Inhoud
BD.8702 De langzame positieve ontwikkeling van de wezens in de schepping
BD.8704 Vrede aan degenen die van goede wil zijn
BD.8706 Delging van de oerschuld was alleen mogelijk door de Liefde
BD.8707 Kerstmis 1963
BD.8709 God is de Heer over leven en dood
BD.8711 De band van de liefde moet allen verbinden zonder onderscheid
BD.8712 Geestelijk dieptepunt – Liefdeloosheid – Eigenliefde
BD.8715 Veel voorkomende vraag: Waarom liet de God van liefde een mens zo lijden?
BD.8716 De ware vertegenwoordigers van God zijn door Hem zelf aangesteld
BD.8717 Hernieuwde verwijzing naar catastrofen en oorlog
BD.8722 Ongeloof in het aangesproken worden door God
BD.8723 Het belijden voor de wereld in de laatste geloofsstrijd
BD.8726 Opdracht van de ontvangers van het woord: reiniging van de misvormde leer van Christus
BD.8727 Openlijke getuigenis in de geloofsstrijd
BD.8728 Opheldering over het “zegenen”
BD.8729 De dag van het einde is voorzien sinds eeuwigheid
BD.8731 De ware voorstelling van het verlossingswerk
BD.8733 God zelf is de bron van de openbaringen
BD.8734 Het optreden van de antichrist
BD.8737 De band met God – Noden en lijden
BD.8738 Hoe moet het gebed zijn dat verhoord wordt?
BD.8739 “In het begin was het Woord”
BD.8742 Sterke pijlers van de door God gestichte kerk
BD.8743 Opheldering over de komst van de Heer
BD.8745 Een verschillend lot van de zielen na de dood
BD.8748 U bent zeker van het einde van een verlossingsperiode
BD.8750 Was de ziel van Jezus al voor de menswording van God geïncarneerd?
BD.8751 Weerlegging van de onjuiste opvatting over de incarnering van Jezus
BD.8752 Gelukzaligheid uit genaden
BD.8753 De vrije wil moet geestelijk weten aannemen
BD.8754 Weer net als voor de tijd van de zondvloed
BD.8755 Het werk van de niet gevallen oergeesten
BD.8756 Ook het lichaam van Jezus was door Gods wil verharde substantie
BD.8757 Alleen God kan de waarheid tot de mensen brengen
BD.8760 Kennis van het heilsplan van God
BD.8762 Spirituele verbindingen?
BD.8765 Verbinding met de wereld aan de overzijde? – Garantie voor de waarheid
BD.8767 De onmetelijke grootte en macht van God
BD.8768 Geen scheppingswerk is zin- en doelloos
BD.8769 Welk weten is beperkt?
BD.8770 Er zijn eeuwigheden nodig geweest voor het scheppingsproces
BD.8772 De vroege dood van kinderen
BD.8773 God openbaart zich als het volmaaktste wezen
BD.8774 Het onderwerpen van de wil aan de goddelijke wil maakt de mens deugdelijk
BD.8776 Geestelijke duisternis – Het loochenen van de vrije wil
BD.8777 Gods volmaaktheid kent geen beperking in tijd en ruimte
BD.8778 Gods rechtvaardigheid eist boetedoening voor elke schuld
BD.8780 Veranderingen in de kosmos (1)
BD.8781 Veranderingen in de kosmos (2)
BD.8783 Zelfonderzoek van een tussenpersoon
BD.8784 Zonder de verlossing door Jezus Christus is er geen gelukzaligheid
BD.8785 God wil de mensen bevrijden van de dwaling
BD.8786 “Met de maat waarmee u meet, zult ook u gemeten worden”
BD.8787 Er is een weten nodig om het verlossingswerk te begrijpen
BD.8788 Gods tegenstander vermomt zich als lichtengel
BD.8790 De onvergankelijkheid van de menselijke ziel
BD.8791 Goede Vrijdag (2)
BD.8792 Een goede landman strooit goed zaad uit
BD.8793 Bereiken de niet gevallen oergeesten het kindschap Gods?
BD.8794 Verrijzenis ten leven
BD.8796 Ieder mens moet voor zichzelf uit zijn weten de consequenties trekken
BD.8797 God schiep alleen wezens in dezelfde volmaaktheid (1)
BD.8798 God schiep alleen wezens in dezelfde volmaaktheid (2) – Voortzetting van BD.8797
BD.8800 Antwoord op vragen over “yogi’s”
– * –
BD.8702
17 december 1963
De langzame positieve ontwikkeling van de wezens in de schepping
Verneem aldus het volgende: toen Ik de eertijds als wezens door Mij uitgestraalde kracht omvormde tot scheppingswerken van de meest verschillende aard, begon de langzame positieve ontwikkeling van deze wezens in opgeloste toestand.
In het begin was het een onvoorstelbare golf van geestelijke substanties, die langzaam vorm aannamen toen de geestelijke kracht door mijn wil werd verdicht tot materie en deze materie weer zo verschillend van aard was, dat voor u mensen dit niet begrijpelijk kan worden gemaakt. Overeenkomstig mijn wijsheid en mijn liefde had Ik voor het van Mij eens afgevallen geestelijke een heilsplan ontworpen, dat juist in de schepping moest worden uitgevoerd. En het doel van mijn schepping was, het in haar gebonden geestelijke ertoe te brengen om te dienen. Het ene scheppingswerk moest dus nodig zijn voor het andere, opdat een langzame positieve ontwikkeling mogelijk werd. De dienende functies in het begin van de schepping zijn voor u mensen niet voorstelbaar te maken. Pas toen de scheppingswerken al meer bestendigheid aannamen, zette ook een werkzaamheid in deze scheppingen in, al was het ook nog maar een zeer geringe. En elke werkzaamheid getuigt van leven. Elke bezigheid brengt een verandering tot stand, zodat dus ook de vormen voortdurend veranderden en ze zich ontwikkelden tot steeds grotere scheppingswerken, waarvan elke een taak had te vervullen, die door mijn wil werd bepaald en ook volgens mijn wil werd uitgevoerd, omdat het geestelijk zich niet tegen mijn wil kon verzetten. En zo ontstond dus de schepping niet in een ogenblik vanuit mijn wil, maar het erin gebonden geestelijke, of de omgevormde kracht, legde een langzame ontwikkelingsweg af, opdat ook de weerstand langzaam verminderde en zich dit uitte in het dienen, dat weliswaar nog steeds onderworpen was aan mijn wet van gebonden wil, maar toch een vermindering van de weerstand bewees.
En zo is u ook de toedracht van de positieve ontwikkeling uitgelegd, door de stenen-, planten- en dierenwereld, omhoog tot de mens. De uiterlijke vormen gaven voortdurend het in hen gebonden geestelijke vrij en dit verzamelde zich om weer in een grotere vorm verblijfplaats te nemen en verder te dienen, tot alle partikeltjes die bij een gevallen oergeest behoren, zich hebben verzameld en zich nu als “ziel” in de mens kunnen belichamen.
Zoals het echter in de dierenwereld gaat, dat kleine en kleinste levende wezens door aaneensluiting met het in dezelfde ontwikkelingsgraad staande geestelijke na hun vergaan een grotere uiterlijke vorm betrekken, zo voltrok zich ook het gebeuren van de ontwikkeling verder. En er werden door mijn liefde en wijsheid steeds nieuwe vormen geschapen die het bestemde geestelijke konden opnemen.
In de natuur nu beschouwt u dat als “ontwikkeling” van een klein levend wezen naar een steeds grotere.
Maar eertijds moest Ik elke vorm die nog niet beschikbaar was, nieuw scheppen. En of ook deze vormen zich voortdurend vergrootten en op de voorafgaande vormen leken, was het steeds een scheppingsdaad van mijn kant, die echter van de kant van de mensen niet kon worden gadegeslagen, omdat nog geen mens met verstand en vrije wil begaafd, de aarde bewoonde. Doch mijn plan sinds eeuwigheid lag vast en Ik kende daarom ook het schepsel dat als “mens” over de aarde zou gaan, met als doel het afleggen van de laatste wilsproef.
En het nog in de verschillende scheppingswerken gebonden geestelijke werd daarom in steeds nieuwe scheppingen geplaatst, hoe meer het afzonderlijke schepsel in zijn geestelijke substantie het rijp worden naderde.
De scheppingswerken werden steeds groter, waaronder niet de lichamelijke omvang dient te worden verstaan, maar waarmee de gesteldheid van de afzonderlijke levende wezens, hun functies en hun bekwaamheden worden bedoeld.
Maar elk nieuw levend schepsel was een werk van mijn eindeloze liefde en wijsheid en almacht, dat zich dan weer voortplantte, maar steeds hetzelfde werk bleef, zoals Ik het had gemaakt.
Begrijp het goed: geen levend wezen zal van aard veranderen. En waar u een verandering of verdere ontwikkeling meent vast te stellen, ging het bij het ontstaan hiervan om een scheppingsdaad mijnerzijds. En zo is het ook bij elk op een mens lijkend wezen, dat de aarde bewoonde voordat de eerste mens geschapen was, steeds om nieuwe scheppingen gegaan. Maar deze bleven in hun aard zoals ze als voortbrengsel van mijn almacht waren geschapen. En daar het in hen gebonden geestelijke zich steeds meer positief ontwikkelde, is ook door mijn wil een steeds meer op de mens lijkende uiterlijke vorm geschapen. Maar steeds lag aan deze schepping mijn wil ten grondslag, die weer als natuurwet zijn uitwerking had, wat u mensen nu als natuurlijke evolutie van de wezens bestempelt.
Maar nooit kan de mens als een product van de evolutionaire ontwikkeling worden beschouwd. Want deze is een schepping op zichzelf, voortgekomen uit mijn almacht, liefde en wijsheid en zo gevormd, dat hij een belangrijke taak op aarde moet en kan vervullen. En al tracht u nog zulke slimme dieren tot zelfstandig denken en met een vrije wil te ontwikkelen, dit zal u nooit ofte nimmer lukken. Want de vermogens die de mens bezit, liggen in geen dier verborgen. Want de mens is het enige wezen in de schepping, dat denkvermogen, verstand en een vrije wil bezit, wat zich echter nooit langzaam zal laten ontwikkelen, wat ook geen kenmerken van een langzame positieve ontwikkeling van een schepsel zijn. Veeleer bewijst dit alleen dat de mens een scheppingswerk op zich is, door mijn wil en mijn macht in het leven geroepen om een taak te vervullen. En het scheppingswerk “mens” kon pas in de wereld worden geplaatst, toen de eens gevallen oergeesten de langzame positieve ontwikkeling door de schepping al hadden afgelegd, omdat de mens nu zo’n gevallen oergeest als ziel in zich moest dragen. Het woord “ontwikkeling” geldt steeds alleen voor het in elk scheppingswerk zich bergende of gebonden geestelijke dat deze positieve ontwikkeling moet afleggen, terwijl de materiële scheppingswerken steeds als scheppingsdaad dienen te worden beschouwd, omdat mijn wil deze uiterlijke vormen in het leven riep, opdat zij, die zelf door dienen opwaarts moesten gaan, het geestelijke zouden dienen als uiterlijke vorm. Dat mijn wil eveneens tegelijkertijd “natuurwet” betekent, waartegen zich geen scheppingswerk kan verzetten zolang het nog geen geestelijk rijp wezen in zich bergt zoals de mens, zal ook het woord “ontwikkeling” begrijpelijk maken. Maar het zal nooit de bewering rechtvaardigen dat de mens zelf zich zou hebben ontwikkeld, want hij was een scheppingswerk op zich, dat door mijn wil en de kracht van mijn liefde in het leven werd geroepen.
Amen
BD.8704
20 december 1963
Vrede aan degenen die van goede wil zijn
Vrede wilde Ik brengen aan de mensen op aarde toen Ik zelf ben nedergedaald en over de aarde wandelde. En ook nu wil Ik diegenen de vrede brengen die van goede wil zijn. Want waarlijk, wanneer ze Mij zelf binnenlaten in hun hart, zal ook een vrede dit hart vervullen die Ik alleen hun geven kan. Want ze zullen mijn aanwezigheid bemerken en zich gelukkig en geborgen voelen. Ze zullen geen vijand vrezen die van buiten op hen afkomt, want ze zijn op de hoogte van mijn liefde en macht die al het onheil kan en zal afweren dat hen bedreigt.
Alleen in Mij zult u de ware vrede vinden, want als u innig met Mij verbonden bent, wordt u ook de liefde van de Vader gewaar. En u weet dat een vader zijn kinderen beschermt en met zorg omringt en hen niet in nood zal laten komen. Ik wil u de vrede van de ziel brengen, dat u er zeker van bent de juiste weg te hebben begaan, die wegleidt van mijn tegenstander, aan wie u wilt ontsnappen naar Mij toe, uw God en Schepper, naar wie u als kinderen vlucht, opdat mijn vaderarmen u omvatten en u zeker geleiden op de weg omhoog.
Maar zolang u Mij nog niet hebt gevonden, dwaalt u rusteloos verder. U kent geen ware vrede, want u wordt innerlijk nog te zeer in het nauw gedreven door mijn tegenstander, die u niet tot rust laat komen, die er slechts op bedacht is onrust, ongeduld en opwinding in u teweeg te brengen, die u ophitst en opjaagt, die u in het aards gewoel verplaatst, opdat u geen innerlijke vrede zult kunnen vinden, daar elk contact met Mij wordt verhinderd en u zonder Mij niet tot een ware innerlijke vrede zult kunnen komen.
Maar Ik daalde af naar de aarde om diegenen de vrede te brengen die van goede wil waren, want Ik verzamelde hen om me heen en maakte Me aan hen bekend als Redder uit de diepste zielennood. Slechts weinigen geloofden in Mij en mijn missie, maar dezen vonden ook de vrede door Mij. Ze vonden de weg naar Mij, hun God en Schepper, en gingen deze weg bewust doordat ze Mij erkenden in Jezus en als eersten ook de genaden van mijn verlossingswerk aannamen, doordat ze als eersten en verlosten weer hun eeuwige vaderland konden binnengaan na hun lichamelijke dood. Ik bracht hun in waarheid de vrede voor hun zielen.
De eindeloos lange strijd sinds hun afval was doorstaan en hij eindigde met een overwinning op de tegenstander, omdat ze zich bewust tot Mij wendden en zich door Mij lieten verlossen door mijn bloed, dat Ik aan het kruis voor alle mensen heb vergoten. Ik had dus mijn tegenstander overwonnen en ieder die zich nu bij Mij aansluit, hoeft ook mijn tegenstander niet meer te vrezen. Hij zal in innerlijke vrede door het aardse leven gaan en na zijn dood ook kunnen binnengaan in het rijk hierna, omdat Ik deze vrede voor hem heb gekocht met mijn kruisdood.
Maar hij moet van goede wil zijn, daar hij anders nog steeds aan mijn tegenstander gebonden blijft omdat hij mijn werk van verlossing en dus ook Mij zelf niet erkent en hij zolang in de keten van mijn tegenstander een rusteloos leven zal leiden, hetzij op aarde of ook in het hiernamaals, tot hij zich vrijmaakt van hem, tot hij de weg neemt naar Mij en Mij om verlossing, dus ook innerlijke vrede vraagt, die hem gelukkig maakt. Altijd is de aardse wereld een gebied van strijd geweest waar de mensen moeten vechten tegen degene die hen gevangen houdt. En ze kunnen niet eerder de ware vrede bereiken tot ze hem hebben overwonnen en de weg hebben gevonden naar Mij, die hun alleen de vrede geven kan.
Maar u mensen zult ook pas gelukkig zijn wanneer deze vrede uw hart vervult, want dan hebt u de weg naar huis gevonden, ook als u nog op aarde leeft, maar u bent de juiste weg naar Mij gegaan, u hebt u innig met Mij verbonden, de kracht van mijn liefde ontvangen en met Mij ook de vrede van de ziel gevonden. Dan bent u van Mij geworden en voor eeuwig hem ontvlucht die u eens naar beneden in de diepte stortte. Dan hebt u de weg uit de diepte omhoog met succes afgelegd en is de poort naar het eeuwige vaderland voor u niet meer gesloten. Ik zelf ontvang u en geleid u in mijn rijk, waar licht en gelukzaligheid en vrede is tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.8706
23 december 1963
Delging van de oerschuld was alleen mogelijk door de Liefde
Eens moest uw oerschuld worden gedelgd. Eens moest daar boete voor worden gedaan ter wille van de gerechtigheid Gods, daar anders de schuldig geworden wezens nooit weer in de nabijheid van God konden komen, die ze vrijwillig hadden verlaten en op de diepte hadden aangestuurd. Geen schuld kon eeuwig niet goedgemaakt blijven, maar er kon eindeloos lange tijd voorbijgaan tot het goedmaken plaatsvond. En dat is ook het geval geweest, want er gingen eeuwigheden voorbij waarin de gevallen wezens eindeloze kwellingen moesten uitstaan en dus ook de gevolgen van hun zondenschuld hebben gedragen, maar die nochtans niet voldoende waren voor een totale delging van hun schuld. Want daartoe waren de wezens niet meer in staat omdat de oerschuld daarin bestond dat zij zich tegen de goddelijke liefde verzetten, wat tot gevolg had dat ze zelf zich ontdeden van elke liefde. Maar een tenietdoen van de schuld was alleen weer mogelijk door het tegendeel, dat de liefde weer met kracht op de eeuwige Liefde aanstuurde. Maar deze liefde was niet meer voorhanden.
Er werd eens tegen de liefde gezondigd en alleen de liefde zou weer een werk van boetedoening hebben kunnen volbrengen dat tegen die grote schuld van het zich afkeren van God opwoog. En al het eens gevallen geestelijke was zonder enige liefde en daardoor eindeloos ver verwijderd van God als de eeuwige Liefde. Van beneden uit, dus van de kant van dit gevallen geestelijke dat zich in de diepte bevond, kon daarom een verzoening van de schuld niet plaatsvinden, hoewel er in het stadium als mens, na een eindeloos lange gang door de schepping, ten behoeve van de terugkeer naar God een nietig vonkje van liefde aan het wezen wordt geschonken. Maar diens wil is nog door de tegenstander van God gebonden en te zwak om zich uit diens boeien los te maken. Daarom moest hem hulp worden gebracht, die weer alleen “Liefde” kon brengen. Liefde die in een bij God verbleven Wezen in overvloed was en die dit Wezen ertoe bracht voor het ongelukkige, gevallen geestelijke het werk van verzoening te volbrengen, die Het aanleiding gaf om neer te dalen op aarde in het duistere rijk van de tegenstander van God en de zwakke mensen door een werk van grootste barmhartigheid te helpen de wil te versterken, zodat ze dan zelf de vonk van liefde in zich konden voeden en laten opvlammen tot een heldere vlam, die weer op het vuur van de eeuwige Liefde aanstuurt en zich weer met Haar kan verenigen. Dus moest de zondenschuld teniet worden gedaan door een Wezen wiens liefde zo machtig was dat Het voor Zijn gevallen broeders Zijn leven offerde, dat Het eens uit het rijk van het licht naar de aarde in de donkerte afdaalde en dat Het vervolgens midden in dit rijk een strijd voerde tegen de tegenstander van God, dat Het hem de zielen afkocht met Zijn bloed, met Zijn leven, dat Het als mens Jezus de offerdood aan het kruis onderging en het losgeld betaalde voor al die zielen die weer naar God terug wilden keren en alleen te zwak waren om de tegenstander van zich af te schudden.
Jezus nam dus de gehele zondenschuld van alle mensen uit het verleden, het heden en van de toekomst op Zijn schouders en Hij heeft door Zijn dood aan het kruis de gerechtigheid Gods voldoening geschonken. Zijn liefde was zo groot dat de eeuwige Liefde daar genoegen mee nam en ter wille van een enkele Mens de grote oerschuld heeft geschrapt. En Hij neemt ieder weer aan die Jezus om vergeving van zijn schuld vraagt, die Hem smeekt hem kracht te schenken om de terugkeer naar God te volbrengen, die zich van de genaden van het verlossingswerk bedient welke de Mens Jezus door Zijn dood aan het kruis heeft verworven. Nooit zou u mensen deze terugkeer naar God hebben kunnen volbrengen, omdat de ontzaglijke schuldenlast u geen vooruitgang mogelijk maakte en omdat u zonder enige liefde was. Toch kon alleen liefde de verbinding met God herstellen, en daarom moest een Wezen van het licht dat vol liefde was, zich aanbieden om naar de aarde af te dalen. En in dit Wezen, dat Zijn intrek nam in een menselijke buitenkant, kon zich de eeuwige Liefde zelf manifesteren. Dus God als de eeuwige Liefde kon zich volledig verenigen met de ziel, die geheel en al doorstraald werd en tenslotte, lichaam en ziel in volledig vergeestelijkte staat, ook de totale vereniging met God had gekregen. God zelf kon in deze mens Jezus het verlossingswerk volbrengen en de poort werd weer geopend voor al die gevallen wezens die zich in het aardse bestaan als mens uitspreken voor Jezus en daardoor ook God zelf erkennen Die in Jezus mens is geworden.
Amen
BD.8707
24 en 25 december 1963
Kerstmis 1963
In dankbaarheid en vreugde zult u mijn geboorte op aarde moeten gedenken. Want voor u was dit een daad van onmetelijke liefde en erbarmen. Voor u ging er een licht op, dat u de weg uit de donkere geestelijke nacht moest verlichten. Voor u mensen eindigde een tijdsbestek van diepste hopeloosheid, voor u begon een nieuwe ontwikkelingsperiode. De weg die weer terug voerde naar Mij werd voor u gereed gemaakt. En deze weg leefde de mens Jezus u voor Die deze missie op zich had genomen uit liefde voor Mij en voor u, Zijn gevallen broeders. Want Hij wilde Mij mijn kinderen terugbrengen die al eeuwigheden van Mij verwijderd waren en in diepste armzaligheid smachtten.
Het menselijk omhulsel van Jezus werd door een ziel van het licht betrokken, door een eens door Mij uitgestraald wezen dat Mij in liefde was toegedaan en bij Mij bleef toen het leger der oergeschapen geesten van Mij was afgevallen. Deze ziel borg zich in het kindje Jezus en het ene wonder na het andere getuigde al bij Zijn geboorte van de goddelijke Geest die dit Kindje bewoonde. Maar de mens Jezus moest net als iedere andere mens Zijn leven op aarde beginnen. Hij werd geboren uit Maria, de maagd die uitermate rein was en dus ook het goddelijke Kindje ter wereld kon brengen zonder ooit gezondigd te hebben. En deze ziel van Jezus moest een rein lichaam betrekken, omdat Ik zelf in Zijn menselijke buitenkant mijn intrek wilde nemen en daarom ook Zijn lichaam rein en zonder zonde was en is gebleven. Want hoewel Hij voortdurend door de wezens van de duisternis werd bedreigd die Hem ten val wilden brengen, heeft Hij hen toch weerstaan en Hij heeft al het onreine wat zich aan Zijn ziel vastklampte door Zijn overgrote liefde verlost. Hij heeft aan alle verzoekingen weerstand geboden en al het onontwikkelde geestelijke, dat Zijn lichaam in het nauw bracht omdat Hij in deze materiële wereld vertoefde, heeft Hij vergeestelijkt. Hij heeft het volgzaam gemaakt aan de wensen van Zijn ziel, want Hij was vol van liefde en de liefde overwint alles, ook de grootste vijand. De mens Jezus moest eerst alle nog het lichaam aanklevende onrijpe substanties tot rijp worden brengen. Toen pas kon Ik zelf als de eeuwige Liefde in Hem verblijf nemen en toen pas kon het grote werk van erbarmen voltooid worden, dat Hij wilde volbrengen voor de zondenschuld van de gehele mensheid.
Toen Ik naar de aarde afdaalde, toen het kindje Jezus geboren werd, was mijn geest in Hem omdat het aardse lichaam een volmaakte ziel in zich droeg. Ze was dus innig met Mij verbonden en Ik zelf kon Me uiten door Hem. En er gebeurden dingen bij Zijn geboorte die u naar het rijk der fabelen zou willen verwijzen, maar die in waarheid zijn gebeurd, want voor een volmaakte geest is alles mogelijk. Maar slechts weinigen, wier harten vol van liefde waren en die in het Kindje de beloofde Messias herkenden en het aanbaden, beleefden deze wonderen bij het kindje Jezus. Zodra mensen in Zijn nabijheid kwamen wier harten niet rein waren, zagen dezen alleen een kind, geaard zoals ieder ander kind. Maar meestal kwamen alleen die mensen in Zijn nabijheid die hun geest naar Hem toedreef, die het wonder bespeurden dat zich in deze nacht voltrok en die Het nu aanbidding betuigden omdat ze de beloofde Messias in Hem zagen.
Maar het was het grootste wonder aller tijden dat zich nooit zal herhalen, dat God zelf naar de aarde kwam en in een kindje verblijf nam. Want de Liefde kwam naar de aarde. Het kind Jezus was vol van liefde, want de grote liefde voor het eens gevallene, ongelukkige, heeft Het ertoe aangezet vlees aan te nemen en nu de oerschuld teniet te doen, die juist alleen door de Liefde teniet kon worden gedaan omdat ze daarin bestond dat tegen de Liefde werd gezondigd. En dit werk heeft de mens Jezus volbracht, dat Hij zelf uit liefde Zijn leven gaf. Dat Hij het grootste offer bracht dat ooit een mens op deze aarde gebracht heeft en brengen zal, dat Hij zich zelf van alle licht en macht ontdeed die Zijn eigendom was door de in Hem wonende Liefde, dat Hij te midden van de duistere wereld als alleen mens heeft geleden en de meest pijnlijke dood aan het kruis is gestorven.
Jezus, een Wezen uit het rijk van het licht, bood zich vrijwillig aan voor deze missie, als mens over de aarde te gaan en een werk van verzoening met onvoorstelbaar lijden en onvoorstelbare pijnen te volbrengen om de gevallen broeders te helpen. De liefde vervulde alle wezens die uit Mij waren voortgekomen en bij Mij gebleven waren toen Lucifer zich van Mij afkeerde en ontelbare geestelijke wezens mee naar beneden trok in de diepte. En de liefde van Jezus was zo sterk dat ze tegenover Mij de boete wilde doen voor het onmetelijke vergrijp tegen Mij, hun God en Schepper, tegen de eeuwige Liefde zelf. En deze liefde die Jezus Mij toedroeg, nam Ik aan en dus ook Zijn offer, omdat de Liefde het bracht en omdat slechts door de Liefde alleen de oerzonde teniet kon worden gedaan. En zo nam het Lichtwezen vlees aan en ging net als alle andere mensen over de aarde, belast met een zwaar aards lichaam dat voor het in vrijheid en licht staande Wezen een keten was welke de ziel als buitengewoon kwellend ondervond. Maar Hij moest de weg op aarde als mens afleggen, omdat Hij de medemensen tot voorbeeld moest dienen, opdat ze Hem navolgden. Hij moest met dezelfde zwakheden en weerstanden te strijden hebben die ieder mens in overeenstemming met zijn natuur belasten, omdat het erom ging alle zwakheden en fouten kwijt te raken door eigen arbeid aan de ziel.
De mens Jezus stond midden in de aardse wereld, in het gebied dat mijn tegenstander toebehoorde. En het was voor de Ziel uit het lichtrijk dubbel zo zwaar, zich in dit duistere gebied te handhaven, weerstand te bieden aan alle satanische pogingen om Hem ten val te brengen en met liefde op al het lage geestelijke in het vlees en in de omgeving in te werken. Want ook Zijn lichaam werd zeer in het nauw gedreven door onrijp geestelijks, hetgeen de ziel van Jezus niet verhinderde, omdat Hij in Zijn wijsheid inzag dat ook dat geestelijke verlost wilde zijn. En Zijn liefde was er voortdurend toe bereid, alles hulp te bieden wat nog ongelukkig was. Zijn ziel leed onuitsprekelijk door haar omgeving. Ze was vrijheid en licht en liefde gewend en dus hoogste gelukzaligheid, en bevond zich nu in de duisternis, geketend door het lichaam en in de meest liefdeloze omgeving. En zo is ook Zijn aardse bestaan van kindsbeen af een toestand van lijden geweest, waardoor Hij zeer veel schuld van Zijn medemensen goedmaakte, totdat Hij dan het grote zoenoffer volbracht, dat Hij zichzelf offerde voor de oerschuld van alle mensen van het heden, het verleden en de toekomst.
Nooit zult u mensen dit werk van barmhartigheid kunnen bevatten. Want geen mens was in staat zo’n hoeveelheid lijden op zich te nemen, bewust van de afloop, want Zijn einde stond Hem voortdurend voor ogen en liet in Hem geen vrolijkheid bovenkomen. Hij voelde als mens en ook alle angsttoestanden, die elke gedachte aan dat wat voor Hem lag veroorzaakte, doorleefde Hij. En Hij hield vol tot aan het einde. De liefde in Hem voor Mij en voor al het niet verloste nam voortdurend toe en gaf Hem ook de kracht om Zijn werk van barmhartigheid ten uitvoer te brengen. Ik zelf kon Hem volledig doorstralen, Ik zelf was in mijn oerwezen in Hem. En dus was Ik het Die de zondenschuld teniet deed voor de mensen, want het was de Liefde Die de mens Jezus de kracht gaf te lijden en te sterven aan het kruis, om de mensheid te verlossen, om de grote oerschuld te voldoen die alleen door een werk van liefde de rechtvaardige voldoening vond, zoals het de mens Jezus aan het kruis heeft volbracht.
Amen
BD.8709
27 december 1963
God is de Heer over leven en dood
U weet dat mijn tegenstander in het einde grote macht heeft en dat hij deze ook op elke manier ten volle benut. En zijn macht is daarom zo groot, omdat u, mensen haar zelf aan hem verleent, omdat u zijn wil vervult en u niet in het minst tegen zijn verzoekingen verweert of ze tegenstand biedt.
U bent het zelf, die hem zulke activiteiten toestaat dat hij ongelooflijke verwarring onder u, mensen kan aanrichten, want hij heeft u helemaal in zijn macht, omdat u zonder liefde bent. De liefde zou hem ver van u houden, want daar hij zelf totaal zonder liefde is, kan hij zelf niet tegen de liefde ingaan, moet hij het onvoorwaardelijk tegen de liefde afleggen. Maar u, mensen past haar niet toe, maar hebt de zelfde aard als hij – u bent zonder liefde, en daarom ook zonder kracht om hem te weerstaan. En daarom is het hem mogelijk helemaal in uw denken in te grijpen, u op dwaalwegen te leiden en u te beïnvloeden dat u altijd alleen maar doet wat zijn wil is.
Zijn wil echter is u, mensen te verhinderen de weg naar Mij te vinden, het is zijn wil u in zijn macht te houden, u aan te zetten tot handelingen van het slechtste soort, u gedurig te prikkelen om te zondigen, tegen al mijn geboden van de liefde in te handelen. Verder is zijn wil overal het licht te doven, waar het begint te stralen om door het donker heen te dringen. En waar hij het niet kan doven, tracht hij het te vertroebelen, er verblindende lichten naast op te stellen, die zo fel stralen, dat het ware licht niet herkend kan worden door de mensen wier geestelijk oog verblind wordt.
Hij doet alles om zijn aanhang niet te verliezen en om diegene terug te winnen die zich al aan hem had onttrokken en zich naar Mij heeft gekeerd. En deze pogingen zal hij volhouden tot het einde, en steeds gewilliger zullen de mensen aan zijn wensen voldoen en in zonde leven zoals het zijn bedoeling is.
En zo zal hij ook mensenlevens trachten te vernietigen om de ontwikkeling ervan helemaal af te breken. Hij zal weer mensen trachten aan te zetten om op allerlei manieren verwoestend bezig te zijn omdat hem zelf de macht over elk werk van de schepping ontnomen is, ofschoon het ’t geestelijke bevat dat nog bij hem hoort.
Maar de werken van de schepping kan hij niet vernietigen en hij kan ook het leven van een mens niet beëindigen, maar wel mensen met dezelfde wil daartoe aanzetten. En Ik belet het hem niet omdat ieder mens een vrije wil heeft en niet hoeft te doen wat hij hem influistert. Doet hij het, dan zal hij zich ook te verantwoorden hebben, juist vanwege zijn vrije wil. Hoe sta Ik echter zelf tegenover zulke daden die tegen het leven van een mens gericht zijn? Weer laat Ik de vrije wil van de mens gelden, wat hij ook van plan is.
Maar steeds beslis Ik nog over leven en dood. Want Ik kan heel goed ook een kwaad plan verijdelen, Ik kan er ieder mens voor behoeden om aan aanvallen van slechte mensen ten offer te vallen en Ik weet of en wanneer Ik een mens deze bescherming geef. Ik weet ook wanneer het laatste uur van een mens heeft geslagen is dat Ik voor zijn aardse leven heb vastgesteld.
Want dan roep Ik de ziel van de mens weg voor haar bestwil – om haar te beschermen voor de terugval in de diepte, wanneer ze al een zekere rijpheid heeft bereikt, of ook om een ziel verder te gebruiken in het geestelijke rijk, dat ze aan het verlossingswerk deelneemt vanuit dit rijk. Zoals Ik ook het leven van diegene beëindig die geen vooruitgang op aarde meer laat zien of wiens opgave op aarde Ik als beëindigd beoordeel.
Dit alles bepaal Ik, want Ik ben de Heer over leven en dood. En al gaat mijn tegenstander nog zo bruut te werk, al zet hij ook de mensen die aan hem gebonden zijn aan tot daden van haat en liefdeloosheid, hij bezit niet de macht het einde van het leven van een mens te veroorzaken.
Hij kan alleen de mens als tussenpersoon weten te bewegen, maar hoe de uitwerking van elke nog zo slechte daad is, zal steeds aan mijn wil zijn overgelaten. Maar voor het willen van een daad moet iedere ziel zich verantwoorden en ook mijn tegenstander blijft de kluistering niet bespaard op grond van zijn activiteiten in de laatste tijd voor het einde.
Ik zal dus de mens die zich aan de wil van mijn tegenstander heeft overgegeven, zijn vrije wil laten, Ik zal hem niet verhinderen zijn voornemen uit te voeren al is het nog zo slecht, maar Ik zelf bepaal de uitwerking of laat het toe. En verliest een mens zijn leven door ’n duivelse aanslag, dan heeft mijn wil het einde van hem voorbestemd, want Ik zelf roep een mens weg, omdat Ik inzie wanneer het uur daarvoor is gekomen.
En al zegeviert mijn tegenstander nu ook, hij is ook slechts een werktuig in mijn heilsplan van eeuwigheid, hij heeft eerst de vrije wil van de mens nodig om zijn schandelijke plannen uit te kunnen voeren.
Maar met alles wat gebeurt, is in mijn heilsplan van eeuwigheid rekening gehouden en ook mijn tegenstander draagt er door zijn wil toe bij, dit heilsplan te ondersteunen en de mensen tot een beslissing aan te zetten, omdat ieder mens zijn vrije wil moet bewijzen, of hij kiest voor Mij of voor hem en daaraan beantwoordend ook al het wereldgebeuren zich afspeelt, waarbij hij wel nauw betrokken is, maar uiteindelijk toch mijn wil beslist tot hoe ver Ik zijn activiteiten duld, steeds met de vooruitziende blik op de afloop die Mij alleen bekend is.
Amen
BD.8711
30 december 1963
De band van de liefde moet allen verbinden zonder onderscheid
Wat u tot volmaaktheid brengt is altijd alleen de liefde. En deze liefde moet diep in uw hart ontbranden. Ze moet uw hele wezen vervullen en u aansporen tot al uw willen en handelen, dan komt u steeds dichter bij uw volmaaktheid en dan zult u ook kunnen zeggen, u bent wedergeboren, want u hebt uw wezen weer veranderd tot uw oerwezen. Maar hoe weinig mensen bereiken op aarde nog deze hoge graad van liefde. Ik neem echter hun wil al aan als een bewijs van liefde, de wil om bij Mij te komen, het verlangen naar mijn tegenwoordigheid, dat altijd al een bewijs van de liefde voor Mij is.
U mensen zult deze vurige liefde voor Mij en al wat geschapen is, die u al op aarde vergoddelijkt, niet kunnen opbrengen. U leeft in een wereld die zonder enige liefde is en dat heeft ook zijn uitwerking op diegenen die zelf bereid zijn lief te hebben, maar door steeds terugkerende liefdeloosheid innerlijk geremd zijn om in liefde werkzaam te zijn, dat echter wederliefde zou opwekken. En toch zult u zich deze arbeid aan de ziel moeten voornemen. U zult moeten liefhebben, ook daar waar u gehaat wordt en u zult uzelf dan ook overwinnen en tot steeds grotere liefde in staat zijn. En u zult het kunnen geloven, dit is mogelijk wanneer u Mij zelf maar steeds innig vraagt om toezending van kracht indien u zelf te zwak bent.
Van iets goeds en moois houden is geen bijzondere verdienste. Maar een mens liefde betonen die u niet goed behandelt of met veel gebreken en fouten is behept, is heel wat moeilijker, maar ook veel verdienstelijker en dan zal uw graad van liefde ook hoger worden in u en u zult Mij, als de eeuwige Liefde, steeds meer naderen. En om dat te kunnen zult u zelf zich moeten openen voor mijn straal van liefde. U zult Mij moeten vragen dat Ik uw hart verzacht, dat Ik zelf in u zal werken zodra u mensen ontmoet die u niet welgezind zijn of u niet sympathiek voorkomen. Denk er aan dat alle mensen mijn schepselen zijn, dat Ik alle mensen wil terugwinnen als mijn kinderen, dat u allen dezelfde Vader hebt, dat lang niet alle mensen al dezelfde graad van liefde hebben bereikt die ze op aarde moeten en kunnen bereiken. Maar de band van de liefde moet u allen verbinden, want door de liefde alleen helpt u ook die nog weinig gerijpte mensen tot een hogere graad van hun voltooiing te komen. Want geen straal van liefde die u uitzendt, zal zonder uitwerking zijn. Deze zal steeds een weldadige invloed hebben op de ziel die nog door dichte omhulsels is omgeven.
U kunt het, zulke mensen liefde betonen die nog lang te worstelen en te strijden hebben, tot ze geestelijk rijp worden, wanneer u alleen maar aan de armzalige staat van hun ziel denkt, en wanneer u, zodra u zo’n mens ontmoet, dadelijk aan Mij denkt en de uitstraling van mijn liefde die te allen tijde bereid is en door uw hart wil worden opgevangen. Dus slechts een kleine roep naar Mij in Jezus is voldoende, dat Ik u ook toestraal en dat u dan ook in staat bent om in liefde te handelen tegenover uw medemensen, die Ik u ook niet zonder reden op uw pad stuur, want zowel hij als ook u zelf zullen bij zulke ontmoetingen, die u innerlijk tegenstaan, rijper moeten worden.
Nooit zult u uw eigen welzijn voorop mogen stellen, nooit zult u moeten vragen of zulke ontmoetingen voor uzelf nuttig zijn, veeleer zult u meer op de toestand van de ander moeten letten en hem trachten te helpen, want zou Ik wel iets over u laten komen wat voor uw ziel schadelijk zou zijn? De liefde moet steeds helderder in u opvlammen en van Mij uit stroomt mijn straal van liefde u steeds toe. Wanneer u echter denkt een menselijke ontmoeting aards te beoordelen en aardse voorbereidingen treft ze verre van u te houden, dan handelt u op dit moment niet vanuit het contact met Mij en zult u ook geen hulp van mijn kant kunnen verwachten.
Alles wat u overkomt in het aardse leven, komt alleen over u met het doel dat uw ziel tot volle ontwikkeling komt. En dit zult u niet uit de weg moeten gaan, maar het hoofd bieden door gebruik te maken van mijn kracht en u zult zowel voor uzelf als ook voor de medemens rijke zegen kunnen boeken. De liefde in u zult u waarlijk tot een hoge graad kunnen ontwikkelen wanneer u maar in gedachten Mij aanroept en Mij vraagt om toezending van kracht, dus om de aanstraling van mijn liefde, en u zich openstelt om die te ontvangen. En dat stelt dus ook voorop dat u Mij niet uit uw gedachten zult weglaten. En dit is de sleutel, het is de enige verklaring, dat u nog op aarde voltooid wordt. Want zodra uw gedachten Mij voortdurend omvatten, moet de krachtstroom van mijn liefde u ook voortdurend treffen en dan kan Ik ook steeds bij u aanwezig zijn. Mijn tegenwoordigheid echter bewijst u de vereniging met Mij, die altijd alleen maar door de liefde tot stand wordt gebracht. Liefde zou dus op aarde totaal kunnen vergoddelijken, maar daar u haar zelden tot een hoge graad zult kunnen ontwikkelen, zult u ook moeten lijden en door leed het omhulsel van de ziel tot smelten brengen. Maar hoe het ook over u komt, het is alles weloverwogen en zal allemaal alleen voor uw bestwil zijn, zodra u gewillig bent naar Mij terug te keren en de definitieve vereniging met Mij aan te gaan die u een eeuwig leven in gelukzaligheid waarborgt.
Amen
BD.8712
31 december 1963
Geestelijk dieptepunt – Liefdeloosheid – Eigenliefde
Het grootste bewijs van het geestelijke dieptepunt van de mensen is de liefdeloosheid, die overal onder de mensen te zien is. De eigenliefde is steeds sterker geworden en de onbaatzuchtige naastenliefde wordt door bijna niemand meer beoefend en daarom moet het op aarde ook een niet geestelijke staat zijn, een staat van het werkzaam zijn van slechte krachten, waarin steeds de tegenstander van God de opperheerschappij heeft en de mensen hem ter wille zijn. De geestelijke duisternis wordt steeds dieper, lichtstralen zijn maar zelden te zien en vaak worden ze zelfs voorgespiegeld als schijnlichten die geen uitstraling hebben. De tijd van het einde is kennelijk gekomen wanneer de graad van liefde van de mensen als criterium wordt genomen.
Er is een duidelijke teruggang te melden, de mensen zijn hecht met de materie verbonden; voor hen gelden slechts het lichaam en zijn welbevinden, aardse successen en vermeerdering van aardse goederen. Dat hun zielen in aardse nood zijn geloven ze niet, omdat ze niet aan een voortleven van de ziel geloven, vaak zelfs een ziel in zichzelf loochenen. En ze kunnen niet gedwongen worden anders te denken, hun vrije wil moet geëerbiedigd worden, maar daaraan beantwoordend scheppen ze zich ook zelf hun lot na hun dood. En wie de gebeurtenissen in de wereld, in zijn naaste omgeving beziet, weet ook dat deze toestand niet eeuwig duren kan, omdat hij van dag tot dag verslechtert, omdat de hang naar de materie steeds groter wordt, omdat geen enkel geestelijk streven kan worden geconstateerd en omdat elke toestand eens ten einde is wanneer hij niet overeenstemt met de goddelijke ordening.
De mensen dienen elkaar niet meer, veeleer wil ieder heersen en slechts bediend worden, ieder eist van de ander wat hem genoegen verschaft maar niemand is bereid ook voor de ander hetzelfde te doen. De liefde ontbreekt, de harten van de mensen zijn verhard en steeds zijn het er maar weinige die in geval van nood bereid zijn te helpen. En dit is de kleine kudde, want waar eenmaal de wil tot liefde werkzaam is, wordt ook de verbinding tot stand gebracht met de eeuwige Liefde. En Deze laat nu de mens niet meer los die vrijwillig werken van liefde verricht.
U mensen bent niet op de hoogte van de zegen van een werkzaam zijn in liefde. U weet niet hoeveel makkelijker u door het aardse leven zou kunnen gaan, wanneer u maar de liefde wilde beoefenen en daardoor steeds meer ontvangt voor uw ziel, maar ook aards zult ontvangen wat u nodig hebt. Maar de liefdeloze mensheid mist dit weten. Iedereen denkt alleen maar aan zichzelf en iedereen haalt uit het leven wat hij maar kan. En hij denkt er niet aan dat hij niet op de hoogte is van het uur van zijn dood. Dat hij elk moment kan sterven en niets meeneemt in het rijk hierna van wat hij op aarde bezit, maar dat hij naakt en ellendig daarginds aankomt omdat hij niets bezit voor zijn ziel die hij op aarde gebrek liet lijden, maar dat zij nu het enige is wat is overgebleven en nu in bitterste armoede het geestelijke rijk binnengaat. En deze liefdeloze toestand kan de mensen niet het geringste geestelijke resultaat opleveren. Daar echter alleen met het doel het geestelijk geheel rijp worden van de ziel, deze als mens over de aarde gaat, maar het doel niet wordt nagekomen, moet er een ingrijpen met geweld van de kant van God volgen, een scherpe terechtwijzing en aanmaning, opdat nog enkele weinigen zich bezinnen op het doel van hun aardse leven en veranderen voor de laatste fase op deze aarde begint, die niet lang zal duren tot het einde.
Op het zachte toespreken van God door slagen van het noodlot, catastrofen en ongelukken van allerlei aard, op het woord Gods dat van boven weerklinkt, slaan de mensen geen acht. En daarom moeten ze luider worden aangesproken, en zalig hij die dit toespreken van God horen wil en het ter harte neemt. Want ook dan zullen er nog veel mensen zijn die Hem niet willen herkennen, wanneer Hij door de elementen van de natuur in enorme kracht tot hen zal spreken. Ook zij worden niet gedwongen maar kunnen in vrije wil kiezen. Maar ze zullen behoed zijn voor het ergste, voor de hernieuwde kluistering in de vaste materie als ze nog maar de weg naar God vinden en begaan, wanneer ze Hem nog erkennen en tot Hem roepen om erbarmen. Maar dan is ook het einde gekomen. Want de aarde vervult niet meer haar doel, ze wordt niet meer als plaats van rijpwording door het geestelijke gebruikt. Ze wordt alleen nog gebruikt voor het lichaam en ieder werpt zich op als heerser van de aardbol en richt zelf de grootste verwoestingen aan in het geloof alle wetten van de natuur te beheersen en dus ook ongestraft te kunnen experimenteren, wat dan ook tot de laatste vernietiging van de aarde zal leiden.
Maar de mensen zelf willen het zo en zo zal het ook gebeuren, zoals het verkondigd is in woord en geschrift: er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde ontstaan en de goddelijke ordening zal worden hersteld, opdat het terugvoeren van het geestelijke naar God kan worden voortgezet zoals het in Zijn heilsplan is voorzien van eeuwigheid.
Amen
BD.8715
4 januari 1964
Veel voorkomende vraag: Waarom liet de God van liefde een mens zo lijden?
U mensen zult u niet de uitwerking van uw oerzonde kunnen voorstellen, wanneer ze niet zou hebben kunnen worden uitgewist. Steeds weer zeg Ik het ook, dat u slechts in staat bent iets te begrijpen wat beperkt is, maar dat de uitwerking van zo’n oerzonde zonder beperking zou zijn, omdat mijn wetten eeuwig niet omver kunnen worden geworpen. En een zonde die tegen Mij werd begaan, die zo groot en zwaar was als de afval van Mij tegen beter weten in, moest volgens goddelijke gerechtigheid een net zo ontzettend gevolg hebben, die voor de wezens bestond uit een eeuwig onheil, uit een staat van eeuwige kwellingen en duisternis.
Dus ontelbare wezens zou deze toestand te wachten staan, omdat mijn gerechtigheid niet eenvoudigweg een schuld kon schrappen die niet verzoend was. Maar deze wezens waren zelf niet in staat hiervoor boete te doen, de schuld goed te maken, want het ging er niet alleen om dat die wezens een mate van straf ondergingen en daarmee de zondenschuld zou zijn uitgewist geweest, het ging er veeleer om dat deze wezens gezondigd hadden tegen de Liefde zelf en dat een zich reinigen van de schuld daarom weer alleen uit een werk van liefde kon bestaan.
Het ging erom dat die wezens de liefde in zich moesten laten ontbranden, ze dan de grootte van hun schuld moesten inzien en in innige liefde Mij moesten aanroepen om vergeving. Maar daartoe waren de gevallen wezens niet meer in staat, want ze waren geheel zonder enige liefde. En deze onmetelijke schuld aflossen konden ze evenmin, omdat ze, als volledig verhard, hun zelfbewustzijn hadden verloren en er dus geen bewuste verbinding meer met Mij bestond. Iets wat geschapen was om te leven had de dood gezocht en was niet in staat uit eigen kracht naar Mij terug te keren.
Nu kon Ik dit dode vanuit mijn liefde, wijsheid en kracht wel weer opwekken tot een geringe mate van leven, maar de oerzonde bleef bestaan, die het wezen eindeloos ver van Mij verwijderd hield. En voordat deze schuld teniet was gedaan, bestond er geen totale terugkeer naar Mij. En wederom was geen der gevallen wezens daartoe in staat, omdat ze geheel zonder liefde waren. Dit alles voorzag Ik sinds eeuwigheid en Ik zou toch niet de afval van de wezens van Mij hebben kunnen verhinderen, wilde Ik hen de vrijheid van wil niet afnemen. Maar Ik voorzag ook sinds eeuwigheid een weg waarover deze gevallen wezens naar Mij konden terugkeren en Ik ontwierp een plan om ze terug te voeren en realiseerde dit ook.
En aan de uitvoering van het heilsplan van eeuwigheid nemen alle bij Mij gebleven wezens deel, die daarin hun gelukzaligheid vinden. Deze zijn voortdurend door mijn liefde doorstraald en in het volledige bezit van licht en kracht. En hun liefde drijft hen onophoudelijk ertoe hulp te verlenen aan het gevallen geestelijke, dat door de met het doel van de terugvoering ontstane scheppingswerken heen gaat. Hun liefde spoort hen zelfs aan scheppend en vormend bezig te zijn, om vormen te creëren voor het gevallen geestelijke, dat de weg door de schepping gaat. En zo bereikt dit ook de graad van rijpheid, waarin het opnieuw vrij kan beslissen. En toch is de grote oerschuld van hen niet goed gemaakt en kan ook eeuwig niet worden goedgemaakt, omdat die wezens zonder liefde zijn, die ze eens vrijwillig weggaven. En daarom bood zich een lichtwezen aan om deze schuld vrijwillig te delgen, omdat het vol van liefde was en de liefde alles op zich neemt om gelukkig te maken en te helpen waar ze ellende en leed ziet.
Zou u mensen nu de grootte van de oerschuld kunnen overzien, dan zou u ook begrijpen waarom voor het teniet doen van die schuld een mate van lijden moest worden verdragen die ver boven de menselijke kracht uitging. Die ook nooit een mens zou hebben kunnen verdragen wanneer de liefde hem niet de kracht zou hebben geschonken, want de liefde is kracht en alleen de liefde verdroeg deze pijnen en smarten, dit lijden, dat de mens Jezus vrijwillig op zich had genomen.
Hij was van alles op de hoogte en dus ook van de hopeloosheid en wanhoop van het gevallene om ooit tot God en de gelukzaligheid terug te kunnen keren wanneer de schuld niet werd goedgemaakt. Hij bood zich als lichtgeest aan om het verlossingswerk te volbrengen, want als lichtwezen kon Hij in Zijn volle omvang beseffen wat Hem te wachten stond, maar de liefde was groter dan het lot dat Hij als mens tegemoet ging. Want het lichtwezen wist zich voortdurend met Mij verbonden en het wist ook dat het door Mij voortdurend van kracht zou worden voorzien, omdat liefde mijn oerwezen is en Ik dus met mijn oerwezen in de mens Jezus ben geweest. Wel droeg de “mens” Jezus een onvoorstelbare mate van lijden en smarten, maar tegenover de grootte van de oerschuld van de ontelbare wezens was zo’n overmaat van lijden nodig om voor mijn gerechtigheid genoegdoening te bieden waar niet omheen kon worden gegaan – Ik anders uit erbarmen de schuld zou hebben doorgestreept uit overgrote liefde.
