Inhoud

BD.3505 De invloed van onrijpe, vroeg overleden zielen
BD.3506 Vaderliefde – De leiding van God
BD.3509 Gods wil – De macht van de tegenstander
BD.3512 God openbaart zich door de schepping
BD.3517 Gods werkzaam zijn in de mens – Kracht
BD.3518 Verwerven van de wijsheid – Onderzoeken en piekeren
BD.3519 Einde van de wereld – De dag van het oordeel
BD.3524 Gods grote geduld – Rechtvaardigheid – Genoegdoening
BD.3529 Vormgeloof – Overtuigd geloof
BD.3532 Woorden van liefde van de Vader
BD.3537 Ik ben, die ben…
BD.3547 Opheldering over het proces van het schrijven – Waarheid
BD.3557 Het komen in de wolken – De wegneming (2)
BD.3560 Het tijdstip kennen van het einde
BD.3562 Waar christendom – Liefde alleen zal verlossen
BD.3565 Woorden van troost van de Vader
BD.3568 “Werp al uw zorgen op Mij”
BD.3569 Geloofsstrijd – Het komen van de Heer
BD.3571 “Mijn stem zal van boven weerklinken”
BD.3573 Tijd van de beproevingen – Jezus de drager van het kruis
BD.3577 Het opofferen van de wil
BD.3580 Wonderen – Valse profeten
BD.3582 Voorbede door medemensen
BD.3589 De poorten der hel – De kerk van Christus
BD.3593 De geestelijke en de aardse wereld
BD.3594 Alles is Gods wil of toelating
BD.3596 God is het Woord – De tegenwoordigheid van God – Verschillende manieren van toesturen van het woord
BD.3597 Verzoek om innerlijke verlichting

                                                      – * –

BD.3505
3 augustus 1945

De invloed van onrijpe, vroeg overleden zielen

Er vertoeven in de nabijheid van de aarde ontelbare zielen die gestorven zijn zonder besef van de eeuwige Godheid, die geestelijk blind het rijk hierna binnengingen en zich nog onbewust van hun armzalige toestand in de nabijheid van de mensen ophouden die op aarde in hun omgeving waren. En deze zielen zetten door hun wensen en aandringen de mensen vaak aan tot handelingen en spreken die stroken met hun wil, dat wil zeggen: ze dragen hun denken over op mensen die hun geen weerstand bieden, die dezelfde geestelijke instelling hebben en daarom ontvankelijk zijn voor de invloed van die zielen.

Het snel scheiden van de aarde, vaak midden in het leven door de inwerking van demonische krachten aan welke talloze mensen ten offer vallen, verplaatst de nog onrijpe zielen vanuit de toestand van kracht in een toestand van volledige krachteloosheid. Ze voelen dat ze niets meer volgens eigen wil kunnen volbrengen en ze trachten daarom hun wil op de nog levende mensen over te dragen om zich door dezen nog te laten gelden, om hen te bewegen hun wil uit te voeren. En deze ongunstige invloed uit het rijk van de duisternis heeft op aarde een heel bijzonder nadelige uitwerking, omdat daardoor het aantal mensen die sterven dagelijks groter wordt en vele mensen de mogelijkheid ontnomen is op aarde hun staat van rijpheid te bereiken.

De aarde is thans omgeven door duistere gedaanten, die zelfs de krachten van het licht de toegang tot de aarde proberen te beletten en daar succes hebben waar de mensen onverschillig tegenover het geestelijke staan. De onrijpe zielen streven nog steeds hetzelfde na als op aarde en ze dragen hun verlangens over op de mensen die dezelfde gedachten hebben, dezelfde begeerten en dezelfde toestand van rijpheid. En dezen zijn de gewillige uitvoerders van datgene wat ze door middel van gedachten krijgen ingefluisterd. Een vergrote sterfelijkheid die tegennatuurlijk is, die dus optreedt als gevolg van menselijke haat en menselijke liefdeloosheid, zal ook de duisternis in de sferen vlak bij de aarde vergroten. Want de mensen hebben hun aardse leven nog niet benut. Ze kunnen nog niet de geestelijke successen boeken die een lang leven op aarde hun kan opleveren. Meestal zijn ze luchthartig en behoren ze toe aan de wereld, en daarmee overeenstemmend is ook hun verlangen naar de lichamelijke dood, wanneer niet bijzonder zware levensomstandigheden hun nog te elfder ure de waardeloosheid van hun levenswandel laten inzien en hun denken verandert nog voor het binnengaan in het geestelijke rijk.

Dan zal de ziel ook niet door diepste duisternis omgeven zijn, maar af en toe lichtstralen zien opflitsen, die ze achterna gaat en spoedig in een lichtere omgeving komt. Maar dan geldt haar verlangen niet meer uitsluitend de aardse materie. Ze maakt zich gemakkelijk los van de aarde en haar vroegere omgeving, en vindt in het geestelijke rijk een vervanging die haar waardevoller lijkt.

De onrijpe zielen kunnen echter niet opstijgen in deze sferen. Ze zijn als met kettingen aan de aarde vastgebonden en bevinden zich ook steeds in de nabijheid van hun nabestaanden of gelijkgezinde mensen op aarde. En van dezen zal de geestelijke toestand moeilijk beter worden zolang krachten uit het hiernamaals hun invloed doen gevoelen. En de onwetendheid van deze krachten is niet geschikt om verhelderend op de mensen in te werken. Bovendien bemoeilijken ze de lichtwezens de toegang tot hen en alleen de ernstige wil van de mens zelf maakt de weg vrij voor de lichtwezens. En daarom heeft een aardse chaos, ontstaan door de wil van mensen en veel offers vergend, ook een geestelijke achteruitgang tot gevolg, want ook na zijn dood zijn de gedachten van de mens nog werkzaam.

En de mensen moeten zich beschermen tegen de invloed van onrijpe, vroegtijdig gestorven mensen door voor hen te bidden en te vragen om bescherming door de lichtwezens, om juist te denken en om Gods genade en kracht. Dan zijn de pogingen van de duistere geestelijke krachten vruchteloos. Ze vinden bij de mensen geen gehoor en kunnen de ziel geen schade berokkenen. Want wederom ligt het aan de wil van de mens zelf, of hij het goede nastreeft om met goede krachten in verbinding te staan, of zich onverschillig overgeeft aan de dwingende gedachten van slechte krachten.

De mens kan zich beschermen, maar hij moet het wel willen en bijgevolg slechte gedachten en handelingen verafschuwen. Hij moet zelf een weg bewandelen die beantwoordt aan de geboden Gods, dan is elke invloed uit het geestelijke rijk die door lage krachten wordt uitgeoefend, zonder effect. Want lichtstralen dringen overal door waar maar licht begeerd wordt, waar het goede wordt nagestreefd en geestelijke vooruitgang vurig wordt verlangd. Daar zijn de lichtwezens onophoudelijk werkzaam en ze verjagen alle duistere gedaanten om de mensen, want hun macht is groot zodra de mens hun deze macht toestaat door zijn wil.

Amen

BD.3506
5 augustus 1945

Vaderliefde – De leiding van God

Waarom bent u bezorgd en aarzelt u?

Toon Ik geen belangstelling voor uw lot, door u steeds mijn hulp te beloven? Schenk Mij alleen het volle vertrouwen en laat u leiden, en mijn leiding is waarlijk juist. Aan mijn hand kunt u welgemoed voortstappen. De liefde van de Vader beschermt u en zal u niet ten val laten komen. Doch kleine moeilijkheden zult u moeten overwinnen opdat u des te vaster de hand van de Vader pakt, opdat u Zijn leiding niet zult vergeten, u losmaakt en alleen de weg wilt afleggen. Want dat is voor u een gevaar. Schrik daarom niet terug voor moeilijkheden die u dagelijks de weg lastig doen voorkomen. Neem in het volle vertrouwen op mijn hulp alle hindernissen, en u zult ze gemakkelijk overwinnen en weer rustig uw weg kunnen vervolgen. Want Ik begeleid u voortdurend, zodra u mijn begeleiding wilt aannemen. En van mijn nabijheid zal kracht op u over stromen en dus hoeft u niets te vrezen, hoe bang de wereld u ook maakt. Het is mijn wil of Ik laat het toe, dat de mensen nog in erge nood komen ter wille van hun zielen die nog van Mij zijn afgekeerd. Maar Ik bekommer me vol liefde om de mijnen, ofschoon ze moeten deelnemen aan het leed en de nood van de gemeenschap. Laat Mij voor u zorgen en bevrijd uw hart van elke zorg voor het lichaam.

En denk alleen aan uw ziel, dat ze geen gebrek hoeft te lijden. Blijf met Mij verbonden. Bid en beoefen de liefde en u zult nooit meer zonder kracht zijn. Want de mijnen vergeet Ik niet en elke roep naar Mij hoor en verhoor Ik. En geloof vast en zonder twijfel dat voor Mij niets onmogelijk is en dat Ik in de hoogste nood dichter bij u ben dan ooit. Maar in mijn plan van eeuwigheid is deze nood voorzien, echter alleen als hulpmiddel voor de verdwaalde zielen die anders verloren gaan. Wie echter in Mij gelooft, in mijn liefde en almacht, die kan alle zorgen laten vallen. Want hij zal als mijn kind steeds de liefdevolle hand van de Vader mogen voelen, die het zorgzaam begeleidt op zijn levensweg. Het geestelijk lage niveau van de mensen vereist een tijd van nood, die zo ingrijpend is, dat hij de mensen nauwelijks te dragen toeschijnt. En toch zult u die van Mij bent, deze tijd van nood niet mogen vrezen. Want zolang u met Mij verbonden blijft door innig gebed en werken van liefde, door uw wil om tot mijn welgevallen te leven, bent u ook beschermd tegen de verderfelijke invloed van diegene die u ten val wil brengen. En dus hebben ook de machten der duisternis die door mensen willen werken, weinig invloed op u.

Ze kunnen u wel laten schrikken, maar schade toebrengen kunnen ze u niet, omdat Ik voor u sta en elk onheil van u af zal wenden, in zoverre het niet nodig is voor uw ziel.

Geloof daarom en heb vertrouwen. Houdt u aan Mij vast en mijn vaderhand leidt u zorgzaam weg uit elk gevaar.

Amen

BD.3509
9 augustus 1945

Gods wil – De macht van de tegenstander

Hemel en aarde gehoorzamen mijn wil en ook de krachten van de onderwereld, hoewel de laatsten Mij weerstreven en een wil in zich hebben die van Mij is afgekeerd. Maar welke doelen ze ook nastreven, wanneer mijn wil niet de toestemming geeft zijn ze machteloos. Maar dat Ik ook hun kwade wil laat gelden heeft als beweegreden mijn liefde en wijsheid, ofschoon dit voor de mensen onbegrijpelijk is.

Tot de definitieve verlossing van het geestelijke uit de gebonden toestand behoort vooreerst kennis van goed en kwaad. Het volmaakte wezen moet het kwade verafschuwen als ergste onrecht en daarom ook een blik kunnen werpen in zijn diepten. Het moet, om goed te zijn, zich geheel van het kwade afkeren. Daar echter het gebonden wezenlijke nog onder de invloed staat van degene aan wie het de toestand van het gebonden zijn te danken heeft, is het ook het kwade aanvankelijk meer toegekeerd. En zolang het zelf zich goed voelt in een slechte omgeving, zolang het slechte handelingen verricht zonder enige bedenking verkeerd te handelen, is het nog zo ver van de volmaaktheid verwijderd dat het nooit mijn liefde kan voelen. Het moet eerst tot inzicht komen om dan in vrije wil voor God of het kwade te kunnen kiezen.

En Ik gaf de mens zelf het vermogen goed en kwaad te onderkennen. Toch liet Ik ook mijn tegenstander de macht om in te werken op de wil van de mens, hem te verleiden tot slechte daden, opdat hij nu vrij zal beslissen. Maar nooit bestem Ik dat de slechte krachten hun verzoekingen op de mens moeten uitoefenen. Want mijn wil noemt alleen dat goed wat liefde in zich heeft. Slechte daden welke de mensen uitvoeren onder invloed van die krachten verhinder Ik niet, want ze moeten voor de mens aanleiding zijn voor of tegen deze op te komen. Ze moeten zijn inzicht in goed en kwaad verfijnen. Ze moeten hem helpen zich er in diepste afschuw vanaf te keren.

Doch Ik laat niet altijd de geplande uitwerkingen van zulke daden toe, maar zwak ze af of verhinder ze al naar gelang de noodzakelijkheid van nood en leed om de zielen van de mensen te hulp te komen. Het kwade moet worden ingezien en verafschuwd, daar de ziel zich anders daar niet vrij van kan maken. Want het is beslissend hoe de ziel, het denken, voelen en willen van de mens zich wat dat betreft instelt. Kwade gedachten, slechte gevoelens en een verkeerde wil brengen slechte daden voort, maar mijn tegenstander tracht het denken en willen genegen te maken voor deze slechte daden, doordat hij het gevoel van de mens prikkelt door voorstellingen die het lichaam bekoren. En dus probeert hij de ziel van de mens geheel aan de begeerten van het lichaam te onderwerpen en daardoor zal hij zijn doel bereiken ze van Mij te vervreemden.

