Inhoud
BD.4001 Voorspelling – Strijdbijl – Laatste fase
BD.4008 Het kindschap Gods – Eenwording van Jezus Christus met God
BD.4009 God is een milde maar rechtvaardige Rechter – Boete doen op aarde
BD.4012 Het belijden van Christus – Levend christendom
BD.4016 “Ik klop aan en gij neemt Mij niet op”
BD.4017 Wat is geloof?
BD.4020 Het twijfelen aan Gods openbaringen – Natuurelementen
BD.4026 Wezens van de stralende hemellichamen – Engelen – Kindschap Gods
BD.4027 Een zeker teken van het einde – De kleine schaar van strijders voor God
BD.4028 De kerk van Christus – Wereldlijke organisaties
BD.4029 De antichrist gecamoufleerd als brenger van het heil – Maatregelen tegen al het geestelijke
BD.4031 Het tot overeenstemming komen van de ziel en het lichaam met de geest
BD.4033 Het uur van de dood – Verklaring voor het lijden
BD.4034 Aankondigingen door zieners en profeten
BD.4038 Brood uit de hemel – Geestelijke zon – Stem van de goede Herder
BD.4048 De voorloper van de Heer
BD.4053 Zonde tegen de geest
BD.4054 Het aan ’t nageslacht doorgeven van het goddelijke woord op de nieuwe aarde
BD.4058 Moeilijke levensomstandigheden na de catastrofe – Gods leiding en hulp
BD.4060 Voorwaarden voor het werkzaam zijn van de geest – Verbondenheid met God door liefde
BD.4061 Het werk van de dienaren van God wat betreft de vormgelovigen
BD.4062 Hel – Geoordeelde materie
BD.4065 Voorgeschreven levensweg – Lot overeenkomstig de wil
BD.4069 Het in twijfel trekken van het bestaan van God in de eindtijd
BD.4073 Lichtverschijnsel aan de hemel – Kruis van Christus
BD.4080 Gods liefde en erbarmen in de laatste tijd voor het einde
BD.4081 Het berouw van de ziel in het hiernamaals
BD.4082 Bij God is niets onmogelijk
BD.4088 Geestelijke dood – Het begrip “leven”
BD.4094 Een wijzen op het einde – Natuurgebeuren
BD.4096 Ernstige aansporing om christelijke naastenliefde te beoefenen
BD.4097 De schepping van de wereld – Mozes – Beeldspraak
– * –
BD.4001
17 maart 1947
Voorspelling – Strijdbijl – Laatste fase
Het zijn hogere wetten die het wereldgebeuren bepalen, ofschoon de menselijke wil er een groot aandeel in heeft. Het is de Wetgever van eeuwigheid zelf die alles leidt en regeert en die de uitwerking van de menselijke wil aanpast aan Zijn plan van eeuwigheid. En zo wordt schijnbaar de strijdbijl begraven, maar de brand is nog niet gesmoord; hij gloeit verder en breekt plotseling uit als machtig vuur met vernietigende werking.
En er gaat in vervulling wat voorspeld is door de stem van de geest. Er begint een nieuwe levensperiode voor de mensen, en gelukkig diegenen die het aardse leven niet te hoog aanslaan. Gelukkig diegenen die de wereld van de schijn hebben onderkend en niet haar slaven zijn. Gelukkig diegenen die op de hoogte zijn van de zin en het doel van het aardse leven, die zich een hoger doel hebben gesteld dan alleen de vervulling van aardse begeerten en vreugden. Deze zullen de strijd om het leven aangaan die de komende tijd met zich mee zal brengen. Zij zullen overwinnaar zijn en blijven.
De mensheid zal een nieuwe fase binnengaan, een zwaar worstelen zal er voor de enkeling beginnen, grote aardse noden zal hij moeten doormaken en hij zal geestelijk moeten standhouden in de grootste strijd, de laatste geloofsstrijd die aan het laatste einde voorafgaat. En dit zal onherroepelijk komen zoals het verkondigd is, want de tijd is afgelopen en het geestelijk dieptepunt roept het een halt toe. De jongste dag zal de gehele ontwikkeling van het geestelijke op aarde afbreken, opdat ze verder kan gaan op de nieuwe aarde.
De mensheid begint binnenkort aan de laatste fase en het wereldgebeuren zal de ingewijden – zij die geestelijk weten – laten onderkennen wanneer ze begint. Want tevoren moeten de aardse gebeurtenissen hun gang gaan, de brand moet opnieuw worden ontstoken opdat de nood haar hoogtepunt bereikt en het goddelijk ingrijpen gemotiveerd is, opdat God zelf de strijdenden terecht wijst, opdat Hij hen de wapens uit de handen wringt en over alles een groot onheil laat komen, zodat de blik van alle mensen op die landen gericht wordt, waar God duidelijk heeft gesproken. Want Hij zelf zal zich bekend maken. Hij zal een taal spreken die voor ieder duidelijk is die haar wil begrijpen. En Hij zal zich ook openbaren aan de gelovigen. Hij zal in de geest bij de mensen zijn, Hij zal onder hen werkzaam zijn en met kracht vervullen die diepgelovig zijn. Want dezen zullen Zijn aanwezigheid nodig hebben, ze zullen Zijn hulp nodig hebben omdat de nood der tijd ook hen treft en de strijd tegen de gelovigen steeds heviger wordt, hoe dichter het bij het einde is.
De laatste fase zal maar van korte duur zijn, maar uitermate zwaar op de mensen drukken en alleen te verdragen zijn met Gods hulp. Doch een ieder zal de strijd doorstaan, die in God en met God leeft, die Hem liefheeft en Zijn geboden onderhoudt, want deze is nooit alleen en hij zal de aanwezigheid van God voelen en altijd kracht kunnen putten uit Zijn woord, dat Hij in Zijn liefde aan de mensen overbrengt opdat ze God trouw blijven en volhouden tot aan het einde.
Amen
BD.4008
26 maart 1947
Het kindschap Gods – Eenwording van Jezus Christus met God
Het geestelijke doel van de mens moet zijn het verkrijgen van het kindschap Gods. Want de mogelijkheid is hem gegeven, dat hij zich gedurende de tijd van zijn leven op aarde tot een uiterst helder lichtwezen kan vormen en in volledige verbondenheid met God van de aarde heengaat. Dit is de eenwording met God die ook Jezus Christus op aarde heeft bereikt en die alle mensen kunnen bereiken, wanneer ze daar in volle ernst naar streven. Het gaat niet over de kracht van een mens, het vereist alleen de sterke wil zo te leven als Jezus Christus op aarde heeft geleefd, in onzelfzuchtige liefde voor de naaste.
Onzelfzuchtige naastenliefde heeft Jezus de mensen gepredikt en ze is en blijft de kern van de christelijke leer. Ze is de inhoud van het evangelie dat Zijn discipelen in de wereld moesten verbreiden. Maar het gevolg van een christelijk leven in liefde is iets onvergelijkbaar heerlijks. De mens is een kind van God geworden, Zijn erfgenaam, en het gaat binnen in alle rechten van de Vader. Het kan net als Hij scheppend en vormend werkzaam zijn en in hoogste gelukzaligheid Zijn kracht gebruiken, die het door de innige band met God vervult.
Er bestaan wel ontelbare graden van gelukzaligheid, van licht en kracht. Al naar gelang de graad van rijpheid bevinden de zielen zich in een gelukzalige staat, als ze maar ontvangers zijn van licht en kracht, dus eens in het lichtrijk zijn opgenomen. Maar nog oneindig veel gelukzaliger is een kind van God, want het heeft de graad van volmaaktheid bereikt, die de meest innige nabijheid en verbinding met God toelaat. Het voelt zich niet meer van Hem gescheiden. Het voelt zich één met Hem en heeft toch het bewustzijn van zijn individueel bestaan. Het bezit zijn vrije wil nog, maar die heeft zich volledig aan de wil van God aangepast. Het is een gelukzalige staat van samenzijn, een voortdurend begeren en verschaffen van de liefde Gods. Het is de meest gelukzalige harmonie, onvermoeibaar gelukkig makend werkzaam zijn en eeuwigdurend opwaarts streven. Want de volmaaktheid heeft geen grenzen en voortdurend streven behoort ook tot de gelukzaligheid, omdat het nooit zonder resultaat is.
En deze hoogste graad van gelukzaligheid kan de mens op aarde al bereiken als hij het ernstig wil. Maar slechts weinig mensen streven ernaar. Slechts weinig mensen nemen het lot gelaten op zich dat hun is opgelegd om in korte tijd rijp te kunnen worden. Want ondanks ijverig werkzaam te zijn in liefde, moet de ziel gezuiverd worden door leed, wil ze het licht in alle volheid in zich kunnen opnemen. Ze moet op aarde strijden en veel leed en ontberingen verdragen. Ze moet de weg gaan die Jezus op aarde ging, liefhebben en lijden. Ze moet het kruis dragen tot het einde toe. Dan zal de ziel samensmelten met God. Ze zal één worden met Hem. Ze zal Zijn kind zijn en blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.4009
27 maart 1947
God is een milde maar rechtvaardige Rechter – Boete doen op aarde
Het is de in evenwicht brengende rechtvaardigheid Gods, dat de mensen die anderen kwalijk gezind zijn, vaak door hetzelfde kwaad worden getroffen en ze nog op aarde moeten uitboeten, wat ze aan zondeschuld op zich heeft geladen. Toch is het weer een genade wanneer hun op aarde de mogelijkheid geboden wordt, boete te doen en zij hun schuld niet in z’n hele zwaarte mee moeten overnemen in het rijk hierna, waar het heel wat moeilijker is vrij van schuld te komen. Op aarde kan de straf hun het onrecht laten zien, ze kunnen berouw hebben en daardoor makkelijker boete doen, terwijl in het hiernamaals het inzien heel wat moeilijker is en ze door kwellingen alleen maar steeds koppiger kunnen worden.
Maar niet altijd ziet de mens zijn onrecht in en heeft hij er spijt van, integendeel is hij er soms nog meer op bedacht de medemens schade toe te brengen ofschoon hij zelf de uitwerking van de kwade wil moet ondergaan. Maar dan is hij verhard en neemt hij zijn schuld mee over in het rijk hierna. Met het voorgaande moest worden begonnen om nu te kunnen begrijpen, waarom oneindig veel mensen groot leed hebben te dragen in de eindtijd, waarom ze vaak in bitterste nood geen hulp krijgen van de kant van de medemensen, want ook zij stonden gevoelloos tegenover de nood van de medemensen in tijden waarin ze konden helpen als hun de wil niet had ontbroken.
En als ze aan hun zonden en nalatigheden denken en op zichzelf kritiek uitoefenen, als ze zich nu zelf doorzien en berouw hebben over hun onrecht, zal ook de straf voor hen te dragen zijn en hun schuld kan op aarde al minder worden en dan is voor dezen ook de tijd van nood tot zegen, want die bracht hun genade, ze kunnen serieus bij zichzelf te rade gaan, tegenover God hun onrecht bekennen en Hem om vergeving vragen. En dan zal de grootte van de schuld waarlijk verkleind worden, want God is een milde Rechter, en waar Hij ziet dat de mens berouw heeft over zijn gedane onrecht, vermindert Hij zijn straf en vergeeft hem. Maar zonder zijn schuld toe te geven, kan hij geen vergeving vinden, omdat God wel een milde, maar rechtvaardige Rechter is.
Amen
BD.4012
31 maart 1947
Het belijden van Christus – Levend christendom
Wie zich tot de kerk van Christus rekent, moet Hem ook voor de wereld belijden als dat van hem wordt gevraagd. Hij mag Christus niet verloochenen. Hij moet voor Hem en Zijn leer uitkomen en hij moet zelf volgens Zijn leer leven. Hij moet aan het werk van verlossing geloven en door een leven in onbaatzuchtige naastenliefde zijn toebehoren aan Hem bewijzen. En dan kan hij pas een echte christen worden genoemd. Dan pas staat hij levend in het christendom, dat niet bestaat in een toebehoren aan een christelijke kerk, maar in de ware navolging van Jezus.
En de ware aanhangers van Zijn kerk zullen door de wereld zeer vijandig worden bejegend. Men zal ze vervolgen en onder bedreiging tot afval van de kerk van Christus willen dwingen. En dan moeten ze standhouden tegenover de wereld. Dan moeten ze openlijk voor Hem uitkomen, zelfs wanneer ze moeten vrezen hun lichamelijk leven daarbij te verliezen. Een dood voor Jezus Christus zal de ziel voor eeuwig tot leven wekken. Maar wie de wereld concessies doet, wie niet de moed heeft haar weerstand te bieden, zorgt wel voor zijn aardse leven, maar zijn ziel verkoopt hij en wat de wereld hem biedt heeft geen waarde voor de eeuwigheid.
En daarom zou de keus voor de mens eenvoudig moeten zijn, met het oog op het nabije einde, dat een verwoesting van alle materie zal brengen. En dan zal de mens die in en voor Christus leeft, alles opofferen. Geen bedreiging van de wereld zal hem schrik aanjagen of hem ertoe bewegen tegenover God een valse beslissing te nemen. Hij zal moedig en dapper zijn tegenover alle beschuldigingen van de wereld en dan zal ook de belofte van Jezus in vervulling gaan: “Wie Mij voor de wereld belijdt, die zal ook Ik voor mijn Vader belijden”. De mens zal de genegenheid van de eeuwige Liefde verwerven volgens Zijn belofte. Dan zal Hij zelf tot de mensen komen en hun het evangelie brengen. Hij zal in de harten der zijnen Zijn intrek nemen en ze zullen de grootste beloning in ontvangst mogen nemen. God zelf zal in de mens zijn en hem van het rijkste weten voorzien. Hij zal in het woord bij hem zijn tot aan het einde.
Amen
BD.4016
4 april 1947
“Ik klop aan en gij neemt Mij niet op”
Wie Mij niet aanhoort die berooft zich zelf van de grootste genade en eens zal het hem berouwen als hij tot het inzicht is gekomen wat mijn openbaring voor de mens betekent. Ik zelf daal af naar de aarde en buig Me over naar mijn schepselen, die niet de geringste poging doen om in mijn nabijheid te geraken. Ik spreek tot hen zoals een vader tot zijn kinderen spreekt, woorden van liefde, en tracht hun harten te winnen en mijn kinderen gelukkig te maken, doordat Ik hen onderricht en ze inleid in de eeuwige waarheid. Ik bied hun geestelijke rijkdom, een schat die onverwoestbaar is en die u ook alleen van Mij kunt ontvangen en waarvoor er ook geen vervanging is, noch op aarde noch in het hiernamaals, en die u het eeuwige leven verzekert. Voor de eeuwigheid neem Ik voorzorgsmaatregelen, dat ze voor u gelukzalig zal zijn, dat u zult leven en geen prooi zult worden van de geestelijke dood. En daarom kom Ik zelf tot u in het woord, omdat Ik u tot gelukzalige schepselen wil maken. En u neemt Mij niet op.
U laat Mij tevergeefs aankloppen en opent voor Mij niet de deur van uw hart, dat Ik graag wil bezitten omdat Ik u liefheb. En eens zult u inzien aan welk kostbaar genadegeschenk u geen aandacht schonk en het berouw zal groot zijn. Maar Ik kan u niet gebieden mijn woord aan te nemen, want u hebt een vrije wil en u zult over uzelf moeten beslissen. En ook het kostbaarste, mijn woord, moet Ik u zo aanbieden dat u niet gedwongen bent het aan te nemen. En daarom moet Ik het u op een manier overbrengen, dat u de goddelijke oorsprong wel zult kunnen geloven maar niet bewijzen, want een bewijs ervan zou geloofsdwang zijn, die Ik nooit toepas als u de graad van volmaaktheid dient te bereiken. Maar het wordt u gemakkelijk gemaakt te geloven dat het woord van Mij uitgaat, Die het Woord zelf ben van eeuwigheid. Want mijn woord leert alleen de liefde en wie ernstig onderzoekt, zal er ook alleen liefde in herkennen en de goddelijke oorsprong zal voor hem ontwijfelbaar zijn, want liefde bewijst steeds goddelijkheid omdat de Liefde en Ik één zijn.
