken gehouden bij mijn tegenstander, die ook ondanks zijn macht van mijn wil afhankelijk is. Dat er een strijd wordt gevoerd tussen goed en kwaad is duidelijk; waarom hij wordt gevoerd is alleen de geestelijk gewekte, de mens die sterk naar de waarheid verlangt, begrijpelijk te maken, maar deze zal te allen tijd een volkomen ware verklaring bekomen die hem overtuigt, zo hij daar naar streeft en Mij er om vraagt.

Amen

BD.4507
11 december 1948

“Waar twee of drie in mijn naam verenigd zijn”

En Ik ben bij u als u mijn naam uitspreekt, als u zich alleen met gedachten bezighoudt die naar Mij uitgaan. Dan ben Ik midden onder u. Geloof dit en wees u bewust van mijn tegenwoordigheid zodra u over Mij spreekt. En stel u voor dat Ik aan de deur van elk hart klop en wens binnengelaten te worden en dat u Mij niet zult mogen afwijzen als u mijn welbehagen zult willen verkrijgen. U zult uzelf moeten openstellen als Ik tot u spreken wil door woord of geschrift, door gedachten of door mijn dienaren op aarde die u mijn woord brengen. Want als u mijn woord aanneemt, neemt u Mij zelf op in uw hart. Als u er gehoor aan geeft, houdt u met Mij het avondmaal, want dan leeft u overeenkomstig mijn wil die Ik u door mijn woord te kennen geef. Dan leeft u in de liefde en u verbindt u door de werken van liefde met Mij. U brengt zo’n innige verbinding met Mij tot stand, dat u het verneemt als Ik woorden van liefde tot u spreek en u dus spijzig met voedsel voor de ziel, als Ik u het brood des hemels – mijn vlees en mijn bloed – aanreik, als Ik dus zelf tot u kom in het woord.

Laat Mij vaak bij u vertoeven, laat uw gedachten naar Mij toe dwalen en voer menigmaal geestelijke gesprekken opdat Ik steeds bij u aanwezig kan zijn, want Ik zelf heb u de belofte gegeven: “Waar twee of drie in mijn naam zijn verenigd, ben Ik midden onder hen”. En waar Ik vertoef, daar zult u alleen maar winst kunnen behalen, want Ik deel steeds mijn gaven uit omdat Ik u, mijn schepselen, liefheb en u gelukkig wil maken. En u zelf zult de mate van mijn genade bepalen. U zult veel kunnen ontvangen, zoals u ook mijn liefde zult kunnen afwijzen doordat u uw ogen op de wereld richt, doordat u geestelijke gesprekken afbreekt en wereldse belangen op de voorgrond plaatst. Ik laat u begaan en dwing u niet Mij aan te horen, maar u zelf berooft u van veel goederen. Ik kan u alleen maar zo bedenken, zoals uw vrije wil het toelaat. Ik bied u wel mijn genade aan, maar dring ze u niet op.

Maar mijn aanwezigheid gaat voor u verloren als u zich van Mij afwendt, want Ik wil begeerd worden om Me te kunnen schenken. Toch geef Ik u niet op. Steeds weer zend Ik u mijn boden die de weg voor Mij moeten bereiden en Ik volg hen als u aanstalten maakt Mij op te nemen. En zo zult u voortdurend een beroep kunnen doen op de genade. Voortdurend zult u bij Mij te gast kunnen zijn als u alleen maar aan Mij denkt en aan de wereld geen aandacht schenkt. Want waarlijk, Ik bedenk u beter dan de wereld u geven kan. Laat Mij daarom niet tevergeefs aankloppen, maar luister naar mijn stem en geef er gevolg aan. Laat u uitnodigen voor het avondmaal en weest mijn gasten, opdat Ik u lichamelijk en geestelijk kan verkwikken met spijs en drank.

Amen

BD.4510
13 december 1948

Gerechtigheid – Boetedoening voor zonden – Gericht

De mensen dagen mijn gerechtigheid uit, want ze zondigen aan een stuk door. Ze zijn buitengewoon onverdraagzaam, ze hebben geen liefde in hun hart, ze zijn zeer hoogmoedig, vervuld van zinnelijke begeerten, ze hebben geen medegevoel voor de naaste, zijn vol afgunst en nijd en door hun liefdeloosheid in staat tot de slechtste handelingen. En dus zondigen ze tegen mijn gebod van de naastenliefde en tegen Mij zelf, die hun dit gebod heeft gegeven.

Maar wie tegen mijn gebod van de liefde zondigt, raakt mijn liefde kwijt, hij verwijdert zich van Mij en wordt steeds en steeds harder, tot Ik hem weer onderwerp aan het gericht, dat wil zeggen: zijn hernieuwde kluistering in de materie plaatsvindt. Dan is mijn gerechtigheid genoegdoening gegeven, maar de mens heeft over zichzelf recht gesproken, alleen ligt aan deze ontwikkelingsgang mijn wet van eeuwigheid ten grondslag, die met recht een straf zou kunnen worden genoemd, wanneer ze niet tegelijkertijd een middel om op te voeden betekende, dus steeds weer mijn liefde voor het geschapen wezen door liet stralen, dus nooit als toorn is te beschouwen.

Gerechtigheid schakelt nooit de liefde uit, maar gerechtigheid eist ook genoegdoening, opdat de zonde zelf krachteloos wordt gemaakt. Want mijn schepselen lijden onder de zonde en kunnen alleen door een passende boete dit lijden verminderen of opheffen. Een zondig mens bevindt zich dus in het gericht, dat wil zeggen: in een gekluisterde toestand die vol is van lijden.

Hij moet genoegdoening verschaffen, hij wordt gedwongen datgene te doen wat hij als mens niet vrijwillig heeft gedaan, hij moet dienen. De mens is vrijwillig dienstbaar als hij de liefde in zich opwekt. Maar zonden en slechte eigenschappen verdringen de liefde en hij tracht te heersen terwijl hij zou moeten dienen, en zijn denken en handelen is zondig.

En als er nu in het stadium als mens geen verandering meer is te verwachten, wordt hij in een toestand overgeplaatst waarin het geestelijke gedwongen is om dienend actief te zijn om weer de vrije toestand te bereiken en het de wilsproef van het dienstbaar zijn in vrijheid nog eens kan afleggen. Deze ontwikkelingsgang is van Mij uit alleen maar gerechtigheid, evenwel niet op toorn, veeleer op de liefde gebaseerd, en steeds door de mens zelf in vrije wil bepaald, zodat hij zichzelf in het gericht stort, zodra hij zondigt tegen het gebod van de liefde voor God en de naaste.

Amen

BD.4518
19 december 1948

Uw lot met berusting dragen

De tijd vereist dat de mensen de juiste weg zoeken om aan het dreigende onheil te ontkomen. En omdat ze zwak en traag zijn zal Ik hen helpen, en omdat velen de urgentie ervan niet inzien, heb Ik mijn engelen aangewezen daar in te grijpen waar de menselijke wil faalt. Daarom zullen zich schijnbare “toevalligheden” voordoen, die echter in werkelijkheid mijn beschikkingen zijn, die dus naar mijn wil het lot van ieder persoonlijk beïnvloeden.

De meeste mensen weten echter niet dat zij voortdurend onder bescherming staan van die wezens aan wier verzorging ze zijn toevertrouwd. Wezens die dus vanuit de goddelijke wil het leven van ieder persoonlijk bepalen en zodoende in mijn opdracht in het leven van de mensen ingrijpen. Ik laat echter toch hun vrije wil onaangetast, opdat de mens niet gedwongen wordt maar vrij kan beslissen en de kant van het goede kan kiezen. En daarvoor hoeft hij niet meer te doen dan zonder weerstand zijn lot op zich te nemen en niet te mopperen of te klagen. Want Ik weet wat voor ieder dienstig is en in welke omstandigheden zijn ziel het beste kan uitrijpen en daar houd Ik rekening mee.

En zo zullen alle gebeurtenissen in uw leven in elkaar grijpen en als vanzelf wordt een situatie geschapen die geheel buiten iedere menselijke berekening ligt, maar die altijd alleen voor uw bestwil is. En omdat u dat nu weet zult u ook in alles mijn werk zien en dankbaar zijn dat Ik zo voor u zorg en lichtwezens aan uw zijde plaats, die voor u zorgen, want anders zou u voor al het geestelijke ongeschikt zijn. Dit geldt ook voor al diegenen die voor Mij zullen arbeiden, want zonder de hulp van mijn lichtwezens zou u ook voor uw geestelijke arbeid ongeschikt zijn – zodat u uw medemensen niet zou kunnen dienen.

Of u nu in vreugde of leed verkeert, altijd kunt u daarbij voor Mij werkzaam zijn, altijd kunt u daarbij mijn missie vervullen en uw medemensen tot Mij brengen. Daarom heb Ik u onder de hoede van mijn engelen geplaatst, die alles voor u doen zolang u voor Mij werkzaam bent. Mijn wil alleen beslist en waarlijk zo, zoals dat voor u goed is. Zo kunt u iedere zorg laten vallen en rustig en vrolijk uw levensweg gaan, die ook steeds weer zonneschijn zal brengen en die nooit te moeilijk begaanbaar voor u zal zijn zolang u zich geheel aan Mij toevertrouwt, zolang u Mij tegemoet snelt en voor Mij en mijn rijk werkzaam bent.

Amen

BD.4519
21 december 1948

God is niet in dode materie

Begrijp toch dat Ik Mij niet nauw begrensd kan ophouden in een speciaal daarvoor bestemde beker, in aardse materie, op bepaalde plaatsen en vastgestelde tijden. Integendeel, Ik ben overal waar een hart zich heeft gevormd tot liefde. Alleen een liefderijk hart kan er zich op beroemen Mij in zich te hebben en door mijn tegenwoordigheid verblijd te zijn, want mijn oersubstantie is liefde en dus kan Ik ook alleen vertoeven waar liefde zich uit. Nooit echter kan een vergankelijke beker drager van mijn eeuwige Geest zijn. Deze mening is alleen maar een product van de gedachten van geestelijk blinde mensen, die zich een totaal verkeerd beeld vormen van mijn Wezen, dat wel de gehele oneindigheid vult en dus overal tegenwoordig is, maar Dat zich nooit ophoudt in een begrensde kelk – zoals het de mensen geleerd wordt. Wat maakte de mensheid uit Mij, de eeuwige Godheid? Van welke geestelijke armoede getuigt zo’n geloof en hoever worden de mensen niet van de waarheid afgehouden door leraren, die zelf verkeerd onderricht zijn?

Hoe kan een Geest door wie de oneindigheid beheerst wordt in een materiële vorm verblijven? Een vorm, die zoals de geestelijke ontwaakte mens weet het geestelijke in zich bergt, dat nog op een zeer lage trap van ontwikkeling staat. Wanneer Ik echter voor het hart van een mens een onderscheid maak met mijn tegenwoordigheid, dan stel Ik Mij in verbinding met het in het laatste stadium van ontwikkeling staande geestelijke. Ik vul in zekere zin de ziel met de kracht van mijn liefde, de uitstroming van Mij zelf. En naar de mate van bereidheid lief te hebben, wordt de toevloed van kracht vergroot en vult bijgevolg het gehele hart. Dus ben Ik zelf nu ook in die mens aanwezig, Ik neem bezit van hem zoals hij echter ook Mij in alle overvloed in zich draagt. Wat zou Mij kunnen bewegen mezelf in een nog dood voorwerp, dat op zich nog iets Mij weerspannig geestelijks is op te houden?

Mijn tegenwoordigheid zou iedere vorm doen wegsmelten als zij door de kracht van mijn liefde zou worden doorstroomd, en ieder weldenkend mens zal de dwaasheid van dit denkbeeld inzien – en zulke dwaalleren verwerpen. De mensen hebben meestal domme opvattingen en ze laten zich niet onderrichten, maar houden vast aan dat wat van hen gevraagd wordt te geloven. En ze bewijzen zo een enorme verering aan een dood voorwerp, waaraan zij zelf een betekenis hebben toegeschreven – dat dit Mij moet voorstellen, het hoogste en vererenswaardigste Wezen. Alleen een zuiver mensenhart dat in staat is lief te hebben is de tempel waarin Ik Mij ophoud, en daarom is het niet nodig Mij te zoeken op bepaalde plaatsen – op vastgestelde tijden – of in bepaalde vormen. Maar ieder mens moet zich gereed maken om als opnamevat te dienen waarin Ik verblijven wil. Ieder mens moet van zijn hart een hart vol van liefde maken, dan zal Ik als de eeuwige Liefde bij hem mijn intrek nemen. Hij zal Mij dan overal en te allen tijde kunnen aanbidden en vereren en Ik zal dan altijd bij hem zijn, want mijn geest zal zich met de zijne verenigen – omdat Ik zelf in hem ben.

