Inhoud
BD.7203 Het afwijzen van het goddelijk woord vanuit geestelijke arrogantie
BD.7205 Ongewone verschijnselen
BD.7206 Begoocheling door de krachten van de duisternis
BD.7207 Nog slechts een korte tijd van genade
BD.7208 Verbindingen tussen hemellichamen – Vreemde verschijnselen
BD.7209 Wat is geestelijke nood?
BD.7211 Waarschuwende woorden over het einde
BD.7212 Vergrote bekoringen in de eindtijd
BD.7213 De staat van het verantwoordelijk zijn – Geopende harten
BD.7215 Verlokkingen van de wereld en overwinning
BD.7216 Wie Mij voor de wereld belijdt
BD.7217 Beproevingen op hogere leeftijd – Liefde en geduld
BD.7222 Aardse of geestelijke gedachtengolven
BD.7223 Liefde en leed – De weg naar boven
BD.7225 “Ik zal voor u de dagen verkorten”
BD.7228 De weg tot onder het kruis
BD.7229 Gods vaderliefde
BD.7230 Het benutten van de genaden
BD.7234 Het gebod van de liefde tot God en de naaste
BD.7237 De geboorte van Christus
BD.7245 Het benutten van het goddelijk woord betekent ontvangst van kracht
BD.7246 Gebruiken en woorden die men zich heeft aangewend
BD.7247 Ik wil u de “Trooster” zenden
BD.7248 Leed loutert de ziel
BD.7250 Bewijzen voor het bestaan van Jezus op aarde
BD.7251 De liefde is de sleutel tot de wijsheid
BD.7254 De inhoud van het goddelijke woord: liefde
BD.7255 Beproeving van geestelijk goed op goddelijke oorsprong
BD.7256 Levende christenen – De kracht van het geloof – De aanwezigheid Gods
BD.7257 Weg der terugkeer naar God
BD.7258 De voorwaarde om Gods stem te horen is het loslaten van de wereld
BD.7261 Verplichte arbeid – Alleen werken van liefde tellen mee
BD.7262 Verrijzenis – Het vergaan van het vlees
BD.7265 De ziel begint bewust aan haar aardse leven
BD.7266 Kenmerk van de levende christen
BD.7268 Het heilsplan van God vereist steeds nieuwe scheppingen
BD.7269 (Persoonlijk)
BD.7271 Heeft de mens een vrije wil?
BD.7272 Gods liefde volgt de mens tot hij zelf zijn hart opent
BD.7274 Hoe moet een juist gebed zijn?
BD.7278 Noden en angsten van de mens Jezus
BD.7279 God is een “God van liefde”, niet een god van toorn
BD.7280 Voorwaarden voor het bereiken van het kindschap Gods
BD.7283 Lichtkleed – IJverige zielenarbeid en een onverwacht einde
BD.7285 Ieder mens kan Gods eindeloze liefde herkennen
BD.7288 ’t Weten van het kruisoffer in de duistere sferen
BD.7290 Overwinning van de kloof in het hiernamaals: Jezus Christus
BD.7291 Voedsel voor de ziel moet worden begeerd om werkzaam te worden
BD.7292 Blind geloof – Dood christendom
BD.7294 De strijd tegen de eigenliefde
BD.7295 De voorloper van Jezus Christus
BD.7297 De omvorming van de aarde
BD.7300 De kortste weg is de weg via het kruis
– * –
BD.7203
6 november 1958
Het afwijzen van het goddelijk woord vanuit geestelijke arrogantie
Wie zich afsluit voor het woord Gods in geestelijke arrogantie wanneer het hem wordt aangeboden door mijn dienaren op aarde, zal zich eens zwaar moeten verantwoorden. Want het is geen geestelijk onvermogen iets lichtvols te kunnen herkennen, maar het is een afwijzen uit lage motieven dat door mijn tegenstander in de hand wordt gewerkt door zijn invloed. Geestelijke verwaandheid schakelt elk onderzoek uit. Geestelijke verwaandheid is echter een duidelijk teken dat de mens onder duistere invloed staat, want geestelijke aanmatiging is het kenmerk van diegene die zich tegen Mij verzet omdat hij Mij niet wil erkennen. De geestelijke aanmatiging van hem die het eerst gevallen is, weerde het licht dat hem doorstraalde en wees het af, om welke reden diepste duisternis hem omgaf. En zo blijft ook de mens in geestelijke duisternis die in verwaandheid het licht weer afwijst wanneer mijn genade het wil laten schijnen om het hart van een zweempje licht te voorzien. Maar het motief om het licht af te wijzen is belangrijk, want het kan ook uit andere motieven worden afgewezen, die niet zo zeer te veroordelen zijn als juist de arrogantie van een mens.
En er kan van geestelijke verwaandheid worden gesproken wanneer de mens meent geen onderrichting meer nodig te hebben, in geestelijk weten voldoende onderricht te zijn en zijn eigen weten buitengewoon hoog aanslaat en zodoende gelooft geen verder weten nodig te hebben. Toch zou de mens ook dan nog bereid moeten zijn om datgene wat hem wordt aangeboden te onderzoeken. Houdt hij dan nog steeds met overtuiging vast aan zijn wil en wijst hij opnieuw af, dan zal hem zijn oordeel niet zo zwaar worden aangerekend, door zijn geestelijke blindheid ontbreekt het hem dan aan vermogen om te oordelen. Blijft echter zo’n onderzoek achterwege, dan duwt de mens met zijn krasse afwijzing de door Mij aangeboden hand van genade weg en eenmaal zal de verantwoording hem zwaar treffen, want eens komt het inzicht en het kan dan ook te laat zijn.
Door dwang kan niemand ertoe worden gebracht mijn woord aan te nemen, maar ieder heeft eens gelegenheid zich serieus bezig te houden met vragen van twijfel, want zulke twijfel leg Ik zelf in het hart van diegenen die nog niet op de juiste weg zijn. En tegenover zulke vragen zouden ook alle mensen hun standpunt moeten bepalen en ze zouden daar alleen maar voordeel uit trekken, want opheldering zullen ze zeker krijgen in zoverre ze deze ernstig wensen. Maar nu zal blijken of de mens de waarheid serieus begeert, want ze zal hem zeker worden aangeboden. Geestelijke arrogantie wijst echter direct af omdat die ene het wil en diens wil ook zeker vervuld wordt door diegenen die dezelfde instelling hebben.
Aanmatiging bracht het voormalige lichtwezen ten val en aanmatiging is daarom ook de aard van al zijn aanhangers, die hen onmiskenbaar kenmerkt als zijn aanhang. En er moet een grote stap worden gezet, het innerlijk van de mens moet zich serieus trachten te veranderen. De mens moet uit de hoogmoed in de deemoed afdalen en zich dus helemaal losmaken van mijn tegenstander en tot Mij komen in diepste deemoed. Dan pas zal er een licht schijnen in het hart van de mens en dan pas zal hij in staat zijn de kostbare genadegave te herkennen die mijn woord voor ieder mens en zijn zielenheil is. Dan pas zal hij dankbaar aannemen wat de liefde van de Vader Zijn kind aanbiedt. Dan zal hij erg verlangen naar spijs en drank, doch voortdurend ook verzadigd worden door mijn liefde.
Amen
BD.7205
10 november 1958
Ongewone verschijnselen
Als u zich tot mijzelf wendt kunt u er altijd op vertrouwen dat u juist wordt onderwezen, dat Ik u opheldering geef. U zult het ook in uw denken ondervinden, dat wil zeggen: omdat u naar de waarheid zoekt zal uw denken zich al met de waarheid bezig houden. U zult dus naar uw gezindheid op de juiste weg zijn, zelfs als schijnbaar nog onopgeloste problemen u bezig houden. Want dat is het voorrecht van hen die zich met Mij als de eeuwige Waarheid verbinden, dat zij een innerlijke afkeer bespeuren zodra verkeerde gedachten hen raken.
U hebt in de eindtijd met veel ongewone verschijnselen rekening te houden en u kunt naar eigen oordeel deze nu Mij of ook mijn tegenstander aanrekenen, die in de eindtijd evenzo op ongewone wijze zal optreden om zijn slachtoffers binnen te halen. U zult moeten leren onderscheid te maken en u mag daarbij niet vergeten, dat de wereld zijn gebied is en dat hij zich dus ook in de wereld en door profane machinaties zal vertonen. Verder moet u weten dat er geen macht is die Mij in mijn werkzaam zijn zou kunnen hinderen en dus mijn heilsplan van eeuwigheid, waarin een einde van deze aardse periode is voorzien, ongedaan kan maken. Want Ik streef een doel na dat steeds alleen gericht is op de verlossing van het gevallen geestelijke, dat zich in de diepte bevindt. En Ik weet precies wanneer daarvoor het juiste tijdstip is gekomen.
Het is wel zeker dat mijn plannen niet met de plannen van mijn tegenstander overeenkomen, dat hij niet hetzelfde doel nastreeft, namelijk het gevallene te helpen, maar dat hij steeds alleen daarop bedacht is mijn plannen geen doorgang te laten vinden, ze te doorkruisen en in zekere zin mijzelf te overwinnen, wat hem echter eeuwig niet zal lukken. Enerzijds nu drijft hij de mensen aan tot onderzoekingen van de meest uiteenlopende aard om scheppingswerken te verwoesten, omdat hij gelooft daardoor het gekluisterde geestelijke te kunnen bevrijden en voor zich te winnen. Aan de andere kant wil hij de mensen doen geloven dat er geen gevaar voor het einde te vrezen is, om hen te verhinderen bewust aan hun ziel te werken, wat met het oog op het einde toch ernstig genomen wordt door hen – die de tekenen van de tijd op de voet volgen en daarom weten welk uur geslagen heeft.
En daarom werkt hij met alle list en veroorzaakt een verwarring, die ook die mensen aanpakt die hem niet willen toebehoren. Hij probeert de mensen reële zaken voor te spiegelen, die zolang hun mogelijkheid om zichtbaar te blijven behouden, tot de mensen die voor die dingen ontvankelijk zijn, ze opmerken. Mensen, op wie Gods tegenstander ook invloed heeft wegens hun gezindheid en gedachten – die zelf van het idee van een einde van deze aarde niets willen weten – die ook de onwaarschijnlijkste gebeurtenissen of voorzorgsmaatregelen om zo’n einde te verhinderen liever zouden willen accepteren, dan dat zij zich met de waarheid die hun steeds weer verkondigd wordt tevreden stellen.
Deze mensen scheppen door hun gezindheid voor mijn tegenstander een goede klankbodem – zij geloven zich in de invloedssfeer van goede krachten te bevinden en zijn toch een speelbal van mijn tegenstander geworden, want hij gebruikt hen om zich in te zetten voor de verbreiding van valse leerstellingen en satanische activiteiten. Mijn tegenstander heeft in het einde grote “macht”. Het is zijn tegenactie op mijn buitengewoon genadevol werkzaam zijn bij de mensen, die Ik nog helpen wil de juiste weg tot Mij te vinden. Ook Ik werk wel op een buitengewone wijze maar niet door op een onnatuurlijke manier op het denken en gevoelen van de mensen indruk te maken.
Ik werk in stilte en wil op de harten van de mensen invloed verkrijgen. Mijn tegenstander echter imponeert de geestvermogens – het verstand van de mens. Hij bevestigt alleen maar het verlangen naar de onverwoestbaarheid van de aarde en naar een einde, dat op het laatste moment verhinderd wordt.
Mijn tegenstander werkt Mij en mijn aankondigingen tegen en dat alleen al moest hem ontmaskeren, het moest een bewijs zijn wie aan het werk is, als de gemoederen van de mensen verontrust worden door onverklaarbare gebeurtenissen, waardoor het door Mij voorspelde einde van deze aarde in twijfel wordt getrokken. Mijn woord is waarheid, zo ook zijn die aankondigingen niet door mijn tegenstander te ontzenuwen, al denkt hij zich nog zo listig en sluw te kunnen voordoen. En de mensen zelf kunnen het ook inzien wie hen onder zijn invloed tracht te brengen als zij maar altijd de weg naar Mij, die hun de waarheid niet onthoud, nemen.
Amen
BD.7206
12 november 1958
Begoocheling door de krachten van de duisternis
Wie zich door middel van gedachten in buitenaardse gebieden begeeft, wordt ook door buitenaardse krachten beïnvloed, want hij is voortdurend door zulke krachten omgeven. Dit is echter een geestelijke beïnvloeding omdat, door de wil van de mens; het contact tot stand wordt gebracht tussen deze aardse wereld en de bovenaardse wereld. U, mensen moet nu echter wel van elkaar onderscheiden: het tot stand brengen van het contact met Mij door het gebed en het contact met de geestelijke wereld door de wens iets door deze geestelijke krachten te weten te komen, dus een zich openen voor de invloed van die geestelijke wereld. Niets van het contact dat zo tot stand is gebracht, blijft onbenut, net eender of Ik zelf, of geestelijke krachten daarop reageren, omdat de aangeknoopte verbindingen vanaf de aarde naar de geestelijke wereld buitengewoon voornaam zijn voor de ontwikkeling van de ziel van de mens. Want de mens die op zich geestelijk blind is, moet ziende worden en de geestelijke ogen kunnen hem alleen maar geopend worden door het binnenstromen van licht dat uit Mij, of ook wel via geestelijke wezens van het licht, de mensen toestroomt.
Dus wordt elke band van de aarde met de geestelijke wereld welkom geheten van de kant van de lichtwezens uit, die op de hoogte zijn van de staat van duisternis van de mensen op aarde en hun uitermate graag licht zouden willen brengen volgens mijn wil. Mijn wil bepaalt evenwel voor hen, uit te delen wat bevorderlijk is voor de mensen. En mijn wil houdt hen ook tegen waar voor de mens uit een te helder licht nadeel zou kunnen ontstaan, doordat het de ogen verblindt en ongeschikt maakt om te zien. Maar mijn tegenstander gebruikt juist verblindende lichten omdat hij het gezichtsvermogen van de mens zou willen verminderen, omdat hij de ogen helemaal ongeschikt wil maken om het zachte licht uit Mij waar te nemen, dat weldadig werkt en helder en duidelijk de juiste weg naar Mij laat zien. Daarom is zijn streven heel veel verblindende lichten te laten stralen om de mensen in de war te brengen. Zijn streven is de mensen daarheen te brengen waar schijnbaar kennis te verkrijgen is, waar de mens gelooft een weten voor zichzelf te halen en toch geestelijk goed tot zich neemt dat helemaal op een dwaalspoor leidt.
Mijn tegenstander heeft veel van zulke middelen die hij gebruikt om het denken van de mensen steeds meer in verwarring te brengen. Hij ontsteekt vaak verblindende lichten die zo fel zijn dat de donkerste nacht de mensen omgeeft die lang in dit licht hebben gekeken, dat hun echter geen blijvend licht schenkt, maar hen plotseling weer in diepste duisternis dompelt. En talloze krachten uit de duisternis ondersteunen hem, doordat ze zich erbij voegen en als zogenaamde lichtwezens optreden, doordat ze de mensen ertoe brengen die bovengenoemde verbindingen met de geestelijke wereld aan te gaan door het toezenden van verkeerde gedachten, die op de een of andere manier de mensen strelen of hun voordeel beloven, zodat ze die gedachten niet loslaten en dus in een gebied komen waar die duistere krachten regeren.
Alleen al de bedoeling zich een weten te willen verschaffen zonder tot de juiste bron te gaan, kan de mensen in een gevaarlijk gebied lokken, waaruit ze zich moeilijk weer kunnen bevrijden. De wens om buiten het kader te treden, iets ongewoons te beleven en met een weten dat ongewoon is, uit te willen blinken, brengt een mens op dit gevaarlijke terrein waar de duistere krachten hem geweld aandoen en dus zijn ogen blind maken. En met het oog op het einde bestaat er nog meer gevaar, want het universum is vol van gif spuwende geesten, die de trouwe knechten van mijn tegenstander zijn om de mensen in het verderf te storten. Zijn invloed is geweldig omdat de mens zich niet verweert, maar hij zou hem de baas kunnen worden als hij zich alleen maar vol vertrouwen aan Mij zelf in Jezus Christus zou overgeven, want Ik heb hem overwonnen door mijn kruisdood.
Maar de mens roept, in plaats van Mij, andere krachten aan in het heelal en hij wordt ook door deze krachten aangehoord en bediend, vaak op een manier die steeds grotere duisternis brengt in plaats van helderheid. Steeds verder verwijdert hij zich van de waarheid, hij laat zich fascineren door drogbeelden, door waanvoorstellingen die mijn tegenstander laat ontstaan. Hij geeft onrijpe geesten de mogelijkheid zich te uiten en neemt hun uitlatingen aan als zuivere waarheid. Hij wordt door mijn tegenstander op de meest schandelijke manier op een dwaalspoor gebracht en gelooft steeds dat hij zelf in het licht staat. Maar hij wil de waarheid niet aannemen, die daarin bestaat dat mijn woord niet kan vergaan, dat het in vervulling gaat en dat mijn woord een einde heeft aangekondigd vanaf het begin van dit tijdperk. En dit einde zal komen en niemand zal in staat zijn het tegen te houden.