Maar Ik ontneem hem deze macht niet. Het hangt immers van de mens zelf af of hij hem de leiding geeft. Want ook het goede geestelijke is voortdurend bezig de mensen goede gedachten over te brengen, hun dus het begrip van goed en kwaad inzichtelijk te maken. En de mens is niet aan de krachten van de onderwereld prijsgegeven. Alle krachten, ook de slechte, dragen bij tot de verlossing van het geestelijke, daar de laatste beslissing toch bij de mens zelf ligt in welke richting hij zijn wil actief laat worden. En noch goede noch slechte krachten kunnen deze wil bedwingen, omdat mijn wil hun een halt toeroept als de vrije wil van de mens niet wordt gerespecteerd. Want mijn wil regeert hemel en aarde, het geestelijke en het aardse rijk, en hij regeert vol van liefde en wijsheid om het gevallene te verlossen.

Amen

BD.3512
13 augustus 1945

God openbaart zich door de schepping

De goddelijke wil om vorm te geven liet werken ontstaan die zichtbaar zijn voor het menselijk oog om zich zelf aan hen te openbaren in de werken van de schepping. Zijn doel is de mens ertoe te brengen Hem zelf te onderkennen om dan zijn liefde te winnen en zijn wil naar zich zelf te keren. Zodra Gods grootte en heerlijkheid, Zijn liefde, almacht en wijsheid wordt herkend, stuurt de mens ook aan op het hoogste Wezen.

Doch zonder dit inzicht keert zijn geest zich naar de dingen die hem begeerlijk voorkomen voor het leven op aarde. De mens draagt een liefde in zich die toch verkeerd kan zijn wanneer ze uitgaat naar datgene wat vergankelijk is. Hij zal altijd iets nastreven en het voorwerp van zijn streven moet goddelijk zijn – iets geestelijks dat volmaakt is, dan is zijn liefde goed. God zelf is het volmaaktste geestelijke Wezen en het vereist de diepste liefde om naar dit volmaaktste Wezen te streven. Daarom moet Hij ook worden onderkend en daarom openbaart Hij zich aan de mensen doordat Hij scheppingswerken voor hun ogen laat ontstaan die getuigen van Zijn liefde, almacht en wijsheld. En de mens die opmerkzaam Gods schepping aanschouwt, moet Hem leren liefhebben. Hij moet Gods liefde voelen en Zijn wijsheid die elk scheppingswerk zijn bestemming heeft toegewezen en hij moet, tegenover Zijn grootte en Zijn niet te overtreffen Wezen verzinken in eerbied en ontzag.

Het herkennen van de eeuwige Godheid heeft onherroepelijk de liefde tot Haar als gevolg en de mens stuurt bewust op God aan, hij probeert met Hem in verbinding te treden, hij biedt zich zelf aan Degene die hem heeft voortgebracht aan als Zijn schepsel, om met Hem in verbinding te blijven omdat hij Hem bemint. De liefde tot God is de drijfveer van een ijverig streven, zonder liefde behoort de mens toe aan de wereld omdat zijn verkeerde liefde naar haar uitgaat. Om God te kunnen liefhebben, moet Hij echter herkend worden en God zelf helpt de mensen Hem te leren herkennen. Hij toont zich aan hen in Zijn grootte en macht. In Zijn scheppingen is Hij de mens tastbaar nabij, want alles wat uit Zijn wil is ontstaan, is in Zijn oorspronkelijke substantie geestelijke kracht, dus uitgestroomd uit datgene wat Hij zelf is – het Krachtcentrum, een onuitputtelijke bron van liefdekracht.

God is de eeuwige Liefde zelf, Hij is Kracht en derhalve in ieder van Zijn scheppingswerken tegenwoordig, wat de mens begrijpelijk wordt als hij God heeft herkend, als hij in het Wezen van de liefde is doorgedrongen door zijn eigen werkzaam zijn in liefde. Heeft hij dit niveau van inzicht bereikt, het Wezen en de kracht van de liefde te beseffen, dan zoekt hij God ook niet meer in de verte, maar is Hij hem in elk scheppingswerk nabij en zijn liefde tot Hem groeit gedurig en laat hem voortdurend rijpen in inzicht. En ieder mens kan tot het besef van de eeuwige Godheid komen als hij Haar werken ernstig beschouwt en een serieuze wil heeft door te dringen in een gebied dat vroeger voor hem gesloten was: Gods werkzaam zijn in en het besturen van het universum.

God stilt de dorst naar kennis van de mens die Hem tracht te doorgronden in een verlangen naar waarheid en streven naar inzicht. Want Hij wil herkend worden, Hij wil zich aan de mensen openbaren, zodat ze met Hem in verbinding kunnen treden. Hij wil bemind worden door Zijn schepselen en daarom maakt Hij zich bekend als zelf een Wezen vol van liefde, dat hoogst volmaakt is en met het volste recht aanspraak kan maken op de liefde van Zijn schepselen. Maar Hij wil de mensen niet dwingen Hem te beminnen en daarom staat het eenieder vrij de goddelijke schepping tot zich te laten spreken of er onverschillig aan voorbij te gaan.

Altijd is God de mensen nabij in Zijn werken, maar voelbaar alleen voor hen die proberen Hem te herkennen en daarom de grootst mogelijke aandacht aan al die dingen schenken waardoor ze omgeven zijn. Dezen zullen Hem voelen en in liefde tot Hem ontbranden, ze zullen proberen Hem te doorgronden, ze zullen hun gedachten laten dwalen in de oneindigheid en vragen opwerpen die door geestelijke zijde beantwoord worden en ze zullen tot inzicht komen, waarvan het gevolg een streven naar volmaaktheid is om dichter bij het hoogste en volmaaktste Wezen te kunnen komen omdat de mens voelt dat dit het einddoel van zijn aardse leven is, dat hij zich verenigt met God uit wiens kracht hij eens is voortgekomen.

Amen

BD.3517
18 augustus 1945

Gods werkzaam zijn in de mens – Kracht

De mens moet bereid zijn alles op te geven als hij de kracht van God geheel en al in ontvangst wil nemen, als hij ze in alle volheid in zich binnen wil laten stromen en daardoor iets bovennatuurlijks tot stand kunnen brengen. Wie alles opgeeft, wie zijn hart geheel heeft losgemaakt van aardse goederen, van de wereld en haar bekoorlijkheden, die heeft de eigenliefde overwonnen.

En zijn liefde kan alleen nog maar de juiste zijn. De liefde voor de naaste en bijgevolg voor God. En hij zal voortdurend actief zijn in werken van liefde. Hij zal daardoor in zeer nauwe verbinding kunnen treden met God en diens krachtuitstraling rechtstreeks in ontvangst kunnen nemen. Want er bestaat geen hindernis meer. Zijn wil is op God gericht en zijn handelen stemt overeen met de wil van God.

Zich losmaken van de wereld betekent zich aaneensluiten met God. Maar deze scheiding moet eerst hebben plaatsgevonden, voordat de mens zich zonder weerstand opent voor de krachttoevoer uit God. De wil daartoe moet bewezen worden door de daad. Want de wil om zich aaneen te sluiten kan ook bestaan bij de nog lauwe mensen die op de wereld zijn gericht. Hij moet echter eerst tot verwezenlijking komen door serieuze overwinning van datgene wat de mens op aarde begerenswaardig toeschijnt.

Maar dan ontvangt hij meer dan hij heeft opgegeven. Want de krachtuitstraling uit God zal hem oneindig meer gelukkig maken. Hij zal in het volledige bezit van de kracht uit God het aardse leven de baas worden. Hij zal echter op de eerste plaats een geestelijk leven leiden en over schatten beschikken die zijn leven rijke inhoud geven, die hij nooit meer zou willen missen en die hem aanzetten tot voortdurend werkzaam zijn in liefde.

Hij zal een weten het zijne noemen dat zijn oorsprong heeft in God en daarom de zuiverste waarheid is. Hij zal een groot inzicht hebben en dit zal hem vrij en gelukkig maken. Hij zal geen zwakheden meer kennen, geen vrees of angst, want de kracht uit God laat zoiets nooit bovenkomen. En zijn voortdurend streven zal zijn de wil van God te vervullen, Hem te dienen en de naaste dezelfde gelukzaligheid op aarde te bezorgen die hem zelf is beschoren. Maar de kracht uit God zal hem ook in staat stellen, dingen te volbrengen die buitengewoon zijn en boven de kracht van een mens uitgaan. Zijn wil zal die sterkte bereiken, dat hij tot alles in staat is in het geloof aan de in hem werkende kracht van God.

Is er in hem zelf geen hindernis meer voor het toestromen van de kracht van God, dan zijn er ook geen grenzen voor het werkzaam zijn ervan. Want nu is het God die in hem werkt. En de wil van de mens zal nu ook de wil van God zijn, als de aaneensluiting met God heeft plaatsgevonden. Ononderbroken onbaatzuchtige werken van naastenliefde en het totaal opgeven van aardse verlangens, levert de mens op aarde de aaneensluiting met God op. En nu werkt de liefde van God ook duidelijk in de mens en bedenkt hem onmetelijk met geestelijke goederen met het doen toekomen van het goddelijk woord dat als rechtstreekse uitstraling van God de grootste krachtbron is waaraan hij zich nu kan sterken en laven.

God zelf werkt in hem en de mens moet nu vol van kracht en macht zijn. Zijn wil zal alleen maar uitvoeren wat Gods wil is. En Gods wil zal worden gerealiseerd door een mens die de kracht van God in zich heeft. Maar de medemensen komt het bovennatuurlijk voor, omdat ze de kracht van God niet in zich voelen en ook geen begrip hebben voor het werkzaam zijn ervan. Als ze zelf echter de aardse materie zouden overwinnen, als ze zich er eveneens van zouden willen losmaken, dan zouden voor hen dezelfde dingen mogelijk zijn. En de toedracht van het ongewoon werkzaam zijn van mensen zou te verklaren zijn, omdat met de kracht tegelijk het licht de mens toestroomt: het inzicht in het geestelijk werkzaam zijn.

Licht en kracht zijn één. En daarom lijkt voor de wetende mens niets bovennatuurlijk, veeleer alleen als een verhoogde graad van geestelijke vooruitgang. Hij weet dat al het onvolmaakte zonder kracht en licht is, maar dat kracht en licht aandeel zijn van diegene die ernstig naar volmaaktheid streeft en zich trede voor trede positief ontwikkelt. En daarom zal de wetende mens ook elke vrees tegenover de wereld verliezen, omdat hij weet dat hij in innige verbinding staat met God en op diens kracht te allen tijde aanspraak kan maken.

Hij is dus gevrijwaard van de aanvallen door de wereld, tot het ogenblik dat Gods wil hem heeft gesteld voor zijn lichamelijk einde. En daarom vreest hij niemand, maar is hij in staat de medemensen vrees in te boezemen die onwetend tegenover zijn kracht en macht staan. Als overwinnaar van de materie valt ook elke boei van de materie van hem af. Hij is geestelijk vrij en dat betekent ook macht over de materie, omdat die is onderworpen aan de wil van God, welke tot uitdrukking komt in de mens die met kracht is doorstroomd.

God werkt in hem en de staat van de mens moet gelukzalig zijn, zich geheel en al aan het werkzaam zijn van God te kunnen overgeven en voortdurend actief te zijn volgens Zijn wil. Hij zal zijn wil alleen gebruiken om werkzaam te zijn in liefde, om de medemensen te wijzen op de liefde van God die een kostbare gave doet toekomen aan de mens die zich met Hem aaneensluit, die de materie overwint en dus ongehinderd de kracht uit God in zich laat binnenstromen door voortdurend in liefde werkzaam te zijn.

Hij zal de mensen wijzen op de kracht van de liefde die zich nu op duidelijke wijze uit. Hij zal ze inwijden in de kracht en macht van het goddelijk woord, dat tot liefde opvoedt en dat wegwijzer is naar God. Hij wil de mensen met hun taak op aarde bekend maken en ze trachten te bewegen zich eveneens los te maken van de materie die waardeloos en vergankelijk is, opdat ze geestelijke goederen kunnen ontvangen, opdat ook bij hen de kracht van God zich uit, opdat God zelf in hen kan werken.

Amen

BD.3518
20 augustus 1945

Verwerven van de wijsheid – Onderzoeken en piekeren

Onderzoek en pieker niet, maar bid en luister binnenin u als u wijs wilt worden. Want wijsheid is geestelijk weten dat overeenstemt met de waarheid, dat nooit door onderzoeken en piekeren kan worden verkregen, maar u graag en in alle overvloed aangeboden wordt door de geest in u, die Gods aandeel is van eeuwigheid. Stel u in verbinding met de geest in u doordat u hem zijn werkzaam zijn mogelijk maakt, doordat u hem tot ontwaken brengt door werken van liefde en dan opmerkzaam luistert naar wat hij u verkondigt.

Dit gebeuren kan alleen die mens begrijpen die het zelf beleefd heeft, die aan de voorwaarden voldeed die het werkzaam zijn van de geest vooropstelt, die op aarde in liefde werkzaam is. En deze heeft zelf ervaren dat de stem van de geest zich in hem uit, zodra hij zich afsluit van de wereld en opmerkzaam binnenin zich luistert tot ze zich uit. Maar zonder in liefde werkzaam te zijn kan de geest Gods in hem niet werkzaam worden. Zonder werkzaam te zijn in liefde zal de mens die onderzoekt en piekert daarom ook nooit wijs worden. Hij zal een gebeuren dat hem waar weten oplevert voor onmogelijk houden, zolang hij niet zelf beproefd heeft wat hem rijk resultaat belooft.

De geestelijke verbinding moet tot stand worden gebracht om geestelijk weten te ontvangen dat overeenstemt met de waarheid. En alleen geestelijk weten is waardevol. Alleen geestelijk weten is duurzaam en moet daarom als eerste worden nagestreefd. Aards weten zal de mens dan eveneens naar behoefte toekomen, zodra hij eerst streeft naar wijsheid, naar weten dat al het aardse overleeft. Al naar gelang zijn aardse taak zal hem ook aards weten toekomen, want de geest in hem stuurt nu al zijn gedachten, zodra de mens hem zijn werkzaamheid mogelijk heeft gemaakt.

