Inhoud
BD.8501 Opgave van de tijd (Vervolg van BD.8500)
BD.8503 God verlangt een levend geloof
BD.8504 Gods gerechtigheid eist verzoening voor de schuld
BD.8506 Hemelvaart
BD.8508 Het dragen van leed voor uw medemensen
BD.8511 Kunnen de uiteengevallen partikeltjes lijden?
BD.8512 Verklaring voor lijden en noden van de eindtijd
BD.8514 Waar Gods woord herkend wordt, is Hij tegenwoordig
BD.8515 Vereiste voor de aanwezigheid van God: liefde
BD.8516 Uitstorting van de Geest – Pinksteren
BD.8519 Waarheid is licht – duisternis een gevolg van liefdeloosheid
BD.8520 Gods bescherming tegen verzoekingen van de tegenstander
BD.8521 Valse christussen en profeten – Kenmerk: de Verlossing
BD.8522 Eeuwig weerklinkt het woord van God
BD.8523 Voorwaarde om de voltooiing op aarde te bereiken
BD.8527 U zult vanuit genaden zalig moeten worden
BD.8529 Aansporing tot ijverige arbeid in de wijngaard
BD.8530 Voorwaarden om door God te worden aangesproken
BD.8535 Openbaring aan Johannes
BD.8536 God wil onze vragen beantwoorden – Dwaling
BD.8537 “God zond Zijn Zoon naar de aarde”
BD.8541 Het geloof aan God in Jezus Christus
BD.8542 Aardse opleving – Spoedig verval
BD.8544 Naar het woord Gods moet aandachtig worden geluisterd
BD.8546 Wat is de waarborg voor een waarheidsgetrouwe ontvangst
BD.8548 Losmaken van de tegenstander – Toevoer van de waarheid
BD.8549 Het vergaren van kracht voor de chaos
BD.8550 Waarheidsgetrouwe opheldering over Jezus en het verlossingswerk
BD.8553 De plicht van de arbeiders in de wijngaard om op dwalingen te wijzen
BD.8564 Het proces van het terugbrengen
BD.8566 De toedracht van het scheppen der wezens – De afval van God
BD.8568 Waarom spreekt God de mensen aan?
BD.8571 Het doel van het bestaan op aarde als mens
BD.8572 God zet onjuiste leerstellingen recht
BD.8573 De vergeestelijking van ziel en lichaam – Wat is het materiële lichaam?
BD.8574 De vergeestelijking van het lichaam van Jezus
BD.8575 Opheldering over de materie en haar opdracht
BD.8576 De betekenis van het aardse leven – Het werkzaam zijn in de liefde
BD.8582 Wat was de mens en wat is zijn taak op aarde?
BD.8584 De liefde tot God wordt bewezen door de liefde tot de naaste
BD.8586 Wat was het lichaam van Jezus?
BD.8587 De juiste uitleg van het verlossingswerk en de menswording van God
BD.8589 Gebed om kracht en genade – Hoogmoed – Deemoed
BD.8590 God verlangt van de mensen alleen liefde
BD.8593 Het leed dient tot vergeestelijking van ziel en lichaam
BD.8594 Pijnlijke middelen kunnen helpen om te geloven
BD.8595 Het onderzoeken van de waarheid van geestelijk goed
BD.8598 De mens mag niet door bewijzen gedwongen worden om te geloven
BD.8600 Het verlossingswerk van Jezus was het begin van een nieuwe
– * –
BD.8501
19 mei 1963
Opgave van de tijd (Vervolg van BD.8500)
Nooit zal er u een tijdsaanduiding toekomen, omdat het voor uw ziel alleen een schadelijke uitwerking zou kunnen hebben precies op de hoogte te zijn van het tot werkelijkheid worden van datgene wat u wordt voorspeld. U zult er wel kennis van moeten nemen, omdat Ik wil dat u zich voorbereidt, omdat Ik u wil aanmanen en waarschuwen: aansporen om ijverig te werken aan uw ziel en waarschuwen voor onverschilligheid, die u eens bitter zult berouwen. En daarom maak Ik u bekend met dat wat op u toekomt en heb de mensen ook gewezen vanaf het begin van deze verlossingsperiode op dat wat komen gaat, want de gedachte dat u er vlak voor staat, moet u aansporen te leven in overeenstemming met mijn wil, en dus te beantwoorden aan het doel van uw leven op aarde. Maar nooit is u de tijd opgegeven, wanneer u met datgene wat is aangekondigd rekening hebt te houden en dat heeft u lauw doen worden.
Steeds verwacht u de vervulling van mijn voorspellingen in de verre toekomst. Maar u denkt er niet aan dat de tijd voortdurend verloopt, dat u ook dit toekomstige steeds dichterbij haalt en dat ook eens de toekomst tegenwoordige tijd wordt. Zo ook zeg Ik u nu weer vooraf, dat het einde van deze aarde vlak voor u staat, het beëindigen van een verlossingsperiode. En steeds dringender wijs Ik er op, omdat het u ongeloofwaardig voorkomt dat u in deze eindtijd terecht zult moeten komen. Wederom geef Ik u geen precieze tijd en zal het niet doen tot aan het einde, om uw vrije wil niet te dwingen. Doch dit ene zeg Ik U, dat u niet veel tijd meer hebt, dat zeer snel de tijd is gekomen waarin al mijn voorspellingen vervuld worden en dat u er zich niet op zal mogen verlaten dat voor Mij een dag is als duizend jaar.
Ook duizend jaar gaan eens voorbij en zo ook zal de verlossingsperiode waarin u zich bevindt eens haar einde vinden, want eens moet een nieuwe tijd beginnen, al is het alom het vele geestelijke dat in de scheppingswerken is gekluisterd, dat door moet gaan in zijn ontwikkeling. En weer zeg Ik u alleen maar, u staat er dicht voor.
Maar Ik herhaal deze woorden steeds weer met zo’n aandrang, dat u toch achterdochtig zou moeten worden. Ik tracht altijd maar weer arbeiders te winnen in de laatste tijd voor het einde, omdat Ik ze dringend nodig heb met het oog op wat komen gaat, Ik doe u, mensen een weten toekomen dat ongewoon is, opdat u ook mijn voorspellingen leert begrijpen, dat u zult weten welke beweegredenen aan de aankondigingen ten grondslag liggen.
En Ik doe het daarom, omdat het einde zeer nabij is en omdat u erin zult mogen geloven dat mijn woorden in vervulling gaan. Maar ook nu kan Ik de tijd niet vermelden, als Ik geen onoverzienbare chaos over u wil laten losbarsten. Want een precies weten van de dag en het uur zou u in een ontzettende verwarring storten, maar u geen enkele rijpheid opleveren. Ik kan steeds weer en steeds dringender erop wijzen dat u met de vervulling van alle voorspellingen rekening zult moeten houden, dat u er zich niet op zal mogen verlaten dat u het zelf niet meer meemaakt.
Geen mens weet het uur van zijn dood en zo ook weet geen mens of hij zelf door dat wat is aangekondigd, door het grote vernietigingswerk en zijn voorboden, het ongewone natuurgebeuren, verrast wordt en hij alles moet meemaken wat zich in de eindtijd afspeelt, want Ik zeg u steeds weer: u staat er vlak voor en u hebt niet veel tijd meer en zult elke dag en elk uur erop moeten rekenen, dat Ik door de elementen van de natuur me op een ongewone wijze zal openbaren, en dan weet u ook dat het einde niet ver meer is.
Daarom moet u leven volgens mijn wil. U zult al het gebeuren zonder vrees tegemoet kunnen gaan. U zult u alleen moeten verbinden met Mij door werken van liefde, gebed en het veelvuldig denken aan Mij en waarlijk, u zult geen schade oplopen aan uw ziel, zelfs wanneer Ik u voortijdig wegroep.
Maar Ik zal u ook lichamelijk beschermen, wanneer het mijn wil is dat u Mij nog moet dienen tot het einde. Maar reken er nooit op dat Ik u inwijd met betrekking tot de tijd, want op geen enkele manier zou dat voor u die Mij dient van nut zijn, maar ook niet voor uw medemensen, wier staat van rijpheid zo’n weten al helemaal niet verdraagt. Maar wat u maar mogelijk is, de medemensen in kennis te stellen van dat wat komt, van mijn heilsplan van eeuwigheid en te vertellen over de oneindige liefde van de Vader, die al Zijn kinderen zou willen redden voor het einde, doe dat en verricht zo voor Mij een heel vruchtbaar werk in de wijngaard nog tot het einde. Want elke ziel die nog gered wordt, is winst voor Mij, die Ik waarlijk zal lonen.
Amen
BD.8503
20 mei 1963
God verlangt een levend geloof
Laat uw geloof in Mij altijd levend zijn, dat wil zeggen: neem geen genoegen met woorden of verzekeringen van mensen maar verbind u heel innig met Mij in gedachten en spreek tot Mij zoals een kind spreekt tot de Vader, eenvoudig en bescheiden en vol kinderlijk vertrouwen. Laat Mij als uw Vriend en Broeder steeds naast u gaan, en alles wat u innerlijk bezig houdt, deel Mij dat mee, steeds Mij om bijstand vragend, dat Ik u mag helpen om nog op aarde tot voltooiing te komen. U moet uw leven niet meer alleen leiden, u moet altijd om mijn nabijheid vragen en die ook voelen, want elke ernstige gedachte trekt Mij naar u toe. En wanneer uzelf de verbinding met Mij tot stand brengt, dan zal u ook altijd kracht toestromen die u weer gebruikt om werken van liefde te verrichten, dus sluit u zich door de liefde steeds inniger bij Mij aan. Wie dus zijn God en Schepper niet uitschakelt uit zijn gedachten, die staat ook elke dag en elk uur onder vaderlijke hoede. Zijn aardse leven zal altijd zo verlopen dat het tot heil is voor zijn ziel. Want wie in gedachten met Mij verbonden is, leidt reeds een geestelijk leven en diens ziel gaat gestaag opwaarts.
Hoeveel mensen echter gaan door het leven zonder aan hun God en Schepper te denken. Alleen wereldse gedachten vervullen hen steeds en angstvallig zorgen ze slechts voor het lichamelijk welzijn. En al noemen zij zich ook christen omdat ze tot een kerkelijke organisatie behoren, toch brengen ze maar bij tijd en wijle de verbinding met Mij tot stand, en deze is niet levend genoeg om hun geestelijk resultaat op te leveren. Er is veel tot uiterlijke vorm geworden wat toch alleen waarde heeft als het wordt verricht in levend geloof, zoals ook het gebed niet is wat het zijn moet: een innige samenspraak van een kind met de Vader. Doch de mensen nemen genoegen met lege woorden die niet uit het hart komen, maar slechts door de mond worden uitgesproken.
Ik echter ben een levende God, voor Mij moet alles echt zijn. En daarom wil Ik ook een levend contact met u, dat echter ook een positieve ontwikkeling garandeert en de ziel tot haar doel voert. Want zou Ik wel een kind verlaten of het karig bedenken – zij het geestelijk of aards – dat zich innig met Mij verbonden heeft, voor wie Ik werkelijk de Vader ben, aan wie het zich onbekommerd toevertrouwt? Waar echter deze innige band ontbreekt, bestaat nog steeds een wijde kloof. Zo iemand zoekt Mij in de verte. Hij spreekt over Mij als over een Wezen dat voor hem onbereikbaar is, dat hij wel ter wille van Zijn macht erkent die hij niet loochenen kan bij het zien van de scheppingen. Die ook Zijn wijsheid accepteert die hem ook door de scheppingen bewezen wordt, die echter niets weet van de liefde van een God die een Vader wil zijn voor ieder schepsel, omdat hij zich niet ernstig bezig houdt met het Wezen dat hem in het leven riep. En zolang Ik voor de mensen alleen de verre God ben, zolang gaan zij zonder geestelijk resultaat door het aardse leven. Want hun ontbreekt de toevoer van kracht om de weg omhoog af te leggen. De kracht waarvoor toch een innige band van het schepsel met Mij nodig is om binnen te kunnen stralen.
Daarom zal ook ieder mens zijn doel bereiken die deze innige verhouding tot Mij tot stand kan brengen, die een levend geloof in Mij kenbaar maakt door een voortdurend verlangen naar mijn tegenwoordigheid. En zo’n verlangen vervul Ik en dan gaat de mens voortaan geen weg meer alleen. Steeds zal Ik hem leiden, steeds zal Ik zijn gedachten richten. En omdat Ik dan ook geen tegenstand ondervind, zal de mens ook geheel in mijn wil opgaan en zich steeds meer voltooien. Waar Ik deze toegang tot het hart van de mens heb gevonden, daar heeft mijn tegenstander zijn macht verloren, ofschoon hij nog alles zal proberen om hem weer voor zich te winnen. Maar mijn kracht die de mens door mijn tegenwoordigheid voortdurend in ontvangst zal nemen, weert hem af.
Laat daarom uw ziel tot leven komen, wat altijd dan gebeurt als Ik zelf op haar kan inwerken, als Ik zelf haar kan aanstralen met de kracht van mijn liefde, en dat maakt u steeds mogelijk door een innige band met Mij. Dan verlangt u naar Mij en dan is ook het gevaar geweken dat de tegenstander bezit van u neemt, die echter voor Mij vlucht en u niet lastig kan vallen zolang Ik bij u aanwezig ben. En u zult spoedig zover komen dat u niets meer onderneemt, dat u geen weg gaat, zonder Mij om mijn zegen gevraagd te hebben. En dan kunt u er ook zeker van zijn dat Ik aan uw zijde ben waarheen u ook gaat, dat Ik u door middel van uw gedachten onderricht en u kracht en licht laat toestromen. Maar dit alles is niet mogelijk als een mens zijn God en Schepper alleen maar met de mond noemt, zonder een innerlijke drang de verbinding met deze God tot stand te brengen. Zijn aardse leven zal hem geen groot geestelijk voordeel opleveren, tenzij hij nog in zijn denken en doen verandert – dat hij Mij leert onderkennen en dan ook vurig in Mij gelooft.
Amen
BD.8504
21 mei 1963
Gods gerechtigheid eist verzoening voor de schuld
Ik ben een goede en rechtvaardige God. Mijn liefde voor mijn schepselen is onmetelijk en Ik zou hen allemaal gelukkig willen maken en hun het hoogste geluk willen bereiden, omdat de liefde Mij daartoe dringt. Maar omdat Ik hoogst volmaakt ben, moet Ik zelf ook in mijn ordening van eeuwigheid verkeren, alle tekens van mijn volmaaktheid moeten te herkennen zijn en dus moet ook mijn gerechtigheid mijn volmaaktheid bewijzen, die daarom ook aan mijn overgrote liefde, die Ik aan al mijn schepselen zou willen betonen, grenzen stelt.
Ik kan geen wezen gelukkig maken dat zondig geworden is, omdat dit mijn gerechtigheid zou weerspreken. Daarom is mijn liefde dus gebonden aan mijn eeuwige wet. Ze kan alleen het volmaakte gelukkig maken in die mate, zoals Ik zou willen dat het wezen onbeschrijflijk gelukzalig is. Ik kan wel genade voor recht laten gelden, doordat Ik het zondig geworden wezen help dat het vrij van zijn zonden wordt. Maar de wil daartoe moet van het wezen zelf uitgaan, het moet zich van zijn zondeschuld bewust zijn en verlangen daarvan vrij te worden en het moet daarvoor om hulp vragen.
Dus kan Ik het wezen niet van zijn schuld bevrijden tegen zijn wil in en Ik kan het ook zolang niet met mijn liefde gelukkig maken tot mijn gerechtigheid genoegdoening is gegeven, waartoe het wezen zelf bereid moet zijn. Vele van de door Mij in het leven geroepen geestelijke wezens hadden tegen Mij gezondigd. Ze waren zondig geworden en aan mijn eindeloze liefde werden beperkingen opgelegd, omdat mijn gerechtigheid niet toeliet dat de liefde werkzaam kon zijn als vroeger, dat ze dus de wezens onmetelijk gelukkig maakte.
En daarom zouden deze wezens voor eeuwig verbannen zijn geweest uit de stroomkring van mijn liefde, als er niet aan mijn gerechtigheid zou worden voldaan, wat echter de wezens zelf niet konden, waartoe ze totaal niet bij machte waren door hun afweren van de kracht van mijn liefde – waarin hun grote zonde bestond. Toch moest genoegdoening worden gegeven volgens de wet van de goddelijke ordening, als het wezen ooit opnieuw door mijn liefde doorstraald, dus gelukkig gemaakt, zou kunnen worden.
En dit werk van verzoening volbracht de mens Jezus uit liefde voor Mij en voor de mensheid, waarvan Hij de rampzalige toestand inzag en die op wilde heffen op grond van Zijn liefde. Daardoor werd er aan mijn gerechtigheid voldaan en mijn liefde kon nu op de voorgrond treden en zich keren naar de wezens die eens van Mij zijn uitgegaan en hun weer een zaligheid bereiden die alleen Ik zelf als de eeuwige Liefde hun ten deel kan doen vallen, die echter ook ieder wezen onmetelijk gelukkig maakt.
Door de vroegere zonde van afval van Mij werd me van de kant van hen die zondig waren geworden een beperking van mijn liefde opgelegd, omdat Ik niet tegen de wil van een wezen in, hem de kracht van mijn liefde doe toekomen. En zelfs wanneer het zijn weerstand opgeeft, moet het wezen tevoren vrij zijn van zijn zondeschuld om mijn liefde weer te kunnen ontvangen, omdat de gerechtigheid dit eist, die tot mijn volmaakt Wezen behoort en omdat Ik eeuwig niet de wet van de ordening ongedaan kan maken, die gegrondvest is in mijn volmaaktheid.
De mens Jezus vervulde de wet. Hij leefde helemaal in de goddelijke ordening, Hij zag echter ook de levenswandel van zijn medemensen, die geheel tegen de wet van de goddelijke ordening in gericht was, en Hij nam al hun zondeschuld op Zijn schouders en bracht Mij een ontzettend groot offer om de zondeschuld van al het eens gevallene te delgen. En Ik nam dit offer aan en voor Mij volstond het als compensatie voor de onmetelijke zondeschuld die de van Mij afgevallen wezens en dan ook de mensen op zich hadden geladen. Ik nam het offer van de mens Jezus aan, die alle mensen wilde verlossen van de zonde. Want de liefde in Hem bracht het offer, de Liefde echter was Ik zelf.
Dus heeft de Liefde de schuld te niet gedaan, wat echter niet mogelijk geweest zou zijn zonder een boetedoening die Ik alleen maar kon volbrengen in het omhulsel van een mens die in staat en gewillig was te lijden – die zelf onmetelijk geleden heeft als compensatie voor de zondeschuld van het gevallene. En bijgevolg is de gerechtigheid niet omzeild, haar werd genoegdoening gebracht en nu kon mijn liefde weer actief worden, Ze kon zich wegschenken en de schepselen onmetelijk gelukkig maken, want ze waren weer zonder schuld en daarom ook kunnen ze zich weer met Mij verenigen en helemaal met mijn liefde doorstraald worden, zoals het was in het allereerste begin.
En mijn liefde neemt niet af, en ze zal allen die eens zondig zijn geworden helpen, dat ze hun schuld vrijwillig onder het kruis dragen, haar aan Jezus overgeven, en zo dus mijn gerechtigheid niet wordt omzeild en toch het wezen vrij wordt van zijn schuld, omdat de Liefde zelf zich heeft geofferd, omdat ze zich in de mens Jezus bereid verklaarde te lijden en te sterven, opdat de mensen – de eens gevallen wezens – niet hoefden te lijden voor hun onmetelijke zondeschuld, daar ze eeuwig niet bij machte zouden zijn hun zonden te delgen en tegenover Mij boete te doen, die Ik als rechtvaardige God moest eisen om de wezens weer de gelukzaligheid te schenken, die mijn onmetelijke liefde hen bereiden wil.
De vereffening van de grote schuld moet tevoren tot stand worden gebracht, want mijn volmaaktheid kan niet tegen de wettelijke ordening ingaan, elke schuld moet zijn uitgewist, omdat mijn gerechtigheid dit eist.
Amen
BD.8506
23 mei 1963
Hemelvaart
De tijd van mijn leven op de aarde in een voor de mensen zichtbare vorm was geëindigd toen Ik opsteeg naar de hemel. Want Ik had de missie als mens vervuld en gaf nu nog op het laatst mijn discipelen alsook degenen die in Mij geloofden als Gods Zoon een laatste teken dat hun geloof moest versterken. Ik liet Me nog eenmaal zichtbaar aan hen zien en Ik bewees hun mijn goddelijkheid door de zichtbare hemelvaart, die ze alleen wegens de sterkte van hun geloof mochten meemaken en die hen wederom met grote kracht moest vervullen voor hun verdere missie: Mij zelf en mijn evangelie in de wereld te verkondigen. Ook voor mijn hemelvaart zijn geen bewijzen te leveren en toch heeft die zich voltrokken voor de ogen van de mensen die Mij geheel en al toebehoorden, want voor dezen betekende de hemelvaart geen geloofsdwang meer. Ze herkenden Mij en niets was hun meer twijfelachtig. Ze waren ook door Mij ingewijd in een diepste weten en daarom kon Ik voor hun ogen opstijgen als laatste teken van mijn macht en heerlijkheid, dat zichtbaar plaatsvond en plaats kon vinden omdat Ik de mijnen buitengewoon sterkte om dit te beleven. Toch speelde zich alleen maar een gebeurtenis af die bij iedere ziel die zich heeft voltooid op aarde hetzelfde is, wanneer ze haar lichaam achter zich laat en nu geestelijke velden binnengaat, in het stralende licht, dat echter voor menselijke ogen verborgen blijft. Maar zij zweeft weg, omhoog in het rijk dat haar ware vaderland is. Ook daarvoor moest de mensen het bewijs worden gegeven, dat toch niet zal worden erkend door mensen die nog niet rijp zijn en geen enkele vergeestelijking hebben bereikt.
De hemelvaart van Jezus zal voor de mensen een legende blijven, zolang ze niet in geestelijk weten zijn doorgedrongen. Want er is iets buitengewoons gebeurd, dat juist alleen maar mijn aanhangers mochten meemaken, dat echter niet meer betwijfeld wordt zodra de zielenrijpheid van de mens een bepaalde graad heeft bereikt, waarbij de mens aan niets meer twijfelt in het besef dat bij God niets onmogelijk is. Met de hemelvaart van Jezus werd het verlossingswerk afgesloten. Ik was naar de aarde afgedaald en weer teruggekeerd in mijn rijk, dat Ik echter nooit had verlaten, want Ik was en ben overal. Maar Ik had mijn intrek genomen in een menselijke vorm, om voor u mensen zichtbaar te zijn. En daarom ben Ik ook weer zichtbaar opgestegen, om nu altijd en eeuwig voor allen die door Mij geschapen zijn, zichtbaar te zijn voor hun gelukzaligheid.
De mijnen bleven achter en voelden zich eenzaam en verlaten toen Ik uit hun ogen was verdwenen. Maar ze waren vervuld van mijn geest en zagen nu hun missie duidelijk voor zich. En ze voelden zich door de geest gedreven om nu de opdracht uit te voeren waarmee Ik hen uitzond naar alle volkeren der aarde. Daarom liet Ik hen ook het ongewone meemaken, dat het laatste wonder was dat mijn gang over de aarde besloot. Want ze hadden veel versterking van hun geloof nodig, daar ze door de voortdurende omgang met Mij in een zekere toestand van onzelfstandigheid terecht waren gekomen, die door hen nog moest worden overwonnen en ieder van mijn discipelen afzonderlijk zich daarom steeds weer de laatste gebeurtenissen voor ogen kon halen, om dan in alle ijver werkzaam te zijn, zoals het mijn wil was. Maar in de geest bleef Ik bij hen en ze mochten ook tijdens hun werkzaam zijn voor Mij en mijn rijk herhaaldelijk het aanspreken vernemen, dat hun mijn tegenwoordigheid duidelijk liet worden, zodat hun liefde voor Mij steeds dieper werd en dus in dezelfde mate hun inzicht groter werd en zo ook hun bekwaamheid om voor Mij werkzaam te zijn.
Ik had de grote zondenschuld van de mensen tenietgedaan door mijn werk van verlossing en daarvan moest de mensheid in kennis worden gesteld. En dit kon weer alleen geschieden door mensen die zelf Mij en mijn kruisdood hadden meegemaakt. Van hun kant kon nu de zuiverste waarheid over dit grote werk van erbarmen verkondigd worden en daarom zijn juist mijn eerste discipelen buitengewoon gesterkt en toegerust voor hun missie. Ik kon hen persoonlijk van te voren onderrichten en gereed maken voor hun opdracht en Ik versterkte hun geloof buitengewoon. Ze behielden echter hun wilsvrijheid, maar hun liefde voor Mij en hun levenswandel lieten het toe dat Ik ze aanvullend kon uitrusten voor hun taak. Want de gehele mensheid moest te weten komen wat er van goddelijke zijde voor de mensen gebeurd is en Ik had daarom voor de verbreiding van dit weten geschikte dienaren en boden nodig. En deze moesten met volle overtuiging ervoor kunnen instaan wat zij onderrichtten. De liefde die in hen was maakte het hun mogelijk ook ongewone belevenissen te accepteren en met alle ijver nu van alles getuigenis af te leggen voor hun medemensen. Maar steeds zal zo’n weten over mijn werk van verlossing een bepaalde graad van liefde vergen om aangenomen en geloofd te worden. Maar mijn geest zal ook een liefdevol mens vervullen en hem in alle waarheid leiden, zoals Ik zelf het heb verkondigd.
Amen
BD.8508
25 mei 1963
Het dragen van leed voor uw medemensen
Ook daarover zal u uitsluitsel worden gegeven, of u voor uw medemensen leed kunt dragen of dat een ieder zelf die maat op zich moet nemen die hem voor het heil van zijn ziel is opgelegd. U mensen moet bedenken dat uw ziel tijdens het aardse leven moet uitrijpen, dat dus de nog onrijpe substanties zich moeten vergeestelijken. Maar dit geschiedt alleen door liefde of leed, want alleen daardoor worden de omhulsels opgelost die beletten dat mijn liefdelicht in de ziel kan binnen stralen.
En tegelijkertijd bezorgen ook de substanties van het lichaam nog vaak moeilijkheden, die in hun ontwikkeling nog achter zijn en ziekten van allerlei aard veroorzaken. Die echter door geduld, liefde en berusting in mijn wil verzacht en daardoor vergeestelijkt moeten worden, wat toch uw eigenlijke opdracht is op aarde opdat u uw ziel de hoogst mogelijke volmaaktheid bezorgt.
Deze vergeestelijking van ziel en lichaam moet ieder mens bij zichzelf tot stand brengen. Dit werk kan hem nooit door een medemens uit handen worden genomen, ieder mens zal Mij ook eens dankbaar zijn dat Ik hem door lijden hielp volmaakt te worden. Daarom moet u begrijpen dat u eigenlijk niets moet ondernemen tegen dat wat de ziel van uw medemens tot heil kan strekken.
Wanneer echter toch de liefde u drijft, uzelf Mij aan te bieden het leed voor een medemens te dragen, dan zal Ik u in uw liefde niet hinderen. Het leed wordt dan voor die mens voor wie u lijden wilt tijdelijk weggenomen, en u wordt daarmee in de plaats belast. Daardoor verhoogt u dan de rijpheid van uw ziel, omdat u gewillig bent meer leed op u te nemen en omdat de liefde u er toe aanspoort.
U volgt dan Hem na die voor u allen geleden heeft om u van dat onmetelijke lijden te bevrijden, dat u zelf op u zou hebben moeten nemen als verzoening voor uw zondeschuld, die de aanleiding was dat de aarde voor u mensen een dal van ellende en lijden is. Maar u mensen heeft nu allen deze Ene, die ook nu nog uw leed op Zijn schouders neemt en het u helpt dragen. De boete die Hij voor u in de plaats deed heb Ik aangenomen, en daarom moet u tot Hem gaan als leed u drukt. Hij zal u dan helpen dragen of het van u wegnemen, al naar gelang wat het beste voor u is.
De liefde echter van een medemens die voor anderen lijden wil wordt zeer hoog gewaardeerd. Zij zal de lijdende een grotere toevoer van kracht verzekeren omdat liefde een kracht is, die een duidelijk te merken uitwerking op die lijdende mens heeft. Wanneer dus een mens aan u die lijden moet een liefdevolle voorspraak doet toekomen, kan de kracht van die liefde u zo vervullen dat u de zwaarte van uw leed niet meer zo erg voelt. Dat dus de smarten en kwellingen tijdelijk aan u voorbij gaan omdat de kracht van die liefde uw ziel ten goede komt, dat zij dus uitrijpt en bovendien minder gevoelig is voor pijn.
Maar altijd is de graad van liefde bepalend welk voordeel de lijdende bij zo’n bewijs van liefde heeft. En omdat het in het aardse leven alleen om het uitrijpen van de ziel gaat en er daartoe veel mogelijkheden bestaan, moet dit uitrijpen als het voornaamste worden beschouwd en derhalve niet verhinderd worden. Ware liefde echter weet ook waarom een mens lijden moet, zij helpt hem daarom het lijden te verdragen en ze zal het hem daarmee gemakkelijker maken zich in overgave naar mijn wil te voegen. En dan neem Ikzelf dat kruis van hem, maar zijn ziel is dan weer een stap verder gekomen, want liefde en leed helpen haar het doel te bereiken.
Is de liefdegraad van een mens nog gering dan zal het leed vaak sterker tevoorschijn komen, om de loutering van zijn ziel te bespoedigen. Nooit echter kan de volledige loutering van een ziel bereikt worden doordat een ander mens bewust voor deze ziel lijdt. Iedere ziel is voor zichzelf verantwoordelijk en iedere ziel moet zichzelf tot rijpheid brengen, wat echter altijd alleen maar door liefde en leed geschieden kan. Doch de mate van het lijden hangt altijd af van de graad van de liefde.
Ik verhoor wel het gebed van hem die zichzelf aanbiedt om leed voor zijn medemensen te dragen, omdat hij het uit liefde doet. En zo laat Ik hem ook deelnemen aan hun smarten, maar hij verdraagt het lijden alleen maar voor de loutering van zijn eigen ziel. Hij neemt wel uit liefde de ander zijn smarten weg, maar zij dienen hem alleen tot voltooiing, terwijl echter zijn medemens eveneens voor zichzelf en het uitrijpen van zijn ziel zorg moet dragen, ook al is hij tijdelijk van zijn smarten bevrijd.
Geen liefdewerk blijft dus zonder uitwerking, doch waar en hoe de uitwerking ervan is blijft alleen Mij voorbehouden, daar Ik de staat van rijpheid van ieder mens ken en Ik ook ieder naar de toestand van zijn rijpheid zal geven. Ik leg ieder mens op wat voor hem draaglijk is, en als het hem te zwaar lijkt is het voldoende dat hij alleen maar de Kruisdrager Jezus Christus aanroept en waarlijk, die zal hem bijstaan. Hij zal het kruis op Zijn schouders nemen wanneer hij daaronder dreigt te bezwijken.
Maar eenieder moet zelf de weg naar Mij in Jezus Christus vinden, want Hij is uw Verlosser. Hij zal u verlossen van zonde en dood, van ziekte en leed, zodra u Hem maar in vast geloof om Zijn hulp aanroept. En zolang u nog op aarde leeft heeft u ook de mogelijkheid Jezus na te volgen en door liefde en leed uw doel te bereiken en u te voltooien.
Amen
BD.8511
28 mei 1963
Kunnen de uiteengevallen partikeltjes lijden?
Ieder wezen raakt zijn zelfbewustzijn weer kwijt wanneer het als mens volledig tekort is geschoten, en het lot van de hernieuwde kluistering niet meer kan ontlopen. En dit is het verschrikkelijkste dat het kan overkomen. Want ofschoon het wezen dan, doordat het is uiteengevallen in ontelbare deeltjes, niet meer als volledig wezen gevoelens kan ervaren zoals u, mensen het aanneemt, zo zijn het toch onvoorstelbare kwellingen, omdat het wezen eertijds in vrijheid was geschapen en ook als mens al een deel van zijn vrijheid had teruggewonnen, terwijl het nu gebonden is en deze kluistering als een ontzettende kwelling ondergaat.
Want ik-bewuste wezens waren de eens van Mij uitgestraalde kracht, zij waren in de hoogste graad levensvatbaar, dus niet slechts dode vormen. Maar dat werden zij toen zij van Mij waren afgevallen. Want toen de geestelijke substanties verhard waren was het eigenlijke leven daaruit vervlogen, anders gezegd, mijn kracht vervulde deze vormen niet meer met straling die aan alles pas het leven geeft. En de uiteengevallen partikeltjes zijn ook weer zolang zonder leven, zolang ze niet door mijn liefdekracht bestraald kunnen worden.
Maar dat deze “dode” deeltjes desondanks nog gevoelig kunnen zijn is voor u, mensen onbegrijpelijk. Anders zouden ze echter nooit reageren als de macht van mijn liefde ze zoekt te vangen en te omsluiten, zodat het gevallen geestelijke tot materie kan worden omgevormd. Want ook zijn weerstand is een reactie die bewijst dat het geestelijke bepaalde kwellingen ondergaat en zich daartegen verzet. En in deze toestand van kwelling bevind zich de gehele schepping, want ze is onderworpen aan een wet waarvan Ikzelf de Maker ben. Ze is onvrij en moet zich plaatsen onder mijn wet van eeuwigheid, wat voor de eertijds in vrijheid geschapen geestelijke (wezens) bijzonder kwellend is. Maar zouden ze deze kwelling niet gewaar kunnen worden, dan zou er eeuwig geen ommekeer vanuit de dode toestand meer mogelijk zijn.
U, mensen zult dit weliswaar nooit kunnen begrijpen, maar u moet het geloven, anders zou u nooit een afglijden in de diepte behoeven te vrezen en u zou volledig onverschillig zijn wat er met u na de dood van uw lichaam gebeurt. Op aarde hebt u weer het zelfbewustzijn en u bent tot op een zekere hoogte vrij en toch bent u niet geheel gelukkig, zolang u nog niet door een volledige overgave de verbinding met Mij hebt gevonden. Zolang u leeft kunt u deze verbinding nog bereiken, verliest u echter weer uw zelfbewustzijn dan is ook elke vrijheid verloren. Uw werkzaamheid wordt dan weer volgens mijn wil bepaald en u kunt helemaal geen eigen wil gebruiken. U bent dan gebonden in de diepste duisternis, want u weet niets over uw bestaan omdat u uiteengevallen bent, en moet altijd alleen maar die functies uitoefenen waarvoor uw God en Schepper u bestemd heeft.
En als u eenmaal in een toestand van zielenrijpheid deze lange tijd in de “je moet” toestand kunt overzien, dan zult u ook over die onmetelijke kwellingen weten waardoor uw ziel in ontelbare, telkens andere vormen heen moest gaan. En dan zult u ook begrijpen waarom mijn liefde u voortdurend aanspoort en waarschuwt dit ontzettende lot te ontgaan. Want u kunt niet meer in het “niets” vergaan, en omdat u onvergankelijk bent – alleen eenvoudigweg uiteengevallen – zal dat wat bestaan blijft, ook nooit zonder gevoelens zijn. U, mensen zult steeds moeten volstaan met datgene wat Ik u als waarheid doe toekomen, want Ik wil onjuiste veronderstellingen recht zetten, zoals ook die dat het uiteengevallen geestelijke geen vermogen tot gewaarworden zou hebben, dus dat zijn toestand er een is van “niet zijn”. Dan zou de ontwikkelingsgang geen rijp worden zijn tot aan de staat waar het weer als mens zijn zelfbewustzijn verkregen heeft. Want alleen door lijden of dienen wordt al het wezenlijke zowel vóór zijn belichaming als mens. alsook gedurende het menszijn verlost. Er mag niet vergeten worden welk een verschrikkelijke schuld het wezen op zich heeft geladen door zijn afval van weleer, en hoe het deze schuld nu weer vergroot als het de laatste genadetijd als mens onbenut laat en weer in de diepte wegzinkt.
