Inhoud

BD.8902 Er is nog maar op weinig mensen vat te krijgen
BD.8906 Het verlies van volgelingen
BD.8908 Opdracht
BD.8909 Lorber
BD.8910 Goed en kwaad – De wet van eeuwigheid
BD.8913 Over de oorsprong van het kwade
BD.8915 De arbeiders in de wijngaard hebben de plicht tegen de dwaling op te treden
BD.8919 Wat is de wereld?
BD.8923 God zet een grote dwaling recht
BD.8925 God zelf motiveert de openbaringen met het nabij zijnde einde
BD.8936 In de toestand van de gebonden wil is positieve ontwikkeling verzekerd. Maar als mens?
BD.8941 1 Korintiërs 15 vers 29: Doophandeling voor een dode
BD.8943 De mens is geen “toevalsproduct” van een scheppende macht
BD.8944 Na het lezen van een boek over Indische religies
BD.8945 Uitleg over het bestaan als mens
BD.8946 God vraagt van de mens niet meer dan hij aankan
BD.8949 Bevestiging van de voorspellingen
BD.8953 Gods eeuwigdurende hulp om volmaakt te worden
BD.8954 De wonderen van de schepping zouden tot nadenken moeten stemmen
BD.8955 Alleen het gebed beschermt tegen de activiteiten van de tegenstander
BD.8959 Een scherp verstand is geen garantie voor het inzien van de waarheid
BD.8961 Materie is verdichte geestelijke kracht
BD.8962 “Beproef de geesten of ze van God zijn” – Eerste brief van Johannes, 4: 1-3
BD.8963 Stemmen de evangeliën overeen met de waarheid?
BD.8964 Goede Vrijdag
BD.8969 Is de wil het eerste of de genade?
BD.8973 Geloof en liefde leiden naar de vereniging met God
BD.8975 De scheppingsdaad was voor God een daad van verblijding
BD.8977 Gelukzaligheid – Lichtrijk
BD.8980 Zwaar leed kan het kindschap Gods opleveren
BD.8982 De grootte van het natuurgebeuren voor het einde
BD.8983 De weg naar het kruis moeten alle mensen gaan
BD.8987 Verscheidenheid van de hemellichamen
BD.8989 Natuurcatastrofe voor het einde
BD.8990 Verschillende geestesrichtingen – Er is maar één waarheid
BD.8991 De leer van het slapen van de ziel
BD.8992 De juiste richting van de vrije wil
BD.8993 Vragen om goddelijke zegening
BD.8994 Gods beschutting voor de dragers van het licht
BD.8995 Leven binnen de goddelijke orde
BD.8996 Het eeuwige Woord zelf spreekt u aan
BD.8997 Regelgeving van tijd en ruimte – Toestand van het nog onvolmaakte
BD.8998 Gods bescherming van Zijn medewerkers
BD.8999 Na Zijn kruisdood daalde Jezus af in de diepte
BD.9000 God kent de wil – Natuurcatastrofe – Bescherming van de dienaren
BD.9001 De eindeloze liefde volbracht het verlossingswerk
BD.9002 Waarom steeds weer nieuwe openbaringen?
BD.9003 Geestelijk weten moet overeenstemmen met het woord dat van boven toegezonden is
BD.9004 Geestelijk weten moet overeenstemmen met het woord dat van boven toegezonden is (2)
BD.9005 Hoe is de zondeval van de eerste mensen te begrijpen ?
BD.9006 Waarom moeten wij boeten voor de zonde van Adam?
BD.9007 De voorloper van Jezus
BD.9008 Het einde komt vast en zeker
BD.9009 Het ware vaderland van de mens
BD.9010 Het inzien en bekennen van de schuld
BD.9011 De weerstand vermindert de kracht van de liefdeaanstraling
BD.9012 Het wondere werk van de goddelijke schepping
BD.9013 Welke boodschappen garanderen de waarheid?
BD.9014 Vragen om het toesturen van kracht voor de zielen van de overledenen
BD.9015 Pre-adamieten
BD.9016 Het schatten van de tijd dat er voormensen leefden is niet mogelijk
BD.9018 Lichtvonken lokken de zielen uit de duisternis naar buiten
BD.9019 1 Korintiërs 2-10
BD.9020 Welk lot gaat de wereld tegemoet
BD.9021 Goddelijke belofte om voor het aardse welzijn van de mens te zorgen
BD.9022 Nog meer over de voormens
BD.9023 Oermens?
BD.9024 De verzekering van de zuivere waarheid
BD.9025 Wereldbrand – Natuurcatastrofe – Laatste beslissing
BD.9026 Algemene overgave en totale onderwerping van de wil
BD.9028 Het sterven van arbeiders in de wijngaard – Verdere ijverige werkzaamheid
BD.9029 Alleen de waarheid leidt naar het doel
BD.9030 Waarschuwing om Gods woord niet te veranderen

                                       – * –

BD.8902
27 en 29 december 1964

Er is nog maar op weinig mensen vat te krijgen

Wat u ook zult willen ondernemen, raadpleeg Mij, verlaat u op Mij in het vaste vertrouwen, dat Ik Mij om al uw zorgen bekommer. Want wel ken Ik uw geheimste gedachten, maar toch wil Ik in een vertrouwelijke samenspraak gevraagd worden om mijn bijstand.

Steeds weer moet Ik u de verzekering geven dat Ik zelf de mensen naar u toestuur aan wie u mijn woord moet brengen. Dit zijn waarlijk geen lege woorden die Ik zomaar uitspreek, veeleer zult u er zelf over moeten nadenken, hoe en op welke manier Ik voor u deuren geopend heb, dat er bij Mij ook geen afstanden bestaan, dat Ik iedereen bereiken kan en hun die zich bij de hand laten nemen mijn woord doe toekomen.

En of ook, gezien het aantal, de kring klein schijnt, u weet niet hoe de uitwerking van mijn woord is en kracht geeft aan de aangesproken mensen en ook aan de zielen in het hiernamaals, wier aantal onafzienbaar groot is, dus het reddingswerk in het rijk hierna nog veel groter is dan op de aarde. En u moet u daarom tevreden stellen en ook weten dat Ik steeds nieuwe zielen bereiken zal aan wie u mijn gaven van boven moet aanbieden. Maar geloof niet dat u grotere resultaten zult boeken indien uw eigen wil niet liefdevol aan het werk is, dat u met heel uw hart en ziel uzelf inzet voor de verbreiding van mijn woord.

Zoals de mensen van de wereld nu zijn, zijn ze niet meer te winnen, ze zullen steeds een afwijzende houding aannemen en allen die zich inspannen het woord dat ze ontvangen, verder te geven, zullen op weerstand stuiten. Dus alleen nog maar een werk dat in zuivere liefde verricht wordt, belooft succes, want op zo’n werk rust mijn zegen. Zodra mensen met ’n niet gewekte geest zich aan dit werk wijden, verliest ook mijn woord aan kracht, want liefde moet dit uitdelen en liefde moet het ontvangen. Juist de onzelfzuchtigheid van de medewerkers geeft u de garantie dat Ik zelf met hen ben en dat Ik ook geen dwaling toelaat, omdat dat het werk van de tegenstander is. De tegenstander kan echter niet daar zijn, waar geen zelfzuchtige gedachte voorkomt die hem het binnensluipen mogelijk maakt.

(29 december) En zo is de tegenstander uitgeschakeld, want de mens strijdt met het wapen van de liefde zodra hij zich belangeloos voor zijn naaste inzet; en tegen liefde is hij machteloos. U kunt dus makkelijk de overhand krijgen, als u daar maar steeds aan denkt. wanneer u altijd met onbaatzuchtige naastenliefde vervuld bent, die voor uzelf een kracht is, en u zult ook geen zwakheden meer hoeven te vrezen, want alles is dan goed wat u onderneemt, dan vervult u mijn wil en kunt u alleen tot zegen van uw medemensen werkzaam zijn.

Amen

BD.8906
4 januari 1965

Het verlies van volgelingen

In de komende tijd zult u nog veel verleidingen moeten weerstaan, want de activiteiten van de tegenstander nemen toe, hij zet alle krachten in beweging die u moeten hinderen bij de arbeid in de wijngaard. Maar mijn kracht staat u steeds ter beschikking en uw wil zal er ook om vragen, u zult hem weerstand kunnen bieden omdat dit werk u boven alles gaat en omdat Ik u iedere bescherming verleen.

En het zal opvallend zijn dat er zich veel zullen afkeren van wie u meende ze al gewonnen te hebben. Juist in die kringen zal een versplintering op gang komen die u als trouwe volgelingen beschouwde. Maar dat is het werk van de tegenstander, dat u echter geen aanleiding moet geven de arbeid in de wijngaard te laten verslappen. Want zij allen moeten een geloofsproef afleggen en ze falen vaak.

En zo’n geloofsproef bestaat hierin dat, wanneer hun een kennelijke dwaling als zodanig begrijpelijk wordt gemaakt, wanneer die met redenen omkleed wordt, ze nu moeten beslissen wat ze geloven willen. Waar de tegenstander ook maar kan binnensluipen, daar doet hij dit, en alleen het diepe verlangen naar het ware en het juiste kan u ervoor beschermen in zijn vangnetten terecht te komen.

Maar Ik zeg u dit reeds van tevoren opdat u er op voorbereid bent en u geen ontgoocheling ondervindt. Laat uzelf niet aan het wankelen brengen in het geloof, maar weet dat dit steeds alleen diegenen is overkomen die nog lauw zijn in het geloof, die geen ernstig verlangen hebben de enige waarheid te weten te komen, die het werkzaam zijn van de tegenstander niet herkend hebben, want ieder mens moet de geestelijke leringen onderzoeken en hij kan dat ook met mijn hulp. Hij kan niet onvoorwaardelijk iets als waarheid aannemen wat duidelijk het werk is van mijn tegenstander.

Want of nu ook steeds weer de waarheid naar de aarde straalt, Ik kan en zal het niet verhinderen dat ook hij zich wil uiten, als hem daartoe gelegenheid geboden wordt. Want het is zijn goed recht, ook om uw zielen te strijden. Daarom hoeft ieder voor zich Mij maar te vragen om verlichting van geest, dan zal hij ook inzien wanneer de vijandige geest tussenbeide is gekomen, want Ik laat hem waarlijk niet op dwaalwegen dolen. U hoeft allen alleen maar in alle ernst de waarheid te begeren om die dan ook zeker te ontvangen. En u zou dankbaar moeten zijn als Ik u opmerkzaam maak op een dwaling die u een vertekend beeld geeft van Mij en mijn hoogst volkomen Wezen. Het gaat u toch om de waarheid of wilt u in dwaling voortgaan? De tegenstander legt heel sterke boeien om u, maar uzelf kunt ze losmaken, doordat u met Mij de innige band tot stand brengt en Mij vraagt om verlichting van geest. En als u dit verzoek uit het diepst van uw hart naar Mij opzendt, dan zult u ook heel makkelijk en duidelijk mijn Wezen zien en iedere vervorming van het beeld van Mij afwijzen.

Maar u mijn dienaren op aarde moet u er niet aan storen, wanneer u ook aan aanhang verliest, want u spreekt alleen in mijn opdracht, u geeft zuiverste waarheid door, die u van Mij zelf ontvangt en die Ik ook beschermen kan tegen dwaling omdat u Mij daarom vraagt. Ik weet dat het voor u die achter deze dwaalleer staat een moeilijke geloofsproef is die u zult moeten doorstaan. Maar Ik moest u eerst van de geloofwaardigheid van mijn openbaringen een bewijs leveren, voor Ik dit probleem ter sprake bracht. Maar u kunt ook deze openbaring aannemen als zuivere waarheid. En wanneer u er slechts in alle nuchterheid over nadenkt dan moet u deze oplossing waarschijnlijker voorkomen en ze is het ook zodra u in Mij het volmaakte Wezen wenst te zien, dat niet meer overtroffen kan worden.

De tegenstander zal nog veel dwaling rondstrooien om er de mensen mee te vangen en steeds minder vaak zal hij herkend worden, omdat het aantal van hen zeer gering is die alleen nog naar de zuivere waarheid streven. Daarom is het ook moeilijk de waarheid ingang te doen vinden. En alleen diegenen zullen ook bereid zijn deze aan te nemen, die zich in innig gebed met Mij zelf verbinden en wier geest Ik daarom kan verlichten. Dezen echter zullen de waarheid verdedigen en wel gelden als tegenstander van hem die eens mijn woord ontving. Maar ook dat zult u op u moeten nemen als u Mij in trouw wilt dienen, want Ik alleen kan u in de waarheid binnen leiden zoals Ik het beloofd heb. Ik alleen kan valse leerstellingen rechtzetten, die steeds weer door mijn tegenstander in omloop worden gebracht om de mensen in de war te brengen.

Amen

BD.8908
9 januari 1965

Opdracht

U hebt nog een grote opdracht te vervullen voordat mijn ingreep plaatsvindt waardoor u dan in heel andere omstandigheden terecht komt die uw werkzaam zijn voor mijn rijk moeilijker maken. Maar tevoren moeten nog de zielen worden bereikt die zich tegenover mijn woord niet afwijzend opstellen. Ze moeten te weten komen wat de mensen te wachten staat en al twijfelen ze ook, het grote gebeuren zal hen zeer snel overtuigen dat u de waarheid hebt gesproken. Maak het daarom allen bekend. Wijs de mensen op deze ingreep die steeds dichterbij komt en die hen allen zal treffen, ofschoon het land dat getroffen wordt nog voor u verborgen blijft.

Ik druk u op het hart, door te wijzen op het geweldige natuurgebeuren alle mensen aan te spreken die u mijn woord doet toekomen. Het zal nodig zijn dat ze zich eens daarmee bezig houden, dat ze ook zichzelf voelen aangesproken en al naar hun instelling troost en kracht kunnen putten in de tijd van nood die komt. Overal waar mijn woord wordt gebracht, moet daarvan kennis worden gegeven. Overal moeten de mensen vernemen wat hun te wachten staat, al valt het hun ook moeilijk te geloven. Maar dan zullen ze ook geloven aan het spoedig hierna volgende einde, wanneer eerstgenoemde gebeurtenis werkelijkheid wordt die van boven komt uit de kosmos, die dus niet door menselijke wil is veroorzaakt.

Want door dit gebeuren wil Ik nog eenmaal de mensen aanspreken. Ik wil hen wekken uit hun doodsslaap en hun blik richten op Mij, op Degene die ze door innig gebed kunnen bereiken. Ik wil met luide stem spreken, omdat ze op mijn zachte aanspreken geen acht slaan. Maar Ik wil me ook ontfermen over diegenen die dan nog de weg naar Mij vinden. En al zijn ze direct het slachtoffer van die catastrofe, hun zielen zijn toch gered wanneer ze tevoren nog tot Mij roepen en Mij erkennen als de Macht aan welke ze zijn onderworpen en voor welke ze moeten buigen.

Ik roep u allen op van deze woorden van Mij melding te maken en geen angst te hebben dat u de mensen zou kunnen verontrusten, want het heeft geen enkele zin wanneer ze met hun ogen dicht het ongeluk tegemoet gaan dat hen dan zal verrassen en waarvoor zij voor zichzelf geen verklaring kunnen geven. Maar wanneer u hun tevoren zegt wat Ik daarmee wil bereiken, wanneer u het hun aankondigt als zeker, dan zullen toch vele van hen zich erdoor aangeraakt voelen. En zelfs wanneer ze er niet in geloven, zullen ze het niet uit hun gedachten verliezen. En dan weten ze al dat het een gebeuren is dat door mijn wil over de mensen wordt gezonden en ze zullen weten dat mijn woord waarheid is en ook in het einde geloven.

Alle pogingen moeten worden gedaan om de mensen tot geloof te brengen. En ook dit geweldige natuurgebeuren kan nog mensen tot geloof wekken die anders niet meer zijn aan te spreken en die Ik toch nog zou willen winnen, zelfs wanneer er een groot onheil aan verbonden is. Maar het gevaar van een hernieuwde kluistering ligt voor u en wanneer Ik hieraan nog zielen ontruk, zullen ze Mij er eeuwig dankbaar voor zijn. Want het lot van een hernieuwde kluistering is veel verschrikkelijker, het duurt eeuwigheden, terwijl het natuurgebeuren in één nacht voorbij is. Weliswaar zal dan een onmetelijke ellende beginnen, die u echter, ieder voor zich, tot een draaglijke toestand zult kunnen veranderen wanneer u maar het geloof in Mij zult opbrengen. Want Ik ben Heer over leven en dood. Ik kan ook u geven wat u nodig hebt, zoals Ik echter ook kan ontnemen wat u niet vrijwillig bereid bent op te geven.

Verzuim daarom niet de medemensen in kennis te stellen van wat er gaat gebeuren, want niemand moet kunnen zeggen daar niets van te hebben geweten. Alleen geloven de mensen niet dat ze zich al zo dicht bij het einde bevinden, daar ze anders ook uit de schrift zouden kunnen concluderen dat er een rampzalig gebeuren over de mensen losbreekt. Maar ze geloven dat de tijd nog niet is gekomen waarin vervuld zal worden wat geschreven staat. Doch eens wordt de toekomst tegenwoordige tijd, eenmaal worden de aankondigingen bewaarheid en deze tijd staat vlak voor de deur.

Amen

BD.8909
10 januari 1965

Lorber

U hoeft niet te twijfelen aan de geestelijke leringen, die u van Mij ontvangt, want Ik laat het niet bij eenvoudige beweringen, maar Ik motiveer alles, en dat moet u de overtuiging geven, dat u in de waarheid onderwezen wordt. Maar Ik weet, dat u op weerstand stuit, en dit zal Mij aanleiding geven, u een bewijs te schenken, zoals Ik dit al eenmaal gedaan heb (Gottfried Mayerhofer) doordat Ik u op een andere verklaring gewezen heb, die hetzelfde probleem aanroert. En door deze schrijfknecht van Mij zult u een licht ontvangen – (Schopfungsgeheimnisse blz. 91). Omdat u zich in de laatste tijd bevindt, daarom geef Ik u de volle waarheid, die u zonder bezwaar zou kunnen verbreiden met de wenk, dat niets onveranderd blijft, zodra het onder de mensheid komt, die zelf nog niet voltooid is.

En u kunt geloven, dat ook dit werk (Jakob Lorber) een verandering heeft ondergaan en daarom niet meer zuiver bewaard is gebleven.

Bovendien was mijn knecht Jakob Lorber ook maar een mens, die zich vergissen kon en ook gedwaald heeft, toen zijn verstand alleen een probleem probeerde op te lossen, omdat toen mijn tegenstander zijn verstand kon beïnvloeden.

Wel stond hij onder mijn bescherming, en hij heeft waarlijk de wereld een weten nagelaten, zodat hij wel de grootste ziener en profeet genoemd kan worden.

Maar zijn vrije wil moest Ik hem laten, die alleen aanleiding was, dat de tegenstander tussenbeide kon komen, anders zou er niet zo’n duidelijke tegenspraak hebben kunnen ontstaan, zoals zich bij de beschrijving van mijn Wezen – dat alle tegenstellingen in Mij aanwezig zouden zijn – voordeed. Maar Ik zal, geen enkele ontvanger van mijn woord mijn bescherming onthouden, die waarlijk worstelt om het juiste inzicht, die steeds alleen de zuivere waarheid te weten wil komen en verbreiden. En dat moet voor u voldoende zijn en u sterken in de strijd tegen de dwaling, want Ik zal met u gaan en u ook de bewijzen van uw juiste denken nog laten vinden.

Amen

BD.8910
12 januari 1965

Goed en kwaad – De wet van eeuwigheid

Ook daarover wil Ik u een verklaring geven, want zelfs de geringste twijfel verhindert u de volgende opvatting, dat van Mij uit het kwade in het wezen gelegd werd, recht te zetten. Ik heb nimmer het kwade geschapen, maar Ik wist sinds eeuwigheid dat het kwade in de wereld van de afgevallen geesten ingang zou vinden.

Ik wist van eeuwigheid dat Ik ook als de herkomst van het kwade zou worden beschouwd, omdat Ik van eeuwigheid af weet met welke leugens mijn tegenstander tegen Mij strijden zou om de terugkeer naar Mij tegen te gaan. Maar Ik stuur de mensen steeds weer een licht dat hun opheldering over mijn wezen moet geven. En er zullen ook steeds weer lichtdragers van boven naar de aarde komen om juist deze opvatting recht te zetten.

Mijn wezen is van eeuwigheid goed en is niet in staat ooit een slechte gedachte op mijn voortgebrachte schepselen over te brengen. Dit moet u eerst gezegd worden, opdat u zelf niet aanneemt met alle slechte eigenschappen en begeerten door Mij geschapen te zijn. Want eeuwige tijden was u zo innig met Mij verbonden en u kende in deze staat niets wat tegen het goddelijke inging. U was van gelijke wil als Ik, zodat u onbelemmerd de kracht van mijn liefde ontvangen kon en daardoor onbegrensd gelukzalig was.

Toen nu echter mijn eerst-geschapen geest Lucifer of lichtdrager, van Mij afviel en dus u allen de wilsproef moest afleggen welke heer u de voorkeur geeft, toen u zich in vrije wil echt zou moeten uitspreken, moest u ook zelf kunnen kiezen tussen goed en kwaad. U moest weten dat het kwade van mijn tegenstander uitging, terwijl van Mij alleen maar goede gedachten naar u konden toestromen. Dus Ik gaf u licht: het vermogen om goed en kwaad te onderscheiden. En in dit heldere licht zou u hebben kunnen inzien waar het kwade van was uitgegaan. Ik duldde wel het kwade omdat het nodig was voor de beslissing van uw wil, maar noem het kwade nooit goed. En zo ook moest het wezen een begeerte kunnen bevredigen als het daarnaar verlangde, zelfs al was deze begeerte slecht. Evenzo moest ook het verlangen om goed te zijn in het wezen aanwezig zijn – en dit moet dus zo begrepen worden dat elk verlangen zich ontplooien kan, daar anders een beslissing niet mogelijk is.

Dat de gevallen wezens alleen een slecht verlangen bevredigen wilden komt echter niet daaruit voort dat dit verlangen vanaf het begin uit hen zelf kwam, veeleer heeft mijn tegenwoordige tegenstander pas dit verlangen op zijn aanhang overgedragen. Zodoende moest elk gevoelen voor het wezen mogelijk zijn, het moest begeerten in zich kunnen opwekken. Toch hoeven deze begeerten niet van Mij afkomstig te zijn, wat altijd dan het geval is als deze begeerten slecht zijn, zoals echter ook ieder niet-gevallen wezen een verlangen heeft, dat zich alleen op het goede richt.

Stel bijgevolg het woord “verlangen” in de plaats van “begeerte” – dat eigenlijk hetzelfde betekent – en het zal u begrijpelijk zijn dat elk gevoelen in het wezen van Mij is uitgegaan, maar dat ieder wezen zelf de richting ervan bepaalt. Daarom moet u met alle twijfels, met alle vragen naar Mij komen en Ik zal u niet in zielenood achterlaten. Ik zal u opheldering geven die u van boven wordt aangeboden, zodat u ook zelf van de waarheid overtuigd bent. Want het gaat erom nog veel dwalingen recht te zetten, ook als u gelooft de waarheid te bezitten. Niets blijft onveranderd wat naar nog onvolmaakte mensen komt, al is het nog zo puur van boven uitgegaan.

Daarom openbaar Ik Mij steeds weer opnieuw, om weer de zuivere waarheid naar de aarde te sturen. Daarom kunt u het ook zonder bedenken aannemen, wanneer u alles ernstig onderzoekt. Want de zuivere waarheid van Mij moet de uitwerking hebben dat ze herkend wordt door hen die met een ernstig verlangen naar de waarheid haar aanvaarden.

Amen

BD.8913
16 januari 1965

Over de oorsprong van het kwade

Als u zo innig om de waarheid vraagt, zult u toch niet geloven dat Ik u verkeerd onderricht. Gedenk mijn woorden: “Als gij, die slecht zijt goede gaven aan uw kinderen geeft, hoeveel meer zal Ik dan, uw Vader in de hemel, aan hen mijn geest geven die Mij erom vragen!” Het zijn dus niet uw eigen gedachten die u neerschrijft, maar mijn geest geeft ze u in, en altijd zo, dat u de betekenis begrijpen kunt, dat u niet hoeft te vrezen misleid te worden. Wat van boven tot u komt, moet duidelijk en voor iedereen begrijpelijk zijn, in zich geen tegenstrijdigheden bevatten en geheel onverholen u mijn Wezen beschrijven, zodat u niet de geringste twijfel in u voelt opkomen.

U, die als mens op de aarde vertoeft, u bent dat eens van Mij afgevallen geestelijke. Door uw afval van Mij raakte uw denken verward. U nam van mijn tegenstander alle slechte eigenschappen aan, die niet van Mij zelf zijn uitgegaan maar van mijn tegenstander. Uw wezen bleef niet goddelijk, dus kwam het tegenover Mij te staan. Deze niet-goddelijke eigenschappen moesten uit u verwijderd worden, waarvoor de eindeloos lange gang door de scheppingen diende.

U had al een zekere rijpheid bereikt toen u zich op de aarde mocht belichamen. Maar nu, in bewuste staat, beseft u met een goede wil de grote afstand tot Mij, en dus moet u al uw slechte eigenschappen zelf overwinnen, die Ik zelf echter niet in u gelegd heb maar die als gevolg van uw afval van Mij, door de inwerking van mijn tegenstander, nog in u waren. U zelf had de gevolgen ervan te dragen omdat u zelf vrijwillig het kwaad van mijn tegenstander had aangenomen.

Deze waarheid blijft onherroepelijk bestaan. Ik zelf heb u wel zo geschapen dat u kon ervaren wat goed en wat slecht was. Ik zelf had u zo geschapen dat u zowel naar het goede als ook naar het kwade verlangen kon. Ik heb u er echter niet toe gebracht dat u het kwade in u moest opnemen. Maar uw verlangen was erop gericht en de gevolgen ervan zijn, dat u al die slechte neigingen in het aardse leven nog in u hebt die mijn tegenstander eens op u overdroeg, en dat u hier tegen moet strijden en ze ten laatste zou moeten overwinnen. U kunt niet aannemen dat het kwade van Mij is uitgegaan, daar u anders het gehele scheppingsplan als een knoeiwerk zou moeten bezien, dat echter een werk van hoogste volmaaktheid geweest is.

Nooit kan iets in Mij zijn oorsprong hebben wat Ik als “zonde tegen Mij” bestempel. Als u dus gezondigd hebt, dan moet u ook in strijd met mijn wet van eeuwige orde gehandeld hebben en u moet uw zondeschuld, zo ver u dit mogelijk is, zelf aflossen in het aardse leven. Maar u kunt nooit zeggen dat Ik zelf u zo geschapen heb zoals u nu als mens bent, als u daarmee de fouten en gebreken bedoelt waarmee u te kampen hebt.

Deze tegenspraak is zo opvallend dat u die als zodanig had moeten inzien en afwijzen. Ik schiep wel de mens, maar het eigenlijke is de ziel, die al veel van het niet-geestelijke kon afstoten tijdens de eindeloze gang tevoren. Ze is de oergeest die eens gevallen is en de gevolgen van zijn afval nog te dragen heeft – tot hij verlost is van zijn oerschuld. maar toch nog met de begeerten die mijn tegenstander in hem gelegd heeft moet afrekenen, om zich geheel te kunnen verenigen met Mij, zijn Vader van eeuwigheid, uit wie hij hoogst volmaakt is voortgekomen.

Mijn woord van boven wordt u waarlijk zo gegeven dat het voor u begrijpelijk is, en er wordt van u niets anders verlangd dan dat u het als waarheid aanneemt. Doch Ik heb wijselijk voor de schrijver de kennis van de geschriften verborgen gehouden, om diens blik niet te vertroebelen en alleen dat neer te schrijven wat Ik voor heel belangrijk houd, lettend op het einde, omdat juist deze vragen aanleiding zullen geven tot heftige debatten. Doch een ding kan niet miskend worden, dat de mensen liever ertoe overgaan om in een God te geloven die hoogst volmaakt is, en dat ieder goed mens voelt dat het hem tegen de borst stuit zich in God ook de drager van het kwade voor te stellen. En het gaat erom dat Ik niet de wereldwijzen winnen wil maar hen, die van goede wil zijn.

Hoe echter zijn de vele bijbelplaatsen te verklaren, waaruit de lezer afleidt Mij zelf met het kwade te kunnen confronteren? Bij deze duivelse gelegenheid kan hij het beste binnensluipen en al te graag gaat hier de menselijke wil op zijn wil in. Niemand verkeert in de positie hem de waarheid te zeggen zoals mijn Johannes dit gedaan heeft, toen satan hem diezelfde vraag stelde (Jakob Lorber/Bisschop Martinus 197,198). Zo is mijn Johannes ook nu aan het werk u, mensen een helder licht te ontsteken dat niemand kan uitdoven. En hij zal u ook nu de tegenstrijdigheid ophelderen die echter geen tegenstrijdigheid is.

Vanuit God zijn al Zijn wezens voortgekomen, dus ook hij, de grootste en machtigste geest, (Lucifer) die Hij zelf zich schiep om in hem een afspiegeling van zich zelf te hebben, in wie Hij onophoudelijk de kracht van Zijn liefde kon stralen, en van wie Hij ook deze liefdekracht terug ontving. Hij schiep zich dus een evenbeeld dat Hij precies zo uitrustte met alle vermogens, zodat tussen Hem en het scheppingswerk geen onderscheid was dan dat, dat Hijzelf de Bron van kracht, zijn schepsel echter de ontvanger van die kracht was. Zodoende was de eerst geschapen geest, Lucifer ofwel lichtdrager, ook “uitgestraalde kracht” die als het eerste zichtbare wezen door God buiten God zelf werd geplaatst – en dat dan voor alle erna volgende wezens ook zichtbaar bleef tot zijn afval.

Maar dit wezen was toen nog geen tegenpool van God, want het had noch aan God tegenstrijdige eigenschappen, noch een, aan God tegenstrijdig gevoelen. Integendeel: het was in vurige liefde tot Hem ontvlamd en zijn wil was net zo gericht als Gods wil. Ook hier is weer de duivelse list onmiskenbaar: dat hij het tijdstip van de afval van God verplaatst naar de scheppingsdaad, om juist God als de verantwoordelijke en hij zichzelf als “zo geschapen” voor te stellen. Want denk hier serieus over na: Hoe kan een “gerechtvaardigde tegenstelling” van God, die dus anders is dan God zelf, “niet ongoddelijk” zijn? (Leopold Engel, Ev.ll, hfdst.15, alinea 6) Hij is pas tot Zijn tegengestelde geworden na ondenkbaar lange tijd, nadat hij, door het leger van eerst geschapen oergeesten aangespoord, zijn wil en denkvermogen begon te veranderen. Maar dit eeuwige tijden durende gelukzalig zijn is aan zijn val voorafgegaan en zijn deze ongoddelijke eigenschappen uit hem voortgekomen, maar niet, dat God ze in het geschapen wezen zou hebben gelegd, dat juist alleen maar als Gods evenbeeld geschapen kon zijn. Ook deze vingerwijzing was nodig om volledige duidelijkheid daarover te verschaffen; dat niet God de veroorzaker van de zonde is geweest en Zijn (scheppings) werken zonder enige twijfel vanuit Zijn liefde waren voortgebracht en daarom niet anders dan volkomen, dat wil zeggen: goed in de hoogste volmaaktheid, moesten zijn.

U moet de openbaringen van boven begrijpen kunnen, daar u anders wel een vreemde invloed zult moeten aannemen wanneer u iets onbegrijpelijks wordt aangeboden. Want daarom stuurt God Zijn woord naar de aarde om u een licht te geven, en alleen indien u werkelijk licht ontvangt, zult u ook God zelf als de Gever kunnen herkennen. Maar dan weet u ook dat u heel zeker in de waarheid wandelt, omdat Hij diegenen niet in de duisternis van geest laat, die zich aan Hem toevertrouwen en Hem vragen de waarheid te sturen.

Amen

BD.8915
22 januari 1965

De arbeiders in de wijngaard hebben de plicht tegen de dwaling op te treden

Uw taak is het op te komen voor de waarheid die u van Mij ontvangt. Als Ik u in kennis stel van zaken die onjuist anders worden voorgesteld, dan hebt u de plicht u voor de u overgebrachte geestelijke leringen in te zetten en het niet stilzwijgend te dulden als u met dwaling wordt geconfronteerd. Want daarom straal Ik het licht van de waarheid naar de aarde om juist de leugen en de dwaling te weerleggen, omdat de dwaling voor de mensen een gevaar is, als er niet het licht van de waarheid op valt en zodoende de dwaling gepaard gaat met de waarheid.

Begrijp het toch dat het niet hetzelfde is of u de waarheid geschonken wordt of niet. Begrijp het dat u door te dwalen de weg naar Mij niet vindt en dat u zich er van moet ontdoen, is het niet op aarde, dan is het wel in het rijk hierna. En voordat u niet in de gehele waarheid vaststaat, kan er voor u geen gelukzaligheid zijn. Daarom heb Ik ook strijders nodig die steeds de waarheid naar voren brengen, die niet terugschrikken hun weten aan de medemensen mee te delen, zodat iedereen kan kiezen tussen dwaling en waarheid.

U weet niet hoeveel dwaling er in de wereld is, Ik weet dat echter wel en kan dit daarom niet stilzwijgend dulden. Daar Ik echter geen mens dwing de waarheid aan te nemen, kan Ik alleen maar dit ene doen, strijders voor Mij zelf op te leiden, die in mijn plaats spreken en ook de dwaling aanpakken als hij duidelijk zichtbaar wordt. Want meestal verschuilt ie zich achter een masker dat mijn tegenstander verbergt.

En dat is het grootste kwaad, dat hij met dezelfde middelen werkt om Mij en mijn licht uit de doven. Daarom kan er niet streng genoeg tegen worden opgekomen, en wie weet dat hij in het bezit is van de zuivere waarheid, die zal daar steeds voor uitkomen, omdat hij een genadegeschenk ontvangt van grote betekenis, dat hem de strijd erg verlicht, want hij kan alles met redenen omkleden en hij hoeft niet te vrezen dat mijn tegenstander hem de baas is, want die zal voor het licht altijd de wapens neerleggen. En licht geef Ik u in overvloed, zodat het voor u heel gemakkelijk is in te zien wat de herkomst van die geestelijke leringen is, die aan dit licht van boven tegengesteld gericht zijn. En zodoende zult u het niet stilzwijgend mogen gedogen, want wat tegen de waarheid is gericht, is leugen en tegen de leugen trek Ik ten strijde.

De mensen weten niet in welke warboel van onjuiste leerstellingen ze zich bevinden. En wie er zich niet van kan vrijmaken op grond van de hem toegekomen zuivere waarheid, die zal daarmee belast het rijk hierna ingaan als hem de graad van zijn liefde niet een bliksemsnel inzicht verzekert, maar dan zal hij ook al in zijn aardse leven de dwaling kunnen inzien en hij zal alles afwijzen wat niet met de waarheid overeenkomt. Want de liefde verlicht hem en hij zal onwillekeurig een weerstand voelen tegen valse leringen.

Hoe meer het naar het einde loopt des te meer zullen er zogenaamde “ontvangers van het woord” op de voorgrond treden en dezen zullen hun valse boodschappen willen verbreiden en dan gaat het erom, onderscheid te maken tussen de geesten. Want waarlijk satanische boden zullen daar onder zijn, die in opdracht van hem actief zijn, die de wereld te gronde wil richten, die de mensen de terugweg naar Mij helemaal onmogelijk probeert te maken.

U echter die Mij wilt dienen, u zult hem herkennen en weten wat u van die boodschappen denken moet. En nooit mag u uit tolerantie een van al deze boodschappen accepteren, want wie de leugen niet bestrijdt, die laat zich door haar gevangen nemen en dan raakt zijn denken in verwarring en hij zal de zuivere waarheid niet meer kunnen onderkennen. En dat is zijn opzet: ook de geest van hen in verwarring te brengen die zich van hem willen scheiden, om hen weer in zijn macht te krijgen. Want geen middel is hem te minderwaardig en geen list te gemeen, als hij maar zijn doel bereikt.

Amen

BD.8917
24 januari 1965

God probeert door Zijn aanspreken de liefde van de mensen te winnen

Welk een rijkdom kunt u, die voortdurend mijn genadegaven ontvangt en daardoor steeds een bewijs van mijn aanwezigheid bezit uw eigendom noemen, dat u nooit meer afgenomen kan worden. U werd een buitengewone kennis bijgebracht die niemand u weerleggen kan, want zo’n kennis kan u alleen De Ene geven, wiens weten overal bovenuit gaat, die het echter aan een ieder wil overdragen die daar een ernstig verlangen naar heeft en Mij serieus daarom vraagt.

En dat Ik veel meer weet dan het u mogelijk is op te nemen, moet u alleen maar aansporen tot steeds grotere zielenrijpheid. U zult onmetelijk zalig zijn hoe verder u in mijn eeuwig heilsplan doordringt, hoe meer u over mijn besturen en werken opheldering gegeven wordt. Want dan zullen alle goederen van deze wereld niet in staat zijn u te bekoren, zodra u achter de geheimen van de schepping bent gekomen en al het gebeuren begrijpen kunt.

Want dan bent u weer in een toestand van inzicht en u staat dan in het licht en benadert weer de oerstaat, toen u bovenmate zalig was. En dan is ook gauw uw bestaan als mens voltooid en u kunt ook uw lichamelijk omhulsel afleggen en in mijn rijk terugkeren, dat uw ware thuisland is.

Streef daarom naar grotere zielenrijpheid en wordt dit streven niet moe, geloof dat u nooit gedachte heerlijkheden wachten in mijn rijk dat niet van deze wereld is. Uw streven moet zijn u steeds dichter bij Mij aan te sluiten, Mij niet meer uit uw gedachten te laten. Ik wil bij u zijn en weer mijn liefdelicht in u laten stralen, wat dan ook tot gevolg heeft dat het in u zelf licht wordt en u mijn stem zo helder en duidelijk vernemen kunt, dat u er niet meer aan twijfelt dat Ik zelf u toespreek en onderwijs.

En dat mijn liefde eeuwig u geldt moet u hier aan zien dat Ik uw liefde winnen wil. Ik ben u tot in de diepte gevolgd en help u hier weer uit omhoog te stijgen, tot u zich als mens belichamen kunt. En ook dan houdt mijn liefde niet op, zij schenkt u genade op genade en is tot elke hulp bereid. Ze probeert uw liefde te verwerven door u aan te spreken en u kracht te verlenen, die u u alleen maar op de juiste manier behoeft aan te wenden om hogerop te klimmen naar den hoge om uiteindelijk mijn rijk binnen te kunnen gaan. Want mijn liefde wil u als mijn kinderen ontvangen, zij wil u de hoogste zaligheden bereiden waarvan u zich geen voorstelling maken kunt.

En dat is wat Ik door mijn spreken tot u bereiken wil; dat u van mijn tegenwoordigheid overtuigd bent en dan Mij ook mijn liefde beantwoordt. Dat u uw hart opent om mijn liefde in u te laten stralen, waarna het één worden met Mij in liefde kan plaatsvinden wat uw gelukzaligheid uitmaakt. U zult Mij dan eeuwig prijzen en lof en dank zingen, want u bent dan weer volmaakt zoals u dat was in het eerste begin, net zoals uw Vader in de hemel.

Amen

BD.8919
28 januari 1965

Wat is de wereld?

De wereld met al haar scheppingen kunt u zo bezien als het rijk dat aan mijn tegenstander behoort, want het bevat al het gevallene, alleen – dat hem het geestelijke ontrukt is in de tijd, daar dit de ene vorm na de andere betrekt. En toch is de wereld door mijn liefde, wijsheid en macht geschapen en mijn tegenstander heeft daar geen deel aan gehad. Iedere macht over zijn wereld is hem ontnomen ofschoon ze hem toebehoort. En ze is in alle schoonheid ontstaan, ze draagt de wonderlijkste scheppingen van allerlei soort in zich; mijn liefde, wijsheid en macht is overal te herkennen. En ofschoon Ik het geestelijke dat aan Mij weerspannig is, in deze scheppingen gekluisterd heb, was de schepping voor Mij toch een daad die gelukkig maakte, die ’n werkzaam worden van de eens door Mij uitgestraalde kracht weer mogelijk maakte, want de als wezens buiten Mij geplaatste kracht had haar werkzaamheid geweigerd en was, door de kracht van de liefde af te wijzen. er ook niet toe instaat. En deze kracht gaf Ik nu weer een bestemming. Ik liet een wereld ontstaan met al haar scheppingen, die niet te tellen zijn waaraan echter ook de wezens die Mij trouw bleven, hebben deelgenomen. Want ook zij hadden scheppingsmacht. Zij kenden mijn gedachten, mijn heilsplan en ervoeren het werken met Mij als overgrote gelukzaligheid. En hun liefde ging uit naar hun gevallen broeders, die ze wilden helpen om op te stijgen uit de diepte.

Dat er voor dit proces eindeloze tijden nodig waren als dit met menselijke ogen wordt bekeken, stoorde hen niet want ze waren volmaakt en daarom ontbrak hun ieder besef van tijd. En ook voor het stadium mens bestond er geen besef van tijd. Dit zette pas in toen de mens als wezen met zelfbewustzijn de schepping binnentrad en dit tijds- en ruimtebesef niet meer verliezen zal tot hij weer volmaakt geworden is.

En dit idee van tijd is in alle scheppingen te herkennen, iedere vorm, zowel in de wereld van de gesteenten als in het planten- en dierenrijk, staat steeds een vastgestelde tijdsduur ter beschikking en daardoor is dus de positieve ontwikkeling steeds van bepaalde periodes afhankelijk, die dus ook de voortdurende verandering verklaren die in de natuur altijd weer te zien is en die dan ook de steeds weer voorkomende terugkeer van de jaargetijden bepaalt – van voorjaar, zomer, herfst en winter. Alles is in onovertreffelijke wijsheid in zijn werk gegaan, die altijd en eeuwig onveranderd blijft zolang de schepping bestaat, want alles voltrekt zich volgens goddelijke wet. En wederom gelden voor de verschillende werelden en wezens ook verschillende wetten, maar elke ervan begunstigt de positieve ontwikkeling en elke houdt ook rekening met de reeds bereikte graad van rijpheid. Daarom bezie Ik mijn schepping met welgevallen omdat Ik daarin niet het gevallene zie, maar de middelen om het gevallene te helpen opstijgen en Ik al deze middelen als vol van liefde en wijsheid inzie, die eens de terugkeer van het gevallene naar Mij zullen bewerkstelligen.

En u mensen kunt u in mijn schepping verblijden, want ze biedt u wonderwerken die u zelf niet in staat bent tot stand te brengen. U kunt steeds weer opmerken en verwonderd staan, maar u gaat achteloos voorbij aan wat voor u getuigt van de wijsheld, liefde en macht van uw Schepper. En toch is deze hele wereld alleen ter wille van u allen ontstaan en u bent er de kroon van, u bent het eens gevallene dat zich bevindt op het laatste korte stuk van de terugweg. Alles wat u om u heen ziet, was u behulpzaam om deze graad te bereiken, alleen – dat u al deze vormen al overwonnen hebt. Maar in het laatste stadium als mens heeft ook mijn tegenstander weer macht over u, die Ik hem niet kan afnemen, maar die u hem zelf ontrukken kunt als uw wil op Mij gericht is. En weer staan alle lichtwezens u bij om u te ondersteunen in de strijd tegen hem, want zij allen willen dat u vrij wordt van hem die alleen aanleiding is geweest dat de aardse wereld ontstaan is, omdat hij u naar beneden, de diepte in, trok. U echter moet zelf beslissen bij welke heer u zich wil aansluiten en deze beslissing alleen bepaalt uw lot in de eeuwigheid.

Amen

BD.8923
1 februari 1965

God zet een grote dwaling recht

Ik wil u een zeer belangrijke opheldering doen toekomen, die een licht moet geven aan u, die nog gelooft, dat in Mij ook het kwade is verankerd en dat Ik de wezens dus moet hebben geschapen met alle slechte aandriften en eigenschappen. U, die als mens tegen al deze aandriften hebt te strijden om weer de oertoestand te bereiken, bent zo niet uit Mij voortgekomen, want Ik zou dan een wereld hebben geschapen van geesten, die niet voor mijn evenbeelden konden worden gehouden. Alles is hoogst volmaakt uit Mij voortgekomen en is ook eindeloos lang in deze volmaaktheid gebleven. Wanneer ze dus mijn evenbeelden waren, dan moest Ik zelf volgens uw mening in mijn oerwezen alle slechte eigenschappen in Mij hebben. Bijgevolg moest Ik een tweeslachtige god zijn, die tegelijkertijd zowel goed als kwaad heeft geschapen. Maar dan waren de wezens niet schuldig te noemen, omdat ze volgens hun aanleg zich van Mij hadden verwijderd. Maar dan zou ook het verlossingswerk van Jezus Christus niet nodig zijn geweest, want een “zonde” is een vergrijp tegen Mij, dat het wezen echter niet kon begaan, daar het niet anders geschapen was. Dus Ik zelf zou voor die zogenaamde zonde de aanleiding hebben gegeven.