En wie bescherming zoekt, die zal deze alleen bij Mij vinden, doch hij die zich tot krachten wendt die hem bescherming beloven maar hem die niet kunnen geven, zal vergeefs roepen om hulp. Want deze krachten hebben slechts tot doel u in het verderf te storten, u de waarheid te onthouden en u niet de weg naar het licht te laten vinden. En luistert u naar hen, dan zult u ook verloren gaan en voor eeuwige tijden in hun macht blijven.
Amen
BD.7207
14 november 1958
Nog slechts een korte tijd van genade
Elke dag brengt u dichterbij het einde. En of u nog zo druk schept en werkt voor uw aardse welzijn, u maakt u tevergeefs zorgen. Want u zult van de resultaten van uw inspanningen niet kunnen genieten. Alles wordt u weer afgenomen, wat u gelooft te kunnen verwerven. En uw bezit, dat u mee overneemt naar het geestelijke rijk wanneer alles voorbij is, zal klein zijn, omdat u alleen dat overblijft, wat u aan geestelijk goed bezit, wat uw ziel verwierf op aarde.
Maar al wordt u dit nog zo vaak gezegd, u gelooft niet aan een voor de deur staand einde en uw inspanningen voor deze aardse goederen nemen dagelijks toe en maken u ongeschikt om de arbeid aan uw ziel te verrichten. Maar zou u, vooruitziend, de slechts nog korte genadetijd kunnen overzien, u zou ontsteld raken hoe dichtbij uw einde is. Maar het aardse leven gaat dagelijks verder. De ene dag verloopt als de andere en dat laat u juist ook twijfelen aan voorspellingen van deze aard.
Maar van de ene dag op de andere zal het veranderen. Plotseling zult u zich voor gebeurtenissen zien geplaatst, die een volledige omwenteling brengen in het leven van ieder afzonderlijk mens. U wordt allen uit de vertrouwde rust opgeschrikt en zult zich tegenover grote gevaren geplaatst zien. U zult de aardse werkzaamheden en plannen moeten opschorten, omdat u daar eenvoudigweg niet meer toe in staat bent gezien de dreigende gevaren, door menselijk willen veroorzaakt. Want de volkeren staan tegen elkaar op en er is nog maar weinig voor nodig dat er een brand wordt ontstoken, die alles dreigt te vernietigen.
En nu zullen de mensen nog veel meer vergeten, waarin hun eigenlijke taak op aarde bestaat. Maar ze zullen ook niet in staat zijn verder te scheppen en werkzaam te zijn, doch zich steeds alleen inspannen om zichzelf en hun bezit te redden, dus alleen aan hun lichamelijk leven en welbehagen denken, maar nooit aan hun ziel.
En ze zullen moeten inzien, dat ze tegenover al het gebeuren machteloos staan, dat over hen dreigt los te breken. Ze zullen een beroep doen op het verstand en de goede wil van de mensen, maar zonder gevolg. Van menselijke zijde verloopt alles vreeswekkend, maar van goddelijke zijde wordt er ingegrepen. Menselijke plannen worden daardoor teniet gedaan, maar de mensen blijft niet bespaard wat ze met angst vreesden. Ze zullen alles kwijtraken wat hun hart boeit. Ze zullen alles verliezen en de Macht Gods kunnen leren herkennen in een natuurgebeuren van onvoorstelbare grootte.
Want de schrift gaat in vervulling. En u mensen staat daar voor, of u het wilt geloven of niet. Zorgeloos schept en werkt u, steeds alleen voor uw lichamelijke behoeften, en u zult alles weer verliezen. Maar u denkt niet aan uw ziel, dat u graag aan haar verlangens zou willen voldoen. En dan zou u niets hoeven te vrezen, ook niet in deze komende tijd, want dan zorgt Hij voor u, die u al in u hebt opgenomen, daar u er anders niet naar zou verlangen aan uw ziel te denken. Daarom wordt u steeds weer gewezen op dat wat komt. Steeds weer klinken Zijn woorden als aanmaning en waarschuwing. Steeds weer wordt u het dwaze en nutteloze van uw aardse streven voor ogen gehouden. U hoeft er alleen maar naar te luisteren en uw leven ernaar in te richten, en rustig en zorgeloos zult u het komende gebeuren tegemoet kunnen zien.
Verheug u niet al te zeer over de schijnbare rust en de opbloei in aardse zin. Sus uw geweten niet in slaap met aardse vreugden. Het zijn slechts zinsbegoochelingen, die zeer snel voorbij gaan, want machteloos zult u mensen alles op u zien afkomen en u zult uzelf daar niet tegen kunnen verweren.
Maar het is u vaak genoeg aangekondigd en u zou daar al lang rekening mee hebben kunnen houden en uzelf veranderen. Dat u het niet doet zal een vreselijke uitwerking op u hebben, want het plan van God staat onherroepelijk vast. En zodra de tijd is gekomen, wordt het doorgevoerd zoals het is voorbestemd sinds eeuwigheid.
Amen
BD.7208
16 november 1958
Verbindingen tussen hemellichamen – Vreemde verschijnselen
Er bestaat geen aards- materiële wereld, waarvan de bewoners zuiver lichamelijk die wereld kunnen verlaten zonder hun leven te verliezen, helemaal onverschillig of hieronder deze aarde of andere hemellichamen te verstaan zijn die levende wezens dragen van ’n vaste consistentie, die afhangt van de gesteldheid van het hemellichaam, dat wil zeggen: zich aan deze aard aanpast. En daarom bestaat nooit de mogelijkheid dat bewoners van een hemellichaam zich op een ander kunnen begeven, omdat altijd alleen dat hemellichaam de levensvoorwaarden aan het schepsel biedt hetgeen hem is toegewezen door de wil van God.
Weliswaar zijn er geestelijke verbindingen tussen verschillende werelden, die echter altijd alleen geestelijke doeleinden nastreven en beogen, maar nooit de desbetreffende bewoners van een hemellichaam concrete voordelen zouden willen of kunnen bezorgen, zoals de mensen zich dat voorstellen of hopen. Er zijn geen verbindingen tussen verschillende hemellichamen, tenzij, er een geestelijke verbinding tot stand wordt gebracht tussen de wezens van geestelijke scheppingen, die naar alle hemellichamen heen hun licht kunnen laten uitstralen, en dus ook door middel van gedachten met de mensen op aarde verbonden zijn, als dezen zo’n verbinding willen – als zij zich openstellen voor hun uitstralingen. Dan kunnen die lichtwezens ook wel raad geven in aards opzicht, zij kunnen zich om alle aardse noden van de mensen bekommeren en in werkelijk goddelijke zin hun invloed op de mensen uitoefenen. Maar dat zij aan de mensen zichtbaar verschijnen zal een grote uitzondering blijven in zeer bijzondere gevallen en om een heel bijzondere reden, wat echter niet algemeen genomen mag worden, doordat een massaal optreden van zulke wezens verwacht of als zeker op handen zijnde aangekondigd wordt.
De mensen moesten bedenken dat zij in de tijd van het einde leven. Ze moesten bedenken wat het betekent dat de tegenstander van God kort voor het einde van zijn vrijheid staat – dat hij opnieuw gekluisterd wordt en dat hij het weet dat hem nog maar weinig tijd overblijft. En toch gelooft hij in zijn verblinding nog dat zijn macht zal zegevieren – en daarom schrikt hij voor niets terug om zijn vermeende overwinning te behalen. En als de mensen dit weten, dan kunnen zij ook veel zaken verklaren die hen ongewoon raken of hun raadselachtig schijnen en de wetenschap geeft op velerlei gebied opheldering. Onopgehelderde verschijnselen echter duiken op buiten de wetenschap in gebieden, die meer als buitenzintuiglijk te betitelen zijn.
En juist deze gebieden benut de tegenstander opdat zijn ontmaskering er niet zo makkelijk valt – opdat hij de mensen laat geloven dat zij worden aangesproken uit de geestenwereld vol van licht en zich nu overgeven aan zijn invloed. Deze invloed heeft altijd tot doel de mensen van de waarheid af te leiden, hun denken door dwaling te verduisteren – dus de terugkeer tot God te verhinderen. Want de gedachten van de mensen worden weer naar de materie toe geleid, die overwonnen moet worden tijdens het leven op de aarde.
Wat door de kant van God als “zeer binnenkort” wordt aangekondigd – wat met het “nabij zijnde einde” samenhangt, wordt door Gods tegenstander genegeerd. En zo worden in de mensen valse verwachtingen gewekt die onverschilligheid tegenover hun ziel als gevolg heeft en een groot gevaar voor de zielen zijn, dat zij het einde onvoorbereid meemaken en weer voor eeuwige tijden verloren gaan. Mensen die hun zinnen niet op de wereld hebben gericht vallen niet ten prooi aan deze verleidingskunsten van de tegenstander, want hun op God gerichte blik en hun verlangen naar waarheid verzekert hun ook een juist denken. En al kunnen zij ook zulke verschijnselen niet verklaren, ze maken geen diepere indruk op hun levenswandel zij gaan vastberaden hun weg tot aan het einde, steeds onder de bescherming van lichtwezens die verhinderen dat de tegenstander van God zich van hen meester maakt. Want uiteindelijk is de wil van de mens zelf beslissend of, en in hoever hij in de waarheid wandelt.
Amen
BD.7209
17 november1958
Wat is geestelijke nood?
U, mensen bent u niet bewust van de grote geestelijke nood waarin, u zich bevindt, omdat de wereld uw zinnen nog gevangen houdt en u daarom helemaal niet de duisternis overziet die uw denken omhult. Elke dag kan voor u de laatste zijn op deze aarde. Geen mens kent het uur van zijn dood en geen mens kan zijn leven niet een uur verlengen. En daar denkt u niet over na, anders zou u voorbereidingen treffen voor datgene wat daarna komt, daar u toch weet dat u niets mee zult kunnen nemen naar gene zijde, wanneer u van de aarde zult moeten scheiden. Maar hoe is het met uw ziel gesteld? Denkt u er ooit wel eens ernstig over na wat naderhand uw lot is? U weert zulke gedachten af en wijst ze ver van u wanneer ze eens in u bovenkomen en toch kan uw ziel zich in een noodsituatie bevinden dat ze zonder licht het lichaam moet verlaten wanneer het uur van het afscheid heeft geslagen, dat ze zichzelf in de diepste duisternis terug vindt in het geestelijke rijk en arm en ongelukkig ronddoolt omdat ze niet weet waarheen ze zich wenden moet in deze duisternis. U bent het zelf, het is uw eigenlijke ik, dat niet kan vergaan, zelfs wanneer de ziel het lichaam moest verlaten.
Maar geloof niet dat u er niet meer bent, dat met de dood van het lichaam uw bestaan is afgelopen. U bestaat nog precies zo werkelijk als op aarde en u voelt leed en kwelling net zo en nog veel sterker, omdat u inziet, dat het u aan elke kracht ontbreekt om uw toestand te kunnen veranderen. Een omstandigheid die u onuitsprekelijk kwelt, omdat u die zult moeten verdragen door eigen schuld. Want zou u maar iets bewuster leven op aarde dan zou de ziel niet zo ellendig naar het hiernamaals overgaan, omdat (dan) een klein lichtschijnsel haar op de weg wijst die ze hierboven moet gaan om opwaarts te klimmen.
Want deze mogelijkheid heeft iedere ziel: dat ze kan voortzetten wat ze op aarde verzuimde, als ze zelf maar wil. Maar of ze van deze mogelijkheid gebruik maakt, berust bij haar zelf, maar eist eerst een klein lichtschijnsel van inzicht, zonder welke ze hulpeloos en ellendig in steeds dezelfde gesteldheid blijft. En wanneer de mens op aarde maar zo ver aan zichzelf werkt dat hij moeite doet te geloven in een voortleven, een leven te leiden naar de wil van God, wanneer hij maar probeert zijn fouten en zwakheden af te leggen en tegenover de medemens liefdevol op te treden, dan komt hij uit de diepste duisternis naar buiten in een zwak schemerlicht; en komt hij met zo’n schemerlicht in het rijk hierna, dan vindt de ziel al makkelijker de weg en ziet ze haar verdere opgave in en tracht die te vervullen. Want ze is niet volledig blind en de grootste kwellingen blijven haar bespaard.
Maar hoeveel mensen denken geen enkele keer op een dag aan hun zielenheil, hun hele denken en streven behoort alleen de aardse wereld toe en het behalen van voordelen die alle slechts aards gericht zijn. De grote geestelijke nood is, dat de mensen helemaal niet weten waarom ze op deze aarde zijn, dat ze steeds alleen het leven zelf belangrijk vinden en zich niet afvragen om welke reden hun het leven werd gegeven.
En nu gaan ze in deze duistere gesteldheid het einde van de aarde tegemoet, dat plotseling en onverwacht zal komen en het leven van ontelbare mensen nog voortijdig beëindigt, die zich met gedachten over de dood helemaal niet bezig houden, omdat ze menen nog veel tijd te hebben. Al deze mensen zijn nog zo gebonden aan het aardse dat ze zich ook in de sfeer van de aarde zullen ophouden wanneer het einde is gekomen, zodat ook een opgaan in het hiernamaals voor deze zielen onmogelijk zou zijn, omdat ze nog lang niet in staat zijn zich van de materiële wereld los te maken. En voor vele van hen wordt de materie ook weer de verblijfplaats, omdat ze voor een geestelijke sfeer nog niet rijp genoeg zijn. En dan begint de toestand van kwelling weer die ze reeds allang hadden overwonnen.
Maar de mensen geloven het niet, wanneer ze worden aangemaand de korte tijd op aarde nog te gebruiken voor hun zielenheil, ze geloven het niet en kunnen ook niet tot ’n andere levenswandel worden gedwongen. Alleen de liefde van de medemensen die weten, kan proberen op hen in te werken, en de liefde zal ook zo af en toe iets tot stand kunnen brengen, ofschoon zo’n mens de volle wilsvrijheid behoudt.
Maar tot aan het einde moet om zulke zielen worden geworsteld, tot het laatste toe moet de strijd van het licht tegen de duisternis worden gevoerd, omdat juist de krachten van de duisternis deze bijzonder heftig voeren en de krachten van het licht daarom van hun kant de strijd niet mogen opgeven.
En een kleine lichtstraal kan al succes hebben en de duisternis doorbreken, wat steeds de redding van een ziel betekent, die daar oneindig dankbaar voor is, zelfs wanneer haar vooreerst maar een beetje schemerlicht omgeeft. Maar ontvlucht te zijn uit de diepste duisternis, betekent ook zich bevrijd te hebben van de vorst der duisternis en het licht tegemoet te gaan.
Amen
BD.7211
19 november 1958
Waarschuwende woorden over het einde
Bereid u voor op zware beproevingen die u meer of minder zullen treffen, want steeds nader komt het einde. Er moet nog op alle mensen ingewerkt worden opdat zij ernstig over het einde nadenken, hetzij over hun eigen levenseinde of over wat de gehele wereld te wachten staat. Zij moeten nu ernstig vermaand worden zich voor te bereiden, want er blijft hun niet veel tijd meer. Zodanig verneemt u mensen steeds weer van Mij zelf wat u te wachten staat en u doet er goed aan mijn woorden ter harte te nemen, ze te accepteren als de zuivere waarheid en uw leven daarnaar in te richten.
Er zijn steeds mensen die zulke waarschuwingen en vermaningen proberen te verzachten. Die mijn woorden als niet geloofwaardig voorstellen en die proberen dát als onbeduidend te behandelen wat buitengewoon gewichtig is omdat het de zieletoestand van u voor eeuwige tijden kan bepalen. Luister niet naar dezen, maar houd u aan mijn woord dat u steeds weer uit den hoge toekomt. Ik zelf zorg daarvoor dat u de kennis ontvangt; en wie het hoort moet het ook ernstig nemen en als een liefdebewijs beschouwen dat Ik zijn ziel wil redden – en hem daarom aanspreek. Ik weet wie mijn woord aanneemt en al dezen vermaan Ik mijn woord in het hart te overwegen en daarnaar te leven, opdat niet plotseling en geheel onvoorbereid hen treft wat komen zal en komen moet – vanwege de talloze mensen die doof en blind voortleven.
Maar u, die mijn woorden gelovig aanneemt, u zult nog veel kunnen bijdragen tot opheldering doordat u de medemensen daarop wijst waarin u reeds lang, door mijn woord, een inzicht had. U zult hun dan ook het evenzo zeker op handen zijnde laatste einde kunnen verkondigen, dat niet lang daarna zal volgen. Want in mijn liefde en barmhartigheid wil Ik de mensen nog een laatste genadetermijn geven waarin zij het tot nog toe verzuimde kunnen inhalen. Daarom ontvangen zij voordien nog een bewijs van de geloofwaardigheid der profetieën die Ik u mensen doe toekomen op zulk een natuurlijke wijze, dat u evenzo licht geneigd bent er aan te twijfelen.
Wat in mijn plan besloten ligt wordt onherroepelijk vervuld. Mijn plan is echter welbedacht in alle wijsheid en zal daarom ook niet door Mij omvergeworpen of veranderd worden, noch wat de wijze waarop, noch wat de tijd betreft. Daarom kunt u mijn woord als onveranderlijk accepteren en overeenkomstig ook uw leven leiden. U zult er geen spijt van hoeven te hebben, want aardse goederen te verwerven zal blijken geheel nutteloos te zijn omdat u alles weer ontnomen wordt. Maar geestelijke rijkdom te verwerven is u alleen mogelijk als uw wil daar ernstig op gericht is.