De ongelukkige staat van de gevallen wezens was een eeuwigdurende toestand zonder de daad van het verzoeningsoffer. Maar al het lijden van Jezus was van tijdelijke aard en Jezus bood Mij dit offer gaarne aan, omdat Hij daarmee de hele wereld verloste van de oerschuld, ofschoon het tijdstip van zijn verlossing ieder wezen zelf bepaalt door zijn wil. Jezus is de dood aan het kruis gestorven voor alle mensen uit het verleden, de tegenwoordige tijd en de toekomst en Zijn onmetelijk lijden heeft alle gevallen wezens de vergeving van hun oerschuld opgeleverd. Ieder wezen kan nu de weg betreden die terugvoert naar Mij, door Zijn overgrote liefde is ook weer de mogelijkheid gegeven dat de mensen zelf de liefde in zich ontsteken, dat ze hun wezen veranderen en de vereniging met Mij kan plaatsvinden, die zonder de delging van de oerschuld onmogelijk was.
Amen
BD.8716
5 januari 1964
De ware vertegenwoordigers van God zijn door Hem zelf aangesteld
Wie zich vrijwillig aanbiedt om Mij te dienen, die heeft al een zekere graad van liefde bereikt, die nu ook de voorwaarde verschaft, bruikbaar te zijn voor de dienst in mijn wijngaard. En zo kunt u allen, die serieus de wil hebt om voor Mij en mijn rijk werkzaam te zijn, er ook van overtuigd zijn dat Ik uw dienst aanneem.
Nu geven zich echter veel mensen uit als “dienaren van God” – maar ze zijn het toch niet, omdat hun juist die voorwaarden ontbreken die een gezamenlijk werken met Mij waarborgen. Maar voor u mensen is het niet altijd makkelijk onderscheid te maken, het is niet altijd makkelijk mijn ware dienaren te herkennen want ook de anderen spreken met mooie woorden.
Maar zij hebben geen persoonlijke opdracht van Mij. Zij geven zich weliswaar als mijn dienaren uit, maar zijn toch niet door mijzelf tot hun dienst aan Mij aangesteld. En alleen de ware dienaar die Ik zelf in zijn ambt heb aangesteld zal inzien wie in mijn naam spreekt, wie in waarheid werkzaam is voor Mij en mijn rijk. Hij herkent ieder die Mij evenzo dient daaraan, dat ook deze een levende verbinding met Mij tot stand heeft gebracht. Dat ook hij Mij als God van liefde, als Vader ziet, met wie hij als kind rechtstreeks in verbinding kan treden.
Maar meestal zoeken de mensen – en ook zij die menen aangesteld te zijn de mensen te leiden – Mij nog heel in de verte. Zij staan dus zelf nog ver van Mij af en de innige vertrouwde verbinding met Mij brengen zij niet tot stand. En daarom kan ook dat niet plaatsvinden wat een ware, door Mij zelf aangestelde dienaar kenmerkt: Dat hij rechtstreeks door Mij onderwezen wordt, dat hij iedere opdracht direct van Mij ontvangt dat hij vanuit een innige band mijn aanspreken verlangt en dan ook de zuivere waarheid van Mij ontvangt.
Wat nu nog in de wereld bestaat, alle geestesstromingen, kerkelijke instanties en organisaties, dat alles kan alleen nog maar als margewerk worden beschouwt waar de harde kern aan ontbreekt namelijk de zuivere waarheid. Toch zijn er overal in en buiten deze organisaties mensen die deze innige verhouding met Mij tot stand brengen, en daardoor in een rechtstreeks contact door Mij kunnen worden ingelicht. Maar zij zullen geen succes hebben bij hun medemensen want dezen zullen of nog te zeer aan hun geestesrichting gebonden zijn en te weinig weerstandsvermogen hebben om zich openlijk uit te spreken als zij de waarheid er van hebben ingezien – of, zij worden vervolgd en het werken voor Mij en mijn rijk wordt hun belemmerd. Want de macht van hem die mijn tegenstander en vijand is, is groot, maar ze is hem door de mensen zelf verleend omdat zij allen blinde meelopers zijn, die zonder nadenken gedachteloos alles aannemen wat hun wordt voorgezet – en dit dan niet meer los willen laten. Daarom is het aantal van mijn ware vertegenwoordigers op aarde niet erg groot, maar zij alleen wandelen in de waarheid en kunnen deze daarom ook doorgeven.
Als de mensen zich maar eens zouden afvragen of zij werkelijk in de waarheid wandelen – en als zij dan in verlangen naar de waarheid Mij innig zouden bidden om verlichting van hun geest! Maar het is hun meestal onverschillig wat zij geloven en zij nemen ook geen standpunt in tegenover de geestelijke leringen die hun gebracht worden. En zij weten niet hoe de uitwerking van die onverschilligheid op hun zielen is, die de gevolgen moeten dragen als zij het rijk hierna ingaan.
Het zijn er nog maar weinig die voor Mij en mijn naam arbeiden, maar door dezen breng Ik de zuivere waarheid naar de aarde – en maak haar toegankelijk voor ieder mens die maar serieus naar de waarheid verlangt. Maar Ik dwing niemand haar aan te nemen, zoals Ik ook geen mens onvermijdelijk ertoe breng de zuivere waarheid rechtstreeks van Mij aan te nemen. De vrije wil beslist alles, en die tast Ik nooit aan. Deze vrije wil geeft u ook de verklaring waar u om vraagt, namelijk waarom Ik zo’n misvorming van de waarheid heb toegelaten.
Ieder mens kan de liefde in zich doen ontvlammen en haar steeds helderder laten oplichten. En deze liefde zal dan ook het licht van het inzicht uitstralen. En heeft hij nu de wil in de waarheid te wandelen, dan zal hij ook het knoeiwerk van mijn tegenstander, die altijd probeert de waarheid te ondermijnen, herkennen. Hij zal dan tot mijzelf komen en van Mij opheldering verlangen – die Ik hem dan ook zeker laat toekomen.
En zo zullen de mensen die bereid zijn tot liefde en in de liefde werkzaam zijn, de misvormde leren tegen de borst stuiten en de waarheid gaarne en verlangend aannemen. En een liefdevol mens zal altijd mijzelf vóór alle kerkelijke organisaties plaatsen, onverschillig welke geestelijke richting zij vertegenwoordigen. Hij zal altijd eerst de weg tot Mij nemen en zich dus aansluiten bij de kerk die Ikzelf op aarde heb gesticht – en die op een levend geloof, dat afhangt van een leven in liefde, is opgericht.
Tot deze kerk moet u mensen allen behoren, want deze kerk is de alleen zaligmakende kerk. Deze kerk is een geestelijke gemeenschap van alle gelovigen en haar leden kunnen uit alle geestelijke richtingen komen. Zij behoeven alleen de geboden na te komen die Ik zelf op de aarde gegeven heb, namelijk de geboden God lief te hebben en de naaste. En dan zullen zij ook tot een levend geloof komen en ze zullen het werken van mijn geest in hen mogelijk maken, dat het kenmerk is van de kerk die Ik op aarde stichtte.
Geloof het toch mensen, dat Ik u alleen beoordeel naar de graad van uw liefde, geloof het, dat de liefde u ook verzekert van wijsheid – inzicht – het weten dat met de waarheid overeenstemt. En waar dit werken van de geest niet aan te treffen is, daar bevinden zich ook mijn ware vertegenwoordigers niet, daar zijn geen dienaren die Ikzelf heb aangesteld en geïnstalleerd in hun leerambt. Want zij bezitten geen gaven om te onderwijzen omdat zij ze niet rechtstreeks van Mij kunnen ontvangen. Zij bedienen zich alleen van wat mijn tegenstander altijd weer met dwaling vermengd heeft, wat nu niet meer als zuivere waarheid te bestempelen is.
Want bedenk dat Ikzelf u de belofte gaf u bekend te maken met de waarheid door mijn geest. En vraagt u zich af waarom Ik die belofte gegeven heb, daar Ikzelf u toch de waarheid gebracht had toen Ik als mens Jezus op aarde leefde. Uit deze woorden zult u reeds kunnen opmaken dat Ik wist dat de waarheid niet lang zuiver zou blijven onder de mensen en dat Ik dit niet verhinderen kon – als Ik de wil van de mensen niet onvrij wilde maken.
Maar Ik heb u ook beloofd de zuivere waarheid te zenden omdat Ik weet, dat u alleen door de waarheid zalig kunt worden – en omdat Ik ook de toestand ken van diegenen die met onjuiste ideeën over het geestelijke het rijk hierna ingaan. Want om zalig te kunnen zijn moet u zelf waarheid kunnen uitdelen aan hen die zich nog in de duisternis van geest bevinden. Daarom moet u eerst zelf de waarheid bezitten, en uzelf geheel vrijmaken van verkeerde opvattingen over het geestelijke.
Want eens zult u begrijpen dat in deze stoffelijke wereld de toestanden nooit zo verward zouden kunnen zijn, als het licht van de waarheid de mensenharten en daarmee ook harten van de christenen zou vervullen. En uit deze toestand op aarde kunt u het lage geestelijke peil van de mensen concluderen, dat alleen in de liefdeloosheid, en als gevolg daarvan in de geestelijke blindheid, zijn oorzaak heeft.
Wie dus het licht bereiken wil, voor die zal het ook schijnen. Wie echter in de duisternis wil blijven, diens wil zal ook geëerbiedigd worden – maar zijn lot zal dan later smartelijk zijn.
Amen
BD.8717
6 januari 1964
Hernieuwde verwijzing naar catastrofen en oorlog
Buitengewoon zal de komende tijd u belasten, want het wereldgebeuren treedt een nieuwe fase in. De onrust onder de volken neemt toe, ieder ziet in de ander de vijand en er wordt niets serieus ondernomen om vrede te stichten ofschoon alle mensen ernaar verlangen. Maar het materialisme is de drijfkracht van alle plannen en voornemens, en iedereen probeert het grootste voordeel te behalen. Maar geen mens is rechtvaardig in zijn denken en gezindheid en door goede gevoelens gedreven en de slagen van het lot versterken de angst en onrust. Want op elke wijze probeert God zich zelf nog aan de mensen kenbaar te maken, omdat alleen het geloof in Hem en Zijn macht het ware tegenwicht is voor alle nood en lijden die u mensen tegemoet gaat.
En daarom zullen ook de natuurcatastrofen toenemen, opdat een hogere Macht erkend wordt. Want wat van mensen uitgaat, zal steeds de haat tegen elkaar versterken, maar niet tot een geestelijke bezinning leiden. De liefdeloosheid neemt vormen aan die spoedig niet te overtreffen zijn. En de toestand van onderlinge strijd tussen de mensen zal bijgevolg steeds vastere vorm krijgen. Het zal alles behalve vrede onder de mensen zijn, ofschoon de grote brand nog niet ontstoken is, die echter niet uitblijft. De mensen zelf gaan onverschillig door het leven en slechts weinige denken er over na dat deze toestand niet lang zal kunnen bestaan. Maar meestal hebben juist de verantwoordelijken een verblinde geest. Er wordt veel gepraat, maar toch zijn het slechts lege woorden waarop geen daden volgen. Want de nood op aarde wordt niet afgewend waar ze duidelijk zichtbaar is. En omdat dus het gebod van de naastenliefde onvervuld blijft kan ook de geestelijke toestand niet goed zijn, ofschoon deze mensen in aardse welstand leven en schijnbaar niets behoeven te ontberen. De zielen lijden weliswaar gebrek, maar toch zijn de mensen niet ontvankelijk voor geestelijk onderricht dat de zielen tot ware voeding dienen zou.
De mensen moesten met open ogen om zich heen kijken en hun eigen leven ernstig bekritiseren. Dan kunnen zij ook dat wat nog komt leren begrijpen en ook met een juist inzicht de gebeurtenissen kunnen volgen, die weliswaar altijd werden aangekondigd, maar die nu pas aan betekenis winnen in het aangezicht van de zware noodtoestand van hen die daar direct door getroffen worden. Maar het is de tijd van het einde. En omdat de mensen geen geloof meer hebben zijn overgrote beproevingen nodig om ze nog wakker te schudden. Daardoor kunnen enkelen nog het geloof terugwinnen in een God en Schepper aan wie zij hun bestaan te danken hebben en tot nadenken aangespoord worden over wat deze God en Schepper er toe bewogen heeft en welk doel Hij voor ogen heeft gehad hen te scheppen. Voor u mensen gaat het om leven of dood, om grote zaligheid of kwelling en pijn, om het hoogste licht of om de diepste duisternis. En wie dus leven wil, wie zalig wil zijn en voor eeuwig in het licht wil staan moet ook de wil vervullen van zijn God en Schepper. Hij moet deze wil trachten te ervaren en zo een leven leiden in liefde tot God en zijn naasten. Maar gelooft hij niet in een God, dan is zijn hele leven nutteloos. Hij overtreedt voortdurend de wet van de goddelijke ordening. En de wetten van de goddelijke ordening omver te stoten heeft altijd een chaos tot gevolg en deze chaos gaat u mensen nu onherroepelijk tegemoet.
Het zal niet alleen een geestelijke uitwerking op u hebben, maar ook de wereld zal in al haar voegen kraken. Steeds weer zullen u berichten bereiken van catastrofen, ongelukken en ander onheil, want er zal geen rust en vrede meer zijn in een wereld die zonder enige liefde en enig geloof is. Wie echter onder de mensen de weg tot God gevonden heeft, wie zijn best doet Zijn geboden van liefde te vervullen en zich aan Hem overgeeft naar geest en waarheid, wie tot Hem bidt en om Zijn bescherming vraagt, die zal deze ook zeker mogen ervaren. Want die mensen behoren tot Zijn kleine kudde, die volharden zullen tot het einde. Die in het geloof niet wankelen, die elkaar trouw blijven en God diep in hun hart dragen en daarom op het einde weggenomen worden, wanneer ze niet al van tevoren opgeroepen worden in Zijn rijk wanneer dat volgens Zijn wil is.
Steeds weer wordt u opmerkzaam gemaakt op dat wat voor u ligt en steeds dichterbij komt. En al bent u ook klein in geloof, u zult het niet kunnen afwenden en u kunt er met volste zekerheid van op aan wat u wordt verkondigd. Want het gaat erom dat de mensen zullen ondervinden dat alles voorzien is in het heilsplan van eeuwigheid, dat alles afhankelijk is van Gods wil, Die wel in Zijn liefde en wijsheid handelend werkzaam is om het werk van terugkeer tot Hem te verwezenlijken en dat doel ook eenmaal bereikt.
Amen
BD.8722
11 januari 1964
Ongeloof in het aangesproken worden door God
U zult in de waarheid wandelen, als u zich door Mij laat onderrichten. U, mensen weet echter meestal niets van zo’n gebeuren, wat toch zo begrijpelijk is daar Ik als Vader steeds zal spreken tot mijn kinderen – als zij zelf maar gewillig zijn naar Mij te luisteren. En u zult dan ook nooit hoeven te vrezen dat u dwaling wordt toegezonden, want Ik ben zelf de Waarheid. U moet zo’n groot genadegeschenk mijnerzijds ook dankbaar aannemen en er gebruik van maken, daar u anders niet met een weten bedeeld kunt worden dat u een inzicht verleent in alle gebieden.
Daarom kan Ik altijd ook alleen die mensen met mijn gaven bedenken die Mij de zekerheid geven dat zij de geestelijke leringen op de juiste wijze benutten, dat zij ze zelf in hun hart opnemen en dan ook zorg dragen voor de verbreiding ervan – naar hun beste willen en kunnen. Daarom verplicht het in ontvangst nemen van mijn woord van boven de ontvanger tot het doorgeven van dat wat hem van Mij wordt toegestuurd en wat de medemens nodig heeft voor het uitrijpen van zijn ziel. De ontvanger van mijn woord kan er dan ook zeker van zijn dat hij op iedere mogelijke wijze bij Mij steun zal ondervinden, die waarlijk weet hoe dringend nodig het is dat de mensen kennis nemen van mijn woord, daar zij zowel kracht als ook licht nodig hebben – en beide hun in de vorm van mijn woord wordt aangeboden.
Doch ook moet de medemens bereid zijn mijn kostelijke geestelijke gaven die u hem aanbied, aan te nemen.En zo is het ook bij hem afhankelijk van de vrije wil of er ook voor hem zegen uit voortvloeit – of ook hij licht en kracht ontvangt en opwaarts gaat in zijn ontwikkeling.
Menig mens met ware honger zal het geestelijke brood genieten en zich laven aan het levend water, en deze zal waarlijk ook de kracht aan het woord ontlenen en zijn ziel zal uitrijpen. Voor anderen zal het slechts lectuur zijn die meer met het verstand dan met het hart wordt opgenomen. Maar aan dezen kan dan niet dezelfde graad van licht en kracht toestromen – omdat hun wil niet anders wenst dan zich kennis eigen te maken, dat dan echter net zo goed wereldse kennis genoemd kan worden, zelfs al heeft het een geestelijke inhoud. Doch de ziel gebruikt deze niet tot haar heil omdat alleen het menselijk verstand zich er mee bezig houdt – dit kiest weliswaar geestelijke thema’s, omdat het door de ziel innerlijk daartoe wordt aangespoord – maar het bezorgt de ziel niet dat wat ze aan geestelijke spijs nodig heeft.
Ik echter weet in welke nood de zielen die op aarde leven zich bevinden, als hun niet duidelijk bijstand van mijn kant wordt verleend. En juist daarom tracht Ik de zielen aan te spreken op vaderlijke wijze, opdat zij zich als kinderen voelen en Mij dan ook vertrouwelijk tegemoet komen. Dan kan Ik ze ook spijzigen met het brood des hemels en Ik kan hen naar de Bron leiden waar zij het levende water kunnen putten.
De onwetendheid van de mensen dat er goddelijke openbaringen plaatsvinden, is reeds een bewijs hoe ver zij nog van Mij, hun Vader verwijderd zijn en dat zij nog niet de ware verhouding – als van een kind tot Mij – tot stand hebben gebracht. Want door de ware band met Mij schijnt het hun heel vanzelfsprekend toe dat zij met Mij, de Vader, spreken kunnen. En mijn kinderen luisteren naar wat Ik hun vertel. Altijd is de wil maatgevend om nauw met Mij verbonden te zijn en door Mij aangenomen te worden als kind – dat door de Vader altijd gelukkig gemaakt wil worden.
Maar daartoe behoort het vaste geloof in Mij als zijn God en Schepper, die als Vader Zijn kinderen met Zijn liefde gelukkig wil maken. Dan zal ook de mens de gedachte aannemelijk voorkomen dat de Vader van gedachten wisselt met Zijn kind, en dan zal dit begrip hebben voor goddelijke openbaringen – en ze ter harte nemen als de enige waarheid.
Dit is de eenvoudigste weg om tot Mij terug te keren als mens in dit aardse leven, want wordt deze weg ingeslagen, dat de mens zich met Mij verbindt, dan neem ook Ik – de Vader – geheel bezit van hem en sta hem nooit meer af aan de tegenstander. Want dan heb Ik recht op het eens door Mij geschapen wezen omdat het zich weer bij Mij wil aansluiten – en Mij weer als zijn God en Vader erkent.
Daar echter het einde nabij is, gelooft bijna geen mens eraan dat God zelf zich openbaart – hij beziet Mij als een heel ver afstaand Wezen, als hij tenminste nog gelooft aan een Macht, die hem het leven gaf. En toch probeer Ik het vertrouwen te winnen van het eens door Mij geschapen wezen – dat het zich “als kind aan Mij overgeeft” – en zo de verbinding tot stand brengt die nodig is om mijn liefdevolle woorden te horen. Dan hangt het alleen van de mens zelf af hoe hij mijn goddelijke openbaringen opneemt en benut. Maar omdat hij ze ontvangt, verzekert dit hem ook licht en kracht, die nooit zonder uitwerking zullen zijn.
Dat Ik tot hem spreken kan bestempelt hem ook als een dienaar in mijn wijngaard, en dan zal hij ook iedere opdracht die Ik hem nu opdraag nauwgezet uitvoeren. Hij zal niet meer als gescheiden van Mij op aarde leven maar met Mij als mijn knecht werkzaam zijn en steeds weer als mijn kind worden aangesproken, dat door de Vader innig geliefd wordt en dat ook diens liefde beantwoordt. Dan kan niets meer het kind van zijn Vader scheiden, want dan heeft de mens het doel bereikt waarvoor hij op aarde leeft hij is en blijft dan met Mij – de Vader – verbonden tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.8723
12 januari 1964
Het belijden voor de wereld in de laatste geloofsstrijd
Steeds weer wordt u opheldering gegeven, wanneer u nog in onjuist denken verkeert, wanneer u nog niet het ware licht bezit, wanneer u de waarheid nog ontbreekt. En steeds zijn het gebieden die alleen de geest in u kan ontsluiten, omdat verstandelijke resultaten niet te bewijzen zijn en daarom ook vaak veranderen. Maar de geest zal u in alle waarheid leiden, zoals Ik het u heb beloofd. Wanneer u nu aanneemt dat mijn tegenstander machtiger is dan Ik, omdat hij in de laatste tijd heel duidelijk aan het werk is en veel meer successen behaalt dan Ik in de strijd om de zielen der mensen, dan denkt u toch verkeerd, want zijn macht is alleen het resultaat van uw vrije wil.
Dus zou men eerder kunnen zeggen: u bent sterker dan Ik, omdat Ik uw vrije wil niet aantast. Ik ken echter ook de afloop van al datgene wat u mensen gezamenlijk met de vorst der duisternis nog uitvoert tot aan het einde.
En daarom laat Ik hem en u de vrije loop, maar zegevieren zal geen van u. Integendeel, u zult de verschrikkelijke gevolgen van de wantoestand moeten dragen, omdat mijn macht dan toch in actie komt, wanneer mijn tegenstander de grens van zijn bevoegdheid heeft overschreden.
Alleen de diep gelovige mens zal op de hoogte zijn van alle samenhang en ondanks alle uiterlijke schijn onwankelbaar geloven in mijn liefde, wijsheid en macht. Alle anderen zullen twijfelen aan een God van liefde en kracht, omdat ze het optreden op de voet kunnen volgen van diegene die tegen Mij en tegen alle geloof is. En er zal ook een sterk geloof voor nodig zijn om in deze tijd stand te houden, want het doen en laten van de tegenstander zal een omvang aannemen die hem heel duidelijk doet herkennen. Maar de mensen houden hun ogen gesloten en zijn gewillig tegenover hem, wat hij ook van hen verlangt.
Dan zal dus de geloofsstrijd ontbranden.
En dit is de tijd die is aangekondigd in woord en geschrift. De tijd dat u zich openlijk tegenover de wereld voor Mij of voor hem zult moeten uitspreken.
En deze openlijke bekentenis vraag Ik van u. En u zult dan niet kunnen zeggen dat een innerlijk erkennen van Mij zelf voldoende is, want Ik zelf heb het u gezegd: “Wie Mij voor de wereld belijdt, die zal Ik ook voor de Vader belijden”. En dat is steeds alleen zo op te vatten, dat u openlijk voor Mij op zult moeten komen wanneer deze beslissing van u wordt geëist. Het is de laatste, wel erg zware geloofsproef, die echter de mijnen ook zullen doorstaan, want ze zullen ook de kracht van Mij ontvangen. Ze zullen daarom al het ongemak op zich nemen, omdat ze standvastig zijn in de waarheid en weten waarom het gaat.
Doch die geen levend geloof hebben, die niet behoren tot de kerk die Ik zelf op aarde stichtte, van hen zal het geloof schipbreuk lijden. Ze zullen niet standhouden wanneer een openlijk belijden van hen wordt geëist. Ze zullen Mij verloochenen en ze zullen zich er niet mee kunnen verontschuldigen dat ze in hun hart in Mij geloven, want deze openlijke getuigenis zal de mens pas de kracht geven om vol te houden tot aan het einde. Het zal ze als de mijnen bestempelen, die Ik zelf naar het rijk van de vrede zal halen.
En u allen zult deze moed om te belijden moeten opbrengen, wilt u daar ook de hoogste beloning voor in ontvangst nemen: op de nieuwe aarde te leven in gelukzaligheid en vrede, waar geen leed en geen vrees u meer terneerdrukt. En deze moed om te getuigen zal ook worden opgebracht door ieder die door een leven in liefde tot een levend geloof en tot de waarheid is gekomen, terwijl de dode christenen zullen falen, zelfs wanneer ze hoge en allerhoogste ambten bekleden in kerkelijke organisaties, maar die toch meer werelds zijn gericht en dwaalleren verkondigen en daarom geen kracht opbrengen om weerstand te bieden. En dan zal het werkzaam zijn van mijn tegenstander wel openlijk aan het licht komen en de mensen zullen twijfelen aan de macht van een God, omdat die andere macht veel sterker lijkt.
Het is echter slechts een kleine kudde die Mij trouw zal blijven en daarom is ook het einde onherroepelijk gekomen, want het merendeel der mensen bestaat uit duivels, die geen recht meer hebben de aarde te bewonen, die weer in de diepste duisternis worden gestort en daar opnieuw de weg van hun positieve ontwikkeling moeten beginnen, omdat er anders geen verlossing meer mogelijk is. En u mensen zult u daarom ook hier in het juiste denken moeten ophouden. U zult moeten weten dat ook dit een bewuste misleiding door mijn tegenstander is, wanneer hij u wil laten geloven dat een innerlijke getuigenis voor Mij voldoende is wanneer van u de beslissing wordt geëist. U zult open en duidelijk moeten zijn en Mij belijden voor de wereld, daar u anders zult falen in de laatste strijd op deze aarde.
Amen
BD.8726
15 januari 1964
Opdracht van de ontvangers van het woord: reiniging van de misvormde leer van Christus
In alle noden zult u bij Mij kunnen komen. Aards en geestelijk wil Ik u bijstaan, opdat u zich nooit eenzaam en verlaten zult voelen, maar steeds de zorg van mijn liefde ondervindt, die allen omvat die hun best doen mijn wil te vervullen. En u zult zich door het hart heen aangesproken voelen. U zult mijn raadgevingen als gedachten gewaarworden, waarmee u het innerlijk eens zult zijn, die u graag zult willen en dan ook zult kunnen verwezenlijken, omdat het mijn innerlijke instructies zijn, die naar u uitgaan. En evenzo zal Ik u het juiste gevoel om af te weren in het hart leggen, voor datgene wat niet met mijn wil overeenstemt, steeds vooropgesteld dat u innerlijk met Mij bent verbonden en vraagt om mijn leiding en hulp. Want Ik wil bij alles wat u gaat ondernemen gevraagd worden om mijn zegen en bijstand, maar dan kunt u hier ook op rekenen.
Het is een ongewone opdracht, die je voor je aardse leven werd opgelegd: de zuivere waarheid van Mij in ontvangst te nemen en ze onbedorven door te geven; daardoor de dwaling bloot te leggen, die door inwerking van mijn tegenstander is binnengeslopen, en alles te doen, wat er toe bijdraagt mijn al geheel misvormde leer te zuiveren. Deze taak eist een steeds klaarstaande wil en standvastigheid, want een dienaar die zo’n taak vrijwillig op zich heeft genomen, worden de grootste hindernissen en moeilijkheden in de weg gelegd, omdat het een bijna onmogelijke onderneming is tegen de grote dwaling op te treden, waaraan de massa’s al ten prooi zijn gevallen en die ook van machtige zijde beschermd en verdedigd wordt als waarheid van God. Geloof me, dat het licht helder moet stralen, wanneer het zo’n donkerte moet doorbreken, zoals ze nu over de aarde ligt. En daarom moet er van Mij uit het helderste licht uitgaan, dat een grote uitstraling heeft. Een licht waarin elke dwaling wordt blootgelegd en dat zo sterk straalt, dat het niet gedoofd kan worden.
Maar mijn lichtdrager moet zich afschermen tegen alle verblindende schijnlichten, tegen onnatuurlijke straling van buiten af. Hij zelf mag niets verkeerds bij zich binnen laten komen, wat de lichtsterkte van mijn eeuwig Licht van Waarheid zou kunnen afzwakken. Hij moet de geestelijke rijkdom, die als een waar licht van boven naar beneden naar de aarde werd gestraald, zorgzaam behoeden voor elk toestromen uit een andere bron. Want dat ene zult u moeten weten, dat er wel steeds weer (opname-)vaten zijn geweest, wier wil goed was en die zich inspanden de waarheid te doorgronden en deze dan te verdedigen als waarheid tegenover de medemensen, maar dat het verstand daarbij ook actief was en geen zuiver werkzaam zijn van de geest toeliet en dat daardoor steeds weer nieuwe geestesrichtingen ontstonden, die alle wel een kern van waarheid kunnen laten zien en toch niet als zuivere waarheid konden worden bestempeld. Daarom openbaar Ik mezelf steeds weer, omdat Ik de duisternis ken die over de aarde ligt. Alleen door mijn rechtstreekse openbaringen, alleen door het werkzaam zijn van mijn geest in u, wordt u de zuivere waarheid toegestuurd, waarvoor u nu echter ook zult moeten opkomen en ze beschermen tegen elke vermenging met vreemde geestelijke leren.
Maar wie mijn woord zelf van Mij ontvangt, moet er zich serieus voor inzetten in het besef, dat hij van Mij alleen maar de zuiverste geestelijke leringen kan ontvangen. Dan moet hij ook ijverig werkzaam zijn voor Mij, doordat hij deze goddelijke lering onveranderd aan zijn medemensen doet toekomen en zich ook van elke tekstverklaring onthoudt, want zijn verstandelijke werkzaamheid kan alweer leiden tot veranderingen, die niet in overeenstemming zijn met mijn openbaringen, tenzij de mens spreekt in mijn naam voor Mij en mijn rijk, zodat Ik hem de woorden in de mond leg. Dan hoeft hij niet bang te zijn er eigen gedachten tussen te voegen, die mijn openbaringen tegenspreken. En zo geef Ik ook een ieder van mijn medewerkers die taak, die hij moet vervullen. Ik zet ieder op de plaats, waar hij voor Mij werkzaam kan zijn. Toch is de graad van rijpheid van mijn dienaren op aarde verschillend. En overeenkomstig daarmee zijn ook mijn openbaringen verschillend van aard, echter niet afwijkend van elkaar wat hun waarheidsgehalte betreft.
En evenzo zijn ook de verschillende ontvangers al naar gelang hun toestand van rijpheid voor hun werkzaamheid bestemd. Ze zullen steeds gunstig op hun omgeving kunnen inwerken en ook hun eigen geestelijk inzicht tegenover de medemensen gebruiken. Dus zullen ze ook “licht uitstralen”. Maar weer op een andere manier dan het jouw opgave is: de thans bestaande leer – die zij de naam “leer van Christus” geven – te reinigen van alle leugen en bedrog, van alle dwaling die is binnengeslopen en die ook grote geestelijke nood heeft veroorzaakt, waarin de mensheid in de eindtijd zal wegkwijnen. Want er straalt geen waar licht meer, waarin de mensen de weg naar Mij vinden. Ze gaan duistere wegen, die naar de afgrond voeren en er is een helder stralend licht nodig, dat binnenstraalt in de donkerte. Deze taak is groot en geweldig, maar die zal van Mij uit elke ondersteuning ondervinden, als mijn wil maar wordt vervuld, wanneer maar op alle voorwaarden acht wordt geslagen, die Ik steeds weer stel, die een waar licht garanderen: dat mijn dienaar zelf de zuivere waarheid begeert. En daar hoort ook bij, dat hij ze beschermt tegen elke bijkomstigheid, die hem niet rechtstreeks van Mij uit is toegestroomd. Begrijp het, u mensen, hoewel Ik uw beoordelingsvermogen scherp, dan zult u toch niet de wegen van mijn tegenstander kunnen volgen, die vaak onder het mom van een lichtengel u tegemoet treedt en u weer zijn geestelijke leringen aanbiedt, omdat hij steeds probeert de waarheid te ondermijnen en zijn macht in de eindtijd bijzonder groot is. En omdat u van zijn aanvallen niet helemaal zeker bent, zolang u als mens over de aarde gaat, zo weersta alle verzoekingen, mijn zuivere geestelijke leer te vermengen (met eigen bijzaken). Laat het u voldoende zijn, wat Ik zelf u bied en ga niet in op een gemeenschap, die een vermenging met andere geestelijke leringen als doel heeft, zelfs wanneer het volgens uw oordeel niet tegen de waarheid is gericht. En denk er steeds aan, dat Ik zelf u alles geef wat u nodig hebt en dat u niet nodig hebt datgene wat Ik u niet geef. Denk eraan, dat het mijn tegenstander gemakkelijk lukt verwarring te stichten, wanneer hij maar één verkeerd woord in de zuivere waarheid kan brengen. Want er speelt zich een hardnekkige strijd af tussen het rijk van het licht en dat van de duisternis. Maar van Mij gaat alleen de zuivere waarheid uit en deze zult u zuiver moeten houden met al uw krachten en Mij alleen uw wil schenken en u zult dan ook alles doen, wat overeenstemt met mijn wil.
Amen
BD.8727
16 januari 1964
Openlijke getuigenis in de geloofsstrijd
U allen die de tijd van de geloofsstrijd meemaakt, zult aan eisen zijn blootgesteld, wanneer het erom gaat te beslissen of u voor of tegen Mij bent. Want u zult een openlijke getuigenis moeten afleggen en dat betekent dat u Mij óf helemaal zult moeten loochenen óf overtuigd voor Mij moet opkomen. En men zal u met harde middelen dwingen te beslissen, die u zult vrezen wanneer u niet zo’n sterk geloof in Mij bezit dat u zich vol vertrouwen steeds alleen aan Mij vasthoudt en Ik ook uw geloof niet zal beschamen. Juist deze geloofsstrijd moet nog worden uitgevochten voor het einde, omdat dan pas de scheiding plaatsvindt van de “bokken en de schapen”, omdat dan de schare der mijnen zal blijken, die mijn tegenstander niet aan het wankelen zal brengen omdat ze het levende geloof bezitten en niet slechts vormchristenen zijn die in de laatste strijd zullen falen.
Weliswaar zullen de dwangmaatregelen van de vijand zulke vormen aannemen dat de mensen menen te moeten toegeven wanneer ze verder willen leven. Maar wie een levend geloof heeft, weet dat Mij alles mogelijk is, dat Ik ook buiten de wetten om de mensen kan behouden, omdat voor Mij niets onmogelijk is en omdat Ik ook tegenover de gelovige daardoor geen geloofsdwang gebruik. Maar u zult geen compromis mogen sluiten, dat u gelooft Mij in uw hart te bewaren en naar buiten toe Mij te verloochenen, want Ik heb van u het getuigen voor de wereld geëist om u dan ook te erkennen in het rijk hierna.
Mijn tegenstander zal ongewoon te werk gaan om Mij uit te schakelen zoals hij meent, en dit is dan ook de tijd waarin hem alle macht weer wordt ontworsteld, omdat hij ze alleen gebruikt om Mij tegen te werken en hij dan zijn bevoegdheid overschrijdt zodra hij Mij zelf wil uitschakelen. U zult heel veel kracht moeten opbrengen, maar de mijnen zal deze kracht toestromen, ze zullen de kracht putten uit hun sterke geloof, ze weten dat Ik zelf bij hen aanwezig ben en deze zekerheid stelt hen ook in staat het openlijk voor Mij en mijn naam op te nemen. En al zijn de aanvallen nog zo heftig, al zijn de maatregelen nog zo meedogenloos, alles zult u kunnen verdragen met mijn bijstand, want Ik verlaat u niet, u die enkel de wil hebt vol te houden tot aan het einde. Ik weet hoeveel u kunt verdragen en daarmee in overeenstemming zult u ook door mijn engelen zijn omgeven, die u beschermen in deze laatste strijd. U zult u alleen niet mogen overgeven aan de zelfmisleiding dat het voor Mij voldoende zou zijn wanneer u Mij in uw hart belijdt, want u zult het bewijs moeten leveren van uw levend geloof in Mij, dat steeds alleen de mijnen zullen kunnen opbrengen wier geloof door een leven in liefde levend is geworden.
Maar wie slechts een vormchristen is, wie zonder liefde voortleeft ofschoon hij bij een kerkelijke organisatie hoort, zal door twijfel worden overmand over de waarheid van zijn denken en geloven tot nu toe en hij zal snel bereid zijn ter wille van aardse voordelen zijn geloof op te geven. En dat zal de grootste verzoeking zijn die de mensen ooit moesten doorstaan, dat hun alles wordt onthouden wat nodig is om te leven wanneer ze Mij trouw blijven, dat hun anderzijds alles wordt toegekend en ze aardse voordelen verwerven wanneer ze Mij verloochenen, wat de meesten ook niet zwaar zal vallen daar hun geloof nog niet levend was en hun daarom nu alles twijfelachtig voorkomt. Want mijn tegenstander verstaat de kunst alle geestelijke samenhang door elkaar te halen, en de ontbrekende liefde betekent ook geen inzicht.
En de mensen geven zonder bezwaar datgene prijs wat ze tot nu toe bezaten, een dood christendom, en keren zich meer dan ooit naar de wereld die hen volop vervanging biedt voor wat ze opgaven. En dan is ook de scheiding voltrokken, want dan zullen er slechts twee kampen zijn: de mensen die Mij geheel en al zijn toegedaan, die ook zichtbaar mijn bescherming genieten, en een leger van ongelovigen, mensen die toebehoren aan mijn tegenstander, die ook spoedig het laatste gericht mee zullen maken dat een einde zal maken aan de geloofsstrijd. Want Ik zelf zal komen om de mijnen op te halen en de omvorming van de oppervlakte van de aarde te verwezenlijken, die de kluistering betekent van de mensen die falen in de laatste strijd op deze aarde.
Amen
BD.8728
17 januari 1964
Opheldering over het “zegenen”
Alles dient u tot heil van uw ziel, zodra u zich aan Mij en mijn genade toevertrouwt. Dan zal ook mijn genade bij u voelbaar worden, doordat Ik steeds als uw Leider naast u ga en u van de eigen verantwoording ontheven bent. Zolang u nog niet volmaakt bent, zolang u nog over de aarde gaat, bent u zwak en hebt u ondersteuning nodig om uw doel te bereiken. U hebt iemand nodig, die u voortdurend terzijde staat, die elke stap van u bewaakt en u ervoor behoedt, dat u terug zakt wanneer de weg smal en gevaarlijk is. En aan deze Ene zult u zich steeds moeten aanbevelen. U zult Hem om bescherming moeten vragen en om Zijn bijstand. U zult Hem moeten vragen, u en al uw denken, willen en handelen te zegenen. Dat wil zeggen dat Hij zelf uw bijstand is, aan wie u zich zult kunnen overgeven, om nu onbezorgd uw weg over de aarde te gaan.
Deze vraag om mijn zegen zult u nooit mogen vergeten. U zult geen dag moeten beginnen, zonder u tevoren aan mijn hoede te hebben toevertrouwd. Maar dan zult u er ook zeker van kunnen zijn, dat elke weg juist is en elke daad goed die u volbrengt en dat uw leven nu ook de ziel een geheel rijp worden garandeert, omdat u zich nu aan Mij geheel en al toevertrouwt, omdat u zich aan Mij heeft overgegeven en uw leven niet meer zonder Mij zult willen leiden. Mijn zegen is dus een heel belangrijke factor, die niet over het hoofd mag worden gezien. Want een levenswandel met mijn zegen kan niet anders, dan naar het doel leiden, naar de laatste vereniging met Mij. En niemand zal Ik mijn zegen onthouden, die hem afsmeekt, die Mij bewust om mijn zegen vraagt. Want mijn zegen betekent de toevoer van de kracht van mijn liefde. Hij betekent leiding van de Vader, die Zijn kind naar het ware doel wil leiden. En u zult waarlijk niets beters kunnen doen, dan steeds om mijn zegen voor u te vragen, wat u ook onderneemt. Geestelijk en aards vervul Ik u deze vraag, geestelijk en aards leid Ik uw gedachten juist en geestelijk en aards zult u duidelijk mijn bijstand mogen ervaren. Want dan geeft u Mij het bewijs, dat u Mij en mijn liefde wenst en dat ook u Mij liefhebt, daar u anders mijn tegenwoordigheid niet zou wensen, die u steeds mijn zegen garandeert.
Maar weet, dat alleen Ik een ware zegen kan uitdelen. Want een zegen is een straal van genade, die de Liefde aan het voorwerp van Zijn liefde wil doen toekomen. En deze straal van genade kan alleen van Mij zelf uitgaan, dus kan ook alleen Ik zelf een zegen uitdelen. U mensen zult Mij nu wel kunnen vragen en erom verzoeken, deze straal van genade aan een ander mens te doen toekomen, maar u zelf zult niet kunnen zegenen, omdat u nog niet in staat bent kracht uit te stralen, omdat u zelf te weinig bezit. U zult alleen kunnen bidden voor het zwakke en krachteloze, dat Ik het kracht zal toestralen. U zult Mij kunnen vragen, dat Ik het zegen, dat wil zeggen mijn straal van genade erheen leid. En dus is ook steeds een stil gebed voldoende voor een medemens, die u zult willen helpen. Dan gaan als het ware zijn zwakheden en fouten Mij aan het hart en u smeekt van Mij voor deze mens een stroom van genade af, die Ik hem ook zeker zal doen toekomen, wanneer de liefde u tot zo’n gebed aanzet en wanneer de wil van de verzwakte mens Mij geen openlijke weerstand biedt. Steeds is uw liefde bepalend, die zich vol erbarmen inzet voor het zwakke, hulpeloze en zondige in uw omgeving. En zo’n gebed in alle stilte mist ook zijn uitwerking niet. Maar grote acties van zegen verliezen aan betekenis, zodra daaruit een voor allen zichtbare uiterlijke vorm wordt gemaakt door mensen, die geloven mijn zegen uit te delen en toch juist alleen gebruik maken van gebaren. Van een innige band en het innige gebed om mijn zegen kan echter geen sprake zijn tegenover massa’s mensen, die voor hun zielenheil veel succes verwachten en noch van een toevloeien van goddelijke kracht van liefde, noch van een innerlijk geluksgevoel iets bemerken, omdat mijn aanwezigheid dáár niet kan worden verwacht, waar de gedachten alleen aards gericht zijn, waar alleen op uiterlijke gebruiken acht wordt geslagen en een diepe innerlijke band met Mij uitgesloten is bij zulke bijeenkomsten van een menigte mensen.
Diepste innerlijke verbinding met Mij garandeert de mens het recht mijn toevoer van genade te richten op de medemensen, waarom die eerstgenoemde mens Mij innig vraagt. Maar deze innerlijke band moet meestal diegenen worden ontzegd, die acties om te zegenen organiseren en geloven Mij daarmee te dienen of hun medemensen te helpen. Houd serieus voorspraak voor uw medemensen en wees met goede gedachten bij hen, maar denk niet dat u zelf hen mijn stroom van genade zult kunnen doen toekomen, wanneer u een zegenend gebaar zult maken. Want ook het woord “zegenen” is al meer een vormbegrip geworden. Toch betekent het niets anders dan: de medemens goed en in uw voorbede te gedenken, wat diep uit het hart moet komen en geen zichtbaar gebaar moet worden. Want u weet, dat Ik aan geen enkele uiterlijke vorm mijn welgevallen heb, dat elke uiterlijke handeling snel haar diepe geestelijke zin verliest, maar dat elke innige gedachte datgene is, wat Mij welgevallig is en een vraag om toevoer van kracht voor zijn medemensen steeds mijn hart met vreugde vervult, maar dit overal en zonder naar buiten toe zichtbaar te zijn het geval kan zijn, waar liefdevolle mensen hun best doen geestelijke en aardse nood te lenigen.
Maar het toezenden van genade hebben alle mensen nodig. En elke wil om te helpen is al een zegenende gedachte, waaraan Ik graag gevolg geef en Ik verleen mijn bescherming en mijn genade aan een ieder, die door de liefde van een medemens aan Mij wordt toevertrouwd. Want geen mens kan zijn doel bereiken zonder mijn hulp. En om deze hulp voor uzelf zult u moeten vragen. Maar u zult zich ook biddend moeten ontfermen over diegenen, die alleen te weinig kracht bezitten om zich rechtstreeks met Mij te verbinden, die nog veel kracht en genade nodig hebben, voordat ze zelf zo innig met Mij zijn verbonden, dat Ik ook hen kan doorstralen met mijn genadestroom van eeuwige liefde.
U hebt mijn zegen nodig en zult hem elke dag opnieuw moeten afsmeken, doordat u Mij dus vraagt, me steeds om u te bekommeren, u met kracht te vervullen en u mijn genade te schenken. En hetzelfde zult u in liefdevolle voorspraak voor uw naaste van Mij vragen. Dan smeekt u Mij ook voor hem om mijn “zegen”. En al zulke gebeden zult u stil in uw kamertje moeten verrichten en geen mens hoeft hiervan uiterlijke kentekenen te zien, dat u zich met Mij verbindt. Want alles, wat naar buiten toe herkenbaar is, kan gemakkelijk tot vorm worden en steeds meer de eigenlijke zin verliezen. Uw gebed moet innig zijn en kort, opdat het niet tot een mechanisch doen ontaardt, dat spoedig aan waarde verliest en u van het ware streven afbrengt, dat u alleen helpt helemaal rijp te worden.
Amen
BD.8729
18 januari 1964
De dag van het einde is voorzien sinds eeuwigheid
En al verweert u zich ook innerlijk tegen de gedachte dat alles om u heen zal vergaan, zoals het voortdurend verkondigd wordt, zo zal het toch met alle zekerheid in vervulling gaan. Want mijn woord is waarheid en het einde van deze aarde in haar huidige vorm is sinds eeuwigheid voorzien. Mijn heilsplan wordt afgewikkeld, want wat Ik eenmaal heb besloten, ondergaat geen verandering, omdat diepste wijsheid sinds eeuwigheid heeft ingezien wat voor mijn plan – het terugbrengen van al het gevallen geestelijke – bevorderlijk is, en Ik daarom ook verwezenlijk wat is besloten. Dat u mensen nooit de juiste tijd wordt vermeld is te verklaren met uw wilsvrijheid, die dan in gevaar zou zijn als u precies dag en uur zou weten.
Maar nooit zal de mensheid zonder waarschuwing blijven. Steeds zal Ik er tijding van geven wat komen zal, opdat u zich kunt voorbereiden en het einde voor de mensen geen einde met schrik zal hoeven te zijn. En zo herhaal Ik dus steeds weer, dat het tijdsbestek is afgelopen dat voor deze verlossingsperiode of aardperiode aan het geestelijke werd toegekend, dat ook de noodzakelijkheid van een totale omvorming van het scheppingswerk aarde blijft bestaan, omdat alles volledig uit de ordening is getreden, omdat niets meer wordt benut ten behoeve van de verdergaande ontwikkeling van de ziel en omdat de aarde weer aan haar doel moet beantwoorden: de zielen tot rijp worden te brengen, waartoe echter een algehele omvorming van haar oppervlakte onvermijdelijk is.
En wanneer u nog steeds een termijn van genade is gegeven, geloof dan niet dat het einde is opgeheven. De dag wordt aangehouden die sinds eeuwigheid is voorbestemd. Alleen zult u moeten weten dat u al lang het dieptepunt hebt bereikt dat het einde tot gevolg heeft. Dus volgens de gesteldheid van uw ziel zou aan de voorwaarden voor een vergaan van de aarde al zijn voldaan. Doch mijn besluit is onveranderlijk en zo zult u dus de tijd die u nog overblijft als een geschenk van genade kunnen beschouwen, want u zou nog kunnen veranderen, omdat het daar nooit te laat voor is.
En steeds weer roep Ik u daarom toe: “Geloof het, dat u kort voor het einde staat”. Want al gaat er ook nog korte tijd voorbij, hij is toch slechts als een ogenblik in vergelijking met het grote gebeuren dat zich dan zal voltrekken, dat een periode beëindigt waarvan u niet in staat bent het begin vast te stellen, omdat begin en einde van een aardperiode zo ver uit elkaar liggen, dat u daar geen duidelijke bewijzen voor zult kunnen leveren. Toch zult u van eindeloos lange perioden overtuigd kunnen zijn. En al is ook de afzonderlijke mens in het grote wereldgebeuren schijnbaar slechts onbelangrijk en nietig, zo is hij toch een eens oergeschapen geest, aan wiens terugkeer Mij veel gelegen is. En daarom zou Ik deze willen redden voor dit einde, opdat hij niet weer eindeloos lange tijd in kwelling en een ongelukkige toestand moet doorbrengen, die hij zelf van zich kan afwenden, wanneer hij maar acht slaat op mijn aanmaningen en waarschuwingen die hem nog bereiken in de laatste tijd. De termijn van genade is nog maar kort en elke dag zou u als een geschenk moeten beschouwen. Want hij kan uw innerlijke verandering tot stand brengen, hij kan een ommekeer betekenen op de weg die u gaat.
Wanneer u maar gelooft aan een einde van deze aarde en bijgevolg ook aan een einde van alles wat op aarde leeft, zoals het u voortdurend werd verkondigd. Omdat de ene dag voorbijgaat als de andere en niets ongewoons brengt, gelooft u niet. En toch laat Ik u vaak trillen. U ziet zich geplaatst tegenover steeds andere natuurcatastrofen. U wordt steeds weer in andere toestanden van opwinding gebracht, die u wakker moeten maken uit een toestand van slaap, waarin u zich goed voelt. Maar u wilt niets aannemen als vingerwijzing van boven. U leeft gedachteloos voort. U smoort elk verantwoordelijkheidsgevoel in u. U leeft op aarde en verwerft toch niet het eeuwige leven. Integendeel, u gaat de dood tegemoet.
Maar u bent aan het einde van een aardperiode aangekomen. En gelooft u daar niet aan, dan zult u verrast worden en ook geen uitweg meer zien, die u echter tevoren steeds nog zou kunnen vinden, wanneer u de weg kiest naar Mij, wanneer u zich aan uw God en Schepper zou overgeven, opdat Ik u zal behoeden en beschermen tegen al het moeilijke dat de komende tijd voor u zal brengen; wanneer u Mij maar erkent als uw God, die uw Vader wil zijn. Dan zou u waarlijk ook het einde niet meer hoeven te vrezen. Want dan is de terugweg naar Mij voltooid en Ik kan u nu opnemen in het geestelijke rijk, waar u steeds nog hoger zult kunnen klimmen, wanneer u in een lage graad van rijpheid deze aarde verlaat. Maar u hebt Mij gevonden en nog op het laatste ogenblik de terugkeer naar Mij voltrokken. U bent mijn tegenstander ontvlucht en nog op de oude aarde tot het juiste inzicht gekomen, dat alleen Ik uw heil en gelukzaligheid kan zijn, en u zult dan ook het einde niet meer hoeven te vrezen.
Amen
BD.8731
20 januari 1964
De ware voorstelling van het verlossingswerk
Ik wil u er steeds maar uitsluitsel over geven, dat u alleen naar Mij zult kunnen terugkeren op de weg van de waarheid en dat u deze daarom ook van Mij in ontvangst zult moeten nemen, omdat Ik de eeuwige Waarheid ben. Maar dan zult u ook vastberaden uw weg vervolgen, die u wordt aangewezen, omdat u duidelijk inziet, waarom u over de aarde gaat en waar uw ware vaderland is. Wanneer u in de waarheid onderwezen wordt, zult u ook over uw oorsprong te weten komen en over alle gebeurtenissen eens in het geestelijke rijk. En dan is ook het aardse leven duidelijk voor u en u ziet daarin een zin en doel en probeert deze nu te bereiken. Maar wordt u dwaling toegeleid, dan is alles voor u onbegrijpelijk en brengt het u ertoe vragen te stellen van allerlei aard, die u weer alleen onjuist worden beantwoord. En dan is uw aardse leven meestal een nutteloze zaak, daar hij, die u in dwaling vasthoudt, u steeds zal verhinderen naar de waarheid te zoeken of er serieus naar te verlangen.
