Inhoud
BD.3603 De satan weet dat hij niet veel tijd meer heeft – Duivels in de eindtijd
BD.3604 Een sterk geloof – De kracht van het geloof
BD.3606 Stormachtige tijd voor het laatste oordeel – Paradijs
BD.3610 Oorzaak, zin en doel van leed – Inzicht – Vergankelijkheid
BD.3615 Voorwaarden voor het werkzaam zijn van de geest
BD.3618 Vrije wilsbeslissing – Kerkelijke organisatie
BD.3619 Het verlossingsproces – Eeuwigheden – Hel – Verdoemenis
BD.3621 “Wie Mij ziet, ziet de Vader”
BD.3622 De hemelvaart van Christus – Verheerlijking
BD.3624 “Word als kinderen”
BD.3627 Het reinigingsproces van de zielen in het hiernamaals
BD.3628 Het gedachtengoed uit het geestelijke rijk
BD.3630 Kosmos – Veranderingen – Catastrofe
BD.3632 Knechtschap onder de satan en verdoemenis
BD.3634 “Wist u niet, dat Ik in datgene moet zijn wat van mijn Vader is?”
BD.3636 De band van de liefde – Aaneensluiting met God
BD.3637 Voedsel voor de ziel – De zorg van God voor aardse behoeften
BD.3641 Geestelijke hoogmoed
BD.3642 Het erkennen van het verlossingswerk is nodig om de ziel rijp te laten worden
BD.3656 Rust en vrede van de ziel door diep geloof
BD.3657 Dag van het oordeel – Duivels van de eindtijd
BD.3661 De arbeid aan de ziel
BD.3670 Geestelijke scheppingen – Gelukzaligheid – “Wat geen menselijk oog ooit heeft gezien”
BD.3672 Antichrist – Einde
BD.3678 Het Christusprobleem
BD.3681 Roep Mij aan in nood – Diepte van het geloof
BD.3682 Gebed in deemoed
BD.3684 Verzoekingen
BD.3686 Ernstige onderzoekingen en het willen van de waarheid
BD.3689 Dringende noodzaak en zegen van het werk voor het rijk Gods
BD.3692 Aardse voorzorgsmaatregelen zijn nutteloos
BD.3696 Overtreding van de eeuwige ordening – Verzoekingen
BD.3697 Door mensen gegeven geboden – Naastenliefde – Het gebod van God
BD.3699 Het geloof aan de onsterflijkheid van de ziel – Waarheid
– * –
BD.3603
15 november 1945
De satan weet dat hij niet veel tijd meer heeft – Duivels in de eindtijd
De poorten der hel gaan des te verder open, naarmate het einde dichterbij komt. Alle krachten van de duisternis ontplooien zich en stormen op de mensen af en de vorst van de onderwereld heeft grote macht. Hij ziet, dat hij aan het einde van zijn tijd is en probeert deze nog op alle manieren te benutten. En de mensen in hun wilszwakte roepen hem geen halt toe, maar zijn zijn gewillige dienaren, die hij aanzet om tegen God in te handelen, om hen voor altijd van God te scheiden.
De vorst der onderwereld weet, dat hij niet veel tijd meer heeft. Onherroepelijk wordt zijn macht gebroken, als het einde van deze aarde genaderd is. En aan het woeden van de satan is te zien, dat het einde niet meer ver is. De gruwelijkste gebeurtenissen hopen zich op. Er worden daden gepleegd, die niemand tevoren voor mogelijk hield. De mensen schrikken nergens voor terug en ze beseffen zelfs niet meer, op welk dieptepunt ze zich bevinden, in welke diepte ze zijn neergetrokken door een macht, die buiten elke goddelijke ordening staat, die totaal zonder enige liefde is en die ook in de harten van de mensen elk vonkje liefde verstikt; die elk vlammetje dooft, dat nog zwak gloeit in het verborgene.
Het is een tijd van grenzeloze haat en de grofste liefdeloosheid. De mensen leven onderling niet meer als broeders, maar ze bejegenen elkaar op elke manier als vijanden. En slechts weinige staan elkaar bij en laten zich geestelijk niet overweldigen. Dat wil zeggen ze verweren zich tegen de inmenging van de satan en zoeken bescherming bij God, Hem vragend om hulp tegen de vijand van hun ziel. En in dezen is de liefde nog niet verstikt en hun handelen beantwoordt aan de geboden Gods. En daarom worden ze door de vijand van hun ziel heel erg in het nauw gebracht in de laatste tijd, en wel door de medemensen, die de wil van hem uitvoeren, die hen wil verderven.
De hel heeft haar poorten geopend. Talloze duivels komen er doorheen en begeven zich in de nabijheid van de aarde, hun giftige adem hierover verspreidend en zich ten nutte makend naar de wil van hun heer. En bereidwillig worden ze opgenomen. De mensen zelf geven hen speelruimte. Ze dulden ze niet alleen in hun nabijheid, maar ze staan hen vrijwillig de bodem af, waarin ze slecht zaad uitstrooien en hen helemaal kunnen vergiftigen. Ze openen hun harten en verweren zich niet tegen degene, die hen tracht te verderven.
En komt er een dienaar van de Heer de mensen waarschuwen voor die krachten van de onderwereld, ze te vermanen de deuren te sluiten en alleen de God van liefde toegang te verlenen, dan wordt hem onaangehoord de deur gewezen. Op zijn woorden wordt geen acht geslagen en de vorst der onderwereld behaalt de zege. En dit alleen door de wil van de mensen, die vrij is en over zichzelf kan beslissen.
En het einde komt steeds dichterbij. Gods spreken zal nog tevoren doordringend te horen zijn, maar ook slechts weinig aandacht krijgen, omdat de mensen zich al te zeer in de ban bevinden van diegene, die hen omlaag tracht te trekken in het rijk van de duisternis. En op het licht, dat te zelfder tijd helder stralend van boven naar de aarde neerstroomt, wordt geen acht geslagen. En daarom is er geen tegenhouden meer aan: de verlossingsperiode loopt ten einde, om door een nieuw tijdperk te worden afgelost. De satan wordt gekluisterd en van elke kracht ontdaan en met hem al het geestelijke, dat hem is onderworpen, zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
BD.3604
16 november 1945
Een sterk geloof – De kracht van het geloof
En ieder wordt geholpen naar zijn geloof. De mensen die mijn geest in zich laten spreken, die dus door innige verbinding met Mij hun geestvonk trachten te verenigen met de Vadergeest, staan vast in het geloof, zelfs wanneer ze ten tijde van aardse nood zwak zijn en moedeloos en Mij angstig om hulp vragen. Het gebed tot Mij is een teken van het geloof. De aardse nood echter brengt vaak het lichaam in het nauw in een dergelijke mate, dat hij overmacht verkrijgt over de ziel en deze schijnbaar overweldigt. En dan is de mens angstig en moedeloos, maar zijn geloof is niet opgehouden. Want de ziel die eens de weg naar Mij heeft gevonden, zal zich altijd aan Mij vasthouden in de nood en dus haar geloof bewijzen. En haar kom Ik te hulp.
Het is een zwak geloof, wanneer de mens in tijden van nood twijfelt aan Mij en mijn macht, wanneer hij in gevaar is het geestelijke niet meer te laten gelden en de wereld sterkere macht en rechten toekent. Dan is het geloof echt in gevaar en dan kan Ik me ook niet klaarblijkelijk openbaren door wonderbare hulp, omdat Ik dan het geloof zou afdwingen, maar dit voor de ziel van de mens schadelijk is.
Maar wanneer de mens dagelijks om mijn vaderliefde worstelt, wanneer hij zich voortdurend aan mijn liefde en genade toevertrouwt en in het gebed Mij al zijn zorgen en noden voorlegt, heeft hij ook een diep geloof. En hij moet alleen proberen het lichaam zoveel mogelijk het zwijgen op te leggen, dat wil zeggen: hij moet aan de aardse benauwenissen minder aandacht schenken en ze Mij geheel gelovig voorleggen. Hij moet proberen de ziel alleen te laten spreken, dus door de stem van de geest de uitstraling van mijn liefde te vernemen, die hem zeker kracht oplevert om ook over de benauwenissen van het lichaam meester te worden. Want de gelovige zal worden geholpen, omdat Ik de mijnen niet in nood laat, wanneer ze Mij aanroepen om hulp.
En hoe minder aandacht ze schenken aan de noden van het lichaam, des te minder zullen deze hen bezwaren. En dat is de kracht van het geloof: alle aardse zorgen aan Mij overlaten en in gemoedsrust op mijn hulp wachten. De liefde voor mijn schepselen zet me er toe aan hun voortdurende hulp ten deel te laten vallen, in het bijzonder als ze zich in geestelijke nood bevinden. En de geestelijke nood is des te groter, hoe verder ze van Mij verwijderd zijn, dus ook zonder geloof zijn. En dan moet de aardse nood hard op ze drukken, opdat ze de weg naar Mij vinden.
Maar wie de weg naar Mij heeft gevonden, wie bewust mijn liefde begeert en dus in Mij gelooft, in mijn liefde, wijsheid en almacht, die heeft geen harde opvoedingsmiddelen meer nodig in die mate, zoals de ongelovige, en hem kan Ik altijd helpend naderbij komen. En zijn lot op aarde zal lichter zijn, ofschoon hij er ook niet geheel vrij van kan blijven wegens de medemensen en tot loutering van de eigen ziel. Maar steeds ben Ik tot hulp bereid, als zijn roep uit het hart naar Mij opstijgt.
Laat dus daarom mijn geest voortdurend tot u spreken. Luister ook in aardse nood aandachtig naar de stem van de geest in u, dat wil zeggen: verbind u in gedachten innig met Mij en luister naar mijn stem, die u zal troosten en kracht geven, die u de innerlijke vrede teruggeeft als u deze dreigt te verliezen en die u ook aardse raadgevingen doet toekomen als u deze nodig hebt. Want als u met Mij verbonden blijft, kan er niets op u afkomen wat u schaadt, omdat mijn nabijheid u altijd behoedt voor het werkzaam zijn van de krachten der duisternis. Want waar het licht is kan nooit de duisternis zijn. En waar Ik ben heeft nooit de vijand van uw ziel toegang.
En prent u goed in, dat Ik elke nood kan verdrijven. En als u daar diep en onwankelbaar in gelooft, is mijn hulp voor u zeker. Worstel om een sterk geloof. Bid daar zonder ophouden voor. Dan blijft elke nood ver van u, omdat u zelf in staat bent hem te bezweren met mijn kracht, die u een sterk geloof oplevert.
Amen
BD.3606
20 november 1945
Stormachtige tijd voor het laatste oordeel – Paradijs
Het laatste oordeel zal aan alle gruweldaden een einde maken en er zal voor lange tijd vrede over de aarde liggen. Er zal op aarde een toestand in goddelijke ordening bestaan, waar alleen de liefde regeert, waar de liefde de mensen onderling verbindt, waar de liefde van de enkeling ook het werkzaam zijn van God door Zijn geest garandeert. Waar ieder mens de stem van God kan horen en bovenmate gelukkig is te weten dat God hem zo nabij is. Waar God ook zichtbaar onder de zijnen zal vertoeven op een voor de mensen van de huidige tijd nog onvoorstelbare manier. De mensen van de nieuwe aarde zullen weer in het paradijs leven in harmonie met hun ziel, en vurig verlangen naar God en Zijn liefde, en in voortdurende vervulling van hun verlangen. En al het kwade zal lange tijd zijn uitgebannen.
Doch voordat deze toestand op aarde kan bestaan, moet er een storm over de aarde komen die een reinigende en vernietigende uitwerking heeft. Een storm waartegen alleen de diep gelovige, God getrouwe mensen standhouden. Dezen zullen in grote nood komen, maar de tijd van hun verdere leven op de nieuwe aarde zal hen volledig schadeloosstellen voor alle eerdere noden en lijden. Want zodra het kwade machteloos is geworden, worden ze niet meer in het nauw gebracht en de gelukzaligste vrede is hun lot. En daarom moet door de gelovigen de laatste tijd van storm niet gevreesd worden, want Gods wil is meester over al het gebeuren. Gods liefde is werkzaam onder de zijnen en Zijn macht breekt de macht van de satan op het juiste ogenblik.
En wat de gelovigen ook te wachten staat, wereldse macht, menselijke haat en liefdeloosheid kan de komende gelukzaligheid op aarde of ook in het rijk hierna niet verhinderen voor hen die God trouw blijven. De ziel kunnen ze niet doden, ook al willen ze het lichaam doden. Maar God zal ook dit verhoeden, omdat Hij de zijnen het paradijs op de nieuwe aarde wil laten beleven, omdat ze de stam van het nieuwe geslacht moeten vormen en omdat ze voor de tijd van eerdere nood schadeloos moeten worden gesteld als teken van de overgrote liefde van God die de zijnen een lot van gelukzaligheid al op aarde wil bereiden. En daarom worden ze ook in de tijd van storm van buitengewone kracht voorzien door God, waardoor ze bij machte zijn al het kwade te overwinnen en die hen in staat stelt tegen de ergste vijandige bejegeningen stand te houden. Want er zal met alle geweld aan het bolwerk van hun geloof worden gewrikt. En de kracht om weerstand te bieden zal zich alleen ontwikkelen in degenen die het verlangen naar de aardse wereld hebben overwonnen.
Maar wie zich nog door de aantrekkingskracht van de wereld gevangen laat nemen, geeft elke weerstand op. Hij behoort niet tot de schare van de God getrouwen. Hij verkoopt zijn ziel voor een slechte beloning, want wat hij meent verkregen te hebben, zal vervallen op de dag des oordeels. En aan alle gruweldaden zal op deze dag een einde komen. Alle aan God weerspannige geesten worden in de ban gedaan en in het gehele universum zal een toestand van rust intreden. Een toestand van vredelievende bezigheid, die niet met de rust van de dood te vergelijken is. Dit laatste is het lot van het verbannen geestelijke, dat in volledige krachteloosheid is gekluisterd in de vaste materie en weer eindeloze tijden niet werkzaam kan zijn.
En deze tijd gaat u mensen nu tegemoet en u hebt geen lange termijn meer. En als u zich wilt waarmaken in de laatste tijd voor de dag van het oordeel, dan zult u nog ijverig aan uzelf moeten werken. U zult met God in steeds inniger contact moeten treden. U zult dagelijks en elk moment kracht moeten verzamelen en volharden in voortdurend gebed, opdat u ook voortdurend kracht zult ontvangen zodra u uw hart opent en Gods genade en kracht wenst. En Hij zal bij de zijnen zijn en blijven tot aan het einde toe. Hij zal bij hen vertoeven in het paradijs op de nieuwe aarde en onlosmakelijk met hen verbonden blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.3610
22 november 1945
Oorzaak, zin en doel van leed – Inzicht – Vergankelijkheid
De wereldsgezinde mensen zijn zo ver van de waarheid verwijderd, dat zij daardoor ook niet weten welke kracht er uit het geloof en de innige verbinding met God te putten is en dat zij daarom steeds alleen aan wereldse gebeurtenissen aandacht schenken en niet beseffen dat de verkeerde houding tot God ook de oorzaak is van ieder wereldgebeuren dat zich vol leed aan de mens doet gevoelen. En zolang de mensen dit inzicht ontbreekt, zal deze smartelijke toestand ook niet veranderen. Het leed zal alleen steeds weer andere vormen aannemen opdat de mensen door de verscheidenheid van hun noden en beproevingen eens op de gedachte komen dat een andere Macht dan de menselijke achter iedere tegenspoed steekt. Dat niet alleen de menselijke wil veroorzaker is, maar tegelijkertijd de wil van een hogere Macht in actie komt en dat zij tegenover die hogere Macht een vast standpunt innemen.
De kennis van de zuivere waarheid verklaart alles. Zij maakt de grote nood begrijpelijk omdat oorzaak, zin en doel herkenbaar is. Dan eerst is er de mogelijkheid tot verandering, zodra de mensen zich aan de zin en het doel aanpassen, dus de oorzaak van lijden en nood proberen op te heffen, wat echter voor de wereldsgezinde mens onbegrijpelijk is en blijft zolang de wereld voor hem het voornaamste is, zolang hij zijn lichaam alle voorrechten verleent en de ziel gebrek laat lijden.
Kennis van de waarheid kan echter alleen worden toegezonden aan de mens die zich van de wereld losmaakt, want zodra aan de wereldsgezinde mens de kennis wordt overgedragen, herkent hij ze niet als waarheid en wijst ze af. Derhalve moet hij door vergroot leed in een toestand worden verplaatst waarin hij bereid is de waarheid aan te nemen, doordat hij door lijden en nood de waardeloosheid van wereldse goederen leert inzien en het verlangen ernaar vermindert. Dienovereenkomstig neemt het verlangen naar de waarheid toe, aangenomen dat hij niet wordt beïnvloed door slechte krachten die zijn denken geheel verwarren en van de waarheid proberen af te leiden, die de haat in de mens aanwakkeren hoe meer de wereld met haar vreugden hem teleurstelt. Dezen echter vinden de verbinding met God op aarde niet meer en ieder middel dat God aanwendt mist zijn doel.