Hoor naar mijn woord en geloof aan de waarachtigheid van Hem die het u doet toekomen. En overweeg dan bij uzelf met welke ernst u nog aan uzelf moet arbeiden om niet beschaamd te staan voor Mij, als het uur geslagen heeft dat Ik u oproep van deze wereld. Geen van u weet wanneer voor hem dat uur komt, maar voor u allen is het nader dan u denkt. Daarom roept mijn liefde u steeds weer toe: bereid u voor en beschouw alleen dat als van belang wat dienstig is voor uw geestelijke ontwikkeling. Al het andere is onbelangrijk en wordt steeds onbelangrijker hoe dichterbij het einde komt. Dat echter het einde nadert is zeker waar en daarom moet u niet twijfelen maar geloven.
Amen
BD.7212
20 november 1958
Vergrote bekoringen in de eindtijd
Geloof niet dat mijn tegenstander u met rust laat, ook wanneer u zich in uw hart al naar Mij heeft gekeerd. Weliswaar zal hij niets tegen u kunnen beginnen, juist vanwege uw wil die naar Mij is gekeerd, maar steeds weer zal hij toch proberen u ten val te brengen. Hij zal u in het nauw drijven waar en hoe het hem maar mogelijk is, om op uw wil in te werken, hem te verzwakken en weer naar de wereld te keren, die zijn rijk is. Maar toch hoeft juist u hem niet te vrezen, omdat u een buitengewoon trouwe Helper aan uw zijde hebt: Mij zelf, die door u maar aangeroepen hoeft te worden opdat hij van u zal worden verdrongen.
Juist in de laatste tijd zal hij alles proberen om zijn aanhang te vergroten, om weer terug te winnen die hij meent kwijt te zijn. Maar hij vergeet daarbij een ding, dat niet hij, integendeel Ik al het recht op uw zielen heb en dat Ik me niet meer laat ontrukken wat zich al vrijwillig aan Mij heeft overgegeven. U hoeft daarom niet bang te zijn dat hij u in zijn macht krijgt, maar ook u zult een ding niet mogen vergeten: u voortdurend inniger bij Mij aan te sluiten om in mijn aanwezigheid verzekerd te zijn tegen zijn invloed. Elke innerlijke onrust, elke opwinding, elk gevoel van vrees, is een teken van zijn werken bij u en omdat hij zich daardoor verraadt, hoeft u maar uw blik op Mij te richten en hij moet en zal wijken.
In de laatste tijd gaan zijn inspanningen zelfs zover dat hij tracht het verbreiden van het licht te verhinderen op een manier die hem buitengewoon sterk en machtig doet lijken en u, mensen erg doet twijfelen wegens de goddelijke opdracht, licht naar uw medemensen te brengen. Dan moet u steeds weten dat het de list van mijn tegenstander is, u in de war te brengen. En u moet des te sterker zijn in het weerstand bieden, u moet vast geloven in uw missie en steeds ijveriger werken voor Mij en mijn rijk. En spoedig zullen zijn aanvallen afnemen en uw geloof zal groeien en er zal een innerlijke rust over u komen, want Ik sta u dan duidelijk terzijde en zegen uw arbeid.
Hoe verder het naar het einde toegaat, des te heviger zullen ook zijn aanvallen zijn, maar des te dichter ben Ik ook bij u en des te meer kracht zult u van Mij uit ontvangen. Hij kan u niets maken, zolang u de verbinding zoekt met Mij en houd daarom toch deze band steeds overeind en laat Mij niet uit uw gedachten gaan, en steeds minder zal zijn invloed op u kunnen inwerken, u zult hem van u kunnen wegdringen, al door een innige gedachte aan Mij, die steeds in elke nood en elk gevaar bij u tegenwoordig ben. Laat Mij uw eerste en laatste gedachte zijn en waarlijk, er kan u niets gebeuren, want mijn engelen behoeden u voor alle aanvallen van de vijand van uw ziel en hun macht is groot en hun wil is Mij te dienen en dus ook allen die de mijne zijn en blijven willen voor eeuwig.
Amen
BD.7213
21 november 1958
De staat van het verantwoordelijk zijn – Geopende harten
U bent door ontelbare verblijfplaatsen heengegaan. U ziet op een ontwikkelingsgang terug van eindeloze duur, van een tijdruimte waarvoor u elke maat ontbreekt omdat u niet in staat bent een zo eindeloze tijdsspanne te bevatten. Maar u hebt deze al achter u, daar u anders niet op deze aarde zou vertoeven. Een terugblik op deze achter u liggende tijd zou u weliswaar de belangrijkheid van uw aardse leven begrijpelijker laten worden, maar dit zou uw ziel niet ten goede komen die, door angst gedreven, alleen nog maar haar weg over de aarde zou gaan, wanneer ze het vermogen zou bezitten zich dit alles weer te herinneren en de eindeloze kwellingen tot haar doordrongen die ze moest ondergaan – in het tijdsbestek van haar ontwikkeling omhoog.
Toch is het feit niet te ontkennen dat u zo’n eindeloos lange tijdruimte van ontwikkeling moest doormaken en dat deze periode nu bijna haar grens heeft bereikt. Maar dit laatste bepaalt u zelf. En dat is het belangrijke van uw gang over de aarde, dat u aan een eeuwige tijden durende toestand van kwelling een einde maakt, of deze weer eindeloos zou kunnen verlengen – dat u dus uw verdere lot zelf gestalte geeft gedurende de tijd van uw leven op aarde. Want eeuwige tijden kon u niet ter verantwoording worden geroepen, eeuwige tijden moest u doende zijn volgens goddelijke wil. U stond onder de wet van “je moet”, u was onderworpen aan de wet van de goddelijke ordening en moest handelen volgens Gods wil. En onder deze wet van dwang klom u omhoog – weer tot het niveau waarin de belichaming als mens kon plaatsvinden.
Nu echter is uw leven niet meer vrij van verantwoording, want uzelf bepaalt de afloop en het succes door uw vrije wil. En deze tijd is maar heel kort, maar zou door ieder mens doelmatig kunnen worden ontplooid om hem de hoogst mogelijke voltooiing op te leveren, want daartoe staan hem alle middelen ter beschikking. Er wordt van hem niets onmogelijks verlangd. maar hij wordt op elke manier geholpen, op elke manier wordt er dus rekening gehouden met zijn zwakheid en onvolmaaktheid, zodat een geheel rijp worden van zijn ziel in vrije wil mogelijk is.
Maar er wordt zelfoverwinning van hem gevraagd. Er wordt van de mens een eigen prestatie gevraagd, die geen medemens of geen lichtwezen voor hem kan verrichten, anders zouden er waarlijk geen niet verloste wezens meer op aarde zijn, omdat de liefde van die wezens al alles verlost zou hebben wat nog niet zalig is.
De laatste voltooiing echter moet de mens zelf volbrengen. En hij kan dat ook want de liefde Gods is zo groot dat zij onverdiende genaden over al Haar schepselen uitstort, alleen om ze weer terug te halen in het vaderhuis, om hen voor zich te winnen en aan de tegenstander te ontrukken, die hen eindeloze tijden gevangen hield. Maar de overgrote liefde van God kan niet in strijd met de wet werken – Ze moet, om werkzaam te kunnen worden, geopende harten vinden waarin ze ongehinderd binnen kan stromen. En voor het openen van het hart moet ieder mens zelf zorgen, de vrije wil moet actief worden, de mens moet bewust naar God en het aanstralen van Zijn liefde verlangen, dan opent hij zich ook vrijwillig voor de krachtstroom van de goddelijke liefde en dan kan er niets anders zijn dan een opgaan naar omhoog, naar God, want de liefde Gods heeft zo’n kracht dat ze alles tot zich trekt wat zich niet verzet.
De slechts zeer korte tijd van het aardse leven moet het omkeren van de mens naar God teweegbrengen, hij moet de weerstand opheffen – de mens moet zichzelf overwinnen, die aan het begin van de belichaming nog in zijn weerstand volhardt en daarbij een krachtige steun heeft aan Gods tegenstander, die alles doet om deze weerstand nog sterker te maken. En die weerstand bestaat daarin, dat de mens zijn eigenliefde koestert, die totaal indruist tegen de liefde Gods en die gelijk is aan een gesloten deur die niets doorlaat.
De eigenliefde gelooft zichzelf genoeg te zijn en daardoor bewijst ze alleen ’s mensen aanmatiging, die hoort bij de tegenstander van God. De deemoed echter herkent haar Heer en God – een deemoedig hart vraagt om genade en opent wijd de deur van het hart om Diegene binnen te laten komen die het Zijn liefde zou willen schenken.
Het gaat er dus in het aardse leven alleen om, dat de mens zijn verzet opgeeft, dat hem onherroepelijk ketent aan de tegenstander van God – het gaat erom dat zijn vrije wil zijn God en Vader zoekt en Hem om genade vraagt. Dan zal hij waarlijk zeer rijkelijk bedacht worden en zal zijn aardse levensloop niet tevergeefs zijn, want de goddelijke liefde zal hem overvloedig toestromen.
En omdat die liefde licht en kracht is, moet de ziel ook vol van licht en kracht worden tijdens haar tijd op aarde, ook al is die nog zo kort in vergelijking met de eeuwig lange tijd ervoor. Maar een geopend hart staat er geheel garant voor dat de ziel tot voleinding komt, want waar de liefde Gods naartoe kan stralen, daar is geen duisternis meer, daar is alleen nog licht en gelukzaligheid – het recht van het volmaakte – het recht van die wezens die op aarde de voltooiing bereikten in vrije wil.
Amen
BD.7215
25 november 1958
Verlokkingen van de wereld en overwinning
En wanneer u de vreugden van deze wereld begeert, bied dan weerstand en denk eraan dat dit een verzoeking van mijn tegenstander is, die u al het mooie en bekoorlijke van deze wereld voor ogen houdt, om u uit het geestelijke gebied weg te lokken, waarin u al een rustplaats hebt gevonden.
Zolang u als mens op aarde vertoeft, zal de wereld indruk op u blijven maken. En deze indruk kan heel zwak zijn, maar ook nog zo sterk, dat u ten prooi valt aan de bekoringen; dat de verlokkingen zodanig zijn, dat u ze niet kunt weerstaan. En steeds zal dat het geval zijn, wanneer u de band met het geestelijke rijk losser maakt, wat bij ieder mens af en toe het geval is, ook wanneer hij van goede wil is.
En daarom maak Ik u erop attent, dat u er steeds acht op zult moeten slaan, wanneer de wereld u begint te lokken, dat dan het gevaar op de loer ligt dat u in de nabijheid komt van diegene die u alleen maar te gronde wil richten, al lijken de wereldse verlokkingen zo ongevaarlijk. En u kunt uzelf gemakkelijk voor de gek houden met de woorden dat het maar onschuldige genoegens zijn die geen gevaar betekenen voor uw geestelijk welzijn.
In het begin klopt dat ook, maar het ongevaarlijke maakt spoedig plaats voor een serieus gevaar, omdat de mens niet tevreden is met kleine onschuldige pleziertjes en de verlokkingen steeds groter worden, wanneer hij eenmaal heeft toegegeven en zichzelf bedroog. De stap is niet groot van de ene weg naar de andere, van de smalle weg naar de brede, die zoveel bekoringen biedt dat een mens daar zelden aan voorbij kan gaan. Daarom is het goed uw blikken niet eerst daarheen te laten dwalen, waar de weg splitst en steeds weer naar de brede weg leidt. Want deze voert omlaag en juist daarom vestigt hij de blik op vreugden en schoonheden aan de rand van de weg, opdat niemand merkt dat de weg neerwaarts gaat.
Maar de smalle wegen, die minder begaanbaar zijn en minder bekoorlijkheden hebben te bieden, leiden omhoog. En houdt de mens zijn blik steeds naar boven gericht, dan zal hij ook niet de onaantrekkelijkheid, de ongemakken en oneffenheden van de weg gewaar worden, maar er overheen worden gedragen door hulpvaardige leiders, zodat de klim ook moeiteloos kan worden afgelegd door degene die ernstig probeert de weg omhoog te gaan.
Tevens is het niet van lange duur dat u geniet of dat u zich ook moeite getroost op uw levensweg. En alle vreugden en wereldse genoegens wegen niet op tegen dat wat de mens daardoor inboet, wat hij verspeelt voor zijn leven hierna, dat hij onherroepelijk tegemoet gaat. Slechts kort is het aards bestaan van u allen, zelfs wanneer u volgens uw begrippen een hoge ouderdom ten deel is gevallen. Want de eeuwigheid doet u inzien, dat het slechts een ogenblik is in deze eeuwigheid. En in dit “ogenblik” hebt u zelf ter wille van u ziel alleen maar een klein beetje af te zien van aardse vreugden en genietingen. En de hele eeuwigheid zal u gelukzaligheden schenken die onmetelijk zijn. En dat weet mijn tegenstander en de vijand van uw zielen. En hij tracht het te verhinderen, doordat hij u lokt. Hij die u weer eeuwigheden ongelukkig maakt, wanneer u hem ter wille bent en zijn verleidingen niet weerstaat. En waar het verlangen naar aardse vreugden en genietingen nog sterk is, daar slaagt hij ook in zijn verleidingskunst. Hij heeft succes en leidt de zielen van de geestelijke weg af, wanneer ze deze al betreden hebben.
Daarom waarschuw Ik u zeer nadrukkelijk: “Laat u niet verblinden door de wereld en de vreugden ervan.” Knoop het in uw oren, dat het de middelen zijn van mijn tegenstander om u voor zich te winnen. Want de goederen en vreugden die uit mijn rijk komen, die Ik zelf u aanbied, zijn van een andere aard. Het zijn geestelijke goederen die u wel – als u in het lichaam woont – nog niet zo waardevol voorkomen, wier onmetelijke waarde u pas in het geestelijke rijk zult onderkennen. Maar dan zult u ook bovenmate gelukkig zijn, dat u ze bezit en dat u zoiets niet ter wille van waardeloze goederen en vreugden hebt vergooid.
En al is uw aards bestaan ook arm aan vreugden van wereldse aard, betreur het niet. Want des te rijker bent u, wanneer u eens in het rijk bent aangekomen dat werkelijk is, dat niet slechts schijngoederen vertoont, maar dat u onbeperkte, onvergankelijke gelukzaligheden schenkt. Dan zult u zich verheugen en deze vreugde zal een andere zijn dan u op aarde zou kunnen ervaren. Want de vreugden bereid Ik u zelf; Ik, die u als Vader liefheb en die mijn kinderen voor eeuwig gelukkig wil maken.
Amen
BD.7216
28 november 1958
Wie Mij voor de wereld belijdt
Wie schroomt Mij voor de wereld te belijden, is nog niet van mijn geest vervuld. Hij is slechts een leeg vat, een dode vorm zonder geest en leven, want het leven erkent Mij en belijdt Mij ook tegenover de medemensen. En u zult ook in staat zijn daaraan de vormchristenen te herkennen, dat ze angstvallig vermijden mijn naam uit te spreken, dat ze niet spreken over Mij en mijn verlossingswerk, dat ze zich maar zelden met geestelijke gesprekken inlaten en dan ook alleen met onbehagen.
En u herkent ze als “dode” aanhang. Want waar mijn geest werkzaam kan zijn, wordt met de grootste blijmoedigheid ook mijn naam beleden en wordt de mens van binnenuit gedrongen Mij te bekennen voor de wereld.
En wanneer u er nu op let, hoe weinig “christelijk” de mensen zich gedragen, hoe ze alles trachten te ontwijken wat met religie of christendom – hetzij kerken of andere verkondigingen van het woord – samenhangt, wanneer u erop let hoe alles met heimelijkheid omhuld wordt, hoe de mensen in gezelschap schromen een thema aan te voeren dat over God, over Jezus Christus, over het geestelijke rijk of over de opdracht op aarde van de mensen gaat, dan is het ook gemakkelijk te raden hoe de beslissing van de mensen eens zal zijn, wanneer er een getuigen voor of een afwijzen wordt geëist van Hem die de wereld heeft verlost van zonde en dood. Dan zullen er slechts weinige uit volle overtuiging voor Mij en mijn naam opkomen.
Maar de meeste zullen zich inhouden, hebben zich misschien in hun hart nog niet geheel losgemaakt, maar bezitten geen geloofskracht om ook de gevolgen van een werkelijke bekentenis op zich te nemen.
Er zullen er maar weinige zijn die standhouden tegen de benauwenissen die werken zijn van mijn tegenstander kort voor het einde. Dan zal dus blijken wie verlost is van zonde en dood. Want alleen deze belijdt mijn naam luid in het openbaar, alleen deze brengt de kracht op om te weerstaan, wanneer hem wordt gesommeerd Mij te verloochenen. Alleen het levende geloof levert de mens deze kracht op. Alleen het levende geloof verzekert het werkzaam zijn van mijn geest in de mens en dus ook een vast vertrouwen op mijn bijstand in de tijd van het einde. En dat is de tijd waarin de geesten van elkaar zullen worden gescheiden, waarin het duidelijk zichtbaar is wie tot de mijnen behoort en behoren wil en wiens christendom tot nu toe slechts “vorm” is geweest.