De kern van datgene, wat u zult moeten weten, is en blijft het verlossingswerk van Jezus Christus en bent u daarin in de waarheid onderwezen, dan is ook uw voltooiing – uw terugkeer naar Mij – gewaarborgd, want dan benut u de genaden, die de mens Jezus door Zijn dood aan het kruis heeft verworven. En u raakt elke wilszwakte kwijt. U streeft serieus naar uw voltooiing en de last van de oerzonde, die u tevoren terneer drukte, zodat u zelf uit eigen kracht niet omhoog kon komen, is van u weggenomen. En het zal altijd mijn streven zijn, u over het verlossingswerk de waarheid te doen toekomen, want deze zult u moeten vernemen, wil het ook op u een zegenrijke uitwerking hebben, wil ook voor u het bloed van Jezus hebben gevloeid, dat uw grote zondenschuld te niet deed. Want u zult bewust aanspraak moeten maken op de genaden, u zult bewust Hem als goddelijke Verlosser moeten erkennen, aan Hem uw schuld overdragen en Hem om vergeving vragen, want Hij en Ik is Eén. Eens wees u Mij af en nu zult u Mij zelf moeten erkennen in Jezus als uw God en Vader en weer vurig verlangen naar de vereniging met Mij.
Er bestaat geen andere weg terug naar Mij, dan de weg naar het kruis. En alleen deze zuivere waarheid leidt u hier naartoe. Alleen door de waarheid zult u kennis kunnen nemen van wat het verlossingswerk van Jezus Christus voor u betekent en waarom u daarvan kennis zult moeten nemen. En wanneer nu door het inwerken van mijn tegenstander deze waarheid wordt vermengd met onjuiste geestelijke leringen, dan wordt ook het verlossingswerk van Jezus Christus verkeerd voorgesteld. Het wordt niet op juiste waarde geschat, juist omdat het verkeerd wordt begrepen, wat het doel is van mijn tegenstander. En zijn streven zal steeds zijn, de mensen in duisternis van geest te houden. En daarom zorgt hij ervoor, dat de waarheid wordt vermengd met dwaling, om te verhinderen, dat er de mensen een licht opgaat en zij in dit licht de juiste weg onderkennen en hem betreden.
Het is zijn doel, het verlossingswerk geheel zonder uitwerking te laten zijn, de mensen daarover elke kennis te ontnemen, Jezus voor te stellen als een mens, die onrust stookte in wereldse zin en daarom de dood moest ondergaan aan het kruis. Zijn doel is, elke geestelijke motivatie te bestrijden en zo de mensen het geloof aan een missie van Jezus te ontnemen, opdat ze niet de weg nemen naar Hem onder Zijn kruis, maar Hem loochenen als een door God gezonden redder der mensheid. En daardoor ontstaat er voor de mensheid een onvoorstelbare schade, want Hij alleen is de Helper in hun grote geestelijke nood.
Schakelen de mensen Jezus Christus en Zijn werk van verlossing uit, dan zal hun aardse leven zonder resultaat zijn. Ze zullen in de duisternis van geest blijven en dus ook een deel van diegene, die mijn tegenstander en mijn vijand is. Doch waar hij werkt, ben Ik ook voortdurend werkzaam en waar hij tegen de waarheid optreedt, leid Ik ze voortdurend naar de aarde. En de zuivere waarheid zal ook steeds daar de weg nemen naar waar ze wordt begeerd. En de tegenstander zal dit niet kunnen verhinderen, want het verlangen naar de waarheid geldt Mij. En daarmee legt de mens al de laatste wilsproef af, hij heeft voor Mij gekozen en wordt daarom ook door Mij bedacht. En wat Ik geef zal steeds van grootste waarde zijn en zal de mens dus ook helpen het doel te bereiken.
Maar één ding zult u, mensen, niet mogen vergeten, dat alleen de waarheid naar een zegenrijk resultaat kan leiden, want nooit kan onjuiste geestelijke lering de ziel van de mens tot heil strekken. En daarom zult u steeds alleen de waarheid moeten wensen. U zult geen genoegen mogen nemen met een geestelijke lering, waar u de herkomst niet van kent. En u zult daarom steeds Mij zelf erom moeten vragen, u het juiste en ware te laten inzien en u te beschermen tegen onjuiste geestelijke lering. En waarlijk, dit verzoek zal Ik u steeds in vervulling doen gaan, want Ik wil toch, dat u naar Mij zult terugkeren. En dus zal Ik u de juiste weg wijzen, die u zult moeten gaan. En dan zult u ook zeker uw doel bereiken.
Amen
BD.8733
23 januari 1964
God zelf is de bron van de openbaringen
Steeds weer krijgt u van Mij de verzekering dat u in het bezit van de zuivere waarheid zult kunnen komen als dit maar uw serieuze wil is. Want u zult als zekerheid mogen aannemen dat het Mij goed mogelijk is de waarheid naar de aarde te sturen omdat Ik daartoe de macht heb. U zult ook mogen geloven dat mijn overgrote liefde Mij ertoe aanspoort u de zuivere waarheid te schenken omdat u alleen door de waarheid het eeuwige leven zult kunnen bereiken. En ofschoon Ik voorwaarden stel die vervuld moeten worden om de waarheid te verkrijgen, zo zal Ik toch ook zelf weten welke mens deze voorwaarden kan en wil vervullen. En dus zal Ik Me het juiste opnamevat uitkiezen, door hetwelk Ik de zuivere waarheid naar de aarde kan sturen. U hoeft dus niet aan elke overdracht uit het geestelijke rijk te twijfelen en aannemen dat die met dwaling is doorspekt en u zult ook elke overdracht met mijn hulp kunnen onderzoeken, dat wil zeggen onder het aanroepen van Mij zelf, dat Ik uw geest zal verlichten als u dit onderzoek wilt uitvoeren.
Hoe zou het echter met u mensen zijn gesteld wanneer de mogelijkheid niet zou bestaan dat zuivere onbedorven waarheid naar de aarde kon komen? Zolang u een God erkent die zelf de Waarheid is, zult u ook van deze God de waarheid kunnen wensen en verwachten, omdat Hij een God van liefde, wijsheid en macht is die u terug wil winnen en die ook van alle middelen en wegen op de hoogte is Zijn doel te bereiken en die ook de macht heeft uit te voeren wat liefde en wijsheid besluiten. Maar u mensen zult in Mij moeten geloven, uw God en Schepper die als Vader u met alles wil bedenken wat u nodig hebt om geheel rijp en gelukzalig te worden.
En het voornaamste is de waarheid die ieder mens kan en zal ontvangen die ze serieus begeert. Maar wanneer u twijfelt dat de zuivere waarheid u kan worden toegestuurd, wanneer u steeds bevreesd bent voor de inwerking van vijandige krachten, dan ontzegt u Mij waarlijk ook mijn liefde, wijsheid en macht en kent u mijn tegenstander de opperheerschappij toe, die hij wel tegenover de mensen bezit die niet serieus streven naar Mij te komen, die dus hem de macht over zich verlenen. En u zult er voor uzelf duidelijk over moeten zijn of uw verlangen naar de zuivere waarheid diep en innig is. U zult ook moeten weten dat uw verstand niet in staat is alleen een onderzoek in te stellen. U zult het hart moeten laten spreken en dit zal u duidelijk zeggen wat u als waarheid zult mogen aannemen. Want uw verstand kan nog steeds zijn gevuld met verkeerd gedachtengoed dat u niet bereid bent op te offeren. Maar dan zult u ook niet van een ernstig verlangen naar de waarheid kunnen spreken. U zult u volledig vrij moeten maken van het tot nu toe overeenkomstig uw verstand verkregen weten en alleen van Mij zuivere waarheid begeren. En u zult dan waarlijk alles terugkrijgen wat beantwoordt aan de waarheid. Elke samenhang zal u met bijzondere duidelijkheid bewust worden en dan pas voelt u zich gelukkig gestemd dat u in het bezit van de waarheid bent. Er wordt veel geestelijk goed als waarheid verbreid dat de aanspraak daarop niet kan doen gelden en daarom moet ook alles onderzocht worden. Uw verstand alleen is daar echter niet toe in staat, maar zodra u zich innig met Mij verbindt en de waarheid begeert, kan Ik uw verstand verlichten en dan zult u ook in overeenstemming met de waarheid denken en u zult een juist oordeel kunnen geven. Maar hoe zou het er op de aarde uitzien wanneer het toesturen van de zuivere waarheid van boven niet mogelijk zou zijn? Dan zou Ik van u allen geen verantwoording kunnen vragen. Dan zou de tegenstander alle macht over u hebben en u zou nooit meer de mogelijkheid hebben Mij te vinden, lief te hebben en u met Mij te verenigen. Want dit alles zou verhinderd worden door de vorst der duisternis. Maar mijn licht doorbreekt ook de duisternis, mijn licht straalt van boven neer naar de aarde en in deze lichtschijn mag waarlijk ook ieder mens binnengaan.
Maar licht verspreiden zal steeds alleen de waarheid en daarom zult u ook hiervan steeds zeker kunnen zijn dat Ik, die zelf het Licht ben van eeuwigheid, dit ook uitstraal in de vorm van mijn woord dat zuiverste waarheid is en aan hen wordt toegestuurd die dus serieus de waarheid begeren. Dit is de voorwaarde die Ik stel, want wie de waarheid begeert, begeert Mij zelf, die zal Mij in hem tegenwoordig laten zijn omdat hij dan ook met liefde voor Mij vervuld is, omdat zijn wil op Mij is gericht. Hij tracht de tegenstander, de vorst der duisternis, te ontvluchten en bijgevolg ook alle dwaling waarvan hij inziet dat deze het werkzaam zijn van mijn tegenstander is. Ik zal waarlijk geen mens de waarheid onthouden, want de mens moet weer licht krijgen, tot het helderste inzicht komen en dus in zijn oertoestand binnengaan, waarin hij onmetelijk gelukzalig was in het allereerste begin.
Amen
BD.8734
24 januari 1964
Het optreden van de antichrist
Het zal niet lang meer duren totdat mijn tegenstander zijn laatste heerschappij op deze aarde zal aanvaarden. Maar voordien zal Ik zelf nog spreken met een “donderende stem”, opdat nog enigen de weg naar Mij vinden in hun uiterste nood. Dezen zullen Mij dan ook trouw blijven omdat zij mijn zichtbare hulp herkennen en nu ook hun geloof in Mij niet meer opgeven. Maar het zullen er slechts weinig zijn en mijn tegenstander zal grote macht hebben, want door de grote natuurramp raken de mensen in zulk een grote nood, dat zij zich bij ieder die verzekert hen uit deze nood te halen, aansluiten.
En er is iemand die dat doet, en hij zal allen die zich niet aan Mij toevertrouwd hebben voor zichzelf winnen. Want de mijnen zullen zich van hem afzijdig houden omdat zij zich mijn aanmaningen en waarschuwingen herinneren dat hun de grote geloofsstrijd te wachten staat, die door mijn tegenstander ontbranden zal. Maar de wereldse mensen zullen hem toejuichen, want hij zal weten hoe hen te misleiden. Hij zal dingen volbrengen waardoor zij bereid zijn aan een bovennatuurlijke macht te geloven, en het feit dat alle ongelovige mensen hem als heerser en redder uit aardse nood aanvaarden bewijst al dat mijn tegenstander daar zelf achter zit. Dat hij zich van een aards omhulsel bedient om nu vrij heer en meester te kunnen zijn. En u, die tot de mijnen behoort u zult uzelf afvragen waarom Ik zijn heerschappij duld en hem niet ten val breng.
Het is zijn laatste grote actie op deze aarde die ook het einde veroorzaakt. Hij laat de strijd ontbranden die u mensen doorstaan moet om de laatste beslissing te nemen, voordat Ik zelf kom om de mijnen te redden.
De voorafgaande natuurcatastrofe heeft in de mensen een verhoogde levenswil opgewekt, en wie de catastrofe overleefd heeft, tracht weer met alle mogelijke middelen aardse goederen te verkrijgen om tot een aards welzijn te komen. En deze pogingen zal mijn tegenstander ondersteunen en hij vindt daarom heel veel aanhangers – want hij verstaat het ook de mensen te misleiden over zijn ware identiteit. Zij zien hem als een mens uitgerust met buitengewone kracht die zij vertrouwen en blindelings gehoorzamen, en zij geven hem zonder bedenken het recht maatregelen te treffen.
Zijn aanhang zal zo groot zijn dat de kleine schaar van gelovigen die hem herkennen en zijn ware identiteit inzien zich niet zullen kunnen verweren tegen zijn aanvallen. Maar juist daaraan herkennen zij hem dat hij de mensen van het geloof in Jezus Christus beroven wil. Hij wil zichzelf op de allerhoogste troon plaatsen en wil dat de mensen hem aanbidden, en zij zullen dat ook doen omdat hij wonderbaarlijke dingen volbrengt vanuit de macht die in hem huist.
Als hij zal optreden zult u hem ook herkennen, maar tevoren zal de wereld in schrik gedompeld worden door de omvang van een natuurcatastrofe waardoor Ik Mij zelf aan de mensen laat zien. Dadelijk daarna zal hij op de voorgrond treden en hulp en redding uit de chaos beloven. Daarom zal hij veel aanhang vinden want de mensen zijn al rijp voor de ondergang, anders zouden zij hem herkennen en Mij verzoeken om bescherming voor hem en zijn intriges.
Het zal niet lang meer duren of hij zal de aandacht trekken. Hij zal eerst onder de “dekmantel van Vroomheid” optreden maar toch spoedig zijn ware gezicht laten zien, maar de mensen zijn zo verblind dat hij weinig moeite met hen heeft. Hun geloof in een God geven zij gemakkelijk prijs omdat zij door de natuurcatastrofe hard getroffen werden, en zij zijn nu bereid hem op de troon te zetten die hun alles belooft, echter mijn grootste vijand en tegenstander is. Hij heeft zich zelf met zijn boos wezen in een mens belichaamd om de laatste handeling op aarde te volvoeren, namelijk openlijk strijd te voeren tegen Mij en de mijnen, tegen ieder geloof en tegen alle gerechtigheid. Want van hem uit wordt alleen zijn aanhang de mogelijkheid tot leven gegeven, terwijl de mijnen de dood is aangezegd.
Hij vindt echter in Mij zijn Heer zodra zijn tijd om is, want ter wille van de mijnen zal Ik die dagen verkorten. Ik zal zelf komen om ze te redden uit de grootste nood en aan zijn heerschappij zal een eind komen, hij zal gebonden worden samen met zijn aanhang, weer voor lange tijd. En er zal weer een tijd van vrede en eendracht komen waarin de liefde regeert en waarin mijn tegenstander zijn activiteiten belet worden, zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
BD.8737
27 januari 1964
De band met God – Noden en lijden
En wanneer het u lukt u in gedachten innig met Mij te verbinden, dat u vurig naar Mij verlangt vanuit een hart vol liefde, dan ben Ik ook bij u aanwezig, want de liefde in u trekt Mij geweldig aan en liefde kan Ik nooit weerstaan. Maar mijn tegenwoordigheid verzekert u steeds toevoer van kracht, die wel alleen de ziel bemerkt, maar zij wordt rijper en steeds volmaakter omdat Ik haar dan ook niet meer loslaat. Dan hebt u uw vrije wil bewezen weer bij Mij te horen, dan hebt u de wilsproef doorstaan waarvoor u de gang als mens over de aarde gaat.
Weinig mensen houden zich echter in gedachten met Mij bezig, en zo ja, dan alleen op vastgestelde tijden. En het wordt dan steeds slechts een uiterlijke formaliteit vanuit een gebeuren dat diep innerlijk moet zijn om een geestelijk resultaat op te leveren. Slechts weinig mensen denken op een dag vaak aan Diegene die hun God en Schepper is en die als Vader door hen gezien en aangeroepen wil worden. De wereld met al haar verplichtingen laat de mensen bijna geen tijd meer tot innerlijke beschouwing, hun gedachten zijn helemaal in beslag genomen door aardse aangelegenheden en zorgen, en geestelijke gedachten schakelen ze volledig uit, ze als nutteloos en waardeloos beschouwend, om welke reden ze ook nooit iets kunnen bemerken van goddelijke zegen die op hun dagelijkse bezigheden rust. Alleen wanneer zorgen op hen drukken komt soms een gedachte in hen op aan die Ene die machtig is en helpen kan en dan is het al een groot gewin wanneer ze zich tot die Ene wenden met een stil verzoek, want dan moeten ze de band met Mij tot stand brengen zodra ze maar een gebed in geest en in waarheid naar Mij opzenden. Maar zijn het slechts lege lipgebeden, dan bereiken ze mijn oor niet, want het innige contact ontbreekt, dat hun ook de vervulling van hun verzoek verzekert. En nochtans zijn lijden en noden de enige middelen om de gedachten van de mensen op Mij te richten. Noden en lijden kunnen hen tot momenten van innerlijke band met Mij brengen en ze zullen dan steeds een voordeel voor hun ziel behalen omdat geen band zonder toevloed van kracht zal blijven en het toestromen van kracht steeds een geestelijke uitwerking zal hebben.
Gelukkig zijn die mensen te noemen, die geregeld hun gedachten naar Mij doen uitgaan, die daartoe niet eerst door nood en leed gedreven hoeven te worden doch veeleer hun liefde ze ertoe aanzet zich met Mij te verbinden, die de ware troost en het ware geluk alleen in het hart, in de nauwe band met Mij vinden. Zalig die zich van de wereld al zo ver hebben losgemaakt dat ze tijd vinden voor geestelijke gedachten, dat ze met Mij van gedachten wisselen omdat het hen aanspoort met Mij in contact te komen. Want dezen trek Ik zelf ook onophoudelijk aan en het rijp worden van hun ziel is gewaarborgd. De scheiding tussen de wezens en Mij, die ze zelf eens in vrije wil voltrokken, is nu opgeheven door de vrijwillige band met Mij die elke innige gedachte, elk gebed en elk werk van liefde bewijst, want nu heeft het wezen als mens zich opnieuw omgevormd tot zijn oertoestand die ook de innigste band met Mij betekende. En Ik probeer alles om in de mensen het verlangen naar de band met Mij tot leven te wekken. Ik kruis zelf het pad van ieder mens of Ik verhoor de hulproep van diegenen die in nood komen om Mij zelf en mijn liefde voor hen te bewijzen. Ik kom zelf met mijn liefde ieder mens tegemoet, maar Ik kan hem niet dwingen ze aan te nemen. In volledig vrije wil moeten ze de terugkeer naar Mij voltrekken en in volledig vrije wil Mij vragen om kracht en liefde (licht) en mijn aanwezigheid. Maar dan ga Ik nooit meer van hen weg. Dan is hun gang over de aarde waarlijk niet tevergeefs en voortdurend zal mijn kracht naar hen toestromen opdat de ziel al op aarde een graad van rijpheid bereikt die haar een gelukzalig leven in het geestelijke rijk waarborgt. En het is waarlijk gemakkelijk zich de zekerheid te verschaffen over een gelukzalig lot na de dood, want de innige band met Mij is de juiste verhouding die Ik van mijn kind met Mij tot stand wil hebben gebracht en een Vader zal altijd Zijn kind gelukkig willen maken. Hij zal het voortdurend geven wat het tekort komt en dus zal Hij ook de ziel datgene bezorgen wat ze nodig heeft om geheel rijp te worden: licht en kracht en genade. Alleen moet ook het contact tot stand worden gebracht dat een overvloeien van de stroom van mijn licht en genade waarborgt. Dan bereikt de mens zeker zijn doel op aarde, hij verwerft het eeuwige leven in alle gelukzaligheid.
Amen
BD.8738
28 januari 1964
Hoe moet het gebed zijn dat verhoord wordt?
Ik ben er voor u wanneer u Mij ook maar roept. Elke innig vragende gedachte dringt tot Mij door, elk geluid dat het hart uitspreekt, hoor Ik en steeds wend Ik Mij tot u, want de stem van het kind dringt door en zal steeds het oor van de Vader bereiken. En dan ben Ik ook steeds bereid te helpen wanneer u hulp nodig hebt, of voorzie Ik u van geestelijke kracht wanneer u hierom vraagt. Ik buig Me naar u over en laat Me uw verzoek voorleggen omdat Ik er mijn vreugde in vind mijn schepselen gelukkig te maken, mijn kinderen te geven wat ze nodig hebben en van Mij vragen. Nooit zal een roep die in geest en in waarheid tot Mij wordt opgezonden voor mijn oor wegsterven en onverhoord blijven. Steeds zal elk innig gebed tot Mij u zegen opleveren en zal uw ziel rijper worden. Alleen mag uw roep niet slechts een gebed met de lippen zijn. En juist aan deze voorwaarde wordt niet vaak voldaan, want de mensen is een bidden aangeleerd dat nooit tot mijn oor kan doordringen. Ze bidden vaak gemeenschappelijk en spreken woorden voor zich uit die ze hebben aangeleerd en die nooit de gevoelens van het hart uitdrukken, maar lege woorden zijn en blijven, die beter onuitgesproken zouden blijven.
Een innig gebed moet uit het hart opstijgen en het resultaat moet een innige verbinding met Mij zijn, zodat het kind dan met Mij spreekt als met zijn Vader. En wanneer het slechts ook stamelt en zich niet van welgekozen bewoordingen bedient, dan zal Ik dit stamelen toch verstaan en het beschouwen als een liefdevolle roep van het kind tot de Vader en Ik zal er naar luisteren en er op antwoorden. Het gebed tot Mij is een brug die u te allen tijde zult kunnen betreden, maar deze weg wordt slechts weinig gebruikt, omdat het “gebed” alleen nog maar tot vorm is geworden, een praten van woorden waarvan de betekenis niet doordacht wordt en dat ook meestentijds een innige aandacht, een innig denken aan Mij bemoeilijkt. En dan berooft de mens zelf zich van een grote genade omdat hij de kracht van het gebed niet benut. Omdat hem geen kracht kan toestromen wanneer hij het innige contact met Mij niet vindt, dat echter niet veel woorden nodig heeft, alleen maar een hart dat helemaal voor Mij openstaat.
Tijdens het gebed moet de deur van het hart wijd geopend zijn, zodat Ik zelf erin kan binnengaan, zodat Ik u met licht en genade kan vervullen. En daarom moeten uw gedachten met alle liefde bij Mij zijn. Het hart moet geheel vrij zijn van andere gedachten en dan moet u stilletjes samenspraak met Mij houden en Mij al uw zorgen en wensen toevertrouwen, of, wanneer u niet met zorgen naar Mij komt, moet u Mij uw liefde betuigen. En daarbij hebt u waarlijk geen gebedsmanifestaties nodig, geen algemene acties, geen massagebeden. Tenzij een bijzondere aangelegenheid meerdere mensen ertoe brengt Mij samen om hulp te vragen. Maar dit moet dan ook stil en in zichzelf gekeerd gebeuren, want elke luide uiting verstoort de innige band en de mens kan niet zo diep in zichzelf wegzinken, dat hij helemaal mijn tegenwoordigheid voelt.
Ik moet u er steeds weer op wijzen dat u met uw gebruikelijke gebeden niet veel bij Mij zult bereiken, omdat Ik alleen maar acht sla op datgene wat het hart voelt, echter niet wat de mond uitspreekt, al nemen er nog zoveel mensen aan zo’n gebed deel. Dit zal Mij altijd een gruwel zijn, omdat het slechts een bewijs is hoe weinig ernstig u het meent om met uw Vader van eeuwigheid te spreken en omdat u ook nog hulp van zulke gebeden verwacht, die u echter nooit zult ondervinden, en u daardoor weer alleen maar begint te twijfelen aan de liefde en macht van een God, omdat u geen hulp bemerkt.
En u zult zoveel kunnen bereiken door een stil, ernstig gebed dat uit het hart opstijgt, omdat Ik zoiets nooit negeer, maar veeleer Mij erover verheug en steeds bereid zal zijn erop in te gaan en u blijk geef van de liefde en macht van een Vader die u gelukkig wil maken. De innige overgave aan Mij zult u niet beter kunnen bewijzen dan door stilletjes met Mij te spreken vanuit uw hart, want dit zult u niet gedachteloos, als alleen maar vorm, kunnen doen. En dan zal elk woord dat u tot Mij richt kinderlijk en vol vertrouwen klinken. In feite zal de verhouding van een kind tot de Vader door u tot stand zijn gebracht en het kind zal alles bereiken, omdat de liefde van de Vader het nooit laat afweten en onophoudelijk het kind gelukkig wil maken.
Zolang echter de mensen menen door vormgebeden Mij ertoe te kunnen brengen hen te helpen, zullen ze weinig succes kunnen boeken en daarom ook altijd weer twijfelen aan een God die in zijn liefde steeds bereid is te helpen en het ook kan op grond van Zijn macht. Dit geloof is echter voorwaarde dat Ik mijn overvloed aan genade uitstort over alle mensen. En zo’n geloof vereist ook een levende verbinding met Mij, die steeds alleen door de liefde zal worden aangegaan – en daarom bereikt de liefhebbende mens alles bij Mij.
Amen
BD.8739
29 januari 1964
“In het begin was het Woord”
Eén ding wil Ik steeds weer benadrukken: dat Ik het Woord ben van eeuwigheid. Ik ben het woord. Maar het woord was in het begin bij God. Hoe zult u dit moeten begrijpen? Ik zelf ben alles in alles. Want alles wat bestaat is uitgestraalde kracht die Ik het leven gaf. Ik schiep voor Mij gelijksoortige wezens die in hun oersubstantie hetzelfde waren als Ik zelf: goddelijke liefdeskracht. En met deze wezens stond Ik vanaf het allereerste begin in verbinding door “het woord”.
Dus was het woord “in den beginne”, toen de wezens door Mij in het leven werden geroepen. Tevoren was er niets dat mijn woord kon horen, ofschoon Ik altijd en eeuwig het woord in me droeg. Want Ik ben een zelfbewust denkend Wezen dat Zijn wil in daden omzette en dus scheppen kon wat het als idee of gedachte voor de geest stond. De wezens nu die uit mijn kracht waren voortgekomen, werden wel als zelfstandig buiten Mij geplaatst, maar Ik bleef met hen in voortdurende verbinding door “mijn woord”. Ik sprak tot hen, ze verstonden Mij en waren daarom mateloos gelukkig.
Ik zelf was het woord, want ofschoon ze niet in staat waren me te zien, bewees mijn woord hun toch mijn bestaan. Ze wisten dat het van het Wezen uitging dat hen had geschapen en dat hen totaal beminde. Mijn woord was het eigenlijke leven in hen. Het was de krachtstroom die hun onophoudelijk toestroomde, die hun het hoogste inzicht schonk. Want door mijn woord werd hun alles duidelijk. Ze begrepen elke samenhang. Ze waren op de hoogte van de Oerkracht uit welke ze waren voortgekomen. En ze stonden met deze Oerkracht in voortdurende verbinding, want zij hoorden haar, die in eindeloze liefde met hen omging door het woord.
Ik was zelf het woord, dat zich echter pas uitte tegenover de schepselen die Ik in het leven riep. En voor deze wezens was er dus een begin, terwijl Ik zelf besta sinds eeuwigheid. Maar voor de door Mij geschapen wezens is er geen einde. Ze zullen blijven bestaan tot in alle eeuwigheid. En steeds zal het hun grootste gelukzaligheid zijn, Mij zelf door mijn woord te beleven, door Mij te worden aangesproken en een gelukzalige uitwisseling te kunnen hebben.
Doch het merendeel van de geschapen wezens verspeelde de genade en de gelukzaligheid mijn woord te vernemen. Want ze wezen de krachtstroom van mijn liefde af en werden onbekwaam Mij te horen, omdat ze zich van Mij verwijderden en elke uitwisseling door het woord verhinderden. Ze sloten zich af en werden dode wezens, omdat ze geen enkele band meer hadden met Mij. En ze raakten ook alle gelukzaligheid kwijt, die alleen mijn woord hun bereidde, Mijn tot vorm geworden straal van liefde. De innige band met Mij heeft ook onherroepelijk het weerklinken van mijn woord tot gevolg. Het zich van Mij afkeren moet echter steeds gelijk staan met het ophouden van de uiting van mijn liefde, van mijn woord.
Maar het wezen zal eeuwig blijven bestaan. Het zal echter steeds alleen maar gelukzalig zijn wanneer het mijn woord kan vernemen. Of ook wel: Het woord ben Ik zelf en alleen mijn tegenwoordigheid bereidt het wezen gelukzaligheid. En mijn aanwezigheid wordt steeds bewezen doordat het wezen Mij horen kan. En wat Ik het zeg, dat zal het wezen buitengewoon gelukkig maken. Want het schenkt het ’t helderste licht, het herkennen van zijn oorsprong en het onderkennen van mijn Wezen, mijn regeren en werkzaam zijn in de hele oneindigheid.
Dit weten maakt het wezen gelukkig, in het bijzonder wanneer het zich lang tevoren in een toestand van onwetendheid bevond. Wanneer het lange tijd van Mij gescheiden was en als geïsoleerd wezen elke band met Mij had prijsgegeven en daarom ook ongelukkig was. Zodra het weer mijn woord kan vernemen, zoals het was in het begin, is het ook weer gelukzalig te noemen. Want mijn woord te horen bewijst ook mijn aanwezigheid. En mijn aanwezigheid bewijst, dat het wezen weer dichter bij de oerstaat komt, zoals het was in het begin. Dat het weer het goddelijk schepsel is geworden, dat in alle volmaaktheid uit Mij was voortgekomen, dat door mijn overgrote liefde in het leven werd geroepen om het voor eeuwig gelukzalig te kunnen maken.
De nauwe band met Mij is pas bewezen door het vernemen van mijn woord. Want waar het woord weerklinkt, daar ben Ik zelf, het “Woord” van eeuwigheid. En al mijn denken, willen en werkzaam zijn wil Ik op mijn schepselen overdragen. En dit gebeurt steeds alleen door het woord, door het contact tussen het wezen en Mij, dat het weerklinken van het woord mogelijk maakt. En dit woord is weer de vormgegeven gedachte uit Mij.
Aan al mijn denken, willen en werken wil Ik mijn schepselen laten deelnemen. En daarom stroomt mijn woord naar hen toe. En de wezens vinden er hun diepe vreugde in, dat ze zich geheel aan mijn wil mogen overgeven. Dat ze hetzelfde denken en willen in zich hebben en dat ze toch geheel vrije, zelfstandige wezens zijn, die niet bij Mij onder dwang staan en toch niet anders denken en willen, omdat ze weer de graad van volmaaktheid hebben bereikt, die ze hadden in het allereerste begin. Alleen de innigste verbinding met Mij laat ze ook mijn woord vernemen, maar dit garandeert het wezen dan ook gelukzaligheid en een eeuwig leven.
Amen
BD.8742
2 februari 1964
Sterke pijlers van de door God gestichte kerk
Ik wil u de kracht geven om met overtuiging voor Mij en mijn rijk op te komen, wanneer u ter verantwoording wordt geroepen en u zult moeten rechtvaardigen voor mensen die u aanvallen. Dan zult u niet hoeven te overwegen wat u zult zeggen, want Ik zal u de woorden in de mond leggen en die zullen grote overtuigingskracht hebben. En ofschoon de mensen u bestrijden, zo zullen ze toch ook tot nadenken zijn gedwongen door datgene wat u vertelt en weer komt het alleen maar op de wil aan, of ze zich innerlijk laten overtuigen of de gedachten afwijzen, waarvoor ook van hen eens verantwoording zal worden gevraagd.
Wie de strijd tegen de vijand opneemt, aan diens zijde zal Ik zelf strijden en steeds verhinderen dat hij schade lijdt, lichamelijk en geestelijk, want mijn hand reikt waarlijk ver en die kan alles van u wegdringen. Maar dat de strijd zal ontbranden tegen alle gelovigen, tegen de mijnen die Mij trouw blijven, is zeker, omdat die de laatste scheiding zal brengen, omdat hij nog de laatste gelegenheid is voor de zwakken in het geloof, die aan uw geloof kracht en sterkte kunnen opdoen en dan toch nog naar het kamp van de mijnen kunnen overlopen. Want mijn werkzaam zijn bij u zal duidelijk te onderkennen zijn.
Ik zal u door elke nood heenleiden, Ik zal u afschermen voor de tegenstander en zijn vazallen, want tot op het einde toe zult u voor Mij nog sterke steunpilaren van het geloof moeten zijn, pijlers van mijn kerk die Ik zelf op aarde grondvestte. Tot op het einde toe zult u getuigenis moeten afleggen van een levend geloof en een innerlijke band met Mij, die ook naar buiten toe zijn uitwerking zal hebben, zodat geen aardse nood de mijnen zal treffen, want Ik zelf zal hen bewaren en dat vaak op bovennatuurlijke wijze – want Mij is waarlijk alles mogelijk. Hij, die de gehele schepping liet ontstaan, zal ook de zijnen kunnen behoeden wanneer de medemensen hun alles zullen onthouden en ze zich niet kunnen verweren tegen het geweld der mensen. Dan zal mijn kracht en sterkte en mijn liefde duidelijk te zien zijn, die u alles doet toekomen wat u nodig hebt. Want het zal slechts korte tijd duren tot Ik zelf aan de schandelijke praktijken van mijn tegenstander een einde maak, tot Ik al diegenen het verdiende loon zal geven die voor mijn tegenstander werken en voor geen ergelijke daad terugschrikken.
En u zult ook duidelijk een getuigenis moeten afleggen voor Mij en mijn naam en dan zult u niet zwak mogen worden of terugschrikken, want Ik geef u de kracht om te weerstaan, zodat u met vreugde Mij belijdt voor de wereld omdat u helemaal vervuld bent met mijn geest en nu ook met de volste overtuiging spreekt in mijn opdracht. Maar voordat u nog niet geconfronteerd wordt met deze tijd, is het einde er nog niet, doch de geloofsstrijd zal met dit einde eindigen. Want Ik zelf zal komen om de mijnen uit de grote nood te bevrijden, omdat voor mijn tegenstander geen maatregelen te schandelijk zijn, om Mij zelf te onttronen en te verdringen uit de harten der mensen. En daarom roep Ik hem zelf een halt toe. Ik zal komen in de wolken en de mijnen halen in een rijk van vrede en gelukzaligheid.
Ik zal de mensen niet verhinderen allerlei proefnemingen te verrichten, waardoor ze het bestaan van de aarde in gevaar brengen. Ik zal hun zelf de gevolgen laten voelen – ze óf nog kort voor het einde wegroepen, wat nog als een bijzondere genade is aan te merken, die Ik hun ten deel doe vallen die nog niet geheel een prooi zijn geworden van mijn tegenstander, óf als aanhang van mijn tegenstander hen met hem in boeien slaan, dat ze opnieuw, in de scheppingen van de aarde worden verbannen en dus geen schade meer kunnen aanrichten onder de bewoners van de nieuwe aarde en dezen daarom een leven zullen leiden in vrede en gelukzaligheid, als beloning voor hun trouw die ze Mij tot op het einde toe hebben betoond.
U zult u nu nog niet de rampspoed kunnen voorstellen waardoor de aarde wordt getroffen door de laatste geloofsstrijd, maar hij zal onherroepelijk plaatsvinden, al is het nochtans het laatste schandelijke werk van mijn tegenstander dat hij nog wil uitvoeren in het geloof, Mij helemaal te kunnen onttronen en zichzelf te handhaven. En dit voornemen bezegelt ook zijn lot, want zijn openlijke strijd tegen Mij komt daardoor tot uitdrukking, waaruit Ik als overwinnaar tevoorschijn zal komen, doordat Ik hem elke macht ontneem voor lange tijd en daardoor ook de mensen op de nieuwe aarde voor zijn werkzaam zijn veilig zijn en een terugkeer naar Mij in grote mate mogelijk is, omdat de mensen al hun wilsproef die ze hebben doorstaan op deze aarde hebben afgelegd en ook de nog volgende generaties in de liefde en in ’n levend geloof in Mij zullen leven, zodat Ik zelf onder hen kan vertoeven tot hun aller gelukzaligheid.
En met dit vooruitzicht op het vrede en vreugdevolle leven op de nieuwe aarde moet u gewapend ook de tijd van de geloofsstrijd tegemoet zien, u moet weten dat u de kracht ter beschikking zal staan die u nodig hebt om weerstand te bieden in de geloofsstrijd en deze te doorstaan, en u moet steeds maar bereid zijn Mij te dienen, de medemensen te helpen een sterk geloof te verkrijgen en aan alle de waarheid te doen toekomen die haar van u bereidwillig in ontvangst nemen. U zult Mij moeten dienen tot aan het einde, opdat nog gered wordt wie zich zal laten redden en naar Mij zal terugkeren voor het einde een feit is.
Amen
BD.8743
3 februari 1964
Opheldering over de komst van de Heer
Ik wil u een geestelijke informatie geven wat voor uw ziel tot heil zal zijn: Ik wil u een gebied ontsluiten dat u nooit zonder het werken van mijn geest betreden kon, omdat Ik u in een wereld wil binnenvoeren waarin alleen de geestelijk ontwaakte mens inzage kan hebben, omdat reeds een zekere kennis over feiten voorwaarde is, die de mens anders volledig onbekend zijn. Ik heb u beloofd naar de aarde terug te keren wanneer de dag van het einde gekomen is. Maar deze belofte heeft in u mensen de meest verschillende opvattingen doen ontstaan, doch de ware verklaring vond u niet, want mijn wederkomst wordt zo verschillend voorgesteld en – evenals de wegneming der mijnen – wat de tijd betreft verschillend aangenomen, waardoor er totaal verkeerde opvattingen zijn ontstaan die Ik dus verbeteren wil:
Mijn wederkomst naar de aarde zal niet lichamelijk plaatsvinden zodat mijn voet deze aarde zal betreden. Maar in een geestelijk lichaam zal Ik met mijn gevolg van hoogste lichtwezens verschijnen en door allen te zien zijn die van Mij zijn. Maar nooit kan die mens Mij in alle heerlijkheid zien, die zich aan mijn tegenstander verkocht heeft. Want de duisternis kan het licht niet zien, omdat die mensen geheel zouden vergaan, daar zij dat licht dat uit Mij straalt niet verdragen kunnen. Ik zal dus naar de aarde komen maar ook voor de mijnen nog verhuld in de wolken, maar zij zullen een overvloed aan licht verdragen kunnen en Mij hoogst gelukkig toejuichen als zij Mij met de grote schare van engelen aanschouwen, want daarvoor zal Ik hun de ogen openen.
Het is dus verkeerd te zeggen dat allen Mij zullen zien als Ik kom om te oordelen de levenden en de doden, want dat “oordeel” zal op een andere manier gebeuren dan dat zich een ieder persoonlijk voor Mij moet verantwoorden. Ik ken elke ziel afzonderlijk, Ik weet bij wie ze behoort, en omdat het laatste gericht op aarde daarin bestaat dat de gehele aarde omgevormd en opgelost wordt in haar afzonderlijke scheppingen opdat al het geestelijke vrij wordt om tot nieuwe omvormingen te komen, betekent deze oplossing ook de dood van de mensen die in hun laatste beproeving faalden en zichzelf aan mijn tegenstander in eigendom gaven. Dezen dus zien de dood voor ogen en kunnen hem niet ontvluchten, en er zal een grote ontzetting losbarsten onder de mensen. Maar voordat het laatste vernietigingswerk plaatsvindt, zullen de mijnen weggenomen worden.
Ik zelf zal komen om ze te halen, zij zullen Mij mogen aanschouwen als Ik van boven tot hen neerdaal. Zij zullen de handen verlangend naar Mij uitstrekken in jubel en in vurige liefde tot Mij, en Ik zal ze tot Mij trekken. Ik zal ze weghalen en ze omhoogtillen, en zij beleven een gebeuren dat de wetten der natuur geheel tegenspreekt. En deze jubel der mijnen wordt door de medemensen vernomen, wat zij eerst niet verklaren kunnen omdat zij zelf niets zien en daarom door een zekere angst gegrepen worden, die aanwakkert tot de grootste angst en ontzetting als zij die plotselinge verdwijning der mijnen bemerken, als zij er geen verklaring voor kunnen geven dat de mijnen onbereikbaar zijn, die zij vervolgen met hun haat – dat deze plotseling niet meer onder hen verblijven en onvindbaar zijn.
Er zal wel een stralende helderheid te zien zijn, die echter door deze mensen als ondraaglijk gevoeld wordt. Maar zij zullen geen lange tijd meer tot overdenken hebben, omdat het einde spoedig volgen zal. Want de stralende helderheid zal wijken voor een ondoordringbare duisternis die de mensen tot vertwijfeling brengt. Dan vinden erupties plaats, breken branden uit, de aarde scheurt, zodat geen mens zich redden kan en door de aarde verslonden wordt.
Er is niet veel tijd tussen het wegnemen der mijnen en dit laatste vernietigingswerk, want de wegneming zou voor de achtergebleven mensen een geloofsdwang betekenen en zou helemaal geen waarde hebben, want een vrije beslissing was dan uitgesloten. En de mensen hadden voordien tijd genoeg daarvoor en werden voortdurend vermaand en gewaarschuwd. En een ieder die voordien nog tot bezinning komt, wordt nog aangenomen en vóór de ondergang der aarde opgeroepen, opdat hem in het hiernamaals nog hulp geboden kan worden. Deze daad van de wegneming is een geheel onnatuurlijke gebeurtenis, maar Ik kan de wetten der natuur opheffen omdat ze geen mens meer tot nadeel zijn voor zijn ziel. Mijn komst in de wolken betekent dus geen geloofsdwang, omdat ieder mens die Mij aanschouwt reeds de rijpheid van ziel verkregen heeft, zodat hij alleen de vervulling beleeft van wat hij vast geloofde en daarom Mij dagelijks verwachtte.
Het is zelden mogelijk de mensen juist over deze gebeurtenis een ware verklaring te geven, omdat zij allen zich er reeds een beeld van gemaakt hebben en van hun voorstellingen niet willen afwijken. Maar de wegneming kan onmogelijk reeds lange tijd tevoren plaatsvinden, omdat zulke voorvallen buiten de wet om de mensen tot anders denken zou dwingen. Want het betekent het einde van deze aarde en voor alle nog levende mensen ook het einde. Ook de mijnen zullen het beleven, alleen in een toestand waarin hun elk leed bespaard blijft, ofschoon zij het gebeuren kunnen volgen omdat dit mijn wil is. Want daar zij geheel gelovig zijn, kunnen zij ook mijn macht en heerlijkheid beleven. En zij zullen ook mijn grote engelenschare om Mij heen mogen zien, en daarom nu ook geschikt zijn als stamouders de nieuwe aarde te bevolken, die voor Mij ook maar het werk is van een ogenblik wanneer Ik al het vrijgeworden geestelijke weer een uiterlijke vorm wil geven tot verdere volgroeiing.
Maar de mensen zelf is elk tijdsbegrip ontnomen tot zij weer naar de nieuwe aarde gebracht worden, maar zij bezitten nog hun oude vleselijk lichaam, dat echter al zeer vergeestelijkt zal zijn. Maar ook dit moet vermeld worden om de onjuiste opvatting te weerleggen dat de nieuwe aarde enkel door geheel vergeestelijkte wezens bewoond zal zijn. De nieuwe aarde zal opnieuw als station van opwaartse ontwikkeling dienen, daarom zullen de oude wetten ook weer voor de nieuwe aarde hun geldigheid hebben. De gang van het gevallene door de schepping zal verder opwaarts gaan tot aan de mens en de mens als zodanig zal weer de laatste wilsbeproeving moeten afleggen, wat aanvankelijk ook tot een goed resultaat zal leiden omdat de verleidingen van de kant van de tegenstander wegvallen daar hij voor een lange tijd gekluisterd is, en omdat de mensen met liefde vervuld zijn, dus de directe verbinding met Mij tot stand brengen en daardoor ook zeer snel tot een volmaakte ontwikkeling komen. U moet uzelf dus niet door verkeerde opvattingen laten misleiden om de arbeid aan uw ziel te veronachtzamen of uit te stellen, want er wordt aan die dag vastgehouden omdat Ik zal komen in de wolken, en met deze dag ook het laatste gericht op deze aarde.
Amen
BD.8745
5 februari 1964
Een verschillend lot van de zielen na de dood
Ik zelf ben bij u als u mijn woord verneemt en mijn nabijheid moet u met licht en kracht vervullen omdat Ik zelf de Oerbron ben van licht en kracht. Dat u daar nu zuiver lichamelijk niets van zult merken, is ter wille van uzelf niet anders mogelijk. Want het zwakke lichaam zou vergaan in de doorstraling, als Ik deze niet alleen op uw ziel zou richten, die al een grote mate van licht en kracht kan verdragen en in deze toestand gelukkig is. U zult dit nu moeten geloven, want Ik kan u daarvoor geen ander bewijs geven dan dat u mijn woord zult vernemen en dit woord uw ziel ook gelukzaligheid moet bezorgen. Dit is toch het bewijs van mijn rechtstreeks contact, want mijn woord is kracht en licht en dit houdt u vast. Het kan niet meer vergaan, het is het zichtbare teken van mijn tegenwoordigheid dat u ook dan nog gelukkig zal maken, wanneer u deze innige band losmaakt doordat u weer de wereld en haar eisen in acht neemt.
Maar u bent van licht en kracht vervuld en zult alle verleidingen van de wereld weerstaan. Uw blik is voortdurend op Mij gericht en u zult Mij ook niet meer verlaten, zoals ook Ik u niet meer zal laten gaan, u die van Mij bent geworden door de innige band met Mij. En Ik wil u steeds weer opnieuw gelukkig stemmen, doordat Ik u zal inwijden in diepe geheimen, in een weten dat alleen Ik u kan overbrengen, omdat het geestelijke gebieden aanroert die voor u als mens nog gesloten zijn zolang Ik zelf ze niet voor u open. En zo’n weten zal u steeds gelukkig stemmen en ook mijn overgrote liefde voor u aantonen. De overgang uit het aardse bestaan in het geestelijke rijk is geheel in overeenstemming met de toestand van rijpheid van de mens en daarom dus geheel verschillend.
Een ziel die nog gebrekkig is gevormd, die niet veel liefde kan laten zien, weet meestal niet dat ze lichamelijk dood is. Ze houdt zich nog op in dezelfde omgeving en zal alleen niet met zichzelf in het reine komen, omdat ze overal op hindernissen stuit, die zich voordoen omdat ze gelooft nog te leven en toch noch wordt aangehoord, noch dingen kan verrichten die ze op aarde heeft gedaan. En zulke zielen bevinden zich ook in de duisternis die in overeenstemming met hun lage graad van liefde ondoordringbaar is of af en toe in een lichte schemertoestand overgaat. Zo’n ziel is dus niet gelukkig en ze dwaalt rond. Ze klampt zich vast aan gelijk geaarde zielen op aarde, tracht dezen haar gedachten op te dringen en weert alle wezens af die haar willen helpen in haar toestand, die ook zo lang kan aanhouden, of ook slechter kan worden, als ze niet in zichzelf keert en over haar toestand nadenkt.
Verlaat echter een ziel de aarde, die geen slechte levenswandel leidde, die ook kleine verdiensten heeft verworven door werken van liefde, maar die niet zo zeer bereid was te geloven en de weg naar Mij in Jezus niet heeft gevonden op aarde, dan zal deze ook vaak niet weten dat ze lichamelijk niet meer op de aarde vertoeft. Ze zal door uitgestrekte eenzame oorden gaan, wel in een lichte schemering, maar niet in staat iets waar te nemen, geen wezens ontmoeten en alleen zijn met haar gedachten. En ze zal nog voortdurend bezig zijn met veel wereldse gedachten, erg verlangen naar de meest verschillende dingen en eronder lijden dat ze niets bezit, wat ze niet kan begrijpen en daarom denkt, door catastrofen of haar niet welgezinde mensen in eenzame landstreken te zijn overgeplaatst en ze zal nu steeds weer op zoek zijn naar een uitweg. En ze kan eindeloze tijden door zulke streken trekken, tot ze langzaam door deze woestenij op andere gedachten komt en dan ook met gelijk geaarde wezens samenkomt, wat al een kleine vooruitgang betekent. Want zodra ze van gedachten kan wisselen, bestaat de mogelijkheid zulke zielen te onderrichten. Want meestal zijn het lichtwezens die in dezelfde omhulling de wezens tegemoet treden om hen te helpen dat ze inzicht in zichzelf krijgen. Dan begint ook voor deze zielen een langzame klim omhoog.
En verlaat nu een ziel haar aardse lichaam die Mij op aarde erkende, wier levenswandel een leven in liefde was, die in Mij geloofd heeft in Jezus en dus ook van haar oerschuld verlost is, dan gaat deze ziel het lichtrijk binnen. Dat wil zeggen: ze zal zichzelf terugvinden in een heerlijke streek waar ze het diepste geluk ervaart, waar ze ontvangen wordt door wezens die net als zij doorstraald zijn met licht. Ze zal haar geliefden terugzien, ze zal alle aardse moeilijkheden hebben afgelegd, ze zal kunnen gaan waarheen ze verlangt, waar ze maar zou willen vertoeven, ze zal een gelukzaligheid ervaren waarvan ze op aarde geen voorstelling had. Ze zal in vurige liefde tot Mij ontbranden, Die u zo’n heerlijkheid bereidt.
Ze zal ook bliksemsnel inzien wat haar tot nu toe onbekend was, hetzij het op de hoogte zijn van de diepste wijsheden of van het geestelijke gebied dat u op aarde niet bij benadering geschetst kan worden. Ze zal zich overstelpt met liefde op de wezens richten die haar hulp nodig hebben, hetzij op aarde of ook in het rijk hierna. Ze zal Mij willen dienen met volle overgave en zich met gelijk rijpe geesten aaneensluiten tot de grootste krachtsontplooiing om reddingswerken te beginnen die zeer grote kracht vereisen. Voor deze ziel is de overgang van de aarde in het geestelijke rijk alleen het ontwaken uit een tot nu toe dode toestand ten leven. Want daar ze tot het ware leven is gekomen, komt haar de toestand als mens nu slechts voor als een toestand des doods en vol barmhartige liefde keert ze zich nu naar de “nog dode” toe om hem te helpen eveneens tot leven te komen. Want wat geen menselijk oog ooit heeft gezien en geen menselijk oor ooit heeft gehoord, dat heb Ik diegenen bereid die Mij liefhebben.
Zou u mensen op aarde slechts kunnen vermoeden welk lot u daarboven kan wachten, dan zou u er waarlijk met al uw zinnen naar streven u dit lot te scheppen. Maar deze kennis kan u niet tevoren worden gegeven. Ze kan u wel worden voorgehouden, maar zolang u er geen bewijs voor hebt, betekent dit weten voor u te weinig om er ernstig gebruik van te maken. Het is echter voor een ziel uitermate heerlijk wanneer ze het leven op aarde meteen na haar dood kan verruilen voor het leven in het lichtrijk, wanneer ze het moeilijke rijpwordingsproces niet nog in het hiernamaals moet doormaken, want dit kan vaak eindeloos lange tijd vragen als de ziel niet veel liefdevolle voorbeden wordt gegeven van de kant van de mensen. En weer zullen alleen diegenen een voorbede gewaarworden, die liefdevolle gedachten navolgen. En deze zal altijd alleen die mens verwerven, die zelf werken van liefde heeft verricht. Dan zal ook zijn positieve ontwikkeling gemakkelijker plaatsvinden en het verlangen naar het weerzien met zijn geliefden kan ook een krachtige aansporing zijn, zoals ook iedere onderrichtende geestverwant, wiens onderrichtingen door de ziel worden aangenomen, hem zal helpen sneller rijp te worden.