Desondanks is het gunstig voor de ziel van de mens wanneer zij nog op aarde de vergankelijkheid van aards bezit leert inzien. Wanneer zij dit leert verachten en er niet meer bovenmatig door aan het aardse gebonden wordt wanneer de ziel van de aarde heengaat, zelfs als zij in een lage staat van rijpheid het hiernamaals binnengaat. Het overwinnen van de materie in het geestelijke rijk is dan niet zo moeilijk en het positieve ontwikkelingsproces kan zich sneller voltrekken zodra er eenmaal een begin mee is gemaakt in het geestelijke rijk. De ziel neemt in het geestelijke rijk de haar aangeboden waarheid eerder aan, zij is niet meer zo weerspannig tegen God als op aarde. En daarom is het lot van de zielen die heengegaan zijn niet zo hopeloos als zij op aarde door groot leed de vergankelijkheid van aardse goederen inzagen, zelfs wanneer zij in tijd van nood schijnbaar als slachtoffer hun aardse leven verliezen.
Zodoende is ook het leed en de nood die door de boze wil van mensen wordt veroorzaakt, nuttig voor de zielen die nog ver van God verwijderd zijn. En daarom laat God het toe dat de mensen in vrije wil tegen elkaar te keer gaan, tot Hij dit zelf een halt toeroept als het met Zijn plan van eeuwigheid overeenstemt. En zolang de mensen in onwetendheid leven, zolang zij hun oren sluiten voor de waarheid, laat Hij hen door hun eigen handelen uitrijpen en door onuitsprekelijke nood en lijden gaan, omdat zij dat zelf zo willen en ook zelf de veroorzakers van dit lijden zijn.
Amen
BD.3615
28 november 1945
Voorwaarden voor het werkzaam zijn van de geest
Uw weten is fragmentarisch zolang de geest in u, u niet onderricht. En uw piekeren en onderzoeken volstaat niet als u zich niet tevoren met Mij in verbinding stelt, vragend om mijn geest, om verlichting van uw denken. En wie derhalve zijn weten heeft verkregen zonder tevoren om Mijn hulp te hebben gebeden, die kan wel van menselijke wijsheid spreken, maar nooit goddelijke wijsheid de zijne noemen. Een weten dat het geestelijke rijk betreft en overeenstemt met de waarheid.
Want alleen Ik deel dit weten uit. Weliswaar aan ieder die het begeert, maar met de eis dat wordt voldaan aan de voorwaarden die Ik stel, opdat mijn geest in de mens kan werken. Dus is het weten, de zuivere geestelijke waarheid, altijd alleen dan gegarandeerd, wanneer degene die vraagt zich geheel onderwerpt aan mijn wil. Wanneer hij leeft volgens mijn leer, in liefde voor Mij en voor de naaste. Aan deze eis moet de mens als eerste voldoen, wil hij waardig worden bevonden voor mijn genadegave, het overbrengen van de zuivere waarheid door mijn geest.
Verder moet hij een diep waarheidsverlangen hebben. Deze voorwaarde stel Ik eveneens. Doch hier wordt weinig aandacht aan geschonken. Want om het weten te ontvangen dat overeenstemt met de waarheid, moet de mens zich eerst ontdoen van zijn van mensen ontvangen weten. Dat wil zeggen: hij mag niet van zichzelf aannemen reeds wetend te zijn, daar hij zich anders moeilijk opent voor het toestromen van de zuivere waarheid, als deze niet overeenstemt met zijn oude weten.
Voor de overdracht van de zuivere waarheid moet hij bereid zijn afstand te doen van het weten dat hij bezit. En deze wil brengt alleen de mens op, die nog niet overtuigd is van de waarheid van zijn weten. Gelooft hij echter de waarheid te bezitten, dan zal hij daar waarschijnlijk niet om vragen. En bijgevolg kan ze hem ook niet worden overgebracht. De dwaling van zijn weten kan niet worden blootgelegd en uitgeroeid. Het zich volledig vrijwillig aan Mij overgeven en luisteren naar wat Ik hem dan bekend maak door mijn geest, is de enige manier om tot de zuivere waarheid te komen.
En dus moet de mens een diep geloof hebben. Hij moet er vast van overtuigd zijn, dat Ik hem de waarheid kan en wil overbrengen. Hij moet overtuigd zijn van het werkzaam zijn van de geest in hem, van mijn rechtstreeks werken in de mens, daar hij anders niet in de stilte gaat en luistert naar wat mijn geest hem verkondigt.
Het bewust aandachtig luisteren naar binnen is dus eveneens een voorwaarde die moet worden vervuld, om Mij te horen. Want de stem van de geest is zacht en teder en weerklinkt alleen in degene die zich geheel van de wereld afsluit. Die in zijn binnenste luistert, dus de verbinding met het geestelijke rijk tot stand brengt. Met Mij, als gever van de waarheid, als de Vadergeest, wiens deel als geestvonk in zijn ziel rust. Hij moet de geest in zich laten spreken en zijn ziel tevoren zo vormen, dat die in staat is het uitgieten van de geest op te nemen. En het overvloedigste weten zal het aandeel zijn van een mens die deze voorwaarden vervult, die ernstig naar de waarheid streeft en Mij, als de eeuwige waarheid, daarom vraagt.
Want Ik wil de mensen de waarheid doen toekomen. Ik wil niet dat ze in duisternis van geest voortgaan. Ik wil ze naar me toe trekken, in het geestelijke rijk. En dit is alleen maar mogelijk door het overbrengen en het ontvangen van de zuivere waarheid die alleen naar Mij leidt omdat ze van Mij uitgaat. En wie dus zoekt zal juiste gedachten hebben. Hij zal binnendringen in het diepste weten, in het geestelijke gebied dat gesloten blijft voor al diegenen die het op een andere wijze te weten trachten te komen. Want dit is Mijn wil.
Het gebed om verlichting van geest door de geest alleen garandeert nog niet zijn werkzaam zijn als niet ook de andere vereisten in acht worden genomen. Ik zie daar echter niet van af, omdat het één het andere bepaalt. Want een geestelijke gave kan alleen worden aangeboden, wanneer mijn wet wordt nagekomen, die van eeuwigheid vastligt.
Amen
BD.3618
2 december 1945
Vrije wilsbeslissing – Kerkelijke organisatie
De wilsbeslissing van de mens moet uit eigen beweging worden genomen, dat wil zeggen: de wil van de mens kan niet worden gericht, noch door goede, noch door kwade krachten. Hij kan alleen door beide kanten worden beïnvloed om de voorkeur aan een richting te geven. En daarom is ook het overbrengen van het woord van God, de leer van Christus, steeds alleen als invloed op de mens te beschouwen, want de beslissing om deze aan te nemen of af te wijzen berust bij hem zelf. En zo kan elke kerkelijke organisatie alleen maar worden beschouwd als middel om de menselijke wil in de juiste richting te leiden, maar ze kan er nooit aanspraak op maken, het doel van juist denken en willen te zijn. Dus kan door het lidmaatschap van zo’n organisatie wel het doel worden bereikt, maar nooit is het toebehoren eraan al bewijs van een juist geleide wil, om welke reden het menselijk streven in elke religieuze gemeenschap zelf een aanvang moet nemen de wil de juiste richting te geven. Want de mens kan alle eisen inwilligen die hem van de kant van een kerkelijke organisatie worden gesteld, maar dit kan opvoeding en gewoonte zijn, waarbij de eigen wil nog is uitgeschakeld. Het kan een uiterlijk naleven van de leer van Christus zijn, een vervullen van plichten die diepe liefde doet ontbreken, ofschoon ze uit gehoorzaamheid tegenover de kerk wordt verricht. Een juiste wilsbeslissing vraagt een zich al denkend verdiepen in geestelijke vragen en dan pas een bewuste stellingname dienaangaande. Blinde gehoorzaamheid daarentegen is geen wilsbeslissing. Ze is veel meer een uitschakelen van de vrije wil en kan daarom geen geestelijke resultaten tot gevolg hebben. En daarom worden de mensen vaak gedwongen tot een stellingname in zoverre, dat ze door de liefde van God aan het twijfelen worden gebracht over de waarheid van datgene wat hun wordt voorgehouden. Het woord van God wordt hun steeds weer bijgebracht, opdat ze tegenstrijdigheden zullen aantreffen tussen dat wat Jezus Christus heeft geleerd op aarde en dat wat zo nu en dan door een kerkelijke organisatie wordt verkondigd, opdat de tegenstrijdigheden hen aanzetten tot nadenken en dus de wil om vrij te beslissen actief begint te worden. Want de tijd op aarde moet niet onbenut voorbijgaan, wat echter het geval is wanneer een mens geestelijke leer onbeproefd laat, wanneer hem een geestelijke richting is opgedrongen en hij zelf geen aanstalten maakt ze op haar waarheid te onderzoeken. Niemand kan door het toebehoren aan een kerkelijke organisatie aanspraak maken op het absoluut bereiken van het doel. Zijn wil moet eerst zelf actief zijn geworden doordat hij zich door middel van gedachten met alles grondig bezighoudt wat hem geleerd wordt en wat weer van hem geëist wordt.
En het woord van God zal steeds een wegwijzer voor hem zijn. Hij zal de stem van God leren onderscheiden van de stem van de wereld. Hij zal Gods werk en het toegevoegde mensenwerk kunnen beoordelen en dan ook de juiste beslissing nemen, zoals het zijn taak is op aarde.
Amen
BD.3619
3 en 4 december 1945
Het verlossingsproces – Eeuwigheden – Hel – Verdoemenis
Het verlossingsproces van het geestelijke duurt zolang, als het geestelijke zelf daarvoor nodig heeft. Dus kan er niet van eenzelfde lange duur worden gesproken, maar ieder wezen bepaalt deze zelf, door de hardheid van zijn weerstand, door zijn wil om zich te laten verlossen. En daarom kunnen er eeuwigheden voorbijgaan, eer dit proces is beëindigd en er kunnen meerdere verlossingsperioden nodig zijn, maar er kan ook één tijdperk toereikend zijn voor de verlossing van het geestelijke, zodra het zelf gewillig is en de verlossing in het laatste stadium bewust nastreeft.
Dit laatste stadium kan eerder of later in een verlossingsperiode worden doorgemaakt door het geestelijke, want ook hier is de wil van het geestelijke in gebonden toestand doorslaggevend, ofschoon deze wil niet vrij is. Het wezen moet wel bepaalde bezigheden verrichten, het kan niet tegen de goddelijke wil ingaan. Maar het kan deze bezigheid bereidwillig nakomen, het kan zelf streven naar een losser maken van zijn keten en dan heeft het niet zo’n lange tijd nodig voor zijn positieve ontwikkeling in de “je moet” toestand en kan het des te eerder het laatste stadium met wilsvrijheid binnengaan, waarin het definitief moet kiezen of het in liefde en uit vrije wil bereid is dienstbaar te zijn, of terugvalt in de weerstand tegen God.
En daarom kan een wezen, dat in het voorstadium snel opwaarts klom, door een niet benut leven op aarde als mens het verlossingsproces zelf langer maken, terwijl hij dit dan in het rijk hierna moet voortzetten onder aanzienlijk moeilijkere omstandigheden. In het geestelijke rijk kunnen er weer eeuwigheden voorbijgaan, voordat het in het lichtrijk kan binnengaan. Ook bestaat de mogelijkheid, dat het dieper wegzinkt en tenslotte weer de gang door de schepping moet gaan in gebonden wil, dat er dus een tweede verlossingsperiode nodig is voor dit wezenlijke en ook meerdere, om eens het doel te bereiken.
Het in harde weerstand tegen God volhardende geestelijke heeft een heel wat grotere tijdsduur nodig voor zijn verlossing. Het wordt in de harde materie vastgehouden, het heeft al eeuwigheden nodig voor zijn positieve ontwikkeling in de “je moet” toestand, maar ook deze leidt eenmaal naar het laatste stadium als mens, waarin het de laatste wilsproef moet afleggen. Ook dan nog bestaat het gevaar van een stilstand of achteruitgang, maar ook de mogelijkheid van een volkomen verlossing. Doch dit laatste zal qua aantal steeds kleiner worden, hoe verder een verlossingsperiode is gevorderd. Kennelijk is de weerstand tegen God nog niet gebroken, ondanks de eindeloze gevangenschap tevoren. Dit blijkt uit het lage geestelijke niveau van de mensheid, uit haar ongeloof en uit een leven zonder verbinding met God. Maar de mensen, die in deze tijd toch hun doel bereiken, hebben veel zware strijd te doorstaan als compensatie voor hun eindeloos lange weerstand tevoren, maar ook uitermate veel kracht en genade te verwachten van de kant van God, die het geestelijke bijstaat in overgrote liefde om het naar het doel te leiden.
Maar het wezenlijke, dat faalt, gaat onherroepelijk nogmaals de ontwikkelingsgang, zonder dat het de gelegenheid wordt geboden, in het hiernamaals rijp te worden. Want het bereikt de rijpheidsgraad niet meer, die voor een positieve ontwikkeling in het hiernamaals is vereist. Het is veel meer in de macht van satan, dus al zo ver weggezonken, dat alleen nog maar het binden in de vaste materie – een volgende gang door de schepping in de toestand van “je moet” – dit geestelijke kan helpen, de grote afstand tot God te verminderen en zodoende ook de totale krachteloosheid, die het gevolg is van het van God verwijderd zijn. En zo is het mogelijk, dat meerdere ontwikkelingsperioden nodig zijn om een wezen naar het doel te brengen. En daarom wordt er ook van eeuwige verdoemenis gesproken, van hel en dood, omdat het perioden zijn, die naar menselijk gevoelen eeuwigheden duren, die het verstand van de mens met zijn begrip van tijd niet kan begrijpen en die daarom ook de erbarmende liefde Gods duidelijk maken, waarmee Hij te allen tijde op de mensen probeert in te werken en in het bijzonder in de tijd van het einde, om hen voor zo’n herhaalde gang over de aarde te behoeden, om hen te brengen in de toestand van rijpheid, die een binnengaan in het rijk hierna mogelijk maakt, om de ontwikkeling daar voort te zetten. Want eens is de tijd afgelopen, die God het geestelijke heeft toegestaan om zich te verlossen en een nieuwe periode begint volgens heilsplan van eeuwigheid, die aan al het gebeuren ten grondslag ligt en die alleen de verlossing van het onvrije geestelijke tot doel heeft.
Amen
BD.3621
6 december 1945
“Wie Mij ziet, ziet de Vader”
Wie Mij ziet, ziet de Vader, want de Vader en Ik zijn één. Ik bracht de mensen het woord, maar ze herkenden het niet als Gods woord, als uiting van Zijn oneindige liefde voor Zijn schepselen. Ze hielden het voor het woord van een mens, door Mij aangeboden uit Mij zelf, omdat het in hen donker was en zij niets wisten over het werkzaam zijn van God in de mens – en dus konden zij de stem van God niet meer zelf vernemen, die voor hen bewijs geweest zou zijn voor de tegenwoordigheid van God, voor Zijn wezenlijk zijn en Zijn nauwe verbinding met de mensen. Maar Ik wilde hun dit weten teruggeven. Ik wilde hen vertrouwd maken met de kracht van de liefde en het geloof, opdat ze zich van deze tegenwoordigheid van God voelbaar bewust zouden worden als ze mijn leer ter harte namen. Ik kwam als Middelaar tot hen, door God gezonden om in Zijn opdracht de mensen die van goede wil waren Zijn woord te verkondigen.
De Vadergeest van eeuwigheid verbleef in Mij om door Mij openlijk werkzaam te zijn. Wat Ik sprak en wat Ik deed was Zijn werk, Zijn wil, Zijn kracht en Zijn liefde. Ik was alleen maar de vorm waardoor God zich uitte, omdat anders Zijn aanwezigheid voor de mensen die zich in diepe geestelijke duisternis bevonden, onverdraaglijk zou zijn geweest. En wat de Vadergeest omhulde was eveneens van Hem, want alles in Mij streefde naar het bereiken van de Vadergeest, ofschoon het een sterfelijk omhulsel was, net als bij ieder ander mens. Maar het werd onsterfelijk door de geest, die in Hem was. Ik was de mens Jezus, maar alleen naar de uiterlijke vorm, want alles in en van Mij was vergeestelijkt door de liefde, het was verenigd met de eeuwige Liefde met wie Ik onafscheidelijk was verbonden sinds eeuwigheid.