Dan zal het niet voldoende zijn, aanhanger van deze of die geloofsrichting te zijn, maar moet de mens Mij zelf in Jezus Christus aanhangen. Hij moet zo levend met Mij verbonden zijn, dat hij niet anders kan dan luid mijn naam te verkondigen als die van zijn God en Verlosser.
En dan zal hij ook door Mij worden aangenomen. Ik zal ook hem bekennen in het rijk van het licht. Ik zal mijn belofte vervullen: “Wie Mij belijdt voor de wereld, die zal Ik ook voor mijn Vader belijden.” Want deze heeft Mij zelf erkend in Jezus Christus en mijn geest is in alle volheid in hem.
Doch wee degenen die Mij verloochenen.
Ze behoren nog tot de aanhang van mijn tegenstander en zijn en blijven weer eindeloos lange tijd van hem. Maar ze waren ervan op de hoogte dat Ik de erkenning van mijn naam verlang. Ze waren niet onwetend en moeten zich daarom ook verantwoorden op de dag van het oordeel. Dan zal Ik dus komen om de “levenden” en de “doden” te oordelen.
Begrijp deze woorden: Het leven komt alleen voort uit Mij en wie van Mij is, zal leven. Maar zij die zich van Mij afkeren zullen aan hun einde komen, doordat ze Mij verloochenen wanneer de laatste beslissing van hen wordt geëist.
En hun aantal zal groot zijn, maar slechts klein mijn kudde, die Ik binnenleid in de gelukzaligheid.
Amen
BD.7217
29 november 1958
Beproevingen op hogere leeftijd – Liefde en geduld
Ik moet u heel vaak aansporen vol te houden in liefde en geduld tot aan het einde van uw leven. De beproevingen kunnen niet worden beëindigd wanneer u de laatste Hoogte zult willen bereiken. En u hebt bewust uw levensweg aanvaard in de wil hem tot het einde toe af te leggen, om daardoor een graad van licht te bereiken die u tot een gelukzalig wezen maakt. En niet voordat deze weg ten einde is zullen ook deze beproevingen ophouden, waarvan het doorstaan steeds weer een trede omhoog betekent. Maar u hoeft de laatste periode van uw gang over de aarde helemaal niet te vrezen, want u bent de band met Mij aangegaan en dat betekent steeds dat Ik naast u ga, ofschoon u zich soms alleen zult wanen en denkt verlaten te zijn door Mij, die u toch des te meer nabij ben, hoe groter de nood is waarin u zich bevindt.
En denk er daarom steeds aan dat liefde en geduld voortdurend door u moeten worden beoefend, dat werkzaam zijn in liefde u kracht oplevert om ook het zwaarste te volbrengen of te overwinnen en dat het geduld u innerlijke sterkte zal geven, dat het een krachtig afweren van de tegenstander is, die juist het geduld in u aan het wankelen wil brengen om u in onrust en opwinding te doen geraken, in een toestand waarin hij dan makkelijk werk en groot succes heeft. Denk eraan dat u door geduld alles de baas kunt worden en dan bent u hem de baas en dan zult u zeer spoedig mijn nabijheid voelen, ofschoon Ik u nooit verlaten had.
Maar zou uw leven heel gelijkmatig verlopen zonder enige beproeving, zonder enige ontsteltenis, dan zou u blijven steken in uw ontwikkeling. En de rest van uw leven op aarde zou een vergeefse tijdspanne zijn die u in het hiernamaals eens zult berouwen. Want tegen het einde van het leven wordt het voor ieder mens uiteraard moeilijker, maar daarom worden de geestelijke successen veel hoger gewaardeerd, want ze vragen nog grotere wil en inspanning dan het geval is bij mensen die in staat zijn weerstand te bieden en nog midden in de kracht van hun leven staan. En denk eraan dat elke dag een genade is die u op aarde nog is vergund, want u kunt werken voor uw zielenheil en zult dat pas naar waarde kunnen schatten wanneer u bent binnengegaan in het rijk hierna. Want Ik weet waarlijk dat het u inspanning kost en Ik zal u ook waarlijk het rechtmatige loon uitbetalen terwijl u daarentegen niets bijzonders zou hebben te verwachten als uw aardse leven gelijkmatig voortging en noch de inzet van uw wil, noch bewijs van uw geloof vroeg. En is de laatste dag gekomen, dan zult u Mij danken dat Ik u de genade van een lang leven op aarde schonk, want dan overziet u ook welke rijkdom u zich kon vergaren, vooropgesteld dat u de tijd op aarde goed benutte. Wat er ook over u komen mag, Ik ben bij u. Denk daar steeds aan, dan zullen ook de liefde en het geduld in u overheersen wanneer u wordt beproefd door leed en uzelf zult moeten bewijzen. Maar geef de vijand van uw ziel niet het recht u te beheersen doordat u zelf innerlijk in opstand komt en elk geduld verliest, want dat is zijn wapen, u van uw rust te beroven en dan zelf binnen te dringen, meestal met succes. Blijf echter gelijkmoedig en vol geduld berustend in uw lot, dan kan hij u niet benaderen maar Ik kan des te werkzamer worden. En Ik laat u waarlijk niet in nood en benauwenis, als u maar steeds zulke beproevingen doorstaat en u aan Mij overgeeft in het volle vertrouwen op mijn hulp.
Amen
BD.7222
6 december 1958
Aardse of geestelijke gedachtengolven
Hoe meer u zich van de wereld afzondert des te gemakkelijker vindt. u de toegang tot het geestelijke rijk, want dan stuiten de gedachten die u toestromen uit het geestelijke rijk niet meer op verzet. De wereld echter is een voortdurende hindernis voor zulke geestelijke gedachten, want alleen waar een volledig zich afwenden is – worden ze opgenomen door het hart van de mens. En zo zult u het ook begrijpen waarom de mensen zich zo weinig geestelijk bezig houden als zij nog zo geheel aan het wereldse gebonden zijn, want de wereldlijke gedachten zullen altijd geestelijke gedachten verdringen, dat wil zeggen: de mens zal niet in staat zijn het geestelijke gedachtengoed in zich op te nemen, omdat wereldse gedachten op de voorgrond dringen en verhinderen dat geestelijke gedachten tot het hart van de mens doordringen.
En toch is de mens zelf verantwoordelijk voor het gedachtengoed dat hem beheerst, want alleen de vrije wil bepaalt waaraan de mens denkt – en de vrije wil weert de gedachtengolven die hem omringen of laat ze toe.
En de wil is weer zo gericht zoals het wezen van de mens is, geestelijk of werelds ingesteld. Hij wordt noch naar de ene noch naar de andere richting toege-drongen, hij is volkomen vrij. En toch hangt van de richting van deze wil alles af, zijn denken en handelen, zijn tegenwoordig en toekomstig lot van de ziel – dat heerlijk maar ook vreselijk kan zijn.
De wereld is dus een gevaar voor de wil van de mens, maar ze moet er toch zijn om de ziel tot klaarheid te laten komen, om haar tot een beslissing te dwingen die tussen haar en het geestelijke rijk genomen moet worden. Beide rijken zijn er, doch de ziel kan maar een rijk willen – en dat rijk moet zij zelf bepalen. En kiest zij het materiële rijk dat de wereld is, dan blijft zij ook aan dit rijk gebonden. Kiest zij het geestelijke rijk, dan zal dat haar verblijfplaats worden als de ziel het aardse lichaam verlaten zal, als haar aardse weg beëindigd is.
En door beide gebieden wordt zij beïnvloed maar niet gedwongen. Daarom draagt iedere mensenziel zelf de verantwoording voor haar denken en willen, want zij kan aan elk van de richtingen haar voorkeur geven. Het is voor haar niet onmogelijk goed te kiezen, zelfs als de materiële wereld tastbaar voor haar staat en de geestelijke wereld schijnbaar onwerkelijk is.
Doch de geestelijke krachten hebben een zekere macht tegenover de ziel, zo dat zij in staat zijn steeds tussenbeide te komen, ook tegenover de onwillige, zodat ook deze door die krachten gegrepen wordt en zo moet ieder mens ’n standpunt daarover innemen. Alleen dat de mens zodra hij niet wil, die invloeden ook af kan weren. Maar ze hebben hem aangeraakt en hij kan zich daarom niet aan de verantwoording onttrekken – wanneer die van hem gevraagd zal worden.
De mens kan denken en dat is de reden waarom hij verantwoordelijk is. En niemand dringt hem de gedachten op – wat hij denkt staat hem volkomen vrij, maar dat het juist is, zal altijd het doel van de goede geestelijke krachten zijn, die hem trachten te beïnvloeden in positieve zin. Maar, daar de negatieve krachten ook inwerken, moet de mens dus zelf beslissen, en er kan zodoende niet van een geestelijke dwang gesproken worden waaraan de ene ten prooi valt en de andere niet.
Daarom zijn er ook van tijd tot tijd innerlijke gevechten nodig om niet af te wijken van geestelijke gedachten, als aardse gedachten willen binnendringen. De wil om geestelijk te rijpen kan ook kracht geven voor deze innerlijke strijd – en dan heeft de mens reeds gezegevierd, want zijn wil was positief en moet derhalve ook een positieve uitwerking hebben. En hoe meer de mens in de wereld staat, des te groter zal de overwinning zijn, want des te groter zijn de weerstanden, des te groter de stimulans, des te sterker de wil, die zich handhaaft en beslist voor het geestelijke rijk. Maar de ziel zal zich eens verheugen mogen over de overwinning, Want zij heeft zichzelf haar lot gestalte gegeven voor de eeuwigheid.
Zij zal een leven in zaligheid tegemoet gaan en altijd alleen God danken, die haar de kracht gaf te overwinnen.
Amen
BD.7223
7 december 1958
Liefde en leed – De weg naar boven
Ik wil u de kortst gangbare weg aanwijzen om de tijd van uw ontwikkeling te verkorten, om hem tot een voor u succesvol einde te leiden. Gedurende het leven op aarde is u daar gelegenheid voor gegeven, maar u zult ook op de hoogte moeten zijn van alle voor en nadelen van uw leefwijze, opdat u deze laatste gang over de aarde niet tevergeefs gaat, opdat u niet zonder plan of doel voortleeft en de dagen voor u verloren zijn, daar u voor uzelf uw eigen lot gestalte zult kunnen geven voor de eeuwigheid.
Er bestaat een heel korte weg die zeker naar het doel leidt: de weg van de liefde en van het lijden, die ook Jezus Christus is gegaan in wie Ik zelf de gang over de aarde ging. Liefde en leed brengen met zekerheid de voltooiing van de ziel tot stand en daarom is mijn evangelie steeds alleen de goddelijke leer der liefde, die Ik op aarde predikte en die Ik steeds weer zal verkondigen aan de mensen die Mij aanhoren, die mijn woord willen vernemen. Uw opgave op aarde bestaat in de omvorming van uw wezen tot alleen liefde en waar deze verandering niet intensief wordt nagestreefd, moet leed een handje helpen, opdat de ziel nog op aarde haar afvalstoffen kwijtraakt, opdat ze zoveel mogelijk onbelast overgaat naar het rijk hierna, wanneer haar aardse loopbaan is volbracht.
Liefde en leed – het aardse leven van de mens Jezus bestond uit een ononderbroken werkzaam zijn in liefde, dat op het laatst door een overmaat aan bitterst lijden en pijnen werd gevolgd, dat Zijn lichaam en Zijn ziel op zich nam uit liefde voor de gekwelde medemensen, van wier zielenleed de mens Jezus op de hoogte was als gevolg van de hoge graad van liefde, die Hij bereikt had. En deze hoge graad van liefde maakte het eerst mogelijk dat Ik zelf Mij in deze mens Jezus kon belichamen, dat Ik, als de eeuwige Liefde, Hem volledig en helemaal kon vervullen en dus in Hem het verlossingswerk ten behoeve van de mensheid kon verwezenlijken, ten behoeve waarvan Ik op aarde rondging. Liefde en leed moesten de mensen redding brengen in hun grote geestelijke nood die daarin bestond dat ze gekluisterd waren door mijn tegenstander en geen kracht hadden hem te overwinnen.
Jezus, leefde de mensen de liefde voor en bewees hun aan zich zelf dat de liefde “kracht” is, dat Hij in staat was alles tot stand te brengen met deze kracht der liefde en dat Hij dus ook de tegenstander kon overwinnen op grond van Zijn liefde. De liefde bewoog Hem echter ook de schuld van de mensen op zich te nemen die deze kluistering door de tegenstander eerst had veroorzaakt, dus de tegenstander de koopprijs te betalen voor de vrijlating van de zielen die van hem vrij wilden zijn. En deze schuld betaalde Hij met onmetelijk lijden en de bitterste dood aan het kruis. Hij bood zich zelf aan als offer, Hij gaf Zijn lichaam voor het leven van de gevallenen en om die reden gekluisterde zielen en kocht dezen in zekere zin vrij van hun heer aan wie ze ten prooi waren gevallen door eigen schuld.
Als mens Jezus betaalde Ik zelf de schuld voor al mijn schepselen en liet ook allen de weg zien die ze moesten gaan om uit het gebied van mijn tegenstander in mijn gebied te komen. Ze moesten een leven in liefde leiden, omdat zonder liefde de tegenstander macht behoudt over de mensen, omdat de liefde pas de band is met Mij en er zonder Mij ’n losmaken van de tegenstander onmogelijk is. Dus moet de mens mijn geboden van de liefde opvolgen en zo hij leed en nood heeft te dragen, dit geduldig op zich nemen, steeds in gedachtenis aan Jezus Christus, de goddelijke Verlosser.
Dan gaat hij de weg die Ik hem aanwijs, dan heeft hij zich in gedachten al met Mij verbonden en door werken van liefde verstevigt hij nu de vereniging met Mij, hij gaat de weg, van de navolging van Jezus Christus, hij verandert zijn wezen tot liefde en loutert zijn ziel door leed en dan moet hij dus onherroepelijk ook het doel bereiken, de vereniging met Mij, want: “Wie in de liefde blijft, blijft in Mij en Ik in hem”.
Alleen de liefde verenigt ons nauw, alleen de liefde is de weg naar Mij, die door het leed alleen nog wordt verkort en nu dus met zekerheid al in het aardse leven de voltooiing kan worden bereikt, die de zin en het doel is van de gang van de mens over de aarde.
Amen
BD.7225
9 december 1958
“Ik zal voor u de dagen verkorten”
De tijd die u nog is toegestaan tot het einde vergaat steeds sneller, overeenkomstig mijn belofte: “Ik zal de dagen verkorten ter wille van de mijnen”, zodat zij niet gedwongen zijn de knie te buigen voor hem die tot het einde als vijand en tegenstander tegenover Mij staat. Want hij zal u nog veel kwaad berokkenen, en u zult nog veel kracht nodig hebben om weerstand te kunnen bieden. En toch hoeft u deze tijd niet te vrezen, al is zijn optreden tegenover u nog zo dreigend. Hij zal zijn doel niet bereiken, want Ik behoed de mijnen er voor in zijn handen te vallen. Maar uzelf zult Mij dankbaar zijn voor iedere dag die voorbij gaat zonder zijn invloed. En u zult Mij ook voor eeuwig dankbaar zijn als Ik aan zijn activiteiten een einde maak en hem opnieuw vastketen.
De tijd tot het einde zal voor u lijken als een droom, zo snel zal zij voorbij gaan. Vaak wel beangstigend maar dan ook weer mysterieus, omdat een schare van lichtvolle geestelijke wezens u omringt en u zal behoeden en zo zal leiden, dat het steeds draaglijk voor u zal zijn. Maar toch is grote voorzichtigheid geboden, want mijn tegenstander is vol duivelse gezindheid omdat het naar het einde loopt. Wat u niet voor mogelijk houdt zal nog gebeuren door zijn invloed. Want hij heeft veel gewillige mensen in de wereld die hem van dienst zijn, en die op zijn aandringen tegen u zullen optreden. Vrees echter niet diegenen die wel uw lichaam, maar niet uw ziel kunnen doden.
Vrees helemaal niet het gevaar, want Ik ben bij u en zeg u mijn bescherming toe. En wat er ook zal gebeuren, u zult het kunnen verdragen omdat Ik u de kracht daartoe geef. Ik zal alles zo besturen dat u niet al te zeer getroffen wordt, dat u in de strijd tegen hem volhardt en als overwinnaar tevoorschijn zult komen. Maar het zal een strijd blijven, dat voorspel Ik u steeds weer opdat u zich niet van Mij verwijdert. Opdat u zich steeds meer bij Mij aansluit en in mijn nabijheid onaantastbaar blijft voor de vijand. En wie zich zo vast bij Mij aansluit dat hij mijn voortdurende nabijheid voelt, die hoeft niets meer te vrezen, want hij is dan steeds superieur door de kracht die hij voortdurend van Mij ontvangt.
De tijd loopt ten einde.
En steeds sneller zullen de dagen voorbij vliegen, wat u ook steeds duidelijker zult merken. Maar dan weet u ook dat u tot de mijnen behoort, voor wie Ik de dagen zal verkorten ter wille van uzelf. Laat u steeds vaker door Mij aanspreken en word niet traag en lauw in uw arbeid voor Mij en mijn rijk, want u zult hieruit nog veel kracht putten. U zult ontvangen zoals u uitdeelt en het is nodig nog veel geestelijk voedsel uit te delen, opdat de kracht van mijn woord kan toestromen tot allen die dit voedsel begeren en mijn woord willen aannemen. Daarom moet u – de arbeiders in mijn wijngaard op de aarde – nog vastberaden werken. U moet steeds weten dat er niet veel tijd meer is.