Maar een juiste voorstelling zult u mensen u niet kunnen maken zolang u op aarde vertoeft. Er kunnen u alleen aanduidingen gegeven worden over de verschillende sferen die verblijfplaats van de ziel kunnen zijn. En ieder mens moet dankbaar zijn voor ziektes en leed van allerlei aard, die een ziel gegarandeerd een beter lot opleveren, hoe ze ook geaard is, dan wanneer ze zonder lijden van de aarde scheidt, vooropgesteld dat niet de graad van liefde en geloof een ziel het lichtrijk waarborgt.
Maar het merendeel der mensen is zonder liefde en zonder geloof in Jezus Christus. En voor dezen zal de overgang van het leven naar de dood geen aangename zijn, want zij zullen daarboven aantreffen waar zij op aarde naar streefden. Het verlangen naar de aardse wereld zal bij de wereldse mensen nog enorm groot zijn en toch geen vervulling meer vinden. De ziel zal zich in een schijnbestaan wel zelf een wereld scheppen, maar ze zal spoedig beseffen dat het slechts fantomen zijn, tot zij zelf op den duur totaal vereenzaamt en inziet dat ze armzalig van aard is en erg verlangt naar een verandering in haar toestand. Dan zal ze ook geholpen worden.
Maar ook diegenen die niet goed en niet slecht leefden op aarde, zullen geen benijdenswaardig lot mogen verwachten in het rijk hierna. Weliswaar zal niet de diepste duisternis op hen drukken, maar hun onwetendheid zal ze kwellen, want ze kunnen er zelf geen verklaring voor vinden waarom ze niets kunnen zien, met niemand meer kunnen spreken en toch bestaan. Ze zullen weinig kracht bezitten en pas wanneer ze aan Mij denken zal het om hen heen een beetje lichter worden. En dan pas kunnen mijn lichtboden hen tegemoet gaan en hen helpen hun toestand te verbeteren, vooropgesteld dat ze zich laten onderrichten en van hun opvattingen tot nu toe afzien. Maar zalig zijn zij die al die moeilijke belevenissen in het rijk hierna niet hebben, voor wie het lichtrijk is geopend en die nu alle heerlijkheden in bezit mogen nemen die de Vader Zijn kinderen in overmaat aanbiedt, omdat Ik hen liefheb en zij mijn liefde nu ook beantwoorden.
Amen
BD.8748
9 februari 1964
U bent zeker van het einde van een verlossingsperiode
Om u te voltooien is u een bepaalde tijd toegekend en dat betekent dat de afzonderlijke ontwikkelingsperioden in mijn heilsplan van eeuwigheid regelmatig terugkerend werden vastgelegd – het betekend ook dat Ik zo’n ontwikkelingsperiode beëindig, wanneer deze tijd is afgelopen. Want al mijn besturen en werkzaam zijn gaat volgens een wetmatige ordening, zoals mijn wijsheid van eeuwigheid het voor juist en succesvol heeft ingezien. En daarom ben Ik in mijn besluiten ook onveranderlijk, want diepste wijsheid en eindeloze liefde heeft al wat gebeurt geleidt en Mij staat onbegrensde macht ter beschikking om ook alles te kunnen uitvoeren wat Ik als doelmatig zag.
Het begin en het einde van een ontwikkelingsperiode liggen echter zo ver uit elkaar, dat mensen het begin niet meer kunnen bewijzen en daarom ook een einde voor onmogelijk houden – bijgevolg blijft het zuiver een zaak van geloof om zo’n onderrichting aan te nemen. De mens moet echter ook niet door wat voor een bewijs dan ook, gedwongen worden zijn wil te wijzigen en daarom moet er een sluier over de diepste geheimen van de schepping gespreid blijven. Toch komt eens het moment naderbij waarin een verlossingsperiode afloopt – en de mensen worden ook altijd weer door zieners en profeten gewezen op zo’n einde. Ze worden steeds weer door mijn boden, die Ik me op aarde opwek om door hen over dingen te spreken die het menselijk verstand alleen niet kan doorvorsen, erop attent gemaakt.
Van het begin van deze periode af is er op gewezen dat ze ook eens beëindigd zal worden, maar zulke aanwijzingen vinden nauwelijks geloof en de mensen lieten zich daardoor niet overreden hun levenswandel te veranderen als deze niet strookte met mijn wil. Zulke profetieën waren voor hen steeds ongeloofwaardig en om zulke leerstellingen aan te nemen konden ze niet gedwongen worden. Maar al vergaan er nog zo lange tijden, eenmaal worden al deze verwijzingen naar het einde van dit ontwikkelingstijdvak toch vervuld en dan moeten de mensen er rekening mee houden dat er weer een nieuw tijdperk begint; dat het oude vergaat en er iets nieuws ontstaat – ook als ze niet bij machte zijn zich zo’n vergaan en nieuw ontstaan voor te stellen.
Heel weinig mensen denken daar echter over na – doch deze weinige zullen ook verder in mijn heilsplan doordringen, ze zullen daartoe van mijn kant opheldering ontvangen en daarom ook van het beëindigen van een periode op aarde overtuigd zijn, omdat ze door hun wil, die naar Mij is toegekeerd ook in de samenhang van dit alles doordringen.
Er is u, mensen een bepaalde tijd toegekend om u te veranderen, om terug te keren naar Mij. Deze terugweg was eindeloos lang en in de hoedanigheid van andere scheppingswerken ervoer u de oude aarde reeds voor uw bestaan als mens – toch pas in het laatste stadium als mens wordt u zich bewust van uw leven, eerst als mens bent u ik-bewuste wezens, terwijl u voordien dat zelfbewustzijn miste en daarom over de tijd van voor uw menszijn niets weet.
De u verleende tijd zou echter helemaal hebben volstaan om u weer te laten worden tot dat wezen zoals u eens van Mij bent uitgegaan. Hebt u evenwel uw doel niet bereikt, dan is dat alleen uw eigen falen en daarom moet u ook de gevolgen dragen. Want met een onvermoeibaar geduld en in overgrote liefde heb Ik u geholpen om stap voor stap omhoog te komen – en slechts een heel korte tijd liet Ik u uw gang gaan, opdat u vanuit deze vrijheid uit uzelf de weg naar Mij inslaat, dat u uit eigen beweging – uit liefde – op Mij toekomt, om dan als mijn kinderen altijd en eeuwig bij Mij te blijven.
Maar deze vrijheid moest Ik u laten, want ze was de hoofdvoorwaarde om van schepselen tot kinderen te worden. En u kon ook deze laatste wilsproef makkelijk doorstaan, omdat u genade op genade ontving, omdat Ik u met mijn liefde achtervolgde en alles aanwendde om u ertoe te brengen definitief naar Mij terug te keren.
Nu echter is deze tijd die u werd verleend afgelopen en moet de wet van mijn ordening in vervulling gaan. En ofschoon u, mensen het niet wilt geloven, het einde van deze ontwikkelingsperiode zal heel zeker komen. Met ’n goede wil zou u dit alles kunnen inzien – maar het in zijn volle betekenis begrijpen, zullen alleen diegenen die Ik op de laatste dag zal onttrekken (aan de ondergang) die, daar ze al op aarde de mijnen geworden zijn, als geestelijk gewekten ook elke samenhang begrijpen. De anderen echter die niet aan Mij geloven zien zich plotseling tegenover de dood staan. Ze kunnen dan echter niet overzien wat er zich rondom hen afspeelt, omdat het gebeuren alleen begrijpelijk is voor hem die geestelijk gewekt is – maar in hun hoogmoed hadden ze noch een besef van hun verkeerde leven, noch van Mij; hun God en Schepper, en daarom bleven ze geestelijk blind, ze zijn dus als ‘levenloze’ schepselen voordat ze aan de lichamelijke dood ten prooi vallen. De tijd is nu beëindigd die Ik voor de aarde en haar bewoners vooraf heb bepaald, en alleen zij zullen overblijven die de mijnen geworden zijn en die Ik zal ontrukken, opdat ze hierna de nieuwe aarde bewonen. Met hen zal mijn heilsplan van eeuwigheid – het terugvoeren van al het eens gevallen geestelijke – door mijn grote schepping kunnen worden voortgezet, opdat er weer een deel van het gevallen geestelijke definitief naar Mij terugkomt.
Doch steeds zal een onmetelijk leed en allergrootste ellende voorafgaan aan het einde van een ontwikkelingsperiode en juist door daarop te wijzen, moest de mensen te denken geven die aandacht schenken aan het wereldgebeuren. Maar alle mensen die Mij nog weerstand bieden, zien die ellende niet, integendeel alleen de aardse genoegens, een goed leventje, de economische opbouwen, daardoor streven ze ook alleen maar naar aardse goederen. En om die reden kunnen die ook alleen nog door natuur catastrofes die het grootste onheil aanrichten en de mensen aardse goederen en bezittingen ontnemen, worden opgeschrikt en tot bezinning gebracht.
Verwonder u daarom niet wanneer er nog veel van dat onheil over u komt, want het zijn de laatste middelen om diegenen nog wakker te schudden die in hun wereldse geborgenheid en in ’n goed leventje traag voort vegeteren. Ze zien een vreselijk einde tegemoet als ze nog tevoren niet totaal veranderen, wat alleen nog maar door een grote natuurcatastrofe tot stand kan worden gebracht, die niet door menselijke wil wordt veroorzaakt, veeleer duidelijk het bewijs is van een Macht, die ze maar hoeven te aanvaarden om voor eeuwig gered te zijn.
Amen
BD.8750
11 februari 1964
Was de ziel van Jezus al voor de menswording van God geïncarneerd?
En steeds weer wil Ik u mijn liefde openbaren door u met een weten vertrouwd te maken dat u gelukkig maakt omdat het u als een helder licht zaken onthult die tevoren in het donker lagen en omdat uw graad van inzicht weer hoger wordt, wat ook een rijp worden van de ziel betekent. Want steeds zal en moet de liefde ten grondslag liggen aan het toesturen van mijn woord. Ik zou u niet kunnen aanspreken als er geen bepaalde graad van liefde aanwezig zou zijn en deze liefde dus zal het licht van het inzicht steeds helderder in u doen stralen. Steeds houden u nog vragen bezig, die alleen Ik u kan beantwoorden, omdat alleen Ik deze gebieden ken, waarin u een blik wenst te werpen:
Alle hoge, niet eens gevallen geesten, incarneren zich op de aarde om ook de gang door de diepte te gaan ten behoeve van het bereiken van het hoogste doel: het kindschap Gods. En met dat doel moeten ze in het vlees over de aarde gaan, ze belichamen zich als mens en leggen de weg van dit aardse leven af net als iedere eens gevallen oergeest. Ook zij moeten de strijd voeren en alle verzoekingen weerstaan die hun van de kant van mijn tegenstander worden gebracht. Ze moeten dus in waarheid “door de diepte” zijn gegaan, om dan – wanneer ze worden teruggeroepen – als kind van God terug te keren naar Mij, hun Vader van eeuwigheid. En te allen tijde zijn er lichtwezens naar de aarde afgedaald om de mensen bij te staan die als eens gevallen wezens hun terugkeer naar Mij moeten bereiken. De liefde van deze lichtwezens is erg sterk en diep, zodat ze voortdurend tot helpen bereid en er steeds maar op bedacht zijn Mij mijn verloren kinderen terug te brengen. En Ik houd hen niet tegen wanneer ze naar de aarde willen afdalen om hulp te brengen die altijd nodig is. Maar steeds waren het wezens die van Mij waren uitgegaan. Het waren schepselen in hoogste volmaaktheid, doorstraald met het licht van mijn liefde, die in dezelfde wil met Mij zowel in het geestelijke rijk werken alsook op aarde, wanneer ze ten behoeve van een missie naar de aarde gaan. Er is ook geen lichtwezen dat zich uitsluit van zo’n missie om de bewoners van de aarde licht te brengen.
En zo was ook de ziel die als mens Jezus op aarde het werk van verlossing volbracht, zo’n lichtgeest, in het allereerste begin van Mij uitgegaan als lichtstraal van liefde, die Ik een zelfstandig leven gaf. Deze geest had een heel bijzondere missie op zich genomen, omdat Hij vanaf het allereerste begin inzag, dat de gevallen wezens Hem nodig hadden, omdat Hij vanaf het allereerste begin zag, dat de eerste mens zou falen. En daarom wilde Hij als “mens Jezus” de mensheid hulp brengen. Hij was wel vanaf het begin ook bezig met het scheppen van de materiële wereld, want mijn wil en mijn kracht stroomden over in al die wezens die Mij trouw gebleven waren en daarom als zelfstandige wezens werkzaam waren in de oneindigheid. Ook deze ziel is naar de aarde afgedaald (ook Zijn ziel heeft Mij tevoren al als lichtgeest gediend) en ze bracht de verbinding tot stand van de mensen met God, dat wil zeggen ze kwam als lichtgeest naar de mensen en Ik zelf kon door deze ziel Mij nu tegenover de mensen uiten in het woord. Die lichtgeest was dus voor Mij een omhulsel. Echter niet lichamelijk, hoewel voor de mensen tijdelijk zichtbaar, maar niet voortdurend. Zodoende ging Hij niet als “mens” over de aarde, maar Hij werkte alleen onder de mensen in schijnbaar dezelfde lichamelijke substantie. En toch was en bleef Hij een geestelijk wezen. En Hij verdween weer uit het oog van diegenen die Hij hulp bracht door onderrichtingen en toespraken.
Er zijn op aarde ook wel stoffelijke belichamingen geweest van deze hoge lichtwezens, die steeds als afgezanten van Mij zelf de mensen eveneens mijn wil verkondigden. Want het was nodig dat hun opheldering werd gegeven, waarom zij in hun zielennood op aarde leefden en welk doel hun aardse leven had. Toch moet er een onderscheid worden gemaakt juist tussen een leven op aarde als mens van een lichtwezen of een zichtbaar worden van een lichtgeest door wie Ik zelf Me kenbaar heb gemaakt. Dan was deze lichtgeest niet mijn zichtbaar uiterlijk omhulsel, zoals dit de mens Jezus is geweest, maar diende hij Mij alleen opdat mijn woord op een natuurlijke manier tot de mensen kon doordringen. Want Ik zou ook rechtstreeks uit de hoge de mensen hebben kunnen aanspreken, maar dan was het met hun wilsvrijheid gedaan. Dus bediende Ik Me steeds van een uiterlijke vorm, die zowel een lichamelijk mens als ook een geestelijk mens kon zijn. De eerste echter leidde zijn bestaan als mens op de aarde terwijl de tweede maar tijdelijk voor de mensen zichtbaar was omdat dezen dringend mijn aanspreken nodig hadden.
Wanneer dus nu van een herhaaldelijke incarnatie van de ziel Jezus vóór mijn menswording in Hem wordt gesproken, dan zult u steeds alleen maar een geestelijke verschijning kunnen aannemen, in wie Ik zelf – de Liefde – Mij aan de mensen kenbaar heb gemaakt en Me dus een geestelijke omhulling uitkoos om Me aan de mensen te laten verschijnen. Een vleselijke belichaming daarentegen van de ziel van Jezus heeft vóór mijn menswording niet plaatsgevonden, hoewel Ik mezelf door mijn woord ook door een mens kon uiten wanneer deze dus uit het lichtrijk naar de aarde was afgedaald. De ziel van Jezus was uitverkoren om mijn menswording op aarde mogelijk te maken en deze ziel was waarlijk de hoogste lichtgeest, die als eerstgeboren Zoon van Mij, dat wil zeggen uit mijn kracht en de wil van diegene die mijn overgrote liefde als eerst geschapen wezen buiten Mij had geplaatst, was uitgegaan. Ik zelf als de eeuwige Geest Gods heb Me alleen in Jezus gemanifesteerd, in deze hoogste ziel van het lichtrijk. Maar deze heeft Mij als lichtgeest ook al eerder geholpen om Mij het toespreken mogelijk te maken van de mensen die echter ook een hoge graad van rijpheid hadden, die het Mij mogelijk maakte, hun zo’n lichtwezen te sturen, door wie Ik zelf rechtstreeks kon spreken. Maar dat ook eindeloos veel lichtwezens tevoren als mens waren belichaamd, die eveneens de verbinding van de mensen met Mij in stand hielden, die hun mijn woord brachten, die als het ware als spreekbuis voor Mij op aarde vertoefden, is als waar aan te nemen, mag echter niet tot verkeerde denkbeelden leiden, omdat de ziel van Jezus voor mijn menswording was uitgekozen, daar ze zich vanaf het allereerste begin voor dit werk van erbarmen had aangeboden in het besef van het falen van de eerste mensen.
Het is verkeerd te zeggen, dat Ik Me als “God” al vaker heb geïncarneerd. Want mijn menswording in Jezus is en blijft een eenmalige daad die de mensheid niet en de lichtwereld ook nauwelijks kunnen begrijpen. Die zijn gelijke nooit eerder en ook nooit erna zal kunnen vertonen. Want Jezus was niet één van de velen, integendeel, Hij was Diegene die voor u mensen en voor alle wezens van het lichtrijk tot een zichtbare God zou worden. Die Ik zelf Mij tot omhulling koos, die eeuwig zichtbaar moest blijven.
En dit wezen had een uitzonderingspositie, want Zijn liefde was – als eerste door mijn en Lucifer’s liefde uitgestraalde geest – zo onmetelijk diep, dat alleen Hij voor mijn menswording in aanmerking kwam. En daarom was een eerdere gang als mens over deze aarde ook uitgesloten. Dit schakelt echter niet uit, dat ook Hij deel had aan de schepping van de materiële wereld, omdat Hij op de hoogte was van mijn plan van het terugvoeren en Hij steeds geheel en al op mijn wil inging en deze ook kon uitvoeren als wezen vol van licht en kracht. Dit wezen stond in zo’n nauwe verbinding met Mij, dat de volledige eenwording met Mij kon plaatsvinden, dat Hij en Ik één moest zijn, omdat Ik geheel in Hem opging en Hij in Mij en dit dus het geheim van mijn menswording in Jezus onthullen zal, zodra het wezen weer de graad van licht heeft bereikt, waarin hem het helderste inzicht eigen is.
Amen
BD.8751
12 februari 1964
Weerlegging van de onjuiste opvatting over de incarnering van Jezus
Ik wil steeds alleen de twijfels wegnemen, die in uw hart binnensluipen, wat echter goed is wanneer ze opduiken, omdat u dan pas opheldering kan worden gegeven. Want een mens die gelooft in de waarheid vast te staan en er nooit naar verlangt, kan ook niet worden onderwezen. En steeds weer zal er door mijn wil een of andere gelegenheid zijn, die u dus zal laten twijfelen en waardoor u innerlijk wordt aangespoord vragen te stellen. En er zijn veel onjuiste meningen verbreid, die deels door verkeerde onderrichting, deels door onbegrip zijn ontstaan en deze wil Ik dus rechtzetten. En daarbij hoort ook de veelvoudig verkondigde opvatting van een meermalige incarnatie van de ziel van Jezus vóór mijn menswording in Hem, die als verklaring heeft, dat de mensen niet op de hoogte zijn van het werkzaam zijn van de lichtwereld op aarde. Pas wanneer hen alle samenhang duidelijk is, blijven ze voor zulke verkeerde leerstellingen ongevoelig en wijzen ze deze af in het bewustzijn, het juiste inzicht te hebben. En daarom moet elke samenhang steeds weer aan de mensen worden duidelijk gemaakt, wat Ik ook steeds doe. Want Ik, als de eeuwige Waarheid, zal de mensen steeds de waarheid toezenden en elke onjuiste leerstelling weerleggen en motiveren.
De lichtwezens, die Mij dus trouw zijn gebleven bij de afval van Lucifer met zijn aanhang, zijn onophoudelijk werkzaam met Mij en in mijn wil. Hun bezigheid in het geestelijke rijk is u niet begrijpelijk te maken, maar ze hebben deel aan het ontstaan van scheppingen van de meest verschillende aard, omdat ze zich onophoudelijk inzetten om het gevallene allerlei mogelijkheden te verschaffen om vooruit te gaan, want hun grote liefde zet hen er voortdurend toe aan, verlossend bezig te zijn. Ze dalen ook zelf af naar de aarde, wanneer de geestelijke nood van de mensen dit vraagt. Dit alles is u al meerdere malen uitgelegd. Maar u leeft in een tijd, waaraan al vele perioden van ontwikkeling zijn voorafgegaan. En steeds heeft de lichtwereld al eraan meegewerkt, de ontwikkeling van de mensen vooruit te helpen.
En er waren ook tijden, waarin Ik zelf, als eeuwige Liefde, me bekommerde om de mensen, die zelf in hun hart liefde hadden ontstoken, die dus wel naar hun wezen op de weg waren, die terugkeert naar Mij, maar waar door de hen nog belastende oerschuld nog de wijde kloof bestond, die pas door het verlossingswerk van Jezus is overbrugd. Toch was mijn liefde bezorgd om hen, dat ze niet aan de verzoekingen bezweken, die mijn tegenstander steeds weer gebruikte, om hen aan zich vast te binden. En dus maakte Ik zelf me aan hen bekend door mijn aanspreken. Ik kwam naar de mensen van deze aarde in het woord en het woord weerklonk door een lichtgeest, die alleen voor dit doel naar de aarde afdaalde, zodat de mensen het woord van de Vader konden vernemen, omdat Ik zelf niet zichtbaar was voor de mensen. Maar deze lichtgeest bleef ook alleen voor de mensen zichtbaar, zolang Ik me door hem wilde uiten. Het was dus niet een als mens belichaamd lichtwezen. Het was wel een niet gevallen oergeest, echter ging deze oergeest niet over de aarde met het doel het kindschap Gods te bereiken, dat met een missie was verbonden, maar hij was enkel voor de mensen een duidelijk zichtbare uiterlijke vorm voor “mijn woord”, dat ze als van mens tot mens gesproken moesten horen, maar dat niet dwingend op hen mocht inwerken.
Daar Ik zelf “het Woord” ben, kwam Ik dus zelf naar de aarde tot hen, wier hart vol liefde was. En Ik gaf me nu de vorm van een lichtgeest, die echter niet lichamelijk op aarde als mens was geïncarneerd, doch weer alleen maar werkzaam was als zuivere geest, in wiens macht het lag, zichzelf aan de mensen zichtbaar voor te stellen, of ook wel de vorm uit eigen wil weer op te lossen. En zo verbleef Ik meermaals bij de mensen.
En ook de ziel van Jezus, de meest met liefde vervulde geest, die uit Mij was voortgekomen, diende Me, dat mijn woord door Hem kon klinken, dat Hij dus schijnbaar als mens onder de mensen vertoefde. De daad van mijn menswording in Jezus was echter een gebeuren van zo’n buitengewone betekenis, dat dit ook moet worden uitgelegd. Want Ik koos me daarvoor de hoogste en meest volmaakte lichtgeest, wiens overgrote liefde Hem deze belangrijke positie gaf. En deze geest nam daarom voor de eerste keer een menselijke belichaming op zich, toen Hij Mij, de hoogste en meest volmaakte Geest in de oneindigheid, als omhulling moest dienen, omdat mijn menswording in Hem een eenmalige gebeurtenis is geweest en blijven zal. Een incarnatie tevoren als mens kon dáárom niet mogelijk zijn, omdat zo’n mens-zijn al een verblijf in het gebied van mijn tegenstander vereiste, die nog grote macht had, omdat de oerzonde nog niet teniet was gedaan en dus ook de machten der duisternis zich aan Zijn ziel zouden hebben gehecht, die Hij wel ook van zich af kon schudden, maar nog niet zou hebben kunnen losmaken, omdat daar het werk van de verlossing voor nodig was. Maar waar Ik Mij zelf wilde manifesteren, mocht nog geen duister wezen zijn krachten hebben beproefd en er mocht ook geen daad van liefdeloosheid aan vooraf zijn gegaan – ook niet het afweren van het niet geestelijke, dat echter niet kon worden verhinderd – want een belichaamd lichtwezen kan zich niet aan de duisternis uitleveren.
Al deze gebeurtenissen zijn begrijpelijk, wanneer het verlossingswerk van Jezus Christus in aanmerking wordt genomen, dat pas de oerschuld van de gevallen wezens had gedelgd. Maar een incarnatie als mens zal steeds vooropstellen: óf een gevallen oergeest te verlossen, óf een niet gevallen oergeest de weg door de diepte mogelijk te maken, die hem tot een kind Gods zal laten worden. Maar de ziel van Jezus was de zwaarste missie voor deze gang over de aarde toebedacht. Ze heeft vrijwillig het grootste leed op zich genomen, waartoe echter de liefde haar de kracht gaf, die Zijn ziel in hoogste mate vervulde. Ze bevond zich al voor dit afdalen naar de aarde in hoogste volheid van licht en was dus in waarheid “mijn Zoon, in wie Ik mijn welbehagen had”. Alleen in zo’n ziel kon Ik me zelf belichamen. Alleen in Hem was deze “menswording Gods” mogelijk; alleen Hij kon zich geheel samensmelten, dus één zijn met mij.
Amen
BD.8752
13 februari 1964
Gelukzaligheid uit genaden
Waarlijk, u zult alleen vanuit genaden zalig kunnen worden. Begrijp, dat u allen vrijwillig de dood had gekozen, toen u Mij uw liefde opzegde, toen u van Mij bent afgevallen en daardoor zondigde tegen Mij en in de diepte bent gevallen. Deze afval van Mij heeft eens plaatsgevonden, daar u anders niet op deze aarde rondging, want uw bestaan als mens is pas het gevolg van die vroegere afval van Mij. U zelf wees dus Mij en mijn liefde af. En deze zonde drukt zo zwaar op u dat u ze zelf nooit zult kunnen aflossen, dat daarom Jezus Christus naar de aarde kwam en het verlossingswerk aan het kruis voor u heeft volbracht, dat uw oerschuld teniet deed.
Maar u bent oorspronkelijk uit mijn liefde voortgekomen en deze liefde laat u ook niet meer los. Deze liefde schenkt zich onafgebroken aan u. ze doet alles om u weer naar haar terug te trekken en op grond van uw grote zondeschuld is daarom elk werk van liefde bij u een “genade”, een onverdiend geschenk dat Ik u doe toekomen om u weer te helpen gelukzalig te worden.
Alleen uit genade zult u zalig kunnen worden. Want alles moet van Mij uit gebeuren, omdat u zelf geheel krachteloos bent en niet meer in staat u uit de diepte te verheffen, waarin u zichzelf hebt gestort. Ik moet u kracht doen toekomen en Ik moet u aanhoudend omhoog trekken, naar boven. Hoewel Ik u zou moeten straffen, laat Ik genade gelden. Hoewel Ik u zou moeten opgeven schenk Ik me aan u, ofschoon u het zelf niet verdient.
Dat dus is onder genade te verstaan, dat u niet gerechtigd bent te eisen, daar u voor uzelf alles hebt verspeeld door uw afval van Mij, maar dat Ik u aanhoudend vrijwillig geef, dat Ik geen acht sla op uw grote schuld en u toch bedenk met mijn liefde. Alleen kan Ik u niet de gelukzaligheid schenken, want deze zult u zelf moeten verwerven, doordat u nu ook mijn wil vervult, doordat u mijn geboden onderhoudt die liefde van u verlangen voor Mij en voor de naaste. Maar dat u dit zult kunnen, ook dit is een genadegeschenk van Mij, omdat Ik u op elke manier kracht geef.
Alle genadeschenken zult u echter vrijwillig moeten aannemen en gebruiken. Want ofschoon de mate van genade overgroot is, wordt u toch niet gedwongen ze aan te nemen. Integendeel, dat wordt alleen door uw vrije wil bepaald, die Ik niet kan sturen en zal sturen, omdat dit indruist tegen de wet van de eeuwige ordening, omdat dit mijn volmaaktheid in twijfel trekt. En Ik kan niets anders dan iets volmaakts scheppen en bij volmaaktheid hoort ook de vrije wil. En omdat u zelf door uw afval van Mij uit de volmaaktheid bent gestapt, omdat u uw wezen geheel veranderde, kan alleen nog mijn nooit eindigende liefde u redden, doordat ze u met genaden overstelpt, maar die ieder mens ter beschikking staan, alleen niet door alle mensen gelijk worden benut.
En wanneer u nu gelooft dat Ik zelf de graad of het tijdstip van uw gelukzaligheid zal bepalen, dan denkt u verkeerd. Want mijn gelukzaligheid bestaat juist daarin, dat u vrijwillig naar Mij terugkeert, dat u mijn liefde beantwoordt die Ik u geef, dat u uw wezen weer zelf verandert, terug in uw oerwezen, toen mijn liefde u voortdurend kon doorstralen. Ik heb waarlijk te allen tijde de macht u ineens weer volmaakt te maken, maar daar zie Ik noch liefde, noch wijsheid, noch gelukzaligheid in.
Het is mijn doel ware kinderen te hebben, die door de liefde voor de Vader worden aangespoord, die Mij een hart schenken dat vervuld is van liefde en vurig verlangen naar de vereniging met Mij. Maar door uw zondeval van weleer zou u dit laatste doel nooit bereiken, wanneer Ik u niet genade op genade zou doen toekomen, wanneer Ik niet steeds weer Mezelf aan u zou schenken. U zult daarom alleen uit genaden zalig kunnen worden. Maar u zult deze genaden ook vrijwillig moeten benutten. En daarom is de graad van liefde en rijpheid van de mensen zo verschillend, ofschoon in de mate van genade niemand wordt beknot. Maar van het aannemen van de genaden hangt het af, of ze ook doeltreffend bij u kunnen zijn.
Zonder genade echter, zonder mijn liefdevolle hulp, zou u helemaal niet in staat zijn de weg van de terugkeer naar Mij te gaan. En al zou u eeuwigheden op de aarde leven – zolang u Mij en mijn liefde weerstaat, doet u ook geen beroep op mijn genaden, en zolang blijft u ook van Mij verwijderd. U veroordeelt uzelf, want u schept zich elk lot zelf: gelukzaligheid of diepe ellende. U zult pas dan definitief naar Mij terugkeren, wanneer u zich door mijn genade en liefde laat vastpakken, geen weerstand meer biedt en nu ook zelf mijn liefde beantwoordt, die ons dan ook zal verbinden tot in eeuwigheid.
Amen
BD.8753
14 februari 1964
De vrije wil moet geestelijk weten aannemen
Waar er zich aan u een gelegenheid voordoet, ophelderend werkzaam te zijn op geestelijk gebied, daar moet u er gebruik van maken en van mijn bijstand zult u altijd verzekerd kunnen zijn. Want niets komt toevallig op uw weg – alles is door Mij beschikt, zoals Ik het als nuttig en zegenrijk voor de zielen van de mensen inzie. Want er is nog veel dwaling uit de weg te ruimen, en Ik ken die mensen, die van goede wil zijn. En dezen probeer Ik de waarheid te doen toekomen opdat ze tot inzicht komen en hun dwaling niet verder doorgeven tot schade van hun medemensen.
Ik kan echter steeds alleen maar daar werken waar de wil Mij betreft – waar dus geen weerstand tegen Mij als God en Schepper meer bestaat, want zoiets maakt alle wegen onmogelijk en verhindert ten gevolge daarvan de mensen datgene aan te nemen wat hun als waarheid wordt verteld.
Ik ben een God van liefde, wijsheid en macht en toch gebonden aan mijn wet van eeuwige ordening. Zelf kan Ik niet in strijd handelen met deze wet, omdat Ik een hoogst volmaakt Wezen ben en deze eeuwige wet ook beantwoordend aan mijn volmaaktheid werd opgesteld. En zo kan Ik niet op grond van mijn macht een geschapen wezen dat vrij is, onvrij maken doordat Ik dit wezen mijn wil opleg.
Doch krachtens de vrije wil kan de mens in de waarheid, maar ook in de meest krasse dwaling verkeren zonder daar door Mij in gehinderd te worden. Maar het kleinste beetje wil om in de waarheid te wandelen, verzekert hem deze ook omdat Ik daartoe de macht heb – en omdat Ik de wil zie en alles zo beschik, dat de mens in de waarheid wordt binnengeleid.
Maar iedereen die bereid is Mij te dienen, die dus bezig is in de zin van zijn medemensen opheldering te schenken, moet zelf een gewekte geest hebben, dat wil zeggen: door middel van gedachten in innige verbinding met Mij staan en door werken van liefde deze innige band versterken zodat hij dus het contact tot stand brengt tussen hem en Mij, dat voor hem het toestromen van mijn liefde mogelijk maakt – en dat in de vorm van het doorgeven van waarheid bewezen wordt. Want pas wanneer hij zelf de waarheid bezit kan hij deze ook aan zijn medemensen doorgeven en dan zal Ik hem zegenen en hem waarlijk rijk voorzien van geestelijk weten. En hij zal zijn verstand minder nodig hebben wanneer hij luistert naar datgene wat de stem van zijn hart hem zegt.
Hij zal zich meer door het gevoel laten leiden en toch heel succesvol arbeid kunnen verrichten, omdat hij altijd zeker kan zijn van mijn ondersteuning wanneer het er om gaat dat het licht onder de mensen gebracht wordt. Alleen moet u zich zonder tegenstand laten leiden, dat wil zeggen: aan alle innerlijke opdrachten gevolg geven die u weliswaar als zelf gewild zult voelen, die echter steeds mijn wil als beweegreden hebben, die u de juiste gedachten in geeft.
Ieder die de innerlijke drang voelt de waarheid te bezitten en door te geven, kan Ik ook als goede knecht voor mijn wijngaard gebruiken. En hij zal steeds alleen vanuit mijn wil bezig willen zijn, die hij in zich voelt – als ’n eigen verlangen dat hij zou willen vervullen. En diens wegen zal Ik effenen en ook zijn gedachten juist leiden. Maar het zijn er maar weinige die naar het licht zoeken en tot de Bron van het licht gaan, het zijn er maar weinige die geen genoegen nemen met geestelijke leringen die ze van buitenaf gebracht bekomen, het zijn er maar weinige die alles grondig proberen uit te zoeken en zo met Mij in innig contact staan.
En daarom kan er van Mij uit maar zelden waarheid naar de aarde gestuurd worden – maar ze zal worden verbreid omdat het licht ingang zal vinden en steeds weer diegenen zal toestralen die zich uit de duisternis zouden willen bevrijden. En hoe dieper ze zelf de waarheid binnendringen, deste sterker is in hen ook de drang hun medemensen opheldering te verschaffen. En ieder van hen is voor Mij dan ook een ware medewerker in mijn wijngaard, omdat hij dan in mijn plaats spreekt wat de mensen allemaal moeten weten en ook zouden kunnen weten wanneer ze hun hart maar zouden willen openen zodat helder licht bij hen binnen zou kunnen stralen.
En of het er maar weinige zijn die Mij dienen, ze zullen toch niet zonder resultaat werkzaam zijn, want het licht heeft een werking vol van kracht die niet onderschat mag worden. Daarom, let alleen op mijn leiding en neem ook alles wat gebeurt als goddelijke beschikking aan, want Ik alleen ken de harten van de mensen en Ik alleen weet wat voor hun ziel dienstig is om rijp te worden.
Amen
BD.8754
16 februari 1964
Weer net als voor de tijd van de zondvloed
Het zal weer een tijd zijn als van voor de zondvloed. Weer zullen de mensen overlopend van vreugde hun aardse leven genieten. Weer zullen zij streven naar meer en de hoogste doeleinden willen bereiken, hun denken zal echter alleen aards materieel gericht zijn. Weer zal de zonde de overhand krijgen en de mensen zullen duidelijk dienaren van satan zijn; de waarheid zal uitgelachen en de dwaling aanbeden worden. Naar Gods stem zal niet geluisterd worden, maar voor de stem van satan zijn de mensenharten geopend. En zodanig zullen zij steeds alleen het kwade doen en voortdurend de eeuwige orde overtreden. Zij zullen zonder liefde zijn en in plaats daarvan een overgrote eigenliefde bezitten. Zij zullen altijd voor zichzelf werken en zorgen en aan de nood van de medemensen zonder erbarmen voorbij gaan.
Maar ook deze tijd is vooruit verkondigd en zij zal komen zoals de ene dag op de andere volgt, want eenmaal wordt de toekomst tegenwoordige tijd en eenmaal worden alle voorspellingen vervuld. U mensen staat voor het einde, en er zal geen lange tijd meer voorbij gaan.
En daarom moet u allen nog ijverig bezig zijn, u, die zich heeft aangeboden voor de arbeid in de wijngaard des Heren. U moet alles doen wat mogelijk is om uw medemensen voor te lichten, en voor dat doel wordt u van boven een geestelijk goed toegezonden dat waarlijk geschikt is de mensen tot bezinning te brengen als zij er maar ernstig over nadenken. En God kan alle mensenharten doorgronden en ook zien wie nog te redden is. En voor deze weinige zendt Hij Zijn boden uit die hun het woord moeten brengen wat hun volle opheldering schenkt en hun ook de richtlijnen voor een juiste levenswandel aangeeft. En Zijn woord aan te nemen betekent reeds redding uit de duisternis en redding van de ondergang, want wie het woord van God aanneemt zal zeker daarmee ook alles ontvangen wat hij nodig heeft. Hij zal vol zijn van licht en kracht en hem kan dan niets meer verschrikken wat van de kant van het vijandig geestelijke op hem afstormt.
En u twijfelt er niet meer aan als u rondkijkt in de wereld, als u het drijven van de kinderen van de wereld en al het wereldgebeuren kunt nagaan, die waarlijk zulke vormen aannemen dat alleen een geweldig vernietigingswerk van God de mensen nog kan wakker schudden.
Kunt u geloven dat de activiteit van de tegenstander af zal nemen, dat hij eens de heerschappij die hij verkregen heeft bij de mensen weer opgeeft? Kunt u geloven dat de mensen in deze tijd hun egoïsme bestrijden en zich tot hulp bereid tot de medemensen wenden, dat zij de liefde in zich ontsteken en zich met God in verbinding stellen? Dit zal maar weinige gelukken en dezen behoren tot de zijnen die Hij aan het einde der dagen zal wegnemen, om als stamouders van het nieuwe mensengeslacht de nieuwe aarde te bewonen – zoals het steeds maar door verkondigd wordt.
Maar het aantal van dezen zal gering zijn en het doel van de arbeiders in de wijngaard des Heren moet zijn dit aantal te vergroten, en al de nog tot verandering bekwame mensen daartoe aan te sporen, opdat de oogst in het einde niet al te gering is. Maar het einde komt onherroepelijk al is u mensen tijd en uur onbekend. En al is u nooit door God de juiste tijd gegeven, zo komt zij toch met grote snelheid nader want zij is vastgesteld sinds eeuwigheid.
Steeds dringender zult u vermaand worden zich op dat einde voor te bereiden, omdat u nog de mogelijkheid heeft uzelf te veranderen en u bij uw God en Schepper aan te sluiten die u als Vader verblijden wil met een eeuwig leven. U moet natuurlijk uw dagelijks werk verrichten omdat u dag en uur van het einde niet weet, maar u moet er rekening mee houden dat u nog maar weinig tijd over blijft – daar u anders niet steeds dringender op het einde gewezen zou worden.
Geef slechts acht op alle voortekenen, want het zal zijn net als voor de zondvloed. De mensen zullen gieren naar genoegens en voortdurend door de tegenstander aangespoord worden tot een teugelloos leven, tot zonden en misdaden van allerlei aard. En de mensen zullen hem geheel ter wille zijn omdat zij zelf de kracht niet hebben zich tegen hem te verzetten en omdat zij geen beroep doen op de genaden van het verlossingswerk van Jezus Christus, die voor hen een versterkte wil verworven heeft door Zijn dood aan het kruis. Schijnbaar zal de macht van Gods tegenstander groter zijn dan de macht van God, wanneer het satanische niveau der mensen en hun doen als maatstaf wordt genomen. En toch is alleen maar de vrije wil van de mensen aanleiding van deze grote macht. Maar God zelf gebiedt hem te stoppen als hij zijn macht overschrijdt, als hij tegen God zelf optreedt en het weten over Hem in Jezus en Zijn verlossingswerk geheel probeert uit te roeien. Want dan zal het Licht van eeuwigheid zelf de duisternis doorbreken, dan zal Jezus zelf komen in de wolken en de schaar van gelovigen die hem trouw blijven tot het einde van de aarde wegnemen.
Hij zal ze wegnemen voor de ogen van de door satan geregeerde mensen en dezen zullen aan een zekere dood zijn overgeleverd. Want dan zal de aarde openscheuren en allen opnemen die falen in hun laatste levensproef op aarde, en die daarom hernieuwd gekluisterd worden in de scheppingen van de nieuwe aarde.
Hoe ongelooflijk het u ook schijnen mag, u moet het als waarheid aannemen en u mag niet geloven dat u nog veel langer op deze aarde blijft. Sneller dan u denkt zal die dag komen en gezegend wie nog tevoren de waarheid aanneemt als zij hem aangeboden wordt door u, die als trouwe arbeiders dient in de wijngaard des Heren.
Gezegend wie bewust zijn leven op aarde leidt, bewust zich naar God toekeert en het doel op aarde tracht te bereiken. Hij zal door alle verzoekingen geleid worden en ook de aanvechtingen van Gods tegenstander weerstand kunnen bieden, want hij heeft alleen macht over de mens wanneer hijzelf hem die macht geeft. Nooit zal hij die mens kunnen dwingen van hem afhankelijk te zijn wiens wil zijn God en Schepper toebehoort, die hij als zijn Vader heeft erkend en alleen naar Hem streeft. Omdat de mensheid Gods tegenstander verheven heeft op de troon, zal zij ook deelnemen aan zijn lot als hij in ketenen geslagen en in de duisternis geworpen wordt.
Ook zijn aanhang zal weer gekluisterd worden in de materie en de weg van ontwikkeling nog eenmaal moeten afleggen. En dat zal dus ook een verandering van het gehele aardoppervlak vereisen, een vernietigen van de scheppingswerken – opdat het geestelijke daarin weer vrij wordt en opnieuw gevormd kan worden in de scheppingen van de nieuwe aarde. Want nooit staat van God uit de ontwikkeling stil, steeds worden nieuwe mogelijkheden geschapen wanneer het geestelijke als mens faalt. Eenmaal moet iedere ziel het doel bereiken, eenmaal zal iedere ziel ten leven komen en dit leven voor eeuwig niet meer verliezen.
Amen
BD.8755
17 februari 1964
Het werk van de niet gevallen oergeesten
Wanneer u onderrichtend bezig zult zijn, dan zult u ook over alles in waarheid onderricht moeten zijn. U zult elke onjuiste leer moeten kunnen weerleggen, dus zelf helemaal geïnformeerd zijn over dat wat u uw medemensen als geestelijk weten zult willen overbrengen. En u zult ook dan pas overtuigd voor uw weten uitkomen, wanneer u door Mij zelf bent voorgelicht, omdat Ik alleen alles weet en ook slechts Ik alleen u met die gebieden vertrouwd kan maken die voor uw verstand ontoegankelijk zijn.
De handeling van het scheppen van de geestelijke wezens was steeds een uitstralen van mijn liefdeskracht in het vat dat Ik Mij zelf als eerste wezen schiep. Dat dus de stroom van mijn liefdeskracht opving en dat nu, daar het mijn evenbeeld was, weer de kracht die het toestroomde gebruikte doordat het eveneens scheppend bezig was, doordat het gelijksoortige wezens schiep in eindeloze hoeveelheid. Dus was ieder wezen uitgestraalde liefdeskracht van Mij. Ieder wezen moest hoogst volmaakt zijn omdat uit Mij niets onvolmaakts kon voortkomen, omdat mijn liefdeskracht nooit afzwakte en dus dezelfde liefdeskracht al deze wezens doorstroomde.
Dat Ik van Mij uit iets tweederangs zou hebben geschapen kon dus niet mogelijk zijn. Maar de wezens zelf konden zich vormen tot niet goddelijke wezens door hun verkeerde wilsrichting. En zo moet op de eerste plaats naar voren worden gebracht dat ieder wezen een vrije wil had, daar het anders niet volmaakt kon worden genoemd. Deze vrije wil nu werd voor een beslissing geplaatst, omdat het wezen zijn volmaaktheid moest bewijzen. Het moest besluiten of het volmaakt wilde blijven, ofschoon het ook in het tegengestelde kon omslaan, juist omdat het met een vrije wil was uitgerust. En dat bij deze beproeving van de wil ontelbare volmaakt geschapen wezens van Mij afvielen en hun heer in de diepte volgden die zelf de wilsproef niet had doorstaan, daarvan bent u al vaak in kennis gesteld.
Maar nu gaat het erom of er ook wezens bestonden die zonder vrije wil waren geschapen, die dus niet anders konden dan mijn wil vervullen. Dan zou Ik zelf Mij minderwaardige wezens hebben geschapen, die de volmaaktheid moest worden betwist. Want de vrije wil behoort bij een volmaakt wezen, daar het anders wezenloze “werken” van mijn scheppende wil zouden zijn geweest, in zekere zin dode scheppingen, want pas de vrije wil is de aanleiding voor elke bezigheid. Maar of deze wil zich helemaal aan Mij onderworpen heeft of eigenmachtig werkt, bepaalt nu ook de verhouding van het wezen tot Mij. Ieder niet gevallen wezen gaf zich nu helemaal aan Mij als eigendom. Het onderwierp zijn wil vanzelf aan de mijne en werkte nu met Mij en volgens mijn wil. Het deed alleen dat wat overeenstemde met mijn wil, omdat het door zijn verbondenheid met Mij ook zelf van gelijke wil was, terwijl de afgevallen wezens op grond van hun vrije wil zich afzonderden. Ze minachtten mijn wil en werkten Mij tegen en kunnen pas weer na een eindeloos lange gang door de diepte de hoge graad van liefde bereiken, waarbij ze zich vrijwillig weer naar mijn wil schikken, dan dus ook weer werken en scheppen met Mij volgens mijn wil, die nu ook hun wil is geworden.
Zo zult u dus onderscheid moeten maken: lichtwezens die Mij trouw bleven bij de beproeving van hun vrije wil en dus altijd volgens mijn wil scheppen en werken zullen en daarom onmetelijk gelukzalig zijn, want nooit zullen ze zich als onvrije wezens voelen, door Mij voorbeschikt, omdat zo’n staat volledig tegen mijn ordening van eeuwigheid zou indruisen, en afgevallen wezens die hun vrije wil verkeerd richtten, die Mij steeds tegen zouden werken wanneer Ik hun wil niet aan banden zou leggen gedurende de tijd van hun opwaartse ontwikkeling vanuit de diepte. Bij deze wezens voltrekt zich nu het proces van terugvoeren waaraan alle lichtwezens deelnemen, dat wil zeggen alle eens niet gevallen wezens en zij die in het leven op aarde het kindschap Gods al hebben bereikt of al in een hoge graad van licht staan. Al deze wezens dragen mijn wil in zich. Toch is die vrij en voegt zich vanzelf naar de mijne, daar dit waarlijk geen teken van een goddelijk en volmaakt wezen zou zijn wanneer het onder dwang zou staan, dat het dus uit zou moeten voeren wat Ik het opdroeg.
U mensen zult voor het woord volmaaktheid nog niet de juiste verklaring kunnen vinden. Want elke toestand van gebrekkigheid is dan uitgesloten en onbeperkte gelukzaligheid is het lot van een volmaakt wezen. Deze zou er echter niet mee in overeenstemming kunnen worden gebracht wanneer een wezen voorbestemd werd voor enig werk en dus in zekere zin onvrij zou zijn. De menigte van de door Mij geschapen geesten die bij Mij bleven, is niet te tellen. En allen zijn werkzaam in de oneindigheid, steeds in verlossende zin, doordat ze al het gevallene de mogelijkheid verschaffen de weg omhoog te gaan. Maar het is verkeerd te zeggen: deze wezens kunnen niet anders dan mijn wil uitvoeren. Ze willen echter niet anders dan Mij dienen en al het niet verloste geestelijke, omdat het hoge liefdesgeesten zijn. En Ik zelf laat ze voor Mij werkzaam zijn om ze gelukkig te maken. Want waarlijk een gedachte van Mij is voldoende om hem op grond van mijn wil tot uitwerking te brengen, om al datgene te laten ontstaan wat die lichtwezens scheppen, om zelf daarbij gelukzaligheid te ervaren.
En spreek Ik van lichtwezens, dan is dit hetzelfde als wanneer Ik over de eindeloze schare van mijn engelen spreek die allen in hoogste volmaaktheid staan en hun volmaaktheid bewezen doordat ze Mij trouw bleven toen een grotere menigte van deze engelen zich van Mij afkeerde en in de diepte stortte. Ze hebben Mij hun liefde en trouw bewezen en toch gaan ook deze lichtwezens eens de gang door de diepte opdat ze het werk, zich te vormen tot kind van God, zelf volbrengen, dat ze dan uit eigen wil en dienen-willende liefde zelf in zekere zin een scheppingswerk volbrengen dat juist Ik Me niet zou kunnen scheppen, omdat dit de vrije wil als voorwaarde heeft, die het wezen dan in het leven op aarde als mens gebruikt om tot de hoogste volmaaktheid te komen. En alle wezens die Mij trouw zijn gebleven staan in de hoogste graad van licht en hun liefde voor Mij is onbeschrijfelijk. Ze kennen mijn wil en zullen begrijpelijkerwijs geen andere wil in zich boven laten komen vanwege hun eindeloos diepe liefde.
Maar geen van deze wezens is gebonden aan mijn wil, daar anders zijn gelukzaligheid minder zou zijn geworden, wat van Mij uit nooit zal gebeuren. Maar dat toch mijn hele scheppingswerk ondergeschikt is aan de rangorde van mijn engelen, is erop gebaseerd dat de door Mij eens als wezen uitgestraalde kracht onophoudelijk actief moet zijn en mijn liefde steeds weer ideeën tot uitvoering zal laten komen om mijn schepselen voortdurend gelukkig te maken. Maar steeds alleen een bezigheid in vrijheid zal gelukkig maken, nooit een werk onder dwang. Want alleen het gevallen geestelijke is in een bepaalde tijdsduur onderworpen aan dwang, maar nooit de wezens die als lichtengel in mijn rijk werkzaam zijn.
Amen
BD.8756
18 februari 1964
Ook het lichaam van Jezus was door Gods wil verharde substantie
Laat u door Mij onderrichten en vraag Mij wat u wenst te weten, want Ik wil u in de waarheid onderwijzen, opdat u ze ook weer zult kunnen doorgeven aan degenen, die u daarom vragen. Weliswaar zult u ook alleen overeenkomstig uw bevattingsvermogen opheldering kunnen verkrijgen, maar Ik zal ook uw verstand het vermogen geven, geestelijk weten te herkennen. En dus zult u zich ook tegenover de verstandsmensen staande kunnen houden, wanneer dit nodig is. Het is voor u moeilijk te begrijpen, de lichamelijke gesteldheid van de mens Jezus in overeenstemming te brengen met de hoogste lichtgeest die naar de aarde was neergedaald, om Mij als omhulsel te dienen voor mijn menswording.
Zowel gevallen als ook niet gevallen oergeesten gaan over de aarde in een materieel uiterlijk omhulsel, dat uit de ongezuiverde substanties van een andere oergeest bestaat, die dus nog aan het begin van hun ontwikkeling staan.