God als Geest is niet zichtbaar voor de mensen, maar in mijn persoon liet Hij zich aan hen zien. Hij nam mijn lichamelijk kleed aan en vertoonde zich hierin aan de mensen, zich kenbaar makend als wijsheid, liefde en almacht. En Zijn werkzaam zijn op aarde bewees diegenen die in Mij geloofden, de goddelijkheid door wonderen die alleen voor God mogelijk waren en die mijn wil kon verrichten omdat God in Mij was en dus Zijn wil Mij doorstroomde, Zijn wijsheid en Zijn kracht. En zo bestond er geen scheiding meer tussen God en mijn sterfelijk omhulsel. Het was één geworden met Hem, Hij vervulde het totaal. Hij wandelde zelf op de aarde in mijn uiterlijke vorm, die weer alleen een werk van Zijn liefde was, om de mensen dichter bij zich te brengen.
En Ik bracht hun Zijn woord. Hij sprak zelf door Mij het eeuwige Woord, had vlees aangenomen om zich aan de mensen te laten horen. Want ze waren niet meer op de hoogte van het mysterie van de eeuwige Liefde, de Vadergeest van eeuwigheid, wiens woord de verbinding tot stand brengt met de mensen. Ze kenden de kracht van Zijn woord niet meer, die alles tot zich trekt als ze werkzaam kan worden bij de mens. Ze wisten niet dat ieder mens in staat was in zich het goddelijke woord te vernemen, als hij zich naar Gods wil vormt tot liefde, om de goddelijke Liefde zelf in zich te kunnen opnemen. En daarom kwam God zelf naar de aarde en Hij bracht hun weer dat weten dat de mensen moest verlossen uit hun duisternis.
En de mensen herkenden Hem niet, ze vervolgden Mij als mens terwijl Ik het goddelijke in me droeg. En Ik moest het laten gebeuren om hun wil niet onvrij te maken. Ik bracht hun het woord, maar ze namen het niet aan. En ze herkenden in Mij niet Degene die Mij geheel en al vervulde. Ze zagen Mij, maar niet God in Mij die zich niet voor hun ogen verborg, maar tekenen en wonderen verrichtte om de blinden ziende te maken. Maar aan hen die geloofden openbaarde Hij zich in Zijn liefde, wijsheid en almacht. En ze zagen Hem opstijgen naar de hemel in alle glorie. Ze zagen Zijn omhulsel dat zich voor hun ogen vergeestelijkte en in stralend licht opsteeg in het rijk dat hun vaderland was van eeuwigheid.
Amen
BD.3622
7 december 1945
De hemelvaart van Christus – Verheerlijking
Mijn leven op aarde was een wandel in liefde, die Ik afsloot met mijn dood aan het kruis.
Mijn lichaam was op de aarde, dat wil zeggen aan alle natuurwetten onderworpen. Mijn ziel was bij God. Ze leidde een geestelijk leven en werd daarom machtig ook het lichaam aan zich te onderwerpen, het eveneens op God aan te laten sturen. En daardoor werden ziel en lichaam vergeestelijkt, zodat de uiterlijke vorm die God – de Vader van eeuwigheid – in alle volheid in zich droeg, geen hindernis meer was voor Zijn werkzaam zijn. De buitenkant kon bijgevolg ook geen prooi meer worden van de lichamelijke dood. Want alleen de materie die onrijp geestelijks bevat, is sterfelijk, dat wil zeggen in zich veranderlijk, maar niet geheel vergeestelijkte substantie. En bijgevolg konden ziel en lichaam in het geestelijke rijk binnengaan, want ze waren volmaakt. Ze waren licht doorlatend en konden nu, van licht en kracht doorstraald, de aarde verlaten – een gebeuren dat mijn leerlingen mochten meemaken, dat zich voor hun ogen afspeelde, opdat ze de heerlijkheid Gods konden schouwen, opdat ze kracht ontvingen voor hun missie op aarde om de mensheid te verlossen, die nu begon. Ze moesten de mensen tijding brengen van mijn verlossingswerk. Van mijn levenswandel, mijn leer, van mijn smartelijk lijden en sterven aan het kruis en van mijn verrijzenis en hemelvaart.
En op deze missie moesten ze voorbereid zijn. Ze moesten zelf een levenswandel in liefde leiden. Ze moesten diep gelovig zijn. Ze moesten in Mij de Vader van eeuwigheid hebben herkend. Ze moesten mijn leer geheel en al in zich hebben opgenomen om ze nu ook verder te kunnen leiden. Ze moesten bekend zijn met de waarheid om mijn offerdaad te kunnen begrijpen en dus moesten ze levende navolgers zijn en uit innerlijke overtuiging kunnen prediken. En daarom moesten ze ook mijn hemelvaart meemaken, het laatste teken op aarde van mijn heerlijkheid, mijn goddelijkheid, dat Ik hun als mens kon geven. Dat mijn gang over de aarde afsloot, maar levend moest blijven voor de mijnen, zolang de wereld bestaat. Want mijn verheerlijking was de vervulling van datgene wat Ik predikte. Voor mijn leerlingen wel begrijpelijk, maar voor de mensen alleen begrijpelijk als ze Mij navolgden door een leven te leiden in onbaatzuchtige liefde en daardoor de eeuwige waarheid te begrijpen en diepste goddelijke wijsheden in zich op te kunnen nemen. Dan zal ook voor hen mijn hemelvaart geloofwaardig zijn. Want ze weten dat het vergeestelijken van ziel en lichaam doel van het aardse bestaan is en dat het ontvangen van het stralendste licht het gevolg is. Daarom was het doel van mijn leven op aarde alleen het prediken van de liefde. Daarom nam het Woord vlees aan om de mensen op de juiste weg te wijzen, hun een leven in liefde voor te leven en ze aan te sporen Mij na te volgen.
Alleen de liefde brengt een vergeestelijking tot stand en alleen de liefde verlost de mensheid van de dood en wekt ze op tot het eeuwige leven.
Amen
BD.3624
10 december 1945
“Word als kinderen”
Word als kinderen en vlucht naar Mij in elke nood. En vrees niet, want uw hemelse Vader laat niet toe wat niet uw welzijn dient. Geloof en vertrouw Me, uw Vader van eeuwigheid, dat Ik mijn handen beschermend boven u uitspreid. En zie in elke nood van het lichaam alleen een liefdevol opvoedingsmiddel, dat bedoeld is voor uw ziel. Maar weet, dat ook de nood van het lichaam door Mij wordt opgeheven als u er vast in gelooft en mijn vaderliefde in alles herkent, wat er ook gebeurt. Wees zorgeloos net als kinderen en laat elke zorg voor u over aan de Vader. En let er alleen op de wil van uw Vader in de hemel te vervullen, en mijn vaderliefde zal u vastpakken en u aan mijn hart drukken. Vraag en pieker niet angstig wat er komen gaat, maar blijf rustig en wacht alleen op de hulp van de Vader als de nood op u drukt. Vertrouw volledig op Mij en Ik leid u op al uw wegen. Uw sterkte ligt in het kinderlijke vertrouwen en in deemoedig gebed, want dat beschaam Ik niet en Ik verhoor u altijd. Maar wees niet bang en twijfel niet.
De liefde van de Vader redt u uit elk gevaar en de roep van het kind sterft nooit ongehoord weg.
Maar om te worden als kinderen zult u elke weerstand moeten opgeven. U zult steeds maar moeten willen, dat Ik u bij de hand neem. En u zult Mij gewillig moeten volgen en nooit andere wegen willen gaan.
En zo zult u in gelovig vertrouwen moeten vragen en u nu vol overgave op Mij verlaten en elk gebeuren nu als mijn wil beschouwen.
Want het is mijn wil. Er gebeurt niets tegen mijn wil als u uw zorgen aan Mij hebt toevertrouwd. Alleen degene die alleen te werk gaat, zonder mijn zegen en mijn bijstand te hebben gevraagd, laat zijn wil werkzaam worden, die nu dienovereenkomstig een effect zal hebben, maar niet altijd tot zijn heil. Hem kan Ik mijn hulp niet ten deel laten vallen, omdat hij ze niet als mijn hulp zou inzien, maar als eigen verdienste zou beschouwen. Doch de wegen van mijn kinderen effen Ik, zelfs wanneer ze moeilijk begaanbaar lijken. Geef u vol vertrouwen alleen aan mijn leiding over en u zult steeds de liefdevolle hand van de Vader voelen, die u veilig en ongedeerd door al het onheil van deze wereld heenleidt. En put steeds troost en kracht uit mijn woord.
Laat de Vader spreken tot Zijn kinderen en neem elk woord van liefde op, opdat het u weer tot liefde aanspoort. Laat de stem van de Vader nooit ongehoord wegsterven, maar wees blij dat u in staat bent ze te horen, dat de Vader daarin Zijn liefde voor u kenbaar maakt en volg Hem en Zijn woord met blijmoedige ijver.
En u zult mijn welgevallen verkrijgen. U zult de Vaderliefde steeds sterker voelen. U zult geen nood meer vrezen en aan mijn hart goed geborgen zijn.
Amen
BD.3627
15 december 1945
Het reinigingsproces van de zielen in het hiernamaals
Het reinigingsproces van de ziel van een gestorven mens in het hiernamaals begint dadelijk na het overlijden van het lichaam, maar in overeenstemming met de wil van de ziel. De zielen wier geest nog geheel in duisternis verkeert ervaren deze duisternis als een grote kwelling. En deze kwellingen zijn reeds het begin van een proces, omdat zij er toe bijdragen de wil van de ziel te veranderen, wat weliswaar weer lang en verschillend van tijd duurt maar altijd als principe van het reinigingsproces bedoeld is.
Voortdurend geeft de liefde van God haar gelegenheid de wil te veranderen, maar de middelen daartoe zijn in het hiernamaals voor de ziel vaak niet als een daad van liefde van God te herkennen. En toch kunnen ze in een korte tijd tot het doel leiden, als de ziel niet al te weerspannig is. Zij moet zich geheel ontdoen van lagere substanties voordat zij licht kan doorlaten. Daarom zal haar toestand tot dat zij licht ontvangt ook een toestand van ellende zijn. En daarom is het lot van onrijpe zielen betreurenswaardig, zodat hun van menselijke kant niet genoeg hulp gebracht kan worden door liefdevolle voorspraak of, het onderrichten door middel van gedachten en het aansporen om in liefde bezig te zijn. En als de ziel niet geheel verstokt is zal zij gestadig opwaarts gaan in haar ontwikkeling. Ieder leed zal de harde omhulsels doen smelten, zij zal toegankelijk worden voor hulp en zich trachten vrij te maken, ook als er soms een zeer lange tijd voor nodig is eer het reinigingsproces beëindigd is en de ziel als ontvanger van licht in liefde werkzaam kan zijn. Maar ook reeds rijpere zielen moeten zich nog ontwikkelen om geheel lichtdoorlatend te zijn.
Want het licht kan verschillend van sterkte een ziel beroeren, naar gelang haar staat van volmaaktheid die tot een steeds hogere graad kan stijgen. De ziel kan reeds zoveel kennis hebben opgedaan bij haar ingaan in het geestelijke rijk, dat zij niet meer in een donkere omgeving hoeft te vertoeven. Dat zij alles kan inzien en begrijpen terwijl ze zich bevindt in een kring met zwak of sterker licht, en dientengevolge ook zelfstandig werkzaam kan zijn. En toch moet zij zichzelf nog vormen om meer licht te kunnen ontvangen. Ook zij moet nog uitkristalliseren tot de hoogste helderheid, en dit weer door werken in liefde ten bate van hulpbehoevende zielen. Want de opofferende liefde tegenover die ongelukkige zielen loutert de ziel en maakt haar steeds ontvankelijker voor licht. En in gelijke mate stijgt ook haar eigen blijdschap over haar verlossend bezig zijn.
Zodra een ziel hogerop wil, doet ze daar erg haar best voor en is ze er ononderbroken mee bezig, omdat zij door haar wil andere lijdende zielen te helpen ook steeds weer kracht krijgt aangevoerd die haar gelukkig maakt en haar naarstig bezig laat zijn. Maar steeds stelt dit voorop dat zij boven haar wilszwakte is uitgegroeid, dat die ondoordringbare duisternis om haar heen opengebroken is, dat zij voor de lichtstralen die de erbarmende liefde van God haar in die donkerte zendt, toegankelijk is en dat zij haar duistere staat ontvluchten wil. Haar worstelen om opwaarts te gaan, haar kwellingen en de donkerte van haar omgeving worden als reinigingsfactoren beschouwd. Haar omhulsel lost op, zij wordt lichtdoorlatend en nu is haar opgang naar boven, tot het licht, verzekerd. Want als haar eigen wil heeft beslist, helpt God haar voortdurend om opwaarts te gaan tot zij van licht doorstraald, werken kan in het geestelijke rijk, zoals het haar bestemming is.
Amen
BD.3628
16 december 1945
Het gedachtengoed uit het geestelijke rijk
Uit het geestelijke rijk stromen u gedachten toe, als u uw zinnen geestelijk richt en daardoor dus verbinding zoekt met de wetende wezens uit het geestelijke rijk. Elke gedachte kan u daarom tot zegen strekken, vooropgesteld dat het uw ernstige wil is wetend te worden, dus in de waarheid onderricht te zijn. Maar altijd is ook een levenswandel naar de wil van God voorwaarde, dat u door goede geesten wordt begeleidt. Want ook de krachten der duisternis omringen u en deze trachten uw gedachten op een dwaalspoor te brengen. En uzelf weert hen af, of u staat het hen toe bij u binnen te komen, al naargelang de levenswandel die u leidt, uw wil en de instelling tegenover God en het goede.
En daarom zult u ernstig moeten onderzoeken of u uw best doet naar Gods wil te leven als u de waarheid begeert. U zult moeten weten dat het de werkzaamheid van de geestelijke wezens uit het hiernamaals is, dat ze proberen het gedachtengoed aan u over te brengen en dat u de krachten die u zelf aantrekt door uw levenswandel en door uw wil, beïnvloeding toestaat. Daarom zult u ook acht moeten slaan op uw gedachten en ze onderzoeken of ze naar God toe leiden of u van het geloof in God afbrengen. Elke goede, tot liefde opvoedende en op God gerichte gedachte, is het werkzaam zijn van goede geestelijke krachten en deze moet u aannemen en u erdoor laten leiden, want zodra u dit werkzaam zijn aandacht schenkt zal het ook uw levenswandel beïnvloeden en uw ziel tot voordeel strekken.
Maar zodra u tot God bidt om een juist denken, zullen steeds de goede geestelijke wezens uw leiders en gidsen zijn. Ze zullen inwerken op uw gedachten en u geestelijk goed trachten over te brengen dat de rijpheid van uw ziel verhoogt. Ze zullen u geestelijk goed proberen over te brengen krachtens welke u het werkzaam zijn van slechte krachten onschadelijk kunt maken doordat u het direct als dwaling herkent en afwijst. Verbindt u zich met God, tracht u te leven naar Zijn welgevallen, dan hoeft u ook geen slechte geestelijke krachten te vrezen die uw denken op een dwaalspoor brengen, want u geeft uzelf in de handen van goede geestelijke wezens die nu voor u zorgen in liefde en geduld en uw gedachten leiden, zodat ze overeenstemmen met de waarheid en uw geestelijke ontwikkeling bevorderen omdat u dit zelf nastreeft.
Amen
BD.3630
18 en 19 december 1945
Kosmos – Veranderingen – Catastrofe
Wat zich in de kosmos voltrekt is u onbekend en u zult ook nooit de wetten van de natuur zo diep doorgronden, dat u in staat zult zijn te bepalen, wanneer en hoe zich veranderingen voltrekken die zich volgens het eeuwige heilsplan van God moeten voltrekken om het werk van het opnieuw vormgeven van de aarde voor te bereiden. En u zult steeds verrast worden door gebeurtenissen die zich in de natuur afspelen en daarom ook nu onverwacht tegenover een geweldig natuurverschijnsel staan, dat voor hem die met geestelijke ogen schouwt begrijpelijk is, maar voor het merendeel van de mensen onbegrijpelijk zal blijven, omdat ze de samenhang van al het gebeuren, ook het kosmisch bepaalde, met de geestelijke ontwikkeling van de mensen en al wat wezenlijk bestaat, niet inzien, omdat ze ook niet op de hoogte zijn van het voor de deur staande einde en de omvorming van een scheppingswerk, dat alleen de geestelijke ontwikkeling moet dienen en thans nutteloos is geworden door de van God afgewende wil van de mensen.