Maar wie afwijst zonder te onderzoeken, die heeft ook geen verlangen naar Mij, naar de waarheid, naar de liefde, naar genade en naar het eeuwige leven. En hij zal het zelf moeten verantwoorden dat hij Mij geen gehoor schonk en hij zal zich ook weinig voorbereiden op de eeuwigheid. Hij zal voortleven zonder gedachten hoe zich zijn leven na de dood van het lichaam zal vormen. Hij zal alleen aan zijn aardse leven aandacht schenken en mijn stem zal hij niet vernemen omdat hij ze laat overstemmen door de stem van de wereld. En het einde zal komen, de dag waarop alles wordt weggeruimd en alleen diegenen gered worden die de mijnen zijn geworden, die mijn woord aannemen en er naar leven en dus een rijke genadeschat ter beschikking hebben die hen gelukzalig zal maken in het geestelijke rijk, in de eeuwigheid.
Amen
BD.4017
4 april 1947
Wat is geloof?
De mens moet door zijn geloof zalig worden. Wat echter is geloof? Wanneer kan de mens met recht van zichzelf zeggen dat hij gelooft? Worden hem geestelijke leerstellingen voorgelegd, dan zal hij daar nooit een bewijs voor kunnen verlangen of leveren, want het geestelijke valt buiten het bereik van de werking van zijn verstand en zal nooit bewezen kunnen worden. Dus moet de mens als hij gelooft, iets voor waar houden wat niet bewezen kan worden.
Toch wordt er van hem meer gevraagd als hij zalig wil worden, dan slechts blind geloof dat daarin bestaat dat de mens er niets tegen inbrengt – dus dat hij schijnbaar de hem aangeboden geestelijke leerstellingen aanneemt. Er wordt van hem gevraagd dat hij innerlijk daar geheel positief tegenover staat – dat hij een leer aanneemt waarvan hij innerlijk overtuigd is – zonder daarvoor een bewijs te hebben.
Deze innerlijke overtuiging zal echter steeds het resultaat zijn van een verstandelijke werking – het innemen van een standpunt omtrent dat, wat hem gevraagd wordt te geloven. En dat standpunt moet zonder uiterlijke dwang van hemzelf uitgaan. Een leerstelling moet hem als het ware zolang verstandelijk bezighouden hij moet het voor en tegen afwegen, totdat hij zich een eigen mening heeft gevormd waarvoor hij nu echter ook met overtuiging kan instaan, wanneer hij om een uitleg wordt gevraagd.
Een geloofsleer moet doordacht worden voordat ze feitelijk geestelijk bezit kan worden, daar men anders van een blind geloof moet spreken, dat voor God geheel waardeloos is. Tot welk resultaat de mens door nadenken komt, hangt af van zijn wil de waarheid te kennen en zijn verlangen naar God – dat hem ook onbewust tot liefdadigheid aanspoort. Maar God zal hem niet in dwaling laten ronddolen die ernstig de waarheid zoekt, als hij zich door zijn levenswandel waardig toont de waarheid te ontvangen.
En omdat in de wereld de dwaling verspreid is daar de leugenvorst overal duisternis tracht te verbreiden en ieder licht zou willen doven, is het begrijpelijk, dat de dwaling onder de mensheid sterk om zich heen heeft gegrepen – omdat God de vrije wil van ieder persoonlijk respecteert, en ook Zijn heilig woord, dat de zuiverste waarheid garandeert, aan de vrije wil van de mensen is overgeleverd.
Derhalve moet het aan de wil van de mens overgelaten worden wel of niet te geloven, wanneer hij de afzonderlijke leerstellingen onderzoekt en daarover een standpunt inneemt. Om dit echter met overtuiging te kunnen moet hij in ieder geval een onderzoek instellen, dat wil zeggen: hij moet zich er in gedachten mee bezig houden. En als nu zijn verlangen echt is en hij de voorwaarden die God stelt om hem geestelijke gaven te kunnen geven, nakomt, dan zal ook zijn denken verlicht worden en het hem helder en duidelijk zijn waarvoor zijn hart zich positief instelt – en dan kan hij ook zonder bewijzen overtuigd zeggen: “Ik geloof!”
Op welke andere manier zouden overigens dwaalleren als zodanig herkend kunnen worden, en hoe zou God wel verantwoording van de mensen kunnen eisen als het Zijn wil zou zijn dat de werkzaamheid van het verstand uitgeschakeld wordt en daarvoor een onvoorwaardelijk blind geloof in de plaats komt? Dan zouden niet de mensen verantwoordelijk zijn, doch alleen de weinigen die deze leer proberen te verbreiden, die iedere tegenstand tegen zich onmogelijk willen maken door de eis blindelings te geloven.
Maar Gods wil is dat niet. Want juist door de activiteit van het denken begint ook pas de arbeid aan de ziel, waaraan in het eerste geval meestal geen aandacht wordt geschonken. Door het denkend bezig zijn wordt pas de verbinding met het geestelijke rijk tot stand gebracht, en de lichtwezens kunnen dan in actie komen en met hun eigenlijke werkzaamheid om te onderwijzen beginnen, wat echter onmogelijk is als de mens blindelings gelooft.
Maar de mens die beproeft zal zeker tot een bevredigend resultaat komen, als het waarheidsgetrouwe weten hem ernst is – als het hem erom gaat zijn standpunt in te nemen over God en over zijn ziel. Want God laat hen niet in duisternis die het licht zoeken. En steeds zal het resultaat van zijn denken de mens bevredigen, als hij het verworven heeft na gelovig gebed tot God. Want Die alleen kan hem opheldering geven of en wanneer hij juist denkt. Gelooft hij aan een God van liefde, wijsheid en almacht – dan is dat helemaal voldoende om ook een overtuigd geloof te verkrijgen in leerstellingen die van God zijn uitgegaan, evenals om ook te kunnen onderkennen wat door mensen toegevoegd werd en in hoeverre dit met de waarheid overeenkomt. Want God als de eeuwige Waarheid zal hem steeds helpen en orde brengen in zijn denken. Hij zal hem oordeelsvermogen geven – als hij slechts gewillig is het juiste in te zien en zich voor de waarheid – voor dat wat hij als waarheid inziet – in te zetten tegenover zijn medemensen. Want God wil dat de waarheid verbreid wordt, omdat die alleen ten hogen voert en zalig maakt.
Amen
BD.4020
9 april 1947
Het twijfelen aan Gods openbaringen – Natuurelementen
Hoe dringend is voor u de schenking van mijn woord. En hoe zelden vindt het geloof. Voortdurend laat u zich door twijfels plagen over de waarheid van datgene, wat u door mijn dienaren wordt overgebracht. U wijst af wat u niet aannemelijk voorkomt en wat toch onafwendbaar is volgens voorbeschikking van eeuwigheid. U, die een gewekte geest hebt, wordt door Mij ingewijd in mijn heilsplan, opdat u de tijd van het einde zult herkennen en ook uw medemensen op het einde zult kunnen wijzen. Ik geef u de tekens aan en heb vanaf het begin van deze verlossingsperiode de uitwerking van het geestelijke dieptepunt voorspeld, om u de mogelijkheid te geven u voor te bereiden, opdat het einde voor u gelukzalig moge zijn.
Doch mijn aankondigingen worden niet serieus genomen, dus openbaar Ik me steeds weer, en wel niet alleen door het woord, dat van Mij uitgaat en van Mij getuigt, maar Ik wil ook herkenbaar zijn voor diegenen, die mijn woord geen geloof schenken, die zich niet door mijn dienaren op aarde laten onderrichten en die ook geheel ongelovig tegenover de voorspellingen van een nabij zijnde einde staan. Hen wil Ik op een andere manier naderbij komen. Aan hen wil Ik me openbaren als de Heer der schepping, tegenover wie geen menselijke wil kan standhouden.
Ik wil hen confronteren met de Macht, die door menselijke wil niet kan worden gebroken of overwonnen. Ik wil tot hen een taal spreken, die duidelijk verneembaar is. Met donderstem wil Ik spreken en de elementen der natuur zullen Mij gehoorzamen en van Mij getuigen. En dit is het laatste woord dat Ik spreek om hen aan te manen, om dan de gebeurtenissen hun gang te laten gaan tot aan het einde toe. En deze laatste uiting van mijn macht en kracht is een genade voor de gehele mensheid, maar slechts voor een klein aantal zal ze ook nog doeltreffend zijn. Want wie Mij niet erkent, ziet ook niets buitengewoons in het geweldige natuurgebeuren, maar eenvoudig een spel van de natuur, zelfs wanneer hij inziet, dat hij over dit spel niets te zeggen heeft.
En toch geef Ik mijn plan van eeuwigheid niet op en Ik maak het steeds weer bekend, dat Ik me zal laten zien door een natuurcatastrofe van een omvang, die de wereld nog niet heeft meegemaakt. En waarom Ik het doe?
De tijd snelt het einde tegemoet. De mensen gaan besluiteloos en traag door het leven. Ze begrijpen de ernst van de tijd niet en daarom moeten ze gestoord worden. Ik zelf wil dichter bij hen komen, want in de grote nood, die het lichaam betreft als ze de dood voor ogen zien, zal in hen toch de gedachte aan de Schepper opduiken en een paar zullen de weg naar Mij vinden en hem begaan. En omwille van deze weinigen zal vervuld worden, wat verkondigd is in woord en geschrift.
Wel zullen talloze mensen hun leven verliezen en in onvolmaakte toestand het rijk hierna binnengaan, maar voor hen wil Ik een milde rechter zijn en het laatste offer, dat ze Mij brengen door hun vroege dood, meetellen, doordat Ik hen de beste mogelijkheden aanbied om rijp te worden in het geestelijke rijk en hen ondersteuning verleen op elke manier.
Maar onherroepelijk zal Ik spreken door de natuur en u allen zult getuige zijn en u kunnen overtuigen van de waarheid van mijn woord, dat zuiver en duidelijk van boven komt, omdat het mijn wil is, dat u niet onvoorbereid iets meemaakt, wat zo geweldig is, dat dit het denken van allen zou moeten schokken, als ze nog maar een beetje geloven in een Schepper en Behouder van de hemel en de aarde.
Maar wie met Mij verbonden is, zal niet twijfelen aan mijn woord. Want Ik uit me door mijn dienaren op aarde en wil, dat mijn woord zal worden doorgegeven en als zuivere waarheid aangenomen en dat elke twijfel uit de harten der mijnen wordt verbannen, omdat Ik het zelf ben, die zich uit en nooit zal dulden, dat mijn woord, met dwaling vermengd, tot de mensen komt, die van goede wil zijn, die Mij willen dienen en daarom als arbeider in mijn wijngaard door Mij in dienst zijn genomen voor de laatste tijd voor het einde.
Amen
BD.4026
20 april 1947
Wezens van de stralende hemellichamen – Engelen – Kindschap Gods
In welke overvloed de eeuwige Godheid Haar liefdekracht in de oneindigheid uitstraalt, kan door een mens niet in zijn volle omvang beseft worden, zolang hij nog op aarde vertoeft, want hij kent alleen maar de hem zichtbare scheppingen, die slechts een nietig deeltje van de totale schepping uitmaken. God echter behoudt de hele schepping door het doen toekomen van Zijn liefdekracht. Ontelbare scheppingswerken zijn derhalve dragers van Zijn kracht, ontelbare hemellichamen dragen wezens die daarop belichaamd zijn, wier leven door het toestromen van Zijn kracht verzekerd is. En aan al deze wezens laat Hij zich zien als Schepper en Behoeder, zodra ze een bepaalde graad van rijpheid bezitten, die hun het vermogen oplevert om zaken te doorzien. Meestentijds zijn het wezens van hogere intelligentie, niet te vergelijken met de mensen van deze aarde, die weliswaar op een lagere trap van ontwikkeling staan, echter het hoogste doel dat mogelijk is, kunnen bereiken: het kindschap Gods, dat op andere scheppingen niet mogelijk is te verwerven. Maar in kennis en inzicht zijn ze verder gevorderd dan de mensen van deze aarde.
Ze worden door geestelijke wezens uit het lichtrijk geleid en op een ver gevorderd niveau van weten gebracht, ze zijn ook in staat dit weten te benutten en zijn geestelijk uitermate actief, omdat in hen de opvatting van gelijkheid en harmonie sterk ontwikkeld is en ze elke ongelijkheid als gebrek aan rijpheid en gebrek aan geestelijke betekenis van de schepselen aanzien. En ze proberen dit op te heffen door ’n weten over te dragen dat hun wordt toegestuurd op een manier dat het door hen ook als van goddelijke oorsprong herkend en erkend wordt. Dus zijn die wezens ook met God verbonden, die zij als hoogste Geest van eeuwigheid erkennen, beminnen en aan wiens wil zij zich proberen aan te passen. Hun levenswandel is ook in overeenstemming met Gods wil, in zoverre dat die niet in liefdeloosheid wordt geleid, veeleer broederlijke liefde de wezens steeds met elkaar verbindt, die hun hoogste plicht zien in het uitdelen aan diegenen die niet bezitten wat hen gelukkig maakt. Dus staan ze zogezegd ook in het licht.
(20 april) En toch zijn het wezens die nog tot volle ontwikkeling moeten komen, die de weg naar de hoogste voltooiing nog moeten gaan, want wat zij bezitten is niet door eigen werkzaamheid van de wil verworven, maar hun als voorstadium gegeven om tot deze vrije wilsproef te komen als ze een andere ontwikkelingsgang gaan dan de mensen van deze aarde, wier zielensubstanties zich vanuit de diepte omhoog moesten ontwikkelen ten gevolge van hun vroegere afval van God. Er zijn ook oer geschapen geestelijke wezens die God niet ontrouw waren, maar hun wil nog niet hebben beproefd in dit opzicht, dat hun alle prikkels van de tegenstander van God voor de geest worden gesteld en zij hieraan weerstand moeten bieden. Pas dan heeft een wezen de weg naar de hoogste volmaaktheid betreden, als het deze proef op aarde heeft doorstaan.
Er bestaan ontelbare scheppingen, ontelbare graden van rijpheid kunnen worden bereikt door het leven op deze scheppingen, ontelbare mogelijkheden worden voor de geestelijke wezens ontsloten en alle zijn het scholen van de geest, echter verschillend in het werkzaam zijn en de omstandigheid ervan. En de wil van God om vorm te geven heeft geen grenzen en Zijn gedachten worden ononderbroken omgezet in daden, in vormen en de kracht van Zijn liefde brengt deze vormen, die alleen door Zijn wil duurzaam gemaakte gedachten zijn, ononderbroken tot leven.
Alle wezens van de geschapen hemellichamen zijn gelukkig en toch is de staat van geluk verschillend en begrensd. Maar leed is alleen op de aarde de metgezel van de ziel en in sterkere mate in de gebieden in het hiernamaals, waar de zielen vertoeven die hun aardse levensproef niet hebben doorstaan, die faalden in vrije wil, terwijl de wezens van de stralende hemellichamen God nooit serieus weerstand hebben geboden en daarom ook het leed van hen wordt weggehouden, tot ook zij de weg over de aarde gaan om de wilsproef af te leggen, om de hoogste graad van volmaaktheid te bereiken.
Gods liefde, licht en kracht vult de hele oneindigheid en onvoorstelbaar voor de mens zijn de veelzijdigheid van al die scheppingen, het leven van de bewoners en de ontwikkelingsmogelijkheden die het geestelijke geboden zijn om onuitsprekelijk zalig te worden. Het hele universum is vervuld met de kracht van God, het zichtbare en het onzichtbare heelal is een product van de wil van Zijn liefde, het is geschapen voor het rijp worden van het nog onvolmaakte geestelijke en voor de positieve ontwikkeling van datgene, wat in de diepte verdwaald is en naar God terug moet keren. De aarde heeft echter een bijzondere bestemming – alleen die biedt de mogelijkheid aan het op haar belichaamde geestelijke om het kindschap Gods te bereiken, de hoogste graad van volmaaktheid; en daarom moeten ook de zuiverste engelen deze weg gaan om kinderen Gods te worden, wat het doorstaan van een wilsproef vereist, die alleen maar op aarde kan worden afgelegd. Dan echter zullen er meest gelukzalige wezens verblijven in Gods nabijheid, die volmaakt zijn en scheppen kunnen en vorm geven in vrije wil, die ook Gods wil is, door gebruik te maken van de kracht uit God, zoals het in ’t allereerste begin zo was voorbestemd.