De ziel moet zich dus tijdens haar gang over de aarde voltooien. Ze moet al het niet geestelijke uit zich verdrijven. Ze moet aan alle verzoekingen weerstand bieden, alle onzuivere aanklevingen van zich afstoten, tegen alle onzuivere aandriften en begeerten strijden, alle ondeugden veranderen in deugden. Ze moet dus haar hele wezen veranderen tot liefde.
En ze wordt voortdurend lastig gevallen door het onrijpe wezenlijke, dat de ziel weer naar beneden zou willen trekken en daar door mijn tegenstander steeds weer toe gedreven wordt. De gang over de aarde als mens is dus het laatste reinigingsproces in de materiële uiterlijke vorm en kan tot een volledig succes leiden, tot de volkomen vergeestelijking van de ziel.
Ook kan de ziel het lichaam tegelijkertijd bevrijden en vergeestelijken, wanneer ze in grootste liefde op dit onrijpe geestelijke tracht in te werken, wanneer ze het lichaam ook voor datgene probeert te winnen, wat haarzelf door de geest in haar wordt overgebracht, wanneer ze alle wereldse begeerten verstikt en steeds meer ook het lichaam ertoe tracht te brengen, de wereld geheel op te geven, wanneer dus ziel en lichaam samen zich bij de geest in zich aansluiten en de innigste band met Mij aanknopen.
Iedere mens zal deze strijd met zichzelf hebben te voeren, omdat elke materiële uiterlijke omhulling het onrijpe geestelijke is, dat nog behoort aan de tegenstander, maar waarover voor de tijd van het gebonden zijn niet rechtstreeks door hem kan worden beschikt, terwijl de ziel gedurende het aardse leven is blootgesteld aan de verzoekingen van de kant van de tegenstander en daartegen stand moet houden en het lichaam, wegens zijn onrijpheid, de ziel het streven steeds zal bemoeilijken, omdat dit onrijpe geestelijke zich nog meer in duistere sferen ophoudt. Maar de ziel kan licht ontvangen wanneer ze werkzaam is in liefde en dan zal het lichaam steeds betrokken zijn bij alles wat de ziel nastreeft. De ziel van Jezus had nu weliswaar een materieel lichaam, maar toch bestond er een verschil. Want Zijn lichaam, Zijn materiële omhulsel, behoorde aan geen enkele eens gevallen oergeest, ofschoon het stoffelijk was. Het was dus door mijn wil verharde geestelijke substantie, die op zich door mijn tegenstander niet beïnvloed kon worden, omdat ze hem niet toebehoorde. Omdat hij over het niet gevallene geen recht kon doen gelden. Maar Jezus had een missie te vervullen.
Zijn eigen vergeestelijking te bereiken op aarde door de liefde en de smartelijke dood aan het kruis, door het werk van verlossing. Toen Zijn ziel naar de aarde afdaalde en zijn intrek nam in een lichamelijk omhulsel, werd ze in het nauw gebracht en omklemd door talloos onrijp geestelijks, dat zich door het licht voelde aangetrokken, maar dat het licht als kwelling ondervond en het trachtte uit te doven. De ziel van het licht betrad het rijk van de duisternis en moest door dit gebied heengaan en met haar licht alles trachten op te lossen en te bevrijden, wat binnen haar bereik kwam.
Al het lage geestelijke, dat zich bij haar aansloot, moest ze in liefde dulden en hulp proberen te brengen, want de grote Liefde liet de ziel van Jezus naar de aarde afdalen en deze Liefde stond de ziel ook niet af. Integendeel, ze gebruikte die als kracht tegenover het zwakke ongelukkige dat zich aan haar vastklampte en door haar niet met geweld kon worden verdrongen, omdat Zijn liefde dit niet toeliet. En zo werd ook het lichaam door zulk onrijp geestelijks in het nauw gebracht. Het wilde alle aandriften die aan elk menselijk lichaam kleven, op het lichaam overplanten. En van buiten af, door de buitenwereld, werd de ziel eveneens belaagd door velerlei verzoekingen die in het lichaam van Jezus de natuurlijke aandriften wakker maakten, omdat Zijn lichaam niet anders was geschapen dan dat van andere mensen, ofschoon het geen satanisch gebonden substanties bevatte, maar door mijn wil zonder zonde verwekt en dus een rein vat voor mijn menswording in Hem was. Doch ter wille van het verlossingswerk reageerde het lichaam op alle aanvallen van mijn tegenstander, op alle verleidingen van buiten af, op alle menselijke verlokkingen, net als elk ander lichaam. En Jezus moest al deze aandriften in Hem overwinnen, omdat Hij de mensen het ware leven moest voorleven. En bijgevolg moest Hij elk menselijk gevoelen, elk verlangen dat de wereld gold, elke begeerte overwinnen. Hij moest weerstand bieden, alle verleidingen van zich afweren, zonder de Liefde te kwetsen. Dus Hij moest precies zo Zijn lichaam vergeestelijken als ieder ander mens. En Hij heeft deze vergeestelijking ook tot stand gebracht, waartoe de Liefde Hem de kracht gaf, die tenslotte ook het verlossingswerk volbracht.
En wederom moest de mens Jezus alle menselijke zwakheden kennen en overwinnen, omdat Hij de gehele mensheid als voorbeeld moest dienen, omdat alle mensen dit doel moeten bereiken en het ook bereiken kunnen.
En dit werk van vergeestelijking is Hem geenszins gemakkelijk afgegaan, want de verzoekingen waren bij Hem extra sterk, omdat de tegenstander zelf tegen Hem vocht, om zijn aanhang niet te verliezen.
Van de andere kant moest het menselijke uiterlijke omhulsel dat Mij zelf moest bevatten, rein en zonder zonde zijn. Dus zou Ik me niet in een lichaam hebben kunnen manifesteren, waarvan de substanties aan een Mij ontrouwe oergeest toebehoorden.
Dat moet u duidelijk en begrijpelijk zijn. Want juist dit omhulsel moest toch voor eeuwigheden zichtbaar zijn en blijven. De eenwording van Mij, van een hoogste Lichtwezen.
Mijn “eniggeboren Zoon”, en het aandeel van een gevallen geest zou nooit of te nimmer mogelijk zijn geweest. Maar na de verlossing door Jezus kan ieder gevallen wezen de eenwording met Mij voltrekken.
Maar vóór de kruisdood van Jezus had de verlossing nog niet plaatsgevonden. Dus kon de materiële uiterlijke vorm ook niet verlost zijn, wanneer ze dit nodig zou hebben gehad en dus zou Ik zelf in de mens Jezus niet werkzaam hebben kunnen zijn op aarde, zoals het echter toch het geval is geweest, want mijn geest was in Hem en openbaarde zich door wonderdaden en door mijn woord.
Laat u dus niet van de wijs brengen, wanneer u een weten wordt voorgehouden dat hiermee niet overeenstemt, maar geloof, dat u van Mij zelf de zuivere waarheid te weten zult komen, omdat Ik weet, hoe onjuist het denken van veel mensen nog is en Ik elke dwaling zal rechtzetten, zodra u Mij daar maar om vraagt.
Amen
BD.8757
19 februari 1964
Alleen God kan de waarheid tot de mensen brengen
Laat Mij tot u spreken en neem mijn leringen aan. Geloof dat de reine waarheid u wordt gebracht en geef ze daarom ook met overtuiging door aan uw medemensen, want pas dan bent u ware dienaren in mijn wijngaard. De grote geestelijke nood van de mensen vraagt dat hun de zuivere waarheid wordt overgebracht, want zolang de mensen niet goed beseffen wie Ik ben en geen ware kennis bezitten over hun God en Schepper en over Zijn wezen, zolang zullen zij ook niet proberen Mij te benaderen. En zolang ben Ik voor hen nog niet begerenswaard, omdat zij niet weten dat mijn wezen liefde is en Ik steeds liefde wil geven en liefde ontvangen.
Maar om Mij te kunnen liefhebben moet mijn wezen als hoogst volmaakt erkend worden, en moet ook mijn liefde kunnen worden ervaren. Maar dat is alleen mogelijk als mijn schepselen zich voor Mij openstellen en zich vrijwillig aan Mij overgeven. Want dan kan mijn liefde hen weer bestralen en gelukkig maken. Daarom moet u ook weten dat u schepselen bent die mijn overgrote liefde liet ontstaan, en u moet weten dat u voortgebracht bent door mijn liefdewil en liefdekracht; dat dus ook uw eigenlijke wezen – liefde is.
Zulk een kennis kan alleen Ik zelf u laten toekomen, omdat mijn weten alles overtreft. En daarom moet u zich door Mij laten onderwijzen en dan ook die kennis doorgeven aan hen die niet met Mij in verbinding staan. Want alle mensen moeten weten wat zij in diepste wezen zijn en allen moeten weer streven naar wat zij in hun oerbegin waren, omdat zij pas dan onmetelijk zalig zullen zijn. Eerst wanneer Ik erkend wordt als het hoogst volmaakte Wezen in de oneindigheid, zal in de harten der mensen ook de liefde tot Mij ontbranden. Want pas dan beseffen zij dat Ik zelf de liefde ben en dan zal liefde tot liefde aandrijven.
Zolang de mensen geen juiste opheldering wordt gegeven over mijn wezen en zolang Ik word voorgesteld als een wrede en toornige God, zolang komen zij Mij ook niet vertrouwelijk als kinderen tegemoet, en kunnen dan ook niets van mijn liefde bemerken. En nog minder zullen zijzelf Mij hun liefde toedragen, maar veel eerder vrezen en nooit de verhouding van kind tot Vader herstellen. Maar dat verlang Ik juist van u om u ook bovenmate met mijn liefde gelukkig te kunnen maken.
Door invloed van mijn tegenstander wordt mijn beeld echter verwrongen. En door zijn inwerking wordt ook de waarheid ondermijnd en met dwaling vermengd of u onthouden. Terwijl weer mensen die naar hun wil mijn tegenstander toebehoren tegen de waarheid vechten, maar daarentegen een verstandelijk werelds idee als waarheid verdedigen, dat daar geen enkele aanspraak op kan maken.
Maar u, die zoekt mijn wil te vervullen moet tegen hen ingaan als u in mijn wijngaard wilt dienen. U heeft van Mij zelf de zuivere waarheid als het “goede zaad” ontvangen en u moet dit ook weer in het hart zaaien van mensen die dit bereidwillig openen, want gedwongen kan geen mens de waarheid gebracht worden. Zij moet in liefde aangeboden en in vrijheid van wil aangenomen worden.
Maar dan zal de waarheid ook een zegenrijke uitwerking hebben doordat de mensen, die eerst nog door donkere gebieden gingen omdat er hen nog geen licht verlichtte, nu wandelen in het licht. Ik voorzie u mensen rijkelijk van het “goede zaad” waarmee u de akkers (de harten) kunt bebouwen, opdat zij goede vruchten voortbrengen. Maar alleen door Mij kan u dat “kostbare zaaigoed” geschonken worden, Ik alleen kan het u bezorgen en Ik alleen ben de bron waaruit de levensader ontspringt, alleen bij Mij kunt u de juiste voeding bekomen.
En als u gewillig bent kunt u dit “voedsel” ook aan uw medemensen uitdelen, want zij hebben evenzo versterkende voeding en verfrissende drank nodig om ook moedig en krachtig hun pelgrimsweg op aarde te kunnen voortzetten. Want uw weg op aarde moet u afleggen voor de uitrijping van uw ziel, en u moet in dit aardse leven trachten uw God en Schepper te zoeken en te vinden. En als Vader van mijn ware kinderen zal Ik Mij ook laten vinden door een ieder die in ernst naar Mij streeft.
En heeft u Mij gevonden, dan zal mijn liefde u gedurig verzorgen met geestelijke en ook aardse goederen. Het geestelijke goed bestaat echter uit een kennis over alle geestelijke gebeurtenissen die aan uw bestaan als mens zijn voorafgegaan, en over mijn liefdevolle zorg u tot de hoogste volmaaktheid te brengen. Het geestelijke goed bestaat in een grote mate van inzicht. Er zal u een licht worden ontstoken dat ver boven alles zal uitstralen en u weer een inzicht geeft in gebieden, die alleen met geestelijke ogen kunnen worden aanschouwd.
Wie dus de grote genade heeft in deze omvangrijke kennis te worden ingeleid, moet ook in dankbaarheid deze genadegaven doorgeven. Hij moet steeds weer denken aan de grote geestelijke nood van zijn medemensen die meestal nog zonder enige liefde zijn. Maar eerst moeten zij worden aangemaand tot liefdedaden, want pas dan zullen zij ook openstaan voor de geestesgaven die u hen brengt.
Daarom is uw grote opgave de mensen steeds weer mijn geboden van de liefde in herinnering te brengen, want alleen een leven in liefde kan de mensen de zuivere waarheid brengen. Alleen door een leven in de ware naastenliefde zult u tot het besef komen van deze diepe kennis, en alleen de liefde kan de mens het inzicht brengen wat de aanleiding en het doel van zijn aards bestaan is. En pas dan zal hij ook ernstig proberen dat doel te bereiken.
Amen
BD.8760
22 februari 1964
Kennis van het heilsplan van God
Ik wil dat u wat inzicht krijgt in mijn heilsplan van eeuwigheid en daarom probeer Ik, in overeenstemming met uw graad van rijpheid, u daarover kennis te geven. Ik probeer u dit weten door mijn geest over te brengen, opdat u in de volle waarheid verkeert en u voor uzelf ook zeker zult kunnen zijn van deze waarheid. Want alleen door middel van de geest is het mogelijk u zuivere waarheid te doen toekomen. Maar daarom zult u van alles op de hoogte moeten zijn om tegen dwaalleren op te kunnen treden, die u de terugkeer naar Mij bemoeilijken, die dus door mijn heilsplan eens moet worden bereikt.
U zult moeten weten vanwaar u komt en wat u ertoe heeft gebracht u van Mij af te keren. U moet op de hoogte zijn van het lot dat u zich zelf hebt geschapen door uw afval van Mij. En u zult moeten weten dat en waarom Ik voor u nu een plan klaarlegde dat weer de langzame weg terug naar Mij verzekert. En over dit plan zult u ook kennis moeten verkrijgen, want dan pas zult u uw menszijn op aarde begrijpen en het nu volgens dit doel gestalte geven. U zult Diegene leren herkennen en liefhebben, die ter wille van uw gelukzaligheid de gehele schepping liet ontstaan, die in onmetelijke liefde en wijsheid Zijn macht aanwendde om scheppingen van de mooiste soort in het leven te roepen die alle beantwoorden aan hun bepaalde doel en alle alleen maar daartoe dienen het eens gevallen geestelijke op te nemen om het eens tot de uiterste rijpheid te brengen, dat het eens tot Mij terugkeert, die de oorsprong van zijn bestaan geweest ben en met mijn geschapen wezens ook eeuwig verbonden zal blijven omdat Ik ze liefheb.
U mensen moet op de hoogte zijn van mijn eindeloze liefde, omdat deze de verklaring is voor alles, daar Ik anders ook weer zou hebben kunnen vernietigen wat Ik schiep toen het zich verzette tegen Mij. Maar mijn liefde verhinderde dat. Mijn liefde wil echter ook het geschapene gelukkig maken, omdat de liefde niet anders kan dan gelukzaligheden bereiden. En daarom moet een terugkeer van het van Mij afgevallene onherroepelijk plaatsvinden. En mijn heilsplan van eeuwigheid is alleen maar gericht op dit doel van de uiteindelijke terugkeer van al het gevallen geestelijke. Dat Ik u nu daarover zo uitvoerig in kennis stel, is alleen maar bepaald door de eindtijd die voor u mensen een laatste behulpzaam zijn noodzakelijk maakt. U moet weten waarover het gaat en dat u niet veel tijd meer rest om die terugkeer naar Mij te realiseren. U zult niet gedachtenloos van de ene dag in de andere mogen leven, maar u zult moeten proberen een nauwe band met Mij aan te gaan, om dan ook door Mij door de chaos te worden geleid die nog voor het einde over u mensen komen zal en waarvoor u dus ook de waarheidsgetrouwe verklaring moet worden gegeven. Maar wordt u daarover in dwaling gelaten, hoopt u er voortdurend op dat voor alles weer een aardse opbloei, een aardse vooruitgang zal komen omdat u niet op de hoogte bent van de zin en het doel van alle gebeurtenissen die u overkomen, dan zal uw aardse leven voor niets geleefd zijn zonder enig nut voor uw ziel, die uw eigenlijke ik is en die niet vergaat met de dood van uw lichaam. En voor het lot dat dan de ziel wacht, wil Ik u graag bewaren. Ik wil u graag gelukzaligheden bereiden omdat Ik u liefheb en daarom stuur Ik steeds weer de waarheid naar de aarde, die u alleen maar hoeft aan te nemen. En dan bent u ook gered van een vreselijk lot van hernieuwde kluistering in de scheppingen van de aarde.
Wie kennis heeft van mijn eeuwige heilsplan gaat al met een zekere blijheid door het aardse leven, omdat hij de zin en het doel ervan heeft ingezien en nu ook bewust leeft en steeds probeert mijn wil te vervullen. Wie dit weten echter vreemd is kent het doel van het bestaan niet en hij zal steeds alleen maar aan al het aardse waarde hechten, maar geestelijke doelen nooit laten gelden, omdat het geestelijk gebied hem volledig vreemd is. En wederom zal ook alleen die mens begrip voor mijn heilsplan van eeuwigheid opbrengen, die zelf al de band met Mij tot stand heeft gebracht door werken van liefde. Want diens geest is al ontwaakt ten leven, terwijl de mens zonder zo’n geloof in Mij, liefdeloos zal denken en handelen en hij nooit voor zo’n weten ontvankelijk is. Hij gaat dus in dichte geestelijke duisternis door het leven en vindt in zijn blindheid ook niet de juiste weg.
Maar Ik wil alle mensen het weten voorhouden dat ze eens van Mij zijn uitgegaan, zich vrijwillig van Mij afkeerden, in de diepte stortten en zij uit deze diepte weer door mijn liefde worden omhoog geholpen en bijgestaan, omdat mijn liefde voor al het door Mij geschapene overgroot is en deze liefde ook nooit veranderen zal. En daarom rust Ik niet eer Ik het van Mij afgevallene weer heb teruggewonnen, tot het zich vrijwillig weer naar Mij begeeft. En met dit doel gaat het door de schepping, die Ik eens voor deze terugkeer naar Mij liet ontstaan. En steeds weer zal Ik dit weten overbrengen aan de mensen die zich met Mij verbinden en de waarheid te weten willen komen over aanleiding en zin en doel van hun bestaan op deze aarde. En u zult in alle waarheid hierover worden onderwezen, omdat alleen de waarheid u vrij maakt en weer definitief naar Mij terugvoert.
Amen
BD.8762
25 februari 1964
Spirituele verbindingen?
Ik kan u altijd alleen maar zeggen, dat u Mij zelf tot u zult moeten laten spreken, dat u alleen naar Mij zelf zult moeten luisteren en waarlijk u zult er geen spijt van hoeven te hebben, want alles wat voor u nodig is te weten, zal u worden toegezonden, u zult niet in het donker voort hoeven te gaan, maar helder licht zal de weg verlichten waarvan aan het einddoel Ik u zelf zal ontvangen.
U zult u daarom rechtstreeks tot Mij moeten wenden opdat Ik u het licht ontsteek, u moet het niet van iemand anders verwachten. Want licht kan alleen van Mij uitgaan, die het Licht ben van eeuwigheid.
Wel stuur Ik de lichtstroom van mijn liefde door talloze lichtwezens overal heen in de oneindigheid, steeds heeft hij zijn oorsprong in Mij en blijft daarom steeds hetzelfde licht. Maar u weet dat er ook verblindende lichten bestaan, u weet dat deze wel uw ogen kunnen verblinden maar ze ook ongeschikt maken voor het ware licht dat een zacht schijnsel afgeeft en toch stralend helder alles verlicht, dat op u een weldadige invloed zal uitoefenen, maar niet fel voor u opflitst en daarom uw ogen verzwakt.
En zulke verblindende lichten zijn het werk van mijn tegenstander, die zich eveneens bedient van degenen die openstaan voor hem, om zijn verblindende lichten verder te leiden door mensen die voor hem werken. Mensen die zelf verwarring willen stichten of ook wel zulke die de beste bedoeling hebben maar niet rechtstreeks de weg naar Mij nemen om een licht voor zichzelf te laten ontsteken.
U, mensen zult moeten weten dat er ontelbare geesten zijn bij wie het zelf nog aan het licht van inzicht ontbreekt, die echter elke gelegenheid aangrijpen om verbinding met de mensen op aarde tot stand te brengen en die zich tegenover dezen uitspreken, die dus dat trachten over te brengen wat zij zelf bezitten, ofschoon het niet overeenstemt met de waarheid. Verder zult u moeten weten dat de geestenwereld voortdurend met u in verbinding staat en, al naar uw eigen graad van rijpheid, u ook door geestelijke wezens omringd bent die u nu bedenken met het naar binnen laten stralen van hun weten op uw gedachten.
En elke gedachte heeft zijn oorsprong in de geestelijke wereld en hij raakt u, mensen steeds in overeenstemming met uw eigen rijpheid en uw wil en verlangen naar waarheid. Het proces dat onophoudelijk plaats vindt door de bezigheid van het denken van de mens, neemt duidelijke vormen aan wanneer het zich bewust afspeelt, wanneer dus de mensen bewust de verbinding tot stand brengen met de geestelijke wereld en van daar uit geestelijke leringen in ontvangst nemen, die dan min of meer overeenstemmen met de waarheid omdat de mensen op heel verschillende niveaus van rijpheid staan en ook de zin en het doel van bewuste verbinding met de geestenwereld verschillend is. Maar door de geesten wordt elke gelegenheid aangegrepen, omdat ze zich willen laten horen.
Nu heb Ik u, mensen een vrije wil gegeven en deze alleen bepaalt of u positief of negatief beïnvloed wordt door de wezens van het geestelijke rijk, want beantwoordend aan uw wil, komen de geesten die onderrichten naar u, die of licht brengen of u in steeds grotere duisternis te laten belanden. Want uw vrije wil bepaalt uw levenswandel, hij zet u aan of hindert u liefdewerk te doen. Uw vrije wil verlangt ernstig naar waarheid of stelt zich met elke geestelijke lering die u wordt aangeboden, tevreden. Uw vrije wil is intens ernstig op Mij gericht of sluit zich aan bij mijn tegenstander. En dus bepaalt uw vrije wil ook de leerkrachten die u vanuit het geestelijke rijk trachten te onderrichten.
Maar alleen wezens van het licht zijn gerechtigd om te onderrichten en dezen zullen u ook gegarandeerd waarheid overbrengen, want ze geven alleen door wat ze rechtstreeks van Mij ontvangen. Maar hoe zult u erkennen of u door de lichtwereld wordt onderricht of door zulke wezens die zelf nog niet in waarheid wandelen?
U zult de weg naar Mij moeten nemen, u totaal aan Mij overgeven en Mij vragen om het toesturen van de waarheid. En geef Ik u nu antwoord door mijn lichtboden uit het geestelijke rijk, dan kunt u er verzekerd van zijn dat Ik u op de eerste plaats zal aansporen met Mij zelf in rechtstreekse verbinding te treden, dat Ik u opheldering zal geven over het werkzaam zijn van mijn geest in de mens en dat Ik u dus een garantie geef dat u dan zuiverste waarheid van Mij in ontvangst neemt omdat mijn geest zich niet vergissen kan. Dan werk Ik ook wel door lichtboden in u, dat wil zeggen: de lichtstraal van mijn liefde wordt heengeleid door die hoge geesten die toestemming hebben om te onderrichten, die niets anders dan de kracht van mijn liefde verder sturen, die “mijn woord” dat rechtstreeks van Mij uitgaat naar de aarde stralen.
Begrijp het: mensen die intens ernstig de waarheid begeren en zich met Mij zo innig mogelijk verbinden, kunnen ook wel volgens de waarheid onderricht worden op spirituele wijze, omdat hun zuiverheid daar garantie voor biedt, maar dit zijn van die zeldzame uitzonderingen en toch brengen ze de medemensen ertoe op dezelfde manier de waarheid te zoeken en dezen nemen een groot risico, omdat ze zelf alle geesten die zich tegenover hen uiten, niet kunnen controleren, omdat ook onwetende geesten opduiken die gehoord willen worden en er daarom nooit de zekerheid bestaat zuivere waarheid te ontvangen.
Maar ieder lichtwezen dat van Mij de stroom van liefdelicht in ontvangst neemt en verder leidt, zal nu van zijn kant trachten de mens te beïnvloeden de rechtstreekse verbinding met Mij steeds inniger tot stand te brengen en dus “het werkzaam zijn van de geest” mogelijk te maken. Het (lichtwezen) zal de mens daarover opheldering geven dat de waarheid alleen van Mij uitgaat en ook rechtstreeks van Mij ontvangen kan worden. Want het lichtwezen is van alle gevaren van een spirituele omgang met de geestenwereld op de hoogte en het weet dat de mens vanuit zichzelf de gevaren maar zelden het hoofd kan bieden, daar een voorwaarde daarvoor een heel zuiver, rijp zielenleven van de mens is, zo iets echter ook het proces van het rechtstreekse overbrengen door mijn geest zou toestaan, dat verreweg zegenrijker voor hem zelf en zijn volgelingen is.
De staat van rijpheid van de doorsnee mens is nog te laag dan dat die de verbinding met de hoge lichtwereld zou kunnen garanderen en daarom is het gevaar te groot dat dwaling als waarheid wordt verdedigd, alleen maar omdat ze uit het “geestelijke rijk” afkomstig is, dus door media aan de mensen werd overgebracht. Een medium zal zich ook niet tegen een onreine geest kunnen verweren, die makkelijk kan binnensluipen waar nog aards gerichte wensen of onzuivere neigingen aanwezig zijn bij een van de deelnemers van zo’n kring die zich met het geestelijke rijk in verbinding trachten te stellen. Zo’n verbinding is en blijft een gevaar voor de zielen van de mensen, omdat maar heel zelden de sfeer zo zuiver is, dat geen vijandige geest toegang krijgt en dan ook dan alleen zuivere waarheid aan de mensen kan worden toegebracht.
Maar elke zodanige gunstige gelegenheid zal ook door deze lichtwezens worden opgemerkt en getracht, in die zin benut te worden om de mensen het “werkzaam zijn van de geest” in de mens begrijpelijk te maken opdat dan het ontvangen van de waarheid gegarandeerd is en een grote zegen ook voor de medemensen daaruit voortvloeit. Maar dan zal het u ook begrijpelijk zijn dat er maar één waarheid bestaat die alleen van Mij uitgaat, die de eeuwige Waarheid ben.
En daar moet Ik steeds weer de nadruk op leggen dat u dan ook voor de zuivere waarheid zult kunnen opkomen, wanneer Ik zelf de oorsprong ben van een geestelijke lering, die door mijn rechtstreeks Werkzaam zijn in u tot u komt of toegekomen is. Dat u echter nooit dezelfde zekerheid zult hebben, wanneer u op een andere manier wordt onderricht, ofschoon ook dan stukjes waarheid u toekomen, maar er evenzo het grote gevaar bestaat dat u, mensen misleid wordt.
Want mijn tegenstander is werkzaam op aarde en ook in het geestelijke rijk en zijn doel is de geestelijke duisternis dieper te maken en elk licht te doven of te vertroebelen. Maar Ik ben het Licht van eeuwigheid en Ik zal steeds licht uitstralen in de duisternis, opdat u, mijn schepselen de weg vindt die terugvoert naar Mij en het eeuwige leven.
Amen
BD.8765
28 februari 1964
Verbinding met de wereld aan de overzijde? – Garantie voor de waarheid
Steeds zal Ik elke onderneming zegenen die vanuit de meest oprechte bedoeling Mij te dienen, Mij nader te komen, wordt ondernomen. Ik ken alle beweegredenen die een mens ertoe brengen een band met de geestelijke wereld tot stand te brengen. Ik weet of slechts weetgierigheid naar verborgen zaken, of een werkelijk verlangen om waarheid te weten te komen, een mens aanzet te proberen een blik te werpen in het geestelijke rijk en hiermee in overeenstemming zal Ik zijn verlangen vervullen.
Degene die waarheid verlangt, zal Ik de weg effenen en hem ook in het bezit van de waarheid laten komen, maar Ik zal het ook niet verhinderen wanneer wereldse weetgierigheid hem teleurstellingen oplevert, wanneer hij door geestelijke wezens onjuist onderricht wordt, omdat dezen ieder mens kunnen naderen die hen door hun eigen instelling tegenover de waarheid het recht daartoe geeft. Zoals uw verlangen is, zo zal u geschieden, omdat u volkomen vrij bent in uw denken en willen, maar deze vrijheid ook juist zult moeten gebruiken. En zo moet u steeds weer gezegd worden dat u alleen maar ernstig zult moeten verlangen naar de waarheid om ze ook in bezit te mogen nemen, dat ze u echter niet kan worden geschonken, wanneer u ze niet begeert. Want de overdracht van de waarheid uit Mij is een genadegeschenk dat gebruikt (en gewaardeerd) moet worden en van de wil eist haar aan te nemen.
Het verlangen naar de waarheid is evenwel maar zelden bij de mensen aan te treffen, daarom zal Ik ieder helpen tot de waarheid te komen, die alleen door het verlangen ernaar wordt aangedreven, zelfs wanneer hij een verkeerde weg gaat, wanneer hij zich tot onbekende krachten wendt en hen om opheldering verzoekt. Alleen maar die krachten zullen dan ook contact zoeken met degene die ernstig verlangt waarheid te weten, die aan zijn verlangen gevolg kunnen geven, die van Mij uit de opdracht hebben waarheid verder te leiden die zij rechtstreeks van Mij ontvangen.
Wanneer u, mensen het toch zou willen geloven dat het verlangen naar de waarheid tevens de garantie is ze te ontvangen. En al gaat u dan ook verkeerde wegen, u zult op de juiste weg worden geleid en steeds zal Ik zelf ervoor zorgen dat u die alleen maar begeert in de zuivere waarheid onderwezen te worden, niet op een dwaalspoor wordt geleid.
Zolang de mensen echter nog vastzitten aan de aardse wereld zijn ze min of meer onverschillig voor de waarheid, dan zullen ze ook wel zo nu en dan iets naders willen weten over voor hen nog onbekende gebieden, over de geestelijke wereld. Maar de serieuze wil ontbreekt hun om alleen de zuivere waarheid te verkrijgen en daarom kunnen hen ook geestelijke krachten benaderen die hen door middel van gedachten verkeerd onderrichten, dus de mens zelf zal verkeerde gevolgtrekkingen maken, zijn denken zal door Mij zelf niet geleid kunnen worden door zijn geest, omdat het hem niet ernstig genoeg te doen is om in de waarheid vast te staan.
Maar zodra een mens zich inspant een leven in liefde te leiden, zal ook het verlangen naar de waarheid worden gewekt en voortdurend groter worden, en dan kan hij ook met zekerheid aannemen dat zijn denken juist is, hij zal in zijn hart overtuigd zijn, omdat de liefde in hem al een licht heeft ontstoken en zijn denken nu kan worden verlicht. En zo behoren liefde en het verlangen naar de waarheid onherroepelijk bij elkaar om de waarheid in bezit te krijgen, maar dan is de mens rijk te noemen, ofschoon het geen aardse goederen zijn die hij bezit, maar het geestelijke bezit weegt tegen alle aardse rijkdom op omdat deze vergankelijk is op het moment van de dood en op de aarde achterblijft, terwijl geestelijke goederen de mens volgen in de eeuwigheid, de ziel nu met dit geestelijke bezit kan werken, het voortdurend vermeerderen en nooit meer kan verliezen.
Uitermate rijk is de mens te noemen die een weten bezit over zichzelf, zijn oorsprong, zijn bestemming, zijn levensdoel op aarde en zijn samenhang met Mij als Zijn God en Schepper van eeuwigheid. Dit weten is door niets te vervangen omdat het een goddelijk weten is, een geestelijke rijkdom die onvergankelijk is.
En steeds gaat het alleen daarom, dat de mens zich tot geestelijke leraren wendt, dat hij zijn verstand niet zo hoog inschat, dat dit hem ontoegankelijke gebieden zou kunnen doen doorgronden. Want dan zal bij nooit een juist, waarheidsgetrouw weten verkrijgen, terwijl de geestelijke leraren steeds bereid zijn de mensen ware kennis te geven in zoverre ze maar de vereiste vervullen: een diep verlangen naar de waarheid en een leven in liefde, die de wezens in de gelegenheid stellen voor hen te zorgen en hun als bemiddelaars de waarheid uit Mij te brengen. En dan kan het op de meest verschillende manieren gebeuren.
Maar steeds moet er aan gedacht worden, dat de mens zich moet afsluiten voor de invloed van onrijpe wezens, wat vaak moeilijk is wanneer hij samen met andere mensen tracht geestelijke gebieden te betreden en hij nooit kan instaan voor hun zielenrijpheid. En daarom moet hij de rechtstreekse verbinding met Mij tot stand brengen en de geest in zichzelf doen ontwaken, dat Ik nu Mij zelf door de geest kan uiten. Dan kan hij er zeker van zijn dat er geen dwaling tot hem komt, terwijl hij deze garantie niet heeft, waar de mogelijkheid om binnen te sluipen gegeven is, daar er zich altijd onrijpe geesten tussen kunnen dringen, door onrijpheid, fouten en zwakheden van de medemensen die zich bij zo’n kring aansluiten, waardoor nu het verkeer met de geestenwereld moet plaatsvinden.
Iedere, ernstig naar de waarheid verlangende mens zal Ik beschermen tegen dwaling, maar zodra hij zich verbindt met zulke mensen die niet helemaal dezelfde geest en wil hebben zoals hij, kan hij zich niet vast en zeker verlaten op zuivere waarheid, want ook dezen trekken een aanhang tot zich die echter de waarheid niet meer bezit en daarom ook niet kan uitdelen. Steeds zult u moeten weten dat Ik niet tegen mijn wet van de ordening kan ingaan, u zult moeten weten dat er steeds zekere voorwaarden vervuld moeten worden om een rechtstreeks werkzaam zijn bij u toe te laten en dat Ik van mijn wet van de eeuwige ordening ook niet zal afzien, daar Ik anders wisselvallig, dus niet volmaakt genoemd zou kunnen worden.
Maar iedere mens kan ook hier zeker van zijn, dat de zuivere waarheid voor hem toegankelijk is omdat iedere mens mijn goddelijke geestvonk in zich heeft, die in voortdurende verbinding met Mij staat en die Ik ook steeds de zuivere waarheid kan doen toekomen. Verbind u daarom met Mij en Ik zelf zal u binnenleiden in alle waarheid.
Amen
BD.8767
1 maart 1964
De onmetelijke grootte en macht van God
Voor u is slechts een nietige fractie van mijn schepping zichtbaar, zelfs wanneer u de sterrenhemel beschouwt zo ver uw oog reikt.
De hele oneindigheid is vervuld met mijn scheppingen, en daaruit kunt u ook het ontzettend grote aantal geestelijke wezens opmaken, door wie al deze scheppingen bewoond zijn, die vooreerst zelf bestaan uit het geestelijke dat gevormd is en het verder (hoger) ontwikkelde geestelijke herbergen, dat tot rijpheid moet komen.
Er is een onmetelijk groot leger van geestelijke wezens – eens gevallen oergeesten – in deze scheppingen gebonden met het doel terug te keren naar zijn uitgangspunt, naar Mij.
En daaruit zult u ook moeten concluderen dat er sprake is van eindeloos lange tijden, die u met het woord “eeuwigheden” kunt aanduiden, die ervoor nodig zijn om al het eens gevallene te vergeestelijken, uit de harde materie te bevrijden en weer te laten worden, wat het was in het allereerste begin. En u zal u dan ook de eeuwige Godheid anders voor de geest stellen, want mijn grootte en macht is onmetelijk.
Alles is onbegrensd, wat met Mij in verband kan worden gebracht, het zij mijn Wezen, het zij mijn regeren en werkzaam zijn in de oneindigheid.
En dan zal het u helemaal onbegrijpelijk voorkomen, dat Ik Mij tot ieder van mijn geschapen wezens over buig en het aanspreek.
U zult u echter als mens ook geen voorstelling kunnen maken van mijn Wezen, dat alles overtreft wat u zich voor kan stellen, dat niet in een vorm gegoten kan worden, waaraan de hele oneindigheid is onderworpen, die geregeerd wordt door Zijn wil en Zijn macht.
Want uw denken is begrensd en kan het onbegrensde niet vatten, voordat u niet zelf een graad van volmaaktheid hebt bereikt, die het u mogelijk maakt, dieper door te kunnen dringen in het geheim van het Wezen van uw God en Schepper. Eeuwigheden bestaan dus de scheppingen al in het universum, en eeuwigheden zullen nog voorbijgaan, tot alles vergeestelijkt is.
Want voor Mij bestaan tijd noch ruimte.
Ik beheers de hele oneindigheid, en voor Mij is verleden, heden en toekomst één.
Maar Ik vind mijn gelukzaligheid in het voortdurend scheppen en uitstralen van mijn kracht in de oneindigheid, en Ik schep niets, zonder mijn liefde en wijsheid werkzaam te laten zijn, en daarom dienen alle scheppingen een doel, alleen kan u mensen daar geen algehele duidelijkheid over gegeven worden, want u kunt alleen dat vatten, wat in uw gezichtsveld bestaat.
En ook deze ophelderingen gaan uw bevattingsvermogen te boven, zolang u nog niet volmaakt bent. De ontzaglijke werelden, die u totaal onbekend zijn, zult u pas kunnen aanschouwen, wanneer u zelf in het geestelijke rijk u in een hoge graad van licht bevindt.
Want ook die horen dan tot de dingen die u gelukkig maken, en op u wachten, omdat het scheppingen zijn van onvoorstelbare aard, die u dan in ogenschouw zult mogen nemen, omdat u in staat bent geestelijk te schouwen en dan ook het doel waarvoor ze bestemd zijn inziet.
Ik ben het grootste en volmaaktste Wezen, dat voor u eeuwig onbereikbaar blijft, omdat de geschapen wezens mijn oerkracht niet zouden kunnen verdragen.
En toch ben Ik uw liefdevolste Vader, die tracht ieder schepsel afzonderlijk bovenmate gelukkig te maken en voor deze alle vreugden en heerlijkheden bereid houdt in het geestelijke rijk.
Maar omdat Ik hoogst volmaakt ben, moet ook het geschapen wezen een graad van volmaaktheid bereiken, om nu met Mij in innige verbinding gelukzalig te kunnen zijn.
En deze volmaaktheid kan alleen maar bereikt worden door de ommekeer van het wezen tot liefde, die eens zijn oerwezen was, want mijn liefde had het uitgestraald als zelfstandig wezen, en zo was het in zijn oorspronkelijke substantie, gewoon mijn uitgestraalde liefdekracht.
En het moet zijn in vrije wil veranderde wezen weer opnieuw vormen tot liefde, dan zal het ook alle heerlijkheden mogen genieten, die Ik voor al mijn kinderen bereid heb.
En mijn gelukzaligheid bestaat er in, alle wezens die eens van Mij zijn afgevallen weer terug te brengen, hen zolang met mijn liefde te achtervolgen, tot ze geen weerstand meer bieden en zich aan Mij en mijn liefde helemaal overgeven. En al mijn scheppingen in de oneindigheid staan in dienst van dit laatste doel, alle hemellichamen met al hun bewoners hebben hun bijzondere taak, en alle helpen het geschapene naar de laatste voltooiing. En al het geschapene moet op de hoogte zijn van hun God en Schepper, zodra het zich in het stadium van zelfbewustzijn bevindt. En het moet in vrije wil de vereniging met deze God en Schepper van hem nastreven, om die eens tot stand te brengen met Hem, die hem dan de hoogste gelukzaligheid verzekert. U mensen doe Ik dit weten toekomen, om u een kijkje te verlenen in de eindeloze schepping, die alleen voor u – voor de eens gevallen oergeesten – tot ontwikkeling is gekomen en die mijn eindeloze liefde alleen voor u heeft laten ontstaan, opdat ze voor u de weg zal zijn, waarop u weer naar Mij terugkeert, van wie u eens in alle volmaaktheid was uitgegaan. Slechts een klein lichtje wil Ik voor u ontsteken, wie Ik ben en welke onmetelijke liefde Mij bewogen heeft, de schepping te laten ontstaan – en dat Ik uit de hoogste hoogte Mij neerbuig naar u, mijn schepselen, om zelf u aan te spreken en u mijn Wezen te onthullen, voor zoveel u in staat bent dit te begrijpen, en dat Ik u steeds mijn liefde doe toekomen, die altijd en eeuwig u geldt en die zeker ook eens zal bereiken, dat u haar vrijwillig beantwoordt en dus nu de verandering van uzelf tot uw oorspronkelijk wezen voltrokken hebt.
En pas dan zult u mijn liefde, wijsheid en macht inzien, want u zult de gehele schepping kunnen overzien en onmetelijk gelukzalig zijn, want aan de heerlijkheden zal geen einde komen, die Ik voor hen bereid heb, die Mij hun liefde schenken.
Amen
BD.8768
2 maart 1964
Geen scheppingswerk is zin- en doelloos
Er bestaat niets in de materiële schepping wat zin- en doelloos zou zijn, zelfs wanneer u mensen het doel ervan niet zult kunnen inzien. Alles is eens ontstaan om het geestelijke te helpen zich positief te ontwikkelen. En deze positieve ontwikkeling bestaat in dienen, al is het ook in gebonden wil, in een toestand van moeten, waarin zich alles afspeelt volgens goddelijke natuurwet. Voor de mens is niet altijd de dienende bestemming duidelijk. En toch is elk scheppingswerk uit de handen van God voortgekomen en in onovertroffen wijsheid is het een functie toegewezen, die soms alleen het geestelijke zelf betreft, dat in die scheppingen is gebonden: dat het dat geestelijke “gekluisterd” houdt, om zijn weerstand te breken, om het aan te sporen naar de vrijheid te streven. Want het geestelijke, dat zich positief moet ontwikkelen, is door zijn weerstand tegen God verhard geestelijks, dat zijn weerstand moet opgeven, wil het vooruitgaan in zijn ontwikkeling. En zulke scheppingswerken blijven eindeloos lange tijden onveranderd in hun vorm. En toch vervullen ze een doel: dat ze het geestelijke omhullen, dat al uit de diepste diepte vandaan is en in een scheppingswerk zijn ontwikkelingsgang omhoog begint. Want er is nog eindeloos veel verharde geestelijke substantie, die nog niet aan de weg is begonnen, die nog niet door de materie kan worden ingesloten, omdat de weerstand ervan nog zo sterk is, dat ze nog geen materie kan worden, dat ze zich niet door de liefde van God liet omhullen en er nog lange tijd voorbij kan gaan, tot ook dit geestelijke eenmaal de weg door de scheppingen begint. Maar wat u mensen ziet in de schepping, heeft allemaal een dienend doel, dat u mensen echter door uw wil zult kunnen verhinderen, wanneer u de afzonderlijke scheppingswerken niet zinvol gebruikt, wanneer u ze verhindert om dienstbaar te zijn, dat alleen hun positieve ontwikkeling tot stand brengt. De opbouw en het voortbestaan van vele scheppingen is juist door die werken der schepping verzekerd, die hun dienende bestemmingen kunnen nakomen.
Want niet alleen dient de schepping de mens, maar ze verzekert haar eigen bestaan, omdat het ene werk is ontstaan voor het andere en dit in alle liefde en wijsheid is overwogen en bepaald door God, die niets zonder zin en doel zal laten ontstaan, omdat dit indruist tegen Zijn liefde en wijsheid.
Maar of u elke bestemming inziet, is twijfelachtig zolang u zelf als mens nog een lage graad van rijpheid hebt. Maar bij toenemende rijpheid zult u het inzicht verkrijgen.
En pas dan zal het wonder van de schepping steeds meer indruk op u maken, omdat u dan zaken duidelijk worden, die u nauwelijks in staat bent te begrijpen, omdat ze u een volkomen oneindige, machtige, liefdevolle en wijze Schepper bewijzen, die zich een doel heeft gesteld en dit doel ook zeker zal bereiken. En zo zult u mensen zelf alles juist moeten gebruiken, wat de schepping u biedt.
U zult een beroep moeten doen op haar diensten, wat het ook is. Want zowel de harde materie, de wereld van de gesteenten, alsook de planten- en dierenwereld is voor u geschapen, opdat u ze steeds op de juiste wijze zult gebruiken.
Elke ontbinding van de materiële uiterlijke vorm is een schrede voorwaarts voor de ontwikkeling van het in de vorm gebonden geestelijke. U zult echter niet onrechtmatig vormen mogen oplossen, waarvan de tijd nog niet is gekomen, waarvoor u wel de juiste beoordeling is gegeven.
U zult niets voortijdig het onmogelijk mogen maken u te dienen. U zult u aan de natuurwetten moeten aanpassen, daar u anders zelf het kind van de rekening bent.
Want zodra iets geestelijks voortijdig vrij wordt, is zijn invloed op u mensen schadelijk, omdat het onrijpe geestelijke zich wreekt op de mensen, die zijn rijpingsproces onrechtmatig onderbraken. En dit gevaar bestaat, wanneer de mens al te zeer aan de materie is gehecht en hij zal proberen aards zijn voordeel te doen en hij de natuurwetten buiten beschouwing laat. Steeds moet alles zich in wettelijke ordening voltrekken. Dan is ook een positieve ontwikkeling verzekerd van al datgene, wat zowel in de schepping als in de mens zelf nog gebonden is en eenmaal vrijheid zal verkrijgen. Maar de goddelijke ordening wordt meestal omvergegooid. En daarom blijft er ook in de geestelijke ontwikkeling een achterstand en eist deze een gewelddadige regeling, die ook steeds dan plaatsvindt, wanneer het gevaar bestaat, dat er niets meer volgens goddelijke ordening nuttig wordt gebruikt en dat het geestelijke in elke vorm de dienende bestemming wordt ontzegd.
Want er is niets in de schepping, wat niet aan zijn doel zou moeten beantwoorden. Elk scheppingswerk dient tot opbouw en instandhouding van de aarde. En zolang aardse scheppingen ontstaan, is ook het ontwikkelingsproces nog niet beëindigd, dat de definitieve terugkeer van het eens gevallen geestelijke tot doel heeft. En er zullen nog eeuwigheden voorbijgaan. Steeds weer zullen er nieuwe scheppingen ontstaan, want er wachten nog talloos vele oergeesten op hun verandering tot materie, op hun gang door deze materie en op hun definitieve terugkeer naar hun oorsprong van eeuwigheid.
Maar alles gebeurt in wetmatige ordening. En zo heeft ook alles een ongunstige uitwerking op datgene, wat tegen deze wet van eeuwige ordening is gericht.
Maar eens zal het doel bereikt zijn. Eens zal alles weer vergeestelijkt zijn en eens zullen ook alle scheppingen alleen van geestelijke aard zijn, die alleen nog tot eindeloos diepe vreugde van de wezens ontstaan, omdat deze nu voortdurend scheppen en werkzaam zijn tot hun eigen gelukzaligheid.
Amen
BD.8769
3 maart 1964
Welk weten is beperkt?
U, die wilt opkomen voor Mij en mijn woord, u moet ook zelf juist onderwezen zijn. U moet alles weten wat nodig is te weten om onderrichtend werkzaam te zijn, om iedere vraag te kunnen beantwoorden en om iedere tegenwerping het hoofd te kunnen bieden. En dit weten is niet beperkt – zelfs als het u niet tot in alle details kan worden aangeboden omdat u nog niet in staat bent de diepste wijsheden te vatten.
Maar u wordt vertrouwd gemaakt met alle samenhangen. U wordt steeds weer opheldering gegeven over dat waarvan u niet geheel op de hoogte bent. Maar dit alles met de beperking dat Ik u geef wat u werkelijk nodig hebt; dat Ik echter ook weet welke kennis voor uw bestaan op aarde geen doel of betekenis heeft en u deze daarom onthoud.
U echter, mensen van deze wereld, gebruikt graag algemene zegswijzen als het u aan iets ontbreekt, in plaats van wat dat betreft u in te spannen en dat wat u ontbreekt van Mij af te smeken. Daarom gebruikt u vaak het gezegde: “Onze kennis is beperkt”, wat wel waar is als u de mensheid in het algemeen beschouwt en ook die mensen die weliswaar met een scherp verstand begaafd zijn – maar alleen aardse problemen proberen op te lossen. Want hun zal het nog aan veel kennis ontbreken, zolang zij niet door de geest in henzelf onderricht worden. Gaat het echter over het toezenden van geestelijk weten en dan dus over diegenen die van Mij de opdracht hebben de waarheid te verbreiden, dan is het ook zeker dat zij door Mij op hun missie voorbereid – dus opgeleid worden. En dan zal Ik hun ook doen toekomen wat zij voor hun ambt nodig hebben.
En dan is waarlijk uw bezwaar onterecht, want zij zullen u op alle vragen een antwoord kunnen geven, tenzij, u verdedigt tegenover hen de dwaling met de bewering eveneens door Mij onderwezen te zijn. Maar dan zal Ik zeker tussen beide komen en de juiste toelichtingen aan mijn dienaren laten toekomen. Want er is niets waarover u mensen niet om duidelijkheid zou mogen vragen, want Ik wil dat u mensen in de waarheid wandelt – en daarom zal Ik een volledig geestelijk inzicht toezenden aan hen die voor Mij werkzaam zijn en de waarheid moeten verbreiden.
De tegenwerping dat in de bijbel niet alles staat wat Ik u voorleg is alleen maar in zoverre terecht, dat die ook helemaal niet alles kan bevatten, omdat dit boek wel voor alle mensen toegankelijk moest zijn, maar niet iedereen voor diepere waarheden ontvankelijk is of in staat deze aan te nemen. Maar de levenswandel van ieder persoonlijk bepaalt ook de graad van zijn inzicht in de heilige schrift en daarom zal het steeds zo gesteld zijn dat de bereidwillige rijpere mens ook uit de schrift kan lezen wat de ander er niet uithaalt – omdat zijn geest nog niet ontwaakt is. En omdat het “boek van de vaderen” voor de mensen niet meer dat is wat het moet zijn, namelijk mijn woord, daarom laat Ik mijzelf steeds weer opnieuw horen en wel aan hen die mijn inwerking in zich toelaten. Ik geef hun dus opheldering over dingen die niet in dat boek geschreven zijn, die echter ieder te weten zou kunnen komen als hij volgens de schrift geheel mijn wil zou aanvaarden en een leven in liefde zou leiden.
Daarom blijft uw weten ook zolang stukwerk, zolang u het laatstgenoemde niet doet, en dus alleen maar mijn woord leest maar er niet naar leeft. En zolang zult u ook met een gedeeltelijk weten genoegen moeten nemen dat uzelf echter altijd kunt vermeerderen als u dit serieus nastreeft. Want van Mij uit moet u in het licht wandelen en de duisternis ontvluchten. Licht echter is weten naar waarheid. En wat Ik geef, geef Ik ook onbeperkt, maar steeds naar de mate van uw rijpheid en uw wil ze te ontvangen.
En als Ik deze belofte reeds geef aan ieder die – alleen mijn wil vervult en in de liefde leeft, hoeveel te meer zal Ik hem een omvangrijke kennis doen toekomen die in mijn opdracht de medemensen onderwijzen moet en die Ikzelf dus bekwaam maak voor zijn onderwijzende arbeid. Want een leraar moet iedere vraag die hem gesteld wordt kunnen beantwoorden. Hij moet overal een verklaring voor weten. Hij moet en zal ook in zijn denken steeds juist geleid worden, daar hij anders niet in mijn opdracht zou kunnen werken als mijn vertegenwoordiger op aarde die in mijn plaats de mensen onderwijst – maar altijd met mijn geestelijke gaven. Want zodra hij nu leert, spreekt hij niet meer zelf maar bedient zich van mijn woorden die Ik hem in de mond leg. En Ikzelf kan toch waarlijk niet als onwetend gekenmerkt worden. Dus moet ook mijn vertegenwoordiger op aarde de wijsheid van Mij ontvangen, zodra hij in mijn opdracht en in mijn plaats spreekt.