En ofschoon een totale delging van zijn schuld door het wezen zelf niet mogelijk is, moet het toch boeten en lijden zolang het niet van die schuld bevrijd is door het verlossingswerk van Jezus Christus. Dit werk van genade en ontferming van Jezus aan te nemen in het aardse leven is de opdracht van de mens, want hij zou daardoor makkelijk opwaarts kunnen gaan. Maar als hij nu weer faalt en geen hulp van boven aan wil nemen, als hij weer afglijdt naar de diepte, dan is het ook begrijpelijk dat zijn lijdensweg opnieuw begint als zijn ziel weer uiteenvalt – en de weg door de schepping weer begint.
Ook aan het leed zal geen einde komen tot die grote schuld eenmaal gedelgd wordt door Jezus Christus, als de wil van de mens bereid is de weg te gaan tot het kruis en Hem vergeving van zijn schuld afsmeekt. Deze grote genade staat u mensen op aarde ter beschikking. Maar als u ze niet benut en daaraan voorbijgaat zal ook uw leed geen einde nemen, want u bevindt zich dan op grote afstand van Mij, uw God en Schepper, en dat betekent onvrijheid, licht- en krachteloosheid – en zodoende zult u ook niet zalig kunnen zijn.
Amen
BD.8512
28 mei 1963
Verklaring voor lijden en noden van de eindtijd
Ik geef u in overweging, dat u elke dag die u nog gegund is zult kunnen benutten voor uw voltooiing. En al bent u nog zo ver van Mij verwijderd, u zult zelf de wijde kloof kunnen overbruggen, zodra u maar innig tot Mij bidt. Dan bent u vrijwillig de weg naar Mij gegaan en Ik kom u waarlijk tegemoet en trek u tot Mij.
En al is de tijd dat u op aarde bent nog maar kort, zolang u een vrije wil bezit zult u deze op Mij kunnen richten. En vanaf dat ogenblik geeft u Mij ook het recht u bij de hand te nemen en te leiden. Alleen deze vrije wil die u Mij schenkt moet vanuit uzelf werkzaam worden, wanneer u tot Mij bidt als uw God en Schepper, die u erkent als machtig en op wiens liefde u een beroep doet om u te helpen.
Alleen een innig gebed tot Mij verlang Ik en waarlijk, u bent gered voor tijd en eeuwigheid. Want door dit gebed erkent u Mij weer als uw Vader, van wie u eens bent uitgegaan. En door dit gebed zoekt u ook weer de band met Mij en dan kan mijn kracht ook weer bij u binnenstralen. En elke terugval in de diepte is nu uitgesloten, want Ik doe tegenover mijn tegenstander ook mijn recht gelden, omdat u ook een deel van Mij bent, dat Ik niet meer opgeef, wanneer het eens voor Mij heeft gekozen.
En nog bezit u het zelfbewustzijn. Nog gaat u als mens over de aarde. En u hoeft alleen de korte tijd nog maar goed te gebruiken om u te voltooien, want van mijn ondersteuning daarvoor zult u ook zeker kunnen zijn, omdat Ik nog tot aan het einde worstel om iedere ziel, dat Ik haar voor Mij zal winnen. Alleen kan Ik u niet in bezit nemen, zolang u zelf u nog richt op mijn tegenstander en hij daarom ook recht heeft op u, dat Ik hem niet betwist.
Maar met geestelijke waarschuwingen en aanmaningen kan Ik op u mensen geen diepe indruk maken. Er moeten aardse zorgen en noden op u drukken, dan bestaat er eerder het vooruitzicht dat u aan Mij denkt en de weg naar Mij inslaat met de vraag u te helpen. En daarom kan Ik nood en zorgen niet van u mensen afwenden, omdat ze het laatste middel zijn om u aan te zetten uw denken te veranderen.
Daarom zal ook het leed in de eindtijd de overhand krijgen. En ieder mens zal daar zelf door getroffen worden, of het bij de medemensen moeten meemaken. Want de liefde moet in de harten der mensen worden ontstoken en elke aardse nood kan er aanleiding toe zijn, dat de harten vertederd raken en hulpvaardig de medemens bijstaan. En waar er nu een liefdesvonk begint te gloeien, zal Ik een handje helpen en de mensen voorzien van kracht om in het vervolg in liefde werkzaam te zijn. En dan brengen ze al het begin van een band met Mij tot stand, die ze versterken overeenkomstig de graad van hun liefde.
Tot aan het einde zullen zich gelegenheden voordoen bij de mens, waarbij hij helpen kan in onbaatzuchtigheid. Of hij die benut, beslist zijn wil, die vrij is. Maar juist voor deze wil is hij verantwoordelijk, want zijn wil wordt zowel van mijn kant alsook van die van de tegenstander beïnvloed en hij moet nu beslissen. Maar hij kan denken en door middel van gedachten zullen mijn lichtwezens hem bijstaan, maar ze zullen steeds zonder dwang op hem inwerken, zoals ook mijn tegenstander het denken niet gedwongen kan richten.
Maar mijn liefde zal hem niet laten vallen. Mijn liefde volgt de ziel tot aan de dood van het lichaam en ze wordt zo vaak door Mij aangeraakt, dat ze waarlijk kan kiezen voor Mij. En zodra ze maar werken van liefde verricht, heb Ik haar gewonnen, want nu komt ze dichter bij me en ontvangt steeds weer kracht om werkzaam te zijn in de liefde. En de liefde bindt ons aaneen. Deze ziel kan niet meer verloren gaan. Maar zonder noden en lijden zal Ik niets meer op deze aarde bereiken en dat moet voor u allen een verklaring zijn, waarom de eindtijd vaak ondraaglijk schijnt te zijn. Wat mijn liefde niet meer tot stand brengt, kan alleen nog maar door nood en leed geschieden, opdat Ik zelf zal worden aangeroepen in het leed en Mij om bijstand wordt verzocht.
En deze roep wordt van Mij uit beschouwd als erkenning van Mij zelf. En in overeenstemming daarmee zal ook de mens worden bedacht. Ik zal me zo duidelijk openbaren, dat de mens Mij nu pas leert zien en hij ook Mij liefde zal betuigen. En Ik zal hem aannemen, nog op het laatste ogenblik. Hij zal behoed blijven voor het lot van de hernieuwde kluistering en al is zijn graad van rijpheid nog zo gering, hij zal deze toch hoger kunnen maken in het rijk hierna, omdat het gevaar van een teruggang in de diepte nu niet meer bestaat. Want wie Mij eenmaal heeft onderkend, geeft Mij eeuwig niet meer op.
Amen
BD.8514
30 mei 1963
Waar Gods woord herkend wordt, is Hij tegenwoordig
Waar mijn geest kan werken, daar is ook mijn aanwezigheid duidelijk. Want mijn uitingen door de geest getuigen van Mij zelf. En alleen wie nauw met Mij is verbonden, kan deze uitingen van de geest vernemen. Want het is hetzelfde als wanneer een vader zijn kind aanspreekt, dat hem kan horen omdat hij bij hem is. Nu zult u mensen zich afvragen of Ik ook u aanspreek, hoewel dit niet rechtstreeks gebeurt, wanneer mijn boden u mijn woord brengen. Maar ook dan verneemt u de stem van de Vader zelf, vooropgesteld dat u ernaar verlangt ze te horen.
En weer zal Ik bij diegenen aanwezig zijn, ook wanneer ze mijn woord alleen maar lezen. Want het kan hun hart ook alleen dan raken, wanneer dit zich vrijwillig opent en dus Mij zelf toegang verleent. En dan voelt de mens zich door Mij aangesproken. Het woord wordt levend in hem. Het is geen dood woord dat alleen met het oor wordt vernomen. Integendeel, zijn hart neemt het op en is gelukkig met mijn aanspraak. En dus is ook hij vervuld van mijn geest. Want zijn geestvonk is al tot leven gewekt, daar hij anders waarlijk de stem van de Vader niet zou herkennen.
Dus mogen alle mensen Mij horen die zich in gedachten met Mij verbinden, ook wanneer mijn woord voor hen niet rechtstreeks weerklinkt. Maar Ik weet ook wie Ik mijn woord kan doen toekomen, wie er naar mijn aanspreken verlangt en Mij tot zijn hart zal laten spreken. Daarom heb Ik ook gezegd: “Ik zal mijn geest uitstorten over alle vlees.” Want ieder die Mij zelf in mijn woord herkent, heeft een verlichte geest. Dus kan mijn geest ook de geestvonk in hem aanspreken, evenals ook diens gedachten zich juist en in de waarheid zullen ophouden omdat hij innerlijk met Mij verbonden is.
Maar dit alles stelt liefde voorop. Zonder liefde sluit elk mensenhart zich af voor mijn aanspreken. Zonder liefde blijft al het weten voor hem dood. Zonder liefde kan de mens de stem van de Vader niet herkennen. Hij hoort alleen lege woorden die niets voor hem betekenen en hij zal iedere mens afweren die hem zulke woorden overbrengt. De liefde is pas de sleutel van de deur naar het hart, waardoor Ik nu naar binnen kan gaan.
En daarom moet Ik aanwezig zijn bij de mens die Mij en mijn woord herkent en daardoor indruk op zich laat maken. En Ik ken de harten van de mensen. Ik weet waar liefde is ontvlamd en waar daarom mijn tegenwoordigheid kan bestaan, omdat Ik zelf daar moet zijn waar de liefde is. En dus heeft een liefdadig mens al de zekerste waarborg voor mijn aanwezigheid, omdat Ik de liefde zelf ben en dus ook daar moet zijn, waar liefde beoefend wordt. En waar Ik aanwezig ben, daar zal Ik me ook openbaren.
En deze zekerheid moet u mensen die Mij zelf in mijn woord herkennen, gelukkig maken. Want u weet dat Ik in u aanwezig ben en dat u dus al de band met Mij tot stand hebt gebracht, die zin en doel is van het aardse bestaan. En u weet ook dat u de proef van het aardse bestaan hebt doorstaan, daar u anders mijn woord niet zou kunnen vernemen of herkennen als stem van de Vader. En dus weet u ook hoe belangrijk de taak van de arbeiders in mijn wijngaard is, mijn woord uit te dragen. Want Ik zelf kan dan aanwezig zijn in ieder die mijn woord uit uw handen in ontvangst neemt en die het aanspreken van zijn God en Schepper van eeuwigheid herkent, als aan hem gericht.
Ik spreek u allen aan. Ieder van u afzonderlijk spreek Ik aan, in overeenstemming met uw graad van rijpheid en liefde. En Ik maak u ook vertrouwd met de waarheid. Want alleen de waarheid kan u gelukkig maken, die u echter alleen van Mij als de eeuwige Waarheid zult kunnen ontvangen. Daarom mag u zich allen gelukkig prijzen, die in het bezit komt van de waarheid uit Mij die u wordt aangeboden door dienaren op aarde, wanneer u ze niet rechtstreeks van Mij in ontvangst zult kunnen nemen.
Maar steeds zult u zich door Mij zelf aangesproken kunnen voelen. Want Ik ontroer uw hart en dat is het zekerste teken dat Ik zelf bij u aanwezig ben, wanneer u Mij de deur van uw hart opent, dat wil zeggen: vurig naar mijn aanwezigheid verlangt. En geloof het, er zal u steeds kracht toestromen met elk woord dat u uit mijn mond in ontvangst neemt. U zult geestelijk voordeel behalen voor uw ziel. Want mijn woord is niet zonder uitwerking. Het moet u geestelijke vooruitgang opleveren, omdat het liefdeskracht is uit Mij, die in uw hart wordt uitgestort en nooit zonder uitwerking kan blijven.
Daarom is uw bereidheid om Mij te horen, mijn woord in ontvangst te nemen, er al een zekere garantie voor, dat uw ziel de weg naar Mij heeft teruggevonden. Dat ze rijp zal worden, omdat ze vurig verlangt naar Mij en mijn aanwezigheid en Ik haar nu kan bedenken met alles wat haar ontbreekt: dat ze licht en kracht en vrijheid herwint, die ze eens vrijwillig opgaf. Ik wil u vervullen van mijn geest, zoals Ik het heb beloofd. En u zult mijn woord ontvangen dat u binnenleidt in alle waarheid.
Amen
BD.8515
1 juni 1963
Vereiste voor de aanwezigheid van God: liefde
Ik wil u er steeds weer op wijzen dat u allen mijn stem zult kunnen vernemen wanneer u maar de ommekeer van uw wezen tot liefde voltrekt en dan door de liefde zo innig met Mij bent verbonden dat u Mij zult kunnen horen. Want mijn aanwezigheid die u nu door de liefde in u toelaat, zal zich dan ook bewijzen door mijn toespreken, zoals u ook in het allereerste begin mijn woord in u vernam toen u in alle volmaaktheid uit Mij voortgekomen was.
Weliswaar bent u in het begin van uw bestaan als mens daar nog ver van verwijderd, omdat uw wezen van weinig liefde blijk zal geven, maar heel snel zult u zich kunnen veranderen. En u zult gelukzalige mensen op aarde kunnen worden wanneer u zich maar innig bij Mij aansluit, wat alleen een levenswandel in liefde vereist. En steeds weer geef Ik u de verzekering dat elke kloof kan worden overbrugd, wanneer u maar zelf daartoe de wil opbrengt. Want u hoeft alleen maar innig te bidden om u ook van mijn aanwezigheid te verzekeren.
De geestvonk in u, die een deel is van mijn Vadergeest van eeuwigheid, zal ook onophoudelijk naar deze Vadergeest toe dringen. En streeft de mens bewust naar de vereniging van zijn geestvonk met de Vadergeest, dat hij een leven in liefde leidt en zo de eeuwige Liefde zelf ertoe brengt om aanwezig te zijn, dan zal hij ook heel zeker mijn stem in zich kunnen vernemen, des te duidelijker naarmate de liefde sterker in hem oplaait.
Dan kan dus mijn geest zich uitstorten in een geschikt vat, omdat de liefde al het onreine uit het hart bant en dit zich dus helemaal heeft klaargemaakt, zodat mijn stroom van liefde binnen kan komen. En door mijn geest te zijn doorstraald, betekent diepste inzichten te verkrijgen overeenkomstig de waarheid. De toestand van onwetendheid, de geestelijke blindheid en duisternis te veranderen in een staat van licht en helderheid over alles wat met het eigen bestaan samenhangt.
Onwetendheid is geen toestand van gelukzaligheid. Het helderste inzicht te hebben zal de mens steeds gelukkig maken, omdat hij dan ook al dicht bij zijn oertoestand is, waarin hij met licht en kracht was doorstraald. En dit licht en deze kracht zullen zijn deel zijn wanneer hij de liefde in zich tot ontplooiing brengt. Dan straalt hem ook weer mijn liefdeslicht toe. Dan kan hij ook Mij zelf weer vernemen.
Hij kan met Mij van gedachten wisselen. Hij kan vragen en hij zal antwoord krijgen. Hij kan door mijn woord met het diepste weten bekend worden gemaakt, omdat mijn geest op hem over zal stromen en innerlijke duidelijkheid en helder inzicht hem steeds gelukkig zullen maken. Dus de liefde verzekert hem deze gelukzalige staat. De liefde levert hem licht en kracht op, de liefde brengt de band tot stand met Mij, als de eeuwige Liefde. En de mens die alleen maar steeds een leven in liefde leidt, verneemt mijn stem helder en duidelijk in zich.
Door mijn kruisdood is het pas weer mogelijk geworden dat deze innige band met Mij plaatsvond, omdat tevoren mijn tegenstander teveel macht bezat en hij de mensen verhinderde werkzaam te zijn in liefde, waar hij maar kon, en omdat de oerschuld een niet te overbruggen kloof had geschapen tussen mijn schepselen en Mij. Deze kloof heb Ik zelf overbrugd door mijn kruisdood.
Toch moet iedere mens zelf over de brug gaan en vanuit zichzelf de band met Mij herstellen. En dit gebeurt alleen maar door de liefde, omdat Ik me alleen met een mens kan verbinden die tracht zich aan mijn oerwezen aan te passen, die door een leven in liefde Mij zelf naar zich toetrekt. En zo is dus de liefde voorwaarde om ook mijn stem te kunnen vernemen, omdat de liefde mijn aanwezigheid tot gevolg heeft en mijn aanwezigheid zich weer bewijst door mijn toespreken.
En zo kon Ik ook mijn leerlingen met mijn geest vervullen en een duidelijk teken geven van mijn werkzaam zijn na mijn hemelvaart. Door mijn kruisdood waren zij weer vrij geworden van alle schuld. Hun leven was een dienen in liefde en hun harten waren dus gereedgemaakt, zodat mijn geest kon binnenstromen. En dit gebeurde duidelijk zichtbaar, omdat Ik het zo wilde, dat de mensen nota namen van mijn ongewoon werkzaam zijn bij mijn leerlingen. En zo konden ze nu ook – vol wijsheid uit Mij – hun missie volbrengen. Mijn evangelie uitdragen in de wereld, en getuigenis afleggen van Mij en mijn groot werk van genade, barmhartigheid en ontferming.
Want alle mensen moeten op aarde hun voltooiing bereiken. En daarom moeten ze op de eerste plaats een leven leiden in liefde, om dan door Mij zelf aan de hand te worden geleid, hun ziel rijp te laten worden en te groeien in inzicht en met Mij zelf om te kunnen gaan, zoals een kind met zijn vader omgang heeft. En dan zullen ze ook mijn stem vernemen, hoe hoger de graad van hun liefde stijgt. Want de Vader spreekt met Zijn kind. God spreekt met Zijn schepselen, omdat Hij alles weer tot voltooiing wil brengen, omdat al Zijn schepselen voor eeuwig weer moeten leven in licht en kracht en vrijheid.
Amen
BD.8516
2 juni 1963
Uitstorting van de Geest – Pinksteren
Het was pas na mijn kruisdood mogelijk dat Ik mijn geest kon uitstorten, omdat tevoren geen mens in staat zou zijn geweest iets goddelijks in zich te dragen, daar de oerschuld van de tegenover God vijandige houding nog op de mensen drukte. Maar mijn geest is de uitstraling van Mij zelf. En nooit kon een mens die met schuld beladen was, ontvanger van deze uitstraling zijn, want er bestond een te diepe kloof tussen hem die schuldig was geworden, en Mij.
Maar Ik heb in de mens Jezus de verzoening tot stand gebracht voor die schuld. En ieder mens die mijn werk van verlossing aanneemt, kan nu ook zichzelf zo op orde brengen dat hij de aanstraling van mijn liefde weer kan ontvangen. En dat wil ook zeggen dat Ik zelf in de mens kan komen wonen en als teken van mijn aanwezigheid hem kan vervullen met mijn geest. Zijn denken en willen wordt nu geleid door de kracht van de geest. Hij kan niets verkeerds denken en willen zolang mijn geest werkzaam is in hem, want hij zal Mij geheel bewust in hem laten werken. Hij opent zich, doordat hij zich innig met Mij verbindt en Ik dus de straal van liefde in zijn hart kan neerlaten, die alles verlicht, die hem nu een weten schenkt in grootste duidelijkheid, zodat de mens uit de duisternis tot nu toe, naar buiten treedt en hij door mijn geest met alle waarheid bekend wordt gemaakt, zoals Ik het beloofd heb.
Aan deze daad van het uitgieten van de geest, dat bij mijn discipelen voor alle mensen zichtbaar gebeurde, moest de kruisdood voorafgaan. Mijn tegenstander moest eerst worden overwonnen, zodat hij niet meer de mensen onder dwang in de duisternis kon houden, maar hij diegenen de vrijheid moest geven die zich naar Mij keerden, die zich door Mij lieten verlossen, dat wil zeggen bewust mijn grote werk van erbarmen erkenden en daaraan wilden deelhebben.
Voor dezen dus was de dood – de grote geestelijke duisternis – overwonnen. Ze konden zichzelf gereed maken om opnamevaten te worden, in welke mijn geest kon uitstromen. Ze bevonden zich nu niet meer in een staat van verkeerd denken, ze herkenden de waarheid en – volledig bewust – streefden ze daar ook naar. Ze traden uit de toestand van algehele onwetendheid naar buiten, er viel hun licht ten deel. Mijn geest doorstroomde hen en ze zochten nu ook weer contact met Mij zelf, het geestvonkje in hen, dat als een deeltje van Mij in hen sluimerde, stuurde aan op de Vadergeest van eeuwigheid, met welke het onlosmakelijk verbonden was. Heel eenvoudig gezegd: de verbinding met Mij, die de wezens zelf eens vrijwillig hadden verbroken, was hersteld en een wezen dat weer met Mij, met het Licht van eeuwigheid was verbonden, moest nu ook met mijn licht doorstraald zijn en heel zijn denken kan nu alleen nog juist zijn. (Hij moet) de waarheid inzien en de mens moet deze waarheid nu ook uitdragen, omdat de geest hem ertoe aanzet de waarheid te verkondigen aan al zijn medemensen. En dat was ook de missie van mijn eerste discipelen die door de uitstorting van de geest ertoe in staat waren in de wereld erop uit te gaan en het evangelie aan alle volkeren te verkondigen. Ze moesten zelf in de waarheid staan om deze verder te kunnen geven. En ofschoon ze ook tijdens de jaren dat Ik onderricht gaf, door Mij zelf binnengeleid werden in de waarheid, zo moest toch eerst de uitstorting van mijn geest hieraan voorafgaan, opdat ze nu ook helder en duidelijk hun taak kenden en hen geen enkele onwetendheid meer kon bezwaren. Want nu waren ze door mijn geest, door Mij zelf onderricht, die bij hen bleef zoals Ik het beloofd had.
En zo zal ook mijn geest zich steeds weer uitgieten over mensen die Mij willen dienen, die zich gereed maken opnamevaten te worden, in welke mijn geest kan binnenstromen en die net als mijn eerste discipelen de medemensen de waarheid willen brengen, in het besef dat alleen de zuivere waarheid hun redding kan brengen in de grote geestelijke nood. En mijn geest zal werkzaam zijn in zulke mensen, opdat de duisternis verjaagd zal worden en zij, die Mij willen dienen en meehelpen bij de verlossing van de dwalende zielen, weer juist zullen denken. Geen mens kan geven wat hij niet bezit.
Maar Ik wil u, mijn dienaren, rijkelijk bedenken, opdat u weer zult kunnen uitdelen aan uw medemensen, die dringend ondersteuning nodig hebben omdat ze alleen de band met Mij niet aanknopen. Maar u die op de hoogte bent van alle samenhang, u zult ze opheldering kunnen verschaffen en hen toch nog ertoe brengen hun wil te veranderen. En u zult steeds overvloedig geestelijk goed kunnen ontvangen en altijd, wanneer u vragen stelt, zullen ze u beantwoord worden, zodat u aan het antwoord ook de Gever ervan zult kunnen herkennen, wat u nu zult moeten doorgeven. Want veel mensen en veel zielen in het rijk hierna zullen vragen en een juist antwoord wensen. En dit kunnen ze nu ook door u in ontvangst nemen, want Ik ben van alle gedachten op de hoogte die in de harten naar boven komen en Ik zal ieder mens in overeenstemming met zijn vraagstuk (bevattingsvermogen) bedenken.
En dat is mijn werkzaam zijn in u, het werkzaam zijn van mijn geest, dat de eerste discipelen bij zichzelf mochten ervaren na mijn hemelvaart. Ook hun moest steeds weer mijn liefde te hulp komen, want om de opdracht uit te voeren die Ik hun had gegeven was zeer veel kennis nodig. En nooit zouden ze deze opgave hebben kunnen uitvoeren zonder mijn duidelijke ondersteuning, want Ik onderrichtte hen voortdurend door de geest. En zo hoefden ze niet te vrezen, onbekwaam te zijn om onderwijzend werkzaam te zijn of een verkeerd geestelijk goed te verbreiden en ze konden nu hun ambt goed uitoefenen. Ze konden mijn evangelie verkondigen, zoals het mijn wil was.
En dezelfde taak stel Ik ook nu aan mijn laatste discipelen op deze aarde, dat ze de mensen de waarheid brengen die nu van Mij zelf uit kan gaan. Want de aarde bevindt zich in diepste duisternis. Dwaling en leugen zijn zo verbreid dat de mensen de ernstige wil moeten opbrengen om de weg naar de waarheid te vinden en deze dan ook te herkennen als zodanig. Ze kunnen echter alleen door de waarheid zalig worden, omdat ze Mij alleen leren herkennen en liefhebben wanneer hun zuivere waarheid over Mij en mijn wezen wordt gebracht. En dit weten, de zuivere waarheid, kan hun alleen maar door mijn geest worden overgebracht, maar ze wordt u ook overgebracht omdat Ik u liefheb en u alleen de innige band met Mij eveneens door liefde tot stand zult hoeven te brengen, om de geestvonk in u die met de Vadergeest van eeuwigheid onlosmakelijk verbonden is ertoe te brengen zich volledig te uiten. Dan kan Ik dus zelf tot u spreken en u verplaatsen in een staat van inzicht en u zult nu ook weten wat u zult moeten doen om uw doel – de vereniging met Mij – nog op aarde te bereiken. Want wanneer Ik zelf u onderricht, dan wordt u waarlijk juist onderwezen en u zult dan zeker ook uw taak op aarde vervullen en u veranderen tot liefde. U zult weer uw oerwezen aannemen en gelukzalig zijn zoals u het was in het allereerste begin.
Amen
BD.8519
5 juni 1963
Waarheid is licht – duisternis een gevolg van liefdeloosheid
Wie zoekt die zal ook vinden, doch nooit zal alleen het verstand kunnen beoordelen wat waarheid en wat dwaling is. Zijn wil om vast te staan in de zuivere waarheid moet uit het diepst van het hart komen, dan zal ook het hart in staat zijn waarheid van dwaling te onderscheiden. Er is heel veel dwaling in de wereld verbreid, zodat wel van een dichte duisternis gesproken kan worden, want alleen de waarheid is licht. En bijna lijkt het als zou de waarheid geen ingang meer kunnen vinden en door de duisternis verslonden worden. Toch zal ze steeds weer doorbreken als een lichtstraal en opheldering brengen aan de mens die vurig naar de waarheid verlangt. Doch zuiver verstandelijk zal ze niet verworven kunnen worden, anders zouden intelligente mensen ook altijd de waarheid moeten bezitten – en voor een minder begaafd mens zou dan elk licht afgesloten zijn. Een andere factor is echter beslissend om in het bezit van de zuivere waarheid te komen.
Het hart moet in staat en bereid zijn lief te hebben, dan wordt het licht in de mens zelf ontstoken en hij zal dan waarheid van dwaling kunnen onderscheiden. Hij zal de waarheid begerig aannemen en elke dwaling afwijzen. Dat de aarde nu in de diepste duisternis ligt heeft zijn grond in de liefdeloze levenswijze van de mensen. De liefdeloosheid is synoniem met de verduistering van de geest. Liefde alleen is het licht dat het helderste inzicht schenkt. Liefde wekt de geestvonk in de mens tot leven en liefde straalt het licht van de wijsheid uit. Wie dus een hart dat bereid is liefde te schenken, het zijne noemt, zal ook niet ten prooi vallen aan dwaling. Zijn denken zal naar waarheid zijn, want hij is door de liefde reeds met Mij verbonden – en dan kan de lichtstraal van mijn liefde zijn hart binnenvallen en hem inzicht verschaffen in alles wat hij begeert te weten.
Ook zal alleen een liefdevol mens er over nadenken of hij juist denkt wanneer hem geestelijke leringen worden aangeboden, of hij de waarheid bezit of in dwaling is vervallen. Want het laat een liefdeloos mens onverschillig of zijn denken juist is of niet. Doch gelukkig zal alleen die mens zijn die de waarheid herkent en aanneemt, want de waarheid maakt hem vrij en geeft ook zijn aardse leven pas de juiste inhoud. Alleen de waarheid zal hem opheldering geven over de zin en het doel van zijn aardse bestaan. De waarheid zal altijd innerlijke vrede schenken en het doel dat hij meent te onderkennen in de waarheid, zal hij nastrevenswaardig achten.
Door de waarheid zal de mens ook nader tot Mijzelf komen. Hij zal Mij herkennen en op Mij aansturen en hij zal elke dwaling als tegen Mij gericht beschouwen, en afwijzen of bestrijden. Ook zijn aardse leven zal hem dan pas nastrevenswaardig voorkomen, als hem een waarheidsgetrouw weten werd overgebracht over elke samenhang en de juiste verhouding van de mens tot God, zijn Schepper en Bewaarder en hij zal op Hem toesnellen in het besef, de gelukzaligheid te bereiken die hij als mens nog niet vermag te ervaren. Het aardse leven zal hem ook dan pas zinvol voorkomen als hij over alles naar waarheid onderwezen is. De duisternis daarentegen kan een mens niet gelukkig maken en elke dwaalleer is geestelijke duisternis die nooit een mens verblijden kan, maar die doorbroken zou moeten worden door een lichtstraal, die een waarheidsgetrouw weten betekent.
Hoe rijk is een mens die naar de waarheid verlangt, want hij zal ze ook onherroepelijk ontvangen, omdat Ik zelf de Waarheid ben en elk verlangen naar Mij vervuld wordt. Maar het is heel moeilijk om in de diepe geestelijke duisternis, waarin de mensen momenteel verkeren, een licht naar binnen te brengen, juist omdat de mensen blind zijn en ook niet meer in staat zijn een lichtstraal te zien. Hun ogen zijn door verblindende lichten verzwakt en kunnen een zachte lichtstraal niet meer onderkennen. En deze schijnlichten jagen zij na en ze komen in steeds diepere duisternis terecht. Ze kunnen echter niet gedwongen worden om een echt licht aan te nemen. Ze moeten in de duisternis met hun gehele hart naar een lichtstraal verlangen, dan zal die ook in hen oplichten en hen zo weldadig beroeren dat zij de duisternis ontvluchten willen. En Ik laat steeds weer het licht naar de aarde stralen en Ik weet, wie naar de waarheid verlangt. En waarlijk, hij zal ze ontvangen, maar het ernstige verlangen ernaar moet eraan voorafgaan.
Doch de wil van ieder mens is vrij. En keert die zich naar het licht, dan zal hij het waarlijk niet hoeven te betreuren. Zoekt hij echter de duisternis, dan zal hij in de duisternis omkomen, want die zal hem altijd alleen maar binnen het bereik van mijn tegenstander voeren, terwijl de waarheid naar Mij leidt – die alleen door de waarheid te bereiken ben. Want de waarheid geeft u mensen een duidelijk beeld van wat u nodig hebt voor uw ziel, zodoende is de waarheid de weg die naar Mij leidt en naar het eeuwige leven. De waarheid is het licht dat van Mij uitstraalt in elk mensenhart die in de liefde leeft en zich met Mij, als de eeuwige Liefde, aaneen wil sluiten. Hij zal zijn doel bereiken en met licht doorstraald terugkeren in zijn vaderhuis.
Amen
BD.8520
6 juni 1963
Gods bescherming tegen verzoekingen van de tegenstander
Onbezorgd zult u door het aardse leven kunnen gaan, zodra u Mij hebt gevonden. Zodra u met Mij bent verbonden door gebed en werken van liefde, want dan bent u vrijwillig naar Mij teruggekeerd en zult u nu ook eeuwig niet meer verloren kunnen gaan. En al wordt u ook geconfronteerd met verzoekingen, omdat mijn tegenstander steeds weer gelooft u voor zich te winnen, zo zult u deze verzoekingen niet hoeven te vrezen, omdat Ik u ervoor zal behoeden ten offer te vallen aan de verzoekingen. Want daartoe heb Ik het recht door uw vrijwillige overgave aan Mij, zoals Ik echter ook hem zijn recht niet betwist, te strijden om de zielen die in het aardse leven als mens belichaamd zijn. Maar u bent niet zonder bescherming aan deze verzoekingen overgeleverd, want vanaf het moment dat u zich naar Mij keert, waak Ik over u en bescherm Ik u voor de val.
Als u zich uw lange gang door de scheppingen der aarde voor de geest haalt, die u pas de belichaming als mens heeft opgeleverd, dan zult u ook kunnen begrijpen dat Ik u op elke manier bijsta dat u nu ook het laatste doel bereikt, dat u de aaneensluiting vindt met Mij. Deze kan nu weliswaar meer of minder innig zijn – hij kan volledige versmelting met Mij betekenen, maar hij kan ook nog niet zo diep en innig zijn – en toch is uw wil om Mij toe te behoren voor Mij al doorslaggevend. Want u brengt dan al de band met Mij tot stand, die er nu ook de garantie voor is, dat Ik u niet meer van Mij laat weggaan en de tegenstander nu geen macht meer over u heeft.
En deze innige band kan altijd pas tot stand komen, wanneer de oerschuld van u is weggenomen door de erkenning van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. Want belast met de oerzonde zult u nooit in vrije wil de weg naar Mij nemen, omdat dan mijn tegenstander u nog helemaal in zijn macht heeft. Uw overgave aan Mij bewijst dat u van mijn tegenstander vrij wilt worden. En dan al heb Ik het recht over u, dat Ik me niet meer laat betwisten. Want u behoort Mij toe, omdat u uit de kracht van mijn liefde bent voortgekomen, ook al is het door de wil van mijn tegenstander, die mijn kracht ervoor gebruikte u te scheppen.
En alles, wat de kracht van mijn liefde als oorsprong heeft, keert ook onherroepelijk naar Mij terug. Want mijn kracht, die Ik buiten Mij plaatste door het scheppen van de wezens, keert weer terug naar haar oerbron. En u mensen staat vlak voor deze bestemming, wanneer u over de aarde gaat. Het is het laatste stadium in het geweldige proces van het terugvoeren, wanneer de ziel, de eens gevallen oergeest, als mens belichaamd de laatste wilsproef moet afleggen: naar Mij of weer terug naar mijn tegenstander, uit wiens macht Ik haar zolang had ontrukt, tot ze weer als ik-bewust wezen vrij kon beslissen.
Daarom is het bestaan op aarde als mens van zo’n grote betekenis. Het beslist immers het lot van de ziel: of ze tot in alle eeuwigheid gelukzalig is, of dat ze weer eeuwigheden moet smachten in ellende en kwelling. Weliswaar bereikt ze eenmaal het doel, maar haar vrije wil kan de tijdsduur dat ze zich van Mij afkeert eindeloos verlengen, alsook in de kortst mogelijke tijd beëindigen en weer naar Mij het vaderhuis binnengaan, dat ze eens vrijwillig had verlaten.
U zult zich steeds weer deze grote betekenis van uw leven op aarde voor ogen moeten houden. En u zult ernaar moeten streven volmaakt te worden, naar Mij terug te keren en u steeds in gedachten verbinden met uw God en Schepper van eeuwigheid, opdat Ik u dan ook kan vastpakken en naar Mij toe trekken. Want tegen uw wil werk Ik niet op u in. En tegen uw wil kan ook mijn tegenstander u niet aan zich binden.
U zult zelf moeten beslissen: voor Mij of voor hem. En met deze beslissing bepaalt u ook uw verdere lot. Denkt u echter aan Mij in liefde en vraagt u Mij vol vertrouwen om mijn bijstand, dan bent u waarlijk niet meer weerloos aan mijn tegenstander overgeleverd. Integendeel, steeds zal Ik tussen u en hem in staan en hem van u wegdringen. En zijn verzoekingen richting u zullen zwakker worden, omdat u, wanneer u innig naar Mij verlangt, door een stralend licht bent omgeven, waarvoor mijn tegenstander wegvlucht omdat die mijn nabijheid aantoont. En hij mijdt Mij, omdat hij mijn vijand is.