Amen
BD.4027
21 april 1947
Een zeker teken van het einde – De kleine schaar van strijders voor God
Dat de tijd nu vervuld is kan men al daaraan zien, dat mijn strijders slechts sporadisch te vinden zijn. Mensen, die zo opgaan in hun liefde voor Mij, in de liefde tot de waarheid en het goede, dat zij geen vaste verbinding met de wereld meer hebben maar in voortdurend contact blijven met Mij in gedachten, of door liefdadigheid. Mensen die zich inzetten voor hun geloof, en de behoefte hebben de zielen van hun medemensen te winnen voor mijn rijk en mijn leer. Die daarom strijden met het zwaard van de mond en voortdurend vervuld zijn van mijn geest, en in wie Ik zodoende zelf kan werken.
Van dezen zullen er niet veel te vinden zijn. En waar zij vertoeven, daar zullen zij onopgemerkt hun weg gaan of zelfs aangevallen worden. En dat is een zeker teken van het einde, dat de mijnen maar een kleine kudde vormen. Waarvoor Ik echter een goede Herder ben die Zijn schaapjes tezamen houdt. Die ze behoedt, zodat geen van hen verdwaalt of verloren gaat.
Van de mijnen laat Ik er geen meer ontsnappen, want zij zullen elkaar vinden en een kleine gemeente vormen. Zij zullen daarin hun hoogste bevrediging vinden dat Ik hen in mijn dienst genomen heb. Dat Ik ze met de missie vertrouw, mijn steun te zijn in de laatste tijd voor het einde.
Die goed en oprecht zijn, dat zijn mijn strijders. Want de goede wil en het verlangen naar de absolute waarheid kenmerkt mijn strijders, die ook de laatste strijd zullen doorstaan, omdat Ik ze nimmermeer zal verlaten. En die ook Mij niet verlaten, maar in Mij de liefdevolle Vader zien die Zijn kinderen geen verlies laat lijden, ook al komen zij in aardse noden ten gevolge van hun standvastigheid. Die Mij als hun Vader van eeuwigheid beschouwen, zullen ook Vaderlijk verzorgd worden als deze tijd vervuld is. Zij zullen als mijn ware kinderen in het paradijs binnen gaan, en zij zullen de zalige en vredevolle tijd op de nieuwe aarde beleven. Want die zal volgen na de laatste strijd op de oude aarde, zoals voorzien is sinds eeuwigheid.
Ik zal de mijnen vergaderen op de jongste dag, de weinige mensen die Mij trouw blijven in de tijd van strijd die er aan vooraf gaat. Die Mij erkend hebben en Mij daarom nimmermeer kunnen opgeven.
Ik zal ze tot Mij halen zoals Ik het verkondigd heb. En u mensen kunt zodoende met zekerheid het aanstaande einde verwachten als u om u heen ziet, en er maar weinige vindt die Mij zo diep in het hart dragen dat zij gestadig over Mij en over geestelijke dingen spreken, waarvoor de medemensen echter maar weinig begrip hebben.
Ik zelf vertoef echter waar van Mij gewag wordt gemaakt in gesprekken, en Ik ding naar de zielen van hen, die nog ver van Mij verwijderd zijn. Opdat het getal van de mijnen nog een beetje wordt vermeerderd voordat de tijd vervuld is. Want die zal het laatste einde brengen, dat wil zeggen: de ondergang van de oude aarde en tenslotte het gericht, zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
BD.4028
22 april 1947
De kerk van Christus – Wereldlijke organisaties
Die tot mijn kerk behoren zullen elkaar vinden en zich nauw aaneensluiten, en hun wil zal steeds zijn in de waarheid te wandelen, in de liefde te leven en Mij te dienen in tijd en eeuwigheid. Want zij dragen mijn geest in zich, zij hebben de geestesvonk die een deel van Mij is in zich tot leven gewekt, en zo zijn ze tot leden van mijn kerk geworden die Ik zelf gegrondvest heb. En Ik zal hen voor eeuwig zegenen.
Wie in de waarheid leeft, dat wil zeggen: wie door mijn geest in zich wordt onderricht, die weet ook dat liefde en geloof de fundamenten zijn van mijn kerk. Hij weet ook hoe Ik mijn woorden: “Jij bent Petrus de rots, op jou wil Ik mijn kerk bouwen”, wil hebben opgevat. Hij weet verder dat daar geen organisatie door mensen opgericht onder te verstaan is. Maar dat integendeel mijn kerk alle mensen omvat die de juiste verstandhouding met Mij tot stand hebben gebracht, door hun wil en hun liefde tot Mij en hun naaste.
Ik vraag van de mensen alleen het nakomen van mijn gebod van de liefde en een sterk geloof. En aan hen die in Mij geloven heb Ik de eeuwige zaligheid beloofd, het eeuwige leven. In Mij geloven betekent echter mijn leer aan te nemen als goddelijk en in overeenstemming daarmee te leven.
Hun allen beloofde Ik het eeuwige leven. En dus moeten zij ook tot mijn kerk behoren, tot de gemeenschap van gelovigen die Ik mijn kerk noem. Is het echter nodig dat ze zich daartoe wereldlijk aaneensluiten, wat tot stand wordt gebracht door het lidmaatschap van een organisatie die van wereldlijke zijde is uitgegaan?
Deze vraag is van zo groot belang dat ze diepgaand overwogen moet worden. Er bestaat geen organisatie die zich er op zou kunnen beroemen door Mij gesticht te zijn. Toch kan iedere organisatie zich geheel en al bij de door Mij gestichte kerk aansluiten. En als de leden worden tot de rots van het geloof, kunnen zij zich dus als tot mijn kerk behorend gevoelen.
Op de eerste plaats moet in een organisatie het karakter van mijn kerk overheersen. De aanhangers moeten van het diepste geloof in Mij vervuld zijn. Dan omvat dus ook de wereldlijk gestichte kerk mijn gelovigen en dezen kunnen anderzijds zich in iedere gemeenschap als kandidaat van mijn rijk beschouwen, want op die manier behoren zij tot mijn kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht.
Mijn woorden zijn zuiver geestelijk bedoeld, dat wil zeggen: ze behelzen alleen een aanmaning om onwrikbaar te geloven, en hiervan afhankelijk is dus alleen weer het werkzaam zijn van de geest, dat het zekerste kenteken van mijn kerk is. Want wie het juiste geloof heeft, die heeft ook de liefde, omdat het juiste geloof alleen levend is door werken van liefde.
Het teken van leven is de uiting van mijn geest in de mens. Wie dus door de geest wordt onderricht, wie vervuld is van mijn waarheid, die kan zich met recht rekenen tot mijn kerk. Hij behoort tot de mijnen en hij zal ook met volle overtuiging voor mijn leer opkomen. Want hijzelf heeft haar met hart en verstand aangenomen, ze heeft zijn geloof versterkt en hem vrij en gelukkig gemaakt – en de liefde zet hem er nu toe aan zijn medemensen hetzelfde te willen geven.
Het is nu echter helemaal geen voorwaarde dat een wereldlijk kerkelijke organisatie de mensen pas tot kandidaten voor het geestelijke rijk maakt, want Ik kijk alleen naar het hart, de wil van de mens en zijn gedachten. Richten ze zich verlangend naar Mij, dan heeft de mens Mij ook reeds gevonden. Dwalen ze echter van het ware geestelijke af, dan zal ook een kerkelijke organisatie geen verandering teweeg brengen, want wat onder dwang geschiedt, heeft in mijn ogen geen waarde.
Het verlangen naar Mij kan in die mens echter alleen worden opgewekt door het aannemen van mijn woord. En dat is de reden waarom Ik de wereldlijke kerkorganisaties niet veroordeel, integendeel hen zelfs nog ondersteun, maar alleen in zoverre de levenswandel van de bij hen werkzame leerkrachten overeenstemt met mijn geboden. En behoort er een van hen tot de door Mij gestichte kerk, dat hij dus vast en onwankelbaar aan Mij, aan mijn liefde, macht en wijsheid gelooft, dan vervul Ik hem ook met mijn geest, opdat hij met succes kan inwerken op de kleine groep van zijn gemeente. Opdat, zo ze mijn woord begeren, zij het ook ontvangen, want alleen daardoor kunnen ze tot geestelijke rijpheid komen.
Maar toch is het veel verdienstelijker als de mens vanuit zichzelf om Mij worstelt en Mij zoekt. Als hij op zijn innerlijke stem let, die hem altijd het goede bekend zal maken en die hem ook zal aansporen om in de liefde werkzaam te zijn. Volgt hij deze innerlijke stem, dan komt hij beduidend eerder dichter bij Mij, want hij neemt het op in zijn hart en leeft er ook naar. En die mens zal dan waarlijk tot de kerk van Christus behoren, die onoverwinnelijk is. Hij zal zelfs de sterkste stormaanvallen die de helse krachten nog op het einde ondernemen, weerstaan.
Want ook deze belofte heb Ik de mensen gegeven, dat de poorten der hel haar niet zullen overweldigen, omdat mijn kerk onveranderlijk is en bestaan blijft tot het einde. Zij zal ook het fundament zijn van al het geestelijk streven op de nieuwe aarde. Daar zal iedereen tot mijn kerk behoren, omdat alleen de diepgelovige mensen die Mij boven alles liefhebben deze nieuwe aarde zullen bewonen, terwijl al het andere afvalt omdat zij alleen leden zijn van wereldlijk kerkelijke organisaties, aan wie het innerlijke leven ontbreekt.
Amen
BD.4029
23 april 1947
De antichrist gecamoufleerd als brenger van het heil – Maatregelen tegen al het geestelijke
Dat is de geest van de antichrist, die onder de dekmantel van een heilbrenger tot de mensen komt, maar wiens wil toch helemaal van God is afgekeerd in zover dat hij een God van liefde niet accepteert, evenals hij trouwens het geestelijke afwijst als bovennatuurlijk en daardoor niet bewijsbaar en dus niet bestaand. En het wezen van Christus zal hem ook zo vreemd zijn dat hij niet in Zijn verlossingswerk en Zijn missie op aarde geloven zal, en hij Hem daarom tracht voor te stellen als een fantasie figuur, en alle voorzorgsmaatregelen treft deze Persoon uit de harten van de mensen te verdringen. Zijn eigen wezen stemt niet overeen met het wezen van Christus, daarom is het begrijpelijk dat hij Hem als vijand beschouwt en dus ook bestrijdt.
De te verwachten antichrist is een persoonlijkheid die uit het kader van het natuurlijke naar voren treedt. Hij is een buitengewoon begaafd mens en zijn bijzondere kracht ligt in zijn plan van wereldorde, in, zijn buitengewoon optreden tegenover hen die de verantwoording dragen voor het welzijn van het volk. Daarom zal hij groot succes behalen, want men wil hem de opperheerschappij waar hij naar streeft, toekennen. Men verwacht dat van hem ingrijpende veranderingen zullen komen ten gunste van het algemeen, daarom zullen hem alle werelds gezinde mensen aannemen en hij zal die bevoorrechte positie uitbuiten voor allerlei maatregelen. En in het bijzonder zal hij optreden tegen de geest van het bovennatuurlijke, tegen alle religieuze organisaties evenals ook tegen de kerken of geestelijke stromingen die Jezus Christus en Zijn leer tot grondslag hebben. Want hij zal de naastenliefde als een toestand van zwakte voorstellen die onder alle omstandigheden bestreden moet worden.
Wie met zijn streven instemt geldt evenzo als antichrist en is dus tegenstander van God, hij zal zich ook liefdeloos gedragen tegen zijn naaste en daarom ook in een geestelijke blindheid voortgaan, want hij behoort tot het rijk van satan. Als heerser over velen zal de antichrist groot oproer verwekken door zijn maatregelen, die alle menselijkheid missen en alleen proberen haat en onvrede onder de mensen te stichten om de liefde te verstikken en de mensen in grote geestelijke nood te dompelen.
Maar dan is de reactie van God hoognodig, en dit verklaart het werkzaam zijn van God door Zijn dienaren op aarde, want ook Hij moet op aarde te herkennen zijn voor hen die tot Zijn kamp behoren. Hij moet dus evenzo op buitengewone wijze te werk gaan opdat Hij niet afgewezen wordt, maar erkend kan worden, als de mensen maar gewillig zijn de juiste weg te gaan. Als zij zich maar bewust of onbewust tot de Schepper van hemel en aarde wenden, om aan Hem hulp te vragen in geestelijke nood. En dan is ook het worstelen van het goede tegen het kwade bijzonder heftig, want het uur van het einde komt steeds dichterbij en de scheiding van de geesten moet zich voltrekken tot aan de jongste dag.
En deze scheiding kan alleen plaatsvinden als de mensen serieus voor de keus gesteld worden God te erkennen of Hem te verloochenen. Die vraag zal hen tot een beslissing dwingen, en om haar kracht bij te zetten treedt de tegenstander van God openlijk naar voren doordat hij zijn afgezanten op aarde beïnvloedt maatregelen te treffen en door te voeren die ’n Godvijandig denken verraden En zo begint het laatste gevecht op deze aarde, de geloofsstrijd, de strijd tegen Christus, met het gevolg dat de mensen zich nu definitief moeten uitspreken: voor of tegen Hem. En dan komt ’t laatste oordeel, want in vrije wil wenden zij zich nu naar God toe of van Hem af, en voor die vrije wil moeten zij zich ook verantwoorden.
Deze strijd is onafwendbaar en brengt duidelijk het wezen van de antichrist aan ’t licht. Daardoor kan de gehele mensheid duidelijk het denken en handelen doorzien van hem, die onder het masker van een heilbrenger optreedt om zijn afschuwelijke plannen ten uitvoer te brengen, die openlijk vecht tegen God en daarom weer voor een lange tijd in de aarde gebonden wordt, vanwaar hij zich niet eerder vrij kan maken tot de mensen hem weer behulpzaam zijn en door hun valse liefde tot de materie de ketenen van satan weer losser maken.
Maar Jezus Christus zal nooit verdrongen kunnen worden, Hij zal overwinnaar blijven op de jongste dag en Zijn leer zal alle liefhebbende harten vervullen. Zijn getrouwen zullen Zijn liefdeleer met zich meenemen als zij weggenomen worden, en zodoende zal ook Zijn leer op de nieuwe aarde als geestelijke kennis hoog worden gehouden. Ze zal zich ten volle ontplooien en daardoor zullen de mensen de hoogste kennis bezitten en in de innigste liefde tot God ontbranden. En door de tegenstander van God kan ze nooit meer verdrongen worden omdat hem iedere macht is ontnomen voor een lange tijd.
Amen
BD.4031
27 april 1947
Het tot overeenstemming komen van de ziel en het lichaam met de geest
Wat u in staat bent te horen door middel van de innerlijke stem, is belangrijk voor ziel en lichaam en moet dus door beide in acht worden genomen. Dat wil zeggen: de ziel – het denken, voelen en willen van de mens – moet daardoor worden aangespoord en ook het lichaam moet worden overgehaald, gevolg te geven aan datgene wat de ziel nu denkt, voelt en wil. Het lichaam kan ondanks wat de ziel voorstelt toch weerstand bieden. De mens kan, ofschoon hij innerlijk ervan overtuigd is anders te moeten handelen, toch uitvoeren wat weliswaar bevorderlijk is voor het lichaam, maar schadelijk voor de ziel. Dan is het inzien van het juiste wel voorhanden, maar de wil te zwak om het in daden om te zetten. De wil hoort weliswaar bij de ziel, maar de wil is doorslaggevend voor het doen van het lichaam.
Is de wil nu sterk genoeg, dan brengt hij het lichaam ertoe handelingen te verrichten die bevorderlijk zijn voor de ziel. Dan trekt de ziel in zekere zin het lichaam mee in het geestelijke rijk. Ze is niet meer materieel gezind, dat wil zeggen: aardse begeerten hebben niet meer het overwicht, ofschoon de mens nog op aarde leeft en steeds weer de strijd ermee heeft te doorstaan.
Maar de geest in de mens trekt de ziel geweldig aan. En is het haar eenmaal gelukt krachtens haar wil het lichaam af te houden van zijn streven naar de wereld, is het haar eenmaal gelukt lichamelijk verlangen af te zwakken en de ziel goedgunstig te stemmen, dan verwijdert het lichaam zich steeds meer van het aardse. Dat wil zeggen: het vertoeft nog wel in de oude omgeving, doch zijn begeren is alleen maar zwakker geworden en zal tenslotte alleen nog uitgaan naar datgene wat de ziel het overbrengt.