Wat er staat te gebeuren in de natuur, gaat onmerkbaar in zijn werk en de mensen schenken er daarom weinig aandacht aan. En toch zouden ze veel afwijkingen kunnen vaststellen, die hen wantrouwig moesten maken, als ze opletten en de schepping tot zich zouden laten spreken. Er spelen zich veranderingen in het binnenste van de aarde af, die leiden tot erupties, die eerst gedeeltelijk tot uitbarsting komen, waarna ze dan op vastgestelde tijd naar een volledige verwoesting van het aardoppervlak voeren, op het eeuwige heilsplan van God verloopt alles zoals Zijn wil dat vaststelt. In het binnenste van de aarde bevrijden zich ontelbare geestelijke wezens, en God geeft Zijn toestemming, Hij laat hen actief worden op de vastgestelde tijd, omdat hun werkzaam zijn niet tegen Zijn wet van eeuwigheid is gericht.
En de aarde zal beginnen te beven als deze wezens actief worden.
Hier en daar zal ze zich openen en dus deze wezens de weg vrij geven naar een andere dan tot nu toe.
En grote veranderingen zullen zich aan het aardoppervlak voltrekken waar deze bezigheid plaatsvindt, tot schrik van de bewoners die blootgesteld zijn aan een vreselijke natuurcatastrofe.
Maar dit zal slechts een inleidende gebeurtenis zijn op de erop volgende volledige verwoesting van de aarde, een laatste waarschuwende stem voor allen die haar zullen overleven, en een wijzen op het nabije einde, waaraan de mensen tevoren geen geloof schenken. Maar het spreken van God zal begrijpelijk zijn voor ieder die het wil verstaan. Alles wat zich in het universum afspeelt, ook elke kosmische verandering, is bepaald door de ontwikkeling van het geestelijke, en ofschoon de mensen het niet begrijpen ten gevolge van hun aan eigen schuld te wijten onwetendheid, moeten ze worden geconfronteerd met het werkzaam zijn van de wezens die nog in het binnenste van de aarde gekluisterd zijn en streven naar de vrijheid ten dienste van hun positieve ontwikkeling. Talloze mensenlevens zullen aan dit uitbreken van het geestelijke ten offer vallen en min of meer rijp het geestelijke rijk ingaan, Maar ook ontelbare wezens worden vrij en kunnen in een andere vorm opwaarts streven.
En zo is het geweldige natuurgebeuren tegelijk een voorval om verlost te worden uit de eindeloos lange tijd van gekluisterd zijn in de meest vaste materie en een overgang voor het daarin zich bevindende geestelijke naar een minder pijnlijke andere vorm; zoals het echter ook de ontwikkelingsgang van het geestelijke op de aarde beëindigt dat in het laatste stadium was en de vrije wil kon gebruiken om verlost te worden.
Niemand kan dit kosmische gebeuren van te voren bepalen als hij niet in diep geloof door de geest Gods daarover is onderricht, want de goddelijke natuurwetten zijn voor de mensen niet inzichtelijk, zodat dag en uur steeds geheim zal blijven, tot zich de eerste merkbare verschijnselen aankondigen, waar echter vooreerst geen aandacht aan wordt geschonken. Doch zodra de dag in aantocht is, zal een grote onrust al wat leeft overvallen, mensen en dieren zullen het innerlijk bespeuren en alleen zij die een gewekte geest hebben, zullen in staat zijn daar opheldering over te geven en toch niet worden aangehoord door hen die werelds gezind zijn, die een verwoesting van de aarde nimmer willen accepteren en dus volledig verrast worden door het uitbreken van de natuurelementen.
En God kondigt steeds weer dit gebeuren aan, Hij laat daar de mensen niet over in onwetendheid wat hun in de komende tijd te wachten staat. En Hij geeft Zijn boden steeds weer de opdracht van dat wat komt melding te maken. Want de dag zal niet lang meer op zich laten wachten.
En wie oplettend is, herkent ook het anders worden en zijn blik zal geestelijk gericht zijn, want alles wat komt volgens het eeuwige heilsplan van God, heeft de ontwikkeling ten doel van het geestelijke dat in gevaar is en dat door Gods liefde zal worden geholpen.
Amen
BD.3632
21 december 1945
Knechtschap onder de satan en verdoemenis
Geknecht bent u voor eeuwige tijden, als u zich aan de satan verkoopt ter wille van aards loon. Onvrij en krachteloos zult u weer eindeloos lange tijd zijn, want zodra de satan wordt gekluisterd, verliest ook al het geestelijke, dat zich in vrije wil aan hem heeft gebonden, de vrijheid. En dit betekent weer een eindeloos lange tijd van gevangenschap, die voor u vol kwelling is en onnoemelijk lijden met zich mee brengt, omdat onvrijheid en krachteloosheid niet stroken met de oertoestand, die uw deel was voor de afval van Mij.
Doch zo u zich verklaart voor mijn tegenstander, zult u ook het lot op u moeten nemen, dat mijn tegenstander u zal veroorzaken – duisternis, onmacht en gebondenheid – en ook kwellingen door eeuwigheden heen. De weg omhoog ligt helder en duidelijk voor u, als u hem maar wilt begaan. En het zal u ook niet aan kracht ontbreken, maar u zult Mij erom moeten vragen, doch u niet aan diegene overgeven, die uw verderf wil. Hij lokt u met aardse vreugden, met materiële goederen, om uw ziel te winnen. Maar Ik beloof u geestelijke goederen. Ik wil u binnenleiden in het rijk van vrede, waar vele woningen voor u gereed staan, als u maar aan mijn roep gevolg geeft, de wereld versmaadt en er alleen naar streeft bij Mij te komen en naar uw geestelijk welzijn. Maar als u Mij niet aanhoort, als u de stem van mijn tegenstander aandacht schenkt en u door zijn beloftes laat verblinden, kan mijn krachtstroom u niet treffen en de weg omhoog is voor u te zwaar, als u mijn hand niet vastpakt en u laat leiden.
Eeuwige vrijheid wil Ik u geven, maar u geeft de voorkeur aan slavernij onder de macht van mijn tegenstander. U verkiest zelf de weg naar beneden in zijn rijk en maakt u daardoor het eeuwige vaderland onbereikbaar, dat u heerlijkheden biedt van onvergelijkelijke aard. Maar uw wil is vrij en als u de slavernij begeert, zult u ze ook moeten dragen. U zult u in gevangenschap moeten begeven voor lange tijd, opdat eenmaal de mogelijkheid bestaat, dat u zich in vrije wil naar Mij keert, dat u mijn woorden geloof schenkt en u zult willen laten verlossen uit de knechtschap van satan, die mijn tegenstander is en blijven zal, nog eeuwigheden lang, eer ook hij zich onder mijn wil buigt en al het kwade geheel en al verlost zal zijn.
Maar mijn waarschuwende stem weerklinkt steeds en steeds weer: verkoop uw ziel niet ter wille van aardse goederen. Streef ernaar, u het geestelijke rijk te verwerven. Stuur op Mij aan en laat u door mijn hand leiden naar boven, opdat u de heerschappij van diegene ontvlucht, die u voor eeuwig wil verderven.
Amen
BD.3634
23 december 1945
“Wist u niet, dat Ik in datgene moet zijn wat van mijn Vader is?”
Verneem de stem van de Geest. Ieder mens moet zichzelf zo vormen dat de Vader Zijn intrek bij hem kan nemen, dus hij zelf moet tot huis van God worden waarin de Vader werkzaam kan zijn. U allen draagt de goddelijke geestvonk in u, die dus een deel van Mij is. En dus sluimer Ik in u, wachtend om wakker gemaakt te worden door uzelf, door werken van liefde en innige verbondenheid met Mij.
Maar zolang u passief blijft, zult u ook niets voelen van mijn aanwezigheid, hoewel de geestvonk in u rust. Ik kan pas werkzaam worden als u zelf zich zo vormt dat u Mij opneemt. Dan pas ben Ik werkzaam in mijn huis. Dan kan Ik mijn intrek bij u nemen en u onderrichten volgens de volledige waarheid. Dan ben Ik in dat wat van mijn Vader is, dan is de wijsheid waar de liefde is.
Dan bent u zelf tot huis van God geworden, dat het heiligste bevat, dat God zelf zich tot woonplaats maakt.
Ik ben bij u en nooit meer zult u alleen gaan op aarde, maar u zult steeds mijn aanwezigheid voelen en door mijn geest doorstroomd zijn. Die leidt u in alle waarheid. Die onderricht u, net als Ik onderricht ben in dat wat van mijn Vader is.
Want Ik, tot wijsheid geworden door de liefde, moest op aarde onophoudelijk werkzaam zijn, liefde en wijsheid uitdelend.
Ik moest de medemensen geven wat Ik zelf had ontvangen, omdat Ik hen wilde helpen zalig te worden. En dus moest Ik zijn in dat wat van mijn Vader is, waar Ik Zijn woord kon verkondigen, waar de mensen zich verzamelden om Zijn woord te horen.
Bijgevolg zal steeds het huis Gods daar zijn, waar Zijn woord wordt onderwezen, waar het van buiten af de mensen wordt aangeboden, of van binnen wordt vernomen. Waar steeds de Vader werken kan, dat wil zeggen waar mensen door de liefde ontvankelijk zijn voor de wijsheid uit Mij.
Want steeds wil Ik in mijn huis werkzaam zijn. En mijn huis, dat zijn de harten van de mensen die Mij willen opnemen en die zich dus vormen tot liefde, zodat Ik zelf als eeuwige Liefde Mij met hen kan verbinden. Mijn huis is overal waar mijn geest werkzaam kan worden. Maar zonder het werken van mijn Geest zult u in lege zalen vertoeven, om het even waar u zich een plaats uitzoekt omdat u meent Mij daar te vinden.
Ik kan alleen daar zijn, waar mijn Vader is. En mijn woord kan alleen ten diepste worden vernomen, waar de liefde is.
Maar Ik zelf ben het Woord en als u Mij zult willen horen, zult u uw hart zo moeten vormen dat u in staat bent op te nemen. U zult u tot liefde moeten veranderen en Mij nu de deuren openen, zodat Ik mijn intrek kan nemen in uw hart. En uw hart zal mijn woning zijn, waar u ook maar vertoeft.
Amen
BD.3636
25 december 1945
De band van de liefde – Aaneensluiting met God
Er wordt een onlosmakelijke band gewonden om God en het wezenlijke dat probeert zich bij Hem aan te sluiten door de liefde. Onafscheidelijk blijft het nu met God verbonden, steeds dichter bij Hem komend, voortdurend op Hem aansturend, door Hem vastgepakt wordend en in gelukzaligheid samensmeltend met de eeuwige Liefde als het volmaakt is geworden. Deze band is het doel van al het wezenlijke dat eens uit Zijn kracht is voortgekomen. God is het Middelpunt van kracht van eeuwigheid van Wie alles afkomstig is en tot Wie ook alles weer terugkeert volgens Gods eeuwige ordening. Pas wat weer bij God is, is gelukzalig. Het is volmaakt, doorstraald met kracht en licht en aldus scheppend en vormend bezig. Nooit zal deze toestand een verandering meer ondergaan in zoverre dat de gelukzaligheid van het wezen wordt verminderd. Veeleer neemt deze voortdurend toe, omdat het volmaakte geen grenzen kent, omdat op God, als hoogst volmaakt Wezen, voortdurend wordt aangestuurd tot in alle eeuwigheid.
Het met de eeuwige Godheid te zijn samengesmolten betekent deelname aan het vormgeven van de scheppingswerken. Het betekent leiding en verzorging van het wezenlijke dat zich in deze scheppingen ophoudt. Het betekent verlossende werkzaamheid aan het onvrije wezenlijke. Het betekent gelukzaligheid en harmonisch samen streven met gelijk rijpe wezens, en openbaringen van onvermoede heerlijkheden die onrijpe wezens onmogelijk kunnen schouwen.
Het is het eeuwige leven, geen toestand van krachteloosheid en duisternis meer, maar alleen nog werkzaam zijn in het licht en ongekende volheid van kracht. Het is het eeuwige leven dat Jezus Christus heeft beloofd aan diegenen die in Hem geloven en Zijn geboden onderhouden. Die door het nakomen en opvolgen van Zijn liefdesleer al op aarde de verbinding met God aanknopen, de band die steeds nauwer de ziel met God aaneensluit, tot ze zich geheel verenigd heeft met de eeuwige Liefde.
En zo moet dus onvermijdelijk de mens tot het geloof komen in Jezus Christus als de Verlosser van de wereld, omdat anders de band met God in eeuwigheid niet tot stand kan worden gebracht. Want de afstand door de onvolmaaktheid van het wezen is te groot en kan door het wezen zelf niet worden verkleind omdat de afstand van God tegelijkertijd krachteloosheid betekent. Maar door Zijn dood aan het kruis verwierf Jezus voor de mensen de kracht. Hij daalde af naar de aarde om de mensen te verlossen van hun wilszwakte en krachteloosheid en om hun de weg te tonen die al op aarde naar de aaneensluiting met God leidt. Maar zonder het geloof in Hem en Zijn werk van verlossing kan de mens nooit de krachteloosheid en wilszwakte overwinnen. Hij kan nooit opwaarts gaan, omdat de tegenstander van God hem tegenhoudt en zijn leven in eeuwigheid wil verhinderen.
Maar wie in Jezus Christus gelooft, zal zalig worden. Hij zal Zijn geboden nakomen. Hij zal zijn best doen een levenswandel in liefde te leiden en daardoor kracht ontvangen om de verbinding met God tot stand te brengen. En God zal hem nooit laten vallen. Hij knoopt de band van de liefde om hem heen en zal niet toelaten dat die losraakt. Integendeel, deze omstrengelt steeds vaster degenen die op Hem aansturen, tot ze onafscheidelijk met Hem zijn verenigd.
Amen
BD.3637
26 december 1945
Voedsel voor de ziel – De zorg van God voor aardse behoeften
Op de eerste plaats moet de voeding van de ziel worden verlangd en ze moet het verlangen van het hart betreffen. En elke aardse zorg zal overbodig zijn.
Dit is mijn voorwaarde die Ik stel, om voor u te kunnen zorgen. Om u van alles te kunnen voorzien wat u nodig hebt om het aardse leven in stand te houden. Ik neem graag de zorg voor u over, maar ook u zult mijn wil moeten vervullen. U zult zich op de eerste plaats om het heil van uw ziel moeten bekommeren, ter wille waarvan Ik u het aardse leven gaf. En uw zielen kunnen alleen rijp worden als u ze te eten en te drinken geeft, als u ze geen gebrek laat lijden gedurende uw levenswandel op aarde. De ziel moet geestelijk voedsel ontvangen, omdat ze geestelijk is. En dit voedsel wordt haar voortdurend aangeboden door mijn woord. Als u dus mijn woord in ontvangst neemt om uw ziel te verzadigen, zal ze zich kunnen vervolmaken. Er wordt haar kracht toegestuurd, die haar een geheel rijp worden mogelijk maakt. En daarom zult u op de eerste plaats geestelijk voedsel moeten begeren. U zult moeten verlangen naar mijn woord en dit hongerig in u opnemen, en u vervult de voorwaarde die Ik stel. En u zult zorgeloos elke dag tegemoet kunnen zien.
Ik voorzie in al uw behoeften, in voor u ook duidelijk te herkennen hulpvaardigheid. Mijn zorg betreft alleen uw ziel, maar u zult met de arbeid aan haar een begin moeten maken. Niet Ik kan uw ziel vormen tot volmaaktheid, maar uw vrije wil moet dit volbrengen. Het rijp worden van de ziel is doel en zin van uw aards bestaan en steeds zal Ik u behulpzaam zijn het doel te bereiken. En als u er dus ernstig naar streeft volmaakt te worden, zult u elke zorg alleen aan uw geestelijk welzijn kunnen besteden, en Ik zal de aardse zorg van u af nemen, Ik zal u alles geven wat u nodig hebt. Want Ik verheug Me over mijn kinderen als ze uit verlangen naar Mij de hun aangeboden hemelse voeding aannemen, als ze hongerig en dorstig hun harten openen om zich door Mij te laten verzadigen. En Ik voorzie ze nu geestelijk en aards in overvloed.
Wie honger heeft moet gespijzigd worden. De dorstige moet drinken worden gegeven. Het lichaam zal Ik onderhouden, tot het van de aarde weggaat, tot het zijn doel heeft vervuld, de ziel het geheel rijp worden mogelijk te maken. Wees daarom niet angstig en bezorgd, maar laat elke aardse zorg over aan Mij, uw Vader van eeuwigheid, Die u geen gebrek zal laten lijden, als u maar uit verlangen naar Mij mijn woord zult begeren, dat u steeds wordt aangeboden als u daar hongerig en dorstig naar verlangt.