Hij kan u niet meer ten val brengen, wanneer u zich vol geloof aan Mij toevertrouwt en zich met Mij verbindt door werken van liefde en gebed, wanneer u Mij nooit uit uw gedachten laat gaan. Dan hebt u uw wilsproef doorstaan en zult u ook nog op aarde het laatste doel bereiken, dat u zich voltooit met mijn hulp en mijn kracht, dat u van Mij bent en blijft tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.8521
7 juni 1963
Valse christussen en profeten – Kenmerk: de Verlossing
Waar veel licht is, is ook veel schaduw. En zo zal juist daar, waar mijn zuivere woord neerstraalt naar de aarde, ook veel dwaling worden heengeleid, want mijn tegenstander probeert het licht uit den hogen te doven of te vertroebelen opdat het zijn intensiteit zal verliezen. En zo ook is het te verklaren dat hij de mensen tracht te misleiden met schijnbaar dezelfde gaven, dat hij de mensen bedriegt met het toezenden van boodschappen uit de duistere wereld, die hij in hetzelfde kader tracht aan te bieden, die echter duidelijk zijn tegenstrijdig werkzaam zijn verraden, want het leidt de mensen af van het voornaamste: van de zuivere waarheid over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. Want juist de verlossing van de zielen door Jezus Christus wil hij verhinderen, opdat hij zijn aanhang behoudt in welke hij zijn macht ziet.
Er zullen veel geestelijke leringen worden aangeboden en ieder zal zich er op beroepen die “uit den hogen” ontvangen te hebben. Want mijn tegenstander schuwt het niet zich als lichtengel te vermommen om het denken van de mensen in verwarring te brengen. En Ik kan zijn handelingen niet tegengaan, want het zijn toch de mensen zelf die hem dit recht verlenen. Want meestal is ’t het verlangen naar ongewone belevenissen dat mijn tegenstander de gelegenheid biedt zelf in te grijpen en hun geestelijke leerstellingen te doen toekomen die waardeloos, zo al niet erg gevaarlijk zijn voor de ziel van de mensen. Het verlangen naar ongewone belevenissen is bij veel mensen sterk en daarom zijn ze niet kritisch genoeg tegenover zich zelf. Wanneer zij zich in ernstige wil, tot Mij zelf wenden om bescherming tegen onjuist denken, wanneer het hun werkelijk te doen is om de zuivere waarheid, dan worden ze waarlijk ook beschermd en mijn tegenstander zal hen niet kunnen beïnvloeden, omdat het innerlijke afweren van hem door Mij zelf in het hart wordt gelegd.
Maar meestal hebben zij de weg gebaand voor het verkeer met de wereld hierna en zelf zijn ze niet in staat te onderzoeken of hun waarheid of dwaling wordt toegestuurd. En deze instelling van de mensen maken de geestelijke wezens zich ten nutte, doordat ze de mensen mededelingen doen die zij zonder onderzoek als waarheid aannemen en dat daarom mijn tegenstander voortdurend in kan grijpen. En dat het hem slechts daaraan gelegen is de duisternis dichter te maken en de mensen de weg naar Mij te versperren, dat hij alles zal doen om de mensen van de verlossing door Jezus Christus af te houden, dat is makkelijk te begrijpen daar het tegen het einde loopt.
Overal worden daarom zulke verbindingen met de geestelijke wereld tot stand gebracht en de mensen zullen liever die geestelijke leringen aannemen dan de zuivere waarheid, die hun van mijn kant uit wordt toegezonden. Maar de vrije wil van de mens zal Ik niet bepalen, steeds echter zal Ik weer opheldering geven en ieder die serieus naar de zuivere waarheid streeft, zal deze ook herkennen en de dwaling afwijzen.
En steeds weer zal Ik u de kenmerken aangeven. Ik zal u, die Mij wilt dienen een helder onderscheidingsvermogen geven, zodat u zelf zult kunnen onderzoeken en u ook weer uw medemensen duidelijke onderrichtingen zult kunnen geven, waardoor ook zij zelf in staat zijn de dwaling te herkennen en zich ervan te bevrijden. U zult er zeker van kunnen zijn dat geen enkel mens die ernstig naar de waarheid streeft, verstrikt raakt in de wirwar van leugen en dwaling, die mijn tegenstander goed kan produceren. Wie echter zonder te onderzoeken aanneemt, heeft geen sterk verlangen naar de waarheid en daarom kan hij ook niet door Mij beschermd worden, want ook mijn tegenstander heeft het recht om te strijden om iedere ziel opdat hij ze niet verliest, daar ze hem eens vrijwillig gevolgd is en hij gedurende haar bestaan als mens dit recht van hem goed gebruikt en alleen de wil van de mens zelf de tegenstander buiten gevecht stelt.
Veel zult u nog vernemen over zijn handelen en steeds opmerkzamer zult u moeten zijn op alles wat om u heen geschiedt. En u moet alleen naar Mij en mijn bescherming verlangen, die Ik u waarlijk niet zal onthouden. Ik heb u voortdurend gewaarschuwd voor valse christussen en valse profeten. En hoe vaak nog zal men u op een dwaalspoor trachten te brengen en hoe vaak zich bedienen van de heiligste namen om voor u de dwaling en de leugen aantrekkelijk te maken. Maar u moet, zodra het u ernst is de waarheid te weten, op uw innerlijkste gevoelen letten dat steeds de dwaling zal afwijzen. En vertrouw u ten allen tijde toe aan Mij en mijn genade, want zodra nu uw wil naar Mij is gekeerd, heeft mijn tegenstander elke macht over u verloren.
Valse christussen en valse profeten zullen u altijd in verzoeking brengen tot aan het einde, u zult ze echter kunnen herkennen, want ze zullen het verlossingswerk van Jezus niet naar voren brengen en niet trachten u, mensen ertoe te brengen de weg naar kruis te nemen om vrij te worden van uw zondenschuld. En u zult dan ook weten dat u niet naar waarheid wordt onderricht en u zult zonder bezwaar alles kunnen afwijzen wat u van die kant wordt aangeboden. Juist de onbekendheid met de betekenis van het verlossingswerk is de geestelijke duisternis en moet door het licht van de zuivere waarheid worden doorbroken. Overal moet van Jezus en het verlossingswerk melding worden gemaakt door er op te wijzen dat de verlossing – de zondenvergeving door Jezus Christus – het voornaamste is dat in het aardse leven bereikt moet worden om binnen te kunnen gaan in het rijk van licht en gelukzaligheid. En dit weten wordt u steeds weer van boven toegezonden door mijn woord. Nooit echter klinkt mijn woord daar waar daarover geen uitsluitsel gegeven wordt of Zijn grote werk van erbarmen geloochend of gebagatelliseerd wordt. Daarom, wacht u voor valse christussen en valse profeten, want ze maken de duisternis die over de aarde gespreid ligt alleen maar groter, maar ze schenken geen licht.
Amen
BD.8522
8 juli 1963
Eeuwig weerklinkt het woord van God
Ik heb beloofd bij u te blijven tot aan het einde van de wereld. En als een teken van mijn tegenwoordigheid, zal mijn woord voor eeuwig weerklinken voor u, mijn schepselen. Voor eeuwig zal de verbinding tot stand zijn gebracht tussen uw God en Schepper van eeuwigheid, en Zijn door Hem voortgebrachte wezens. Voor eeuwig zal mijn liefde zich tonen doordat zij u aanspreekt, omdat zij in het begin er de grootste zaligheid in vond met haar schepselen gemeenschap te hebben door het woord. Want de zaligheid aller wezens bestaat voor eeuwig daarin zonder ophouden mijn liefdeskracht te ontvangen. En deze grote krachtuitstraling komt tot uitdrukking door mijn toespreken.
Ik openbaar Mij zelf door het woord. Ik breng mijn gedachten op u over en vind mijn zaligheid daarin u tot een wederwoord aan te sporen, waardoor een uitwisseling kan plaatsvinden tussen Vader en kind, wat reeds de grootste zaligheid betekent.
Hoe volmaakter het wezen nu is, des te duidelijker weerklinkt mijn stem in diens hart wat in zoverre geestelijk te begrijpen is dat het wezen verkeert in het zuiverste inzicht en in gelijke wil en gedachten als Ik. Het is dan door zijn volmaaktheid ook innig met Mij verbonden.
Maar ook in een lagere staat van rijpheid kan het wezen Mij waarnemen wanneer het, bewust van zichzelf, de verbinding met Mij tot stand brengt. Maar daarmee in overeenstemming is ook de graad van zaligheid hoger of lager. Want het wezen is tot leven gekomen, zodra het weer met Mij verbonden is. De dode toestand, in welke het vernemen van mijn woord uitgesloten is, is overwonnen.
Maar slechts heel weinig mensen weten dat hun God en Schepper tot hen wil spreken, en dat zij Hem zouden kunnen vernemen als zij zouden leven naar Zijn wil. Maar heel weinig mensen ervaren het geluk van een direct aanspreken en een binnengaan in een innige verhouding met Hem. En als hun medemensen hiervan in kennis gesteld worden, is het voor hen ongeloofwaardig en zij maken degenen belachelijk die hun hierover vertellen. Maar “mijn woord zal blijven bestaan, ook al zullen hemel en aarde vergaan”.
Ook deze belofte wordt door u mensen meestal anders uitgelegd, omdat u gelooft dat het neergeschreven woord onveranderd behouden blijft. Juist daarom is het nodig dat mijn woord steeds weer opnieuw naar de aarde wordt gebracht, omdat de wil van de mensen niets onveranderd laat en de zuiverheid van het eens gesproken woord niet gegarandeerd blijft.
Maar toch heeft mijn belofte dat “mijn woord zal blijven bestaan” nog een diepere betekenis. Voor altijd en eeuwig zal voor het wezenlijke mijn woord weerklinken. Voor altijd en eeuwig zal mijn woord getuigen van de verbinding van al het geschapene met Mij. Voor altijd en eeuwig zullen mijn schepselen Mij zelf mogen vernemen, want het is hun zaligheid dat zij direct door Mij worden aangesproken, dat zij mijn wil kennen en dezelfde wil nu ook in zich dragen. Zij mogen nu ook met hun God en Schepper omgaan zoals kinderen omgaan met hun Vader. En dan vervult hen het diepste inzicht en de hoogste wijsheid. En een waarheidsgetrouw weten maakt hen dan grenzeloos gelukkig.
Dit alles is het resultaat van het uitwisselen met Mij door het woord. Kon mijn woord niet weerklinken in het hart van alle wezens, dan kon er ook geen waar leven zijn. Want mijn woord is pas het leven, de kracht en ook de gelukzaligheid. Anders zou Ik voor mijn schepselen een eeuwig ver verwijderde God zijn, dus onbereikbaar. Er zou dan geen verbinding met Mij bestaan en mijn woord zou dus ook geen uitwerking hebben.
“Ik blijf bij u tot aan het einde”. Zonder Mij en mijn tegenwoordigheid zult u er niet meer zijn, tenzij u nog toebehoort aan mijn tegenstander, wiens gebied Ik niet zal binnendringen omdat uw terugkeer tot Mij vrijwillig moet plaatsvinden.
Zodra u zich echter van hem heeft losgemaakt en Mij ernstig nastreeft, zal ook mijn woord in u weerklinken. Weliswaar eerst heel zacht als de stem van het geweten, maar u zult mijn stem steeds duidelijker kunnen vernemen als u zich maar zelf aan Mij overgeeft. Want daardoor zult u de innerlijke drang bespeuren in gedachten met Mij te spreken. En dan zal er ook een antwoord komen dat u echter in het begin niet als mijn antwoord herkent, maar als het resultaat van uw eigen gedachten ziet. Maar hoe meer u zich van de wereld terugtrekt en Mij zoekt, des te luider zal mijn stem in u weerklinken. En het geloof in mijn toespreken kan u ertoe bekwaam maken bewust mijn stem te verwachten, en u zult Mij horen.
Want dat ligt alleen aan de graad van rijpheid van uw ziel. Het ligt aan de graad van uw liefde, op welke wijze u Mij en mijn woord zult vernemen. En omdat u die Mij toebehoort, gestadig opwaarts gaat, zal mijn woord u ook niet meer overslaan. Ik zal bij u zijn en blijven en u voor altijd en eeuwig aanspreken. En u zult uw zaligheid voortdurend verhogen door een blijvende uitwisseling met Mij, door mijn woord.
Amen
BD.8523
9 juni 1963
Voorwaarde om de voltooiing op aarde te bereiken
Bedenk, mensen, dat u zwak bent zolang uw ziel nog in het vlees op de aarde leeft en dat u daarom te allen tijde kracht bij Mij moet vragen, als u uw doel, de voltooiing, nog op aarde bereiken wilt. Want pas de kracht van Mij zal uw wil sterken, die nog zo lang zwak is als de tegenstander nog op de mens kan inwerken omdat hij nog niet voltooid is. Juist uw wil zal hij steeds zwak maken. En voor de versterking van uw wil ben Ik zelf aan het kruis gestorven en daarom moet u een beroep doen op de genaden die voor u verworven zijn: kracht en versterking van uw wil.
En de zwakheid van uw wil zal steeds daarin tot uitdrukking komen, dat u nog niet in staat bent u helemaal van de aarde los te maken. Weliswaar staat u nog midden in de wereld en moet nog aan alle eisen voldoen. Er is echter een onderscheid, of u alleen plichten vervult of zelf nog de aardse vreugden genieten wilt; of uw hart zich al helemaal heeft vrijgemaakt van wereldse wensen, of nog aardse verlangens heeft. Want dan is uw wil om geestelijk voltooid te worden nog zwak, hij geldt niet onverdeeld Mij en het verlangen u met Mij aaneen te sluiten. U doet steeds nog concessies, maar u moet nu “geweld” gebruiken, u moet ernstig proberen te bereiken dat u zich losmaakt van de wereld, waartoe u kracht nodig hebt waar u steeds weer om moet vragen en die u ook steeds zult krijgen. Uw ernstige wil is dus doorslaggevend, waarheen hij zich wendt, naar Mij en mijn rijk of naar het rijk van mijn tegenstander. En nu is weer de graad van uw liefde bepalend, aan welke richting uw wil de voorkeur geeft, want waar liefde het hart vervult, daar zal Ik en mijn rijk steeds begerenswaardiger zijn voor de mens dan de aardse wereld.
Onderzoek daarom eerst in hoeverre u de eigenliefde al overwonnen hebt, in hoeverre u van onbaatzuchtige naastenliefde vervuld bent, want deze is hetzelfde als de liefde tot Mij. Alleen deze liefde brengt de aaneensluiting met Mij tot stand, niet het pure verlangen naar Mij dat ook slechts een zekere eigenliefde kan zijn om het hoogste genot van de meest zalige gemeenschap met Mij te kunnen verkrijgen. De ware liefde tot Mij wordt echter pas bewezen door onbaatzuchtige naastenliefde en deze alleen verhoogt de graad van de liefde. Zolang u voor uzelf nog kleine vreugden begeert, moet u ook kleine vreugden voor uw naaste proberen te bereiden, maar nooit uit berekening op aards of geestelijk succes, maar innerlijk gedreven door het verlangen geluk en vreugde te bereiden. Zulke onbaatzuchtige liefdebetuigingen zullen uw wezen veredelen. U zult er zelf uw geluk in vinden vreugde te bereiden, de liefde zal in u steeds sterker worden en in dezelfde mate zal de liefde voor de wereld afnemen. En daarom moet u zich ernstig rekenschap geven of u uw naasten bemint zoals uzelf.
Uw voltooiing is alleen van de graad van de liefde afhankelijk die u op aarde bereikt. En u zult eerst dan als kinderen Gods kunnen worden bestempeld, wanneer u uw medemensen respecteert als eveneens uitgegaan van de Vader en hun daarom ook de liefde betoont die de ene broeder voor de andere voelt en die hem alles geeft wat hij zelf zou wensen te ontvangen. Onderwerp de liefde tot de naaste altijd aan ernstige kritiek en werk aan uzelf. Vraag aan Mij de kracht en u zult ook uw doel bereiken, maar uit eigen kracht vermag u niets. Maar Ik wil dat u het hoogtepunt van uw voltooiing op aarde bereikt, dus zal Ik u ook helpen op elke manier, zodra uw wil maar serieus is. Maar geweld zult u steeds moeten gebruiken, zolang de wereld u nog in haar ban houdt. Kon u zich toch maar van de wereld losmaken, dan zou het bereiken van het doel u steeds lichter vallen en u kunt dan terecht zeggen: “Mijn juk is zacht en mijn last is licht”. Dan hoeft u geen geweld meer te gebruiken, want dan bent u vervuld met kracht en het streven van uw wil is alleen maar op Mij gericht. Want de liefde in u is de kracht die ook alles bereikt. En u zult ook begrijpen dat de liefdevolle mens ook volkomen deemoedig is, wat dan ook in zijn gedrag tegenover de naaste tot uiting komt die hij die liefde geeft.
Vergeet nooit dat de liefde tot de naaste de graadmeter is, dat u uw liefde tot Mij door onbaatzuchtige naastenliefde moet bewijzen. Want “hoe kunt u Mij beminnen, die u niet ziet, wanneer u uw broeder niet bemint, die u ziet?” En zo kan uw wil wel op Mij gericht zijn en die garandeert ook dat Ik u vastpak en niet meer laat vallen, maar de graad van uw voltooiing bepaalt u zelf, maar steeds alleen door de graad van liefde tot uw naaste. Maar u kunt deze bereiken wanneer u maar serieus uw wil schikt onder de mijne. En dan zult u steeds denken, handelen en willen zoals Ik zelf en u zult zeker ook uw doel bereiken op aarde, dat u zich met Mij verenigt om nu ook eeuwig gelukkig te zijn.
Amen
BD.8527
13 juni 1963
U zult vanuit genaden zalig moeten worden
Blijf met Mij ten zeerste verbonden en Ik zal mijn genaden onbeperkt over u uitstorten. U moet ze alleen dankbaar in ontvangst nemen, en u zult ook mijn liefdegave niet afwijzen wanneer u zelf u bij Mij aansluit, wanneer u bidt of liefdewerken verricht en daardoor nauw met Mij verbonden bent. Alles wat u helpt opwaarts te gaan, geeft Ik u en dat zijn genaden, omdat het geschenken van mijn liefde zijn, die niet uw eigen verdienste zijn, omdat u eens mijn liefde afwees en daar dus ook geen recht meer op hebt.
Maar mijn liefde is overgroot en ze wil zich wegschenken, en daarom volgt ze u en biedt u genadegaven aan die voor u waarlijk van betekenis zijn, want ze zijn de middelen die uw rijp worden mogelijk maken. En uw levensloop is door Mij zo gestuurd dat elke gebeurtenis voor uw bestwil kan zijn. Dus alles is genade wat u in het leven overkomt, want het kan uw positieve ontwikkeling in de hand werken. Maar hoe u al deze genaden benut, blijft aan uzelf overgelaten, want dwang komt van mijn kant niet in aanmerking. Ik geef u geschenken, maar dwing u niet deze aan te nemen, daar moet uw vrije wil over beslissen.
Maar zonder mijn hulp zou u totaal niet bij machte zijn nog op aarde rijp te worden, zoekt u echter uit uzelf contact met Mij, dan benut u ook stellig de genadegaven die Ik u aanbied, want de verbinding met Mij bewijst dat uw wil naar Mij is toegekeerd en deze zal zich dan ook aan de mijne ondergeschikt maken en dus ook mijn liefde onderkennen in alles wat hem overkomt. En hij zal vanuit genaden zalig worden.
Het hele leven op aarde als mens is een genade omdat Ik hem de laatste mogelijkheid ontsluit, weer als volmaakt geestelijk wezen terug te keren in het rijk dat hij eens vrijwillig had verlaten. En wat van mijn kant uit gebeuren kan tijdens het aardse leven om de mens te helpen zich te vervolmaken, geschiedt ook. Dit alles zijn genaden die mijn liefde aan mijn schepselen doet toekomen, waarop geen wezen aanspraak kan maken, omdat zij Mij eens vrijwillig verlieten, maar die mijn grote liefde laten zien, die Ik als Vader voor mijn kinderen voel. De grote zwakheid van de mensen, hun gebrekkigheid, wil Ik verhelpen en hun zoveel genade en kracht doen toekomen, dat ze zelf de terugkeer naar Mij kunnen realiseren, en ook wil Ik hun wil versterken, die zelf het begin moet maken met het werk zich om te vormen. Ik zal niets achterwege laten wat er toe zou kunnen bijdragen dat de ziel naar Mij opklimt, alleen dit ene kan Ik niet: uw wil onvrij maken en u met geweld omhoog trekken.
Daarom stelt u, mensen zelf ook aan de toevoer van mijn genaden grenzen, want zodra u er niet vrijwillig gebruik van maakt, blijven ze ook zonder resultaat, al zou mijn diepe liefde u heel graag voor Mij willen winnen. Doch Ik zal het vrije niet onvrij maken, Ik zal geen mens zijn vrije wil beknotten. En dat is de verklaring voor het lage geestelijke niveau van de mensen, die allen mijn genadegave onbenut laten en er geen aandacht aan besteden en daarom geen stap verder komen in hun ontwikkeling en daarom ook nog eenmaal voor de beslissing worden geplaatst in de laatste geloofsstrijd, waarin hun verantwoordelijkheid hun onder ogen zal worden gebracht. Want het hangt ook dan weer van henzelf af, hoe hun instelling is tegenover Mij, tegenover hun God en Schepper, die ze eens niet wilden erkennen en die daarom ongelukkig zijn geworden.
Ook nu is alleen de juiste wilsbeslissing nodig, dat de mens in grote mate hulp wordt geboden, dat hem ook nu weer genaden zonder mate ter beschikking staan en dat hij waarlijk ook het doel kan bereiken de definitieve vereniging met Mij tot stand te brengen, die hem weer tot mijn kind maakt, tot het oerwezen dat het was in het allereerste begin.
Op elke manier tracht Ik van de mens de wil die nog tegen Mij gericht is, te veranderen, op elke manier bied Ik de mens mijn liefde aan en hij hoefde zich er alleen maar door aangeraakt te voelen om dan ook Mij zijn hele wil te schenken. Maar alles moet vrijwillig gebeuren. En daartoe moet mijn woord helpen, dat uit den hogen naar beneden naar de aarde klinkt. Mijn woord moet de mensen aansporen om de geboden van mijn liefde ten volle te ontplooien en waarlijk de mens zal zich nu vrijwillig naar Mij keren, omdat hij met elk werk van liefde ook de band met Mij tot stand brengt en Ik hem nu ook vastpak en eeuwig niet meer laat vallen.
Daarom is mijn woord van boven de grootste en doeltreffendste genadegave die u allen ontvangen moogt, en u alleen uw hart maar hoeft te openen wanneer u door Mij wordt aangesproken, want dan schenkt u Mij uw wil en Ik laat u niet meer van Mij gaan. Ik begeleid u op al uw wegen en u zult steeds vaker de verbinding met Mij tot stand brengen, omdat u Mij niet meer uit uw gedachten zult loslaten.
Dan benut u ook alle genaden juist, u neemt elke gelegenheid te baat, waar u werken van liefde zult kunnen verrichten, want de toevoer van mijn genade betekent ook toevoer van kracht die u steeds kunt benutten om werken van liefde te verrichten. En dan bent u waarlijk vanuit genaden zalig geworden en u zult als mijn kinderen terugkeren in uw vaderhuis.
Amen
BD.8529
15 juni 1963
Aansporing tot ijverige arbeid in de wijngaard
Ook dit moet u aansporen tot ijverige geestelijke werkzaamheid, dat Ik zelf u de gedachten ingeef, mijn woord naar diegenen te leiden die daaruit het grootste nut halen voor hun ziel. Hoe vaak houden mensen zich bezig met vragen die Ik hen beantwoord door u en hoe vaak zijn ze gelukkig gemaakt wanneer hun dit antwoord wordt geschonken en ze nu ook Mij zelf en mijn werkzaam zijn herkennen. Er is waarlijk niets willekeurig en Ik ken elke gedachte. Ik leid u mijn woord toe en sta zo in voortdurende verbinding met u die zelf eveneens met uw gedachten op Mij bent gericht, want innige binding is nodig, zodat mijn woord u kan beroeren, hetzij rechtstreeks of ook indirect, wanneer u het door mijn boden zult ontvangen.
U echter, die Ik rechtstreeks kan toespreken, u moet elke gelegenheid benutten om het door te geven en steeds weten dat u grote zegen uit zult stralen, dat niets vergeefs wordt gedaan en dat Ik zelf u leid en uw gedachten stuur en alleen uw wil nodig heb, die zich door Mij zal laten sturen. Wie eenmaal mijn stem heeft herkend, voor hem zal elk woord van Mij een lafenis zijn voor zijn ziel en deze zal ook voortdurend verlangen naar ware spijs en ware drank. Hij zal zich niet meer tevreden stellen met woorden van mensen, hem zal alleen mijn woord versterking schenken en zijn ziel zal zich voeden met wat hem door de Vader zelf wordt aangeboden.
En zo zult u het kunnen geloven, dat Ik ook steeds bereid zal zijn diegenen het brood uit de hemel aan te reiken die daarnaar verlangen. En u zult u gedreven voelen mijn woord door te geven en u zult steeds uw innerlijke aandrang moeten nakomen, en waarlijk, u zult lichtvonken verspreiden in menig hart, die weer een vuur zullen doen opgloeien. En het verlangen naar Mij en mijn aanwezigheid zal steeds sterker worden. En dat is het doel van mijn toespreken van boven, dat de mensen daardoor getroffen worden en steeds meer levend worden in hun geloof in Mij, zodat hun verlangen steeds sterker wordt, zich met Mij aaneen te sluiten en dat ook mijn wil nu vervuld wordt, die door mijn woord aan de mensen wordt geopenbaard.
U zult daar veel toe kunnen bijdragen door ijverige arbeid in de wijngaard en u zult daarom niet moeten verslappen Mijn woord te verspreiden en elke mogelijkheid moeten benutten om de medemensen kennis te geven van de goddelijke openbaringen uit het geestelijke rijk, van het werkzaam zijn van de Geest in de mens, dat Ik zelf beloofd heb toen Ik op aarde wandelde. U moet de medemensen op het geestelijke niveau trachten te trekken, wat weliswaar een zware klus is, maar ook resultaat kan opleveren. Uw wil om Mij te dienen en uw liefde voor de naaste zal u ook steeds de juiste wegen laten vinden, want Ik stuur uw gedachten en ben ook steeds zelf in u werkzaam. Ik leid de mensen naar u toe die u weer gelukkig moet maken en Ik waak over u dat uw arbeid niet door mijn tegenstander wordt verstoord. En daarom zult u er ook zeker van kunnen zijn, dat u niet aan hem bent overgeleverd, ook wanneer hij u en uw werkzaam zijn op aarde zou willen tegengaan.
Het loopt naar het einde en Ik heb uw arbeid nodig in mijn wijngaard, want mensen moeten zich daar inspannen waar Ik zelf Mij niet kan uiten, waar Ik echter ook werkzaam wil zijn, opdat de mensen de gelukzaligheid bereiken. Want de tijd loopt ten einde en veel arbeid moet nog worden gedaan, waarom Ik ook ieder van mijn knechten zegen die ijverig bezig is voor Mij en mijn rijk.
Amen
BD.8530
15 juni 1963
Voorwaarden om door God te worden aangesproken
Wanneer mijn woord in u kan weerklinken, dan is ook de verhouding van u als kind tot Mij hersteld. Dan luistert u in uw binnenste en verneemt mijn aanspreken, omdat u ernaar verlangt te worden aangesproken door uw God en Vader van eeuwigheid. Dan is dus ook de juiste wilsbeslissing genomen. Want de ziel – de op aarde belichaamde oergeest – zal nooit tegen haar wil mijn woord kunnen vernemen, maar is in vrije wil steeds dichter bij Mij gekomen en heeft zichzelf ook terug veranderd tot liefde, zodat ze nu mijn stem weer in zich kan vernemen, zoals in het allereerste begin.
De terugkeer naar Mij is wel voltrokken, maar de graad van rijpheid van de zielen kan heel verschillend zijn, in overeenstemming met de graad van liefde die voortdurend hoger ontwikkeld kan worden. En dan is mijn woord ook des te duidelijker verneembaar. Steeds is het een overstromen van mijn gedachten in het hart van de mens. Steeds is het een openbaren mijnerzijds aan de mens die door de liefde innig met Mij verbonden is.
Niet het menselijk oor verneemt mijn stem, maar Ik spreek door de geest tot de ziel die nu eerst weer dat wat ze heeft vernomen aan het verstand overbrengt, dat de woorden opneemt en de wil van de mens beweegt ze neer te schrijven, om dat vast te houden, wat mijn liefde aan de mensen wil openbaren. Het is een toestralen van gedachten van Mij zelf vanuit het geestelijke rijk. Want de mens zelf zou zich zo’n weten, dat hem door mijn openbaringen wordt overgebracht, niet kunnen doen toekomen. Want alle gedachten zijn stromingen die uit het geestelijke rijk komen. En het hangt alleen van de plaats van herkomst af, hoe ze gebruikt mogen worden.
Wanneer ik nu zelf een mens kan aanspreken, dan is dit al een bewijs dat de oerstaat spoedig is bereikt. Want anders is de mens niet in staat mijn stem te vernemen. Ieder mens kan zich wel zo vormen dat hij geschikt is als opnamevat voor het stromen van mijn geest, dat in de vorm van mijn woord de mensen treft. Doch maar zelden weten de mensen er van af. En slechts zelden vormt een mens zichzelf weer opnieuw tot liefde. De liefde die hij eens vrijwillig had afgewezen. Maar wie het doet, zal door zijn leven in liefde ook tot een levend geloof komen, dat Ik hem aanspreek, dat hij in staat is Mij te horen. En dan zal hij ook binnen in zich luisteren.
En waarlijk, Ik zal me aan hem openbaren. Hij zal weer het woord horen, zoals in het allereerste begin, en gelukkig zijn. Want nu komt een omvangrijk weten tot hem. Hij krijgt weer het inzicht terug dat hij had verloren. Het zal helder licht in hem zijn en de nauwe verbinding met Mij levert hem ook geestelijke kracht op die door mijn woord op hem over stroomt. Er worden in hem weer talenten gewekt die in hem sluimerden omdat de liefde ze eerst moet doen ontwaken. De mens vergoddelijkt zijn ziel steeds meer en hij vervult helemaal het doel van zijn aardse bestaan: hij sluit zich geheel aaneen met Mij. Hij kan als voltooid binnengaan in het geestelijke rijk na het overlijden van zijn aardse lichaam.
Maar slechts zelden brengt een mens een zo innige band met Mij tot stand, dat hij mijn woord in zich kan vernemen. Maar is dit het geval, dan is daar ook een missie aan verbonden: dat hij mijn woord doorgeeft aan diegenen die Ik niet rechtstreeks kan aanspreken omdat daarvoor niet aan alle voorwaarden is voldaan. En zo is Mij nu ook de mogelijkheid gegeven, mijn wil aan de mensen bekend te maken.
Want alle mensen moeten van mijn wil op de hoogte zijn, om die nu ook te kunnen vervullen. En wie nu mijn openbaringen aanneemt, zal ook zijn best doen naar mijn wil te leven. En iedereen kan zich dan ook zelf zo vormen, dat Ik hem rechtstreeks kan aanspreken. Zij het, dat Ik zijn gedachten juist leid, of dat hij mijn woord kan lezen dat rechtstreeks naar de aarde wordt gestuurd. Maar steeds moet zijn wil bereid zijn naar Mij te luisteren. En dan zal hij steeds alleen maar zegen ondervinden door mijn aanspreken, ongeacht of dit nu rechtstreeks of door mijn boden tot hem is gebracht.
Maar gelukkig is ieder die de innerlijke zekerheid heeft dat God Zelf tot de mensen spreekt. Gelukkig is ieder die de genade heeft, kennis te nemen van mijn woord. Gelukkig is degene die zo aan zichzelf werkt, dat hij zichzelf vormt tot opnamevat van mijn geest. Want hij zal zeker kunnen zijn van mijn aanwezigheid. Mijn tegenwoordigheid wordt hem duidelijk, wanneer hij Mij zelf in zich verneemt. En hij zal dan ook weten dat hij niet ver meer van Mij en zijn doel is verwijderd, waar hij definitief met Mij is verenigd, waar mijn woord weer in hem zal weerklinken, zoals het was in het begin, waar hij weer met Mij van gedachten zal kunnen wisselen en eeuwig gelukzalig is.
Amen
BD.8535
20 juni 1963
Openbaring aan Johannes
Alles wat met mijn woord overeenstemt, zult u als waarheid kunnen aannemen en het ook als waarheid kunnen bestempelen. En zo zult u ook weten welk oordeel u zult kunnen uitspreken wanneer u een geestelijke opvatting wordt aangeboden. Want dit zult u, die door Mij rechtstreeks wordt onderricht, moeten kunnen. Want u zult al het verkeerde moeten afwijzen en de medemensen ervoor waarschuwen het aan te nemen.
Wanneer u zuivere waarheid van Mij uit zult moeten verbreiden, hoort daar ook bij dat u dwaling brandmerkt als uitgaande van de tegenstander en dat u zichzelf alsmede uw medemensen zult proberen te beschermen tegen zijn invloed. Hij bedient zich eveneens van menselijke vaten om terrein te winnen, om de zuivere waarheid te ondergraven, want hij schept verwarring onder de mensen die niet meer weten wat ze moeten aannemen. Maar zodra u zelf beseft dat mijn tegenstander aan het werk is, is het ook uw plicht daar tegen op te treden. En daarom wil Ik u een opheldering doen toekomen die weer alleen Diegene geven kan die overal van op de hoogte is, aan wie niets onbekend is en die dit weten u door de geest kan overbrengen:
Van veel is voor u mensen de betekenis verborgen, die nu eenmaal alleen Ik u kan ontraadselen. En Ik heb te allen tijde door zieners en profeten gewezen op gebeurtenissen die nog in de verre toekomst lagen. Echter, in overeenstemming met de toestand van rijpheid der mensen zijn mijn voorspellingen of visioenen meestal verhuld gegeven en was er steeds een gewekte geest voor nodig hiervoor het juiste begrip op te brengen. En daar veel profetieën betrekking hadden op de laatste tijd voor het einde, bleven ze ook voor de mensen onbegrijpelijk, omdat Ik het aan Mezelf voorbehield de sluier op te lichten zodra de tijd gekomen is. En ook voor mijn zieners en profeten waren de beelden die ze aanschouwden geheim en ze deden uitspraken, deels gedreven door mijn geest, deels verlicht door mijn geest, die hen ook het ver in de toekomst liggende liet schouwen en waarover zij verslag uitbrachten. En zo zijn er ook aantekeningen voorhanden en tot nu toe bewaard gebleven, die van de visioenen van mijn leerling Johannes getuigen.
Aantekeningen, die hun uitleg zullen krijgen in de laatste tijd voor het einde en die tevoren voor de mensen ook geen betekenis hadden en daarom ook niet door hen begrepen werden. Maar ze hebben een diepe betekenis, ze gaven alleen in beelden weer wat mijn leerling had gezien die het geestelijk schouwen was ontsloten, die echter zelf zijn visioenen niet kon verklaren omdat het noch voor hem, noch voor zijn medemensen tot nut zou zijn geweest, daar nog de hele tijd van ontwikkeling voor hen lag die door de verlossing door Jezus Christus ten volle zou moeten worden benut, maar die een op de hoogte zijn van de betekenis van het geestelijk geziene in de mensen elke geestelijke opleving zou hebben verstikt, dus de vrije wil beknot zou zijn geworden. Want Ik wist dat aan het einde van een verlossingsperiode het doen en laten van mijn tegenstander een grote omvang zou aannemen en dat aan het einde zo’n laag geestelijk peil der mensheid te constateren zou zijn dat een duidelijk weten daarover schadelijk zou zijn geweest voor de mensen.