U dient de woorden serieus te nemen: “Ik zal de dagen verkorten ter wille van de uitverkorenen”. Sneller dan u denkt zal het einde gekomen zijn. En voor de tijd die hieraan vooraf gaat moet u allen zich wapenen en u aan Mij en mijn bescherming aanbevelen. Want het einde zal komen “als een dief in de nacht”. En wie Ik wakend aantref zal Ik wegnemen uit het gebied van de satan en elk leed zal dan voor hem ten einde zijn.
Amen
BD.7228
12 december 1958
De weg tot onder het kruis
U mensen zult uw blik op het kruis moeten richten om de weg op aarde te gaan, beantwoordend aan het doel ervan, om altijd juist geleid te worden door Hem die aan het kruis Zijn bloed heeft vergoten voor uw zonden. Jezus Christus zelf wenkt u vanaf het kruis, want alleen onder Zijn kruis kan de zondelast worden gedragen, wil Hij ze ook voor u teniet hebben gedaan door Zijn dood. Alleen onder Zijn kruis zult u van uw zondelast vrij kunnen worden, wat zoveel wil zeggen als dat u het verlossingswerk zult moeten erkennen en dus ook de goddelijke Verlosser zelf, in wie Gods liefde het werk van erbarmen heeft volbracht, door te sterven voor de mensen en de oerschuld teniet te doen.
Van deze zonde kan geen mens vrij worden die niets van Jezus Christus wil weten, die de menswording van God in Jezus niet accepteert, die dus Jezus Christus niet erkent als Gods Zoon en Verlosser van de wereld. De mens moet weten en geloven dat een mens zich uit overgrote liefde aan het kruis liet slaan voor zijn medemensen en dat in deze mens Jezus de eeuwige Liefde zelf zich had belichaamd, dat dus de liefde voor de mensen stierf en deze liefde was God zelf. De eeuwige liefde – God zelf – daalde af naar de aarde, ging wonen in de mens Jezus, in wie zich een lichtgeest bevond. En nu legde de mens Jezus een onuitsprekelijk bittere lijdensweg af, die eindigde met Zijn smartelijke dood aan het kruis.
Zolang voor u mensen de menswording van God niet begrijpelijk is, zult u ook niet levend kunnen geloven in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. Maar er moet ook liefde in uzelf zijn om een dergelijk weten te kunnen geloven, dat overeenstemt met de waarheid. En deze liefde te leven is inhoud geweest van de leer die de mens Jezus op aarde predikte. Zijn overgrote liefde wilde voor u mensen lijden en sterven, om u te verlossen. Maar ook u zou zich moeten aansluiten bij Zijn leven in liefde. U zou Hem moeten navolgen. U zou eveneens moeten streven naar een leven in liefde om dan deelachtig te kunnen worden aan het verlossingswerk.
Want pas door een leven in liefde wordt in u het weten over het werk van erbarmen tot een levende zekerheid, dat u verlost bent, wanneer u zelf dit zult willen en u zich overgeeft aan de goddelijke Verlosser Jezus Christus, wanneer u dus de weg inslaat tot onder Zijn kruis. Het geloof in Hem zal u ook naar Hem toe drijven. U zult God zelf in Hem herkennen en Hem aanroepen om erbarmen en vergeving van uw schuld. U zult Hem vragen om genaden, die Hij voor u door Zijn dood aan het kruis heeft verworven. U zult weten dat u niet meer reddeloos aan de vijand bent overgeleverd, maar dat Een u van hem kan en wil vrijmaken, wanneer u zelf zich aan deze Ene toevertrouwt.
Maar wie aan het kruis voorbijgaat, wie niet in Hem gelooft en ook geen innerlijke band met Hem tot stand brengt, die is nog net zo ver van God verwijderd als bij zijn val in de diepte, ook wanneer hij de graad van ontwikkeling als mens heeft bereikt. Maar pas de vrije beslissing voor Jezus Christus is de beproeving van de wil die moet worden doorstaan en die hij als mens moet afleggen. En heeft hij geen enkele band met Jezus Christus, dan is zijn oerschuld nog niet van hem afgenomen, die hem ver wegdrong van Zijn God en Schepper, die in Jezus Christus als Vader herkend en erkend wil worden.
Hij heeft zijn blik nog niet naar het kruis toegewend. Voor hem is het kruis geen teken dat maant naar God terug te keren. Hij gelooft niet in het werk van verlossing en de oerschuld belast hem nog zodanig, dat hij een geheel duistere geest heeft en niets kan inzien, omdat zijn wil daartoe ontbreekt. Hij heeft echter, net als ieder ander mens, gelegenheid na te denken over de mens, die zich zelf aan het kruis liet slaan voor Zijn medemensen. Want het weten daarover wordt ieder mens toegevoerd, maar de mens moet ook zelf zijn standpunt tegenover dit weten innemen. En zijn instelling nu beslist of hij verlost van de aarde gaat dan wel of hij nog eeuwigheden gekluisterd blijft wanneer hij deze aarde moet verlaten.
Maar tot aan zijn dood blijft hem tijd voor zijn verlossing, dat wil zeggen: voor de juiste instelling tegenover Jezus Christus en Zijn verlossingswerk. En tot aan zijn dood zal het kruis zichtbaar voor hem zijn. Steeds weer zal het in zijn gezichtsveld komen. Steeds weer zal het hem innerlijk naar het kruis drijven, wanneer hij zich niet zelf verweert en het kruis ontvlucht. Want Hij die aan het kruis is gestorven, lokt onophoudelijk de mensen naar Hem te komen onder Zijn kruis en daar de zondelast af te leggen, om vrij en verlost nu verder zijn weg te kunnen gaan en tenslotte door de poort het lichtrijk binnen te gaan, wanneer het uur van de dood voor hem is gekomen. Dan pas zal de mens opstaan tot leven. Zijn ziel zal verrijzen tot leven, ze zal de dood niet smaken, want ze is verlost van zonde en dood, van smarten en lijden. Ze is vrij geworden van haar schuld en keert nu voor eeuwig terug in haar vaderhuis, want ze heeft de dood overwonnen, dus ook hem die eens schuld had aan haar val in de diepte.
Amen
BD.7229
13 december 1958
Gods vaderliefde
Blijmoedig en zorgeloos zou u door het leven op aarde kunnen gaan bij een juiste instelling tegenover Mij, uw God en Vader van eeuwigheid. U zou u alleen maar steeds als mijn kinderen hoeven te voelen en elke angst zou u verlaten. Alle bedenkingen zouden ongegrond worden, want de juiste verhouding van een kind tot de Vader schakelt alle zorgen en angsten uit.
Het kind weet, dat de vader de kracht heeft om het tegen allerlei kwaad, vijandigheden en benauwenissen te beschermen. En zo zou u Mij ook als uw hemelse Vader, die u liefheeft, de macht en de wil moeten toekennen, dat Hij u beschermen en leiden zal, zoals een liefdevolle vader dat doet. U zult u toch alleen uw Vader moeten voorstellen als eeuwige liefde, die u met alle innigheid vasthoudt, die voor u steeds alleen maar geluk en zaligheid wil en die u waarlijk ook alles bezorgt, wanneer u Mij niet belet in liefde werkzaam te zijn.
U bent mijn kinderen en zult het eeuwig blijven. Maar Ik kan u alleen als kinderen bedenken, wanneer u in Mij uw Vader ziet. Zolang u zich verre van Mij houdt, zolang Ik voor u nog de “vreemde god” ben die oneindig ver van u af staat, zolang heeft u nog niet de juiste verhouding tegenover Mij. En mijn liefde kan u niet omsluiten, zoals het graag het kind zou willen omsluiten. Want mijn liefde vraagt ook uw onbevangenheid, uw open hart en uw wil om u innig bij Mij aan te sluiten en u over te geven, zoals een kind zich aan zijn vader overgeeft.
Brengt u eenmaal dit innerlijk vertrouwen op tegenover uw God en Vader, dan zullen alle angsten en zorgen u verlaten. U zult vrolijk en monter uw levensweg gaan en waarlijk ook steeds juist worden geleid. Want dan heeft de Vader de leiding overgenomen, omdat het kind Hem dan bij de hand heeft gepakt en nu niet meer verkeerd kan gaan. De God, die de liefde is, wil niet dat u zich in nood bevindt. Maar Hij kan deze nood niet van u afwenden, wanneer u zelf u aan Zijn zorgzaamheid onttrekt, wanneer u bewust alleen gaat, wanneer u Mij niet als Vader aanroept, dat Ik zelf u leid. Een kind heeft grote macht over zijn Vader, wanneer het maar tracht diens liefde te verwerven.
De liefde van de Vader behoort het kind weliswaar toe, maar het kind zelf moet daarnaar verlangen. Het moet eveneens liefde voor de Vader voelen en dan zal het ook vanzelf naar Hem toekomen en niet meer van Hem willen scheiden. Dan is de band van liefde aangeknoopt en dan omgeeft het kind een rust die gelukkig maakt. Het voelt zich geborgen aan het vaderhart en elke zorg en angst is van hem geweken.
En zolang u mensen deze juiste verhouding met uw Vader niet tot stand brengt, zolang zal ook het aardse leven voor u moeilijk zijn en vol zorgen. Want u draagt dan zelf de last, de uw Vader graag van u zou afnemen, wanneer u Hem er maar om zou willen vragen.
Probeer slechts u steeds weer zo’n innige verhouding voor te stellen, zoals die van het kind tot de Vader en laat dan deze verhouding tot Mij werkelijkheid worden. En u zult stellig zoveel liefde ondervinden, dat u zich al op aarde zalig zult kunnen noemen.
Maar elke vreemde verhouding belemmert dat Ik mijn liefde bij u werkzaam kan laten zijn. En u hebt nog een vreemde verhouding, zolang u Mij niet vertrouwt, zolang u beslist nog bedenkingen hebt, dat Ik u zonder liefde zou kunnen laten of dat u lijdt, zolang u denkt dat Ik het wil.
Ik houd van u en wil u alleen maar gelukkig maken. Neem deze liefde aan en laat u geschenken geven. En laat u dragen over alle moeilijkheden van het aardse leven heen. U hebt de macht, wanneer u maar zelf Mij met liefde tegemoet komt. Dan zal Ik u geen verzoek weigeren. Ik zal alles doen om mijn kind, dat zich vol vertrouwen aan Mij overgeeft, gelukkig te maken. Want Ik ben uw aller Vader en wil alleen als Vader worden gekend en bemind.
Amen
BD.7230
14 december 1958
Het benutten van de genaden
U zult uit mijn overvloed genade na genade mogen nemen. Zo luidt mijn belofte die Ik ook zal vervullen in overeenstemming met mijn gezegde. En zolang u mensen op aarde vertoeft, hebt u hulp nodig om uw doel te bereiken, terug te keren naar uw vaderhuis. Hulpeloos en verlaten zou u zijn zonder Mij, want krachteloos en hulpeloos zou u aan de weg staan en u niet in staat voelen de weg omhoog af te leggen, omdat u noch de weg zou kunnen herkennen, noch de kracht opbrengen opwaarts te klimmen. Want de weg naar het vaderhuis voert alleen opwaarts en gaat steil omhoog en hij is moeilijk begaanbaar, wanneer hij zonder hulp zou moeten worden afgelegd. De hulp staat u steeds ter beschikking, omdat Ik u liefheb en vurig verlang naar uw terugkeer naar Mij.
En daarom stort Ik genaden op genaden over u mensen uit. En u hoeft er alleen maar gebruik van te maken om nu zonder moeite de weg omhoog te kunnen afleggen. Ik help u waar dit maar mogelijk is en Ik bied u mijn hulp aan zonder een verdere tegenprestatie van u te verlangen dan alleen die ene: de hulp aan te nemen. Want dat moet uw vrije wil volbrengen. U zult zelf Mij moeten willen bereiken en daarom ook mijn hand vastpakken, wanneer die zich u aanbiedt. En dat is “het ten volle benutten van de genadegave” die Ik u doe toekomen.
Elke dag opnieuw richt Ik me met mijn genadegaven tot u. Elke dag kunt u mijn woord vernemen. U kunt het horen of lezen, u kunt het rechtstreeks van Mij vernemen, maar steeds vereist het uw eigen wil Mij zelf te horen in het woord. Het vraagt een openen van oor en hart, opdat het in u kan weerklinken. Pas dan maakt u ook gebruik van de genadegave, mijn woord, en wordt het bij u werkzaam. Door mijn woord nu probeer Ik u licht te brengen. En wil het licht in u stralen, wil het uw geest verlichten, dan zult u het in uw hart moeten overwegen, met het verstand overdenken en willen dat het u zegen mag brengen. En weer maakt u goed gebruik van de genadegave.
U zult verder het woord moeten naleven, dus doen wat Ik door het woord van u verlang, waarvoor hart en verstand tevoren hun standpunt innamen. Dan bent u niet alleen aanhoorders, maar uitvoerders van mijn woord en weer hebt u de genadegave werkzaam laten worden. Want het handelen naar mijn woord zal steeds een helderder licht in u laten opvlammen. De vlam zal zich uitbreiden en u zult zich in een volheid van genaden bevinden, die u de terugweg naar het vaderhuis heel gemakkelijk laat worden, omdat elke genade hulp is, u door Mij zelf aangeboden, opdat u zonder moeite de weg aflegt naar Mij, en Ik verlang vurig naar uw terugkeer.
En wanneer Ik naar u verlang, dan is het ook helemaal vanzelfsprekend dat Ik alles doe om mijn kinderen terug te winnen. En daar Ik dit uit liefde doe voor u, mijn schepselen, zijn het allemaal genaden. Want het is niet uw verdienste, maar het zijn pure geschenken uit liefde die u onverdiend toekomen. Genaden zijn hulpverleningen die u niet kunt claimen, omdat u zich eenmaal vrijwillig van Mij afkeerde en eigenlijk alle liefde voor Mij had verspeeld.
Maar toch help Ik u, omdat mijn liefde oneindig is en u niet verloren wil laten gaan. Want u ging vrijwillig van Mij weg, maar Ik rust niet eerder dan dat u weer vrijwillig terugkeert in uw vaderhuis. En Ik bedenk u zo lang met genaden, tot ook u weer in liefde ontbrandt voor uw God en Vader van eeuwigheid, tot ook u naar Hem zult willen gaan en nu uw terugkeer ook verzekerd is door mijn onafgebroken geschenken van liefde, door genaden in onbeperkte mate.
Amen
BD.7234
20 december 1958
Het gebod van de liefde tot God en de naaste
Van Mij uit is u, mensen alleen maar het gebod van de liefde tot God en de naaste gegeven, want zo u dit gebod vervult, vervallen alle andere geboden die zich steeds alleen maar tegen blijken van liefdeloosheid richten. Daarom kan wel met recht gezegd worden, dat de geboden die Ik lang geleden aan Mozes gaf, alle vervat zijn in de twee geboden van de liefde tot God en de naaste, alleen was het ten tijde van Mozes nodig dat de misstappen van de mensen in details werden uiteengezet en er daarom in details geboden gegeven werden, om de mensen terug te brengen in de staat van gerechtigheid, en waarin ieder mens tegenover zijn medemens dat doen moest wat hij voor zichzelf wenste. Want elke zonde is een vergrijp tegen de liefde, en de mensheid leefde in zonde, zowel ten tijde van Mozes, als ook ten tijde van mijn (Jezus) leven op aarde.
De liefde was verkoeld, de mens achtte zijn medemens niet meer, niets was hem heilig, noch het bezit, noch het leven van de naaste. Hij schrok voor niets terug want hij bevond zich in de macht van mijn tegenstander en steeds weer moest hun door profeten de zondigheid van hun doen worden voorgehouden en moesten ze worden aangespoord hun levenswandel te veranderen.
Steeds en steeds weer gaat het om de ontbrekende liefde. En steeds en steeds weer zal Ik door mijn dienaren en profeten de goddelijke leer van de liefde laten verkondigen, zoals het gebeurde in de tijd van Mozes en zoals Ik het zelf gedaan heb als mens Jezus. Steeds zijn er profeten opgestaan en steeds weer zullen er profeten opstaan die de mensen een afschrikwekkend einde aankondigen, omdat ze van de rechte weg zijn afgeweken, omdat de liefde verkoeld is en een liefdeloos leven ook de verschrikkelijkste gevolgen zal hebben, zowel geestelijk als aards. Want een leven zonder liefde is strijdig met mijn wet van de eeuwige ordening en zo’n overtreding heeft weer zijn uitwerking in grootste aardse nood en in verwoesting van datgene, wat Ik schiep om de ordening tot stand te brengen.
De liefde is het enige waarin de goddelijke ordening blijft bestaan en een leven zonder liefde kan niet anders dan in tegenstelling zijn met mijn eeuwige ordening en moet dus, daarmee in overeenstemming, ook zijn uitwerking hebben. En de mensen worden niet in het onzekere gelaten over dat wat de geboden van de liefde tot God en de naaste betekenen. Steeds weer wordt het hun duidelijk gemaakt, waarin de onvolmaaktheid van de wezens bestaat en hoe die is op te heffen, steeds weer wordt de liefde naar voren gebracht als de enige genezende kracht tegen al het ongezonde, als het enige licht dat de duisternis uiteendrijft, als het enige middel om de uiteindelijke vereniging met Mij tot stand te brengen.