Amen

BD.4521
23 december 1948

Veranderingen in de kosmos

Waar zich kosmische veranderingen vertonen die de aankomst van een natuurcatastrofe aankondigen, daar zult u ook met zekerheid mijn werkzaam zijn bij de mensen kunnen vaststellen door tevoren gegeven aanwijzingen, aansporingen en waarschuwingen van allerlei soort, door het profetisch vooruitzien van mensen die God in het bijzonder zijn toegedaan en door een toegenomen inwerking van de lichtwezens op diegenen die hun toegang verlenen door hun aan Mij overgegeven wil en een levenswandel die hieraan beantwoordt.

Waar natuurverschijnselen zich vaker voordoen zijn ook de mensen toegankelijker voor mijn aanwijzingen en daar is ook meestal de reden gegeven van de veelvuldige veranderingen van de schepping der natuur door juist zulke natuurverschijnselen, want het erin gekluisterde geestelijke streeft de positieve ontwikkeling na, terwijl de mensen een meer volgzaam wezen hebben, en komt daar sneller tot rijpheid.

Maar volgens mijn heilsplan van eeuwigheid worden nu ook scheppingen der natuur getroffen door mijn inwerken rechtstreeks door de elementen van de natuur, hoewel zoiets anders zeldzaam is. De al eindeloos lange tijd gekluisterde krachten dringen op naar de vrijwording en hebben mijn ondersteuning. Ook daar wordt nu datgene aangekondigd wat in de natuur staat te gebeuren. De mensen worden opmerkzaam gemaakt ofschoon ze voor mijn aanmaningen en waarschuwingen, mijn er op wijzen, niet toegankelijk zijn.

Ook de kosmische veranderingen zullen zichtbaar worden en zouden ieder mens te denken kunnen geven; en zieners en profeten staan op aan wie de gave om te kunnen voorspellen de plicht oplegt van datgene melding te maken wat ze zien of horen door geestelijk contact. Doch vanwege de wils en geloofsvrijheid gaat alles zijn natuurlijke gang en ook kosmische veranderingen worden wetenschappelijk verklaard en verontrusten de mensen daarom niet.

Doch elk gebeuren, elk voorval in de natuur kan wel op natuurlijke wijze worden verklaard, maar heeft steeds een geestelijke reden en verklaring en dit is belangrijker om aandacht aan te schenken dan aan de zuiver natuurlijke, want de natuurlijke gevolgen zult u door uw kennis niet kunnen tegen houden of afzwakken, maar het geestelijke gevolg zult u kunnen benutten in uw voordeel en bijgevolg u gerust overgeven aan de natuurlijke uitwerking. U bent er heer over als u gelooft – dus het geestelijke nut uit uw weten hebt gehaald.

Dan bent u heer over de natuur. Weet u wat dat betekent? Ook de elementen van de natuur vanuit uw wil die ook mijn wil is een halt te kunnen toeroepen, als u innig met Mij bent verbonden? En ook het vrij geworden geestelijke zal u als heer erkennen, u zult ook gebieder over de natuur zijn en ze zal zich gewillig aan u onderwerpen.

U begrijpt dit nog niet in zijn gehele diepte, maar als u deze graad hebt bereikt, zal het u begrijpelijk zijn wat u zult kunnen volbrengen met mijn kracht, waarover u nu onbeperkt zult kunnen beschikken. Maar hoe weinig mensen slechts bereiken deze graad van rijpheid door een diep onwankelbaar geloof in Mij en mijn liefde en onbegrensde overgave aan Mij. Maar mijn Macht en heerlijkheid zal hun duidelijk worden en ze zullen Mij over de hele wereld bekend maken. Voortdurend zullen ze voor Mij spreken, omdat ze gedreven zijn door mijn geest, omdat ze deze wereld al niet meer toebehoren maar kort voor hun voleinding staan.

Amen

BD.4524
25 en 26 december 1948

De wereld lag in boeien gekluisterd (Kerstboodschap)

Vrede zal er zijn voor u mensen op aarde als u van goede wil bent. En daarom kwam Ik zelf als mens naar de aarde om u de vrede te brengen, dat wil zeggen de weg te wijzen waarop u tot de vrede van het hart kunt komen. Want de wereld lag in de boeien van de satan gekluisterd en moest van hem bevrijd worden. En dus leverde een Mens zich over aan zijn kwaadaardigheid, doordat Hij hem alle macht toestond en tegen hem streed. Hij ging de strijd met hem aan. Niet dat Hij hem trachtte te ontvluchten, maar alle macht zou Hij jegens hem ontplooien en Hij wilde hem weerstaan. Hij wilde als overwinnaar uit deze strijd tevoorschijn komen om de mensen te verlossen, om ze aan de satan te ontrukken. Want de wereld lag in boeien gekluisterd.

En zo ligt ook u weer in boeien gekluisterd en de Redder Jezus Christus heeft Zijn verlossingswerk tevergeefs gebracht voor de mensen die nu over de aarde gaan en niet in Hem geloven. Weer is de nood enorm groot, weer woedt de satan en oefent grote macht uit. Weer zijn de mensen van Mij verwijderd en hebben hulp nodig. Weer strijd Ik van boven tegen hem, doordat Ik daar de waarheid heen leid waar de leugen en de dwaling een rol spelen als wapen van de satan.

De wereld ligt in boeien gekluisterd. Als een keten ligt de duisternis van geest over de mensheid. Ze kan zich niet vrij maken omdat ze niet wil dat het licht van de eeuwige waarheid de duisternis doorbreekt. Ze is in de ban van degene die de heerser van de duisternis is. En dus moet Ik weer de Verlosser zijn, maar op een andere wijze. Ik moet de tegenstander zijn macht ontrukken. Ik moet hem gevangen zetten opdat de ban gebroken is, opdat er weer vrede zal heersen onder de mensen, de vrede in Mij, die al diegenen beschoren is die met Mij en voor Mij willen leven. Ik breng hun de vrede, want Ik verbreek de ketenen en geef de vrijheid aan allen die van goede wil zijn.

Ik kom weer naar de aarde. In de wolken verschijn Ik aan allen die in Mij geloven en Ik haal hen thuis in het rijk van de vrede, voordat Ik hem in de boeien zal slaan die hun vijand is en ze te gronde wil richten. En zo zal ook in de grootste nood weer de Redder opstaan. Eens werd u een Kind geboren. Het daalde neer van boven naar de aarde en zo verblijft het ook nu weer in de geest van diegenen die zich door Hem laten verlossen. En Ik zal met hen ten strijde trekken tegen de satan. Ik zal de vrede brengen aan diegenen die van goede wil zijn.

Amen

BD.4525
27 december 1948

“Jij bent Petrus, de rots” – Levend geloof – De kerk van Christus

Wie tot mijn kerk behoren wil moet een levend geloof hebben, want een “dood geloof” tel Ik niet – want dat verdient de naam geloof niet. En bijgevolg bezit u mensen al het juiste kenteken van mijn kerk en ook de verklaring van mijn woorden: “Jij bent Petrus, de rots, op jou wil Ik mijn kerk bouwen”.

Alleen op een waar geloof is mijn kerk gegrondvest. Maar wat is een waar geloof? Iets voor waar houden wat niet bewezen kan worden, zo luidt uw verklaring. Maar met geloof is geen blind geloof bedoeld, geen gedachteloos aannemen van geloofsleren – omdat dit geen overtuigd geloof kan voortbrengen. De mens echter moet de innerlijke overtuiging hebben zonder bewijzen. Dit is het juiste geloof, anders zou het alleen een woordenspel zijn als er van geloof gesproken werd. Alleen een overtuigd geloof is ook een levend geloof; nooit echter een blindelings aangenomen geloof dat alleen niet afgewezen wordt.

Petrus bezat een overtuigd geloof en daarom gaf Ik hem de naam van rots, die mijn kerk zou dragen. En steeds zal Ik zo’n geloof als voorwaarde stellen om tot mijn kerk te behoren, want Ik neem geen genoegen met hen die alleen met de mond een leer belijden – maar die de innerlijke overtuiging missen. Een levend geloof is voorwaarde, omdat de kracht van het geloof daar pas aan het licht komt waar innerlijke overtuiging te vinden is.

Het moet voor de mensen toch wel begrijpelijk zijn dat Ik meer van hen verlang dan alleen het loutere belijden met de mond, anders konden toch de onzinnigste leerstellingen aan de mensen worden voorgelegd en van hen worden geëist ze te geloven. Dit echter maak Ik onmogelijk door mijn woorden waarmee Ik de mensen een “maatstaf” aangeef – de rots Petrus – die mijn kerk moet dragen.

Daaruit volgt dat u mensen dus tegenover iedere geloofsleer een standpunt in moet nemen, dat u, om overtuigd te kunnen geloven, al daarover een mening moet vormen en dus begrijpelijkerwijs niet iedere geloofsleer kunt aanvaarden en dat ’n dwaalleer ook door u kan en moet worden herkend, omdat u er niet de overtuiging van de absolute waarheid door kunt verkrijgen, wat van u te geloven gevraagd wordt.

Bij ernstig nadenken zult u heel goed in staat zijn te onderscheiden welke leren de waarheid verkondigen en welke afgewezen moeten worden. En zo zult u ook ware aanhangers van mijn kerk zijn en blijven, als u vanuit een levend geloof leeft, en Ik zal u dan zegenen.

Amen

BD.4531
4 januari 1949

Het komen in de wolken – De wegneming (3)

“Ik zal tot u komen om u in mijn rijk te halen”. Denk in uren van nood aan deze belofte en verwacht dan mijn hulp, en geloof vast dat Ik zal komen als uw Redder, als de nood ondraaglijk is geworden. Maar vrees mijn tegenstander niet, want Ik ben machtiger dan hij die u in het verderf wil storten. U moet weten dat het voor Mij gemakkelijk zou zijn hem te vernietigen, maar daarmee is niets bereikt. Zijn vele aanhangers zouden zijn activiteiten voortzetten, als zij niet evenzo werden vernietigd. Maar dat is onmogelijk omdat alles wat door mijn scheppergeest is voortgebracht, blijft bestaan tot in eeuwigheid. Niets kan dus vergaan van wat kracht is uit Mij, want die kracht is onvergankelijk.

Maar Ik zal u redden uit zijn macht omdat Ik hem in ketenen leg, en met hem allen die tot hem behoren. U echter wordt in een rijk van vrede gebracht, waarin u mag leven net als in een paradijs tot Ik u weer verplaats op de nieuwe aarde, waar u zult leven naar mijn wil. En al schenkt ook bijna niemand geloof aan deze belofte en deze voorspelling, toch zal zij verwezenlijkt worden. Want wanneer Ik kom in de wolken beëindig Ik ook de u bekende natuurwetten, en Ik neem u in levende lijve op tot Mij voor de ogen van uw medemensen die aan mijn tegenstander zijn vervallen. Zij beleven dus in zekere zin iets onnatuurlijks, waaraan zij nu nog niet willen geloven.

U echter die tot Mij behoort, u weet dat voor Mij niets onmogelijk is. Dus weet u ook dat Ik de natuurwetten kan opheffen of kan uitschakelen, als het voor mijn heilsplan van eeuwigheid nuttig is. En u weet de betekenis en het doel van alle scheppingen en van mijn heilsplan van eeuwigheid. Dus weet u ook dat elke verlossingsperiode een einde heeft, en dat u nu staat in de laatste tijd voor het einde van deze verlossingsperiode. Daarom twijfelt u ook niet aan deze openbaringen, die Ik de mijnen reeds heb gegeven sinds het begin van deze verlossingsperiode. U houdt het dus voor mogelijk en moet er ook vast in geloven, opdat u dan de zware tijd kunt doorstaan. Altijd met de gedachte en in de hoop op mijn zekere hulp en mijn komen van boven.

En wat de mensen u aan kwaad zullen aandoen laat het toe, want zij zullen hun straf ontvangen en dat zal bitter voor hen zijn. Zij zullen zien hoe u omhoog wordt genomen, terwijl de dood hen bedreigt en zij nergens redding kunnen vinden. Zij worden verslonden door de aarde en een ellendig lot zal hun beschoren zijn, namelijk opnieuw te worden gekluisterd in de harde materie van de nieuwe aarde. U echter zult de vereffening ervaren in rechtvaardigheid. Elke nood zal ten einde zijn en vrij en vrolijk zult u leven op de nieuwe aarde, in een paradijsachtige omgeving en omringd door liefde in directe verbinding met Mij. Want dan kan Ik vertoeven te midden van de mensen die puur tot liefde zijn geworden.

Zo ziet het einde er dus uit dat u werd voorspeld door zieners en profeten, en dat u werd aangekondigd sinds het begin van deze verlossingsperiode opdat de mensheid zou kunnen geloven als zij maar wilde. Maar nauwelijks slaat iemand acht op deze voorspellingen. De dag zal echter komen waarin alles zal gebeuren zoals het is verkondigd in woord en geschrift, dus ook het laatste gericht.