Maar Ik liet mijn leerling al deze verschijnselen van het einde geestelijk schouwen, doch in wakkere toestand. Toen hij dat wat hij innerlijk had geschouwd neerschreef, zag hij alleen maar beelden die voor hem zelf onbegrijpelijk waren, wat Ik dus wilde.
Het werkzaam zijn van de satan in de eindtijd is niet te miskennen, maar u mensen zult u er geen voorstelling van kunnen maken welk groot geestelijk onheil door zijn activiteiten over alle mensen losbreekt. En al deze situaties die in de eindtijd duidelijk aan het licht komen, heeft mijn leerling gezien. Zo ook het doen en laten van de tegenstander die de beweegreden was voor zo’n vreselijk schouwen dat figuurlijk zijn werkzaam zijn voorstelde en dat nu voor de mensheid versluierd bleef daar ze anders hun geestelijk streven geheel zouden hebben opgegeven bij het zien van de mislukking en de opperheerschappij van mijn tegenstander.
Maar Johannes zag ook de val in de diepte en de kluistering van mijn tegenstander in de toekomst en daarom moest dit visioen van de leerling ook voor de mensen behouden blijven. Want eens zal voor hen alles begrijpelijk zijn, ofschoon pas in het geestelijke rijk hun geestestoestand zo ver is dat ze tot inzicht komen. En zo weet u hoe u zulk soort mededelingen hebt te beoordelen, die zogenaamd van boven komen, doch in de diepte hun oorsprong hebben. U weet dat alles wat tegen mijn woord indruist onjuiste geestelijke lering is en juist de handelwijze van mijn tegenstander in het bijzonder belicht, die verwarring wil stichten waar hij maar kan en die zich zelfs, om zich te vermommen, van mijn naam bedient om geloof te vinden.
Wees waakzaam en laat u niet in de duisternis drijven wanneer een helder licht u bijlicht dat u heel duidelijk de weg naar Mij wijst, die nog alle mensen die maar de wil hebben zich te laten redden, wil redden voor het einde. Zoek Mij in alle ernst en Ik laat u waarlijk niet in de handen van mijn tegenstander vallen. Ik zal uw denken verlichten wanneer u Mij maar ernstig om de zuivere waarheid vraagt. Maar dan komt ze door het hart naar u toe, zonder dat het verstand daar werkzaam bij hoeft te worden. Want mijn tegenstander bedient zich van het verstand zolang het hart hem niet weert.
U zult in volle bewustzijn de band moeten verbreken met degene die de wereld wil verderven. U zult u innig bij Mij moeten aansluiten en Mij vragen om u te beschermen tegen zijn invloed. En waarlijk, uw gebed zal worden verhoord zodra het in geest en in waarheid naar Mij wordt opgezonden.
Amen
BD.8536
21 juni 1963
God wil onze vragen beantwoorden – Dwaling
Geloof, en laat geen twijfel in u opkomen, want mijn woord dat u uit den hogen doorklinkt is waarheid, en alles zal gebeuren zoals het u verkondigd werd. Geloof het dat er weliswaar veel voor u onbegrijpelijk is zolang u nog niet in alle diepten van de wijsheid kunt binnendringen, maar wat Ik u leer zal voor u nog begrijpelijk worden, als de tijd daarvoor gekomen is.
Steeds weer zeg Ik dat Ik u onderricht naar de mate van uw graad van rijpheid, die u te allen tijde kunt verhogen, en dat er ook antwoorden tot u komen op vragen die de mensen op aarde, of de wezens in het hiernamaals stellen en die Ik hun door u beantwoordt. Het diepste inzicht in mijn scheppings- en heilsplan zult u echter pas dan bezitten in het stadium van hoge zielenrijpheid, dan is alles u duidelijk, ook dat, wat u nu nog aanleiding tot twijfel geeft.
Van Mij kan alleen de zuiverste waarheid uitgaan, en dat Ikzelf door mijn geest in u werk, zal moeten worden aanvaard, omdat Ikzelf op deze gang van zaken heb gewezen toen Ik op aarde leefde. En u kunt mijzelf niet als leugenaar neerzetten, want Ik ben de Waarheid zelf.
Over de ontwikkelingsgang van de schepping kunt u pas dan grondig onderwezen worden, als u zelf de voltooiing bereikt hebt – en wordt u voordien reeds wat kennis bijgebracht, dan zult u steeds weer vragen stellen en dat wil Ik bereiken, omdat Ik u steeds meer kan doen weten hoe meer u zich met uw gedachten bezig houdt met vragen die steeds alleen Ikzelf u kan beantwoorden.
Ik wil ook altijd weer uw gedachten opwekken, dat u dieper in de geheimen van de schepping probeert binnen te dringen, omdat Ik u zou willen onderrichten. Ik wil u de waarheid geven, maar daar is uw verlangen voor nodig om u zonder beperking te kunnen verrijken met een kennis, die reikt tot in gebieden die met het verstand niet doorgrond kunnen worden. Want hoe dieper uw kennis is des te meer staat u in het licht. En dan kan voor eeuwig geen duisternis u meer bang maken.
Ik spoor u ook steeds weer aan om vragen te stellen, opdat u aan het antwoord ook mijn liefde tot u beseft, die u elk verzoek wil vervullen. Want zodra u vraagt en antwoord verwacht, opent u uw hart voor Mij, en dat betekent ook dat u Mij bij u binnen laat komen, dat u met Mij verbonden wenst te zijn. En alleen daarop wacht Ik, om mijn genadegave onbeperkt te kunnen uitdelen.
En zo zal Ik u ook steeds over dwaling opheldering geven, want die stort de zielen in het verderf. Ik zal zelf uw denken verlichten, zodat u naar mijn wil zult handelen en tegen de dwaling strijden. Want de dwaling richt in de eindtijd grote verwarring aan, omdat de mensen veel eerder de dwaling als waarheid aannemen – dan zich te laten overtuigen door de zuivere waarheid. En daardoor blijven zij binnen het bereik van mijn tegenstander, in de duisternis en vinden de weg niet meer terug.
U die mijn woord ontvangt is de opdracht gesteld om tegen de dwaling te strijden en steeds weer de waarheid er tegenover te stellen, die voor ieder mens met goede wil ook aanneembaar zijn zal. En steeds zal Ik u ook bijstaan dat u juist denkt en handelt dat u spreekt indien Ik het van u verlang, want u hebt zich vrijwillig aangeboden Mij te dienen en Ik heb uw dienst aangenomen. U zult nu ook in mijn wil werkzaam zijn en Ik kan u daarom ook een opdracht toevertrouwen die steeds maar weer het verbreiden van de waarheid, en de strijd tegen de dwaling betreft. En daarom zal ook alles zo op u afkomen dat u er volgens uw gevoel op reageert, omdat Ikzelf dit gevoelen in u opwek, dus uw gedachten ook zo zal leiden, zoals ze voor uw opdracht dienstig zijn.
Mijn tegenstander werkt met list en bedrog. Ik zal echter tegen hem ingaan en zijn drijven aan het licht brengen. Maar het ligt aan de mensen zelf of zij naar Mij luisteren en aan mijn woorden geloof schenken. Maar alleen liefde kan de zuivere waarheid herkennen – waar de liefde ontbreekt is weinig resultaat te verwachten. Toch moet aan de mensen de waarheid onthuld worden over mijn tegenstander, die zich ook als lichtengel camoufleert en er niet voor terugschrikt zich van mijn naam te bedienen, om hen te misleiden en op een weg te trekken die gevaarlijk is, omdat hij naar de afgrond voert – als de mensen niet op tijd zijn manier van doen inzien en de juiste weg kiezen. En Ik wil u steeds daarbij helpen, als u zich maar tot Mij wendt en Mij om de zuivere waarheid bidt.
Amen
BD.8537
22 juni 1963
“God zond Zijn Zoon naar de aarde”
Steeds weer wordt u er opheldering over gegeven, dat de ziel van Jezus uit de lichtwereld naar de aarde kwam om zich in de mens Jezus te belichamen ter wille van een missie die een zuivere ziel eiste. Want God zelf wilde in deze ziel Zijn intrek nemen en dit kon Hij alleen maar doen in een zuivere ziel zonder zonden.
Hij zond Zijn Zoon naar de aarde.
Kan een woord dit duidelijker bevestigen? Het was een niet gevallen ziel, in tegenstelling tot de zielen der mensen die de lange ontwikkelingsgang door de schepping moeten gaan en in een zeer onvolmaakte toestand hun belichaming als mens beginnen.
Maar dat sluit niet uit dat de ziel van Jezus onuitsprekelijk moest worstelen en strijden tegen al het verderfelijke geestelijke dat haar van buiten af lastig viel.
Want Zijn lichaam was onrijpe materie en door deze niet verloste substanties werd de ziel onder invloed van de tegenstander zwaar gekweld.
Het lichaam was met alle aardse hartstochten behept en het verlangde vervulling van zijn lusten die het dus aankleefden, als behorend bij de nog zeer onrijpe substanties van het lichaam. De ziel van Jezus kwam geheel rein naar de aarde. Doch er voegden zich ontelbare onrijpe wezenlijkheden bij haar, welke de ziel niet van zich af mocht schudden, maar zachter moest maken en rijp moest laten worden. Van buiten af stormde eveneens onrijp geestelijks de mens Jezus tegemoet. De omgeving oefende invloed uit op Zijn ziel, zodat deze alle innerlijke gevechten had te doorstaan die ook een gevallen ziel moet doorstaan. En daarom is het onjuist dat het de mens Jezus gemakkelijker gevallen zou zijn dit werk van verlossing te volbrengen wegens de volmaaktheid van Zijn ziel.
Integendeel, omdat ze rein en zonder zonde was leed Zijn ziel veel meer onder de onrijpe omgeving. Zijn reine ziel was uitermate gevoelig voor de zonde, voor alles wat als inwerken van de tegenstander van God van de kant der medemensen op hem afstormde.
De duisternis waarin de ziel van het Licht moest vertoeven, was voor haar een onuitsprekelijke kwelling. Desondanks was ze vervuld van vurige liefde voor deze zondige mensheid en wilde ze die verlossen van zonde en dood. Al het duivelse drong zich wel aan de ziel van Jezus op, maar niets ervan bracht tot stand dat Jezus zelf in zonde viel. Hij hield stand tegen alle verzoekingen. Hij streed tegen Zijn tegenstander en ook tegen al het slechte geestelijke dat druk op Hem uitoefende.
Zijn liefde voor Zijn broeders die in nood waren, werd niet minder. En het lukte Hem ook de niet geestelijke substanties van Zijn lichaam te vergeestelijken, juist door de liefde die voortdurend toenam en de mens Jezus zo vervulde, dat de eeuwige Liefde zelf bezit van Hem nam.
Maar Die zou zich nooit in een zondige ziel hebben kunnen manifesteren, zonder dat deze vergaan zou zijn.
Waarom wilt u mensen dit woord niet laten gelden: “Hij zond Zijn Zoon naar de aarde”? Wat van Hem komt is volmaakt en dus lezen we: “Hij daalde af naar de aarde” en niet: “Hij klom op uit de diepte”. Het duivelse omgaf weliswaar de ziel van Jezus in hoge mate, maar het kwam van buiten af op Zijn ziel toe, die dit echter weerstond en zich niet ten val liet brengen, wat de tegenstander van God beoogde.
Of het nu onrijpe geestelijke substanties waren die vanuit het lichaam druk op Hem uitoefenden, of dat het niet verloste wezens waren die zich als afgezanten van de satan aan Hem probeerden te hechten.
Zijn reine ziel bood weerstand en weerde het duivelse af, terwijl ze het onrijpe geestelijke van Zijn lichaam tot rijp worden bracht, zodat het als vergeestelijkt zich bij de ziel kon aansluiten toen Jezus Zijn werk van liefde had volbracht. Zodra de ziel het rijk der duisternis betrad, was ze ook aan de duivelse krachten blootgesteld. Doch zij bezweek niet voor hen. Integendeel, zij weerstond ze, omdat ze vervuld was van liefde en deze liefde gaf haar kracht om tot aan het einde toe vol te houden. Maar de liefde bracht de ziel mee van boven. Ze offerde haar liefde niet op, veeleer verbond ze zich steeds meer met de eeuwige Liefde en zo vond dus de vereniging plaats die einddoel moet zijn van ieder mens die over de aarde gaat. De mens Jezus heeft zich op aarde door Zijn grote liefde en Zijn overmatig lijden en smartelijk sterven vergoddelijkt.
Maar ook Hij moest worstelen om deze vergoddelijking te bereiken. Het is Hem niet gemakkelijker gevallen dan andere mensen. Want ook de mensen bezitten de goddelijke liefdesvonk en kunnen hem voortdurend voeden en helder laten opvlammen.
En daartoe kunnen ze vragen om de hulp van Jezus, terwijl Jezus steeds alleen kracht putte uit de liefde, maar deze Liefde was God zelf die zich in Hem borg. En God kon zich wederom alleen bergen in een wezen dat zonder zonden was. Hij zou nooit een ziel hebben kunnen betrekken, die – als gevallen – de opwaartse weg door de schepping was gegaan. Een ziel die eens van Hem was afgevallen en Zijn liefde afwees.
Want dit was immers de oerschuld die alle gevallen wezens belastte en deze oerschuld had tevoren teniet moeten worden gedaan, voordat er weer een vereniging met God mogelijk was.
Zou dus de ziel van de mens Jezus een gevallen ziel zijn geweest, dan was ze vóór de kruisdood ook niet verlost en dan zou God zelf nooit verblijf in haar hebben kunnen nemen.
Maar Hij was in Jezus, want Hij was de Liefde.
God zelf was mens geworden. Doch nooit zou anders de menswording van God – die echter het grootste mysterie is en blijven zal – mogelijk hebben kunnen zijn.
Een rein wezen moest het verzoeningswerk voor de oerschuld der mensen volbrengen. Want een gevallen wezen stond zelf nog onder de heerschappij van de tegenstander van God en zou vanuit zichzelf nooit ofte nimmer de kracht hebben kunnen opbrengen om zich los te maken van de tegenstander, zijn gevangenbewaarder.
Thans kan de mens het, omdat Jezus Christus daarvoor aan het kruis is gestorven.
Een ziel van het licht moest de strijd aanbinden met de tegenstander. En Jezus heeft deze strijd doorstaan, omdat Zijn kracht de liefde was, omdat Hij verenigd met God zelf, de eeuwige Liefde, deze strijd heeft gevoerd en dus God zelf de mensen verlost heeft van zonde en dood.
U mensen moet daarover opheldering worden gegeven, want onjuiste opvattingen leiden ook tot onjuiste gevolgtrekkingen. Lucifer zou geen strijd hebben hoeven te voeren tegen Jezus, wanneer hij over Hem de heerschappij zou hebben bezeten.
En elke gevallen ziel staat nog onder de macht van de tegenstander, tot ze verlost is door Jezus Christus.
Nooit zou het een gevallen ziel zijn gelukt de tegenstander te overwinnen.
Maar het verlossingswerk was nog niet volbracht en daarom zou een worstelen van Jezus vruchteloos zijn geweest. Want een gevallen wezen dat zich eens had verweerd tegen de liefdeskracht van God, had van God uit wel een klein liefdesvonkje ontvangen, maar zou dit nooit tot een heldere gloed hebben kunnen laten opvlammen, omdat de tegenstander het verhinderd zou hebben en het wezen zelf te zwak was.
Begrijp het, u mensen, dat u in een vals denken verdwaalt wanneer u zich niet losmaakt van de opvatting dat de ziel van Jezus een deel was, dat eens was afgevallen van God.
U zou het probleem van de menswording van God door deze opvatting alleen nog onbegrijpelijker en meer dubieus maken.
En daarom moet u daarover steeds weer de zuivere waarheid worden voorgehouden. Want alleen de waarheid geeft u mensen een juist licht en de waarheid zal altijd alleen van God zelf uitgaan.
Amen
BD.8541
26 juni 1963
Het geloof aan God in Jezus Christus
Het is alleen nodig dat u in Mij gelooft en de weg naar Mij neemt als u in nood verkeert, dat u als kinderen uw toevlucht neemt tot de Vader, die u zal behoeden in iedere geestelijke en aardse nood omdat u zich aan Hem toevertrouwt. Steeds weer leg Ik er de nadruk op, dat u zich alleen maar met Mij moet verbinden in gedachten, door het werkzaam zijn in liefde en door gebed – en waarlijk, u kunt niet meer verloren gaan omdat de band met Mij u ook mijn hulp verzekert om vrij te worden van mijn tegenstander en weer terug te keren tot Mij, van wie u eens bent uitgegaan. Weliswaar kan u een God en Schepper niet bewezen worden – u moet in Hem geloven, maar bent u daartoe gewillig, dan ziet u in alles wat u omgeeft vanzelf de bewijzen die van Mij getuigen. U kunt al door nadenken tot het geloof aan Mij komen.
Ik wil alleen dat u niet onnadenkend door het leven gaat, dat u niet alleen aandacht schenkt aan de wereld en gelooft dat uw aardse leven het doel is in zichzelf. U moet uzelf steeds weer afvragen, waarom en waartoe u op de wereld bent – om dan ook de gedachten aan een God en Schepper op te pakken die steeds weer als golven om u heen draaien. Want dit is de zin en het doel van uw aardse leven, dat u inziet dat er een God en Schepper is en verlangt zich met Hem in verbinding te stellen.
Dan zal deze God en Schepper u ook vastpakken en eeuwig niet meer laten vallen. Hij zal u ook de kennis doen toekomen over Jezus Christus, uw Verlosser. Want tot Hem moet u gaan opdat u uw zwakheden verliest, opdat uw weg omhoog verzekerd is. Want al onderkent u Mij wel, u zou toch te weinig wilskracht hebben om ernstig op Mij aan te sturen, omdat u daartoe te zwak bent als gevolg van uw zonde van de afval van Mij van weleer. En opdat uw wil versterking ondervindt is de mens Jezus aan het kruis gestorven, om voor u de genaden van een versterkte wil te verwerven.
Ik zelf kwam u te hulp in uw grote geestelijke nood die het gevolg was van uw oerzonde. En Ik zelf volbracht in de mens Jezus het verlossingswerk om uw schuld te delgen. Nu zal ook voor u de terugkeer tot Mij mogelijk worden als u Jezus Christus vraagt om kracht, als u Hem uw zondeschuld aan Zijn voeten legt en de ernstige wil toont om terug te keren tot de Vader, die in Jezus Christus Zijn intrek had genomen, die zich met Hem verenigd heeft tot in alle eeuwigheid. En of u nu gelooft in God als Schepper en Verlosser, nooit zal deze God gescheiden van Jezus Christus in te denken zijn, want God en Jezus zijn één, alleen heeft God zich bediend van een menselijk lichaam dat door de mensen Jezus werd genoemd, dat echter Mij in alle volheid in zich droeg.
Ik heb alles geschapen, uit Mij kwam ook de menselijke vorm Jezus voort die Ik zelf tot omhulsel koos om onder de mensen te kunnen vertoeven. U mensen bent ook uit mijn wil voortgekomen, maar u scheidde u eens vrijwillig van Mij. Want de verbinding met Mij wordt alleen door de liefde tot stand gebracht, maar u gaf haar eens vrijwillig prijs. Daarentegen was de mens Jezus met liefde doorstraald en had dus mijn oersubstantie in zich, want die is liefde. Dus moest Hij zelf in Zijn wezen God zijn. En alleen Zijn uiterlijk omhulsel was menselijk, tot Hij ook dat had vergeestelijkt, zodat het zich met Zijn goddelijke ziel kon verbinden en er zo niets menselijks meer overbleef toen Jezus het verlossingswerk had volbracht.
Wie daarom Mij in Jezus heeft herkend, die is ook de duisternis ontvlucht, want dan trekt het Licht zelf hem omhoog. Want Ik zelf ben dat Licht en door de mens Jezus straalde dat Licht naar de aarde omdat het deze mens geheel en al vervulde. U allen wil Ik deze lichtstraal graag toezenden, maar eerst moet uw hart zich voor Mij openen. U moet uw gedachten richten tot Hem, die u heeft geschapen. De wil daartoe moet u vrij uit uzelf laten opkomen. Dan echter zult u ook gegrepen worden door mijn barmhartige liefde en dan wordt alles gedaan om u het juiste inzicht te doen toekomen over Jezus Christus. En erkent u Hem als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, die één is geworden met Mij, dan kunt u voor eeuwig niet meer verloren gaan.
Amen
BD.8542
28 juni 1963
Aardse opleving – Spoedig verval
Werelds gezien zult u een voortdurende opleving op de voet kunnen volgen. Want de mensen streven uitermate ijverig naar aardse verbeteringen en aardse welstand. Hun hele denken en streven is alleen aards gericht en schijnbaar zetten ze alles naar hun hand om hun levensomstandigheden te verbeteren. En toch is het geestelijk beschouwd een voortdurende achteruitgang, want steeds meer keren ze zich van God af. Ze verliezen het geloof in Hem en daarom ook elke band met Hem. En dat betekent, dat de tegenstander van God ze helemaal in bezit neemt, dat hij het meeste succes heeft bij die wereldse mensen die alleen aandacht schenken aan zijn rijk en daarom ook van hem afhankelijk zijn.
Aardse welstand, eer en roem zijn de doeleinden der mensen. Geestelijke doeleinden kennen ze niet en ze ervaren ook niet het gevoel van eenzaamheid en leegte in hun hart, omdat dat geheel vervuld is van aardse gedachten en aardse plannen. En maar zelden kunnen gebeurtenissen het denken tot nu toe aan het wankelen brengen of veranderen. Slechts zelden worden die mensen hun aardse doen en laten moe en zoeken ze een ander doel waarvoor ze zich inzetten.
Het noodlot moet hen hard treffen en het denken van de mensen moet met geweld anders worden geleid wanneer ze zelf niet in staat zijn dat noodlot van zich af te wenden en ze nu zelf moeten strijden. Dan bestaat de mogelijkheid dat ze nadenken over de nutteloosheid van hun aardse leven. Dat ze nu ook een Macht boven zich erkennen die sterker is dan hun levensverlangen en die de mensen ook de eigen zwakheid doet beseffen.
Elke harde slag van het noodlot echter is slechts een middel om de mensen wakker te schudden uit de rust van hun aardse bestaan. Het is een middel waarvan Ik me bedien om een verandering van hun gezindheid teweeg te brengen, die dan wel mogelijk is wanneer ze door leed of ziekte of een andere moeilijke belevenis de nutteloosheid van het aardse streven moeten inzien en dan beginnen na te denken over hun eigen onvolmaaktheid en zwakheid om zulke slagen de baas te worden. Wanneer ze moeten erkennen dat ze afhankelijk zijn van een hogere Macht.
Pas dan kan hun denken veranderen en kan ook hun streven uitgaan naar een ander doel dan tevoren. En steeds zullen het er maar enkele zijn die op hun levensweg omkeren, die in staat zijn zich los te maken van de wereld en haar goederen en die zich dan ook niet meer van de wijs laten brengen door de opleving en successen van wereldse zijde. Maar de wereldse successen zullen steeds verbazingwekkender zijn. Want dat is een teken van het einde, dat er steeds grote plannen worden nagejaagd en ook uitgevoerd, die echter ook steeds meer afwijken van datgene wat God van de mensen vraagt en wat waarde heeft voor de eeuwigheid.
Waar de aardse materie voorrang heeft, daar is ook de tegenstander van God bij betrokken. Want de mensen die alleen de materie najagen en steeds meer plannen uitvoeren om hun welstand te verbeteren, behoren hem al toe. En deze mensen zullen hem ook bereidwillig dienen. Ze zullen zich steeds meer verbinden met de materie en zo ook hun latere lot zelf bepalen. Want al zult u mensen ook rondom u een voortdurende opbloei en voortdurende vooruitgang zien, u zult daar slechts nog korte tijd van kunnen genieten. Want spoedig valt alles ten prooi aan de vernietiging. En u verliest alle goederen die u aards voor uzelf had verworven, omdat God zelf u de vergankelijkheid wil bewijzen van al datgene wat uw gedachten bezighoudt en toch volkomen waardeloos is.
Laat u die al op de juiste weg bent daarom niet voor de gek houden. Laat uw gedachten niet op dwaalwegen leiden zodat u gelooft dat de aarde nog op een lang bestaan kan rekenen gezien de vele verwezenlijkingen van menselijke plannen die een wereldse vooruitgang en een hogere levensstandaard betekenen.
Alles gaat de weg van het aardse. Het zal sneller ten einde zijn dan u denkt. En de mensen zullen in levensomstandigheden terecht komen die u zich niet zult kunnen voorstellen. Want een goddelijk ingrijpen door de krachten der natuur zal een volledige verandering teweegbrengen waarin de mensen zich nu moeten schikken. En ze kunnen het alleen wanneer ze zo innig met God zijn verbonden en om kracht bidden, die hun dan ook zeker zal toekomen. En al diegenen die de weg naar Hem vinden en gaan, valt zeker hulp ten deel.
Dan pas zult u mensen inzien, hoe vergankelijk aardse materie is. En gelukkig degene die uit dit inzicht de juiste gevolgtrekking maakt. Die in staat is zichzelf van het aardse los te maken en nu alleen geestelijke goederen tracht te verwerven. Hij zal steeds de zegen en de hulp van God zelf kunnen verwachten. Hij zal zich aan Hem overgeven en door alle nood heen worden geleid.
Amen
BD.8544
30 juni 1963
Naar het woord Gods moet aandachtig worden geluisterd
U moet luisteren naar het woord Gods. Want Zijn woord schenkt u de kracht die u nodig hebt voor het rijp worden van uw ziel. U zult alleen moeten verlangen, door Hem te worden aangesproken. En waarlijk, Hij zal tot u spreken, ongeacht hoe en op welke wijze u Zijn woord verneemt. Steeds alleen uw serieus verlangen door Hem te worden aangesproken, is doorslaggevend. Want dan zal Zijn geest u doordringen, wanneer u Zijn woord hoort. En u hoort dan niet meer het spreken van een mens, maar de stem Gods die al Zijn kinderen aanspreekt, die Hem willen horen. U zult nu in de stilte in u kunnen luisteren naar Zijn stem en samenspraak houden met uw Vader van eeuwigheid. Dan zullen al uw volgende gedachten van Hem zelf uitgaan en u verneemt dus ook de stem van de Vader, eenvoudigweg in de vorm van gedachten.
U zult ook Zijn woord kunnen lezen in de schrift. En nu is eveneens uw instelling tegenover Hem, uw God en Vader, beslissend, of en hoe u wordt getroffen door Zijn woord dat u leest. Dan spreekt Hij u ook hierdoor aan, zodra u maar innig verlangt door de Vader te worden aangesproken. Ook bij monde van een mens kan u Zijn aanspreken worden overgebracht, wanneer u op kerkelijke plaatsen een preek hoort en verlangt Hem zelf, uw Vader van eeuwigheid, te vernemen. Wanneer uw gedachten zo innig met Hem verbonden zijn, dat u elk woord als tot uzelf gericht ervaart en u dan ook waarlijk zult kunnen zeggen dat u door God zelf bent aangesproken.
Ook weer zult u het woord Gods in ontvangst kunnen nemen van dienaren die u in Zijn opdracht worden toegestuurd om Gods rechtstreekse aanspreken aan u over te brengen. Die u ervan in kennis stellen dat Hij zelf spreekt door de geest, waar Hem een geschikt opnamevat ter beschikking staat dat de stroom van Zijn liefde opneemt die zich in zo’n vat wil uitstorten. En wanneer deze woorden u dus raken, dan zult u zich door Hem zelf aangesproken voelen. En er zal voor u geen twijfel meer bestaan, dat God zelf u in indirecte vorm aanspreekt.
En ook rechtstreeks zult u van Hem Zijn aanspreken kunnen ontvangen, wanneer u zich in diepe liefde voor Hem innig met Hem verbindt en gelovig binnen in u luistert. Dan zult u Zijn rechtstreeks aanspreken vernemen en buitengewoon gelukkig zijn. En dan zal kracht in overvloed bij u binnenstromen, die u waarlijk ertoe in staat stelt uw voltooiing nog op aarde te bereiken. Want het rechtstreeks aangesproken worden is het grootste genadegeschenk dat u zich allen ook eigen zult kunnen maken wanneer dit uw ernstige wil is.
U zult het woord Gods moeten horen. Want u hebt een licht van boven nodig dat voor u de weg verlicht die naar de voleinding voert. U hebt een kleine wegwijzer nodig. U hebt gewoonweg hulp nodig om uw doel op aarde te kunnen bereiken. U bent zwak en blind van geest. U moet kracht ontvangen en ziende worden. En dit gebeurt beide door toezending van het goddelijk woord dat u mensen daarom zult moeten horen, op welke manier dan ook. Zodra uw hart ernaar verlangt door God zelf te worden aangesproken, zal nu ook het goddelijk woord zijn werking niet missen en u dat opleveren wat u nodig hebt om uw taak op aarde te kunnen vervullen. Want het gaat er enkel en alleen om, dat u mensen de verbinding tot stand brengt met uw God en Schepper van eeuwigheid. Dat u de verhouding van een kind tot de Vader aangaat en ernaar verlangt door Hem te worden aangesproken. En dan zal uw aards bestaan werkelijk niet nutteloos zijn.
De verbinding met God was eens vrijwillig verbroken en daardoor werd het wezen dat Hij vanuit Zijn liefde had geschapen, ongelukkig en was zijn geest verduisterd. De verbinding moet bewust en vrijwillig hersteld worden om weer uit die rampzalige toestand te komen. En daarom moet de mens ook willen dat God tot hem spreekt. Dan is het bewijs geleverd dat hij ook weer de verbinding met God nastreeft en dan kan ook de positieve ontwikkeling in het aards bestaan doorgaan. Want de mens ontvangt nu kracht door de overdracht van Zijn goddelijk woord. En het wordt helder en licht in hem. Ook de geestelijke blindheid is dan overwonnen. Hij kent de zin en het doel van zijn aards bestaan en hij is ook op de hoogte van zijn onvolmaaktheid en schuld en hoe hij daar vanaf kan komen.
Het goddelijk woord brengt de mens op de eerste plaats de kennis van de goddelijke geboden van de liefde. En worden deze als eerste vervuld, dan zal de mens ook verdere kennis verkrijgen. Het zal licht in hem worden, omdat het eeuwige Licht bij hem naar binnen straalt. En dan is ook de verbinding hersteld die in alle opzichten de zin en het doel van het aards bestaan is. En daarom hebt u de verkondiging nodig van het goddelijk woord, het evangelie van de liefde. En daarom zijn er ook nu weer discipelen uitgekozen om te getuigen van God die het Woord is van eeuwigheid. En deze zullen de mensen weer de waarheid brengen, omdat Gods woord de waarheid is en ook als waarheid indruk zal maken op ieder mens die daar serieus naar verlangt. Want hoe zou u de waarheid anders in ontvangst moeten nemen, dan van Hem zelf? Alleen uw verlangen bepaalt het. Wie horen wil, laat hem horen. Want onuitputtelijk is de mate van genade die nog voor het einde wordt uitgestort omdat God wil dat alle mensen zalig worden. Daarom spreekt Hij ook alle mensen aan die ernaar verlangen Hem te horen. En allen kunnen nog door Zijn woord gelukzalig worden.
Amen
BD.8546
2 juli 1963
Wat is de waarborg voor een waarheidsgetrouwe ontvangst
U vraagt, waarom het mogelijk is dat mijn tegenstander zich vaak mengt in de gedachten van de mensen, ook al zijn zij bereid Mij te dienen. Bedenk, dat u, mensen onvolmaakt bent, dat u allen nog veel niet verloste geestelijke partikels in u bergt, die op de inwerking van mijn tegenstander reageren, als u zich niet zo innig met Mij verbindt dat er een barricade is opgeworpen waar mijn tegenstander niet overheen kan en zal komen, omdat hij weet dat Ik er zelf voor sta. Bedenk verder, dat u zich vaak vergist als u gelooft mijn stem te vernemen, dat u vaak uw eigen gedachten in woorden vat en weergeeft – of, ook door krachten uit het hiernamaals wordt aangezet zulke woorden uit te spreken, wanneer uw wil zwak is en u zich door hen in bezit laat nemen die zich als “geestelijke leiders” uitgeven.
U brengt zelf de verbinding met het hiernamaals tot stand, door uw wil om van daar iets te weten te komen – en u wenste wel dat Ik de Gever zou mogen zijn. Doch de voorwaarden ontbreken meestal die een rechtstreeks aanspreken mijnerzijds mogelijk maken. Wie geeft u het recht en de zekerheid te veronderstellen dat Ikzelf, uw God en Vader Mij hoorbaar zou uiten? Gelooft u niet dat er een groot misbruik gemaakt wordt van het idee: “Het hoorbaar aanspreken van de Vader”? Wel spreek Ik tot alle mensen die mijn aanspreken begeren, maar dit toespreken zal iemand ook in zich gewaarworden.
Het is de stem van het geweten die hem voortdurend raad geeft, die hem vermaant en waarschuwt mijn wil – die hem bekend is, te vervullen en alles wat tegen God is, achterwege te laten. Wel spreek Ik ook rechtstreeks een mens aan als deze een grote opgave te vervullen heeft, dan kan hij Mij direct horen. Maar dan verlang Ik van deze mens ook dat hij alle voorwaarden vervult, die hem het hoorbaar klinken van mijn woord garanderen. Want door het vervullen van deze voorwaarden wordt dan ook die muur opgebouwd, waar mijn tegenstander niet overheen kan klimmen. Dan kan hij niet tussen beide komen en dan is de zuiverste waarheid uit Mij verzekerd, die nu ook verbreid moet worden, want dat is de grote opdracht die met het ontvangen van de waarheid verbonden is.
Ik wil steeds de zuivere waarheid naar de aarde sturen, doch de mensen zelf verhinderen het toezenden van de zuivere waarheid, zolang zij niet geheel van het verlangen ernaar doordrongen zijn. Zolang zij zich niet vrij maken van opvattingen die zij reeds bezitten, maar die voor hen het binnenstromen van de zuivere waarheid uit Mij beletten. Ikzelf kan Mij door mijn geest nooit daar openbaren waar een hart niet geheel leeg is, zodat Ik het zelf dus vullen kan. Doch mijn tegenstander zal juist daar zijn invloed uitoefenen en onder het masker van een lichtengel zich laten horen, en het zal voor u, mensen moeilijk zijn die geestelijke leringen te onderzoeken – die u nu worden aangeboden.
U vraagt u af, waarom mijn tegenstander tussenbeide komt waar Ik spreek. En Ik zeg u: “Ik spreek niet daar waar mijn Tegenstander een mogelijkheid hééft binnen te sluipen en zich te uiten”. Het is een foutieve mening te veronderstellen dat hij zich kan mengen in mijn werkzaamheden. Waar Ik werk is die muur opgericht, want waar Ik werk zijn de voorwaarden aanwezig die ook het opwerpen van een barricade rechtvaardigen en daar zal mijn tegenstander vergeefs tegen stormlopen. Daar staan talloze beschermgeesten gereed die hem de toegang beletten en hem met hun helder licht terugdringen, zodat hij steeds alleen zulke plaatsen opzoekt voor zijn activiteiten waar hem de toegang niet belet wordt. Waar hij recht heeft binnen te dringen door de gelijksoortige aanleg van hen in wier sfeer hij tracht binnen te sluipen. Negatieve gedachten alleen zijn voldoende om ook hem tot onjuiste gedachten aan te zetten, die hij probeert over te dragen op diegenen die bereid zijn geestelijke binnenvloeiende stromen op te nemen. En dat zal steeds het geval, als mensen samen komen die niet allen in dezelfde geestelijke gesteldheid verkeren om geestelijke uitstralingen in ontvangst te nemen, en een afweer van onzuivere krachten niet gewaarborgd is.