Maar nooit mag hij aards succes nastreven ter wille van aards loon. Integendeel, de liefde tot de medemensen moet hem weer ertoe aanzetten ook aards ijverig bezig te zijn. En elk verlangen dat aan de liefde van het hart ontspringt, zal worden vervuld, want nu kan de geest Gods ongehinderd in hem werkzaam zijn, omdat er geen gevaar meer bestaat dat de mens zijn hart aan de wereld verliest en dus ook aards succes hem niet meer in gevaar kan brengen. Want de mens beoordeelt het aardse succes niet anders dan grotere blijdschap, te kunnen geven en uitdelen aan de behoeftigen. En zodra aards weten aangewend wordt om de medemens gelukkig te maken, hem te helpen in lichamelijke nood, zal hij ook gezegend zijn en zal hem ook geestelijk weten gegarandeerd zijn. En dan pas zal hij wijs zijn. Hij zal wijsheid bezitten, door God zelf gegeven, doch nooit verworven door onderzoeken en piekeren.

God stelt Zijn voorwaarden voor het verwerven van wijsheid, het ware weten uit God. En wie aan deze voorwaarden voldoet, die kan waarlijk putten uit de bron van wijsheid En zijn dorst naar kennis zal worden gelest en hij zal weer zijn medemensen kunnen onderrichten. Hij zal ook hun de weg kunnen wijzen om tot het juiste weten te geraken. Hij zal hun de liefde prediken, die alleen het werkzaam zijn van de geest toelaat en daarom onvoorwaardelijk moet worden beoefend, wil de mens werkelijk wijs zijn.

Amen

BD.3519
21 en 22 augustus 1945

Einde van de wereld – De dag van het oordeel

Wanneer niemand het verwacht zal het einde komen. Het zal een tijd zijn waarin de van God afgekeerde mensen volop van het leven genieten, terwijl de God getrouwen angstig in nood verkeren en het komen van de Heer verwachten. Maar de eersten denken totaal niet aan het komende einde: zonder scrupules leven ze in het wilde weg, ze houden geen maat in het aardse genieten, zwelgen en zondigen en staan geheel onder de invloed van de satan. Het zal een tijd zijn, waarin schijnbaar een verbetering in de levensomstandigheden is ingetreden, waarin de aardse nood is opgeheven voor de mensen die zich voegen naar de eis van de opperheerschappij, waarin alleen de mensen moeten lijden die uitgestoten zijn omwille van hun geloof.

En midden in deze vreugderoes komt het oordeel als bij verrassing – ook voor de God getrouwen – omdat niets tevoren er de schijn van heeft dat er een verandering in hun droevige toestand intreedt. De zondeschuld van de mensheid is op de top, ze heeft zich geheel van God losgemaakt en zich naar Zijn tegenstander gekeerd, ze heeft diens deel op aarde ontvangen, aardse vreugden in overmaat en het denken en streven van de mensen wordt steeds slechter en komt tot uitdrukking in het optreden tegen de gelovigen, die zonder erbarmen gekweld worden en hulpeloos staan tegenover hun macht en meedogenloos geweld. Ze verrichten ten volle arbeid voor de satan en de mensen zijn rijp voor de ondergang. En zo komt het einde, zoals het verkondigd is in woord en geschrift. Het zal een dag vol van ontzetting zijn voor de mensen. De aarde zal splijten, vuur zal losbreken uit het binnenste der aarde en alle elementen zullen in opstand zijn. En de mensen zullen proberen te vluchten en in onbeschrijflijke paniek geraken, maar waarheen ze zich ook keren, het is overal hetzelfde, een zekere ondergang.

Het einde is gekomen voor allen die een van God afgekeerde geest hebben en de verlossing uit de grootste nood voor de zijnen die in levende lijve worden weggenomen en zo het lichamelijke einde ontgaan. God heeft de tijd al lang tevoren aangekondigd, maar er wordt geen acht geslagen op Zijn voorspellingen en zo zullen de mensen zich plotseling in een vreselijke toestand zien, waaruit geen redding is. De ondergang van de oude wereld is sinds eeuwigheid besloten, maar wanneer dit gebeurt is voor de mensen verborgen en zo maken ze dit mee op een tijd, waarin ze zich zelfbewust en als heren van de wereld wanen, waarin ze uit het leven aan genot trachten te halen wat maar mogelijk is, waarin ze geheel door de wereld zijn gevangen en daarom God uit hun denken bannen.

En zo bereikt God dat Hij niet vergeten wordt. Hij roept ter verantwoording wat tegenover Hem heeft gezondigd, omdat het Hem niet erkent. Hij spreekt recht over alle mensen en scheidt ze van elkaar, doordat Hij de zijnen tot zich omhoog haalt in Zijn rijk en de anderen weer in de ban doet doordat Hij hen op een vreselijke manier hun lichamelijke einde doet vinden en hun ziel opnieuw gevangen neemt, dat wil zeggen de wil van het geestelijke bindt, zodat het in onvrijheid van wil weer de weg van ontwikkeling af moet leggen in de nieuwe schepping. Het is een gruwelijk gebeuren en toch een daad van goddelijke gerechtigheid, want de zondigheid van de mensen heeft zijn hoogtepunt bereikt. Ze staan in dienst van de satan en zijn zelf pure duivels geworden, voor wie er niets anders mogelijk kan zijn dan lichamelijke vernietiging en geestelijke gevangenschap, opdat de God getrouwen van hen bevrijd worden en een leven kunnen leiden in vrede en eendracht op de nieuwe aarde.

En of God ook talmt en steeds weer geduld heeft terwijl de zondigheid toeneemt; het einde komt onherroepelijk en op een tijd waarop het niet wordt verwacht. Want ook de gelovigen zullen versteld staan, omdat al het wereldse de overhand lijkt te krijgen, omdat de macht van diegenen toeneemt die de wereld vertegenwoordigen en de gelovigen door hen machteloos en rechteloos zijn geworden. En dus is de wereld schijnbaar stabiel en is toch haar ondergang zo nabij – tot de dag is gekomen die God heeft vastgesteld sinds eeuwigheid, die niemand van tevoren kan bepalen en die toch volgens Gods plan de definitieve oplossing zal brengen van datgene wat op de aarde is. God alleen kent de dag, de mensen moeten hem steeds verwachten en zich erop voorbereiden opdat ze tot diegenen behoren die God tevoren wegneemt, opdat ze niet tot diegenen behoren die verdoemd worden op de dag des oordeels zoals het is verkondigd in woord en geschrift.

Amen

BD.3524
26 augustus 1945

Gods grote geduld – Rechtvaardigheid – Genoegdoening

De daden van liefdeloosheid nemen de overhand en van mijn geduld wordt uitermate veel gevergd. Mijn rechtvaardigheid wordt uitgedaagd, de mensheid stapelt zonde op zonde en denkt niet aan de gevolgen, die vreselijk zijn. Ze bespoedigt zelf de ondergang, want de haar gestelde grens mag ze niet overschrijden. Maar deze is snel bereikt. Nog kunnen de mensen vrij te werk gaan, ze worden door Mij niet gehinderd en ze kunnen gebruik maken van hun vrijheid. Maar spoedig zal mijn wil hen hinderen en hun lot zal vreselijk zijn. Ze willen het niet anders, want al het denken en streven van de mensen is slecht, het brengt slechte daden voort en de liefdeloosheid neemt toe, de afstand tot Mij wordt steeds groter en kan alleen in volledige verstarring (verkoeling) van geestelijke substantie eindigen, omdat de uitstraling van mijn liefde het geestelijke niet meer raakt, dat zich van Mij verwijdert.

En volledige verkoeling van geestelijke substantie betekent: door vaste materie omsloten te zijn, beroofd van de vrije wil en te moeten handelen naar mijn wil, die met de zijne in strijd is. En dus is het een toestand van kwelling en pijn, waar het geestelijke zelf op aanstuurt, door zijn verkeerde wil tijdens de laatste belichaming op aarde. Alle liefde is uit de harten verdwenen, of ze geldt alleen de wereld en is derhalve verkeerd. De wil is van Mij afgekeerd, zodra de liefde niet Mij betreft en mijn tegenstander wint aan macht over de zielen der mensen, want hun wil is naar hem gekeerd.

En zo is er geen tegenhouden meer aan, de dag van het gericht komt steeds dichterbij en elke dag tevoren is een genade, een bewijs van mijn overgrote liefde en geduld, om de mensen nog de mogelijkheid te geven te veranderen. Elke dag brengt zo veel leed, dat de mensen er aandacht aan zouden moeten schenken en hun gedachten geestelijk zouden moeten richten. En het zou nog niet te laat zijn om te veranderen. Ter wille van de weinigen, die Mij leren herkennen in leed en nood, oefen Ik nog geduld. Ik schep geen genoegen in vernietiging en verwoesting, maar Ik hinder de menselijke wil niet. Maar eens zal Ik er mijn wil tegenin brengen, die zich weliswaar eveneens verwoestend uit, maar die gepaard gaat met wijsheid en liefde en daarom een zegenrijke uitwerking heeft op het geestelijke, dat nog in ontwikkeling is en dat ook voor de mens zegenrijke gevolgen kan hebben, wanneer hij Mij en mijn macht daarin herkent.

Ik maak aan de liefdeloosheid een einde, zodra de grens is bereikt. Maar het einde zal vreselijk zijn, want mijn rechtvaardigheid veroordeelt ter genoegdoening het zondige, omdat het geen acht slaat op mijn aanmaningen en waarschuwingen en het de korte tijd van genade niet benut, die het nog is verleend, door mijn overgrote geduld en barmhartigheid.

Amen

BD.3529
30 augustus 1945

Vormgeloof – Overtuigd geloof

In tijden van de grootste nood wordt de geestelijke toestand van de afzonderlijke mens duidelijk, in zoverre, dat het geloof of wordt versterkt, of geheel verloren gaat, als het tevoren alleen een vormgeloof was dat de mensen nog niet kon overtuigen. Velen vallen van hun geloof af. Hun blik is nog te zeer op het aardse gericht en ze kunnen het wereldgebeuren en hun eigen lot niet in overeenstemming brengen met de eeuwige Godheid, van wie ze wegens hun onwetendheid voor zichzelf alleen een gelukkig aards bestaan verwachten. Ze willen alleen een God erkennen die hun alle aangename zaken van het leven schenkt. Maar dat ze voor zichzelf het welzijn op aarde verspelen door hun levenswandel, door hun afstand tot God, is voor hen onbegrijpelijk. Hoe erger nu de nood op hen afkomt, des te meer verwijderen ze zich van Hem. Ze wijzen Hem af, schikken zich niet in hun lot, maar morren en klagen en trachten voor zichzelf de noodtoestand te beperken door onrechtvaardige handelingen en een liefdeloos gedrag tegenover de naasten. Hun geloof in God was slechts een vormgeloof dat niet stand hield bij een ernstige beproeving, maar dat ook zonder waarde was en eerst tot een overtuigd geloof moet worden. Er zijn maar weinig mensen die zich in tijden van nood dichter bij God aansluiten, daar ze vast in Hem geloven en zich niet van dit geloof laten afbrengen. Ze zien het leed aan voor wat het is, als een middel waardoor God de Hem afvallige mensen wil winnen. Ze vragen God onophoudelijk om kracht en zijn nu ook in staat het leed te verdragen. Het geloof geeft hun deze kracht en God verlaat de zijnen niet, dat wil zeggen: die in Hem geloven en in elke nood hun toevlucht nemen tot Hem. Maar de toestand van de ongelovigen is zonder hoop, zolang ze alleen maar aandacht schenken aan het aardse gebeuren en niet nadenken over de zin en het doel ervan. Maar er moet een opheldering plaatsvinden, want het vormgeloof is geen geloof zoals God het vraagt. Het is schools overgebracht op de mensen en bij hen zelf nog niet levend geworden. Het is een dood geloof dat de ziel niet vooruit helpt in haar ontwikkeling en daarom een sterke beproeving nodig heeft, opdat de mens hierdoor zijn denken en zijn instelling tegenover God inziet. Wie Hem afwijst, onder de indruk van de nood en het aardse gebeuren, onder de indruk van het eigen lot, zal door grotere beproevingen heen moet gaan om het geloof alsnog te verkrijgen, of hij zal verloren gaan en op het einde bij diegenen horen, die veroordeeld zijn, die tot de tegenstanders van God behoren en daarom de gerechte straf ontvangen, die weer de gang door de nieuwe schepping moeten afleggen ten behoeve van hun verlossing. De gelovigen zullen eveneens aan zware beproevingen zijn blootgesteld, maar een overtuigd geloof laat zich niet zo gemakkelijk aan het wankelen brengen, en God staat diegenen bij, die Hem trouw zijn, die alle beproevingen doorstaan en zich des te inniger bij God aansluiten, omdat ze vast in Hem en Zijn liefde, almacht en wijsheid geloven. En voor dit vaste geloof zullen ze beloond worden op de dag van het oordeel, wanneer God zelf ze binnenleidt in het paradijs, waar een einde komt aan alle nood en ze in de tegenwoordigheid van God bovenmate gelukkig zijn.