Wanneer u zich het volmaaktste Wezen zo voorstelt, dat in Hem alle tegenstellingen verankerd zijn, dan spreekt u zichzelf tegen, want wat volmaakt is moet goed zijn; het kan niet met alle niet goede eigenschappen in verband worden gebracht, omdat het dan niet meer volmaakt is. Maar al het gevallen geestelijke is nu met de oerzonde belast, die het eeuwig alleen niet kan goedmaken. Daaruit kunt u opmaken, hoe ontzaglijk groot en zwaarwegend deze zonde tegen Mij is. En voor deze zonde zou Ik zelf de aanleiding zijn geweest? Voor een zonde, die een zodanig werk van erbarmen vereiste, zoals de mens Jezus heeft volbracht, die inzag dat juist ter wille van de gerechtigheid deze zonde eens moest worden goedgemaakt?

Een van de meest zuivere engelen bood zich aan voor dit werk van verzoening, in het besef, dat de zonde van de afval van God het grootste vergrijp tegen Zijn liefde was. En deze zonde zou Ik zelf in de hand hebben gewerkt, doordat Ik de wezens met “alle tegenstellingen” schiep? Om dan voor deze van Mij uit veroorzaakte zonde deze wezens een zo buitengewoon smartelijke gang door de materie te laten gaan, wat dus weer zou resulteren in een oerslecht wezen, maar niet in de grenzenloze liefde van een hoogst volmaakte God en Schepper, die uw aller Vader wil zijn.

Alles, wat op de zondenval gevolgd is, zult u op rekening van mijn tegenstander kunnen zetten, die dus zelf de beweegreden is geweest, die alle slechte aandriften in u heeft geplant en dat ook kon op het ogenblik, waarop u zich tegen de uitstraling van mijn liefde verzette en dus ook geen kracht meer bezat om weerstand aan hem te bieden. Zolang u deze onjuiste leer nog verdedigt, is mijn volmaaktheid voor u nog een zeer onduidelijk begrip. Zolang u nog het ontstaan van het kwade bij Mij zoekt, zolang is het verlossingswerk van Christus voor u nog niet echt begrijpelijk. Want van de oerschuld zult u dan pas kunnen spreken, wanneer u daar volledig verantwoordelijk voor bent en dat zou u niet zijn, wanneer Ik zelf u zo zou hebben geschapen, dat u de aanleg tot zonde al in u had. Daar u echter belast bent met de oerschuld, waarvan u alleen door Jezus Christus verlost zult kunnen worden, maar u Mij niet van onrechtvaardigheid zult kunnen betichten, zo volgt hier heel duidelijk uit, dat uzelf zich schuldig heeft gemaakt aan de zonde tegen Mij; dat mijn tegenstander u tot deze zonde heeft aangezet, die u in vrije wil hebt begaan en er daarom ook volledig verantwoordelijk voor bent; dat u dus aan alle kwellingen en leed uit het verleden zelf schuldig bent en Jezus Christus u erbij helpt van deze schuld vrij te worden.

U, die Mij zult willen dienen door het verbreiden van de waarheid, is de scheppingsdaad uitvoerig duidelijk gemaakt, voor zover u in staat bent het te begrijpen. En uit dit alles blijkt, dat de geestenwereld in het allereerste begin in alle volmaaktheid buiten Mij werd geplaatst en dat Ik eeuwigheden lang met het leger der oergeschapen geesten uitermate gelukkig was. Doch Ik was sinds eeuwigheden ook op de hoogte van de vijandschap van mijn eerste – buiten Mij geplaatste – geest. Ik was op de hoogte van diens tegenstand en van de verwarring, die hij zou aanrichten onder mijn oergeschapen geesten. Ik was op de hoogte van zijn afval van Mij, maar Ik had hem als mijn evenbeeld buiten Mij geplaatst, met dezelfde macht en kracht om te scheppen. En Ik heb hem ook niet gehinderd, toen hij deze macht misbruikte en al zijn verkeerde, verdraaide, eigenschappen overdroeg op diegenen, die hem vrijwillig volgden, want Ik liet alle wezens hun vrijheid van wil. En zo ook was de val in de diepte te verklaren, die alleen in vrije wil plaatsvond en daarom zo zwaarwegend was, omdat de wezens zich nog in het licht van inzicht bevonden en zij desondanks alle slechte eigenschappen van mijn tegenstander hebben aangenomen, die hij in hen heeft gelegd, waarvoor Ik zelf echter niet verantwoordelijk kan worden gesteld.

Amen

BD.8925
3 en 4 februari 1965

God zelf motiveert de openbaringen met het nabij zijnde einde

Er is een weten tot u gekomen over de beweegreden van het scheppen van de geestenwereld. U bent vertrouwd gemaakt met alle gebeurtenissen voor zover u in staat zou zijn ze te begrijpen, die u een duidelijk beeld gaven van de afval van de geesten. Ik heb u opheldering gegeven over mijn en uw oorspronkelijke wezen, dat op zich hetzelfde is. Al het weten is u zo begrijpelijk aangeboden dat u met een goede wil waarlijk mijn oneindige liefde zou kunnen herkennen. Want Ik gaf u een helder licht in welks schijn u nu zult mogen staan zodat u zelf helder en duidelijk uw eigenlijke zijn zult inzien, uw begin en uw doel. En wie zich dit weten eigen maakt zodat hij het met op Mij aansturende wil in ontvangst neemt, die kan er ook zeker van zijn dat hij het laatste doel op aarde bereikt.

Ik wil u in alle duidelijkheid onderwijzen. Het moet voor u gemakkelijk te begrijpen zijn, waarvan miljoenen mensen geen weet hebben omdat ze daar niets over te weten wensen te komen, wat u wordt geopenbaard die naar de waarheid verlangt. En Ik kon het zo uitvoerig naar de aarde leiden omdat Ik daar een vat voor nodig had (gebruikte) dat niet het verstand aan het woord liet komen, dat Mij niet de geringste weerstand bood, dat Ik dus kon toerusten op de begrijpelijkste manier, zodat Ik alle samenhangen kon verklaren en voor u de voornaamste vragen werden beantwoord.

Dit is noodzakelijk in de laatste tijd voor het einde, omdat de mensen nog eenmaal in kennis gesteld moeten worden van alle gebeurtenissen die mijn heersen en werkzaam zijn in het gehele universum betreffen, omdat ze zich van mijn wezen een juiste voorstelling moeten maken en omdat ze zich ook vrij moeten maken van alle dwaling, die steeds weer door verstandelijk denken kon binnensluipen, ook in mijn openbaringen wanneer daardoor mijn Geest gehinderd werd bij het werkzaam zijn. Ik echter weet dat de dwaling gevaarlijk is. Ik weet ook wie daar vrij van wil worden en Ik leid hem daarom weer mijn zuivere woord toe en bedenk hem overeenkomstig zijn verlangen. Daarom echter zal Ik ook het weten daarover overal heen leiden waar het gewillig en dankbaar wordt aangenomen. Ik zal het weten te verhinderen dat een geestelijk goed dat in alle zuiverheid van Mij is uitgegaan, in verkeerde handen komt, want de tijd tot aan het einde is nog maar kort. En welke wegen het geestelijk goed neemt, dat bepaal Ik zelf en Ik zal daarvoor ook steeds de juiste krachten uitkiezen, die het onveranderd laten en welk een heilig ontzag het belet een verandering aan te brengen die niet mijn wil is.

Daarom wordt u, mijn dienaren op aarde, ook mijn voortdurende bescherming aangekondigd, opdat u ongehinderd uw arbeid zult kunnen verrichten, die daarin bestaat, mijn woord in alle zuiverheid te verbreiden, het door te geven aan diegenen die ernaar verlangen. Maar u zult het niet naar willekeur moeten uitdelen, er veeleer steeds acht op slaan dat ze het gewillig aanhoren of niet afwijzen wanneer u het hun zult aanbieden. Want de wereld is niet geïnteresseerd in de zuivere waarheid en het de wereldse mensen aan te bieden zal weinig resultaat hebben, hoewel u ook tegenover hen melding zult moeten maken, maar de wil om af te wijzen zal steeds sterker zijn dan de wil om aan te nemen. Ieder mens moet zelf beslissen, maar de gevolgen van deze beslissing zullen heel verschillend zijn. Ze kan de mensen een leven in alle heerlijkheid schenken in de eeuwigheid, maar ook tot hernieuwde verbanning leiden.

Dat Ik steeds weer de zuivere waarheid naar de aarde leid, is een daad van genade van zwaarwegend belang en hij moet de mijnen een bewijs van mijn tegenwoordigheid geven, opdat ze niet aan de waarheid ervan twijfelen, integendeel, er geheel en al voor opkomen, ook wanneer hun het felste verweer wordt geboden. Ik weet waarlijk waarom Ik Mij voor het einde nog eenmaal moet openbaren. Ik weet dat het inwerken van mijn tegenstander tot aan het einde plaatsvindt en Ik wil de mensen die van Mij willen zijn tegen hem beschermen, wat echter alleen mogelijk is wanneer hun de volle waarheid wordt overgebracht.

Vrees daarom niet wanneer men u ter verantwoording wil roepen. Wat u van boven toekomt zult u met alle recht kunnen verdedigen, want u spreekt dan alleen uit wat Ik u in de mond leg. Maar ook dan nog zult u overwinnen, want men zal niets tegen u in weten te brengen. Want nog zult u het geestelijk goed dat u bezit kunnen doorgeven, zonder daarbij gehinderd te worden. En deze tijd zult u goed moeten benutten, want eens zult u zich voor de macht moeten buigen en niet meer openlijk kunnen optreden wanneer mijn tegenstander, de antichrist, aan het roer staat en hij tegen al het geestelijke in zal gaan. En dan zult u van het zaad veel moeten hebben uitgestrooid, dat nu in de stilte kan ontkiemen en u waarlijk de kracht zal geven om vol te houden tot aan het einde.

Amen

BD.8936
16 februari 1965

In de toestand van de gebonden wil is positieve ontwikkeling verzekerd. Maar als mens?

Overal in mijn schepping, wat het ook moge zijn, is er een voortgang in de ontwikkeling, ook wanneer u mensen dit niet kunt nagaan. Maar mijn woord moet voor u voldoende zijn dat er niets achteruitgaat gaat in een toestand die al overwonnen is. Dit kan alleen in het stadium als mens gebeuren, daar het de mens vrij staat de weg omhoog te gaan of weer in de diepte terug te zinken. En als u dit bedenkt dat u er eeuwigheden voor nodig hebt gehad om toegelaten te worden als mens belichaamd te zijn, wanneer u denkt aan de eindeloos lange gang die u met zekerheid deze belichaming eenmaal moest opleveren, dan zou u zich ook met een besef van verantwoordelijkheid vervuld voelen in deze tijd op aarde, die waarlijk slechts kort is te noemen in verhouding tot de tijd van de voorafgaande belichamingen in scheppingen van de meest uiteenlopende aard.

En toch is juist deze tijd als mens doorslaggevend voor uw verdere lot. Want tevoren ging u in de staat van de gebonden wil over de aarde. U zou niets anders hebben gekund dan mijn wil te vervullen en moest daardoor onherroepelijk opwaarts gaan. Maar nu is uw levenswandel een aangelegenheid van uw vrije wil. Wat u in het voorstadium móest doen – dienstbaar zijn – daarin wordt u nu de vrije keuze gelaten. U bent er niet meer toe gedwongen, integendeel, de liefde in u moet u ertoe aanzetten. Maar de liefde zult u zelf in u moeten ontsteken, dan zal ook het dienstbaar zijn u licht vallen en uw weg over de aarde zal u ook verder opwaarts voeren. Daarom is het ’t belangrijkste in het leven op aarde wanneer u de betekenis van een leven in liefde wordt voorgehouden, wanneer u op de hoogte bent van de uitwerking ervan en van het gevaar van een gebrek aan liefde, die u een terugslag kan bezorgen en verschrikkelijk voor u is.

Tevoren trok Ik zelf u omhoog daar mijn liefde u volgde en voor u steeds weer gelegenheden heeft geschapen, opdat u zich eenmaal als mens zou kunnen belichamen. Maar nu moet Ik mijn wil van u terugtrekken, Ik moet het aan uzelf overlaten om te streven opwaarts te gaan. Ik heb u weliswaar voor uw leven op aarde als mens een groot genadegeschenk gegeven doordat Ik u een vonkje van mijn goddelijke geest, een stukje van Mij zelf toevoegde, dat u echter zelf zult moeten ontsteken en wat uw levenstaak is. En dit liefdevonkje moest Ik u geven, daar u anders weer ten prooi zou vallen aan mijn tegenstander, die nu ook weer het recht bezit om om uw ziel te strijden, wat hem tevoren niet mogelijk is geweest. En zo hebt u enerzijds wel rekening te houden met zijn aanvallen, maar u bezit toch een tegenwicht: mijn goddelijk liefdevonkje waarmee u hem verre van u zult kunnen houden, waartegen hij machteloos is, steeds vooropgesteld dat u zelf dit vonkje in u zult voeden, dat u mijn genadegeschenk volledig benut, want dan bereikt u ook zeker uw doel dat u voor het leven op aarde is gesteld.

Schenkt u echter geen aandacht aan dit liefdevonkje, dan heeft hij u in zijn macht. Hij zal u steeds meer naar beneden trekken en weer over u kunnen heersen, omdat u zelf hem daartoe de macht verleent. Maar dan is voor u de hele voorafgaande gang over de aarde tevergeefs geweest en Ik kan u niet redden van een herhaalde val in de diepte.

Daarom is het bovenal noodzakelijk dat u mensen allen op de hoogte bent van het evangelie der liefde, dat u allen ervaart welke uitwerking een leven in liefde tot gevolg heeft en dan ook zult weten dat u zelf verantwoordelijk bent voor uw leven op aarde. Want Ik kan alles doen. Ik kan u alle mogelijkheden verschaffen. Ik kan uw lot sturen zodat u Mij zult kunnen vinden, maar Ik kan uw vrije wil geen dwang opleggen. U zult zelf de laatste beslissing moeten nemen en alle genaden staan u ter beschikking die u zult kunnen gebruiken. Maar het ligt aan uzelf of en wanneer u die hoogte bereikt, van waaruit voor u dan geen val in de diepte zal bestaan.

Amen

BD.8941
22 februari 1965

1 Korintiers 15 vers 29: Doophandeling voor een dode

Laat me u uitleggen, wat u wenst te weten: Alleen maar mijn geest kan u onderrichten, wanneer u verstandelijk de zin van de woorden niet zult kunnen begrijpen, want uw verstand gaat verkeerde wegen, vooral dan, wanneer het om een woord gaat, dat niet van Mij is uitgegaan. Dan is het nodig mijn geest te bevragen, die u opheldering kan en zal geven. Een dode ten doop houden heeft nooit bestaan, maar wel een doophandeling voor een dode. En hiervan zult u slechts het volgende kunnen aannemen als een zinnebeeld: dat de mens zich ontfermt over zijn medemens, dat hij een “geestelijk dode” wil helpen te leven, dat hij hem het water des levens aanreikt en hem dus “doopt”, doordat hij hem mijn woord aanbiedt in liefde, wat trouwens onder “doop” is te verstaan.

Steeds weer heb Ik van “doden” gesproken en steeds weer waren de doden in de geest daaronder te verstaan. Wanneer Ik u zei: “Laat de doden de doden begraven”, zo was dat toch het meest voor de hand liggend woord, dat u allen moest begrijpen, dat Ik van de doden in de geest heb gesproken. En zo zijn ook deze woorden te begrijpen, die mijn apostel sprak en die overduidelijk waren, dat ieder mens zich moest ontfermen over de geestelijk dode. Maar dat een mens een dode ten doop zal houden is een verdraaiing van het woord, dat ook niet van Mij is uitgegaan en ook niet door mijn apostel zo kon worden overgenomen. De mensen hebben er zuiver wereldlijke begrippen in gebracht, die hun lage geestestoestand verrieden, maar die door iedere door de geest gewekte mens werden ingezien als onjuist en die niet als “mijn woord” mogen worden weergegeven, omdat zo’n woord grote verwarring zal aanrichten.

Wie de doop in de geestelijke betekenis van het woord begrijpt, zal zich ook door die woorden niet van de wijs laten brengen. Hij zal ze inzien als vals en niet uitgegaan van Mij, die u alleen steeds opheldering geeft. En al deze ophelderingen spreken elkaar niet tegen. En wanneer Ik u de betekenis van de doop begrijpelijk heb uiteengezet, dan kan onmogelijk dat woord waar zijn, omdat het mijn woord compleet tegenspreekt. Dus zult u moeten geloven, wat u door openbaringen wordt toegevoerd, omdat Ik u niet aan verkeerd denken wil overlaten, wanneer u de zuivere waarheid begeert.

Amen

BD.8943
25 februari 1965

De mens is geen “toevalsproduct” van een scheppende macht

De mens met al zijn ondeugden, fouten en gebreken is makkelijk geneigd te geloven dat hij zo door God geschapen is – tenminste, als hij nog gelooft uit Hem te zijn voortgekomen. Maar deze schepper zou iedere liefde en wijsheid moeten worden ontzegd bij Zijn beweegreden die Hem er toe bracht wezens te scheppen, en dan zou ieder mens slechts het product zijn van een wezen dat dus zelf onvolmaakt was, dat vanuit een gril de mens schiep, maar aan wie nooit de hoogste volmaaktheid zou kunnen worden toegekend.

Wie dus ooit zo’n gedachte kan koesteren, die is nog helemaal zonder licht. Hij vormt van de Schepper en van hemzelf een totaal vals begrip, want het bestaan als mens is maar een stadium van een oneindig lang ontwikkelingsproces. Het is echter tegelijkertijd ook het voornaamste stadium, want gedurende deze tijd neemt het wezen nu als mens de laatste wilsbeslissing – om dan ook weer zijn oertoestand, waarin het eens geschapen is, te kunnen bereiken.

U allen moet weten, dat uw herkomst uit het hoogst volmaakte Wezen eveneens een staat is geweest van hoogste volmaaktheid, en dat u nu in een toestand bent die u uzelf geschapen hebt, die dus niet het werk van uw Schepper van eeuwigheid is geweest. U allen moet weten dat het maar een tussentijdse situatie is die u zelf veroorzaakte door het verkeerd richten van uw wil. Deze toestand zou u echter weer kunnen veranderen in uw oorspronkelijke staat, als uw wil eveneens daartoe bereid zou zijn.

Daarom moet u strijden tegen al uw ondeugden en fouten. U moet proberen uzelf te veranderen en u een toestand scheppen waarin u alle fouten in deugden omzet, waarin u, vanuit een houding die helemaal tegen God gericht is, een verandering realiseert die u in Zijn nabijheid plaatst en u weer de oorspronkelijke staat nadert waarin u eens uit Hem bent voortgekomen.

U kunt nooit het “er zijn” als mens als een afgesloten leven beschouwen. U zou altijd moeten weten dat er een “eerder” geweest is en dat er ook een “hierna” is. Dat u echter in uw bestaan als mens een beslissing moet nemen of u vrij wilt zijn van iedere vorm, of dat u weer terugvalt in een stadium dat u al sinds lang overwonnen had. Maar geloof niet dat u “toevalsproducten” bent van een scheppende macht, die uit willekeur wezens buiten zich plaatste die min of meer met gebreken en ondeugden van allerlei aard behept zijn. Geloof dat aan deze Scheppingsmacht liefde en wijsheid moet worden toegekend en dat Zij u schiep met de bedoeling om zichzelf, dat wil zeggen: Haar liefde in de geschapen wezens te kunnen laten binnenstralen. Wat evenwel die wezens zelf verhinderd hebben, dat zij dus deze liefde afwezen en daardoor in het tegendeel veranderden, in die wezens die u nu als mens bent – maar altijd met het doel weer uw vroegere hoedanigheid te verwerven.

Beschouw dus uw tijd op aarde alleen maar als een doortocht. Beschouw ze als een in het goddelijk plan voorziene terugvoering tot uw eigenlijke staat, daar u eens hoogst volmaakt uit de Scheppingsmacht bent voortgekomen. En weet dat u in het aardse leven alle moeite moet doen om tegen alle ondeugden te vechten die u beletten weer de vereniging met uw Schepper van eeuwigheid, die uw Vader wil zijn, aan te gaan, dat u echter oneindig zalig zult zijn als deze omkeer u gelukt. Als u de verandering tot liefde mogelijk maakt en u daardoor de liefdestraal van uw Vader weer mag opvangen die u deze zaligheid bereidt. Want dat is alleen uw doel, weer te worden wat u in het allereerste begin was, een in hoogste volmaaktheid staand wezen, zoals u eens uit God bent voortgekomen.

Amen

BD.8944
26 februari 1965

Na het lezen van een boek over indische religies

U hebt een belangrijke taak op u genomen, de zuivere, u van boven toegestuurde waarheid te verbreiden. En deze taak is daarom bijzonder voornaam, omdat daar van allerwegen tegenin wordt gegaan van de kant van mijn tegenstander. En het zal u begrijpelijk zijn, dat hij het overwicht heeft, omdat de mensen door hun wezen aan hem zijn vervallen, omdat ze alles aannemen, wat hen wordt aangeboden, maar niet in staat zijn te onderscheiden, waar de herkomst ervan is te zoeken. En toch zou het gemakkelijk vast te stellen zijn, want wanneer het de waarheid is, moet onvoorwaardelijk van het verlossingswerk van Jezus Christus melding worden gemaakt. Dit werk van erbarmen moet als summum van de zuivere waarheid naar voren worden gebracht. En dan ziet u gemakkelijk in, wat met de waarheid overeen komt. Want Ik heb het duidelijk benadrukt, dat iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus vlees heeft aangenomen om de wereld te verlossen, u ook niet verkeerd zal onderrichten, omdat het nu eenmaal dáárom gaat, dat Jezus Christus de Verlosser is van zonde en dood.

U mensen bent met de zonde van de oerschuld belast en u zult daar alleen maar vrij van kunnen worden, wanneer u ze onder het kruis draagt. En u zult dit moeten geloven. Er kan niet voor honderd procent een bewijs daarvoor worden geleverd, omdat u in vrije wil de weg naar het kruis zult moeten gaan. Slechts dat alleen levert u een leven in gelukzaligheid op, wanneer u het aardse lichaam zult moeten verlaten en binnen gaat in het rijk hierna, in uw ware vaderland, dat u nu ook het lot biedt, dat u op aarde hebt nagestreefd. U mensen zult moeten geloven, dat u die gevallen oergeesten bent, dat de gang over de aarde beperkt is, die alleen een beproeven van de wil van u vraagt, om dan weer de eigenlijke hoedanigheid aan te nemen, om dan weer als gelukzalige geesten in mijn rijk te kunnen scheppen en werken, wanneer u niet faalt in de laatste wilsproef en dan weer de gang door alle scheppingswerken zult moeten gaan.

En dit is de zuivere waarheid, waarvoor u zich zult moeten inzetten, want de dwaling neemt in omvang toe, omdat de mensen in de laatste tijd leven en het mijn tegenstander lukt hen te misleiden en hij zo handig deze kunst verstaat, dat hij vele lichtgelovige aanhangers vindt, die echter slachtoffer worden van mediums van hypnose, van zelfmisleiding door suggestie, die alle weer het doel dienen, afwijzend te staan tegenover de goddelijke Verlosser of Hem als “alleen maar mens” voor te stellen, die wel de hoogste doeleinden nastreefde, maar niet de belichaamde Godheid zelf was. Maar wie het ernstige verlangen heeft, de waarheid te weten te komen en zich door een leven in liefde zo vormt, dat mijn geest zich in hem kan uitgieten, wordt ook het weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk ontsloten. En valt hem dit niet ten deel in het aardse leven, dan is de graad van zijn liefde doorslaggevend, om hem bij het binnengaan in het rijk hierna dit weten bliksemsnel te doen toekomen en ook hij zal de genaden van het verlossingswerk nu ten volle benutten. Hij zal in de Armen van de goddelijke Verlosser snellen en daar ook verlossing vinden van alle schuld. En zo is alleen maar een leven in liefde nodig, om dit weten in ontvangst te nemen, dat echter steeds hetzelfde zal zijn, omdat alleen dát waarheid kan zijn, wat Ik zelf doe toekomen aan de mensen, die zich als een (opname)vat van de geest gereed maken.

Dat er steeds weer lichtwezens zich aanbieden naar de aarde te gaan om de mensen het juiste weten te doen toekomen, is niet te ontkennen. Maar dezen hebben een moeilijke houding van vooropgezette meningen tegenover zich, omdat ze tot andere geloofsrichtingen behoren. En al doen de mensen nog zo hun best zich te vervolmaken, ze kunnen dat alleen bereiken door een leven in liefde. Maar dan zijn ze ook ontsloten voor juiste onderrichtingen, die handelen over de goddelijke Verlosser.

Maar waar zich hele volkeren afsluiten voor de waarheid, waar slechts enkelen bereid zijn deze aan te nemen, daar kan mijn liefde geen dwang uitoefenen. En Ik neem genoegen met een goede levenswandel, die dan ook zijn vruchten zal dragen, maar Ik wijk ook niet van de waarheid af, in zoverre dat Ik andere wetten laat gelden dan tegenover alle mensen, hoewel Ik ook anderzijds toesta, dat mensen met een hoge graad van rijpheid zich buiten hun menselijke vermogens kunnen begeven. Maar dan is ook in hen het besef van Jezus Christus als de goddelijke Verlosser, tot wie allen moeten gaan om hun oerschuld kwijt te raken. Want alleen dit weten levert u een gelukzalig leven op in het geestelijke rijk, dat u echter na uw lichamelijk leven hebt te verwachten, want uw bestaan op aarde is begrensd. Het geestelijke rijk is uw ware vaderland, waar u weer zult vertoeven, wanneer u verlossing heb gevonden door Jezus Christus, in dezelfde toestand zoals het was in het allereerste begin.

Amen

BD.8945
27 februari 1965

Uitleg over het bestaan als mens

Een eindeloos lange tijd die u waarlijk eeuwigheden zult kunnen noemen bent u reeds op de aarde. Weliswaar niet als de ik-bewuste oergeest, maar in nietigste partikeltjes legde u deze lange weg af die u weer in de oertoestand moet verplaatsen, waarin u zich in het allereerste begin bevond. Als u dit bedenkt dat u door alle scheppingen gegaan bent – daar in alles wat u ziet, wat om u heen als scheppingswerk te beschouwen is een krachtvonk uit Mij moet zijn, daar u anders niet zou kunnen bestaan, dan zult u ook al deze scheppingen leren bekijken als eens door Mij uitgestraald geestelijks dat de verbinding met Mij uit eigen wil verbroken heeft, dat echter, omdat het onvergankelijk is, ook eenmaal weer met Mij in verbinding moet treden – omdat dit wet is en blijft dat de uitgestraalde kracht weer tot Mij terugkeert.

Dan pas zult u het stadium als mens werkelijk waarderen doordat u weer deze bewuste verbinding met Mij tot stand moet brengen. Alle scheppingen om u heen zullen u er aan herinneren dit laatste doel na te streven, als u niet opnieuw de weg door de materie af wilt leggen, waaraan u nu met mijn hulp ontsnapt bent. Dat het zo is moet u geloven, want het komt tot u door de geest uit Mij. Doch alleen zo kan u de gehele schepping verklaard worden. En Ik doe dit met het oog op het naderende einde, om u mensen opheldering te geven over dat wat u en de hele schepping, in de diepste grond bent. Want de weinigen die hier voor openstaan zien daarin de enige verklaring. Zij zien daarin mijn oneindige liefde, niet te overtreffen wijsheid en eindeloze macht, en ze twijfelen er ook niet aan dat het zo is.

Maar veel meer mensen dwalen rond in duisternis van geest, en om hun de grote verantwoordelijkheid van het aardse leven duidelijk te maken zal een zware taak zijn en meestal ook tevergeefs blijven. En dezen hebben ook de hernieuwde gang door de schepping van de nieuwe aarde te verwachten, als Ik hen niet tevoren reeds oproep van de aarde. Als de mensen zich maar eens ernstig bezig wilden houden met de vraag wat zij zijn, vanwaar zij komen en wat hun eigenlijke opdracht op aarde is, dan zouden talloze lichtwezens hun deze vragen beantwoorden. Op deze vragen zou de een na de andere heldere gedachte volgen en de duisternis zou verdwijnen.

Zolang u echter niet een beetje licht daarover wordt ontstoken, dat de gang over de aarde het laatste stadium is van een ontwikkelingsproces ná een eindeloos lange weg van voorontwikkeling, zolang zult u ook niet bewust van uw verantwoording door het aardse leven gaan. En het grote gevaar bestaat, als u niet een leven in de liefde leidt, dat uw leven op aarde nutteloos is. Zodra u echter in de liefde leeft kunt u toch uw doel bereiken ook zonder iets te weten van uw verleden. Want alleen de liefde die u laat rijpen op aarde is nodig. Daar echter de liefde bekoeld is in de laatste tijd vóór het einde, probeer Ik uw verstand aan te spreken, doordat Ik u de lange weg over de aarde voorhoud en u eens zuiver verstandelijk de langzame ontwikkeling van alle scheppingen uitleg, zodat u daarover gaat nadenken wat uw God en Schepper daarmee bereiken wilde. Ik probeer u alleen aan te sporen om na te denken, want dan kunnen ook de lichtwezens tussen beide komen en u door gedachten uw vragen beantwoorden.

Is er echter helemaal geen liefde meer onder de mensen en weigeren zij ook serieus na te denken, dan is er geen hoop meer op redding. Dan treedt onherroepelijk de wet in werking, die het opnieuw inpassen in de materie bepaalt. Maar mijn worstelen om de zielen zal niet verminderen tot het einde. En waar de mogelijkheid tot een verandering van wil nog bestaat, daar leid Ik mijn genadestroom heen om steeds nog weer het aantal te vermeerderen van hen die zelf beseffen dat ze uit Mij zijn voortgekomen, die weer tot Mij willen terugkeren, die in het rijk van het licht binnen gaan en hun aardse levensdoel bereikt hebben, die de mijnen zijn en het zullen blijven.

Amen

BD.8946
1 maart 1965

God vraagt van de mens niet meer dan hij aankan

Wanneer u zich voegt naar de wet van mijn eeuwige ordening, wanneer u mijn wil ter harte neemt, wanneer u het gebod van de liefde voor God en de naaste vervult, dan verandert u ook uw wezen. En u zult langzaam uw oerwezen aannemen waar u zich niet anders dan in mijn eeuwige ordening ophield, waar alles door het principe van de liefde was bepaald, waar u niet anders dan volgens mijn wil werkzaam kon zijn. En dat is het doel dat u in het leven op aarde zult moeten bereiken dat ik voortdurend door mijn woord van boven bekend maak als wat u in de hoogste mate gelukkig stemt en waarover Ik u opheldering geef hoe u het zult kunnen bereiken.

En opdat u in staat bent dit doel te bereiken voorzie Ik u van kracht, gelijktijdig met de toevoer van mijn woord van boven. U zult dus niet hoeven te vrezen dat Ik van u verlang iets te doen dat voor u onmogelijk zou zijn, want Ik verlang van mijn schepselen alleen dat wat ieder schepsel tot stand kan brengen, omdat mijn liefde voor u zo groot is dat Ik waarlijk niet teveel van u zal vragen en omdat Ik ook weet dat u zwak bent omdat mijn tegenstander nog macht over u heeft.

Maar onmetelijk is ook mijn genadeschat die u allen ter beschikking staat. Want deze genade verwierf Ik voor u door mijn dood aan het kruis. U hoeft dus alleen van deze genadeschat gebruik te maken om met zekerheid uw doel te bereiken. Weliswaar heeft mijn tegenstander een grote macht over u, maar er is alleen uw wil voor nodig dat deze zich naar Mij toekeert en dan zult u kracht in overvloed ontvangen om u vrij te maken uit zijn macht. Maar deze wil moet vrij uit uzelf naar voren komen. Deze wil kan en zal Ik niet dwingen, maar ook uw tegenstander kan geen dwang op u uitoefenen. Hij houdt u wel in de duisternis, maar Ik breng u een licht in welks schijnsel u de weg zult herkennen die u moet gaan. Het is alleen de weg van het geloof en de liefde.

Dit alleen is de wet van de eeuwige ordening waaraan u zich zult moeten aanpassen, wilt u bij Mij komen en gelukzalig worden. En wanneer u dat licht aanneemt, dan wordt u ook tegelijk met het licht de kracht toegestuurd om naar mijn wil te kunnen leven. En u zult met gemak de omvorming van uw wezen tot stand brengen, omdat u nooit zonder geestelijke hulp bent, alleen uw blik zult moeten richten op het rijk dat u eens zal opnemen. En steeds zult u deze hulp bespeuren. Steeds weer zal de lichtwereld u ondersteunen, want zodra u maar uw geestelijk doel nastreeft, wordt u ook van daaruit van een krachtstroom voorzien die u elke overwinning mogelijk maakt, die niet door mijn tegenstander kan worden verhinderd, omdat uw innerlijk denken dat Mij geldt, hem afweert en hem elke macht ontneemt.

Maar steeds zou u dit doel moeten wensen, want dan wordt u ook vrij van uw aardse vorm en kunt opstijgen naar de sferen van licht en gelukzaligheid, terwijl u anders weer in de materie zult worden verbannen en al het tot nu toe al bereikte nietig is, waarvoor u niet ernstig genoeg gewaarschuwd kunt worden. Want al mijn liefde geldt u. Maar Ik kan u niet tegen uw wil een gelukzalige staat verschaffen. Ik kan u ook niet met geweld aan de klauwen van mijn tegenstander ontrukken. Ik kan u steeds alleen maar helpen, dat u zelf Mij uw wil schenkt. Maar dan is ook uw doel gezekerd, dan past u zich aan de wet van de eeuwige ordening aan en dan kan uw lot alleen een uitermate gelukzalig lot zijn.

Amen

BD.8949
6 maart 1965

Bevestiging van de voorspellingen

Laat u niet van de wijs brengen, ook al wordt de waarheid van mijn Boodschappen van boven in twijfel getrokken. Er zal geen lange tijd meer voorbij gaan, waarop u de bevestiging ervan zult krijgen van wat Ik steeds aankondig. Maar de mensen, die nog te zeer aan de wereld en de goederen ervan zijn gebonden, zijn moeilijk te bewegen dit aan te nemen. Maar het gebeuren zal hen des te sterker treffen, want ze moeten alles prijsgeven en ze zullen blij zijn hun leven nog te mogen behouden. Het is wel een tijd van zware beproevingen voor alle mensen die door het natuurgebeuren worden getroffen, maar alle, die zich in vol geloof tot Mij wenden, valt duidelijk mijn hulp ten deel.

Daarom zult u geen gelegenheid voorbij moeten laten gaan, de medemensen opmerkzaam te maken op die ingreep van mijn kant, die echter ook een rampzalig aards gebeuren afbreekt, waaruit duidelijk blijkt dat deze nood niet door mensen over u werd gebracht, maar dat Ik zelf de ellende bepaal, die ieder afzonderlijk op zich moet nemen, die weliswaar niet minder smartelijk zal zijn, maar als het handelen van een hogere Macht is te beschouwen, die geen mens kan tegengaan met eigen kracht.

En u mensen zult nu moeten beslissen of u een dergelijke Macht zult willen erkennen of verloochenen. En dat alleen zal ook uw verdere lot bepalen. Loochent u deze Macht, dan zal de tegenstander, van wie u volslagen eigendom zult worden, u ondersteunen.

U zult uw medemensen meedogenloos behandelen. U zult u ten koste van hen weer alles verschaffen, wat u nodig hebt om het oude leven verder te leiden. En hij zal u niet meer uit zijn handen laten gaan. Maar wie diep gelovig is, zal niet verlaten zijn. Hem zal Ik zelf de nodige kracht geven om vol te houden, omdat zijn liefde voor de medemensen duidelijk zichtbaar is. En met de maat waarmee hij meet, zal ook hem worden toegemeten, want voor Mij is niets onmogelijk. En wonderbaarlijk zullen dezen mijn hulp ervaren en zich gelaten voegen in hun toestand.

En dat het zo zal gebeuren, is al in de schrift vastgelegd en steeds weer door zieners en profeten verkondigd. Maar er is niemand meer, die er zo vast in kan geloven, dat hij er zich helemaal voor inzet. En zelfs de ontvangers van mijn woord hebben momenten, waarin ze ook lichte twijfel in zich voelen bovenkomen. Maar steeds weer valt mijn opdracht hen ten deel, zich tegenover de medemensen te uiten. En ze vervullen ook trouw de arbeid in mijn wijngaard. Want dat ene is hun zeker, dat de tijd van het einde is gekomen. En daarom houden ze ook mijn ingrijpen voor mogelijk. Vooral dan, wanneer dit ook in de schrift wordt bevestigd, dat er “een aardbeving zal komen, zo groot als de wereld nog niet heeft meegemaakt”.

En zo zullen alle profetieën worden vervuld, omdat mijn woord waarheid is en verwezenlijkt moet worden. Alleen wordt u mensen dag en uur niet aangegeven. En daarom verplaatst u het gebeuren steeds in de verre toekomst, zonder er aan te denken, dat ook de toekomst eens tegenwoordige tijd wordt en dus eens die mensen worden getroffen, die juist in deze tijd leven.

Laat het u allen gezegd zijn, dat de tijd nog maar kort is, die u nog vergund is op aarde. En betwijfel niet mijn woord, dat Ik naar de aarde stuur, omdat u niet onwetend zult moeten blijven van de gebeurtenissen die voor u liggen. Omdat u allen nog tijd zou hebben uzelf te veranderen, als dit uw ernstige wil zou zijn, maar dat u anderszins ook onherroepelijk weer in de handen van de tegenstander zult kunnen vallen en met hem gekluisterd worden, dat u weer de gang door de scheppingen van de aarde zult moeten afleggen. Hiervoor zult u niet genoeg kunnen worden gewaarschuwd, want het is een bitter lot, dat u weer op u zult moeten nemen. Maar het is niet te omzeilen, want alles moet weer worden hersteld en de wetmatige ordening moet weer tot stand worden gebracht, opdat ook het nog in de vorm gekluisterde geestelijke zal worden geholpen, de weg van de terugkeer naar Mij te kunnen gaan, eens in het stadium van het zelfbewustzijn, wat dus ook een totale omvorming van het aardoppervlak vereist.

Amen

BD.8953
13 maart 1965

Gods eeuwigdurende hulp om volmaakt te worden

Ik ken geen ander doel dan u voor eeuwig gelukkig te maken. En al moet u ook op aarde door lijden en droefenis gaan, het dient er alles toe om u weer om te vormen tot dat wat u was in het allereerste begin: volmaakte wezens, die echter nu in vrije wil mijn “kinderen” zijn geworden, met wie Ik kan scheppen en werken in alle gelukzaligheid.

Daar het echter gaat om een staat waar geen einde meer aan komt, is uw aards bestaan maar een zeer kort ogenblik. En daarom is ook al het leed en alle droefenis begrensd. En u zult Mij dankbaar zijn dat Ik al deze middelen gebruikte om u zo te vormen dat u eeuwig gelukzaligheden zult kunnen genieten, want u zult nu zelf de nog onvolmaakte licht kunnen bezorgen. U zult deel kunnen hebben aan de verlossing van ontelbare zielen die de gang over de aarde nog afleggen met hetzelfde doel, ook tot volmaaktheid te komen. En deze zielen moeten allen nog groot leed en droefenis ondervinden. Ze staan nog midden in de strijd tegen de duistere krachten. Ze hebben nog niet voor Mij gekozen en daarom zullen de noden steeds heviger worden, want Ik heb medelijden met de mensheid, omdat ze kort voor het einde staat en Ik pas nog alle middelen toe om hun de beslissing voor Mij gemakkelijk te maken.

Maar Ik zal er maar weinig succes mee behalen. En toch geef Ik alle mensen de toezegging dat ze eens het doel zullen bereiken, dat Ik geen ziel voor eeuwig in de duisternis laat, dat ze eens naar Mij terug zal keren.

Doch de zielen bepalen zelf de tijdsduur tot aan hun terugkeer.

Want ze zijn onderworpen aan de wet van tijd en ruimte en ze zullen zo lang aan deze wet zijn onderworpen, tot ze zich hebben voltooid, tot tijd en ruimte voor hen zijn uitgeschakeld, tot ze kunnen vertoeven waar ze willen en ook voor hen verleden, heden en toekomst geen gescheiden begrippen meer zijn. Dan zullen ze ook het verleden als slechts een ogenblik beschouwen. Ze zullen zich er wel in kunnen verplaatsen, maar geen pijn meer voelen. Elk gebeuren zal voor hen begrijpelijk zijn, omdat ze het als hulpmiddel van mijn liefde herkennen en Mij daarvoor lof en dank toezingen, dat Ik hen hielp volmaakt te worden. Dan is uw aards bestaan waarlijk slechts als een ogenblik, vergeleken met de eeuwigheid.

Doch als mens bent u nog met de begrippen tijd en ruimte uitgerust, wat pas ophoudt met uw voltooiing. Want ook dat is het gevolg van uw val in de diepte, dat u beperkt werd in alle gewaarwordingen, echter steeds alleen zowel tot uw eigen kwelling als ook tot verlichting van uw aards bestaan, omdat u alleen dat kon worden opgelegd wat u in staat bent te dragen. Maar toch hebt u in de tijd op aarde ook de mogelijkheid alle lasten op de schouder te leggen van Diegene Die voor u en uw zondenschuld is gestorven aan het kruis. Wanneer u zich aan Hem overgeeft, dan zal alles u draaglijk voorkomen. En u zult alles geduldig op u nemen en zo ook gemakkelijker tot het doel komen, tot een volkomen vereniging met Mij, Die u dan ook onmetelijke gelukzaligheden kan bereiden. Maar zolang u zelf Mij daarbij hindert, doordat u Mij niet erkent en Mij dus net als eertijds elke erkenning weigert, bent u ook krachteloos, omdat mijn liefde u niet kan bestralen. Dus zult u ook elk leed sterker voelen. U zult in kwelling en droefenis door het aardse leven gaan, of worden ondersteund door Mijn tegenstander die daarvoor uw ziel verlangt. Maar het leed is een teken dat Ik u niet laat vallen, dat Ik om uw ziel worstel omdat u nog niet mijn liefde wilt aannemen die ook het leed van u af zou nemen.

Neem het geduldig op u en weet dat Ik alles doe om uw blikken op Mij te richten. En vat het aards bestaan slechts op als een voorbijgaande beproeving die u zult moeten doorstaan.

Het gaat voorbij, zoals al het aardse vergankelijk is.

Komt u echter gelouterd uit deze beproeving tevoorschijn, dan zult u Mij eeuwig dankbaar zijn dat Ik u heb behoed voor een val in de diepte die weer de eindeloos lange gang door de schepping aarde tot gevolg heeft.

Amen

BD.8954
14 maart 1965

De wonderen van de schepping zouden tot nadenken moeten stemmen

Steeds weer wordt u op de wonderen van de schepping gewezen. En u zou daar niet blind aan voorbij moeten gaan, want alles om u heen is een bewijs van Mij en mijn macht, terwijl u mensen nog niet in staat bent om ook maar het kleinste plantje, het kleinste levende wezen te laten ontstaan, nog afgezien van uzelf als de kroon op de schepping. En u beweegt zich te midden van de hele schepping als iets geheel zelfstandigs en vanzelfsprekends en vraagt niet welke zin en welk doel de schepping wel dient. En alles zou u toch moeten laten denken aan een Schepper die uitermate wijs en machtig is en die door Zijn liefde ertoe wordt gebracht voor u zo’n omgeving te scheppen waarvan u kunt genieten. U zelf als het grootste wonder van mijn schepping, u kunt denken en u gebruikt dit voorrecht alleen maar om te vergaren wat u er gratis bij werd gegeven wanneer u over de zin en het doel van de schepping en over uzelf zou nadenken en nu in overeenstemming met dit doel zou leven.

Want evenals Ik de hele schepping in stand houd, zo zorg Ik ook voor uw lichamelijk leven en elke bezorgdheid daarover zou onnodig zijn. Maar de gedachten van de mensen gaan andere wegen. Wat het dichtst bij hen ligt, daar slaan ze geen acht op en ze denken ook niet na over de Schepper en Bewaarder van alle dingen. Maar elke overpeinzing van dien aard zou hun worden beantwoord vanuit het rijk van het licht, en dit waarlijk zo, dat ze in Mij als hun Schepper nu ook de beweegreden zouden zien, waarom en met welk doel Ik de mensen op de aarde heb geplaatst. En zo’n instelling zou juist zijn en zou de mens spoedig geheel rijp laten worden, zodat hij de zin en het doel van het leven op aarde zou vervullen.