De liefde is alles en u, mensen verneemt daarom door mijn boodschappers, een einde vol verschrikkingen, zodra u deze geboden buiten beschouwing laat, zodra u de goddelijke ordening veronachtzaamt, die steeds alleen door een leven in liefde tot stand kan worden gebracht. Zonder liefde blijft alles in de starheid van de dood, die duisternis, krachteloosheid en geketendheid betekent voor al het geestelijke dat eens in licht, kracht en vrijheid geschapen werd.
Alleen de liefde kan deze vroegere staat herstellen en daarom zal mijn gebod van de liefde tot God en de naaste voor eeuwig en altijd het eerste en voornaamste gebod zijn en blijven en steeds weer zal Ik door profeten luide laten verkondigen, dat zonder de liefde niemand zalig kan worden, dat alleen door de liefde de vereniging met Mij tot stand kan worden gebracht, die het wezen eeuwige gelukzaligheid schenkt en het weer in zijn oorspronkelijke staat plaatst. En deze profeten zult u horen, want hun stem weerklinkt buitengewoon luid en duidelijk in de laatste tijd voor het einde, waarin de liefde verkoeld is onder de mensen en er daarom ook een tijdperk ten einde loopt, waarin de liefde regeert en ieder in de liefde gelukzalig is.
Amen
BD.7237
24 december 1958
De geboorte van Christus
Het heil is gekomen van boven naar hier.
Hoeveel lippen spreken dit uit en hoe vaak is het hart er niet bij betrokken, in zoverre, dat een mens zich niet eenmaal ernstig bezint, wat de komst van Jezus Christus naar de aarde te betekenen heeft. Een kindje werd geboren, wiens ziel uit het rijk van het licht naar de aarde kwam, omdat God zelf zich in dit kindje wilde belichamen. Het kindje Jezus was een mens, geboren uit Maria, de maagd die Hem ontvangen had uit de kracht van de Geest.
De mens Jezus begon Zijn leven op aarde zoals elk ander mens. Maar de verschijnselen die Zijn geboorte begeleidden ware niet die van een gewoon mens. Maar ze wezen erop dat een buitengewoon omhulsel ook een bijzonder knaapje bevatte, dat ’t het omhulsel moest zijn van de eeuwige Godheid, die alleen in een zuiver mens zonder zonden zichtbaar kon worden, zoals het bij het knaapje Jezus het geval was. Want Hij had een missie te vervullen van zo’n grote betekenis, dat ook de voorwaarden daarvoor buitengewoon waren. God zelf wilde in dit kindje Jezus Zijn intrek nemen en Hij koos daarvoor een vorm die smetteloos was en ook een smetteloze ziel bevatte in welke nu de eeuwige Godheid Zijn intrek kon nemen om het verlossingswerk voor de gehele mensheid te volbrengen. Dat God zelf naar de aarde afdaalde was een buitengewoon groot werk van erbarmen. Want de aarde lag in diepste duisternis en alle bewoners van de aarde eveneens. Ze waren door de vorst der duisternis overheerst en gekneveld en ze kwijnden weg onder de druk van de onvrijheid in zonde en kwelling. En God was op de hoogte van de nood van Zijn schepselen die zich eens vrijwillig van Hem hadden gescheiden en, in steeds diepere duisternis verstrikt, geen uitweg meer vonden en riepen om een Redder die hen moest bevrijden. God hoorde hun roepen en zond voor hen Zijn Zoon naar de aarde. Een eveneens uit Zijn macht en liefde voortgekomen Wezen, dat in de volheid van Zijn licht is gebleven, toen Zijn broeders zich zelf naar beneden stortten in de duisternis. De ziel van Jezus was God in overgrote liefde toegedaan. Ze hield echter ook van haar gevallen broeders en wilde hen helpen terug te keren in het vaderhuis, omdat ze wist dat alleen in Gods tegenwoordigheid geluk en zaligheid was, en in afwezigheid van Hem nood, kwelling en duisternis. Jezus kende beide toestanden en Zijn liefde voor de ongelukkigen bracht Hem ertoe zich zelf aan God aan te bieden als offer, om de zondenschuld af te betalen die onmetelijk groot was en nooit door hen die zondig geworden waren zelf had kunnen worden goedgemaakt. Maar een reine, schuldloze ziel wilde zich opofferen voor hun zonden, om de schuld teniet te doen en aan de gerechtigheid van God voldoening te schenken. Want de ziel was Liefde.
De Liefde was God.
God, ofwel de Liefde, vervulde de mens Jezus zó, dat Hij een werk van het grootste lijden en kwellingen wilde volbrengen ter wille van die gevallen broeders. En zo daalde God zelf in Jezus af naar de aarde en betrok een menselijke vorm die aan alle eisen beantwoordde om de eeuwige Godheid zelf in zich te dragen, zonder te moeten vergaan.
Het kindje Jezus was vol liefde. En alles wat in de straal van Zijn liefde kwam, werd in het hart vervuld van liefde, lof en dankzegging. Want er kwamen naar de kribbe van het kindje alleen mensen, wier harten rein waren en God toegedaan en die daarom ook de liefde voelden die het kindje uitstraalde en die in vurige liefde ontbrandden voor het Jezuskind. Weliswaar worden de gebeurtenissen tijdens de geboorte van Jezus slechts nog als een legende beschouwd, maar wie vervuld is van de geest Gods, wiens geest is opgewekt, die weet ook dat alles waarheid is wat van de geboorte van Jezus als kennis onder de mensen bewaard is gebleven. Wonder na wonder gebeurde rondom het kind zelf, in de natuur, in de hemel en op aarde. En alle engelen in de hemel bogen hun knie voor Degene die zich belichaamde in het kindje Jezus, zoals ook mens en dier door het heiligste ontzag en door stilte waren gegrepen, toen het grootste wonder, de menswording van God in Jezus, plaatsvond. En wiens geest is gewekt, diens hart zal ook overtuigd de woorden uitspreken: “Het heil is van boven neergedaald.” Want op hem straalt eveneens het schijnsel van liefde van de Heiland Jezus Christus. Hij behoort tot diegenen voor wier redding de Heiland naar de aarde kwam. Hij behoort tot de verlosten voor wie het werk van erbarmen aan het kruis werd volbracht, omdat hij wilde, dat ook hij verlost zou worden van zonde en dood. En deze zal niet alleen met de lippen spreken over de geboorte van Christus. Hij zal met zijn hart in gedachten alles volgen wat zich heeft afgespeeld in die nacht dat het Licht der wereld naar de aarde afdaalde, dat het kindje Jezus het Licht der wereld zag. En hij zal instemmen met de lofzang: “Vrede op aarde en een welbehagen voor de mensen die van goede wil zijn”.
Amen
BD.7245
4 januari 1959
Het benutten van het goddelijk woord betekent ontvangst van kracht
U benut mijn woord veel te weinig. Wat u onbeperkte kracht zou kunnen bezorgen, dat laat u gelaten over u heen gaan, zonder de kracht te bemachtigen die u daaruit toestroomt wanneer u met hart en ziel zou luisteren of lezen wat Ik u wil zeggen. U vergeet dat Ik zelf tot u spreek. Dat u, wanneer u mijn woord hoort, Mij zelf hoort, uw God en Schepper van eeuwigheid die uw Vader wil zijn en u daarom ook als Vader toespreekt. En daarom is het niet hetzelfde of u het toegesproken worden door uw God verneemt of het spreken van de Vader tot Zijn kind. Want wanneer de Vader met Zijn kind spreekt, dan is dat een bewijs van Zijn liefde voor hem. En woorden van liefde moeten zich altijd laten voelen doordat ze voor het kind een bron van onmetelijke kracht zijn.
Maar woorden van liefde moeten met het hart worden gevat om als liefdeskracht te werken. Niet alleen het oor mag ze horen, veeleer moeten ze indruk maken op het hart. Dan pas zal mijn woord een bron van kracht worden waaraan het kind zich altijd kan laven en sterken. Ik berisp u daarom niet, omdat Ik weet hoe mijn tegenstander u voortdurend beïnvloedt en probeert bij u binnen te dringen zodra u naar Mij luistert, zodra u mijn woord leest. Ik weet hoe hij zich mengt in uw denken en hoe zwak u bent hem weerstand te bieden. Maar Ik weet ook hoe gemakkelijk het aardse bestaan voor u zou zijn als u zich maar vaker in mijn woord zou verdiepen en als u het als voortdurende schenker van kracht beschouwde en Mij vaker tot u liet spreken. U zou het kunnen, wanneer u maar om versterking van uw wil zou vragen en dan steeds gevolg zou geven aan uw innerlijke stem die u nu vaker zou aansporen u in mijn woord te verdiepen. Dan zou het ook in de juiste geest op u inwerken: onderrichtend, troostend en u sterkend waar het u ontbreekt aan kracht.
Mijn woord is een zeer zeker middel om in het bezit te komen van kracht. Mijn woord is een stellige waarborg dat u zult ontvangen wat u ontbreekt en mijn woord is te allen tijde rechtstreekse toevoer van kracht. Maar de goddelijke Verlosser Jezus Christus bezorgt u de versterking van uw wil. U zult u dus altijd tevoren met Mij moeten verbinden in Jezus Christus, wilt u uit het door Mij toegesproken worden het juiste resultaat behalen, dat u de straal van mijn liefde ervaart die heel zeker verhindert dat u zich nu nog krachteloos zult voelen.
Neem de proef. Verdiep u in mijn woord zodra u in aardse of geestelijke nood verkeert. Verbind u innig met Mij en laat Mij dan beschikken. En spoedig zal een innerlijke rust zich van u meester maken. Spoedig zult u Mij zelf in uw nabijheid voelen en elke zwakte of angst zal van u afvallen. Mijn kracht zal in u, zwakke mensen, machtig worden. En de macht van mijn woord, die alles overwint en doorstaat, zal u dan echt duidelijk zijn.
U hebt met mijn woord zo’n zekere bron van hulp, omdat u daar voortdurend kracht uit zult kunnen putten wanneer u zich hier maar serieus in verdiept en het niet alleen oppervlakkig hoort of leest. Maar dat vereist uw wil, die Ik nooit zal dwingen. De wil om Mij te horen roept Mij tot u en dan spreek Ik u ook onafwendbaar toe. En mijn woord zal u treffen als een liefdesstraal die diep in uw hart binnendringt en daarin ontvlamt. En liefde is kracht. En dus moet elke zwakheid van u wijken zodra door mijn woord de liefde wordt ontstoken. Er moet goddelijke kracht over u komen zodra u zich maar serieus met Mij verbindt, zodat Ik u kan toespreken, zodat Ik woorden van liefde tot u kan spreken die nooit hun uitwerking zullen missen.
Amen
BD.7246
5 januari 1959
Gebruiken en woorden die men zich heeft aangewend
Woorden noch uiterlijke vormen volstaan om uw wezen te veranderen, wanneer niet het hart de woorden het leven geeft of bij uw handelen betrokken is. Er zijn u mensen veel voorschriften gegeven en u tracht steeds alleen deze voorschriften en gestelde eisen na te komen, helemaal zonder er bij na te denken of u er met uw hele hart bij bent, of dat het slechts lege vormen zijn, die u vervult door handelingen, waar tegenover elke eigen instelling ontbreekt. Maar zulke “vervullingen” van eisen zullen u geen zegen opleveren, ze zullen u geen stap verder omhoog brengen. Ze zullen steeds alleen maar nietszeggende handelingen of lege woorden blijven die net zo goed niet uitgevoerd of uitgesproken konden zijn. En u zou u daarom meer rekenschap moeten geven van uw denken, spreken en doen. U zou uzelf moeten gadeslaan en zelfkritiek moeten uitoefenen, opdat uw hele wezen niet tot een vast patroon wordt en uw aardse leven nutteloos blijft. Zoek voor alles de waarheid.
En wat het ook mag zijn, denk erover na en stel u er dan bewust op in. Of u nu spreekt of handelt, het zal dan altijd overeenstemmen met uw meest innerlijke gevoel. Het hart zal erbij betrokken zijn en daardoor zal alles pas levend worden. En dan zult u ook zeker het valse onderkennen dat op u toekomt of dat u wordt voorgelegd. En dan pas zult u bewust positie kiezen, het valse afwijzen, het juiste aannemen en er naar handelen. Maar welk nut hebben woorden of handelingen voor u, die u alleen maar spreekt of uitvoert omdat anderen dat verlangen, zonder dat het u duidelijk is, wat u eigenlijk spreekt of doet. U zult u toch wel kunnen indenken dat God u niet naar datgene kan beoordelen waaraan uw hart niet deelneemt, dat Hij u geen verdienste kan aanrekenen voor iets wat u plichtmatig uitvoert, zonder u bewust te zijn van wat u doet. U kunt door uw opvoeding aan zulke handelingen gewend zijn. U kunt zijn opgevoed om woorden na te zeggen en hoeft daar met geen enkele gedachte bij betrokken te zijn.
Hoe zou God u wel moeten beoordelen, afgaande op zulke woorden of daden? Pas wanneer u zelf daar een standpunt over hebt ingenomen, worden uw spreken en handelen op waarde geschat. Maar u zult u ook voor zulke daden of woorden moeten verantwoorden, omdat u uw levenskracht misbruikte en lichtvaardig de tijd doorbracht die u alleen gegeven is opdat uw ziel rijp zal worden. En zo zal het u duidelijk moeten zijn, dat u alles aan een onderzoek zult moeten onderwerpen wat u van buitenaf wordt verteld. Dat u zich niet slechts clichématig vasthoudt aan de gebruiken uit vroege kindertijd en dus deze mee overneemt naar uw volwassenheid, integendeel, dat u over alles zult moeten nadenken, zodra u daar verstandelijk toe in staat bent, wat echter niet wil zeggen dat uw verstand alleen voldoende is om over waarheid of onwaarheid te beslissen.
Maar u zou eens moeten nadenken over de waarde van datgene wat zich als aanwensel in u heeft vastgezet en zelf nu eerst een standpunt daarover innemen. U moet geen genoegen nemen met lege woorden of dode handelingen, die pas levend worden wanneer het hart erbij betrokken is. Dan pas leeft u uw leven bewust. Dan pas zullen uit een vraag steeds nieuwe vragen voortkomen. Dan pas zal het weten dat u ook mechanisch tot u nam, levend worden, en dan pas kunt u van een vooruitgang spreken, zodra u van goede wil bent.
U zult u zelf het leven moeten bezorgen. Het hart moet overal aan deelhebben en elke vorm of alle dode woorden zult u moeten verafschuwen.
Dan zal uw leven geen mislukking zijn. Dan zult u op het eind succes boeken. U zult helemaal rijp geworden zijn en uw ziel zal winst hebben behaald voor de eeuwigheid.
Amen
BD.7247
6 april 1959
Ik wil u de “Trooster” zenden
U allen die treurend of angstig door uw leven op aarde gaat, zult getroost worden. Mijn liefde zal u steeds volgen en mijn liefde wil niet dat u lijdt. En zo wil Ik u de ware Trooster zenden, mijn geest die u woorden van liefde overbrengt. Woorden van troost en woorden van kracht. Ik heb u mijn geest beloofd, dat hij u troosten zal wanneer Ik niet meer in het lichaam op aarde vertoef. En deze belofte geldt voor allen die de weg over de aarde gaan.
Steeds wil Ik zelf in de geest bij hen zijn en ze toespreken, zodat ze zich niet eenzaam en verlaten voelen. Dat ze niet hoeven te treuren, dat ze niet bang zijn en aarzelen.
Want Ik zelf ben bij allen die Mij om troost en kracht en liefde vragen. Mijn geest is waarlijk een Trooster. Want kan een mens jullie wel liefdevoller toespreken dan zoals de eeuwige Liefde zelf het doet? En de eeuwige Liefde uit zich door de geest, zoals zij het heeft beloofd: Ik wil u de Trooster zenden, de geest der waarheid. En deze geest die mijn uitstraling is, zal u waarlijk opbeuren en troosten. Hij zal u niet zonder kracht laten, Hij zal u sterken en steeds weer moed schenken en kracht. En u zult het aardse bestaan steeds aankunnen, omdat u zich aansluit en steun zoekt bij Mijzelf, wanneer uw geestvonk zich met de Vadergeest van eeuwigheid verbindt, om zich door Hem te laten troosten. Steeds zal er daarom maar één weg zijn, wanneer het hart treurig is, wanneer de mens de moed verliest in aardse of geestelijke nood. De weg naar Mij zelf opdat mijn geest in u werkzaam wordt, zodat hij zich uiten kan en dat ook waarlijk doet op een manier zodat u gesterkt en getroost uw weg vervolgt, het ware doel tegemoet. Want dan spreek Ik zelf u toe. En mijn woorden zullen als balsem uw hart treffen. Ze zullen alle smart lenigen en alle heimelijke noden uit de weg ruimen. Mijn woord zal uw harten binnendringen en ieder de troost brengen die hij nodig heeft in zijn leed. Ik heb deze woorden niet zomaar gesproken: “Ik zal u de Trooster zenden.” Want Ik was op de hoogte van de velerlei noden waarin mijn kinderen zullen geraken wanneer ze de weg van de navolging van Jezus willen gaan. Op deze weg zal het leed niet op afstand van hen kunnen worden gehouden. En in dit leed wilde Ik hun verzekeren van mijn troost. En daar Ik zuiver lichamelijk niet meer op aarde vertoefde, beloofde Ik de mijnen de “Trooster”, mijn geest, dus Mij zelf, alleen niet zichtbaar als mens, maar bij ieder tegenwoordig die troost en kracht nodig heeft en Mij aanroept om hulp in zijn nood. Maar Ik kan niet troostend optreden waar niet om mijn geest wordt gevraagd, waar geen band is tussen de geestvonk in de mens en de Vadergeest van eeuwigheid. Ik moet wachten tot de roep tot mijn oren doordringt, dat een mens zich in nood bevindt en dat hij hulp van Mij verwacht. Dan ben Ik wel bereid te helpen, want mijn Trooster heb Ik beloofd aan allen die in Mij geloven en naar Hem verlangen.