Ook het lichaam zal zijn voldoening vinden in het vertoeven in het geestelijke rijk. En het tot overeenstemming komen van de ziel en het lichaam met de geest kan nu veel gemakkelijker plaatsvinden dan voorheen, waar de ziel nog met het lichaam moest worstelen, dat wil zeggen: waar haar wil nog te zwak was om weerstand te bieden aan de genoegens van de wereld en het streven naar aards goed de overhand hand. Maar deze strijd moet voorafgaan, daar anders de geest in de mens zich geen gehoor kan verschaffen, daar anders de mens ook niet in staat is de fijne stem van de geest te horen.
En daarom komt u mensen voortdurend de dringende aanmaning toe: sla op het wereldse zo weinig mogelijk acht, put uit de Bron van het leven, laat de geest in u spreken die u heel wat meer kan geven dan de wereld u aan vreugden en genoegens geven kan. Richt al uw denken, voelen en willen op het geestelijke rijk, zo vaak als u hiertoe in staat bent. Verricht ook de aardse werkzaamheden met een naar boven gerichte blik. Laat uw gedachten vaak omhoog zweven. Roep God aan en beveel u aan in Zijn liefde en genade. En uw streven zal steeds geestelijker worden. Het aardse zal alleen nog in zoverre indruk op u maken als het voor de instandhouding van het lichaam beslist noodzakelijk is. En uw ziel zal rijp worden aan inzicht. In u zal het licht worden en een hemelse rust zal uw hart binnentrekken, want u hebt de wereld overwonnen.
Amen
BD.4033
30 april 1947
Het uur van de dood – Verklaring voor het lijden
U weet nooit hoe uw einde is. En daarom moet u elke dag de barmhartigheid van God aanroepen, opdat die zich naar u toe mag wenden in het uur van de dood. Zelfs als u leeft naar de wil van God, kan uw einde zwaar zijn als dit ertoe moet dienen u geheel te ontdoen van afvalsubstanties en voor eeuwig vrij te maken. Gods wijsheid en liefde gaan naar u uit tot in het laatste uur op deze aarde, en als uw ziel nog vatbaar is voor verandering, wordt u daartoe nog gelegenheid gegeven in het uur van de dood.
Daarom moeten aan God toegewijde mensen vaak lichamelijk lijden, waarvoor de mensen geen verklaring vinden omdat zij er de liefde van God niet in kunnen zien. En toch is het de liefde van God die dat leed over de mensen laat komen, omdat leed het beste middel is om rijp te worden en het in korte tijd de ziel nog die graad kan opleveren, die nu in het hiernamaals toelaat met licht doorstraald te worden. En de ziel is haar Schepper dankbaar als zij vrij geworden is en Gods liefde en erbarmen beseft. En zo moet alle lijden als een bewijs van de liefde van God worden gezien en zelfs het einde is gelukzalig als het met leed gepaard gaat, ook al lijkt het niet zo. De ziel maakt zich dan wel met pijn van het lichaam los, stijgt echter dadelijk op in het rijk van de zalige geesten. Zij verlaat niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk de aarde en neemt ook de uitgerijpte substanties van het lichaam mee, want elke graad van lijden op aarde lost het omhulsel op dat de ziel nog omsluit.
En zalig is de mens die zich nog op aarde totaal kan vrijmaken van het onrijpe geestelijke, want hij heeft het aardse leven benut voor de verlossing en hij verzet zich ook niet meer tegen de wil van God. Hij zal in het uur van de dood wel worstelen om de vrede van zijn ziel, nooit echter het lichamelijke lijden als onrechtvaardig ervaren. Zijn ziel weet dat het afloopt, dat er ook aan het lichamelijke leed een einde komt en dat de ziel uit dit leed haar voordeel trekt, ook al is zij niet meer in staat dit inzicht aan het lichaam over te brengen. Het lichaam laat echter de ziel los zodra het de volmaaktheid van de ziel voelt, omdat dan zijn opdracht vervuld is deze ziel een verblijfplaats te hebben verschaft. Het uur van de dood kan voor u allen zwaar zijn. Het kan voor u echter ook een zacht inslapen zijn om dan in het lichtrijk te ontwaken, wanneer u geen leed meer nodig hebt. Wanneer de ziel zich reeds op aarde met God heeft verbonden en Hij haar nu thuis haalt in Zijn rijk – in uw vaderhuis – om u zalig te maken. U weet echter niet hoe uw einde is. Vraag daarom God om erbarmen. Vraag Hem om Zijn genade en kracht, als God voor u nog lijden nodig acht, en u zult ook het uur van de dood verdragen. Alleen uw lichaam zal lijden, de ziel echter zal vol vreugde het lichaam verlaten en opwaarts zweven in de sferen van het licht.
Amen
BD.4034
2 mei 1947
Aankondigingen door zieners en profeten
Wat Ik u, mensen door zieners en profeten verkondig, moet serieus worden genomen. Zo is mijn wil en wilt u mijn wil vervullen, neem dan niet lauw en onverschillig aan wat mijn liefde u biedt. En onverschillig bent u als u mijn woord wel aanhoort, echter uw leven niet inricht overeenkomstig mijn voorzegging, als u niet serieus een verandering van uw wezen nastreeft en mijn gebod van de liefde nakomt. Door mijn aankondigingen wil Ik u waarschuwen voor een nutteloos leven, Ik wil u aanmanen de tijd nog te benutten die u nog blijft tot aan het nabij zijnde einde, Ik wil u aansporen om geestelijk te streven en al uw gedachten geestelijk te sturen opdat u helemaal rijp wordt in de tijd die u nog op aarde vertoeft.
Als u echter mijn woord, mijn profetieën niet ernstig neemt, laat u al deze aanwijzingen aan uw oren wegsterven en mijn aanmanen en waarschuwen was vergeefs. En als dan het uur komt waarop u wordt weggeroepen, zult u slechts op een geringe getuigenis van een goed leven aanspraak kunnen maken, want u hebt op aarde gefaald en mijn liefdevolle vaderhand niet gegrepen, toen die u werd aangeboden.
Als u een geestelijke begeleider hebt, zal u zich ook onvoorwaardelijk aan hem moeten toevertrouwen, want hij leidt u zeker juist. Maar nu in de eindtijd wil Ik zelf uw leider en begeleider zijn en als u Mij maar een beetje vertrouwen schenkt, hoeft u waarlijk niet meer zelf voor uzelf te zorgen, lichamelijk noch geestelijk, want deze zorgen neem Ik zelf over alleen zult u er op moeten letten dat u voortdurend kracht van Mij in ontvangst neemt die u de weg ten hogen verzekert.
En deze kracht kan alleen tot u komen in de vorm van mijn woord. Als u zich nu door dit woord op de hoogte stelt van wat komen gaat, is dit een zeer grote genade voor u, want u hebt nu de mogelijkheid u door een juiste levenswandel mijn genegenheid te verwerven, in zo’n mate, dat Ik nooit meer van u weg ga, dat Ik u vastpak en ten hogen optrek.
Maar nu doe Ik het heel erg dringend, omdat u geen lange tijd meer overblijft om uw ziel te veranderen. En daarom kom Ik met elke openbaring, met elke kennisgeving, dichter bij u en roep u, en als u de stem van de Vader herkent, zult u hier ook gevolg aan geven, u zult net als verdwaalde schaapjes letten op de stem van de goede Herder, u zult Zijn roep in acht nemen en dit zal uw grootste winst zijn. Maar wie geen acht slaat op mijn stem, zal ook moeilijk verbinding met Mij krijgen en als nu het ogenblik van het einde is gekomen, zal hij zwak zijn en zijn blik niet naar de hemel richten, omdat hij nog te zeer aan de aarde gebonden is. En dit wil Ik van u afwenden, Ik wil u helpen en zend u daarom steeds weer mijn woord uit den hogen en tegelijk ook de motivering van mijn woord, opdat u het steeds ernstig zult nemen, opdat u het zult horen en lezen waar u daartoe maar gelegenheid gegeven is.
Geloof mijn woord, geloof het, dat er niet veel tijd meer overblijft tot het einde, opdat u in alle ernst een begin maakt met de arbeid aan uw ziel, opdat er nog veel genade voor u uit voortvloeit, want de tijd is zeer ernstig en het is dringend nodig, dat u tracht u voor te stellen dat het einde u verrast en u geen tijd meer hebt voor uw eigenlijke opgave op aarde. Luister naar Mij en geloof mijn woord en het zal u altijd en eeuwig met kracht vervullen. Ik zal zelf Mij over u kunnen ontfermen, zodra u Mij zoekt in gedachten. En al het moeilijke zult u de baas kunnen worden, omdat dit mijn wil is dat diegenen veel kracht toevloeit die hun geloof aan mijn macht en liefde bewaren en Ik help hen om geestelijk vooruit te gaan.
Amen
BD.4038
10 – 13 mei 1947
Brood uit de hemel – Geestelijke zon – Stem van de goede Herder
Verzuim niet uw ziel de spijs aan te bieden die haar het eeuwige leven waarborgt. Verzorg ze rijkelijk met voeding. Verslap niet in uw streven naar volmaaktheid. Dan zult u ook mijn welgevallen verwerven en mijn liefde zal u met zorg omringen en behoeden. En het zal u aan niets ontbreken. Lichamelijk en geestelijk zal in uw behoeften worden voorzien. En u zult in de volle waarheid staan. U zult wetend worden en immers geen andere leermeester nodig hebben dan Mij. U zult met elke vraag naar Mij kunnen komen en Ik zal u nooit zonder antwoord laten.
Verlang dus naar mijn woord. Want dit stel Ik als voorwaarde, wanneer u verzadigd wilt worden met het brood uit de hemel, met het voedsel voor uw ziel dat u steeds ter beschikking staat. Begeer het. Verlang ernaar. En als het u wordt aangeboden, verkwik u eraan en put onophoudelijk uit de bron des levens en u zult kracht en licht ontvangen. Elke zwakheid zal verre van u blijven en u zult vol wijsheid zijn. En daaraan kunt u zien dat mijn gave goddelijk is. U ziet de waarde van mijn gave in en u zult gelukzalig zijn, dat Ik me om u bekommer in geestelijke nood en ook in elke aardse benauwenis.
Wat Ik u geef is niets nieuws, maar de eeuwige Waarheid. Dat wil zeggen: ze moet, wil ze waarheid blijven, onveranderd blijven, zoals ze van Mij is uitgegaan. Maar het menselijk verstand verandert veel. Het probeert voortdurend te verbeteren. En omdat mijn gave elke wil om te verbeteren onnodig maakt, is het begrijpelijk dat er alleen maar een verandering kan worden bereikt van wat als eeuwige waarheid van Mij afkomstig is. Dus is het ook begrijpelijk dat mijn woord niet zo behouden blijft en het steeds weer een zuivering nodig heeft, wil het als mijn woord op aarde worden verbreid.
En daarom bied Ik zelf mijn woord steeds weer aan diegenen aan, die hongeren en dorsten naar voedsel voor hun ziel. En dezen zullen in de waarheid vaststaan. Ze zullen niet bang hoeven te zijn een gebrekkig weten in ontvangst te nemen of het verkeerd te begrijpen, omdat het overbrengen van de zuivere waarheid mijn wil en mijn doel is, zolang er mensen op aarde wonen. Want alleen de waarheid kan naar het eeuwige leven leiden en de ziel helpen volmaakt te worden.
En daarom zal Ik voor mijn dienaren op aarde steeds een trouwe begeleider zijn. Ik zal ze op wegen leiden waar de mensen hen ontmoeten die sterke behoefte hebben aan mijn hemels brood, die verlangen naar voedsel voor hun ziel en wier leven een werkzaam zijn in liefde is, om welke reden ze ook naar Mij verlangen. Ik kom hen zelf naderbij door mijn dienaren. Ik geef hun uitsluitsel over vragen van het hart. Ik leg hen gedachten in het hart, zodat ze mijn dienaren om lering vragen en dan spreek Ik zelf door dezen. En dus ontvangen de hongerende mensen van Mij zelf het brood uit de hemel, de volle waarheid, die geestelijk voedsel is voor hun ziel.
En de ziel zal zich positief ontwikkelen. Ze kan niet achterblijven in haar ontwikkeling als ze van Mij zelf de spijs in ontvangst neemt die Ik met mijn kracht heb gezegend, die dus nooit zonder uitwerking kan blijven. En waar mijn dienaren vlijtig werkzaam kunnen zijn, daar zal spoedig helder licht de geestelijke nacht verlichten. En de mensen zullen geen angst meer hebben voor de duisternis, want voor hen is de morgen aangebroken, waarop spoedig de heldere dag zal volgen, waar het licht van de zon doorbreekt en elke duisternis verjaagt.
En als eenmaal de geestelijke zon is opgegaan voor de mensen, dan is er geen nacht meer. Dan zal het licht eeuwig stralen en voor de ziel een oneindige weldaad betekenen. Want haar oerstaat was het helderste licht. En de duisternis was een gevolg van de zonde tegen Mij, een gevolg van aanmatiging en een zich afkeren van Mij. Maar nu is ze voor eeuwig in liefde met Mij verbonden en ze moet daarom ook onuitsprekelijk gelukzalig zijn.
Laat daarom de ziel op aarde geen gebrek lijden. Geef haar wat ze dringend nodig heeft: geestelijk voedsel, spijs en drank uit de hemelen. Geef haar mijn woord, doordat u de wil opbrengt dit rechtstreeks of indirect te ontvangen. En de ziel zal belangstelling tonen voor Mij, voor mijn woord, als uw wil op Mij is gericht. Laat het meest kostelijke niet aan haar voorbijgaan. Laat het levende water niet wegstromen, zonder dat u er zich aan laaft. Put en drink uit de bron des levens en verzadig u met het woord dat mijn liefde u aanbiedt.
En wilt u heel bijzonder worden bedeeld, oefen u dan, dat u in staat bent Mij zelf te horen. Luister binnen in u en let op uw gedachten en Ik zal tot u spreken, fijntjes en zacht, maar u zult mijn stem herkennen, de stem van de goede Herder, die Zijn schapen roept, omdat Hij er geen van wil verliezen. U zult als mijn kinderen de stem van de Vader herkennen, want wie in diepste liefde contact met Mij zoekt, naar hem buig Ik me over met mijn vaderliefde. En het kind zal mijn liefde voelen en gelukkig zijn, in het bezit van de waarheid, die het van Mij ontvangt. En het zal steeds dichter bij Mij komen door de waarheid en zich uiteindelijk verbinden met de eeuwige Waarheid. Het heeft zijn doel bereikt en zal voor eeuwig gelukzalig zijn.
Amen
BD.4048
5 mei 1947
De voorloper van de Heer
Wat de mensen van de eindtijd aangeboden wordt aan genade- en liefdesbewijzen van God kan hen ruim vergoeden voor de noden en lijden van die tijd, want dat verzekert hun een snelle vooruitgang als zij de genadegaven waarderen en naar zielenrijpheid streven.
Het is de tijd waarvan geschreven staat dat God in de geest bij de zijnen zal blijven tot het einde. Het is de tijd waarin de mensen Hem zien komen in de wolken, en waarin de verbinding tussen hemel en aarde opmerkelijk zal zijn. Niet alleen in de fantasie van de mensen maar in werkelijkheid zullen lichtwezens op aarde bezig zijn en licht verspreiden. Waar de mensen vanuit den hoge onderricht worden, waar God in het woord zelf tot de aarde neerkomt en de zijnen het brood des levens aanbiedt, waar de mensen steeds uit de bron des levens kunnen scheppen, daar biedt God hun zelf de levensdrank aan om hun kracht te verschaffen.
En in die tijd zal er iemand van zich doen spreken die bestemd is de laatste bode te zijn van de Heer en die als Zijn voorloper, Hem zal aankondigen. Hij zal de mensen de waarheid verkondigen en zonder schroom spreken, ofschoon hijzelf daardoor in gevaar komt opgepakt te worden.