Amen

BD.4539
14 januari 1949

De wil van de mensen om het goddelijke woord af te weren

Het is opmerkelijk hoe weinig mensen zich aan de werking van het goddelijke woord overgeven, hoe weinig ze er nota van nemen dat het hun op buitengewone wijze wordt toegestuurd en hoe vaak ze er innerlijk tegen in opstand komen en het stil of openlijk afwijzen. De mensen zijn al sterk beïnvloed door de tegenstander van God die hun oordeelkundig vermogen benevelt en de wil heeft verzwakt. En ze beseffen daarom niet – en willen niet beseffen – wat hun mankeert en wat hun hulp zou kunnen bieden. Het belangrijkste komt ze als geheel onbelangrijk voor. Ze hebben alleen aandacht voor de eisen van het lichaam en zijn geestelijk weinig geïnteresseerd. En zo is het ook te verklaren dat het goddelijke woord alleen sporadisch als waarheid wordt ingezien en als licht zijn stralen uitzendt in de omgeving.

Er zullen maar weinig mensen zijn die bij zichzelf de kracht van het goddelijke woord voelen en daardoor dus geestelijk rijpen. Het evangelie zal wel overal worden uitgedragen, maar niet overal geopende deuren vinden. En zo gaan slechts sporadisch de lichtjes stralen en ze kunnen het duister van de nacht dat over de aarde ligt verspreid niet verdrijven. Het zal alleen daar helder en duidelijk zijn, waar het licht van boven is ontstoken, waar het rechtstreeks aangeboden woord in ontvangst wordt genomen, dat in zijn uitwerking op de mensen niet te overtreffen is. En zo ligt het niet aan het woord zelf. Het ligt ook niet aan de werkzaamheid van Gods boden, maar aan de afwijzende wil van de mensen dat het goddelijke woord niet de verspreiding krijgt die nodig is, wil de mensheid geestelijk gezond worden en zich voorbereiden op het laatste oordeel.

Ontelbare draden zijn gesponnen tussen hemel en aarde. Van de aarde zelf gaan eveneens talrijke draden in alle richtingen. Het bericht van het buitengewoon werkzaam zijn van God baant zich overal een weg. En het zou bijgevolg ook in alle richtingen verspreid kunnen worden, maar steeds weer belanden de draden op een dood spoor. En het is met inachtneming van de vrije wil onmogelijk, het goddelijke woord de mensen te doen toekomen zolang de wil daar innerlijk afkerig van is. Dus moet er onophoudelijk geworven en gearbeid worden. En zodra een enkele mens maar de boodschap van boven aanneemt, is er een groot reddingswerk volbracht. En ter wille van deze enkele zielen leidt God Zijn woord naar de aarde, opdat zij de weg vinden naar Hem voordat het einde komt, voordat het nacht wordt en elk licht dooft.

Amen

BD.4541
15 januari 1949

Het bestaan van God – Wereldwijsheid – Hart en verstand

De wereldwijze valt het vaak moeilijk aan een Godheid te geloven omdat zijn verstand zich genoodzaakt ziet andere conclusies te trekken door een weten wat echter niet geheel met de waarheid overeenstemt. En reeds een onjuiste opvatting over de vorming van de aarde leidt tot verkeerde denkbeelden – en dan is het moeilijk een eeuwige Schepper te accepteren; een Wezen, dat vanwege Zijn blijken van macht de mensen wel duidelijk herkenbaar zou moeten zijn, echter meestal door dezen niet wil worden erkend. De wetenschap probeert alles te bewijzen waar haar dit niet mogelijk is, geeft ze echter haar onvermogen niet toe maar ze erkent eenvoudigweg niet wat voor onderzoek ontoegankelijk is. Dus gaat ze uit van een kunstmatige, onjuiste opvatting en uiteindelijk is de weg naar de eeuwige Godheid slechts nog moeilijk te vinden, zelfs als de wil daartoe aanwezig is.

Ieder wetenschappelijk onderzoek zou daarmee moeten beginnen het bestaan van God duidelijk te maken, dat weliswaar niet bewezen kan worden, maar er kan aan geloofd worden en wel met volle overtuiging. Dan echter zal ook ieder onderzoek een snel en succesvol verloop hebben. Maar om eerst tot dit overtuigd geloof te komen, moet de mens allereerst zijn scherpzinnigheid buiten werking stellen en zich aan het gevoelen van zijn hart overgeven – hij moet alle wetenschap buiten beschouwing laten en als een kind gelijk, zich van binnen laten onderrichten, dat wil zeggen: als waarheid aannemen wat hij zich volgens zijn gevoel voorstelt of wenst – hij moet in zekere zin dromen met open ogen. Dan zal hem steeds een Godheid voor de geest staan die alles leidt en bestuurt en door wie hij zich gedragen weet.

De wens die bij een mens het diepst zit, is en blijft een sterke Macht boven zich te hebben; alleen het wereldse verstand probeert deze wens te verstikken omdat tot het verstand ook hij spreekt die de Godheid wil verdringen, die echter niet tot het hart van de mens kan spreken en daarom des te heviger probeert het verstand van de mens te beïnvloeden. God uit zich door het hart, Zijn tegenstander door het verstand wanneer het hart niet sterker is en het verstand mee naar zijn kant trekt. Is echter dit laatste het geval, dan is het ook mogelijk met het verstand in te zien dat er een God is, dan streven hart en verstand samen naar de eeuwige Godheid, dan zal ook de wetenschap zich op een ander fundament baseren, ze zal andere conclusies trekken, die dan waarlijk niet meer verkeerd zijn. Want zodra ’n onderzoek een begin maakt met het geloof aan een Godheid zal het niet zonder succes blijven en de waarheid benaderen, helemaal om het even op welk gebied het aanstuurt. Dan zullen wetenschap en geloof niet meer tegenstrijdig tegenover elkaar staan maar ze zullen elkaar dan aanvullen. Want dan pas is de wetenschap vrij van dwaling als ze harmonieert met het geloof aan God als een almachtig, wijs en liefdevol Wezen, dat boven alles staat wat was, is en blijven zal tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.4544
18 januari 1949

“Volg Mij na”

Volg Mij na en u zult op aarde al het doel bereiken dat u gesteld is vanaf het allereerste begin. U zult u moeten toeleggen op een leven in liefde dat u heel dicht bij Hem brengt die de eeuwige Liefde zelf is. En als u zich nu mijn leven op aarde voor ogen houdt en u Mij omwille van het werk van verlossing om versterking van uw wil vraagt, zal het voor u ook gemakkelijk zijn in de liefde te leven, want Ik help u en breng u voortdurend in de gelegenheid waarin u uw wil om lief te hebben werkzaam zult kunnen laten worden als u zich daartoe gedrongen voelt.

Mijn leven op aarde bestond alleen in het beoefenen van onbaatzuchtige naastenliefde. En het gevolg was de aaneensluiting van de Vader, de eeuwige Liefde met Mij, zodat Ik over Zijn kracht en macht, over licht en wijsheid kon beschikken als mijn eigendom. Ik was vervuld van Zijn Geest, van Zijn kracht en Zijn licht. En dus was Mij alles mogelijk omdat God zelf in Mij werkte. Ik heb als mens het bewijs geleverd dat het geenszins onmogelijk is vol te zijn van de goddelijke Geest, dat dus ieder mens in staat is de wonderen en tekens te verrichten die Ik heb verricht, dat de mens zelf zich daartoe kan vormen dat hij, als evenbeeld van God, zich alle krachten dienstbaar kan maken en dus ook alles volbrengen kan wat hij wil.

Volg Mij na. De hele kracht Gods staat u ter beschikking. Hij legt u geen beperking op, Hij geeft onmetelijk en u zult u van al datgene mogen bedienen wat Hij uit wil delen, omdat Hij u liefheeft. Volg Mij na, leef een leven in onbaatzuchtige naastenliefde en u zult volmaakt worden en u voortdurend in de liefde en genade Gods kunnen verheugen. Ik spreek als mens tot u zoals Ik als mens over de aarde ben gegaan, die zich eveneens met inspanning goddelijke kracht moest verwerven door een leven in liefde, die met de eeuwige Godheid ook alleen maar verenigd kon worden door de liefde.

Ik toon u de weg die u alleen maar hoeft op te gaan om dan ook de waarheid van mijn woord in te zien. Laat u door Mij op deze weg zetten, bied geen weerstand. Probeer in liefde werkzaam te zijn en uw kracht zal groter worden en uw wil om lief te hebben gestimuleerd, want de liefde zelf is kracht en als u haar beoefent, stroomt dat wat u geeft weer als kracht naar u terug. Probeer het, laat mijn woorden u in het hart raken, laat u roepen door Mij en volg Mij na. Ik ben de roepende in de woestijn van uw leven. Alles om u heen dreigt te verdorren als u niet met de goddelijke stroom van liefde het droge gebied water geeft, als u niet door de liefde alle goede neigingen en aandriften tot ontplooiing brengt en de kracht in u groter wordt. Laat mijn roep niet ongehoord wegsterven, schenk er aandacht aan en bedenk dat Ik niets onmogelijks van u vraag, want Ik zelf gaf u als mens een voorbeeld van wat de liefde en de wil van een mens in staat is te verrichten. Volg Mij na en u zult gelukzalig zijn en blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.4551
28 januari 1949

De waarom vraag – De val van de engelen – Zonde

Voor de mensen blijft het eeuwig ondoorgrondelijk, wat God beweegt tot Zijn besturen en werken. Want het menselijk verstand doorvoelt niet, welke motieven aan het zich ontplooien van Gods krachten ten grondslag liggen. Hij begrijpt ook niet de verbanden, omdat hij alleen de uitwerking daarvan kan zien en ondervinden, wat zich in de oertijd afspeelde in het geestelijk rijk. In een wereld, waarvan alle zichtbare scheppingen slechts een zwakke afspiegeling zijn, die nooit ter vergelijking aangevoerd kunnen worden en die pas geschapen werden als gevolg van datgene, wat zich eertijds afspeelde in het rijk van de door God geschapen geesten. Dezen waren de zuiverste uitstraling van Zijn kracht, dientengevolge ook machtig en krachtig, en ze waren hoogst volmaakt. Gods wil om vorm te geven was ook overgedragen op zijn schepselen, zodat al Zijn gedachten ook in hen tot uitvoering aandrongen en derhalve een wil om te scheppen van onvermoede omvang deze wezens bezielde, die nu onbegrensd werkzaam werd, dat wil zeggen: nieuwe scheppingen voortbracht, die zichzelf overtroffen. Deze nieuwe scheppingen echter waren steeds weer bezielde wezens, hoogst volmaakt, dus ook tot denken in staat en begiftigd met een vrije wil. Het eerste wezen dat van God uitging, overstraalde alles met licht en kracht, want het ontplooide zich uit God zelf en vond zijn zaligheid in het voortdurend benutten van zijn onbegrensde kracht. Zijn scheppingen vermeerderden zich en zijn zaligheid steeg tot ongekende hoogte. Door God waren hem geen grenzen gesteld, maar Hij stelde hem op de proef, omdat Hij wilde, dat het wezen zich zelf zou herkennen als drager van de kracht die van God uitgaat.

Deze proef bestond hieruit, dat het wezen – Lucifer – aan zijn schepselen God moest voorstellen als degene van wie zij waren uitgegaan, opdat ook hij zichzelf ervan bewust bleef, steeds van God de kracht te ontvangen, die hem tot zijn scheppende werkzaamheid in staat stelde. Hij moest dus God als Schepper en Bron van kracht erkennen, dan zou zijn zaligheid tot in eeuwigheid onbegrensd zijn. Hij werd niet alleen op de proef gesteld omwille van deze erkenning, maar hij werd voor de vrije wilsbeslissing geplaatst, die hem van het volmaakt geschapen wezen tot een uit eigen vrije wil volmaakt wezen verheffen zou, opdat hij nu als waarachtig goddelijk wezen zijn macht en kracht kon gebruiken naar Gods wil.

En hij faalde.