Amen

BD.3532
1 september 1945

Woorden van liefde van de Vader

U hebt een geweldige Helper aan uw zijde en wilt desondanks de moed verliezen? U zult te allen tijde dichter bij Mij mogen komen in het gebed. U zult deze genade maar hoeven te gebruiken en u roept Mij aan uw zijde, en u bent verzekerd van elke bijstand, in welk gevaar u ook verkeert. Mijn macht is groter en kan elk onheil in een ogenblik bezweren. Dit zult u voor ogen moeten houden als u angstig en kleinmoedig dreigt te worden. Uw Vader in de hemel verlaat u niet. Hij is u in de nood naderbij dan ooit, zolang u zich als Zijn kinderen voelt en Hem in vol vertrouwen aanroept om hulp.

Steeds weer verzeker Ik u mijn bescherming en steeds weer beur Ik u op door mijn woord. En steeds weer verschaf Ik u kracht om weerstand te bieden aan het kwade. En inniger dan ooit omvat mijn liefde u als u zich in nood van lichaam en ziel bevindt en naar Mij vlucht in het vertrouwen dat Ik u helpen zal. U zult u te allen tijde geborgen mogen voelen wanneer de wereld om u heen raast, wanneer aardse maatregelen u ontstellen en bang maken.

Steek dan slechts de hand uit naar Mij, opdat Ik u juist zal leiden, en Ik leid u op een weg waar u het onheil ontgaat. Want Ik ga naast u en met Mij kan de macht van de boze waarlijk niet wedijveren. Hij ontvlucht Me en hij zoekt voor zich de mensen uit die net als hij in de duisternis gaan. En hij zal geen acht slaan op hen die aan mijn zijde gaan, in het licht, en die daarom onbereikbaar voor hem zijn. Geloof en vertrouw Mij en laat u niet terneerdrukken door aardse nood. Let alleen op uw ziel en laat aan Mij de zorg voor uw aardse leven over. En geef Mij het recht voor u te zorgen, doordat u uw wil helemaal aan Mij overgeeft. Dan zal het aardse leven voor u draaglijk zijn.

Want Ik ben steeds bij u, zolang u uw gedachten naar Mij verheft en begeert met Mij verbonden te zijn. Ik roep mijn schaapjes en wanneer Ik ze heb gevonden, wanneer ze naar hun Herder zijn teruggekeerd, laat Ik ze niet meer verdwalen. Ik blijf bij allen die bij Mij willen zijn en verlaat ze nimmermeer. Wanneer Ik u deze verzekering geef, waarom bent u dan nog bang? Mijn woord is waarheid en zal eeuwig waarheid blijven. Ik buig Me steeds vol liefde over naar mijn kinderen, zodra de zachtste roep tot Mij doordringt. Kom daarom steeds naar Mij als u belast en beladen bent. Mijn liefde is steeds tot geven bereid. Mijn liefde is steeds tot helpen bereid. Ik kan u helpen en Ik wil u helpen en vraag alleen uw geloof, uw vertrouwen, opdat de kracht van mijn liefde bij u werkzaam kan worden.

Amen

BD.3537
4 en 5 september 1945

Ik ben, die ben…

Ik ben, die ben, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Ik ben zonder begin en zonder einde. Want Ik ben een Geest die in zichzelf kracht en liefde is, uit wie alles voortkomt wat is, die wil en denkvermogen bezit en zodoende in alle wijsheid werkzaam is.

Ik ben, die ben… zonder Mij is er niets en zonder Mij kan er niets bestaan wat is. Ik ben de Kracht die het hele heelal doorstroomt, de Wil die alles regeert en de Liefde die alles behoudt wat uit mijn Macht is voortgekomen. Van Mij is alles uitgegaan wat aan zichtbare en onzichtbare scheppingen het heelal vervult, en eeuwig blijft dat, wat door Mij geschapen is in samenhang met Mij, want kracht is niet te delen, ze is niet te scheiden van de Bron van kracht, ze blijft wat ze is – uitstraling van Mij zelf. Alle scheppingen zijn Wil die tot vorm is geworden die met de kracht werkzaam is en mijn gedachten tot werkelijkheid laat worden. Maar Ik zelf ben Schepping en Schepper tegelijk, want ze bevat mijn kracht, de oersubstantie van Mij zelf, in zich; dus moet Ik zelf ook overal zijn waar scheppingen van Mij aan het licht komen.

Ik ben een Geest die almachtig is, liefdevol en wijs, die voortdurend actief is en dus werkzaam is in liefde en wijsheid, aan wie niets onmogelijk is, omdat de kracht van de liefde niet is voor te stellen en ze geen grenzen kent. Ik ben een Geest en dus zonder tijd en ruimte, Ik ben van eeuwigheid en overal, niets blijft voor Mij verborgen, niets is voor Mij onbereikbaar, want Ik ben het enig volkomen Wezen en uit Mij komt alleen het volmaakte voort. Wat in Mij zijn oorsprong had, was geestelijk dat als mijn evenbeeld gevormd was in alle volmaaktheid en door de kracht van mijn liefde tot leven werd gebracht. Het was een deel van Mij, onlosmakelijk met Mij verbonden, het was mijn uitstraling, die Ik een vorm gaf, die nu als vrij zelfstandig wezen, net als Ik, kon scheppen en vorm geven door mijn kracht die aan een stuk het wezen toestroomt.

En mijn geest doorstroomt alle wezens die van Mij zijn uitgegaan. En dus ben Ik zelf in hen, en Ik zal nooit ophouden te bestaan, net als ook het wezenlijke dat van Mij is uitgegaan nooit kan vergaan, omdat het een deel van Mij, van de kracht van mijn liefde is. En zo getuigt alles van Mij wat Ik geschapen heb, zoals alles mijn kracht in zich draagt, want zonder deze kracht kan niets bestaan. Zichtbaar en onzichtbaar voor het menselijk oog werk Ik en mijn werkzaam zijn is steeds de uiting van kracht van Mij, die ben van eeuwigheid tot eeuwigheid. Wie Mij heeft herkend, ziet Mij overal, hij weet Mij overal tegenwoordig en hij voelt Me, want met elke ademhaling neemt hij de kracht van Mij in ontvangst, die hem mijn nabijheid verraadt.

En ieder mens die zijn verstand gebruikt, zou Mij moeten herkennen, want er is niets dat niet van Mij getuigt. Het zijn en worden van elk scheppingswerk is in Mij bepaald en al het geschapenen is met mijn kracht en mijn geest tot leven gebracht en het leven alleen al is bewijs van mijn bestaan, het bewijst een Schepper, die aan Zijn werk het leven gaf, daar geen enkel wezen zich het leven zelf kan geven en in stand houden. En leven draagt alles in zich wat duidelijk zichtbaar is, want zelfs de (schijnbaar) dode materie leeft, niets blijft in zijn uiterlijke vorm bestaan zonder te veranderen, dus is het in zich werkzaam, al is het ook in minimaalste mate, en werkzaamheid is leven.

Ik was, Ik ben en Ik zal blijven in eeuwigheid het volmaaktste Wezen, Dat tot alles in staat is krachtens Zijn wil, Zijn liefde en Zijn wijsheid, Dat scheppend en gestalte gevend werkzaam is, dat ontelbare wezens geschapen heeft en hen gelukkig wil maken tot in alle eeuwigheid. Nooit zal een wezen mijn volmaaktheid kunnen evenaren en toch trek Ik alles naar Mij omhoog in mijn nabijheid, om gelukzaligheid te schenken door de uitstraling van mijn kracht, die alles doorstroomt wat verlangt naar zijn oorsprong, dus door rechtstreekse overdracht van kracht de vereniging met Mij gevonden heeft, die was, ben en blijven zal van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Amen

BD.3547
13 september 1945

Opheldering over het proces van het schrijven – Waarheid

Het aanbieden van mijn woord is een zuiver geestelijk proces dat alleen kan worden verwezenlijkt door een mens die de innige verbinding met Mij tot stand brengt en nu bewust naar zijn innerlijk luistert. Want daar de mens zelf niet bezig hoeft te zijn, maar alleen ontvanger is van uitstralingen van gedachten, moet hij zich in een toestand verplaatsen, zodat de uitstralingen hem kunnen treffen. En deze toestand is die van het volledig losgemaakt zijn van de aardse wereld en een verzinken in het geestelijke rijk. Dat wil zeggen: een bewust zich afwenden van het aardse en de zinnen richten op mijn rijk dat niet van deze wereld is.

De geestelijke uitstralingen treffen nu het hart van de mens in de vorm van gedachten die de ontvanger nu kan opschrijven. Hoe gemakkelijker de mens in staat is zich los te maken van zijn aardse omgeving, met des te minder belemmering vindt het overbrengen van geestelijke leringen plaats. De strijdvraag, van welke geesten de overdracht van gedachten uitgaat, wordt vanzelf beantwoord door de inhoud ervan. Waar liefde wordt onderricht, waar mijn verlossingswerk diepgaand wordt behandeld, kan alleen Ik de bron zijn en moeten de overgebrachte gedachten als mijn woord worden herkend.

Aan elke aanbieding van mijn woord moet het innige gebed voorafgaan, daar anders dit proces niet kan plaatsvinden, daar anders de mens een zuiver aardse arbeidsverrichting zou moeten volbrengen. Maar die zou ook dan nog zonder dwaling zijn, omdat ook de gedachten van de mens geleid worden door de wezens van het licht, om te verhinderen dat het woord dat de mensen zal worden toegestuurd, wordt aangetast. Dit betreft alleen gevallen waar de verbinding met Mij minder diepgaand is.

Want een mens die door Mij geroepen is om te werken voor mijn rijk, die geroepen is om tussenpersoon te zijn tussen Mij en de mensen die niet op Mij aansturen, is door Mij beproefd. En zijn denken zal zich niet vergissen, omdat zijn wil goed is en hij Mij dus dienen wil. Dat geesten van leugen en bedrog zich van zijn wil en hand bedienen, verhoed Ik, zoals ook voor elk onwetend wezen de toegang tot hem verboden is, als hij voor Mij werkzaam wil zijn.

En elke opname is een daad van wilsvrijheid. Het is het betuigen van zijn wil om Mij dienstbaar te zijn. En zo pak Ik zijn wil vast en leid hem. En dan voert de mens alleen mijn wil uit. Deze geestelijke onderrichtingen zijn niet te vergelijken met menselijke opvattingen die door eigen nadenken verworven worden, zonder de bewuste overgave van de wil aan mijn wil. Want omdat de mens een vrije wil heeft, kan hij zijn gedachten ook de richting geven die hij belieft.

Hij wordt niet door Mij gedwongen om juist te denken, zoals hem ook niet wordt belet verkeerd te denken. En dus hebben ook alle geestelijke krachten toegang tot hem, die hij nu begunstigt door zijn wil. Maar geeft de mens zijn wil bewust aan Mij over, dan kan hij alleen nog mijn wil in zich hebben. Want nooit zal Ik hem overlaten aan de krachten die nog een aan Mij tegengestelde wil hebben.

Wat naar Mij verlangt, dat neem Ik in bezit en Ik laat het eeuwig niet meer van Mij weggaan. En pas als een mens zich bewust bij Mij aanbiedt, dus zijn wil aan Mij overgeeft, kan Ik hem beroepen tot een ambt op aarde, waarin hij voor Mij werkzaam moet zijn. Maar dan is hij ook beschermd tegen verkeerd denken, tegen verkeerde geestelijke invloed. Want het gaat erom mijn woord dat mijn liefde naar de aarde stuurt, te ontvangen en te verbreiden. En Ik zal waarlijk mijn woord beschermen tegen onzuivere, onware inhoud die de tegenpartij de mensen wil voorhouden.

Waar mijn woord ontvangen wordt, daar is waarheid. En verkeerde leren worden uitgeschakeld, omdat verkeerd denken de invloed is van slechte krachten die geen toegang hebben tot een mens die Mij dienen wil, zolang hij voor Mij werkzaam is.

Een zuiver geestelijk proces kan alleen maar zuiver geestelijk verlopen. Er moet onvoorwaardelijk een overdracht van gedachten plaatsvinden, omdat eigen denken, dat wil zeggen het gebruik van de werkzaamheid van het verstand, langere tijd vergt om geestelijke resultaten in deze vorm op te leveren.

Er is dus een uiting van kracht herkenbaar die steeds alleen kan uitgaan van gevers van kracht, dus lichtwezens die ontvangers van kracht zijn. En dit garandeert ook zuivere waarheid. Want al het lichtvolle staat vast in de waarheid en de eeuwige Waarheid ben Ik zelf.

Amen

BD.3557
24 september 1945

Het komen in de wolken – De wegneming (2)

Een ongewoon donderen zal de lucht vervullen, als de dag van het gericht op komst is. Het zal voor de mensen het laatste teken zijn, maar alleen worden herkend door hen, die in Mij geloven. Het zal de gelovigen vervullen met een grote vreugde, want nu verwachten zij elk uur het komen van hun Heer. En een sterk geloof is nodig om dit komen van God in de wolken te verwachten, want deze gebeurtenis is van zulk een bijzonderheid, dat de goddelozen zullen honen en spotten als er over wordt gesproken. Zij kunnen het donderen wel horen, maar de komst van de Heer in de wolken niet zien. En om die reden slaan zij geen acht op het ongewone geraas in de lucht, en zij laten zich in hun levenswijze in het geheel niet storen. Zij zijn zoals altijd uitgelaten en gewetenloos en jagen alleen wereldse genoegens na.