De wereld laat hem echter onberoerd en hij verwisselt graag het aardse- voor het eeuwige leven. Hij vreest daarom de wereld niet want hij weet, hoe dichtbij het einde is en wat de mensen te wachten staat die daar niet in geloven. Zijn verschijnen is al een buitengewone genade, want de mensen worden voortdurend opmerkzaam gemaakt op het naderende einde en zo aangespoord tot zielenarbeid. Hun blikken worden op de eeuwigheid gericht en in hem zal een buitengewone kracht zijn, zodat hij zieken kan genezen en hulp brengt waar dit nodig is – terwijl dit van de kant der mensen onmogelijk lijkt. Hij zal ook een voorbeeldig leven in liefde leiden en Gods geest zal hem vervullen. God zal zelf door hem werken en wie hem aanhoort hoort God zelf aan, hij hoort Zijn woord door mensenmond maar wel zoals het van God is uitgegaan.
De laatste genadetijd die nog grote resultaten op kan leveren voor de mensen die naar volmaaktheid streven is nu gekomen, en al moeten zij aards onmetelijk lijden zijn zij toch in het voordeel als zij de genadegaven benutten. Want nu weten zij dat het einde nabij is omdat zij de voorloper herkennen, en vol vreugde nu de Heer zelf verwachten. En Hij zal ook spoedig verschijnen om hen te verlossen uit de grote nood en hen te brengen in een land van vrede, zoals Hij het heeft beloofd.
Amen
BD.4053
31 mei 1947
Zonde tegen de geest
Het moet als een zonde tegen de geest worden beschouwd als de mensen het door Mij aan hen aangeboden woord als waarheid inzien en het toch niet willen aannemen, dat wil zeggen: mijn dienaren op aarde afwijzen of er geen waarde aan hechten om mijn woord in ontvangst te nemen. Het is een bijzondere genade als mijn woord aan de mens wordt overgebracht, want het is het brood dat uit de hemelen komt en daarom ook een bijzondere uitwerking heeft op de menselijke ziel. Het is gegeven door de stem van de geest, het is mijn geest, die zich met de geestvonk in de mens verbindt, het is het hoogste geestelijke goed, een genadegave van ’n heel onvoorstelbare waarde en het moet met dank worden ontvangen en ook als kostbare genadegave worden gewaardeerd door hem die het als mijn geschenk inziet, die zich door de waarheid voelt aangeraakt, die moet erkennen dat het naar zijn inhoud waardevol en van goddelijke oorsprong is.
En begrijpelijkerwijs zondigt zo’n mens tegen de geest, als hij mijn woord onverschillig aanneemt, als hij zich verzet om zich de inhoud tot geestelijk eigendom te maken, doordat hij er over nadenkt en zijn standpunt tegenover zijn inhoud bepaalt. Want Ik zelf ben hem nader gekomen en hij schenkt geen aandacht aan Mij, Ik heb aan zijn deur geklopt en wenste binnengelaten te worden en hij neemt Mij niet op, Ik spreek tot hem en hij luistert niet naar Mij, Ik bied hem brood en wijn aan, mijn vlees en mijn bloed en hij wijst af, wat voor hem verkwikking en versterking moet zijn voor zijn levensweg op aarde.
En bij wie Ik eenmaal dichterbij ben gekomen, zonder te zijn opgenomen, zal zeer lang moeten worstelen voor hem weer de genade ten deel valt, hij zal door Mij niet makkelijk weer worden uitgenodigd voor het avondmaal, want hij nam mijn eerste uitnodiging niet aan. En de zonde tegen de geest weegt uitermate zwaar, want ze kan ’n totaal gebrek aan inzicht als gevolg hebben, het kan de mens volledig verblinden in de geest, omdat Ik zelf hem dan het vermogen om in te zien afneem, als hij eenmaal het licht tracht te doven door zijn weigering, omdat hij wel het schijnen van het licht waarneemt en toch de weg niet begaat die voor hem helder wordt verlicht, omdat hij liever op de oude weg verder gaat, waarvan Ik hem wil afhalen en op de juiste weg leiden.
Wie het werkzaam zijn van de geest kan inzien, heeft ook de verplichting kennis te nemen van de inhoud van de kennisgevingen, die afkomstig zijn uit mijn rijk, want Ik doe de mensen op aarde waarlijk een kostbaar goed toekomen en als het geloof aanwezig is dat het geestelijke goed afkomstig is van Mij, moet het ook gewaardeerd worden als goddelijk geschenk, het moet vol vreugde worden ontvangen en overal heen verbreid, opdat ook de medemensen die niet in staat zijn zelf de stem van de geest in zich te vernemen, in de zegen van mijn openbaringen terecht komen.
En die het als mijn geschenk in ontvangst nemen, zullen gezegend zijn, want ze ontvangen Mij zelf en verblijven voortaan in mijn genade. Ik zelf ben nu bij hen en mijn tegenwoordigheid verzekert hun voortdurend leiding, voortdurend hulp in elke nood en een mate van genade, die ze zelf door hun liefde tot Mij kunnen vergroten en op aarde zeker hun doel bereiken – dat ze zich vormen tot lichtwezens omdat mijn woord hun tegelijkertijd kracht verschaft, om welke reden ieder mens begrijpelijkerwijs leeg heengaat die zondigt tegen de geest.
Amen
BD.4054
1 en 2 juni 1947
Het aan ’t nageslacht doorgeven van het goddelijke woord op de nieuwe aarde
Het zal maar een kleine schaar zijn die mijn komen verwacht, voordat het laatste oordeel komt. Slechts weinig mensen zijn er die Ik tot de mijnen tellen kan. Die in geloof sterk blijven en Mij belijden voor de wereld en daarom vervolgd worden, zodat zij zelfs voor hun leven vrezen moesten, als hun oog niet geestelijk gericht en hun denken niet geestelijk gezind was. Maar deze kleine gemeente weet van het einde en verwacht Mij met een diep geloof. En daarom verdraagt zij ook de tijd van nood in standvastigheid en bekent Jezus voor de wereld als Zoon van God. Daarom neem Ik ze weg en geef hun een paradijselijke woonplaats, tot zij de nieuw gevormde aarde weer mogen betreden.
Deze kleine kudde heeft de opdracht mijn woord te verkondigen aan hun nakomelingen, opdat het weer onvervalst aangeboden wordt zoals Ik het de mensen heb doen toekomen en zo, als fundamentele leer van het christendom, ook op de nieuwe aarde blijven moet.
Want Ik zorg ook verder voor de mijnen, en tot de mijnen behoren allen die zich naar mijn wil voegen. Die trachten tot Mij te komen en die daarom ook liefdadig zijn, want het verlangen naar Mij is reeds de uitdrukking van hun liefde die zich uit in de liefde tot de naasten. Dezen vervullen op die manier mijn geboden en dezen breng Ik ook mijn woord, direct of indirect. En mijn woord bevat de leer die Jezus Christus op aarde heeft gepredikt omdat Hij met mijn liefdegeest doordrongen was. Want de mens Jezus had de vereniging met Mij reeds op aarde gevonden. En opdat ook de mensen op de nieuwe aarde tot deze vereniging met Mij komen, moeten zij over de leer van Christus onderwezen worden.
Zodoende moet de reine waarheid, die nu de mensen uit de hemel aangeboden wordt als mijn woord doorgegeven worden op de nieuwe aarde, waar zij in haar gehele diepte en wijsheid erkend wordt als een boodschap uit den Hoge en als een direct onderricht van God. Daarom zal zij voor een lange tijd de fundamentele leer blijven, tot de mensen weer materialistisch worden en weer menen mijn woord te moeten verbeteren en te veranderen. En dat zal dan weer de oorzaak zijn dat zij hun inzichten kwijt raken en hun geestelijke kennis verduisterd wordt. Maar dat zal Mij weer doen besluiten mijn woord tot de aarde te brengen.
Maar tot die tijd zal mijn woord onvervalst blijven en verspreiding vinden, en ieder woord zal als mijn gave erkend worden. De mensen zullen Mij liefhebben en Mij dienen, en zij zullen elkander liefde schenken en gelukkig zijn op aarde. Want zij leven dan in voortdurende verbinding met Mij en ontvangen daardoor licht en kracht. En mijn nabijheid zal zich zo doen gevoelen dat zij sterk en wijs worden, zoals Ik het beloofd heb.
Amen
BD.4058
7 juni 1947
Moeilijke levensomstandigheden na de catastrofe – Gods leiding en hulp
De geheel nieuwe levensomstandigheden ná de komende natuurcatastrofe vragen ook een geheel andere levenswijze. De mensen zullen zich voor opgaven gesteld zien die voor hen niet uitvoerbaar lijken, maar die toch moeten worden volbracht vanwege de levensnoodzakelijkheid. En dan kunnen de mijnen de kracht van hun geloof bewijzen doordat zij vol vertrouwen mijn hulp verwachten, en die hulp dan ook mogen ervaren.
Dat is de tijd waarin de mensen met een diep geloof de ongelovigen kunnen bewijzen wat een diep gelovig mens vermag, als hij vertrouwt op de hulp van God. Als hij zich in diep geloof overgeeft aan Mij, en in de grote nood tot Mij bidt. Ze zullen geholpen worden en het leven zal voor hen draaglijker zijn, al blijft het ook zeer moeilijk. Maar voor hen gaf Ik ook de belofte die Ik nu weer in herinnering breng; dat Ik de dagen zal verkorten ter wille van de mijnen.
En zo komt het uur steeds nader waarin Ik zal komen in de wolken en mijn neerdalen zal voor de mijnen een ware verlossing betekenen. Want zij bevinden zich in zware verdrukking en hebben waarlijk mijn hulp nodig. Zolang zij nog leven op de aarde zijn zij ook aan lijden blootgesteld, dat wil zeggen: zij zijn nog niet ongevoelig voor de ergernissen en bedreigingen van de wereld. Maar toch maakt de sterkte van hun geloof voor hen alles draaglijker, hoewel het hen dikwijls sterk beroert.
En door deze moeilijke levensomstandigheden en de daaruit volgende brutale menselijke gedragingen, zullen de mensen zich splitsen in twee groepen: In een groep die niet gelooft en daarom ook geen verbinding heeft met de lichtvolle geestenwereld, en in een groep voor wie de verbinding met Mij alles betekent. Die niets zullen doen zonder vooraf mijn zegen er voor gevraagd te hebben, en daarom ook heel duidelijk mijn leiding erkennen omdat zij door hun liefde tot Mij ook mijn nabijheid bespeuren. Want mijn nabijheid geeft steeds de kracht tot overwinnen, wat zonder die kracht uit Mij veel zwaarder en moeilijker zou zijn.
In die tijd zullen de mijnen elkaar ook herkennen aan hun geloofssterkte en elkaar troosten met mijn komst. Zij zullen Mij vol hoop en geduld verwachten en in hun liefde verlangend naar Mij uitzien. Zij zullen rotsvast geloven dat Ik zal komen, en hun geloof zal Ik niet beschamen. Ik help hen waar hulp nodig is en haal ze weg als de nood ondraaglijk is geworden, opdat zij niet van Mij afvallen maar volharden tot het einde. Want dan kunnen zij binnen gaan in het paradijs van de nieuwe aarde, omdat zij Mij trouw bleven in de grootste nood.
Amen
BD.4060
9 juni 1947
Voorwaarden voor het werkzaam zijn van de geest – Verbondenheid met God door liefde
Vanuit alle gebieden kunt u weten in ontvangst nemen als u dit begeert en u door de stem van de geest laat onderrichten. Maar voorwaarde is dat u eerst vervult wat Ik van u vraag, wat u door mijn dienaren bekend wordt gemaakt: dat u dus mijn liefdesleer aanneemt en er naar handelt. Dat is de vereiste om dan ook in diep weten door te dringen. Ontvangt u door menselijke onderrichtingen hetzelfde weten zonder tevoren werken van liefde te hebben verricht, dan zult u er niets mee weten te beginnen. U zult het ook niet levend kunnen doorgeven aan uw medemensen, want daar het zelf nog geen ingang heeft gevonden in uw hart, ontbreekt u daarover zowel de gave van het uiteenzetten ervan als ook de ijver van de innerlijke overtuiging, en het sterft volledig zonder effect weg aan de oren van degenen die het aanhoren, wanneer niet het als voorwaarde gestelde liefdewerk de toehoorders in staat stelt, de wijsheden met hart en verstand op te nemen. Dan werkt mijn geest zoals in die mensen. Hij wordt door de geest in zich onderricht, ook al is het door de mond van degene die zelf vol begrip is voor datgene wat hij doorgeeft.
De juiste instelling tot Mij, tot mijn geboden, is de belangrijkste voorwaarde voor standvastig waarheidsgetrouw weten, ongeacht de manier waarop en de vorm waarin dat wordt aangeboden. En daarom kunnen deze bekendmakingen die als geestelijk gedachtegoed de mensen worden overgebracht vanuit het geestelijke rijk, nooit worden getoetst door een mens bij wie de hoofdzaak ontbreekt: de verbondenheid met God door de liefde. Een rechtvaardig onderzoek en rechtvaardig oordeel vereist onherroepelijk het werkzaam zijn van de geest en mijn geest is alleen daar werkzaam, waar elke inwerking van de kant van de tegenstander is uitgeschakeld, waar de goddelijke geestvonk de verbinding met de Vadergeest van eeuwigheid tot stand brengt, wat alleen door een vormen tot liefde mogelijk is.
In elke levenssituatie kan de mens zich tot liefde vormen en daarom kan ook ieder mens zijn geest werkzaam laten worden. Maar ook het opnemen van het geestelijk goed moet geoefend worden, daar anders de stem van de geest niet waarneembaar is, zoals ook acht moet worden geslagen op de gedachten, als de geest zich niet hoorbaar kan uiten. Het is geen taal van de wereld die de geest gebruikt. Het zijn woorden van licht en liefde die een goede Vader tot Zijn kinderen spreekt, woorden die inzicht overbrengen, diepe kennis en de zuiverste waarheid en die Gods grote liefde kenbaar maken. En dus moet het hart deze woorden opnemen, want het verstand alleen kan wel de inhoud tot zich nemen, maar deze nooit ten diepste begrijpen, omdat het goddelijke woord moet worden gevoeld en niet alleen maar mag worden aangehoord.
En dit is een aangelegenheid van het hart, daar anders de liefde Gods niet herkend en dus ook niet werkzaam kan worden. Het menselijke hart is de zetel van het gevoel, dat wil zeggen: de ziel deelt zich door het hart mee aan het lichaam en dus zal ook de geest zich door het hart uiten. De geest voegt zich in, in het gevoelsleven van de ziel en wil zo eveneens aan het lichaam ten gehore worden gebracht. Hij wil zich in zekere zin met de ziel verenigen om eensluidend werkzaam te zijn. Hij wil de ziel naar de overkant trekken in het geestelijke rijk en ook het lichaam volgzaam maken aan zijn wil. De mens moet dus meehelpen aan deze vereniging van het lichaam met de ziel. Hij moet willen dat hij door de geest in zich toebedeeld wordt, dat hij onderricht wordt, en er alles aan doen om de stem te vernemen, wat pas mogelijk is wanneer hij door een onbaatzuchtig leven in liefde zijn ziel zo heeft gevormd, dat ze zich meer naar de geest dan naar het lichaam over buigt, dat ze door het hart wordt gedreven licht en liefde te begeren, opdat nu haar verlangen wordt vervuld. Want dat is voorwaarde, dat naar gaven van de geest wordt verlangd.
Het verstand alleen echter zal wel onderzoeken en oordelen, maar wordt nooit beïnvloed door het gevoel. Het verstand alleen eist bewijzen, die niet in geestelijke waarheden kunnen worden geleverd, maar het hart stelt zich tevreden en laat zijn gevoel als bewijs gelden en zal daarom betrouwbaarder en juister oordelen en de waarheid als waarheid inzien. Het bezit bijgevolg een vaardigheid waarop het verstand geen aanspraak kan maken. En zo is het dus begrijpelijk dat alleen dan juist kan worden geoordeeld over de resultaten van het werkzaam zijn van de geest, wanneer de onderzoeker zelf de geest in zich om raad vraagt en wanneer hij zich diens uitingen waardig maakt, dat wil zeggen: aan alle voorwaarden voldoet die hem het werkzaam zijn van de geest opleveren. Want nu verdiept zich ook zijn weten en wordt omvangrijk. En hem worden alle verbanden duidelijk, die hij met alleen verstandelijk denken nooit doorgronden kan.