Als Ik steeds weer zeg: “Ik spreek tot alle mensen die mijn aanspreken begeren”, dan moet u daaruit niet concluderen dat u hoorbaar mijn goddelijke stem verneemt, maar dat Ik het hart van ieder mens aanspreek en dat hij alleen in zijn innerlijk hoeft te luisteren, om Mij ook te kunnen verstaan. Om mijn woord hardop te vernemen eist een zeer grote graad van rijpheid, zodat dit dus maar heel zelden het geval is, dan echter is daarmee een grote geestelijke missie verbonden. Wanneer u dus een mens hoort spreken en gelooft mijzelf, dat wil zeggen: mijn stem rechtstreeks te vernemen – dan zal u zich meestal vergissen, ofschoon zoiets wel mogelijk is. Maar dan zal en kan dat nooit in brede kring gebeuren, omdat niet allen een gelijke graad van rijpheid hebben, wat een weerklinken van mijn woord voorop stelt. En u kunt het geloven dat ook iedereen verschillend moet worden aangeraakt, wil het hem ten zegen zijn voor zijn ziel – het zij, dat twee of drie tezamen zijn en Ik in hun midden vertoeven kan, dat Ik dan ook Mij zelf zal uiten door hen die dan echter spreken op hun manier, echter in puurste waarheid zoals Ik het beloofd heb.
Amen
BD.8548
4 juli 1963
Losmaken van de tegenstander – Toevoer van de waarheid
Laat het u voldoende zijn, te weten dat Ik me om u bekommer in elke aardse en geestelijke benarde toestand, dat u nooit eenzaam en verlaten bent of op uzelf aangewezen, wanneer u zich maar niet verzet tegen mijn liefdevolle zorg. En zo zal Ik u ook altijd beschermen tegen aanvallen van mijn tegenstander, wanneer u te kennen geeft, nauw met Mij in verbinding te willen staan. Er is slechts één ding wat Ik van uzelf verlang: dat u een scheiding voltrekt tussen Mij en mijn tegenstander, dat u innerlijk zult beslissen voor Mij of voor hem. Want hij is en blijft mijn tegenstander, nog eeuwigheden lang, en nooit kan zijn doel ook het mijne zijn. U zult dus deze beslissing moeten nemen: hem af te wijzen en Mij te erkennen, en dan heeft u uw proef van het aardse leven doorstaan en staat uw terugkeer naar Mij niets meer in de weg.
Zolang u nu op aarde zult leven, zal hij alles doen om u voor zich te winnen. Vandaar de voortdurende verzoekingen die u ten val moeten brengen. En zijn beste wapen is uw denken te verwarren, u dwaling voor te schotelen en u zo de weg naar Mij te versperren, die alleen door de waarheid kan worden gevonden. Evenzo echter zal Ik tegenwerken en u de zuivere waarheid doen toekomen en nu ligt het alleen aan uzelf of u mijn of zijn gaven zult aannemen.
Staat u nu al met Jezus Christus in verbinding, dat de verlossing zich bij u heeft voltrokken, dan zult u ook de kracht bezitten om de tegenstander te weerstaan. Dan zult u ook de dwaling als zodanig herkennen en hem afwijzen. Maar moeilijk zal het voor u allen zijn wanneer uw wil nog verzwakt is omdat u nog niet verlost bent door Jezus Christus en u dan steeds weer mijn tegenstander ten offer zult vallen. Pas de verlossing door Hem geeft u de wilskracht en dan ook het juiste resultaat. Maar hiervan zult u verzekerd kunnen zijn, dat uw verlangen naar Mij, uw op Mij gerichte wil, u ook spoedig de verlossing door Jezus zal opleveren, omdat Ik zelf u dan van kracht kan voorzien en deze kracht zich nu zal uitwerken in zoverre, dat uw hart nu ontvankelijk is tegenover elke opheldering die Jezus en Zijn verlossingswerk betreft.
Zult u naar Mij willen, dan zult u ook Hem vinden Die u nu de juiste weg naar Mij aanwijst, thuis in uw vaderhuis. En opdat nu uw leven op aarde u de laatste voltooiing zal brengen, voorzie Ik u van een licht. Ik schenk u een waarheidsgetrouw weten, zodat u weer tot het inzicht zult komen dat u vroeger bezat, maar vrijwillig had weggegeven. Pas dit weten zal ertoe bijdragen dat u bewust uw aardse leven zult leven, dat u een doel zult nastreven dat u nu zult herkennen omdat u in het licht staat. De waarheid wordt u geschonken als u haar innig begeert. Dat geldt voor alle mensen, op welke manier ze ook de waarheid krijgen toegevoerd. Maar steeds benadruk Ik dat mijn geest u in alle waarheid zal leiden, dat dus mijn geest ook werkzaam zal zijn wanneer de mens de zuivere waarheid wordt overgebracht door mijn boden, want pas dan nemen ze de zuivere waarheid aan, wanneer mijn geest in hen werkzaam kan zijn. En mijn geest spreekt tot het hart. Het hart echter zal beslissen wat het aanneemt of zal afwijzen. Schakelt zich nu echter het verstand in, dan kan dit ook een verkeerd oordeel vellen wanneer de mens het verstandelijk denken zal laten “voorspreken” en dan niet in staat is de zuivere waarheid als waarheid in te zien.
Begrijp dit: een mens kan mijn, door werkzaam zijn van de geest verworven weten toegevoerd, ontvangen, maar hij zelf hindert zijn geest bij het aannemen van dat weten, omdat hij eerst zijn verstand raadpleegt en dit ook door mijn tegenstander beïnvloed kan worden, zodat de mens begint te twijfelen en zijn verstandelijk denken er tegenin brengt. Dan dus wordt het werkzaam zijn van mijn geest verhinderd en komt de mens moeilijk tot het juiste inzicht, omdat hij zich niet geheel gelovig overgeeft aan Mij en mijn werkzaam zijn door de geest.
Steeds moet Ik u de voorwaarde om de zuivere waarheid te verkrijgen bekend maken, want waarheid is goddelijk geestelijk goed dat zo waardevol is en daarom ook verworven moet worden met inachtneming van die voorwaarde, omdat u het vroeger lichtzinnig opgaf. Wie nu ernstig verlangt naar de vereniging met Mij, die zal ook evenzo ernstig vurig naar de waarheid verlangen, omdat Ik de eeuwige Waarheid ben. En dit verlangen naar waarheid is de belangrijkste voorwaarde en dit stelt ook voorop dat de mens zich vrij maakt van een geestelijk goed dat hem mijn tegenstander aanbood, zolang de mens nog bij zijn aanhang hoorde. En of hij ook zijn weten uit het boek der boeken heeft aangenomen, het beschermt hem er niet tegen dat hij de betekenis van het woord niet begrijpt zolang zijn geest nog niet gewekt is.
Daarom moet zijn hart zich geheel leegmaken en door Mij zelf laten vullen, dan zal hij gegarandeerd waarheid in ontvangst kunnen nemen en niet meer hoeven te vrezen in het donker voort te gaan. Integendeel, het helderste licht zal hem nu zijn weg verlichten. Want hoe sterker het verlangen naar vereniging met Mij is, des te minder weerstand biedt de mens aan de toevoer van geestelijk goed dat als werkzaam zijn van mijn geest in de vorm van mijn woord naar u mensen toestroomt. Hij zal het aannemen, volledig ervan overtuigd dat het waarheid is, en nu ook voor zijn ziel daar voordeel uit trekken. Hij zal in het licht staan, alle geestelijke duisternis is van hem afgevallen, hij staat in het helderste inzicht en is gelukzalig zoals in het allereerste begin.
Amen
BD.8549
5 juli 1963
Het vergaren van kracht voor de chaos
Sterk u steeds weer aan mijn woord, want u zult deze versterking nodig hebben in de komende tijd en daarom zult u nu al voor uzelf kracht moeten vergaren, omdat u dan niet in staat zult zijn uw gedachten te verzamelen om te bidden, wanneer mijn ingrijpen plaats zal hebben dat Ik u al lang geleden aankondigde. Wat in mijn liefde en wijsheid is besloten, wordt ook uitgevoerd en elke voorspelling zal worden vervuld die Ik u deed toekomen opdat het gebeuren u niet zonder waarschuwing verrast.
Steeds zult u er aan moeten denken te proberen uw hart vrij te maken van elk aards verlangen. U zult moeten trachten vrij te komen van de materie, want u zult ze eenmaal moeten afstaan. En hoe minder uw hart er nu aan hangt, des te gemakkelijker zal voor u het verlies zijn, des te minder zult u door mijn ingreep bezwaard zijn. Steeds weer zeg Ik u dat u zich zult moeten voorbereiden op deze tijd waarin er een chaos zonder weerga zal zijn en alleen de innige band met Mij u de steun geeft aan alle eisen te voldoen. Want wie niet rechtstreeks door de catastrofe wordt getroffen zodat hij zijn leven moet opgeven, zal nu een moeilijk bestaan moeten leiden omdat er geen geordende levensomstandigheden zijn en omdat aardse noden u nu zullen belasten, die u alleen, zonder mijn hulp, niet de baas zult kunnen worden.
Steeds weer zult u mijn woord in uw hart moeten opnemen en daar kracht uit putten. U zult een zo sterk geloof moeten verkrijgen door mijn rechtstreeks aanspreken dat u dan in de komende tijd niets meer aan het wankelen kan brengen, dat u zich dan geheel en al op Mij zult verlaten en steeds alleen mijn hulp zult verwachten. En geloof het, dat Ik u zal helpen, dat alleen de innige band met Mij tot stand moet worden gebracht, die dan ook alleen maar die mens tot stand zal kunnen brengen die Mij helemaal is toegedaan en die in het grote gebeuren slechts de vervulling van mijn voorspellingen onderkent en nu des te meer gelovig ook mijn hulp verwacht, die hem ook ten deel zal vallen. Wat onmogelijk lijkt, zal Ik dan bij diegenen realiseren die Mij totaal vertrouwen.
En ieder mens moet zelf aan de gedachte wennen dat de ordening om hem heen niet zo blijft. Hij moet het geloven, dat een zo grote aardbeving de aarde zal treffen zoals u zich niet kunt voorstellen en dat talloze mensen het slachtoffer van het natuurgebeuren worden, maar dat de overlevenden in heel moeilijke levensomstandigheden terecht zullen komen die veel kracht en vertrouwen op mijn hulp vergen om overwonnen te kunnen worden. Dan zal blijken waar de liefde voor de naaste wordt beoefend, want alleen daar zal ook mijn hulp duidelijk zijn. En ieder die alleen maar angstig op zichzelf en zijn welzijn is bedacht, zal zich ook zelf moeten uitsloven en toch zijn toestand niet de baas worden. Want u mensen zult het meemaken dat liefde kracht is en dat u veel zult kunnen volbrengen wanneer de liefde tot de naaste de aandrift is voor uw doen.
Steeds weer wijs Ik u op die tijd, omdat er een grote chaos over u losbreekt waarvan de oorzaak een geweldige natuurcatastrofe is, omdat Ik u mensen nog een laatste teken van mijn macht wil geven waaraan u bent onderworpen. Maar u die mijn woord ontvangt – rechtstreeks of ook door mijn boden aan u overgebracht – u zult ook voortdurend mijn aansporing horen om u zo vaak als mogelijk is in dit woord van Mij te verdiepen. En uw kracht zal groeien, in de grootste nood zult u ook de band met Mij niet kwijtraken en dan bent u ook te allen tijde zeker van mijn hulp. Want de mijnen wil Ik openlijk bijstaan, opdat hun geloof en ook het geloof van de medemensen gesterkt zal worden en zij de levende verbinding met Mij tot stand brengen en niet meer zullen opgeven.
En reken er niet op dat u buiten schot blijft, dat andere gebieden worden getroffen die ver van u af liggen. Dit gebeuren is zo groot en omvat grote gebieden, hoewel het niet de hele aarde zal betreffen. En daarom zal ook de grote nood nergens voorbijgaan zonder sporen achter te laten, wat u pas zult begrijpen wanneer het gebeuren werkelijkheid is geworden, wanneer mijn stem in de wereld weerklinkt en u de verschrikkelijke uitwerkingen ondervindt, wat weer lange tijd duurt voordat het in zijn gehele omvang kan worden overzien.
Nog leeft u in rust en u bent niet in staat u een dergelijk chaos voor te stellen. Maar Ik maak u er opmerkzaam op dat alles zal komen zoals het tevoren is verkondigd en Ik wil slechts in zoverre op u inwerken, als dat u alles zult moeten doen om dan ook de kracht te bezitten om stand te houden. Want Ik zal u, die zich aan Mij zult willen overgeven en Mij toebehoren, niet verlaten. En Ik doe u voortdurend kracht toekomen. Laat u steeds weer aanspreken en put de kracht uit mijn woord en waarlijk, het zal u mogelijk zijn ook in het grootste leed de weg naar Mij te vinden en Ik zal steeds tot hulp bereid zijn, Ik zal u altijd bijstaan en door u ook hulp brengen aan diegenen voor wie u liefdevol tracht zorg te dragen.
Amen
BD.8550
6 juli 1963
Waarheidsgetrouwe opheldering over Jezus en het verlossingswerk
U zult nog vaak discussie moeten voeren over dwaling, want steeds duidelijker zal het woeden van mijn tegenstander aan het licht komen, die niet anders dan door dwaling en leugen de gedachten van de mensen in de war kan brengen en daarom ook niets zal nalaten wat hem daarbij helpt. Hij zal steeds weer de waarheid aanvallen en zo mijn werkzaam zijn bij u willen ondermijnen, wat hem echter niet zal lukken, omdat Ik sterke steunpilaren heb op aarde die niet zo gemakkelijk onzeker worden, omdat ze door Mij zelf worden ondersteund. En hun sterkte bestaat al daarin, dat ze in staat zijn elke dwaling in te zien en er daarom ook tegen zullen optreden.
Een wetende mens kan niet zo gemakkelijk worden misleid. En een wetende mens heeft nu de taak ook de medemensen informatie te geven, voor zover dit mogelijk is. En de tegenstander zal proberen de mensen in onwetendheid te laten over de waarde en de betekenis van het verlossingswerk van Jezus Christus. Want wat ze niet inzien als belangrijk daar streven ze ook niet naar.
En als het de tegenstander maar lukt, Jezus voor te stellen als een mens die de wet van het openbaar gezag heeft overtreden en daarom ter dood werd veroordeeld, dan zullen de mensen zich ook niet genoodzaakt zien de weg naar Hem, naar het kruis, te nemen. Want de kennis van Zijn verlossingswerk, van Zijn barmhartige liefde, ontbreekt hun en dat is het streven van de tegenstander.
Om deze opvatting eerst eens aan de mensen te weerleggen, is er een zekere moed om te spreken nodig. Want maar zelden willen de mensen zich met zulke gesprekken inlaten, omdat ze een weerstand hebben tegen Jezus als gevolg van de vijandelijke invloed Jezus als oproerkraaier voor te stellen. Daarom wordt van mijn kant uit steeds het verlossingswerk van Jezus Christus naar voren gebracht. Het treedt op de voorgrond, omdat heel andere onderlinge verbanden aan dit werk van erbarmen ten grondslag lagen en deze zo mogelijk de medemensen moet worden uitgelegd om zijn belangrijke missie te begrijpen.
En dit is mijn tegenwerping tegen bovengenoemde opvatting: dat Ik de zuivere waarheid naar de aarde stuur, daar de mensen anders allang in volledige onwetendheid waren over Jezus Christus en de betekenis van Zijn verlossingswerk. Dan wordt dit weten u waarheidsgetrouw aangeboden. Dan zult u het begrijpen en aannemen. Maar wordt u alleen het hierboven voorgestelde gegeven, dan zult u gemakkelijk geneigd zijn Hem als iemand met een bijrol te beschouwen, maar niet als diegene in wie Ik zelf mens ben geworden, in wie Ik als God Mij met Hem heb verenigd.
De Godheid van Jezus wordt van de kant van de tegenstander ontkend. Maar ze is het voornaamste probleem dat voor u moet worden opgelost, omdat u in Jezus Mij zelf zult moeten herkennen en erkennen. En daarom zal Ik me steeds weer openbaren aan een mens die deze openbaringen bewust toelaat, opdat steeds weer de juiste kennis over het verlossingswerk en de menswording van God aan de mensen wordt gebracht, die het weten bereidwillig aannemen, die bereid zijn Jezus na te volgen en die zich in Jezus tot Mij zelf wenden en zich voor eeuwig met Mij willen verbinden.
Wie er kennis van heeft genomen wie Jezus is en wat Hem heeft bewogen Zijn gang over de aarde te gaan, gaat waarlijk niet tevergeefs zijn eigen levensweg over de aarde. Hij streeft geheel bewust het laatste doel na, de definitieve vereniging van zijn ziel met Mij, die zelf me op aarde heb belichaamd in Jezus. Daarom is dit weten van zo groot belang en de verbreiding ervan steeds een aanval op mijn tegenstander, die er alles aan gelegen is de mensen daarover in onwetendheid te laten, of hun onjuiste uitleg over de mens Jezus te geven.
Wanneer Jezus wordt voorgesteld als slechts een mens die het gezag van de staat, de wet had overtreden, dan leent deze voorstelling zich er goed voor Hem als onbelangrijk te negeren en dan mist het aardse leven zijn doel.
Maar ook een opheldering in overeenstemming met de waarheid draagt er weinig toe bij zich op aarde te vervolmaken, wanneer ze onverschillig, zonder levend geloof in ontvangst wordt genomen, wanneer een mens niet tracht uit de waarheid voordeel te trekken voor de ziel, wanneer de mensen er niet ernstig over nadenken wat het verlossingswerk van Jezus Christus betekent. En ook deze onverschilligheid, het vormgeloof, is een werk van mijn tegenstander om te verhinderen dat de mensen Mij serieus zoeken, dat ze serieus de weg gaan naar het kruis om verlossing te verkrijgen van hun schuld, die de beweegreden was voor hun bestaan als mens.
En de tegenstander zal er alles aan doen om de verlossing door Jezus Christus te dwarsbomen, wanneer de wil van de mens niet ernstig zijn voltooiing nastreeft, zodat Ik hem de waarheid over Jezus en Zijn verlossingswerk door middel van gedachten kan overbrengen, waarvan hij dan ook gebruik zal maken voor zijn eigen zielenheil en dat van de medemens. Alleen de wil van de mens is doorslaggevend. En deze wil probeert de tegenstander aan zijn wil te onderwerpen en alleen Jezus kan hem daarbij hinderen.
Daarom echter moeten Hij en Zijn verlossingswerk worden onderkend en daarom moet de mens ook een waarheidsgetrouwe opheldering toekomen, die hem er dan toe zal brengen verder te streven en die hem ook zijn doel zal laten bereiken, omdat nu zijn wil steeds meer versterking ondervindt als genade van het verlossingswerk van Jezus Christus.
En zo zal er een voortdurende strijd blijven tussen licht en duisternis. Voortdurend zal mijn tegenstander proberen de duisternis dichter te maken. Maar voortdurend zal Ik ook het licht laten stralen en de mensen waarheidsgetrouwe opheldering doen toekomen. En wie mijn gave dankbaar in ontvangst neemt, zal ook aan de macht van mijn tegenstander ontkomen en zijn doel bereiken op aarde.
Amen
BD.8553
9 juli 1963
De plicht van de arbeiders in de wijngaard om op dwalingen te wijzen
Alles, wat de liefde als grondslag heeft, is Mij welgevallig. En als u in de liefde leeft, zal ook alles wat u doen wilt of achterwege laat volgens mijn wil zijn. U moet uzelf echter rekenschap geven welke motieven u bewegen bij uw handelen, wat het ook is. Wilt u een mens helpen of de gemeenschap van nut zijn? Wilt u helpen en uw naaste beschermen tegen schade en gebrek van allerlei aard? Wilt u licht schenken en opheldering verschaffen? In één woord: Wilt u geven – of wilt u nemen, vernielen, onrust scheppen, uw medemensen belasten? Wilt u tegen de dwaling ingaan en in plaats daarvan uw medemensen de waarheid brengen? Dat alles moet u bezien in het licht van de liefde, die ook u moet vervullen, wil dat wat u doet met mijn wil overeenstemmen.
Ik wil u er echter ook op wijzen dat Ik wil dat de dwaling wordt rechtgezet, dat Ik van u verlang de waarheid te verspreiden en dat deze opdracht zeer dringend is. Want Ik breng daarom de zuivere waarheid naar de aarde, opdat ze als licht straalt in de duisternis. En de geestelijke leer die van Mij uitgaat zal zichzelf nooit tegenspreken, anders zou Ik zelf niet de Bron zijn waaruit die geestelijke stroom is ontsprongen.
Dwaalleren kunnen niet uit Mij zijn voortgekomen, en dus moet u, die de zuivere waarheid van Mij ontvangt, daar tegen in gaan. Maar u moet er altijd op letten dat u het gebod van de liefde nakomt, dat u als brengers van het heil, hen tegemoet treedt die in de dwaling voortleven. Zodra u hun met mijn woord uit den hogen hun leerstellingen kunt weerleggen, die zij denken van Mij ontvangen te hebben, kunnen zij met een goede wil inzien wie door u tot hen spreekt. Want altijd zal Ik gefundeerd tegen de dwaling ingaan, zodat ze als zodanig herkend wordt. En Ik zal het kunnen doen door een “opnamevat”, dat geschikt is de geestelijke stroom uit Mij op te nemen.
Weliswaar zal ieder het recht voor zich opeisen een opnamevat van God te zijn. Maar wie ernstig onderzoekt zal mijn stem herkennen, en een juist oordeel zal hem niet moeilijk vallen. Want de dwaling wordt op een zodanige manier blootgelegd, zoals het alleen van de kant van hen die weten gebeuren kan. Maar dat ene is zeker, dat ieder geestelijk onderwijs dat van Mij uitgaat laat inzien, dat Ik zelf ook de Gever ervan ben, in zoverre dat het in vorm en inhoud van een volmaakte Gever blijk geeft, die in alle duidelijkheid en heel begrijpelijk zulke pro-blemen oplost die met het verstand niet doorgrond kunnen worden. Gebrekkigheid en onwetendheid wijzen af. Want aan dit laatste herkent u mensen de inwerking van krachten die nog niet volmaakt zijn – in het licht staan – om nu in mijn opdracht geestelijke leringen naar de aarde te kunnen sturen.
Maar als de mens in zijn aanmatiging een dergelijke tekortkoming niet inziet, dan zal ook het brengen van de zuivere waarheid door mijn boden hem geen eigen klaarheid schenken. Want hem ontbreekt dan de innerlijke ootmoed, die hem het begrijpen van de eeuwige Waarheid garandeert. En u zult daarom steeds weer daar op weerstand stuiten, waar mijn tegenstander zich al gevestigd heeft door het toesturen van dwaling en de mensen niet bereid zijn om de dwaling op te geven, in de vaste overtuiging van mijzelf deze mededelingen ontvangen te hebben. Ik laat echter ieder mens zijn vrijheid van wil. Ik zal hem alleen steeds weer aanraken en proberen hem oplettend te maken. Maar zijn wil alleen beslist.
Amen
BD.8564
20 juli 1963
Het proces van het terugbrengen
Niets kan voor eeuwig verloren gaan wat eens door Mij en mijn kracht is ontstaan. Het blijft bestaan omdat het onvergankelijk is en keert ook onherroepelijk tot Mij als de Krachtbron van eeuwigheid terug, omdat dit in de wet van mijn eeuwige ordening gegrondvest is. Toch kon het wezenlijke dat uit Mij is voortgekomen als volmaakt, goddelijk schepsel uit vrije wil omslaan in het tegendeel. Het kon zijn volmaaktheid prijsgeven en zich vormen tot een wezen dat zich verzet tegen God.
En dat heeft het gedaan en het werd door Mij niet gehinderd omdat Ik een plan nastreefde. Want Ik stelde Mij voor alle geschapen wezens een doel: dat zij tot mijn “kinderen” zouden worden, die Ik mijzelf niet kon scheppen maar die zich in vrije wil zelf daartoe moeten vormen. En dus verhinderde Ik niet dat zij van Mij afvielen, maar bereidde voor al deze wezens een proces voor om hen terug te brengen. Ik vormde de eens van Mij als wezens uitgestraalde kracht om tot scheppingswerken van allerlei soort. Ik liet de wezens uiteenvallen in ontelbare partikeltjes door welke ook scheppingswerken tot leven gebracht werden. En zodoende werd die kracht nu werkzaam volgens mijn wil, dat wil zeggen: gehoorzaam aan de natuurwet verrichtte ieder scheppingswerk de hem toegewezen opdracht, want niets liet Ik ontstaan zonder zin of doel.
Ieder scheppingswerk had zijn bestemming en mijn liefde, wijsheid en macht lieten dus een aardse wereld ontstaan die al die gevallen zielspartikeltjes omsloot, die zich nu langzaam positief ontwikkelden opdat ze zich eens weer als een afzonderlijk individu zouden aaneensluiten, opdat ze zich eens weer als de eens gevallen oergeest in een mens zouden belichamen, om dan de laatste beproeving van de wil te doorstaan, namelijk zich vrijwillig naar Mij te keren, zoals het scheppingswerk zich eertijds vrijwillig van Mij had afgekeerd.
Deze eindeloos lange ontwikkelingsgang betekent nu voor het in partikeltjes opgeloste oerwezen een weg van dienen in tegenstelling tot de val, die veroorzaakt was door de arrogantie en de heerszucht van het wezen. De terugkeer kan alleen plaatshebben door onafgebroken dienstbaar te zijn, wat nu weliswaar in de “je moet toestand” geschiedt, tot dan ooit het wezen tijdens zijn bestaan als mens, vrijwillig dienen moet, aangespoord door de liefde, wat dan ook ’n zekere voltooiing op deze aarde garandeert.
Het is een eindeloos lange weg die het eens gevallen wezen moet afleggen, tot het in de staat van wilsvrijheid als mens zijn laatste beslissing nemen kan. En deze weg is zo ontzettend smartelijk, dat de mens de herinnering er aan ontnomen is – want hij moet vrij beslissen. Van dit lijden en deze ellende uit de gekluisterde toestand te weten zou hem onvrij maken in zijn denken en willen als mens. Want de angst zou hem drijven tot de juiste beslissing, wat echter voor de ziel en haar voltooiing geheel waardeloos zou zijn. De mens moet vrij en uit liefde dienen en zichzelf daardoor tot voltooiing brengen en daarom gaat hij zijn weg over de aarde.
Want de mens is de eens gevallen oergeest, voor wie door mijn eindeloze liefde alle mogelijkheden ontsloten zijn weer te worden wat hij eertijds was: een hoogst volmaakt wezen, dat nu echter in vrije wil de volmaaktheid heeft bereikt die Ik het niet geven kon en nu is “het werk van mijn handen” voltooid en tot mijn evenbeeld – tot mijn kind geworden.
Dat is het doel dat Ik Mij gesteld heb vanaf het allereerste begin, waar echter een eindeloos lange weg van ontwikkeling voor nodig was en wat als mijn heilsplan van eeuwigheid is op te vatten. En zo weet u, mensen dat u dat gevallen geestelijke bent dat zich vlak voor het einddoel bevindt, dat daarin bestaat dat u zich uit vrije wil met Mij verbindt, wat weer betekent dat u zich moet omvormen tot liefde om u met Mij als de eeuwige Liefde te kunnen verenigen.
U weet nu dat uw bestaan niet pas als mens begonnen is, dat u al eeuwige tijden bestaat. Dat u niet uit Mij bent voortgekomen in een staat die niet volmaakt kan worden genoemd, want u heeft zwakheden en gebreken. U bent geen volmaakte schepselen en kunt dus ook nooit ofte nimmer in deze toestand uit Mij zijn voortgekomen, die alleen het volmaakte scheppen kan.
En deze kennis moest u al te denken geven en u tot het inzicht brengen dat uw aardse leven ook een doel moet hebben, namelijk weer die volmaaktheid te bereiken waarin u zich eertijds bevond en die u zelf vrijwillig prijsgaf. Dus kent u dan ook uw opdracht die daarin bestaat uzelf tot liefde te veranderen, die uw oerelement is. Want u bent in uw diepste wezen hetzelfde als Ik. U bent nu als mens weliswaar nog ver van uw volmaaktheid verwijderd. U bent en blijft echter goddelijke schepselen, die nooit meer kunnen vergaan en voor wier voltooiing Ik altijd weer zorg zal dragen, die Ik nooit los zal laten en die eenmaal vast en zeker het laatste doel bereiken: met Mij op de innigste wijze verenigd te zijn en te blijven tot in alle eeuwigheid.
Dat u als mens daar weinig over weet, ligt aan uw slechts zwakke graad van liefde, anders zou u het volste inzicht bezitten, maar dan zou ook al uw voltooiing nabij zijn. Deze kennis daarover wordt u door Mij gegeven zodra u bereid bent die aan te nemen. Als u maar verlangde iets te weten te komen over de samenhangen die uzelf, uw God en Schepper van eeuwigheid en de gehele schepping betreffen. Dan zou u waarlijk in alle waarheid daarover worden onderricht. U zult dan uw weg over de aarde bewust gaan met als doel de uiteindelijke vereniging met Mij. U zult de volmaaktheid bereiken en een leven in zaligheid, dat eeuwig voortduurt.
Amen
BD.8566
22 juli 1963
De toedracht van het scheppen der wezens – De afval van God
Geloof dat Ik u graag wil onderrichten, wanneer Ik in u een verlangen naar de zuivere waarheid verneem. Van Mij gaat alleen “licht” uit, en dat licht doorstraalt de duisternis. U bent echter nog in een gebied zonder licht, waar dat licht u moet worden gebracht, tot u er zo mee vervuld bent dat u zelf dat licht weer kunt laten uitstralen. U bent echter bereid mijn lichtstralen te ontvangen wanneer u opheldering wenst over gebieden die nog donker voor u zijn. Want dan kan Ik u ook opheldering geven en Ik kan u weer langzaam in een toestand van inzicht verplaatsen, en u kennis schenken die u zalig zal maken. Het moet helder in u worden en u moet weten vanwaar u komt en wat uw einddoel is. Maar deze kennis kan alleen Ik zelf u geven, want Ik heb u tot mijn eigen vreugde geschapen.
U bent uit Mij zelf voortgekomen, want mijn liefdekracht plaatste schepselen buiten Mij volgens mijn evenbeeld die als wezens zelfstandig waren, dat wil zeggen: Ik schiep hen als miniatuur van Mij zelf. Ik gaf deze schepselen leven, dat wil zeggen: zij konden scheppen en werken net als Ik. Zij konden ook mijn stem vernemen en kenden Mij dus ook als hun God en Schepper en waren Mij toegewijd en bovenmatig zalig. Maar van het voormalige rijk der zalige geesten weet u mensen weinig of niets. Dit rijk was echter op de eerste plaats geschapen omdat Ik Mij zelf in evenbeelden terug wilde kennen, aangezien Ik Mij vaten schiep waarin Ik mijn liefde kon uitgieten. Want dit was de aanleiding tot het scheppen van de geestelijke wezens, dat mijn eindeloze liefde zich wilde wegschenken en zich wou uitstorten in gelijk gezinde wezens die in hun volmaaktheid Mij onvoorstelbare zaligheid zouden bereiden.
Ik schiep tot mijn vreugde een geestelijke wereld met geestelijke bewoners en Ik verlevendigde deze met scheppingen van de wonderbaarlijkste soort en Ik verheugde Mij in de zaligheid van deze wezens. Ik bereidde hun zulk een zaligheid, omdat de liefde die mijn oerelement was en is, Mij daartoe drong. En eindeloos lange tijden bestond deze geestelijke wereld in harmonie en in innige verbinding van alle wezens met Mij, hun Schepper en Behouder.
Eindeloze tijden waren deze wezens door hun wil en in hun liefde met Mij verbonden, want ook het eerst geschapen wezen dat Ik zelf in alle volmaaktheid uit Mij had voortgebracht, was Mij in diepe liefde toegedaan. En het vond onbegrensde zaligheid in het scheppen van steeds nieuwe wezens, die weliswaar door zijn wil, maar door het gebruiken van mijn kracht ontstonden, wat ook volgens mijn wil was. Want de liefde die dat wezen voor Mij voelde had ook een gelijk gerichte wil als gevolg, en zodoende was er dus in de geestelijke wereld niets onharmonisch. Er was niets wat tegenstrijdig was aan mijn wil, het was een geestelijke wereld van onbegrensde zaligheid omdat alle wezens vervuld waren van licht en kracht, en scheppen konden naar eigen wil. En dat was ook volgens mijn wil, zolang mijn liefdekracht al mijn schepselen doorstraalde.
Maar deze volmaakte toestand bleef niet bestaan, want Ik kluisterde deze wezens niet door mijn wil. Ik gaf integendeel ieder wezen een vrije wil als een teken van hun goddelijkheid, en die vrije wil had ook het eerst geschapen wezen – Lucifer, en hij heeft deze vrije wil misbruikt. Hij kon dus in vrije wil hetzelfde willen als Ik zelf, en hij zou onbegrensd zalig geweest en ook eeuwig zo gebleven zijn. Maar hij misbruikte die vrijheid van wil en richtte hem verkeerd, wat een geestelijke revolutie ten gevolge had van een draagwijdte waar u mensen zich geen begrip van kunt maken.
En u mensen op aarde bent de producten van deze eerdere geestelijke revolutie. Het eerst geschapen wezen Lucifer, met wie Ik door het woord gedurig contact had, bezat evenals alle geschapen wezens het vermogen te denken en was dus ook in staat mijn woord een verkeerde betekenis te geven. Hij bezat een vrije wil en kon dus ook zijn denken en gevoelen veranderen. Hij kon uit de wet van de eeuwige ordening treden en geheel verkeerde opvattingen opstellen, en daardoor zowel in zichzelf als ook in de wezens die bij hem aangesloten waren een gedachten verwarring aanrichten, die bovenmate zware gevolgen had.
Hij bracht dus zijn verkeerd denken over op de wezens die door zijn wil, maar met het gebruiken van mijn kracht voortgebracht waren. Er ontstond een algemeen verzet tegen Mij en de wezens kwamen in opstand tegen Mij. Zij namen mijn liefdestraling niet meer zonder weerstand aan en werden daardoor verzwakt en lichtloos. Zij verzetten zich tegen de wet van de eeuwige ordening en hun gedachten gingen eigen wegen. En er ontstond een ongelooflijke chaos in het leger der oergeschapen geesten, die nu ook beslissen moesten wie zij wilden toebehoren, wat een afval van talloze wezens van Mij ten gevolge had. Maar, Ik verhinderde dit alles niet, want Ik zag daarin de weg tot een nog grotere zaligheid die Ik de geschapen wezens bereiden kon. Zij kwamen wel in alle volmaaktheid van Mij voort, waren echter toch nog steeds slechts mijn werk.