Maar de gelovigen zullen zich verzamelen en zich met vrolijke harten voorbereiden op de ontvangst van hun Heer. Ze zijn aan het einde van hun kracht en zij weten dat nu hun lijdenstijd wordt beëindigd. In het laatste uur van deze aarde belijden zij God nog eensgezind, ofschoon dat het verlies van hun aardse leven zal betekenen omdat de wereld onbarmhartig tegen hen zal optreden. Maar het verschijnen van de Heer vernietigt de plannen van de goddelozen. Want plotseling zien zij de schare der gelovigen van de grond af naar boven zweven. Tegelijkertijd weerklinkt dan ontzettende donder, en de achtergebleven mensen zullen vol ontzetting vermoeden dat iets vreselijks over hen losbreekt. Maar door het ongewone gebeuren van de wegneming verstard zijn zij niet tot denken in staat. Zij proberen te ontvluchten, maar zien geen kans meer, want overal breken vlammen uit de aarde waaraan geen ontsnappen meer mogelijk is. Zij vinden een verschrikkelijk einde, want er is geen redding mogelijk voor de mensen die als ware duivels woeden op de aarde, en vol zijn van zonde.

Maar de kudde der Godgetrouwen kan het einde van de oude aarde volgen. Voor hun ogen speelt zich het goddelijke vernietigingswerk af, terwijl zij het zelf ontgaan en welbehoed vertoeven op een plaats van vrede, zoals God het heeft beloofd. Dat is het einde van een verlossingsperiode en het begin van een nieuwe, zodra de oude aarde weer veranderd is naar de wil van God. Dan worden de Godgetrouwen verplaatst naar de nieuwe aarde om daar weer verder te leven als stamouders van het nieuwe mensengeslacht waarmee de nieuwe verlossingsperiode begint. Alleen voor de wetende mens met een diep geestelijk inzicht is de gebeurtenis van de wegneming begrijpelijk en geloofwaardig. Maar ze bekroont een tijd van angstige nood en leed en is het besluit en het bewijs van Gods heerlijkheid – en God bereidt ook de zijnen een lot dat getuigt van Zijn heerlijkheid. Het is een daad van diepste goddelijke liefde voor Zijn schepselen, die in Hem nu de Vader van eeuwigheid herkennen. Zij hebben de weg terug gevonden tot Hem en zijn met Hem één geworden door de liefde. En nu kan Hij zelf onder hen vertoeven, want waar de mens zichzelf tot liefde heeft gevormd, bestaat voor de goddelijke liefde geen hindernis meer.

Amen

BD.3560
27 september 1945

Het tijdstip kennen van het einde

Uitermate onjuist is het tijdstip van de ontbinding van de aarde als veraf liggend aan te duiden, en bovendien is deze dwaling schadelijk voor de zielen, omdat ze dan geen acht meer slaan op de vermaningen en waarschuwingen van de laatste tijd. Net zo onjuist is het echter de tijd te willen vaststellen want dit weten is voor de mens verborgen. Maar God wijst door zieners en profeten steeds weer op het einde dat nabij is, om de mensen aan te sporen een leven te leiden dat past bij een einde dat snel plaatsvindt, om hen bewust te laten worden van de verantwoording tegenover hun zielen en zich steeds op het einde voor te bereiden.

Het einde is nabij, maar de dag weet niemand buiten God. De tekenen van de tijd wijzen wel op het einde, doch het zal plotseling en onverwacht voor alle mensen komen, ook voor de gelovigen die weten en die hun best doen een leven te leiden dat past bij het nabij zijnde einde. Menselijke geestvermogens en menselijk verstand zullen nooit in staat zijn geheel in het goddelijke plan van eeuwigheid binnen te dringen en daarom noch de tijd, noch de wijze van het einde kunnen vaststellen. Alleen waar de geest Gods werkzaam is, onderricht Hij de mensen, op welke wijze het einde plaatsvindt, maar steeds de dag en het uur dat het gebeurt in het ongewisse latend. Want dit heeft God zich voorbehouden en het ervan op de hoogte zijn voor de mensen verborgen.

De gelovigen zijn weliswaar in staat aan het lage niveau van de geestelijke ontwikkeling, de tijd van het einde te herkennen en als ze dagelijks dit en evenzo de komst van hun Heer verwachten en zich met Hem innig verbinden zullen ze het ook bemerken wanneer de dag van het gericht in aantocht is. Wie echter de tijd van tevoren wil vaststellen, wie gelooft te zijn ingewijd zonder een kennelijk werkzaam zijn van de geest, die zal met zijn aankondiging dwalen en hem zullen de mensen ook geen geloof schenken, want hij draagt er alleen maar toe bij het ongeloof aan het einde te versterken.

Zelfs de voorloper van de Heer, die door God zelf naar de aarde is gezonden om de besluitelozen te redden, zelfs deze zal geen dag aanwijzen. Ook hij zal het dichtbij zijnde einde verkondigen en de mensen steeds weer vermanen, dit dagelijks en op elk ogenblik te verwachten. Hij is door Gods geest verlicht en de geest van de Vader, die zich in hem en door hem uit, kent waarlijk de dag en het uur. En toch houdt ook hij dit nog voor de mensen geheim omdat het voor hen niet goed is dit te weten. En zo zal het uur plotseling en onverwacht komen, zoals God het verkondigd heeft – midden in de vreugderoes van de wereld zal Zijn stem weerklinken – tot ontsteltenis van de ongelovigen, de gelovigen echter tot troost en vreugde.

Amen

BD.3562
29 september 1945

Waar christendom – Liefde alleen zal verlossen

De onchristelijke geest beheerst de mensen. De eigenliefde is groter dan ooit en de naastenliefde tot op een minimum gedaald. En geestelijke ondergang is er het onvermijdelijke gevolg van. En zolang de mensen daaraan lijden, staan ze onder de macht van de satan en woeden tegen Mij. En Ik kan hen niet helpen, omdat ze door hun leefwijze zich aan mijn kracht en mijn invloed onttrekken en een weg gaan die van Mij wegvoert, in de diepte, in de donkerte. Ik echter ben het Licht en wie Mij schuwt, die zal eeuwig niet het doel bereiken. Ik echter predik liefde door mijn woord. Ik verlang dat de mensen in het ware christendom leven, dat ze zich tot de naaste verhouden als tot een broeder en de naaste als broeder behandelen.

Christelijk denken en christelijk handelen verlang Ik, wil mijn liefdeskracht werkzaam worden en de mensen de weg vergemakkelijken die naar Mij, naar het juiste doel voert. Waar echter de liefdeloosheid heerst, daar kan mijn hulp niet verwacht worden, want daar springt mijn tegenstander tussen en ondersteunt de mensen met zijn kracht. Hij helpt hen ook in aardse nood, echter alleen om hun zielen volledig te winnen, want zijn hulp zal steeds alleen liefdeloos handelen eisen en door zoiets zal de mens zijn noodtoestand voor zich kleiner doen worden en zich dus steeds meer aan de macht overgeven van hem die zonder enige liefde is.

Maar verlossen zult u mensen zich alleen kunnen door de liefde en dus betekent het liefdeloze handelen ook knechtschap onder de macht van de satan, het betekent onvrijheid van hun wil en in het hiernamaals krachteloosheid en donkerte. Zolang de mensen niet mijn geboden van de liefde in acht nemen, staan ze buiten mijn rijk. Ze staan niet onder mijn heerschappij maar kiezen zich tot heer zelf mijn tegenstander en deze zal hun waarlijk geen gelukzalig lot bereiden. Zolang de mensen niet mijn geboden van de liefde respecteren, raken ze mijn liefde en mijn hulp kwijt. Ze drijven onophoudelijk de afgrond tegemoet, want zonder mijn liefde en mijn genade is er alleen ondergang, maar geen gelukzaligheid.

Amen

BD.3565
2 oktober 1945

Woorden van troost van de Vader

Wie zich zwak van geest voelt, laat hem naar Mij komen. Ik wil hem sterken. Wie dreigt te wankelen in het geloof, laat hem Mij aanroepen en Ik wil het geloof nieuw leven inblazen. Ik wil hem door mijn woord weer opbeuren, zodat hij geestelijk en lichamelijk sterk wordt en alle weerstanden zal overwinnen die hem moedeloos laten worden.

Ik zal hem te eten en te drinken geven en de kracht van mijn hemelse voeding zal hij heel goed bespeuren, doordat hij vol vertrouwen zijn aardse plichten nakomt en zijn hart herhaaldelijk tot Mij verheft in gebed. En de toevlucht tot Mij zal hem steeds opbeuren, want niemand komt tevergeefs naar Mij. Niemand klopt bij Mij aan zonder dat Ik hem open doe en niemand, die een gave verlangt, gaat leeg bij Mij vandaan. Maar aan de geestelijke nood denk Ik in het bijzonder. En om deze op te heffen, laat Ik de mensen vaak moeilijke wegen gaan, opdat ze Mij leren onderkennen en om mijn hulp zullen vragen.

Maar wie uit eigen beweging naar Mij komt, wie Mij tot zijn dagelijkse Raadgever maakt, wie niets begint zonder mijn zegen te hebben afgesmeekt, wie zich iedere dag en ieder uur voor de toevoer van mijn kracht opent door gebed en werken van liefde, wie dus bewust leeft en aan zijn ziel werkt, zal ook door Mij voortdurend worden verzorgd en geestelijk en aards getroost zijn welzijn aan Mij kunnen overlaten. Hij zal niet aan gevaar zijn blootgesteld, zelfs wanneer aardse nood hem bestormt als beproeving van zijn geloof.

De weg naar Mij is altijd vrij. En de brug is te allen tijde het gebed, de innige verbinding met Mij en het aanroepen van mijn naam. En steeds zal u antwoord ten deel vallen. Steeds zal uw nood worden verholpen, wanneer u maar vast en hoopvol gelooft en op Mij vertrouwt. Want Ik ken al uw noden en zorgen en weet ze ook altijd te verhelpen. Maar u moet geloven, om nu in te zien welke kracht er in het geloof ligt als u wordt geholpen.

Laat Mij heersen en let alleen op uw zielen, dat ze geen gebrek hoeven te lijden. Want dit ligt alleen aan uw wil, terwijl Ik de zorg voor het lichaam overneem, als u gelovig bent en bewust op Mij aanstuurt. En kom daarom steeds naar Mij als u uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, Ik zal u verkwikken. Deze belofte heb Ik u gegeven en Ik zal ze waarlijk houden. U zult Mij nooit tevergeefs aanroepen als u in lichamelijke of geestelijke nood bent, want steeds ben Ik tot hulp bereid, omdat Ik u liefheb sinds eeuwigheid.

Amen

BD.3568
5 oktober 1945

“Werp al uw zorgen op Mij”

En Ik zeg u: het is waarlijk beter dat u naar Mij vlucht in het gebed, dan dat u zich angstig zorgen maakt om in de behoeften van het lichaam te voorzien. Want alleen Ik kan u geven wat u nodig hebt. En alleen mijn wil is doorslaggevend, hoever uw aardse bezorgdheid u succes oplevert. Als u echter bidt zult u deze wil ertoe brengen u hulp ten deel te laten vallen. En dan is het de terechte zorg als u ze aan Mij zult overlaten. U moet weliswaar op aarde uw plicht vervullen. U moet uw functie ernstig nemen en de plek innemen waarop u geplaatst bent. Maar elke angstige bezorgdheid om de toekomst moet u laten varen. Want zult u ze voor uzelf veilig kunnen stellen? Wanneer mijn wil er tegen is, bent u tevergeefs bezorgd. En wanneer mijn wil u laat toekomen wat u nodig hebt, dan moet u ernaar streven dat deze wil van Mij u goedgunstig wordt door een Mij welgevallige levenswandel en door verbondenheid met Mij. Vergeet nooit dat u een liefhebbende Vader hebt Die zich om Zijn kinderen bekommert. En streef er alleen naar als Zijn kind te worden aangenomen. Een vader die zijn kinderen liefheeft zal hen nooit met lege handen laten weggaan. Veeleer zal hij aan al hun behoeften tegemoet komen en trachten de kinderen een bestaan zonder zorgen te bereiden. En zo bent ook u als mijn kinderen steeds onder de trouwste hoede, en geestelijk en lichamelijk zal het u aan niets ontbreken. Maar uw kindschap zult u Mij moeten betuigen, door innig tot Mij te bidden, tot uw Vader van eeuwigheid. Wees niet angstig bezorgd, maar werp al uw zorgen op Mij. En mijn vaderliefde zal ze van u afnemen overeenkomstig uw geloof en uw levenswandel. Streef er daarom naar dat u leeft volgens mijn wil. En mijn wil zal u genegen zijn. Mijn liefde zal de zorg voor uw geestelijk en aards welzijn overnemen en u zult zich zorgeloos aan Mij mogen overgeven.

Maar wie zich angstig zorgen maakt, behoort de wereld nog toe. Hij ziet in Mij nog niet de Vader tot Wie hij kan vluchten in elke nood en elk gevaar. Hij vertrouwt nog te zeer op zijn eigen kracht en daarom is hij steeds weer aan teleurstellingen en nieuwe noden en zorgen blootgesteld, tot hij zich Diegene herinnert, Die alle zorgen van hem af kan nemen, Die Zijn vaderliefde kenbaar wil maken, doch in innig gebed daarom gevraagd wil worden.

Laat daarom alle aardse zorgen varen, u die mijn kinderen wilt zijn, en laat Mij voor u zorgen.

Denk aan de ziel. Let op haar nood en tracht hem te verhelpen.

En Ik wil u leiden door aardse noden en gevaren, opdat u de kracht van het geloof voelt en zich steeds inniger bij Mij aansluit. Want een sterk geloof is in staat alle nood te verdrijven.

Amen

BD.3569
6 oktober 1945

Geloofsstrijd – Het komen van de Heer

Wie zich voor de kerk van Christus uitspreekt zal door de wereld aangevallen worden, en zijn lot op aarde zal zwaar zijn maar van korte duur. Zodra de nood ondraaglijk schijnt redt God de zijnen en al hun nood is geëindigd. God zelf wijst de gelovigen steeds weer op het einde opdat zij tegen het aanstormen van buitenaf standhouden, opdat zij getrouw volharden tot Hij hen verlost.