Hij wilde niet de ontvanger van kracht, maar zelf de krachtbron zijn, en de volheid van de hem tot beschikking staande kracht achtte hij als voldoende bewijs. Hij scheidde zich dus wilsmatig af van God, ofschoon een scheiding van Hem niet mogelijk was, omdat hij zonder God niet meer zou kunnen bestaan. En omdat door zijn wil met gebruik van de kracht uit God ontelbare wezens ontstaan waren, voelde hij zich als hun schepper, in het bezit van enorme kracht en macht. En zo maakte hij zich opzettelijk los van God, uit hang naar hoogmoed en heerszucht. Daardoor werd hij zondig en hij trok al zijn schepselen met zich mee in de zonde, die weliswaar nu zelf nog onschuldig waren, maar volledig onder invloed stonden van hem, die hen het leven geschonken had. Hun nu gaf God het zelfbeschikkingsrecht. Zij mochten het Licht aanschouwen, zij herkenden in hun volmaaktheid ook van waar zij waren uitgegaan. Zij konden derhalve ook bij God wonen en deelhebben aan Zijn heerlijkheid. Maar het waren er slechts weinige die zich bij Hem aansloten, die dus vrijwillig voor God kozen en die als Zijn engelen voortdurend bij Hem zijn en voor Hem werkzaam zijn in het geestelijke rijk. De meerderheid echter viel. Ze sloot zich aan bij haar verwekker, voegde zich uit eigen beweging naar diens wil en belandde zodoende in een toestand van geestelijke duisternis.

Het besef was hem ontnomen, omdat de werking van de kracht afneemt, zodra het wezen zich van God verwijdert.

Doch alles was en is kracht uit God, dat eeuwig niet verloren kan gaan en daardoor op een door Gods wijsheid als succesvol geziene weg tot Hem terugkeren moet. En deze weg is de gang door de aardse materiële schepping, die God voor het doel van het terugvoeren van het eens gevallen geestelijke liet ontstaan. Door deze schepping gaat het geestelijke in gebonden wil – dat wil zeggen: in de toestand van moeten – de langzame ontwikkelingsgang opwaarts tot aan het stadium, waar het de vrije wil teruggegeven wordt en het nog eenmaal voor de beslissing gesteld wordt, zelf de macht te kiezen, die het wezen toebehoren wil. Het wezen is belast met de zonde van de toenmalige opstand tegen God, maar kan zich daarvan vrijmaken met gebruikmaking van de kracht uit God, die het eertijds afgewezen had. Maar deze kracht moet het zelf verwerven door werken van liefde en door God er bewust om te vragen in gebed. Het moet de vrije wil tijdens het leven op aarde op de juiste wijze gebruiken. Het moet zich weer tot God wenden en Hem als Vader en Schepper van eeuwigheid erkennen.

Dan treedt het weer de toestand van licht binnen. Het wordt weer ontvanger van kracht en kan dus weer werkzaam zijn volgens zijn wil, die nu ook Gods wil is. Het zal kunnen scheppen en vormgeven tot zijn eigen grote geluk en daardoor eeuwig zalig zijn.

Amen

BD.4553
30 januari 1949

De gebrekkige toestand van de mens beantwoordt aan zijn wil

De wetenschap dat Ik u het aardse leven gaf, is geen reden om aan te nemen dat u door Mij in deze gebrekkige toestand bent geplaatst waarmee u nu op aarde te maken hebt. U allen bent nu zo gevormd zoals uw wil, dat wil zeggen: niet zo, zoals uw wil in de staat als mens nu is, maar zo, zoals uw wil voor de belichaming als mens geaard was.

Ik heb u de mogelijkheid gegeven – ondanks dat uw wil niet positief gericht was – toch op een zekere trede van de ontwikkeling omhoog aan te komen, doordat Ik uw wil kluisterde, doordat u ten gevolge van de “wet van je moet” dienend werkzaam kon zijn, en hiermee de ontzaglijke verwijdering tot Mij verkleind werd. Toen gaf Ik uw wil, die echter toch verschillend geaard is bij ieder afzonderlijk al naar gelang zijn innerlijke weerstand tegen Mij, weer de vrijheid.

En aan deze wil beantwoordend, bent u, mensen gevormd, dat wil zeggen: verschillend voorzien van lichamelijke bekwaamheden, karaktereigenschappen en gevoelens, opdat u de best mogelijke gelegenheid hebt tijdens het aardse leven tot voltooiing te komen. En deze mogelijkheid staat ieder mens open: als volkomen wezen, aan het einde van zijn aardse leven, het geestelijke rijk binnen te gaan.

Dus gaf niet Ik u de fouten en zwakheden, integendeel, u zelf bracht ze in uw veranderde liefde mee, daar u anders direct alle fouten zou kunnen afleggen als uw liefde niet verkeerd gericht zou zijn. U allen denkt er te weinig aan dat u een vrije wil bezit en dat deze wil aanleiding is voor uw belichaming op aarde. In vrijheid van wil hebben de wezens – die u nu bent – eens gezondigd en in vrijheid van wil moeten ze nu hun zonden inzien en ze weer goed maken door bewust naar Mij te streven tegen wie ze eens gezondigd hebben.

U, mensen op aarde hebt nu bijna het doel bereikt, want u bent al aanzienlijk dicht bij de staat die eens uw bestemming was voor u afviel van Mij. Maar uw wil bepaalt het uiteindelijke resultaat. U moet zelf proberen alle fouten en zwakheden, slechte gewoonten en begeerten meester te worden en daartoe ontbreekt het u niet aan mogelijkheden hulp te krijgen, aan genade en kracht van boven. Maar als u zo van uzelf houdt, zoals u van aard bent, dan zult u nooit het laatste doel bereiken.

Daarom, bezie uzelf en probeer uzelf te veranderen, want eens moet u verantwoorden hoe u de korte tijd van uw leven hebt benut. Mijn liefde biedt u iedere mogelijkheid om u te voltooien – Ze eerbiedigt echter de vrijheid van uw wil

Amen

BD.4559
6 februari 1949

De leer van de reïncarnatie

Wat u verlangt te weten zal u bekend worden gemaakt, zodra u uw vragen ter beantwoording aan Mij voorlegt. Het is voor alle mensen van de grootste betekenis, als zij zich tot doel stellen in het aardse leven hun ziel tot voltooiing te brengen. Als zij er vast in geloven dat zij zich eens moeten verantwoorden voor een rechtvaardige God, in hoeverre zij hun aardse leven benut hebben.

In geestelijk opzicht spoort dit geloof de mens aan tot de grootste activiteit. Dus is het begrijpelijk dat een geloof aan meerdere mogelijkheden van een opwaartse ontwikkeling, de mens lauwer laat worden in de arbeid aan zijn ziel. En dat dit geloof een ernstige gevaar is omdat het in zekere zin het streven naar de hoogst mogelijke zielenrijpheid vermindert, en bovendien ook mijn rechtvaardigheid in twijfel trekt.

Want hoe zou Ik de een of ander tot verantwoording kunnen roepen, wanneer Ik niet voor ieder mens de herbelichaming op aarde zou toelaten? Op welke manier moest dan de beloning wel plaats vinden van hen die zich naar mijn wil tot liefde omvormen tijdens hun leven op aarde, wanneer Ik hem die gefaald heeft dezelfde gelegenheid zou geven zich een of meermalen te belichamen, met het doel zich opwaarts te ontwikkelen. Dan zou ieder mens ten laatste dezelfde graad van volmaaktheid hebben bereikt!

De lichtsterkte bepaalt in het geestelijke rijk ook de graad van zaligheid. De lichtsterkte, die de mens in vrije wil op de aarde heeft bereikt is beslissend voor het arbeidsveld dat hem in het geestelijke rijk wordt toegewezen, waar hij nu meer en meer kan toenemen in wijsheid en kracht – dus ook in zaligheid.

En zijn werkzaamheid is weer het brengen van licht en kracht tot die wezens die licht- en krachteloos zijn, die dus hulp nodig hebben zowel op aarde als ook in het geestelijke rijk. Deze bezigheid is bovenmate verblijdend, zo dat geen werkzaamheid op aarde aan haar gelijkgesteld kan worden. Daaruit volgt, dat ieder wezen dat in staat is om licht en kracht aan behoeftige zielen uit te delen deze bezigheid ook wil verrichten, omdat het zichzelf daarmee onuitsprekelijk gelukkig maakt. Want het neemt die kracht van Mij op, en is dus in zekere zin een doorgeefstation van mijn krachtuitstraling.

Deze gelukkig makende ontwikkelingsgang tracht elk wezen te verwezenlijken zodra het maar een sprankje van inzicht heeft, dus niet meer in het diepste duister van de geest verkeert. Dan echter ruilt het wezen nooit meer vrijwillig het verblijf in het geestelijke rijk om voor een leven op de aarde. Het nooit meer naar het stoffelijke omhulsel terug, want de mogelijkheden op opwaarts te gaan zijn in het geestelijke rijk evengoed aanwezig, wanneer de wil tot liefde eenmaal ontwaakt is bij hen die al een spoortje inzicht hebben.

Zich belichamen kan de ziel wel, als zij zelf de wil daartoe heeft en er een edel motief aan deze belichaming ten grondslag ligt. Hulpverlening aan de medemensen, of het aflossen van een grote schuld die belemmerend tegenwerkt om een hogere graad van zielenrijpheid te bereiken. Dan is dat geen terugplaatsen naar de aarde door mijn wil, maar de wil van de ziel zelf is doorslaggevend.

Daar nu echter iedere ziel het vermogen zich iets te herinneren van vroeger ontnomen wordt, is zo’n belichaming met het grootste gevaar verbonden omdat de ziel evenzogoed kan wegzinken door haar vrije wil, omdat zij net als ieder mens de ontwikkelingsgang moet afleggen en haar vleselijke lusten zullen daar in het bijzonder naar voren komen, als ze in dezelfde verleiding komt die haar schuldig liet worden in haar vorige belichaming.

Stelt de ziel de werkzaamheid in het geestelijke rijk daartegenover, die haar langzaam maar zeker deze graad van rijpheid bezorgt – terwijl een geestelijk succes door een herhaalde belichaming twijfelachtig is, dan kiest zij veel eerder het lot in het geestelijke rijk. Maar zij blijft toch met de aarde verbonden, in zoverre, dat zij zich om de zielen op de aarde bekommert en hun lot begeleidt. Zij zal steeds helpen waar zij zelf op aarde gefaald heeft, om welke reden echter de veronderstelling fout is dat dezelfde ziel zich weer als mens belichaamd heeft. Want steeds moet er tegen ingebracht worden dat de mens op aarde iedere gelegenheid wordt geboden zich opwaarts te ontwikkelen, dat de toevoer van genade onbegrensd is, dat de wil van de mens door het verlossingswerk een sterker worden kan ervaren die ieder falen onmogelijk maakt. Dat het hem dus helemaal vrij staat deze hoge lichtgraad te bereiken en dat deze voordelen niet willekeurig mogen worden afgewezen – om er dan opnieuw weer om te vragen.

De mens heeft een vrije wil en hij moet zich eens voor het gebruik er van verantwoorden. Hij moet ook de gevolgen er van dragen die uit uiteenlopende soorten lotsbeschikking in het hiernamaals bestaan, en die hij niet eenvoudig kan omzeilen door een hernieuwde belichaming. Want hiervan is het gevolg weer twijfelachtig omdat iedere herinnering aan vroeger hem is ontnomen.

Toch is zijn wil beslissend en hij wordt dus belichaamd als hij wil. Maar deze wil is een zeldzaamheid, waardoor dus van een meermalige incarnering niet gesproken kan worden. Bovendien is deze leer een groot gevaar voor de mensen als zij hun aardse levensgang niet ernstig genoeg nemen, altijd rekening houdend met een herhaling, die echter achterwege blijft.

Amen

BD.4561
8 februari 1949

Het verder leiden van het goddelijk woord

Woordgetrouwe weergave van datgene wat u door de innerlijke stem zult vernemen, zal steeds de meeste indruk achterlaten, hoewel ook u in staat bent met eigen woorden de medemensen te onderrichten. Toch zal men zich voor het rechtstreekse woord van boven minder kunnen afsluiten, waarom een schriftelijke verbreiding zegenrijk is. En daarom zal Ik ook elke arbeid zegenen die het verspreiden van mijn woord geldt en u elke hulp ten deel laten vallen. Want dit ene is bijzonder nodig, dat de mensen kennis nemen van mijn buitengewoon werkzaam zijn, dat ze door geschriften kunnen vaststellen als ze van goede wil zijn. Wie het wil afwijzen, die zal het in elke vorm afwijzen. In de schriftelijke weergave echter zullen de mensen mijn Geest, mijn stem herkennen en zich aan haar uitwerking overgeven, want mijn woord spreekt voor zichzelf. Er zal hem geen uitleg bijgegeven hoeven te worden, het zal voor de mensen steeds begrijpelijk zijn omdat Ik tot ieder afzonderlijk zelf zal spreken en mijn woord ook de overtuiging geeft aan ieder die het opmerkzaam en verlangend naar waarheid opneemt in zijn hart, dus erover nadenkt en acht slaat op zijn gevoel dat hem daarbij raakt. U mensen staan veel hulpmiddelen ter beschikking, die alle als genadegaven van Mij de weg naar boven voor u verlichten.