Maar hoe anders is het bij de schepselen die mijn wil in deze wereld heeft geplaatst. Ze gaan achteloos voorbij aan datgene wat Ik hun tot vreugde erbij gegeven heb. En met geen enkele gedachte houden ze zich met Mij bezig en vragen zich af wat de reden is van hun aards bestaan. Maar met grote ijver jagen ze de wereld met haar goederen na en het lichamelijk welbehagen beslaat geheel hun willen en denken. Maar juist de aardse wereld is het rijk van mijn tegenstander, die Ik wel buiten werking stelde doordat Ik de schepping liet ontstaan, hem dus zijn aanhang ontworstelde, maar Ik moest zijn macht over u in het stadium als mens aan hem overlaten, waar hij nu uit alle macht op u tracht in te werken, weer door “zijn wereld”, door de harde materie, waarin het hele onrijpe geestelijke gebonden is.

En juist deze materie streeft u na. En u gaat in uw verlangen hard achteruit, want het is eeuwigheden geleden dat u deze materie had overwonnen en in uw ontwikkeling vooruitging. En daarom loopt u door uw verlangen naar aardse goederen zo’n gevaar, want zodra het uw hele denken in beslag neemt, zult u nauwelijks nog de schepping om u heen aanschouwen en u ook niet afvragen met welk doel Ik ze liet ontstaan. En juist deze vraag zou u tot zegen kunnen strekken. Want dan zou u uw Schepper onderkennen als een God van liefde, wijsheid en macht, tot Wie u zich zou kunnen wenden, en met Wie u een nauwe verbinding tot stand kon brengen. En het doel van uw aards bestaan zou zijn vervuld, want Ik verlang waarlijk niet veel van u. Alleen dat ene wil Ik, dat u Mij zult herkennen en leren liefhebben. En het scheppingswerk is in staat om het u het gemakkelijkst te maken, dat u al deze wonderen beschouwt en aan Mij denkt, en dat uw liefde voor Mij groeit en u met Mij in verbinding zult willen treden om deze band nu niet meer te verbreken.

De schepping is dus een bewijs van mijn bestaan en mijn liefde voor al het geschapene. U zult Mij zelf kunnen herkennen en u zult ook weten dat alleen de liefde ze liet ontstaan. En u zult u afvragen waarom mijn liefde dus werkzaam werd. En het antwoord zal steeds tot u komen wanneer u dit ernstig begeert. Want allen die naar licht verlangen, zal licht ten deel vallen.

Amen

BD.8955
15 maart 1965

Alleen het gebed beschermt tegen de activiteiten van de tegenstander

Hoe meer het naar het einde toegaat, des te heviger is de activiteit van mijn tegenstander. En u allen zult het gewaar worden, want er gaat geen dag voorbij waarin u niet verontrust wordt of op een andere manier zijn boosaardigheid bespeurt. En niets helpt, dan dat u bidt, dan dat u zich met Hem verbindt, die Gebieder is, ook over hem die Hij overwonnen heeft door Zijn dood aan het kruis. Een innig gebed geeft u de vrede weer die hij van u wil roven. Want als u zich naar Mij keert, is zijn macht gebroken, al spant hij zich nog zo ijverig in u in onrust te storten. De gevechten met hem zullen steeds heviger worden, want hij laat niet na u in het nauw te brengen. En steeds weer moet Ik u zeggen dat alleen het gebed u beschermt tegen zijn activiteiten. Want dan geeft u er blijk van dat u Mij zoekt en van hem bevrijd wilt worden en dan kan Ik ook mijn Macht tegen hem gebruiken. Ik kan hem verhinderen met zijn kwellingen door te gaan, want door uw wil geeft u dan zelf aan Mij de voorkeur boven hem.

Maar in de eindtijd wordt zijn woeden steeds sterker en toch zal hij geen succes hebben bij de mijnen, bij hen die met alle innigheid naar Mij verlangen en Mij aanroepen om mijn bescherming. En wie zou Ik wel liever beschermen dan de mijnen die altijd met Mij verbonden willen zijn en die Mij hun diensten hebben aangeboden? Alleen moet u geloven dat Ik ook macht heb over hem, dat u niet onbeschermd aan hem bent overgeleverd en dat u de kracht zult hebben elke aanval van hem af te weren. En deze kracht moet u uit mijn woord halen. U moet u altijd verdiepen in dit woord, en om u heen zal licht zijn, dat hij echter ontvlucht, en dan bent u van hem bevrijd.

En laat u niet meer gevangen nemen door de wereld, want dan vindt hij een opening om binnen te sluipen en lokt u door haar goederen. Dan heeft hij ook een zekere macht over u en u beseft dit niet omdat hij u misleiden kan. Ik kan u dan echter niet te hulp komen, want u geeft u over in zijn handen en vergeet Mij, en dan zult u moeten worstelen om uw innerlijke band met Mij, en dan zult u pas ondervinden wat het zeggen wil zich van Mij losgemaakt te hebben, want hij houdt vast wat hij eenmaal bezit. Doch niemand laat Ik vallen die ernstig naar Mij verlangt, alleen zal hij erg moeten worstelen om de trede weer te bereiken waarop hij eens stond.

Zorg ervoor dat de tegenstander niet de macht over u verkrijgt en roep Mij aan in uw nood, want Ik ben altijd bereid u te helpen wanneer deze roep uit het hart komt. Laat alleen de wereld niet de overhand over u verkrijgen, want dan zal diegene u van dienst zijn die heer van deze wereld is – en dan kan Ik alleen nog maar wachten tot u de weg naar Mij terugvindt.

Amen

BD.8959
4 april 1965

Een scherp verstand is geen garantie voor het inzien van de waarheid

Het is geen goed teken als de mensen in ongelovigheid verdwaald raken, want dan staan zij buiten iedere verbinding met hun God en Schepper. Zij denken alleen zuiver werelds en alles wat zij ondernemen dient alleen tot het onderhoud en welzijn van het lichaam, dat echter vergaat als het laatste uur van de mens geslagen heeft. En waar alleen de aardse wereld de inhoud van het leven is, daar blijft het aardse leven nutteloos, de ziel verlaat het lichaam precies zoals haar toestand was bij het begin van de belichaming – en zij is geen stap verder gekomen. De mensen hebben hun aardse levensdoel gemist, zelfs al waren zij verstandelijk nog zo hoog ontwikkeld.

Juist het scherpe verstand hindert hen om een geestelijke wereld te zien, als zij geheel zonder liefde zijn. Dan zullen zij een God en schepper ronduit loochenen en alle scheppingen alleen volgens de wetten van de natuur accepteren – zonder er over na te denken, dat er een wetgever moet zijn aan wiens wil alles onderworpen is. Zodoende is dan de “hogere ontwikkelingstrap” van de mens reeds bereikt vanuit zuiver menselijke oogpunt. De mens gelooft dat hij door zijn verstand aan de top staat en kan bijna niet meer overtroffen worden. Maar in de ontwikkeling van zijn ziel heeft hij niet de geringste vooruitgang gemaakt en hij kan van een verstandelijk ver onder hem staand mens toch de mindere zijn, omdat deze door God gewaardeerd wordt naar zijn liefde, die in hem ook een geloof aan een Godheid ten gevolge heeft, onverschillig hoe hij die ook noemt.

En als deze mens nu door zijn liefde ook het werkzaam zijn van de geest in zich toelaat, dan zal zijn denken steeds dichter bij de waarheid komen en dan is hij gered voor tijd en eeuwigheid. En zo bestaat nu ook het gevaar dat zelfs die mensen bij wie een zeker geloof aan God niet ontkend kan worden, zich aansluiten bij onjuiste geestelijke richtingen, waaraan zij met hardnekkigheid vasthouden, die Jezus Christus niet als Verlosser van de wereld willen aannemen, en die daarom, als zij niet voor die tijd een juiste informatie krijgen, zonder Hem bij hun dood het rijk hierna binnengaan – en ook daar daarover niets willen aannemen om Hem alsnog te vinden. En het getal van diegenen is zeer groot.

En daarom zal steeds weer het licht van de waarheid oplichten, want alleen de waarheid maakt vrij. Maar juist de waarheid wordt door mensen met een ongewoon scherp verstand niet aangenomen, behalve de paar die dan ook juist denken en zich afhankelijk voelen van een alles beheersende macht. Deze weinige zullen ook hun kennis van wereldse zaken meenemen in het hiernamaals en weer van daar uit ook bij vragen betreffende de wereld die mensen opheldering kunnen geven, die nu precies zo denken opdat ze God erkennen, wat echter maar zelden het geval zal zijn.

De andere echter gaan totaal zonder enige kennis het hiernamaals in. Zij staan geheel leeg en arm aan de poort van het rijk hierna en een grote donkerheid omringt hen, die ook niet eerder verdwijnen zal, tot zij door lichtwezens langzaam tot een verandering van hun denken komen. Maar het gevaar bestaat ook dat zij nog verder wegzinken in de duisternis en dat zij weer opnieuw gekluisterd gaan worden, wat aan het einde van een aards tijdperk makkelijk het geval kan zijn omdat er hun niet veel tijd meer over blijft om van gedachten te veranderen.

Ze hebben dus van hun ontwikkeling, die vooruitstrevend heet te zijn, geen enkel nut. Zij staan geestelijk nog ver onder een mens die vanwege zijn ras geminacht wordt, en die toch in het hart de liefde kan doen ontbranden, die nog in een God gelooft, onverschillig hoe hij zich Hem voorstelt, maar hij voelt en gelooft het dat hij uit die macht is voortgekomen.

En wanneer zo’n mens nog in kennis gebracht wordt met de goddelijke Verlosser Jezus Christus, dan zal hij ook tot de verlosten behoren. Want juist deze mensen nemen het veel ernstiger en leven hun aardse leven bewuster van hun verantwoording. Want hier geldt ook weer: “De laatsten zullen de eersten zijn” Daarom ligt er een grote zegen op het werk van de “predikers” die zich om zulke mensen bekommeren door hun het woord van God te brengen. Die tegen geen moeite opzien en zich onbaatzuchtig inzetten voor de verbreiding van de leer van de verlossing door Jezus Christus, want dat is het voornaamste waarvan die mensen kennis moeten nemen.

Wie echter gelooft dat het leven met de aardse dood ten einde is, die heeft zijn scherpzinnigheid slecht benut, want er zijn genoeg bewijzen dat er geen vergaan is – maar dat alles verandert. Er is niets wat ophoudt te bestaan, maar alles verandert alleen maar zijn uiterlijke vorm. En zo is ook de ziel van de mens onvergankelijk, maar zij komt na de dood in die vorm weer die overeenkomt met haar aardse leven. Zij keert dus weer terug in een toestand van de dood, omdat zij op aarde verzuimd heeft zichzelf het leven te geven. En deze toestand is buitengewoon kwellend, maar kan altijd nog een verbetering ondervinden door de hulp van de lichtwezens, die geen ziel aan zichzelf overlaten als deze zelf zich niet weer in haar substantie verhardt – en de gang over de aarde opnieuw moet afleggen.

Want God is rechtvaardig en het aardse leven is een genadegeschenk, dat de mens ook benutten moet. Want het is hem mogelijk voor zichzelf het leven te verwerven dat hem voor eeuwig tot een gelukzalig wezen maakt. Maar tegen zijn wil in kan hem de zaligheid niet geschonken worden, want God eerbiedigt de vrije wil van de mens.

Amen

BD.8961
10 april 1965

Materie is verdichte geestelijke kracht

Al mijn scheppingen zijn het gevallen geestelijke, oerwezens die eens hun werkzaamheid weigerden en daarom omgevormd werden tot al die scheppingen, die u ziet en ook zulke die voor uw ogen verborgen zijn, maar het gevallen geestelijke deels als uiterlijke omhulling dient of zelf nog gebonden is in allerlei scheppingen. U zult moeten weten dat Ik de schepping liet ontstaan juist om reden van het geestelijke, dat er echter ook geestelijke scheppingen ontstaan en ontstaan zijn, die mijn wil alleen maar voor die wereld schiep die zich in het licht bevindt, dat deze scheppingen echter voor u niet voor te stellen zijn omdat ze tot de heerlijkheden behoren die Ik bereid heb voor hen die Mij liefhebben.

Zo is dus al het voor u zichtbare ook de verste sterren die voor u als lichtpuntjes te zien zijn – de wereld, die mijn grenzeloze liefde voor het gevallen geestelijke geschapen heeft, toch in haar aard evenwel zo veelzijdig dat ze ook het geestelijke in alle graden van rijpheid kan opnemen, maar die voor u niet kenbaar zijn. Wat voor u echter niet zichtbaar is, zijn de geestelijke scheppingen die mijn wil om voortdurend vorm te geven, buiten zich plaatste, die dus door u alleen dan kunnen worden gezien, wanneer u zelf een graad van rijpheid bereikt hebt die u het geestelijk schouwen mogelijk maakt.

Het getal van de gevallen wezens is voor u onbegrijpelijk groot en dit vraagt weer om eindeloos veel schoolgebouwen. U moet niet alleen de scheppingen van de aarde als zodanig bezien, ook wanneer er van “aardse” materie gesproken wordt – veeleer zijn al deze scheppingen meer of minder vaste substantie, die al naar de graad van hun afval, zich verder of minder ver van Mij verwijderd hebben, of ook geestelijke wezens die de afstand tot Mij al verkleind hebben maar toch nog niet de hoogste volheid van licht bereikt hebben. Doch al deze wezens zijn eens mijn tegenstander gevolgd toen hij afviel van Mij, alleen kon hij hen niet tegenhouden, toen ze zich van hem scheidden en niet tot in de uiterste diepte wegzonken. Hun substanties gebruikte Ik bij die scheppingen die veel makkelijkere levensvoorwaarden hoefden te bezitten, waarvoor dus niet zulke armzalige en schamele scheppingen vereist waren zoals de aarde ze te zien kan geven, omdat op haar de hardste substanties tot ontwikkeling moeten komen, maar deze rijping alleen op deze aarde voltooid kan worden met het bereiken van het kindschap Gods.

Mijn veelzijdigheid kent geen grenzen en u zult ook steeds weer nieuwe scheppingen mogen aanschouwen tijdens uw rijper worden, wanneer dit aardse leven u niet het resultaat heeft opgeleverd dat u geheel vergeestelijkt het lichtrijk kunt binnengaan, waar u heerlijke geestelijke scheppingen wachten, die u onmetelijk gelukkig zullen maken. Dat Ik nu echter ook materie kan laten ontstaan uit iets geestelijks dat niet gevallen is, hoeft niet betwijfeld te worden want voor Mij is niets onmogelijk, en elke materie is verdichte geestelijke kracht die zich dus verdicht heeft tot vorm.

Maar zo’n proces vindt alleen dan plaats wanneer Ik zelf daarmee een bepaald doel voor ogen heb, zoals dit gebeurd is, toen Ik voor een zuivere lichtgeest een uiterlijk omhulsel schiep waarin Ik zelf Mij wilde belichamen en dit eeuwig niet mogelijk kan zijn in de materie van een ziel die eens gevallen is. Want ook een niet gevallen geest die over de aarde gaat met het doel het kindschap Gods te bereiken, moet door de diepte heengaan en zal derhalve een aards lichaam nodig hebben, dat echter heel wat vlugger tot uitrijping komt omdat de weerstand tegen Mij makkelijker te breken is en die met zekerheid ook zijn doel in een aards leven bereikt. Maar Ik ben op de hoogte van de toestand van iedere ziel afzonderlijk, en het is mijn streven in zo kort mogelijke tijd mijn tegenstander de zielen te ontwringen en dus de oergeest Lucifer de ene ziel na de andere afhandig te maken, zodat er op het laatst alleen nog de verloren zoon achterblijft, die zich weer aan Mij zal overgeven, die Ik weer opneem, omdat hij is teruggekeerd in zijn vaderhuis.

Amen

BD.8962
14 april 1965

“Beproef de geesten of ze van God zijn” – Eerste brief van Johannes, 4: 1-3

De wil van de mens moet vrij blijven, hij kan noch tot aannemen noch tot afwijzen worden gedwongen, want dit is wet van de goddelijke ordening. Maar het erkennen van datgene wat u door mijn grote liefde en genade wordt aangeboden, zal voor u steeds mogelijk zijn en daarom zou u niet voorbarig aan iets moeten voorbijgaan en dat prijsgeven, alleen maar omdat het bestaande dwaling blootlegt en u een waarheidsgetrouwe opheldering verschaft. Overweeg dit ene: dat u alleen maar iets beters wordt geboden, dat u negatieve gedachten zult moeten laten vallen die u een verkeerd beeld van Mij geven, denk eraan dat steeds alleen maar iets wordt gecorrigeerd wat zich niet met mijn volmaaktheid in overeenstemming laat brengen, overweeg verder dat geen slechte geest aan het werk kan zijn die u over Jezus en Zijn verlossingswerk uitsluitsel verschaft, wees er ook op bedacht dat er niets onveranderd blijft, zoals het eens van Mij is uitgegaan, omdat er geen mens bestaat die al volmaakt is en daarom ieder mens ook kan dwalen of zich vergissen, maar dat Ik, wanneer er een dwaling is binnengeslopen, deze steeds weer moet rechtzetten om u weer in de zuivere waarheid te leiden.

Wanneer u, mensen dus aan de ophelderingen over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk ziet dat er alleen maar een goede geest aan het werk kan zijn en wanneer u nu onophoudelijk ervan in kennis zult worden gesteld dat Ik u van heel in het begin in alle volmaaktheid buiten Mij zelf heb geplaatst, wanneer Ik u de scheppingsdaad steeds alleen zo voor ogen stel dat u niet aan mijn volmaaktheid hoeft te twijfelen, dan heb Ik daar ook mijn reden voor gehad die aan de grote dwaling het hoofd moet bieden die al alteveel mensen hebben aangenomen. Dus moest Ik deze weerleggen en Mij een opnamevat kiezen (Bertha Dudde) dat u te allen tijde zult kunnen beproeven op zijn geloofwaardigheid, door de opheldering over Jezus en diens verlossingswerk, over motivering en betekenis ervan. En waarlijk, alleen Ik zelf kon u aanspreken, alleen Ik zelf kon u alle samenhang duidelijk maken en u het bewijs geven dat u door Mij werd aangesproken.

Maar waarom zou u nu de opheldering over de dwaling niet aan willen nemen, die toch duidelijk voor de hand ligt? Want Ik spreek mezelf niet tegen, maar duidelijke tegenspraak is voor ieder in te zien die ernstig nadenkt over mijn Wezen. Maar wanneer u de zuivere waarheid wordt aangeboden, dan worden voor u ook andere vragen opgelost die noodgedwongen op een verkeerde gedachte moesten volgen, zoals deze: Waarom gaf Ik me zoveel moeite het (zogenaamd) door “Mij zelf in de zonde gestorte” geestelijke uit die ongelukkige staat te helpen? En waarom dus wil Ik u naar de volmaaktheid leiden, wanneer Ik zelf niet volmaakt ben, wat hieruit volgt dat u Mij beziet met menselijke zwakheden behept, een constatering die nooit van Mij uitging en die daarom is aan te merken als satanische invloed.

Ik kan niet vaak genoeg tegen deze dwaalleer, dat er in Mij tegenstellingen bestaan, opkomen, maar die u als vanzelfsprekend hebt aangenomen, juist omdat u als mens u niets volmaakts zult kunnen voorstellen. De hele scheppingsdaad zou zich zonder liefde en wijsheid hebben afgespeeld en toch waren liefde en wijsheid bepalend. Maar met mijn liefde en wijsheid is het niet in overeenstemming te brengen, dat Ik mijn schepselen geschapen heb met kwade aandriften omdat dan niet van een “zonde tegen Mij” kan worden gesproken, maar deze zonde heeft plaatsgevonden en bestond in het “afwijzen van de kracht van mijn liefde”. Vanwege deze zonde gaat het wezen de verschrikkelijke gang door de schepping en deze zonde wordt weer alleen daardoor ongedaan gemaakt, dat de mens in vrije wil weer de aanstraling van Mij uit begeert. Deze zonde van het afwijzen van de kracht van mijn liefde, had ook de verduistering van de geest tot gevolg, waarin het wezen voor de nu uit mijn tegenstander voortgekomen slechte eigenschappen, ontvankelijk was. Zijn wezen was dus veranderd in het tegenovergestelde en moet al deze kwalijke eigenschappen gedurende zijn gang over de aarde kwijt raken, waarbij Ik hem behulpzaam ben op elke manier.

Doch voor het delgen van de grote zonde van het afwijzen van de kracht van mijn liefde is het verlossingswerk van Jezus Christus vereist. Ze kan niet door het wezen zelf worden afgelost, omdat ze plaats vond in de staat van het helderste inzicht, in de staat van volmaaktheid, die het wezen zou moeten hebben weerhouden, de zonde echter al de inwerking van de tegenstander is geweest, die als eerste mijn liefde heeft afgewezen en nu in deze gesteldheid al het kwade uit zich naar buiten voortbracht en op de wezens die zich vrijwillig aan hem overgaven overdroeg, en dus met hem neerstortten in de diepte.

Wat hebt u eraan wanneer Ik u voortdurend over mijn eindeloze liefde spreek, die het eens “aan zichzelf te danken zou hebben” dat u gevallen bent? Deze grenzenloze liefde kan alleen maar een hoogst volmaakt Wezen hebben en Dit tracht er ook voor te zorgen, u de vroegere volmaaktheid weer terug te geven, die u vrijwillig had weggegeven. Zo zal Ik steeds en altijd weer tegen verkeerde leerstellingen opkomen, om u het geloof terug te geven in mijn volmaaktheid, opdat Ik ook uw hele liefde verwerf, die de oerstaat weer tot stand moet brengen in welke u uit Mij bent voortgekomen.

Amen

BD.8963
15 april 1965

Stemmen de evangeliën overeen met de waarheid?

Het is een begrijpelijke vraag die u bezighoudt, wanneer u verlangt naar de waarheid. Dat er zich overal veranderingen hebben voorgedaan valt niet te ontkennen, omdat Ik de vrije wil van de mens geen geweld aandoe wanneer hij zelf veranderingen doorvoert, deels als gevolg van verkeerde vertalingen, deels ook teweeggebracht door het spraakgebruik dat overal anders is en zich ook leent voor de meest verschillende uitleggingen. En zou u op de oorspronkelijke tekst teruggrijpen, dan zijn ook deze aantekeningen afwijkend van elkaar. Maar ze geven mijn leer niet verkeerd weer. Ze geven mijn woorden zo weer, zoals Ik ze heb gesproken, omdat deze woorden van Mij onvergankelijk zijn en zullen blijven. Maar nu wenst u te weten wie van Mij uit opdracht heeft gekregen om mijn goddelijke leer van de liefde, evenals mijn levenswandel op te tekenen.

En Ik kan u daarop alleen maar antwoorden, dat Johannes, mijn meest geliefde leerling, de rechtstreekse opdracht van Mij had en dat hij bijgevolg deze opdracht ook is nagekomen. Maar nu heeft ook mijn apostel Mattheus, die eveneens het schrijven machtig was, geschriften nagelaten. Maar hij heeft meer van de aardse feiten melding gemaakt. Daarom is hij voor Mij een net zo trouwe dienaar geweest. Maar er komen in zijn notities kleine afwijkingen voor, die echter niet zo moeten worden verklaard, dat iedere schrijver dezelfde gebeurtenissen anders heeft gezien. Maar het gaat dan om dubbele gebeurtenissen, want Ik heb vaak dezelfde dingen gedaan. Doch dit evangelie is voor u nog verborgen en vervangen door een discipel met dezelfde naam, die door de geest Gods is aangezet, net als de evangelisten Lukas en Markus, die pas in latere jaren hebben opgetekend wat ze hoorden over Mij en mijn verlossingswerk. U zult er nu ook op kunnen vertrouwen dat ze onder de invloed van mijn geest stonden, daar ze anders nooit aan zo’n werk zouden zijn begonnen.

En voor ieder mens die door de Geest is gewekt, zal het ook mogelijk zijn de kleine veranderingen te herkennen die in de loop der tijd zijn binnengeslopen. Maar steeds zal hij zich aan mijn rechtstreekse uitspraken kunnen houden, daar Ik mijn woord bescherm tegen veranderingen. Weliswaar zult u nu ook deze woorden van Mij verkeerd kunnen uitleggen, wat u ook hebt gedaan en zo de door Mij gesproken woorden een andere betekenis hebt gegeven, maar een mens met een gewekte geest zal deze steeds herkennen als onjuist. En wanneer u nu weet dat u zonder bezwaar ook alle evangeliën, als door mijn Geest overgebracht, zult mogen aannemen, wanneer u maar de verrichting van het overbrengen in verschillende periodes plaatst, dan is wel het evangelie van Johannes door Mij als eerste gegeven, omdat Johannes als het ware alles heeft meegemaakt en daarover ook het uitvoerigste kon berichten. Maar ook aan de andere evangeliën kan zonder bezwaar geloof worden gehecht, want ze spreken elkaar niet tegen. Alleen kunnen ze in de loop der tijd kleine veranderingen hebben ondergaan, maar deze zijn onbeduidend en worden herkend. Wanneer de vertalers zich streng aan de grondtekst houden, wanneer ze niet zelf de woorden veranderen in overeenstemming met hun spraakgebruik, dan kan ook worden aangenomen dat de evangeliën zuiver bewaard blijven. Maar dit laatste zou achterwege moeten worden gelaten, omdat daardoor de betekenis volkomen veranderd kan worden. En ook de “toelichtingen” vragen om een gewekte geest. Het wereldlijk onderzoek helpt wat dat betreft niet, al bewandelt het ook geestelijke wegen.

En steeds weer worden zulke “toelichtingen” gegeven, die afleiden van het juiste denken. En er is zo menige passage die een zuiver menselijke uitleg heeft gekregen, terwijl ze alleen geestelijk moet worden verstaan, wat echter steeds alleen dat betreft, waarvoor deze toelichtingen werden gegeven.

Vanwege de vrije wil van de mensen kan Ik het niet verhinderen. Maar Ik hoed het woord dat Ik tijdens mijn leven op aarde heb gesproken zo goed mogelijk, opdat u, die in de waarheid wenst te staan, daarover het juiste uitsluitsel wordt gegeven.

Want zulke vragen zullen alleen worden gesteld door de mens die het serieus meent, die zich niet tevreden zal laten stellen met een geschrift waarvan hij de oorsprong niet kent en die door zulke vragen steeds alleen maar bewijst dat hij de zuivere waarheid liefheeft en bijgevolg ook Mij, de eeuwige Waarheid zelf.

Amen

BD.8964
16 april 1965

Goede Vrijdag

De last van de zonde die Ik op mijn schouders heb genomen, was onmetelijk zwaar en kon alleen door een zoenoffer teniet worden gedaan die evenzo groot was als voor Mij de kruisweg en het buitengewoon smartelijke lijden en sterven aan het kruis is geweest. Want dit was buitengewoon martelend.

U mensen bent niet in staat u de mate van lijden ook maar bij benadering voor te stellen. Want Ik voelde Me door de kracht van God verlaten.

Ik, die steeds met de Vader verbonden was, moest alleen de weg afleggen die Mij als eeuwigheden voorkwam. Die Ik echter toch op Mij nam in grenzeloze liefde, omdat Ik medelijden had met de mensheid en Ik wist dat alleen dit offer van Mij zelf de mensheid verlossing kon brengen.

En steeds weer moest Ik de wreedheden van de beulsknechten ondervinden en de hele duivelse wereld deed hieraan mee. Maar Ik mocht Me niet verweren doordat Ik de in Mij wonende goddelijke kracht aanwendde. Want dit verlossingswerk moest een werk van de vrije wil zijn, waarom Ik als alleen mens deze lijdensweg ben gegaan, er steeds om biddend dat Ik hem ook kon afmaken. Dat Ik niet tevoren faalde, dat Ik ook de kruisdood mocht doorstaan die pas het verlossingswerk ten einde bracht. Wat Ik aan kwellingen en vernederingen heb moeten meemaken, zult u pas in het rijk hierna in zijn volle omvang kunnen beseffen, wanneer u mijn kruisdood zult kunnen aanschouwen. Maar voor de tijd van uw bestaan als mens ontbreekt u elk begrip voor mijn kwellingen, want u zelf zou al bij een geringere mate het leven hebben verloren. Maar mijn wil om u te verlossen was zo sterk dat hij Mij de kracht gaf alle lijden tot en met het uiterste door te maken. Dat Ik ook bewust de kruisdood heb verdragen en nog voor mijn beulen kon bidden: “Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen”.

Ze wisten niet dat ze in Mij de Vader zelf aan het kruis sloegen, die de mensen wilde verlossen van alle zonde.

Maar Ik wist dat Hij zich alleen van Mij had teruggetrokken om geen dwang uit te oefenen op Mij als mens, omdat alleen de mens Jezus kon lijden en dit lijden de Vader verzoende. Daarom sprak Ik de woorden uit: “Het is volbracht” om daarmee te zeggen dat het een sinds eeuwigheid voorbestemde daad is geweest die nu was uitgevoerd. Maar de uitwerking ervan strekte zich uit over het verleden, de tegenwoordige tijd en de toekomst. En bijgevolg zijn alle wezens verlost die eens van God afvielen.

De kruisdood van de mens Jezus zult u eeuwig in het hiernamaals kunnen beleven. Maar geen mens, zolang hij op aarde leeft, zal de afschuwelijke kwellingen ooit in zijn volle omvang kunnen beseffen, want daar ontbreekt hem het begrip voor. Want het grote lijden van de mens Jezus bestond niet alleen in de lichamelijke kwellingen die Hem werden aangedaan, maar veel meer heeft Zijn zuivere ziel geleden, die uit het rijk van het licht naar de aarde was afgedaald ter wille van dit verlossingswerk.

Wat het voor een reine ziel betekent zich midden in de poel van zonde te bevinden, wat het voor een volmaakte ziel betekent te midden van onvolmaakte schepselen te vertoeven, kan alleen dan worden begrepen, wanneer de ziel zelf al in het rijk van het licht verblijft. Maar dan zal ze ook kunnen beseffen hoe diep de liefde was die Jezus heeft bewogen de zondige broeders hulp te bieden. En dan zullen zij beven van ontzag en Hem lof en dank zingen, die de wereld verloste van alle zonde.

Amen

BD.8969
26 april 1965

Is de wil het eerste of de genade?

Wees tevreden met mijn genade, want Ik bedenk u er rijkelijk mee, omdat u alleen door genaden gelukzalig zult kunnen worden. En Ik wil dat u er zich steeds van bewust bent, welk genadegeschenk het leven op aarde voor u is, maar dat het u pas op de juiste weg brengt wanneer u het ook als zodanig ten volle benut. Want net zo goed zult u het onbenut aan u voorbij kunnen laten gaan en bent u daar, waar u bij het begin van uw belichaming stond, het leven is voor u nutteloos geweest. En het hoogste en meest waardevolle van mijn genadegaven is mijn woord dat u altijd in staat bent te horen wanneer u verlangt het te horen.

Maar diep in uw hart zult u er naar moeten verlangen, dan is uw geestelijk oor geopend en zult u Mij vernemen. En u zult verheugd zijn, want u gaat dan de oertoestand binnen. Uw weg is niet lang meer tot de voleinding, waar mijn woord voor u klonk en u onmetelijk gelukzalig was. Daarom zult u steeds uw wil actief moeten laten worden, opdat u de genaden die u worden aangeboden ook in ontvangst zult nemen.

Dus is de wil het eerste en al worden u ook de genaden onmetelijk toegestuurd – wanneer de wil niet bereid is ze aan te nemen en volledig te benutten, dan haalt u er totaal geen voordeel uit en uw toestand verandert niet, u blijft onvolmaakt, zoals u bij het allereerste begin van uw belichaming bent geweest. Het is dus verkeerd te zeggen dat Ik de genaden uitdeel volgens mijn goeddunken, want aan u allen staat de gelijke mate aan genade ter beschikking, daar Ik anders zelf de volmaaktheid van mijn schepselen zou bepalen. Deze gedachte, dat Ik zelf u heb uitverkoren om zalig of verdoemd te worden, is zo verkeerd, terwijl dit toch alleen door uw vrije wil wordt bepaald.

Over de vrijheid van wil is u al voldoende inlichting gegeven, zodat u elke tegenwerping van dien aard zult kunnen weerleggen. En toch wordt hij verdedigd door diegenen die op grond van verkeerd begrepen geschriften in de bijbel, die beweringen deponeren, zoals: “Het is God die in u werkt, het willen en het volbrengen … naar Zijn welgevallen”. Ook dit geschrift wordt geheel verkeerd uitgelegd, wanneer u daardoor gelooft dat Ik alles bewerkstellig naar mijn wil. Ik werk weliswaar in u, omdat u niets zou kunnen doen zonder de kracht van Mij te ontvangen, Ik ben het ook geweest die u met de vrije wil uitrustte, maar u zult deze vrije wil zelf tot ontplooiing moeten brengen. En daarom bedenk Ik u met een mate van genaden die u ook de volmaaktheid met zekerheid oplevert wanneer u die benut, maar waartoe eerst steeds de wil bereid moet zijn.

En daarom draagt u een grote verantwoording en er strijden om uw wil zowel de lichtwezens alsook de krachten der duisternis. De eersten om de wil op Mij te richten en het goede geheel gezind te maken, terwijl het streven van de duistere krachten is, uw wil een verkeerde richting te geven, dus van Mij af, en u zo te verhinderen naar de volmaaktheid te streven. Maar toch zult u altijd een rijkdom aan genaden kunnen ontvangen, omdat dit uw wil ertoe kan brengen, dat u hem juist gebruikt en het er steeds alleen op aankomt of u Mij ziet als de Bron van genade, dan zal ook uw wil bereid zijn.

En wordt u dus mijn woord aangeboden, dat op een ongewone manier naar de aarde wordt gebracht, dan zou ieder mens het kunnen herkennen als een ongewone genade. Want ook het verstand hoefde zich alleen maar af te vragen, hoe het tot stand komt, en het zou de mens te denken moeten geven. Maar wanneer hij het desondanks afwijst, dan is zijn wil ertegen gericht, en deze wil is doorslaggevend. Dan doorstaat hij de beproeving van zijn wil niet en dienovereenkomstig is ook zijn lot in de eeuwigheid, wanneer hij niet nog daar verandert en langzaam tot inzicht komt.

Amen

BD.8973
9 mei 1965

Geloof en liefde leiden naar de vereniging met God

Wanneer u zich mijn eindeloze liefde voor ogen houdt, die het bitterste lijden en sterven voor uw zonden op zich heeft genomen om voor u de poort naar het lichtrijk weer te openen, dan zou het werk van verzoening u alleen al moeten aansporen Mij weer lief te hebben met alle innigheid waartoe u in staat zou zijn.

Maar juist daar ontbreekt het u aan, u zult een zodanige liefde niet meer op kunnen brengen, omdat mijn tegenstander u nog gevangen houdt en hij alles zal doen om u te hinderen bij het werkzaam zijn in liefde. Maar dat u helemaal tot niets in staat zou zijn, is niet het geval, omdat u een klein vonkje van mijn liefde in u draagt, dat u maar hoeft te voeden zodat het in u groeit tot een heldere vlam. Maar wederom is daar uw wil voor nodig, die vrij is en noch door Mij, noch door mijn tegenstander wordt gedwongen. En deze vrije wil maakt alles mogelijk.

Hij kan de innigste band met Mij tot stand brengen, maar hij kan zich ook helemaal aan mijn tegenstander overgeven.

Doch slechts de geringste wil naar Mij toe is al voldoende, dat Ik u kracht schenk en u voortdurend mijn eindeloze liefde bewijs.

En wanneer u nu Mij zelf in Jezus aanroept om hulp tegen hem, zal uw wil gesterkt worden en bent u ontsnapt aan mijn tegenstander. U streeft naar het licht, u leeft uw aardse leven doelbewust en bereikt ook het laatste doel: de vereniging met Mij. Maar wat moet u nu als eerste doen, opdat uw leven niet nutteloos is? Vooreerst zult u moeten geloven in een Macht die u geschapen heeft. Wanneer u deze Macht erkent, zal het voor u gemakkelijk zijn door middel van gedachten met haar in verbinding te treden, want het geloof in Mij is al een bewijs dat u zich los wilt maken van uw huidige heer, want deze zal trachten elk geloof in u aan het wankelen te brengen.

Maar u keert u vanzelf naar Mij toe en Ik zal u helpen de juiste weg te gaan die naar Mij leidt. Voor alles zal Ik u kennis doen toekomen over de goddelijke Verlosser Jezus Christus in wie Ik mens ben geworden en u uitsluitsel geven over dat wat Hij voor u betekent.

En zodra u van Hem weet dat u zich te allen tijde tot Hem zult kunnen wenden, dat Hij en Ik één zijn, zult u aan Hem ook uw schuld overdragen die aanleiding was van uw mens zijn op deze aarde.

En dan zal het u ook mogelijk zijn de grote liefde te voelen die Ik van u verlang, die nodig is om de vereniging met Mij aan te kunnen gaan. Dus zult u allen tot zo’n geloof kunnen komen in een Wezen dat bovenmate machtig is, wijs en liefdevol.

En dan zult u het ook kunnen liefhebben, wanneer u dit Wezen als uitermate volmaakt ziet.

Dan zult u ook weten dat u moet streven naar de vereniging met dit Wezen, dat u nog van Hem verwijderd bent door de vroegere zonde van afval, dat het u weer terug wil winnen en dingt naar uw liefde die de oerzonde alleen kan opheffen wanneer ze aan Jezus Christus is overgegeven, die de zondeschuld aan het kruis teniet heeft gedaan.

Alleen de liefde kan u weer naar Mij terugbrengen. Alleen liefde is nodig om weer het lichtrijk binnen te kunnen gaan, alleen liefde geeft u weer alle vermogens terug die u in de rijkste mate hebt bezeten en afgestaan. Alleen liefde is de band tussen Mij en u, want ze is uw oerelement, zoals ook Ik zelf de Liefde ben.

Gelooft u dus in Mij, dan is dit al de tot leven gewekte vonk die dit geloof voortbrengt en zij zal voortdurend meer opvlammen en tenslotte leiden naar de vereniging.

Geloof daarom in Mij, dat Ik ben, dat Ik u heb geschapen evenals alles wat u om u heen ziet. Dan zult u niet anders kunnen dan u in gedachten met Mij te verbinden. U zult daardoor kracht ontvangen. U zult wetend worden, dat wil zeggen: de juiste gedachten zullen door u stromen, zo dat u zich ook in de waarheid bevindt. Want dat is het overbrengen van de kracht van mijn liefde, dat u ook een kijkje mag nemen in gebieden die tevoren voor u gesloten waren.

Maar steeds is het ervan afhankelijk hoe uw graad van liefde is.

Laat daarom de liefde in u werkzaam worden, want de liefde is alles. Ze geeft u helderheid van denken en ook de kracht datgene uit te voeren wat u tot heil van uw ziel strekt. Ze zal u naar Jezus Christus leiden, en hebt u Mij nu in Jezus Christus herkend, dan gaat u ook zeker de weg naar de voltooiing. U zult terugkeren in uw vaderhuis, waaruit u eens vrijwillig was heengegaan.

Amen

BD.8975
15 en 16 mei 1965

De scheppingsdaad was voor God een daad van verblijding

De aanleiding voor mijn heersen en werkzaam zijn in de gehele oneindigheid werd gegeven door mijn onophoudelijke wil om te vormen, door mijn onveranderlijk sterke kracht, evenals door mijn overgrote liefde die actief moest zijn, maar die pas een wijze van vervulling vond toen ze zich wezens schiep die deze liefde konden opvangen en teruggeven. Want mijn liefde had een vat nodig dat zich voor haar openstelde en mijn liefde in ontvangst nam en ze dan weer naar Mij terug straalde, waarbij een onvoorstelbare daad van verblijding plaatsvond die voor geen van de geschapen wezens ooit begrijpelijk zal zijn.

Na een eindeloos lange tijd van alleen zijn, werd het verlangen naar een wederzijdse uitwisseling steeds sterker, hoewel Ik Me van tevoren al bovenmate kon verheugen over de door Mij buiten Mij geplaatste geestelijke scheppingen, omdat Ik op grond van mijn wil elke gedachte als een volbracht werk zag en deze gedachten van Mij ontelbare zijn geweest, zodat Ik onophoudelijk kon scheppen en toch geen vermindering van de scheppingskracht bemerkte. Integendeel, deze nam voortdurend toe, hoe meer Ik ze gebruikte. Maar toen dan de gedachte Mij ertoe bracht Me een vat te scheppen voor de liefdeskracht, dat dus net als Ik zelf moest zijn gevormd, dat Ik wilde voorzien van alle eigenschappen, dat dus als mijn evenbeeld met gelijke scheppingsmacht en kracht buiten Mij moest worden geplaatst, toen volstond ook al de gedachte daaraan dat dit werk van mijn wil in alle heerlijkheid voor Me stond, zodat Ik er Mij zelf in herkende en Mij verheugde over wat Ik had geschapen.

De gemeenschap met dit wezen maakte Me buitensporig gelukkig, want het was immers een evenbeeld van Mij. Ik kon echter voor dit wezen niet zichtbaar zijn omdat het zou zijn vergaan bij het zien van het oervuur, dat wel ook de oersubstantie van die geest was, maar dat – als geschapen – de volheid van mijn liefde, macht en kracht niet zou hebben kunnen verdragen. Want dit wezen was steeds slechts een uitgestraalde vonk die – hoewel onmetelijk gelukzalig – altijd alleen maar een schepsel van Mij was dat het eeuwige Licht niet kon aanschouwen. Toch was dit schepsel voor Mij het vat waarin Ik mijn liefdeskracht kon laten uitstralen, dat deze liefdeskracht weer gebruikte om eveneens scheppend bezig te zijn en, daar zijn verlangen hetzelfde was, het weer samen met Mij gelijke wezens liet ontstaan en de gelukzaligheid onmetelijk groot was die de handeling van het scheppen voor ons betekende.

Steeds nieuwe wezens kwamen uit de liefde van ons beiden voort, want de ruimte was onbegrensd en er bestond geen beperking, noch van de scheppingskracht, noch van de liefde, noch van onze wil die gelijk gericht was. Want Ik openbaarde het mijn wil, evenals Ik deze ook openbaarde aan de wezens die uit ons beiden voortgekomen waren, door het woord dat hun het bewijs gaf, dat ze allen in Mij hun oorsprong kenden (hadden). Ze konden Mij voortdurend horen en Mij ook het antwoord teruggeven. Ze konden Mij vragen stellen die Ik hun door mijn woord beantwoordde. En daar Ik hun tegelijkertijd ook het denkvermogen had gegeven, dat ze in vrije wil – het teken van een goddelijk wezen – konden gebruiken, waren ze dus niet gedwongen het woord alleen in een bepaalde richting uit te leggen, maar ze konden mijn woord in alle richtingen in zich overwegen en daardoor was de mogelijkheid gegeven dat ze het ook verkeerd konden uitleggen, al naargelang hun wil. Maar in het begin was geen van de wezens in tegenspraak met mijn wil. Ze waren onbeperkt gelukzalig, begrepen mijn woord juist. En aan deze toestand had geen einde hoeven te komen, wanneer niet het eerst uitgestraalde wezen uit Mij met één gedachte niet overweg kon: dat het niet in staat was Mij te aanschouwen en het zichzelf de verklaring had gegeven dat het Mij daartoe dus aan macht ontbrak. Wel besefte het, dat het zelf door Mij geschapen was. Het wist dat het een begin had, terwijl Ik van eeuwigheid was.

Maar het begon te twijfelen en legde deze twijfel niet aan Mij voor, zodat Ik ze recht zou hebben kunnen zetten. En het geloofde zijn gedachten voor Mij te kunnen verbergen omdat ze niet steeds in hem waren, maar alleen van tijd tot tijd in hem bovenkwamen, maar het zich steeds weer aan mijn liefde overgaf en deze ook onverdeeld ontving. Maar daar het eens aan mijn, hem onverdeeld toestromende liefde twijfelde en er zich niet van ontdeed, keerde de twijfel steeds weer terug en schiep zo de toestand van wantrouwen, die eeuwig niet tussen het geschapen wezen en Mij zou hebben mogen bestaan. In deze eerst geschapen oergeest werd het wantrouwen echter steeds sterker, temeer omdat hij zich nu als schepper beschouwde van de talloze wezens die hem konden zien in alle heerlijkheid, voor wie Ik echter niet zichtbaar kon zijn. En daar hem het denkvermogen even zo goed eigen was, trok hij in zijn wantrouwen verkeerde conclusies. Toch herkende hij in Mij zijn herkomst. Maar hij hoopte ook alle andere geschapen wezens ervan te kunnen overtuigen dat hij hun schepper was, daar ze niet bij machte waren Mij te zien.