Alleen daar komt het op aan wie als mijn ware vertegenwoordiger op aarde te aanvaarden is. En dat zult u ook spoedig kunnen doorzien, want waar diepe wijsheid te vinden is kan hem dat weten alleen door mijn geest zijn gegeven. Waar echter mijn geest werkt zodat Ik een mens direct kan aanspreken, daar is ook de zekerheid gegeven voor missioneringsarbeid waarvoor Ikzelf mijn knecht heb uitgekozen – en die Ik dus ook in staat zal stellen zijn zending te vervullen. U zult daar ook steeds uitsluitsel kunnen bekomen, want u wendt u dan direct tot Mij als u hem als mijn vertegenwoordiger op aarde erkent, en Ikzelf kan u dan onderrichten – zodra u maar zelf in staat bent mijn ophelderingen aan te nemen.
Amen
BD.8770
4 maart 1964
Er zijn eeuwigheden nodig geweest voor het scheppingsproces
Het scheppingsproces was geen daad van een ogenblik, ofschoon Mij daar waarlijk de macht niet toe ontbrak. Het doel van de schepping zou echter niet gehaald zijn omdat dit proces een langzame ontwikkeling vanuit de diepte naar omhoog moest waarborgen en zich daarom over eindeloze tijden uitstrekte. En het moet u mensen daarom ook begrijpelijk zijn, dat de voorstelling ervan in de schrift, in het boek van de vaderen, u deze scheppingsdaad in beelden weergeeft, omdat mensen die het nog aan dieper inzicht ontbreekt, niet in staat zouden zijn de juiste ontwikkelingsgang te begrijpen en zij alleen daarover onderricht moeten worden dat de schepping eens uit mijn hand is voortgekomen, dat ze het werk van mijn wil en mijn macht was en is.
Wie probeert dieper door te dringen, zal ook tot een dieper inzicht komen. En het is voorlopig alleen nodig te weten dat er een Macht is die alles liet ontstaan wat de mens om zich heen ziet – en ook scheppingen die hij niet kan zien. Want voordat hem de diepere samenhang verklaard kan worden, moet hij op de hoogte zijn van het allereerste begin van datgene, wat uit Mij als liefdeskracht werd uitgestraald als zelfstandige wezens. En hij moet kennis hebben van de afval van deze wezens en de grote oerzonde waarmee nu deze wezens belast waren. Dan pas kan hem ook het ontstaan van de schepping en het proces van terugvoeren door deze schepping verklaard worden. Wie echter nu nog een niet ontwaakte geest heeft, die houdt aan dode letters vast. En hij zal nooit duidelijkheid verkrijgen, omdat hij ook niet voor onderrichtingen van geestelijk ontwaakte mensen ontvankelijk is.
Elk scheppingswerk had eindeloos lange tijden nodig voor de eerste voorontwikkeling, wat echter steeds het geestelijke betreft dat in een scheppingswerk een hogere trede moet bereiken. Het was zo diep gevallen dat het ook eeuwigheden nodig had om weer hogerop te geraken in de scheppingen van de meest uiteenlopende aard, vanuit de primitiefste vorm naar prachtig gevormde werken, ontstaan door mijn wil om dat geestelijke op te nemen en het de weg omhoog mogelijk te maken. En zo was ook het scheppingswerk “aarde” in het begin slechts een opeenhoping van de meest onrijpe geesten, wier substanties zich langzaam verdichtten tot een vorm, een massa die nog geen vaste materie genoemd kon worden, maar als basiselementen waren te beschouwen, zonder vorm, maar met een enorme werking van kracht, want ze bevatten het geheel ongetemde geestelijke. Maar mijn wijsheid verdeelde alles in juiste mate en gebruikte elk element voor mijn scheppend werkzaam zijn, zodat er afzonderlijke vormen tevoorschijn kwamen die hun bestemming, gebonden aan het doel, moesten nakomen en dus zo de langzame opbouw van zichtbare scheppingswerken begon, die zich over eindeloos lange tijden uitstrekte, tot dan de aarde al een plantengroei kon laten zien en er steeds meer rijp geworden geestelijks in die scheppingen kon verblijven, dat de positieve ontwikkelingsgang nu aflegde in die plantenwereld. En nu volgden de eerste levende wezens. Scheppingen die al een activiteit, al is het ook nog zo’n geringe, konden verrichten, die hun volgens de natuurwet was opgedragen.
En weer vergingen er eindeloze tijden vanaf de ontwikkeling van deze nietige levende wezentjes tot de dierenwereld, die steeds grotere en sterkere vormen behelsde, waarin reeds veel van het bijeengebrachte geestelijke zich verenigd had om weer de taak te vervullen: de aarde bruikbaar te maken voor de laatste kroon op het werk van de goddelijke schepping. Voor de mens, die al die voorstadia had moeten doorlopen en van wie nu zijn ziel is samengesteld uit al die partikeltjes die eens deel uitmaakten van een gevallen oergeest en uiteengevallen door alle scheppingswerken moesten gaan om zich op deze manier weer langzaam positief te ontwikkelen.
En bijgevolg kon de mens niet geschapen zijn bij de “schepping van de aarde” – zoals alle scheppingswerken niet het werk van een ogenblik mijnerzijds geweest zijn, juist omdat de langzame opwaartse ontwikkeling eraan vooraf moest gaan, daar anders het hele scheppingswerk zin- en doelloos geweest zou zijn. Want het was niet omwille van Mij zelf, maar ter wille van mijn gevallen schepselen ontstaan en het moest dus ook een doel vervullen: dit gevallene naar Mij terug te voeren. En toch was elk scheppingswerk mijn gedachte die Ik buiten Mij plaatste, die steeds dan verwezenlijkt werd wanneer er een nieuwe vorm voor het geestelijke nodig was dat een bepaalde graad van rijpheid bereikt had om de ontwikkelingsgang voort te kunnen zetten. En zo zijn dus de verschillende scheppingen periode gewijs ontstaan. De plantenwereld was pas dan nodig, toen de wereld van de gesteenten wat van het geestelijke vrijgaf dat nu een nieuwe andere vorm nodig had in een minder zwaar omhulsel. En evenzo ontstonden de kleine en kleinste levende wezens aansluitend op de schepping van de plantenwereld.
En Ik alleen wist wanneer het ene na het andere nodig was. En Ik wist ook hoe lang de grotere levende wezens, de dieren van laag tot aan het niveau van de pre-adamieten, tijd nodig hadden om de zielensubstanties die in hen belichaamd waren, rijp te laten worden. En zo wist Ik ook wanneer de tijd gekomen was dat van het geestelijke wezen zijn aparte deeltjes bijeen waren gekomen om zich als ziel in de laatste vorm te kunnen belichamen. En toen bracht Ik wederom een scheppingswerk voort – de mens, die zo vernuftig van aard is dat een rijp worden tot aan zijn laatste voltooiing in deze uiterlijke vorm mogelijk is. En ook deze schepping van de mens ligt eindeloze tijden achter u, die u mensen niet vermag vast te stellen, want uw begrip van tijd is nog begrensd. Mijn werk van het terugvoeren duurt echter al eeuwigheden. En ofschoon er vóór de mens eeuwige tijden zijn verlopen, voordat de aarde zo ver was met al haar scheppingswerken dat de mens haar nu in bezit kon nemen ten gunste van zijn rijper worden, is toch ook dit tijdstip al lang geleden omdat zich periode gewijs steeds weer grote omwentelingen en veranderingen op de aarde voltrekken, die een berekening van de duur van het bestaan van de aarde en dat van de mensen onmogelijk maken.
Maar zoveel is zeker, dat u mensen in mijn heilsplan van eeuwigheid pas dan een juist inzicht zult kunnen verkrijgen, wanneer u zelf de daarbij behorende graad van licht bereikt hebt. Want eerder kunt u zich niet boven uw verstandelijk denken uit, tijden voorstellen waarop het begrip “eeuwigheden” kan worden toegepast. En zolang als uw geest nog niet gewekt is, moet u door middel van beelden iets begrijpelijk worden gemaakt. Pas voor de ontwaakte geest is het mogelijk dieper te schouwen, maar ook de laatste wijsheden zal hij pas kunnen bevatten als hij het lichtrijk betreden heeft, als hem alles kan worden onthuld, omdat hem dan ook alles begrijpelijk zal zijn.
Amen
BD.8772
6 en 7 maart 1964
De vroege dood van kinderen
En Ik zal u van kracht voorzien, omdat Ik uw medewerking op aarde nodig heb, waarvoor uw vrije wil vereist is. Ik zou waarlijk voor Mij zelf ook vaten kunnen kiezen en die bestemmen om voor Mij werkzaam te zijn, maar dat is niet in overeenstemming met mijn eeuwige wet van ordening. Want alleen de vrije wil moet en kan beslissend zijn, die dan ook de zekerheid van slagen biedt. En er zijn ook wel mensen bereid voor Mij te arbeiden, maar vaak ontbreken de voorwaarden om een verlossing op aarde te bewerkstelligen.
En daarom weet Ik wie deze arbeid vrijwillig op zich neemt en Mij als een geschikt opnamevat dient. En zo’n vat zal Ik dan ook weten te behouden en door alle noodsituaties heen leiden, in het bijzonder als het verlangen naar het wereldse een mens niet meer vervult. Als hij aardse verlangens geheel opzij zet, juist ter wille van geestelijke arbeid die hij als bovenmate belangrijk herkent. En daarom zal de arbeid in mijn wijngaard door kunnen gaan en uw moeite zal altijd door Mij gezegend zijn, want het gaat erom nog veel opheldering te verschaffen aan de mensen die er een open oor voor hebben. Die zich zelf met Mij in verbinding stellen en vragen opwerpen die Ik hun door mijn dienaren op aarde beantwoord.
Het wordt u steeds weer gezegd dat Ik vele scholen heb in het geestelijke rijk en dat het gehele universum scheppingen bevat die alle voor het uitrijpen van het eens gevallen geestelijke moeten dienen. En elk scheppingswerk heeft zijn eigen bestemming. Het zal steeds in dienst staan van de opwaartse ontwikkeling van die wezens van wie hun toestand beantwoordt aan de levensvoorwaarden van die schepping. En zo kunnen zielen die de gang door de scheppingen van de aarde hebben afgelegd zich ook op andere hemellichamen belichamen ter wille van bepaalde capaciteiten die alleen Ik zie, die een uitrijpen op andere hemellichamen verzekeren en dan die zielen ook nog de belichaming als mens op aarde kunnen opleveren, en die dan vaak al met een bepaalde missie kunnen worden belast. En dat verklaart u dan ook het sterven van kleine kinderen en de allerkleinsten, wier zielen niet opgewassen zouden zijn tegen hun gang over deze aarde. Die echter niet meer als aan Mij geheel weerspannig bestempeld kunnen worden, zodat Ik hun een andere mogelijkheid tot verdere ontwikkeling geef in een van de talloze scholen, die ook voor het merendeel aan hun taak voldoen en het wezen een zekere rijpheid opleveren.
Het is deze wezens weliswaar niet mogelijk het kindschap Gods te bereiken, waarvoor een door hen met succes doorlopen leven op aarde voorwaarde is, maar toch kunnen ze ook in het geestelijke rijk gelukzaligheid bereiken. Ze kunnen ook eenmaal – als zij al een hoge lichtgraad bereikt hebben – weer naar de aarde komen ten behoeve van een missie, en dan ook het kindschap Gods verwerven. Er spelen bij de belichaming van de ziel als mens zoveel omstandigheden, begaafdheden en ook de graad van rijpheid mee die zij in haar voorstadia reeds bereikt heeft en die niet door een aards leven mag afnemen maar door de zwakheid van het lichaam kan verminderen als de ziel zich belichaamt in een voor haar toestand niet geschikt moederlichaam, zodat de moeilijkheden om uit te rijpen dan groter zijn en een totale mislukking tot gevolg kunnen hebben. Dan bevrijd Ik die ziel weer uit haar omhulsel en plaats haar daarheen waar voor haar een hogere ontwikkeling gemakkelijker en zeker is, omdat die ziel Mij geen sterke weerstand meer biedt.
Zodoende zijn er vele mogelijkheden om het eens gevallene te helpen tot Mij terug te keren. De aarde is weliswaar het geringste en ook armzaligste scheppingswerk, het kan echter het hoogste geestelijke succes opleveren wanneer het wezen bereid is deze weg te gaan. En toch zie Ik van tevoren of de vrije wil of ook andere redenen een verder uitrijpen van de ziel onmogelijk maken, en steeds zal Ik daar helpend ingrijpen waar de hulpeloosheid van de ziel dat vereist, die het haar opgelegde lot niet aankan en Mij toch niet met opzet weerstreeft.
U mensen kunt dat niet beoordelen, maar alles vindt zijn reden in mijn liefde en wijsheid. En zo moet u ook in de vroege dood van kinderen een beweegreden van mijn kant aannemen, want niets geschiedt zonder zin of doel. En alles gebeurt alleen tot het welzijn van het geestelijke dat zich eens van Mij afkeerde, en weer tot Mij terugkeren moet. En Ik heb oneindig veel mogelijkheden om mijn doel eenmaal te bereiken, en eens zult u zelf ook alles weten en inzien wat de aanleiding was van mijn beleid en de uitvoering ervan. Steeds echter ben Ik bezorgd om het zwakke en Ik zal het op elke wijze bijstaan. Want Ik ken ook de mate van weerstand van een ziel, hoever die verzwakt is en of en hoe die nog verder zal verslappen. En daaraan beantwoordend plaats Ik de ziel daarheen, waar zij het snelst haar doel bereikt.
Wel is de gang over de aarde de enige mogelijkheid om het kindschap Gods te bereiken, maar Ik weet ook dat, en in welke mate, een ziel in gevaar is ook de reeds bereikte graad te verliezen en af te glijden. En dan verhinder Ik dat met het oog op de nog zeer geringe weerstand tegen Mij, maar zo, dat de vrije wil er niet door kan worden bepaald en dit ook een terugval niet uitschakelt. De ziel kan echter al vóór haar belichaming als mens beslissen of zij de gang over de aarde wil gaan, en haar vrije wil wordt gerespecteerd. En zo kan ook het lot uitgelegd worden van kinderen die door geweld de dood gevonden hebben, die evenzo de gelegenheid geboden wordt op andere hemellichamen hun ontwikkelingsgang voort te zetten en ook uit te rijpen, al is het ook onder andere voorwaarden.
Iedere ziel kan – als zij dat ernstig wil – ook weer als mens op de aarde komen, met het doel het kindschap Gods te bereiken, wanneer zij, in een bepaalde lichtgraad staande, vrijwillig een missie op zich neemt die grote eisen aan zo’n ziel stelt. U mensen kunt niet alles doorzien, en mijn besturen en mijn werkzaam zijn zal door u nooit ten volle begrepen worden. Maar Ik ken talloze wegen om mijn schepselen opwaarts te helpen en Ik ken ook het verloop en de afloop van elk aards bestaan. En toch grijp Ik alleen dan in en breng zelf een verandering in het gebruikelijke verloop aan, als een gewillige ziel daarmee geholpen kan worden, wat echter Ik alleen weet. De gang over de aarde als mens is moeilijk, en er is kracht voor nodig en de wil hem met geestelijk succes af te leggen. Het zwakke help Ik te allen tijde als het Mij geen sterke tegenstand meer biedt. Maar op welke wijze mijn hulp tot uitdrukking komt, moet u aan mijn liefde en wijsheid overlaten. Maar steeds zal Ik moeite blijven doen mijn schepselen tot de uiterste voltooiing te brengen. En steeds zal Ik die middelen aanwenden die Mij succes verzekeren. Want Ik verlang naar mijn kinderen en er zal er niet één in het verderf laten storten dat al naar Mij op weg is, wat Ik inzie en waar Ik dan ook naar handel.
Amen
BD.8773
8 maart 1964
God openbaart zich als het volmaaktste wezen
Steeds weer ervaart u het bewijs van mijn tegenwoordigheid, wanneer Ik tot u spreek en u dit toespreken van Mij verneemt. Want u zou Mij niet kunnen horen wanneer Ik zelf Mij niet wilde openbaren. Maar omdat Ik het voor dringend noodzakelijk houd, dat u kennis neemt van het Wezen aan wie u uw bestaan te danken hebt, en daar Ik ook wil dat u over dit Wezen geen verkeerd beeld wordt geschetst, uit Ik mezelf tegenover u en bewijs Ik u daardoor mijn aanwezigheid. Want van het onderkennen van Mij zelf hangt het af of u Mij liefhebt.
En daarom moet u allereerst van mijn Wezen vernemen dat het in zich liefde is en dat het u met Zijn liefde graag voor altijd en eeuwig gelukkig wil maken. Ik openbaar me aan u. Ik geef u uitvoerig kennis van mijn besturen en werkzaam zijn, van mijn macht en mijn wijsheid. Ik wil mezelf als het volmaaktste Wezen aan u bekend maken, opdat u leert Mij lief te hebben. Ik wil niets anders bereiken door mijn openbaringen, dan dat u Mij weer de liefde zult schenken die u eens voor Mij had gevoeld en waardoor u onuitsprekelijk gelukkig was.
Maar nu is uw leven geen toestand van geluk en zaligheid, omdat één ding u ontbreekt: omdat de kracht van mijn liefde u niet doorstraalt. Maar die kan u alleen doorstralen, wanneer u zelf in liefde voor Mij uw hart opent. En om dit laatste te bereiken, doe Ik u een weten toekomen, dat u er wel toe zou kunnen aanzetten Mij liefde te schenken. Want dit weten is zo geweldig en omvangrijk en u leert daardoor uw God en Schepper kennen in Zijn diepe vaderliefde, die u voortdurend gelukkig wil maken. U leert Mij te zien als het volmaaktste Wezen. En u stuurt bewust aan op dit volmaaktste Wezen. U verlangt vurig weer naar de vereniging met Mij, die eens bestond. En Ik zelf kan u nu ook weer naar Mij toe trekken en u gelukkig maken tot in alle eeuwigheid.
Dit is het doel ervan dat Ik me steeds weer aan u mensen openbaar door het woord, dat Ik u aanspreek, omdat u geheel zonder enig inzicht bent, zonder al het weten dat overeenstemt met de waarheid. En omdat dan ook uw aardse leven een nutteloos leven is, wanneer u niet doelbewust op Mij aanstuurt, maar alleen de wereld en de vreugden ervan beleeft. Vooreerst vind Ik het voldoende dat u overtuigd gelooft in een God, in een Macht die u heeft geschapen. Maar dit overtuigd geloof hebben slechts weinig mensen, omdat daartoe ook een leven in liefde hoort.
Maar het vormgeloof spoort de mensen niet aan om verbinding met Mij te zoeken. Het levende geloof daarentegen brengt al door gedachten de band met Mij tot stand en de mens komt Mij stap voor stap naderbij, omdat hij door een leven in liefde de band met Mij steeds hechter vorm geeft en Ik hem ook niet meer van Mij weg laat gaan. En dan is het ook mogelijk Mij aan hem te openbaren. Eerst door middel van gedachten, tot Ik dan tot hem kan spreken en hij Mij zal vernemen, ofschoon dit gebeuren op verschillende manieren plaatsvindt. Maar hij zal steeds mijn woord herkennen, ofwel gesproken door mijn dienaren, ofwel in de schrift vervat.
De wil om door Mij toegesproken te worden, verzekert hem steeds van mijn toespreken. En dan zal hij helder inzicht verkrijgen, want Ik zal hem ook kunnen onderrichten door mijn geest, opdat het licht in hem zal worden en zijn weten zal toenemen en zijn liefde voor Mij steeds meer ontbrandt. Dan is zijn gang over de aarde als mens niet tevergeefs. Dan zal hij zijn doel bereiken, hij zal de aaneensluiting met Mij vinden en eeuwig gelukzalig zijn.
Amen
BD.8774
9 maart 1964
Het onderwerpen van de wil aan de goddelijke wil maakt de mens deugdelijk
Mijn wil zal altijd bepalend zijn voor uw levensweg op aarde, zodra u uw wil onderwerpt aan mijn wil. Dan bent u opgegaan in mijn wil en al uw denken, willen en handelen zullen nu overeenstemmen met mijn wil. Want u draagt mijn wil nu in u en zult niets anders kunnen willen, want Ik zelf werk dan in u. En zo blijft uw wil vrij en het onderwerpt zich toch vanzelf aan Mij. En dan kan er voor u alleen maar een geestelijke vooruitgang bestaan. Dan zal uw leven op aarde u het succes opleveren ten behoeve waarvan u door dit aardse dal gaat.
En dan zult u ook duidelijk inzien dat en hoe Ik zelf in uw leven ingrijp. U houdt steeds de band met Mij overeind en alles wat u zult ondernemen zal ook zegen dragen, omdat mijn wil meewerkt en Ik waarlijk weet wat nuttig is voor uw voltooiing. Maar u zult dan ook alles met de grootste gelatenheid op u af kunnen laten komen, want Ik zelf beschik het zoals het komt omdat Ik voorzie dat hieruit geestelijke successen zullen voortvloeien.
En zo zal Ik u ook steeds de mensen toesturen die van Mij en mijn woord in kennis moeten worden gesteld. Ik zal u steeds de juiste leerstof verstrekken wanneer u die mensen opheldering zult moeten verschaffen, want uw wil die Mij nu helemaal toebehoort, laat dit toe. Hij laat toe dat Ik u als deugdelijke knechten in mijn wijngaard kan gebruiken, die altijd alleen uitvoeren wat hun Heer bepaalt. En zulke arbeid moet gezegend zijn. Ze moet succesvol zijn en daarom vestig Ik nog grote hoop op u die Mij bewust wilt dienen, dat u Mij zielen gereedmaakt die Ik dan ook zelf kan toespreken en die Ik dan ook voor eeuwig gewonnen heb.
Eertijds keerde uw wil zich van Mij af en dat was uw afval van Mij, uw God en Schepper. Keert u Mij nu ongedwongen weer uw wil toe, dan heeft zich ook al de terugkeer voltrokken. Dan hebt u de proef van het aardse bestaan doorstaan en dan is het alleen nog nodig dat u uw ziel helpt geheel rijp te worden, dat u de liefde in u zo helder laat opvlammen dat alle onrijpe aanklevingen welke de ziel nog het bestralen door het licht beletten, worden opgelost en u nu geheel en al door mijn liefdeskracht zult kunnen worden doorstraald. Daarvoor staat u het aardse bestaan ter beschikking en dienen er zich voortdurend mogelijkheden aan waar u in liefde werkzaam zult kunnen zijn. Benut deze en blijf in gedachten steeds met Mij verbonden en u zult waarlijk nog in het leven op aarde een graad van rijpheid kunnen bereiken die u de toegang tot het lichtrijk verzekert. Want elke weerstand in u is gebroken en u behoort Mij weer toe zoals in het allereerste begin.
Ik verlang niet veel van u om u met onvermoede heerlijkheden te kunnen bedenken wanneer u het rijk hierna betreedt. Ik verlang alleen van u dat u zich naar Mij keert, dat uw wil Mij weer toebehoort, dat u zich vrijwillig losmaakt van mijn tegenstander, en Ik zal u waarlijk van kracht voorzien opdat u uw doel zult bereiken: de definitieve aaneensluiting met Mij. En waar de één het al heeft bereikt, daar leid Ik ook anderen naartoe die een voorbeeld aan hem moeten nemen, die aangespoord worden zich eveneens met Mij te verbinden, omdat ook hun innerlijke weerstand tegen Mij al aanzienlijk is afgenomen. En ook dezen zullen zich langzaam onderwerpen aan mijn wil. En dan heeft de terugkeer zich voltrokken. Want niemand die Mij eenmaal zijn wil heeft toegekeerd, laat Ik nu van Mij weggaan.
Maar één ding is daarvoor nodig, dat de mens Mij wezenlijk onderkent. Want hij zal steeds alleen nastreven wat hem begerenswaard voorkomt. En begerenswaard zal Ik voor hem pas dan zijn, wanneer hij naar waarheid is onderricht over mijn volmaakt wezen, wanneer hij weet dat het Wezen dat hem heeft geschapen liefde, wijsheid en almacht is en uitermate volmaakt. En dit weten moet aan alle mensen worden overgebracht. Daarom stuur Ik het zelf naar de aarde en draag u – mijn dienaren – op, het weer te verspreiden opdat de medemensen er kennis van kunnen nemen en nu ook zelf kunnen beslissen voor Mij.
Maar Ik ken precies de wegen waarop u mensen elkaar ontmoet, met wie u van gedachten zult kunnen wisselen en over mijn wil zult kunnen vernemen. Pas wanneer u op de hoogte bent van mijn wil, kan uw wil beslissen zich te onderwerpen aan mijn wil. Dan bent u echter ook van alle verantwoordelijkheid ontheven, dan is uw wil in mijn wil opgegaan. Dan zullen uw denken, willen en handelen ook overeenstemmen met mijn wil en dan is de weg naar de voltooiing niet lang meer.
Maar hoe vaak biedt de mens Mij weerstand. Hoe vaak meent hij over zichzelf en zijn leven te kunnen beslissen. Hoe vaak luistert hij naar mijn tegenstander die hem mijn wezen als een karikatuur voorstelt zodat de mens geen liefde kan voelen voor een wezen aan hetwelk de volmaaktheid volgens de voorstelling van mijn tegenstander moet worden ontzegd. Ik wil uw liefde winnen en Ik zal u dan ook kunnen toespreken, rechtstreeks of indirect door mijn boden die Ik echter ieder toezend die maar de ernstige wil heeft zijn doel op aarde te bereiken, die wil leven naar mijn wil en zich dan ook op deze aarde vervolmaken kan.
Amen
BD.8776
11 maart 1964
Geestelijke duisternis – Het loochenen van de vrije wil
In welke dwaling gaan de meeste mensen toch voort en ze sluiten de ogen wanneer hun een licht wordt voorgehouden, want ze willen niet zien omdat ze zich goed voelen in het donker. En dat is het werk van mijn tegenstander, de vorst der duisternis, dat hij die mensen in duisternis hult die zich niet tegen hem verzetten, die niet uit eigen wil de gezindheid zouden hebben het licht te bereiken.
En het is zo makkelijk te verklaren dat er steeds meer verwarring onder de mensen te vinden is, hoe verder ze zich van Mij verwijderen – en de verwijdering van Mij bepaalt de graad van hun liefde. Want daar Ik de Liefde zelf ben, zal diegene met Mij verbonden zijn die zichzelf vormt tot liefde – maar gemis aan liefde betekent verwijdering van Mij. En is de liefde onder de mensen bekoeld, dan behoren ze tot mijn tegenstander, die helemaal zonder enige liefde is. Dan is de afstand tussen Mij en hen onoverbrugbaar en kan alleen nog door de goddelijke Verlosser Jezus Christus overbrugd worden, wat echter wederom betekent dat de geboden van de liefde moeten worden nagekomen die Jezus de mensen gaf ten tijde van zijn leven op aarde.
De liefde is het eerste en laatste – zonder liefde is er geen inzicht, geen waarheid, geen licht en geen terugkeer naar Mij. En wie zonder liefde zorgeloos voortleeft, diens denken zal verward zijn, hij zal de dwaling verdedigen als waarheid en geheel zonder weten en totaal blind van geest zijn. Er zal echter steeds weer een lichtdrager opstaan onder de mensen, steeds weer zal Ik proberen de mensen de ogen te openen, hun een licht te ontsteken, hun opheldering te geven en hen voor alles op de geboden van de liefde te wijzen omdat ze pas dan ontvankelijk worden, wanneer hun harten week worden en ze hun best doen in de liefde te leven.
En dit bewerkt de vrije wil, die zich echter naar alle kanten kan ontplooien, die evenzo, zoals hij zich naar mijn tegenstander wendt, ook aan Mij de voorkeur kan geven, wanneer de mens maar luistert naar wat hem over Mij en door Mij verkondigd wordt: dat Ik in liefde al mijn schepselen achtervolg en vurig verlang naar hun terugkeer. Dan kan de wil van de mens zich naar Mij toe keren en dan zal ook zijn denken geheel veranderen, hij zal de dwaling afwijzen en de waarheid gewillig aannemen en dan kan ook het doel van zijn aardse leven verwezenlijkt worden, dat de mens een totale omvorming van zijn wezen realiseert, dat hij zijn tot nu toe aanwezige eigenliefde – zijn verkeerde liefde – verandert in onbaatzuchtige naastenliefde, in die liefde die Mij welgevallig is en die de mens verbindt met Mij zelf, die de Liefde ben.
U, mensen kunt allen de proef op de som nemen, u hoeft daarbij alleen te letten op uw omgeving en op de liefdeloze mensen als ook op die van hen die liefdevol bezig zijn tegenover Mij. En steeds zult u kunnen vaststellen dat de liefdeloze mens niet gelooft in een hoger Wezen, dat hem het leven gaf, en dat hij zich ook heel andere geestelijke voorstellingen maakt dan de gelovige mens. Nooit zullen liefdevolle en liefdeloze mensen dezelfde opvattingen op geestelijk gebied voorstaan, hun meningen zullen steeds net zo geheel verschillend zijn als hun wezen, dat voor u herkenbaar is als liefdevol of liefdeloos, omdat het een bepaalde uitwerking heeft op de medemensen. Zouden die liefdeloze, dwalende mensen niet alleen hun verstand laten spreken, dan zouden ze zich nog menige vraag kunnen stellen die, als deze serieus wordt overwogen hun zeker ook in hun gedachten beantwoord zou worden – maar steeds beslist dit de vrije wil van de mens.
De vrije wil te loochenen, is het toppunt van foutief denken, want dan hoefde de mens ook waarlijk geen verstand te hebben, dat hun gegeven werd om alles tegenover elkaar af te kunnen wegen, om een beslissing te nemen – of het aardse of geestelijke aangelegenheden zijn. Het denken van de mens moet alle kanten op kunnen gaan, en de weg van het aardse bestaan als mens zou niet hoeven worden afgelegd als de mens zich hierop niet zou kunnen voltooien.
Want hiervoor is toch de vrije wil vereist, anders zou het waarlijk geen bewijs van mijn volmaaktheid zijn, wanneer Ik zelf de toestand van iedere ziel bij de dood van het lichaam zou bepalen, wanneer Ik zelf elk gebeuren, elk handelen en denken, beantwoordend aan mijn wil, zou richten. Dan zou ook nooit de mensheid in zonde en verdorvenheid geraken, omdat mijn wil altijd goed is, dat wil zeggen: steeds overeenstemt met de wettelijke ordening.
Maar u hebt het verstand, daarover na te denken, juist daarom gekregen, omdat u zich met alles grondig bezig zult houden, omdat u geen machines bent, werkstukken die de Schepper geschapen heeft volgens Zijn plan en die zichzelf nooit meer zouden kunnen veranderen, omdat ze daartoe zonder vrije wil niet in staat zouden zijn. U, mensen houd u daarom serieus niet zulke gedachten bezig, daar u zich anders niet verantwoordelijk voelt voor uw levenswandel op aarde zoals deze er aan het eind van uw leven uitziet. Richt uw wil vanzelf naar Mij, uw God en Schepper, en waarlijk, dan zult u zeker ook niet lang meer in duisternis verkeren. Er zal u een licht ontstoken worden en in dit licht herkent u ook de weg die naar het doel voert – naar Mij en naar met eeuwige leven.
Amen
BD.8777
12 maart 1964
Gods volmaaktheid kent geen beperking in tijd en ruimte
Aeonen zijn er al vergaan en aeonen zullen nog vergaan, maar altijd nog zullen er scheppingen zijn in het universum omdat van het eens gevallen geestelijke er nog oneindig veel wacht op verlossing, omdat nog ontelbare geestelijke wezens, verhard in hun substanties, verlangend wachten op hun verandering tot levende materie. De positieve ontwikkeling van al dit geestelijke vraagt eeuwigheden tot het weer tot ik-bewuste wezens geworden is, die nu hun ontwikkeling tot een (goed) einde kunnen brengen – maar evengoed is een falen mogelijk en dat vergt wederom eindeloze tijden om definitief te vergeestelijken.
U, mensen zult u nu afvragen, waarom Ik als de eeuwige goddelijke Geest, als Schepper en Heer van alles wat bestaat, Mij eigenlijk zo’n werkzaam zijn in de oneindigheid heb voorgenomen, waarom Ik geesten schiep en het niet verhinderde dat dezen in de diepte stortten, dat ze tegen Mij opstonden en Mij als het ware vijandig gezind werden – en waarom Ik de gezindheid van al deze geesten weer op Mij wil richten. En u zult u ook afvragen wat Mij ertoe bewogen heeft talloze scheppingen te laten ontstaan, die, in de grond van de zaak, die gevallen geesten zijn.
En steeds weer zal Ik u moeten antwoorden, dat mijn eindeloos diepe liefde Mij zowel bewoog om volmaakte geesten te scheppen alsook om de onvolmaakt geworden geesten weer terug te winnen en dat mijn niet te overtreffen wijsheid ook een plan ontwierp waardoor Ik mijn doel eenmaal zal bereiken – dat mijn onbegrensde macht alles kon laten ontstaan, wat Ik maar wilde en dat er Mij daarom geen grenzen gesteld zijn – en dit bewustzijn mijn gehele gelukzaligheid is, waaraan Ik echter ook andere wezens zou willen laten deelnemen, maar dat dezen dan ook net zo geaard moesten zijn als Ik zelf.
En al mijn besturen en werkzaam zijn in de oneindigheid dient alleen maar dit ene doel, uit de door Mij eens geschapen werken ware goden te vormen – wezens in de hoogste staat van volmaaktheid, die nu als mijn kinderen scheppen en werken kunnen met Mij en vanuit dezelfde wil.
Daar Ik volmaakt ben, bestaat er voor Mij geen beperking en daarin is ook het eindeloze aantal van geschapen en van gevallen geesten en zijn ook de eeuwig durende tijden gegrondvest, die die geesten nodig hebben, tot ze dat zijn wat Ik zelf Mij niet kan scheppen: ware kinderen – mijn evenbeelden, die in onvoorstelbare zaligheid actief kunnen zijn in het geestelijke rijk.
Wanneer u, mensen u een juist denkbeeld vormt van Mij en mijn Wezen, moet het u op de eerste plaats ook duidelijk zijn dat er voor Mij geen beperking kan bestaan, anders zou Ik niet hoogst volmaakt genoemd kunnen worden, want beperking is altijd het kenmerk van het onvolmaakte. Voor Mij is tijd noch ruimte begrensd, noch liefde, wijsheid en macht en bijgevolg werk Ik altijd en eeuwig en heb toch een doel: de totale vergoddelijking van alle door Mij in het leven geroepen geestelijke wezens.
En deze vergoddelijking vereist de vrije wil van het geschapen wezen, en deze kan zich aansluiten bij Mij en mijn wil, maar zich ook tegen Mij verzetten, waar het wezen niet bij gehinderd wordt. Eerst de vrije wil is het ware leven – zonder deze wil zou alles slechts een dood werkstuk zijn, dat dan weliswaar ook uit mijn macht tevoorschijn kwam, maar waarbij mijn liefde en wijsheid niet betrokken zouden zijn geweest. Want mijn liefde schiep zich wezens die zij gelukkig wilde maken en mijn wijsheid ontwierp het plan het geschapene te vergoddelijken.
De liefde gaf het wezen het “leven”, want pas de vrije wil betekent leven, terwijl het wezen dat onder dwang mijn wil zou moeten vervullen, een dood wezen zou zijn en blijven – een werkstuk dat weliswaar hoogst volkomen geschapen was, maar met deze volkomenheid niets zou kunnen beginnen, wanneer het aan mijn wil gebonden zou zijn
Dan zouden ook alle geschapen wezens slechts afsplitsingen van Mij geweest zijn, maar niets dat zelfstandig uit Mij, buiten Mij geplaatst was, dat ook vrij zou kunnen willen en handelen zoals Ik zelf En dat zou weer aan mijn liefde en wijsheid hebben laten twijfelen, die echter het wezenlijke van mijn Wezen, het alles omvattende begrip van de hoogste volmaaktheid zijn.
Het op de hoogte zijn van mijn scheppingsdaad, vereist al een zekere graad van rijpheid van de ziel, die anders nog niet in staat zou zijn zo’n weten op te nemen, want het gaat niet alleen om het weten ervan, maar om het begrijpen van processen die het hele ontstaan van de hele schepping betreffen, alsmede ook van de eindeloze tijden die nog nodig zijn om het werk van het terugvoeren ten einde te brengen.
En omdat u, mensen u geen voorstelling kunt maken van eindeloze tijden en onbegrensde ruimte, kan zo daarover ook maar indirect uitsluitsel worden gegeven. U moet echter nochtans weten dat voor Mij duizend jaar zijn als een dag en dat eens voor ieder wezen dat van Mij is uitgegaan, de dag komt om terug te keren in het vaderhuis – en of daar ondertussen nog eeuwigheden vergaan – dat de zaligheid dan duizendvoudig opweegt tegen alle daaraan voorafgegane toestanden van kwelling en ook deze zaligheid geen einde zal krijgen, wat u, mensen echter eveneens nog niet begrijpen kunt, omdat u alleen maar in staat bent beperkt te denken, dat u dan echter ook Mij zelf, uw God en Schepper, uw Vader van eeuwigheid zult liefhebben uit heel uw hart, met alle innigheid waartoe uw wezen in staat is en dat u aan de verlossing, ofwel het zalig worden van alle wezens die het laatste doel nog niet bereikt hebben, met totale ijver zult deelnemen. Want de liefde drijft u ertoe, die dan ook een zodanige graad bereikt zal hebben, dat het u mogelijk is alles te realiseren wat u wilt. Want dan is uw wil geheel in de mijne binnengegaan en bent u dus tot goden geworden, tot mijn kinderen, die Ik eeuwig niet meer verliezen zal.
Amen
BD.8778
13 maart 1964
Gods rechtvaardigheid eist boetedoening voor elke schuld
Ik ben een God van goedheid en barmhartigheid, een zachtmoedige en liefdevolle God en toch ook een God van rechtvaardigheid, want Ik ben hoogst volmaakt en kan daarom ook niets slechts onopgemerkt laten gebeuren dat tegen de eeuwige ordening ingaat. Het moet worden goedgemaakt volgens rechtvaardigheid. Maar wanneer Ik deze boetedoening eis van de mensen die dus zondig zijn geworden, dat moet aan Mij en mijn wijsheid worden overgelaten. Alleen kan geen mens het lichtrijk binnengaan die ook maar de geringste schuld met zich mee draagt wanneer hij van deze aarde heengaat. Hij moet van tevoren boete doen die een wezen in het rijk hierna buitengewoon bitter kan belasten en hem lange tijd buiten elke zalige gewaarwording kan houden tot hij van zijn schuld is vrij geworden. En u zult zich kunnen indenken dat geen mens vrij van zondeschuld de aarde zou verlaten wanneer alleen de zonden worden geteld die de mens op aarde begaat. En dat hij eeuwige tijden in het hiernamaals nodig zou hebben tot alle schuld teniet zou zijn gedaan door lijden en kwellingen van allerlei aard waarvan u zich geen voorstelling kunt maken.
Maar Een is voor u gestorven aan het kruis Die zelf alle zonden op zich heeft geladen, Die met deze schuld beladen de weg naar het kruis ging, geleden heeft en gestorven is om de schuld van de mensheid teniet te doen. Er stond weliswaar een veel grotere schuld ter discussie, het ging om de grote oerschuld van de afval van de wezens van God waarvoor boete moest worden gedaan en die het wezen zelf nooit zou hebben kunnen goedmaken. Voor deze schuld is de mens Jezus in de eerste plaats aan het kruis gestorven, opdat de poort naar de gelukzaligheid tenminste kon worden geopend die door deze oerschuld voor de zielen gesloten was. En niemand zou het lichtrijk meer hebben kunnen binnenkomen zonder de kruisdood van Jezus Christus, zonder het werk van verlossing. Maar Hij stierf voor alle zonden van de mensen. Hij nam de hele zondeschuld op zich en deed haar teniet met Zijn bloed.
En zo kan de mens ook vrij worden van elke zonde die hij in het aardse bestaan heeft begaan wanneer hij zelf zich tot de goddelijke Verlosser richt en Hem om vergeving vraagt, wanneer hij Hem vol vertrouwen al zijn schuld aan Zijn voeten legt en Hem vraagt ook daarvoor Zijn bloed te hebben vergoten en hem aan te nemen als een zondaar die berouw heeft van zijn schuld en om vergeving smeekt. En alleen zo is het mogelijk dat de ziel van de mens na zijn dood het lichtrijk binnen kan gaan, omdat Een de schuld ervoor heeft betaald, omdat ze vrij is geworden van de schuld die haar het binnengaan zou hebben belet, maar die nu vrijwillig door voortdurend dienen in liefde in het geestelijke rijk tot verlossing van de ongelukkige zielen bijdraagt, die zich dus uit eigen aandrang bereid verklaart de haar door Jezus’ bloed kwijtgescholden schuld af te lossen door liefdewerken voor de zielen die nog ongelukkig zijn, dat ze deze zielen eveneens naar Jezus tracht te leiden om bij Hem vergeving van hun schuld af te smeken en dus als het ware aan elke rechtvaardigheid Gods voldoening wordt geschonken wanneer maar de weg naar het kruis wordt gegaan, wanneer iedere ziel haar schuld onder het kruis draagt en nu daarvoor de passende boete is gedaan.
Daarom kon er voor de kruisdood van Jezus geen gelukzaligheid in het lichtrijk zijn voor de zielen, ook niet wanneer ze op aarde een zuiver leven hadden geleid, want ze waren belast met de oerschuld. Maar ook het leven op aarde zelf konden ze niet afleggen zonder tegen Mij als de eeuwige Liefde te hebben gezondigd. Ze vielen in zonde en mijn rechtvaardigheid eiste daarvoor de vereffening die ze met goede wil wel zelf konden verrichten, maar dan hield nog steeds de oerzonde de poort naar het lichtrijk voor hen gesloten.
Zouden ze nooit gevallen zijn, dan zouden ze ook niet hoeven te zondigen op aarde zoals dit het geval is geweest bij de naar de aarde afgedaald wezens die in liefde zich om hun medemensen bekommerden en hun een juist leven op aarde voorleefden. Maar de vroegere afval van Mij had de zielen afhankelijk gemaakt van mijn tegenstander die nu van zijn kant zijn hele invloed aanwendde om de mensen tegen Mij, tegen al het goede op te hitsen. En zo ontstond een zondig mensengeslacht van wie de zondenlast is aangegroeid en nu eenmaal alleen gered kan worden door het verlossingswerk van Jezus Christus.
Maar voor degene die de verlossing door Jezus niet aanneemt blijft het lichtrijk gesloten tot ook hij daartoe zal besluiten. Want mijn rechtvaardigheid is niet uit te schakelen, Ik kan geen schuld schrappen die niet werd goedgemaakt. Maar mijn eindeloze liefde liet een vervangende boetedoening toe die de mens Jezus dus heeft volbracht. En u allen ondervindt erbarmen in plaats van rechtvaardigheid omdat de liefde van uw Vader de schuld voor u teniet deed, omdat de liefde toch de rechtvaardigheid voldoening heeft gegeven, omdat het teniet doen van de schuld een onmetelijk lijden eiste dat eindigde met het meest pijnlijke sterven aan het kruis. Maar de erkenning van Jezus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld en de bewuste vraag om vergeving van de schuld behoort onherroepelijk daartoe om van de grote schuld van de vroegere afval en ook van de zondeschuld van de mens op aarde vrij te worden. Maar dan kan de ziel al na haar verscheiden van de aarde het rijk van licht en gelukzaligheid binnengaan, waar ze zelf nu onvermoeibaar werkzaam zal zijn volgens mijn wil en weer aan het verlossingswerk deelneemt doordat ze ook die zielen naar Jezus brengt opdat ze verlost worden.
Amen
BD.8780
15 maart 1964
Veranderingen in de kosmos (1)
Steeds dieper wil Ik u in de waarheid leiden, opdat u kunt standhouden tegen alle aanvechtingen van mijn tegenstander. Hij zal niets onbeproefd laten om uw bezigheid voor Mij en mijn rijk tegen te houden. En hoe meer u weet en doordrongen bent van de waarheid, des te beter kunt u ook standhouden. U zult alle tegenwerpingen en tegenstrijdige meningen herkennen als dwaas en ongegrond, want het zijn altijd slechts lege woorden zonder diepere betekenis en zonder waarde. Maar Ik wil dat het licht in u sterker wordt. Dat u met een steeds meer heldere geest het verband leert inzien van alles wat er gebeurt, zodat geen tegenwerping u meer kan doen ontstellen.
En Ik wil natuurlijk ook dat de dwaling gecorrigeerd wordt waar zij u wordt verkondigd. Ik wil verder dat u ernstige strijders bent voor Mij, en dat u met het “zwaard van de mond” zult strijden waar u tegenover dwaling komt te staan. Want u bent door Mij gekozen als lichtdragers, om de waarheid te brengen waar nog een verlangen is naar de waarheid.
Juist het zogenaamde einde van deze aarde zal een strijdobject zijn omdat weinig mensen er in willen geloven. Maar de verwoesting op het einde is zo ontzettend, dat het voor de mensen ongelooflijk lijkt. Want zo ver zij kunnen terugdenken is er niets voorgevallen wat er mee te vergelijken is.
Maar toch zal het gebeuren, en iedereen verrassen behalve de kleine kudde, die door een leven in de liefde een innerlijk licht heeft ontvangen en daarom ook een einde van de aarde bewust verwacht. Waar echter nog de geringste begeerte is naar de wereld en waar de mensen zich nog niet geheel hebben losgemaakt van het verlangen naar aardse goederen, daar zal het geloof in een einde van deze aarde maar zwak, of in ’t geheel niet aanwezig zijn. Dit soort mensen zal alle voorspellingen als vals in de wind slaan en ze altijd proberen tegen te spreken. En daar zullen ook geen redeneringen van nut zijn, omdat zij eenvoudig niet willen geloven. De liefde tot de wereld is sterker dan de liefde tot de naasten, anders was hun geest ontwaakt en zij zouden niet de geringste twijfel hebben over wat Ik door mijn geest steeds aan de mensen verkondigd heb. En steeds met die bedoeling, dat zij zich op tijd voorbereiden op het aanstaande einde.
U echter, mijn lichtdragers, u zult steeds meer worden gesterkt in uw geloof en in alles wat Ik zelf u verkondig. U zult mijn liefde mogen ervaren en ook mijn voortdurende tegenwoordigheid. En u zult ook liefdevol en dankbaar de grote genadegave aanvaarden, Mij trouw blijven en strijden voor mijn naam uit liefde voor Mij en uw naasten.
En daarom wil Ik u ook een bijzondere boodschap laten toekomen die alleen weer de diepgelovige zal aannemen, waarvan zich echter ook spoedig de twijfelaars kunnen overtuigen. Want het zal niet lang meer duren voor de eerste tekenen van een grote kosmische verandering merkbaar zullen zijn. En geen wetenschapper en geen nog zo’n scherp verstand kan ze verklaren, en daarom geeft ze aanleiding tot heel grote bezorgdheid.
En u zult ook geen mogelijkheid hebben uzelf te beschermen tegen dat dreigende onheil, u kunt alleen afwachten en komt daardoor in grote opwinding. Door deze kosmische verschijning zal het geweldige natuurgebeuren beginnen, want het heelal staat op tegen al het niet geestelijke dat zich ophoudt in de nabijheid van de aarde en in die tijd ongewoon inwerkt op het naar omhoog strevende geestelijke van de aarde.
Er is een geweldige strijd ontbrand tussen het lichtvolle- en het donkere geestelijke, want dit geestelijke weet dat een ommekeer op handen is en daarom wordt de laatste tijd ervoor door beide zijden nog in buitengewone mate uitgebuit. En deze geestelijke strijd om de zielen der mensen op aarde heeft ook zijn uitwerking op het heelal, in ’t bijzonder op verschillende hemellichamen die met de aarde in een zekere geestelijke verbinding staan.
Met mijn toestemming nemen deze hemellichamen met hun bewoners ook deel aan deze laatste strijd op uw aarde, wat zich zal uiten door grote beïnvloedingen die men ook vanaf de aarde kan constateren. En dit zal bij die mensen, die de loop van de hemellichamen observeren, zeker een heel grote onrust teweeg brengen. Want zij kunnen nu de veranderingen van hun banen volgen, die naar menselijke berekening niet zonder gevolg aan de aarde voorbij zullen gaan.
Dus kan in die tijd alleen nog van de kant der wetenschap op de mensheid ingewerkt worden want aan geestelijke vermaningen schenken zij geen gehoor meer, terwijl zij wetenschappelijke waarnemingen niet kunnen loochenen. En als zij zich in gedachten daarmee bezig houden, dan kunnen zij met wat goede wil ook daardoor nog op de juiste weg komen.
Op de aarde kunnen de grootste profeten opstaan, maar de mensen geloven hen niet. Ook Ik kan de mensen niet op een dwingende manier aanspreken, om hun het gevaar waarin zij verkeren bewust te maken. Maar Ik kan het ongewone in mijn schepping laten gebeuren doordat Ik schijnbaar de ordening omgooi. En toch behoort ook dit weer tot mijn wet in zover, dat het om zekere reden als sinds eeuwigheid vastgesteld is. Toch zullen er steeds mensen zijn die ook hierdoor niet onder de indruk komen. Die hun zondig leven verder leven en daarom de afgrond tegemoet gaan zonder zich te laten tegenhouden. Maar enkelen zullen versteld staan en een open oor hebben voor de verklaringen die mijn lichtboden hun geven.
Het geloof van hen die Mij trouw willen blijven zal gesterkt worden, want zij erkennen de waarheid van mijn woord. Zij houden vast aan mijn belofte dat Ik allen zal behoeden en thuis zal halen op de dag van het gericht, die in mijn woorden geloven en Mij trouw blijven tot het einde.
Amen
BD.8781
16 maart 1964
Veranderingen in de kosmos (2)
Het is een ongewoon gebeuren dat Ik u aankondig. U zult menen u te vergissen en steeds weer zult u hetzelfde beleven, aardschokken die niet van uitbarstingen afkomstig zijn, maar steeds optreden wanneer de aarde in een bepaalde stand ten opzichte van de sterren staat, zodat de schokken regelmatig verwacht kunnen worden en niet uitblijven. Ze zullen nauwelijks waarneembaar zijn en daarom ook maar weinig mensen verontrusten, maar pas de onderzoeken van de wetenschappers zullen reden geven het ergste te vrezen. Tevens zullen de verschijnselen sterker worden en dan dus ook de onverschillige mensen verontrusten, omdat ze een bedreiging van het hemellichaam aarde door andere hemellichamen onderkennen. Want de uit hun baan tredende hemellichamen bewegen zich naar de aarde toe en komen steeds weer opnieuw in een sterrenbeeld die juist die gevolgen in werking zetten.