Maar mijn woord dat u van boven wordt aangeboden, is het grootste en werkzaamste genademiddel dat u zeker omhoog zal leiden. Want het is met mijn kracht gezegend. Het is een rechtstreekse uitstraling van Mijzelf, die steeds een buitengewone uitwerking op u moet hebben, alleen ligt het aan uw wil om het in u werkzaam te laten zijn. En daarom moeten veel mensen daarvan op de hoogte zijn, veel mensen moeten de zegen van mijn woord bij zich ondervinden, ze moeten opnieuw geboren worden, ze moeten opnieuw tot leven komen en al het dode, formele opgeven voor mijn woord. Ze moeten Mij in het woord zelf herkennen, in Mij geloven en Mij leren liefhebben. Ze moeten wijsheden in zich opnemen die hun nooit meer ergens anders kunnen worden aangeboden als ze niet van Mij zijn uitgegaan. Ze moeten weten dat Ik als Schepper van eeuwigheid mijn schepselen niet zal vergeten, dat Ik als Vader mijn kinderen niet zal verlaten, dat Ik allen wil helpen terug te keren in het vaderhuis en dat ze absoluut mijn hulp nodig hebben, zodat ze daarom naar Mij moeten komen in gebed, dat ze Mij om genade en kracht moeten vragen om zich tot liefde te kunnen vormen, dat ze op de hoogte moeten zijn van mijn wil om die te vervullen. Gezegend is elke arbeid die dit streven betreft, want de tijd dringt zijn einde tegemoet.

Amen

BD.4565
13 februari 1949

Het opleiden van de dragers van de waarheid – De strijd met het zwaard van de mond

Alles wat u van Mij ontvangt, is voor u nodig om te weten, als u begint om onderrichtend werkzaam te zijn, om Mij te dienen. Uw weten mag geen hiaten vertonen ofschoon u ook niet over alles informatie vermag te geven, maar u zult in alle gebieden goed thuis moeten zijn, daar het er bij al deze zaken op aan komt, tegenwerpingen het hoofd te kunnen bieden en ook het bewijs te leveren, dat u onderricht bent door krachten die een omvangrijk weten bezitten waarover u tevoren aantoonbaar niet beschikte. Dat nu ook uw verstand in het bijzonder door Mij is opgeleid, om de samenhang te begrijpen, dus daarmee in overeenstemming ook opheldering te geven, is eveneens een genadegave, die Ik uitdeel als de wil om Mij te dienen kenbaar is en een rechtstreekse onderrichting toelaat.

Want u zult zich er op moeten voorbereiden, dat men u vragen zal stellen kriskras door elkaar, om enerzijds uw weten te testen of u te laten falen, als men zich als vijand van de waarheid tegenover u opstelt. Wel beweren ook de tegenstanders te streven naar de waarheid, maar ze logenstraffen zichzelf, daar ze anders met u zouden moeten instemmen, omdat de waarheid, als ze serieus gezocht wordt, ook als waarheid herkenbaar is. Maar de waarheid is lastig voor hen en daarom breken ze u af als dragers van de waarheid en trachten u onschadelijk te maken.

En daarom leid Ik u zo op, dat u elke tegenwerping zult kunnen weerleggen, dat uw weten ook de vijanden zal bevreemden en zij een werkzaam zijn van boven niet met overtuiging kunnen afwijzen, zelfs wanneer ze het met woorden doen. En daarom herhaal Ik de onderrichtingen steeds weer, om u als levendige verdedigers van mijn woord op te leiden, die verstandelijk alles kunnen motiveren en daardoor de tegenstander verslaan; die dus voor Mij en mijn rijk strijden met het zwaard van de mond.

Ik maak u bekwaam om te spreken en wel niet alleen gedreven door mijn geest, maar ook het verstand zal reageren en dan eveneens getuigenis afleggen van het weten dat de geest hem door het hart heeft ingegeven. Dan kan de mens wel overtuigd zijn dat Ik zijn gedachten juist stuur en zich zonder bedenken wijden aan het oplossen van de zwaarste problemen als dit door tegenstanders verlangd wordt, en steeds zal hij zelf kunnen begrijpen en verklaren waar een groot weten nodig voor zou zijn, wanneer hem dit op een schoolse manier zou zijn overgebracht.

Ik wil u geschikt maken voor de arbeid in mijn wijngaard en daarom zullen u alle gebieden ontsloten worden. Want de tegenstanders zullen van alle kanten op u afstormen en uw leerstellingen willen verwerpen.

Maar een goede leraar weerlegt alle tegenwerpingen die met vijandige opzet tegen hem worden ingebracht, een goede leraar is zelfs in staat de tegenstander te overtuigen en hij zal zijn weten steeds verbreiden, zelfs wanneer het plan het af te wijzen overheerst en degene die onderricht in zijn werk gehinderd wordt.

De waarheid zelf handhaaft zich en dat de waarheid haar juiste verdedigers heeft daar zal Ik voor zorgen, die de eeuwige Waarheid zelf ben en de mensen naar de waarheid wil leiden. Ik zal mijn dienaren op aarde uitrusten met elke bekwaamheid, die een succesvolle arbeid voor mijn rijk verzekert, Ik zal hun een weten verschaffen dat een overtuigende uitwerking heeft en als goddelijke wijsheid kan worden erkend door ieder die serieus onderzoekt en zich zal laten onderrichten.

Amen

BD.4566
14 februari 1949

Vrees hen niet die wel het lichaam, maar niet de ziel kunnen doden

Vrees hen niet die u aards kunnen schaden maar veeleer hem, die uw ziel in de afgrond zoekt te trekken. Maar ook hem kunt u moedig weerstaan als u Mij aan uw zijde roept, want dan zal hij niets tegen u kunnen uitrichten. Dan heeft u een Schild waardoor u onkwetsbaar bent en uw ziel is dan tegen elk gevaar beschermd.

Maar de wereld zal u erg verdrukken en haar machthebbers zullen trachten u te vernietigen, omdat zij optreden tegen ieder die Mij trouw is. Zij willen Mij niet erkennen als hun Heer en eisen daarom alle macht en verering voor zichzelf op. U zult dus erg verdrukt worden en kunt toch onbezorgd en onbevreesd de strijd aanvaarden omdat Ik als uw Legeraanvoerder met u ten strijde trek en voor u vecht, zoals u ook voor Mij en mijn naam strijdt. Daarom zal de overwinning ook de uwe zijn.

Streef er naar dat uw geloof steeds dieper en onwankelbaarder wordt, dan zal ook iedere vrees verdwijnen voor hen die alleen het lichaam kunnen doden.

Geef meer acht op het leven van de ziel, dan laat al het wereldlijke, verlokkingen en bedreigingen, u volledig onberoerd en u leeft dan alleen volgens mijn wil. Als de eisen van de aardse machthebbers tegen mijn wil gericht zijn zult u hen herkennen als afgezanten van satan en u zult elke vrees voor hen verliezen, want uw geloof geeft u de kracht om te weerstaan. U heeft dan geen vrees meer voor de wereld en haar aanhangers maar houdt uzelf meer en meer vast aan Mij, als aan Degene voor wie u ontzag heeft en die tegelijkertijd door u bemind wordt.

Wie echter zwak van geloof is zal angstig worden en ook de aardse maatregelen met bezorgdheid gadeslaan. Wie zwak van geloof is voor die ben Ik niet altijd tegenwoordig. Hij heeft nog te veel aandacht voor de wereld ofschoon hij haar niet begeert, maar hij blijft er niet onberoerd door want ze beheerst nog zijn gedachten en zij houdt hem nog teveel af van het geestelijke streven. En deze zal ook bevreesd zijn en zodoende door het aardse geweld erg in het nauw gebracht worden. Maar Ik wil hem van die vrees afhelpen en zou hem willen toeroepen: Ik zal u altijd tot Redder zijn als u maar helemaal gelooft in mijn liefde en mijn macht.

Ik vermag alles en Ik wil ook alles doen wat u tot zegen strekt, geloof dat en weet dat Ik u steeds ter zijde sta als satans volgelingen u bedreigen en u van Mij willen afbrengen. En bent u zich bewust van mijn tegenwoordigheid, dan zal alle angst verdwijnen en zonder vrees zult u de vijand het hoofd bieden. Door het geloof in Mij bent u sterk en u heeft dan geen vrees meer voor uw lichamelijk leven, omdat u weet dat er geen dood bestaat voor hen die in Mij geloven. Dat dus wel uw lichaam gedood kan worden maar nooit de ziel, dat Ik echter ook uw lichamelijk leven behoed zolang uw uur nog niet gekomen is.

Amen

BD.4567
15 februari 1949

Ernstige vragen aan hen die onderrichten en Gods dienaren bestrijden

U zult ter verantwoording worden geroepen als u mijn dienaren lastig valt wegens hun geestelijke werkzaamheid, want van Mij hebben ze de opdracht, en als u hen bestrijdt, valt u Mij aan. Ze voeren alleen de opdracht van hun Heer uit, dus zijn ze niet verantwoordelijk voor datgene waarvan u hen beschuldigt – dat ze u de waarheid in het gezicht zeggen, die u niet wilt horen en waarvan u nog veel minder kunt hebben dat ze uw medemensen wordt gebracht. Ik eis rekenschap over het doen en denken van u die zelf als verkondigers van de waarheid in de wereld wilt worden erkend en toch de zuivere waarheid bestrijdt die van Mij is uitgegaan.

Laat de waarheid voor u zelf een ernstige zaak zijn en probeer op de eerste plaats zelf in haar bezit te komen, dan pas hebt u het recht voor de waarheid op te komen en dragers van dwaalleren te hinderen bij hun werkzaamheid.

Als u echter zelf moet worden onderricht en tracht de dragers van de waarheid uit te schakelen, als u hen vervolgt en bestrijdt, gaat uw wezen tegen Mij in en laadt u grote schuld op u, waarvoor Ik u ter verantwoording roep. Bemerk, als u te goeder trouw handelt, hoe het er in de wereld uitziet. Waar vindt u de geest van liefde? Waar vindt u innige verbondenheid met God, overtuigd geloof en ware naastenliefde? Waar vindt u het werkzaam zijn van de geest, dat wil zeggen: wijsheid en helder inzicht in geestelijke zaken? Hoe verklaart u voor uzelf het grote gebeuren vol van leed in de wereld? Hoe lost u het grote raadsel van de schepping op? Wat weet u van het Wezen Gods, van Zijn eeuwige heilsplan? Wie anders dan Ik zelf kan u het weten erover verschaffen door mijn geest? En waar zult u een werkzaam zijn van de geest kunnen vaststellen? Beantwoord voor uzelf in alle ernst deze vragen en ontken dan de verbinding niet tussen Mij en hen die u daarover opheldering kunnen geven.

Neem met een dankbaar hart in ontvangst wat Ik u aanbied uit den hogen om u tot inzicht te brengen, en als u twijfelt, onderzoek dan, maar verwerp niet zonder te onderzoeken, want waarlijk Ik zeg u, Ik bescherm mijn dienaren en zal niet dulden dat van boven overgebrachte geestelijke leringen krachteloos worden gemaakt, doordat u tracht te verhinderen dat ze de medemensen worden gebracht en hen die mijn woord overbrengen bedreigt en vervolgt. Wat u van hen wilt afnemen zal Ik hun teruggeven en duidelijk zult u mijn werkzaam zijn en mijn hulp herkennen.

Maar als u Mij wilt dienen, als u mijn wil wilt vervullen, wek dan eerst uw geest tot leven door werken van liefde; pas dan hebt u het recht te oordelen en u op te werpen als rechter over hen die valse leerstellingen verbreiden of als valse profeten optreden. Dan pas zult u zelf weten hoe de waarheid van de dwaling te onderscheiden en ware dienaren voor Mij te zijn op aarde, maar dan nooit meer diegenen veroordelen die u nu als dragers van de waarheid tegemoet treden om u mijn wil bekend te maken.

Onstuitbaar snelt de tijd haar einde tegemoet, voor deze aarde is u een doel gesteld en spoedig hebt u het tijdstip bereikt, waarop de mogelijkheid u te ontwikkelen op aarde ten einde is. Laat u daarover opheldering verschaffen, leef niet gedachteloos van de ene dag in de andere, er op rekenend, dat u nog veel tijd overblijft; wees u bewust van de grote verantwoording die u draagt voor uw eigen ziel alsook voor de zielen van uw medemensen, als u de tijd tot aan het einde goed benut en denk u in dat elke dag de laatste is. Dan zult u ijverig trachten uw zielenrijpheid te vergroten, als u het goede wilt, als u Mij wilt, en dan zult u nooit meer zo kunnen denken en handelen zoals u nu doet en u nog blind bent in de geest, zodat u het licht niet wilt aannemen dat de duisternis van uw geest zou doorbreken. Neem mijn waarschuwing en vermaning ernstig opdat het u eens niet bitter berouwt, als het te laat is.