Hij was dus aanmatigend tegenover Mij en wees nu mijn liefdeskracht af, in de mening, zelf zoveel kracht te bezitten dat hij mijn kracht niet meer nodig had. En dat was zijn zonde, evenals ook de zonde van alle gevallen wezens die hem volgden. Er werd nu als het ware een tweede wereld geschapen. Een wereld waarin alles verkeerd gericht was, maar die nu ook door mijn huidige tegenstander werd beheerst. Maar daar al het geschapene in Mij zijn oorsprong had, was ook deze wereld aan mijn wil en mijn macht onderworpen. En alle positieve krachten strijden tegen de negatieve, steeds met het doel al het negatieve weer terug te winnen. Want hoewel Ik de eerst geschapen geest had uitgerust met dezelfde scheppingsmacht en kracht, had hij deze toch verloren door zijn afval van Mij. Maar hem zelf liet Ik zijn vrijheid, terwijl Ik al het gevallene onder mijn hoede nam en het hem dus ontrukte en het tot scheppingen van allerlei aard vormde. Want Ik had medelijden met hun toestand die ongelukkig was en eeuwig ongelukkig zou hebben moeten blijven wanneer mijn liefde niet een uitweg vond om ze eens weer naar Mij terug te voeren.

Het proces van het terugvoeren is echter van zo’n eindeloze tijdsduur dat van eeuwigheden kan worden gesproken, gedurende welke mijn tegenstander steeds alleen maar tijdelijk zijn recht op het hem toebehorende geestelijke kan laten gelden, wanneer het in het stadium als mens over de aarde gaat. Maar dan zet hij ook alles op alles om het wezen weer in zijn bezit te krijgen, wanneer dit zich niet elders laat helpen, wanneer het niet de verlossing door Jezus Christus aanneemt en vrij wordt uit zijn macht. Zijn macht is in deze tijd geweldig en er is een sterke wil voor nodig om zich van hem los te maken, maar ook mijn genade is onmetelijk en kan steeds tegenover zijn macht worden gesteld, zodat het wel mogelijk is zich vrijwillig aan Mij over te geven en dan is zijn ongelukkige toestand beëindigd.

Doch er zullen nog eeuwige tijden voorbijgaan tot de vroegere afval van Mij definitief is goedgemaakt. En er zullen nog eeuwige tijden voorbijgaan tot ook hij besluiten zal terug te keren, die eens als grootste lichtgeest uit Mij is voortgekomen. Tot hij in zijn vaderhuis terugkeert, want eindeloos is de schare van de gevallen geesten en deze hebben ook nog eindeloze tijden nodig tot ze zich uit de boeien hebben bevrijd die hun van zijn kant werden omgedaan, om als verlost binnen te kunnen gaan in het rijk van licht en gelukzaligheid. Maar mijn liefde is eindeloos. Mijn macht kent geen grenzen en mijn wijsheid is er onophoudelijk op uit het doel te bereiken dat Ik Me bij de schepping van de geestenwereld heb gesteld.

Amen

BD.8977
18 en 19 mei 1965

Gelukzaligheid – Lichtrijk

U allen bent mijn schepselen, voortgekomen uit mijn liefde. En deze liefde wordt niet minder, ze is en blijft van dezelfde kracht en zal zich altijd om u bekommeren, ook wanneer u zich door uw wil van Mij hebt gescheiden. Liefde is mijn oersubstantie en daarmee is al het geschapene door Mij zelf doorstraald en het kan dus niet minder worden. Maar wat wil de liefde eigenlijk? Het wil niets anders dan zich weggeven en gelukkig maken wat weer liefde wil ontvangen. Alles is door de liefde in het leven geroepen. Elk scheppingswerk is liefdeskracht en dus is ook alles onvergankelijk wat Mij zelf als oorsprong heeft. Maar wat stelt u zich voor als liefde? Ze is en blijft steeds het verlangen naar aaneensluiting, alleen kan uw verlangen ook een verkeerd gerichte liefde zijn. Maar in u is het verlangen dat te bezitten wat u liefhebt.

Wanneer u nu uit een buitengewoon zuivere liefde bent voortgekomen, dan is mijn verlangen naar u ook in overeenstemming met deze liefde. Ik wil u alleen gelukkig maken, u gelukkige omstandigheden verschaffen, u dus al datgene teruggeven wat u vrijwillig had opgegeven. Ze wil u weer in de toestand plaatsen die – daar u voortbrengselen van de liefdeskracht bent – een toestand van hoogste gelukzaligheid was. En wanneer u nu in de toestand van onvolmaaktheid elke mogelijkheid ontbreekt om te vergelijken, dan zult u zich ook niet kunnen voorstellen waarin deze gelukzaligheid bestaat.

U zult steeds worden bedeeld naar de graad van liefde waarin u zich zelf bevindt en met toenemende liefde zult u ook steeds grotere gelukzaligheid mogen ervaren. Deze gelukzaligheden bestaan in ontelbare geestelijke belevenissen, in een soort scheppend bezig zijn, in het aanschouwen van geestelijke scheppingen, in voortdurend verlangen en voortdurend vervullen, in het horen van mijn woord. Dit alles veroorzaakt een gelukzaligheid waarvoor u mensen elk begrip ontbreekt. Want steeds wil mijn eindeloos diepe liefde u gelukkig maken, u iets schenken dat u vroeger bezat.

Maar de hoogste gelukzaligheid zal voor u steeds het doorgeven van de krachtstroom van mijn liefde zijn. Want steeds zullen er plaatsen zonder licht zijn die u met licht zult moeten bedelen. En het doorgeven van mijn liefdeskracht betekent diegenen de waarheid te brengen die u in alle overvloed bezit, die u ook onbeperkt wordt toegestuurd. Daarin bestaat uw gelukzaligheid die voor u nog totaal onbegrijpelijk is, want licht verder leiden in de duisternis is in zekere mate gelukkig makend, want het neemt voortdurend toe en wordt door zo’n wezen niet meer opgegeven.

Steeds zal de ziel willen helpen en steeds zal ze ook hulpbehoevende zielen vinden. En deze hulp is voor haar gelukkig makend en zal toch nooit ter wille van de eigen gelukzaligheid worden uitgevoerd, maar steeds zet alleen de liefde de ziel aan tot deze hulp. Maar de liefde is in iedere ziel zo sterk dat zij alleen al gelukzaligheid bereidt die onmetelijk is. Er wordt dus door geen ziel de gelukzaligheid nagestreefd wat ze zou kunnen ervaren als beloning, want daar verlangt geen ziel naar. Maar de overgrote liefde zet haar onophoudelijk aan tot een werkzaamheid die op zichzelf gelukzaligheid is, of deze in het scheppen en vormgeven bestaat, of in het uitdelen van de waarheid. Ze zal steeds als gelukzaligheid worden ondervonden omdat ze steeds bestaat in het gelukkig stemmen van andere wezens, dus kan er van een eigen beloning niet meer worden gesproken.

De geestelijke wereld biedt u zoveel heerlijkheden – die echter oorspronkelijk uw aandeel zijn geweest en die u nu weer in bezit zult mogen nemen, die u daarom onmetelijk gelukzalig stemmen. Het is dus de oorspronkelijke toestand waarin u zich bevond. En als mens bevindt u zich nu in een zeer gebrekkige toestand, zodat u een eeuwige gelukzaligheid wordt voorgesteld als waard om naar te streven. U zult zich er echter geen voorstelling van kunnen maken wat onder deze gelukzaligheid is te verstaan. Maar zoveel zult u moeten weten, dat u niet meer terug zou willen keren in die gebrekkige toestand waarin u de liefde nog niet volledig hebt doorgrond – die u alsmaar zou willen uitstralen op die wezens die licht nodig hebben. Want zelf weer gelukkig te kunnen maken zal voor u de grootste gelukzaligheid zijn. En daar zult u steeds gelegenheid voor hebben wanneer mijn liefdesstraal u zelf kan raken, die u altijd weer verder zult kunnen leiden in de gebieden waar nog duisternis is. En dan is het voor u de taak die u zelf gelukkig stemt.

Amen

BD.8980
23 mei 1965

Zwaar leed kan het kindschap Gods opleveren

Al vaak is het u gezegd dat u het kindschap Gods alleen kunt bereiken wanneer u zich aan Mij overgeeft en ook het leed waar u doorheen moet geduldig draagt om alle aanklevingen van de ziel kwijt te kunnen raken, opdat u bij het binnengaan in het rijk hierna volledig kunt worden doorstraald door het licht van mijn liefde. Want elke ziekte, elk leed dat de menselijke ziel op aarde nog heeft te verduren, lost elk omhulsel op en nu kan de lichtstraal van mijn liefde in alle overvloed de ziel raken omdat ze elke weerstand heeft opgegeven.

Laat u daarom door een moeilijk leven op aarde geen schrik aanjagen. Geloof dat u er de zegen van zult ondervinden die tegen al het leed opweegt. Houd daarom geduldig vol, want uw loon is overgroot en de tijd dat de mens op aarde lijdt is kort vergeleken bij het heerlijke lot dat de ziel wacht en dat de hele eeuwigheid omvat. Daarom moet u met graagte een leven vol van lijden op u nemen. U moet weten dat mijn overgrote liefde u zo’n leven op aarde oplegt om u in korte tijd het doel te laten bereiken dat Ik Me sinds eeuwigheid gesteld heb. Want wat nu na uw aardse leven komt, is u niet begrijpelijk te maken. Het is het heerlijkste lot dat nu eenmaal alleen mijn “kinderen” beschoren is, die alle rechten van de Vader verkrijgen, die dan ook in staat zijn hetzelfde te doen, waar geen onderscheid is omdat ze het hoogste doel bereikt hebben.

Maar ook voor deze kinderen van Mij ben Ik ondoorgrondelijk, dat wil zeggen: hun streven bij Mij te willen zijn gaat onafgebroken door, ze verlangen naar Mij en hun verlangen wordt steeds vervuld. En het is het toppunt van hun gelukzaligheid dat ze nooit zullen ophouden vurig naar Mij te verlangen, dat ze dus nooit volledig verzadigd kunnen worden omdat Ik eeuwig ondoorgrondelijk ben en blijven zal. Daarom dus moet u in uw aardse leven de moeilijkste voorwaarden aanvaarden. U zult door en door beproefd worden en u moet ook in het grootste leed standhouden en steeds weten dat alleen een grote liefde voor Mij en voor de naaste uw leed kan verminderen, dat u echter niet tot zo’n liefde in staat bent die het leed helemaal uit zou kunnen schakelen en u daarom dankbaar moet zijn wanneer u ook leed moet dragen, want het dient alleen voor uw voltooiing. En niet voor niets heb Ik u gezegd: “Neem uw kruis op en volg Mij na”. Want Ik wist dat alleen een gang door het zwaarste leed u het kindschap oplevert, omdat u als mens niet in staat bent tot de liefde die eveneens naar het kindschap voert, ook omdat het aardse leven te kort is wanneer u niet tegelijkertijd leed op u neemt.

Vraag daarom niet waarom Ik een mens laat lijden, denk veel meer aan het resultaat van het lijden. Denk eraan dat alle onrijpe aanklevingen opgelost worden die de ziel nog de volledige aanstraling van liefde beletten en dat het steeds alleen maar een toestand is die voorbijgaat, die dan wordt opgevolgd door een eeuwig geluk, waarvoor u dan nog veel meer leed op de koop toe zou hebben genomen wanneer het uw lichamelijke krachten niet te boven zou zijn gegaan. Dus u die buitengewoon moet lijden, denk eraan dat het ’t vurig verlangen naar “kinderen” is, dat Mij ertoe beweegt u in zo’n toestand te plaatsen en dat u eens zelf Mij dankbaar zult zijn voor alle tegenspoed die u in het aardse leven getroffen heeft.

Maar steeds stelt dit ook het volste geloof in Mij, het geloof aan een voortleven na de dood en het geloof in mijn eindeloze liefde voorop, van waaruit u dan al wat er gebeurt, beschouwt als een terugbrengen van het eens gevallene naar Mij, met het doel het kindschap Gods dat Ik niet anders kan bewerkstelligen dan op de weg over de aarde. En wanneer u dit geloof bezit, zult u ook elk leed geduldig verdragen. U zult er steeds alleen een bedoeling in zien en alles op u nemen wat u als mens toch niet veranderen kunt. Maar u zult het berustend dragen, als u door mijn wijsheid en liefde opgelegd om u naar het hoogste doel te leiden.

Doch slechts weinigen bereiken dit hoogste doel. Maar ook die mensen kunnen gelukkig zijn die niet helemaal zonder licht het rijk hierna binnengaan, want ook daar is het hun nog mogelijk hun graad van licht te verhogen. Ook daar kunnen ze steeds hoger klimmen en verkeren ze in een onmetelijke zaligheid, maar ze kunnen het kindschap Gods niet meer bereiken; hiervoor is een gang over de aarde vereist. Ze kunnen evenwel nog een keer deze gang afleggen om een “missie” te vervullen, en zullen dan echter ook niet van gelijk welk lijden verschoond blijven om de hoogste rijpheid te bereiken, om dan eveneens binnen te kunnen gaan in het geestelijke rijk als ware kinderen van de Vader, om nu eeuwig te kunnen scheppen en werken aan Zijn zijde, volgens Zijn wil en toch in alle vrijheid, zoals het Zijn bedoeling is vanaf het allereerste begin.

Amen

BD.8982
25 mei 1965

De grootte van het natuurgebeuren voor het einde

U allen moet zich voorbereiden op het einde, om tenminste met een sprankje van inzicht het rijk hierna in te kunnen gaan. Want er is nog maar weinig tijd, die echter voldoende is als zij goed wordt benut. Als u van goede wil bent uw verandering tot liefde te volbrengen.

Gelegenheden daartoe worden u genoeg geboden, zodra mijn ingrijpen heeft plaatsgevonden, zodra u door een natuurramp getroffen wordt, die alles van voorheen in de schaduw stelt. U kunt er zich geen voorstelling van maken wat er gebeuren zal, en toch moet u geloven dat mijn stem geweldig zal weerklinken, waarmee Ik u mensen nog eenmaal aanspreek voordat het laatste einde is gekomen. Het zal voor u allen een ontzaglijk beleven betekenen, dat echter de mijnen niet zo zwaar zal treffen omdat hun geloof zo sterk is dat zij zich aan Mij geheel en al toevertrouwen, en daarom ook de hulp die zij verwachten ervaren zullen.

En dan zal ieder mens de gelegenheid hebben onzelfzuchtige liefde te beoefenen om nog tot rijpheid te komen, want er zal veel ellende zijn. En een ieder zal kunnen helpen, al is het alleen door troostwoorden. Door de mensen te wijzen op een God der liefde, die alleen een vertrouwensvol gebed verlangt om Zijn hulp zichtbaar te kunnen bewijzen. Want wat u de mensen geestelijk nog kunt bijbrengen, helpt hun zielen en bewaart hen voor het verschrikkelijke lot van de hernieuwde kluistering.

Maar ook aards zult u hen kunnen helpen, want te willen helpen zal u ook in de gelegenheid stellen te kunnen helpen. Want waar geen menselijke hulp meer mogelijk is staan Mij nog steeds talloze helpers terzijde, en deze zullen voor u zorgen op ongewone wijze.

Ik verlang van u alleen een vast geloof, en dat zal in u aanwezig zijn wanneer u zult zien hoe alles wordt vervuld wat Ik heb voorspeld. U zult zich dan met lichaam en ziel overgeven, en alleen nog voor Mij en mijn rijk bezig zijn. U allen moet deze tijd goed benutten, u moet voortdurend liefde tonen wat uzelf steeds weer kracht geeft. U moet alleen om uw ziel denken, omdat u niet weet hoelang u nog op de aarde vertoeven mag. Want het kan nog maar een korte tijd zijn die u op aarde verblijft, in het bijzonder, als u niet de sterkte van geloof bereiken kunt die een volharden tot het einde mogelijk maakt. Want dan is mijn erbarmen groter, als Ik u voordien reeds oproep van deze wereld, opdat u nog binnen kunt gaan in het rijk hierna, waar voor u nog een vooruitkomen mogelijk is en niet het gevaar bestaat dat u in het einde weer afzinkt in de diepte. Want Ik worstel om iedere ziel en weet hoe haar wil is, dus weet Ik ook waar nog uitzicht bestaat op redding, en dat benut Ik ook. Alleen dat kan Ik niet, u met dwang bevrijden uit de handen van mijn tegenstander. Want hij bezit hetzelfde recht op u, omdat u hem eertijds vrijwillig bent gevolgd.

Dus kan Ik steeds alleen hun hulp verlenen, die zich uit zijn geweld bevrijden willen. En dat doe Ik waarlijk op iedere wijze, want alleen al dat u kennis ontvangt over de komende grote nood en dat u door gebed uw kracht versterken kunt als u er in gelooft, is al een bijzondere hulp.

Want daartoe bent u allen geschikt, u in gebed met Mij te verbinden en uw Vader te bidden dat Hij het in genade beschikken moge, dat dit natuurgebeuren niet zo’n erge uitwerking op u hebben mag, wat zeker te allen tijde in mijn macht ligt. En ieder gebed dat daarom in geest en waarheid tot Mij gericht is, zal Ik verhoren. Daarom zullen niet alle mensen gelijk getroffen worden. Openlijk zal mijn wil zich openbaren en ook het geloof versterken van hen, die nog twijfelden. Maar ook de ongelovigen zullen versteld staan en zich verwonderen. Hun haat tegen de gelovigen zal toenemen, wat in vijandelijkheden getoond wordt waardoor ook de mijnen te lijden hebben. Maar toch is voor hen mijn bescherming zeker, want zolang zij voor Mij en mijn rijk bezig zijn zal Ik hun schreden zo leiden dat die niet zonder resultaat blijven. En de zielen zullen hen danken, die hun redding gebracht hebben in geestelijke en aardse nood.

Amen

BD.8983
26 mei 1965

De weg naar het kruis moeten alle mensen gaan

Dat u allen de weg naar het kruis zult moeten nemen, kan u niet vaak genoeg worden gezegd. En Ik kan ook geen mens van deze “kruisweg” ontslaan, omdat u allen met de zondeschuld belast bent waarvoor de mens Jezus boete heeft gedaan en omdat u niet eerder het lichtrijk zult kunnen binnengaan, dat alleen Hij voor u kan openen. Daarom moet u mensen steeds weer de reden en de betekenis van het verlossingswerk worden gezegd, uitgelegd en toegestuurd. Want het geloof daarin is nog slechts zeer zwak. Steeds zullen de mensen het voor een legende houden, die men voor hen geloofwaardig probeert te maken, maar die nooit historisch kan worden bewezen. Maar Jezus is ter wereld gekomen ter wille van een belangrijke missie. En Hij heeft deze missie ook vervuld, doordat Hij de zwaarste kruisweg heeft afgelegd, doordat Hij de zonden van de gehele mensheid op Zijn schouders nam en onder bitter lijden en pijnen de dood aan het kruis heeft ondergaan, die de deur naar het lichtrijk opent voor alle zielen die plaatsnemen onder Zijn kruis. Die tot de verlosten willen behoren, die Hem hun zonden bekennen en Hem om vergeving vragen. Want pas de vrije wil om het verlossingswerk en Zijn genaden aan te nemen maakt de ketens los waarmee u gekluisterd wordt gehouden door degene die u eens vrijwillig bent gevolgd en waardoor u zich bezondigde tegen Mij.

U mensen kan geen bewijs meer worden gegeven. U zult het moeten geloven dat de mens Jezus voor u de meest smartelijke dood is gestorven om daarmee voor Mij de boete te voldoen. Maar u zult dit geloof ook kunnen opbrengen. En steeds weer zult u door Mijn geest ondervinden dat u ook overtuigd dit geloof zult kunnen verdedigen en uitdragen. Want juist dit werkzaam zijn van de geest in de mens is pas mogelijk geworden door de dood van Jezus aan het kruis, door het verlossingswerk, zodat de vermogens in de mens weer kunnen doorbreken die bedolven waren zolang de mens nog onder de last van zijn oerzonde gebukt ging. En dit werkzaam zijn van de geest zal voor altijd en eeuwig plaatsvinden.

Voor altijd en eeuwig zullen de mensen kennis kunnen nemen van het grote werk van erbarmen dat de mens Jezus ter wille van de oerschuld heeft volbracht. Want het was niet alleen het werk van een mens, maar Ik zelf was in de mens Jezus en bevrijdde u dus van de schuld. Want Hij werd door de Liefde ertoe aangedreven, het grote leed op zich te nemen. De Liefde die Ik zelf was en in algehele volheid de mens Jezus kon doorstralen, zodat dus de Liefde zelf het werk van verlossing volbracht en de mens Jezus voor Mij alleen een omhulling was, om – zichtbaar voor de mensen – te lijden en te sterven, omdat Ik als God niet kon lijden. Maar Hij behield Zijn lichaam, om nu – als verenigd met Mij – voor al mijn wezens een zichtbare God te zijn en te blijven.

En u zult nu ook begrijpen dat geen mens aan het kruis voorbij kan gaan als hij ooit naar Mij wil terugkeren, naar het rijk van de gelukzalige geesten. U zult nu begrijpen waarom de oerzonde u eeuwig van Mij gescheiden houdt, dat Ik ze ter wille van mijn gerechtigheid niet anders teniet kan doen dan door de erkenning van het grootste liefdesoffer en de vraag om vergeving. Dan pas zult u kunnen terugkeren in het vaderhuis, dat u eens vrijwillig had verlaten toen u diegene in de diepte bent gevolgd, die een vijand is van al het leven en die u ook in een dode toestand wil houden. Maar uw wil is vrij en u zult evengoed ook de weg kunnen nemen naar Mij, naar Jezus Christus, om weer gelukzalig te zijn en dat voor eeuwig te blijven.

De vrijheid van wil kan Ik u niet ontnemen, maar ook mijn tegenstander kan u er niet toe brengen hem ter wille te zijn. U zult zelf moeten beslissen en daarom wordt u steeds weer gewezen op Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. U wordt gewezen op Zijn lijdensweg, op Zijn bittere en pijnlijke dood aan het kruis, opdat in u ook het bewustzijn ontwaakt dat u zelf aanleiding bent geweest tot dit werk van verzoening en u nu ook de weg zult nemen naar Zijn kruis, Hem vrijwillig uw schuld bekent en Hem om vergeving vraagt. En mijn eindeloze liefde zal u vrijspreken van uw schuld. Mijn eindeloze liefde die zich in de mens Jezus borg, zal uw boeien losmaken en voor u de poort openen waardoor u binnen zult kunnen gaan in mijn rijk, waar licht is en gelukzaligheid, waar u weer door het licht van mijn liefde zult kunnen worden doorstraald, zoals het was in het allereerste begin.

Amen

BD.8987
31 mei 1965

Verscheidenheid van de hemellichamen

Het gebied dat voor uw verstand niet te doorgronden is, zult u echter toch kunnen betreden, zodra mijn geest in u kan werken.

Dan bestaan er voor u geen grenzen, want mijn geest is een deel van Mij, en Ik zelf weet alles, Mij is niets onbekend en dus kan Ik door mijn geest u datzelfde overbrengen, Ik kan u alle gebieden ontsluiten.

Maar het hangt af van de graad van uw rijpheid, hoe ver u inzicht zult kunnen verkrijgen in de schepping, en al naar de graad van uw rijpheid kan Ik u onderrichten, ofschoon ook het kleinste beetje weten ten volle beantwoordt aan de waarheid. Maar het ligt aan u de graad van rijpheid te verhogen, om steeds dieper door te kunnen dringen, wat steeds alleen maar de liefde tot stand zal brengen. Want de liefde verbindt zich innig met Mij en dan zult u ook met mijn geest vervuld zijn, u zult in staat zijn helder en duidelijk de totale schepping te aanschouwen en elke samenhang begrijpen. U zult ook op de hoogte zijn van de aard van de scheppingen, van hun doel en hun bestemming van dit ogenblik. U zult ook op de hoogte zijn van de verscheidenheid van de hemellichamen, die zo veelzijdig zijn omdat ze alle ook verschillend rijp geworden zielen herbergen en – daar Ik ontelbare ideeën had en ze kon uitvoeren.

Ik ook elk hemellichaam vormde naar andere gedachten, die echter alle het terugbrengen van het eens gevallene (geestelijke) moeten bevorderen.

Ik ben geen Wezen dat is onderworpen aan beperking, dat ooit zijn uiterste geeft of zijn kracht geheel verbruikt.

Ik schep onophoudelijk en steeds komen er weer nieuwe gedachten uit Mij tevoorschijn en nemen vorm aan.

Zo heb Ik velerlei woningen waarin de verdergaande ontwikkeling van de wezens die zich op de terugweg naar Mij bevinden zich afspeelt, mijn scheppingen zijn ontelbaar en steeds meer scheppingen ontstaan uit mijn liefde naar buiten, omdat Ik ook steeds weer nieuwe vreugden bereid voor al mijn wezens, want steeds stijgen al deze wezens verder ten hogen, zodra ze zich eenmaal op deze weg bevinden. En zo zullen ook de mensen van de aarde – wanneer ze eens in het hiernamaals tot een glimpje inzicht zijn gekomen – nu ook opwaarts klimmen, en een terugval in de diepte is uitgesloten. Voor deze zielen staan er weer ontelbare hemellichamen klaar om hen op te nemen, steeds in overeenstemming met de graad van hun rijpheid, die steeds toeneemt en dus ook steeds weer een wisseling vereist van hun verblijfplaats.

U mensen kunt vanaf de aarde talloze hemellichamen waarnemen die voor u – al zijn ze te zien – toch ontelbaar worden. En in de gehele schepping zijn er nog talloze hemellichamen die voor u onzichtbaar zijn, zodat hun aantallen ook uw menselijk vermogen om te schatten ver te boven gaan.

U zult dus alleen in het helderste licht de totale schepping kunnen overzien, omdat u dan eveneens geen begrenzing meer zult kennen. Maar dan kent ook uw gelukzaligheid geen grenzen meer – want u kent de bestemming van elk hemellichaam en ook de staat van rijpheid van zijn bewoners en u zult deze steeds proberen te vergroten om allen in dezelfde staat te verplaatsen waarin u zelf u bevindt: in innige band met Mij zelf en onophoudelijk doorstraald met liefde.

Maar voorwaarde voor uw opwaarts gaan is dat u een sprankje inzicht bezit.

En dat betekent dat de waarheid al in u is binnengedrongen, omdat u zich voordien nog in duisternis bevond of in half schemering voortging, dat u zich niet van dwaalleren kon losmaken. En het aantal van hen is groot.

De lichtwezens proberen wel deze toestand te veranderen, maar zolang dezen worden afgewezen is er geen hoop en een terugval in de diepte is steeds nog te vrezen. Zodra er echter maar een beetje liefde in hen is, zullen ze zich ook niet afsluiten voor de denkbeelden van de lichtwezens, die hen steeds weer op Jezus Christus wijzen, dan zullen ze ook hun dwaling opgeven en de waarheid aannemen en is voor hen de weg die omhoog leidt zeker. Voor deze mensen had echter al op aarde het weten ontsloten kunnen worden, wanneer ze op de stem van de geest in zich zouden hebben gelet, want al op aarde tot inzicht zijn gekomen, opent voor de mens ook de deur naar het lichtrijk en ze vinden met zekerheid de weg terug naar het vaderhuis om zich voor eeuwig met Mij te verenigen.

Amen

BD.8989
5 juni 1965

Natuurcatastrofe voor het einde

Naar al mijn schepselen gaat mijn liefdevolle zorg uit, die zich steeds weer uit door mijn toespreken. Want Ik wil dat de weg naar Mij voor hen gemakkelijk wordt. Ik wil dat mijn Wil hun in alle duidelijkheid wordt voorgehouden, aan welke ze – wanneer zij er ernstig naar streven – gevolg zullen geven en dus niet alleen toehoorders zijn, maar uitvoerders van mijn woord. En mijn liefde strekt zich ook uit naar die mensen, die nog ver van Mij af staan. Die Ik niet rechtstreeks kan toespreken, maar die Ik ook niet wil verliezen. Die Ik niet wil afstaan aan mijn tegenstander, die hen onherroepelijk weer naar beneden trekt, de diepte in. En omwille van hen laat Ik nog een groot gericht over de aarde komen, waarop Ik al lange tijd heb gewezen. Ik doe nog een laatste poging voor het einde, dat spoedig daarna zal volgen.

Ik openbaar me duidelijk, zonder echter de mensen te dwingen tot geloof. En al hebben de natuurkrachten ook nog zo’n hevige uitwerking, steeds zal slechts een deel der mensen daar mijn duidelijke uitingen in herkennen, terwijl de meeste ook dan nog een God en Schepper loochenen, met als motivatie dat een God, die alles heeft geschapen, Zijn eigen werken niet vernietigt. En ze kunnen niet worden gedwongen anders te denken. En hun valt het lot ten deel weer opnieuw te worden gekluisterd in de scheppingen van de nieuwe aarde.

Maar de weinigen, die in de komende catastrofe Mij zelf en mijn stem herkennen, zal Ik bijstaan in alle aardse noden. En Ik zal proberen hun geloof te versterken, zodat ze niet verloren gaan op het einde, of Ik zal ze nog tevoren wegroepen naar het rijk hierna. Want mijn liefde gaat uit naar elke ziel om haar terug te winnen, om ze een hernieuwde gang door de scheppingen van de aarde te besparen. En Ik denk eraan, dat u nog onder de wet van tijd en ruimte staat, dat het voor u een ondenkbaar lange tijd betekent, waarin u weer in een ongelukkige toestand verblijft, tot u weer het stadium van mens zult bereiken, waarin u dan weliswaar weer in de toestand van het zelfbewustzijn het gevoel voor tijd en ruimte zult hebben, maar tevoren toch onnoemelijk zult moeten lijden.

Wanneer de mensheid door die natuurcatastrofe wordt getroffen, zal ze wel stijf staan van ontzetting over de grootte en omvang van het gebeuren. En angst zal de achterop geraakte mensen bevangen, dat deze gebeurtenis zich zou kunnen herhalen en dat geen land veilig is er niet ook door getroffen te worden. En toch zullen slechts weinig mensen Mij zelf daarin willen herkennen en hun leven veranderen. Want het merendeel is ongelovig en ziet er alleen een natuurgebeuren in, dat nu eenmaal groter is dan alle voorgaande, dat op de koop toe moet worden genomen, ongeacht of het veel slachtoffers eiste. En het einde, dat voor hen buitengewoon belangrijk en met verstrekkende gevolgen zal zijn, zal hen ook niet geloofwaardig kunnen worden gemaakt. Want ze zijn veeleer geneigd het natuurgebeuren te zien als samenhangend met de menselijke proefnemingen om in het heelal binnen te dringen, maar ze zullen er geen goddelijke Macht of Kracht in zien, die ze loochenen, omdat ze in de duisternis van geest al zo verstrikt zijn, dat het voor dezen onmogelijk is anders te gaan denken. En toch is dit natuurgebeuren het laatste teken voor het einde, dat allen te denken zou moeten geven.

En Ik volg met mijn liefde ook al mijn schepselen, die niet helemaal afwijzend zijn en er ook over na zullen denken wat Ik ermee beoog en die alles zien als een spreken tot diegenen, die mijn zachte stem niet herkenden en daarom luider moeten worden toegesproken. Want tot aan het einde toe tracht Ik nog iedere ziel te winnen, opdat ze de weg naar Mij zal vinden en zich aan Mij zal overgeven. En waarlijk, mijn liefde zal ze vastpakken en ze zal gered zijn voor tijd en eeuwigheid.

Amen

BD.8990
6 juni 1965

Verschillende geestesrichtingen – Er is maar één waarheid

U zult in elke geestesrichting iets vinden wat met de waarheid overeenstemt, maar u zult er heel wat meer verkeerde opvattingen aantreffen en daarom moet alles aan een onderzoek worden onderworpen, de oorsprong moet worden vastgesteld en dus kan niet voor alles als waarheid worden opgekomen. Want er bestaan enorme hoeveelheden verschillende geestesrichtingen die echter alle van elkaar afwijken. En dat zou u al te denken moeten geven, want er is maar één waarheid en deze gaat van Mij zelf uit. Maar de zuivere waarheid zal steeds door het werkzaam zijn van mijn geest in de mens worden verkregen en daarom gaat het er allereerst om vast te stellen waar mijn geest werkzaam kon zijn en dus ook gewerkt heeft. En dan moet de inhoud overeenstemmen met mijn rechtstreekse boodschap van boven.

Maar wie kan vanuit zichzelf beweren dat mijn geest in hem werkt? Wie heeft de garantie dat hem de zuivere waarheid is toegestuurd en gebracht? Op deze vraag wordt u een duidelijk antwoord gegeven: Wie zonder enig voorweten van binnenuit kennis verkrijgt van mijn heilsplan van eeuwigheid, van de zin en het doel, van zijn bestaan, van mijn besturen en werkzaam zijn in de hele oneindigheid, wie alles kan motiveren en van elke samenhang op de hoogte is, is door mijn geest verlicht en zijn weten stemt overeen met de volledige waarheid, waaraan de inhoud van elke geestesrichting moet worden beproefd en elke leerstelling die in tegenspraak is met dit weten kan worden afgewezen.

U hebt dus wel een mogelijkheid uw huidige weten aan zo’n onderzoek te onderwerpen, maar wie maakt van deze aanwijzing gebruik om zelf in het bezit van de zuivere waarheid te komen? Niemand stapt af van zijn eigen opvatting en zo is er door de inwerking van mijn tegenstander een enorme hoeveelheid verkeerde leerstellingen binnengeslopen, ofschoon elke geestesrichting in zich ook een korreltje waarheid bevat. Maar daar zijn ze allemaal hetzelfde in: niets aan te nemen van datgene wat werkelijk waarheid is. Want juist dit gebeuren van het “werkzaam zijn van mijn geest in de mens” is vreemd aan al die geestesrichtingen en zo geloven maar zelden mensen erin, dat Ik zelf me uit tegenover diegene die de voorwaarden vervult die Ik daaraan heb verbonden. En deze voorwaarde is, dat de mens leeft in de liefde, omdat de liefde hem met Mij verbindt en Ik zelf me dan ook kan uiten. Deze voorwaarde zou ieder mens kunnen vervullen en hij zou ook in de waarheid, in het juiste denken verkeren. En al diegenen die dit makkelijke gebod van Mij vervullen, zullen er ook van overtuigd zijn dat hun waarheid wordt gebracht, wanneer ze zo’n, door “het werkzaam zijn van de geest” verkregen weten ontvangen. Maar het aantal van hen is klein, juist omdat het de mensen aan liefde ontbreekt.

Zo heeft het dus voor u helemaal geen nut, wanneer u aanhanger bent van een geestesrichting, het doet er niet toe welke, wanneer u ijverig voor de leerstellingen ervan opkomt, u bent toch dood in de geest want u onderkent de waarheid niet die u alleen verder brengt op de weg omhoog. En zolang u niet op de hoogte bent van het eigenlijke doel van uw aardse leven, is ook het weten dat u bezit verkeerd en kan u nooit opwaarts leiden. Steeds kan alleen de liefde dit bewerkstelligen, die u allen zult kunnen beoefenen, maar wat u niet van plan bent te doen, want uw eigenliefde is nog te groot en daarom is u de waarheid nog verborgen, dat wil zeggen: u ziet ze niet in als zodanig. En u zult in dwaling verkeren, zoals u ook in deze dwaling binnengaat in het rijk hierna, waarin het heel wat moeilijker is zich daarvan vrij te maken, want ook daarginds neemt u de waarheid niet aan wanneer ze u wordt aangeboden. En zo hangt het dus steeds van de graad van uw liefde af of uw gedachten dicht bij de waarheid komen, en daarom kan u steeds alleen maar de leer van de liefde worden gebracht, opdat uw denken juist is, opdat mijn geest zich in u kan uiten, opdat u dan de zuivere waarheid zult herkennen en in ontvangst nemen, die u met zekerheid opwaarts leidt, de volmaaktheid tegemoet.

Want steeds zal de duisternis het licht bestrijden, maar deze wereld behoort (nog) aan de vorst der duisternis en alleen wie zich van hem losmaakt, kan mijn rijk binnenkomen. En daartoe help Ik waarlijk eenieder, dat hij Mij en de waarheid herkent.

Amen

BD.8991
7 juni 1965

De leer van het slapen van de ziel

Dat u van plan bent u voor mijn van boven aan u gegeven woord in te zetten, geeft Mij aanleiding u ook kennis te ontsluiten met betrekking tot een dwaling die u tot nog toe hebt aangehangen.

Het is de leer van het slapen van de ziel, de zogenaamde zielenslaap, die u een totaal vals beeld geeft van de ziel en haar staat wanneer zij het geestelijke rijk betreedt. Deze leer wordt gemotiveerd met de bewering dat er in de schrift nergens gesproken wordt van een onsterfelijke ziel, wat echter weerlegt kan worden met de stelling: “Wie in Mij gelooft zal leven in eeuwigheid!”

En de slaap is een broeder van de dood, dus zal een slapende niet leven, maar dood zijn. Hij zal in diepe duisternis ten prooi vallen aan een toestand als van een doodsslaap, dus kan van een leven in eeuwigheid geen sprake zijn.

En het ergste is het voor u allen die in dit bewustzijn van de aarde scheidt, want het ontbreekt u waarlijk aan alle kennis en het zal heel lang duren voordat u tot een glimp van inzicht komt. Want waarlijk, u gaat geheel blind van deze aarde weg en u zult alleen dan in het hiernamaals een weinig licht ontvangen, als uw aardse levenswandel een leven in liefde is geweest.

Maar niet eerder dan dat u zich van deze dwaalleer losmaakt, zult u ook niet weten dat u gestorven bent, omdat u zich nog in een staat van zelfbewustzijn bevindt dat voor u ook het bewustzijn in het verdere leven is. U meent slechts dat u in andere streken overgeplaatst bent, maar zult eeuwig niet tot die rust komen die voor u de slaaptoestand betekent. Dus zult u wel steeds nog leven, maar niet in een staat van zaligheid, maar in een verward denken dat beantwoordt aan de leer die u als mens op aarde heeft aangehangen.

Alles wat uit Mij is voortgekomen blijft bestaan tot in alle eeuwigheid, maar het kan in een staat van dood zijn het rijk hierna ingaan. En deze dode staat kiest u allen als u deze dwaalleer verbreidt. En u streeft niet naar het leven dat uw lot moet zijn wanneer u het geestelijke rijk ingaat. Want dan pas begint uw leven, aangenomen dat u een leven van liefde leidt en u zich van deze dwaalleer los kunt maken.

Want al gelooft u ook ernstig aan een opstanding op de jongste dag, waarop allen die in hun graven rusten tot leven worden gewekt, toch zal dit ook uw lot zijn dat u niet eerder tot leven komt tot u de dwaasheid van deze leer inziet. En uw zijn in het hiernamaals zal zo wezen dat u in een toestand van nietsdoen, in een slaap toestand, voor eeuwig lange tijden verkeert, of dat u zich net zolang in een wereld bevindt die u nog steeds als de aarde aanziet – die u echter reeds lang verlaten heeft.

Waarlijk, u mensen die deze dwaalleer aanhangt, u weet niet aan welke verderfelijke geest u ten prooi bent gevallen. U zult een overmaat aan liefde moeten opbrengen opdat u onverwachts beseft hoe het er in werkelijkheid uitziet. En u kunt van geluk spreken als u op aarde iemand achter laat die voor u bidt, die u helpt tot het juiste inzicht te komen. Maar steeds is de graad van liefde beslissend of u bij het verlaten van deze aarde als in een flits het inzicht treft.

Maar omdat u niet aan de onsterflijkheid van de ziel” gelooft, gelooft u ook niet aan een bemiddeling uit het geestelijke rijk die u kennis zou geven, en dat is in uw nadeel. Want het zou u opheldering hebben gegeven over het gestadig opstijgen van de zielen die het rijk hierna binnen gaan. U zou deze dwaalleer verwerpen als satanisch, want ze heeft alleen de bedoeling u van een vooruitgang in het hiernamaals af te houden, welke u spoedig het ware leven zou opleveren dat u allen eens zult bereiken.

Amen

BD.8992
9 juni 1965

De juiste richting van de vrije wil

Steeds weer is het u verklaard, waarom Ik u met de vrije wil, het teken van goddelijkheid, heb uitgerust. En toch wendt u de vrije wil meestal verkeerd aan, ondanks dat u wordt verteld, dat van de richting van deze wil uw zaligheid afhangt. Want ook mijn tegenstander probeert zich deze vrije wil toe te eigenen, en hem volgt u eerder omdat zich in u driften bevinden die duidelijk op zijn wezen wijzen en waarnaar u wilt leven, ook wanneer u dan schade toebrengt aan uw ziel.

De materiële wereld is zijn rijk, en daarmee zal hij u steeds opnieuw lokken. En zodra u zijn wil vervult, gaat het leven van uw ziel verloren. Het geluk van deze wereld vervult u echter slechts zo lang, tot u uw aardse lichaam verlaat. Dan pas zult u ervaren, wat u het aardse leven heeft opgeleverd. Dan pas zult u bij het geringste sprankje inzicht uw aards bestaan betreuren, dat u niet Mij volledig uw wil heeft geschonken, want dan was u met rijke goederen gezegend het rijk hierna binnengegaan. En u zou het weten, waarom uw wil vrij moest zijn en niet door Mij gedwongen kon worden.

U kon deze echter evengoed naar Mij wenden en u zou een gezegend leven beschoren zijn, dat nimmer zou hebben opgehouden. U moest dus in het bezit zijn van een vrije wil, om uw lot te kunnen bepalen. Want van Mij uit staat geen enkel wezen onder dwang, omdat dit een toestand van beperking zou betekenen. Uit Mij kon echter alleen het hoogst volmaakte voortkomen.

Maar u had door uw vrije wil ook de mogelijkheid, in eindeloze diepten te vallen en u van daaruit weer te verheffen naar de hoogste hoogte, wat niet mogelijk was geweest, wanneer Ik u zonder vrije wil had geschapen; dat u dus wel mechanisch alles gedaan zou hebben, wat mijn wil bepaalt, maar u zich niet – los van mijn wil – kon veranderen. Want dan zou u dode schepselen zijn geweest die zich totaal naar mijn wil moesten schikken. En het zou geheel in tegenspraak zijn met mijn liefde, wijsheid en macht, de geestelijke wereld met zulke dode wezens te bevolken, want alles wat buiten Mij is geplaatst moet hoogst volmaakt zijn, en dat vereist ook een vrije wil.

Dat deze vrije wil u noodlottig werd, voorzag Ik wel sinds eeuwigheid. Dat ze u echter ook de volledige rijpheid opleverde, die de graad van het kindschap Gods tot gevolg heeft, zag Ik eveneens vooruit. En dit bracht Mij er ook toe de afval der wezens niet te verhinderen, wat dan ook zou hebben betekend, dat Ik uw wil onvrij zou moeten maken. U mensen zult dit alles pas begrijpen, wanneer u van licht doorstraald zult kunnen worden. Want in de gedaante als mens bent u niet in staat diepere wijsheden op te nemen. En u zult nooit kunnen begrijpen, waarom Ik een schepsel van Mij zo een verschrikkelijk lange weg laat gaan om tot de laatste volmaaktheid te komen. Maar u zult ook nooit kunnen begrijpen waaruit de grote zonde bestaat die het wezen beging. Want de weg door alle kwellingen weegt nog lang niet op tegen deze zonde en eerst moest het hoogste Wezen naar de aarde afdalen om deze zonde te delgen. Nu echter staat voor het wezen de deur weer open die naar Mij in het lichtrijk voert.

Dit alles had echter niet hoeven te gebeuren, wanneer het wezen zijn vrije wil juist had gericht. En wederom zult u ook mijn heilsplan van eeuwigheid niet kunnen bevatten en doorgronden, daar Ik zelf voor u, mijn schepselen, voor eeuwig ondoorgrondelijk ben, omdat U Mij nooit in mijn liefde, wijsheid en macht volledig zult kunnen begrijpen. Want mijn liefde is eindeloos en omvat al mijn schepselen. Mijn wijsheid is onbegrensd en wil al mijn schepselen het hoogste geluk bereiden. En mijn macht is onovertroffen en kan alles wat ze wil en wat bijdraagt tot de gelukzaligheid van mijn schepselen.

Uiteindelijk zal uw lot dus heerlijk zijn, dat niet te overtreffen is. En mijn schepselen zullen nu als mijn kinderen alle zaligheden genieten. Ze zullen voor altijd en eeuwig Mij loven en prijzen en dank zingen voor de liefde die Ik hen bewezen heb, ook toen zij leden onder kwellingen. Want deze zijn voorbijgegaan, maar hun blijft de gelukzaligheid tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8993
11 juni 1965

Vragen om goddelijke zegening

Wat u ook onderneemt, u doet er goed aan steeds om mijn zegen te vragen. Alleen dan kan alles u het resultaat opleveren waarop u hoopt. En dat u vooral met mijn zegen werkt wanneer u zich geestelijke arbeid voorneemt, dat zal u ook de kracht daartoe geven, want waar Ik Zelf om hulp verzocht word, daar kan arbeid niet tevergeefs verricht zijn. En mijn zegen zal op elk geestelijk werk rusten, want het is het belangrijkste werk dat u in het belang van de verlossing van uw medemensen dient te verrichten. En omdat u aan mijn wil voldoet door u te ontfermen over de geestelijke nood van uw naasten, zult u ook steeds van mijn zegen verzekerd zijn, maar u moet er bewust om vragen, opdat ik u daarin dan onbeperkt kan voorzien. U bewijst Mij daardoor dat u Mij geheel en al ter wille bent, dat u steeds bereid bent enkel Mij te dienen, dat u niets wilt ondernemen dat niet in overeenstemming is met mijn wil en dat u Mij liefhebt zoals Ik door u geliefd wil zijn. Uw verzoek om mijn zegen beantwoord Ik ook onmiddellijk, want dit is een geestelijk verzoek dat dan ook geestelijk op te vatten is wanneer u om wereldse zaken vraagt, waarin Ik u zeker zal voorzien, omdat u dan alleen om iets vraagt wat niet nadelig is voor uw ziel.