Hij stelt hen reeds lang tevoren in kennis hoe satan tekeer zal gaan en belooft hun Zijn bescherming, opdat zij de waarheid van Zijn woord inzien en sterk blijven in tegenstand. En wanneer de gelovigen aan het verloop van het wereldgebeuren en de geloofsstrijd de brutale gezindheid der machthebbers herkennen maar ook de waarheid van het goddelijke woord, zullen zij Zijn woord des te ijveriger verdedigen omdat hun geloof steeds dieper wordt en menselijke maatregelen hen nu niet meer kunnen schokken.

Zij zullen ook kracht van God ontvangen naar de maat van hun wil en geloof, en daardoor de zware tijd kunnen doorstaan. God laat hen die Hem trouw blijven niet in steek – tenzij Hij hen nog voor het einde van deze aarde in Zijn rijk binnenhaalt, als hun lichamelijk einde volgens de goddelijke bestemming gekomen is.

Toch heeft Hij in de eindtijd op aarde nog sterke vertegenwoordigers van Zijn kerk nodig, opdat zich de scheiding der geesten voltrekken kan. Hij heeft mensen nodig die Zijn woord verkondigen en de ongelovigen zonder vrees en schroom de liefdeleer van Christus prediken, opdat de ongelovigen de kracht van het geloof beseffen en nog eenmaal wakker geschud worden uit hun lethargie van de geest. Opdat zij zich nog in het laatste uur bezinnen en de weg tot Christus kunnen gaan, die hun alleen redding brengen kan, die hen alleen verlossen kan omdat Hij hun wil sterkt om zich van het boze los te maken en nu naar God te streven.

Het zijn de laatste genademiddelen die de ongelovige mensen duidelijk de kracht van het geloof laten zien. Maar benut wordt die kracht maar weinig omdat de mensheid verstrikt is in de vangnetten van satan en bovenmate de wereld aanhangt, dus in sprankelend levensgenot het doel des levens ziet. Daarom is het einde niet ver meer af en is daaraan te herkennen dat tegen het geloof op een wijze wordt ingegaan, die waarlijk duivels genoemd kan worden.

Maar dan moeten de belijders van Christus zich aaneensluiten en gezamenlijk de hulp en de komst van de Heer verwachten. Want dan kan elke dag en ieder uur het einde zijn omdat dan de aardse nood van de gelovigen een hoogte bereikt heeft die Gods onmiddellijk verschijnen vereist. Dan zullen de beloften vervuld worden die God door Zijn woord de mensen gegeven heeft: dat Hij de zijnen redden zal uit de grootste nood.

Amen

BD.3571
8 oktober 1945

“Mijn stem zal van boven weerklinken”

En mijn stem zal van boven weerklinken. Hij zal machtig zijn en de mensen zullen hem moeten horen, ook al slaan ze anders geen acht op Mij. Ze zullen hun blik opwaarts moeten richten en al naar gelang de toestand van hun ziel gewillig of onwillig. Want ze zien zich aan een Macht prijsgegeven, aan welke ze niet meer kunnen ontsnappen. Weliswaar zal mijn spreken slechts bij weinigen het hart beroeren, doch deze zullen geholpen zijn, zelfs wanneer lichamelijke hulp uitblijft. Maar het meest zal alleen angst en zorg om het lichamelijk leven overheersen en mijn stem is niet toereikend dat ze er gevolg aan geven en naar Mij terugkeren, ondanks de grootste nood en benauwenis. Dat mijn stem uitgaat naar hen die ver van Mij af staan, dat willen ze niet inzien. Met verstokte harten zullen ze alleen maar proberen zich te redden en toch machteloos zijn tegenover de krachten der natuur.

Elk houvast zullen ze verliezen, want het aardoppervlak zal wankelen, de lucht zal vervuld zijn van een razende storm en ieder zal op zichzelf zijn aangewezen, daar niemand de ander kan bijstaan. En mijn stem zal van boven weerklinken. Ik zal spreken met een donderstem en alle elementen van de natuur zullen mijn wil gehoorzamen, ze zullen voor Mij spreken en getuigen van mijn macht. Ik treed de mensen openlijk tegemoet en dwing hen niet in Mij te geloven, want nog steeds blijft het voor hen open, het werkzaam zijn van de krachten der natuur te laten gelden maar Mij zelf te verloochenen als het Wezen dat ook de krachten der natuur leidt naar Zijn wil. En zo zal ook het laatste opvoedingsmiddel voor het einde geen geloofsdwang betekenen voor de mensen, ofschoon het duidelijk genoeg voor Mij zou moeten spreken en ook herkenbaar zal zijn voor de mensen die van goede wil zijn, die niet helemaal afhankelijk zijn van mijn tegenstander die hen voor eeuwig van Mij wil scheiden.

Er zal vervuld worden wat Ik heb verkondigd door mijn geest: de aarde zal beven en de elementen der natuur zullen schade aanrichten die niet te overzien is en ze zullen ontelbare mensenlevens als slachtoffer eisen. Maar dit is bepaald sinds eeuwigheid, omdat ook dit gebeuren een hulpmiddel is dat Ik toepas om nog mensen voor Mij te winnen, omdat de nood en benauwenis van andere aard niet voldoende is dat ze naar Mij terugkeren en Ik een scherpe tuchtroede boven de verharde mensheid moet zwaaien. En het is beslist waar dat Ik niet eerder zal rusten tot Ik al mijn schepselen weer heb teruggewonnen. En zo houdt mijn liefde die hen van de ondergang wil redden nooit op, ook als de liefde niet herkenbaar is in mijn werkzaam zijn. Maar wie op mijn stem let, zal ook mijn liefde gewaarworden en hij zal Mij dankbaar zijn tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.3573
10 oktober 1945

Tijd van de beproevingen – Jezus de drager van het kruis

Als God u beproeft, neem dan Zijn beproevingen berustend op u en wacht gelovig op Zijn hulp. Want het leed en de beproevingen zullen niet ophouden tot de laatste dag is gekomen. Nog geldt het, zielen te zuiveren en ze te louteren tot aan de dood van hun lichaam, of zielen te winnen die nog ver van Gods liefde af staan. En de tijd die overblijft tot aan het einde van de oude aarde is nog slechts kort. En die moet benut worden op elke manier. Alle nood en kwelling van het lichaam brengt nog een omvorming van de ziel tot stand. En deze noden zullen ook de mensen treffen die op God aansturen. Maar ook voor hen kunnen ze tot rijkste zegen zijn als ze worden herkend als middel dat de liefde Gods gebruikt om de afstand tussen Zich en de mensen in korte tijd op te heffen, om de ziel in staat te stellen de liefde uitstraling van God rechtstreeks te ontvangen, wat eeuwig leven betekent.

Geef u zonder klagen over aan uw lot, want Gods liefde heeft het voor u bestemd voor een sneller rijp worden van uw zielen. En weet dat Hij u nooit zonder kracht zal laten om de beproevingen te doorstaan, weet dat Hij u steeds uw kruis helpt dragen als u in het geloof in de goddelijke Verlosser Hem daarom vraagt. Weet dat alle nood een einde heeft als u het aardse dal zult verlaten om binnen te gaan in het geestelijke rijk. Er is slechts een korte tijd van beproeving, echter u tot zegen als u de goddelijke wil daarin beseft en niet zult morren en klagen. Wat voor u is bestemd sinds eeuwigheid, dient voor het heil van uw ziel, u die in het geloof vaststaat, of voor uw bekering als u nog ver van God af staat. Buig u daarom voor de goddelijke wil en draag uw kruisje en als het u zwaar lijkt, laat u helpen door de Drager van het kruis, Jezus, Die ter wille van uw nood de dood aan het kruis op zich nam, Die voor u heeft geleden uit overgrote liefde. Hem moet u aanroepen, dan is Zijn hulp voor u zeker. Zijn liefde staat altijd voor u klaar en de aardse nood zal voor u te verdragen zijn, de beproevingen zult u overwinnen en u zult standhouden in het geloof.

De gehele mensheid heeft noden en lijden nodig en daarom overstelpt God de aarde ermee om de bewoners ervan voor het geestelijke rijk te winnen. En als ook de zijnen moeten lijden, bereiken ze op aarde nog een hogere voltooiing en zijn ze hun Schepper en Behoeder eeuwig dankbaar, hun Vader van eeuwigheid, Die in Zijn liefde de juiste middelen gebruikt om hun zielen al op aarde tot lichtdragers te vormen. Verlies daarom niet de moed en laat u niet terneerdrukken door de noden van de tijd. Het einde is nabij en hiermee de tijd van uw verlossing en het binnengaan in het geestelijke rijk, waar alle leed een einde heeft.

Amen

BD.3577
14 oktober 1945

Het opofferen van de wil

Schenk uzelf aan Mij en Ik wil uw Vader zijn, niet alleen Schepper en Behoeder, maar in vurige liefde uw Vader die voor u zorgt, die in het geluk van Zijn kinderen ook Zijn diepe vreugde vindt. Ik roep u voortdurend. Laat u dus door mijn liefde halen. Kom naar Mij, eveneens met liefde in uw hart. Pak mijn vaderhand vast en blijf voortaan bij Mij. Blijf in de nabijheid van Diegene Die u alle heerlijkheden kan bieden en uw vurig verlangen kan stillen, Die u met geestelijke gaven kan verblijden en bovenmate met licht en kracht kan bedenken. Kom naar Mij, laat al het aardse achter dat als scheiding tussen Mij en u in staat. Breng Mij alleen uw ziel, uw wil, en laat Mij de leiding overnemen en u zult waarlijk juist geleid zijn. Want Mijn kinderen leid Ik naar het doel en Ik geef ze nooit meer uit handen.

Wie in vrije wil de weg naar Mij heeft gevonden, wie dus zijn vrije wil aan Mij schenkt, die is mijn kind en hem geldt mijn diepste vaderliefde en zorg. Wie zijn wil aan Mij opoffert, moet hem echter van het aardse hebben losgemaakt. Hij moet elk verlangen naar de wereld hebben overwonnen, daar anders zijn wil nog niet onverdeeld naar Mij uitgaat. Schenk uzelf aan Mij, dan neem Ik bezit van u en wat Mij nu toebehoort, blijft voor eeuwig van Mij. Geen enkele lichamelijke zorg mag dan uw hart bezwaren, want uw Vader in de hemel neemt die op zich zoals Ik het beloofd heb.

Een liefdevolle vader doet alles voor zijn kinderen. Hij houdt leed en zorg ver van hen, als ze hem maar onbegrensd vertrouwen, in zijn armen vluchten en van hem bescherming en hulp verwachten. En uw Vader in de hemel draagt waarlijk de vurigste liefde voor Zijn kinderen in het hart. En Zijn kinderen zullen deze liefde mogen voelen in tijden van hardste aardse nood. Ze zullen mijn stem mogen vernemen en hun harten zullen sneller voor Mij gaan kloppen en zich helemaal losmaken van de wereld.

Streef dit na doordat u zich inspant uw wil geheel en al aan mijn wil te onderwerpen, doordat u zich aan Mij schenkt opdat mijn vaderliefde u kan omvatten. Sla geen acht op de beslommeringen en het lijden van de wereld, maar sla uw ogen en harten op naar Mij Die boven de aardse wereld staat en Die aan alle nood paal en perk kan stellen door Zijn macht. Tracht mijn vaderliefde te verwerven doordat u Mij al uw liefde doet toekomen, doordat u alleen verlangt naar Mij, en Ik zal eeuwig voor u zorgen. Want dan bent u mijn ware kinderen naar wie mijn vaderliefde uitgaat, die hun weg over de aarde afleggen onder mijn leiding en daarom ook het doel bereiken.

Amen

BD.3580
17 en 18 oktober 1945

Wonderen – Valse profeten

Laat u niet op een dwaalspoor brengen, want de tegenstander probeert steeds duisternis om u te verbreiden en het licht van boven af te schermen. Hij probeert u met leugens en dwaling te vangen en u daardoor ongevoelig te maken voor de zuivere waarheid. Hij is er steeds op bedacht uw blik te vertroebelen, uw geest in de war te brengen en u het Wezen van de eeuwigheid Godheid te versluieren. En daartoe bedient hij zich van zodanige middelen, die moeilijk als begoocheling van de satan worden ingezien, als niet de ernstige wil naar de zuivere waarheid aanwezig is. Hij spiegelt te mensen vroomheid voor, hij komt in het lichtgewaad van een engel, omdat de mensen zelf verlangen hebben naar pracht en praal en zich de goddelijke Luister alleen met uiterlijke pracht verbonden voorstellen. Hij spiegelt hen de luister van God voor, waar hij lichtgelovige mensen vindt, die daar genoegen in scheppen. En dus verbreidt hij daardoor de leugen en de dwaling en verduistert hij zo het denken van de mensen. Ze nemen de onwaarheid aan en wijzen de zuivere waarheid af, die in een eenvoudig gewaad door God zelf naar de aarde wordt gestuurd.

En zo verbreidt de leugen en de dwaling zich veel sneller dan de waarheid, omdat de mensen dit zelf willen en omdat de verbreiders van de dwaling onder de dekmantel van een verkondiger van de leer van Christus werken en daarom overal instemming vinden. Want de satan werkt met list en geweld. Hij bedient zich van de mensen, die de waarheid niet serieus begeren en dezen zijn aan hem gebonden, want ze begeren ook God niet serieus, die de eeuwige Waarheid zelf is. En zo heeft de satan, de vorst der leugens, gemakkelijk spel.