Amen
BD.3641
30 december 1945
Geestelijke hoogmoed
De geestelijke hoogmoed hindert de mensen bij het inzien van de waarheid. Hier moeten allen aan denken, dat deze alleen kan worden bereikt door diepe deemoed door de mens, die vanuit het inzicht van zijn gebrekkigheid begeert te weten, die niet gelooft reeds wetend te zijn voordat hij innig heeft gebeden om de waarheid. Door zijn verstandelijke werkzaamheid verwerft de mens zich wel een weten, of hij neemt het van buitenaf op als het hem bevalt en hij houdt er aan vast. En dit weten is voor hem vooral voldoende, wanneer het met zijn wensen en opvattingen overeenstemt. Hij sluit zich af voor alles, wat hem wordt aangeboden en wat niet met zijn weten overeenstemt, steeds in het bewustzijn het ware weten te bezitten. Hij verheft zich boven zijn medemensen die anders denken en wijst alles af wat hem van die zijde wordt aangeboden, zonder er zelf stelling over in te nemen. En deze mensen zijn moeilijk de waarheid binnen te leiden, want alleen die mens vraagt er deemoedig om, die zichzelf onwetend waant en zijn ontoereikendheid, om in geestelijk weten door te dringen, inziet. Maar alleen aan deze geeft God Zijn genade, want Hij wil er om gevraagd worden in deemoedig gebed.
Het geloof, het ware weten te bezitten, verhindert de mens er om te bidden, zolang hij nog in dwaling leeft. Want de in de waarheid binnengedrongen mens blijft ondanks meest overvloedig weten innerlijk deemoedig en zijn gebed om vermeerdering van zijn weten stijgt voortdurend op naar God. Want hij voelt zich oneindig klein tegenover de grootte van God, die voor hem steeds verhevener wordt, hoe groter zijn weten is. En dus zal deze mens ook toegankelijk zijn voor geestelijke gesprekken, terwijl hij, die meent wetend te zijn, zulke gespreken snel beëindigt, omdat hij zich niet wil laten onderrichten, maar daarentegen zijn weten zelf tracht te verbreiden, het steeds in geestelijke arrogantie bestempelend als eigen geestelijk bezit, dat hem onaanvechtbaar voorkomt.
Zelfs de dienaren van God, Zijn boden, die hem de waarheid brengen, probeert hij te onderrichten, want zo iemand erkent het werkzaam zijn van de geest niet en hij tracht met zijn verstandelijk denken alles te ontzenuwen, wat die anderen tegen hem inbrengen. Hij bestrijdt het werkzaam zijn van de geest. Hij denkt rijper en slimmer te zijn en erkent ook God niet als Gever van de waarheid, die zich zelf uit door Zijn boden. Hij strijdt met menselijke wijsheid tegen goddelijke wijsheid en hij onderwerpt zich niet door God zelf te vragen om verlichting van zijn geest.
En daarom kan hij moeilijk tot de waarheid komen, zolang de geest van aanmatiging in hem woont. Pas het inzicht van volkomen onwetendheid op geestelijk gebied kan hem er toe brengen, zich door middel van gedachten vragend bezig te houden. En dan pas kan de waarheid tot hem komen, als hij ze deemoedig afsmeekt, want God geeft de deemoedige Zijn genade, maar aan de verwaande openbaart Hij zich niet.
Amen
BD.3642
31 december 1945
Het erkennen van het verlossingswerk is nodig om de ziel rijp te laten worden
Bij het verkrijgen van de rijpheid van de ziel hoort onherroepelijk de openlijke belijdenis van Christus en Zijn verlossingswerk. De mens kan niet rijp worden zonder liefde. Wie echter de liefde heeft, die onderkent ook Hem die zich uit liefde voor de mensheid heeft geofferd. Hij weet ook dat Christus de dood aan het kruis op zich nam als genoegdoening voor de grote schuld van de mensheid, dat Hij deze dus verlossen wilde van een eindeloos lange tijd van gevangenschap. En bijgevolg zal hij ook dit werk van grote liefde en barmhartigheid erkennen en zelf onder het kruis van Christus gaan staan om ook de genaden van het werk van de verlossing deelachtig te worden. Maar de genaden van het verlossingswerk brengen pas het rijp worden van de ziel teweeg, want de Verlosser trekt nu de ziel tot zich omhoog. Hij bezorgt haar kracht het goede te willen en te doen. Wie Jezus Christus en Zijn werk van verlossing niet erkent, blijft in de macht van satan. Hij houdt een zwakke, van God afgekeerde wil. De ziel blijft op een laag niveau van ontwikkeling staan, want haar ontbreekt de liefde.
Maar de liefde onderkent Jezus Christus, want waar de liefde is, is ook de wijsheid, de kracht om de zuivere waarheid te weten. En zo zal voor de liefdevolle mens het verlossingswerk van Christus geheel en al begrijpelijk zijn, terwijl de liefdeloze mens in totale onwetendheid is over zonde en schuld van de mensheid, over zin en doel van het aardse leven, over de bestemming en de opgave van de mens op aarde. Als hij van dit alles op de hoogte is, is zijn levenswandel al een leven in liefde. En dan zal de goddelijke Verlosser voor hem alleen maar het zinnebeeld zijn van diepste liefde, Die hij moet erkennen en Die hij ook voor de wereld bekent, als dat van hem gevraagd wordt. En dan streeft zijn ziel ernaar opwaarts te gaan. En ze bereikt ook zeker haar doel, omdat ze niet uit eigen kracht streeft, maar met Jezus Christus, omdat haar wil door Hem wordt gesterkt en de ziel onophoudelijk kracht en genade zal ontvangen. Want zijn belofte luidt: “Wie in Mij gelooft heeft het eeuwige leven”. Het geloof in Jezus Christus en Zijn werk van verlossing is absoluut noodzakelijk om zelf het rijk binnen te kunnen gaan dat eeuwig leven betekent voor de ziel, dat vol is van licht en kracht en dat gelukzaligheid betekent, dat Jezus diegenen heeft beloofd die in Hem geloven, omdat dezen hun best zullen doen Hem na te volgen en een leven in liefde te leiden, zoals Jezus het hun op aarde heeft voorgeleefd. Want alleen de liefde levert hun de hoogste gelukzaligheid op in de eeuwigheid.
Amen
BD.3656
14 januari 1946
Rust en vrede van de ziel door diep geloof
Uw hart blijft onrustig, zolang u niet vast gelooft in mijn altijddurende liefde en zorg voor al mijn schepselen. Alleen het diepe geloof geeft u de rust en de vrede van de ziel. En dus zult u dit eerst moeten trachten te verkrijgen, dan zult u het aardse leven de baas worden ook in de moeilijkste tijden, in aardse nood en benauwenis. Steeds weer roep Ik u toe: Wat kan u gebeuren zonder mijn wil en toelating? Mijn macht is zo sterk dat ze alles kan verhinderen wat Ik wil. En mijn liefde voor u is zo groot dat Ik ook verhinder wat tot nadeel is voor uw ziel. Moet het lichaam desondanks lijden, beschouw dan ook dit als een bewijs van liefde, want het dient uw ziel het beste. Vrees daarom geen aards leed, maar vertrouw Mij, dat Ik ook dit draaglijk maak, als u maar gelooft in Mij, mijn liefde en macht.
Probeer u in te denken dat een kracht die Mij vijandig is u te gronde wil richten, en dat Ik dit nimmer toelaat uit liefde voor u. De vijandige kracht tracht uw wil te winnen en als hem dit niet lukt, woedt hij tegen u. Is uw wil nu serieus op Mij gericht, dan sta Ik ook als bescherming bij u en het werkzaam zijn van de tegenstander is zonder resultaat. En zo zult u toch steeds moeten geloven dat Ik bij u ben, dat u nooit weerloos aan zijn invloed bent overgeleverd. En dit geloof zal u troost en rust geven, want Ik beschaam het niet.
Uw geloof is het beste wapen tegen de vijand van uw ziel. Dit stel Ik niet teleur en Ik help u in elke nood, geestelijk en aards. Als u echter bang bent en twijfelt, dringt de tegenstander bij u binnen en oefent hij zijn invloed uit. U kunt alleen maar een sterk geloof bereiken als u zich voortdurend met Mij verbindt in gebed. Want het voortdurend aanroepen geeft u ook innerlijke zekerheid dat Ik u helpen kan. En u zult ook mijn liefde voelen die u wil helpen in elke nood. Laat geen aardse zorg bovenkomen, want deze neem Ik van u over als de tijd daar is. En denk alleen aan uw ziel en zorg ijverig voor haar, doordat u ze sterk en krachtig maakt door mijn woord. Als u uw ziel mijn woord verschaft, zal ze sterker worden in het geloof. En als u gelooft, laat ook geen aardse nood u meer schrikken.
Voortdurend geef Ik u de verzekering dat Ik u bescherm in elk gevaar van lichaam of ziel. Schenk geloof aan mijn woord. En rust en vrede zal in uw hart komen. U zult elke zorg aan Mij overlaten. U zult ook uw geloof op anderen kunnen overdragen, want een diep geloof straalt zijn kracht uit en doet ook het zwakke geloof van de medemensen opleven. Vrees niet, maar geloof dat Ik vol van kracht ben en u liefheb. En onbezorgd zult u door het aardse leven gaan, steeds zeker van mijn hulp. Geen nood zal u beangstigen, zelfs al zult u hem ter wille van uw ziel moeten verdragen. Want Ik beëindig hem als de tijd daar is, Ik help u naar uw geloof.
Amen
BD.3657
15 januari 1946
Dag van het oordeel – Duivels van de eindtijd
De dag van het oordeel zal alles beëindigen, goede en kwade werken op deze aarde, zoals het verkondigd is in woord en geschrift. Hij zal een verschrikking zijn voor het kwade, voor de duivels van de eindtijd, die belichaamd als mens op aarde vertoeven, zoals hij echter ook een dag van vreugde en overwinning is voor de mensen, die te allen tijde het goede nastreefden, die Mij herkenden en bekenden, ondanks het ergste woeden van die duivels, die onder de heerschappij van satan staan. En mijn rechtvaardigheid zal openbaar worden, niets zal verborgen kunnen worden, niets zal onder valse schijn bestaan blijven, elke daad en elke gedachte zal openlijk tevoorschijn komen en Ik zal de mensen oordelen naar hun levenswandel. En alle nood zal een einde hebben voor de mijnen. Maar de grote nood voor hen, die gebonden zijn aan mijn tegenstander, zal nu pas beginnen en dit is hun verdoemenis, dat Ik ze opnieuw gevangen neem, dat ze – van hun vrije wil beroofd – in de hardste materie weer moeten smachten, eindeloos lange tijd.
Doch de duivels van de eindtijd hebben voorlopig geen erbarmen te verwachten, want hun woeden tegen Mij en de mijnen is te erg en brengt de hardste straf met zich mee. Tevens is een verandering van hun gezindheid op deze aarde niet meer mogelijk, want ze zijn te diep weggezonken en de geestelijke toestand weer nabij, die Mij bewoog de schepping voor het afgevallen geestelijke te laten ontstaan en dus moeten ze weer de gang door de schepping afleggen, wil eens de mogelijkheid bestaan, in vrije wil Mij nader te komen.
Het laatste gericht is daar de inleiding toe en is tevens de afsluiting voor de zielen, die hun weerstand tegen Mij definitief hebben opgegeven, die in vrije wil op Mij aanstuurden en mijn welgevallen trachtten te verwerven op aarde. En dus wordt het goede van het kwade gescheiden en voor de ogen van alle mensen op aarde zal de gebeurtenis van de vernietiging zich afspelen en het zal een grote ontzetting zijn voor alle aardbewoners, want de mijnen haal Ik tevoren weg. Ik neem hen in levende lijve van deze aarde en plaats hen over naar een oord van vrede, tot het werk van de hervorming van de aarde is volbracht, die hen dan weer tot verblijfsplaats dient.
Het einde is nabij en u allen zult het uur van het gericht moeten vrezen, dat u nu hoont en bespot en niet meer aan de rechtvaardigheid van Diegene gelooft, die u het leven gaf. Het uur zult u moeten vrezen en er alles voor over hebben, het voor u niet tot een uur van verdoeming te laten worden. Geloof, dat de tijd nabij is, die Ik alsmaar heb aangekondigd en bereid u erop voor. Want de tijd, die u nog is gegeven voor uw levenswandel op aarde, is buitengewoon kort. Het is slechts nog een laatste fase, die ook uitermate vol leed zal zijn en herken daaraan, dat u in de eindtijd leeft en het einde geen uitstel meer duldt, want als de duivels zelf op aarde tekeer gaan, beëindig Ik hun bestaan. En dat de duivels woeden, zult u allen daaraan kunnen herkennen, dat hun doen en laten tegen Mij is gericht, dat alle liefde verdwijnt, dat de mensen in grofste liefdeloosheid elkaar schade berokkenen, dat ze als duivels onder elkaar tekeer gaan en elke goddelijke ordening buiten beschouwing laten.
Maar waar de liefde verdwijnt is het rijk van mijn tegenstander en dit rijk vernietig Ik als de laatste dag is gekomen, die Ik als einde heb bepaald sinds eeuwigheid, in het besef van de wil der mensen en hun geestelijk dieptepunt, dat getuigt van hun toebehoren aan mijn tegenstander. En Ik roep u allen zeer nadrukkelijk toe: Denk aan het dichtbij zijnde einde. Bereid u voor, opdat u tot de mijnen behoort. Laat u niet door de duivels verleiden, maar bied hen weerstand, opdat u niet aan het oordeel zult zijn onderworpen. Want de laatste dag is niet al te ver meer. Hij zal u verrassen, als u geen acht slaat op mijn woord, als u niet gelooft. Maar Ik wil u waarschuwen eer het te laat is en stuur met dit doel u mijn boden toe, die u mijn woord moeten brengen, dat Waarheid is en blijven zal tot in alle eeuwigheid, want het gaat van Mij uit, die de eeuwige Waarheid zelf ben.
Amen
BD.3661
19 januari 1946
De arbeid aan de ziel
Onderzoek uzelf, erken uw zwakheden en probeer ze te overwinnen. Dit is het arbeiden aan uw ziel, dat u probeert mensen te worden die in mijn ordening blijven, naar mijn wil leven en zich tot liefde vormen. Want elke zwakheid, elke tekortkoming en ondeugd heeft zijn oorzaak in liefdeloosheid, in de eigenliefde.
Zachtmoedigheid, vredelievendheid, deemoed, geduld, barmhartigheid en rechtvaardigheid zijn tekenen van de naastenliefde. En wanneer u hierin tekort schiet bent u niet van liefde vervuld, dus moet u ijverig werken aan uzelf. Maar daarvoor moet u zelf eerst uw zwakheden en gebreken als zodanig onderkennen, en daar is ernstige zelfkritiek voor nodig, een ernstig bezinnen op en rechtzetten van uw houding tegenover Mij en uw medemensen. Mij moet u als Vader respecteren, ieder mens echter als broeder of zuster – omdat u allen “kinderen” bent van één Vader. En kinderen, jullie moeten elkaar liefhebben, dan zal jullie ook mijn welgevallen ten deel vallen, want dan kan Ik zelf bij mijn kinderen vertoeven. Elke ondeugd houdt Mij echter tegen en dat is alleen in uw nadeel, want zonder Mij en mijn tegenwoordigheid blijft u zwak en onvolmaakt en kunt u uw doel op aarde niet bereiken.
Uw doel is volmaaktheid, verandering tot liefde, verandering van uw wezen tot de oertoestand die u vrijwillig opgegeven hebt. Want alleen de oertoestand is zaligmakend en zolang u van deze vervreemd bent, is gebrekkigheid, onwetendheid en krachteloosheid uw lot, zowel op aarde als ook in het geestelijke rijk. Ik wil u weer de gelukzaligheid verschaffen en vermaan u daarom voortdurend dat u die nastreeft. Dat u de omvormingsarbeid van uw wezen ernstig ter hand neemt, dat u door innerlijke overdenking leert inzien hoe weinig uw denken en handelen met mijn wil overeenkomt omdat u nog in de eigenliefde volhardt, en dat u zich moet beijveren om deze gebrekkige toestand te veranderen. Dat u de liefde beoefent waar en wanneer u daartoe gelegenheid geboden wordt. Want alleen door de liefde kunt u zalig worden, alleen door de liefde kunt u uw tekortkomingen en ondeugden de baas worden.
En wanneer u de liefde nog niet in u voelt, vorm u dan verstandelijk tot juist denkende mensen. Wees zachtmoedig, vredelievend, ootmoedig en geduldig en tracht uw medemensen te helpen. Dan zal het gevoel van liefde in u ontwaken, het zal u gelukkig maken en u aansporen tot liefdadigheid. En dan drijft het verstand u niet meer, maar het hart, en dan gaat u stap voor stap omhoog. Sla uzelf daarom gade. Keer in uzelf en vraag u ernstig af of u juist denkt en handelt, en uw hart zal u dan antwoord geven. Ook Ik zelf zal u te hulp komen als u zich serieus deze vragen stelt. Ik zal u de kracht doen toekomen om uit te voeren wat u serieus wilt, en de arbeid aan uw ziel zal dan ook een gunstige voortgang hebben. U zult er bevrediging in vinden u aan Mij te onderwerpen en u zult gestadig omhoog gaan, zodra het uw wil is volmaakt te worden.