Bid daarom steeds om mijn zegen, wat u ook wilt ondernemen. Bid dat Ik elk van uw gesprekken zegen, elke handeling en elke gedachte. Bid om mijn zegen bij elk voornemen dat u wilt uitvoeren en laat Mij op die manier nooit weg uit uw gedachten. Want u zult het zelf ondervinden hoe belangrijk het is dat u in alles Mij betrekt, dat u door deze bede steeds vurig naar mijn tegenwoordigheid verlangt en dat deze ook steeds met u zal zijn. Ik wil steeds alleen maar dat u voortdurend aan Mij denkt, want alleen dan kan Ik u duidelijk bijstaan. En Ik zal dat ook doen doordat Ik u duidelijke tekenen zal geven van mijn aanwezigheid, waardoor uw geloof alsmaar meer gesterkt zal worden. Want dit zal nog aan vele aanvallen van mijn tegenstander zijn blootgesteld en alleen wanneer u sterk in uw geloof staat, zult u deze aanvallen kunnen weerstaan. En als u Mij nu in elke geestelijke of lichamelijke behoefte vraagt om uw doen en laten te zegenen, zult u ook ieder onheil kunnen trotseren, want steeds ben Ik het aan wie u zich hebt toevertrouwd en Die nu voor u werkt, u dus enkel dat uitvoert wat mijn wil is.

U moet steeds met Mij verbonden zijn. Elke gedachte moet steeds eerst tot Mij gericht zijn, dan zullen ook al uw bezigheden onder mijn zegen staan en dan zult u rijpen in de liefde en ook in het inzicht, want dan stroomt mijn liefdeskracht voortdurend bij u binnen en een kalme vrede zal uw lot zijn. Laat Mij nooit meer weg uit uw gedachten. Dat is mijn voortdurende zorg om u, dat Ik de inhoud van uw gedachten wil Zijn, dat Ik u ononderbroken terzijde kan staan, wat uw wil vooronderstelt mijn leiding te vragen en aan te nemen. Dan zult u echter onbezorgd uw aardse levensweg kunnen afleggen, want Ik zelf verlang naar u en verwacht van u niets vuriger dan dat u zelf ook dit verlangen koestert, dat het ook uw diepste wens moge zijn, u nooit meer los te maken en met Mij verenigd te blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.8994
13 juni 1965

Gods beschutting voor de dragers van het licht

Met de steun van alle goede krachten is dit werk ontstaan, en ook voortaan zal de lichtwereld er deel aan hebben, want het gaat om het voor u, mensen belangrijkste, om de waarheid, die alleen maar van boven, uit het rijk van de waarheid kan komen. De lichtwereld doet ijverig haar best de duisternis die over de aarde gespreid ligt, te doorbreken en de mensen van een weten in kennis te stellen dat slechts Ik alleen door hen naar de aarde kan zenden, dat ze ononderbroken van Mij zelf ontvangen en doorgeven aan liefdevolle mensen die zich vrijwillig voor deze stroom van genade openstellen. Het laatste gebeuren – de totale omvorming van het aardoppervlak – staat kort voor de deur en dit geeft alle lichtwezens aanleiding ijverig werkzaam te zijn, dat de waarheid ingang vindt, dat de waarheid diegenen wordt gebracht die er ernstig naar verlangen en dat al degenen die haar ontvangen er zich ook voor inzetten en steeds weer proberen aanhangers te winnen. En al is de kring van hen ook zeer klein, ze gaan echter allen rijk gezegend met geestelijke goederen het rijk hierna binnen en kunnen van daar uit weer de mensen door middel van gedachten onderrichten, want wie eenmaal de waarheid bezit, diens streven zal altijd zijn haar ook aan hen mee te delen die nog in de duisternis van de geest voortleven.

U allen die mijn woord van boven ontvangt, staat onder de bijzondere bescherming van de lichtwezens, zodat u onbezorgd uw missie zult kunnen uitvoeren, want u zult geen dag eerder dit tranendal verlaten dan dat u uw missie vervuld hebt, ten behoeve waarvan u deze aarde mocht betreden, ook al komt het u onwaarschijnlijk voor. De grote geestelijke nood in aanmerking genomen, hoeft u niet bang te zijn te falen, al stellen zich Mij maar slechts zelden mensen ter beschikking, maar die er zich vrijwillig voor aanbieden de waarheid door te geven, zullen door Mij gezegend zijn, want ook op aarde heb Ik bereidwillige krachten nodig die voor Mij bezig zijn.

Want al probeert mijn tegenstander hen te hinderen, hij heeft geen macht over diegenen die hun wil helemaal aan Mij gegeven hebben, die bereid zijn in mijn wil werkzaam te zijn. Want zij allen hebben weer sterke lichtgeesten om zich, die hen leiden in hun gedachten en hun ook steeds weer kracht toevoeren, want het komt er op aan nog veel mensen wakker te maken en hun geestelijk brood aan te reiken, alsmede een frisse onbedorven drank die hun het leven moet geven.

Waar Ik een bron ontsloten heb, daar moet u zich allen laven, waar Ik zo duidelijk werkzaam ben, zult u elke zorg kunnen laten varen, want wie heeft er zeker de macht uw leven te verlengen dan alleen Ik, die u het leven gegeven heb? En zo moet u zich ook geen zorgen maken om uw medearbeiders, die, zolang ze voor Mij werken, waarlijk niets beters kunnen doen dan mee te helpen aan de verspreiding van de waarheid. Hun volle overtuiging dat ze alleen maar de waarheid verspreiden, maakt hen tot de bruikbaarste krachten, die Ik waarlijk niet eerder van de aarde wegneem tot ze de hun opgedragen arbeid volbracht hebben.

En dit verzeker Ik u steeds weer, dat uw leven in mijn hand ligt en dat u zich ook door alle lichtwezens beschermd zult kunnen weten, want zij voeren alleen mijn wil uit en die is steeds alleen maar daarop bedacht, dat Ik die mensen nog red voor de ondergang, die zich willen laten redden. Elk mensenleven ligt in mijn hand.

En wanneer Ik de mensen vooraf wegroep door ongevallen en catastrofes van allerlei aard, weet Ik precies wie er nog in het hiernamaals tot voltooiing kan komen en wie de proef niet heeft doorstaan in het leven op aarde, en voor al dezen heb Ik verdere scholen gereed gemaakt om hen toch eens voor Mij te winnen, al kunnen er nog eeuwige tijden vergaan.

Maar dit alles moet u, mensen er alleen maar aan laten denken dat er een Macht bestaat aan welke u willoos bent overgeleverd en u zou moeten proberen de verbinding met Haar tot stand te brengen, want alleen in de verbinding met Mij zult u rijp worden op aarde en dan ook ontvankelijk zijn voor de zuivere waarheid, die u allen aan moet nemen, wilt u eenmaal voor eeuwig zalig zijn en blijven.

Amen

BD.8995
14 juni 1965

Leven binnen de goddelijke orde

Indien u mensen zich allen binnen de goddelijke orde zou bewegen, dan zou uw rijpen gewaarborgd zijn, aangezien u dan in de liefde zou leven die in de goddelijke orde inbegrepen is. U zou dan ook in de volle waarheid staan, daar het licht der waarheid in u allen zou oplichten en deze waarheid u ontegenzeglijk naar Mij leidt. Maar hoe staat het er onder de mensen voor? De eigenliefde gaat bij iedereen voor alles, maar de naastenliefde die onzelfzuchtig is, beoefent zelden nog een mens. En zo staat alles wagenwijd open voor mijn tegenstander, waarlangs hij kan inwerken en dit ook doet, in die zin dat hij u in dwaling voert, wat u steeds meer in zijn handen terecht laat komen en nimmermeer tot Mij kan leiden.

En zo weet u ook de reden van uw dieptepunt. U weet het, waarom ook de grote aardse nood in de wereld aanwezig is. U weet het, dat de een de vijand van de ander is omdat het u allen aan liefde ontbreekt, omdat ze bekoeld is onder de mensen en zonder de liefde is er geen mogelijkheid, vrij te worden van mijn tegenstander. Om die reden is u mensen van deze tijd een grens gesteld, omdat u het aardse leven niet langer benut om uw ziel te doen rijpen.

De enkelingen echter die zich nog in de goddelijke orde bevinden, ken Ik. Zij behoren tot de mijnen die Ik zal wegnemen als stam van het nieuwe mensengeslacht. De anderen zullen de weg nog een keer moeten afleggen, want de aarde zal worden ontbonden en haar uiterlijk zal totaal omgevormd worden. Dan zal de opwaartse ontwikkeling van het geestelijke opnieuw verder moeten gaan, daar alles naar de voltooiing toe werkt. Al het nog in de vorm gebonden geestelijke wil zich verder ontwikkelen en wordt daartoe in de nieuwe scheppingen ondergebracht, zodanig dat er aanvankelijk een harmonieuze toestand zal heersen, waarbinnen al het gebonden geestelijke graag dient en daardoor steeds opnieuw vrij komt uit de gedaante. En daarom kan het gebeuren van de ontbinding en het opnieuw vormgeven niet als een liefdeloos gebeuren beschouwd worden, want het geestelijke in de laatste vorm als mens heeft gefaald, en zo gaf het zelf de aanzet tot de volledige vernietiging van de belichaming. En zo wordt er een tijdperk afgesloten, om daar vervolgens een gans nieuwe aarde op te laten volgen, waar nu ook de zielen sneller tot rijping zullen komen.

Maar geen mens wil daarin geloven en hij benut de korte periode daartoe op aarde niet. Want ook al wordt mijn woord u voortdurend van boven toegevoerd, de mensen geloven het niet en lachen iedereen uit die hen dit wil laten inzien. Aangezien echter enkel de liefde hen dit inzicht zou schenken, is de toestand van de mensen ook hopeloos, ook al zal voordien de grote nood nog velen de gelegenheid geven, de liefde in zich op te wekken in het aangezicht van de grote mistroostigheid die over de mensheid zal komen. Want daardoor is er nog hoop op redding, dat de mensen geraakt worden door de nood van hun medemensen en zich liefdevol inzetten.

Dan zal Ik ook zichtbaar diegenen te hulp komen, die door de liefde gedreven zijn tot het lenigen van de nood. Doch er zullen er maar weinigen van hen zijn. Het einde komt echter onherroepelijk en zal de mensen verrassen. Het zal een nieuwe verlossingsperiode inluiden, die wederom aanvangt met een paradijselijk leven, dat ook lang zal voortduren en waarbij vele zielen gerijpt het rijk aan gene zijde zullen binnengaan, waar ze als lichtgeesten opnieuw arbeid kunnen verrichten. Ik kan u allen slechts toeroepen: eens loopt de tijd ten einde, die u op deze aarde werd toegemeten. En wanneer u faalt, zal u het lot van het opnieuw gekluisterd worden niet bespaard blijven, opdat u na eindeloos lange tijd opnieuw het stadium van het mens zijn bereikt en dan opnieuw het besluit moet nemen, aan wie u wilt toebehoren, Mij of mijn tegenstander. En telkens zal uw lot zijn, in overeenstemming met uw besluit.

Amen

BD.8996
15 juni 1965

Het eeuwige Woord zelf spreekt u aan

Het eeuwige Woord zelf spreekt u aan. De Vader wil dat u Hemzelf opnieuw ervaart zoals het was in het allereerste begin, dat u opnieuw dezelfde zaligheid ervaart wanneer Hij Zijn liefdeslicht in u kan laten stralen. Hij wil u opnieuw gelukkig maken zoals eens, toen u als vrije wezens was uitgegaan van Hem, toen u echter ook wist wat u was.

Hij wil u nu dit weten opnieuw ontsluiten, dat u verloren had door uw afkeer van Hem. En daarom weerklinkt Zijn woord van boven voor u. U zult het kunnen vernemen als u zichzelf openstelt voor de ontvangst van Zijn liefdesstraal. Dan bent u echter ook dicht bij uw voleinding, dan heeft u met succes de terugweg naar Hem ingeslagen, en dit betekent dat u zich definitief vrij heeft gemaakt van hem die u geketend hield tot u de goddelijke Verlosser gevonden had. En dat is het teken dat Hij dicht bij u is, dat u met Hem zult kunnen praten, dat u Zijn woord zult kunnen vernemen in het hart en u die toestand zult bereiken waar u zich opnieuw zult kunnen aansluiten bij de Heer van de zalige geesten om met God en naar Zijn wil nu te kunnen handelen.

Dat u het woord van uw Vader van eeuwigheid in u zult kunnen vernemen wanneer u nog als mens op de aarde leeft is een zichtbaar teken van Zijn tegenwoordigheid, want om u te kunnen aanspreken moet Hij ook in uw nabijheid zijn, zo dichtbij dat u Hem in de stilte van het hart zult kunnen horen. En wanneer Hij zich aan u openbaart is dat ook een teken dat u Hem bewust zoekt en gevonden heeft, dat u verlangt naar Zijn aanspreken en dat Hij u die ook schenkt. Want nog is het een geschenk, een onuitsprekelijke genade, omdat Hij ook diegenen aanspreekt die nog niet die rijpheid hebben, die deze echter door Zijn aanspreken kunnen bereiken, daar Zijn woord een kracht heeft die u niet meten kunt. En wie daartoe bereid is zich ook te laten aanspreken, wie Zijn woord geen weerstand biedt, die zal ook waarlijk zijn kracht voelen, want die komt duidelijk een genade toe die zijn ziel helpt rijp te worden.

Want de Vader onderwijst Zijn kinderen, Hij onderwijst hen in Zijn wil en Hij laat hun kennis toekomen die ze verloren hadden, die echter voor de mens een helder licht betekent waardoor hij nu de weg naar boven kan gaan. Het woord is het uitvloeisel van Zijn liefde. Het is de essentie van dat wat de ziel eens onmetelijk gelukkig zal maken. Het brengt de verbinding tot stand van het hoogste Wezen met de mens die Zijn woord horen wil. En er zou door alle mensen vurig om gevraagd moeten worden, omdat het als het ware de ingang wijst in het geestelijke rijk dat nog gesloten blijft voor allen die niet ontvankelijk zijn voor het woord van de Vader.

Steeds opnieuw spreekt de Vader Zijn kinderen aan om zich aan hen te bewijzen, doch geloof vindt Hij slechts bij diegenen die reeds zelf de verandering naar liefde hebben voltrokken. Want de liefde opent hun de ogen, de liefde maakt het hart ontvankelijk voor het woord dat zich nu in een tot liefde geworden opnamevat kan uiten. En het zal zich uiten zolang de aarde bestaat, want het woord weerklonk in het begin en zal nimmer vergaan. Het zal voor altijd en eeuwig weerklinken in het geestelijke rijk en op de aarde, maar daar enkel dan, wanneer er zich een opnamevat bevindt dat zich door de liefde zo gevormd heeft dat het goddelijke woord – de liefde-uitstraling van de Vader – daar naar binnen kan stralen.

En u allen moet deze genade juist benutten, want als u deze maar op u laat inwerken, zult u onherroepelijk ook het leven verkrijgen dat u eeuwig niet meer zult kunnen verliezen. Wie dit echter naast zich neerlegt, voor hem zal het woord zelf tot gericht worden. Want die heeft niet de grote genade aanvaard, het geschenk dat de Vader hem aanbood. Hij heeft niet de helpende hand gegrepen die hem naar boven wilde trekken. Hij heeft het woord veronachtzaamd, dat hem de liefde van de Vader wilde laten toekomen. De zonde van de afweer van de goddelijke liefdeskracht heeft zich herhaald en hij zal opnieuw de gang moeten gaan door de schepping, die hem opnieuw talloze kwellingen bezorgt. Want dat is de zonde tegen de Geest, wanneer zich de mens bewust tegen het aanspreken van de Vader keert, wanneer hij Zijn woord erkent als Gods woord en er toch geen acht op slaat, want daarvoor moet hij zich verantwoorden.

Amen

BD.8997
17 juni 1965

Regelgeving van tijd en ruimte – Toestand van het nog onvolmaakte

U kunt met zekerheid aannemen, dat Ik ooit volkomen zal slagen in mijn werk van het terugvoeren. Dat Ik Mij van geen enkel wezen zal afwenden, dat elk wezen de weg naar het huis van de Vader zal gaan. Dat ook mijn eerst gevallen geest ooit uit zichzelf naar Mij terugkeert en dat daarom het lot van geen enkel wezen ooit uitzichtloos genoemd zou kunnen worden, zelfs wanneer het zich nog eeuwigheden van Mij verwijderd houdt. Want daarvoor staat mijn liefde garant, welke nooit zal ophouden voor elk wezen te zorgen dat ooit van Mij uit tot stand gekomen is. Want aangezien voor Mij van geen enkele tijd- en ruimtebepaling sprake is, betekent het ook niet wat u verstaat onder eeuwigheid.

Bij Mij is alles één, verleden, heden en toekomst. En ook het lijden en de kommer die u moet doorstaan om naar Mij terug te keren, zijn voor Mij in verhouding tot de eeuwigheid slechts ogenblikken. Maar juist de bepaling van tijd en ruimte is het, waarbinnen u uw zelfbewuste toestand – als mens – moet doorbrengen en die u de lijdensweg zo ondraaglijk maakt. Want ook in gebonden toestand lijdt het wezen onuitsprekelijke kommer, daar het geestelijke eens volledig vrij was en de gebondenheid nu als een kwelling ondervindt, doch niets weet omtrent de tijdsduur van deze toestand. Als mens geldt voor hem echter deze wet en deze zal niet vroeger eindigen, dan wanneer het wezen in staat van volmaaktheid is en dan voor hem elke begrenzing wegvalt. Bijgevolg neemt de ziel ook het tijd- en ruimtebegrip mee naar het rijk aan gene zijde, maar in haar onrijpe toestand redeneert zij verward en denkt dat ze zich reeds lange tijd in een omgeving te bevinden die haar niet bevalt, ofschoon ze nog niet zo lang in het rijk aan gene zijde vertoeft. Daarom is het besef van tijd en ruimte nog een teken van haar onvolmaaktheid, dat het wezen echter nog zo lang zal ondervinden, tot het Jezus Christus gevonden heeft. Dit vinden verzekert hem dan ook van het helderste denken, en de volle overgave aan Hem verlost ook van deze gebondenheid aan tijd en ruimte.

Vandaar dat ook de mens die op aarde nog Jezus Christus vindt, niet meer aards zal denken, maar de gedachten zullen op de hemel gericht zijn en hij heeft zich reeds met de idee vertrouwd gemaakt, dat het aardse leven slechts een voorbijgaande toestand is waarin hij tot volledige rijping dient te komen. Dat er dan ook voor hem geen tijd meer bestaat en dat hij zich steeds kan verplaatsen, naar waar hij wil. En wanneer de mens reeds tot dit geestelijke inzicht gekomen is, zal hem ook geen leed meer in die mate treffen dat het hem als ondraaglijk voorkomt, want hij weet, dat ook dit voorbij gaat en het hem ooit als een schaduw zal toeschijnen, die op zijn levensweg gevallen is. Echter, ook de mens moet als zodanig onderhevig zijn aan de regelgeving van tijd en ruimte, want alleen door lijden en kommer kan zijn ziel rijpen, en zowel tijdsduur als ruimtelijkheden spelen daarbij een grote rol. Want als deze bepalingen niet van kracht waren, dan zou een grote factor ontbreken die tot het rijpen van de ziel bijdraagt, daar een tijd- en ruimteloze toestand het lot is van degenen die reeds volmaakt geworden zijn, terwijl het voor de nog niet volmaakten een middel is om er alles aan te doen om van het lijden en de kommer verlost te worden.

Er mag, wat de zaligheid van de lichtwezens betreft, niets gelijk zijn aan wat zij die onzalig geworden zijn door hun afvalligheid van Mij, in het tranendal verdragen moeten. Het rijk van deze afvallige geesten was een begrensde wereld, bijgevolg moeten ze ook onder deze begrenzing lijden. Het staat hen echter te allen tijde vrij, deze begrensde toestand op te heffen en weer onbegrensd zalig te zijn. Dan echter zullen ze ook begrijpen, dat de tijd, waarin ze moesten lijden en moesten boeten voor hun vroegere zonden, als een ogenblik geweest is. En dan zal het hen ook duidelijk zijn, dat ook deze regelgeving van tijd en ruimte deel moet uitmaken van de nog onvolmaakte geestelijke wereld en dat deze slechts bijdraagt tot de vervolmaking.

Amen

BD.8998
18 juni 1965

Gods bescherming van Zijn medewerkers

Wat er ook gebeuren mag, vertrouw u helemaal toe aan mijn leiding, die altijd zorg draagt voor u, dat u Mij trouw blijft. Wat er ook op u afkomt, Ik weet het en Ik weet ook overal een uitweg voor, want er is Mij veel gelegen aan uw medewerking, omdat de arbeid die u verricht, alleen maar door mensen kan worden uitgevoerd die Mij helemaal zijn toegedaan.

Mij is niets verborgen, Ik stuur de gang van zaken, en wat u niet voor mogelijk houdt, dat volbreng Ik gemakkelijk en steeds weer zult u mijn leiding ondervinden, u zult steeds weer ervaren dat er voor Mij niets onmogelijks bestaat wanneer het er om gaat, de mensen het licht der waarheid te bezorgen.

En zolang u deze taak beschouwt als de voornaamste, zal u zich ook onder mijn bijzondere bescherming weten en alles zal zich zo ontwikkelen dat u duidelijk mijn leiding zult onderkennen.

Want een ding is slechts noodzakelijk: dat de mensen op de hoogte zijn van hun taak in het aardse leven, van hun toestand en van hun doel. En alles wat daarbij helpt om hun dat weten te brengen, zal Ik ondersteunen op elke manier en u zult u op deze toezegging kunnen verlaten, dat Ik er altijd voor zal zorgen om voor u de voorwaarden te scheppen dat u deze arbeid zult kunnen uitvoeren, daar er maar weinig mensen zijn die Mij serieus willen dienen en Ik deze mensen ook niet in de steek zal laten.

Maar laat het aan Mij over hoe Ik u wil helpen, want ook dat is betrokken in mijn eeuwige heilsplan, opdat alles zich in een wetmatige ordening voltrekt, waarbij Ik steeds rekening moet houden met de wil, die volkomen vrij moet blijven, dus ieder zich Mij vrijwillig ter beschikking moet stellen om dan in mijn wil werkzaam te zijn.

Maar u zult verbaasd staan welke wegen Ik kies en daaruit ook kunnen opmaken hoe ontzaglijk voornaam uw arbeid is voor Mij en mijn rijk, want Ik wil niet dat het werk uitstel lijdt, omdat de tijd tot aan het einde nog maar zeer kort is en elke gelegenheid benut moet worden dat de mensen mijn woord gebracht wordt, want het is de enige redding voor hen die het aan willen nemen.

En daartoe moet hun gelegenheid worden geboden, opdat niemand zeggen kan dat hij door Mij niet is aangesproken, ofschoon Ik veel manieren heb de mensen aan te spreken maar dit hoort niet tot uw toepassingsgebied, u moet er slechts naar mogelijkheid voor zorgen dat ze een verklaring hebben voor hun menszijn op deze aarde, dat u hen in kennis stelt van hun oertoestand, van uw huidige zijn als mens en van het doel dat ze moeten bereiken.

U moet hun zeer nadrukkelijk de geboden van de liefde bekend maken, dat deze het voornaamste zijn dat ze in acht moeten nemen, om het doel van hun bestaan na te komen. U moet hen alleen maar inwijden in het werk dat (het gevallene) terugbrengt, dat hun mijn eindeloze liefde moet bewijzen en hun kennis geven over mijn Wezen.

Want ze hebben geen geloof meer en daarom hebben ze krachtige blijken van mijn werkzaamheid nodig, die u hun zult kunnen geven vanuit uw weten. En daarom zal Ik geen van mijn medewerkers ongeschikt (voor zijn werk) laten worden, veeleer alles doen om hun de arbeid voor Mij en mijn rijk te verlichten.

En steeds weer zult u mijn duidelijke leiding inzien die u toont hoeveel Mij aan uw medewerking gelegen is. Want Ik kan alles, maar niet de wil van een mens bestemmen om Mij te dienen.

En er zijn er maar weinige te vinden die de wil opbrengen, die Ik dan ook kan inzetten als trouwe knechten in mijn wijngaard. Daarom zal Ik diegenen steeds mijn bijzondere bescherming beloven, en Ik zal hen leiden en aan hun zijde gaan, opdat ze hun taak kunnen vervullen.

Amen

BD.8999
20 juni 1965

Na Zijn kruisdood daalde Jezus af in de diepte

Toen Ik over de aarde wandelde, was dit mijn voortdurende gedachte, de mensen ervoor te behoeden dat ze in diepste duisternis wegzonken en zij niet in het voorgeborchte van de hel konden binnengaan (die hun ook het binnengaan van het voorgeborchte belette), om welke reden Ik hun onophoudelijk de leer van de liefde verkondigde, opdat het hun gemakkelijk viel in mijn werk van verlossing te geloven en dientengevolge het reddingswerk bij deze mensen gelukt was. Maar de mensen bevonden zich allen nog te zeer in de aardse wereld. Maar weinige hadden het geloof in een voortleven en deze waren ook ontvankelijk voor mijn leer van liefde. En hun viel het herkennen van Mij zelf gemakkelijk, omdat Ik hen ook kon onderrichten en zij alles als waarheid aannamen. Dus daarom kon een groot deel van hen die Mij zelf meemaakten ook als “verlost” binnengaan in mijn rijk, doch veel meer sloten zich af van mijn leer, zij bleven liefdeloos en moesten hun lot in het hiernamaals op zich nemen.

Na mijn kruisdood ben Ik nu ook dit rijk binnengegaan en kon daar al diegenen verlossen die zich in het voorgeborchte bevonden. Al die mensen die een aan God welgevallig leven hadden geleid, voor wie echter het lichtrijk nog was gesloten omdat ze nog de last van de oerzonde droegen. Mijn werk van verlossing moest dus eerst worden gebracht. En tot dezen kwam Ik nu als “mens Jezus”, want ook zij mochten niet worden gedwongen te geloven. Ik kwam bij hen in mijn lijdensgedaante, zodat ook velen zich afvroegen: Wanneer u de Messias bent die ons was beloofd, waarom heeft uw macht dat niet verhinderd, waarom moest u deze verschrikkelijke dood aan het kruis ondergaan? Want ze wachtten op Mij, op Diegene die hun beloofd was als Redder. En ook deze moesten geheel uit vrije wil Mij volgen en het is ook niet moeilijk geweest hen ervan te overtuigen dat Ik die beloofde Messias was.

Maar nu kwam ook mijn nederdalen in de hel, in het gebied waarin Ik ook de verlossing van de oerschuld wilde brengen. Maar daar lukte het Me minder de zielen te overtuigen, juist omdat Ik in dezelfde gestalte bij hen verscheen en als de “Geslagene” voor hen zichtbaar was, die ze alle macht ontzegden en die ze daarom ook niet wilden erkennen. Maar wie wilde, mocht zich bij Mij aansluiten en Ik heb hem bevrijd van zijn ketenen. En steeds weer daal Ik in de diepte af om voor allen een klein licht te ontsteken, zodat ze eventjes zich Diegene herinneren die hun eens is verschenen en dat hun weerstand steeds minder wordt, dat ook die zich laten verlossen door Zijn liefde, die eens koppig zijn geweest en slechts woorden van haat en spot voor Mij over hadden. Maar mijn liefde neemt hun niets kwalijk, mijn liefde is er steeds bezorgd om dat allen worden gered, dat niemand weer in de ketenen geraakt van diegene die hen zo lang heeft bezeten en dat ook voor dezen mijn werk van verlossing niet tevergeefs is gebracht. Maar Ik kan het niet verhinderen wanneer hun weerstand tegen Mij zo groot is dat alle inspanningen van mijn kant vruchteloos zijn, want Ik dwing niemand Mij te erkennen, maar geef alleen ieder de beste mogelijkheden de weg naar het licht te vinden.

En zo ook verleent u mensen Mij veel hulp door uw gebed voor deze zielen. Want steeds weer maken er zich enige, die door de macht van het gebed worden geraakt, los en kunnen nu naar het licht worden geleid. En in grote dankbaarheid zullen deze zielen zich nu eveneens aansluiten en andere zielen uit de diepte omhoog aantrekken, daar zij elkaar kennen en ook weten welke bedenkingen in deze zielen nog overheersen en deze bezwaren proberen ze te ontzenuwen.

Wanneer het mogelijk is dat ze eerst eens nota nemen van mijn grote werk van erbarmen, zullen ze ook in zich keren en met Mij in contact proberen te komen. En dan is hun de vergeving van hun grote schuld verzekerd, dan zal ook voor hen de poort naar het lichtrijk worden geopend en een lange staat van kwelling zal ten einde zijn. Doch die niet bereid zijn, zullen op het einde weer ten prooi vallen aan de hernieuwde kluistering. Want eens moeten ook zij weer het zelfbewustzijn als mens bereiken en een besluit nemen. En zo kan de gang over de aarde wel meer dan eenmaal worden afgelegd, en eens zal ook zeker de wil van die wezens zich naar Mij keren, eens zal ook voor hen het uur van verlossing slaan.

Amen

BD.9000
22 juni 1965

God kent de wil – Natuurcatastrofe – Bescherming van de dienaren

Alles is in het scheppingsplan opgenomen, en zo vloeit daar uit voort dat Ik ook op de hoogte ben van de wil van ieder mens en deze wil Mij als het ware aanleiding geeft, zijn levenslot zo vorm te geven, dat het de mens niets anders dan winst kan opleveren, vooropgesteld natuurlijk dat zoiets van de kant van de mens wordt nagestreefd.

En dat zult u zeker moeten geloven dat Ik wel weet hoe de wil van de enkeling zich richt, maar dat Ik ook niets kan doen om hem te veranderen of hem naar Mij toe te leiden. Maar Ik kan de mensen nog vele wegen laten gaan om een verandering van de wil te bereiken. Deze verandering van de wil heb Ik op het oog door mijn ingrijpen, waaraan weliswaar ontelbare mensen ten offer zullen vallen, maar voor wie steeds nog de poorten van het rijk, hierna geopend zijn om daar nog rijp te kunnen worden. Maar de mensen die in leven blijven is nog een uitermate grote genade verleend, deze verandering van de wil nog op deze aarde te kunnen realiseren om dan voor eeuwig gered te zijn.

Steeds weer wijs Ik u, mensen op dit gebeuren, maar Ik vind geen geloof. Het zijn er maar heel weinige die zich ernstig met dat wat komt, bezig houden, maar ook dezen kunnen zich geen voorstelling vormen van de omvang van de catastrofe, omdat die alles overtreft wat ooit op deze aarde is voorgekomen. En ook de enkeling kan er zich geen begrip van vormen, omdat de mensen van elk contact zijn afgesneden, omdat er geen samenhang meer bestaat tussen de plaatsen en ook tussen de landen die erdoor zijn getroffen. Er zullen streken zijn die volledig uitgestorven lijken, waar maar enkele mensen te vinden zijn om nu het leven voort te zetten. Ieder zal door ontzetting gegrepen zijn die zich niet aan Mij vasthoudt en geheel op Mij vertrouwt. En dan kan de wil een beslissing nemen. Ieder mens kan ook de weg naar Mij nemen en hij zal zeker door de chaos heen worden geleid.

Maar hij kan ook net zo goed het Wezen dat zoiets liet gebeuren vervloeken en de vloek zal hemzelf treffen. En juist omdat Ik de wil van de mensen in de eindtijd ken, is dit mijn laatste poging om de mensen het verschrikkelijke lot van de hernieuwde kluistering te besparen.

En wederom zult u vragen, waarom Ik zo’n verwoesting over de mensen laat komen, die alleen nog maar door de catastrofe op het einde overtroffen zal worden, omdat in u allen geen geloof meer te vinden is in een eeuwige God, in een Schepper van hemel en aarde, in Hem die ook zelf u heeft laten ontstaan. Er komen steeds minder mensen die het geloof nog bezitten en het nog niet hebben verloren, en dezen zullen ook niet in hun geloof verzwakken of echter al tevoren worden weggeroepen, opdat ze dit leed niet meer mee hoeven te maken. En u hoeft met geen mens medelijden te hebben die tevoren al uit het leven is heengegaan, want voor hem bestaat nog de mogelijkheid in het hiernamaals helemaal rijp te worden.

Wanneer echter de dag is gekomen dan zal het niets baten of hij ook vlucht, want mijn hand reikt tot overal, en zo houd Ik ook mijn beschermende hand boven ieder die Mij toebehoort. En bij dezen zat Ik duidelijk zichtbaar zijn, want ze zijn in de grootste nood en in deze nood kom Ik hen te hulp. En dan zal blijken waartoe de kracht van het geloof in staat is. Want wie maar mijn nabijheid zoekt, zal ook een bewijs hebben van mijn tegenwoordigheid en zijn geloof zal steeds sterker worden. En het tijdstip van het gebeuren zal niet lang meer op zich laten wachten, al zijn voor Mij duizend jaar als één dag.

Maar Ik heb u gezegd, u zult het meemaken. En dat betekent dat een groot deel van hen die mijn woord aannemen, dit alles zelf zullen ondervinden – dat Ik aan al diegenen nog grote eisen stel, dat dan de tijd van het werkzaam zijn is gekomen, daar u voor Mij nog ijverige knechten zult moeten zijn en dat Ik u niet eerder van de aarde wegneem tot u zich van deze taak heeft gekweten.

U allen die werkzaam zijn voor Mij en mijn rijk zult u aangesproken moeten voelen. Want Ik zeg u steeds weer dat Ik niet veel arbeiders heb in mijn wijngaard en dat Ik daarom ieder zal beschermen die zich aan Mij ter beschikking stelt. Hieruit al zult u ook kunnen afleiden dat er niet veel tijd meer verloopt tot die catastrofe, die voor u niet is voor te stellen, zowel wat de omvang betreft als ook in leed en ellende die ze voor de overlevenden betekent. En daarom moet Ik die mensen met grote kracht uitrusten opdat ze Mij als steun zijn in deze tijd van rampspoed. En Ik zal ook u die volgens de natuurwet door grote zwakte bent aangetast de kracht geven, omdat Ik u in deze tijd nodig heb en alle maar te bedenken middelen aanwend om het getal van de mijnen maar te vergroten, om hun een vast geloof te geven en zo nog in te werken op hen die zonder geloof zijn in een God en Schepper, die alle macht heeft over hemel en aarde en dus ook diegenen het leven kan verlengen die hen willen helpen te geloven.

En denk er aan dat het einde van een verlossingsperiode is gekomen, dat deze tijd toch op ’n ongewone wijze moet worden benut en dat Ik daarom ook ongewone middelen aanwend om maar een vonkje geloof te ontsteken in de mens voor hij zijn leven moet geven. Want als hij maar dit kleine vonkje in zich heeft, dan is hem ook het opgaan in het geestelijke rijk verzekerd.

Maar geheel zonder geloof van de aarde te scheiden is zonder hoop en eindigt met de hernieuwde kluistering, omdat het hiernamaals de poorten heeft gesloten op het moment dat de oude aarde wordt ontbonden. Daarom ook zal Ik op het einde nog alles doen om de mensen te bewegen hun wil te veranderen, en omdat mijn zacht aanspreken niet door hen wordt gehoord, spreek Ik ze luider toe, zo luid, dat ze deze stem wel moeten horen. Maar of ze Mij zelf daarin herkennen, staat hun ook dan nog vrij, maar het bezegelt hun verdere lot.

Maar u die van Mij bent, u bent verzekerd van mijn bescherming en zegen in geestelijke en aardse nood, want Ik heb u nodig. En al gaat u ook zware tijden tegemoet, u bent toch onder mijn hoede en u zult niets hoeven te vrezen.

Amen

BD.9001
24 juni 1965

De eindeloze liefde volbracht het verlossingswerk

Altijd zult u hieraan moeten denken, dat het aardse bestaan het laatste stadium voor uw voleinding is, dat u echter met succes zult kunnen afsluiten, wanneer u zich alleen aan Hem overgeeft, die voor u aan het kruis gestorven is. Want Zijn verlossingswerk heeft u vrij gemaakt van alle schuld, maar het moet door u vrijwillig aangenomen worden.

En het is daarom voor u van het grootste belang, dat u gedurende het leven op aarde Hem vindt, die voor u weer de poorten openen zal terug in uw vaderhuis. Daarom kunt u niet genoeg op Jezus Christus en Zijn verlossingswerk gewezen worden. En hebt u ook maar het geringste verantwoordelijkheidsgevoel, dan zult u ook niet achteloos aan Hem voorbijgaan. U zult het beseffen dat Hij alleen u bevrijden kan uit de macht van de tegenstander. En u zult ook alles doen, om Zijn vergeving voor u te vragen. U zult u aan Hem vasthouden en u verzekeren van Zijn liefde, die voor u de zondeschuld op zich genomen heeft en zich ook thans onophoudelijk inspant, u naar zich toe te trekken, die u niet opgeven wil en alles doet opdat u haar toegedaan bent.

Dat zich een hoogst lichtwezen daartoe aangeboden heeft, voor u als mens te lijden en te sterven om uw grote oerzonde uit te wissen, was het grootste werk van barmhartigheid. Want de mens Jezus die niet anders geschapen was als uzelf, moest dit lijden en de dood verdragen.

Maar de liefde – het oerwezen van God – vervulde Hem en gaf Hem ook de kracht vol te houden tot het einde. Het was dus de liefde die het werk volbracht, en deze liefde was God zelf. God zelf heeft dus voor u de zondeschuld teniet gedaan, daar Zijn liefde zo groot was, dat deze u niet aan de tegenstander wilde overlaten, dat ze zichzelf over u ontfermde en de koopprijs aan Zijn tegenstander betaalde voor uw zielen. En u zou allen deze ongelofelijke genade moeten benutten, want het komt enkel op uw vrije wil aan, haar aan te nemen. En daarvoor is u het aardse leven gegeven, opdat u kennis neemt van Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, in wie God zelf zich belichaamd heeft, en opdat u zich nu vrijwillig aan Hem overgeeft, opdat u de genadeschat in ontvangst neemt, die Hij voor u aan het kruis verworven heeft.

Want God kon enkel genade aan u doen toekomen, omdat u anders nooit vrij geworden zou zijn van uw schuld. Maar Hij verlangt van u, dat u ze vrijwillig aanneemt en benut. Want de oneindige liefde van de mens Jezus heeft de zonde die u begaan had, weer vereffend. Zij heeft verzoening gebracht en aan de rechtvaardigheid van God voldaan, en zij keert zich nu ook naar u toe en biedt u haar hulp aan, opdat u haar nu beantwoordt en God weer de mogelijkheid geeft dat Hij u kan aanstralen zoals vroeger.

U mensen, die niet gelooft aan Jezus Christus als Verlosser van de wereld, u weet niet welk genadegeschenk u ontgaat. U weet niet in wiens macht u bent en dat u zich uit die macht bevrijden kunt.

Maar u wordt niet gedwongen Jezus Christus te erkennen, net zoals u ook niet door uw tegenstander gedwongen kunt worden, wanneer u zich van hem vrij wilt maken. Het ligt alleen aan uw wil, of u zich naar Hem toewendt, om dan ook uw toestand te kunnen veranderen in onmetelijke gelukzaligheid. Dan echter vervult u ook uw levensdoel op aarde, welke alleen daarin bestaat, dat u de voleinding bereikt, die alleen Hij u geven kan.

En opdat u allen kennis kunt nemen van Jezus Christus en Zijn belangrijke missie, zend Ik ook nog kennis daarover aan hen die geestelijk nog volledig blind zijn, die alleen daarover opheldering moeten krijgen, om ook hen tot het aannemen van Jezus Christus te brengen. En dan zal Ik ook wonderen laten geschieden, omdat deze mensen in hun kinderlijk geloof zulke heilswonderen nodig hebben, die hun getuigenis moeten geven van de kracht van Jezus’ naam. Maar in landen, die al inzicht hebben en Jezus toch afwijzen, zouden wonderen tot een geloof dwingen, die echter niet als echt geloof gewaardeerd kan worden.

En zo zijn de wonderbaarlijke genezingen te verklaren, waar ook boodschappers gewekt worden, die in Zijn naam het evangelie daar moeten brengen, waar de mensen nog zonder elk inzicht zijn. Die mensen mogen echter ook niet verloren gaan en zullen daarom aangesproken worden door diegenen die zich in diep geloof met Hem verbinden en bijgevolg ook daartoe bekwaam zijn het weten over Jezus Christus aan die mensen over te brengen, en die Hij daarom voorziet van grote kracht om in Zijn naam te werken. Want het weten moet overal verspreid worden, opdat een ieder nog zalig kan worden, die deze grote genade benut en de weg naar Jezus Christus vindt, die alleen hem redden kan uit diepe geestelijke nood.

Amen

BD.9002
25 juni 1965

Waarom steeds weer nieuwe openbaringen?

Wanneer het woord van God niet beschermd kan worden tegen veranderingen, omdat de mensen een vrije wil hebben en niet altijd geestelijk verlichte mensen de vertalingen op zich namen en dus ook vergissingen konden maken, dan ziet u daarin de aanleiding voor nieuwe openbaringen. Deze moesten steeds weer misvormingen verbeteren, wilde het woord van God aanspraak kunnen maken op de zuivere waarheid.

Maar zonder deze nieuwe openbaringen zou het doen blijken van dwaalleren onmogelijk zijn, vooral wanneer de mensen er op vertrouwen dat Ik zelf mijn woord bescherm tegen iedere verandering.

U moet echter begrijpen dat de vrije wil van de mens dit voor Mij onmogelijk maakt, want Ik zal de vrije wil nooit onvrij maken, zelfs niet wanneer het om de zuivere waarheid gaat. Want Ik gaf de mens de belofte dat hij gegarandeerd de waarheid zal ontvangen als hij ze zelf begeert. En dus kunt u er ook nooit op vertrouwen dat u geestelijk goed onveranderd ontvangt, wanneer u het woord van God gepreekt wordt. Maar u heeft de verzekering dat u de waarheid ontvangt als u die maar begeert.

Dan zal de geest van de prediker (zelfs wanneer hij geen verlichte geest heeft) zo worden geleid dat hij vaak zal spreken wat hij zich niet had voorgenomen. Hem worden dan door Mij woorden in de mond gelegd, juist omdat een mens er ernstig naar verlangt naar waarheid onderwezen te worden. Zou in veel mensen dit verlangen opkomen, alleen de waarheid te vernemen, dan zou ook spoedig van de kant der predikers de dwaling herkend worden. En zij zouden er moeite voor doen meer naar hun innerlijke stem te luisteren, die hen anders onderricht. Maar alle mensen hebben de mogelijkheid het verkeerde in het zogenaamde woord van Mij te herkennen, want de liefde verlicht hun geest en neemt alleen de reine, onvervalste waarheid aan. De mens kan dan niet meer verkeerd denken, wanneer hij door het innerlijke licht van de liefde verlicht is. En dan ontdekt hij pas waar overal de dwaling ingeslopen is, waar de tegenstander werken kon, omdat de mensen het licht van de liefde ontbrak. Dan weet hij ook dat de mens met zijn verstand geen geestelijke problemen kan oplossen, wanneer zijn geest hem niet ondersteunt. En hij weet dan ook waarom steeds weer verbeteringen nodig zijn, die Ik de mensen altijd weer in vorm van nieuwe openbaringen laat toekomen.

Ik zal Mij altijd weer aan de mensen openbaren die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden, zoals Ik dat heb beloofd.

Want op één verkeerde gedachte volgen talloze andere, en ten slotte blijft er van Mij alleen een verwrongen beeld over, dat al het andere weerspiegelt als een goede, bovenmate liefdevolle God die u aller Vader wil zijn.

En omdat u al veel verkeerde leerstellingen heeft aangenomen, is een God van liefde u vreemd. U bent nog ver van Hem verwijderd en u herkent Hem niet als Vader. Daarom zult u ook geen moeite doen Hem nader te komen, en wat u van Hem verneemt leent zich er eerder voor u nog meer van Hem te vervreemden.