Nu echter, na hun afval van Mij, hebben zij de mogelijkheid als “kinderen” tot Mij terug te keren waardoor zij een zaligheid verkrijgen die hun oorspronkelijke zaligheid nog overtreft. Maar de vrije wil moet deze terugkeer tot stand brengen, want pas dan is het wezen geheel onafhankelijk van Mij, van mijn macht en mijn wil geworden. En toch kan het zich aan mijn wil overgeven, omdat het nu door de bereikte volmaaktheid geheel in mijn wil opgegaan is. Op deze weg terug tot Mij bevindt u mensen zich nu, wanneer u over deze aarde gaat. En wanneer u van goede wil bent kan mijn liefdelicht u weer doorstralen. U kunt dan het inzicht weer terugwinnen dat u eens bezat, maar evenwel vrijwillig opgegeven had.
Ik ken geen grotere zaligheid dan u deze kennis te doen toekomen, dan u steeds weer mijn grote liefde aan te bieden en uw toestand, zonder licht en kennis te veranderen, opdat u weer tot onbegrensde zaligheid kunt komen. Opdat u uw doel bereikt en terugkeert als kinderen tot Mij, uw Vader van eeuwigheid, wiens liefde u geldt en voor eeuwig gelden zal omdat u uit Zijn liefde eens bent voortgekomen.
Amen
BD.8568
24 juli 1963
Waarom spreekt God de mensen aan?
Mensen, denk u eens in wat het betekent wanneer uw God en Schepper zelf tot u neerbuigt om u aan te spreken, want Hij heeft daar een doel mee voor ogen dat u niet bevatten noch doorgronden kunt. Ik zelf buig me naar u over om u aan te spreken en dus moet het erg belangrijk zijn dat u mijn aanspreken verneemt, zodat u door Mij een bepaalde kennis wordt bijgebracht daar Ik dit laatste nodig acht.
Het zijn niet alleen vermaningen en waarschuwingen die Ik u laat toekomen, maar Ik probeer uw niveau van inzicht te verhogen en geef u aanwijzingen op welke manier dit mogelijk is. Voor eerst wil Ik de duisternis waarin u mensen zich bevindt van u wegnemen, en daarom wil Ik u ook de reden van deze erge duisternis vertellen en hoe u die op kunt heffen. Ik wil u licht schenken omdat duisternis een onzalige toestand voor u is en u in dit duister niet de juiste weg naar het licht van de dag vindt.
U had dat licht en inzicht prijsgegeven, want u kent Mij niet meer, uw God en Schepper die uw Vader wil zijn. U weet niets meer van uzelf, wat u was bij het begin der tijden, waarom u uzelf afkeerde en met welke bedoeling u op aarde bent. En het is deze toestand zonder inzicht die niet goddelijk genoemd kan worden. U bent echter van goddelijke oorsprong, u was eens volmaakt en dus bevond u zich ook in het licht. U kende alles, u kende mijn overgrote liefde die steeds door u heen straalde en juist die duisternis tegenhield, waardoor u helder en klaar elke samenhang begreep en een kennis had die alleen maar een goddelijk wezen bezitten kon.
U vergooide echter vrijwillig deze kennis, het licht en het inzicht, en u verviel in een toestand zonder licht. Uw begrippen verwarden zich en u kon niets meer bevatten. U begreep noch uzelf en het doel van uw bestaan noch de samenhang met Mij, met Degene uit wiens liefdekracht u voortgekomen bent. U viel in duisternis en die duisternis hield u zolang gevangen tot u vrijwillig weer verlangde naar mijn liefdestraling, die u dan ook weer het licht van de kennis schenken zal.
En dwars door deze duisternis heen weerklinkt mijn woord van boven. Zou u de diepte van mijn liefde kunnen bevatten die u alles wat u eens vrijwillig opgaf, weer zou willen schenken? Zou u bijgevolg mijn woord, in zijn overgrote waarde, kunnen erkennen als het grootste genadegeschenk van mijn kant dat Ik de mensen doe toekomen om hun terugkeer tot de liefde makkelijk en mogelijk te maken? Ik spreek rechtstreeks tot u, Ik overbrug de brede kloof die nog tussen ons bestaat en laat uit het lichtrijk een genadestroom naar de aarde vloeien die deze grote geestelijke dorheid bevloeien zal, en opnieuw zal doen herleven.
Ik wil de ellendige toestand waarin de mensen zich bevinden, veranderen en hun hulp bieden opdat ze vanuit de toestand van duisternis ontdekken dat hen een licht tegen straalt. Ze moeten bereid zijn dit licht aan te nemen en hun verdere levensweg op aarde daardoor te laten verlichten, zodat ze ook zeker zijn die weg naar hun bestemming te volgen die in het licht loopt en nooit door duisternis zal gaan.
Het is een overgrote daad van barmhartigheid die Ik de mensheid bewijs, dat Ik hun, die eens het liefdelicht afwezen, weer datzelfde liefdelicht aanbied. Dat Ik dit naar de aarde zend ofschoon de mensen niet laten blijken daar verlangen naar te hebben, op een paar na die Ik nu als tussenpersoon gebruik, zodat zij het licht daar brengen waar nog duisternis is.
Maar alle mensen zouden daar deel aan moeten kunnen hebben, want Ik wil niemand mijn genadegeschenk onthouden. Ik wil een ieder in mijn lichtkring voeren en trachten hem met mijn licht te bestralen, opdat hij dan geleid kan worden vanuit de kant van de lichtwereld die altijd alleen maar daarop wacht dat een mens zich openstelt voor haar liefde zorg.
En steeds opnieuw zal Ik de aarde door een licht bestralen, want de duisternis zal steeds nog dieper worden. Voor hem echter die naar het licht verlangt zal dit schijnen. Hij zal weer een toestand van inzicht binnengaan daar hij door Mij zelf binnen gevoerd wordt in een diep weten dat hem van buitenaf niet gegeven kan worden, of hij neemt het van de kant van mijn boodschappers aan, aan wie Ik zelf die kennis heb bijgebracht.
En Ik zal mijn genadegaven nog aan veel mensen aanbieden, en bij hem die slechts naar een lichtpuntje verlangt zal het stralen. Het zal hem binnenleiden in een weten in waarheid dat hem ook gelukkig zal maken. Want Ik stort nog rijkelijk de gaven van mijn liefde uit voordat het einde komt en ieder die van goede wil is, kan nog tot het einde zijn gebrekkige toestand veranderen. Hij kan het licht aannemen en dit zelf vermeerderen door een leven in liefde en hij hoeft het einde niet te vrezen, zodra hij eenmaal het doel en de bestemming van zijn leven op aarde kent en bewust die bestemming ook nastreeft. Want zijn wil heeft dan de juiste beslissing genomen, hij verlangt naar Mij terug te gaan en zal dan ook zeker zijn doel bereiken.
Amen
BD.8571
27 juli 1963
Het doel van het bestaan op aarde als mens
Beschouw uw bestaan als mens alleen maar als een korte fase van een eindeloos lange ontwikkelingsperiode, die echter van ontzaglijke betekenis is, omdat u in deze korte tijd een wilsbeslissing zult moeten nemen die uw lot in de eeuwigheid bepaalt. Want u zult deze ontwikkelingsgang tot een goed einde kunnen brengen maar deze ook weer eindeloos verlengen, wat voor uw ziel – het eigenlijke ik van de mens – gelukzaligheid of kwelling betekent, en u dit zelf, als mens, beslist.
U, mensen denkt daar weinig over na, maar de tijd van het leven op aarde gaat snel voorbij, en de uitslag van het bovenstaande zal zich nu doen gevoelen. Steeds weer wordt u ervan in kennis gesteld en toch schenkt u maar weinig aandacht aan wat u gezegd wordt, anders zou u bewust leven en er uw best voor doen het ware doel na te streven. U zult dan echter ook moeten geloven aan een God en Schepper, aan wie u uw bestaan dankt en u zult met Hem de verbinding tot stand moeten brengen, dan zal u ook de kracht gegeven worden voor een leven op aarde volgens Zijn wil.
U zult op de hoogte moeten zijn van deze God en Schepper om u onder Hem en Zijn wil te stellen. En u zult moeten weten hoe het met uw bestaan als mens gesteld is om nu ook in overeenstemming met het doel op aarde te leven dat wil zeggen: het doel te bereiken waarvoor u op aarde bent. En u wordt daarover niet in onwetendheid gelaten, steeds weer wordt u de wil van God bekend gemaakt, het doet er niet toe op welke manier dit gebeurt. Want God spreekt tot de mensen, Hij spreekt ze rechtstreeks aan, zodra daar de voorwaarden voor gegeven zijn. Of Hij geeft de mensen opheldering door bemiddelaars. Maar nooit laat Hij de mensen zonder kennis van Zijn wil omdat ze door deze kennis hun leven op aarde op de goede manier leiden en dus hun ontwikkeling kunnen voltooien, zolang ze op aarde vertoeven.
Maar ze kunnen ook niets willen weten van welke opheldering dan ook, ze kunnen zich verwijderen van God, ongelovig worden en geen diepere motivering van het leven op aarde accepteren. Ze kunnen menen zelf enkel en alleen bewoners van een schepping te zijn, wier leven alleen maar doel op zichzelf is en zich slechts vanuit dit gezichtspunt met hun leven bezighouden. En ze zullen dan ook niet de wil van God laten gelden, die een leven in liefde verlangt, integendeel zal hun eigen wil, die alleen op eigenliefde berust, het voor het zeggen hebben, die enkel voor zichzelf het grootst mogelijke genot zou willen bereiden en steeds alleen aan zichzelf, maar nooit aan zijn medemens zal denken.
Zo’n mens denkt helemaal verkeerd en hij zal ook nooit of te nimmer zijn doel op aarde bereiken, wanneer hij niet verandert. Hij zal zijn aardse leven tevergeefs afleggen en zijn ziel een verschrikkelijk lot bereiden. Dit kan hem echter ook niet verhinderd worden daar hij een vrije wil heeft, maar hij wordt op geen enkele wijze benadeeld, wat het inzien van de waarheid betreft, want op een of andere manier wordt die hem altijd toegebracht en hij hoeft alleen maar het juiste standpunt daartoe te bepalen en zijn ziel zal dan ook het juiste voordeel daaruit trekken. Maar juist het innemen van dit standpunt zal hij achterwege laten en hij zal zich tevreden laten stellen met datgene wat hij met zijn aardse zinnen vatten kan, met de wereld en haar goederen – en hij zal zich er door gevangen laten nemen en geen stap vooruit gaan in zijn ontwikkeling, omdat daar elke voorwaarde voor ontbreekt, zoals liefde en een innig band met God, waardoor hij tot innerlijk inzicht zou kunnen komen en waarvan zijn juist gerichte wil zou getuigen.
Maar de wil van de mens is vrij en moet ook vrij zijn tijdens het leven op aarde, opdat hij kiezen kan en eens weer de mogelijkheid heeft zijn oorspronkelijke staat binnen te gaan en weer te worden wat hij was in het allereerste begin. Want hij zou eeuwig niet de hoogste gelukzaligheid bereiken als hij een onvrij wezen zou blijven en niet vanuit zichzelf de weg naar God zou kunnen opgaan, die hem deze hoogste gelukzaligheid garandeert. Alles wat uit Hem vrij is voortgekomen, moet in deze vrijheid verblijven en naar Hem verlangen, dan zal het ook grenzeloos gelukzalig zijn en blijven.
Deze door God geschapen wezens hadden eens deze vrijheid weggegeven en ze waren gedurende eeuwigheden ongelukkig. Maar eens geeft God hun de vrijheid terug, maar alleen met het doel definitief naar Hem terug te keren, met het doel vrij te kiezen voor of tegen Hem. Daarom is het leven op aarde als mens zo buitengewoon belangrijk en toch wordt dit niet werkelijk beseft. Van de kant van de tegenstander wordt de mens nog veel onder het oog gebracht als voornaam en waard om naar te streven, zodat het denken van de mens in verwarring raakt en hij nu alleen probeert te zorgen voor zijn lichamelijk welbehagen, de ziel echter helemaal buiten beschouwing laat en daardoor het doel van zijn leven op aarde niet bereikt.
Maar hij wordt ook steeds weer opmerkzaam gemaakt op de zin en het doel van het aardse bestaan. En eens zal hij zich moeten verantwoorden, omdat ieder mens er eens op wordt gewezen dat hij vanwege een doel op aarde is. En wie dit doel serieus probeert te doorgronden, die zal daarover ook opheldering worden verschaft, hij zal in alles wat hem overkomt een wijze leiding kunnen herkennen, en geeft hij hieraan gevolg, dan zal hij ook waarlijk tot het inzicht komen omtrent het doel van zijn leven op aarde en hij zal zijn best doen dit te vervullen, hij zal, bewust van zijn verantwoordelijkheid, zijn leven leiden en ook spoedig zijn God en Schepper onderkennen en leren liefhebben.
En dan leeft hij zijn aardse leven niet tevergeefs, hij zal innerlijk rijp worden en ook spoedig het juiste doel bereiken: de vereniging met God door de liefde. En hij zal de betekenis van het leven op aarde inzien en alles doen om een ontwikkelingsperiode af te sluiten, zodat hij vrij wordt van elke vorm, van elke keten en binnen kan gaan in het rijk van het licht en gelukzaligheid, wanneer zijn uur gekomen is.
Amen
BD.8572
28 juli 1963
God zet onjuiste leerstellingen recht
Ik wil u steeds alleen maar van dwaling bevrijden en u hiervoor in de plaats de zuiverste waarheid aanbieden en daarom spreek Ik u steeds weer toe. En van uw kant heb Ik alleen een serieus verlangen naar de waarheid nodig, de wil om juist te denken en de waarheid van dwaling te kunnen onderscheiden. Dan kan ook het toesturen van de waarheid vanaf boven plaats hebben en dan wandelt u, mensen, ook in het licht. Maar de wil naar waarheid is niet vaak aanwezig en daarom heeft mijn tegenstander een grote macht, hij kan dwaling aanbieden en deze wordt niet als zodanig herkend. Bijgevolg is de wil van de mens zelf doorslaggevend, in hoeverre hij zich bezig houdt met juist te denken, met de waarheid. En steeds moet hij zich tot Mij zelf wenden, om uit mijn hand rechtstreeks de zuiverste waarheid in ontvangst te nemen. Want ofschoon hij zelf er nog niet toe in staat is, mijn aanspreken rechtstreeks te vernemen, zo zal Ik ze hem toch door mijn boden toesturen, wanneer Ik zijn ernstige wil en het verlangen naar de zuivere waarheid zie. Want de tegenstander zal er steeds weer dwaling tussendoor strooien en ook die mensen op een dwaalspoor willen brengen, die zich in het bezit van ware geestelijke leer wanen, die hij steeds weer zal vergiftigen, indien dit niet door grootste oplettendheid wordt verhinderd.
Daarom zult u niet voorzichtig genoeg kunnen zijn en u zult Mij zelf niet vaak genoeg om de waarheid kunnen vragen. Want Ik ben steeds bereid u de zuiverste geestelijke leringen toe te sturen, u een levenswater te doen toekomen, dat nog vrij is van elke verontreinigende toevoeging en dat u daarom ook helpt uw ziel gezond te maken. Put daarom uit de bron en let er ook dan nog op, dat het zuivere, gezonde levenswater niet wordt verontreinigd en u in een andere toestand bereikt, dan dat het rechtstreeks aan de Bron is verkregen.
Mijn tegenstander bedient zich van vele middelen om mijn zuiver woord te misvormen en de mensen merken het niet. Zonder nadenken geven ze aan hem toe, wanneer hij probeert hen ertoe te brengen, veranderingen of zogenaamde verbeteringen aan te brengen, die hem alle mogelijkheid geven er verkeerd zaad tussen te strooien, dat zal ontkiemen en de waarde nu aanzienlijk vermindert, wanneer de dwaling niet bijtijds wordt onderkend en verbeterd. Daarom is het zeer noodzakelijk, dat Ik steeds weer mijn woord van boven laat weerklinken, want de onvolmaakte mensen laten niets onveranderd bestaan en zo zullen ze ook steeds een hoogst volmaakte geestelijke leer van menselijke toevoegingen voorzien. Ze zullen ook met hun gedachten verkeerde wegen gaan en ophelderingen geven, die niet meer met de waarheid overeenstemmen en tegenover dezen kan dan steeds alleen maar de zuivere waarheid worden gesteld, die weer van Mij rechtstreeks naar de aarde stroomt, wanneer Ik het voor noodzakelijk houd dwalingen recht te zetten en het werkzaam zijn van de tegenstander te laten blijken.
En in overeenstemming met het verlangen van de enkeling naar de waarheid, zal deze zich er ook naar gedragen. Hij zal de zuivere waarheid aannemen, wanneer hij ze serieus zal begeren, of hij zal in onverschilligheid bij verkeerde opvattingen blijven steken, maar tot zijn eigen nadeel. Want evenals er een vertroebeling kon binnensluipen, zal Ik altijd een licht laten opgaan, en Ik zal daarom ook niet ophouden, rechtstreeks van boven te spreken. Want de mensen zullen ook niet ophouden, zich door mijn tegenstander te laten beïnvloeden en veranderingen aan te brengen aan de geestelijke leer, die oorspronkelijk van Mij zelf is uitgegaan. Ze zullen hun eigen gedachten, hun verstandelijk denken, steeds weer inschakelen. En dit kan door mijn tegenstander worden overheerst, zodat dwaling binnensluipt in een geestelijke leer, die van Mij was uitgegaan. En vanwege de wilsvrijheid van de mensen verhinder Ik dit niet, maar zorg Ik er steeds weer voor, dat degenen, die naar de waarheid verlangen, deze weer wordt toegestuurd in zuiverste vorm.
U zult daarom nooit een geestelijke leer moeten verwerpen, die van Mij is uitgegaan, maar u zult erop moeten letten of ze onveranderd bewaard is gebleven. En daar zult u mijn boodschappen tegen moeten afwegen, die weer rechtstreeks tot u komen. Want Ik weet waarom Ik u, mensen, steeds weer aanspreek. Ik weet wanneer het noodzakelijk is, dat Ik zelf weer ingrijp, om dwalingen op te helderen, die – al zijn ze nog zo onbeduidend – steeds weer nieuwe dwalingen tot gevolg hebben en daarom, daar ze uitgaan van mijn tegenstander, hem ook de strijd moet worden verklaard. Steeds zal de mens ook de dwaling afwijzen, zodra hij zelf een gewekte geest heeft. Maar diegenen, die zelf nog niet in geestelijk weten zijn doorgedrongen, om gelijk welke dwaling dan ook te herkennen, zullen hem dulden. En dit is hetzelfde als een verontreinigde bron, waarvan het water niet meer verkwikkend, maar eerder gevaarlijk kan zijn. De dwaling gaat van de tegenstander uit en kan nooit een heilzame uitwerking hebben op de ziel.
Zult u echter aan de Bron het water des levens in ontvangst kunnen nemen, dan bent u beschermd tegen slechte invloeden, dan komt mijn woord met alle kracht naar u toe en garandeert het u ook de zuiverste waarheid en dan zult u ook alles kunnen geloven, omdat u van Mij uit waarlijk geen dwaling kan worden toegestuurd. Maar u zult steeds opmerkzaam moeten zijn en altijd weten, dat mijn tegenstander elke gelegenheid te baat neemt, waar hij kan binnensluipen, om de mensen in verwarring te brengen. En als het hem maar lukt, de mensen een andere gedachtengang binnen te dringen en zij nu verkeerde gevolgtrekkingen maken, die niet overeenstemmen met de waarheid en daarom zich doen gevoelen als duisternis, als een samengesteld geheel van gedachten, waar het licht niet doorheen kan dringen, vraag dan maar steeds Mij om verlichting, om opheldering en waarlijk, Ik zal ze u geven, omdat Ik wil, dat u in de waarheid vaststaat. Want alleen de waarheid is licht en alleen door de waarheid zult u zalig kunnen worden.
Amen
BD.8573
28 juli 1963
De vergeestelijking van ziel en lichaam – Wat is het materiële lichaam?
Iedere vraag wil Ik u beantwoorden op een manier die voor u begrijpelijk is, zelfs als de diepste samenhangen u nog niet begrijpelijk zijn vanwege uw lage zielenrijpheid. Toch zult u over vraagstukken die u bezig houden en die u alleen niet vermag op te lossen niet in ’t onzekere gelaten worden.
Het zal net zo licht in u worden als u licht begeert. De samenstelling van de ziel van de mens heeft zich op dezelfde wijze toegedragen als het uiteenvallen van het wezen en heeft plaatsgevonden na haar afval van Mij, na de verharding van zijn substantie.
De afzonderlijke partikeltjes die door de scheppingswerken zijn heen gegaan met het doel uit te rijpen, worden weer verzameld: gesteenten, het planten- en dierenrijk lieten alle partikeltjes die tot een gevallen wezen behoren weer vrij, en deze sloten zich tenslotte weer aaneen en vormden dan de ziel van de mens. Dus is deze ziel de eens gevallen oergeest die moet terugkeren tot Mij, van wie hij is uitgegaan, als hij in het aardse leven zijn laatste wilsproef doorstaat – waarvoor zijn vrije wil noodzakelijk is. Deze ziel belichaamt zich in een omhulsel van vlees, in een stoffelijk lichaam en dit bestaat uit ontelbare geestelijke substanties die nog in het begin van hun positieve ontwikkeling staan. Want alle materie is het geestelijke dat aan het begin van zijn ontwikkeling staat, dat reeds het rijpere geestelijke in zich bergt, dat daarin dienen moet en zo tot ontwikkeling komt. De “materie” dus heeft een zeer lange weg voor zich tot ook zijzelf zich als “ziel” kan belichamen. Toch kan de weg van elke geestelijke substantie van verschillend lange duur zijn. Het geestelijke in de materie kan sneller uitrijpen, ook kan echter de materie zelf sneller tot ’n uiteenvallen komen als haar dienende functie zonder weerstand vervuld wordt, als de tegenstand van het geestelijke dat nog gekluisterd is in de materie vlugger afneemt, en dienstbaar is.
Dit zal steeds dan het geval zijn als het zich in een omgeving bevindt waarin een bewust streven naar Mij te bemerken is, wat al het geestelijke als een weldaad ondervindt en waarvan de ontwikkelingsweg ook afgekort wordt, omdat het vaak de mogelijkheid krijgt te dienen.
U moet dat zo verstaan: waar nog een hang naar de materie is, waar geen geestelijk streven te bemerken is – daar wordt de materie “opgepot”. Haar wordt weinig gelegenheid gegeven te dienen, en de gekluisterde toestand in deze materie wordt verlengd, zoals hij echter ook zeer verkort kan worden als de mens geen vermeerdering van aardse goederen nastreeft, en het weinige dat hij bezit steeds gelegenheid geeft te dienen.
Dan draagt de mens zelf door zijn instelling tegenover Mij en de materie bij tot een sneller uiteenvallen ervan, en het daarin gebonden geestelijke zal heel wat vaker zijn uiterlijke gedaante kunnen verwisselen en sneller tot rijpheid komen en ook in minder tijd dat stadium bereiken waarin alle partikeltjes zich verzameld hebben en waarin nu de belichaming als ziel in de mens kan plaatsvinden. Zo ook is het aardslichamelijke omhulsel van de ziel nog geconsolideerde materie waarvan de substanties tot een eertijds gevallen oergeest behoren, die eveneens ooit zelf als ziel de wilsproef op aarde af moet leggen. Gelukt het nu een mens tijdens zijn leven op de aarde tegelijk met zijn ziel ook zijn vleselijk lichaam te vergeestelijken, wat weliswaar zelden voorkomt maar toch mogelijk is, dan zullen de geestelijke substanties ervan zich bij de ziel aansluiten en een bepaalde geestelijke rijpheids toestand bereiken, zodat nu ook van de kant van de lichtwezens aan wier zorg de gevallen geesten zijn toevertrouwd, ook op het nog in de uiterlijke vorm gekluisterd wezenlijke zo ingewerkt wordt dat het snel tot uitrijpen komt – omdat een ziel die zo’n vergeestelijking tegelijk met het lichaam tot stand zou brengen overal veel kracht uitstraalt op alle substanties van die ziel – die de ontwikkelingsgang nog moet afleggen.
Die ziel neemt dus haar vergeestelijkt lichaam met zich mee in het geestelijke rijk en zij straalt deze vergeestelijkte substanties dan weer als kracht naar het oerwezen, aan wie ze toebehoren. Dit wezen legt dan zijn ontwikkelingsweg in veel kortere tijd af, omdat het uitgerijpte geestelijke ook een terugval verhindert, wanneer de ziel als mens over de aarde gaat. Want de substanties van het lichaam zijn verlost door de in het lichaam wonende ziel, en kunnen nu nooit meer een terugval ondervinden.
Bovendien zullen ze ook in vorm en kracht op de ziel inwerken en deze tot een verhoogd streven aanzetten, om welke reden de mens er een zeer grote opdracht in moet zien dat zijn lichaam eveneens zal worden vergeestelijkt. Daarom moet de mens alles doen om deze vergeestelijking te bereiken, om niet alleen zijn eigen ziel, maar ook de ziel van wie de substanties hem als stoffelijk omhulsel dient tijdens zijn aardse leven, te helpen.
De aardse materie vergaat wanneer het uur van de dood gekomen is. Maar een vergeestelijkt lichaam sluit zich aan bij de ziel en stroomt dan weer als kracht de oergeest toe aan wie ze toebehoort, zodat deze een merkbare hulp bespeuren zal en nooit meer naar de diepte kan afglijden, omdat de reeds vergeestelijkte substantie dat verhindert. En u kunt door lijden en smarten van het lichaam vele nog onrijpe substanties ervan helpen zich te ontwikkelen. U kunt voor deze geestelijke wezensdeeltjes kleine zoenoffers brengen door in bewuste overgave uw lijden te dragen, dat weliswaar de onrijpe substanties van het lichaam veroorzaken te dragen, wat echter door uw liefde tot al het nog niet verloste en uw wil te helpen bijdraagt tot vergeestelijking van het lichaam.
U brengt in uw aardse leven niet alleen uw eigen ziel tot rijping, maar u helpt ook een andere oergeest zich sneller te ontwikkelen als u al het nog lage geestelijke in u, dat nog tot mijn tegenstander behoort, verlost door uw liefde en uw wil te helpen, waar het maar mogelijk is.
Vindt deze verlossing niet plaats, dan gaat ook het lichaam zijn natuurlijke weg: het lost zich op en vergaat en dient weer voor ontelbare kleine en kleinste wezens tot opbouw. Zijn weg is dan heel veel langer, maar eenmaal zullen ook deze substanties alle bijeen komen en vindt ook de laatste belichaming in de vorm plaats op deze aarde.
Bedenk altijd dat de materie het in ’t begin van zijn ontwikkeling staande geestelijke is, dat reeds het rijpere geestelijke bevat om dit het dienen mogelijk te maken, waardoor al het geestelijke zich positief ontwikkelt. En de scheiding van lichaam en ziel moet u altijd maken. Dan zult u ook makkelijker begrijpen welke bedoeling en beweegreden het lijden en de smarten van het lichaam hebben en waarom u, mensen de kruisweg van Jezus altijd weer wordt voorgehouden, die moet u navolgen. Want Hij droeg de zonden voor u, mensen. Zijn ziel was geheel zonder schuld en toch heeft Hij onuitsprekelijk geleden!
En wanneer u lijdt, bedenk dan dat u ook voor het geestelijke dat u als uiterlijke vorm dienstbaar is, tot een boetedoening bereid moet zijn, opdat u de volmaaktheid bereikt. Want u kunt de lijdensweg ervan ook belangrijk afkorten. En daarom moet uw liefde u ertoe brengen al wat zondig geworden is te helpen verlossen.
Amen
BD.8574
29 juli 1963
De vergeestelijking van het lichaam van Jezus
Maar anders is het gesteld met het lichaam van Jezus Christus, dat geheel vergeestelijkt opstond uit de dood en dat als zichtbaar omhulsel van Mij zelf bleef bestaan om eeuwig voor de door Mij geschapen wezens een zichtbare God te zijn en te blijven.
Dit lichaam van Jezus was wel eveneens aardse materie, maar het was eens door goddelijke kracht verwekt. Het waren eveneens geestelijke substanties welke de aardse moeder van Zijn lichaam had voortgebracht en die zich in hun eisen, driften en ook zwakheden instelden op hun omgeving, die dus door de hen omringende materie beïnvloed werden, zodat het verlangen van het lichaam net zo was gericht als dat van andere mensen. Het lichaam reageerde dus op alle verzoekingen van buitenaf, maar steeds weer bood het weerstand aan al deze verzoekingen door de wilskracht van Jezus.
En dit vereiste een voortdurende strijd. Het vroeg een voortdurende bereidheid om in liefde werkzaam te zijn, omdat Jezus ook alle substanties wilde verlossen die door Zijn mens-zijn in verbinding waren getreden met Zijn ziel, maar die geen gevallen oergeest toebehoorden, doch wat een scheppingswerk mijnerzijds is geweest, waartoe Ik de mens had uitgezocht die in staat was in de door God gewilde ordening een mens te baren die dan dus de substanties van deze in zich droeg, die voor Hem nu ook het lichamelijk omhulsel vormden. Die ook verlost moesten worden, maar deel bleven uitmaken van de ziel die daarin geborgen was.
Begrijp, dat het lichaam van Jezus en het lichaam van Maria rein waren en zonder zonde verwekt. Maar ze namen verblijf in een zondige wereld en bleven daarom ook niet verschoond van de verleidingen van deze wereld. Ze moesten zich daarin waarmaken. Ze moesten een nog hardere strijd voeren tegen zulke verleidingen, omdat mijn tegenstander zich nog kon uiten door de materie, omdat hij door alles wat een zuivere ziel omringde, gelegenheid had invloed uit te oefenen. En zijn werkzaam zijn bestond uit de meest verschillende verzoekingen, waaraan ieder mens is blootgesteld. En het strijden hiertegen is de opgave van ieder mens.
Dit zal voor u mensen nog onbegrijpelijk zijn, maar steeds zult u mogen geloven dat de totale vergeestelijking van zowel het lichaam van Jezus, als ook dat van Maria is gelukt. Dat Jezus echter als enig Wezen Zijn omhulsel meenam naar het geestelijke rijk en het behield, omdat Ik voor alle door Mij geschapen wezens tot een zichtbare God wilde worden en de algehele vereniging van lichaam en ziel met Mij had plaatsgevonden, die ook nooit meer kan worden opgeheven.
Dat er aan de ziel van Jezus nog veel geestelijks kleefde dat niet verlost was en dat haar in het nauw bracht, staat eveneens vast. En dat daarom de strijd van Jezus tegen deze duistere machten heel zwaar is geweest, wordt ook steeds weer benadrukt. Want deze krachten probeerden Hem in opdracht van mijn tegenstander ten val te brengen. En zo heeft Jezus ook moeten strijden tegen zulke verzoekingen, die nooit van Zijn eigen lichaam uitgingen, maar van de kant van die duistere macht werden uitgeoefend, die zich bediende van alles wat buiten Hem stond en wat de mens Jezus omgaf, om Hem te verleiden. En daarom had Hij onmetelijk te lijden en moest Hij strijden tegen kwellingen van allerlei aard, ondanks Zijn reine lichaam zonder zonden.
Maar Hij heeft ook veel van het onrijpe geestelijke verlost, dat dan ook het laatste rijp worden als mens op aarde mocht meemaken. En deze mensen waren dan ook vaak erkentelijk bij hun duidelijke stellingname ten opzichte van Jezus en tijdens een leven in navolging van Jezus. Dat Zijn strijd gemakkelijker zou zijn geweest vanwege Zijn reine lichaam zonder zonden, mag nooit worden aangenomen. Want er kleefde genoeg onrijp geestelijks aan Zijn ziel, dat Hij niet eenvoudigweg mocht afschudden, maar dat Hij ook wilde verlossen om het te helpen op zijn verdere ontwikkelingsweg.
Maar dat Zijn eigen lichaam in totaal vergeestelijkte staat ook deel werd van de ziel en dat bleef, moet voor u mensen evenzo geloofwaardig zijn. Want mijn verblijf in een mens vereiste al deze ongewone voorwaarden, evenals een zuiver geestelijke verwekking en het gebeuren van Zijn geboorte, dat ongewoon was en goddelijk werkzaam zijn verried. Toch was Jezus een mens en Zijn strijd en de vergeestelijking van alle lichamelijke substanties vonden op dezelfde wijze plaats als bij alle andere mensen: liefde en leed brachten haar tot stand en steeds zullen liefde en leed nodig zijn voor de algehele vergeestelijking van de mens op aarde.
Amen
BD.8575
30 en 31 juli 1963
Opheldering over de materie en haar opdracht
Alle materie is verdichte geest. En zo is de gehele aards-stoffelijke wereld eens door Mij uitgestraalde kracht die in het allereerste begin haar bestemming niet nakwam omdat zij er niet toe gedwongen werd, die echter volgens de wet van eeuwigheid werkzaam moest worden, en daarom omgevormd werd tot scheppingen van allerlei aard – waarvan het functioneren bepaald werd door natuurwetten en dit in gedwongen toestand. Door de wettelijke vervulling van hun taak treedt het geestelijke een steeds hoger stadium van ontwikkeling binnen en zodanig is de schepping in de grond van de zaak geestelijks – op de meest uiteenlopende niveaus van ontwikkeling. Vanaf het hardste gesteente, als plant of dier, omhoog tot de mens toe, gaat de ontwikkeling opwaarts, die gegarandeerd is door een voortdurende dienende werkzaamheid van elk afzonderlijk scheppingswerk. De materie valt steeds weer uiteen, dat wil zeggen: al het geestelijke wisselt voortdurend van uiterlijk en neemt een nieuwe, hogere vorm aan en ontwikkelt zich op die manier tot aan het stadium, waarin het zich als mens mag belichamen om ook nu weer door dienend werkzaam te zijn, zich te bevrijden uit de laatste vorm op deze aarde.
Steeds zullen materiële omhulsels of uiterlijke vormen het rijpere geestelijke bevatten en dit dienen om zich verder te voltooien. De omhulsels zelf worden steeds weer opgelost en de daarin geborgen geestelijke substanties zullen zich eveneens verenigen met substanties van dezelfde rijpheid en hun volgende vorm aannemen, zolang tot alle kracht zich weer verzameld heeft, die in het oerbegin als “wezen” uitgestraald was, en nu het wezen weer bestaat in zijn vroegere hoedanigheid, echter zonder enige liefde die het eertijds niet meer van Mij wilde aannemen. Deze liefde nu wordt als vonkje aan de nu als mensenziel op aarde levende oergeest toegevoegd, als een genadegeschenk mijnerzijds. En nu kan de mens weer zijn voltooiing bereiken, hij kan weer volmaakt worden zoals hij eens uit Mij was voortgekomen. En dan is het uiteindelijke doel bereikt dat Ik Mij gesteld heb bij het scheppen van de wezens.
Tot het vroegere wezen echter de weg door de scheppingen der aarde is heengegaan, vergaan er eindeloze tijden. Want wat als materie voor u zichtbaar is, had al lange perioden nodig voor haar omvormingen. Want de eerst harde materie, het gesteente, geeft niet zo gauw het geestelijke vrij. En als niet onder invloed van natuurwetten een uiteenvallen van de harde buitenkant plaatsvindt, kunnen eeuwigheden vergaan tot er een losser worden intreedt. Tot deze wereld van gesteenten een lichtere vorm van leven laten zien in die zin, dat ze geheel verandert of ook wel uiteenvalt en het gekluisterde geestelijke vrij laat, dat nu in een minder vaste vorm opnieuw gebonden wordt. En zo zal de nieuwere vorm steeds gemakkelijker oplosbaar worden en al de scheppingswerken geven het geestelijke de mogelijkheid daarin verder te rijpen. En zo komt dit aanvankelijk geheel verharde dode geestelijke langzaam tot leven. Het wisselen van de uiterlijke vorm vindt steeds sneller plaats en in de gehele schepping is er een voortdurend leven en sterven, een worden en vergaan te zien.