Amen
BD.3670
28 januari 1946
Geestelijke scheppingen – Gelukzaligheid – “Wat geen menselijk oog ooit heeft gezien”
Alles wat zichtbaar is getuigt van mijn macht en kracht en liefde. Maar ook onzichtbare scheppingen liet de kracht van mijn liefde ontstaan en deze zijn het, die u gelukkig zullen maken in het geestelijke rijk. Echter pas dan, wanneer u de staat van vrijheid hebt bereikt die geestelijk schouwen toelaat. Dan zult u wel met bewondering naar de wonderwerken van mijn liefde kijken, ze zullen u verrukken, maar ze zullen toch begrijpelijk voor u zijn, want dan herkent u Mij zelf als kracht en liefde. Dan bent u daar zelf al van doordrongen, zodat u in staat bent te begrijpen, dat zij de diepste grond van elke schepping is en dan zult u alleen maar Hem loven en prijzen, die Zijn wil handelend laat optreden om voortdurend werkzaam te zijn in liefde.
De geestelijke scheppingen zijn door de mensen op aarde niet voor te stellen, ze zijn het toonbeeld van harmonie, volmaaktheid, schoonheid en veelzijdigheid. Het zijn uitermate wonderschone maaksels, die door voortdurende afwisseling steeds prachtiger zijn om te bekijken, die de ogen van de toeschouwer nooit vermoeien of oververzadigen, maar steeds het diepste geluksgevoel uitlokken en dankbaarheid tegenover Mij, de Schepper van hemel en aarde. De aardse scheppingen komen de mens ook wel lieflijk voor en doen zijn hart sneller kloppen, in het besef tegenover de Schepper van eeuwigheid te staan, die ten volle almacht en liefde is. De mooiste scheppingen van de aarde zijn echter slechts een zwak afschijnsel van de geestelijke scheppingen en ze kunnen een vergelijking hiermee niet doorstaan, omdat op de aarde mijn liefde niet zo duidelijk herkenbaar zijn kan, omdat de mensen zelf zich nog niet hebben veranderd tot liefde.
Maar zielen die liefde zijn geworden, kan Ik ook de volheid van mijn liefde doen toekomen. De vormende liefde kan zich in hen openbaren en Ik kan hen laten zien en geven wat Ik hun heb beloofd: “Wat geen menselijk oog ooit heeft gezien en geen menselijk oor ooit heeft gehoord, heb Ik diegenen bereid, die Mij liefhebben”. En de scheppingen zullen steeds mooier worden, hoe dieper het wezen in staat is lief te hebben. De diepe liefde geeft hen inzage in mijn besturen en heersen in het geestelijke rijk, ze staan niet meer onvolmaakt tegenover Mij, maar ze zijn geworden wat Ik zelf ben: liefde. Ze zijn zelf vol van macht en kracht, om in hoogste volmaaktheid zelf te kunnen scheppen en vormen naar mijn wil, door mijn kracht.
Een vergelijking voor hun werkzaamheid in het geestelijke rijk is de mensen op aarde niet te geven, omdat er geheel andere wetten heersen en het geestelijk werkzaam zijn niets met de materiële arbeid, met de bezigheid op aarde gemeen heeft. Maar het is een werkzaam zijn in gelukzaligheid, een werkzaam zijn dat het hoogste geluk betekent voor het wezen dat liefde is geworden, dat denken, voelen en willen kan, dat in staat is te zien en te horen, dat als apart wezen gewaar wordt en toch, in verbinding met andere wezens, uitermate gelukkig is, omdat het kracht en liefde daardoor vermeerdert en zijn vermogen om werkzaam bezig te zijn vergroot. Het is een staat van de gelukzaligste harmonie waarin de bewoners van de geestelijke werelden zich bevinden, een staat waar voortdurend naar wordt gestreefd, zodra de ziel tot inzicht is gekomen op aarde of in het geestelijke rijk.
Het is een staat waarin Ik alle wezens zou willen overplaatsen, omdat Ik hen liefheb en hen de heerlijkheden van mijn rijk wil laten aanschouwen. Want het werkzaam zijn van mijn liefde geldt onafgebroken het gelukkig maken van mijn schepselen. Mijn liefde is oneindig en wil geven en gelukkig maken en daarom wil Ik mijn schepselen waardig maken, in geestelijke scheppingen te mogen vertoeven. Maar zij moeten dit zelf willen, ze moeten zich vormen tot liefde in vrije wil, om in het geestelijke rijk onuitsprekelijk gelukkig gemaakt te kunnen worden, tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.3672
30 en 31 januari 1946
Antichrist – Einde
De geest van de antichrist is in de wereld sinds Jezus Christus Zijn verlossingswerk heeft volbracht. Voortdurend heeft hij getracht Diens werk te ontkrachten, voortdurend heeft hij gestreden tegen de aanhangers van Jezus, voortdurend heeft hij de mensen aangezet tot liefdeloosheid, dus in strijd met de wil en de leer van Christus op aarde bezig te zijn, deels door geestelijk werkzaam te zijn, de gedachten van de mensen in de war brengend, deels in de uiterlijke gedaante van een mens in het gewaad van kennis en wijsheid. Steeds weer stond tegenover de leer van Christus een menselijke leer die probeerde te weerleggen, dus antichristelijk was gericht en steeds weer was dit het werkzaam zijn van de satan, activiteiten van de krachten van beneden, om het doel te bereiken, de mensen van God afvallig te maken of hen de weg naar Hem te versperren. En deze antichristelijke activiteiten nemen voortdurend toe en zullen heel duidelijk voor het einde aan het daglicht komen.
De satan zelf zal op aarde werkzaam zijn in de uiterlijke gedaante van een mens, de antichrist in persoon, wiens werkzaam zijn uitermate noodlottig zal zijn voor de gehele mensheid. Want van hem zullen de wetten uitgaan die tot doel hebben het geestelijk gezinde denken uit te roeien, die al het geestelijk streven moeten tegengaan en de mensen helemaal moeten verwereldlijken. En dit is het laatste werk van hem, die tegen God strijdt, want het is een overschrijden van de grenzen van zijn machtsbevoegdheid, die God onverbiddelijk zal straffen.
Er zal een snelle verandering zijn in wereldse gebeurtenissen. Kort op elkaar volgend zullen zich grote wereldse veranderingen voltrekken en er zal een heersende macht op de voorgrond treden, doordat ze de lotgevallen van alle volkeren wil sturen en die in plaats van ordening een totale wanorde tot stand brengt. Want haar bepalingen betreffen op de eerste plaats het onderdrukken van elk geloof. En hij zal op de aarde veel aanhangers vinden en dit is het teken van het einde. Want de mensen verzetten zich hier niet tegen maar ze spreken zich bijna eensgezind uit voor hem, die zij als held en overwinnaar vereren en wiens doel zij aanvaarden en dus ondersteunen.
En nu begint voor de gelovigen de moeilijkste tijd. Het doen en laten van de wereld komt hen onbegrijpelijk voor, het geduld en de liefde van God komt hen onvoorstelbaar voor, die zoiets toelaat, dat Zijn allerheiligste naam gelasterd en bespot wordt en dat de aanhangers van Jezus Christus vogelvrij verklaard en vervolgd worden op de meest meedogenloze manier. Maar zij dringen steeds dieper door tot de waarheid van het goddelijk woord, dat hun dit alles heeft voorspeld en dus geven ze zich ook vol vertrouwen over aan de goddelijke leiding. De antichrist zal woeden op de meest afschrikwekkende wijze en hij verblindt de mensen door zijn daden die hij met ondersteuning van de kracht van beneden uitvoert.
De satan zelf zal door hem werkzaam zijn als de vijandige geest van Diegene die werkzaam is in de schepselen van liefde en geloof, in de mensen die God boven alles liefhebben en die vast in Hem geloven en daarom grote noden hebben te verduren door de tegenstander van God. Men zal hem huldigen, men zal altaren voor hem oprichten, men zal hem aanroepen als messias van wie het heil moet komen, want hij zal daden volbrengen waarvan de mensen onder de indruk zijn, maar het is geen werkzaam zijn in liefde, alleen een werkzaam zijn in arrogantie en heerszucht. Hij zal als mens werkzaam zijn, trachten zijn kracht menselijk te verklaren en alles bestrijden en loochenen wat goddelijk is, wat op God wijst en van God getuigt. En zijn wil is ontzettend sterk.
Hij gebiedt en wie zijn gebod weerstand biedt, vernietigt hij. Hij tracht aan elke leer van Christus, aan elk weten over Hem en Zijn verlossingswerk een einde te maken, hij probeert alles door de drek te halen en die hem helpen in zijn werkzaam zijn tegen Christus beloont hij koninklijk, zoals hij daarentegen ook vol haat optreedt tegen Diens aanhangers.
De persoon van de antichrist zal te herkennen zijn aan zijn uiterlijke schoonheid, aan zijn lichamelijke kracht, want de satan omgeeft zich met een kleed om niet herkend te worden als degene die hij is. En buitengewone vermogens richten de opmerkzaamheid van de mensheid op hem en aan de bewondering zal geen einde komen. In uiterlijke pracht en praal vertoeft hij op de aarde, in tegenstelling tot Jezus Christus die onopvallend te midden van Zijn broeders wandelde, gespeend van alle aardse goederen, met een hart vol liefde voor de medemensen. Maar het hart van de antichrist zal ruw en gevoelloos zijn tegenover elke aardse nood en toch jubelt de mensheid hem toe, verblind door zijn uiterlijke glans en zijn kracht. En plotseling en onverwacht zal hij optreden, hij zal zich openbaren in de grootste nood en zich met sterke handen de macht en het gezag toe-eigenen. Hij zal beloven redding te brengen en hij zal geen tegenstand ondervinden, omdat de mensen alleen maar aandacht schenken aan de aardse nood, maar geen acht slaan op de geest van die held, die wil uitblinken en zich als heerser opwerpt met ondersteuning van de mensen die er net zo over denken. En dan is het einde nabij. Want de nu beginnende geloofsstrijd luidt het totale vernietigingswerk in wat betreft deze aarde. Hij duurt maar korte tijd, maar is zo heftig dat er een buitengewoon sterk geloof voor nodig is om niet te bezwijken.
Maar weer keert God zelf zich tegen Zijn tegenstander. Want Hij is in de geest te midden van diegenen die voor Hem strijden en de antichrist loopt tevergeefs op tegen het bolwerk van het geloof. En van zijn troon zal hij neerstorten in de poel der verdoemenis. Niet lang zal zijn heerschappij duren, maar hij zal onuitsprekelijk leed aanrichten onder de gehele mensheid, die voor het grootste deel zijn kant zal kiezen, die elk geloof in God laat varen, die zijn aardse verwezenlijkingen geloof schenkt en tenslotte ook deel zal hebben aan de verdoemenis, want ze is de tegenstander van God horig en deelt daarom ook in zijn lot. En dit is het einde. Jezus Christus blijft overwinnaar en Zijn kerk blijft bestaan tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.3678
6 februari 1946
Het Christusprobleem
Door het Christusprobleem lijden de mensen van deze aarde schipbreuk in de laatste tijd voor het einde. En wel daarom, omdat ze zelf zonder enige liefde zijn en daarom de grootste Liefde niet kunnen en willen inzien. En daar de leer van Christus helemaal tegen hun wensen en gedrag ingaat wordt die bestreden als hinderlijk voor het werk van de wederopbouw dat ze van plan zijn te verrichten na het vernietigingswerk dat de natuurcatastrofe heeft volbracht. In de Christelijke leer zien ze een hindernis voor de uitvoering van hun plannen en daarom verklaren ze Christus de oorlog. Totale onwetendheid en duivelse gezindheid zijn de drijfveren van deze strijd waardoor ze ook de aanhangers van Christus, zij die weten, van hun laatste houvast willen beroven ter wille van aardse goederen. Want elke maatregel druist in tegen het goddelijke gebod van de liefde. De mensen worden gedrongen in een denken dat hen volledig tot duivels vormt, als ze zich niet verweren en bij Hem bescherming zoeken die hun alleen hulp kan bieden tegen de satan en zijn krachten op aarde, tot Christus, die zich tegenover hem plaatst om te strijden.
Christus wordt niet geacht, want al het goddelijke proberen de mensen op aarde uit te roeien. Christus echter erkennen ze noch als goddelijk noch als Verlosser van de mensheid en daarom wordt Hij openlijk naar beneden gehaald, Zijn naam wordt belachelijk gemaakt en bespot en Zijn aanhangers op de ergste wijze in het nauw gedreven. En het is noodzakelijker dan ooit dat men Hem belijdt tegenover de wereld. Want Hij alleen verschaft de mensen de kracht als ze Zijn verlossingswerk erkennen, Hij alleen heeft de macht over de satan en Hij alleen sterkt de mensen om weerstand te bieden.
Maar zonder Hem is de mens tot niets in staat en aan de macht van de satan overgeleverd, zonder Hem zit hij vast in sterke ketenen, waaruit hij zich zelf niet kan bevrijden. En daarom wordt juist over het Christusprobleem bijzonder duidelijk opheldering gegeven aan de dragers van de waarheid, opdat ze allen kunnen onderrichten die daar opheldering over verlangen. Het wordt de mensen uitgelegd dat alleen de liefde de goddelijkheid van de mens Jezus uitmaakt, dat door de liefde ieder mens zich tot een goddelijk wezen, tot een kind van God vormt en dat door de liefde ieder mens komt tot buitengewone capaciteiten, omdat de liefde als zodanig een kracht is, die als uitgangsbasis de eeuwige Liefde heeft en werkzaam is in iedere tot liefde geworden mens, opdat het de mensen nu ook begrijpelijk wordt dat ze nooit ofte nimmer Christus en Zijn leer mogen afwijzen, willen ze niet ten onder gaan in het rijk der duisternis, waar krachteloosheid en eeuwige duisternis het lot der zielen is.
Elke strijd tegen Christus als de Brenger van de leer van de liefde en daardoor de goddelijke Wegwijzer naar kracht en licht, zal daarom de zwaarste en pijnlijkste gevolgen hebben, als hij niet wordt doorstaan, als de strijder zich niet bij Christus schaart waar hij nooit ofte nimmer kan worden overwonnen. En wat er ook geëist wordt van de mensen in de laatste tijd, zij die met Christus gaan en voor Hem en Zijn leer opkomen, zullen over buitengewone kracht beschikken om alle eisen van de wereld te trotseren. Maar zij die Hem verloochenen, die als knechten van de satan hem behulpzaam zijn om Christus en Zijn leer uit te roeien, hen zal onverhoeds het gericht treffen, want hun duivelse gezindheid kan geen erbarmen vinden bij God op de dag van het gericht. Onwetendheid is geen verontschuldiging, omdat ieder mens voldoende gelegenheid wordt gegeven, over Christus en Zijn verlossingswerk, over Zijn missie en Zijn leer van de liefde op aarde, na te denken en het voor ieder die gewillig is, niet moeilijk zal zijn, begrip op te brengen voor een probleem, dat slechts zolang een probleem blijft als de mens er zich niet mee bezighoudt.
Ieder die in de liefde leeft, weet welke kracht de liefde is en hij weet ook dat de Godmens Jezus alleen over die buitengewone kracht beschikte omdat Zijn wezen pure liefde was. En als de mensen niet geheel krachteloos een prooi willen worden van de vorst der onderwereld, dan moeten ze zich kracht verwerven door de liefde, ze moeten Jezus Christus navolgen, ze moeten Hem erkennen en Zijn leer, ze moeten Zijn geboden onderhouden en die vereisen alleen maar liefde en ze zullen overwinnaar blijven over alle krachten van de onderwereld, want ze strijden met Jezus Christus, die onoverwinnelijk is en blijven zal tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.3681
9 februari 1946
Roep Mij aan in nood – Diepte van het geloof
In uren van nood hoeft u alleen maar vol vertrouwen tot Mij te roepen en Ik ben dichter bij u dan ooit. Elke verbinding met Mij door middel van gedachten, heeft voor u mijn nabijheid als resultaat, want Ik ben een Geest die u in kleinste mate zelf in u draagt. En als uw roep tot Mij uit het diepst van het hart komt is het de geestvonk in u, die naar Mij, de Vadergeest van eeuwigheid toe snelt, die van Mij niet te scheiden is en die Mij dus tot zich trekt. Weliswaar ben Ik altijd dicht bij u, maar merkbaar alleen dan, als uw wil bewust naar Mij streeft en u mijn tegenwoordigheid afsmeekt. En in zoverre zult u mijn nabijheid bemerken, dat er van binnen uit een rust over u komt die in het vaste geloof in Mij en mijn hulp zijn grond vindt.