Amen

BD.4570
21 februari 1949

Geestelijke samenwerking

In geestelijk opzicht is samenwerking vereist, de een is aangewezen op de hulp van de ander, omdat geestelijke arbeid zelden de steun van wereldlijke zijde zal ondervinden en daarom ’n verbreiding moeizamer is en de steun van hen nodig heeft die vanuit dezelfde geest leven. En nu is de wil van de enkeling, hoe ver hij voor Mij een bekwame arbeider is in mijn wijngaard, doorslaggevend. In volledige vrije wil moet de arbeid voor Mij en mijn rijk verricht worden, niemand mag onder druk staan iets te moeten doen tegen zijn wil, maar de rijkste zegen zal hij ontvangen die door zijn hart gedreven wordt, die uit liefde tot Mij voor Mij werkzaam is, want hij zelf zal zijn geestelijke rijkdom vergroten, hij zal vreugde scheppen in de schatten waarmee hij arbeidt, en hij zal zich gedrongen voelen deze rijkdom ook voor anderen toegankelijk te maken.

Daarom zal hij voortdurend geestelijke uitwisseling tot stand willen brengen en alleen al daarvoor mensen nodig hebben die hetzelfde nastreven en de samenwerking van dezen op geestelijke basis is verzekerd. Als een mens die het geestelijke nastreeft niet zijn hart kan uitstorten, zou zijn arbeidsveld beperkt zijn en zou hem vermoeid maken, maar overal zijn mensen te vinden die er naar streven om bij Mij te komen, en geestelijke gemeenschap zoeken om mijn woord uit te kunnen wisselen al naar hun werkzaamheid. De een moet voor de ander een steun zijn en ieder wijs Ik de arbeid toe die hij kan verrichten, als hij maar wil; maar zijn wil dwing Ik niet omdat de liefde voor Mij hem moet aanzetten om voor Mij werkzaam te zijn. Draagt hij deze liefde in zich, dan hoeft hij niet van buitenaf gestimuleerd te worden, dan spoort het hem van zelf aan om te werken voor Mij en mijn rijk, en hij zal de rijkste zegen ontvangen en vlijtig voor Mij werkzaam zijn.

Amen

BD.4574
27 februari 1949

Het verrichten van verplichte diensten wordt beoordeeld naar de graad van liefde

U zou van elke levenskracht gebruik moeten maken, u rijkdommen van onvergankelijke aard te verschaffen, dat wil zeggen: alles wat u denkt en doet zou als beweegreden de dienende naastenliefde moeten hebben, dan zou het heil van uw ziel verzekerd zijn voor de eeuwigheid. Deze eis mijnerzijds mag u onvervulbaar voorkomen en toch verlang Ik niets van u wat uw kracht te boven gaat, wat onuitvoerbaar zou zijn.

Maar denk er eens over na dat ook de dagelijkse vervulling van uw plichten op verschillende manieren kan worden opgevat, dat u plichtmatig zult kunnen handelen zonder daarbij de minste liefde voor de naaste te voelen, die u dus plichtmatig van dienst bent, maar dat u ook elke handeling zult kunnen uitvoeren aangespoord, van binnen uit, door de liefde en dat deze handelingen, ofschoon ze ook dagelijkse verrichtingen zijn die moeten worden uitgevoerd, door Mij anders gewaardeerd worden en de rijpheid van uw ziel vergroten.

De liefde is alles, ze geeft elke daad waarde, en daarom kan een mens nog zo plichtsgetrouw zijn vanuit een correct gedrag, zonder liefde zullen het steeds slechts daden van het lichaam zijn, die Ik alleen werelds beloon, maar die geen geestelijke rijkdom opleveren, want dit hangt alleen maar af van de graad van liefde, waarin ook de verplichte verrichtingen worden uitgevoerd. Hoeveel meer zou u zich kunnen verwerven als u dus elke levenskracht zou benutten om in naastenliefde te werken, zodat, wat u doet, gedragen wordt door de wil om te helpen waar uw hulp nodig is.

Wat u verplicht bent te doen, waar dus uw vrije wil is uitgeschakeld, zijn slechts daden voor de wereld, ofschoon ze ook een geestelijk karakter kunnen hebben – waar dus verrichtingen die gepresteerd moeten worden, geëist worden, die wel op zichzelf werken van naastenliefde zijn, maar door ze plichtmatig uit te voeren alleen zuiver wereldlijk door Mij worden beoordeeld, omdat de liefde van het hart daarbij ontbreekt. Ik kijk naar het hart en laat me niet om de tuin leiden door vrome woorden of gelaatsuitdrukkingen. Ik weet hoeveel het hart erbij betrokken is, maar Ik zegen ieder die enkel uit de wil om te helpen ook de menselijke verplichtingen nakomt, die elke verplichte arbeid met innerlijke vreugde uitvoert, daardoor de naaste van dienst te kunnen zijn, en die daardoor ook de verplichte verrichtingen tot een vrijwillige werkzaamheid maakt en zijn levenskracht op een wijze gebruikt die hem het grootste loon in de eeuwigheid oplevert. Want hij verzamelt op aarde waarlijk geestelijke goederen en zal in het geestelijke rijk niet arm binnengaan, integendeel vol van kracht ook daar werkzaam kunnen zijn, waartoe zijn liefde hem aanspoort, terwijl de vlijtigste mens op aarde krachteloos en arm aan de poort des doods zal staan, omdat hij alleen bezig is voor de wereld, omdat de dienende naastenliefde hem nooit tot zijn werkzaamheden op aarde aanzette, veeleer er slechts wereldlijke eisen werden vervuld, weliswaar vanuit een ijverige plichtsvervulling, maar gehoorzamend aan de dwang, niet uit vrije wil.

En daarom kan hetzelfde werk en dezelfde arbeidsprestatie een heel verschillend resultaat opleveren. Ze kunnen zuiver wereldlijk beloond worden, maar ook onvergankelijk loon opleveren en aan dit laatste moet u zich alles gelegen laten liggen, opdat uw aardse leven niet nutteloos zal zijn, want nooit meer zult u in het hiernamaals datgene kunnen inhalen wat u op aarde hebt verzuimd.

Amen

BD.4575
28 februari 1949

Ze aten en dronken zoals voor de zondvloed

Zoals het was in de tijd voor de zondvloed, zo zal het ook nu weer worden, als het naar het einde loopt. Een overgrote levenslust zal zich meester maken van de mensen en de wereld zal met alle aantrekkingskracht op hen inwerken. De mensen zullen zich niet meer kunnen en willen beheersen en gewetenloos in zondigheid van het leven genieten. Want het zullen geen edele vreugden zijn die ze begeren, veeleer zal de zonde overal overheersen. De eigenliefde zal elke naastenliefde verdringen en daarom worden de mensen zondig, omdat ze de naaste schade berokkenen om alleen maar te zorgen dat de wensen van hun lichaam vervuld worden. Het eigendom van de naaste zal niet worden geacht en dus wordt er gezondigd tegen alle geboden. In het toegenomen levensgenot wordt de stem van het geweten verstikt en in volle teugen genoten van wat de wereld biedt.

Maar de wereld is het rijk van mijn tegenstander en dus kan er van de wereld alleen maar iets slechts komen. Ze kan voor de ziel alleen maar een gevaar betekenen, want wat aan het lichaam wordt voldaan, daarvoor moet de ziel boeten, zij moet betalen voor wat het lichaam verlangt. Dus schijnbaar zullen de mensen mogen genieten van het geluk; alleen hij die tot de mijnen behoort, weet hoe laat het is als de mensen zich trachten te bedwelmen in de roes van genoegens. Dan is het einde heel dichtbij, want Ik heb u dit al lang aangekondigd, dat het zo zal zijn als voor de zondvloed. Ze aten en dronken, ze vrijden en lieten met zich vrijen en ze letten niet op de vermaningen en waarschuwingen van boven. En het zal moeilijk zijn deze mensen het evangelie te prediken, want daar ze alleen oog hebben voor het aardse leven en dit nastreven, ontbreekt hun ieder begrip voor het geestelijke leven en daarom lachen ze iedere drager van de waarheid uit die hen probeert te bekeren en bespotten hem. Maar midden in de vreugderoes komt het laatste gericht.

En daarom zal het verschrikkelijk zijn voor allen die in de aardse wereld hun god zien, want ze zullen uit de hoogte neerstorten, uit de vreugde in de grootste angst, ze zullen uit de hemel neerstorten in de hel.

Want de wereld met haar lusten was hun hemel, maar ze zal worden vernietigd. En de hardste gevangenschap is het lot van diegenen die hun vrijheid op aarde verkeerd gebruikten, die in zonde leven en ook in zonde sterven. Hoed u voor de wereld, want ze is een groot gevaar voor u. Ze biedt u nu nog wel veel wat begerenswaardig is, doch doe daar liever afstand van en streef naar de hemelse vreugden die naderhand komen, en doorsta ontberingen, opdat u dan in alle volheid de vreugden van de hemel zult kunnen genieten. Behoor niet tot diegenen die alleen van zichzelf houden en het lichaam elk genot willen verschaffen. De vreugderoes is kort, maar daarna volgt een verschrikkelijk ontwaken zoals het is aangekondigd in woord en geschrift.

Maar de mensheid verkeert in groot gevaar, want nu al is ze verblind door het bedrieglijke licht van de wereld en ze houdt niet op met haar eisen maar zal ze steeds hoger stellen.

Ze stevent met reuzenschreden op het laatste einde af, ze zoekt het leven en zal de dood vinden, ze zoekt de vreugde en gaat haar ondergang tegemoet.

Amen

BD.4578
2 maart 1949

De gelukzaligheid in het geestelijke rijk

U zult niet de gelukzaligheid kunnen beseffen van diegenen die hun lichamelijk omhulsel afleggen en binnen mogen gaan in het rijk van het licht, in hun eeuwige vaderland. Al het aardse leed laten ze achter zich, niets zwaars belast ze, geen vijand bedreigt ze, vrees en droefenis is hen vreemd, hun ogen zien alleen het mooie, buitengewoon lieflijke gebieden, prachtige maaksels van mijn wil om te scheppen en gestalten vol van licht naderen hen om ze binnen te leiden in het rijk van vrede en gelukzaligheid. En in deze omgeving mogen ze vertoeven en zich naar eigen wil bezighouden. En de vrijheid is hun gelukzaligheid, na een toestand dat hun zielen nog gekluisterd waren en door aardse materie omgeven.

Hun harten zijn bekwaam en bereid lief te hebben. Ze zijn zo doorgloeid door de liefde, dat ze alleen daarom al gelukzalig zijn, want ze vinden voortdurend vervulling. Ze sluiten zich aaneen met zielen die geheel op hen lijken, dus dezelfde graad van rijpheid hebben, en deze verbindingen vergroten de gelukzaligheid omdat de aaneensluiting uit liefde ook de kracht van de afzonderlijke wezens vergroot, evenals de drang om bezig te zijn, en een gemeenschappelijk werkzaam zijn in liefde nu het gevolg is, dat echter buitengewoon gelukkig maakt, want het is een ontplooiing van kracht die steeds weer nieuwe kracht oplevert.

Het toestromen van kracht is echter een gevoel van hoogste verrukking, want het is een bewijs van Gods nabijheid. Mijn schepselen voelen Mij en komen ook naar gelang hun rijpheid, die lichtdoorstraling mogelijk maakt, tot het aanschouwen van Mij zelf op de voor hen draaglijke wijze. Hun innerlijke gelukzaligheid neemt toe, want het verlangen naar Mij neemt voortdurend toe en vindt steeds vervulling. Wat dat betekent kan geen mens op aarde begrijpen, want de aardse liefde is slechts een afstraling van de geestelijke liefde en al op aarde het meest begerenswaardige, maar in het geestelijke rijk overtreft ze alles wat de ziel aan heerlijkheden wordt geboden, omdat ze de voortdurende toevoer van licht en kracht betekent en dus ook de voortdurende nabijheid van God. Maar zodra mijn schepselen het lichtrijk zijn binnengegaan, ben Ik voor hen het summum van gelukzaligheid en geven ze Mij nooit meer op. En dan zal ieder het loon ontvangen voor zijn liefde die op aarde Mij heeft gegolden. Ik vergroot voortdurend de gelukzaligheid. Ik vervul de ziel met mijn liefde en bereid haar steeds nieuwe verrukkingen, want “wat geen menselijk oog ooit heeft gezien en geen menselijk oor ooit gehoord, dat heb Ik diegenen bereid die Mij liefhebben.”

Amen

BD.4580
5 maart 1949

“Ik zal u de trooster zenden”

Mijn geest leidt u binnen in de waarheid, zoals Ik het u heb beloofd. Ik zal u de trooster zenden, de geest der waarheid die u in alle waarheid zal leiden en u alles in herinnering zal brengen wat Ik u heb gezegd.