Want God verbergt zich voor de mensen die nog ver van Hem afstaan, opdat ze tot Hem komen en Zijn hulp afsmeken, dat ze Hem aanroepen om verlicht denken, want deze roep komt uit het hart en zal ook het hart brengen wat nuttig is voor de ziel om zich te verenigen met haar geest. Het hart zal liefde en genade mogen ontvangen en nooit met lege handen vertrekken als het zich openstelt door innig gebed tot God – Die dit steeds zal verhoren.
Amen
BD.4061
11 juni 1947
Het werk van de dienaren van God wat betreft de vormgelovigen
Uw opdracht in het bijzonder is, invloed uit te oefenen op de vele gelovigen die het gevoel hebben tot mijn kerk te behoren en die toch niet tot mijn kerk te rekenen zijn omdat zij niet meer op het fundament van het geloof staan. Zij hebben hun kerk op zand gebouwd, dat onder hun voeten weg zal vloeien als hun geloof beproefd zal worden. Zij wanen zich gelovig en belijden ook alles met de mond wat hun kerk hun te geloven voorhoudt, en toch is geen enkele geloofsleer in hen tot een diepe overtuiging geworden, en geen enkele zou het er helemaal mee eens zijn als hij daar serieus een standpunt over zou moeten innemen.
En dit vormgeloof, dat zonder nadenken wordt aangenomen en vanwege de medemensen niet wordt opgegeven, is bijna nog erger dan het ongeloof. Want aan een ongelovig iemand kan door discussie vaak zelfs met veel verschil van mening, opheldering worden gegeven, terwijl bij de eerste weinig gelegenheid is hem wat te leren, omdat hij weer alleen met de mond zich achter alles schaart en er toch ver van verwijderd is overtuigd aanhanger te zijn van dat, wat hij met de mond belijdt.
Hij zal daarom tot hen behoren, die afvallen, als er van hen een geloofsbeslissing wordt geëist. Nu pas moet hij een standpunt innemen tegenover de omstreden vragen, maar omdat hij niet in het bezit is van de juiste kennis – bijgevolg ook niet de waarde en de betekenis van het ware geloof inziet – zal hij zonder het te beseffen het belangrijkste opgeven; het geloof in Mij als Schepper van hemel en aarde, het geloof in Jezus Christus als de Verlosser van de wereld en het geloof in een voortleven na de dood. Want dat geloof zou hem moeten aansporen zijn leven op aarde te leiden vanuit eigen verantwoordelijkheid, die hij Mij als zijn Vader en Rechter van eeuwigheid verschuldigd is.
Die mensen zullen echter geen genade vinden in mijn ogen, want hun werd en wordt vaak genoeg de gelegenheid geboden dieper binnen te dringen in de waarheden van het geloof en zich zo zelf een levend geloof eigen te maken. Maar zij nemen geen onderrichtingen aan en komen ook niet openlijk met tegenovergestelde meningen tevoorschijn. Steeds laten zij hun medemensen in de waan tot de kerk te behoren die Ik als mens op aarde gesticht heb.
Ik vat de gelovige schare samen met de woorden: mijn kerk, en Ik zal steeds alleen die mensen die een levend geloof het hunne noemen als tot mijn kerk behorend beschouwen. Want mijn kerk is geen wereldlijke organisatie en ook niet uiterlijk herkenbaar gemaakt. Ze is enkel en alleen de vereniging van alle waarlijk gelovige mensen op aarde. Dit is mijn kudde die wel klein is, maar die Mij bovenmate lief is.
De vormgelovigen echter staan buiten de stroomkring van mijn liefde. Ze kunnen echter altijd in mijn gemeente worden opgenomen, wanneer dat wat zij menen te zijn, werkelijkheid geworden is. Wanneer zij het levende geloof hebben en in het bezit ervan zalig zijn. En dit is een teken van een levend geloof, dat zij met vreugde spreken over goddelijke dingen, dat zij bedacht zijn op geestelijke gesprekken en die vol ijver voeren, en dat ze opheldering verschaffen daar, waar de mensen nog in het duister tasten.
Want wie eenmaal tot mijn kerk behoort, die weet ook mijn schatten te waarderen, hij kent de betekenis van de tijd en het naderende einde. Hij zal mijn kerk trouw blijven, want voor hem is er op aarde niets meer wat begerenswaardig zou zijn. Een levend geloof heeft hem dit inzicht ontsloten, en hij kent daarom ook de ontzettende gevolgen van een vormgeloof en het lot van de ziel in het hiernamaals. Hij zal er ook alles aan doen de mensen opmerkzaam te maken op het gevaar waarin zij verkeren. Hij zal trachten het hun duidelijk te maken, opdat zij in het laatste uur nog tot een levend geloof kunnen komen. Maar of dit succes heeft hangt alleen af van de wil van ieder mens afzonderlijk, die zelf moet beslissen omdat diens vrijheid immers niet mag worden beknot, als zijn ziel zich positief moet ontwikkelen.
En toch is het uw opdracht zoveel als mogelijk op deze vormgelovigen in te werken, want zij verkeren in het grootste gevaar en hebben daarom hulp nodig, omdat het hun aan inzicht ontbreekt. En waar hulp nodig is moet er geholpen worden, opdat niemand kan zeggen dat de genade van de goddelijke barmhartigheid aan hem voorbij is gegaan. Ik wil alle mensen helpen maar of mijn hulp wordt aangenomen bepalen de mensen zelf, want Ik laat ze hun vrijheid.
Amen
BD.4062
13 en 14 juni 1947
Hel – Geoordeelde materie
Zolang het geestelijke in de vaste vorm gebonden is, kan er van geoordeelde materie worden gesproken. Van de ziel, waarover is rechtgesproken, want ze is verbannen door het besluit van Hem, van wie ze eens als kracht is uitgegaan. Geoordeelde materie is bijgevolg alles, wat in oneindig lange perioden nog geen wezenlijke verandering of oplossing heeft ondergaan. Wat dus in zekere zin nog geen leven verraadt, want het erin gekluisterde geestelijke is totaal krachteloos en lijdt ontzettende kwellingen, omdat het zichzelf niet kan bevrijden. En dit is een beklagenswaardige toestand. Het is een toestand, die als hel kan worden bestempeld, die voor het wezen eeuwig duurt en pas verbetert, wanneer het wezen op het licht aanstuurt, dat wil zeggen wanneer een hem aangeboden ondersteuning niet meer wordt afgewezen.
Het is de omgeving, die het wezen onuitsprekelijk kwelt. Want het bevindt zich in diepste duisternis. De materie houdt het gevangen. Het is gekluisterd en volhardt des te langer in zijn weerstand tegen God en wordt steeds krachtelozer, want de kracht van Gods liefde ontbreekt het wezen, dat zich verre van Hem houdt. En ontbrekende kracht van Gods liefde werkt zich uit in voortdurende verharding. En zo wordt het gevangenschap van het geestelijke niet verdraaglijker in de loop van de tijd, maar eerder aangescherpt. Al zal het wezen toch terugkeren naar God, van wie het zich eens in vrije wil heeft verwijderd, ofschoon het de mogelijkheid was gegeven, naderbij Hem te komen.
Deze toestand van het verharden van de materie begint, wanneer God Zijn kracht van liefde aan het geestelijke onttrekt. En daar het wezen nu eenmaal zijn oorsprong vindt in de kracht uit God – en al het goddelijke gelukzalig is, maar een toestand van smart onzalig is – zo kan dus het van God verwijderd zijn als hel worden beschouwd. Want het is totaal in strijd met de oertoestand en de bestemming van het van God uitgegane wezenlijke, hoewel het ook in de verste verwijdering van God het zelfbewustzijn ontbreekt, maar toch elke kwelling voelt. Maar het inzicht ontbreekt hem, want dit is het onvermijdelijke gevolg van het van God verwijderd zijn, waarin het wezenlijke zich bevindt. Bijgevolg is ook een verandering van zijn toestand – een verbetering van zijn situatie – een kwestie van eindeloos lange tijd. Het is een eeuwigheid voor het gekluisterde geestelijke en er zou nooit een verandering intreden als het wezen dit alleen teweeg zou moeten brengen door zijn wil. Want deze is tot op het uiterste verzwakt en ervaart geen impuls, wanneer hem niet van de kant van de goddelijke barmhartigheid hulp wordt geboden. En dit gebeurt onvermijdelijk, maar welke tijden God nodig heeft om het Hem weerspannige geestelijke ertoe te brengen zijn weerstand op te geven, is door de mensen op deze aarde niet te beseffen. Maar helemaal laten vallen zal Gods barmhartigheid geen van Zijn schepselen, want ze zijn uit Zijn liefde voortgekomen. En de liefde Gods houdt nooit op.
Materiële scheppingen zijn een voortdurend bewijs van Gods liefde. Ze zijn een uitdrukking van Zijn diepste erbarmen en tegelijkertijd een teken van Zijn rechtvaardigheid, evenals de grote schuld van het zondigen tegen God een straf eist, een uitboeten van de zondeschuld. En wederom kan het begrip “eeuwige tijden” van toepassing zijn, want een mens kan gedurende zijn levensduur geen vergaan of uiteenvallen of verandering van bepaalde scheppingen vaststellen. En deze zijn het, die het geestelijke, dat veroordeeld is tot de hel, in zich bevatten. En toch komt eens, ook voor het hardste materiële scheppingswerk, het tijdstip van het barsten, dat het in hem gekluisterde geestelijke wezen vrijgeeft.
Eens is de barmhartigheid Gods groter dan Zijn toorn. En eens begint ook het geestelijke weer aan het positieve ontwikkelingsproces. Eens nemen de kwellingen van de hel af. Ze worden minder, als aan de rechtvaardigheid Gods de verschuldigde boetedoening is volbracht. Dan treedt de liefde Gods weer in werking en ze heft het meest diep gevallene weer tot zich op. Want de liefde Gods straalt over alles. De liefde Gods laat geen eeuwige verdoemenis toe. Voor de liefde Gods bestaat er geen voortdurende scheiding van Hem. Want Hij verlangt naar Zijn schepselen en Hij zal ze niet opgeven, maar probeert hen gelukkig te maken, omdat ze van Hem zijn en zullen blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.4065
18 juni 1947
Voorgeschreven levensweg – Lot overeenkomstig de wil
Iedere weg is jullie voorgeschreven, ook al geloven jullie, hem zelf te kiezen. Jullie bepalen weliswaar schijnbaar jullie levensweg, jullie kunnen deze soms vormen naar jullie wil, maar Ik ken deze wil in eeuwigheid en heb daarmee rekening gehouden, en dus is jullie lot in overeenstemming met de wil, dat wil zeggen: jullie leven ontwikkelt zich zodanig, dat de wil zich op Mij kan richten en overvloedig de gelegenheid krijgt, zich aan Mij over te geven.
Welke keuze de wil echter maakt, is jullie hoogsteigen aangelegenheid, en Ik dwing hem niet af, omdat jullie anders niet eerst de levensweg zouden behoeven te gaan, indien Ik Mij volmaakte wezens door dwang zou willen verschaffen. Ik heb alleen het doel, het geestelijke op aarde tot de hoogst mogelijke zielenrijpheid te brengen, maar stuit aan alle kanten op weerstand.
Maar de mensen kunnen niets aan hun levensloop veranderen en ze moeten zich daarom vol overgave in alles schikken, willen ze vooruitgang boeken voor hun ziel. Iedere weerstand daartegen, ieder klagen en mopperen vermindert het positieve gevolg voor jullie ziel, want het getuigt van nog van Mij afgekeerde wil en uiterst gering besef van Hem, die jullie het leven gaf.
Want als jullie Mij als de eeuwige Liefde zouden herkennen, dan zouden jullie ook moeten weten, dat Ik jullie niet laat lijden, wanneer het niet nodig is voor jullie zielenheil. En daarom moeten jullie lijden en verdragen en jullie aardse leven in mijn handen leggen en zorgeloos iedere dag voortgaan, maar Mij niet uit jullie gedachten bannen, dan neem Ik de leiding over, en dan zal jullie leven waarachtig niet tevergeefs zijn, jullie zullen Mij ook eenmaal dankbaar zijn voor de moeilijke uren en dagen, want ze brengen jullie ziel meer voordeel dan kalme, zorgeloze dagen.
En Ik ben ervan op de hoogte. Ik ken de mate van rijpheid van jullie ziel, Ik ken jullie wil, jullie zwakheden en jullie geloof, en Ik laat alles zo over jullie komen, dat geen dag tevergeefs geleefd hoeft te worden, dat jullie in korte tijd rijp kunnen worden en jullie doel nog op aarde bereiken.
Amen
BD.4069
25 juni 1947
Het in twijfel trekken van het bestaan van God in de eindtijd
Er is een buitengewone scherpzinnigheid voor nodig, wetenschappelijk het bewijs te leveren dat het bestaan van God is te betwijfelen of te loochenen. En deze poging zal ondernomen worden om wetenschappelijk het grootste probleem op te lossen: Dit is ook een teken van de eindtijd, dat de mensheid haar standpunt inneemt tegenover de voornaamste vraag, echter veel meer in negatieve zin, want ze zijn bereid zich bij deze strijdvraag en haar bewijsvoering aan te sluiten, want hun geloof is, wanneer tenminste nog aanwezig, slechts erg zwak en de minste stoot is voldoende, het aan het wankelen te brengen.
Bestaat er een God?
Geen vraag is voornamer en als ze serieus gesteld wordt door zoekende mensen, ben Ik bereid opheldering te geven en de zoekende zal waarlijk tevreden zijn met het inzicht dat hem wordt toegezonden en dat hij nu ook overtuigd verdedigt. Als de vraag echter niet door zoekende, maar door mensen die het beter willen weten, wordt opgeworpen, die alleen het antwoord willen accepteren dat voor hen aangenaam is en die het bewijs niet willen leveren dat Ik besta, veeleer dat Ik niet besta, zullen ze nooit tot een resultaat komen dat waarheidsgetrouw is, ondanks vele schijnbaar steekhoudende bewijzen. Ze horen bij de vijandige macht, die zichzelf op de troon wil verheffen en Mij verdringen. En dit is het begin van het einde, want volgens de wet van eeuwigheid ontruk Ik mijn tegenstander de macht als hij de hem toegestane grenzen overschrijdt, wat dan het geval is, als hij Mij totaal uit de gedachten van de mensen tracht te verdringen.
Het zal een zware strijd zijn die om Mij wordt geleverd, in heftige bewoordingen zal men de mijnen trachten te overtuigen dat ze een spookbeeld najagen, alle religieuze geloofsartikelen en leerstellingen zullen punt voor punt worden afgekraakt en de mensen die niet helemaal vast staan, zullen stuk voor stuk verloren gaan, want de tegenstander weet zijn woorden zo te kiezen, dat ze niet zonder indruk blijven en daar het merendeel der mensen het weten ontbreekt omdat ze zelf in geestelijke blindheid voortgaan, herkennen ze bij de tegenstander de dwaling niet, zoals ze echter de waarheid ook niet in zichzelf kunnen zoeken en vinden. En ze worden onzeker en vallen, als ze zich op het laatste ogenblik niet bij Mij aansluiten, als ze Mij niet om verlichting vragen, die Ik een vragende uitermate graag verleen als hij maar echt het juiste en de waarheid wil. Maar wie op zichzelf vertrouwt, wie eveneens tracht zich verstandelijk over dit grootste vraagstuk opheldering te verschaffen, zal vastlopen in de duisternis, want hij jaagt een dwaallicht na, hij gelooft de overtuigende woorden van de wijzen der wereld en bewondert hun scherpzinnigheid en hun conclusies, en hij geeft Mij op en oordeelt zich zelf.
En omdat Ik van eeuwigheid af van deze strijd op de hoogte ben, omdat Ik de zwakken wil helpen, zoals ook diegenen die Mij zoeken, maak Ik hen al vertrouwd met de waarheid, en wie moeite doet voor deze waarheid, wie zich waardig maakt ze te ontvangen en er in vrije wil naar streeft, zal alle scherpzinnigheid van de wijzen der wereld overtroeven, hij zal wetend worden, hij zal kracht ontvangen om te oordelen, zijn geest zal verlicht worden en niets zal hem zijn geloof, zijn overtuiging kunnen afnemen, want hij is door Mij zelf onderricht, en hij heeft het bewijs dat Ik besta en dat Ik al mijn schepselen wil winnen voor de eeuwigheid. En hij zal Mij trouw blijven tot het einde toe.