Maar Ik wil uw liefde winnen en neem daarom iedere gelegenheid te baat om tot u te spreken. En gaat dat niet op een directe manier, dan probeer Ik dat door mensen die mijn geest in zich werkzaam laten zijn. Die u ofwel mijn woord rechtstreeks laten toekomen, of zelf in een zuiver denken verkeren, om ook u volgens de waarheid te kunnen onderrichten. Want het is van groot belang dat u tot het juiste denken wordt geleid, zodat u weet wat u kunt aannemen of moet afwijzen.

Maar geloof niet dat u de garantie heeft van een zuiver denken wanneer u uw kennis schept uit het “boek der boeken”. Want daar Ik de wil van de mens niet onvrij maak, kan Ik het ook niet verhinderen wanneer hij naar eigen goeddunken de gedachten die hij uit dit boek put, verkeerd uitlegt. Want in alles wat Ik gesproken heb, ligt een geestelijke betekenis verborgen en deze kan alleen ingezien worden door de geest in de mens, die door de liefde tot leven wordt gewekt, maar die dan de mens ook in alle waarheid leidt, zoals Ik het beloofd heb.

Amen

BD.9003
28 juni 1965

Geestelijk weten moet overeenstemmen met het woord dat van boven toegezonden is

Het is niet gemakkelijk voor iemand met inzicht om zijn weten over te dragen op die mensen, die zo overtuigd zijn van de waarheid van het geestelijk goed dat ze zelf aanhangen, dat ze al het andere afwijzen. En ondanks dat moet ook deze poging ondernomen worden. Want wat rechtstreeks van Mij uitgaat, heeft zo’n kracht, dat het iedere mens overtuigt, die naar de waarheid verlangt.

En steeds gaat het er weer om dat wezens met verschillende gradaties van licht, zich uiten, en dat het voor de mensen moeilijk is de waarheid te herkennen, aangezien ze elke uiting van het geestelijke rijk geloof schenken, maar dit moet toch onderzocht worden. En pas wanneer de inhoud overeenstemt met mijn woord dat van boven aan u gegeven is, kunt u ze als werken van onberispelijke lichtgeesten aannemen.

En daarom moet u kennis nemen van het woord dat rechtstreeks door Mij naar u toe geleid is. Maar u mag niet aan alle mededelingen uit het geestelijke rijk geloof schenken, die u mediamiek gegeven worden. Want deze mediums kunnen weliswaar de gave hebben om berichten uit het geestelijke rijk te ontvangen, maar of ze ook de benodigde rijpheid bezitten, die Ik voor het ontvangen van boodschappen uit dit rijk tot voorwaarde gemaakt heb, dat is alleen maatgevend voor het waarheidsgehalte van de aan u doorgegeven kennisgevingen.

U mensen bent nog te weinig bekend met het geestelijke rijk. En u weet niet, hoe vaak de tegenstander inwerkt om u te misleiden. En Ik kan dit niet verhinderen, omdat het waarheidsverlangen bij u ontbreekt, dat pas garantie geeft voor het ontvangen van de waarheid, welke dan ook overeenstemt met mijn woord uit de hoogte.

Weliswaar zorg Ik er op elke wijze voor dat er voor de mensen een licht schijnt, dat hen kennis geeft van een leven na de dood van het lichaam. Ik zorg ervoor, dat u ook bewijzen gegeven worden, die zich weliswaar alleen zullen laten gelden aan degenen, die ook weer verlangen de waarheid daarvan te ervaren. Maar ook dan nog bestaat het gevaar, dat zich andere wezens bekendmaken in de hoedanigheid van geroepenen, die zich thans uiten in overeenstemming met hun graad van rijpheid. Daarom zal elke lichtgeest u mensen waarschuwen voor mediamieke bekendmakingen die in een toestand van trance tot u komen. Daarentegen zal ze u altijd tot bewuste ontvangst van geestelijke berichten stimuleren, wat weliswaar maar weinig mensen zal lukken, maar wat altijd de zekerheid biedt, door mijn geest rechtstreeks onderwezen te worden en dan hoeft u ook niets onwaars te vrezen.

Weliswaar kan niet elke mededeling die in een willoze toestand gegeven wordt als onjuist of misleidend aangeduid worden, maar wie van u wil dat nagaan? Wie van u is zich ervan bewust, dat van deze gelegenheid – een mens die van zijn wil afziet – ook vele verderfelijke geesten profiteren? En dat de volle waarheid u toch niet gegarandeerd is, wanneer u alleen op zulke berichten vertrouwt, die u weliswaar vanuit het hiernamaals bereiken, maar desondanks oncontroleerbaar zijn? Alleen wat de “geest Gods” aan u doorgeeft is de zuivere waarheid. Want deze geeft u opheldering op alle gebieden (over alle gebieden), die u nooit van een dergelijk wezen kunt krijgen.

Daarom zal elke lichtgeest u ertoe aansporen, dat u aan u zelf werkt, om tot een vat te worden, waarin mijn geest zich uitstorten kan. En dan pas zult u er zeker van zijn, de zuivere waarheid te bezitten. Dan zal u pas een veel dieper weten toegezonden kunnen worden, de kennis van alle samenhang, van de oorzaak van uw bestaan als mens, van uw vroegere afval van Mij en van de grote betekenis van het verlossingswerk van Jezus Christus. Want alleen Ikzelf kan u dit alles onderwijzen, ook wanneer Ik dit weten naar de aarde leid door hoge lichtboodschappers die door Mij rechtstreeks aangestraald worden en door welke dus mijn woord weerklinkt, wat nu precies zo op waarde geschat kan worden, als had Ik uzelf rechtstreeks aangesproken.

Dit weten omvat alles. Het omvat het werk van het naar Mij terugvoeren van de eens gevallenen, evenals het natuurlijk ook het tegenwerken belicht van degene die uw val in de diepte veroorzaakt heeft. En dit tegenwerken vindt niet alleen op de aarde plaats. Het strekt zich ook uit in het hiernamaals, waar alle ik-bewuste wezens nog in het bezit van de vrije wil zijn. En deze nu naar hem zelf toe te leiden, zal altijd zijn opzet zijn en blijven. Daarom moet u altijd rekening houden met zijn inwerken, dat als belangrijkste tot stand probeert te brengen, dat het verlossingswerk van Jezus Christus in twijfel getrokken wordt. En daarom moet u al zulke mededelingen als zijn invloed erkennen, die een verlossing door de kruisdood van Jezus ontkennen.

Dan weet u dat hij aan het werk is, dat hij de mensen van het belangrijkste probeert af te brengen: dat Jezus voor u en uw zonden gestorven is aan het kruis. Want wanneer u daarover onjuist onderwezen bent, heeft hij u gewonnen. Dan is het hem gelukt, een verlossing door Jezus Christus als onjuist voor te stellen en u daardoor het binnentreden in het lichtrijk onmogelijk te maken. Want daarover geven mijn rechtstreekse openbaringen van boven u andere opheldering, en alleen daarvan hangt uw toekomstige zaligheid af, of u van uw vroegere zondeschuld, de oerschuld die door uzelf niet af te lossen is, verlossing gevonden hebt.

Zolang juist deze zwaarwegende vraag nog openstaat, bent u niet in de volste waarheid onderwezen. En er blijft u niets anders over, dan dat u zich tot de hoogste instantie wendt, dat Zij zelf u onderwijst. En dan kunt u ook in alle waarheid onderwezen worden, zoals Ik het u beloofd heb, dat “Ik u zal inwijden in de waarheid”.

Amen

BD.9004
29 juni 1965

Geestelijk weten moet overeenstemmen met het woord dat van boven toegezonden is (2)

Slechts één ding kan gelden als zuivere waarheid: wat Ik zelf van boven u laat toekomen. En dus moet alles ermee overeenstemmen, opdat er aanspraak op de waarheid wordt gemaakt. Want er is maar één waarheid en deze gaat van Mij zelf uit en zal iedereen gelukkig maken die in het juiste denken wil staan. Wat nu echter in tegenspraak is met het rechtstreeks van Mij ontvangen weten, kan niet als “waarheid” verdedigd worden. Want de richtlijnen daarvoor zijn altijd dezelfde, zodat daaraan kan worden afgemeten of een mens zich in de waarheid begeeft.

En wanneer u mensen nu een weten wordt overgebracht, dat u aanleiding geeft te twijfelen, dan moet u zich als eerste afvragen: Welke instelling hebben de mensen die dit weten huldigen, tot Jezus Christus en Zijn verlossingswerk? U is van boven duidelijk opheldering gegeven, wat het verlossingswerk voor de gehele mensheid betekent. En u moet nu aan elk ander weten minder waarde hechten, want als de mensen daarover generlei kennis werd gegeven, kan het ook geen aanspraak erop maken, als zuivere waarheid te gelden.

En om weer de motivering en betekenis van het verlossingswerk te begrijpen, moet u ook de kennis gegeven worden van de oerzondeval van de geesten, aangezien uzelf deze gevallen geesten bent. Het is wel goed en mooi, de mensen te willen overtuigen van een verder leven na de dood, maar als u hun niet ook kennis geeft van de aanleiding voor hun mens-zijn, is ook het weten over het voortleven na de dood niet toereikend om hen eenmaal tot zaligheid te laten komen. Want zonder de verlossing door Jezus Christus kan voor u het lichtrijk niet geopend worden. En eeuwigheden zult u in het rijk aan gene zijde ronddwalen wanneer de lichtzielen zich daar niet over u ontfermen en u het weten toevoeren, dat u op aarde niet wilde aannemen, omdat u in een onjuist denken verkeerde.

En zo vloeit hieruit voort, dat ieder mens zich moet opmaken als een vat voor de goddelijke geeststroom, wat hij alleen kan doen door de liefde, die hem dan sterk verlicht. En het licht van binnen kan hem dan ook het juiste inzicht geven. Daar dit echter in de liefdeloze tijd amper nog mogelijk is, moeten de mensen zich rondom een vat scharen, waaruit het levenswater overduidelijk opwelt. Ze moeten zich bukken en zich daaraan laven, om op zijn minst het belangrijkste in ontvangst te kunnen nemen: het weten over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. Want dit weten is nodig en kan door niets anders vervangen worden, omdat er maar Eén is, die de mensen de vergeving van de oerschuld kan schenken, maar die dan ook alle schuld uitwist, die de mens begaan (op zich geladen) heeft tijdens het aardse leven.

Want de missie van de mens Jezus, dat Hij zich opofferde en de schuld door Zijn kruisdood vereffend heeft, was uniek. U mensen moet steeds weer daarover in kennis worden gesteld. U kunt het aardse leven van Jezus niet alleen maar als een leven in hoogste volmaaktheid omschrijven – dat het wel geweest is – wanneer u toch geen kennis hebt van de diepe geestelijke motivering voor zijn kruisdood, die uniek was en voor alle mensen van het verleden, het heden en de toekomst volbracht werd. Want het erkennen van Zijn verlossingswerk als een werk van grootste barmhartigheid voor het zondig geworden geestelijke en de bede om vergeving zijn pas de sleutel tot de poort naar het lichtrijk, die u zonder Hem nooit meer zult kunnen openen. Want uit liefde tot God en Zijn gevallen broeders heeft Hij de zonde vergolden, die bestaan heeft uit het afwijzen van de goddelijke liefdeskracht.

En deze zonde kan niet anders dan door de erkenning van Jezus als Verlosser van de wereld vergeven worden, om welke reden ook een leven in de door Hem zelf gepredikte liefde de eerste voorwaarde schept, Hem te erkennen. Maar de genade van Zijn verlossingswerk moet in het volle bewustzijn aangenomen worden om verlossing van de oerschuld te vinden. Steeds weer moet u mensen de kennis daarover verschaft worden. Steeds weer moet u in een weten geplaatst worden, dat het niet voldoet dat u zich Zijn leer eigen maakt. U zult echter bewust de verlossing van uw oerschuld moeten begeren, wat welzeker een in liefde geleefd leven u zal bezorgen, omdat het resultaat van een leven in liefde is, dat u het licht van het besef opgaat.

Dan zult u echter ook niet meer de verlossing door Jezus Christus ontkennen. U zult weten, dat u in Hem de Redder gevonden hebt die de grote last van de oerzonde van u afgenomen heeft en die voor u weer de poort opent naar het rijk van licht en zaligheid.

Amen

BD.9005
30 juni 1965

Hoe is de zondeval van de eerste mensen te begrijpen ?

Iedere geestelijke vraag die u Mij stelt beantwoord Ik, maar u moet vooral nog dit ene weten, dat het niet mijn wil is geweest om u een zo bijzonder zwaar aardse leven te laten doorstaan. De tijd die u in gebonden wil, dat wil zeggen: onder de wet van het “moeten” heeft doorgebracht zou waarlijk voor Mij voldoende geweest zijn, want die tijd was zo ontzettend lang, dat zij inderdaad voldoende geweest was dat u zich weer met Mij had kunnen verenigen. Maar Ik moest van u echter wel de laatste beproeving van uw wil verlangen, die u nu als ik-bewuste wezens, als mens, zou moeten afleggen.

U behoefde uzelf slechts vrijwillig weer aan Mij te geven, dan had u daardoor de grote zonde van uw vroegere afval van Mij opgeheven. U moest uw liefde tot Mij bewijzen omdat u zich eens verweerde tegen mijn liefdestraling. Daarom waren de eerste mensen goed geschapen en zij waren Mij in liefde toegewijd, want Ik had hen in alles voorzien. Ik gaf hun de aarde ten geschenke, Ik maakte alles dienstbaar aan hen en zij zagen Mij als hun God en Schepper. Zij waren omgeven door heerlijke werken van mijn scheppingsmacht. Zij konden zich daarover verheugen en alles was alleen maar daarop gericht dat zij Mij konden loven en dank zingen, en dat zij Mij vurig konden liefhebben.

En zij hadden ook geen slechte gedachten vanuit zichzelf. Maar de vrije wil moest Ik de eerste mensen evengoed schenken zoals Ik gedaan had toen zij als oergeesten van Mij waren uitgegaan – zij waren dus zonder vrije wil niet denkbaar. En omdat zij zich eertijds afgewend hadden van Mij en vrijwillig mijn tegenstander in de diepte volgden, had deze evenzo het zelfde recht op de eerste mensen in te werken, omdat weer de wil beslissen moest of deze Mij of hem wilde volgen.

En deze wilsproef waaraan zij gemakkelijk hadden kunnen voldoen hebben zij niet doorstaan. Daardoor werden weer alle boze neigingen gewekt die zij reeds in de tijd voor de belichaming als mens overwonnen hadden. Deze stamouders droegen nu hun aard op de erna komende geslachten over, en steeds moeilijker werd het voor dezen zich van de ketenen van de tegenstander te ontdoen. Hadden de eerste mensen echter die wilsproef doorstaan, wat niet te zwaar voor hen geweest was, dan was de eindeloos lange weg van voorheen voor Mij voldoende geweest, en zij die na hen kwamen hadden Mij evenzo vrijwillig weer hun liefde geschonken. Zij zouden dan alleen maar over de aarde gegaan zijn om van haar scheppingen te genieten en zij zouden op alle scheppingen alleen maar een goede invloed uitgeoefend hebben, zodat ook die zich als mens vlugger konden belichamen. En dat leven op aarde zou dan slechts een voorstadium geweest zijn tot het eeuwige leven. De macht van de tegenstander zou dan gebroken zijn geweest omdat de eerste mensen zich geheel bewust aan Mij hadden overgegeven en de tegenstander volledig uitgeschakeld, die nu zijn macht niet meer had kunnen aanwenden en dan zichzelf ook spoedig aan mijn liefde had overgegeven.

Er werd dus alleen van de eerste mensen verlangd dat zij zich weer vrijwillig door mijn licht zouden laten bestralen, en de oerzonde zou dan opgeheven worden, want alleen liefde kon deze zonde verzoenen. Doch nu werd deze zonde herhaald, en wat voorheen alleen op de in de schepping gekluisterde geestelijke wereld betrekking had, dat trof nu de gehele mensheid.

Wat de eerste mensen gemakkelijk hadden kunnen bereiken als zij hun wil juist gericht hadden werd nu eindeloos zwaar, omdat alle satanische eigenschappen zich in de mens vastzetten, en om daartegen te strijden was grote kracht vereist die de wil van de mens niet meer opbracht. Bijgevolg werd nu het verlossingswerk van Jezus Christus noodzakelijk. Van die lichtgeest, die zich vrijwillig daarvoor had aangeboden toen Hij inzag dat de eerste mensen faalden. Die zich Mij aanbood uit liefde te lijden en te sterven aan het kruis, om deze dubbele zonde te verzoenen.

Vanaf het allereerste begin wist Ik al dat deze tweede zondeval plaats zou kunnen vinden maar Ik wilde niet dat de mensen zo’n pijnlijke weg moesten gaan. Ik kon echter de wil van de mensen niet onvrij maken. En daar Ik weet dat Ik eenmaal alle wezens terug zal winnen omdat voor Mij duizend jaren zijn als één dag – daar het gaat om het eeuwige leven in zaligheid – wat u ook eenmaal in zult zien, behoeft u ook geen bedenkingen te hebben. En als u eenmaal vrij zult zijn van deze kwellingen, bent u dan ook hoogst volmaakt geworden en u zult dan ook genieten kunnen van al die heerlijkheden die tegen al het leed van de tijd ervoor opwegen en niet met aardse begrippen gemeten kunnen worden.

Altijd moet u weten dat niet Ik dat ontzaglijk leed, dat de mensen sinds de zondeval van de eerste mensen zichzelf hebben aangedaan, veroorzaakt heb. Dat Ik waarlijk de eerste mensen iedere mogelijkheid verschafte om hun de vrije wilsbeslissing gemakkelijk te maken. Dat Ik hun alleen een licht gebod gaf dat zij konden vervullen, als in hen de liefde zo sterk was geweest dat alleen deze hen ertoe bracht zich geheel aan Mij over te geven. Dat dan echter deze innige liefde alle erna komende mensen gegrepen had, en dezen daardoor ook mijn tegenstander konden weerstaan in alle verzoekingen.

De tweede val heeft echter plaatsgevonden, en deze heeft alle erna komende mensen opnieuw belast – tot de goddelijke Verlosser Jezus Christus op aarde neerdaalde om met mijn tegenstander een openlijke strijd te leveren. Want deze misbruikte zijn macht doordat hij de mensen tot steeds grotere liefdeloosheid aanzette en hun wil steeds meer verzwakte, zodat zij zonder het werk van verlossing niet meer vrij konden komen, maar steeds dieper in de duisternis wegzonken.

En aan deze activiteiten heb Ik zelf een grens gesteld. Ik zond mijn “Zoon” naar de aarde om die mensen te redden die gered wilden worden. Want weer moet de vrije wil ertoe bereid zijn de genaden van het verlossingswerk aan te nemen, omdat ook het reddingswerk niet tegen de wil in van de mens volbracht kan worden. Oorspronkelijk zou de gang door de scheppingen van de aarde voldoende geweest zijn om de wilsproef als mens nu te kunnen afleggen, want iedere ziel was door de kwellingen in de “je moet” toestand reeds zo ver uitgerijpt dat zij gemakkelijk de verzoekingen kon weerstaan. Maar de val van de eerste mensen gaf de tegenstander weer macht over alle zielen, en die heeft hij ook uitgebuit op ’n verschrikkelijke manier.

Daarom was als eerste mens juist een oergeest gekozen die alle bekwaamheden bezat om de tegenstander te kunnen weerstaan, maar hij kon niet gedwongen worden tot zijn beslissing. Hij moest volkomen vrij blijven in zijn denken en handelen. En nu zorgde mijn tegenstander er voor deze vrije wil naar hem toe te wenden, met dus de nieuwe val als gevolg, waardoor de zonde van de afval van Mij van de geesten herhaald werd. Maar dit recht kon mijn tegenstander niet geweigerd worden omdat de val van weleer in vrije wil gebeurde, en zij hem in de diepte gevolgd zijn.

U kunt dus niet zeggen dat Ik die tweede val gewild heb om u nu weer in een toestand van de grootste kwellingen te verplaatsen, maar Ik kon die val niet verhinderen omdat hij ook weer vanuit de vrije wil gebeurde, en deze vrije wil zich ook eenmaal weer naar Mij toe zal keren, en u dus zeker eens een uitweg uit deze ellendige toestand vindt omdat mijn liefde u verlost heeft. Want deze liefde heeft zich in Jezus Christus belichaamd om de tegenstander te bestrijden, en hem alle zielen te ontrukken die weer tot Mij terug willen keren in hun vaderhuis – in hun ware vaderland dat zij eens vrijwillig verlieten. Mijn liefde behoort u toe als voorheen, en alle leed zal ophouden zo gauw u vrij wilt zijn van hem die u nog geketend houdt. Zo gauw uw weer naar Mij verlangt en Mij zo het recht geeft dat Ik u weer in bezit neem, opdat Ik u eeuwig niet meer hoef op te geven.

Amen

BD.9006
2 juli 1965

Waarom moeten wij boeten voor de zonde van Adam?

Al uw vragen missen grond, zodra u de zuivere waarheid wordt gegeven, want deze is erg makkelijk te begrijpen wanneer ze u maar op de juiste wijze wordt aangeboden. U weet dat de afval van Mij plaats vond in de staat van het helderste inzicht. Dus waren ook alle wezens even verantwoordelijk voor hun afval. Ze waren niet door de wil van de tegenstander gedwongen tegen Mij in opstand te komen, veeleer was het een eigen aangelegenheid van ieder persoonlijk. Het was de vrije wil, die hen zondig liet worden, die dus ten tijde van de afval nog niet verzwakt was door mijn tegenstander, die, omdat ze het zelfbeschikkingsrecht bezaten, nog vrij kon beslissen en dus bewust voor de tegenstander koos.

Nu echter had deze macht over zijn aanhang en die macht ontrukte Ik hem doordat Ik de schepping liet ontstaan, om er voor te zorgen dat de kracht die door de afval niet meer in staat was werkzaam te zijn, op een andere manier kon werken. Dus nu had de tegenstander niets gewonnen door zijn aanhang en, hij mocht pas dan weer zijn macht laten gelden, als het wezen in het stadium als mens het zelfbewustzijn weer verkregen had. En dit recht moest Ik hem laten, om welke reden hij dit nu ook op deze wezens kon beproeven.

En hij heeft het ook gedaan met alle list en gemeenheid. Hij verstond de kunst de eerste mensen weer het geloof in mijn woord te ontnemen, dat hun een eeuwig leven beloofde wanneer ze aan mijn lichte gebod gevolg gaven. In deze mens Adam was nu een buitengewoon sterke geest belichaamd, wiens val de tegenstander met gemak weer bewerkstelligde. Lag het nu niet voor de hand dat geen geest hem zou hebben weerstaan die in dezelfde verleidingskunsten van mijn tegenstander zou zijn beland?

Dus het gaat er niet om dat de nakomelingen voor de zonde van de eerste mensen moeten boeten, maar het gaat daarom dat Ik – wanneer de eerste mens uit liefde voor Mij aan deze verzoeking weerstand zou hebben geboden – uit barmhartigheid hetzelfde gedaan zou hebben wat later de mens Jezus deed, dat Hij het werk van verzoening volbracht uit liefde, dat Ik genoegen zou hebben genomen met de sterkte van de weerstand van een mens die zich aan Mij overgaf en de aanstraling van Mij uit weer mogelijk maakte. En ter wille van diens liefde zou Ik de schuld in het zand hebben geschreven en voor allen zou de weg over de aarde als mens alleen hebben gediend om de liefde tot Mij, tot de hoogste gloed te ontplooien. Zo echter heeft mijn tegenstander zijn macht over de eerste mensen bewezen en zich dus ook niet het recht laten afnemen nu bij iedere mens zijn verleidingskunsten aan te wenden, wat Ik hem ook niet kan ontnemen als gevolg van het feit, dat de wezens hem eens vrijwillig in de diepte volgden.

U kunt dus niet zeggen, dat deze mensen nu moeten boeten voor de zonde van hun voorvaderen, veeleer stond het ieder mens steeds vrij, zich waar te maken bij verzoekingen. En hij zal daartoe ook van Mij uit de kracht ontvangen, want deze wil zegen Ik en Ik zal zo iemand nooit aan mijn tegenstander overlaten. Maar de eerste mensen konden hun nakomelingen een makkelijkere weg over de aarde verschaffen. Doch omdat zij gefaald hebben, was het nu ook niet mogelijk die voor de verzoekingen van de tegenstander te beschermen, tenzij ze er Mij om gevraagd hebben dat Ik zelf hen onder mijn hoede kon nemen en dan ook hun weg over de aarde een lichtere geweest zou zijn, wat ook het geval was bij die oergeesten die zich openstelden voor de onderrichtingen door de lichtwereld – en over welke mijn tegenstander niet meer de volle macht had. Dat dus die mensen steeds een lichtere weg hadden over de aarde, dat ze niet aan de verzoekingen van mijn tegenstander ten prooi vielen – dat hij hen niet geheel in zijn macht hield, is een teken daarvan, dat Ik iedere ziel geholpen heb en steeds nog help, die minder belast het aardse leven begint en wiens wil zich al aan Mij heeft overgegeven, dat Ik dus niet zonder onderscheid de zielen bedenk met genade en kracht, om de weg die hen terugvoert te voleindigen.

Steeds echter moet Ik zeggen dat de eerste mensen door hun falen de hele weg die hen terugvoert, verzwaard hebben, die heel wat lichter zou zijn geweest als de sterkste eens gevallen geest zich verweerd zou hebben en mijn licht gebod vervuld, wanneer hij mijn woorden meer geloofd had, die hem een eeuwig leven beloofden en hij door zijn weerstand de macht gebroken zou hebben, die de tegenstander dan ook niet meer op zijn aanhang zou hebben kunnen uitoefenen, want deze overwinning zou zijn uitwerking hebben gehad op alle gevallen geesten.

Amen

BD.9007
3 juli 1965

De voorloper van Jezus

Dat zo vele mensen geloven de incarnatie van de roepende in de woestijn te zijn is ook een teken van geestelijke dwaling. Het staat vast dat hij een groot redenaar zal zijn die echter tot zijn optreden niet weet welke opgave hem is toebedeeld, namelijk dat hij met een geweldige stem zijn woord zal laten weerklinken, dat Mij en mijn spoedig komen aan het einde der dagen aankondigt.

Hij zal weer voor Mij uitgaan en aangevallen worden door al diegenen die niets van een einde willen horen. Zij zullen hem bespotten en honen omdat hij hun dingen aankondigt die hun ongelooflijk voorkomen, en hij zal daarom doorgaan voor een fantast. Hij zal in dezelfde tijd optreden, als de antichrist de geloofsstrijd laat ontbranden. Hij zal de antichrist heftig bestrijden en de mijnen zullen bij hem kracht en troost halen. Hij werkt maar een korte tijd op aarde, maar hij benut die goed om mijn woord te brengen aan allen die het aannemen. Mijn tegenstanders zullen hem vervolgen en ter verantwoording willen roepen, maar hij zal zich steeds weer aan hen onttrekken tot zijn uur gekomen is waarin hij zijn leven zal laten voor Mij.

Het is u al meerdere malen gezegd dat hijzelf geen idee heeft van zijn missie, dat het plotseling over hem zal komen en dat hij dan door ieder zal herkend worden. Dan zal hij het ook zelf weten waarom hij met zo’n geweldige stem is uitgerust en waarom hij Mij moet aankondigen. Dan weet hij dat het einde gekomen is waarin Ik in de wolken zal komen om de mijnen weg te nemen.

En dan zal de antichrist zelf proberen hem in zijn macht te krijgen, want de voorloper pakt hem in het bijzonder aan en brengt zijn schanddaden aan het licht. Hij schrikt er niet voor terug hem openlijk aan te vallen en zal daarom vervolgd worden door zijn vijand.

Maar die onder de heerschappij van de antichrist moeten lijden zal hij troosten. Hij zal ze op mijn komst wijzen en een ieder zal hem geloof schenken omdat zij zich door zijn woord voelen aangesproken als had Ik zelf tot hen gesproken. Zijn woorden zullen als balsem zijn voor u die in angst en bekommernis wacht op de dingen die komen zullen. U zult uit zijn woorden troost en nieuwe kracht putten en u altijd weer gesterkt voelen, omdat hij bewijst dat uw Vader u zelf heeft aangesproken. Dat u dus zijn woorden geloven kunt die u op mijn spoedig komen in de wolken wijzen.

Derhalve zult u op alle waarschuwingen en vermaningen acht geven die u van zijn kant uit bereiken, want hij zal ook in de geest bij hen zijn die Ik hem als Mij toebehorend te herkennen geef. Hij zal de bekwaamheid bezitten dat hij zich in uw nabijheid begeeft terwijl zijn lichaam ergens anders is, want de roep tot Mij om hulp geef Ik door en hij zal dan ook tot hulp bereid zijn.

Daarom: U herkent hem als zijn missie begint, maar verwacht hem niet nu reeds. (openbaring 1965) Eerst moet mijn ingreep vooraf gaan voordat hij verschijnt.

Dan echter zal de tijd vliegensvlug voorbij gaan, want ter wille van de mijnen zal Ik de dagen verkorten – opdat mijn tegenstander ze niet nog tot afval van Mij kan brengen. Want dan zal de nood groot zijn en Ik zal hun daarom ook sterke lichtgeesten toezenden, die hen beschermen zullen in elke aardse en geestelijke nood. Maar wanneer mijn roepende in de woestijn zijn leven zal moeten geven, dan kunt u ook iedere dag mijn komst verwachten. Dan zal Ik u brengen naar een rijk van vrede en alle nood zal ten einde zijn.

Amen

BD.9008
4 juli 1965

Het einde komt vast en zeker

Aan elke grote catastrofe zullen ook mijn aankondigingen voorafgaan. Ik zal de mensen waarschuwen en vermanen, zodat Ik ook zieners en profeten nodig heb die deze voorspellingen verspreiden moeten onder de mensen. Daarom is het verkeerd alle voorspellingen af te wijzen of als onwaar voor te stellen wanneer deze niet dadelijk in vervulling gaan, want alles heeft zijn tijd nodig en reeds vaak heb Ik lang tevoren gewezen op het komende, maar de mensen schenken deze woorden geen geloof.

En zo kondig Ik u nu het naderende einde van een aardse periode aan, en Ik heb dat steeds al gedaan, zo dat zelfs mijn discipelen dit einde nog gedurende hun aardse leven verwachtten. Steeds waren mijn profetieën zo gegeven dat de mensen geen nauwkeurige tijd aangegeven werd – zodat zij er voortdurend op konden rekenen. Want het is altijd mijn bedoeling geweest de mensen een naderend einde voor ogen te houden. Maar de tijd staat niet stil, en omdat mijn woord onherroepelijk vervuld wordt moet ook dit aangekondigde einde eenmaal komen.

En wie in mijn heilsplan van eeuwigheid ingewijd is, die erkent ook de noodzakelijkheid van een einde voor al het nog in de scheppingen gekluisterde geestelijke. En omdat hij weet van de gestadige opwaartse ontwikkeling van het geestelijke, daarom is hem ook begrijpelijk dat van tijd tot tijd (dat voor u eindeloos lang is) een totale verandering van de aardoppervlakte moet plaatsvinden – waardoor ook aan het in de harde materie gekluisterde geestelijke de mogelijkheid gegeven wordt van een opwaartse ontwikkeling.

Wanneer dus zulk een geweldige vernietiging van de aardoppervlakte voor de mensen twijfelachtig lijkt, dan zijn ze bewust in onwetendheid gelaten door de hen kennis gevende geesteswereld. Dan moet Ik weer zulke dwalingen recht zetten omdat het aanstaande einde van deze aarde in haar tegenwoordige vorm, voor de gehele mensheid uiterst belangrijk is. Want zij loopt het gevaar geheel te falen in haar laatste wilsbeproeving en dan weer een ontzettend lot op zich te moeten nemen.

Juist daarom ontvangen mijn dienaren de opdracht dit einde aan te kondigen. Maar zij moeten niet alleen over het feit van het einde berichten maar ook over mijn reden voor alles, opdat de mensen niet blind behoeven te geloven maar voor alles de juiste verklaring volgens de waarheid ontvangen. Want mijn liefde behoort toe aan al het gevallen geestelijke en niet enkel aan de mensen, want voor het nog in de harde materie gekluisterde geestelijke moet ook eenmaal het uur van vrijwording uit de hardste keten komen. Dit heeft reeds eindeloos lang gesmacht om ook eenmaal in een zachtere vorm verplaatst te kunnen worden waar het dienen gemakkelijker wordt.

En wanneer u mensen over dit alles weet en de Vader zelf u uit den hoge onderricht, dan behoeft u waarlijk niet te twijfelen. U kunt alles als de zuiverste waarheid aannemen ook wanneer Ik steeds nog wacht met deze act van vernietiging der oude aarde, want de dag komt onherroepelijk.

Jammer genoeg zijn er te veel mensen die niet geloven aan een totale verandering van het aardoppervlak. Die veel eerder geloof schenken aan berichten die van dat soort mensen of geestelijke wezens uitgaan die iedere kennis over mijn wijs heilsplan ontbreekt. Maar Ik kan niet meer doen dan zelf uit den hoge tot u mensen te spreken en u alles te verklaren wat Mij tot mijn besturen en werken aanleiding geeft, en Ik moet aan u overlaten hoe u zich tegenover mijn woord opstelt. Het is voor mijn dienaren niet eenvoudig dit woord als mijn woord aan te bieden, vooral als het er om gaat tegen dwaling op te treden, als eenieder gelooft in de waarheid te staan en voor hem mijn woord niet meer betekent dan een woord van mensen, of woorden uit de geestenwereld die ook oncontroleerbaar zijn, tot Ik zelf aangeroepen wordt om bijstand. Tot u door lichtwezens onderricht wordt door wie mijn geestesstroom heen kan vloeien, want dan zullen ook de resultaten samen overeenstemmen en u zult de waarheid voelen, aangenomen dat u ernstig naar de waarheid verlangt.

Amen

BD.9009
6 juli 1965

Het ware vaderland van de mens

Laat u niet irriteren wanneer mijn woord als vals verworpen wordt, want alleen van Mij zelf kan de zuivere waarheid voortkomen. En dat u door Mij zelf onderwezen wordt kan gemakkelijk vastgesteld worden wanneer mensen van goede wil zich met het onderzoek van het geestelijke goed, dat hun door u gebracht wordt, gaan bezig houden. Hun zal weliswaar geen bewijs gegeven kunnen worden omdat de mensen door eigen schuld de geestelijke openbaringen niet kennen, en in verband met de geloofsvrijheid kan het hun niet door bewijzen bevestigd worden. Maar een ieder die van goede wil is zal in zichzelf de overtuiging hebben op de juiste weg te zijn, dus kan hij ook zonder bewijzen geloven en toch weten dat het juist is wat hij gelooft. Maar de wereld en het geestelijke rijk zijn twee geheel verschillende rijken die alleen door het geloof met elkaar verband houden.

Wanneer u nu kennis ontvangt uit het geestelijke rijk welke niet door een verstandelijk denken verkregen kan worden, dan kunt u mensen het toch zonder bezwaar aannemen als teken van de realiteit van dit rijk omdat voor u gebieden ontsloten worden waarvan alleen Ik zelf u naar waarheid opheldering kan geven.

Daarom is het geen teken van een scherp verstand wanneer een mens dit rijk loochenen wil, alleen maar omdat hij zelf daar niet van op de hoogte is. Ieder mens zou zich deze bewijzen van een geestelijke wereld kunnen verschaffen wanneer hij Mij daarover zou raadplegen, maar meestal wordt hem dat door zijn verstand belet dat alleen maar dat wil begrijpen wat te bewijzen is.

Daarom kan hij niet over de grenzen van zijn verstand heenkomen omdat hij zichzelf grenzen zet door zijn ongeloof dat hem verhindert om over zulke problemen na te denken die voor hem onoplosbaar zijn, omdat hij niet de Schepper zelf om opheldering bidt. Daar hij echter eerst aan een Schepper geloven moet, kan ook alleen de gelovige mens de verbinding met Hem herstellen. De ongelovige mens neemt genoegen met de wereld die hij met zijn ogen ziet en die voor hem de realiteit betekent.

Welke resultaten echter zou de mens kunnen bereiken die naast zijn scherp verstand ook diep gelovig is, die zich met alle vragen tot Mij wendt en die Ik hem dan ook zou beantwoorden. Maar hiervan zijn er maar enkele, want meestal vermijden de mensen zo’n verbinding met het geestelijke rijk te hebben omdat zij door hun medemensen als bovennatuurlijk aangezien worden die in het samenstel van deze wereld niet passen. Maar zo u wist hoe zegenrijk zulke mensen kunnen werken en hoe belangrijk de kennis is die zij van boven ontvangen – dan zou u alles in het werk stellen om uzelf met deze kennis te verrijken. Want het is voor u mensen de weg om van het aardse tot het geestelijke rijk te komen dat een ieders ware vaderland is, en dat eenmaal allen zal opnemen, onverschillig of zij volmaakt zijn of niet.

Ik zelf bied u een geweldige genade aan doordat Ik met u spreek om deze twee rijken met elkaar te verbinden, om daardoor alle mensen de mogelijkheid te geven de stap uit het aardse in het geestelijke rijk te doen. Maar u wijst deze genade af omdat uw verstand zich daartegen verzet en u uw hart niet laat spreken. En dat hart kan niet tot u spreken omdat de liefde u ontbreekt, zodat u onafgebroken tot liefde wordt gemaand. Want alleen de liefde tot Mij kan uw hart zacht stemmen en u bent dan ook eerder bereid Mij aan te horen. Steeds verlang Ik alleen liefde van u om u een kennis te kunnen geven die uw begrip te boven gaat, en die u waarlijk gelukkig zal maken. Want inzicht te verkrijgen in gebieden die anders voor het sterfelijke oog gesloten zijn zal ieder mens zalig maken omdat zij hem de stille vreugde geven kan van een wetende, die niet meer in het donker wandelt en voor wie nu alles helder en duidelijk is.

En de omstandigheid met zijn gedachten in een tot nu toe onbekend gebied te kunnen ingaan, moest u al van de waarheid van zulk een kennis overtuigen. U moet dus ook zelf proberen deze kennis te verkrijgen altijd met de gedachte dat ook u dat rijk eens zult bewonen, dat u maar voorbijgaand op deze aarde bent en eenmaal in uw ware vaderland zult binnen gaan. Want dan herstelt u weer de verbinding met Mij, die u in de diepte gevolgd is, die zolang gewacht heeft tot u uzelf als mens weer bewust met Mij kon verbinden. En om u dan ook weer door het doen toekomen van de kennis die u eertijds in zo hoge mate bezat, gelukkig te maken. Dan echter zult u niet ver meer af zijn van uw uiteindelijke terugkeer in uw vaderhuis, dat u eens vrijwillig verliet.

Amen

BD.9010
7 juli 1965

Het inzien en bekennen van de schuld

Ook is het van beslissende betekenis voor u mensen, dat u uw schuld inziet en bekent om er vrij van te kunnen worden door Jezus Christus, de goddelijke Verlosser die daarom voor u aan het kruis is gestorven. Want het bekennen van dat waar u schuldig aan bent geworden, moet aan de wil voorafgaan u daarvan te laten verlossen, omdat u dan bewust de terugkeer in uw vaderhuis nastreeft. Eens zult u het onrecht moeten inzien dat u eertijds tegen God zelf zondigde en er dan ook ernstig naar verlangen dat u vrij wordt van die grote schuld die aan uw bestaan als mens op aarde ten grondslag ligt. En wanneer u nu bewust deze schuld onder het kruis draagt, dan zal ze u ook vergeven zijn en ook alle schuld die u op aarde beging toen u nog onwetend was, wat de goddelijke Verlosser voor de mensheid betekent. Maar het louter bekennen met de mond is niet voldoende. Slechts een vormgeloof in Hem voldoet niet. U zult zich er heel goed bewust van moeten zijn wat de mens Jezus voor u gedaan heeft, dat Hij geleden heeft en gestorven is voor u, voor uw zondeschuld, om God het zoenoffer aan te bieden, zonder welk u nooit het rijk van het licht zou hebben kunnen binnengaan. Dat is pas een levend geloof en alleen dit wordt gewaardeerd door God, uw Vader van eeuwigheid.

Want pas dan ziet u ook uw vroegere schuld in en u bekent nu ook zelf schuldig te zijn en vraagt om vergeving.

Dat alleen is de taak die u op aarde zult moeten vervullen. Maar u zult deze pas dan vervullen, wanneer de liefde zich van u meester heeft gemaakt. Want een geheel liefdeloze mens houdt zich niet met zulke gedachten bezig. Hij kan niet geloven en daarom zal zijn leven ook tevergeefs zijn. Hij vervult niet het eigenlijke doel, zich weer te veranderen in dat wat hij was in het allereerste begin. Want zijn oerschuld drukt op hem, wanneer hij overgaat naar het rijk hierna. En hij kan er niet van worden bevrijd, totdat hij de weg naar Jezus Christus vindt, die weliswaar ook hem hierboven tegemoet treedt, maar die zijn wil de vrijheid laat of hij Hem aanneemt of niet.

Daarom wordt u daar voortdurend opheldering over geschonken, doch maar zelden zijn er open harten en oren te vinden die voor dat licht dankbaar zijn. Maar het merendeel der mensen is zich van geen kwaad bewust. Ze onderzoeken niet de reden van hun bestaan en leven verder in zorgeloosheid, alleen dat begerend wat hun aardse lichaam welbehagen verschaft. Ze hebben geen diepere gedachten, noch leven ze uit eigen aandrang in de liefde, daar ze anders zeker ook langzaam tot het juiste inzicht zouden komen.

En de tijd vliegt.

Deze wordt steeds korter, want het einde is nabij.

Er is nog slechts een steeds kleiner wordend deel dat door God zelf opmerkzaam kan worden gemaakt op de betekenis van het verlossingswerk. Want het is juist het verlossingswerk dat bijna in de hele wereld wordt bestreden. En zelfs waar hiervan blijk wordt gegeven, is meestal alleen maar het vormgeloof blijven bestaan, dat echter aan “levend zijn” te wensen overlaat. Er wordt wel van een verlossing door Hem gesproken, maar er wordt weinig gebruik van gemaakt door bewust inzien en bekennen van schuld, terwijl dit pas de verlossing tot gevolg heeft. De mensen weten allen niet dat ze zelf hun wil moeten gebruiken. Ze geloven dat alleen het bekennen met de mond nodig is om vergeving van hun schuld te verkrijgen. Maar God kan hier geen waarde aan hechten, veeleer moet de mens zich ten volle bewust in vrije wil aan de goddelijke Verlosser overgeven.

Dan pas kan het verlossingswerk uitwerking op hem hebben. Maar zolang de mensen alleen met de oren een weten in ontvangst nemen, maar hun hart er niet bij betrokken is, kunnen ze niet op een verlossing van hun oerschuld rekenen. Daarom zal steeds de arbeid gezegend zijn van hen die proberen duidelijk op de medemensen in te werken, die vooral de mensen aansporen tot liefde, om het grote werk van de verlossing te kunnen begrijpen. En al diegenen zullen verlost worden van hun schuld, die nu ook in staat zijn levend te geloven, aan wie de liefde een licht geeft dat nu steeds helderder zal oplichten, omdat ze verlossing hebben gevonden van hun grote schuld. Maar het moet alle mensen duidelijk zijn, dat er zonder Jezus Christus geen weg is naar God, daar er maar Een deze grote schuld teniet kan doen, die echter nu bewust wil worden aangeroepen om vergeving, om dan ook onbeperkt gelukzaligheid uit te kunnen delen, want God en Jezus Christus is Een.

En juist hierin ligt het grote geheim, dat u God weer erkent in Jezus Christus die u vroeger uw erkenning had geweigerd, waardoor u in de diepte viel.

Dat was uw grote zonde, die u schuldig liet worden en die Jezus Christus voor u teniet heeft gedaan.

Amen

BD.9011
8 juli 1965

De weerstand vermindert de kracht van de liefdeaanstraling

Niet de geringste weerstand mag zich tegenover mijn liefdeaanstraling opstellen, daar ze anders niet bij u werkzaam kan worden. En zo zult u het ook begrijpen, dat uzelf zich volledig vrij aan Mij moet overgeven, want elke dwang schakelt uit. En daarom is het dus in de eerste plaats uw wil die zich voor Mij moet buigen, maar dan kan Ik bezit van u nemen en laat Ik u werkelijk niet meer van Mij weggaan.

Het gaat om uw wil, waar echter ook mijn tegenstander om strijdt met alle list en bedrog. U zult hem echter altijd herkennen, omdat hij u alleen met aardse goederen lokt, omdat hij u geen enkel geestelijk goed zal brengen, wat u enkel van Mij in ontvangst kunt nemen. Wanneer nu zulke gedachten u omringen, die u steeds alleen aan de aardse wereld binden, dan bent u in zijn macht. Wijdt u zich echter aan de gedachten die duidelijk mijzelf als bron hebben, en volgt u deze, dan wordt u weggevoerd van de aardse wereld. Want Ik wil, dat u zich met Mij verbindt juist door goede gedachten of een innig gebed, om u nu tot Mij te kunnen trekken, om u te geven wat voedsel is voor uw ziel, opdat ze ontvangt wat ze nodig heeft om tot volledige ontwikkeling te komen. Dan zult u waarlijk spijs en drank ontvangen, want dit is mijn liefdeaanstraling, waarvan u verzekerd bent wanneer u zich uit vrije wil aan Mij overgeeft, wanneer u uw hart voor Mij opent en mijn liefdeaanstraling wilt ontvangen.