Wie dus deze geest van Mij in zich zal laten werken, die zal ook in de waarheid staan en zonder bezwaar alles kunnen aannemen wat de geest uit Mij aan hem overbrengt. Het werkzaam zijn van de geest is dus de voorwaarde om in de waarheid te staan.

Denk hier eens serieus over na en dan zult u ook weten wat u zult kunnen geloven als van Mij afkomstig. Zodra u zich mijn woorden in herinnering roept, die Ik op aarde tot mijn discipelen heb gesproken en mijn discipelen ook tot alle mensen hebben gesproken, zult u niet kunnen afwijzen dat u de zuivere waarheid op een manier zult kunnen ontvangen die Ik u dus heb aangekondigd met de woorden: Ik zal u de trooster zenden, de geest der waarheid.

En aan mijn woorden heb Ik vooraf doen gaan, dat Ik mijn intrek wil nemen bij diegenen die voor Mij hun hart gereed maken. Dat Ik ze niet alleen wil laten, dat Ik Me aan diegenen wil openbaren die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.

Daaruit volgt dus dat mijn openbaringen uit het innerlijk moeten komen. Dat Ik, als Ik mijn intrek heb genomen in het hart van een mens, Me zelf ook in het hart zal uiten en dat dit tot gevolg heeft dat de mens mijn stem verneemt door het innerlijke woord.

En wederom hebt u een bewijs dat u dus deze stem zonder bezwaar geloof zult mogen schenken. Want ze is de uiting van mijn liefde voor de mijnen, die daarom tot de mijnen gerekend mogen worden, omdat ze Mij zelf in hun hart hebben opgenomen. Omdat Ik in hen mijn intrek kon nemen. Dus hebt u nu mijn woord, de bekendmaking van mijn wil, de waarheid in de zuiverste vorm. U hoeft dus niet van buiten af onderricht te worden, als u Mij zelf als uw leermeester erkent en u aan Mij zelf toevertrouwt. Er is dus een rechtstreekse omgang van u met Mij mogelijk. En dat zult u vooreerst moeten erkennen om naar waarheid te worden onderricht. Dan zult u ernaar streven uit betrouwbare bron de waarheid in ontvangst te nemen. En u zult ook overtuigd kunnen geloven wat aan u werd overgebracht. Want dit weten komt u nu toe in een toestand van volledig bewustzijn. Ik spreek tot u en u hoort Mij. Ik spreek echter tot u door uw hart. En uw hart hoort mijn stem, maar niet uw lichamelijk oor, dat alleen maar de u van buitenaf gebrachte woorden kan opnemen. Hoort u mijn woord van binnen, dan weet u dat Ik het Zelf ben die zich uit. Hoort u daarentegen het woord van buitenaf, dan zult u de plaats waar dit geluid vandaan kwam, moeten trachten te onderzoeken. Want van buitenaf kan u veel worden aangeboden en van buitenaf komt ook mijn tegenstander naar u toe, dus zult u het ernstig moeten onderzoeken. En als u het ernstig onderzoekt, hebt u ook de wil in Mij de Grondlegger te vinden van datgene wat u wordt aangeboden. Wilt u dus Mij zelf horen spreken, dan zal Ik zeker uw wens vervullen. En dan is elk woord dat u wordt toegestuurd waarheid, als het u wordt overgebracht door dienaren die Mij zijn toegedaan. En dit is voor u een zeker teken: dat Ik u elke vraag zal beantwoorden, als u die aan Mij voorlegt om te beantwoorden. U allen zult steeds worden onderricht op een wijze die aangepast is aan uw graad van rijpheid. U zult de diepste wijsheid pas kunnen bevatten, wanneer u een bepaalde graad van rijpheid hebt bereikt, waar u door het geestelijke rijk zult kunnen worden ingelicht op een onverholen manier, wat voor u begrijpelijk zal zijn wanneer u daarmee mijn werkzaam zijn op aarde vergelijkt, waar Ik steeds in gelijkenissen – in beeldspraak – tot de mensen sprak om het voor hen begrijpelijk te maken. Zo hebben ook deze verhulde onderrichtingen het doel, de mens tot denken aan te sporen, opdat hij binnendringt in geestelijk weten en het niet alleen oppervlakkig met zijn lichamelijke oren tot zich neemt. Geef Ik mijn woord zoals nu onverhuld, dan is er een graad van rijpheid vereist die een juist begrip van mijn woord garandeert. Inhoudelijk zullen er zich nu geen tegenstrijdigheden voordoen, zodra zowel het verhulde als ook het rechtstreekse woord van boven in onverhulde vorm dezelfde oorsprong hebben, zodra elke onderrichting dus van Mij is uitgegaan. Maar dit onderzoek zult u eerst moeten verrichten, waarbij u slechts om mijn hulp zult hoeven te vragen om een juist oordeel te vellen. Denk eraan dat ook de tegenstander werkzaam is. En juist dan, wanneer de mensen hem trachten te ontvluchten, wanneer ze naar de waarheid streven om Mij te herkennen en te leren liefhebben. Dan zal hij steeds proberen het licht te doven of te verduisteren en ijverig aan het werk zijn waar zich de gelegenheid voordoet. Om u mensen nu bij te staan en het werkzaam zijn van die macht te ontkrachten, geef Ik u uitsluitsel door dragers van de waarheid waar onzuivere krachten uw denken op een dwaalspoor hebben gebracht. Wat van boven komt is waarheid, wat van beneden komt is dwaling en leugen.

Waar rechtstreeks geestelijk werkzaam zijn van binnen is te herkennen, daar kunnen alleen krachten van boven werkzaam zijn die mijn uitstraling ontvangen en verder leiden. Maar waar krachten zich van een vorm in de onbewuste toestand bedienen, daar is voorzichtigheid geboden. Want een willoze vorm kan ook door een duistere kracht worden gebruikt, al is het ook maar voor korte tijd. Maar de medemensen bepalen vaak zelf de uitlatingen die door zo’n vorm worden gedaan, door hun eigen gedachten en wensen, die meteen worden aangegrepen door die krachten die zich nu door zo’n vorm hoorbaar uiten. Want zodra onder de toehoorders sterke wilskrachtige zijn, zullen hun gedachten ook een sterke invloed hebben en nu – al naar gelang hun waarheid – door lichtvolle of duistere krachten worden aangegrepen en hoorbaar tot uitdrukking worden gebracht. Daarom moet de mens zich bij het in ontvangst nemen van geestelijke leringen steeds vrij maken van zijn eigen weten. Hij moet deemoedig en als een onwetend kindje zich laten onderrichten. Dan zal ook de zuivere waarheid naar hem toe stromen, omdat er geen weerstand aanwezig is die zoiets verhindert.

Velen zullen zich ergeren dat er een schijnbare tegenspraak aan het licht komt, maar mijn geest heeft steeds hetzelfde aan de mensen meegedeeld. Het werd alleen niet door allen gelijk begrepen. En zelfs die mijn woord ontvingen, waren niet vrij van eigen gedachten, zodra ze hun blik op de wereld richtten en het wereldgebeuren in verband brachten met het geestelijke. Bovendien was voor de mensen van de tijd waarin Ik op aarde vertoefde, mijn heilsplan van eeuwigheid vreemd. En de verklaringen die Ik de mensen gaf over de toekomstige tijd, waren zo gegeven dat alleen de volledig tot liefde gevormde mens zich een juiste voorstelling zou hebben kunnen maken van de laatste tijd, van het jongste gericht en het einde. De anderen ontbrak het inzicht en een duidelijke voorstelling van het laatste gebeuren zou hun geen voordeel hebben opgeleverd. Want zij stonden nog voor het hun speciaal aangekondigde oordeel, voor de verwoesting van Jeruzalem, die voor die mensen eveneens het afsluiten van tijdvak betekende en voor hen dichterbij lag dan het einde. Zo werd wel de mensen kennis gegeven van een vernieuwing, van een geestelijke ommekeer, doch met de toevoeging die meer betrekking had op de verandering van de mensen dan op de omvorming van de aarde, omdat het weten over het laatste voor hun geestelijke toestand niet bevorderlijk was.

Maar nu richt Ik Mij tot de mensen die de laatste periode op deze aarde meemaken. Ik wend Mij tot diegenen die een zekere rijpheid van ziel hebben verworven en daarom ook het begrip voor dat wat komen gaat. Aan hen geef Ik totale opheldering en Ik draag ze op de medemensen daarvan in kennis te stellen. Maar geloof zullen ze slechts bij diegenen vinden die door juist te streven naar de volmaaktheid ook in staat zijn te oordelen en een heldere geest hebben. Die mijn heilsplan kennen en daarom weten dat er geen andere mogelijkheid meer is dan een totale omvorming van de aarde, ter wille van de zielen die diep zijn gevallen en toch eens verlost moeten worden. Nu spreek Ik tot de mensen van de eindtijd, maar ook vroeger waren mijn woorden niet in tegenspraak met elkaar.

Ik sprak als de mens Jezus zo als Ik het zag en werd daarbij verhinderd het einde te zien zoals het zou komen. Ik zag de veranderde mensheid, maar niet de veranderde aarde, omdat het God behaagde, de toenmalige mensen daarover in onwetendheid te laten. Dat en hoe lang de aarde ten behoeve van de vorming verblijfplaats van het geestelijke moet blijven, dat ze dus als aardse schepping verder moet blijven bestaan, zou de mensen wel duidelijk gemaakt moeten worden. De omvorming van het aardoppervlak echter betreft de positieve ontwikkeling van het in de materie gebonden geestelijke en de hernieuwde kluistering van het geestelijke dat als mens belichaamd de geloofs- en wilsproef niet heeft doorstaan.

Beide waren voor de mensheid nog niet begrijpelijk. Ze onderscheidden alleen een aardse wereld, zoals ze bestond, en een zuiver geestelijke wereld. En de mensen viel alleen daarover opheldering ten deel, dat de aarde als materiële wereld nog niet uitgeschakeld kan worden en dat verdere ontwikkeling in eindeloos lange tijd nog op deze aarde moet plaatsvinden. Want de aarde als hemellichaam vergaat niet. Alleen zal ze na het laatste gericht in volledig nieuwe vorm haar taak vervullen, en zal er dus een nieuwe ontwikkelingsperiode beginnen met een paradijselijke toestand. Met de mensen die tevoren worden ontrukt, omdat ze in de laatste geloofsstrijd hun trouw aan Mij bewijzen, omdat ze volhouden tot aan het einde en daarom gelukzalig worden in nauwste verbinding met Mij en het geestelijke rijk vol van licht.

Amen

BD.4581
8 maart 1949

Spijs en drank voor de ziel – Hemelbrood

U wordt het brood des hemels aangeboden, dat u niet kostelijker kan worden aangereikt, want mijn liefde zelf heeft het u bereid en deelt het aan u uit, zoals het voor u goed verteerbaar is, zoals u in staat bent de spijs op te nemen die uw ziel tot voeding moet dienen. Dat u voedsel nodig hebt dat u moet helpen rijp te worden, moet Ik u steeds weer bekend maken, opdat u niet zult verzuimen het tot u te nemen. Maar in welke vorm Ik het u aanreik, is afhankelijk van hoe u het geestelijk voedsel benut. Want wat u ook ontvangt zult u niet onbenut mogen laten. Integendeel, u zult het moeten gebruiken voor uw positieve ontwikkeling. Geen arbeid zult u kunnen volbrengen als het u aan kracht ontbreekt. En zo zult u ook gesterkt moeten worden om de belangrijkste arbeid te verrichten: de omvorming van uw ziel. En deze versterking wil Ik u geven, doordat Ik u het brood des hemels aanreik.

Uw lichaam verlangt dagelijks naar spijs en drank en u zult het niet weigeren wat het nodig heeft om zich in stand te houden. Uw ziel maant u weliswaar ook daarom, maar slechts zachtjes en bescheiden richt ze het verlangen tot u, zodat u het meestal niet hoort en de ziel verwaarloost om het lichaam des te rijkelijker te bedenken. En dus kom Ik zelf haar te hulp. Ik wil haar spijs en drank toedienen, maar heb daar uw toestemming voor nodig, dat u zich naar de ziel toekeert, dat u dus de gave die van boven komt ook benut volgens bestemming. Dan zal ze ononderbroken voedsel ontvangen en versterking ondervinden die haar onuitsprekelijk goed doet, waardoor ze rijper wordt en het doel zal bereiken dat haar is gesteld gedurende het leven op aarde.