Met het oog op het nabij zijnde einde moeten de mensen nog wakker worden geschud uit hun rust. Ze moeten aan hun Schepper denken en zich bezighouden met gedachten aan hun eigen vergankelijkheid en ook daarmee dat er voor hen geen garantie bestaat totaal te zijn vergaan met de dood van hun lichaam. Ze moeten herinnerd worden aan hun levenseinde en ook aan het lot dat hen wacht wanneer ze geloven aan een verder leven van de ziel. De eindtijd zal zoveel onnatuurlijks laten zien, is toch alleen al het doen en laten van de mensen onnatuurlijk en heeft dit de ergste gevolgen. De mensen matigen zich aan om buiten hun bevoegdheid om onderzoekingen in de ruimte te ondernemen. Ze veronachtzamen de wetten van de natuur en worden nochtans niet in hun doen en willen gehinderd, maar de gevolgen vallen op henzelf terug. Maar het einde komt steeds dichterbij en als de mensen nog zullen worden geholpen dat ze tot zelfbezinning komen en zich bewust worden van hun grote verantwoordelijkheid, dan moet hun ook van de kant van God een ongewoon werkzaam zijn getoond worden en staat het hun wil nog steeds vrij daar acht op te slaan en zich daaraan beantwoordend in te stellen.
En zo’n ongewoon werkzaam zijn zal de mensheid beleven in de komende tijd, dat niet door mensen wordt veroorzaakt maar zich in de kosmos afspeelt, in een gebied dat alleen aan de Schepper zelf is onderworpen, dat nu schijnbaar in strijd met de normale wetmatigheid geraakt. En toch is ook dit gebeuren opgenomen in het plan om het geestelijke terug te voeren, want het kan een ommekeer teweeg brengen bij veel mensen omdat het te ongewoon is, zonder echter het geloof van de mensen te dwingen. Want de ongelovige mens neemt niet eerst de moeite een verklaring te vinden, omdat hij helemaal zonder zich te verantwoorden voortleeft.
En de geestelijke toestand van de mensen in de eindtijd is al zo diep gezonken, dat ze zich ook niet door ongewone natuurverschijnselen laten overhalen om te geloven en dat er daarom ook nog zulke middelen kunnen worden aangewend die nog van nut kunnen zijn voor de besluitloze mensen die een sterke schok nodig hebben om serieus te denken en dan hun wil juist te richten. Want wat nog kan worden gedaan om zielen voor het lot van de hernieuwde kluistering te behoeden, wordt ook gedaan van de kant van God, die de mensen liefheeft en hen niet verloren wil laten gaan. Maar telkens wanneer Hij zich uit op de aangekondigde manier, zullen er slachtoffers vallen, daar de mensen anders niet onder de indruk zouden komen en elkaar van zelfmisleiding zouden beschuldigen. Want de gevolgen zullen op verschillende plaatsen ook verschillend zijn en er zal een bepaalde tijd voor nodig zijn vooraleer het de wetenschap is gelukt de juiste uitleg te vinden. Maar dan zullen deze tekenen zich ook voortdurend vaker herhalen en de mensen het bewijs leveren dat er in de kosmos iets gaande is waar zij zelf niets tegen kunnen beginnen.
En zo zijn ze dus ook aan de gevolgen blootgesteld die steeds periodiek optreden, tot tenslotte dat grote natuurgebeuren zal plaatsvinden dat de macht en de grootte van God zal bewijzen aan de mensen die in Hem geloven en die ook beschermd worden in elke nood. Maar of nu de mensen ook steeds weer een dichtbij zijnde einde wordt aangekondigd, of ze steeds weer worden gewezen op de daaraan voorafgaande natuurcatastrofes, ze geloven niet en veranderen niet in het minst hun levenswandel. Ze doen niets om zich voor te bereiden, ze gaan op in de wereld en houden ervan en zien in de wereld hun God. En daarom zullen ze ook verbonden blijven met de materie wanneer het einde gekomen is. Maar alles is vastgelegd in het goddelijke heilsplan en er zal niets komen wat niet al sinds eeuwigheid is voorzien.
En zo zal elk gebeuren dat tegen de natuur ingaat zich afspelen volgens de goddelijke wil en daarom is ook de dag voorbestemd en zal ook worden aangehouden. Maar u moet tevoren in kennis worden gesteld opdat uw geloof worde gesterkt, omdat alles zo komt zoals het is voorzegd en omdat u steeds meer de waarheid inziet van datgene wat u rechtstreeks van boven wordt toegezonden. Want u zult de verbinding tot stand moeten brengen van God met de wereld, met uw medemensen die ongelovig en zonder nadenken voortgaan. U zult weliswaar pas dan daarover kunnen spreken, wanneer de eerste gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, want eerder zal geen mens uw spreken willen aanhoren – u zult pas dan open oren en harten vinden, wanneer er een schok is aan voorafgegaan die de mensen vragen zal doen stellen, en dan pas moet u spreken. En het zal van de gewilligheid van de mensen afhangen of ze uit dit gebeuren hun voordeel trekken.
Amen
BD.8783
18 maart 1964
Zelfonderzoek van een tussenpersoon
Ook dat zal u eens ten zegen strekken, dat u de verleidingen weerstaat, dat u tot Mij uw toevlucht neemt in iedere nood en innerlijke benauwenis, en dat u weer een wilsproef mag afleggen, wie over u de heerschappij verkrijgt.
Ik moet alle verzoekingen toelaten, want alleen door strijd komt u tot de overwinning en iedere verzoeking is een beproeving van de sterkte van uw wil, daarvoor uit te komen wat u als waarheid inziet. Steeds weer zullen verblindende schijnlichten uw ogen verzwakken. Steeds weer wordt u in innerlijke twijfel gedompeld of duiken er vragen op, maar aan uzelf ligt het nu tot wie u zich wendt om alle twijfel op te lossen en op alle vragen antwoord te ontvangen. En gezegend bent u als u zich dan altijd alleen tot Mij wendt, uw God en Vader van eeuwigheid, die de Waarheid is en deze waarheid schenken wil aan ieder die de waarheid begeert.
En steeds weer moet Ik u zeggen dat de vrije wil van de mensen voor alles de verklaring is. Hij wordt niet gehinderd een richting op te gaan die van de waarheid afwijkt, en ieder mens wordt vanuit het geestelijke rijk beïnvloed, overeenkomstig zijn geestestoestand. En zo zal ook zijn denken meer of minder volgens de waarheid zijn. En op zijn gedachten bouwt hij zichzelf nu een zienswijze op, maar hij is er niet zeker van of die uit de eeuwige Waarheid afkomstig is.
En wederom wordt de wil van ieder mens afzonderlijk beoordeeld of hij zijn medemensen iets schenken wil, of hij hen helpen wil en of de motivatie van zijn gehele doen goed is, of hijzelf dus liefdevol is en zijn medemensen gelukkig zou willen maken. En overeenkomstig daarmee zal hij ook juist denken. Hij mag zich echter niet reeds zelf een basis geschapen hebben waarvan hij nu uitgaat.
En daar moet u bijzonder veel belang aan hechten, dat de oorsprong van zijn opvattingen vastgesteld wordt. Want ’n hele berekening kan niet kloppen als er reeds in ’t begin een rekenfout is ingeslopen. Daarom is steeds alleen dan de zuivere waarheid gewaarborgd, wanneer deze zich in een leeg vat kan uitstorten, wanneer Ikzelf de Bron ben en de krachtstroom van mijn liefde kan laten binnenvloeien in een vat dat geheel geledigd is. Dan kan Ik een mens van de grond af aan onderwijzen en dan zijn verkeerde gedachten uitgesloten, want die kunnen naast de zuivere waarheid uit Mij niet bestaan, ze worden onmiddellijk als vals herkend en ze worden daarom niet aangenomen. En zo’n zelfonderzoek moet ieder mens bij zichzelf verrichten die als tussenpersoon tussen Mij en de mensheid werkzaam wil zijn en haar de waarheid zou willen doen toekomen.
Voor de geesteswereld staan alle mogelijkheden open zich van een mens meester te maken, zijn wil aan zich te onderwerpen en dan door die mens te werken, of het nu in goede of in slechte zin is, dat beslist mens zelf die zich aan geestelijke krachten overgelevert – dat zij zich door hem kunnen uiten.
Er bestaan in de geestelijke wereld zoveel verschillende graden van ontwikkeling, dat ook de medelingen eruit geheel verschillend zijn. En u, mensen hebt niet altijd die gave van onderscheid die nodig is om zeker te zijn van de waarheid. Daarom zult u steeds van de kant van de lichtwereld er op gewezen worden uzelf zo te vormen, dat het werkzaam zijn van de geest in de mens mogelijk is. Dat Ikzelf, de Vadergeest van eeuwigheid, door de geestvonk in u Mij kan uiten. Dan kunt u ervan op aan dat u alleen maar de zuivere waarheid wordt toegezonden.
Ikzelf duid u steeds het kenteken van het werkzaam zijn van de goddelijke geest aan, dat u opheldering gegeven wordt over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. Want u, mensen leeft allen vergeefs uw aardse leven als u de weg naar Hem niet vindt, die alleen u bevrijden kan uit de macht van mijn tegenstander. Die alleen de oerzonde delgen kan die bestaat uit de afval van weleer van Mij, en die alleen de kracht om vrij te worden kan schenken door Zijn in het kruis verworven genaden om uw wil te versterken. Eén bracht u ten val en Een kan en zal u verlossen en weer tot zich opheffen. Deze Ene moet herkend en erkend worden als Verlosser van de wereld in wie Ikzelf Mij belichaamde en het verlossingswerk voor de mensen volbracht.
Als het weten daarover u nog niet helder en duidelijk ontsloten wordt, bent u ook niet door mijzelf onderwezen en u doolt zolang in de duisternis van geest tot u het licht gevonden hebt, dat rechtstreeks van Mij uitstraalt en een ieder vervult die zijn hart maar opent en aanneemt wat Ikzelf hem tracht over te dragen – direct of indirect. Maar deze moet ook uit het diepst van zijn hart naar de waarheid verlangen, dan zal hij ze ontvangen en ook het volle inzicht verkrijgen voor dat wat hem uit het geestelijke rijk wordt aangeboden.
Ik kan niet anders dan u direct mijn woord, dat de zuivere waarheid is, doen toekomen. Het staat u vrij deze aan te nemen of u vreemde geestelijke leringen eigen te maken, die u weliswaar ook zullen aanspreken, maar altijd verblindende lichten blijven die geen effect hebben op uw ziel. Zodra u zich echter oprecht tot Mij wendt, dat Ik uw geest verlicht en u het juiste gevoelen geef voor wat waar is en wat vals, zult u deze bede niet vergeefs uitspreken, want Ik behoed ieder voor dwaling die ernstig naar de waarheid verlangt. Maar Ik hinder ook mijn tegenstander niet, die alles proberen zal om uw denken te verwarren en u ideeën en opvattingen in overweging te geven die tegengesteld zijn aan de waarheid. Want tot het einde toe zal hij tegen de waarheid vechten, op het einde echter zal Ik u ook een licht toesturen dat uw geloof bevestigt en u zalig maakt.
Amen
BD.8784
19 maart 1964
Zonder de verlossing door Jezus Christus is er geen gelukzaligheid
Denk eraan, u mensen, dat Ik u wil helpen in het leven op aarde al een graad van rijpheid te bereiken, die u in staat stelt na uw heengaan van deze aarde het lichtrijk binnen te gaan.
Eenmaal zult u weliswaar dit rijk betreden, maar de tijd daarvoor kan u nog onmetelijke kwellingen bezorgen, wanneer u geheel ontgeestelijkt het rijk hierna binnen gaat en de poorten naar het lichtrijk voor u nog gesloten zijn. Mijn barmhartigheid en genade gelden weliswaar voor elke ziel, al heeft ze op aarde ook een slecht leven geleid, maar Ik kan ze niet anders bedenken dan dat mijn gerechtigheid het toelaat. En ze kan steeds alleen sferen in het geestelijke rijk in bezit nemen, die overeenstemmen met haar levenswandel. En ze moet dan nog onmetelijke kwellingen en leed verduren om verzoening te vinden voor haar zondenschuld. En vindt ze in het rijk hierna de weg naar Jezus Christus niet, dan komt er aan haar lijden geen einde. Ze zinkt steeds dieper en zal uiteindelijk het lot van de hernieuwde kluistering op zich moeten nemen, omdat er anders geen bevrijding van de oerschuld bestaat dan door Jezus Christus. U allen begrijpt het verlossingswerk niet in zijn volle betekenis.
En dat is het, wat uw grote nood uitdrukt.
En Ik wil mijn schepselen helpen, zodat ze nog tijdens het leven op aarde de weg naar het kruis vinden, die dan een heel ander lot van de ziel garandeert.
Want de vergeving van de zondenschuld nog voor de dood van de mens, is in heel het aardse bestaan het meest waardevolle om naar te streven.
Dan staat voor de ziel de poort naar het lichtrijk open. Dan zal ze gelukzaligheden kunnen genieten in overvloed. Maar de mensheid is totaal niet op de hoogte van de grote betekenis van het verlossingswerk. En mijn tegenstander doet naarstig zijn best haar voortdurend daarover in onwetendheid te houden.
En of de mensen ook geloven dat de mens Jezus eens over de aarde is gegaan en de mensen een hoogst volmaakt leven heeft voorgeleefd en ze heeft opgeroepen dit na te volgen, toch willen ze niet geloven dat een hoge geestelijke missie aanleiding heeft gegeven voor deze wandel van Jezus op aarde.
Ze willen het niet geloven dat het om een werk van de grootste barmhartigheid ging. Dat Jezus door Zijn kruisdood een grote schuld teniet wilde doen en heeft gedaan, die niet anders kon worden vereffend dan door een werk van overgrote liefde en een mateloos lichamelijk lijden, en dat daardoor de wijde kloof werd overbrugd tussen het lichtrijk en het duistere rijk. Deze brug nu kon worden betreden door ieder mens die in het verlossingswerk van Jezus Christus gelooft en die ook in mijn menswording in Hem gelooft. Deze menswording is weer een mysterie dat alleen door mensen met een gewekte geest begrepen kan worden, omdat de zondige toestand van de mensen elk begrip daarvoor uitsluit. De mens moet zich dus tevoren positief instellen tegenover het verlossingswerk van Jezus en om vergeving van zijn schuld vragen. Dan wordt hij in innige verbinding met Hem onderricht door de geest in zich, die zich pas kan uiten wanneer de vergeving van de oerzonde heeft plaatsgevonden.
Dan zal ook mijn menswording in Jezus voor hem begrijpelijk zijn, want dan kan hij door de geest in zich in alle waarheid worden ingeleid en kan hij onderwezen worden over elke geestelijke samenhang.
Hij kan dus weer tot het inzicht komen, dat hij eens verloren heeft door zijn opstand tegen Mij. Het begrip voor al deze samenhang zal hij pas verkrijgen door zijn geest. Maar toch kan dit weten de mens worden voorgelegd. En wordt hem dan naar waarheid melding gemaakt over Jezus Christus, Zijn verlossingswerk en mijn menswording in Hem, dan kan de waarheid een mens ook overtuigen en hem dezelfde weg doen gaan, de weg naar het kruis.
En het zal voor hem dan steeds begrijpelijker worden wat hij tevoren alleen maar had gehoord van een verlichte medemens. Daarom is Mij zoveel gelegen aan de verbreiding van de zuivere waarheid. Want Ik wil toch dat deze waarheid ook die mensen bereikt, die niet slecht zijn, maar nog ongelovig. Die zich nu door de waarheid voelen aangesproken en door de kracht van de waarheid worden aangeraakt en dus ook tot geloof kunnen komen. Wist u mensen, hoeveel u zelf uw lot bij het binnengaan in het rijk hierna zult kunnen verbeteren wanneer u door Jezus Christus verlost bent van uw zondenschuld, dan zou u ook begrijpen waarom Ik steeds weer dit probleem naar voren breng. Waarom Ik u steeds weer de geestelijke samenhang uitleg en probeer uw verstand te stimuleren daarover na te denken. Want slechts de geringste wil om het doel van uw aards bestaan te vervullen, is voor Mij al voldoende om u te leiden en elke mogelijkheid te scheppen opdat u tot inzicht komt.
En juist het laatste weten kan u alleen door het werkzaam zijn van mijn geest worden geschonken. Want de mensen zullen steeds onder invloed van mijn tegenstander juist het belangrijkste willen negeren: de verlossing van alle schuld door Jezus Christus.
Ze doen wel concessies doordat ze Zijn bestaan toegeven en ook Hem zelf voorstellen als een mens die in het aardse bestaan de hoogste volmaaktheid heeft bereikt, maar dat het om een heel ander probleem gaat, dat het erom gaat dat zonder Hem de mensheid eeuwig van Mij, haar God en Schepper, gescheiden blijft, dat wil ze niet geloven. Ook niet dat de zielen in het hiernamaals nooit vooruit kunnen gaan in hun ontwikkeling, maar zolang op de grond liggen als de last van de oerzonde op hen drukt. Ze leiden dus een jammerlijk, erbarmelijk bestaan tot ze ook ginds de goddelijke Verlosser vinden, tot ze de inspanningen van de lichtwezens belonen en zich laten leiden zonder weerstand tegen Degene die hen uit de diepte zal verheffen en hun de zondenschuld vergeeft zodra ze Hem daarom vragen.
Eerst moet dus het geloof aanwezig zijn dat Jezus door Zijn werk van erbarmen, door Zijn dood aan het kruis, de mensen heeft verlost van hun oerschuld. Dan pas is de missie van de mens Jezus op aarde gemotiveerd, maar niet alleen Zijn levenswandel – die daar weliswaar ook toe behoort, want zonder liefde kan geen mens zalig worden en de leer van de liefde was de inhoud van Zijn onderrichtingen aan de mensen die Hij wilde redden uit de duisternis van geest, uit de ketenen van de vorst der duisternis. De mensen leefden voort in algehele onwetendheid. Ze zagen zich zelf niet als schepselen van een hoogst volmaakt Wezen. Ze zagen hun gebrekkigheid niet in en hielden alleen van hun ik. En hun eigenliefde zette ze aan tot zondigen, waarvoor ze echter in het rijk hierna boete zouden hebben kunnen doen, al betekende dit ook eindeloze tijden van kwellingen.
Maar deze zonden waren niet de reden van mijn afdalen naar de aarde in de mens Jezus. Het ging om de grote oerzonde van de vroegere afval van Mij, die geen mens zelf zou hebben kunnen tenietdoen, al zou hij eeuwigheden in een noodlottige toestand doorbrengen. Deze zonde was de reden dat Ik zelf naar de aarde kwam en in de mens Jezus het verlossingswerk volbracht.
Want de Liefde zelf deed de schuld teniet en de Liefde was in de mens Jezus.
En steeds weer zal Ik u mensen dit verkondigen door mijn geest. Steeds weer zal Ik u het grootste mysterie trachten uit te leggen. En Ik zal mijn volgelingen in de eindtijd uitzenden om de mensen de waarheid te verkondigen over Jezus Christus, de Zoon van God en Verlosser van de wereld, die Mij zelf in zich droeg. En Hij en Ik zijn één en zullen dat blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.8785
20 maart 1964
God wil de mensen bevrijden van de dwaling
U allen moet gezegd worden dat alleen de waarheid de juiste weg is naar de voltooiing, naar de zekere terugkeer naar Mij. Want hoe zult u uw doel moeten bereiken wanneer u dwaalwegen gaat, wanneer u geen juiste kennis wordt gegeven van het doel van uw bestaan of wanneer verkeerde adviezen worden gegeven die geen enkele invloed hebben op het rijp worden van uw ziel. Hoe zult u geestelijk succes kunnen verwachten van verkeerde opheldering over mijn wezen en mijn wil wanneer u geen waarheidsgetrouw beeld van Mij wordt gegeven en u niet naar dat ene streeft in uw aards bestaan: de liefde voor Mij en voor de naaste te beoefenen die als enige uw ziel rijp laat worden.
U zult het kunnen geloven: de mensheid heeft alles verdraaid en vooral de waarheid. Er hebben zich veel meer verkeerde dan juiste leren vastgezet in het denken van de mensen. En deze dwaalleren kunnen nooit naar Mij toe leiden. Daarom is het mijn voortdurend streven u helder inzicht te schenken in de zin en het doel van uw aards bestaan, waarbij u echter ook opheldering moet worden gegeven over de reden van uw mens-zijn op aarde.
Het weten dat van mens tot mens wordt doorgegeven is niet veilig voor misvorming, omdat de gedachten van de mens niet steeds door Mij, daarentegen veel vaker door mijn tegenstander kunnen worden beïnvloed en deze steeds de zuivere waarheid zal misvormen. Van hem gaat dus alsmaar dwaling en leugen uit, zoals echter de waarheid steeds alleen maar van Mij kan uitgaan en daarom ook aan Mij moet worden gevraagd. Want u zult ernaar moeten verlangen, zoals u zich eens tegen elk licht verzette en daardoor in duisternis bent weggezonken, in verward denken en totaal verkeerde begrippen die mijn tegenstander op u overdroeg. Maar alleen licht schenkt gelukzaligheid en licht is elk weten volgens de waarheid. Licht gaat van Mij uit en verlicht de terugweg naar Mij. En daarom probeer Ik steeds weer u mensen de zuivere waarheid te brengen, u opheldering te verschaffen over de dwaling en dus uw geest te verlichten die zich nooit goed kan voelen in de duisternis.
De waarheid zal u gelukkig maken en daar Ik u liefheb omdat u mijn schepselen bent wil Ik u ook de gelukzaligheid bezorgen die eeuwig duurt. En dit kan alleen worden bereikt via de waarheid. U moet op de hoogte zijn van mijn wezen opdat u Mij liefde zult schenken. De liefde echter verbindt u met Mij en de liefde waarborgt u ook een eeuwig leven. Want de liefde is kracht en leven kan alleen hij die in het volle bezit van kracht is en onophoudelijk werkzaam kan zijn.
U mensen zult ernaar moeten verlangen u in de waarheid op te houden. U zult u niet tevreden mogen stellen met welke geestelijke leer dan ook die u van medemensen in ontvangst neemt. U zult u steeds moeten afvragen of u de garantie voor de zuivere waarheid kan worden gegeven wanneer u door medemensen wordt onderricht. En u zult in volle ernst moeten begeren in de waarheid te staan. Dan zult u met volle zekerheid kunnen verwachten dat ze u wordt overgebracht en dat u het dan ook zelf kunt voelen of u de waarheid of dwaling wordt toegevoerd. Alleen moet dit verlangen naar de waarheid uw meest innerlijke wil zijn. Niet alleen woorden of oppervlakkige wensen mogen dit kenbaar maken, maar u zult in alle ernst de waarheid moeten begeren, dan zult u ook tegen elke dwaling beschermd zijn. Want Ik zelf ben de Waarheid en Ik zelf wil dat mijn schepselen zich in de waarheid ophouden, maar Ik bepaal niet uw wil die vrij is.
Maar een mens die op Mij zelf aanstuurt zal Ik onbeperkt bedenken. En hij zal de weg naar Mij helder verlicht zien en deze nu ook afleggen met de zekerheid dat hij naar het juiste doel leidt. Daarom zult u mensen u allemaal moeten afvragen of de geestelijke leer die u bezit overeenstemt met de volledige waarheid. U zult het overgenomen geestelijke goed ernstig moeten beproeven of het van een God van liefde, wijsheid en almacht getuigt. En elke leer die daaraan laat twijfelen zult u kunnen verwerpen als onjuist. Want de waarheid zal u altijd laten blijken dat mijn wezen hoogst volmaakt, oneindig liefdevol, onmetelijk wijs en oppermachtig is. En u zult ook in staat zijn zo’n wezen lief te hebben. Maar Ik wil uw liefde winnen, want ze voert u weer terug naar Mij. Uw liefde voor Mij zal ook steeds mijn wil vervullen en uw ziel zal zelf geheel rijp worden, wat alleen maar de liefde tot stand brengt.
Doch zolang u in dwaling voortgaat zal uw rijp worden twijfelachtig zijn. Want dwaling is aandeel van de tegenstander en deze zal gedurende het aardse bestaan steeds trachten uw rijp worden te verhinderen. U zult u ernstig bezig moeten houden met de gedachte dat u geen geestelijke successen zult bereiken zolang de waarheid u ontbreekt en dat dan uw weg over de aarde vergeefs kan zijn. Want u bent alleen op aarde om uw einddoel – de uiteindelijke voltooiing – te bereiken en zalig te worden.
Amen
BD.8786
21 maart 1964
“Met de maat waarmee u meet, zult ook u gemeten worden”
En of het u nog zo onmogelijk toeschijnt, Ik zal ingrijpen (ongewoon bij u werkzaam zijn) wanneer het tijd is, want voor Mij is niets onmogelijk. Tracht alleen uw graad van liefde te verhogen. Doe uw best naar mijn wil te leven. Bekommer u om de naaste in zijn nood. En bewijs Mij uw liefde voor Mij door in uw naaste uw broeder te zien die ook afkomstig is van Mij om eens de gelukzaligheid te erven. Geloof dat de liefde alleen voldoende is om het grote wonder tot stand te brengen, om dingen te laten gebeuren die u menselijk gezien niet voor mogelijk houdt. Maar Ik ben een God van liefde, wijsheid en macht. Ik kan alles en steeds weer bepalen mijn liefde en wijsheid wanneer mijn macht zich uit. En u zult waarlijk met uw wil, met uw liefde, mijn wil en mijn liefde kunnen bepalen. U zult Mij een dwang kunnen opleggen die Ik Me heel graag laat welgevallen, omdat de liefde nooit hinderlijk zal zijn, maar steeds gelukkig maakt.
En schenkt u Mij uw liefde, dan zal ook mijn liefde zich tegenover u zo uiten dat u gelukkig bent gemaakt. Ik plaats u mensen voor de meest uiteenlopende opgaven. Ik weet hoe en op welke wijze ieder mens kan helpen en Ik weet ook of en wanneer hij tot helpen bereid is. En Ik leid de mensen naar hem toe, die hij met zijn hulpvaardigheid gelukkig kan maken, aan wie hij doet toekomen wat zij dringend nodig hebben, of het nu aardse of geestelijke goederen zijn. Door het uitdelen van aardse goederen bewijst u Mij steeds de liefde. Want wat u voor de geringste van mijn broeders doet, dat hebt u voor Mij gedaan. Tevens bewijst u Mij ook dat u de materie al hebt overwonnen en geestelijk omhoogklimt.
Maar deelt u geestelijke goederen uit, dan is ook dat mijn werkzaam zijn, dat Ik die mensen naar u toe leid die u geestelijk zult moeten bedenken, die gebrek en honger lijden aan hun ziel en dringend uw hulp nodig hebben, opdat hun zielen sterker en gezond worden. Deze hulpvaardigheid zal Ik bijzonder belonen. Want ze betekent het uitdelen van geestelijke goederen die de ziel het leven schenken. En wie Mij dus dient doordat hij doorgeeft wat hij rechtstreeks van Mij ontvangt, wie het heil van de ziel van de naaste aan het hart gaat, die kan heel zeker zijn van mijn ondersteuning. Want hij verricht een werk van liefde dat nog veel meer is te waarderen, omdat hij tevoren eerst innige liefde voor Mij en voor de naaste moet bezitten om in het bezit van die geestelijke waarden te komen die hij weer moet uitdelen. En Ik zal Me dan ook steeds als liefhebbende Vader aan hem kenbaar maken. Ik zal hem op aarde leiden en al zijn wegen zegenen. En mijn beloften zullen in vervulling gaan, dat Ik ook ongewoon werkzaam ben wanneer de tijd daar is.
Alle mensen die zich in geestelijke of aardse nood bevinden, zijn uw naasten en u zult hun moeten geven wat ze nodig hebben. U zult de serieuze wil moeten hebben om hen te helpen en waarlijk, u zult dan ook steeds de hulpmiddelen ontvangen die u weer zult moeten uitdelen, of ze nu van geestelijke of van materiële aard zijn. Wees daarom niet angstig berekenend, maar geef met gulle hand. Want zoals u uitmeet, zo zal u weer worden toegemeten. Wat u geeft in liefde, dat zal u duizendvoudig worden vergolden, steeds in overeenstemming met de graad van liefde die u aanspoort om te helpen. Maak u dus geen zorgen, want Ik zorg voor u. Werk alleen steeds aan uzelf, dat u alle verzoekingen weerstaat. Dat u niet ten prooi valt aan liefdeloosheid en uw graad van rijpheid in gevaar brengt, en steeds zult u dan ook mijn liefde mogen ondervinden in zulke mate dat u mijn tegenwoordigheid zult voelen en zielsgelukkig bent.
Ik houd van u en Ik ben almachtig, dus wil Ik u gelukkig maken en kan Ik dat ook. Alleen weet mijn wijsheid wanneer de juiste tijd is gekomen dat Ik ongewoon werkzaam bij u kan zijn. Dat u duidelijk mijn liefde gewaar wordt en Ik u kan bevrijden uit elke nood van lichaam en ziel. Want mijn wil om te helpen is nog veel groter dan de uwe. En ook mijn genadegaven, die Ik uitdelen kan en uitdelen wil aan ieder die Mij liefheeft en mijn geboden onderhoudt, zijn onmetelijk.
Amen
BD.8787
29 maart 1964
Er is een weten nodig om het verlossingswerk te begrijpen
Om de volledige waarheid te kunnen beseffen die het verlossingswerk van Jezus Christus betreft, moet u ook op de hoogte worden gebracht van het allereerste begin en het einddoel van al het door Mij eens geschapen wezenlijke. Want het één maakt het ander duidelijk. En maar weinig mensen zijn in staat dit weten in ontvangst te nemen en het te begrijpen, omdat daarvoor de vrijwillige verandering van zijn wezen tot liefde noodzakelijk is.
Hoe meer nu de liefde onder de mensen verdwijnt, des te zeldzamer zal ook het weten daarover door een mens kunnen worden aangenomen en beseft. En dat heeft tot gevolg dat voor de mensheid de betekenis van het verlossingswerk en de motivatie ervan niet meer bevattelijk en daardoor geloofwaardig is. Het heeft tot gevolg dat een gedachtegoed dat weten verdrong en wat er nu nog van over is gebleven, is in het beste geval het weten, wat dat betreft, dat eens een mens over de aarde ging, die een voorbeeldige levenswandel leidde en de medemensen aanspoorde zijn voorbeeld te volgen.
De mens zou nu onherroepelijk weer tot dit diepe weten over de betekenis van het verlossingswerk van Jezus komen, wanneer hij werkelijk een ware navolger van Jezus zou zijn, wanneer hij zijn best deed zijn leven te leiden net als Jezus in volledig onzelfzuchtige naastenliefde. Want een dergelijke levenswandel zou hem een helder innerlijk licht garanderen en hij zou door zijn geest innerlijk vertrouwd worden gemaakt met de volledige waarheid.
Dit werkzaam zijn van de geest garandeert dus het helderste inzicht, maar is door de ontbrekende liefde van de mensen tot een onmogelijkheid geworden. En dat heeft tot gevolg, dat juist over Jezus en Zijn eigenlijke missie voor de mens elk weten verloren is gegaan, zodat voor hen Jezus eenvoudig alleen maar een “mens” is, hoewel hoogst volmaakt zijnd. Ze kennen Hem wel toe, dat Hij op deze aarde de hoogst mogelijke volmaaktheid heeft bereikt, die ook alle andere mensen moeten nastreven, maar over de diepere samenhang die met de afval van de geesten van Mij in verband moet worden gebracht weten de mensen niets. En zodoende dus ook niets over de eigenlijke missie van Jezus: de mensen te verlossen van de schuld van hun vroegere afval. Ze weten ook niets over het plan om alle wezens die Ik heb geschapen te vergoddelijken. En ze kunnen dit alles ook alleen maar begrijpen vanuit een zekere graad van liefde, want de liefde is het licht dat hun harten verlicht en hun volledige opheldering verschaft over hun bestaan; over de oorsprong en de bestemming van ieder mens.
Het is dus geen wonder dat het verlossingswerk van Jezus de mensen of onbekend is of ongeloofwaardig voorkomt, daar ze vanwege hun lage graad van liefde daar geen begrip voor kunnen opbrengen. En deze graad van liefde wordt steeds lager en daarom wordt ook een verlossing door Jezus door slechts heel weinig mensen nagestreefd. En de weg naar het kruis is voor het merendeel een onbegrijpelijk begrip – een leeg woord – geworden. De mensen zouden daar ook nooit op een rechtstreekse wijze over onderwezen hoeven te worden, zoals het nu gebeurt door het toezenden van mijn woord van boven, want een onzelfzuchtig leven in liefde zou hun denken hebben geordend en verlicht. De waarheid zou in de mensen zelf ontstaan en alle geestelijke verbanden zouden hun duidelijk en helder voor ogen komen. Ieder mens zou zich ook bewust zijn geworden van de waarheid, die de geestvonk van ieder mens in zich draagt. En ieder zou uit zichzelf zijn weg naar Jezus Christus zijn ingeslagen, om van Hem de delging van zijn oerschuld af te smeken.
De mensheid staat nu vlak voor het einde, juist vanwege haar liefdeloze toestand. En daarom is het ook verklaarbaar, dat elk weten voor haar verloren is gegaan, dat het geestelijk inzicht is gedaald en de mensen zelf niets meer doen om het licht in zich weer te ontsteken. En zo hebben ze ook elk weten over de reden en de betekenis van het verlossingswerk van Jezus Christus verloren. En de “weg naar het kruis” is op generlei wijze meer gemotiveerd, wanneer de mensen zich de “mens Jezus” alleen als voorbeeld nemen voor hun levenswandel. Dan hebben ze als gevolg van hun oerzonde een geheel verzwakte wil en zijn ze zonder de verlossing van hun oerschuld niet meer in staat Jezus na te volgen.
U zult moeten begrijpen, dat van u gedurende uw leven op aarde een voortdurende strijd tegen alle verzoekingen wordt verlangd, dat u om de volmaaktheid te bereiken en Jezus na te volgen veel kracht nodig heeft en een sterke wil, daar anders het doel voor u onbereikbaar is. Maar u hebt als gevolg van uw oerzonde een zo verzwakte wil, dat u nooit ofte nimmer uw taak op aarde – uw ziel geheel rijp te maken – zult kunnen volbrengen, juist vanwege deze zwakke wil en omdat mijn tegenstander u nooit zou vrijlaten. U zult dus tevoren van die oerzonde verlost moeten zijn, u zult daar vergeving voor moeten hebben afgesmeekt en verkregen, dan zult u ook de genaden van het verlossingswerk – een versterkte wil – kunnen benutten en dan zal uw voornemen slagen. U zult de volmaaktheid kunnen bereiken, wat echter zonder de verlossing geheel onmogelijk is.
En daarom verschaf Ik u, mensen in de eindtijd, heel in het bijzonder opheldering over wat er aan uw bestaan als mens voorafging. Ik onderricht u over alles, opdat het voor u begrijpelijk wordt waarom u Jezus Christus als Verlosser zult moeten erkennen; waarom u Hem niet zult mogen uitschakelen als u aan de bedoeling van uw leven zult willen beantwoorden en het laatste doel op aarde bereiken: de aaneensluiting met Mij, die zonder de verlossing door Jezus Christus totaal onmogelijk is. En wie zijn best doet een leven in liefde te leiden, wie mijn woord zal aanhoren en de kracht van mijn woord op zich zal laten inwerken, wie mijn wil vervult die Ik hem verkondig door mijn woord, wie dus uitvoerder en niet alleen aanhoorder van mijn woord is, zal ook waarlijk alles kunnen begrijpen. En hij zal niet twijfelen, omdat hij innerlijk verlicht is en omdat elke vraag die hem nog bezighoudt voor hem wordt opgelost. En daarom kan Ik steeds alleen maar de mensen aansporen een leven in onzelfzuchtige naastenliefde te leiden. Dan wordt hem spoedig volledige duidelijkheid geschonken en dan zal hij ook de betekenis en het belang kennen van de verlossing door Jezus Christus, en hij zal er in alle ernst naar streven om het leven te bereiken dat eeuwig duurt.
Amen
BD.8788
23 maart 1964
Gods tegenstander vermomt zich als lichtengel
Hoe vaak nog zal de tegenstander u de weg versperren wanneer u bij Mij zult willen komen en zal hij proberen u van de juiste weg af te brengen en alle middelen aanwenden om dit te bereiken? Maar geloof, dat Ik niemand die zijn ogen op Mij heeft gericht, zonder kracht laat om weerstand te bieden. Maar hij zal veel dwaling rondstrooien en daarbij zal hij ook niet nalaten de zuivere waarheid te ondermijnen. En steeds zal hij trachten zich zelf te vertonen onder hetzelfde gewaad waarin mijn boden op aarde werkzaam zijn. Hij zal zich hullen in het gewaad van een lichtengel om de mensen van het juiste spoor af te brengen, want ofschoon hij schijnbaar voor Mij spreekt, is het niet mijn woord dat hij uitspreekt, maar hij beïnvloedt de van hem afhankelijke mensen om eigen ideeën en opvattingen te preken als mijn woord, dat echter door hem misvormd is om de mensen in verwarring te brengen en onbekwaam te maken voor een onderzoek.
U kent zijn listen en gemene streken niet, u weet niet hoe hij optreedt om de mensen maar te misleiden. En toch heeft hij veel aanhang, omdat de mensen iets ongewoons willen beleven en daarom voor het gewoonweg eenvoudige woord, dat van Mij afkomstig is, niet open staan. Ook is een zekere eigenliefde nog te groot onder diegenen die Mij willen dienen en deze eigenliefde staat mijn tegenstander toe in te grijpen. Hij zelf geeft zich uit voor heer en wordt door hen ook erkend omdat de eigenliefde duisternis van geest betekent, zodat ze nooit kunnen inzien wat waarheid en wat dwaling is. En het gelukt hem vaak zích een afhankelijk schepsel op te leiden, in welke hij nu veel dwaling binnen kan laten stromen die zonder bezwaar wordt aangenomen als waarheid.
En toch hoeft u mensen geen prooi van hem te worden wanneer de begeerte naar de waarheid sterk is, wanneer u alles onderzoekt met het innige verlangen dat Ik u uw geest verlicht en u in staat bent het verkeerde van het juiste te scheiden en te onderscheiden. Dan zullen u de schellen van de ogen vallen en wijst u zonder bezwaar al het verkeerde af. U herkent de tegenstander en zult naar Mij vluchten om kracht en hulp om te weerstaan. U hoeft alleen maar heel ernstig in de enige waarheid te willen staan en waarlijk, mijn tegenstander zal u niet meer kunnen misleiden. U doorziet hem en zijn werkzaam zijn en u herkent ook zijn werktuigen, al vermommen zij zich nog zo goed en willen ze zich voordoen als lichtboden. Het ware licht straalt alleen van Mij uit en van diegenen, die waar licht – de zuivere waarheid – begeren.
Maar de valse profeet zal zich steeds in de nabijheid van de ware profeet ophouden, de dwaling zal altijd naast de waarheid voortgaan en de duisternis zal trachten het licht te vertroebelen of te doven en daaraan herkent u ook de herkomst van wat een “profeet” u brengt. Wanneer Ik mijn woord naar de aarde leid, dan zal ieder die het wordt overgebracht zich ervan bedienen en hij herkent het als stem van de Vader omdat zijn geest is gewekt. Wie het herkent als mijn woord, zet niets minderwaardigs naast dit woord van Mij. En doet hij het, dan bewijst hij dat hij mijn woord niet herkent, dat hij niet in staat is de stem van de Vader te herkennen en dat laat ook zijn geestestoestand zien. Kan er iets kostbaarders bestaan dan dat Ik zelf u mensen aanspreek? En voelt u het, dat de Vader u aanspreekt, dan zult u dit aanspreken van Hem niet meer willen missen, maar u zult dan ook in staat zijn een onderscheid te maken wanneer u schijnbaar hetzelfde wordt aangeboden. U zult de kracht missen die aan mijn woord ontstroomt, omdat Ik u mensen kracht wil doen toekomen die u beslist nodig hebt.
En daarom zal Ik u de juiste voeding toedienen voor uw ziel, Ik zal u het medicijn geven dat u nodig hebt om gezond te worden en ieder die de genade heeft, mijn rechtstreeks gesproken woord door een bode in ontvangst te nemen, zal zich ervan bedienen. Maar deze staat ook in het licht en herkent elke verkeerde stroming die hem treft, omdat ze van de tegenstander uitgaat, die zijn heer niet meer is wanneer Ik een mens al het brood uit de hemel, het water des levens, kan aanreiken.
Doch ook mijn tegenstander zal niet nalaten, om diegene te strijden die hij dreigt te verliezen. Hij zal alles in het werk stellen om zich als lichtengel voor te doen, om de mensen die zich al aan hem hebben ontworsteld, weer in zijn gebied te trekken. Wees daarom oplettend en vraag Mij voortdurend om toezending van kracht om u te bevrijden van hem die mijn tegenstander en uw vijand is en nog lange tijd blijven zal.
Amen
BD.8790
25 maart 1964
De onvergankelijkheid van de menselijke ziel
Dit ene mag u als heel zeker aannemen, dat een vergaan van u niet meer mogelijk is omdat mijn kracht eeuwig onverwoestbaar is en u toch de uitstraling van mijzelf bent. En als u dat weet, dan zou u ook alles moeten doen om dit onvergankelijke ook een heerlijk lot te bereiden, want dit ligt alleen in uw macht en hangt van uw wil af. Want u bent wezenlijke schepselen die gevoelig zijn en daarom zowel kwellingen als ook zaligheden zullen ervaren, die echter verminderd en verhoogd kunnen worden, wat uw eigen zaak is tijdens uw leven op aarde.
Omdat u geen precieze kennis bezit over de toestand na uw lichamelijke dood, omdat u niet eens overtuigd bent van een voortleven van uw ziel, laat u het voornaamste in uw aardse leven achterwege en u denkt niet aan datgene wat verder leeft, uw ziel, die u dus in een zalige staat zou kunnen en moeten brengen als u aan het doel van uw leven op aarde zou willen beantwoorden. Het feit van een verder leven na de dood kan u niet bewezen worden, om u niet tot een gedwongen manier van leven aan te zetten. En toch zou u met de juiste wil uzelf de innerlijke overtuiging kunnen verschaffen dat u onvergankelijk bent, maar dat wel alleen als u in een God en Schepper gelooft, die alles liet ontstaan wat voor u is waar te nemen.
Want beschouwt u ieder afzonderlijk scheppingswerk nader vanuit een ontvankelijk gemoed, dan kunt u reeds daarin kleine wonderwerken ontdekken, die een uitermate wijze Scheppersmacht heeft laten ontstaan. En u zou ook vooral hun doelmatigheid inzien, die weer Zijn liefde en wijsheid aantoont. En zodoende moet u tot de conclusie komen dat er een volmaakte Godheid is uit wie alle scheppingswerken zijn voortgekomen. Er zijn aan de volmaaktheid zowel wat plaats als tijd betreft geen grenzen gesteld, dus zijn ook de voortbrengselen van de wil van de hoogst volmaakte macht van de Schepper om vorm te geven, in overeenstemming met Zijn goddelijke wet. Ze zullen ook onbegrensd zijn. Ze zullen niet ophouden te bestaan, wat echter altijd alleen de geestelijke scheppingen betreft waartoe ook de ziel van de mens te rekenen is. Ook alle scheppingen zijn geestelijke substanties die alleen maar tijdelijk zichtbaar blijven, maar ook na hun ontbinding geestelijk verder bestaan, behalve dat door mijn wil de uiterlijke vorm vergaat, juist om dat wat zich daarin bevindt vrij te geven.
En zo moet u ook uzelf – uw aardse lichaam – beschouwen als slechts een uiterlijke vorm die maar tijdelijk bestaat, die het geestelijke – uw eigenlijke ik – bevat, tot de dood dat uiterlijke omhulsel ontbindt en het geestelijke daarin, dat echter onvergankelijk is en blijft, vrij geeft.
Al in het aardse leven kunt u mensen gestage veranderingen bij de scheppingswerken waarnemen en nagaan. En steeds zal uit het ene het andere ontstaan, en alles wat u ziet heeft geestelijk leven in zich. Het bevat een partikeltje geestelijke substantie, dat zich gestadig vergroot en dus steeds grotere scheppingswerken bewoont, tot tenslotte al deze partikeltjes zich verzameld hebben in de menselijke ziel. Ze werden eens als een ik-bewust wezen door Mij geschapen en zijn daarom ook eeuwig onvergankelijk.
Als u mensen het overtuigd geloof aan de onsterflijkheid van uw ziel, aan een voortleven na de dood zou kunnen verwerven, dan verandert u ook zeker uw levenswandel. Dan zult u uw ziel een draaglijk of zelfs een zalig lot willen bereiden en niet zonder verantwoording door het leven gaan. Maar de mensen zijn in de eindtijd totaal onverschillig. Wat ze niet weten wensen ze ook niet te kennen en ze nemen genoegen met wereldse prullaria. Ze schenken alleen aandacht aan wereldse zaken en streven niet naar geestelijke kennis. En dan kan de ziel zich na de dood van het lichaam alleen maar in een deerniswekkende toestand bevinden, en moet ze grote ellende doorstaan in het rijk hierna.
Deze kwellingen zou Ik u mensen graag willen besparen. Ik wil u steeds weer opheldering geven over uw onvergankelijkheid die alles verklaart wat u overkomt. Want Ik wil u ertoe brengen na te denken over vanwaar u komt en waarheen u gaat. En als u plotseling de aarde moet verlaten, als uw ziel onverwachts van uw lichaam wordt gescheiden, dan zal het nauwelijks tot haar doordringen dat zij het hiernamaals is binnengegaan, want zij bevindt zich alleen in een andere omgeving en weet niet dat ze overleden is. En haar geestestoestand zal des te meer verduisterd zijn, hoe minder verantwoordelijk ze haar leven leidde op aarde. Maar toch bestaat ze en ze kan voor eeuwig niet meer vergaan. De weg zal eindeloos zijn die zij dan nog moet gaan om slechts een beetje geestelijk verlicht te worden zodat ze een sprankje inzicht krijgt, al naar gelang haar houding in het rijk hierna tegenover het goddelijke gebod van de liefde, dat ook moet worden nagekomen in het hiernamaals, voordat haar een lichte verbetering en een klein beetje inzicht geschonken kan worden. Heeft zij echter al op aarde het geloof in het voortbestaan van de ziel na de dood van het lichaam verworven, dan zal zij ook haar leven op aarde met meer verantwoordelijkheidsbesef leiden en haar weg omhoog in het rijk hierna kan sneller en gemakkelijker verlopen.
Amen
BD.8791
27 maart 1964
Goede Vrijdag (2)
Geen van u mensen kan de mate van het lijden van de kruisweg en de kruisiging in zijn volle omvang beseffen. Want voor menselijke begrippen waren ze ondraaglijk en alleen de kracht van mijn liefde voor u maakte het Mij mogelijk dit zwaarste offer te volbrengen dat de mensheid weer de verzoening met de Vader moest opleveren. En of u ook probeert u mijn kwellingen en pijnen voor te stellen, het zal steeds slechts een zwakke vergelijking blijven. Want ze waren bovenmenselijk. Ze waren zo groot dat mijn kruisoffer waarlijk uniek is geweest en blijven zal, omdat een “mens” deze tijd van kwellingen niet zou hebben doorstaan. Omdat ieder ander mens het niet ten uitvoer zou hebben kunnen brengen, want al een gering deel zou voldoende zijn geweest om de mens het leven te ontnemen.
Maar Ik wilde lijden en sterven om de rechtvaardige boete te doen voor de zonden van de mensheid. Ik wilde alle schuld van de mensen op Me nemen en het zoenoffer aanbieden om de Vader Zijn verloren kinderen terug te geven die zonder dit werk van verlossing nooit meer in Zijn nabijheid zouden hebben kunnen komen. En Ik ben de weg gegaan – vrijwillig en uit liefde voor de Vader en voor mijn gevallen broeders. Ik was op de hoogte van het zware lot dat Mij wachtte en heb daarom dubbel geleden. Want steeds stond Mij het beeld van de kruisiging voor ogen, steeds zag Ik de lijdensweg die naar het kruis voerde.
Maar Ik vervulde deze missie in vrije wil en kocht de tegenstander al zijn zielen af die bereid waren zich door Mij te laten verlossen. Want Ik was op de hoogte van de reden van de zwakte van de mensen en verwierf voor hen allen door mijn kruisdood versterking van hun wil. Ik verwierf voor hen talloze genaden, met behulp waarvan ze weer de hoogte konden bereiken van waaruit ze eens waren neergestort in de diepte. Ik wist dat ze nooit alleen weer opwaarts konden gaan wanneer ze niet zouden worden geholpen. En Ik had medelijden met mijn gevallen broeders, want Ik kende de gelukzaligheid van Gods nabijheid. Ik wist wat ze hadden prijsgegeven en dat ze eeuwig van het aangezicht van de Vader waren verbannen wanneer er niet Een de grote schuld teniet deed die ze door hun vroegere afval van de Vader op zich hadden geladen.
Maar het was een buitengewoon zware opgave om in het volle bewustzijn van de afloop alle lichamelijke en geestelijke pijnen op zich te nemen en een tocht te gaan in angst en nood om het werk van erbarmen door te kunnen zetten tot aan het einde. Want Ik was een mens met alle lichamelijke gevoelens. En steeds meer menselijk was mijn denken toen het richting het uitvoeren van de laatste missie ging, toen Ik gevangen werd genomen en meedogenloos werd veroordeeld tot de gruwelijkste dood die de mensen zich konden indenken.
Want om de onmetelijke schuld te delgen, om de delging van de oerschuld van de vroegere afval van God, was het nodig dat een mens in staat was te lijden, omdat God Die wel als Liefde in Mij was, niet kon lijden en Hij zich bijgevolg uit de laatste fase van het verlossingswerk terugtrok, wat in Mij een onuitsprekelijke angst teweeg bracht en Mij tot de woorden dreef: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten”. Het bewustzijn van de Vader in Mij zou een verzachting van de pijnen zijn geweest, maar de mate van mijn pijnen kon wederom niet groot genoeg zijn gezien de schuld van de gehele mensheid, de schuld van alle afgevallen oergeesten die Ik wilde redden uit de diepte. Ik wilde, als “alleen maar mens” het werk volbrengen en daarom gaf Ik Me over aan de wil van de Vader die ook mijn wil is geweest vanaf het begin, alleen tegen de achtergrond van de dood voor korte tijd onzeker werd. Maar Ik onderwierp Me vervolgens geheel aan Zijn wil toen Ik uitriep: “Vader, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede”.
En Ik heb waarlijk een zwaar offer gebracht dat noch tevoren, noch daarna een mens had volbracht en volbrengen kon, omdat het de menselijke kracht te boven ging. Uit de liefde van de Vader putte Ik echter de kracht, want de liefde bleef in Mij tot aan het uur van de dood, daar Ik anders de woorden niet zou hebben uitgesproken: “Vader, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen”.
En dus was en bleef Ik met de Vader verbonden, alhoewel Ik de kracht van de liefde niet aanwendde om Me aan de offerdood te onttrekken. Eens zult ook u mijn kruisdood mogen meebeleven, wanneer u in het rijk van het licht vertoeft. En dan pas zal voor u ook mijn overgrote liefde duidelijk zijn die mijn broeders gold, die alles op zich nam om diegenen het leven terug te geven die vrijwillig de dood hadden gekozen.
En ieder kan nu ook weer tot leven komen die in vrije wil Mij erkent als Zijn Verlosser en wil dat Ik ook voor hem gestorven mag zijn, dat ook hij mag horen bij degenen die verlost zijn, voor wie Ik mijn bloed heb vergoten en die door mijn bloed vergeving krijgen van hun zondenschuld die hen van de Vader gescheiden hield en die Ik dus van schuld en zonde heb bevrijd door mijn dood aan het kruis.