Maar het geestelijke heeft eindeloze tijden nodig voor zijn ontwikkelingsgang, die als mens op de aarde beëindigd wordt. En steeds moet onderscheiden worden, dat elke uiterlijke vorm uit geestelijke substanties bestaat die in het begin van hun ontwikkeling staan en dat elke uiterlijke vorm weer geestelijke substanties bevat die reeds een hogere graad van rijpheid bereikt hebben en in die vorm nog verder uitrijpen moeten. En daarom hoeft het uiterlijk omhulsel niet steeds zo gewaardeerd te worden als het geestelijke dat het in zich draagt. Het uiteenvallen van de buitenkant zal altijd een daad van bevrijding zijn voor het gekluisterde geestelijke en tevens een stap omhoog in de positieve ontwikkeling betekenen voor de materie zelf, die als uiterlijke vorm de zielensubstanties omhult. Deze omhulsels hebben nog een lange tijd nodig tot ook zij als bestanddeel van een ziel hun laatste weg over de aarde afleggen.
Maar des te gewilliger een omhulsel zijn dienst verricht, des te sneller gaat het vooruit in zijn ontwikkeling, steeds echter volgens de wettelijke ordening. En zo heeft ook het laatste uiterlijk omhulsel – het menselijk lichaam – een heel grote opdracht, waarbij het nakomen ervan de geestelijke substanties waaruit het lichaam is opgebouwd, ook een snelle vooruitgang van haar ontwikkeling brengen kan, als het lichaam zich geheel naar de eisen van de ziel voegt en dus mede vergeestelijkt kan worden tijdens het aardse leven, wat voor een gevallen oergeest een verkorte aardse weg kan betekenen, wiens toebehoren door buitengewoon dienen en lijden bijdraagt tot een veel snellere terugkeer van die oergeest tot Mij, wanneer deze als mens zijn gang over de aarde gaat en niet meer de terugval in de diepte hoeft te vrezen omdat deze al uitgerijpte substanties hem een zekere voltooiing verzekeren. De kennis hierover kan u er toe aansporen, geheel bewust de vergeestelijking van het lichaam gedurende het aardse leven na te streven en dus een levenswandel te leiden geheel volgens de geboden van de liefde, omdat de liefde de weg is die tot de totale vergeestelijking van het lichaam voert.
Amen
BD.8576
31 juli 1963
De betekenis van het aardse leven – Het werkzaam zijn in de liefde
Steeds weer wil Ik u opheldering geven hoe het met de loop van het aardse leven als mens gesteld is, omdat de kennis daarover, zodra u eraan gelooft, u dan uw levenswandel met verantwoordelijkheidsbesef laat leiden. Het kan u ook worden uitgelegd en toch op een volledig ongeloof afstuiten, maar steeds weer zult u in het aardse leven in omstandigheden komen waarin u nadenkt over het doel van uw bestaan, en dan zullen ook steeds weer deze gedachten in u opkomen en u zult aan die gesprekken terugdenken die u opheldering moesten verschaffen. En ieder denkend mens zal er ook steeds weer over piekeren, en naar gelang zijn wil, tot een juist inzicht komen.
Ik wil steeds maar dat de gedachten van de mens zich niet alleen met wereldse zaken bezig houden, maar in dat gebied dwalen dat wel niet bewijsbaar is, maar toch niet te loochenen valt als er ernstig over wordt nagedacht. Eerst dan, als de mens deze weg al denkend begaat, is zijn aardse leven tot voordeel van zijn ziel, wier rijping zin en doel van het aardse leven is. Daarom is het nodig dat de mens er steeds weer op gewezen wordt dat hij niet alleen op aarde leeft om zich een uiterlijk goed leventje en rijkdommen te verwerven. Hij zal weliswaar meestal niet willen geloven – en hij kan ook niet tot geloven gedwongen worden, maar hij zal af en toe daarover nadenken en kan daardoor ook tot andere gedachten komen, zodat hij zich met zijn gedachten meer bezighoudt met het rijk dat hem niet bewezen kan worden. Het zal nu aan zijn levenswandel liggen of hij gelovig wordt, want zodra hij maar het werkzaam zijn in de liefde niet uit het oog verliest, zodra hij van goede wil en tot helpen bereid is, zal hij ook leren geloven en in zijn ontwikkeling opwaarts gaan.
Daarom moeten de mensen steeds maar tot liefdewerken worden aangespoord, wat vaak al door een goed voorbeeld bereikt kan worden. Dan zal ook het ongeloof wijken, want de liefde wekt onherroepelijk het geloof tot leven. Dus is een liefdevol leven absoluut nodig om ook tot geloven te komen. De liefde echter is verkoeld onder de mensen en daarom moeten de harten worden aangeraakt, opdat ze gewillig worden lief te hebben, want het vermogen om lief te hebben heeft ieder mens, omdat hem door Mij een klein vonkje van mijn geest werd toegevoegd voor zijn leven op de aarde.
En de bereidheid tot liefde kan ook weer alleen door grote nood worden opgewekt, dat zware slagen van het noodlot de mensen treffen waarbij zij dan op elkaar zijn aangewezen en waar dan de wil tot helpen tevoorschijn komt als ’n mens niet geheel verhard is en dus een aanhanger van mijn tegenstander, die dan echter ook reddeloos verloren is als de tijd die hem gesteld is zijn ziel tot voltooiing te laten komen voorbij is. Zonder liefde is het aardse leven nutteloos, de ziel wint niets en blijft in haar oude toestand, als ze niet nog afzinkt in de diepte waaruit ze zich al omhoog gewerkt had en alleen nog maar de laatste klim omhoog moest doen. Zonder liefde komt zij geen stap verder, en tot liefhebben kan geen mens gedwongen worden. Het is een aangelegenheid van de vrije wil, maar het is de enige mogelijkheid het doel op aarde te bereiken, dat de ziel tot voltooiing komt en zich weer in haar oerwezen verandert.
En dus moet steeds maar weer de goddelijke leer van de liefde verkondigd worden, de mensen moeten steeds weer gewezen worden op de geboden van de liefde tot God en de naaste, steeds weer moeten zij door nood en ellende worden getroffen, opdat de liefdesvonk in hen ontvlamt en tot een heldere vlam wordt. En daarom leid Ik Mij op aarde steeds weer leraren op, die hun medemensen de liefde prediken en hun mijn wil verkondigen en hen proberen in te lelden in de kennis die alleen door een leven in liefde verkregen kan worden.
Daarom zend Ik ook nu weer mijn discipelen van de eindtijd uit in de wereld om mijn evangelie te verkondigen dat Ikzelf naar de aarde stuur. Steeds weer werk Ik duidelijk zichtbaar en op een ongewone manier om geloof te vinden, omdat de mensen zich al te ver van het geloof hebben afgekeerd, omdat ze de plaatsen niet meer opzoeken waar hun mijn woord verkondigd wordt, en omdat ook daar mijn woord al aan kracht verloren heeft terwijl de verkondigers van mijn woord geestelijk niet ontwaakt zijn.
De mensen moeten tot leven komen. Zij moeten leren levend te geloven, omdat zij dan pas naar mijzelf streven en leren liefhebben en dan ook opwaarts gaan in hun ontwikkeling. Maar zonder liefde zullen zij op aarde niets bereiken. Wat er ook gedaan wordt, steeds moet de liefde eraan ten grondslag liggen, anders zijn het dode werken. U, mensen moet dit alles weten en u zelf dan afvragen wat u beweegt tot al uw woorden, daden en gedachten. En alleen als de liefde u ertoe aanzet zal alles wat u denkt, spreekt en doet, goed zijn in mijn ogen en u een hogere graad van rijpheid opleveren. Waar echter de liefde ontbreekt daar is alles nutteloos. Want alleen vanwege de ommekeer van uw leven tot liefde bent u op aarde en alleen dit is en blijft uw doel, dat u zich door de liefde verbindt met Mij, die de “eeuwige Liefde” zelf ben.
Amen
BD.8582
7 augustus 1963
Wat was de mens en wat is zijn taak op aarde?
Wel treedt u als mens weer het stadium van het zelfbewuste wezen binnen, u herkent uzelf als iets wezenlijks, maar u bent zich niet bewust in welke hoge volmaaktheid u eens stond en dat uw bestaan als mens bij het begin van uw belichaming slechts een zeer zwakke afstraling is van uw vroegere zijn. U bent wel weer hetzelfde wezen dat zichzelf als een zelfbewust wezen herkent, dat verstand heeft en een vrije wil, maar er ontbreekt u een bepaalde graad van rijpheid die u pas als goddelijk wezen kenmerkt. U bent onvolmaakt geworden door uw vroegere afval van God en zult nu eerst weer deze volmaaktheid moeten bereiken die u oorspronkelijk bezat. Toch bent u zelfbewuste wezens die denken kunnen en een vrije wil hebben en die nu de wil en hun verstand moeten gebruiken voor het laatste rijp worden op deze aarde. En om met dit rijp worden heel bewust een begin te maken, zult u kennis moeten verkrijgen in welke verhouding u staat tot Hem Die u heeft geschapen. U zult moeten weten dat u eertijds in nauwste samenhang stond met deze, uw God en Schepper en dat u zich vrijwillig van Hem verwijderde, maar dat u, om weer volmaakt te worden, om uw oorspronkelijke gesteldheid weer aan te nemen, u ook weer bij Hem zult moeten aansluiten daar u anders zonder kracht en licht zult blijven, omdat Hij alleen de Kracht- en Lichtbron is van eeuwigheid, van Wie ook alle geschapen wezens kracht en licht moeten ontvangen om weer te worden wat ze waren in het allereerste begin. Hoogst volmaakte wezens, evenbeelden van God, echte kinderen van de Vader Die hun het leven gaf.
Dit rijp worden tot volmaakte wezens is de opgave van de mens op aarde, die daarom ook het vermogen heeft een weten op te nemen en in zich te verwerken, zich door middel van gedachten met dit weten bezig te houden en het te gebruiken, steeds in de zin van zijn volmaaktheid. Want deze mogelijkheid is hem gegeven gedurende zijn bestaan als mens, dat hij verstandelijk zijn standpunt bepaalt tegenover het weten dat hem van de kant van God wordt toegezonden, dat hem zowel van buitenaf door boden alsook rechtstreeks door de stem van het geweten kan worden overgebracht. Want hij kan en moet de gave van zijn verstand gebruiken en hij zal dan ook, van goede wil, binnendringen in dieper weten, wanneer hij aan het innerlijk dringen van zijn geweten toegeeft en in liefde werkzaam wordt. Dan aanvaardt hij de weg van de terugkeer naar God, dan begint hij weer de aansluiting te zoeken bij Hem Die zijn Vader is van eeuwigheid. Dan zal hij ook langzaam rijp worden en de hoogte kunnen bereiken waarop hij eens heeft gestaan en die ook weer moet worden bereikt, wil het wezen weer in het bezit komen van licht en kracht en vrijheid die het in het allereerste begin onuitsprekelijk gelukkig maakten.
Denk eraan, u mensen, wat voor een taak u in het aardse bestaan zult moeten vervullen, dat u zich uit een toestand van zwakheid en duisternis zult moeten oprichten en u opwerken naar helder licht en sterkste kracht. Dat u dat wel zult kunnen wanneer u van goede wil bent en u de goddelijke wil nakomt doordat u een levenswandel in liefde leidt. Wat God van u verlangt, dat u volmaakt zult worden, zult u wel kunnen vervullen, want Hij voorziet u rijkelijk van kracht en genade. Hij is steeds bereid u bij te staan met Zijn hulp en Hij legt u ook Zijn wil in het hart zodat u alleen maar oplettend zult hoeven te zijn en aan uw gevoel zult moeten toegeven, dat u tot goede daden, goed spreken en goed denken aanleiding zal geven zodra u maar bereid bent uw taak op aarde te vervullen. Want in de toestand van het zelfbewustzijn als mens wordt u mensen ook steeds het woord van God voorgehouden, op welke manier dan ook. U zult kennis verkrijgen van een God en Schepper en u zult dan ook zelf kunnen nadenken en dan uit het geestelijke rijk opheldering verkrijgen door middel van gedachten.
De mogelijkheid u te vervolmaken op aarde is ieder van u mensen gegeven. Want u bent niet meer gebonden in de vorm, u doorloopt uw laatste belichaming op deze aarde en u bezit al die vermogens die u een vooruitgang verzekeren. Maar u bezit ook een vrije wil, die alleen bepalend is hoe u uw capaciteiten gebruikt. En deze wil zult u zelf juist moeten richten en daarom wordt u steeds weer kennis gegeven over de betekenis van uw leven op aarde. Uw verstand kan daar een standpunt tegenover innemen en de wil bepalen. U behoudt echter steeds de vrije beslissing en dat is uw verantwoordelijkheid, want dienovereenkomstig zal eens het lot zijn in de eeuwigheid. Want al zult u ook niet voor eeuwig verloren gaan, dan kan toch de toestand van krachteloosheid en duisternis van uw ik nog eindeloos lange tijd duren en voor u weer kwellingen brengen in plaats van gelukzaligheid. Maar in alle wilsvrijheid zult u zelf in het leven op aarde de laatste beslissing moeten nemen. En gelukkig hij die op God aanstuurt en zich met Hem herenigt op aarde.
Amen
BD.8584
10 en 11 augustus 1963
De liefde tot God wordt bewezen door de liefde tot de naaste
Steeds weer zeg Ik u hetzelfde: Bekommer u om uw naaste in zijn nood. Help hem, ongeacht of hij zich in geestelijke of in lichamelijke nood bevindt. Betoon hem onbaatzuchtige naastenliefde en u vervult uw aardse doel. Want u bewijst Mij pas uw liefde als u uw liefde aan de naaste geeft die uw broeder is. Ik ben de Vader van u allen. Ik verlang naar uw liefde die naar al mijn uit Mij voortgekomen schepselen moet uitgaan. En uw naaste bevindt zich heel vaak in nood en overwegend zullen het geestelijke noden zijn in welke u hem moet helpen. Want aardse noden gaan voorbij, maar de geestelijke nood blijft bestaan en zal steeds weer hulp vergen, ongeacht of het op aarde is of in het rijk hierna.
De geestelijke nood bestaat voornamelijk in liefdeloosheid en daardoor in een gebrekkige gesteldheid van de ziel, die in het aardse leven toch rijp moet worden door de liefde. Als u nu uw naaste liefde geeft, kan dat wederliefde opwekken en de medemens ertoe brengen zijn wezen te veranderen, zodat hij het u wil nadoen wanneer u hem als voorbeeld het ware leven in liefde voorleeft. Deze hulp is het voornaamste, dat u liefde schenkt – echter ook uw naaste het evangelie voorhoudt, dat wil zeggen: hem ook zijn Schepper en Bewaarder als een God van liefde voorstelt, die de Vader van alle mensen is en ook als Vader aangeroepen wil worden.
U moet uw medemens voortdurend geestelijke kennis proberen te verschaffen en u zult hem helpen zich te voltooien als alles wat u hem aanbiedt in liefde geschiedt. Maar ook in aardse nood moet u zich om uw medemens bekommeren en daardoor zult u eveneens wederliefde opwekken. Want de liefde is zelf kracht en zal nooit zonder uitwerking blijven, tenzij uw naaste nog geheel onder de invloed van mijn tegenstander staat. Dan zal hij u afwijzen en ook geen uitwerking van de liefde ondervinden. En uzelf zult steeds alleen door liefdadigheid uw ziel meer tot rijpheid brengen. Daarom moet elke gelegenheid benut worden waar u in liefde werkzaam kunt zijn. En aan elke nood waarin uw medemens zich bevindt moet aandacht worden geschonken. U mag niet onverschillig aan hem voorbij gaan en hem in benarde omstandigheden alleen laten, want dan bent u zelf liefdeloos. U vervult dan niet uw aardse levensdoel dat alleen daarin bestaat dat u weer uw oerwezen aanneemt, dat u tot de liefde wordt die u was in het allereerste begin.
Altijd zal het gebod van de liefde het eerste en voornaamste zijn en steeds moet het evangelie aan de mensen verkondigd worden, dat onderwijst in de liefde tot God en de naaste. U zult echter Mijzelf nooit liefde kunnen schenken als u geen oog hebt voor uw naaste, al bent u nog zo vervuld van hevige emoties. De ware liefde tot Mij kan alleen tot uitdrukking komen door voor uw naaste in liefde werkzaam te zijn en hierdoor bewijst u ook uw liefde voor Mij. Wie echter in de liefde tot de naaste lauw en onverschillig is, die zal ook nooit ware liefde voor Mij voelen. Want hoe kan een mens Mij liefhebben Die hij niet ziet, als hij niet om zijn broeders denkt die hij wel ziet?
In de eindtijd is de liefde onder de mensen bekoeld en daarom zijn zij ook ver van Mij verwijderd. Want Ik, als de eeuwige Liefde, kan Me alleen door de liefde met een mens verbinden. En daarom is ook de geestelijke nood zo groot, want liefdeloos zijn betekent ook ongelovig, onwetend en krachteloos te zijn. Het betekent verder, zich nog in de macht te bevinden van hem die zonder enige liefde is en ook de mensen steeds wil verhinderen in liefde werkzaam te zijn, die uw verderf wil doordat hij u ver houdt van Mij. En hem moet u weerstaan. U moet trachten tot Mij te komen en u zult dat alleen bereiken door werkzaam te zijn in liefde. En daarom zeg Ik: “Wat u voor de geringste van mijn broeders doet, dat hebt u voor Mij gedaan”. Ik zelf waardeer uw liefde tot de naaste als liefde tot Mij.
Hoe zou u anders uw liefde tot Mij kunnen bewijzen? Als u gelooft dat Ik als Vader al mijn kinderen liefde schenk, dan moet u Mij ook als kinderen mijn liefde beantwoorden en dan weet u ook dat u mensen allen door Mij als kinderen wordt beschouwd, dat u allen hetzelfde bent – van Mij uitgegane schepselen – en u moet elkaar liefhebben en op Mij aansturen. U moet echter ook zorg dragen voor elkaar. U moet verhoeden dat de ander schade lijdt, u moet hem helpen in moeilijkheden van allerlei aard, u moet hem bijstaan en gewoon een goede verstandhouding van broeder tot broeder tot stand brengen en dan gezamenlijk toe streven naar uw Vader van eeuwigheid. Dan pas hebt u de liefde voor elkaar die Ik van u mensen verlang, omdat u in uw oersubstantie hetzelfde bent, omdat u uit de goddelijke liefdekracht bent voortgekomen.
En zodra eenmaal de verhouding onder u mensen een andere is geworden, zodra bij al uw denken en handelen de liefde bepalend is, zal uw volmaaktheid ook toenemen. U zult weer worden wat u eens geweest bent: met liefde doorstraalde schepselen die steeds alleen werken voor elkanders gelukzaligheid. Want waar liefde is moet ook een ontvangststation voor deze uitgestraalde liefde zijn, ongeacht of Ik zelf als Oerbron, of u als zenders van mijn liefdekracht de liefde verder straalt. Steeds moet er een vat zijn waarin u uw liefde kunt laten schijnen. En zo zal op aarde de medemens dit vat zijn, de naaste, aan wie u de liefde geeft die uzelf van Mij ontvangt. Want u kunt niets geven wat u niet tevoren van Mij ontvangen zou hebben. Ik voed de liefdesvonk in u doordat mijn liefde steeds meer bij u naar binnen straalt en u tot werken van liefde aanzet. En dit werkzaam zijn zal weer geschieden ten gunste van uw naaste, want u wordt aangespoord onafgebroken in liefde werkzaam te zijn – zodra mijn liefde eenmaal bij u naar binnen kan stralen.
En uw liefdadigheid tegenover uw naaste bewijst Mij dat u mijn liefde in u laat binnenstralen, dat u uw harten opent en Mij en mijn liefde toegang verleent. Ze bewijst Mij dat u Mij weer in liefde bent toegedaan, anders hield u uw harten voor Mij gesloten en zou Ik niet in u kunnen werken. En altijd zult u tot voltooiing komen als u uw eigen leven niet slechts eenzijdig leidt maar steeds aan uw medemens denkt, als u zich om zijn lichamelijk en geestelijk lot bekommert, als u probeert hem op de weg naar Mij te leiden en u hem ook bijstaat in aardse nood als hij naar u toekomt en u om hulp vraagt. U leeft tesamen met het doel wederzijds te rijpen en steeds zal u gelegenheid gegeven worden waar u in dienende liefde werkzaam kunt zijn. U moet alleen van goede wil zijn en u laten leiden, steeds toegewijd aan Mij, uw God en Schepper die door u als Vader wordt erkend en die u de liefde van een kind toedraagt. Dan zult u elkaar liefhebben als broeders en goed zijn voor elkaar. Dan wordt uw ziel op aarde rijp en ze zal het doel bereiken. Ze zal zich door de liefde verenigen met Mij, de eeuwige Liefde, en nu voor eeuwig zalig zijn.
Amen
BD.8586
13-14 augustus 1963
Wat was het lichaam van Jezus?
Voor Mij, als uw God en Schepper, is niets onmogelijk. Wat Ik wil, dat gebeurt. En wat Ik wil scheppen, staat al als verwezenlijkte gedachte voor Me. Mij zijn geen grenzen gesteld, noch in ideeën noch in uitgevoerde werken, of ze nu geestelijke dan wel aardse substantie zijn. Want van oorsprong is alles geestelijks, om het even of u aardse of geestelijke scheppingen voor ogen staan.
Hoe echter deze geestelijke substantie in zichzelf geaard is, dat kan alleen Ik zelf beoordelen. Alleen Ik weet of het eens van Mij afgevallene geestelijks is dat hard geworden is tot vaste materie, of dat geestelijke kracht door Mij rechtstreeks is uitgestraald en vorm heeft aangenomen volgens mijn wil. Want elke kracht kan Ik veranderen of vormen tot scheppingswerken van allerlei aard.
Ik kan ook de door Mij rechtstreeks uitgestraalde kracht de karakteristieke eigenschappen geven die het eens zondig geworden geestelijke aankleven wanneer de uitgestraalde kracht als laatste vorm als menselijk lichaam een ziel in zich draagt ten behoeve van haar vervolmaking. Een door Mij voortgebracht lichaam dat geen zondig geworden geestelijks is, kan zich door mijn wil in een toestand van zwakte bevinden of kenmerken in zich hebben die elk ander lichaam aankleven, wanneer dit een bepaald doel dient. Alles ligt besloten in mijn wil en mijn macht. Maar steeds zal al het reine, al het goddelijke, beïnvloed worden en in benauwenissen geraken door de band met de wereld, met de materie die onrein geestelijks is. En daar het bij het verlossingswerk van Jezus om een uitermate belangrijke missie ging, waren de onzuivere vijandige krachten in het bijzonder bezig om op het zuivere goddelijke, de buitenkant van Jezus, in te werken. Want deze goddelijk-geestelijke uitstraling van kracht die als Zijn lichaam was te beschouwen, werd niet zodanig werkzaam dat ze al het vijandelijke vernietigde of zijn werkzaam zijn verhinderde, maar het volstond op dezelfde wijze als elke andere lichamelijke buitenkant, weerstand te bieden, het haar kwellende geestelijke tot bedaren te brengen en dus dezelfde strijd te voeren tegen alle verzoekingen. Want de mens Jezus wilde de medemensen het leven voorleven dat ze allen moesten leiden om van de krachten der duisternis vrij te worden.
Maar dat het lichaam van Jezus aardse materie was, valt niet te ontkennen. Maar deze aardse materie was het werk van mijn liefde, wijsheid en macht. Het was geen gevallen geest aan wie deze substantie was ontnomen, maar van Mij uitgegane kracht, die zich door mijn wil had verdicht tot een vorm, maar die geenszins minder harde eisen stelde aan de mens Jezus. Want zodra er kracht uit Mij naar de aarde komt, waar dus volmaakt geestelijks in het rijk van Mijn tegenstander komt, wordt dit volmaakte in het nauw gebracht door onrijpe geestelijke substanties. En al deze substanties moesten verlost worden – substanties die zich aan de ziel van Jezus vastklampten en ook het lichaam als het ware in bezit namen, dat nu moest strijden om niet het onderspit te delven, maar ook niet bovennatuurlijk zijn kracht mocht gebruiken, omdat het de mensen als voorbeeld moest dienen, om welke reden er aan de mens Jezus geen voordeel door buitengewone kracht was gegeven.
Hij moest als mens geaard zijn, zoals alle andere mensen. En ook de omstandigheid dat Zijn lichaam een voortbrengsel van Mijn kracht was, leverde Hem geen voordeel op in Zijn streven naar vergoddelijking. Het was voor Zijn ziel alleen maar een keten die haar eindeloos kwelde, omdat de ziel uit de vrijheid en het helderste licht kwam en in de duisternis verblijf moest nemen. En deze duisternis overviel ook het lichaam en bereidde het kwellingen, welke de ziel voelde en welke het lichaam toch niet bespaard konden blijven. Want als gevolg van Zijn liefde zag Jezus alle samenhang in en berustte Hij in Zijn noodlot dat Hij precies voorzag en waardoor Hij al onbeschrijfelijke kwellingen moest verdragen.
De totale vergoddelijking echter kon alleen tot stand worden gebracht door buitengewoon lijden en een overmaat van liefde. En daartoe droeg alleen al het verblijf van een zuiver lichaam zonder zonden en een ziel uit het rijk van het licht in het gebied van de vorst der duisternis bij, omdat ze zich voortdurend teweer moesten stellen tegen hem en zijn krachten, die alles probeerden om ook het lichaam tot zonde te verleiden, om ook de mens Jezus in schuld te storten, wat hem echter niet lukte.
Maar de strijd was zwaar en toch heeft de mens Jezus deze doorstaan en ook alle mensen het bewijs geleverd dat ze door de liefde ook de kracht verwerven om weerstand te bieden aan alle verzoekingen van de kant van de tegenstander. Bovendien heeft Hij door Zijn kruisdood ook voor alle mensen de genade van een versterkte wil verworven, zodat het ook voor alle mensen mogelijk is vrij te worden uit de keten van hun gevangenbewaarder. Dat ze niet aan de tegenstander zijn uitgeleverd, maar in Jezus Christus een Helper hebben, aan Wie ze zich kunnen toevertrouwen en Die hen toch begrijpt als mens en ze waarlijk aan de macht van de tegenstander zal ontrukken wanneer ze Hem daarom vragen. Want Hij weet hoe deze uw lichaam in het nauw brengt om uw ziel te verhinderen rijp te worden.
Hij weet dat de strijd in het leven op aarde zwaar is, omdat het lichaam nog een deel van de tegenstander is en deze het niet vrij wil geven. Maar Jezus heeft voor u het offer aan het kruis gebracht, opdat u vrij zult kunnen worden. Hij heeft u verlost door Zijn bloed, opdat u vrij zult worden van alle zonden.
Amen
BD.8587
15 augustus 1963
De juiste uitleg van het verlossingswerk en de menswording van God
En steeds weer zal mijn woord voor u weerklinken om u met alle nadrukkelijkheid te wijzen op Jezus Christus, de goddelijke Verlosser in Wie Ik zelf Me belichaamde om voor u mensen de poort naar het lichtrijk te openen die voor u gesloten was door uw vroegere afval van God. U gaat de gang over deze aarde om verlost te worden van uw oerschuld. En daar uw vrije wil naar deze verlossing moet streven, is het ook nodig dat u waarheidsgetrouw opheldering wordt gegeven wat voor beweegreden en betekenis het verlossingswerk heeft. U zult daar een weten over toegezonden moeten krijgen om dan vrijwillig voor Hem te kiezen of Hem af te wijzen.
En daarmee in overeenstemming zal nu ook uw verdere lot zijn wanneer u deze aarde weer zult moeten verlaten en het rijk hierna binnengaat. Steeds weer is u dit weten voorgehouden, maar u bent meestal te onverschillig om daar de consequentie uit te trekken.
En toch is het de dringendste taak op aarde dat u de weg naar het kruis zult nemen. Dat u de weg naar Jezus Christus zult vinden en Hem om hulp vraagt voor uw weg op aarde, opdat u het juiste doel zult bereiken. Want zeer snel is de tijd als mens op aarde voorbij en wat u in het leven op aarde verzuimt, zult u niet meer kunnen inhalen, zelfs al gaat u niet voor eeuwig verloren. Maar de mens Jezus is voor u aan het kruis gestorven om voor u het hoogste doel bereikbaar te maken: een “kind” van God te worden.
Door Zijn lijden en sterven heeft Hij voor u de genaden verworven die u alleen maar hoeft te benutten om in het leven op aarde het doel te bereiken. Hij heeft zich zelf geofferd om voor u het leven terug te kopen, dat echter de band met Mij als voorwaarde heeft. En deze band is alleen mogelijk wanneer u weer vrij bent van schuld die de vroegere afval van Mij u opleverde.
U zult tevoren vrij moeten zijn van alle schuld. Een mens moest voor u het zoenoffer aanbieden opdat mijn gerechtigheid voldoening werd verschaft. Want Ik ben uiterst volmaakt en kan de gerechtigheid niet omzeilen, zelfs al is mijn liefde voor u eindeloos. En uit liefde voor Zijn gevallen broeders heeft de mens Jezus dit zoenoffer gebracht en daardoor heeft Hij de weg naar Mij weer vrijgemaakt.
Wanneer u nu als mens over de aarde gaat, zult u uw vroegere schuld tot onder het kruis moeten dragen en ze moeten overgeven aan Degene Die daarvoor gestorven is. U moet en zult de weg naar Jezus vinden om eens van uw grote oerschuld verlost te worden, daar anders uw leven op aarde tevergeefs geleefd is, omdat de schuld het binnengaan in het lichtrijk verhindert en u eeuwig in de duisternis zou moeten smachten. Want de zonde van weleer verhindert elk licht uit Mij. De zonde scheidt u van Mij en Ik kan me nooit met een zondig geworden schepsel verenigen.
Denk eraan dat u nog met deze zondeschuld belast als mens de aarde betreedt en dat de tijd op aarde maar kort is. Dat u echter gedurende deze korte tijd helemaal vrij zult kunnen worden en als meest gelukzalig wezen binnen zult kunnen gaan in het rijk van het licht wanneer Jezus voor u de poorten heeft geopend, wanneer u Hem in het leven op aarde hebt gevonden, wanneer u zich aan Hem toevertrouwt en de weg naar het kruis hebt genomen waar u van alle schuld vrij zult kunnen worden en nu ook weer zult mogen binnengaan in Zijn rijk dat niet in de duisternis maar in het licht is.
Denk eraan dat u zich in volledig vrije wil aan Hem zult moeten overgeven en dat juist daarom een juist weten nodig is. Want zodra u zult beseffen dat Zijn liefde voor u geleden heeft en is gestorven om u weer naar Mij terug te brengen, zult u ook alles doen om vergiffenis van uw zondeschuld te verkrijgen. Want Zijn liefde die Hij u door de kruisdood heeft bewezen, zult u beantwoorden. En daar Ik zelf deze Liefde ben, zult u ook Mij zelf, uw Vader van eeuwigheid, onderkennen in Jezus en met Mij weer de band tot stand brengen die u eens in vrije wil verbrak.
Steeds weer moet Ik daarom tot u spreken en u een juiste voorstelling geven. Steeds weer moet u een waarheidsgetrouw weten worden overgebracht over Jezus Christus, de Verlosser van de wereld die uit liefde voor u is gestorven en die dus Mij zelf als de eeuwige Liefde in zich heeft opgenomen. Want Ik zelf wilde u verlossen van uw schuld. En daartoe moest Ik gebruik maken van een menselijke vorm, in welke Ik kon gaan wonen omdat de mens Jezus vol liefde was en Mij dus inwoning in zich bereidde. Zijn menselijk omhulsel omsloot mijn liefde. Het droeg dus Mij zelf in zich en God werd “mens” en de mens Jezus werd “God”. Want Ik ben een Geest die niet begrensd is, maar Me een begrensd omhulsel heb geschapen waarin Ik een zichtbare God kon zijn voor de wezens die eens uit Mij waren voortgekomen, die het aanschouwen van mijn totale liefdesvlam nooit zouden hebben kunnen verdragen zonder te vergaan. Ik zelf belichaamde Me in Jezus die zichzelf geheel vergeestelijkte en dus alleen de zichtbare vorm van de eeuwige geest Gods werd, die nu alle wezens in een bepaalde graad van rijpheid konden zien van aangezicht tot aangezicht.
Pas wanneer u mensen vervuld bent van liefde, zult u dit grote geheim van mijn menswording bij benadering kunnen begrijpen. Maar een liefdevol mens moet het ook naar waarheid begrijpelijk worden gemaakt en daarom zal Ik steeds weer een licht onder de mensen brengen. Steeds weer zal Ik uitsluitsel geven over geestelijke geheimen die het menselijk verstand alleen nooit begrijpen kan. Ik kan daarom alleen de geest in de mens aanspreken en deze moet tevoren door de liefde tot leven worden gewekt. Dus maan Ik u dringend aan mijn geboden van de liefde te vervullen opdat u zult begrijpen wat u aan geestelijke waarheden wordt overgebracht. Want dan zult u ook de juiste weg gaan. U zult zelf de weg naar het kruis nemen en verlost worden van zonde en dood.
Amen
BD.8589
18 augustus 1963
Gebed om kracht en genade – Hoogmoed – Deemoed
U moet u ervan bewust worden dat u voortdurend om mijn genade zult kunnen vragen, zowel voor uzelf alsook voor uw medemensen en voor alle zielen in het geestelijke rijk. Altijd is de vraag om genade toe te sturen een daad van deemoed wanneer u ze voor uzelf vraagt, want u bekent daardoor uw zwakheid en komt in deze zwakheid naar Mij, dat Ik u sterk. En de mens die zich zwak voelt zal Mij ook steeds in deemoed tegemoet treden en de deemoedige schenk Ik mijn genade. En vraagt u genade voor anderen, voor de medemensen of voor de zielen in het hiernamaals, dan is dat een daad van onzelfzuchtige liefde, want u zult diegenen willen helpen die zwak van geest zijn. U vraagt om kracht voor deze eveneens zwakke zielen en Ik kan hun deze ter wille van uw liefde ook laten toekomen. Maar steeds is het een geestelijke bede die u tot Mij richt en waarlijk, deze zal ook altijd voor u worden vervuld. En steeds zult u met alleen een deemoedig hart Mij daarom vragen. U bekent voor Mij dat u zwak bent en weet dat alleen van Mij kracht en genade kan uitgaan en zo geeft u ook uw gebrekkigheid toe en verlangt volmaakt te worden waartoe u Mij om mijn ondersteuning voor u vraagt.
En wanneer u zich nu voor ogen houdt dat u eens van Mij bent afgevallen omdat u meende sterk te zijn en geloofde Mij en mijn kracht niet meer nodig te hebben, dan zal het u ook begrijpelijk zijn dat u vrijwillig uw volmaaktheid had verspeeld. Maar u bent op aarde als mens belichaamd met het doel naar Mij terug te keren en deze terugkeer moet op tegenovergestelde wijze plaatsvinden aan de afval van Mij. U was hoogmoedig en geloofde dat u in het bezit was van kracht in overvloed. Maar nu zult u in diepste deemoed uw zwakheid moeten inzien en bekennen door Mij te vragen om het toesturen van kracht.