Roep Mij aan in nood en Ik zal u verhoren. Als u dus gelooft dat Ik besta en dat Ik u bemin dat niets onmogelijk is voor mijn macht en mijn wil zal uw roep ook uit het hart komen en zonder te twijfelen zult u de vervulling van uw verzoek, mijn hulp, afwachten. En u zult geholpen worden. Maar elke twijfel verzwakt de kracht van het geloof, u maakt dan het werkzaam zijn van de geest in u onmogelijk, u hindert hem zelf om zich naar Mij, de Vadergeest te begeven en hij kan dan ook niet de kracht overbrengen die van Mij uit door de geestvonk op u overgaat.
Waarlijk gelovige kinderen wil Ik mijn eigendom noemen, die het woord van de Vader zonder enige beperking vertrouwen, die zich aan Hem overgeven in elke nood en elk gevaar, die niet bang zijn en kleinmoedig worden, omdat ze zich geborgen weten in de hoede van de liefdevolle Vader. Deze diepte van het geloof maakt u zeer sterk in de geest, ze verdrijft elke aardse en geestelijke nood, want een onwankelbaar geloof veroorlooft Mij ongehinderd werkzaam en voortdurend merkbaar tegenwoordig te zijn. Dan kan Ik ook duidelijk zichtbaar werken, Ik kan het onmogelijk schijnende tot stand laten komen, omdat een diep geloof een volheid van kracht tot gevolg heeft, waardoor de mens zelf, of ook de geestelijke kracht voor hem, overwinnaar wordt van datgene wat hem zorgen baarde.
Geloof en u zult altijd worden geholpen, laat door uw geloof mijn kracht bij u binnenstromen en u nu door de geest in u, rust en zekerheid verschaffen, want de toegenomen kracht in u gaat van Mij uit, ze is ’n uitstromen van Mij zelf en dus ben Ik zelf in en bij u, al naar gelang de sterkte van het geloof en de innigheid van uw roep naar Mij.
Op aarde zult u nooit kunnen begrijpen dat, Ik zelf, de geestvonk in u, liefde, kracht, licht, alles een is, dat Ik dus steeds tegenwoordig ben, waar de geest in u kan werken, waar liefde beoefend wordt en Ik als kracht en licht duidelijk zichtbaar ben. Want wanneer dit alles voor u begrijpelijk zou zijn, zou u niet meer kunnen twijfelen. U echter moet uw best doen het te begrijpen en u moet de geest in u raadplegen dat hij u onderricht en u opheldering geeft over dat wat voor u nog onverklaarbaar is, wat u niet begrijpt.
En de geest in u zal u onderrichten. En weer ben Ik het zelf, die u onderricht, die u tot Mij wil trekken en u de waarheid brengt, opdat u de weg naar Mij vindt, opdat uw vermogens geestelijk gericht zijn en u verlangt met de Vadergeest in verbinding te treden. En dan zal uw geloof steeds dieper en sterker worden, steeds maar door zult u Mij herkennen, mijn voortdurende aanwezigheid zult u bemerken en in volledige rust u aan Mij en mijn leiding toevertrouwen. En u zult waarlijk juist geleid worden op deze aarde, u zult de juiste weg gaan, die naar het eeuwige vaderland leidt en uw doel zeker bereiken.
Amen
BD.3682
10 februari 1946
Gebed in deemoed
Tot het ware gebed behoort ware deemoed van het hart, dan pas is het Mij welgevallig. Want de deemoed tegenover Mij is ook een bewijs van liefde tot Mij, omdat de liefde nooit wil heersen, maar dient. En wie Mij dus met gevoelens van liefde in het hart iets vraagt, die zal ook alleen maar in deemoed voor Mij kunnen verschijnen. Diens liefde beantwoord Ik en Ik schenk hem mijn genade. Wie het echter aan ware deemoed ontbreekt, diens gebed is slechts een angstkreet tot Mij, die hij wel in zijn hart erkent maar niet bemint, omdat hij zelf nog geen liefde is geworden en omdat hij zelf zijn naaste geen liefde betoont en daarom ook van Mij geen liefde en genade ontvangen kan. Dit is ook vaak de reden dat verzoeken onvervuld blijven, want Ik verlang de deemoed van het hart omdat ze het bewijs is van liefde voor Mij. Deemoed van het hart schakelt elke aanmatigende gedachte en liefdeloos handelen uit, want liefde en deemoed gaan samen, maar niet tegen elkaar in. Daarom is Mij een deemoedig hart welgevallig en Ik overlaad het met genade en liefde.
De diepe deemoed ligt echter niet in de uiterlijke manier van doen van de mens, want hieraan heb Ik een grote hekel. De deemoed tegenover Mij komt alleen tot uitdrukking in het gebed, de deemoed tegenover de naaste in dienende naastenliefde. Uiterlijk gedrag echter spiegelt vaak deemoed voor, terwijl het hart hier niets van voelt. Maar Ik kijk tot op de bodem van de ziel, Ik laat me niet misleiden door de schijn en daarom zal het blijk van mijn genade zelden daar te vinden zijn, waar naar buiten toe de schijn van deemoed gewekt wordt, waar de medemensen de deemoed menen te moeten zien in gebaren, de houding of deemoedig klinkende woorden.
Ik let alleen op de deemoed van het hart en zulke mensen begunstig Ik, ofschoon ze naar buiten toe hun mannetje staan en geen onderworpenheid ten toon spreiden. Wie echter in dienende naastenliefde werkzaam is, laat zich daar niet op voorstaan en blijft altijd een dienaar van de Heer, want hij vervult mijn gebod. Hij doet zoals zijn Heer bevolen heeft, hij onderwerpt zich aan mijn wil zonder ertoe gedwongen te zijn.
En als hij dus tot Mij bidt, zal zijn verzoek eveneens dat van een dienaar tegenover de Heer zijn, of dat van een kind tot de Vader aan wie het kind zich in liefde onderwerpt en Hem in diepe deemoed zijn zorgen toevertrouwt. Het zal niet eisen maar smeken, een teken van deemoed, van het erkennen van Diegene die hem het verzoek zal vervullen, een erkenning van Zijn macht en liefde, en zijn verzoek blijft niet onvervuld.
Bid op de juiste manier, dan zult u ook altijd verhoord worden. Vraag, maar eis niet. Blijf vol van deemoed in uw hart, opdat mijn genade u kan vervullen en weet dat Ik nooit een uiterlijk teken nodig heb, dat uiterlijke tekens Mij nooit welgevallig zijn, omdat ze makkelijk een dekmantel zijn voor diegenen die niet uitermate waarachtig zijn, die willen misleiden en wier harten andere gevoelens hebben dan het lijkt. Betoon daarom die anderen ook geen achting of volg ze na, maar dien in liefde uw naaste en de ware deemoed van het hart zal u sieren, waarin Ik welbehagen vind en die Ik met rijke genade belonen kan.
Amen
BD.3684
12 februari 1946
Verzoekingen
Val niet ten offer aan de verzoekingen, die steeds weer op u afkomen doordat Ik ze toelaat. De vijand van uw ziel doet voortdurend moeite u voor zich te winnen en hij zet u steeds weer valstrikken, waarin u verward raakt, hij tracht u ten val te brengen, wetend, dat u maar moeilijk overeind kunt komen en dat hij uw zwakheid dan voor zich kan benutten.
En Ik verhinder zijn voornemen niet omdat Ik hem een bepaalde macht over uw zielen in het stadium als mens heb toegestaan, omdat u in vrije wil een beslissing moet nemen en u zich met mijn hulp en genade ook uit zijn macht zal kunnen ontworstelen.
Ik laat zijn activiteiten toe, maar waarschuw en vermaan u voortdurend, opdat u weerstand biedt en oplettend bent en u zich niet van Mij verwijdert, opdat Ik u te allen tijde kan helpen, als u Mij roept en mijn hulp afsmeekt. De kracht om weerstand te bieden staat u steeds ter beschikking, gebruik die daarom ook, kom bij elke lichamelijke en geestelijke kwelling tot Mij, dat Ik u bijsta en u zich niet, zonder verzet te bieden, aan mijn tegenstander overgeeft, want alleen door strijd komt u hogerop, alleen door strijd wordt u gehard en wordt u de vijand de baas.
Altijd zult u de kracht van Mij in ontvangst kunnen nemen en ze tegen hem gebruiken, en u zult overwinnaar blijven omdat uw wil zich van mijn tegenstander afkeert. En wordt niet kleingelovig en angstig al komen de verzoekingen nog zo dreigend op u af. Dit is zijn wapen: u vreesachtig te maken, uw weerstand te verlammen, u echter moet weten dat er Een is die u in alle volheid kracht kan geven en dat u daarom geen verzoeking hoeft te vrezen al mag u er nog zo onmiskenbaar mee geconfronteerd worden. Alleen de wil om te overwinnen moet u bezielen, dan zult u ook zegevieren de wil moet echter oprecht zijn. U bent voortdurend door slechte krachten omgeven, die uw geestelijke ondergang willen bewerkstelligen, u hebt echter ook steeds helpers die u terzijde staan, die uit het lichtrijk komen, die u in mijn opdracht behulpzaam bijstaan als u Mij maar aanroept.
En vertrouw u dagelijks aan hen toe, laten zij uw beschermers zijn door uw wil en uw overgave aan Mij en al het geestelijke vol van licht, dat innig met Mij verbonden is en dus ook in mijn wil werkt. Laat hen voor u zorgen en draag hun in gedachten de last over die op u drukt en u zult verlichting bemerken, u zult niet meer angstvallig zijn, u zult in rust en kalmte tegenover elke verzoeking staan en die dus ook overwinnen.
Steeds bent u zeker van mijn bescherming en mijn hulp, want ofschoon Ik mijn tegenstander ook macht over u heb toegestaan, zo staat u toch ook in gelijke mate kracht ter beschikking, want ook Ik wil u winnen en mijn doel is waarlijk het juiste. Alleen vanwege uw wilsvrijheid laat Ik de strijd en de verzoekingen van de kant van mijn tegenstander toe, want alleen in wilsvrijheid kunt u het doel bereiken volmaakt te worden en dus gelukzalig tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.3686
14 februari 1946
Ernstige onderzoekingen en het willen van de waarheid
Elk weten moet tevoren worden onderzocht, voordat het als volledig waar geestelijk goed door de mens wordt aangenomen, dus tot zijn eigendom wordt gemaakt. En aan dit onderzoek moet de ernstige wil om waarheid te bezitten ten grondslag liggen. En daarom moet hij zich tot Mij als de eeuwige Waarheid zelf wenden en Mij vragen zijn geest te verlichten, zijn denken de juiste richting te geven en zijn verstand het vermogen te begrijpen en te oordelen. En hij zal waarlijk niet door Mij worden misleid als hij de waarheid begeert. Dit zult u zich moeten inprenten, dat mijn doel altijd en eeuwig is, mijn schepselen naar de waarheid te leiden en dat de mens van het ontvangen van de waarheid zeker kan zijn als zijn wil zulks maar nastreeft.
Alleen de wil heb Ik nodig om hem de waarheid te doen toekomen. Maar waar deze wil niet serieus is, waar hij alleen door woorden wordt vervangen en dus het verlangen naar de waarheid niet duidelijk zichtbaar is voor Mij, Die tot in de verste hoekjes van het hart kan kijken, daar zal de mens bezwaarlijk een serieus onderzoek doen en daarom ook niet in het volle bezit van de waarheid uit Mij kunnen zijn. Voor hem is elk geestelijk goed toegankelijk. Hij verzet zich niet tegen foutieve leren, evenals hij echter ook niet de waarheid als zodanig herkent. Hij laat zich binnendringen in een geestelijke richting uit traditie en blijft werkeloos in het onderzoek naar haar waarde. Maar eens moet hij zich verantwoorden voor zijn denken en willen, omdat hij de gave van het verstand onbenut liet en zichzelf de geestelijke vooruitgang daardoor verhinderde.
Hij zal zich ook niet kunnen verontschuldigen met het zich nauwgezet houden aan de hem gegeven geboden. Integendeel, de juiste verhouding tot de Vader van eeuwigheid geeft ieder mens ook inzicht in zijn taak op aarde. En als de mens dus de juiste verhouding tot Mij tot stand heeft gebracht, zal hij Mij zelf en mijn wil boven de geboden plaatsen van diegenen die hij als mijn plaatsvervangers op aarde beschouwt. En hij zal mijn woorden meer geloof schenken, omdat Ik op het denken inwerk van diegenen die mijn ware kinderen willen zijn, om ze naar de waarheid toe te leiden.
Ik heb alleen de ernstige wil van mens nodig. Is deze op Mij gericht, dan zal de mens zich spoedig als mijn kind voelen en uit de hand van de liefdevolle Vader bereidwillig elke gave in dankbaarheid aannemen. Hij zal zich liever door Mij zelf laten bedenken dan door diegenen die zich mijn plaatsvervangers op aarde noemen. Want het hart van een waar kind dringt steeds op het hart van de Vader aan. Het gaat zijn weg rechtstreeks en probeert niet langs omwegen de liefde en goedheid van de Vader te bereiken. En Ik zal het ook steeds tegemoet komen, opdat het Mij gemakkelijk kan vinden. En wat zou Ik mijn kind wel liever aanbieden dan de zuiverste waarheid?
Denk hieraan, u mensen die de rechtstreekse verbinding met Mij nog niet tot stand hebt gebracht, die nog te zeer aan uiterlijke vormen vastzit en deze niet zou willen opgeven, denk eraan dat Ik niet in een uiterlijk omhulsel te vinden ben, maar in uzelf wil worden onderkend, om dan echter ook altijd bij u te zijn. Laat uw verstand actief worden en neem door middel van gedachten uw standpunt in tegenover het weten dat van buitenaf naar u toekomt. En roep Mij aan om ondersteuning. En Ik zal u helpen het juiste en ware in te zien en u los te maken van de dwaling, want alleen de zuivere waarheid voert u naar Mij. Alleen de zuivere waarheid levert u het eeuwige leven op. Streef er daarom ijverig naar in de waarheid vast te staan, zodra u gelukzalig zult willen worden.
Amen
BD.3689
17 februari 1946
Dringende noodzaak en zegen van het werk voor het rijk Gods
En alles wat u doet tot mijn eer, tot verbreiding van mijn leer en tot verheerlijking van mijn naam, zal gezegend zijn, in zoverre dat het niet zonder indruk zal blijven op de nog zwakke maar nog niet geheel verstokte zielen. En het kleinste resultaat betekent een ontwringen van de zielen aan de vijand en een stap dichter naar Mij.
En ofschoon u meestal wordt afgewezen, ofschoon hoon en spot uw aandeel is, zullen toch enkele zielen de weg naar Mij vinden. Ze zullen zich optrekken aan de sterkte van uw geloof. Ze zullen proberen u na te streven. Ze zullen mijn woord ter harte nemen, dat hun door u toekomt. En ze zullen ook de kracht ervan bij zichzelf bespeuren, want Ik help waar Ik maar de geringste wil ontdek, die op Mij is gericht. Uw werkzaam zijn op aarde zal niet tevergeefs zijn, al kan het zo lijken. Want het woord dat als zaad in de dood lijkende aardbodem wordt gelegd, kan te zijner tijd wortel schieten, als de gebeurtenissen, de aardse nood zo bij de mens binnenstromen, dat hij geen andere uitweg meer ziet, dan Hem om hulp te vragen, die zich tevoren in het woord aan hem bekend maakte. En dan was uw werk niet tevergeefs. In mijn opdracht moet u werkzaam zijn op aarde in de laatste tijd voor het einde.
En wanneer Ik u, mijn dienaren, deze opdracht geef, dan zult u er altijd verzekerd van kunnen zijn, dat Ik u geen arbeid zonder resultaat toewijs. Want de Heer is op de hoogte van de zegen van de arbeid van Zijn knechten. En in Zijn wijsheid zal Hij hen geen arbeid laten verrichten die zonder enig succes is. U moet zich daarom geen zorgen maken en menen nutteloos werk te doen, want Ik zelf werk immers door u. En Ik trek waarlijk nog schaapjes naar me toe, want mijn stem wordt als die van de Herder herkend, al is het maar door weinige. Maar ter wille van de weinige zend Ik u uit hun redding te brengen, omdat iedere ziel Mij bovenmate lief is en Ik haar graag wil behoeden voor een herhaalde gang over de aarde door de gehele schepping.