Amen
BD.4073
30 juni 1947
Lichtverschijnsel aan de hemel – Kruis van Christus
U moet oplettend zijn op de verschijnselen van de eindtijd. En zo zullen u spoedig veranderingen opvallen in de natuur, u zult een zonderling krachtenspel kunnen waarnemen, een verschijnsel dat u te denken moet geven, als u het beschouwt met de juiste instelling tot Mij, de Schepper, die ook deze verschijnselen laat plaatsvinden om de opmerkzaamheid van alle mensen op zich te richten.
En het zal u opvallen hoe weinig mensen de juiste instelling hebben tegenover Mij, hoe ze trachten zelf alles aards te verklaren en ook door buitengewone verschijnselen niet erg onder de indruk zijn. Het zal een lichtverschijnsel zijn dat zich overdag zal laten zien, dat zonder voorafgaande aankondiging aan de hemel zichtbaar zal zijn en geen andere uitleg toelaat dan een wijzen op het verlossingswerk van Christus, want het verschijnsel heeft de vorm van een kruis met het onmiskenbare gelaat van de Verlosser.
En dit lichtverschijnsel zal aanleiding geven tot veel debatten, en dan moeten mijn dienaren zich voorbereiden, want dit verschijnsel is de inleiding, het is in zeker zin voor alle mensen bestemd, want het kan door alle mensen worden gezien. Maar hoe verschillend wordt er tegenaan gekeken maar hoe weinig begrip toont men ervoor. Ik laat een zichtbaar teken aan de hemel ontstaan en vind nochtans te weinig aandacht. Ik breng hun het verlossingswerk onder het oog, opdat ze geloven in Jezus Christus en zalig worden, maar het geloof aan Hem is al zo goed als verloren gegaan en wordt ook door dit lichtverschijnsel niet meer gevonden of versterkt. Want de mensen zijn al te werelds gezind en willen niet geloven, omdat ze elke verantwoordelijkheid van zich af zouden willen wentelen, maar dit niet zouden kunnen als ze in Jezus Christus zouden geloven.
En zo zal ook het lichtverschijnsel weer voor weinig mensen een teken uit de hemel, een teken van de eindtijd zijn. Een innerlijke onrust overmeestert echter de mensen wel, maar slechts voor korte tijd, die dan wijkt voor een gespannen aandacht, maar die alleen maar geldt voor het verschijnsel op zich.
Dat het nabij zijnde einde daarmee samenhangt, geloven ze niet en ze bespotten alleen maar de gelovigen die deze voorspellingen van een nabij zijnde einde bekend maken om hen ertoe te brengen zich op het einde voor te bereiden. Ze zullen weinig geloof vinden en mogen toch niet verslappen in hun arbeid voor mijn rijk, want zulke gelegenheden zijn een bijzondere genade voor de mensen op aarde, dat ze zich bezinnen en de gedachte in overweging nemen dat bovennatuurlijke krachten willen inwerken op de mensen door natuurverschijnselen van buitengewone aard, dat het verschijnsel door Mij is gewild om de aandacht van de mensen te richten op het einde.
De wetenschap zal er een verklaring voor geven en deze zal ook worden aangenomen, maar wiens streven geestelijk gericht is, zal Mij daarin herkennen en hij zal jubelen en juichen wegens het nabij zijnde einde, want de wereld heeft hem niets meer te bieden, maar zijn hart is vol hoop over het leven na de dood en hij ziet reikhalzend uit naar het laatste uur dat hem ook verlossing zal brengen uit aardse nood, zoals Ik beloofd heb, dat Ik komen zal in de wolken om de mijnen tot me te roepen in mijn rijk. Hij weet dat dan ook het uur is gekomen wanneer de aardse nood aangroeit en er geen aardse hulp meer te verwachten is. Dan verkort Ik de dagen opdat de mijnen Mij trouw blijven en standhouden tot aan het einde.
Amen
BD.4080
8 juli 1947
Gods liefde en erbarmen in de laatste tijd voor het einde
Gods grote liefde en erbarmen zal duidelijk aan het licht komen in de laatste tijd voor het einde, waarin de gelovigen in de meest benarde toestand leven. Het zal een tijd zijn van bitterste nood voor de mensen die Hem trouw willen blijven, want de tegenstander zal rigoureus optreden tegen iedereen die voor zijn geloof en voor Jezus Christus en Zijn leer opkomt. De maatregelen die worden getroffen om het ongeloof door te drijven, zullen zo scherp zijn, dat de mensen weinig weerstand bieden en bijna uitsluitend zullen verklaren tegen God te zijn.
Maar zij die bekend zijn met de waarheid, die in liefde leven en daarom ook in het juiste Godsbesef, die Jezus Christus als Verlosser aanroepen om Zijn bijstand, dezen zullen in de maatregelen ook diegene herkennen, die als antichrist is aangekondigd voor de laatste tijd voor het einde. En ze zullen daarom des te standvastiger zijn en in vol vertrouwen wachten op Gods hulp en op Zijn komst. En dezen zullen ook niet worden teleurgesteld. Gods grote liefde zal hun duidelijk worden, want Hij is hen te allen tijde nabij, zodat ook de ongelovigen Hem zouden kunnen herkennen, als ze niet van slechte wil en daarom geheel in de macht van satan zouden zijn.
Maar wie nog zwak is en niet geheel van God afvallig, die pakt het erbarmen Gods nog vast en er worden hem veel bewijzen geboden van het goddelijk werkzaam zijn, zodat het hem gemakkelijk wordt gemaakt te geloven en stand te houden tegen alle bedreigingen door de wereld. Alleen de goede wil mag niet ontbreken, dan zal Gods hand zich nog in het laatste uur naar hem uitstrekken.
Wat er in deze tijd gebeurt, is de mensen moeilijk te voorspellen. Want steeds weer bedenkt de satan nieuwe plannen en overtreft hij zichzelf in wreedheden, in onmenselijke maatregelen en schandalige handelingen tegen de gelovigen. Schijnbaar is het lot van de gelovigen ondraaglijk en toch zullen ze zoveel kracht van God betrekken, dat ze al het moeilijke kunnen verdragen en de nood niet zo voelen, omdat hun blik op de hemel is gericht en de wereld en het aardse hen niet meer lokt. Tevens horen ze de stem van de Heer. Ze weten dat Hij de dagen zal verkorten, want Zijn belofte heeft hun de troost gegeven en dus rekenen ze er elke dag op dat verlossing uit de aardse nood hun ten deel valt.
En toch komt de laatste dag ook voor deze nog bij verrassing. Hij zal komen wanneer er geen mogelijkheid meer bestaat zielen te winnen. En dit zal heel gauw het geval zijn, want de scheiding zal spoedig voltrokken zijn. De moed om getuigenis af te leggen is slechts gering en de beslissing voor of tegen God wordt in korte tijd geëist. En daarom zal ze ook de inleiding zijn van het einde, want de kwelling, waaraan de gelovigen nu zijn blootgesteld, vereist de hulp van God, daar anders een gevoel van zwakte zich ook van de kleine schare, van de zijnen meester zou maken. En God zal dit nooit toelaten. En zo zal Hij komen als redder in de hoogste nood en Hij zal de zijnen tot zich halen. En dan komt het oordeel, zoals het is verkondigd in woord en geschrift.
Amen
BD.4081
10 juli 1947
Het berouw van de ziel in het hiernamaals
Voor de ziel in het hiernamaals is het bewustzijn zelf schuld te hebben aan haar situatie en van elke mogelijkheid beroofd te zijn uit eigen kracht haar toestand te veranderen, een vreselijke last. Maar dit bewustzijn heeft ze pas dan wanneer zich in haar het verlangen voordoet, voor verbetering te zorgen. Tevoren is ze apathisch, doet geen moeite opwaarts of naar beneden te gaan, voelt alleen maar een kwelling zonder weerga en is volledig willoos, tot er zich voor haar, door hulp van lichtwezens die haar in vermomming naderen, weer een mogelijkheid voordoet met andere zielen samen te komen, en nu in haar de drang ontwaakt, in een andere omgeving te komen in het geloof dan ook aan de toestand vol van kwelling ontsnapt te zijn. En nu wordt het haar pas duidelijk, dat ze datgene moet inhalen, wat ze op aarde verzuimde, dat ze werkzaam moet zijn in liefde.
En nu ziet ze ook haar nutteloos leven op aarde in en de spijt over de vele onbenutte gelegenheden is buitengewoon groot. Bij goede wil zal ze spoedig een verbetering bemerken, want zodra ze berouw voelt, benut ze ook elke gelegenheid in liefde bezig te zijn tegenover de noodlijdende zielen, want een ziel die verhard is, keert zich meer naar beneden en voelt ook nooit berouw over haar eigen schuld, omdat zo’n ziel door beïnvloeding van kwade krachten nooit haar onrecht in kan zien en bijgevolg ook geen spijt voelt. Pas het besef van haar schuld is in staat de ziel in het streven opwaarts te gaan, aan te zetten. En dan begint ook het werkzaam zijn in liefde, dat haar kracht toevoert om op te klimmen.
Het bewustzijn van haar schuld is steeds het gevolg van medelijden met die zielen die net als zij, een toestand vol kwelling hebben te verdragen, en deze opwelling levert de ziel al de hulp op van de lichtwezens, die nu niet meer aflaten, tot ze de weg omhoog heeft gevonden en is opgegaan. En hoe verder de ziel in het inzicht vordert, des te vlijtiger komt ze, het in liefde werkzaam zijn in het hiernamaals na en biedt al diegenen hulp die nog lager staan dan zij, omdat ze hun kwellingen kent en ze graag zou willen helpen die voor hen te verminderen.
En dit bezig zijn in liefde laat nu de eigen wroeging zwakker worden, en ze heeft nu toch de mogelijkheid rijper te worden, en ofschoon ze ook nooit de hoogste graad kan bereiken, het kindschap Gods, dat alleen door een leven in liefde op aarde kan worden verworven, is ze toch gelukzalig in het bewustzijn, God, die ze nu boven alles liefheeft, te kunnen dienen tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.4082
11 juli 1947
Bij God is niets onmogelijk
Waar aardse hulp niet meer mogelijk schijnt wordt de liefde van God vaak duidelijk zichtbaar, die zelfs het schijnbaar onmogelijke laat gebeuren opdat de mensen leren in Hem te geloven en Hem dan boven alles liefhebben. Voor God zijn er geen grenzen aan Zijn macht, wat Hij wil zal ook geschieden. Zodoende is er ook niets wat niet verwezenlijkt zou kunnen worden, omdat bij God alles mogelijk is.
De mensen kwellen zich zo vaak onnodig door het aardse leven, want als ze graag iets buitengewoons zouden willen volbrengen of zoiets willen beleven, behoefden zij slechts God om hulp te vragen. Altijd kan Hij helpen en altijd zal Hij helpen. Dit geloof kunnen de mensen echter alleen door het beoefenen van de naastenliefde verkrijgen, omdat alleen de goede werken de verbinding met God tot stand brengen. Alleen daardoor is de ontvangst van kracht verzekerd die als uitstraling van God ook onherroepelijk tot Hem moet terugvoeren. De mens moet dus leren geloven en hij zal dat ook, als hij vanuit een serieuze wil opwaarts streeft.
In de laatste tijd voor het einde zullen de wonderbaarlijkste dingen gebeuren, die bovennatuurlijk schijnen maar hun verklaring vinden in de wil van de mens en in de kracht van het geloof. Daarin ligt de gehele verklaring van alles wat u onbegrijpelijk lijkt, maar wat eigenlijk alleen het gevolg is van een juiste levenswandel voor God.
Het is niet voldoende dat de mensen zich naar de vorm christenen noemen, dat zij aanhanger van een kerk zijn waartoe zij behoren – maar zij moeten vanuit het christendom leven. Zij moeten waarlijk door hun levenswandel getuigenis afleggen dat zij tot de gemeenschap van gelovigen behoren, die de ware kerk van Christus vormt. Er wordt dus een levend geloof verlangt, voortkomend uit werken van naastenliefde. Een geloof, dat de kracht van de geest tot werking laat komen.
Dan beschikt de mens ook over buitengewone kracht; het is de kracht uit God die hem doorstroomt en waarvoor geen begrenzing is. En zo kan de mens door het geloof, met Gods kracht, ongewone dingen volbrengen – zoals echter ook anderzijds, teweeg gebracht door het geloof, God zichzelf kan openbaren in de vorm van hulpverleningen die bovennatuurlijk aandoen, omdat zij zich vaak voordoen als er geen hoop op hulp meer is.
Bij God is niets onmogelijk. Dit moet de mens in iedere moeilijke levensomstandigheid zich altijd weer voorhouden, dan zal zijn geloof een versterking ondergaan zodat er voor hem geen noodsituatie meer bestaat. Door zijn houding tot God en door zijn diep en onwankelbaar geloof in Zijn hulp bant hij ook iedere nood. En daarom kan hij ook iedere benarde toestand zonder zorg vol vertrouwen tegemoet zien – en dan zal God hem ook helpen, omdat Hij een sterk geloof niet teniet zal laten gaan.
Bij God is niets onmogelijk. Alles wat Hij wil kan Hij volbrengen. En alles wil Hij volbrengen als Zijn kinderen Hem als hun liefhebbende Vader aanroepen en Hem onvoorwaardelijk vertrouwen. Dan zal Hij hen in alle behoeften voorzien; dan helpt Hij hen bij alle aardse beslommeringen en benarde omstandigheden. Want Hij is een God van liefde en die liefde zal steeds geven en helpen, omdat zij gelukkig wil maken.
Amen
BD.4088
22 juli 1947
Geestelijke dood – Het begrip “leven”
De mens kan leven en toch geestelijk dood zijn, zoals hij echter omgekeerd ook kan sterven en toch het eeuwige leven binnengaan, alleen dat dit een geestelijk leven is, terwijl het eerste het lichaam betreft, waarbij de ziel in een toestand zonder licht is en bijgevolg ook zonder kracht, dus een toestand van dood haar lot is, zelfs wanneer ze midden in een vreugdevolle omgeving leeft. Want het aardse leven is slechts een schijnleven, dat niet blijft bestaan, maar de mens die geestelijk dood is, is ook zonder inzicht en stelt daarom het schijnleven boven het eigenlijke leven, het leven van de geest in de eeuwigheid. Maar wat bent u mensen eigenlijk in wezen? U bent iets geestelijks, alleen door een materieel omhulsel omsloten. En zodra dit omhulsel dat vergankelijk is, wegvalt, is het geestelijke in u vrij, ongeacht in welke toestand de ziel het lichaam verlaat.
Ze is vrij van haar uiterlijke vorm, maar niet iedere ziel is vrij om te willen en in staat voort te brengen. Het willen en het kunnen scheppen vanuit zichzelf echter, is haar gelukzaligheid. Het is de toestand die in het allereerste begin haar bestemming was en die verloren is gegaan. Maar willen en kunnen scheppen heeft dezelfde betekenis als leven – onafgebroken bezig kunnen zijn naar haar wil.
Ook op aarde betekent “leven” een bezig kunnen zijn, niet gehinderd door lichamelijke zwakheden en gebreken. Want een leven op aarde dat samengaat met het laatste, wordt niet als volledig beschouwd en geldt als gebrek, zolang de mens niet het juiste weten heeft over zijn taak op aarde. Maar op aarde verschaft ook de niet werkzame mens zich meestal compensatie door het vervullen van aardse begeerten en helpt zich zo over zijn toestand van zwakheid of over bewust passief zijn – ledigheid – heen.