En daarom hoeft geen mens moedeloos te zijn, wat hem ook bezwaart. Want hij zal steeds bij Mij troost en hulp vinden en Ik zal hem deze ook heel duidelijk verlenen, opdat mijn geest en zijn werkzaam zijn zichtbaar zal worden, overeenkomstig mijn belofte: “Ik wil u de Trooster zenden, de Geest der waarheid.” U zult u aan mijn belofte kunnen vasthouden, wanneer u moedeloos bent of bedrukt, want mijn woord is waarheid en niemand zal ongetroost van Mij weg hoeven te gaan, die zich tot Mij wendde in zijn nood.
Amen
BD.7248
7 januari 1959
Leed loutert de ziel
Er wordt veel meer aan u gegeven dan van u genomen, want u ontvangt geestelijke goederen terug als u aardse goederen opoffert. U zult u dus schijnbaar achtergesteld voelen, u zult menen lasten te moeten dragen, u zult uzelf materieel benauwd en bedrukt voelen, maar net zo zeker ontvangt u geestelijk. Al is het alleen maar een steeds grotere loutering van uw ziel, die u als compensatie ontvangt voor die aardse beperkingen en tegenwerkingen van allerlei aard. U kunt slechts tot voltooiing komen door weerstand. Verloopt echter uw aardse leven steeds zonder moeilijkheden, dan zijn er weinig of geen mogelijkheden gegeven tot uitrijping en uw ziel blijft achter in haar ontwikkeling. Zodra u zich echter belast voelt, wend u slechts tot Jezus Christus, Hij zal u helpen die last te dragen – of ze van u afnemen. En iedere twijfel of Hij u hoort zij verre van u. Hij weet waarom u op deze aarde moet worstelen en Hij staat daarom steeds naast u, slechts wachtend op uw roep, die Hem de mogelijkheid geeft tussen u en de vijand te komen. Maar dit aanroepen moet van uzelf uitgaan, dan zal het ook zeker gevolg hebben.
Uw zwakheid van geloof of een nog zo lichte twijfel geeft Gods tegenstander evenwel steeds weer het recht zich aan u op te dringen en u steeds meer te verzwakken. U moet u dan zelf verweren door uzelf aan Jezus Christus toe te vertrouwen, door Hem aan te roepen dat Hij hem verdringt en u beschermt tegen hem. En waarlijk, geen roep zal vergeefs zijn, want Zijn liefde wijkt niet van u, maar ze heeft uw liefde en uw verlangen naar Hem nodig om werkzaam te kunnen worden. Maar iedere doorstane beproeving levert uw ziel een aanzienlijke voorsprong op. U zult eenmaal zien wat deze innerlijke strijd heeft bijgedragen tot loutering van de ziel, die naar volmaaktheid verlangt en zich er ook doorheen moet slaan tot het einde van haar aardse leven.
Daarom, zegen ieder uur dat u lijdt op deze aarde, lichamelijk of geestelijk en weet dat u toch in het voordeel bent ten opzichte van hen die vrolijk en onbezorgd door dit aardse leven gaan en dat louteringsproces van de ziel niet doormaken omdat zij hier niet serieus naar streven, en dat daarom het aardse leven hun ook nog veel te bieden heeft waaraan zij vreugde beleven. Zij geven niets en kunnen daarom niet veel ontvangen. Zij halen uit de wereld wat maar mogelijk is en de gesteldheid van hun ziel is hun onverschillig, om welke reden de ziel ook niet lijdt maar later dubbel te lijden zal hebben, wanneer zij haar gebrekkigheid inziet en ze beseffen moet dat zij op aarde niets voor haar loutering heeft gedaan.
Ieder mens op aarde die lijdt is in het voordeel ten opzichte van hen die gemakkelijk en onbezorgd door het leven gaan. Toch kan ook een echte christen vrolijk en opgeruimd zijn, in het vertrouwen dat hij altijd zijn zorgen en lasten maar aan Jezus Christus hoeft over te geven, en dan zal het leven ook voor hem draaglijk zijn. Want zijn vertrouwen zal niet beschaamd worden, en de zekerheid een Helper te hebben, die voortdurend terzijde staat, laat ook die zonnige blijdschap bovenkomen die een goede christen sieren zal. Daarom nog eenmaal: zegen het leed, daar het u er alleen toe aanzet tot Jezus Christus te gaan, tot Hem, die u ook helpt uw kruis te dragen, wanneer u Hem er maar om vraagt.
Amen
BD.7250
8 januari 1959
Bewijzen voor het bestaan van Jezus op aarde
Ieder mens is de mogelijkheid gegeven achter het geheim te komen van de menswording van God. En ieder mens zal dan ook het bewijs hebben van het bestaan van Jezus, die als “Zoon van God en Verlosser van de wereld” hem nu duidelijk wordt, zodat geen ander bewijs meer nodig is. Wie echter de menswording van God begrepen heeft, die weet ook dat en waarom er geloof geëist wordt en waarom bewijzen niet bevorderlijk maar eerder nadelig zijn voor het uitrijpingsproces van de ziel, het doel waarvoor de mens op de aarde is. Dat God zich zelf in Jezus Christus, in de mens Jezus, belichaamd heeft, is en blijft ongelooflijk voor mensen die geen enkele binding hebben met het geestelijke en voor wie geestelijk streven vreemd is.
Onder geestelijk streven is dus het ontwikkelingsproces van de ziel te verstaan waarbij de zich de zorg voor het aardse leven niet het doel op zich is, maar het middel tot het doel. Wie zich dus niet voor het geestelijke inspant die is ook niet “ontwaakt”, dat wil zeggen: zijn denken is veeleer aan de dwaling onderworpen dan aan de waarheid. Hij zal eerder dwaling aannemen en als waarheid laten gelden. De zuivere waarheid daarentegen zal hem onaannemelijk lijken omdat zijn geest nog verduisterd is, waarmee niet het verstand bedoeld wordt maar de geestvonk in de mens die een deeltje is van God. Zo’n mens zal ook geen geestelijke oorzaak accepteren en daarom zal voor hem de menswording van God als gevolg van zo’n “geestelijke oorzaak” ook onbegrijpelijk zijn. Maar zij heeft plaatsgevonden. God zelf heeft zich in een mens uitgestort, en deze mens was Jezus, de zoon van Maria, die uit de geest van God was voortgekomen. Niets mocht de mensen tot geloven dwingen en daarom was de geboorte van Jezus aan menselijke wetten onderworpen, niet echter de “verwekking”.
De mensen mogen zich niet aanmatigen dit te betwijfelen als zij bedenken dat al het geschapene, alsook het gehele scheppingswerk, door de kracht van God is voortgebracht. Het is dus voor deze Kracht ook mogelijk een menselijk wezen door Zijn wil te laten ontstaan. Ook heeft deze geboorte zonder verwekking zijn geestelijke redenen en die zijn voor een ontwaakte geest gemakkelijk te begrijpen. Daarom moet de mens weten dat het gehele scheppingswerk geestelijke oorzaken had waaraan de vrije wil van de oergeschapen geestelijke wezens ten grondslag lag. Dat deze vrije wil ook in het bestaan als mens, de eertijds geschapen oergeest, een rol speelt die belangrijk is en ook de verklaring dat er voor Zijn bestaan maar weinig of geen bewijzen te vinden zijn. Want geen dwang mag de mensen aanleiding geven om een negatief of positief standpunt in te nemen tegenover de goddelijke Verlosser Jezus Christus. Volledige wilsvrijheid moet de instelling tegenover Hem bepalen, omdat alleen daarvan de omvorming van de mens terug naar het oergeschapen wezen afhankelijk is, het doel waarvoor de mens op aarde leeft. Wat zich bewijzen laat dwingt tot een beslissing.
Geen mens mag echter tot deze beslissing gedwongen worden om de vroegere volmaaktheid van het oerwezen weer te bereiken, wat de betekenis en het doel van het gehele scheppingswerk is. Daarom moet de mens op de hoogte zijn van de oeraanvang en het doel van alles wat bestaat, over zin en doel van de schepping en alle geschapen wezens daarin. Maar deze kennis kan hij nooit en te nimmer uit boeken verkrijgen. Zij moet hem door de geest van God, die de eeuwige Waarheid is, worden overgebracht. Maar hier zijn voorwaarden aan verbonden die ieder mens wel kan nakomen, maar slechts weinig mensen willen vervullen.
De geest Gods kan zich echter alleen openbaren waar deze voorwaarden aanwezig zijn, zoals een levend geloof in God dat door de liefde levend kan worden, en een bewust vragen naar de waarheid uit God, in vol geloof van Hem de waarheid te ontvangen.
En zij zal de mens ook gegeven worden. Want nu treedt de geest Gods in verbinding met de geestvonk in de mens die een deeltje van Hem is, en de mens wordt dan door de geest onderricht.
Wie dit niet geloven kan of wil zal nooit tot wijsheid, of tot het licht van het inzicht komen.
Maar wie gelooft, aan hem zullen de heerlijkste dingen onthuld worden en hij zal helder en duidelijk inzien wat voor andere mensen onbegrijpelijk is. Hij zal het gehele verband kunnen begrijpen en voor hem zal de menswording van God in Jezus een zo wonderbaarlijk opgelost probleem zijn, dat hij geen enkel bewijs meer nodig heeft. En hij zal toch alles duidelijker doorzien dan waartoe het scherpste verstand ooit in staat is. En voor een ontwaakte geest maakt het dan ook niets uit welke tijdsduur er ligt tussen de tijd van Jezus’ leven op aarde, en de tegenwoordige tijd. Want dit leven van Jezus was niet een daad voor een bepaalde kring van mensen, maar gold alle mensen van het verleden, het heden en de toekomst.
Want alle mensen zullen van Jezus’ leven op aarde vernemen, maar geen bewijs van Zijn bestaan nodig hebben zodra hun geest ontwaakt is. Maar zonder verlichting van geest zouden ook de strengste bewijzen nutteloos zijn voor het verkrijgen van zielenrijpheid, want een geloof verkregen door bewijzen is geen geloof dat de vrije wil respecteert, en alleen dat telt. Het verstand van de mens heeft niets of maar weinig van doen met het ontwaken van de geest in de mens.
Want dit ontwaken is een gevolg van een leven in onzelfzuchtige naastenliefde. Daarom is het navorsen van de diepste verborgenheden niet het privilege van een actief werkzaam verstand, maar alleen het voorrecht van hen die de geboden van God onderhouden, die de mens Jezus op aarde geleerd heeft, namelijk: “Heb God lief boven alles en uw naasten als uzelf”. Het resultaat van het nakomen van deze geboden is het zekerste en duidelijkste bewijs van het bestaan van Jezus, want dan leidt de geest uit God de mens in alle waarheid en geeft hem opheldering over de hele geestelijke samenhang, die het verstand nooit zal kunnen geven.
Amen
BD.7251
10 januari 1959
De liefde is de sleutel tot de wijsheid
U zult zolang verkeerd denken, als u de geboden van de liefde tot God en uw naaste buiten beschouwing laat. Het helpt u niets al onderzoekt u nog zo veel en denkt u nog zoveel na, zonder een eigen leven van liefde zal het resultaat van uw onderzoek altijd een mislukking zijn, dat wil zeggen: het zal niet aan de waarheid beantwoorden.
Doch u kunt de proef op de som nemen en u zou verbaasd staan, dat en hoe uw denken verandert. Tot liefde veranderen kan ieder mens zich zelf, omdat hem het vermogen om lief te hebben in het hart gelegd is en het meestal aan zijn wil ligt als hij deze gave niet gebruikt, als hij niet tot liefdevol handelen overgaat. Daarom zullen maar weinig mensen deze proef willen doen – en toch konden zij zich daardoor zo gemakkelijk een bewijs verschaffen, dat hen oneindig verblijdt, omdat het plotseling licht zou gaan worden in hun hart. Dat de wijsheid, het licht van het inzicht, alleen het gevolg is van een leven in liefde wil echter door de mensen niet als waarheid worden aangenomen, want zij kunnen de aandrang van het hart – niet in overeenstemming brengen met het werken van het verstand. Zij willen het gevoelsleven niet verbinden met scherp verstandelijk denken.
En toch is de liefde de sleutel tot de wijsheid en geen mens zal in de waarheid wandelen die de geboden van de liefde tot God en de naaste niet telt. Toch is het zo’n eenvoudige verklaring, dat God de Waarheid en ook de Liefde zelf is. Het ene is zonder het andere niet denkbaar, zoals ook het vuur volgens de natuurwet licht uitstraalt, zo is ook uit het vuur van de liefde het licht van de wijsheid afkomstig. Het verstand alleen is niet voldoende de waarheid te doorgronden, maar het verstand met liefde gepaard onderzoekt de diepten van de goddelijke wijsheid. En al lijkt u, mensen deze uitspraak ook nog zo aanmatigend, u zou uzelf het bewijs kunnen verschaffen als het uw ernstige wil zou zijn alleen maar in de waarheid te wandelen.
Daarom zullen al uw pogingen vruchteloos zijn als het er om gaat achter geestelijke geheimen te komen, achter dingen die zich niet laten bewijzen en die toch voor een waarheidslievend mens van betekenis zijn. Een mens echter die zijn wezen, dat in het begin van zijn belichaming voornamelijk alleen eigenliefde kent, veranderd heeft in onbaatzuchtige naastenliefde, die zal ook zodanig denken dat het volgens de waarheid is, of er veel dichter bij is dan het denken van een verstandsmens, die de liefde ontbreekt.
U, mensen geloof dit en verander uw wezen, zodat het tot liefde wordt en u hebt uw opdracht op aarde vervuld en helder licht van het inzicht is dan reeds uw loon op aarde – en nog veel meer in het rijk hierna, dat u allen weer betreedt na uw leven op deze aarde, omdat het uw ware vaderland is, dat u eens vrijwillig verlaten hebt en u in de duisternis deed storten, door het uitdoven van het licht van de liefde in u.
U bent u op aarde niet bewust van de geestelijke verbanden, maar ook daar was de liefdeloosheid de factor die de schuld was van uw geestelijke duisternis. En het kan dan pas weer licht in u worden als u uw eigenliefde verandert in onbaatzuchtige naastenliefde en u daardoor weer nader tot de Godheid komt, die in zich liefde is en u weer terug wil winnen.
En opdat uw denken weer opheldert en u ook de samenhang leert begrijpen die met uw aardse opdracht in verband staat, moet u weer de liefde in u doen ontbranden. U moet, om het eenvoudig te zeggen, weer tot God terug keren, u met Hem verbinden, die in zich de liefde is. Dan zal licht en kracht en vrijheid u weer beschoren zijn zoals het was in het allereerste begin. En u zult alles overduidelijk inzien, u zult weer zalig zijn omdat de eeuwige Liefde u doorstraalt zoals eertijds.
Amen
BD.7254
13 januari 1959
De inhoud van het goddelijke woord: liefde
Wanneer u zich in mijn woord verdiept, dan zult u steeds meer inzien dat Ik alleen liefde van u vraag, liefde voor Mij en voor de naaste. Uw hele ontwikkelingsproces is alleen gebaseerd op het principe van de liefde, ongeacht of u nog in de vormen van de schepping bent gebonden of al als mens over de aarde gaat. Steeds is dienende liefde het enige dat belangrijk is, steeds is het de liefde die dat proces bevordert en u naar het doel brengt: dat u weer volmaakt zult worden zoals u het was in het allereerste begin. En of Ik u nu kennis geef van mijn wil, of Ik u diepere wijsheden ontsluit, of Ik u mijn heilsplan onthul – steeds zal Ik de liefde naar voren brengen en u zult alles alleen kunnen begrijpen, wanneer u zelf in de liefde leeft. Ontbreekt de liefde u, dan is alles voor u onbegrijpelijk en bent u ook onwillig om u door Mij te laten onderrichten. En toch zult u moeten ervaren dat mijn geboden van de liefde het belangrijkst zijn, omdat u anders nooit de wil zult opbrengen mijn geboden na te komen, tenzij u uit uzelf het vlammetje van liefde in u ontsteekt. Dan kunt u alles heel helder inzien en begrijpelijk vinden wat voor anderen onbegrijpelijk is.