Maar altijd verlangt dit de bewuste vrijwillige toewijding aan Mij. Dan zult u echter ook niet meer verloren kunnen gaan. Dan keert u weer tot Mij terug, van wie u eens bent uitgegaan. Alleen één ding moet u niet vergeten, dat mijn liefde niet werkzaam kan worden, wanneer u zichzelf daartegen verzet, wanneer u Mij ook maar de geringste weerstand biedt. En weerstand is het reeds wanneer aardse dingen nog lokken, wanneer u omwille hiervan Mij achterstelt en Ik niet op de eerste plaats sta, wanneer u aardse dingen voorrang geeft en Ik dan niet meer alleen in uw hart ingang vind.

De wereld heeft vele gevaren in zich, die u niet als zodanig herkent, die echter altijd de mens afhouden van geestelijk streven. En deze gevaren moet hij mijden, wil hij Mij geheel en al toebehoren. Want Ik geef hem waarlijk iets mooiers en beters wat tegen alle dingen van de wereld opweegt, wat echter alleen Ikzelf uitdelen kan aan de mijnen, aan hen die Mij geheel en al toebehoren en bereid zijn alles aan Mij te geven. En deze zullen aan het einde ook over alle anderen zegevieren, want dan zullen ze voor Mij de grootste geloofsbeproeving moeten afleggen en deze toch niet hoeven te verliezen, want Ikzelf zal hen bijstaan in de laatste strijd op deze aarde.

Er zal dus wel veel van u gevraagd worden, maar toch hoeft u niets te vrezen. Want er zal u eveneens veel kracht gegeven worden, want u heeft de wereld geheel en al overwonnen. En waar zal de tegenstander dan nog zijn verleidingskunsten aan de dag leggen? Hij kan u niet meer naar beneden trekken de diepte in, want dan zou hij tegen mijzelf moeten worstelen. Mij echter ontvlucht hij en zo ook u die van Mij bent.

En daarom wil Ik altijd alleen maar, dat u Mij met heel uw hart uw wil schenkt, opdat er voor u niets anders meer is, dan dat u in gedachten altijd maar bij Mij vertoeft, dat mijn liefdeaanstraling werkzaam kan worden en dat u zich innig met Mij verenigt. Dan heb Ik u gewonnen, dan bent u weer de oorspronkelijke verhouding binnengetreden, waarin u stond vanaf het begin.

Alleen dat ene wil Ik, dat u weer net als eens naar Mij toesnelt, dat u de harten open gaan, waarin Ik nu weer mijn liefde kan laten stromen. En om dat te bereiken, moet u alles opofferen wat u met de wereld verbindt. Maar u kunt u verheugen op dat wat Ikzelf u laat toekomen. Verlies u alleen niet in aardse goederen die altijd alleen het middel zijn van de tegenstander die u verderven wil.

Amen

BD.9012
10 juli 1965

Het wondere werk van de goddelijke schepping

Alles wat zich door de schepping aan u openbaart, bewijst mijn macht, mijn wijsheid en mijn liefde. Maar pas wanneer u daarover nadenkt, wordt u zich ervan bewust, welke wonderen zich dagelijks om u heen afspelen. Anders gaat u er geheel onverschillig aan voorbij.

Maar talloze bewijzen stellen ieder nadenkend mens ervan in kennis, dat er een hoogst volmaakt Wezen bestaat, dat in liefde en wijsheid alles leidt en regeert, dat voor de instandhouding zorgt van datgene wat uit Zijn hand is voortgekomen. En dus kan de mens Mij herkennen. En hij moet ook erkennen dat Ik besta, want hij kan het niet loochenen dat de schepping uit een Kracht moet zijn voortgekomen, die in hoogste wijsheid en diepste liefde werkzaam is, die alles wat ze heeft geschapen een bestemming met een bepaald doel gaf.

Maar hij moet ook inzien, dat deze schepping alleen ter wille van de mens is ontstaan en dus ook concluderen, dat de mens meer is dan alleen maar een wezen, dat slechts een zekere tijd bestaat en dan weer in het niets vergaat. Mijn gehele schepping zou hem dit inzicht moeten geven en hij zal het ook verkrijgen, zodra hij zich er maar eenmaal diepgaand mee bezighoudt.

Dan stuur Ik waarlijk zijn gedachten zodanig, dat ze dicht bij de waarheid komen. Want dat is het eigenlijke doel van de schepping: dat de mens, die met verstand en vrije wil is uitgerust, zich er grondig in gedachten mee bezighoudt, dat hem alles wat hij ziet te denken geeft. Want Ik heb hem niet voor niets het denkvermogen gegeven, omdat juist de richting van zijn gedachten hem ertoe kan bewegen ook zijn wil juist te richten, die alleen doorslaggevend is voor zowel zijn leven op aarde als ook voor zijn verdere lot.

Want dat de mens in feite onvergankelijk is, zal hij dan ook inzien, omdat hij naar zichzelf leert kijken als middelpunt van de gehele schepping die hem behulpzaam is volmaakt te worden. Want hij is het enige denkende wezen, dat een vrije wil heeft, terwijl alle scheppingen – ook de dierenwereld – denken noch willen kan, alleen als instinct daar een zwak vergelijk mee heeft, waarvan het schepsel zich niet bewust is.

En dit wezen, dat denken kan, moet nu ook zijn verstand gebruiken om erover na te denken en alles zal zich aan hem openbaren als het grootste bewijs van goddelijke liefde en wijsheid. Want Ik schiep de hele wereld met alle zichtbare en onzichtbare scheppingen alleen voor u mensen, opdat u weer de volmaaktheid zult kunnen bereiken.

Maar dat u vooreerst hiervan zult moeten weten, kan alleen uw wil tot stand brengen. Want zonder de wil denkt u er niet over na en het gehele scheppingswerk laat u koud. En toch bent u door zoveel wondere werken omgeven, door werken die u zelf niet tot stand kunt brengen, waarvan u zou moeten inzien dat het de werkzaamheid is van een denkende Macht, die zelf een wil heeft die getuigt van liefde en wijsheid.

En u vervolgt uw levensweg in onverschilligheid, ofschoon u steeds alleen de Schepper ervan zou moeten loven en prijzen, die u naar deze wereld heeft overgeplaatst, alleen maar opdat u zich weer zult kunnen vervolmaken. Want dit ene zult u moeten inzien, dat u niet voor niets door deze wereld heengaat; dat u – net als de scheppingen rondom u – een doel zult moeten vervullen. Dat u ook ter wille van een doel in deze schepping vertoeft en dat u dit doel van het aardse leven alleen te weten komt, wanneer uw wil ertoe bereid is het te weten te komen. Dan zal u ook opheldering toekomen en dan zal nog steeds alleen uw wil bepalend zijn of u het doel zult bereiken, dat zin en reden van uw leven op aarde is.

Maar aan degene die blind voortgaat, kan geen licht worden geschonken. Want ook dat heeft mijn wijsheid wel overwogen, dat geen mens gedwongen mag worden zijn wil te veranderen. Dat hij geheel vrij moeten beslissen, maar dat hem daarom het wonderwerk van mijn schepping steeds voor ogen wordt gehouden. En zodra hij erover nadenkt, kan zijn wil vanzelf actief worden en dan zal hij ook zijn doel bereiken.

Amen

BD.9013
12 juli 1956

Welke boodschappen garanderen de waarheid?

Ondanks mijn overgrote liefde kan Ik u nog niet in mijn rijk opnemen zolang u zich tegen het verlossingswerk van Jezus Christus verzet, want daardoor sluit u juist voor uzelf de poort naar het lichtrijk, waarvan alleen Jezus Christus de toegang is. Want u wijst dan met Hem ook Mij zelf af, want Hij en Ik zijn Een. Pas wanneer u begrijpen zult dat Ik, de oneindige Geest van eeuwigheid, in Hem voor u zichtbaar werd, zal mijn liefde u weer gelukkig kunnen maken. Want dan pas erkent u Mij in Hem en de eertijdse zonde van uw afval van Mij kan u nu vergeven worden en u zult uzelf dan ook weer door mijn liefdekracht laten bestralen, zoals voorheen. Dat u mensen juist van dit grote werk van erbarmen door Jezus Christus het begrip ontbreekt, is ook een teken van het aanstaande einde, want wat dat betreft heeft de tegenstander grondig werk verricht. Het is hem gelukt juist over mijn menswording een ondoorzichtige sluier te spreiden, want hij wil verhinderen dat u mensen verlost wordt. Daarom is ook de tijd gekomen waarin aan zijn activiteiten een einde wordt gemaakt.

Overal in de wereld zijn geestelijke stromingen waar te nemen die ver van de waarheid staan, want mijn tegenstander beïnvloedt de mensen vanuit het hiernamaals om ze op een dwaalspoor te brengen. En er zijn veel mensen die aan die boodschappen die vanuit het geestelijke rijk komen geloof schenken. Mijn tegenstander kan echter ook nog in het geestelijke rijk op veel wezens inwerken, en deze trachten nu wederom de onwaarheid te verbreiden en op de mensen over te dragen. En dat zij vaak gelegenheid hebben de mensen van de wijs te brengen is wederom het gevolg daarvan, dat de mensen zich niet rechtstreeks tot Mij zelf wenden om waarheidsgetrouwe opheldering. Daarom kan Ik steeds alleen zeggen: Geloof niet zulke boodschappen waar het verlossingswerk van Jezus Christus niet vooropgesteld wordt. Zij zijn verkeerd, ook al bevatten zij ten dele de waarheid. Want het verlossingswerk van Jezus Christus is van een zo grote betekenis dat u daaraan de geloofwaardigheid van wat u ontvangt kunt nagaan, en uzelf niet tevreden mag stellen met kennis waarvan u niet geheel overtuigd bent, omdat u dan over het meest belangrijke, namelijk over dat wat u het binnengaan in het lichtrijk waarborgt, in onwetendheid wordt gelaten.

Hoe wilt u nu weten en uitmaken wat waarheid is en wat dwaling, als Hij u niet onderricht die alles weet en u ook naar waarheid kan inlichten? Ook de inwerking vanuit het hiernamaals op de mensen van deze aarde kan Ik vanwege de vrije wil van de mensen niet verhinderen. Doch steeds weer geef Ik zelf de mensen de juiste weg aan hoe zij tot de zuivere waarheid kunnen komen. Maar ook dit werken van mijn geest in de mens is pas het gevolg van de voorafgegane verlossing door Jezus Christus. Daarom heeft mijn tegenstander vanuit het hiernamaals grote macht, daar hij steeds weer deze verlossing tegenwerkt en de mensen over het ware wezen van Jezus in onwetendheid laat, omdat hij met alle mogelijke middelen verhinderen wil dat zij de verlossing door Hem nog op aarde vinden. Daarom beïnvloedt hij ook die wezens die zich altijd al verzet hebben tegen de verlossing door Jezus Christus en die nu eveneens valse leren naar de aarde sturen. Dat Ik nu te allen tijde bezig ben door lichtwezens deze misvatting aan het licht te brengen, dat Ik juist door hen de mensen steeds weer de zuivere waarheid doe toekomen, dat gebruikt u als aanleiding om waarheidsgetrouwe ophelderingen met valse leringen te vermengen. En daar het u ontbreekt aan de gave van onderscheid, is het vaak mogelijk dat juiste boodschappen uit het lichtrijk zich temidden van dwaalleren bevinden, wat wederom veel hoorders en lezers doet twijfelen aan de geloofwaardigheid van alle boodschappen.

Maar dit ene is een zeker teken van valse mededelingen: Dat mijn menswording in Jezus Christus en mijn verlossingswerk niet genoemd of zelfs helemaal ontkend wordt. Daaraan kunt u altijd de waarheid toetsen. Want een waarachtig geestelijk ontwaakte mens weet ook hoe hij zulke mededelingen moet inschatten. Want juist door deze mededelingen worden de mensen bewust op een dwaalspoor geleid en dan is ook de waarde van de boodschappen van mijn lichtwezens gedaald – die geen ingang konden vinden omdat er bij de mensen geen verlangen naar de zuivere waarheid voorhanden was. Want dan zou voor hen ook waarlijk het verlossingswerk van Jezus Christus begrijpelijk uitgelegd zijn en dan zou het werk van mijn tegenstander uitgeschakeld zijn. Want de fout ligt bij de mens zelf die aan alle boodschappen uit het geestelijke rijk geloof schenkt, alleen maar omdat het van daar is uitgegaan. Maar hij weet niet dat de tegenstander ook daar nog zijn macht kan ontplooien, en dat enkel de wil van de mens om voor dwaling behoed te worden, hem tegenwerkt. In dat geval kan hij geen valse boodschappen overbrengen, want het verlangen naar de zuivere waarheid garandeert ook de ontvangst ervan.

En dit zult u moeten weten, dan kunt u zich met een gerust hart overgeven aan de woorden die de geest uit Mij u overbrengt. Want Ik ben de eeuwige Waarheid en van Mij kan dus alleen zuivere waarheid uitgaan. Deze is echter door het kenmerk van het verlossingswerk van Jezus Christus gekarakteriseerd, en alleen wie daarin gelooft zal zich voor eeuwig niet meer kunnen vergissen. Want voor hem heeft de eeuwige Waarheid zelf zich ontsloten. Ze heeft zich aan hem geopenbaard en hem in de waarheid binnengeleid, zoals het u beloofd is.

Amen

BD.9014
13 juli 1965

Vragen om het toesturen van kracht voor de zielen van de overledenen

Als er ooit een gedachte in u boven komt aan een overledene, dan weet u dat dit steeds een vraag is om hulp die u hen zult kunnen verlenen, want geen mens bekommert zich om hen. En wanneer ze nu bij u een licht zien, dan willen ook zij graag verschijnen en door dit licht gesterkt worden, want vaak weten ze niet wat dat licht betekent, in het bijzonder wanneer ze tot nu toe in dwaling waren verstrikt. Dan is slechts een gedachte aan deze ziel voldoende en de uitnodiging, eveneens te verschijnen, om de onderrichting in ontvangst te nemen. Want de nood is groot, in het bijzonder bij die zielen, die geen liefdevolle voorspraak volgt en die ook geholpen moeten worden, dat ze in het bezit van de waarheid komen. Maar eenmaal een bewuste uitnodiging om aan uw onderrichtingen deel te nemen is al voldoende om de zielen voortdurend aan u te binden en het gevolg zal steeds zijn dat ze u niet meer verlaten, dat ze zich bij de grote schare voegen van diegenen die Ik nu ook zelf kan aanspreken.

En u zult voortdurend omgeven zijn door zielen die hun weten willen uitbreiden om weer uit te delen aan degenen die nog minder weten bezitten en die ze ook willen helpen. En het komt er nu op aan dat u hen in kennis stelt van mijn werk van verlossing, want dan pas nemen ze ook dieper weten aan, wanneer ze eenmaal de weg naar Hem hebben gevonden en verlossing kregen van hun schuld. Als voorwaarde hiervoor moeten ze eerst werkzaam zijn in liefde, daar hen dan pas het begrijpen kan worden gegeven, wanneer ze hun wil om liefde te geven zelf weer aanwenden om de zielen te helpen die zich in dezelfde nood bevinden. Dan pas zullen ze zelf steeds dieper doordringen en het zal hen gemakkelijk vallen, zich aan de goddelijke Verlosser over te geven en Hem om vergeving van hun schuld te vragen. Maar dan stroomt hun onophoudelijk het goddelijke woord toe, dan nemen ze het ook aan, om het even waar en hoe het hun wordt aangeboden. Maar juist de eerste stap valt een ziel heel zwaar, tot ze eenmaal de kracht van de voorbede heeft ondervonden die zich dan uit in de verandering van haar wil, die nu ook gemakkelijk te beïnvloeden is en aan de roep van zo’n ziel wordt ook gehoor gegeven.

Let daarom op elk van zulke verzoeken en kom de zielen te hulp die vurig verlangen naar hulp, die zich wel bij veel mensen op aarde in herinnering brengen, echter alleen van diegenen voorspraak krijgen die hen geestelijk kunnen helpen, omdat ze bewust met Mij in verbinding staan en Ik Mij zelf aan hen kan openbaren. En dat mijn woord een enorme uitwerking van kracht heeft, zal iedere ziel mogen ondervinden die eenmaal bij u aangekomen is, want haar positieve ontwikkeling is ook gegarandeerd.

Wanneer Mij eenmaal de gelegenheid wordt geboden, Me tegenover een mens te uiten door het werkzaam zijn van mijn geest, dan staat deze mens te midden van een lichtschijnsel, dat vele zielen aantrekt die gewillig zijn hetzelfde aan te nemen wat u wordt aangeboden en door u ook aan alle zielen die u in uw voorbede opneemt, die dan echter ook niet verloren kunnen gaan. Want dan drijft alleen de liefde tot die zielen u aan en ter wille van deze liefde doe Ik diegenen de kracht toekomen, voor wie u bidt. Ik moet ook in het hiernamaals de wetten laten gelden, waartoe als eerste de vrije wil van het wezen behoort, die niet mag worden aangetast, noch door Mij zelf, noch door mijn tegenstander.

Het gaat erom, dat u – die ook de vrije wil zult moeten achten – alleen liefdevol denkt aan diegenen die nog zwak zijn in hun wil, maar die de kracht van uw voorbede niet kunnen weerstaan en die u daarom zult kunnen sturen in hun wil, die zich daarom tegen u niet meer zullen verzetten, omdat de kracht der liefde hen weldadig raakt en ze hen dan ook onherroepelijk tot u trekt en u op hen nu ook het evangelie van de liefde zult kunnen overbrengen.

Zou u weten hoe vurig uw aanhang (de zielen) mijn woord in ontvangst neemt (nemen), hoe ze voortdurend bemerken dat ze vooruit gaan en hoe dankbaar ze u zijn, die door uw voorbede hen hebt geholpen deel te nemen aan uw onderrichtingen, dan zou u niet ophouden voor al zulke zielen te bidden en uzelf te verheugen in hun vooruitgang, want ook zij beschermen u waar ze kunnen, opdat het ontvangen van het woord niet wordt onderbroken. Uw atmosfeer rondom u wordt ook gereinigd, zodat ze aan geen enkele verleiding door de tegenstander zijn blootgesteld zodra ze u omringen. Daarom is juist uw werkzaamheid zo belangrijk, want u zult toch kunnen bijdragen aan de verlossing van vele zielen, doordat u hun brood en wijn aanbiedt, dus hun de kostelijkste levensdrank en de doeltreffendste spijs doet toekomen. En eens zult u het met innerlijke vreugde gewaarworden, dat u kon bijdragen aan de vooruitgang van hen die zonder voorspraak nog heel lang in de duisternis zouden hebben gesmacht.

Let daarom op elke gedachte die u aan een overledene herinnert. Beschouw het als een roep om hulp die u niet zult mogen afwijzen en roep hem dan bewust in uw nabijheid en de eerste stap naar boven is gezet. Want zodra een mens zich om zo’n ziel bekommert en ten gunste van haar bidt, kan Ik om zijnentwil ook de ziel kracht doen toekomen, wat Mij anders niet mogelijk is omdat het tegen de wet van eeuwigheid ingaat, daar alleen de vrije wil om zoiets kan vragen, die Ik nu echter in de liefdevolle voorbede zie en dan ook die ziel mijn erbarmen schenk en haar nu ook de genade van mijn aanspreken door u kan doen toekomen.

De mensen zouden door voorspraak in liefde al het geestelijke kunnen verlossen. Maar hoe weinige zijn zich hiervan bewust en wat voor een grote macht heeft daarom mijn tegenstander, die alles probeert om zulke verbindingen van de geestelijke wereld naar de aarde te verstoren, maar die niet werkzaam kan zijn wanneer een mens zich in liefde aan Mij overgeeft en Ik deze nu ook zal beschermen. In het bijzonder wanneer Ik door hem ook de zielen in het hiernamaals wil aanspreken, wat mijn tegenstander Mij nooit kan beletten. Want waar de wil is om verlost te worden, daar zullen ook de mensen worden bevrijd van hem die hen lang genoeg geketend hield en wier wapen alleen de liefde is, die hem overwint en waarvoor hij vlucht, omdat ze een deel van Mij is en blijven zal tot in eeuwigheid.

Amen

BD.9015
14 en 15 juli 1965

Pre-adamieten

Lang voordat de eerste mensen op aarde leefden, die van God uit met vrije wil en verstand waren uitgerust, bestonden er al schepselen die op mensen leken en waarvan de taak daarin bestond de aarde geschikt te maken voor de mensheid die nà hen kwam. Ze verrichtten uit instinct – dat wil zeggen: door de natuurwet gedreven – werkzaamheden doordat ze actief waren om zich in stand te houden. Ze verzamelden vruchten, oogstten voortbrengselen van het land en bouwden woningen voor zichzelf. Ze deden alles wat hun instinctmatig voordeel opleverde.

Maar ze konden voor hun doen en laten niet ter verantwoording worden geroepen, omdat in hen nog niet een wezen belichaamd was dat alle partikeltjes van een gevallen oergeest bevatte. Deze wezens hadden al een heel grote overeenkomst met de mens, lichamelijk waren ze van gelijke gestalte, maar ze waren noch zelfbewust, noch konden ze zich aan elkaar verstaanbaar maken. Alleen het verlangen in hen zich in stand te houden was sterk en ze bereikten vaak een hoge leeftijd. Ze waren als het ware in dienst van de schepping, doordat ze ertoe bijdroegen het aardoppervlak een andere vorm te geven, dat steeds meer gereed werd gemaakt om nu de mensen een woonplaats te bieden die beantwoordde aan hun behoeften. Maar er was die wezens nog geen taak gegeven. Ze dienden alleen de nog niet helemaal voltooide oergeesten als laatste mogelijkheid om te rijpen, die ze dan als mens met vrije wil en verstand moesten voortzetten.

Deze voormensen, de pre-adamieten, konden dus niet als echte mensen worden beschouwd, want hun aard, hun voorkomen en al hun doen en laten beantwoordde meer aan een dier dat nog ver in zijn ontwikkeling achter is. Alleen de vorm leek op die van een mens en zo kwam het dat men later deze schepselen voormensen noemde, die echter helemaal niet de vergelijking met de echte mens konden doorstaan, die in het bezit van een vrije wil en inzicht was, die hij nu verstandelijk ook juist moest gebruiken.

Het kan ook niet gezegd worden dat de mens zich tenslotte uit deze pre-adamieten ontwikkeld heeft, omdat hij een nieuwe schepping geweest is die God pas realiseerde toen veel van de eerste oergeesten vurig naar hun belichaming verlangden. De voormens is een van de vele scheppingen geweest die alle hun doel moesten vervullen om de later erna komende mensen een onderkomen te bereiden dat hun een zorgeloos leven op aarde waarborgde. De pre-adamieten waren die wezens die op mensen leken, die niet ter verantwoording geroepen konden worden omdat ze leefden als dieren waarbij alle instincten naar buiten kwamen. Die lang voor de mens op aarde leefden, die geen zelfbewustzijn hadden en alleen in groepsverband konden leven. Die zodoende alleen daar waren te vinden, waar zich later eens mensen ophielden voor wie ze het oorspronkelijke gebied voorbereidden door een geregelde werkzaamheid die hun wezen was aangeboren en die zich dus uitte in de ontginning van uitgestrekte velden – in het systematisch verspreiden van voor het leven noodzakelijke substanties en het weer opnieuw oogsten op zulke stukken land. Ze deden dit alles onbewust vanuit een natuurlijke aandrift om zichzelf in stand te houden. Ze bestreden elkaar en de sterkste zegevierde. En zo droegen ze er ook toe bij dat zich steeds weer nieuwe geestelijke wezens incarneerden, al was het maar voor korte tijd waarin ze hun kracht bewezen, waarin meer of minder sterke driften zich deden gelden, die steeds zwakker werden hoe langer ze leefden en ze dan ook die rijpheid bereikten om nu de laatste belichaming als mens te kunnen aangaan.

Er bestonden dus al lang vóór de eerste mensen wezens die op mensen leken, die echter niet in verband gebracht kunnen worden met de echte mensen. In hun uiterlijke vorm waren ze wel met hen vergelijkbaar, maar ze gingen wel tekeer als dieren, zowel in hun driften als ook in hun manier van voortplanten. Ze ontwikkelden zich steeds verder al naar gelang de substantie van hun ziel, en behoorden ook tot de vele scheppingswerken die weer verdwenen toen ze hun taak op aarde vervuld hadden, dus de wezens zulke scheppingen niet meer nodig hadden, en deze nu totaal uitstierven zoals vele scheppingen die door de aarde een tijdlang werden gedragen, om dan weer voor nieuwe scheppingen plaats te maken.

Er kan dus niet gezegd worden dat de mens in zijn huidige vorm, zich uit deze voormenselijke scheppingen ontwikkeld heeft. Integendeel, hij is en was een nieuwe schepping, met vrije wil en verstand begaafd, die zich nu moest waarmaken, dus ook het zelfbewustzijn in toom hield. Tot op welke hoogte die pre-adamieten ook over een zekere intelligentie konden beschikken was uitsluitend afhankelijk van de graad van rijpheid van de zielenpartikeltjes die ze in zich hadden. Deze pre-adamieten waren echter niet in staat te denken en hun intelligentie kwam alleen in de werkzame activiteit tot uitdrukking, die dus onbewust verricht werd. Deze activiteit heeft echter ook de grootste wonderwerken voortgebracht, zoals deze vaak in de natuur te zien zijn, dat ze wegen bouwden waarover deze wezens elkaar konden bereiken, dat ze kloven en onderaardse gangen groeven en zo dus voor de mensen eerst de voorwaarden hebben geschapen, dat dezen dan het ware leven konden leiden toen de tijd gekomen was waarin de eerste oergeesten zich als mens konden belichamen. Hoe meer zich nu de mensen verbreidden (oergeesten nu hun belichaming verlangden), des te meer gingen ook de voormensen achteruit, wat zich weliswaar steeds alleen trapsgewijs voltrok, tot dan het menselijk geslacht de aarde bevolkte en voor dezen de proeftijd begon waarin nu iedere eens gevallen oergeest zich moest waarmaken, om welke reden echter de mens ook met zelfbewustzijn, verstand en vrije wil uitgerust moet zijn, om nu de weg over deze aarde te gaan die hem weer terugvoert naar de Vader, van wie hij eens is uitgegaan.

Amen

BD.9016
16 juli 1965

Het schatten van de tijd dat er voormensen leefden is niet mogelijk

Ik zal er steeds voor weten te zorgen dat u zich niet verlaten voelt door Mij, want u moet u in alle noden en zorgen tot Mij wenden en u zult altijd antwoord krijgen, omdat Ik weet wat u zorgen baart. Ik ben echter steeds bereid deze van u af te nemen als u ze maar vol vertrouwen aan Mij overlaat. U hoeft u niet ongerust te maken, want Ik denk aan u, Ik weet ook wat u bezwaart en welke vragen u bezig houden. Er zijn eindeloos lange tijden vergaan, waarin er al mensen op de aarde leefden, want het schatten van de tijd die u ontleent aan het boek van de vaderen, heeft slechts in zoverre zijn rechtvaardiging, dat de toenmalige geestestoestand van die mensen daaruit is op te maken – dat echter het menselijk geslacht al heel lange tijden de aarde bevolkt en dat alleen maar steeds die gebeurtenissen werden vastgelegd om hen te oriënteren die voor de ontwikkeling van de mensen van belang waren, dat het echter niet meer mogelijk is, de tijdsduur ervan te bepalen. U zult nooit tot een juist resultaat komen.

Zoveel echter is zeker, dat er al veel perioden achter u liggen op aarde, dat echter de mens steeds hetzelfde scheppingswerk is gebleven dat hij nu nog is. Dat hij ook zijn verstand van het begin af aan gebruiken kon en hem steeds dezelfde problemen bezig hielden die ook vandaag nog de mensen handen vol werk bezorgen, zover het gaat om de reden van het (hier) zijn en zijn doelgerichtheid. Want deze gave, daarover na te denken, had Ik de mensen van het begin af aan gegeven.

Al in die tijd ontdekten de mensen sporen van prehistorische schepselen, die ze weliswaar niet als gelijk aan hen wilden erkennen, daar ze toch aanzienlijk van hun eigen wezen afweken en omdat de eerste mensen wisten dat er voor hen nog geen identieke mensen waren, want ze zagen zichzelf als een nieuwe schepping. Zij wisten zelf dat met hun bestaan een scheppingsdaad begon die er tevoren nog niet geweest was. Ze wisten dit daar ze met elkaar van gedachten konden wisselen en dit voor ieder geschapen mens mogelijk was. Bovendien waren hun zulke voormensen onbekend, zoals ze ook niet alle eerdere scheppingen kenden die ze zelf hadden moeten doorlopen, tot ze zich als mens mochten belichamen.

Maar nooit hebben tijdens dezelfde tijd de eerder genoemde preadamieten met de mensen op de aarde geleefd want die waren uitgestorven toen de mensen op de aarde verschenen. Er kon dus nooit een samenleven hebben plaatsgevonden omdat zoiets niet beantwoordde aan mijn plan van eeuwigheid, dat niets gebrekkigs zou hebben laten ontstaan in een tijd waarin de volkomen mens zich als kroon van de schepping moest bewijzen. Want van alle scheppingen ervoor was deze mens zich niet bewust. Hij kende zijn lange gang door de scheppingswerken van deze aarde niet, hij moest een volkomen nieuwe schepping zijn waardoor een ziel kon worden opgenomen, omdat nu voor de mens een heel nieuwe gang over de aarde begon met als doel de uiteindelijke vereniging met Mij. Dat de mens deze laatste vereniging door eigen falen niet bereikte, heeft niets te maken met z’n gang door de voorstadia, want iedere ziel die zich eenmaal als mens mag belichamen, heeft ook die graad van rijpheid bereikt die zo’n belichaming toelaat.

Het is echter voor de mens onmogelijk een precieze tijd van zijn verblijf op de aarde vast te stellen en hij zal daarover ook geen opheldering verkrijgen, omdat het van geen belang is hoe lang hij al op de aarde leeft. En zo ook laten de tijden waarin deze voormensen geleefd hebben zich niet vaststellen. Maar het staat vast dat ze aan de mens zijn vooraf gegaan dat ze zich in de oertijden overal hebben opgehouden, eveneens als een schepping die diende om de eindeloos vele zielenpartikeltjes rijper te laten worden en ze er zodoende ook toe bijdroegen dat deze partikeltjes zich positief ontwikkelden, die zich dan weer in de mens mochten belichamen.

U mensen kunt het niet meer door middel van de tijd vaststellen en dit zal u ook niet mogelijk zijn. Alleen kunt u naar schatting een tijdstip aannemen, maar weet nooit of dit juist is, want het leven van ieder mens is begrensd. Mijn schepping bestaat echter al eeuwigheden, die voor u ook eeuwigheden zullen blijven, tot u eens het licht bereikt. Dan zult u ook weten dat ook het besef van eeuwigheid voor Mij is als een vluchtig ogenblik.

Amen

BD.9018
18 juli 1965

Lichtvonken lokken de zielen uit de duisternis naar buiten

Ook de zielen in de duisternis geldt mijn liefde. En Ik tracht voortdurend op deze in te werken, hun gedachten te kalmeren en steeds weer op Mij te richten. Want ook in de diepte licht soms het kruis op. Dit wordt echter alleen door diegenen opgemerkt, wier instelling reeds bedaard is, die zich in een lethargie van geest bevinden, die zich dan ook door het kruis van Christus geraakt voelen, weliswaar ook slechts in zoverre dat ze niet gedwongen zijn een standpunt in te nemen.

Alleen zal het kruis voor hen een teken zijn dat ze zich herinneren, en al naar gelang de indruk daarvan kan hun toestand veranderen. Zodra een ziel in deze lethargische toestand geraakt, bestaat ook voor deze de hoop, dat ze zich uiteindelijk bezint en graag het oord wil verlaten, dat een lange tijd haar verblijfplaats was. Dat ze vurig verlangt naar een verandering, naar een teken van licht, dat het donker vermag te doorbreken. En dan wordt ze ook steeds weer door lichtvonken aangestraald. Ze voelt deze lichtvonken als uitnodiging deze te volgen en gaat zo langzaam opwaarts. Ze komt in een kring van zoekende zielen terecht, die allemaal het licht navolgen, waar dit nu ook aan hen overgebracht wordt.

Ze worden ertoe aangespoord hulp te verlenen en zullen dit ook niet afwijzen, daar hun eindelijk een werkzaamheid toegewezen wordt, die ze graag vervullen. Maar door deze hulpverlening bespeuren ze nu zelf ook hulp. Ze voelen de kracht van de liefde die ze aan hulpbehoevenden schenken en tegelijkertijd ontvangen ze ook onderricht, om welke reden ze zelf dat gevoel gewaar kunnen worden. En aldus worden ze tot voortdurende hulpverlening aangespoord om daardoor ook voor zichzelf hulp te vinden in hun nood.

En het zijn wel zeer weinige, die weer in hun oude omgeving terugkeren, die dan bepaald nog niet de ernstige wil hadden uit de diepte opwaarts te gaan en de hoogte te bereiken. Is echter voor deze zielen eenmaal het kruis zichtbaar geworden, dan zal het niet moeilijk zijn om hen ook op de betekenis daarvan te wijzen, wat zowel de lichtwezens – die onopgemerkt onder hen vertoeven – alsook de mens door het prediken van het evangelie voor deze zielen kunnen doen. En ze worden door deze ook aangehoord, want hun weerstand is gebroken. Ze kunnen alleen nog in hun oude lethargie terugzinken, om zich echter steeds weer daaruit te verheffen, wanneer het erom gaat, hulp te verlenen aan degenen, die er nog slechter aan toe zijn. En zo helpen dus al deze zielen zichzelf, wanneer de wil om te helpen aanwezig is.
Alleen in het begin is het altijd erg zwaar om de zielen ertoe aan te zetten dat ze hun gedachten niet alleen op zichzelf richten, dat ze ertoe gebracht worden zelf mee te helpen. Wanneer dit echter bereikt is, dan stijgt elke ziel onafgebroken opwaarts. Want met de door Mij aan haar verleende hulp neemt ook haar kracht toe en ze kan dan niet anders dan willen helpen.

En daarom is alleen het losmaken uit de diepte het moeilijkste werk. Elke voorbede voor zulke zielen echter biedt hierbij sterke ondersteuning, zodat er steeds meer zielen tot rust komen, zodat hun toestand niet meer een eeuwige strijd is, zodat de ziel zich afzondert van haar omgeving en langzaam tot zelfbezinning komt. Want van geen mens op aarde is de voorbede voor deze zielen tevergeefs. En de zielen merken ook, dat hun van een bepaalde zijde hulp geboden wordt, en ze verzetten zich daar niet tegen. En op die manier bevrijdt ze zich meer en meer uit haar omgeving, tot ze dan de lichtvonken volgt, die haar eruit leiden.

Slechts zelden verlangt een ziel weer terug, en dat alleen, wanneer ze niet bereid is hulp te verlenen, zodat ze dus ook niet de kracht bespeurt die ze zelf daardoor ontvangt. Dan duurt het nog wel een geruime tijd, tot ze toch haar wil verandert en weer een poging doet, uit de diepte te verrijzen. Op geen enkele wijze worden deze zielen in de steek gelaten, alleen verlengen ze zelf hun oponthoud in de diepte door hun weerspannigheid, die echter toch gebroken kan worden, juist door liefdevolle voorbede.

En zou ieder mens maar één van zulke ongelukkige geesten in liefde gedenken, dan waren alle reeds verlost, omdat de liefde de sterkste kracht is, die geen wezen voortdurend kan weerstaan. Maar hoeveel mensen op de aarde denken eraan, hun voorbede ook te schenken aan degenen die in de ware zin van het woord ongelukkig zijn, die dus alleen door de liefde verlost kunnen worden?

Maar steeds weer dalen ook lichtwezens af en houden hen hun situatie voor ogen. En ze nodigen deze uit hen te volgen, want overal zijn er oorden waar ze verder geholpen kunnen worden, wanneer het wezen maar eenmaal de weerstand opgegeven heeft. Want mijn voortdurende zorg gaat uit naar deze zielen, opdat ze niet weer in de materie verbannen worden. En daarom begint er juist voor het einde van een verlossingsperiode en groot werk van verlossing, zowel op de aarde, alsook in het rijk aan gene zijde, om zoveel mogelijk zielen uit de diepte te verheffen, opdat ze niet nog een keer de gang over de aarde hoeven te gaan. En elke ziel die maar het geringste vonkje van liefde in zich heeft, zal gered worden.

Amen

BD.9019
19 juli 1965

1 Korintiërs 2-10

Het is Gods geest die u binnenleidt in de diepste diepten van de Godheid, in Zijn eeuwig ondoorgrondelijke Wezen, die u echter ook gelijktijdig openbaart dat geen wezen hem helemaal vermag te doorgronden, zelfs niet wanneer Hij hem toelaat een blik te werpen in Zijn besturing en werkzaam zijn in de oneindigheid, wanneer Hij Zijn kinderen wil inwijden in de grootste geheimen van Zijn Wezen. Doch deze zullen een geheimenis blijven tot in alle eeuwigheid. Hij openbaart zich echter aan Zijn kinderen, dat wil zeggen, voor zover ze in staat zijn op te nemen, kan Hij ze met Zijn liefde aanstralen.

Dit betekent, dat in Zijn kind een licht opgaat dat zo helder is, dat niets verborgen blijft wat u opheldering zou kunnen geven over uw verhouding tot Hem vanaf het allereerste begin. Onuitputtelijk is het weten dat u zult kunnen ontvangen, en toch zult u Zijn wezen in eeuwigheid niet kunnen begrijpen. Maar wat u ervaart zal toereikend zijn om u eindeloos gelukkig te maken. Uzelf kunt op elk moment de mate van weten vergroten, want ook u zijn geen grenzen gesteld, vooropgezet dat u volmaakt bent geworden. Dan laat u al het begrensde achter u. Uw doel zal altijd alleen zijn dat u Zijn liefde waardig wordt, die u altijd weer aanstralen wil en die u nu niet meer afwijst, zoals u dat eens gedaan hebt.

U bent nu met de goddelijke Geest in een zo innige verbinding getreden, dat u nu ook zult kunnen werken in Zijn kracht, dat u het niet zelf bent die daar werkt, maar dat het God zelf is die met Zijn geest in u werkt. U heeft zich met Hem verbonden en wat u nu ook doet, het is God zelf die elke daad in u bewerkstelligt. Dan bent u waarachtig Zijn kinderen die niets anders willen doen dan de heilige wil van de Vader, want dezelfde wil is ook in het kind. Wie deze rijpheid bereikt heeft, kan met recht zeggen dat hij kennis heeft van de “diepten Gods”, want God zelf heeft zich aan hem geopenbaard. En er is nu niets meer, wat voor hem nog versluierd zou zijn, omdat Gods geest in hem is en aldus dit gevoel van het goddelijke in hem teweegbrengt.

Maar dan heeft het kind de hoogste vergoddelijking bereikt. Dan kan het eeuwig niet meer van God worden gescheiden. Toch blijft het een individu dat mateloos gelukkig is en nu ook zijn geluk op andere, minder gelukkige wezens wil overdragen. Dit hoge doel nog gedurende het leven op aarde te bereiken, is uw opgave die u allemaal vervullen moet en ook kunt. Het zal u eindeloze zaligheden opleveren. Een lot, dat geen wezen meer van u af kan nemen. Want bent u eenmaal het lichtrijk binnengegaan, dan zult u blijvend het hoogste en meest volmaakte Wezen nastreven. En voor deze wil zal dit Wezen u ook belonen. Het zal zich door u laten vinden en u vervolgens in de toestand van innig verlangen naar Hem plaatsen en het zal ook voortdurend dat verlangen voor u in vervulling laten gaan.

Want het grootste is Zijn liefde, en Hij doet alles om Zijn kinderen te verblijden. En daartoe behoort ook, dat Hij zich steeds meer openbaart, opdat u allemaal inzicht kunt krijgen in Zijn Wezen, en dat Hij zich toch niet helemaal openbaart, want Zijn zaligheid ligt juist daarin, Zijn kinderen steeds meer te kunnen bieden, omdat de maat waarmee Hij uitdeelt onuitputtelijk is. Want er is voor Hem evenals voor al het volmaakte geen begrenzing.

Dat God nu de mensen door middel van Zijn apostel gewezen heeft op het “doordringen in de diepten Gods”, was noodzakelijk bij de geestestoestand van de mensen ten tijde van Zijn aards bestaan. Want geen mens geloofde aan een zodanige verbinding van God met de mensen, dat Hij zich in Zijn diepgang openbaren kon. En toch was het enkel het teken van Gods overgrote liefde en dat Hij wilde, dat de mensen probeerden door te dringen in Zijn Wezen, dat Hij zich aan hen aanbood opdat ze zich gemachtigd zouden voelen met de geest uit God in verbinding te treden om achter dit grote geheimenis te komen.

Hij wilde hen aansporen niet na te laten Zijn Wezen te doorgronden, hoewel het hun niet helemaal lukte. Maar Hij zegde hen toe, dat de “diepste diepten van de Godheid” zich zouden openbaren, en stimuleerde de mensen daardoor de geestelijke verbinding met het hoogste en meest volmaakte Wezen tot stand te brengen.

Want wat aards niet mogelijk was, dat wilde de geest uit God de mensen leren. En hiermee gaf God de mensen een teken wanneer deze verbinding tot stand gebracht was: wanneer de mensen een weten geschonken zou worden over het Wezen van God, dat weliswaar nooit uitputtend voor hen begrijpelijk gemaakt kon worden, maar toch als een bewijs gold, dat God zich zelf openbaarde als het hoogste en volmaaktste Wezen dat nooit kan worden overtroffen.

En als nu een mens daaraan twijfelt, geeft de bijbel hem het beste bewijs ervoor, dat de geest uit God hem de diepste dingen onthult over Zijn Wezen. Want juist in het boek der boeken zoekt u de bewijzen, maar u wilt het belangrijkste bewijs niet accepteren, dat de “geest uit God alle dingen onderzoekt”, daar u anders geen twijfel zou kunnen inbrengen tegen de openbaringen van boven. U zou zich dan ook met het verstand daarmee bezig kunnen houden en met goede wil zou u zich de waarheid gemakkelijk eigen kunnen maken.

Amen

BD.9020
20 juli 1965

Welk lot gaat de wereld tegemoet

Wist jullie, welk lot jullie tegemoet gaan, dan zouden jullie geen minuut meer de wereld begeren met al haar goederen. Want dit alles zullen jullie verliezen en jullie zullen je met het weinige tevreden moeten stellen, wat voor jullie overblijft na uren van uiterste nood en benauwdheid. En toch kan het jullie niet bespaard blijven, omdat de tijd van het einde voor de deur staat en omdat jullie van tevoren je moeten ontdoen van alles wat aan de wereld behoort, en dus ook van degene die heer is van deze wereld. En zodra jullie je juist verhouden tot Mij, jullie God en Schepper van eeuwigheid, zal ook het leven voor jullie verdraaglijk zijn. Maar wie heeft deze juiste verhouding tot Mij? Het vaste geloof dat Ik hem help in elke nood, wie vertrouwt geheel en al op Mij en wie is bereid zijn leven te geven ter wille van de naaste? Want dat zal jullie lot zijn, dat jullie vrijwillig het besluit nemen om ook de dood op je te nemen, om het leven van de naaste te redden! Maar dat zal jullie niet schaden, want jullie verliezen wel het leven op de aarde, maar jullie zullen nu met zekerheid het eeuwige leven verwerven, wat niemand jullie meer kan ontnemen. Vrezen jullie daarom niet, hoe het ook zal gebeuren, en geloof standvastig daaraan, dat jullie verder leven. Zorg daarom dat jullie het aardse leven kunnen verlaten in een toestand die jullie het leven in de eeuwigheid oplevert. Want ook het leven op deze aarde is kort daarna ten einde, en dan zal de grote afrekening plaatsvinden. De poorten naar het hiernamaals zullen gesloten zijn en alleen de aan Satan vervallene en de Mij-getrouwen zullen nog op aarde verblijven. De eersten zullen weer in de materie verbannen zijn en de laatsten zal Ik in levende lijve wegnemen om de nieuw vormgegeven aarde te bewonen. En omdat Ik aan zulke ontbindingen van de aarde ook waarschuwingen en vermaningen vooraf laat gaan, moet ook de voorafgaande natuurramp als zo’n voorteken beschouwd worden, waarop zeer zeker het einde zal volgen. Ik beëindig daarom een aardse periode, omdat de mensen het aardse leven niet meer benutten voor het rijp worden van de zielen en Ik nog wil redden, wat er te redden valt. Want mijn liefde gaat uit naar jullie allen, mijn schepselen, en Ik wil niet jullie verderf, maar jullie verlossing uit de keten van degene die jullie afval veroorzaakt heeft. Maar Ik kan jullie niet tegen jullie wil ertoe brengen, naar mijn wil te leven en dus een leven te leiden dat jullie een eeuwig leven waarborgt. Ik moet altijd voorrang geven aan jullie wil en zoals deze wil is, zal ook jullie lot zijn. Daar nu echter deze tijd al sinds eeuwigheid voorzien is, wanneer er een gericht plaatsvindt, hebben jullie gelegenheid genoeg je te veranderen, zodat jullie niet tot de slachtoffers van dit gericht gerekend hoeven te worden. Maar het geloof daaraan ontbreekt jullie en dus zal het einde jullie ook overvallen en jullie totaal onvoorbereid aantreffen. En Ik kan niet meer doen, dan jullie tevoren nog een ernstige waarschuwing te sturen, een natuurgebeuren dat in zijn omvang zo enorm is, dat het de grootste schrik aanjaagt en jullie de ernstige stem van jullie God en Schepper daaraan moeten herkennen. Maar tot aan het einde kiest de vrije wil van de mens diens lot. Want noch Ik, noch mijn tegenstander zal dwang toepassen. De tegenstander zal echter grotere successen kunnen boeken, maar zich daar niet over kunnen verheugen, want ook het aan hem toebehorende ontworstel Ik weer aan zijn macht, om het in harde materie in te lijven, zodat hij toch aan kracht inboet, naarmate de opwaartse ontwikkeling verdergaat, die ook altijd naar licht verlangende wezens oplevert, die volledig aan hem ontworsteld zijn en teruggekeerd in hun vaderhuis, waaruit ze eens vandaan gegaan zijn.