Wat de mensen opbouwen is alleen onder het aanroepen van God van blijvende waarde. En God wil in geest en in waarheid worden aangeroepen, daar Hij anders Zijn oor sluit. En dit schakelt elke uiterlijkheid uit. Elke ceremonie, pracht en praal hindert het ware gebed, het gebed in geest en in waarheid. Wie aan de uiterlijkheden aandacht schenkt, zal moeilijk in staat zijn de innerlijke verbinding met God tot stand te brengen, want steeds zal de tegenstander zich tussen hem en God stellen, hem afleiden en zijn zinnen door uiterlijkheden gevangen nemen. En zoek daarom God niet in pracht en praal, zoek Hem niet in een omgeving, waar aardse materie tot algehele uitwerking komt. Daar heeft de tegenstander van God zijn arbeidsveld en hij bewerkt het met succes.

God openbaart zich in het verborgene. Hij openbaart zich aan de mensen, die klein en bescheiden voortgaan. Hij openbaart zich aan diegenen, die voor Hem moeten spreken, want Zijn openbaringen zijn bedoeld voor de gehele mensheid en Hij zal zich alleen bedienen van de afzonderlijke mens als werktuig, door wie Hij zelf tot de mensen wil spreken. Zijn openbaringen hebben als voornaamste doel het verbreiden van de waarheid en het verkondigen van Zijn wil, van welke het opvolgen de mensen de eeuwige gelukzaligheid oplevert. Door zieners en profeten kondigt Hij ook het einde van de wereld aan en maakt Hij opmerkzaam op de tekenen van de eindtijd. En het is Zijn wil, dat de mensheid daar opheldering over wordt gegeven, dat niemand kan zeggen, niet aangemaand en niet gewaarschuwd te zijn gebleven, als het einde over hen losbreekt. En altijd zullen deze zieners en profeten mensen zijn, die zelf het diepste geloof hebben en leven in de liefde, daar anders de tegenstander Gods voor zich die mensen uitkiest, om voor hem werkzaam te zijn en hij weerklank vindt. Daarom moet er op de levenswandel van hen, die zich dienaren Gods noemen, heel bijzonder worden gelet, of hij beantwoordt aan Gods wil, aan Zijn geboden.

Maar dan is aan de openbaringen ook geloof te schenken. God werkt in de stilte, weliswaar ook openlijk en buitengewoon, maar niet door wonderen, de mensen dwingend te geloven, zoals Hij ook uiterlijk vertoon uitschakelt, omdat Hij niet probeert de mensen der wereld te winnen door pracht en praal, maar Hij hun harten wil afwenden van dat bedrieglijke licht der wereld. Niet natuurlijk werkzaam zijn moet door mensen van de wereld ook natuurlijk verklaard kunnen worden, daar het anders een geloofsdwang voor hen zou betekenen, die echter nooit door God wordt uitgeoefend. En zo zullen alleen diep gelovige mensen bijzondere openbaringen hebben, zodra de liefde Gods hen hiervoor waardig maakt en Hij zich aan hen te kennen wil geven.

Maar openlijke wonderen brengen de mensen ertoe om te geloven. En dit zou geen geestelijke vooruitgang voor hen zijn, want vrees voor God kan nooit de liefde vervangen, die de mens Hem moet schenken, om zich bij Hem aan te kunnen sluiten. Maar de onrijpe mens zal door wonderen alleen maar tot vrees worden aangezet, echter nooit tot liefde.

Maar de satan bedient zich van zulke middelen, waardoor hij de mensen wil dwarsbomen in hun liefde tot God. En zijn werkzaam zijn zal daar ongehinderd plaatsvinden, waar de zondigheid groot is en de mensen weinig op het innerlijk, maar in plaats daarvan op de wereld zijn gericht. Ook daar verschijnt hij alleen onder de dekmantel van vroomheid. Hij strooit de mensen zand in de ogen, opdat ze niet bij machte zijn duidelijk te zien en hij oefent bijgevolg zijn invloed uit, die nog begunstigd wordt door valse vertegenwoordigers van Christus; door mensen, die zich geroepen voelen Zijn leer te verkondigen en zelf te weinig in de waarheid vast staan om leugen en dwaling als zodanig te onderkennen en ze af te scheiden. Want hij werkt met list en met macht. Maar God is de liefde en Zijn openbaringen stralen alleen liefde uit en voeden op tot liefde.

En leg daaraan de maatstaf: Waar liefde wordt onderricht en beoefend, daar is de waarheid, want daar is God zelf. Maar waar het licht van de wereld al te zeer straalt, daar vertoont zich de tegenstander van God. En zijn werken is leugen en tegen God gericht, wanneer hij ook het optreden in lichtgewaad erbij haalt. Wie een op God gerichte wil heeft, herkent hem ondanks zijn masker. En hij is ertoe geroepen de medemensen te waarschuwen voor de valse profeten, die steeds zullen optreden als de mensen in nood zijn, die echter de geestelijke nood nog in de hand werken in plaats van ze op te heffen. En God roept de mensen toe: Hoed u voor valse profeten, want de eindtijd zal door hen benut worden om tegen God werkzaam te zijn, tegen de eeuwige Waarheid.

Amen

BD.3582
20 oktober 1945

Voorbede door medemensen

Hoe onwijs is het, de rechtstreekse verbinding met God te omzeilen en van een medemens gebruik te willen maken, wiens gebed hem moet helpen. God slaat alleen acht op het gebed dat in diepste liefde voor de naaste naar Hem wordt opgezonden en de kracht van de liefde komt nu de behoeftige te pas. Elk ander gebed is echter nutteloos. In Zijn medelijdende liefde zendt God leed en nood over de mensen om hen te bewegen zich aan Hem zelf onbeperkt toe te vertrouwen, om hen ertoe te brengen de juiste verhouding van een kind tot de Vader tot stand te brengen, omdat pas dan de kracht van de goddelijke liefde het hart van de mens kan raken en zijn ziel door dit toestromen van kracht wordt geholpen zich geestelijk positief te ontwikkelen. Wordt deze innige verbinding buiten beschouwing gelaten, dan is de toestroming van kracht slechts gering en ook alleen maar gegarandeerd wanneer de voorbede voor de medemens uit een liefdevol hart komt, daar anders de mens helemaal zonder kracht blijft en zijn ziel gebrek moet lijden. Nooit kan een mens voor zijn medemens de omvorming van het wezen bereiken. Integendeel, deze moet zelf actief zijn. Hij moet zelf zijn wil op God richten en zich met Hem in verbinding stellen om kracht te kunnen ontvangen. De liefdevolle voorbede is alleen in zoverre nuttig voor hem, dat hem kracht wordt toegezonden die zijn verzwakte wil versterkt, dat hij dus door de voorbede de kracht ontvangt zichzelf op God te richten. Deze toevoer van kracht is de uitwerking van de liefde van de medemens, maar zonder liefde is elk gebed nutteloos. Want alleen oprechte liefde zal ertoe leiden dat een gebed in geest en in waarheid naar God wordt gezonden en dan ook resultaat zal hebben. God verlangt de verbinding met Hem, die ieder mens tot stand kan brengen wanneer hij wil. Wie zich op het gebed van een medemens verlaat, diens wil gaat nog niet uit naar God en dus zal ook dat gebed zonder uitwerking blijven. De mens kan met een innige, diepe zucht heel wat meer bereiken dan een lang gebed vermag waaraan deze innigheid ontbreekt, zoals ook de innige gedachte aan God hem meer kracht oplevert dan voorspraak door medemensen. Maar God beoordeelt de graad van liefde van degene die bidt voor zijn medemensen, omdat liefde steeds kracht geeft en dus ook een liefdevolle voorbede niet zonder uitwerking blijft. En daarom komt er steeds weer zwaar lijden en bittere nood over de afzonderlijke mens, omdat hij Diegene niet vergeten moet, Die hem alleen kan helpen, omdat hij de juiste verhouding tot stand moet brengen die hem alleen de toevoer van kracht van God verzekert en omdat hij zelf actief moet worden om succes te kunnen boeken voor zijn ziel. En de mensen moeten niet vergeten, dat de medemens nooit de verantwoording van hen kan afnemen, dat ieder zichzelf moet verantwoorden en daarom ook aan zich zelf moet werken. En dit werk kunnen ze alleen realiseren met hulp van God, die ze in innig gebed moeten aanroepen om kracht en liefdevolle begeleiding, opdat ze hun doel bereiken, opdat hun ziel op aarde rijp wordt.

Amen

BD.3589
29 oktober 1945

De poorten der hel – De kerk van Christus

De kern van de leer van Christus is het gebod van de liefde tot God en de naaste. Waar dus dit onderwezen en beoefend wordt is het ware christendom, daar is de kerk van Christus die haar grondslag heeft in een vast geloof in Hem en die dus ook zal blijven bestaan als al het andere ten onder gaat. Zijn kerk omvat de gelovigen die naar Zijn gebod van de liefde leven en die daardoor van Zijn geest vervuld zijn, die zich duidelijk of ook wel in het verborgene openbaart – al naar gelang het voor de ziel van ieder afzonderlijk nuttig is. En aan deze kerk heeft Jezus Christus de onvergankelijkheid gegarandeerd met de woorden: “De poorten der hel zullen haar niet overweldigen”.

Tegelijkertijd heeft Hij met deze woorden tot uitdrukking gebracht, dat de krachten der hel haar zullen bestormen. En Zijn woord is waarheid en zal vervuld worden aan het einde van de tijd die God het geestelijke tot zijn verlossing heeft toegekend. Dan zal de kerk van Christus worden aangevallen door alle aan God vijandige machten. Maar ze zal overwinnaar blijven en herkend worden als onvergankelijk door hen die haar toebehoren, door de gemeenschap van de gelovigen die vaststaan in het ware christendom, die de leer van Christus navolgen en in de liefde leven.

Maar deze kerk van Christus zal klein zijn, slechts een klein groepje zal tot haar behoren, en toch zal ze over de gehele aarde vertegenwoordigd zijn.Overal zullen mensen wonen die waarlijk in liefde werkzaam zijn en bijgevolg ook echte christenen zijn. En hun liefde zal hun wijsheid geven, bijgevolg zullen zij ook diepgelovig zijn. Zij zullen de God van liefde, die zich in Jezus Christus op aarde belichaamd heeft, erkennen en bewust op Hem aansturen.

Al dezen heeft God beloofd bij hen te blijven tot aan het einde. Hij heeft hun Zijn geest beloofd, omdat zij in waarheid tot Zijn kerk behoren die Hij zelf heeft gesticht. En zo zal Hij hen ook tot het laatste toe behoeden voor de ondergang, geestelijk en wereldlijk, omdat zij leven zoals Christus het geleerd heeft – in liefde tot God en de naaste. En zij zullen behoren tot hen die op het einde behouden blijven voor de dood, die God bij zich haalt in het rijk van vrede, voordat de grote vernietiging op aarde plaatsvindt.

Die kleine kudde die Zijn kerk vormt, zal weer het uitgangspunt zijn op de nieuwe aarde. En ook daar zal weer de leer van Christus verkondigd worden. De liefde zal beoefend worden en de mensen zullen vanuit het diepste geloof leven, want de liefde van God heeft zich aan hen geopenbaard, Die dan ook zelf onder hen vertoeft omdat zij Zijn gebod van de liefde tot God en de naaste vervullen. En dus zal Gods kerk blijven bestaan, ze zal alle tijden trotseren, omdat altijd die mensen tot haar behoren die door hun geloof in de Verlosser van de wereld met liefde vervuld zijn en hun activiteit een onafgebroken dienen in liefde is. Want niets kan vergaan wat in God zijn oorsprong heeft, wat de liefde als grondprincipe heeft en daarom zelf goddelijk is.

Amen

BD.3593
3 november 1945

De geestelijke en de aardse wereld

De aardse wereld en het geestelijke rijk staan tegenover elkaar, daarom zijn ook de eisen aan de mensen van zo tegenstrijdige aard. Nooit kan de mens beantwoorden aan de aanspraken van beide, hij moet onvoorwaardelijk voor een kant kiezen.

Het geestelijke rijk kan begrijpelijkerwijs alleen geestelijke goederen uitdelen en dit onder voorwaarden, die indruisen tegen de begeerten van de wereld, terwijl de wereld de mensen aardse schatten biedt: De wensen van de wereld staan echter de eisen van het geestelijke rijk in de weg, in zover ze lichamelijk genot en behagen op de voorgrond stelt en de ziel het streven naar dit geestelijke rijk moeilijk of zelfs geheel onmogelijk maakt. Want de ziel moet de eisen van het geestelijke rijk nakomen en het lichaam voor dezelfde verlangens zien te winnen, wat echter het opgeven van aardse verlangens met zich meebrengt.

Zodoende staan twee werelden tegenover elkaar en de mens is voor de keuze gesteld voor welke wereld hij kiest. En steeds zal de ene wereld het prijsgeven van de andere eisen. Want steeds zal of het lichaam of de ziel zich moeten uitspreken, dat wil zeggen: de ziel moet beslissen wat belangrijker is, haar eigen vorming of het welbehagen van het lichaam gedurende de tijd van het leven op aarde als mens. Het geestelijke rijk schenkt haar kostbare gaven die zij weliswaar als mens naar de volle waarde niet begrijpen kan. Die echter onvergankelijk zijn en voor de ziel een rijkdom betekenen die zij in het geestelijke rijk benutten kan voor haar eigen geluk.

