BD.0454
8 juni 1938

Inwerking op gedachten door geestelijke wezens

Verlaat nooit de juiste weg, dan zal God je steeds bijstaan. Er zijn zulke moeilijke tijden voor jullie en jullie zielen aangebroken, dat een heel leger van geestelijke wezens zich onophoudelijk inspant om op nuttige wijze voor jullie zielen werkzaam te zijn. Maar jullie wuiven de gedachten aan mogelijke hulpkrachten nog ver weg. Wat jullie als onbegrijpelijk voorkomt, willen jullie niet aannemen.

Toch hoeven jullie je alleen maar voor te stellen dat de wereld van de wezens aan gene zijde in rechtstreekse verbinding staat met de aarde en haar bewoners. Jullie hoeven je alleen maar voor te stellen dat zowel op aarde als in het hiernamaals dezelfde wetten gelden, dat iedereen handelt volgens vrije wil, dat iedereen ondergeschikt is aan de wet van de Allerhoogste en dat zowel hier als daar slechts de liefde en haar daadkracht werkzaam zijn als het gaat om de verheffing vanuit de duisternis naar het licht.

Wanneer dit alles in het hiernamaals dus hetzelfde is als op aarde, waarom zullen dan de krachten, die voor jullie onzichtbaar zijn, niet net zo goed op jullie kunnen inwerken? Aangezien ze enkel de uitvoerders van de wil van God zijn, aangezien veeleer hun eigen wil volledig gelijk is aan de wil van God, worden alle gebeurtenissen zo door hen gestuurd dat de mens er steeds op geattendeerd wordt om zich door werken van liefde op de weg van het goede te begeven.

Er zijn zeer veel gelegenheden waar de mens goede daden kan verrichten. Als hij hier bereidwillig op in gaat, is dit voor hem tegelijkertijd kracht en een bron van genade. Hoe meer de mens op aarde in liefde werkzaam is, des te meer wordt hij van binnen uit gedreven en in zijn handelen ondersteund door de genade van de Heer. En zo heeft een goede daad vele zegenrijke momenten tot gevolg.

De gedachten van de mens beginnen zich naar regionen toe te wenden, die buiten het aardse leven liggen, en ook dit is een rechtstreekse inwerking van geestelijke wezens van gene zijde. Wanneer de mensen maar al deze gedachten zouden willen aannemen, die hun door hun beschermengelen aangedragen worden, dan zou het veel gemakkelijker zijn de menselijke ziel de nodige hulp te laten toekomen.

Maar de mensen wijzen uit eigen wil veel eerder de gedachten af, die zich schijnbaar aan hen opdringen en die hun meer op hun innerlijk leven opmerkzaam zouden moeten maken. De mens die nog al te zeer door de materie in de greep gehouden wordt, wil het geestelijke ontwijken. En daarom verheft hij zich vaak spottend boven dergelijke dingen die het innerlijke leven beroeren. Toch zullen zulke gedachten zich aan elke mens opdringen.

Zalig is degene die ze opneemt en erover begint na te denken in plaats van ze onwillig af te wijzen. Dit zijn de eerste stappen op de weg naar boven. Als de mens zich hieraan waagt, dan zal hem van alle kanten hulp tegemoetkomen. De tocht op de weg die betreden is, zal steeds gemakkelijker worden en zal dan ook veel vreugdevoller voortgezet worden. Maar voor de bedrijvige hulp van de geestelijke wezens zullen jullie pas later zeer dankbaar zijn, want ook jullie moeten nu eenmaal eerst door de liefde geleid worden, waar jullie zelf te zwak zijn.

(Onderbreking)

BD.0455
8 juni 1938

Belichaming, een genade – Tijd op aarde – Tijd van genade

Degenen die geloven door de poort tot de eeuwige gelukzaligheid te kunnen gaan, omdat ze op aarde schijnbaar rechtschapen geleefd hebben en hun plichten naar buiten toe nagekomen zijn, zullen zwaar teleurgesteld hun dwaling inzien. Want de goedheid van de Heer duurt weliswaar eeuwig en Hij geeft de zijnen onverminderd hun beloning, maar Hij laat niet diegenen loon ontvangen, die het niet toekomt.

De mensen hebben zeer vaak een aanmaning nodig om niet zoveel betekenis aan het lichamelijke leven te hechten, maar zich meer op het geestelijke leven te richten. Dergelijke aanmaningen sterven echter meestal ongehoord en onopgemerkt weg. Wanneer de hemelse Vader nu totale inzet van het mensenkind eist en het komt de goddelijke eis niet na, dan kan het ook nooit het volle loon in ontvangst nemen en het zal zich met minder tevreden moeten stellen of het zal met alle kracht moeten proberen in te halen wat het tijdens het aardse leven verzuimd heeft.

De grote goedheid van de Vader schenkt de ziel ook in het hiernamaals nog de genade om te kunnen streven en voor haar zo een bereikbaar doel te bepalen. Toch zal er steeds in aanmerking genomen worden dat een kind dat reeds op aarde de hemelse Vader trouw toegenegen was, veel hoger in aanzien moet staan, juist omdat het in de tijd op aarde de liefde voor de Heiland op de juiste wijze toegepast heeft en een graad verworven heeft, die in het hiernamaals veel moeilijker te bereiken is.

De tijd op aarde is een tijd van genade. De belichaming op aarde is een onzegbaar grote genade voor de ziel. Maar het menselijke wezen dat deze tijd van genade benut, moet de Heer oneindig dierbaar zijn. Dan zal zijn loon wederom liefde zijn, die hem onmetelijk gelukkig maakt en die eeuwig leven betekent.

Maar hoe begrijpelijk is het dan dat de Heer diegenen minder beloont, die Zijn woord minachtten en wier harten niet zo vervuld waren van de liefde voor God. Aan hen kan slechts een kleiner deel worden vergoed en ze moeten zich met al hun krachten inspannen om een zelfde traptrede te bereiken, wanneer ze dezelfde graad van eeuwige gelukzaligheid willen verwerven, als welke gegund is aan de ware kinderen van God, die op aarde het kindschap van God nagestreefd hebben en die zodoende ook door de hemelse Vader rijkelijk toebedeeld worden tot in alle eeuwigheid.

Amen