Amen

BD.9021
21 juli 1965

Goddelijke belofte om voor het aardse welzijn van de mens te zorgen

Wat u ook onderneemt, het moet u tot zegen strekken naargelang u daarvoor ijvert mijn woord aan de medemens te laten toekomen. Want dit is de belangrijkste opdracht die u volbrengen kunt, omdat het er alleen om gaat dat u gedurende het leven op aarde mijn wil vervult en dat Ik u door mijn woord van boven mijn wil bekend maak. Elke andere werkzaamheid, ook al lijkt deze u nog zo belangrijk, is bijzaak, daar immers alleen belang moet worden gehecht aan het bereiken van het doel van de ziel. Want alleen daarom gaat zij over de aarde, en dit doel is als voornaamste te beschouwen, daar al het andere wat u op aarde bereikt u weer ontnomen wordt door de lichamelijke dood. Wanneer u zich nu om uw broeders bekommert, u die van Mij uit rijkelijk gezegend bent met geestelijke gaven, dan vervult u ook uw aardse taak die eruit bestaat deze geestelijke gaven uit te delen.

Doch juist deze werkzaamheid van u wordt weinig erkend en als nutteloos voorgesteld, daar men zich daarmee geen aardse goederen verwerven kan. Ik heb u echter gezegd: “Zoek eerst het rijk Gods, al het andere zal u erbij gegeven worden”. En deze uitspraak indachtig moet uw leven op aarde ingesteld zijn. U moet met alle middelen enkel Mijzelf en mijn rijk trachten te bereiken, en u zult niets tekort komen. Aards en geestelijk wil Ik u waarlijk alles geven wat u nodig heeft, en steeds verlang Ik enkel van u dat u ook uw medemensen bekend maakt met mijn werking in en om u. Want wanneer u bedenkt, dat Ik enkel om het uitrijpen van de ziel u het leven op aarde als mens geschonken heb en dat Ik u de belofte heb gedaan, zelf zorg te dragen voor uw aards en geestelijk welzijn, dan zou u een zorgeloos leven kunnen leiden, want mijn beloften zullen worden vervuld overeenkomstig het woord.

Daar zich onder u echter vele ongelovigen bevinden, moet u deze opmerkzaam maken op de zichtbare hulp die Ik diegenen bied die Mij dienen. U zult hun moeten zeggen dat mijn woord waarheid is en in vervulling moet gaan als maar aan de voorwaarden wordt voldaan die Ik daaraan verbonden heb, dat Ik u allen mijn leer overbreng die Ik tijdens mijn levenswandel op aarde uitgesproken heb, en dat het Mij voornamelijk om de volbrenging van de geboden van de liefde gaat, opdat u ook een beroep zult mogen doen op mijn bijstand. Want dat alleen is uw levenstaak, dat uw ziel voor zover mogelijk uitgerijpt het rijk aan gene zijde kan binnengaan. Dan heeft zij haar levenstaak op aarde vervuld. Zij heeft de eindeloos lange toestand in de voorstadia niet vergeefs geleefd en is nu als mens Mij nader gekomen, zoals mijn plan van eeuwigheid had voorzien.

Doch zolang u dit uitrijpen van de ziel niet als het belangrijkste beschouwt, zolang u slechts gericht bent op het verwerven van aardse goederen, kan Ik zelf niet de zorg voor u dragen zoals Ik waarlijk graag zou doen als u maar ernstig Mij en mijn rijk zou zoeken. Doch hoe moeilijk maakt u zichzelf het leven op aarde? U bekommert zich om aardse goederen waarvan u weet dat ze vergankelijk zijn. Maar u gelooft niet mijn belofte dat Ik u al deze goederen geeft wanneer u maar de zorg om de ziel belangrijker zou achten dan die voor het lichaam.

En steeds weer maak Ik u erop attent dat het enkel om uw ziel gaat, die u Mij moet laten toekomen. Steeds weer verklaar Ik u de zin en het doel van het leven op aarde, en Ik maak u mijn wil bekend, die slechts uit het zich vormen tot of de terugkeer tot de liefde bestaat. Dit waarlijk niet moeilijk te vervullen gebod moet heel uw levenstaak zijn, en u zult een gemakkelijk aards leven leiden en dan ook het rijk van het licht kunnen binnentreden zoals Ik het u beloofd heb. En dat verlang Ik van u, mijn trouwe dienaren, dat u de mensen de zin en het doel van hun leven op aarde duidelijk maakt, dat u hen aanmaant tot een leven in liefde, wat hun dan een zichtbare zegen zal opleveren.

Want Ik stel waarlijk geen mens achter die Mij een dienst bewijst, die onophoudelijk voor Mij en mijn rijk werkzaam is doordat hij bijdraagt aan de verbreiding van mijn woord en alles doet wat Ik hierdoor van hem verlang. Deze zal ook zonder zorgen zijn aards leven kunnen afleggen, want het zal Mij toch waarlijk mogelijk zijn, een mens te behoeden voor aardse zorgen, doch alleen maar dan, wanneer de mens ook aan de voorwaarden voldoet. En juist deze voorwaarden zijn de inhoud van uw ganse aardse leven, Mij te zoeken zodat Ik Mij kan laten vinden, want elk zo’n gebed vervul Ik, daar hij geestelijk gericht is en u omwille van het geestelijk uitrijpen de gang over de aarde gaat.

Zodra u de eigenlijke zin en het doel van het leven duidelijk is, zult u ook slechts dat ene doel nastreven: uw ziel tot rijpheid te brengen. Dan echter zal Ik u zegenen, ongeacht of u zelf tot dit bewustzijn gekomen bent of door mijn boodschappers onderwezen werd. Want dan vervult u alle geboden en u schikt zich naar mijn wil. Dan zal de materiële wereld u niet meer bekoren, maar u tracht slechts opgenomen te worden in het rijk waar u zult leven in eeuwigheid.

Amen

BD.9022
22 juli 1965

Nog meer over de voormens

U hoeft u maar tot Mij te wenden met het verzoek, u opheldering te verschaffen en Ik zal niet aarzelen u deze te geven. U weet niet dat er voor de scheppingsdaad eindeloze tijden nodig waren, want u meet met uw huidig begrip van tijd, terwijl de scheppingsdaad eeuwigheden vereiste, die u zich verstandelijk niet voor kan stellen. En daarom bent u ook geïnformeerd als u het leven van de preadamieten aanneemt als ver voor de mens zijnde, die als echt mens werd erkend door het zelfbewustzijn, het verstand en de vrije wil. Maar dat sluit niet uit dat deze mensen op de hoogte waren van de voormensen, dat ze dus van hun bestaan afwisten, maar dit als er lang aan voorafgaand aanduidden.

Maar dat was pas na de zondeval, toen Ik lichtwezens van boven tussen de mensen zond, die hun ook opheldering gaven over de weg tevoren door alle scheppingen heen. Daarvoor echter was hun iedere kennis daarover vreemd en dus hadden ze ook geen voorkennis van die op mensen lijkende wezens, omdat – waar er ook maar mensen geschapen werden, deze wezens ook waren uitgestorven. Omdat echter het bevolken met mensen slechts langzaam in zijn werk ging, beantwoordend aan de voltooide oergeesten, strekte het scheppingsproces zich uit over eindeloze tijden. En zo was ook de aarde niet tegelijkertijd overal bevolkt door mensen, daarentegen stierven de preadamieten pas uit toen het scheppingswerk “mens” tevoorschijn trad.

De voormensen hebben dus niet tegelijkertijd met de mens samen geleefd, maar pas op een ander tijdstip is de mens geschapen, want ook de aarde was heel verschillend gevormd en ze had dit anders zijn ook nodig omdat ook de oergeesten zich verschillend ontwikkeld hadden, wat voor u, mensen nog niet echt duidelijk is. Het is niet zo, dat er ineens mensen op de aarde geschapen werden, maar het is allemaal op zo’n manier gebeurd, dat men van een schepping in perioden kan spreken. En iedere periode had zulke wezens voortgebracht, voor dan als laatste scheppingswerk de mens met zelfbewustzijn, verstand en vrije wil in het leven trad.

Wanneer Ik nu de uitdrukking “terzelfder tijd” gebruik, wil Ik daarmee zeggen in dezelfde scheppingsperiode, die echter zo lang is dat ze niet met getallen is weer te geven, dat echter die voormensen de eigenlijke mensen zijn voorafgegaan omdat er bij Mij geen tijdsbegrip is – en voor Mij duizend jaar zijn als een dag. De hele scheppingsdaad heeft zo’n lange tijd gevergd, dat de mensen de tijdsduur niet meer bepalen kunnen, maar dat ene kan niet geloochend worden, dat zich alles van de materie af aan, door de stenen- en plantenwereld, door het dierenrijk tot aan de mens ontwikkeld heeft, dat Ik echter steeds weer voor de zieledeeltjes die verder ontwikkeld waren, ook een nieuwe uiterlijke vorm geschapen heb. De uitdrukking: ze hebben zich ontwikkeld tot het volgende wezen, betreft dus alleen de ontwikkeling van de ziel, maar iedere uiterlijke vorm was een nieuwe schepping, die steeds verging als ze aan haar doel geheel en al beantwoord had, om welke reden dus ook weer veel wezens verdwenen zijn, toen tenslotte de mensen het leven binnentraden die zelf scheppen en vormen konden volgens hun wil.

Derhalve, de mensen leefden niet in de zelfde tijd samen met de voormensen, wat echter niet uitsluit dat ze in dezelfde tijd op aarde leefden, alleen wat hun plaats betreft, waren ze zo ver uit elkaar, dat ze niets van hen afwisten, daar de tijd nog niet rijp was dat de mens er de juiste levensvoorwaarden aantrof die hij nodig had. Alleen dit ene moet duidelijk gemaakt worden, dat de aarde niet in dezelfde tijd bewoond werd door mensen met ’n volle verantwoordelijkheid, maar dezen pas lange tijd later kwamen, terwijl de voormensen daar voorkwamen waar de ontwikkeling van de aarde nog niet zo ver was voortgeschreden.

Het is moeilijk u, mensen een beeld uiteen te zetten hoe het hele scheppingsproces zich heeft afgespeeld, want enerzijds kan u zich noch de tijdsduur voorstellen waarin dit werk plaatsvond en anderzijds kan u zich niet de onmetelijke ruimte voorstellen, die bevolkt moest worden met de zielenpartikeltjes van de gevallen oergeesten. En daar was zo’n grote verscheidenheid voor nodig, die alleen mijn denken tot stand bracht, zodat Ik alles als kleinste scheppingswerk voor me zag en het tegelijkertijd ook als een volbracht werk ontstond, dat de scheppingen steeds grotere vormen aannamen waarin de zielenpartikeltjes rijper moesten worden, zodat het wemelde van scheppingen van allerlei aard – waarvan Ik elke daar plaatste waar haar mogelijkheden om rijper te worden werden gegeven.

En zo was de voormens een schepping die Ik steeds daar inzette waar het nog te komen menselijk geslacht te verwachten was, dat eens de aarde in bezit zou nemen om zijn voltooiingproces te beëindigen. Dat nu de aarde wat de tijd betreft overal dezelfde omstandigheden kon aantonen, werd door mijn veelzijdige wil om te vormen terzijde geschoven. En er zijn ook nu nog uitgestrekte landstreken waar geen mens bestaan kan omdat hem de voorwaarden om in leven te blijven mankeren, waarvoor Ik ook mijn reden heb. Maar dit ene staat vast, dat de uiterlijke vorm van de mens een daad van mijn liefde is geweest, dat Ik de mens als mijn evenbeeld geschapen heb en dat hij ook naar zijn ziel tot mijn evenbeeld moet worden, wat echter bij die voormensen niet het geval geweest is, zij zich dus ook niet tot die mens konden ontwikkelen die hij nu is – om het even of hij de rijpheid van ziel bereikt of niet.

En als nu de gedachte zich van u meester maakt, dat Ik u in dwaling laat verdergaan, dan moet u steeds bedenken dat u zichzelf door uw verstand een verkeerde voorstelling maakt en dat daarom: omdat het verstand makkelijk kan ingrijpen als de verbinding met Mij niet vast tot stand is gebracht. Ik echter probeer steeds ook schijnbare tegenstrijdigheden op te helderen, want u moet zo onderwezen worden zoals het met de waarheid overeenkomt.

De langzame positieve ontwikkeling gaf de mensen vaak het idee dat deze ontwikkeling puur lichamelijk – dus de uiterlijke vorm betreffend – te verstaan was. Toch was steeds alleen de ontwikkeling van de ziel bedoeld, het opstijgen van de zielensubstanties in ieder apart scheppingswerk. En zo heeft mijn scheppingswerk ontelbare uiterlijke vormen omvat, die wel groepsgewijs als dezelfde scheppingen waren te beschouwen, maar ook dan nog uit zo oneindig veel afdelingen bestonden, waarin elk weer van de ander afweek, maar zich steeds op dezelfde manier herhaalde, zodat van een verdere ontwikkeling vanuit zichzelf geen sprake kon zijn.

Doch met de toenemende rijpheid van de zielensubstanties ontstonden steeds weer nieuwe uiterlijke vormen, die pas met het scheppingswerk “mens” waren afgesloten, dit echter nu de laatste opgave op aarde te vervullen had, zichzelf te vergeestelijken – zich te vormen tot het schepsel dat het was in het allereerste begin – om dan de gang over de aarde af te kunnen sluiten en weer terug te keren naar Mij van wie het was uitgegaan. Dat al die eerdere scheppingen tot deze verandering moesten bijdragen, was voor Mij een bovenmate gelukkig makend proces, dat eens tot succes moest leiden.

Maar een mens, die slechts in staat is te denken binnen zekere grenzen, daarvan in kennis te stellen, is alleen maar in beperkte mate mogelijk, ofschoon hij het in de staat van licht ineens begrijpen kan hoe alles samenhangt, welk doel elke uiterlijke vorm had. Maar voor het aardse leven is het voldoende als hij zoveel licht verkrijgt om het terugvoeringsproces slechts bij benadering te begrijpen, opdat hij ook zijn medemensen een zwak beeld uiteen kan zetten over de zin en het doel van de schepping. En de wil van ieder afzonderlijk is beslissend hoe deze zelf in mijn eeuwige heilsplan binnendringt, dat steeds alleen het gelukzalig worden van mijn schepselen tot doel heeft.

Amen

BD.9023
23 juli 1965

Oermens?

En wanneer nu in u de gedachte opkomt dat Ik u laat voortgaan in dwaling, dan moet u steeds bedenken dat u zich verstandelijk een verkeerde voorstelling maakt, omdat het verstand zich gemakkelijk kan inmengen wanneer er geen vaste band met Mij is aangeknoopt. Dat Ik echter ook steeds tracht, ook schijnbare tegenstrijdigheden te verklaren, want u dient zo onderwezen te worden, zoals het met de waarheid overeenstemt.

De langzame ontwikkeling naar boven liet de mensen dikwijls in de veronderstelling dat deze ontwikkeling als louter lichamelijk, dus de uiterlijke vorm betreffend was te verstaan. Er werd echter steeds de ontwikkeling van de ziel bedoeld, het opwaarts gaan van de geestelijke bestanddelen in elk afzonderlijk scheppingswerk. En zo heeft Mijn scheppingswerk talloze uiterlijke vormen behelsd, die weliswaar groepsgewijs als gelijke scheppingen te betitelen waren, maar ook dan nog uit zo oneindig vele groepen bestonden waar de ene weer van de andere afweek, maar die zich steeds op dezelfde wijze herhaalden. Er kon dus van een verdere ontwikkeling op zich geen sprake zijn.

Doch met de toenemende rijpheid van de geestelijke bestanddelen ontstonden ook steeds weer nieuwe uiterlijke vormen, die pas met het scheppingswerk “mens” afgesloten waren, die nu echter de laatste opgave op aarde diende te vervullen: zichzelf te vergeestelijken, zich te veranderen tot het wezen dat hij was in het allereerste begin, om dan de gang over de aarde af te kunnen sluiten en weer terug te keren tot Mij, van waar hij is uitgegaan. Dat al die voorafgaande scheppingen tot dit doel moesten bijdragen, was voor Mij een waarlijk verblijdend proces, wat eenmaal ook tot resultaat zou leiden. Doch een mens die maar beperkt tot denken in staat is, daarvan in kennis te stellen, is slechts in beperkte mate mogelijk, ofschoon hij in de toestand van het licht plotseling begrijpen kan hoe alles met elkaar samenhangt en welk doel elke afzonderlijke uiterlijke vorm had.

Maar voor het leven op aarde volstaat het, wanneer hem in zoverre licht toekomt om het proces van de terugvoering bij benadering te begrijpen, dat hij ook bij zijn medemens een matig beeld kan ontwikkelen van de zin en het doel van de schepping. En de wil van iedereen afzonderlijk is nu doorslaggevend, in hoeverre deze zelf doordringt in Mijn eeuwig heilsplan, dat steeds enkel de zaligwording van Mijn scheppingen tot doel heeft.

Amen

BD.9024
24 t/m 26 juli 1965

De verzekering van de zuivere waarheid

Wanneer Ik u steeds weer de verzekering geef, dat u van Mij slechts de zuivere waarheid kunt ontvangen, dan moet dit voor u volstaan om in alle zekerheid deze ook te kunnen doorgeven. Want u moet voor ogen houden dat u het einde te wachten staat en dat Ik alle mogelijkheden benut om u mensen licht en opheldering te verschaffen, opdat u opnieuw de uitweg uit het duister vindt, dat de tegenstander over u uitgespreid heeft. En Mij staan ook waarlijk de middelen ter beschikking om de mens, die naar de waarheid verlangt, deze ook te kunnen laten toekomen en – zo Ik het laten toekomen van de waarheid als dringend noodzakelijk beschouw – Mij ook de juiste kanalen daarvoor te kunnen uitkiezen, die Mij de garantie geven op een waarheidsgetrouw ontvangen van Mijn woord van boven. Daartoe zeg Ikzelf u: “Onderzoek alles, en behoudt het beste.” En de geest in u zal u ook daar steunen, waar twijfels omtrent de waarheid u overvallen. En verzoek Mij dan nogmaals u opheldering te geven, opdat u alles juist begrijpt. Doch dat u in de eindtijd niet misleid wordt, wil Ik u Zelf leren door Mijn geest. En Mijn tegenstander kan u niet meer verblinden, want u doorziet zijn intriges en uw ogen zijn steeds op Mij gericht.

De strijd tussen het licht en de duisternis woedt reeds eeuwig en zal nog eeuwige tijden doorgaan, want het licht kan zich slechts daar handhaven, waar de verlossing reeds plaats heeft gevonden, omdat dan de tegenstander zijn kracht is ontnomen. En overal waar Mijn woord op aarde neerdaalt, daar heeft de tegenstander zijn macht verloren en juist daar zal hij zich roeren en trachten het licht uit te doven. Ik echter heb lichtdragers opgesteld die hem in kracht overtreffen, waar hij niet tegenop kan omdat zij hem met hun licht verblinden. Hij verdraagt alles behalve licht, omdat dit hem blootstelt, omdat dit al zijn ondeugden aan het licht brengt en hij daarom in de duisternis vlucht. En omdat het einde zo nabij is, komt het erop aan met de waarheid naar voren te treden en overal licht te brengen, wat graag aangenomen wordt daar waar de mensen zich door de duisternis bedrukt voelen.

U kunt echter de waarheid slechts van Mij aannemen, daar Ik de eeuwige waarheid ben en deze al diegenen laat toekomen, die onder de duisternis van de geest lijden, die hun harten openen om dit op te nemen en die Ik daarom aanspreken kan, omdat Ik hun harten ken, omdat ik weet, dat zij liefdevol zijn en Mijzelf zoeken, daar zij de waarheid zoeken. En deze zullen steeds door Mij bedacht worden, en Ik zal ervoor zorgen dat zij Mij kunnen dienen door de verspreiding van de waarheid. Want deze moet overal naartoe gedragen worden, waar ook maar één verlangende mens zijn gedachten uitzendt met vragen die Ik alleen hem kan beantwoorden. Dan zal hij ook uitsluitsel verkrijgen en hij zal steeds de volle overtuiging hebben dat hij de zuivere waarheid bezit. Laat u daarom niet misleiden wanneer u zelf het gevoel hebt de volle waarheid te bezitten, want ook dit is Mijn stem die tot u spreekt en dan wordt u van binnenuit beleerd, door de geestvonk welke Mijn aandeel is, die op Mij aanstuurt en zich met Mij tracht te verenigen.

Om voor Mij te kunnen werken, moet u in uzelf de overtuiging hebben niets anders dan de zuivere waarheid te ontvangen, om deze nu ook met overtuiging over te kunnen brengen. Want dit is de laatste gelegenheid die u geboden wordt om licht naar de mensen te kunnen dragen. En dat dit licht helder en duidelijk gezien kan worden, daarvoor zal Ik Zelf zorgdragen, en Ik zal alles belichten wat deze waarheid tegenspreekt, wat u zodoende als vergissing kunt brandmerken. Maar u zelf zal Ik geen dwaling laten toekomen, omdat iets dergelijks wordt verhinderd door Mijn liefde, die Ik elk mensenkind toezeg dat ernstig wil dienen. Dat u nog niet bij machte bent om in al Mijn boodschappen van boven volledig door te dringen, laat u soms twijfelen aan de waarheid ervan, doch als u zich eenmaal aan Mij geschonken hebt, als Ik eenmaal uw wil ken, die zich verzet tegen het onware weten, dan kan Ik u daartegen ook beschermen, want daarmee betoont u ook uw instelling tot dat wat de vader der leugen is.

En jullie wil geeft Mij het recht, geheel bezit van u te nemen en u zodoende als lichtdragers uit te zenden, die nu in Mijn opdracht het licht dienen te verspreiden, opdat de geestelijk blinde mensheid uit de duisternis van de nacht wordt geleid. En geloof steeds vaster aan Mijn eindeloze liefde, die het waarlijk niet toelaten zal dat u zich in dwaling bevindt, die u integendeel daarvoor behoedt. Wat een aardse vader doen zal opdat hij u geen onwaarheden verkondigt, dat zal Ik toch zeker werkelijk doen, daarom kunt u al uw twijfel laten varen. Want steeds opnieuw zeg Ik u: Ik heb u nodig voor dit werk. En hoe meer u zelf verlangt naar de zuivere waarheid, des te betere dienaren bent u voor Mij, en dan vervult u uw werkzaamheid waarlijk het beste.

Twijfel daarom nooit aan de waarachtigheid van datgene wat u van boven wordt geboden. En dat het u van boven geboden wordt, dat zult u aan de inhoud van mijn boodschappen kunnen merken, die u niets dan liefde prediken en het verlossingswerk van Jezus Christus naar voor brengen. En wie eenmaal met zulke uitvoerigheid juist over het verlossingswerk opheldering kreeg, die is ook zover in goddelijke openbaringen doorgedrongen dat hij beschermd is tegen de invloed van kwade krachten, want zijn instelling tegenover Jezus is zijn belangrijkste bescherming. U moet u steeds weer voorstellen dat de goddelijke Verlosser zelf reeds bezit heeft genomen van u, die zich voor Hem inzet, en dat het dan totaal onmogelijk is dat u open staat voor dwaling, die dus van Mijn tegenstander uitgaat.

En in het bijzonder in de eindtijd is het nodig dit te weten, omdat u nog vaak aangevallen wordt door diegenen die de waarheid van uw bekendmakingen in twijfel trekken, en tegenover dezen moeten zulke argumenten worden aangevoerd. Geloof daaraan, dat Ik exact op de hoogte ben van de wil van de ontvanger van Mijn woord en dat Ik Mij daarom dusdanig iemand uitzocht, die elke dwaling onmiddellijk onderkende en zich tegen de aanname daarvan verzette, omdat het nu eenmaal om de eindtijd gaat, waar alleen het licht der waarheid nog redding kan brengen onder de mensen die zich willen laten redden. En tenslotte zal er een groot licht schijnen om alles te bevestigen wat als waarheid verspreid is. Dan echter is ook het einde niet meer veraf, want dan zal Ik Zelf komen in de wolken, zoals Ik het verkondigd heb.

Amen

BD.9025
1 augustus 1965

Wereldbrand – Natuurcatastrofe – Laatste beslissing

Voor hen die zich aangeboden hebben Mij te dienen zal niets verborgen blijven, want de laatste gebeurtenissen zijn zo geweldig dat u er niet over in onwetendheid mag blijven. Vooral, als Ik door u tot alle mensen wil spreken. En u moet daarom ook weten, dat er maar een geringe aanzet voor nodig is om een catastrofe te veroorzaken, die eerst voor werelds wordt aangezien, die het signaal is voor de dan volgende grote natuurcatastrofe. Zij wordt weliswaar niet direct door de mensen veroorzaakt, maar is het gevolg van de wil der mensen. Want door hun wil zal een wereldbrand ontstaan die alleen nog maar door mijn wil gestopt kan worden.

En omdat de mensen alleen maar acht geven op het wereldgebeuren, moet er iets geschieden wat voor hen onverklaarbaar is. Het oog van de wereldse mensen moet op mijn ingrijpen gericht worden en alle menselijke plannen moeten op de achtergrond raken ten aanzien van de ontdekking, dat er iets in de kosmos staat te gebeuren waardoor per slot van rekening ieder mens getroffen kan worden. De mensen moeten dus God leren vrezen en niet hun menselijke tegenstanders. En al is het ieders eigen zaak God te vrezen of niet, toch is dat kosmische gebeuren groter en levensbedreigender dan de wereldbrand, die nu op de achtergrond raakt. Want nu beslist de geestelijke houding tot de Schepper en Behouder van alle dingen welke invloed die natuurcatastrofe heeft.

Of u het nu gelooft of niet, deze gebeurtenis komt met reuzenschreden op u af en u bent er nog maar korte tijd van verwijderd. En u, die er van weet, moet ieder van uw medemensen op het voor hen op handen zijnde opmerkzaam maken, ook al vindt u geen geloof, maar de komende gebeurtenissen zullen het bewijzen. Want ook het einde komt steeds nader. Deze natuurramp is er alleen het laatste teken van. Maar wie zal zich daardoor nog laten beïnvloeden?

De mensen zullen er altijd alleen maar een natuurcatastrofe in zien, en zullen er geen verband in vermoeden met de geestelijke toestand der mensheid, behalve de weinigen die reeds een ontwaakte geest bezitten, maar die niet tot de mensen kunnen doordringen. Die vergeefs spreken om nog te waarschuwen voor het einde dat zij nu onherroepelijk tegemoet gaan.

Laat de tekenen niet ongemerkt aan u voorbij gaan, want zij waarschuwen u allen dat u in de tijd leeft van het einde. En denk er aan dat u nog maar een korte tijd heeft om te beslissen de weg tot Mij te nemen, die u redden kan en zal uit alle nood, of aan te sturen op mijn tegenstander, die u in het verderf wil storten weer voor eindeloos lange tijden. Ter wille van uw wilsvrijheid kunt u de dag en het uur niet weten, maar Ik kan u alleen met zekerheid zeggen dat u niet veel tijd meer heeft.

Desondanks interesseert u alles wat in de wereld voorvalt zo zeer, dat u weinig acht slaat op wat Ik u te zeggen heb. En daarom zal de catastrofe met zulk een geweld over u losbarsten, dat u niet zult weten hoe u zich er tegen kunt beschermen. Maar laat dat ene u gezegd zijn, dat alleen Ik u bescherming kan bieden. Dat u tot Mij uw toevlucht moet nemen als u veilig geleid wilt worden door alle gevaren voor lichaam en ziel.

Als u mensen maar zou begrijpen dat er een hogere Macht aan het werk is, en dat u die hogere Macht moet aanroepen, omdat u anders reddeloos verloren bent. Want mijn tegenstander zal nog eenmaal al zijn macht aanwenden om u in handen te krijgen. En wie in de korte tijd voor het einde niet meer voor Mij kiest, die zal hernieuwd gekluisterd worden in de materie. Hij zal dan de eindeloos lange weg weer moeten gaan door de scheppingen van de nieuwe aarde.

Amen

BD.9026
3 augustus 1965

Algemene overgave en totale onderwerping van de wil

Gedurende de gang over de aarde rust er een grote verantwoordelijkheid op u, waarmee u echter Mij zelf kunt belasten wanneer u kunt besluiten u aan Mij over te geven met al uw krachten en met heel uw ziel. Dan zult u van elke verantwoordelijkheid vrij kunnen zijn. U weet dat Ik dan de leiding van u overneem en al uw schreden zo richt dat ze onvermijdelijk bij Mij terecht komen. Dat betekent dat u dus uw wil helemaal vrij aan Mij onderwerpt en u nu ook de wilsproef hebt doorstaan die werkelijk de zin en het doel van uw leven op aarde is.

Geheel en al in mijn wil binnengaan ontheft u van elke verantwoordelijkheid, want u kunt dan niet anders dan volgens mijn wil leven. U zult juist en rechtmatig handelen, u zult de geboden van de liefde tot Mij en tot uw naaste vrijwillig naleven en de tegenstander zal u geen schade meer kunnen toebrengen. Uw weg over de aarde zal dan geheel volgens mijn wil verlopen, zodat er geen enkel gevaar bestaat dat u deze zonder succes af zou kunnen leggen.

Geef u maar geheel over in mijn handen en u bent dan door uw overgave volledig de mijne geworden. U zult dan ook niet meer de wereld hoeven te vrezen, de aardse materie zal u niet raken, u zult haar slechts gebruiken volgens mijn wil, u zult haar ertoe brengen te dienen en tegelijkertijd haar de gelegenheid geven zich positief te ontwikkelen.

En deze eenvoudige weg zou u allen moeten gaan, de weg van overgave aan Mij – Die dan steeds bereid ben uw boeien te verbreken. Want zodra u zich aan Mij overgeeft in het volle geloof en uit liefde voor Mij, zal ook het verlossingswerk van Jezus Christus voor u begrijpelijk zijn. U neemt dan de weg naar Hem en u erkent daardoor Mij zelf als uw God en Schepper, als de Verlosser uit alle gebondenheid.

Maar dan hoeft u niet te vrezen ooit weer in de macht van uw tegenstander te komen, want zijn macht over u is gebroken op het moment van volledige overgave aan Mij. Dan is ook uw beslissing uitgevallen ten gunste van Mij, want u wendt u nu van hem af en streeft er bewust naar Mij te bereiken. Ik heb dan recht op u, dat de tegenstander Mij niet meer kan ontnemen, want nu gaat heel uw liefde uit naar Mij en die geeft Mij eeuwig niet meer op. En mijn liefde geeft u eeuwig niet meer op.

Wanneer u deze weg op aarde naar Mij neemt, wanneer u weet dat u in Jezus uw God en Vader aanroept die zich zelf voor u aan het kruis heeft geofferd om uw zware zonde van weleer teniet te doen en wanneer u nu vrij bent van mijn tegenstander, dan hebt u ook de juiste beslissing genomen. U hebt dan weer de uitstraling van de liefde aangenomen zonder welke er geen zaligheid bestaat.

Uw lot zal dan nog heerlijker zijn dan voorheen, toen u weliswaar hoogst volkomen van Mij uitging maar desondanks mijn werk was, terwijl u nu gerijpt bent tot mijn kinderen – die Ik voor Mij zelf niet kon scheppen, maar die Ik toch alle aanleg gegeven heb om het zelf uit eigen beweging te worden.

En Ik wil het u graag gemakkelijk maken en daartoe heb Ik slechts uw algehele overgave aan Mij nodig, opdat Ik nu al uw wegen zo kan effenen dat u geen enkele verantwoordelijkheid hoeft te dragen, zodat u steeds alleen maar hoeft te denken en te handelen zoals Ik het u in uw hart laat voelen en u dan gelukzalig bent omdat Ik zelf u leid en uw gedachten stuur. Dan handelt u wel vanuit een volledig vrije wil, maar deze wil laat Mij heel duidelijk de leiding nemen en dus kunt u niet anders dan juist willen en handelen.

U bent dan voor een tweede maal uit mijn hand voortgekomen, maar zo, zoals u het zelf gewild hebt, en nu heeft uw vrije wil meegeholpen dat te worden, wat in het begin niet uit Mij kon voortkomen. En uw en mijn gelukzaligheid zullen steeds groter worden, want mijn rijk zal u heerlijkheden bieden waarvan u zich in uw gedachten geen voorstelling kunt maken. Want wat geen menselijk oog ooit heeft gezien en geen menselijk oor ooit heeft gehoord, dat heb Ik diegenen bereid die Mij liefhebben.

Amen

BD.9028
10 augustus 1965

Het sterven van arbeiders in de wijngaard – Verdere ijverige werkzaamheid

En wanneer nu mijn plannen een andere wending nemen, dan moet u zich ook daarin voegen en weten dat het niet anders dan goed kan zijn. Want u kunt wat dienstig is voor de hele mensheid niet overzien, en voor Mij speelt het geen rol of u vanaf de overkant op de mensen inwerkt of, nog hier op aarde actief bent, want in mijn heilsplan is alles sedert lang voorzien en steeds is slechts de vrije wil belangrijk, hoe deze een beslissing neemt.

U kunt u dus gerust aan Mij en mijn beschikking toevertrouwen, zolang u het maar zelf wilt dat u Mij dient en u zonder beperking aan Mij overgeeft, want dan werk Ik zelf door u, en dat Ik in mijn wijsheid alles overzie en iedere mogelijkheid om dwalende zielen te redden benut, is zeker, omdat mijn liefde voor u onuitputtelijk is. Hoe meer het nu naar het einde loopt, des te duidelijker zal Ik invloed op u uitoefenen, dat u Mij trouw blijft en niet in hem opgaat die mijn tegenstander is en ook u weer terug wil winnen. Maar nooit laat Ik dit meer toe omdat uw wil helemaal naar Mij uitgaat en dit alleen Mij het recht geeft, tegen hem op te treden.

Doch de engel des doods zal ook onder de mijnen huishouden, maar ook dan weet u dat het mijn wil is, dat Ik echter ook ieder beschermen zal die nog de taak heeft, Mij tot het einde toe te dienen. Blijf daarom verder onbezorgd en wijd u, meer dan ooit, aan de arbeid voor Mij en mijn rijk en wees vlijtig in uw werk, want u allen weet niet wie Ik nog voor de tijd terugroep. En u moet daarover ook niet piekeren maar met een opgewekt hart elke dag binnen gaan, omdat alles wat u overkomt goed is en door mijn liefde vastgesteld. En wie Ik onder de “mijnen” reken, ook dat wil Ik u duidelijk maken opdat u zich niet ongerust maakt, want er hebben er al vele zo’n nauwe band met Mij, dat ze met recht het aardse lichaam kunnen verlaten om binnen te gaan in het rijk van licht en zaligheid.

Maar dat weet Ik alleen en dezen wil Ik de tijd van de laatste strijd op aarde besparen. Ik haal ze hier naartoe van waaruit ze ook op de bewoners van de aarde kunnen inwerken. Maar u moet deze laatste tijd niet vrezen, want Ik voorzie u van bovennatuurlijke kracht opdat u het werk succesvol ten einde brengt, waarvoor u zich bewust inzet en Mij daarom tot een grote hulp bent geworden. Zo, aanvaard alles zoals het komt en denk niet dat de Vader u verlaten heeft, want Ik weet voor alles een uitweg en Ik ben waarlijk bereid u deze uitweg te laten vinden, ook als u zich tijdelijk in uw arbeid voelt afgeremd. Want Ik ben in staat alle draden aan elkaar te knopen. Ik ken de mijnen en zal hen samenbrengen en ze hun arbeid toewijzen.

Maar geloof er steeds aan dat uw arbeid Mij welgevallig is, dat Ik u ook eens belonen zal, of in het paradijs van de nieuwe aarde of ook wel in het rijk hierna.

Amen

BD.9029
11 augustus 1965

Alleen de waarheid leidt naar het doel

U kunt een lange weg over de aarde gaan en toch het doel niet bereiken wanneer deze weg u op dwaalwegen voert. En daarom laat Ik voor u op deze aardse weg voortdurend lichtboden verschijnen – die u weliswaar ook zult kunnen afwijzen, wier aanwijzingen naar de goede weg u niet wilt aanhoren. En dit zal steeds gebeuren, omdat mijn liefde u niet wil laten verdwalen.

Als u er toch maar op zou willen letten, dat u nooit zonder waarschuwingen uw weg gaat, dat u steeds van één kant voorstellen worden gedaan om goed, liefdevol te handelen. Want dan zult u steeds opheldering ontvangen, u zult inzien wanneer u voortgaat in dwaling, en dan zou het gevaar voorbij zijn, dat u de weg die omhoog leidt voor uzelf onnodig langer maakt. Dan zou Ik u voortdurend kracht kunnen doen toekomen om steeds nieuwe werken van liefde te verrichten, en spoedig zou het in u zo helder en licht zijn, dat u zonder angst de weg over de aarde zou kunnen afleggen om het juiste doel te bereiken. Want alleen de dwaling is de hindernis voor u om in zekerheid opwaarts te gaan, omdat de dwaling het werk is van mijn tegenstander, die alles doet om de zuivere waarheid te bestrijden. En zolang u onder zijn heerschappij staat, zult u zich ook tegen de waarheid verzetten.

Maar Ik gaf u het verstand, dat u nu ook op de juiste manier moet gebruiken, doordat u moet nadenken wat wel de reden van uw onvolmaaktheid – die u zou moeten beseffen – zou kunnen zijn. En zodra deze gedachte in u serieus is, zal u ook een bevredigend antwoord toekomen, dat u weliswaar ook alleen als resultaat van uw denken beoordeelt, maar dat u niet zodanig met afdoende tegenbewijzen zult kunnen weerleggen dat u hiervan volledig overtuigd bent. Want binnen in u is iets dat u stilletjes aanspoort, dat u is toegevoegd en dat, als u eerlijk tegen uzelf bent, als mijn stem kan worden herkend.

Alles zal gemakkelijk voor u zijn, als u maar inziet dat er boven u een God en Schepper is en u zich gewillig aan Hem onderwerpt. Dan leid Ik u zelf en waarlijk over een weg die u niet moeilijk zal voorkomen, want Ik zelf ben voor u de Steun aan welke u zich moet vasthouden, die u niet meer zult verliezen, want Ik leid u tot u uw doel bereikt hebt. Alleen dit geloof vraag Ik van u, daar u anders eenzaam en verlaten door het aardse leven voortgaat en een speelbal wordt van diegene die u naar de afgrond wil voeren.

En alleen de (zuivere) waarheid moet u worden aangeboden, die als een licht helder straalt en u gelukkig zal maken. Want de waarheid gaat van Mij uit en ieder mens wordt ze eenmaal aangeboden, maar ze moet in vrije wil worden aangenomen, omdat ze niet onder dwang kan worden overgedragen. Ook mijn tegenstander kan u er niet toe dwingen de waarheid af te wijzen, het blijft helemaal aan u overgelaten, hoe u zich opstelt tegenover de waarheid en bijgevolg ook tegenover Mij. Maar eens zult u triomferen over diegene die u op dwaalwegen wilde leiden, wanneer u tegen hem de waarheid zult kunnen inbrengen. En dan zult u weer in het licht staan zoals in het allereerste begin, toen u het helderste inzicht had en zalig was.

Let daarom op mijn boden die langs de weg staan en bij allen nog een klein lichtje willen ontsteken, en hoor hen zonder bezwaar aan, ook al neemt u niet dadelijk de inhoud van hun spreken aan, maar denk erover na en laat Mij, als uw God en Schepper daar bij zijn, en Ik zal waarlijk uw gedachten juist sturen en u ook steeds op de dwaling opmerkzaam maken opdat u deze niet zonder onderzoek aanneemt. Dan legt u al getuigenis af van het verlangen in de waarheid te wandelen, en hiermee zal rekening worden gehouden.

Want dat is het grootste kwaad, dat de vergankelijke wereld alleen maar gebaseerd is op dwaling, daar zij de eens van Mij afgevallen geesten bevat die mijn tegenstander in een verkeerd denken heeft gestort en dat ze daar niet eerder van bevrijd worden, tot de zuivere waarheid veld heeft gewonnen, maar wat de mens zelf door zijn vrije wil moet doen. Daarom is er maar weinig licht onder de mensen, maar ieder kan tot het licht komen die dit ernstig wil en zich aan Mij in vol vertrouwen overgeeft, dat Ik hem binnenleid in de waarheid, zodat hij dan ook bedeeld wordt volgens zijn wil.

Amen

BD.9030
17 en 23 augustus 1965

Waarschuwing om Gods woord niet te veranderen

Dat u zich toch steeds weer stoot aan de vorm, zoals mijn woord uit den hogen tot u komt. Dit is zo eenvoudig uit te leggen, omdat Ik me van het bevattingsvermogen van een mens bedien, maar dit niet met algemene ontwikkeling mag worden verwisseld, want Ik vind maar zelden een mens aan wie het mogelijk is mijn woord in dictaat op te nemen, omdat daartoe de bekwaamheid hoort, gedachten die hem treffen bliksemsnel vast te pakken en ze als dictaat op te schrijven, wat echter niet te verwisselen is met eigen, in het verstand geboren, gedachten. Dit zou tot de verkeerde aanname kunnen leiden, dat het eigen gedachtengoed zou zijn, dat de mens nu als geestelijk ontvangen, tracht voor te stellen. Het verstand van de mens werkt dan niet, maar hij hoort innerlijk wat de geest uit God tot hem spreekt.

Nooit zal datgene wat u als mijn woord ontvangt, onbegrijpelijk voor u zijn wanneer u het met de nodige opmerkzaamheid leest die voor een begrijpen is vereist. En een wijziging is in zoverre misplaatst omdat ook u, mensen van uitdrukkingen voortdurend verandert, dus moet mijn woord zo blijven gehandhaafd zoals het is ontvangen. Want de inhoud getuigt van de goddelijke oorsprong en al naar zijn opnemingsvermogen hoort nu de ontvanger mijn woord, ook wanneer het door een lichtgeest naar de aarde wordt gestraald, want deze kan niet anders dan mijn woord uitstralen. Het dictaat komt des te helderder tot stand naarmate de mens de verbinding met Mij inniger tot stand brengt, maar hij zal nooit fouten maken, want waar een fout door storingen binnensluipt zal ook de ontvanger daar spoedig op worden gewezen, zodat hij deze zelf kan rechtzetten.

(23 augustus) Want het gevaar ligt juist daarin, dat mijn woord heel gemakkelijk aan zulke veranderingen is blootgesteld, omdat de mensen al naar hun “graad van ontwikkeling” het een vorm willen geven die evenwel absoluut misplaatst is, want Ik weet hoe Ik iedere mens kan aanspreken om door hem te worden begrepen. En de zin van mijn aanspreken is steeds te begrijpen, als er door de liefde maar een zekere graad van rijpheid is bereikt, die echter niet door een nog zo verstandelijke formulering is te vervangen. En op dat ene zult u steeds bedacht moeten zijn: dat, met het oog op het dichtbij zijndee einde, u, mensen mijn woord waarlijk op zo’n wijze wordt aangeboden dat u het zonder twijfel zult kunnen aannemen als waarheid, omdat Ik weet dat alleen slechts de waarheid voor u mensen redding betekent en dat Ik alles doe om u de waarheid te doen toekomen, maar u ook steeds ervoor zal waarschuwen, zelf veranderingen aan te brengen, ook wanneer dit met de beste bedoelingen gebeurt.

Amen