Amen
BD.8792
28 maart 1964
Een goede landman strooit goed zaad uit
Veel geestelijke leringen worden u aangeboden en u wordt rijkelijk voorzien van zaaigoed, alleen moet u steeds de akkers bebouwen, dat zijn de mensenharten waaraan u mijn woord moet brengen. Dat is de arbeid die u verrichten moet in mijn wijngaard, waarvoor u zich als mijn knechten heeft aangeboden om Mij te dienen. Alleen goed zaad kan ook goede vruchten voortbrengen, en daarom voorzie Ik u van een zaaigoed dat door geen ander wordt geëvenaard. Ik doe u de waarheid toekomen van boven en voor dat alles kunt u nu ook opkomen voor de wereld, omdat er niets is wat deze geestelijke leringen zou kunnen overtreffen – want ze gaan van Mij uit.
Denk over deze woorden na: Ikzelf spreek tot u en bezorg u een weten dat aan de waarheid beantwoordt en dat geen ander dan Ik u geven kan. En toch is de mensheid lauw tegenover dit woord van Mij, ze is blijkbaar niet zichtbaar onder de indruk van de ongewone herkomst, op weinig mensen na die de waarde inzien en bovenmate gelukkig zijn de genade deelachtig te zijn, dit woord van Mij te mogen ontvangen. Dezen echter zullen er ook groot voordeel uit trekken, zij zullen geestelijke successen kunnen boeken omdat mijn woord de kracht in zich bergt, die de ziel van de mens helpt bij het omhooggaan.
U hebt een opgave op aarde te vervullen: uw ziel die rijpheid weer te verschaffen die zij in het begin heeft gehad, toen zij als volmaakt wezen van Mij was uitgegaan. En ter wille van deze opgave legt u de weg over de aarde als mens af. U kunt denken en handelen in vrije wil, u kunt derhalve wel uw doel bereiken, volmaakt te worden. U kunt echter ook uw denken, willen en handelen verkeerd richten en op mijn tegenstander aansturen, dan hebt u uw levensdoel op aarde niet bereikt.
En opdat u duidelijk de juiste weg mag worden aangewezen, stuur Ik mijn woord naar de aarde en spreek u aan direct of ook indirect, en het staat u nu vrij mijn woord aan te nemen en mijn wil; die in mijn woord tot uitdrukking komt, te vervullen, of mijn woord ook af te wijzen. Dan echter bereikt u uw doel niet. Dan bent u als braakliggende akkers die geen vruchten kunnen dragen omdat hun het goede zaad ontbreekt, omdat ze alleen stenen, puin en onkruid bezitten, waar niets gedijen kan als de akkers niet van tevoren gereinigd en ontgonnen worden en klaar gemaakt om goed zaaigoed op te nemen.
Ik ben een goede Landman. Ik begin overal te ploegen en woel de bodem om. Ik reinig hem van al het onkruid om dan mijn zaad uit te strooien, om eens een goede oogst binnen te kunnen halen. Wordt echter tevoren het onkruid niet verwijderd, dan wordt ook het goede zaad waardeloos gemaakt, het zal zich niet kunnen ontwikkelen en het onkruid zal het overwoekeren. Ik wil daarmee zeggen dat ook de zuivere waarheid die u door mijn woord van boven wordt aangeboden het niet verdraagt, dat verkeerde leringen er mee samen gaan, want dwaalleren zullen spoedig de waarheid overschaduwen, en wie zich niet van de dwaling los kan maken, wie deze niet eerst uit zijn hart verwijdert, die zal ook niet de zuivere waarheid als zodanig herkennen en zij zal daarom ook geen indruk op zijn ziel maken en haar tot voltooiing brengen.
U moet altijd denken aan de arbeid van een landman en daaraan beantwoordend moet u ook handelen. U moet u bevrijden van alle verkeerd denken, u moet u ontdoen van al het valse zaaigoed dat in u gelegd werd door onkundige mensen, die zich ook als arbeiders in de wijngaard uitgeven, echter niet voor hun dienst door Mij zijn aangesteld. U moet dankbaar het goede zaaigoed aannemen, het in uw harten neerlaten en dan laten rijpen, en waarlijk, er zullen goede vruchten geoogst worden, want het zaaigoed dat u van Mij zelf ontvangt is de zuivere waarheid en die waarheid voert u ook naar het doel, naar Mij, die zelf de Waarheid ben.
Wie Mij zijn diensten aangeboden heeft, die zal ook door Mij vertrouwd worden gemaakt met zijn arbeid. Ik zal hem daar plaatsen waar zijn werk succes heeft, Ik zal hem volgens zijn geschiktheid de taak toevertrouwen en hij zal die dan ook naar mijn wil uitvoeren. En laat dat u altijd weer gezegd zijn, dat het u nooit zal ontbreken aan de juiste leerstof, zodat u deze voortdurend van Mij in ontvangst kunt nemen, want omdat Ik zelf een goede oogst wil binnen halen, zal er Mij ook altijd veel aan gelegen zijn u alles te geven wat een goede oogst waarborgt.
Maar ook u moet alle fouten en gebreken uit u proberen te verwijderen, u moet uw harten gereed maken om de genadegaven op te nemen die Ik rijkelijk uitdeel. En u moet weten dat alleen de zuivere waarheid u, mensen naar de uiteindelijke voltooiing kan leiden, en dat deze waarheid alleen van Mij uit kan gaan. Ik echter heb u lief en zal u ook altijd geven wat u nodig hebt om uw ziel tot volle ontwikkeling te brengen.
Amen
BD.8793
29 maart 1964
Bereiken de niet gevallen oergeesten het kindschap Gods?
U zult op elke vraag antwoord krijgen, opdat elke verkeerde opvatting u wordt weerlegd, opdat u niet onwetend bent terwijl u naar het juiste weten verlangt. De vergoddelijking van de wezens die door Mij geschapen zijn, is mijn doel, dat Ik me bij de schepping gesteld heb en ook eens zal bereiken. Alles wat uit Mij voortkwam, was hoogst volmaakt. Het waren wezens die helemaal aan Mij gelijk waren, het waren mijn evenbeelden, die Ik buiten Mij geplaatst had als zelfstandige wezens maar het waren steeds alleen mijn werken, die niet anders konden zijn dan zoals Ik ze geschapen had, het waren mijn schepselen.
Ik echter wilde kinderen naast Me. En daarom liet mijn wil hen vrij toen ze tegenover Mij de wilsproef moesten afleggen, of ze hun volmaaktheid behielden ondanks de mogelijkheid deze te laten omslaan in het tegendeel. Deze wilsproef vereiste dat het wezen ook aan alle verzoekingen was blootgesteld, waaraan het had te weerstaan, want elke kracht heeft weerstand nodig waartegen ze zich bewijzen kan. Dus begrijp het goed, ieder wezen werd geconfronteerd met de verzoeking omdat het een vrije wil bezat die op elke richting zijn keus kon laten vallen.
Het eerste wezen nu – Lucifer de lichtdrager – dat mijn overgrote liefde buiten Mij had geplaatst, moest als eerste Mij ook het bewijs leveren dat het de hem geschonken hoogste volmaaktheid wilde behouden. Het werd zo overmatig met de kracht van mijn liefde doorstraald dat het baadde in hoogste gelukzaligheid en zijn kracht, die hem van Mij uit voortdurend toestroomde, gebruikte om geheel gelijke wezens te scheppen, omdat het in zijn volmaaktheid net als Ik scheppend werkzaam kon zijn. En dit gebeuren van het scheppen van wezens duurde eeuwigheden, maar het waren steeds schepselen die echter ook niet anders dan hoogst volmaakt konden zijn.
Nu verlangde Ik van mijn eerst geschapen wezen, Lucifer, alleen maar de erkenning van Mij zelf als Bron van kracht, dus eiste Ik alleen maar van hem dat hij Mij ook tegenover de wezens die hij geschapen had als Diegene bekend zou maken uit wie hij zelf ook was voortgekomen. Daar nu echter zijn wil helemaal vrij was, kon hij zo ook mijn wil minachten, wat hij ook gedaan heeft doordat hij tegenover de wezens pretendeerde zelf het hoogste wezen te zijn, en dat omdat dezen Mij niet konden aanschouwen, terwijl hij voor hen in alle heerlijkheid zichtbaar was. Daarmee doorstond hij de wilsproef niet en gedroeg zich nu tegenover de geschapen wezens als verleider. Hij probeerde hun wil eveneens te bewegen, deze van Mij af te keren en hij had daar veel succes mee. Want ook vele van deze wezens erkenden hem, ondanks ’n overgrote volheid van licht, ondanks het helderste inzicht, als ‘heer der eeuwigheid’ en braken met Mij – gewoonweg omdat Ik voor hen niet zichtbaar was.
En deze afvallig geworden wezens moeten nu uit de diepste diepte, waar ze zichzelf in gestort hebben, weer ten hogen komen. Ze moeten nu uit vrije wil proberen zich te vergoddelijken, wat hun ook met mijn steun mogelijk is. En hebben ze het doel bereikt dan zijn ze tot kinderen Gods, mijn kinderen, geworden, volmaakte wezens die zelf deze volmaaktheid hebben nagestreefd en bereikt. Dan heb Ik ook het doel bereikt dat Ik me bij het scheppen van de wezens gesteld heb.
Er bleef bij Mij echter ook een groot deel van de oorspronkelijk geschapen geesten trouw, ze boden weerstand aan Lucifers verzoekingen, ze doorstonden dus de wilsproef toen ze moesten beslissen wie ze tot hun Heer kozen. Hoe staat het nu echter met hun kindschap Gods ? U moet weten dat deze niet gevallen wezens de hoogste gelukzaligheid genieten, want ze hebben van hun volmaaktheid niets ingeboet en voortdurend worden ze nog door de kracht van mijn liefde doorstraald, die hun deze onvoorstelbare zaligheid bereidt. Door hun volmaaktheid zijn ze echter ook wetend, mijn heilsplan is hun bekend, ze zien de onzalige staat van de afgevallen oergeesten en hun liefde voor hen is zo groot dat ze deel willen hebben aan mijn verlossingswerk om de terugkeer van de eens gevallen geesten te bevorderen. Voor dit werk om (dezen) terug te brengen zijn echter eeuwigheden nodig, welke u, mensen niet vermag te schatten. En steeds weer hebben de gevallen oergeesten in het stadium als mens daadkrachtige hulp nodig, want ze hebben wel de goddelijke liefdesvonk in zich die voor hen de terugkeer mogelijk maakt, maar ze zijn zo krachteloos dat ze hulp nodig hebben. En deze hulp wordt hun nu door die niet gevallen lichtwezens verleend, die zich met dat doel als mens op aarde belichamen en zodoende eveneens de gang door de diepte gaan, waar ze zelf aan alle verzoekingen zijn blootgesteld en nu ook bewust de wilsproef afleggen. Deze wilsproef doet hen tot mijn kind worden, dat na doorstane beproeving nu helemaal vrij naast Mij schept en werkt en niet alleen volgens mijn wil werkzaam is – ofschoon ook deze niet gevallen oergeesten al eerder een onbegrensde zaligheid beschoren was.
En het komt door het ontzaglijk grote aantal van die gevallen wezens, dat er eeuwigheden nodig zijn, tot het doel van de vergoddelijking van alle wezens bereikt is. Daarom bestaan er ook eindeloos veel mogelijkheden voor de lichtwezens die Mij trouw gebleven zijn, om in vrije wil mee bij te dragen aan de redding van de gevallen oergeesten. En doordat ze door het overwinnen van de diepte proberen het kindschap Gods te bereiken, verhogen ze steeds meer de graad van hun gelukzaligheid. En zo bestaat er voor Mij geen beperking en kan en zal Ik zo ook mijn kinderen eeuwig gelukkig maken in onvoorstelbare mate.
En ontelbaar vele oergeesten hebben zich al voor de gang over de aarde aangeboden, bij wie op de eerste plaats de redding van hun gevallen broeders en zusters ter harte ging – die dus niet uit zelfzuchtige beweegredenen de belichaming op de aarde op zich namen, die niet vanwege het kindschap Gods de diepten overwonnen, maar toch het kindschap Gods bereikten en als mijn ware kinderen nu naar Mij zijn teruggekeerd. Alleen dit ene hebben de wezens die Mij trouw bleven voor op hun gevallen broeders, dat ze nooit de gang door de scheppingen van de aarde hoeven te gaan, dat ze ook nooit falen in het leven op aarde – dat ze wel in vrije wil alle verzoekingen moeten weerstaan, maar hun steeds veel kracht ter beschikking staat, omdat ze de liefde in zich hebben en deze ook niet opgeven tijdens hun aardse leven.
Doch de mensen in wie zulke niet gevallen oergeesten belichaamd zijn, weten het niet. Ze leggen vaak zeer moeilijke wegen op aarde af, ze strijden en dienen en bereiken met zekerheid hun doel: de volledige aaneensluiting met Mij op aarde, die bij hen weliswaar niet onderbroken was, die echter door ieder mens ernstig moet worden nagestreefd, omdat dit het doel is en blijven zal omdat het van ieder wezen de juiste wilsbeslissing is vrij mijn zijde te kiezen.
En alle wezens die door Mij geschapen zijn, zullen eens mijn kinderen zijn, want voor Mij bestaat er geen tijdsbesef; en al gaan er ook eeuwigheden mee voorbij, want wat Ik Mij ten doel gesteld heb, bereik Ik ook. Maar u, mensen moet niet geloven dat die wezens die bij Mij gebleven zijn, die het kindschap Gods nog niet bereikt hebben, minder gelukzalig te noemen zijn, want hun wil is al zo gericht dat hun liefde voor Mij bovenmate machtig is en voortdurend toeneemt, en in overeenstemming daarmee beloon Ik hun trouw jegens Mij maar zal hun ook niet de gelukzaligheid verloren laten gaan die het kindschap Gods hun waarborgt.
Het hele verloop vanaf het allereerste begin tot in alle eeuwigheid is overeenkomstig de wet en tegen mijn ordening van eeuwigheid in kan Ik niet werkzaam zijn en heb Ik eenmaal een plan ontworpen, dan wordt het ook uitgevoerd omdat mijn wil onveranderlijk is.
Amen
BD.8794
30 maart 1964
Verrijzenis ten leven
De wezens die eens door Mij werden uitgestraald, droegen zolang mijn wil in zich, als ze in innige liefde met Mij verbonden waren, toen Ik hen doorstralen kon met mijn liefde en er daarom in hen geen andere wil kon zijn dan de mijne, anders gezegd: dat hun willen en denken voortdurend in overeenstemming was met mijn willen en denken. En toch was de wil van de wezens vrij, omdat ze nu eenmaal door Mij geschapen, hoogst volmaakte wezens waren en dezelfde wil in zich hadden als Ik, zonder echter onder enige dwang te staan. Dus hun wil was vrij vanaf het begin, maar niet anders dan de mijne en deze gelijkheid van wil was zo eeuwigheden, want deze gelijksoortigheid van hun wil met de mijne kon zolang niet verstoord worden als de stroom van mijn liefde al deze wezens doorstraalde.
Pas toen de eerst geschapen oergeest, Lucifer, zijn denkvermogen verkeerd gebruikte, toen hij het woord dat hem uit Mij toestroomde niet meer verlangend in liefde aannam en daardoor de kracht van mijn liefde die hem toestroomde een lichte afzwakking onderging, begon de eigen wil in hem, die vrij was, zich te uiten zonder dat Ik hem daarbij hinderde. En pas toen hij zich steeds sterker begon te verzetten tegen de kracht van mijn liefde, kon van een uiting van zijn vrije wil gesproken worden, die echter tot nu toe geheel in mijn wil opging, ofschoon hij vrij was. En nu was de tijd gekomen waarin mijn eerst geschapen evenbeeld vrij moest beslissen, omdat Ik pas de wilsproef van hem verlangde, toen zijn wil begon af te wijken van de mijne, door het afwijzen van de krachtstroom van mijn liefde.
En zo was het ook gesteld met alle door ons beider liefdekracht geschapen wezens, die nu weer door Lucifer ertoe werden gebracht aan hun wil uiting te geven, die net zo vrij was en ook net zo lang geheel in mijn wil opging als ze zonder remmingen de stroom van mijn liefde ontvingen. Ook zij begonnen hun denkvermogen verkeerd te gebruiken en zich meer bij de wil van Lucifer aan te sluiten, en Ik hinderde hun vrije wil niet, want Ik wilde dat ze nu openlijk de wilsproef aflegden bij wie ze wilden blijven.
Dus kwam de vrije wil pas in actie, toen de wezens zich afsloten voor mijn liefde, want tevoren betrof deze wil – ofschoon vrij – helemaal Diegene, van wie ze waren uitgegaan. Het wezen bewees dus pas dan de vrijheid van zijn wil, toen het tegen Mij in opstand kwam, want tevoren verhinderde zijn grote liefde het, zijn wil tegen Mij te keren; want de liefde zal steeds met Mij één van wil zijn. Houd dit dus voor gezegd dat wel ieder schepsel als wezenlijk goddelijk kenmerk de vrije wil had, omdat het mijn evenbeeld was, maar dat het eeuwigheden lang van deze vrije wil geen gebruik maakte, omdat het geheel één was met Mij en zich ononderbroken in de stroomkring van mijn liefde bevond, wat zoveel betekende, dat het niet uit de eeuwige ordening trad.
Pas de verandering in het denken van Lucifer bracht ook een verandering van zijn wil teweeg en Ik liet zowel zijn verkeerd denken, alsook zijn verkeerd willen de vrije loop, die dan weer na eindeloze tijden ook steeds meer op de door hem geschapen wezens overging en de wil zich dus nu splitste en van nu af aan de ‘vrije wil’ zich openbaarde. Wanneer er dus gezegd wordt: de wezens konden niet anders willen dan zoals het mijn wil was, dan gaat dit over de toestand in het begin, toen ze alleen mijn wil lieten gelden uit overgrote liefde voor Mij en als gevolg van het doorstralen met mijn allesoverheersende liefde. In deze toestand was een andere wil dan de mijne niet mogelijk, het was evenwel geen toestand van dwang waarin de wezens zich in het begin bevonden, veeleer alleen het bewijs van hoogste volmaaktheid waarin Ik ieder wezen buiten Mij plaatste.
Dat Lucifer en een groot deel van zijn aanhang gevallen is door de verkeerde wilsbeslissing en zo in de grootste ellende geraakte, maakte echter het worden tot een “kind Gods” mogelijk, alleen moest het wezen door de diepste diepten gaan en een zo grote strijd voeren op zijn terugweg naar Mij, dat het zich daardoor ook de rechten van een kind verwerft. De niet gevallen wezens echter genieten ononderbroken hemelse zaligheden en ze zijn er toch niet van uitgesloten eveneens nog het kindschap Gods na te streven en te bereiken.
Doch Ik weet waarlijk hoe Ik mijn schepselen met gaven bedenk en welke wegen ze moeten gaan om het hoogste doel te bereiken. Maar steeds is het de aaneensluiting met Mij die hun de hoogste gelukzaligheid oplevert. En Ik ben alle kinderen zo nabij dat ze me kunnen gewaarworden en wederom zo ver weg, dat ze onophoudelijk naar me zullen streven en steeds weer de aanstraling van mijn liefde als bewijs van mijn aanwezigheid mogen ontvangen.
Amen
BD.8796
2 april 1964
Ieder mens moet voor zichzelf uit zijn weten de consequenties trekken
Onthoud goed dat bij Mij niets uiterlijks geldt, dat Ik alleen daar waarde aan hecht wat uit het diepst van het hart opstijgt.
Zodra u gelooft Mij te eren door formele handelingen, houdt u er een soort afgodendienst op na waarvan u zich evenwel los moet maken, om u dan des te inniger met Mij te verenigen, om mijn aanwezig zijn in uw harten mogelijk te maken, die geheel onafhankelijk is van uiterlijke vormen en gebruiken en dus ook slechts daar kan plaatsvinden, waar alleen het hart spreekt. Steeds weer zeg Ik u dat u de zuivere leer van Jezus misvormd hebt, dat u ze hebt vervlochten met mensenwerk en dat aan dit mensenwerk nu grotere betekenis wordt gehecht dan aan mijn evangelie, dat alleen maar de twee geboden van de liefde omvat.
Want alleen hij die in de liefde leeft, staat ook in voor mijn leer. U kunt dus alle menselijke verplichtingen die u aan mijn evangelie hebt toegevoegd nog zo nauwgezet nakomen, maar is de liefde niet in u die Ik u leerde, dan zijn die handelingen geheel waardeloos. Ze leveren uw ziel niet het geringste voordeel op, maar ze brengen u mensen op een zodanige manier in de war dat u gelooft aan uw plicht voldaan te hebben. Maar elke plichtmatige handeling is alleen al daarom volledig waardeloos, omdat ze de menselijke wil uitsluit. En al wordt ook vrijwillig aan de menselijke vereisten gevolg gegeven, dan kunnen ze toch niet de zegen in zich dragen die een enkel werk van liefde in zich heeft. Wie echter innige liefde voelt voor Mij, die deelt ook al zijn gedachten met Mij. Hij houdt innige samenspraak met Mij terwijl hij alleen is. Hij heeft daar geen bepaalde omgeving voor nodig, daar deze hem veel eerder van zijn innige gedachten aan Mij afhoudt. Wie onwetend is die handelt er ook naar, maar hij is dan ook te verontschuldigen door zijn onwetendheid. Wie echter in het bezit van de waarheid is, wie weet hoe waardeloos uiterlijke handelingen en gebruiken voor Mij zijn, in het bijzonder wanneer ze er toe dienen de mensen in hun denken op een dwaalspoor te brengen, die zal ook zijn best doen zich daarvan te bevrijden. Hij zal al het innerlijk beleven en alle inzicht benutten om in de liefde te werken en daardoor wordt zijn band met Mij, die toch alleen in het hart tot stand gebracht kan worden, steeds inniger. Ik zelf heb wel op aarde mijn kerk gesticht, die op de rots van het geloof is gebouwd, maar Ik heb geen organisaties opgericht. Dit blijkt al hieruit, dat ze zich alleen naar de buitenkant toe proberen waar te maken, dat ze echter het innerlijke van de mens totaal onberoerd kunnen laten als deze niet ernstig op zoek is naar Mij en de zuivere waarheid. Mijn woord alleen moet de inhoud uitmaken van een gemeenschap, en vanuit mijn woord moeten de mensen de geboden van de liefde vervullen. Door die liefde moeten zij dan ook tot een levend geloof komen en daardoor dus tot de meest innige band met Mij. Dan zijn zij leden van de kerk die Ik zelf op aarde gegrondvest heb. Ik probeer nu aan alle mensen de waarheid te doen toekomen, maar slechts weinige nemen ze aan. Maar wie haar aanneemt komt ook gauw tot een diep weten en hieruit moet hij zijn consequenties trekken, want niemand kan twee heren dienen.
Maar als er nu een organisatie is opgericht die met dit weten in tegenspraak is, dan is deze ook kennelijk onder invloed van mijn tegenstander ontstaan, wat duidelijk wordt bewezen door elk uiterlijk vertoon ervan. Want dit leent zich ervoor een verkeerde voorstelling van mijn eigenlijke wil te laten ontstaan. En dan moet ook ieder die wetend geworden is zich van de werken van mijn tegenstander losmaken. Wie de waarheid die Ik hem deed toekomen niet kan aannemen vanwege zijn eigen liefdeloosheid of zijn geringe graad van rijpheid, die zal begrijpelijkerwijs ook zijn dwaling niet op willen geven. Voor de wetende echter is de dwaling herkenbaar, en deze blijft dwaling – dus het werk van mijn tegenstander. En wanneer de wetende dan toch deze wereldlijke eisen nakomt, dan is dit geen “godsdienst”, maar alleen een zuiver wereldlijke aangelegenheid, een rekening houden met de medemensen – die evenwel ook tot de waarheid gebracht, maar niet in hun dwalingen gesterkt moeten worden. Wel is het moeilijk tegen een traditie in te gaan en het zal ook nauwelijks nog gelukken, want slechts weinigen bij wie het verlangen naar de waarheid nog ongewoon sterk is, zullen zich vrijmaken. Ik zelf kan echter geen compromissen sluiten. Ik kan u alleen duidelijk uitsluitsel geven over dwaling en waarheid en uzelf moet dan beslissen en uw beslissing dan bewijzen. Bedenk steeds dat het een buitengewone genadegave is, u met de zuivere waarheid bekend te maken. Dat wel iedereen van dit genadegeschenk gebruik kan maken, maar dat het wederom een grote daad van liefde van mijn kant is als mijn geest zo luid in een mens spreekt dat hij tot het inzicht komt, dat Ik, overeenkomstig zijn wil de waarheid te kennen, hem ook de waarheid kan laten toekomen. En dit genadegeschenk moet ook benut worden doordat nu de mens de waarheid aanneemt en deze ook verkondigt tegenover hen, die nog gebonden zijn aan traditionele of organisatorische voorschriften. Pas wie daar vrij van is, is ook vrij van mijn tegenstander, daar er anders toch nog steeds het gevaar bestaat dat de tegenstander hem probeert terug te winnen, dat hij zijn wil verzwakt, ofschoon Ik geen mens meer opgeef die zich eenmaal aan Mij heeft overgegeven. Want Ik laat geen mens meer aan mijn tegenstander over, die eenmaal serieus voor Mij gekozen heeft.
Amen
BD.8797
3 april 1964
God schiep alleen wezens in dezelfde volmaaktheid (1)
Door Mij is slechts een enkel wezen uitgestraald: Lucifer, de lichtdrager, die Ik Me schiep om Mij en mijn liefde aan hem te kunnen schenken. Een wezen dat daarom als mijn evenbeeld was vormgegeven, dat in hoogste volmaaktheid uit Mij voortkwam, dat als denkbeeld voor Me stond en ook al bestond in zijn volheid van licht en kracht, zoals het ook niet anders kon zijn, omdat uit Mij niets gebrekkigs kon voortkomen.
Dit wezen schiep Ik Me tot eigen diepe vreugde, omdat mijn oerwezen liefde is en liefde voortdurend gelukkig wil maken, maar er tevoren niets wezenlijks voorhanden was dat mijn liefde in zich kon opnemen. Het was een spiegelbeeld van Mij zelf. Ik zelf zag Mijzelf in dit wezen, dat door Mij buiten Mij geplaatst was. Het was als het ware mijn tweede Ik, dat liefde, wijsheid en macht evenzo in zich verenigde, dat het niet anders kon zijn dan Ik zelf, en dat derhalve ook onuitsprekelijk gelukzalig was, omdat de kracht van mijn liefde het voortdurend doorstroomde. Ik wilde eenzelfde wezen naast Mij hebben, omdat Ik uitermate gelukkig was in mijn scheppende kracht en deze zelfde gelukzaligheid een wezen wilde bereiden van welks geluk Ik nu kon genieten.
Mijn oersubstantie is liefde. En deze liefde is wederom kracht. De kracht van mijn liefde kon niet werkeloos blijven en liet onophoudelijk geestelijke scheppingen ontstaan. Maar niemand buiten Mij kon zich in deze scheppingen verheugen en dat bewoog Me om een evenbeeld te scheppen. Een wezen dat precies zo geaard was als Ik zelf, dat wel alleen een begin had, terwijl Ik sinds eeuwigheid bestond. Ik genoot mateloze gelukzaligheden door het uitstralen van de kracht van mijn liefde in dit door Mij geschapen wezen, dat nu – doorstroomd van dezelfde liefdeskracht – eveneens scheppend werkzaam wilde zijn en ook zijn kon, omdat het geheel vrij was.
Het ging volledig op in mijn liefde. Er was een voortdurende uitwisseling van liefde, want de liefde die Ik het wezen schonk, gaf het Mij evenzo weer terug. Het wezen was Mij toegedaan en ging geheel in Mij op. En dat betekende ongehinderde doorstraling van liefde, ongehinderd doorstralen met kracht die werkzaam wilde zijn. En daar het scheppen van de eerste lichtgeest Mij de grootste vreugde had bereid, zo bestond ook diens vreugde in het scheppen van gelijke wezens. Dus kwam uit onze beider liefdeskracht een ontelbaar leger van gelijke wezens voort, die allen hoogst volmaakt en uitermate gelukzalig waren.
Dit gebeuren is u mensen al herhaaldelijk door mijn openbaringen duidelijk gemaakt. En toch stelt u steeds weer vragen, wie eigenlijk de Schepper van de hoge en hoogste lichtwezens was, omdat u als mens al een ander denkbeeld van de oergeschapen lichtgeest hebt, omdat u niet meer het volledige inzicht bezit als gevolg van de zonde. Maar u vergeet dat alle oergeesten hun oorsprong hebben in Mij en in de lichtdrager, dat deze laatste mijn kracht gebruikte voor het scheppen van alle geestelijke wezens, dat u dus uit Mij bent en uit hem, maar ook dat zijn wil mijn kracht gebruikte die hem onbeperkt toevloeide. En zo zult u ook begrijpen dat de lichtdrager een uitzonderingspositie innam, omdat hij de enige was die door Mij zelf in het leven werd geroepen. Hij heeft nu door zijn afval van Mij wel zijn kracht en macht verloren, hij verloor zijn inzicht en viel in de diepste diepte, maar als wezen is hij nog steeds dezelfde oergeschapen geest, die nu werkzaam is als tegenpool, zoals hij tevoren Mij in vurigste liefde was toegedaan en de grootste gelukzaligheden genoot.
Alle andere gevallen wezens werden in hun oersubstantie opgelost. De eens als wezen uitgestraalde kracht werd omgevormd tot scheppingen van de meest uiteenlopende aard. Maar de lichtdrager die al het licht verloren had, bleef in zijn wezen wat hij was vanaf het eerste begin, alleen geheel veranderd in het tegendeel, zodat hij mijn tegenpool werd. En nu dient hij Mij als tegenpool bij het terugbrengen van het gevallen geestelijke.
Want eens is dit geestelijke op de proef gesteld, zich uit te spreken voor Mij of voor hem, en het volgde hem en werd ongelukkig. En nu wordt het steeds weer op de proef gesteld, want mijn huidige tegenstander volhardt in zijn recht op de gevallen wezens, evenals ook Ik hen niet opgeef, die uit mijn liefdeskracht zijn voortgekomen. Maar het wezen zelf neemt het besluit. Mijn tegenstander doet zijn rechten gelden en werkt in negatieve zin op de wezens in, terwijl Ik door positief inwerken de wezens voor Mij probeer te winnen.
En ontelbare wezens staan Mij bij, die ook door hem geschapen zijn, maar die Mij als Krachtbron erkenden, uit wie ook hij is voortgekomen. En deze wezens zijn in hun gelukzaligheid gebleven, omdat ze nog onafgebroken mijn kracht van liefde ontvangen en scheppend en vormend werkzaam zijn. Zelfbewuste wezens zijn echter alleen uit Mij en de lichtdrager gemeenschappelijk voortgebracht en deze zelfbewuste wezens blijven ook bestaan tot in alle eeuwigheid.
Alleen de eens gevallen wezens verloren voor een bepaalde tijd hun zelfbewustzijn, om de klim omhoog uit de diepte weer te kunnen afleggen in opgeloste toestand. Maar ze krijgen het zelfbewustzijn weer terug zodra ze de laatste wilsproef als mens moeten afleggen. Maar steeds moet er met een wezenlijke tegenstander van Mij rekening worden gehouden, want hij is gebleven wat hij was en hij zal ook blijven wie hij is, voor eeuwige tijden. Maar toch zal hij eenmaal zijn wezen weer veranderen en zich omvormen tot liefde. En ook hij zal weer onbeperkt gelukkig zijn. Dan zal mijn liefde hem weer doorstralen, zoals het was in het allereerste begin.
Amen
BD.8798
4 april 1964
God schiep alleen wezens in dezelfde volmaaktheid (2) – Voortzetting van BD.8797
Maar er is na de schepping van mijn eerste lichtwezen door Mij zelf niets tweederangs uit Mij en dit lichtwezen voortgekomen. U mensen bent nog steeds in uw denken begrensd, omdat u nog niet volmaakt bent. En zo is ook de gedachte in u opgekomen dat de uit ons beider liefde voortgekomen wezens niet met het eerst geschapen wezen kunnen worden gelijkgesteld. Maar deze gedachte is verkeerd, want het was dezelfde kracht en dezelfde wil van liefde die hen liet ontstaan. En er waren steeds alleen hoogst volmaakte wezens, echte evenbeelden van Mij zelf.
U mensen meet wel uw medemensen aan elkaar af. U zult rijpere en minder rijpe karakters kunnen waarnemen. En daarom gelooft u ook zulke waardeoordelen te kunnen hebben over de wezens die in het allereerste begin werden geschapen. Maar het moet u dan ook begrijpelijk zijn, dat zulke waardeoordelen niet gepast zijn tegenover de voortbrengselen die uit Mij en mijn liefde voortkwamen. Er bestond alleen het hoogst volmaakte, wat er ook aan geestelijke zaken werd geschapen. En in het bijzonder de geschapen wezens bevonden zich in hoogste volmaaktheid.
Dat ze desondanks voor een deel gevallen zijn, geeft u niet het recht aan te nemen dat deze “gevallen” wezens minder volmaakt waren, dat ze vielen omdat hun verwekker Lucifer door zijn steeds terugkerende afweer van mijn liefdeskracht wezens van geringere waarde zou hebben geschapen. Want zelfs van de eerste door de wil van onze liefde voortgebrachte wezens, volgde een deel hem na, toen hij zich van Mij afkeerde en op de diepte aanstuurde. Ook was de wil van de afzonderlijke wezens niet verschillend sterk, maar vrij. En dit verklaart alles. Want de vrijheid kent ook geen beperking en een vrije wil moet zich in alle richtingen kunnen ontplooien.
Het verkeerde denken van de afzonderlijke wezens is de tweede verklaring voor de val. Want het denkvermogen liet ook een foutief denken toe, een andere uitleg van dat, wat als mijn woord door de voortdurende doorstraling van liefde in de wezens weerklonk. Ze waren niet gedwongen het woord op één manier uit te leggen. Ze konden er op grond van hun denkvermogen ook een andere betekenis in leggen en hebben dit ook gedaan toen ze mijn liefde afwezen. Want daardoor verloren ze ook aan kracht van inzicht en hun denken raakte verward. En er kwam nog bij, dat de hun onbeperkt toestromende liefdeskracht hen aanmatigend liet worden, dat ze in hun volheid van kracht meenden dezelfde macht te hebben, dat dus de liefde voor hun Schepper afnam en het wezen als het ware eisen stelde, wat tot uitdrukking kwam in het verlangen dat Ik Me aan de wezens zichtbaar bekend moest maken.
Ze geloofden daartoe het recht te hebben en deze verkeerde gedachtegang werd op hen overgedragen door mijn eerst geschapen wezen. Want het had dit verlangen, tegen beter weten in dat dit onvervuld moest blijven, wilden de door Mij geschapen wezens blijven bestaan. Er kan dus wel van geen der gevallen wezens gezegd worden, dat het alleen maar een slachtoffer van de wil van zijn verwekker zou zijn geweest. Want ieder afzonderlijk wezen had zijn zelfbeschikkingsrecht en bezat ook het helderste inzicht. Maar ieder gevallen wezen werd aanmatigend van geest en vergat, of wilde niet erkennen, dat het uit Mij was voortgekomen, dat Ik dus zijn Schepper en Vader ben geweest, tegen wie in opstand te komen de zwaarste zonde was, die het wezen zelf nooit meer zou hebben kunnen teniet doen.
Alle wezens waren gelijk volmaakt geschapen. En dat alleen al is een bewijs van een buitengewoon grote schuld: dat een deel van de wezens Mij trouw bleef, die net zo waren geschapen, alleen hun liefde voor Mij behielden, terwijl de “gevallenen” mijn liefde afwezen en dat hun grote oerzonde is geweest, die nu Een teniet zou moeten doen, die tot mijn wezens behoorde die Mij trouw waren gebleven.
De gevallen wezens zijn niet te verontschuldigen met welke gebrekkigheid dan ook, met ontbrekende kracht van inzicht, matig licht of zwakke wil. Ze waren precies zo geschapen als diegenen die Mij trouw bleven, maar ze namen in het bewustzijn van hun onmetelijke kracht uit aanmatiging mijn liefdeskracht niet meer aan en werden daardoor nu ook van elke kracht beroofd. Ze moeten zich met veel moeite weer de kracht bevechten, willen ze weer dat worden wat ze waren in het eerste begin.
Elke gebrekkigheid zou een verontschuldiging zijn geweest voor de afval van een wezen, maar die was er niet. En toen Lucifer de eindeloze schare zag van de geschapen wezens die zich in het helderste licht en de grootste kracht bevonden, die uit zijn wil en met gebruikmaking van mijn kracht waren voortgekomen, verhief hij zich boven Mij, omdat hij Mij niet kon zien, maar hij zelf voor de eindeloze schaar der geesten zichtbaar was in zijn heerlijkheid.
Maar talloos vele oergeesten bleven Mij trouw, die precies eender geschapen waren als die afgevallenen. En ze hadden vanuit Mij niets voor, alleen dat ze de eindeloze liefde die hen vervulde, die ze voortdurend van Mij ontvingen, Mij weer teruggaven en daardoor steeds gelukzaliger werden, terwijl de liefde van de gevallen wezens een zelfzuchtige liefde werd, die niet meer gelukkig wilde maken, daarentegen alleen maar wilde nemen.
Dit gebeuren zal voor u mensen onverklaarbaar zijn en blijven, omdat het een geestelijk gebeuren was dat ook alleen de geest kan begrijpen. Desondanks kan u ongeveer de samenhang worden verklaard, die Mij ertoe bracht de materiële wereld en haar scheppingen te laten ontstaan. En steeds weer zal Ik proberen, voor zover uw verstand het begrijpt, u opheldering te geven en voor u elke verkeerde opvatting recht te zetten. Want al een enkele verkeerde gedachte is voldoende, dat u zich een valse gedachtenconstructie bouwt, die u dan niet meer zult willen slopen en die toch ver van de waarheid af staat.
U doet er ook goed aan niet over zaken te piekeren die voor het heil van uw ziel van geen belang zijn, waar alleen maar een soort van weetgierigheid is te onderkennen, waarvan de bevrediging helemaal niet bijdraagt tot het rijp laten worden van de ziel. Want wat u absoluut nodig hebt te weten, dat zal Ik u ook doen toekomen, maar steeds met de beperking dat uw eigen zielenrijpheid de mate bepaalt waarin Ik uitdeel.
Doch steeds zult u moeten weten dat Ik hoogst volmaakt ben, dat alles op mijn liefde, wijsheid en macht is gebaseerd en dat er geen onvolkomenheden kunnen bestaan, waar deze band met Mij bestaat. En deze heeft bestaan bij de schepping van de wezens, want het buiten Mij geplaatste wezen – de Lichtdrager – was Mij in innigste liefde toegedaan en kon daarom ook onbeperkte gelukzaligheden ontvangen door het toestromen van de kracht van mijn liefde. En het gebruikte deze liefdeskracht weer volgens mijn wil, omdat zijn wil evenzo gericht was als die van Mij, zolang de innigste liefde ons verbond.
Maar elke scheppingsdaad vereiste het toestromen van de kracht van mijn liefde. En dus was ook ieder geschapen wezen volmaakt te noemen, toen het in het leven werd geroepen. Dat het toen helemaal veranderde en een onvolmaakt wezen werd, was alleen het gevolg van zijn vrije wil, die zo lang gelijk met Mij opging, als de liefde van het wezen Mij toebehoorde. Toen het mijn liefde afwees, moest het uit de eeuwige ordening treden. Het bezat echter zolang het helderste licht, tot het definitief beslist had zich van Mij af te keren. Toen pas verloor het zijn inzicht. Toen pas verduisterde zijn geest en toen pas stond het tegenover Mij. Het was niet meer een goddelijk wezen. Integendeel, het nam alle eigenschappen aan van degene die Mij als eerste zijn liefde opzegde en mijn tegenstander werd.
Nu had het zijn volmaaktheid prijsgegeven. Het was gebrekkig gevormd en het was Mij vijandig gezind. De kracht van mijn liefde kon hem niet meer beroeren en dus verhardde elke geestelijke substantie, die Ik nu omvormde tot scheppingen die materie werden, tot het geheel tegenovergestelde van dat wat het aanvankelijk was geweest. Dit gevallen wezenlijke heeft evenwel te allen tijde de mogelijkheid zijn oerstaat terug te winnen wanneer het daartoe bereid is, wanneer het zijn weerstand tegen Mij opgeeft en zich eens weer in vrije wil door mijn liefdeskracht laat aanstralen. De afval van Mij vond plaats in vrije wil en de terugkeer naar Mij moet eveneens in vrije wil geschieden. Dan zal het wezen weer grenzeloos gelukzalig zijn en het ook eeuwig blijven.
Amen
BD.8800
6 april 1964
Antwoord op vragen over “yogi’s”
Nooit zult u Mij tevergeefs vragen, wanneer u in geestelijke nood naar Mij komt. En in geestelijke nood bent u, wanneer vragen u bezighouden, die u voor uzelf niet zult kunnen beantwoorden en wanneer van u, die als mijn boden op aarde werkzaam bent, antwoorden worden verlangd. Maar er is geen vraag, die Ik u niet zou kunnen beantwoorden, want er is geen ander Wezen dan Ik, dat van alles op de hoogte is en u daarom dus ook dienovereenkomstig kan onderrichten. Er is echter ook een zekere graad van rijpheid nodig, datgene te begrijpen wat Ik u wil uitleggen, want daartoe zult u ook al een beetje geestelijk weten moeten bezitten. U zult kennis moeten hebben van de aanleiding voor en het doel van uw bestaan als mens op deze aarde. Dus moeten de eerste inzichtingen u al zijn toegekomen, dan zult u ook wat hierna komt begrijpen.
U weet, dat te allen tijde er ook lichtwezens over de aarde gaan, niet gevallen wezens, die steeds een missie hebben te vervullen: hun medemensen in kennis te stellen van een God en Schepper en hen diens Wil te verkondigen. Want overal op aarde is het hetzelfde, dat de mensen wel een mening hebben op geestelijk gebied, maar dat ze zelden het pad der waarheid bewandelen en altijd menselijke beschikkingen zullen opvolgen vanuit een zekere vrees, die ze voor de hen figuurlijk beschreven macht hebben. Er wordt hen zelden zuivere waarheid geleerd, want de dwaling heeft overal op aarde de overhand. En daarom zullen er ook overal onder de mensen geestelijk grote figuren opstaan. Mensen, die van Mij uit de taak hebben, hun medemensen het geloof aan een God over te dragen en hen ook mijn wil te verkondigen, zodat iedere mens de levenswandel kan leiden, die hem helpt bij het rijp worden van zijn ziel. En hoe primitiever de mensen zijn, des te krachtiger de lichtwezens die zich midden onder hen belichamen.
Deze wezens gaan echter de gang als mens over de aarde en ze moeten ook eerst na innerlijke strijd tot inzicht komen. Ze moeten een leven in liefde leiden, want alleen de liefde is de kracht, die ze nodig hebben om voor hun medemensen de juiste leiders te zijn. Het gaat erom of mensen hun bovennatuurlijke kracht, die ze ontplooien om op ongewone wijze te werken, uit Mij ontvangen of van mijn tegenstander. De liefde garandeert hen de toevoer van kracht uit Mij, want zodra ze vaststaan in de liefde, hebben ze ook een innige band met Mij en ze zullen nu ook alles kunnen volbrengen, wat ze willen. Ze kunnen zich echter ook krachten van beneden eigen maken; ze worden precies zo bijgestaan door mijn tegenstander, die hen van kracht voorziet, wanneer ze geen geesten van zuivere liefde zijn, dus van Mij uitgegaan om hun missie te vervullen op aarde.
Maar is nu de liefde in hen, dan hebben ze ook een verlichte geest. Ze zien de noodtoestand van hun medemensen in en zijn ook op de hoogte van elke samenhang van de mens en van de gehele schepping met Mij, de God en Schepper van eeuwigheid. Ze kunnen zich dan Diens kracht eigen maken en Ik zal die hen niet onthouden, omdat Ik het serieuze streven van deze mensen naar volmaaktheid zie en omdat ze zelf niet meer onder de druk van de oerzonde staan, dus ook van Mij uit geen beperking van kracht hebben te vrezen. Zij zelf hebben dus – als reeds tot licht gekomen wezens – de verlossing door Jezus niet nodig. Maar al hun medemensen hebben die nodig en hen moeten ze ook in kennis stelen van Diegene, in wie Ik zelf mens ben geworden om voor de oerschuld van alle wezens boete te doen. Deze kennis ontbreekt hen niet, maar zij zelf spreiden, als vertegenwoordigers van andere religies, een sluier over één van de voornaamste problemen. Ze geven hun medemensen geen uitleg, omdat ze deze uitzonderingspositie van Jezus niet willen erkennen. Ze beschouwen Hem als één van hen zelf, maar niet als Diegene, die voor de eeuwige Godheid zelf de uiterlijke omhulling is geweest en die als Heer en God voor alle mensen zichtbaar is en blijven zal tot in alle eeuwigheid.
Het is nauwelijks te begrijpen, dat mensen, die in innige verbinding staan met hun God en Schepper, zich voor dit probleem afsluiten. Dat ze op aarde en ook dan vanuit het geestelijke rijk ontelbare mensen onderrichten en zich steeds als hoge en hoogste wezens presenteren en toch niet die Ene op de voorgrond plaatsen, die werkelijk en waarachtig God is: “Jezus”. Deze lichtwezens zijn weliswaar ook eens door de diepte gegaan, ze hebben Mij herkend en erkend en de wilsproef doorstaan, maar ze hebben toch niet de hoogste graad van het kindschap Gods bereikt. Dit vraagt een volledig binnengaan in mijn wil en een zich volledig plaatsen onder Jezus, die God is en blijft tot in alle eeuwigheid, laten ze achterwege. Ze zijn op aarde wel tot de hoogste rijpheid gekomen, ze hebben een beroep gedaan op mijn kracht. Maar hoewel ze nu op aarde eens een beroep doen op mijn kracht en met mijn kracht hebben gewerkt en wonderen kunnen volbrengen, is voor hen het kruisoffer van Jezus niet doorslaggevend geweest en ze hebben daarom ook Jezus aan hun medemensen steeds alleen maar voorgesteld als een hoogst volmaakt mens, als een meester, net als vele van de hunnen, maar niet als de Ene, in wie Ik zelf in algehele volheid ben geweest en heb gewerkt, in wie Ik zelf de zondenschuld teniet deed door de dood aan het kruis. Maar wie van de hoge leiders op aarde de Verlosser Jezus Christus herkende en erkende, heeft ook geprobeerd zijn medemensen tot het geloof daarin te brengen.
En zo zullen ook veel van deze mensen, die een geheel andere religie bezitten, in het hiernamaals eerst de weg naar Jezus vinden en dan pas van de oerzonde vrij worden, want deze schuld kan door geen medemens in zijn plaats worden goedgemaakt. De oerschuld kan alleen door Jezus Christus – door God zelf – teniet worden gedaan en daarom moet Hij ook worden erkend als goddelijke Verlosser en niemand zal ooit de gelukzaligheid bereiken, die niet tevoren van zijn oerschuld is bevrijd, wat slechts die Ene kan: Jezus Christus, die de omhulling van de eeuwige Godheid zelf is geweest.
Er zijn wel mensen, die leven in overeenstemming met heiligheid, die op aarde de hoogste volkomenheid proberen te bereiken. En toch is er een onderscheid tussen hen en Jezus, want deze kende sinds eeuwigheid Zijn missie. Hij was ook op de hoogte van de smartelijke dood, die Hij moest ondergaan. Maar Hij was ook op de hoogte van de oerzonde, die alle mensen belastte. Om deze oerzonde te delgen, daalde Zijn ziel af naar de aarde en legde de weg af als mens. En Hij maande alle mensen aan tot navolging, Hij sloeg de brug over de diepe kloof, die alle andere mensen nu konden betreden, terwijl er tevoren geen mogelijkheid bestond, uit het rijk der duisternis in het rijk van het licht te komen. De lichtwezens, die tevoren als profeten naar de aarde werden gezonden, kondigden Hem aan, de Messias, die de mensen het heil zou brengen. En pas de ware navolging leverde de mens weer de volmaaktheid op: het bereiken van de oertoestand. Door de profeten tevoren en door Jezus zelf werd aan de mensen de wil Gods bekend gemaakt, waarvan ze niet meer op de hoogte waren als gevolg van de oerzonde waardoor ze waren belast. De mensen nu, die door de oerzonde waren belast, zijn ook nooit in staat geweest op aarde een hoge graad van rijpheid te bereiken, want hun wil was volkomen verzwakt. Maar die nu op ongewone manier op aarde werkzaam waren om de hoogste geestelijke vermogens te ontwikkelen en die voor hun medemensen al volmaakte mensen waren, zouden deze hoogte nooit hebben kunnen bereiken, wanneer ook zij onder invloed van de oerzonde zouden hebben gestaan.
Maar zij waren uit de hoogte afgedaald om de mensen te helpen. Zij waren geen gevallen oergeesten, maar Mij trouw gebleven. Maar ze kunnen te allen tijde eveneens over de aarde gaan om zich in vrije wil tot “goden” te vormen, welke Ik me niet kon scheppen. Integendeel, de vrije wil van de mens moest dit zelf tot stand brengen. En weer moet Ik het beklemtonen, dat alleen een leven in liefde nodig was, dat die wezens als mens alle goddelijke vermogens in zich konden ontwikkelen en dat ook ieder mens dit kan volbrengen, wanneer hij serieus naar de hoogste volmaaktheid streeft, wat ook mijn woorden bewijzen: “U moet volmaakt worden, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is”. Dus kan deze hoge graad van rijpheid ook worden bereikt door mensen, die van hun oerschuld werden verlost door Jezus Christus.
Maar is een mens een belichaamd lichtwezen, dat niet met deze oerschuld is belast, dan kan hem deze vergoddelijking pas werkelijk op aarde gelukken en hij zal ook in zijn hoge zielenrijpheid het werk van Jezus en Zijn bijzondere missie inzien. Doch hij zal steeds alleen proberen de mensen aan te sporen, eveneens de hoogste volmaaktheid na te streven. Maar van de last van de oerzonde zal ook zo’n hoge geest de mensen niet kunnen bevrijden, omdat dit alleen het verlossingswerk van Jezus heeft volbracht.
Een “vervangende” boete kan hij alleen doen voor die zonden, die de mens als zodanig heeft begaan, wanneer zijn liefde buitengewoon sterk is en hij de medemens wil helpen. Maar voor de oerzonde heeft alleen één mens deze genoegdoening volbracht: Jezus, de eniggeboren Zoon Gods, in wie God zelf mens werd, omdat de liefde deze schuld teniet deed en Ik zelf de liefde ben. Ook de hoogste lichtwezens erkennen in het geestelijke rijk Mij in Jezus, die ook voor deze wezens tot een zichtbare God werd in Jezus.
En deze menswording van Mij in Jezus is het verschil tussen Hem en hoge rijp geworden geesten. En deze menswording moet worden erkend door ieder wezen, dat eens begeert Mij te zien, daar anders ook de hoogste lichtwezens Mij nooit zouden kunnen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht en daarin de hoogste gelukzaligheid bestaat.
Dus kan met recht worden gezegd: Zonder Jezus Christus kan geen mens zalig worden. En het uiteindelijke doel zal steeds blijven, een totale samensmelting met Mij. Doch ieder wezen blijft zich bewust van zichzelf. Maar Jezus is geheel in Mij opgenomen. Hij en Ik is Eén, wat u echter pas volledig zult begrijpen, wanneer u zelf het lichtrijk bent binnengegaan.
Amen