Tevens moet er aan de verstokten nog gelegenheid worden geboden, de weg naar Mij te vinden. Want zolang de aarde bestaat moet ze dienen voor de positieve ontwikkeling van het geestelijke. Dus moet ook zolang het geestelijke, dat als mens is belichaamd, de mogelijkheid worden gegeven Mij te vinden en te herkennen. Dit kan tenslotte alleen nog geschieden door het overbrengen van mijn woord, dat door u voor hen toegankelijk moet worden gemaakt, opdat ze niet kunnen zeggen onrechtvaardig veroordeeld te zijn op de dag van het oordeel. Want pas als ze Mij geheel afwijzen en met Mij en mijn dienaren de strijd aanbinden, is het uur gekomen dat hun maat vol is en ze rijp zijn voor een hernieuwde kluistering op de nieuwe aarde.
De diepste diepte moeten ze in vrije wil hebben bereikt, voordat Ik hun aards bestaan beëindig; voordat Ik de aarde zelf in haar scheppingen omvorm, omdat ze niet meer aan haar doel beantwoordt.
En daarom is ook uw werkzaamheid voor mijn rijk beslist nodig. Want er moeten mensen zijn, die in mijn opdracht de medemensen bekendmaken wat de aarde te wachten staat; die uitspreken wat Ik hen in de mond leg, opdat ieder mens door middel van gedachten zich daarmee bezig kan houden en benutten wat hij heeft vernomen. Maar de wil dwing Ik niet. Maar u moet ijverig werkzaam zijn en Ik zal u zegenen. Ik zal met mijn genade en kracht bij u zijn tot aan het einde en u binnenleiden in mijn rijk, want een goede dienaar is zijn loon ook waard.
Amen
BD.3692
20 februari 1946
Aardse voorzorgsmaatregelen zijn nutteloos
U moet zich totaal losmaken van de wereld als u vervuld wilt zijn met mijn kracht, en deze wilt gewaarworden. U zult echter in angstige uren alleen dan de rust kunnen bewaren als u de wereld ongeacht laat en uzelf in gedachte aan Mij overgeeft. Hen die deze verbinding zoeken in uren van hoogste nood zal Ik in het bijzonder bijstaan, want zij bewijzen Mij daarmee hun geloof dat Ik nimmer zal teleur stellen.
Uzelf kunt niets tegenhouden wat Ik over u laat komen, daarom zijn alle pogingen die u onderneemt voor uw lichamelijk welzijn vruchteloos. Uw denken tot Mij te richten en gelovig mijn hulp te verwachten is beslist veel waardevoller en levert ook zeker succes op, want Ik bescherm dan uw lichaam en uw ziel omdat u gelovig bent.
Maar voordat Ik Mij zal uiten door de krachten der natuur, zend Ik u nog onfeilbare tekenen van een naderende catastrofe. Denk dan aan mijn woorden en kom samen in gebed, en wat u dan nog doet, doe het alleen voor uw geestelijk welzijn. Zorg dus niet voor uw lichaam maar zoek alleen de innige verbinding met Mij te herstellen, want dan kan Ik op u inwerken en kan u leiden zonder weerstand te ondervinden van aardse afleiding, die het werken van mijn geest zwakker of zelfs onmogelijk maakt.
Aardse voorzorgsmaatregelen voor uw lichaam zijn dus nutteloos, want wat Ik u wil laten behouden zult u behouden. Maar wat Ik wil dat u zult verliezen kunt u niet beschermen. Ik weet precies wat u nodig heeft, maar Ik weet natuurlijk ook wat hinderlijk is voor de ontwikkeling van uw ziel.
Laat daarom iedere zorg voor uzelf en uw aards bezit aan Mij over en denk alleen aan uw ziel, want u weet niet of ook uw laatste uur niet is gekomen. Daarom kondig Ik Mij zelf eerst nog aan, en door mijn liefde geef Ik u nog voldoende tijd uzelf te verbinden met het geestelijke rijk en met Mij. Ik heb het lot van ieder mens in mijn hand en zal het leiden tot zijn bestwil.
Wie zich dus met Mij verbindt is ook in veilige hoede. Hij behoeft dus geen veiligheidsmaatregelen te treffen die in één ogenblik kunnen wegvallen. Want Ik zal Mij zelf te kennen geven aan de mijnen om hun geloof te sterken, en zal hen opleiden tot ware arbeiders voor mijn rijk. Wees dus niet bezorgd want Ik zorg voor u, geef alleen maar acht op mijn woorden van liefde en laat ze weerklank vinden in uw hart. En spoor ook uw medemensen aan net zo’n houding aan te nemen en waarschuw hem eveneens voor overijverige voorzorgsmaatregelen die het aardse welzijn betreffen. Druk hen ook op ’t hart zich tot Mij te wenden en hun ziel en lichaam geheel over te geven aan Mij in een levend geloof. En wie uw woorden ter harte neemt zal ook wonderlijk verder geleid worden naar gelang de sterkte van zijn geloof.
Vrees daarom niet wat er gaat gebeuren, al is uw toestand nog zo kritiek. Mijn arm reikt overal heen tot hulp maar ook tot vernietiging: Wie Ik dus wil behoeden die blijft behouden, en wie Ik vernietigen wil (terecht brengen) die kan zich niet redden. Hij moet er alleen voor zorgen dat zijn ziel niet ten prooi valt aan de geestelijke duisternis, dan is ook hij gered voor de eeuwigheid.
Amen
BD.3696
24 februari 1946
Overtreding van de eeuwige ordening – Verzoekingen
Als u volkomen serieus uw best doet te leven naar mijn wil, die aan u bekend is gemaakt, zult u zich steeds in de toestand van zielennood bevinden als u gefaald hebt, als u mijn gebod van liefde hebt overtreden. En dat zij voor u het onmiskenbare bewijs, dat u zult moeten terugkeren in mijn eeuwige ordening, om innerlijk weer vredig te worden. Mijn ordening is alleen werkzaam zijn in liefde en elke liefdeloosheid gaat daar tegenin. Een liefdevol hart en daarom een hart dat steeds mijn geboden vervult, is niet onrustig of moedeloos. Want het vindt zijn rust in Mij en het kan niet uit de eeuwige ordening stappen, dus liefdeloos handelen.
Maar aan verzoekingen zal het ook hem niet ontbreken, want mijn tegenstander probeert steeds wanorde te brengen waar orde heerst, onvrede in een vredig hart te strooien en het van zijn kracht te beroven door beïnvloeding van zijn wil en zijn denken. En aan deze verzoekingen moet hardnekkig weerstand worden geboden. De verzoeker mag niet triomferen. Integendeel, de mens moet de zege behalen, doordat hij zich niet zal laten meeslepen in liefdeloze handelingen, woorden en gedachten.
Dit is een moeilijke strijd tegenover de verleider, maar met mijn hulp gemakkelijk te doorstaan. Steeds moet de kracht van de liefde sterker zijn en weerstand bieden. Steeds moet de sterkte van de ziel tevoorschijn treden, waar de lichamelijke zwakheid zichtbaar is. De mens moet zich door innige aanspraak aan Mij overgeven, dat Ik nu zijn zaak behartig en hij van elke verantwoordelijkheid is ontheven.
De mens mag Mij niet vergeten. Hij moet in geestelijke en aardse kwelling aan Mij denken, opdat Ik dan alles kan regelen wat hem bezwaart, wat hem overkomt en hij dus nooit voor de verzoeker hoeft te bezwijken.
U, mijn dienaren op aarde, wordt vaak beproefd en zult moeten standhouden, als u vooruit wilt gaan. U zult klippen moeten omzeilen en veel kracht nodig hebben. Maar als u wilt, staat ook mijn kracht u ter beschikking. Vergeet Mij alleen niet. Laat niet toe dat de verzoeker Mij verdringt, want uw wil is doorslaggevend, wie zich van u meester maakt. Begunstig hem niet, maar stel u altijd naast Mij op en hij zal van u wegvluchten, omdat hij mijn aanwezigheid niet verdraagt.
Maar als u zwak wordt, heeft hij macht over u. En hij rust niet eerder dan dat u een overtreding tegen de eeuwige ordening hebt begaan, tot u gevallen bent, en nu weer kracht nodig hebt om op te staan. Ik ben niet boos op u, maar Ik waarschuw u. Want veel kracht gaat voor u verloren, die u of niet vraagt, of nodig hebt om weer in de oude ordening binnen te gaan, die u echter zou kunnen benutten om vooruit te gaan als u niet gevallen zou zijn.
Blijf daarom sterk van geest. Laat de vijand geen macht over u krijgen. Houdt u altijd aan Mij vast en Ik leid u in weerwil van uw ziel door alle verleidingen. Want als u samen met Mij strijdt, zult u elke strijd doorstaan.
Amen
BD.3697
25 februari 1946
Door mensen gegeven geboden – Naastenliefde – Het gebod van God
Door geboden of leringen die hun oorsprong hebben in het menselijke willen zult u de rijpheid van uw ziel nooit verhogen, want Ik beoordeel de mens alleen naar zijn wil te leven naar mijn welgevallen. Dus de geboden te vervullen die Ik hem gegeven heb vanuit het inzicht van hun doelmatigheid. Lopen de door mensen uitgevaardigde geboden parallel met mijn gebod van de liefde, dat ze dus alleen ten doel hebben de mens tot liefde aan te zetten, dat de vervulling van de geboden een uitoefenen van onbaatzuchtige naastenliefde is, dan hebben ze ook mijn toestemming, want dan is ook duidelijk het werkzaam zijn van mijn geest in die mensen herkenbaar die de opstellers van zulke geboden waren. Ieder ander gebod echter is waardeloos in mijn ogen, en Ik schenk ook geen aandacht aan de vervulling ervan omdat de u toestromende levenskracht geheel benut moet worden om in liefde werkzaam te zijn, om de zielenrijpheid op aarde te bereiken. Uw doel moet zijn volmaakt te worden. Hoe zult u echter volmaakt kunnen worden zonder liefde? Hoe zult u kunnen verwachten dat u genaden toestromen door het nakomen van geboden, waarvan het niet nakomen geen overtreding tegen de liefde is?
De liefde tot de naaste bewijst Mij de liefde tot Mij, uw God en Vader van eeuwigheid. Wie zijn naasten niet liefheeft, heeft ook de juiste liefde niet tot Mij, die hem zou aansporen tot werken van liefde tegenover zijn naaste. Als u nu voorgeeft uit liefde tot Mij u te onderwerpen aan geboden die bepaalde uiterlijke handelingen vereisen, dan aanvaard Ik deze liefde niet, want het zijn alleen formele handelingen die u nakomt – om u van het door mensen u toegekende loon te verzekeren.
Het is niet het liefdadig doen, waardoor u Mij enkel en alleen de liefde van uw hart betuigt, waardoor u alleen zalig kunt worden. Van alle uiterlijke omgangsvormen, van al het naar buiten toe duidelijk zichtbare ben Ik niet de uitvinder – maar de menselijke wil.
Alleen de onzelfzuchtige naastenliefde heeft mijn welgevallen, ofschoon ze ook uiterlijke handelingen met zich mee brengt. Wat u voorgeeft uit liefde voor Mij te doen verlang Ik niet van u, zodra het niet mijn gebod van de liefde als beweegreden heeft. Ik wil alleen de vervulling van deze geboden en innig gebed (uit het hart) als blijk van de naar Mij toe gekeerde wil.
Alleen dan kunt u in het bezit komen van genade en kracht, want er bestaat geen ander genademiddel dan het gebed en de onbaatzuchtige naastenliefde. Dan echter worden ze u in een onmetelijke hoeveelheid toegestuurd. Uw hele leven moet een innerlijk leven zijn zonder enig uiterlijk vertoon. Maar naar buiten toe moet u Mij belijden. U moet uitkomen voor mijn leer, u inspannen die na te volgen. U moet uw geloof in Mij, in mijn naam en mijn verlossingswerk openlijk voor de wereld bekennen, dus tot uw medemensen spreken, opdat ook zij uw instelling en uw streven zien, dat deze niet de aardse wereld maar het geestelijke rijk betreffen. U moet u als mijn aanhangers – als mijn ware kinderen doen kennen, doordat uw levenswandel aan de eisen voldoet die Ik aan u gesteld heb en altijd weer stel door mijn woord, dat van boven aan hen wordt gestuurd die als tussenpersoon u mijn wil moeten verkondigen.
En wilt u mijn wil vervullen, dan moet uw werken een gestadig werkzaam – zijn in liefde zijn, waarnaar Ik u eenmaal beoordeel in de eeuwigheid; niet echter door uiterlijke gebaren en handelingen die u geen voordeel voor uw ziel brengen – maar veel eerder de mens nalatig laten worden om het alleen ware gebod te vervullen: onbaatzuchtig in liefde actief te zijn.
Amen
BD.3699
27 februari 1946
Het geloof aan de onsterflijkheid van de ziel – Waarheid
De lichamelijke dood is niet het einde van de ziel. Dit inzicht, het geloof daaraan, ontbreekt de mensen en daarom benutten ze dit aardse leven niet volgens mijn wil. Zij scheppen in zekere zin alleen orde voor hun lichaam maar niet voor hun ziel. Zij handelen onverantwoord ten aanzien van hun ziel omdat zij van haar bestaan en haar onsterflijkheid niet overtuigd zijn.
Daarom moet hun eerst de onsterflijkheid van de ziel voorgehouden worden, wanneer uw pogingen hen tot een andere levenswandel te brengen succes wil hebben. En het geloof daaraan vraagt ook een eigen nadenken, en hiervoor is hun eigen wil vereist en kan niet door dwang bereikt worden. De onsterflijkheid van de ziel zal ook de betekenis en het doel van het leven op aarde begrijpelijk maken en dan eerst is er de mogelijkheid, dat de mens verandert, dat hij het leven van de zlel als belangrijker inziet dan het leven van het lichaam.
Er zijn twee grote gevaren waarin de mensheid verkeert, namelijk het ongeloof aan de ziel en haar onsterflijkheid en de dwaalleren die ook hen die aan de onsterflijkheid van de ziel geloven in een geestelijke vooruitgang belemmeren, omdat die hem een vals beeld van de eeuwige Godheid geven en omdat de mensen dan meestal dit ene verzuimen: de innige verbinding met Mij tot stand te brengen, of in gedachten of door het ware gebed. Alleen dit is een waarborg voor geestelijke vooruitgang, omdat Ikzelf dan zal kunnen inwerken.
Daarom geldt als het belangrijkste werk van mijn dienaren op aarde, het uitroeien van dwaalleren en het wekken van een geloof in een voortleven na de dood. En de mensen zullen naar mijn dienaren moeten luisteren, willen zij nog succes hebben in de korte tijd op aarde die hun nog over blijft voor het einde. Zij zullen alleen daar opheldering vol van waarheid kunnen verkrijgen waar het van de hemel uit wordt aangeboden. Zij zouden zowel over het leven van de ziel na de dood, als ook over de leer van Christus direct of ook indirect door Mij kunnen worden onderwezen. Dan echter kan ook hun geloof een overtuigd geloof worden dat tegen alle tegenwerpingen zal standhouden, dat geestelijke vooruitgang verzekert en de ziel een eeuwig leven in zaligheid oplevert. Maar in het andere geval is het lot van de ziel onzalig omdat ze nooit ofte nimmer ophoudt te bestaan, echter eeuwig in een staat is die zij voor zich zelf heeft geschapen door haar eigen wil, door haar ongeloof en een levenswandel die tegenovergesteld was aan mijn wil. Wie vast aan de onsterflijkheid van de ziel gelooft zal ook eerder met de arbeid aan zijn ziel beginnen. Maar lauw en traag of geheel niet bij machte en onverschillig daartoe blijft de mens die gelooft dat zijn leven met de dood is geëindigd.
u mijn dienaren kunt er niet ernstig genoeg op wijzen dat de ziel voortleeft, ofschoon u het de mensen niet bewijzen kunt. Maar door ernstig daarover na te denken kan de mens ook in zichzelf tot de overtuiging komen dat u de waarheid spreekt, omdat Ik hen zelf help een juist inzicht te verkrijgen wanneer zij dat ernstig willen – en u niet zonder aan te horen afwijzen.
Het aardse leven krijgt een geheel andere betekenis voor de gelovige, want hij bekijkt het dan niet meer als doel op zich maar alleen als middel tot het doel. Hij beschouwt dan zijn levenswandel en probeert die dan afhankelijk van zijn wilskracht te verbeteren. En zodra hem de zuivere waarheid toekomt, wordt ook zijn geloof versterkt, terwijl dwaalleren hem alleen maar ontwrichten en de mens in de duisternis laten afglijden.
En daarom moet de waarheid verbreid worden om de zielen het leven te brengen, want dwaling en leugen zijn de dood van de ziel in het geestelijke rijk, die echter voor de ziel zelf geen vergaan betekent maar een volledige krachteloosheid, en daarom een toestand van uiterste ellende is, die Ik voor iedere ziel zou willen voorkomen. Daarom zal Ik haar ook steeds weer mijn boden toezenden, die haar hulp moeten brengen voor het te laat is.
Amen