Hij berooft zichzelf van de ene dag na de andere, die hem werd gegeven voor de positieve ontwikkeling van zijn ziel. In het geestelijke rijk daarentegen moet de ziel elk verdovend middel ontberen. Ze moet terneergedrukt de situatie van haar stilzitten ervaren, die haar tot kwelling moet worden, opdat ze haar tracht te ontvluchten. Haar krachteloosheid hindert haar bij een eigenmachtige verandering van haar toestand. Ze is in elk opzicht arm en moet gebrek lijden tot haar hulp wordt gebracht in haar nood door het gebed van mensen die op aarde nauwe banden met haar hebben. Want waar liefde haar in de eeuwigheid zo’n gebed nazendt, daar ontvangt de ziel als in een flits een glimpje aan inzicht. Benut ze dit, dan zal spoedig het licht om haar heen sterker worden en de ontzettende kwellingen van het zonder licht te zijn nemen af. Maar het verlangen naar leven ontwaakt nu in haar en zet haar aan tot werkzaamheid. Maar werkzaamheid in het hiernamaals is: werken in liefde, zoals ook op aarde de ziel het eeuwige leven kan verwerven alleen door een leven in liefde dat haar ziel pas het ware leven geeft. En zo hoeft de dood nooit meer een mens angst aan te jagen, die zijn best doet op aarde in liefde te leven. Want hij zal niet sterven, maar leven in eeuwigheid. Maar voor de anderen die alleen het aardse leven waarderen, zal de dood zijn prikkel behouden. Want na hun sterven bevinden ze zich werkelijk in een dode toestand. Ze zijn echter niet geheel uitgewist, maar het bewustzijn van hun bestaan hangt hun buitengewoon aan en vaak zo, dat ze alleen aan zichzelf denken en op de nood van zielen rondom hen geen acht slaan. En dan zijn ze in het grootste gevaar, eeuwigheden lang in de dode toestand te moeten blijven. Want alleen de liefde kan leven geven, omdat de wet van de liefde moet worden nagekomen op aarde evenals in het hiernamaals, omdat er zonder de liefde geen leven is en de mens nooit gelukzalig kan worden. Leven en dood kunnen dus dicht naast elkaar bestaan. Het sterven van een mens hoeft niet zijn dood te betekenen, zoals ook het leven van een mens op aarde alleen dan leven kan worden genoemd, wanneer de geest onophoudelijk werkzaam is. Wanneer de mens zich een geestelijk doel stelt en dit ijverig naleeft, wanneer hij werkzaam is in liefde, zoals zijn geest het hem te doen geeft. Want deze zal niet sterven maar leven in eeuwigheid.
Amen
BD.4094
31 juli 1947
Een wijzen op het einde – Natuurgebeuren
Nog slechts een korte spanne tijds gaat er nog voorbij tot het einde van deze wereld. En in deze korte tijd wend Ik alle middelen aan u ertoe te brengen uw ziel om te vormen. Ik laat me aan de mensen horen nog voor het laatste gericht is te verwachten. Dus zult u, mensen eerst deze uiting van Mij tegemoet moeten zien, voor u rekening houdt met het einde. Maar dit volgt zeer snel op het voorafgaande.
Steeds weer moet Ik u hetzelfde aankondigen, anders schenkt u te weinig geloof aan mijn woorden; steeds weer moet Ik u daarop wijzen, omdat u, mensen thans te weinig geestelijk ingesteld bent, dus ook woorden die u van boven worden aangeboden niet veel anders beoordeelt dan uitspraken van mensen, ja eerder met deze laatste instemt en er aandacht aan schenkt, als zijnde onderrichtingen waarvan de inhoud alleen maar uw ziel van pas komt. Wat moet Ik dus doen om u datgene wat noodzakelijk is voor uw zielenheil nadrukkelijk voor ogen te houden.
Wanneer mijn woord u niet vermag over te halen om met de arbeid aan uw ziel een begin te maken, dan moet mijn stem luider klinken, opdat u schrikt en Mij roept in de angst en de nood die u zal overvallen in het aangezicht van het einde. En op deze gebeurtenis, die zich in de natuur afspeelt, wijs Ik u met alle aandrang, al verleent dit gebeuren toch pas mijn woord de bevestiging van zijn echtheid, die door de mensen meestal in twijfel wordt getrokken.
Maar tevoren wil Ik al inwerken op de harten van de mensen die ontvankelijk zijn voor mijn liefde en genade, die mijn woord als teken van liefde en genade herkennen en het daarom met vreugde en dank aannemen. Dezen zullen een tweevoudige zegen halen uit het laatste teken dat vermaant en waarschuwt. Ze zullen zelf uitermate gesterkt zijn in het geloof en daardoor ijverig en overtuigd opkomen voor mijn woord en met succes kunnen deelnemen aan het verlossingswerk van Christus. Want nu zijn de ogen van alle gelovigen gericht op het einde, dat ze vol overtuiging verwachten en daarom ook zullen vaststaan in welke strijd dan ook tegen Mij, mijn woord en mijn rijk.
Dit wil Ik bereiken door mijn herhaalde aankondigingen voor die tijd: dat alle mensen nog een laatste teken van mijn liefde en erbarmen toekomt, ofschoon het als zodanig maar zelden wordt herkend. Maar voor de mijnen is het begrijpelijk, dat en waarom Ik uit den hogen tot de mensen spreek en ze rekenen er daarom elke dag op dat Ik mijn stem laat klinken. Maar Ik heb mijn onveranderlijk plan en Ik spreek wanneer de tijd gekomen is, wanneer u Mij allerminst verwacht, wanneer u denkt dat Ik passief ben, wanneer een aardse nood schijnbaar is afgewend. Maar wat voorspeld is in woord en geschrift wordt vervuld. Ik laat een natuurgebeuren zich afspelen van ongehoorde grootte en uitgebreidheid, dat ontelbare mensenlevens zal kosten.
En toch is dit slechts een klein voorteken van de verwoesting op de laatste dag; alleen dat Ik me nu niet zichtbaar uit, terwijl Ik kort voor het einde zelf zal komen om de mijnen gelukkig te maken en ze tot me te roepen in mijn rijk. Wie echter de natuurcatastrofe die er eerst is, overleeft, zal een overtuigd geloof verwerven als het hem wat dat betreft ernst is. En dat is mijn bedoeling, dat een diep gelovig mens nu tegenover zijn medemensen alles uitdraagt en verdedigt wat op het laatste einde betrekking heeft. Want dit zal niet lang op zich laten wachten.
Als mijn stem van boven te horen zal zijn, gaat u met reuzeschreden het einde tegemoet. Voor velen zal weliswaar al het laatste levensuur geslagen hebben met het uitbreken van de eerdergenoemde natuurcatastrofe, die ontelbare mensenlevens zal eisen, maar ter wille van de overlevenden kondig Ik dit aan, want ze zullen hiermee hun voordeel doen voor hun ziel, ze zullen leren geloven en Mij als hun Schepper en Behoeder, als Vader en goddelijke Vriend leren onderkennen, ze zullen uit eigen aandrang tot Mij roepen en als ze mijn duidelijke hulp hebben ondervonden, naar Mij toekomen, ze zullen, nadat ze Mij herkend hebben, trachten Mij met ’n liefdevol hart voor zich te winnen en zich mijn wil tot de hunne te maken, ze zullen Mij, nadat ze Mij gevonden hebben, niet meer opgeven, integendeel Mij trouw blijven tot aan het einde toe.
En daarom laat Ik het toe dat de aarde gedeeltelijk getroffen wordt door een uitermate grote storm van verwoesting, opdat het denken van hen die overleven verandert en zich richt op Mij, die naar mijn schepselen verlang die nog ver van Mij afstaan en toch mijn liefde bezitten, omdat ze eens van Mij zijn uitgegaan en weer naar Mij terug moeten keren. Want mijn liefde vermindert niet, mijn liefde houdt nooit op, eeuwig geldt ze voor wat door Mij geschapen is, zelfs wanneer het nog niet de weg naar Mij heeft gevonden. Dan wijs Ik het steeds weer de weg en bied mezelf aan als Leider aan diegenen die zich aan mijn hoede toevertrouwen en Mij willen volgen, opdat ze eens hun doel bereiken, opdat ze eeuwig met Mij verenigd zijn, zoals het in het allereerste begin hun roeping was.
Amen
BD.4096
3 augustus 1947
Ernstige aansporing om christelijke naastenliefde te beoefenen
Zie uw zwakheden in en tracht ze uit de weg te ruimen. Word niet ongeduldig als het er om gaat u in de toestand van een ander te verplaatsen en wees begripvol. Krenk de ander niet en neem het gebod van de liefde serieus als de naaste u nodig heeft, hetzij voor daadkrachtige hulp of ook voor woorden die hem opmonteren. Geef geen aanleiding tot onenigheid, tracht veeleer in liefde tot overeenstemming te komen. Neem een voorbeeld aan Mij, die alle mensen met een liefdevol hart tegemoet trad om hen voor Mij te winnen. En zo zult ook u steeds uw best moeten doen het hart van de ander te winnen. U moet niets nalaten wat liefde kan opwekken, want alleen in de liefde kan ook het volledige begrip voor de zwakheden van de naaste tevoorschijn komen. Beproef uzelf aldus onder elkaar. Laat geen gelegenheid onbenut waar u met een liefdevol woord of liefdevol handelen vreugde zult kunnen bereiden, want als u van de naaste het leed op een afstand houdt, als u hem innerlijke vrede schenkt, verricht u waarlijk een christelijke daad van naastenliefde die u zegen zal opleveren, want u sterkt hem daardoor lichamelijk en geestelijk. Hij wordt zelf in een liefdevolle toestand gebracht, hij voelt wederliefde en hij zal niet nalaten zijn liefde werkzaam te laten worden en zijn eigenliefde zal afnemen.
Heb geduld en wees zachtmoedig, vredelievend en deemoedig, en uw leven zal gemakkelijker zijn, want de liefde is het beste wapen tegen vijandigheid en liefde vergeeft en verdraagt, ze geeft en maakt gelukkig, ze verbindt de harten, ze heelt de wonden en zal altijd begrip hebben voor de zwakheden en fouten van de naaste en tenslotte toch overwinnen, want de liefde is kracht die alles bereikt wat ze wil.
Amen
BD.4097
4 en 5 augustus 1947
De schepping van de wereld – Mozes – Beeldspraak
Laat u niet meeslepen te oordelen, zolang uw geest nog niet volledig gewekt is. Er bestaat zo oneindig veel dat uw verstand zou belasten als dit het zou moeten verwerken, maar dat toch goddelijke wijsheid is, dus een weten dat geheel overeenstemt met de waarheid. De mens kan er in zijn onvolmaaktheid nog geen deeltje van begrijpen. Er kan hem daar ook niet door nog zulk scherp denkwerk een licht over opgaan. Integendeel, hij moet langs geestelijke weg dienaangaande opheldering verlangen en in ontvangst nemen.
Hij moet God tot zich laten spreken, rechtstreeks of in de vorm van gedachten die na innig gebed in hem opkomen. Wat voor de ene mens volledig te begrijpen is, kan voor de ander een ondoorzichtig weten zijn als de donkerste nacht. En dus zal de laatste verwerpen wat de eerste als zuivere waarheid herkent en aanneemt. Maar een debat daarover kan die ander ook opheldering geven als hij zoiets verlangt. Zo kan God eveneens in de vorm van onderrichtingen door medemensen de waarheid uitdelen, als Hij door een instelling Zich zelf kan uiten of deze dicteert wat nodig is te weten:
Er bestaan verschillende uitleggen over de schrifttekst van de schepping der wereld en elke uitleg kan waar zijn wanneer ze is uitgegaan van Hem die de eeuwige Waarheid zelf is. En bijgevolg is het afhankelijk van de graad van rijpheid van degene die wordt onderricht, welke uitleg hij nodig heeft. Hij kan de scheppingsdagen beschouwen zoals hij wil. Hij kan een zuiver geestelijke samenhang willen onderkennen en wordt beantwoordend daaraan onderricht. Maar hij kan ook zichzelf als middelpunt van welke materiële schepping dan ook beschouwen en dienovereenkomstig de overgeleverde uitspraken van Mozes uitleggen, of ze als onbegrijpelijk voorlopig terzijde leggen. Dat wil zeggen: tot de rijpheid van inzicht is vergroot door een levenswandel in overeenstemming met de goddelijke wil. Hij zal op aarde nooit tot een totaal begrip komen, want de goddelijke wijsheid is onuitputtelijk, ondoorgrondelijk, totdat de mens volmaakt is, ofschoon God de mens verlicht en hem een omvangrijk weten kan overbrengen door Zijn geest. De schepping van de wereld kan de mens niet anders duidelijk worden gemaakt dan in beelden. De mensen ten tijde van Mozes waren met de beeldspraak vertrouwd, zodat ze niet alleen de aardse – dat wil zeggen de materiële – ontwikkeling van de aarde daaronder verstonden, maar ook de geestelijke samenhang konden begrijpen als ze deze te weten wensten te komen. De woorden van Mozes zijn niet oppervlakkig gegeven en ze kunnen daarom ook niet naar woordelijke inhoud worden begrepen. Maar God zelf sprak tot Mozes en wel voor de gehele mensheid van een heel verlossingstijdperk dat een eindeloos lang tijdsbestek omvat. En Zijn toespraak was zo gehouden, dat ze toegepast kon worden op de tegenwoordige tijd, het verleden en de toekomst. Ze verlichtte zowel de tijd van het begin tot aan het einde van een verlossingsperiode, alsook de oertijd en het nog komende tijdperk dat door een geestelijk schouwende – zoals Mozes het was – duidelijk en betrouwbaar vooruit werd gezien, hoewel de mens als zodanig van toekomstige zaken niet op de hoogte is. Maar voor de geestelijk schouwende wordt alles onthuld en in overeenstemming daarmee is ook zijn handelen. Mozes gaf dus de mensheid een licht. Hij stemde geheel overeen met de wil van God en hij kon daarom ook uitspreken wat in hem ertoe aandrong uitgesproken te worden. God wilde nu de mensen de opeenvolging van de aardse schepping bekendmaken, waarbij echter te bedenken valt dat deze een eindeloos lange tijd nodig had. En deze tijd heeft zowel op de geestelijke alsook op de aardse ontwikkeling betrekking. De geestelijke ontwikkeling betreft steeds als laatste het wezenlijke in de belichaming als mens. Bijgevolg moet de positieve ontwikkeling als mens ook vergeleken kunnen worden met de langzame ontwikkeling van de aardse schepping. En daar deze eerste zich voltrekt in de goddelijke ordening, moet ze lijken op de ontwikkelingsgang van de aards materiële wereld die ook in een door God gewilde ordening zijn gang ging. Alleen de geestelijk strevende mens begrijpt de samenhang en kan die constateren. En deze begrijpt ook de geestelijke betekenis van de woorden van Mozes. Een begrijpelijke verklaring is echter niet te geven, zolang de overeenkomst niet wordt gezocht tussen geestelijke en materiële positieve ontwikkeling. De ontwikkelingsgang van de materiële schepping te verklaren voor de mensen, was waarlijk niet van belang. En het weten daarover verrijkt de mens niet. Toch was het begin ervan in overeenstemming met de geestelijke toestand van het wezenlijke.
Al wat volgde kwam voort uit het voorafgaande. Maar het kan geenszins worden ontkend, dat God de mensen voortdurend wijst op hun bestemming, op hun levensdoel: een positieve ontwikkeling van de ziel. Door Mozes gebeurde precies hetzelfde, op zodanige wijze dat de mensen op het ontstaan van de aardse schepping opmerkzaam werden gemaakt, steeds met het oog op het geestelijke doel.
En op dezelfde manier lichtte de mens Jezus de woorden van Mozes toe, gedreven door de geest in Hem. En voor Hem was de geestelijke ontwikkeling van de mens van grotere betekenis, zodat Hij alles met het oog daarop duidelijk maakte om de mensen ertoe te brengen aan de eigenlijke schepping van de wereld minder betekenis te hechten dan aan de geestelijke tegenhanger. De parallel die elk aards gebeuren kan laten zien. Aan deze parallel moet veel meer aandacht worden geschonken, als de mens succes wil boeken voor zijn ziel.
Er kunnen nog vele andere verklaringen worden gegeven. En dit is ook het geval wanneer de ontvangers van geestelijke bekendmakingen verschillende uitleggen daarover krijgen door het werkzaam zijn van de geest. Maar dan is er van tijd tot tijd een gedachtewisseling nodig. En waar dezelfde opvattingen, dezelfde uitleggen worden aangetroffen, daar kan ook worden gesproken van een stellig werkzaam zijn van de geest. Want elke uitleg moet overeenstemmen met de andere en uiteindelijk steeds de positieve ontwikkeling van de geestelijke mens betreffen, al is het in een voorstelling die gemakkelijker of moeilijker te begrijpen is. Waar de geest van God zelf werkzaam kan zijn, daar is ook het begrip gegarandeerd.
Amen