Omdat u zich eens vrijwillig van Mij afwendde, zult u Mij om de genade moeten vragen, om een geschenk dat u niet hebt verdiend, dat u voor uzelf hebt verspeeld in arrogantie. Maar geloof Mij dat Ik zo’n verzoek om kracht en genade erg graag vervul daar Ik toch zelf wil dat u weer de volmaaktheid zult bereiken en u zich weer bij Mij zult kunnen aansluiten om hemelse vreugden te ontvangen die alleen de vereniging met Mij u kan bereiden. Alleen al het bekennen van uw onwaardigheid en het toegeven van uw zwakheid brengt Mij ertoe, u in rijkste mate te bedenken. Daarom zult u Mij steeds weer om het toesturen van kracht en genade kunnen vragen. Het is een geestelijk verzoek dat Ik u onherroepelijk vervul, want mijn gelukzaligheid bestaat erin, mijn schepselen ononderbroken de kracht van mijn liefde te bezorgen opdat ze opwaarts kunnen gaan en steeds dichter bij Mij komen. Want uit eigen kracht bent u daartoe niet instaat, zolang u niet buitengewoon werkzaam bent in liefde en voor uzelf kracht verwerft.
Maar een gebed in geest en in waarheid om toezending van genade en kracht is een heel zekere waarborg voor het ontvangen ervan, want steeds weer benadruk Ik het: “De deemoedige schenk Ik mijn genade” en alleen een deemoedig hart richt dit verzoek aan Mij. En steeds maar weer geef Ik u de verzekering dat u dit verzoek wordt vervuld, want u bekent Mij daardoor toch maar dat u dichter bij Mij wenst te komen, en u doorstaat daarmee al de wilsproef op aarde: een zich vrijwillig naar Mij toekeren van wie u zich eens afwendde in arrogantie en heerszucht. Maar wie vraagt is noch arrogant noch heerszuchtig, hij onderwerpt zichzelf aan Mij en wegens zijn deemoed kan Ik nu ook onmetelijk uitdelen, en waarlijk, niemand zal leeg weggaan die dit verzoek tot Mij richt, dat Ik uitermate graag hoor en ook vervul.
Komt eenmaal eerst deze gedachte in u tot leven om van Mij kracht en genade voor uzelf te vragen, dan erkent u Mij ook als uw God en Schepper die uw Vader wil zijn. U staat al in verbinding met Mij, wat steeds door een innig gebed wordt bewezen, ongeacht waar u om vraagt. Maar kracht en genade zijn geestelijke goederen die Ik iemand die vraagt nooit zal onthouden. Want ze bewijzen zijn deemoed en altijd zal Ik de deemoedige mijn genade schenken zoals Ik het heb beloofd.
Amen
BD.8590
19 augustus 1963
God verlangt van de mensen alleen liefde
U wordt steeds weer door mijn liefde vastgepakt en omhoog getrokken, wanneer u maar geen weerstand biedt. Want Ik laat u niet in de diepte. Ik help u altijd, zodat u trede voor trede omhoog klimt, zodat u vanuit duistere gebieden in lichte hoogten komt. Ik help u zodat u kracht ontvangt, en ook de weg omhoog, de weg die opwaarts leidt en inspanning kost, met succes zult kunnen afleggen. Maar steeds verlang Ik van u dat u elke weerstand opgeeft, dat u zich tot Mij wendt om hulp en bereid bent mijn wil te vervullen. Dan zult u ook gegarandeerd uw doel kunnen bereiken, ten behoeve waarvan u op aarde vertoeft. U zult zich nog kunnen vervolmaken op deze aarde en met een hoge graad van licht het rijk hierna binnengaan, waar u dan een heerlijk lot wacht, dat eeuwig duurt. U zult mijn wil moeten vervullen. En dit betekent, dat u een leven in liefde zult moeten leiden.
Ik verlang verder niets van u dan dat u opgaat in de liefde voor Mij en voor de naaste, omdat de liefde het grondbeginsel is, omdat de liefde de wet van de eeuwige ordening is, omdat Ik zelf de liefde ben en u uit deze liefde bent voortgekomen. Wanneer u eenmaal het wezen van de liefde hebt doorgrond, zal het voor u begrijpelijk zijn waarom Ik verder niets dan liefde van u verlang. Want de liefde is alles. Ze is licht en kracht en gelukzaligheid. Zonder liefde blijft u verwijderd van Mij en slechts bij Mij alleen is gelukzaligheid. Alleen in verbinding met Mij zult u vol van kracht en licht kunnen zijn. Maar wijst u mijn liefde af, dan zult u ongelukkig zijn en blijven, tot u zelf uw wezen verandert en weer liefde wordt, zoals het was in het allereerste begin.
Alles waarmee u nu in het aardse leven wordt geconfronteerd, kan in u liefde doen opvlammen. Want u bent alleen om die reden op deze wereld gezet, dat u zich zult kunnen oefenen in werken van liefde. Steeds en overal zult u helpend bezig kunnen zijn tegenover uw medemensen. U zult kunnen dienen, en als dit gebeurt in onbaatzuchtige liefde, verandert u zelf uw wezen – dat aanvankelijk alleen de eigenliefde kent – in onzelfzuchtige liefde die wil geven en gelukkig maken. En u wordt zelf weer wat u was in het allereerste begin: van liefde doorstraalde wezens, vol van licht en kracht. U wordt mijn kinderen die in liefde naar de Vader verlangen en nu onafgebroken ook liefdekracht zullen ontvangen.
Maar onbeperkt liefdelicht en liefdekracht in ontvangst te mogen nemen, betekent ook het helderste inzicht, alles weten en binnendringen in de diepste scheppingsgeheimen, in de diepste wijsheid en in mijn heilsplan van eeuwigheid. Een van liefde doorstraalde mens kan op aarde al een omvangrijk weten in ontvangst nemen. En dit weten zal hem gelukkig stemmen en het zal zich verdiepen, hoe hoger de graad van zijn liefde stijgt. En de toegang tot het rijk hierna na zijn dood zal een gelukzaligheid in hem teweegbrengen, die voor u mensen onvoorstelbaar is. Want hij zal door het helderste licht omstraald zijn. Hij zal alle heerlijkheden mogen aanschouwen waarvan u mensen nooit zult kunnen dromen. En dit alles brengt alleen de liefde tot stand die u als mens zo weinig beoefent en die toch het enige is, dat u een eeuwig leven waarborgt in gelukzaligheid.
Ik verlang alleen liefde van u mensen, maar Ik help u ook zodat u in staat bent ze uit te oefenen, omdat Ik altijd bereid ben uw lot te verbeteren en omdat Ik u niet in de diepte, in de duisternis wil achterlaten, daar u toch in het allereerste begin als lichtwezens was geschapen. U koos in vrije wil zelf de duisternis, maar Ik ben onophoudelijk bezig u aan te sporen vrijwillig opwaarts te klimmen. En deze klim zult u alleen kunnen afleggen, wanneer u in liefde werkzaam bent, omdat u dan voortdurend kracht ontvangt om opwaarts te gaan, en omdat u dan ook inziet, waarom u over de aarde gaat en bewust uw doel nastreeft: de vereniging met Mij, die u onuitsprekelijk gelukzalig maakt, maar die juist alleen door een leven in liefde in volledige onbaatzuchtigheid kan worden bereikt.
Doch u hoeft alleen ernstig te willen, en waarlijk, Ik zal u helpen dat u de wil tot daad zult laten worden. U zult altijd kracht ontvangen om uw wil uit te voeren en u zult steeds zo gestuurd en geleid worden, dat u steeds dichter bij het doel komt. Ik zal u mijn wil te kennen geven en als u deze vervult, zult u ook in de liefde leven en dan ook verbonden zijn met Mij, die de Liefde zelf ben. Maar de aaneensluiting met Mij is de hoogste gelukzaligheid en die blijft nu ook bestaan tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.8593
21 augustus 1963
Het leed dient tot vergeestelijking van ziel en lichaam
U behoeft uzelf slechts in mijn krachtstroom te begeven, dat wil zeggen: u geheel bewust aan Mij over te geven en uw harten te openen voor de straling van mijn liefde, dan zal ook mijn liefdekracht bij u werkzaam worden. En toch zal uw ziel meer dan uw lichaam deze toevoer van kracht bespeuren, die dan weer een geestelijke vooruitgang kan boeken. Denk er aan dat het lichaam u daarbij moet helpen, dat er in u zich echter ook het onrijpe geestelijke bevindt – want u bent nog niet volmaakt. En dit onrijpe geestelijke heeft uw hulp nodig om evenzo nog op aarde uit te rijpen.
En die hulp bestaat hierin dat u dit geestelijke Mij aanbeveelt, dat Ik het ook kracht doe toekomen die u dit geestelijke door er stil voor te bidden, zou willen bezorgen. Mijn tegenstander tracht u vaak te hinderen bij uw geestelijke arbeid en hij gebruikt daartoe dat nog lage geestelijke, dat u dan lichamelijk of geestelijk benauwt. Maar u moet dan ook weten dat uw gebed voor het nog onrijpe geestelijke in u, altijd succes zal hebben. En daarom moet u zich tot Mij wenden om mijn bijstand en bescherming tegen alle aanvallen van mijn tegenstander.
En geloof maar dat niets onmogelijk is en Ik ook op ongewone wijze kan werken, als u dit sterk geloof bezit. Want dan moeten de verderfelijke geesten van u wijken, als zij zich niet door u laten kalmeren en vergeestelijken. Doch zijzelf verspelen voor zich een grote genade die hun geboden werd, zich bij u te mogen aansluiten om in uw materiële buitenkant, uw lichaam, een gunst te ervaren, namelijk evenzo tot rijpheid te kunnen komen. Houd hun altijd deze genade voor en probeer hen te bewegen zich bij uw wil aan te sluiten – en gelijk uw ziel – tot rijpheid te komen, opdat zij zelf hun ontwikkelingsgang kunnen bekorten als zij uw raadgevingen ter harte nemen.
Maar wat u aan leed zult kunnen dragen neem dat berustend en geduldig op u, want het zal u zeker tot rijpheid brengen en u zult Mij eens danken ook voor het leed dat u verdragen moest. Wanneer echter dat onrijpe geestelijke door uw berusting en geduld ook tot uitrijpen komt, dan bereikt u hier op aarde een hoge graad van rijpheid, zodat u uw voltooiing nabij bent als u van dit aardse leven scheiden moet. Mijn kracht staat u echter altijd ter beschikking, en is waarlijk voldoende ook voor de vergeestelijking van die substanties die nog in het begin van hun ontwikkeling staan. Maar bewust moet u om mijn kracht vragen en deze in uw harten binnen laten stralen.
U moet bidden tot Mij, uw gedachten moeten Mij zoeken en steeds alleen mijn aanwezigheid wensen. Er moet een verlangen in u zijn naar mijn liefdestraal dat Ik gaarne wil vervullen. U moet uzelf alleen aan Mij overgeven en bereid zijn de krachtstroom van mijn liefde in u op te nemen, wat steeds een innig contact met Mij vereist. Wanneer u zich verdiept in gedachten die alleen het geestelijke betreffen – Mij, uw God en Schepper, dan bent u ook gereed mijn krachtstroom op te nemen. Dan opent u uw hart en Ik kan u weer met mijn stralen verlichten zoals in het begin, toen u nog in vurige liefde tot Mij meer dan zalig was.
Mijn liefde tot u is dezelfde gebleven, alleen uw liefde is afgenomen. Maar ze moet echter weer dezelfde graad bereiken die u in het allereerste begin zo onuitsprekelijk gelukkig maakte. Daarom moet u zelf tot Mij komen en Ik zal altijd voor u klaar staan. Ik zal u schenken wat u gelukkig maakt en lichaam en ziel met mijn liefdekracht doorstromen, die dan ook tot volle rijpheid, tot de uiterste voltooiing zal voeren. In verbinding met Mij kunt u ook niet meer lijden, ook al lijkt het zo voor uw medemensen. En een innige band met Mij maakt u ongevoelig voor smart. Dan is mijn kracht sterker en zal u doorstromen, of tot volledig herstel van het lichaam – of ook, als uw uur gekomen is tot een pijnloze overgang in het geestelijke rijk. Want als u met Mij ten nauwste verbonden bent hebt u uw doel op aarde bereikt.
Amen
BD.8594
23 augustus 1963
Pijnlijke middelen kunnen helpen om te geloven
Als de mensen toch maar wilden geloven in een God van liefde die hun hemelse vreugden zou willen bereiden. Doch gelet op de grote nood waardoor de mensen steeds weer getroffen worden, en bij het zien van de rampspoed en catastrofen van allerlei aard, kunnen zij dit geloof niet opbrengen dat ook elke nood alleen een werk van liefde mijnerzijds is omdat Ik weet waardoor de mens nog gered kan worden en tot zaligheid komt. De middelen die minder smartelijk zijn missen bij u hun uitwerking, en als Ik zachtzinnig tot u spreek, dan luistert u niet naar Mij. Toch moet u er toe gebracht worden u naar Mij te keren. En als alle lichtere middelen vergeefs zijn, moet Ik smartelijke middelen aanwenden opdat u aan Mij denkt en Mij om hulp vraagt en deze dan ook mag ondervinden, opdat u nu een God van liefde herkennen kunt. U zou waarlijk allen mijn liefdevol vaderlijk aanspreken kunnen vernemen, dat u alleen mijn wil bekend maakt. En zodra u deze wil vervult, kan ook uw leven rustig en toch succesvol verlopen. Slaat u echter geen acht op mijn zachtmoedige woorden, dan moet Ik Mij zelf duidelijker kenbaar maken, daar mijn liefde u niet opgeeft, omdat Ik alles probeer om u voor Mij te winnen, om u tot het leven te wekken dat eeuwig duurt. Want u behoort Mij toe en u houdt u alleen zelf van Mij verwijderd. Ik echter wil dat u uit eigen beweging weer tot Mij terugkeert. En wat u nu ook overkomt aan leed en zware beproevingen zijn altijd alleen maar middelen waarvan Ik inzie dat ze succes beloven en die Ik aanwend daar Ik u liefheb en u nimmer zal opgeven, al zou u zich nog zo lang tegen mijn liefde verzetten.
Verwonder u daarom niet wanneer de nood en ellende toenemen, want het einde nadert en Ik wil nog steeds zielen redden van het lot opnieuw verbannen te worden, wat alleen mogelijk is als Ik door u erkend word als God en Schepper, als u Mij in uw nood aanroept, gelovend dat er een Macht is die u helpen kan, uit Wie u zelf bent voortgekomen. En u mensen, geloof dat dan ook uw nood zal afnemen, dat u mijn hulp duidelijk zult ervaren. En dan zult u Mij ook als een God van liefde kunnen herkennen, want uw band met Mij geeft u ook een innerlijk licht over Mij zelf.
In de komende tijd echter zal er nog veel onheil over de aarde komen. En alleen zij die Mij reeds gevonden hebben zien daarin hulpmiddelen om de mensen uit hun geestelijke nood te helpen. De anderen echter zullen twijfelen, of een God van liefde geheel loochenen. Want zij zijn zo aan de wereld gebonden dat zij geen enkele binding hebben met het geestelijke rijk, met het rijk dat niet van deze wereld is. Hun denken en streven is louter werelds gericht en elke verwijzing naar een God slaan zij spottend af, tot zij eens in nood geraken waaruit ze geen uitweg meer zien. Dan kom Ik weer heel dicht bij hen. Ik laat gedachten aan een God die helpen kan in hen opkomen en de grote nood kan hen dan ook ertoe aanzetten zich tot deze God te wenden. Zo zullen u alle smartelijke gebeurtenissen, alle catastrofen en alle andere slagen van het noodlot begrijpelijk worden, want het is geen toeval. Integendeel, alles is door Mij beschikt of toegelaten opdat de zielen nog hulpmiddelen worden geschonken die hen Mij moeten laten vinden. Wanneer echter ook dan nog de harten verhard blijven, kan alleen nog maar een natuurcatastrofe van zeer grote omvang de mensen tot bezinning brengen. Maar ook dat dwingt niet om te geloven, want de totaal verstokte mensen zullen ook daarin geen hogere Macht willen zien en erkennen. Dan echter zijn zij geheel een prooi van mijn tegenstander geworden en het lot van een hernieuwde kluistering wacht hun zielen met zekerheid. Zolang echter de aarde nog in haar oude vorm bestaat probeer Ik de mensen te bewegen hun wil te veranderen en Ik wend nog vele middelen aan die u niet met de liefde van een God verenigbaar vindt. Doch Ik weet wat voor ieder persoonlijk van nut is. Ik weet de geaardheid van zijn ziel en daaraan beantwoordend werk Ik op hem in.
Maar u mensen bent gelukkig te noemen als u overtuigd bent van een liefhebbende God en Vader. Dan zult u alles wat u overkomt – al treft het u nog zo hard – met gelatenheid dragen, en steeds alleen tot Mij uw toevlucht nemen. En Ik zal u waarlijk niet teleurstellen, want een gelovig mens zal Ik altijd te hulp komen, omdat zijn geloof ook een ongewone inwerking toelaat. Het ware geloof echter komt voort uit de liefde, en die liefde snelt ook op Mij als de eeuwige Liefde toe. De mens knoopt een hechte band met Mij aan en hij zal zich nimmermeer van Mij verwijderen. Hij heeft op aarde de laatste wilsproef afgelegd, hij heeft in vrije wil voor Mij gekozen en zich definitief van mijn tegenstander losgemaakt. En dat alleen probeer Ik te bereiken zolang de mens nog op aarde vertoeft. Want Ik wil dat hij weer zijn ware vaderland kan binnengaan, dat hij het rijk betreden kan waar geluk en zaligheid is, waar al het leed voorbij is en hij nu dat leven vindt dat eeuwig duurt.
Amen
BD.8595
24 augustus 1963
Het onderzoeken van de waarheid van geestelijk goed
Zonder bedenken zult u kunnen en moeten opkomen voor alles wat u door mijn Geest wordt overgebracht, want wat van Mij komt, kan alleen zuivere waarheid zijn. En dat een geestelijk goed van Mij komt is ook altijd door u te onderzoeken en ook te herkennen, wanneer u van goede wil bent het te onderzoeken, dus ook naar de waarheid verlangt. Het geestelijk goed dat u wordt aangeboden, verschaft u opheldering over mijn wil en het geeft u uitsluitsel over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. Wanneer u dus daarover zult worden onderricht, wanneer u de zin en het doel van uw leven op aarde duidelijk wordt gemaakt, dan kan zo’n geestelijk goed nooit van mijn tegenstander uitgaan, die er altijd alleen maar naar streeft u in onwetendheid te laten om u niet te verliezen. U zult ook nooit zelf verstandelijk al het diepere weten kunnen doorgronden, waartoe dus in het bijzonder het verlossingswerk van Jezus behoort, want u zult verstandelijk steeds alleen kennis verwerken die u al bekend is. Of dit echter met de waarheid overeenstemt, dat zult u niet weten, want elk geestelijk weten behoud Ik Me voor, omdat Ik het zal uitdelen aan diegenen die werkelijk het ernstige verlangen hebben de waarheid te vernemen en die zich tot Mij zelf wenden om toezending ervan.
De mensen weten wel door overlevering over de kruisdood van Jezus, wanneer ze daarin geloven, maar over de reden, over de motivatie van Zijn gang over de aarde en Zijn missie weten ze niets, zolang hun ook de zin en het doel van een leven op aarde als mens niet begrijpelijk kan worden gemaakt, wat ook alleen dan mogelijk is, wanneer een zekere geestelijke rijpheid dit onderricht door de Geest mogelijk maakt. Want om het verlossingswerk van Jezus te begrijpen, moet ook de mens het weten van de afval van de geesten van Mij en van mijn heilsplan, van het proces van terugvoeren bekend zijn. Wanneer hun niet tevoren dit alles wordt gemotiveerd, zullen ze ook niet kunnen begrijpen waarom Jezus en Zijn verlossingswerk erkend moeten worden, wil het doel van het aardse leven vervuld worden. Want ze wijzen anders alles af als legende en betwijfelen Zijn bestaan, of ze beschouwen Zijn leven en einde als een zuiver wereldlijk gebeuren zonder enige geestelijke betekenis. Daarom zal het werkzaam zijn van mijn Geest in de mens juist daarover opheldering geven. En weer kunnen dan ook de resultaten als waarheid worden beoordeeld, omdat Ik het weten over Jezus als toetssteen heb aangeduid. Want nooit zal mijn tegenstander de mensen kennis daarover doen toekomen, dat Jezus, de Zoon van God, vlees heeft aangenomen om de mensen terug te voeren naar de Vader, om ze te verlossen van hun oorspronkelijke schuld, van de vroegere afval van Mij.
Er zijn maar twee oplossingen: het overbrengen van de zuiverste waarheid mijnerzijds of het eigen verstandelijk werkzaam zijn, dat, wanneer het afwijkt van mijn overdracht, door mijn tegenstander wordt beïnvloed en dit altijd tot uitdrukking zal komen in het loochenen van een verlossing door Jezus Christus. Wanneer nu een mens overtuigd voor de verlossing opkomt, dan is hij ook al denkend door mijn Geest gestuurd. Wanneer echter mededelingen op ongewone wijze naar de aarde komen, die uitvoerig en begrijpelijk kennis geven over het verlossingswerk, dan zult u zonder bezwaar Mij zelf als de Oorsprong van die mededelingen kunnen aannemen en ook het geestelijk goed overtuigd verdedigen. U zult daar dan ook zelf met uw gedachten achter staan, want mijn Geest giet zich altijd uit in een vat dat door een leven in liefde ook in staat is waarheid van dwaling te onderscheiden en waarvan de gedachten voortdurend door mijn Geest worden gestuurd.
U mensen die nog geheel onwetend bent, u hoeft alleen de goede wil te hebben waarheidsgetrouw onderwezen te worden en Ik zal Me over u ontfermen en ook voor u een klein licht ontsteken, zodat u snel begrijpelijk wordt wat u door het toezenden van geestelijk weten nu zult vernemen. U zult het alleen niet overhaast moeten afwijzen, integendeel, daarover nadenken, en waarlijk, u zult verheugd zijn wanneer u alles begrijpelijk gemotiveerd wordt. U zult geloven kunnen en toch zal het geen blind geloof zijn, dat Ik nooit van u mensen zal eisen. U moet nadenken, alleen Mijzelf om juist inzicht vragen, en waarlijk, Ik zal u een heldere straal toezenden in wiens schijn u alles zult inzien en begrijpen.
Daarom leid Ik dus mijn woord naar de aarde en geef u mensen opheldering, omdat Ik wil dat u de weg zult nemen naar het kruis, naar Jezus Christus, wat echter niet gebeuren moet onder dwang of in een blind geloof, u zult daarentegen vrijwillig en wetend naar Hem moeten komen. Dan zult u vrijwillig naar Mij terugkeren, want Ik en Jezus zijn één. Ik zelf ben in de mens Jezus naar de aarde gekomen vanwege mijn discipelen die zondig werden in vrije wil, die Mij niet meer erkenden als hun God en Schepper en daarom ongelukkig werden. Herkennen ze nu Mij weer in Jezus, dan is hun terugkeer naar Mij voltrokken. Zonder Jezus echter kunnen ze niet dichter bij Mij komen. En daarom zal elke leer waar zijn en van Mij uitgaan die u het verlossingswerk van Jezus motiveert en alleen het doel nastreeft dat u zelf vrijwillig de weg gaat naar het kruis en Hem zult vragen dat Hij u van uw oerzonde zal verlossen en u weer de poort tot het lichtrijk zal ontsluiten, die voor u gesloten is sinds uw afval van Mij.
Amen
BD.8598
27 augustus 1963
De mens mag niet door bewijzen gedwongen worden om te geloven
Ik wil u geen dwang opleggen en daarom moet u vrij kunnen geloven. U mag niet door bewijzen gedwongen worden om te geloven. Nochtans is het voor u gemakkelijk met een goede wil uzelf een bewijs te verschaffen, als u ook uw hart laat spreken en niet alleen uw verstand. Als dan, volgens uw gevoel, mijn woord u weldadig aandoet, hebt u daarin al een bewijs – en laat dan ook uw hart spreken. Weet dat Ik Mij altijd alleen uit door het hart – en dan kunt u er ook van overtuigd zijn Mij te horen – en zo zal het u gemakkelijk vallen te geloven.
Ik moet u echter deze vrijheid laten, en daarom zult u nooit volledige bewijzen kunnen leveren dat u door Mij – uw Vader – rechtstreeks aangesproken wordt, en toch zult u zelf het bewijs in uw binnenste weten en innerlijk overtuigd zijn, als u maar van goede wil bent.
U moet dus geheel vrij blijven in uw wil om u met Mij in verbinding te stellen, wat echter niet het geval zou zijn als u door een bewijs gedwongen deze band alleen uit vrees tot stand zou brengen – als u dan wel aan Mij zou denken maar niet in liefde omdat zo’n verstandelijke verbinding waardeloos zou zijn voor uw ziel.
En daarom moet het u mogelijk zijn mijn woord ook af te wijzen omdat u eraan twijfelt of het wel mijn woord is, want het aannemen van mijn woord hangt van een bepaalde graad van liefde af, die dan echter ook de mens in staat stelt – het als mijn woord te herkennen. En daarom zal mijn woord alleen daar begrepen worden – in een mensenhart – waar de liefde reeds ontvlamd is. Dan kan er echter ook niet meer van een geestelijke dwang door het woord gesproken worden. Waar echter de liefde ontbreekt, daar heeft mijn woord niet de bewijskracht om toch nog aangenomen te worden.
Zo is dus ieder mens de keus opengelaten hoe hij zich instelt tegenover mijn woord. Maar het blijft toch een grote hulp dat de mens tevoren de juiste houding tegenover Mij aanneemt, wanneer hij het woord verstandelijk grondig overdenkt, als hij zich tenminste eerst eens met zulke gedachten bezighoudt, waartoe mijn woord hem kan aanzetten. Wanneer de mens het als menselijke opvattingen beziet en goedwillend onderzoekt welke waarde het als zodanig heeft, dan begint hij na te denken en dan kan hij ook daardoor een juiste instelling tegenover Mij verkrijgen. Doch altijd alleen, als hij een God boven zich weet en zich dan in gedachten met Mij verbindt, waartoe echter altijd een goede wil vereist is, daar anders ook ieder onderzoek achterwege blijft – en dan mijn woord zonder effect aan de oren van de mens voorbij gaat.
Dat verklaart dus ook waarom het slechts op zo weinig mensen indruk maakt, als ze door dienaren mijn woord uit den hogen ontvangen – omdat niet veel mensen de wil en het verlangen naar Mij hebben en omdat maar weinig mensen een leven van liefde leiden. Voor die mensen blijft dus mijn woord meestal een holle klank waaraan zij geen enkele aandacht schenken, ook als het hun gebracht wordt. Maar wederom moet dat geen reden zijn voor mijn arbeiders in de wijngaard moede te worden in hun arbeid voor Mij en mijn rijk, want steeds weer zullen enkelen zich door Mij aangesproken voelen – en deze weinigen zijn dan ook nog gered van de ondergang.
En ter wille van deze weinigen vertraag Ik nog altijd mijn gericht, dat gezien de geestestoestand van de mensen reeds lang zou moeten hebben plaatsgevonden. Ik wijk echter niet af van de dag die Ik bepaald heb voor het einde sinds eeuwigheid. En steeds weer zullen er tot aan het einde toe zielen te vinden zijn die zich losmaken uit de keten van mijn tegenstander, die Ik nog in het laatste uur kan aanspreken en die door mijn woord ook worden aangeraakt, zodat zij nog veranderen en Mij hun wil schenken. Maar dit zal altijd geschieden zonder enige geloofsdwang, want zelfs wat als bewijs zou kunnen gelden zal door hen niet als zodanig worden aangezien. En alleen de liefdevolle, geestelijk ontwaakte mens kan niet meer twijfelen, omdat hem het werkzaam zijn van de geest alleen bewijs genoeg is voor de waarheid van dat wat Ik de mensen doe toekomen. Omdat het hun heel vanzelfsprekend voorkomt dat de Vader tot Zijn kinderen spreekt, zodat zij geen bewijs meer nodig hebben om overtuigd te kunnen geloven.
Zo zal de geestelijk ontwaakte en liefdevolle mens ook iedere dwaling als zodanig herkennen, want het licht is binnenin hem en dit verlicht zijn denken. Hij zal zich ook niet door verkeerde geestelijke opvattingen laten verblinden die als bedrieglijke schijnlichten van mijn tegenstander uitgaan, die steeds vanuit dezelfde opzet werkzaam zou willen zijn – en ook diegenen weer verblindt die geen juiste band met Mij hebben – en die daarom makkelijk aan mijn tegenstander ten prooi vallen, als zij zich niet verweren tegen zijn invloed door een sterk verlangen naar de waarheid. Dezen zal hij niet kunnen bedriegen, want het verlangen naar de waarheid is gelijk te stellen aan het verlangen naar Mij – en Ik zal hen waarlijk niet een prooi laten worden van de dwaling, want Ik wil licht brengen, overal waar nog geestelijke duisternis is. Ik wil de duisternis doorbreken maar niet versterken – en dat zal me ook daar lukken waar de mens naar licht verlangt.
Amen
BD.8600
29 augustus 1963
Het verlossingswerk van Jezus was het begin van een nieuwe periode in het werk van terugvoering
Toen de mens Jezus de dood aan het kruis onderging begon een nieuwe periode in het werk van het terugvoeren van mijn schepselen, want tot aan deze tijd bevonden nog alle mensen zich in de geestelijke duisternis die mijn tegenstander over al het gevallen geestelijke had gespreid. Alle mensen waren nog met de oerzonde belast en geen mens kon dichter bij Mij komen, omdat mijn gerechtigheid dit niet toeliet vóór de oerzonde was goedgemaakt. Er waren echter al ontelbare mensen over de aarde gegaan. Onder hen waren er ook, die van goede wil waren, maar die vanuit zichzelf geen kracht bezaten om zich van mijn tegenstander te bevrijden, want ze konden allen geen juiste verbinding met Mij tot stand brengen omdat hun de liefde ontbrak.
De eigenliefde beheerste hen als teken dat ze bij mijn tegenstander hoorden. En ze waren ook niet op de hoogte van de reden van hun bestaan op aarde, van hun afval van Mij. Ze waren met algehele blindheid geslagen, echter werelds heel actief en daarom probeerden ze voortdurend zich voordelen te verschaffen ten koste van de medemensen. Ze misten de onbaatzuchtige liefde waardoor ze in een hogere toestand van rijpheid zouden hebben kunnen komen. En die weinige uitzonderingen werden wel hun geestelijke nood gewaar, ze beseften ook wel dat er boven hen een God en Schepper was, maar ze herkenden Mij niet als een God van liefde, integendeel, als een god van wraak en toorn. En de mensen zouden nooit verder kunnen komen in hun geestelijke ontwikkeling. Het zou altijd en eeuwig hetzelfde egocentrische geslacht zijn gebleven dat niet tot een hoger inzicht kon komen zolang de last van de oerzonde op hen drukte. Altijd zou mijn tegenstander de mensen aan de grond hebben gehouden wanneer er niet een Redder zou zijn gekomen ter wille van de weinige die zich ongelukkig voelden en in hun nood riepen om een Redder.
En eens moest ook weer een mogelijkheid worden geschapen een verbinding met Mij tot stand te brengen, die echter dan moest uitgaan naar de Vader. De mensen moesten als kinderen naar de Vader kunnen roepen, terwijl ze tevoren in hun God en Schepper alleen een macht zagen, voor wie zij zich echter niet wilden buigen omdat deze opstand tegen Mij nog in hen zat als gevolg van de vroegere oerzonde. Er moest weer een verhouding van liefde mogelijk zijn tussen de schepselen en Mij, die echter van de kant van de mensen zelf tot stand moest worden gebracht door de bereidwilligheid van dezen om lief te hebben, die echter vóór de kruisdood van Jezus slechts heel zelden een mens bezat en deze dan door mijn tegenstander bovenmate gekweld werd zodat hij bijna wanhoopte over mijn bestaan. Maar Ik stond hem bij omdat Ik zijn wil kende en nam hem van de aarde.
Het verlossingswerk van Jezus Christus beëindigde nu een tijdperk van de meest verre verwijdering der mensen van Mij. Zijn kruisdood verzoende de oerzonde van alle gevallen wezens en ze kunnen nu in het stadium als mens weer de juiste band met Mij tot stand brengen, wanneer ze zelf met de ondersteuning van Jezus Christus een leven leiden van liefde, wanneer zij van de keten van de tegenstander bevrijd worden door Zijn aan het kruis vergoten bloed en dus in Mij de Vader zien en de liefde hen aanspoort naar Mij te gaan, naar de verbinding die zij eens vrijwillig verbraken en daardoor ongelukkig werden. De dood van Jezus aan het kruis beëindigde een toestand der mensheid zonder hoop. Er begon een nieuw tijdperk waarin de mens alleen maar zijn weg naar Jezus hoefde te nemen, om door Hem weggeleid te worden uit het gebied zonder licht van mijn tegenstander, waarin ook weer de poort naar het lichtrijk was geopend. Het was nu weer mogelijk dat de mens geheel veranderde, dat hij zijn wezen weer vormde tot liefde, dat hij werd wat hij voor zijn afval van Mij geweest is.
De eerste verlosten keerden terug naar Mij. Ik kon hen opnemen in mijn rijk van licht en gelukzaligheid, wat toch nooit mogelijk geweest zou zijn wanneer Jezus de oerschuld niet zou hebben goedgemaakt door Zijn dood aan het kruis. Want Ik ben als hoogst volmaakt ook rechtvaardig en kon bijgevolg geen schuld doorstrepen waarvoor geen boete zou zijn gedaan. Lange tijden zijn verstreken, waarin de mensen onder de last van de zonde bijna bezweken. Doch zij zagen hun schuld niet in. En daarom kwamen zij steeds weer in opstand tegen Mij – die zij als Macht niet konden loochenen, maar aan wie zij zich niet in liefde overgaven. Want de liefde hadden ze eens afgewezen en wat ze nu nog hadden was slechts eigenliefde, de verkeerd gerichte liefde die mijn tegenstander op hen had overgedragen. Dus waren ze in hun wezen nog geheel en al een deel van hem. En eerst moest het wezen veranderen, wat pas mogelijk was na de kruisdood van Jezus, die voor hen de wil en de kracht verwierf zich te verheffen en de eigenliefde op te geven. Dit alles waren alleen maar geestelijke processen, want aards-menselijk leefden ze wel in vreugde en welbevinden verder, maar niemand hield rekening met zijn medemensen. Veeleer dacht ieder alleen aan zichzelf en de sterke onderdrukte de zwakke, die zich niet kon verweren omdat mijn tegenstander er plezier in had, al wat door hem in de diepte was gestort, in een ellendige toestand te zien, want hij was zelf zonder enige liefde, maar vol haat en vijandigheid. En zijn wezen weerspiegelde zich ook in het wezen van de mensen. Wie sterk was onderdrukte eveneens de medemensen en kende geen erbarmen, want hij had geen liefde, net als zijn heer – de vorst der duisternis – zonder liefde was.
Maar Jezus trachtte door de liefde de mensen op het juiste pad te brengen. Jezus leefde in liefde en onderrichtte ze en leverde hun het bewijs dat de liefde een kracht was die zelfs de tegenstander overwon en dat alleen maar door de liefde de mensen van hem kunnen worden bevrijd. Zo leefde dus de mens Jezus eerst de mensen een leven in liefde voor, voordat Hij dan zelf het grootste werk van liefde en erbarmen volbracht: zich aan het kruis te offeren voor de zonden van de mensen, opdat deze vrij werden en nu door een juist leven weer kracht en licht verwierven om nu de laatste weg af te leggen naar hun ware vaderland, waarop Jezus door Zijn dood aan het kruis hen was voorgegaan. Die ze nu alleen maar hoefden na te volgen om als verlost binnen te kunnen gaan in mijn rijk, naar Mij in het vaderhuis, terug naar de Vader uit wiens liefde ze waren voortgekomen en in wiens liefde ze nu ook voor eeuwig zullen verblijven.
Amen