Wat Ik u aanbied van boven, kan niet door iets aards worden vervangen, zoals ook geen spijs voor het lichaam de ziel kan voeden, want de ziel is iets geestelijks en heeft ook geestelijke substanties nodig als kost, die haar niet door aardse spijzen kunnen worden toegevoerd. Ik zelf moet haar spijzigen en ze kan ook steeds mijn gast zijn, Ik zal haar nooit karig toebedelen. Maar Ik kan haar niets geven als de mens niets begeert, als hij aan een kostelijke gave van boven geen aandacht schenkt. En daarom is de wil van de mens noodzakelijk om uit mijn hand de voeding voor zijn ziel in ontvangst te nemen. Om het geestelijke voedsel, het brood des hemels moet worden gevraagd en als het verlangen ernaar aanwezig is, zal mijn gave ook juist worden benut.

Ik roep wel ieder aan mijn tafel om hem spijs en drank aan te reiken, maar Ik vraag honger en dorst, opdat mijn liefdegave verlangend en in dank wordt ontvangen en de ziel er kracht aan zal ontlenen, opdat ze zich geestelijk kan ontwikkelen en veranderen tot een wezen dat op Mij lijkt, opdat Ik Me met hem aaneen kan sluiten en het eeuwig gelukzalig is.

Amen

BD.4587
13 maart 1949

Waarschuwing om het goddelijke woord niet af te wijzen – “Beproef alles”

Waarlijk zeg Ik u, u berokkent uzelf een onmetelijke schade als u aan mijn rechtstreeks uit den hogen gesproken woord geen aandacht schenkt, als u zich tevreden stelt met de onderrichtingen die u door ondeskundige leiders worden gegeven en die u pas begrijpt als u zich mijn woord uit den hogen ter harte neemt. U moet op de eerste plaats streven naar licht, want een waar licht verlicht u pas de weg die u zult moeten gaan om het doel te bereiken. In de duisternis richt u uw schreden daarheen waar u een licht ziet opflitsen en dit zijn alleen maar bedrieglijke lichten die u van de juiste weg afleiden. U zult een waar licht moeten begeren, dat wil zeggen: u zult moeten zoeken om tot ’n juist inzicht te komen, om u een weten eigen te maken dat overeenstemt met de waarheid en daardoor een juist beeld van Mij te krijgen als liefdevolste Vader en Schepper van eeuwigheid, om dan onophoudelijk de vereniging met Mij, van wie u eens bent uitgegaan, na te streven. En daarom zult u in de waarheid moeten worden onderwezen.

Maar u de waarheid overbrengen kan alleen Hij die zelf de eeuwige Waarheid is, of degene die de waarheid van Hem zelf heeft ontvangen. Streef naar deze enige waarheid en stel u niet tevreden met een weten dat niet de eeuwige Bron als oorsprong heeft. Ik kan u niet nadrukkelijk genoeg deze aansporing doen toekomen er niet aan voorbij te gaan als mijn liefde zich aan u openbaart en u de zuiverste waarheid zendt.

Beproef alles en behoud het beste. Als u een gave wordt aangeboden als woord Gods, let dan op en overweeg in uw hart, hoe u zich daar tegenover moet opstellen. Wijs niet af zonder te onderzoeken, bedenk veeleer dat u immers een grote genadegave af zou kunnen wijzen en beproef dus vervolgens wat u wordt aangeboden. Zult u dan uit innerlijke overtuiging kunnen afwijzen, dan zult u geen schuld hebben, maar een ernstig onderzoek moet voorafgaan, opdat wie van goede wil is en een hart heeft dat tot liefde in staat is, de stem van de Vader herkent die tot hem spreekt. Er wordt u het kostbaarste genadegeschenk aangeboden dat mijn liefde voor u gereedhoudt.

Benut het, laat de genade op u inwerken, luister naar mijn woord en leef daarnaar, en u zult zeer spoedig inzien dat het de eeuwige Waarheid is die van Mij zelf komt en u waarlijk wetend maakt, u zult het licht in u gewaar worden en duidelijk de weg naar Mij inzien, u zult met overtuiging kunnen geloven en nu ook voor Mij kunnen opkomen tegenover de wereld, omdat uw geloof levend is, wat echter alleen de zuivere waarheid tot stand brengt. En daarom spoor Ik u nogmaals aan: Wijs mijn dienaren niet af als ze u mijn woord aanbieden. Ik zelf bezorg u het meest waardevolle genadegeschenk, de eeuwige Waarheid, omdat u alleen maar door de waarheid gelukzalig zult kunnen worden.

Amen

BD.4590
17 en 18 maart 1949

De leer van de herbelichaming – Dwaalleer – Hemellichamen

Laat u niet door vermeende tegenstrijdigheden op een dwaalspoor brengen. Zoek de verklaring alleen daarin dat uw bevattingsvermogen dikwijls ontoereikend is iets juist te begrijpen, waar echter ook een tegenstrijdigheid niet hoeft te bestaan, maar alleen door u verondersteld wordt. Het moet voor u voldoende zijn te weten dat Ik zelf u nooit verkeerd zal onderrichten en dat Ik u de kennis steeds zo zal overdragen, dat u er voordeel uit haalt voor uw ziel.

De karma-leer is niet geschikt om u tot een sterker geestelijk streven aan te sporen, zij is veel meer beweegreden voor een lauwe levenswandel in geestelijk opzicht. Reeds daarom is ze voor de ziel van weinig nut en het heeft ook niet mijn volledige goedkeuring dat u mensen rekent op een nogmaals terugkeren op aarde en daardoor nalatiger wordt in uw geestelijk streven. De opwaartse ontwikkeling van het geestelijke wordt weliswaar door Mij op alle manieren gesteund en waar Ik een zekere mogelijkheid zie om uw ziel tot rijpheid te helpen, daar ben Ik ook tot elke toestemming bereid, evenwel steeds op grond van de wetten van mijn eeuwige ordening, nooit echter door willekeurig mogelijkheden te scheppen. Aldus moet het voor u ook begrijpelijk zijn dat Ik u niet zal wijzen op een herhaalde ontwikkelingsgang op deze aarde, die een totaal mislukken van u gedurende het aardse leven vooronderstelt. Ik zou u juist willen behoeden voor dit falen en daarom waarschuw, vermaan en onderricht Ik u, om een mislukking te voorkomen.

Het zou een verkeerde manier van onderwijzen zijn als Ik u een andere weg in het vooruitzicht stelde om uw doel te bereiken, terwijl u nog de juiste weg voor u hebt, die u dus moet gaan en kunt gaan bij een juiste richting van uw wil. En als Ik u de eindeloos vele belichamingen van voorheen voor ogen stel, dan is dat ook alleen maar om u bewust te laten worden van de grote verantwoordelijkheid voor de korte aardse levensweg. Het weten hierover dient dus alleen om bij te dragen tot een sterker streven. Niet echter dat u verkeerde gevolgtrekkingen maakt en nalatiger wordt in uw streven, in de hoop op een herhaling van een belichaming op deze aarde als u het doel niet zou bereiken. Mijn geest zal u zeker opheldering verschaffen en als u zich vol vertrouwen tot Mij wendt, geef Ik u door mijn dienaren uitsluitsel in hoeverre uw denken juist is.

Als u wist van de oneindig vele mogelijkheden om tot rijpheid te komen op de talloze hemellichamen in het heelal, dan zou u nooit op de gedachte komen dat een ziel weer teruggeplaatst wordt op de aarde. Wel echter moet een ziel die nog niet volledig voltooid is nog vele belichamingen doormaken waarin zij zich steeds weer bewijzen, dus opwaarts ontwikkelen kan. De leer van een herbelichaming van de ziel berust dus wel op waarheid, maar wil niet zeggen dat de ziel in het vlees geboren weer op deze aarde verschijnt. Hiermee worden talloze mogelijkheden voor een verdere ontwikkeling op andere scheppingen bedoeld, waar de ziel in een stoffelijke of geestelijke vorm weer voor opgaven gesteld wordt, waarvan de vervulling haar een opklimmen garandeert. Wanneer een ziel nogmaals naar deze aarde wordt gebracht, is dat een hoge uitzondering die een geestelijke missie veronderstelt, maar niet veralgemeend kan worden. Zielen die onvolmaakt van de aarde weggenomen zijn, zullen onmiddellijk van mening zijn nog op de aarde te leven. Zij zullen zich in gebieden ophouden waarvan zij geloven in bovenmate woeste en totaal onvruchtbare streken verplaatst te zijn en toch bevinden zij zich op een ander hemellichaam, dat overeenkomstig hun zielenrijpheid voorzien is van scheppingswerken van de primitiefste aard en die daarom voor de zielen ook een armoedig en neerslachtig verblijf betekenen. Het is een mogelijkheid voor de loutering van erg materieel gezinde mensen die hun neigingen moeten overwinnen, om dan al naar gelang hun wil op een ander scheppingswerk geplaatst te kunnen worden om zich daar verder te ontwikkelen.

Omdat u nog teveel liefhebber van deze aarde bent, verbindt u aan het woord “herbelichaming” ook alleen maar de betekenis, dat deze aarde de verblijfplaats van een opnieuw belichaamde ziel is, terwijl u echter zou moeten denken aan het onvoorstelbaar omvangrijke scheppingswerk van mijn liefde, dat toch alleen maar ontstaan is vanwege de ontelbare geesten die de weg van voltooiing moeten gaan en ook op de een of andere wijze zullen gaan – in stoffelijke scheppingen zolang de ziel nog niet vergeestelijkt, dus ontvankelijk voor licht geworden is, en in geestelijke scheppingen waarin ook de vergeestelijkte ziel zich gestadig opwaarts kan ontwikkelen, waarin zij steeds meer uitkristalliseert en zich geschikt maakt voor het ontvangen van de uitstraling van Mij zelf.

Stel uzelf de oneindigheid voor, kijk naar de sterrenhemel waarvan de ontelbare sterren scheppingen zijn van mijn liefdewil, bestemd voor het opnemen van zielen die nog een verdere ontwikkeling nodig hebben. Dan zult u inzien dat niet alleen deze aarde drager is van wezens die opwaarts moeten streven en dat het waarlijk niet nodig is zielen die in het aardse leven faalden, opnieuw op de aarde te plaatsen. Ofschoon ze de enige plaats voor het bereiken van het kindschap Gods is, kan ze toch niet willekeurig meerdere malen worden gekozen als plaats om rijp te worden.

Zodoende zal de leer van de herbelichaming op deze aarde als dwaalleer betiteld moeten worden en bestreden als schadelijk voor de zielen. Want ze verzwakt de wil van de mensen en brengt de serieuze verandering van het wezen in gevaar door het vooruitzicht, het verzuimde in een volgend leven te kunnen inhalen tot aan de uiteindelijke voltooiing.

Amen

BD.4599
28 maart 1949

Houdt u vast aan mijn woord: “Kom allen tot Mij”

Houdt U vast aan mijn woord en pieker niet en leg het niet spitsvondig uit, net of het anders is te verstaan dan u in het hart voelt. Steeds zult u troost en kracht kunnen putten uit mijn woord en bijgevolg hoeft u niet in angst en zorgen te leven, integendeel zult u ze te allen tijde uit kunnen bannen zodra u Mij tot u laat spreken. Als Vader van mijn kinderen ben Ik van alles op de hoogte wat hen bezighoudt en wat hen bedrukt en afwachtend sta Ik terzijde tot mijn kinderen Mij vol vertrouwen naderen en Mij vragen om bijstand.

En Ik weiger hun niet wat ze afsmeken, op elke bange vraag heb Ik een antwoord gereed en Ik herhaal wat Ik heb gezegd toen Ik op aarde wandelde: “Kom allen tot Mij die uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat”. Laat u niet terneer drukken door wereldse zorgen die zich vanzelf weer in niets oplossen, denk veeleer alleen aan uw ziel die steeds kracht zal ontvangen, die door mijn woord de kracht uit Mij wordt overgebracht, om welke reden het opnemen van mijn woord voor u het allernoodzakelijkste is, wat u niet achterwegen zult mogen laten. En daarom laat Ik zo vaak nood en leed over u komen, omdat Ik wil dat u aan mijn woord de kracht ontleent, opdat uw ziel gesterkt wordt. Ik wil dat u een altijddurende verbinding met Mij onderhoudt, dat u Mij niet buiten spel zet en de wereld op de voorgrond laat treden. En als u in gevaar bent, kom Ik u nader in de vorm van leed en tegenspoed. En laat me dan tot u spreken. En Ik wil woorden tot u spreken die u waarlijk veel kracht en troost schenken en voor u ’n bewijs moeten zijn van mijn tegenwoordigheid, van dat Ik op de hoogte ben van uw nood, en van mijn liefde. Ik wil alleen dat u uit uzelf tot Mij komt, om uw vertrouwen te voelen, dat Mij gelukkig maakt en Ik wil u al mijn woorden in herinnering brengen die Ik tot de mensen sprak op aarde die geestelijk en aards in dezelfde nood waren. En u zult Mij zelf herkennen in mijn woord, omdat u aan het toesturen van kracht de goddelijke oorsprong inziet en dus zult u ook vast staan in het geloof, waartoe Ik u wil helpen door mijn woord.

Amen