De wereld biedt het lichaam ook wel schatten, maar deze zijn vergankelijk en kunnen niet meegenomen worden in het geestelijke rijk. Zij vergaan zoals het lichaam vergaat, wanneer de ziel het verlaat en van de aardse wereld heengaat naar het geestelijke rijk. En omdat de ziel op aarde alleen van één rijk ontvangen kan, is zij dan in het geestelijke rijk arm aan goederen, wanneer zij de aardse wereld voorrang gaf. Daarentegen levert het vrijwillige prijsgeven van aardse goederen haar onvermijdelijk geestelijke bezittingen op, want zij geeft pas dan aardse dingen op als de liefde in haar werkzaam wordt daar anders de begeerte naar aardse zaken overheersend is.

Waar de liefde echter ontwaakt is streeft de ziel bewust of onbewust naar het geestelijke rijk, en zij schenkt dan geen aandacht aan aardse goederen.

Dus is de ziel van de mens voor de keus gesteld gedurende haar aardse leven de aardse wereld, of het geestelijke rijk tot doel van haar streven te maken.

En naar gelang haar beslissing is, is ook haar lot in het geestelijke rijk. Waar zij binnen gaat als de proeftijd op aarde voor haar afgelopen is en waar dan geestelijke rijkdom of armoede, zaligheid of ’n betreurenswaardige toestand haar wachten. Maar de zaligheid vereist het overwinnen van alles wat aan de wereld toebehoort, en dus vergankelijk is.

Amen

BD.3594
4 november 1945

Alles is Gods wil of toelating

U zult oplettend moeten zijn en elk gebeuren als door Mij gewild of toegelaten moeten beschouwen als u daar zegen uit wilt halen voor uw ziel. Alleen de voortdurende zekerheid dat mijn wil achter alles staat wat er gebeurt zal u rustig laten worden, ofschoon u in een bewogen tijd vol onrust leeft die voor u in vergrote mate moeite en zorg betekent. Zodra u Mij overal en in elk gebeuren onderkent, valt alle onrust van u af. Want dan weet u dat Ik ook bereid ben en de macht heb om voor de enkeling een meer gunstige toestand te scheppen. En dit geloof zal door Mij niet worden beschaamd, want een sterk geloof tracht Ik alleen maar te ontwikkelen omdat Ik het nodig heb ik de komende tijd, omdat Ik op aarde steunpilaren nodig heb die alleen door een sterk geloof ertoe in staat zijn mijn rijk op deze wereld te helpen opbouwen of het te beschermen tegen verwoesting door mijn tegenstander.

Dit sterke geloof probeer Ik in u te ontwikkelen. Ik tracht het voortdurend te verdiepen en onderricht u onophoudelijk, u door middel van gedachten mijn scheppingskracht en mijn wil om lief te hebben voor de geest houdend en door elk gebeuren om u heen daarmee in samenhang te brengen. En als u dus op alles acht slaat en in het bijzonder op uw levensweg, dan zult u steeds mijn liefde voor u moeten inzien die steeds weer wegen zal vinden wanneer u hulp nodig hebt. En u zult zich in het volste vertrouwen aan uw lot overgeven, want Ik, uw Vader van eeuwigheid, leid u wel juist. En voor Mij is niets onmogelijk, als u maar in vast geloof aan mijn liefde en kracht mijn hulp verwacht. Ik wil dat uw geloof sterk zal worden en moet het daarom ook aan beproevingen blootstellen waar het zich moet bewijzen, waardoor het sterker zal worden tot het onwankelbaar is geworden en u nu deugdelijke werktuigen voor Mij op aarde bent.

Er gebeurt niets zonder mijn wil of mijn toelating en alles kan u tot zegen strekken als u het vanuit dit standpunt bekijkt. Want dan zult u Mij ook steeds in uw nabijheid voelen. U zult u niet alleen voelen, maar van alle zorgen bevrijd, omdat u deze kunt toevertrouwen aan Mij, de Sterkere die u altijd helpt als u Hem daarom vraagt. Ik sta steeds aan uw zijde, zodra u maar mijn aanwezigheid toelaat door geestelijke verbondenheid met Mij, door goede gedachten en goede werken, zodra u zich aan mijn leiding overgeeft en moedig ook het onoverwinnelijk schijnende wilt overwinnen met mijn hulp. Dan zal elke last of hindernis kleiner worden. Het zal in elkaar storten en stap voor stap komt u dichter bij het doel omdat Ik bij u ben, omdat Ik met u mee ga en u aan mijn hand veilig en zeker uw doel zult bereiken. Geloof daarom en beschouw alles als mijn wil, wat er ook over u komt. En geloof dat voor Mij, de Liefde en Bron van kracht van eeuwigheid, niets onmogelijk is.

Amen

BD.3596
6 november 1945

God is het Woord – De tegenwoordigheid van God – Verschillende manieren van toesturen van het woord

En dus ben Ik in het woord midden onder u, zoals Ik het beloofd heb. Ik laat u niet alleen en mijn aanwezigheid zult u ook voelen. En zo kom Ik u nader in het woord, want het Woord ben Ik zelf en wie mijn woord heeft, kan ook van mijn aanwezigheid spreken en zich zeker voelen in mijn nabijheid.

Ik zelf ben een Geest die niet materieel gebonden is in een vorm, maar die kracht en licht is in de hoogste graad en die door Zijn wil en Zijn denkvermogen als Wezen moet worden betiteld, die in liefde en wijsheid werkzaam is en dus licht en kracht laat uitstralen in de oneindigheid. En mijn liefde geeft de kracht en het licht een vorm, opdat u mensen u van hen bewust wordt – u die nog niet rijp genoeg bent om kracht en licht in zijn oersubstantie te ontvangen. En deze vorm is mijn woord, dat Ik aan u overbreng opdat u de rijpheid zult verkrijgen.

Een Geest die in zichzelf licht en kracht is, kan ook alleen maar in de vorm van licht en kracht aanwezig zijn. En dus moet mijn woord, de uitstraling van Mij zelf, licht en kracht bevatten. En dit kenmerkt mijn nabijheid. En dus heb Ik u de belofte gegeven onder u te vertoeven tot aan het einde der wereld, doordat mijn geest voortdurend bij u is die licht en kracht wilt ontvangen, doordat mijn woord voortdurend tot u komt, rechtstreeks van Mij uitgaand om u mijn aanwezigheid kenbaar te maken.

Ik ben bij u. En al ben Ik ook niet zichtbaar bij u, zo hebt u toch een bewijs van mijn aanwezigheid in handen als u Mij in het woord herkent. Want Ik zelf ben het Woord. En u ontvangt het onophoudelijk, zodra u Mij en mijn nabijheid begeert. Wie Mij dus herkent in het woord, zal ook diep gelukkig zijn vanwege mijn nabijheid. En elke twijfel, elke bangheid en elke zorg zal van hem afvallen, omdat hij die Ene naast zich weet, die hem helpend bijstaat in elke nood van lichaam en ziel.

Bijgevolg is mijn woord kracht en zegen brengend, want wie mijn woord begeert, opent voor Mij de deur van zijn hart, waardoor Ik nu binnen kan komen om bij hem mijn intrek te nemen. En Ik verlaat hem eeuwig niet meer als zijn wil eenmaal Mij geldt en hij Mij in het woord heeft herkend. Want het woord is de vorm waardoor Ik me uit, waardoor de volmaakte Geest van eeuwigheid zich aan de onvolmaakte wezens kenbaar maakt om hen tot volmaaktheid te brengen.

Ik ben dicht bij u. Wat aarzelt en vreest u dan nog, die mijn woord hebt, die het rechtstreeks ontvangt of verneemt door de mond van de ontvanger? Ik ben bij u allen, omdat u Mij uw liefde betuigt door het verlangen naar mijn woord. En het zij u gezegd, dat pas het toestromen van mijn woord u het zekere bewijs geeft dat Ik zelf bij u ben. Wie Mij niet wenst te horen, die verlangt niet naar mijn nabijheid. Zijn hart dringt hem niet naar Mij toe, want dit zou het verlangen koesteren naar de uiting van mijn liefde, naar een bewijs van aanwezigheid.

Het verlangen naar mijn woord kan wel verschillend van aard zijn. De mens kan getroost en gesterkt willen zijn door geestelijk bemoedigende woorden. Hij kan zijn weten op geestelijk gebied willen verrijken. Hij kan ook in dankbaarheid aan Mij denken en Mij dit kenbaar willen maken en daarom mijn nabijheid wensen. Hij kan in innige samenspraak met Mij willen verblijven en in gedachten mijn woord tot zich nemen. Doch steeds moet zijn gevoel geestelijk gericht zijn. Dan zal Ik me ook laten vinden. Zijn roep zal Mij naar zich toe trekken en door mijn woord zal Ik me te kennen geven, omdat anders de mens mijn nabijheid niet zou kunnen verdragen.

En mijn woord zal eveneens op verschillende manieren tot hem komen. Door het rechtstreeks werkzaam zijn van de geest in hem, zodat hij in staat is zelf mijn stem te vernemen. Door overdracht van een directe ontvanger die in mijn opdracht hem mijn woord verkondigt, of langs de weg van mentale overdracht van weten uit het geestelijke rijk. Door het lezen van mijn woord dat naar de aarde is gestuurd. Door een geestelijk onderhoud met medemensen. Steeds zal Ik me bekommeren om een hart vol verlangen. Want Ik zelf ben het Woord en dus vertoef Ik zelf midden onder de mensen als ze met een ernstige wil mijn woord aanhoren, Mij tot zich laten spreken.

Dan bied Ik hun het brood des hemels aan, mijn vlees en mijn bloed. En als ze Mij zelf dus eten en drinken, moeten ze ook zeer innig met Mij verbonden zijn. Als ze mijn woord opnemen in het diepe geloof dat Ik zelf het Woord ben, nemen ze Mij op in hun hart. En Ik zal ze voortdurend gelukkig maken met mijn tegenwoordigheid. Want Ik gaf u de belofte bij u te blijven tot aan het einde der wereld, en mijn belofte gaat op mijn woord in vervulling, omdat mijn woord waarheid is en blijven zal tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.3597
8 november 1945

Verzoek om innerlijke verlichting

Iedere mens kan vragen om de genade van de innerlijke verlichting. En hij zal door God worden bedacht naar zijn verlangen. Juist denken en goed handelen zijn de gevolgen als God de geest van de mens verlicht. En bijgevolg zal ook de leefwijze van degene die om de genade van de innerlijke verlichting vraagt, in overeenstemming met de wil van God zijn. Want als nu de geest Gods het denken en handelen van de mens bepaalt, dan zal deze mens alleen realiseren wat goed is en niet hoeven te vrezen voor iets wat onterecht is. Maar hij moet ook op de innerlijke stem letten. Hij moet zich aan het werkzaam zijn van de geest overgeven, dat wil zeggen: zijn hart openen om de gedachten die hem nu van goede geestelijke zijde toekomen, toe te staan binnen te stromen.

De wil van de mens bepaalt ook de invloed van de geestelijke wezens op hem. Verlangt hij door God te worden verlicht, dan zal God ook die wezens aan zijn zijde plaatsen, die zijn denken juist leiden, voor zover hij geen weerstand aan hen biedt. Maar weerstand zou een harde wil zijn die zich niet laat leiden, die zich vóór het verzoek om innerlijke verlichting doeleinden heeft gesteld en naderhand niet bereid is deze op te geven, om zich zonder weerstand aan de leiding van God toe te vertrouwen.

Wie God om verlichting van de geest vraagt, moet bereid zijn zich willoos aan Zijn leiding over te geven. Hij hoeft alleen maar steeds in zijn binnenste te luisteren en toe te geven aan de aandrang van het hart dat hem aanspoort dit of dat te doen of te laten. Hij moet zich door zijn gevoel laten leiden. Want dit is de stem van God, zodra de mens er serieus naar streeft het goede te doen. Hoe meer hij de eigen wil actief laat worden, des te minder hoorbaar is de stem van de geest. God vraagt de wil op te geven, zich ondergeschikt te maken aan de goddelijke wil, om dan ongehinderd in de mens te kunnen werken door Zijn geest.

De geest Gods zal luid en duidelijk spreken tot allen die zich onvoorwaardelijk aan God overgeven. Hij zal ze leiden door alle gevaren heen. Hij zal hun denken juist leiden en wat ze nu doen of laten, stemt overeen met de goddelijke wil. Dit strookt weliswaar niet met de menselijke eisen die alleen het nakomen van een gesteld doel voor zinvol houden, die dus de eigen wil van de mens zullen aansporen om actief te zijn en een opgeven van de wil als tekortschieten beschouwen.

Maar zolang de mens zichzelf voor zo krachtig houdt, dat hij alles alleen door zijn wil de baas meent te worden, zal hij weliswaar aardse successen kunnen behalen, maar zich nooit geestelijk vooruitstrevend ontwikkelen. Want zijn denken en handelen zullen niet steeds volgens Gods wil zijn, omdat hij verzuimt de geest Gods om innerlijke verlichting te vragen. Want in zijn denken en handelen komt vaak de aan God vijandelijke macht tussenbeide. De mens luistert naar de influisteringen van de wezens die aan de tegenstander zijn onderworpen en zijn levenswandel zal dienovereenkomstig zijn.

Bid daarom om de genade van de innerlijke verlichting. Bid om het werkzaam zijn van de goddelijke geest in u. En vertrouw u dan toe aan de gedachten die bij u binnenstromen. Volg de aandrang van uw hart en u zult niet hoeven te vrezen verkeerd te denken of te handelen. Want God zal het verzoek verhoren en Hij zal zelf werkzaam zijn door Zijn geest in de mensen die zich aan Hem toevertrouwen, zoals Hij het heeft beloofd.

Amen