Daarom is het toesturen van mijn woord voor u mensen zo noodzakelijk. Want hierdoor zult u voor het eerst worden gewezen op mijn wil en kunt u nu zelf uw houding daartegenover bepalen. Mijn woord is mijn toespreken tot u en al naar gelang uw wezen zult u het aangesproken worden ervaren, of het zal aan uw oren wegsterven als een lege klank. U zult niet gedwongen kunnen worden het in het hart als mijn toespreken te voelen. Uw wil blijft vrij, maar uw wil brengt u ertoe, op mijn wil acht te slaan en deze na te leven, dus in daad om te zetten wat Ik door mijn woord van u vraag. Doet u dit, dan zal het spoedig helder worden in u. U zult weten waarom mijn wil het vervullen van de geboden van de liefde is, omdat u zelf juist door de daad het bewijs ondervond dat liefde een kracht is met een positieve uitwerking. Als mens hebt u de gelegenheid en ook de kracht om werken van liefde te verrichten en dan vindt uw positieve ontwikkeling met zekerheid plaats.
Maar op de eerste plaats zult u ervan op de hoogte moeten zijn dat u alleen door de liefde opwaarts kunt gaan. En dit weten brengt mijn woord aan u over. Het is daarom op aarde niet te omzeilen dat mijn evangelie steeds weer gepredikt wordt. Mijn woord moet steeds weer worden verkondigd. De mensen moeten steeds weer gelegenheid hebben mijn wil te vernemen en dan pas moet hun eigen wil actief worden om het weten in praktijk te brengen, want het horen van het woord alleen is niet voldoende wanneer de daad niet volgt. Maar dan werkt het vervullen van mijn geboden van de liefde zich uit op velerlei manieren. De mens zal kracht hebben om steeds opnieuw in liefde werkzaam te zijn. Hij zal licht ontvangen doordat voor hem niets meer onduidelijk blijft wat hem helpt vooruit te gaan. Hij zal ook met overtuiging voor mijn woord opkomen, omdat de kracht van de liefde ook teweegbrengt dat hij zijn medemensen ook graag wil helpen vooruit te gaan. En hij zelf zal onophoudelijk streven het doel te bereiken dat hij nu ook duidelijk heeft onderkend. Mijn woord moet worden verkondigd, want de mensen gaan in onwetendheid voort omdat ze in liefdeloosheid leven en ze moeten tot liefde worden aangespoord door mijn woord. Daarom moeten ze ook kennis ontvangen van de dienende taak van alle scheppingswerken, opdat ze nu pas leren begrijpen waar het in heel de schepping om gaat en dat ze ook zelf deze weg zijn gegaan voordat hun op aarde de laatste taak wordt gesteld, te dienen in liefde uit vrije wil.
Alles zult u mensen bereiken wanneer u in liefde zult dienen. Aards en geestelijk zult u rijk gezegend zijn, maar ook alleen door dienende liefde zult u zich kunnen verlossen uit de macht van diegene die zonder enige liefde is en daarom eindeloos ver van Mij verwijderd, van de eeuwige Liefde zelf. Er is maar één weg om naar Mij te komen, de weg van de liefde te gaan die via Jezus Christus en Zijn kruis leidt naar het doel, terug naar de Vader, uit Wiens liefde u allen eens bent voortgekomen.
Amen
BD.7255
14 januari 1959
Beproeving van geestelijk goed op goddelijke oorsprong
Jullie kunnen geestelijke spijzen alleen van Mij zelf aannemen, en daarom moet alles op zijn oorsprong beproefd worden, wat jullie als “geestelijk voedsel” aangeboden wordt. Weliswaar beroepen alle verkondigers van het goddelijke woord zich erop, de zuivere waarheid uit Mij te verkondigen, maar dan zouden ook alle verkondigers hetzelfde moeten onderwijzen; er zouden geen verschillende geestelijke richtingen of confessies mogen zijn, die toch alle in hun leerstof van elkaar afwijken.
Dus is een onderzoek beslist nodig, welke leren in oorsprong op Mij terug te voeren zijn. En dat vereist erover na te denken, wat echter niet betekent, dat nadenken alleen tot een oordeel waaraan niet te twijfelen valt laat komen, omdat ook dan weer het denken verschillende uitkomsten zou laten zien. Het verstand alleen is dus niet maatgevend voor het beoordelen van geestelijk goed op waarheidsgehalte. Maar het verlangen naar de waarheid komt pas tot uitdrukking, wanneer de mens tenminste erover nadenkt, of hem waarheid of dwaling aangeboden werd. De wil de waarheid te weten verzekert hem dan ook van juist denken in het onderzoek op waarheid, de mens begint kritiek te leveren op wat hem overgebracht wordt.
En er is daarom een onderzoek nodig, omdat vervormd geestelijk goed niet de heiligende kracht heeft, dat de geest daarvan geneest, dat ze rijp wordt, dat het voedsel dat ze nodig heeft haar honger stilt. Een misvormde leer is geen zuiver voedsel meer voor de ziel, eerder kan ze er nog toe bijdragen, dat de ziel ziek en zwak blijft en toch niets onderneemt, om weer gezond te worden – omdat de mens eenvoudig niet herkent, dat hem voedsel wordt aangereikt dat niet deugt.
Geestelijk voedsel moet stammen uit het rijk, waarin de ziel eenmaal weer terugkeren moet, want ze is slechts te gast op deze aarde, om eenmaal geschikt te worden voor het geestelijke rijk, en deze geschiktheid moet ze dus bereiken, door toevoer van spijs en drank, door voedsel, dat haar helpt aan een zekere rijpheid van de ziel. Een deze rijpheid is weer nodig om het lichtrijk binnen te gaan, dat het ware thuis van de ziel is, maar ook een toestand van de ziel vereist, die ze eerst op aarde moet bereiken.
En Ik bied haar nu deze ware spijs aan, en gelukig zij, die het brood des hemels rechtstreeks uit mijn handen aannemen, gelukig diegenen, die niet ergens anders hun voedsel halen, gelukig zij, die naar de bron gaan, wanneer ze willen drinken en zich laven voor de pelgrimsweg over de aarde – hun zielen zullen zeer zeker rijp worden en geschikt voor het geestelijke rijk.
Maar niet degenen, die misvormd goed tot zich nemen, wier spijzen gemengd zijn en die geen aanspraak meer kunnen maken op het aanbieden van gaven uit mijn hand. Dezen zullen niet veel geneeskracht halen uit de spijs, die ze in ontvangst nemen, en ze doen er goed aan, de rivierloop terug opwaarts te volgen, om uit te vinden, of deze naar de juiste bron voert – of Ik zelf de Gever ben, van hetgeen hun aangeboden wordt. En ze zullen nu veel liever hun voedsel bij de bron in ontvangst nemen. De mens zal dan geen genoegen meer nemen met een verwaterde leer, hij zal nu ook zelf kunnen beoordelen waarmee zijn ziel gediend is tot opbouw, want hij zal het als waarheid ervaren, wanneer hem een krachtige spijs en een verkwikkende drank aangeboden wordt, die hij tevoren nauwelijks kon gewaar worden.
De ziel, die ziek is en gezond worden wil, heeft ook gezond en krachtig voedsel nodig. En geen ziel die over de aarde gaat is rijp; elke ziel heeft versterking nodig, ze heeft spijs en drank nodig, die haar doet opleven en haar opricht, die haar de situatie verschaft, waarin zij zich eens bevond, die echter alleen uit mijn hand gegarandeerd is – wanneer de mens de rechtstreekse weg naar Mij neemt en zich door Mij laat voorzien van spijs en drank. Dan zal de ziel gezond worden, zij zal haar voleinding tegemoet gaan, want wat van Mij komt, kan de ziel alleen maar tot zegen strekken – omdat mijn liefde haar het leven wil bezorgen, dat zij niet meer zal verliezen.
Amen
BD.7256
15 januari 1959
Levende christenen – De kracht van het geloof – De aanwezigheid Gods
Wanneer u in grote nood zult geraken, dan zal pas blijken of u levende christenen bent of u alleen maar als vormchristenen wordt bestempeld, die dan falen, wanneer zij zich moeten waarmaken. En deze tijd zal over u heen komen, waarin alleen een levend geloof u kan helpen, waarin u zich zult moeten waarmaken, waarin de kracht van het geloof moet worden beproefd, die juist alleen een levend geloof maar zal opbrengen. Het merendeel van de mensen heeft slechts een vormgeloof. Ze wijzen niet af wat hun werd geleerd, maar ze hebben zich nog niet serieus inhoudelijk met de leringen bezig gehouden. En zodra het eenmaal zover komt dat ze ertoe genoodzaakt worden naar hun God en Schepper te roepen, zullen ze Hem in de verte zoeken, omdat ze nog geen contact met Hem hebben. Een omgang die een uitwerking heeft als het voelen van de aanwezigheid van God. En zolang dit gevoel nog niet in de mens is, is God nog niet levend in hem geworden. En het geloof in God is slechts een lege zegswijze, want hij bezit het niet. Pas het gevoel van de aanwezigheid Gods kenmerkt een levende christen. En deze zal dan ook de geloofskracht bezitten die hem in grote noden de weg naar de Vader laat nemen en Hem om hulp vraagt.
Er zal veel leed en ellende over de mensen komen, juist om hun geloof op de proef te stellen. En het hangt niet van de kerkgenootschappen af. Want elk kerkgenootschap kan levende en dode aanhangers omvatten. Mensen die innige banden met God zijn aangegaan en anderen voor wie God de verre God is en blijven zal. Ze kennen Hem wel van naam, maar zelf hebben ze nog geen enkele band met Hem om Hem in geval van plotselinge nood aan te roepen om bijstand en hulp. Maar de nood komt. Hij moet komen ter wille van de mensen die onverschillig voortgaan en zelf nog niet hebben besloten hoe hun instelling is tegenover hun God en Schepper van eeuwigheid. Hij moet komen voor de mensen die menen christen te zijn en dit alleen in naam zijn.
Van allen wordt een belijdenis geëist voor Jezus Christus. En zo’n belijdenis afleggen kan alleen de mens die levend gelooft, maar kunnen niet diegenen die alleen maar weet van Hem hebben, maar nog niet de juiste verhouding met Hem tot stand hebben gebracht, die Hij eist om hun Verlosser te kunnen zijn van zonde en dood. Iedere mens kan eenmaal kiezen voor de juiste verhouding met Hem. En hij moet het in vrije wil doen, omdat het leven op aarde hem steeds weer gelegenheid geeft tot deze keus.
Maar wie traag is, wie steeds slechts een vormchristen blijft, dus wel op de hoogte is van de goddelijke Verlosser, maar nog nooit een beroep heeft gedaan op Zijn liefde en genade om uit zijn gebonden toestand verlost te worden, wie nog niet als een kind met zijn Vader heeft gesproken, zal eerst door lijden en noden moeten gaan om de weg naar Hem te vinden. Hij zal eerst zo gevoelig moeten worden getroffen, dat hem nog maar één uitweg overblijft: te vluchten naar God in Jezus Christus en daardoor te belijden dat hij levend in Hem gelooft, terwijl de vormchristen vaak nog zijn oppervlakkig geloof verliest wanneer het hard tegen hard gaat en hij daardoor bewijst dat hij nog geen enkele band had met Hem, de goddelijke Verlosser Jezus Christus, met God zelf.
Hoe dichterbij het einde is, des te noodzakelijker zal deze beproeving van het geloof zijn. Want de mensen zonderen zich steeds meer af, zelfs wanneer ze lid zijn van een kerkelijke gemeenschap. Er is echter alleen nog maar een schijnbare band omwille van de medemensen. Er is niets waars, levends meer dat tot een “gemeenschap van gelovigen” kan worden gerekend. De kerken zijn alleen nog wereldse organisaties, maar niet meer de aaneensluiting van diep gelovige mensen, die in Jezus Christus de stichter zien van hun kerk die alleen op vast geloof werd gegrondvest. En de mensen zullen daarom door het leven worden gedwongen een bekentenis af te leggen. Want de komende tijd zal zeer zwaar zijn voor veel mensen, maar voor de levende christen toch ook zegenrijk. Want hij zal de band met God steeds nauwer aanknopen. En hij zal door zijn geloof ook uit alle nood en benauwenis worden weggeleid. Want voor de levende christen bestaat er niets, wat niet met de “kracht van het geloof” zou kunnen worden overwonnen.
Amen
BD.7257
16 januari 1959
Weg der terugkeer naar God
Ik kom u steeds tegemoet wanneer u de weg neemt naar Mij. Geloof Me, dat Ik zelf uw verwijdering van Mij als weinig zaligmakend ervaar, hoewel u mensen u daaronder niet het begrip leed van mijn kant zult mogen voorstellen. Maar Ik verlang vurig naar uw liefde en zolang u zich van Mij gescheiden houdt, mis Ik deze liefde ook. Daarom zult u ook kunnen begrijpen dat Ik al uw schreden volg, dat Ik zie wanneer u ze op Mij richt en dat Ik u dan ook tegemoet kom om de weg van de terugkeer voor u korter te maken, dat u sneller uw doel zult bereiken. Nochtans moet Ik mijn schreden even inhouden wanneer ook de uwe stilstaan, wanneer u weer op andere gedachten komt of omkijkt in het gebied dat u zult willen verlaten. Op geen enkele wijze wil Ik uw vrije wil bepalen. Ik kan u wel lokken, wat Ik toch doe, maar niet dwingen, want uw terugkeer naar Mij moet geheel een daad van vrije wil zijn en blijven.
Maar u zult moeten weten en geloven dat geen gedachte van u, die voor Mij is bestemd, verloren gaat of zijn doel niet bereikt. En elk van zulke gedachten aan Mij wordt ook beschouwd als vrije wil en door Mij overeenkomstig beloond, doordat Ik Me voortdurend in uw nabijheid ophoud en alles doe om uw blik steeds weer op Mij te richten. U weet niet hoe oneindig diep mijn Liefde is voor u, mijn schepselen. U weet niet dat er voor deze liefde altijd maar het verlangen bestaat naar u en dat Ik daarom ook geen van mijn schepselen afschrijf, ook niet wanneer het zich nog van Mij verwijderd houdt in vrije wil. Ook dan gaat mijn liefde nog naar hem uit en probeert bij hem binnen te komen, maar hoeveel te meer bij een kind, dat van Mij is en blijven wil, maar dat steeds weer zijn blik afwendt omdat het van alle kanten wordt geprikkeld en gelokt. Maar Ik ken de gedachtengang van het hart. Ik weet dat zijn liefde Mij geldt en dat het alleen te zwak is om zich te verweren tegen verlokkingen van allerlei aard. Want het vindt met zekerheid altijd de weg terug naar Mij. Het blijft op de weg naar Mij en zal ook niet van de weg afwijken, omdat het verlangen in zijn hart alleen Mij geldt.
De weg naar Mij gaat steil omhoog, hij is moeilijk. Het moet niet zo zijn dat Ik hem gemakkelijk maak, dat Ik hem samen laat lopen met verlokkingen, omdat deze weg moet worden gegaan uit zuivere liefde voor Mij, niet terwille van een of ander voordeel wat steeds alleen maar een plan vanuit de vijand is om de mensen op andere wegen te lokken die ver van Mij vandaan voeren. Daarom zult u de tocht naar boven dikwijls moe zijn en toch eventjes verlangend omzien naar de wereld die u zult willen verlaten. En Ik laat het toe, maar alleen terwille van uzelf, want elke klim omhoog die vrijwillig wordt verricht, heeft de heerlijkste gevolgen. Ik kom hem en hij komt Mij steeds naderbij en met mijn aanwezigheid ondergaat dan de mens de gelukzaligheid die hem alles doet vergeten wat hij terwille van Mij heeft opgegeven. En deze aanwezigheid moet het doel zijn dat u met al uw wilskracht zult nastreven. U moet niet eerder rusten dan wanneer u bij Mij bent aangekomen.
Maar Ik maak voor u de weg beslist korter, doordat Ik u tegemoet kom. U bent dus niet lang meer van Mij gescheiden, zodra u maar vurig verlangt naar mijn tegenwoordigheid en vastberaden de weg vervolgt die u bent ingeslagen, ook wanneer het u zo nu en dan zwaar valt omdat u geen zichtbaar resultaat ziet, omdat u gelooft geen stap hoger te zijn gekomen. Zou u achterom kunnen kijken in de diepte, dan zou u ook de grote afstanden overzien die u al hebt afgelegd en u zou vol van geluk het laatste korte gedeelte van de weg nemen dat u nog van Mij scheidt. Maar hiervan zult u zeker kunnen zijn, dat Ik verhinder dat u terugvalt in de diepte. Ik houd u onzichtbaar vast, maar Ik trek u aanhoudend omhoog, want mijn hart verheugt zich erover dat een kind terugkeert in het vaderhuis en Ik zal het waarlijk helpen op deze laatste korte weg er naartoe en onzichtbaar naast hem wandelen, tot het bij de eindstreep Mij zelf zal ontwaren en mijn armen het kind kunnen omhelzen dat teruggekeerd is naar de Vader van wie het eens is uitgegaan.
Amen
BD.7258
17 januari 1959
De voorwaarde om Gods stem te horen is het loslaten van de wereld
In uw binnenste moet u luisteren als u mijn stem vernemen wilt. Dat vraagt een geheel zich afsluiten van de aardse wereld en een verzinken in geestelijke gedachten. Het vereist een totaal leegmaken van het hart van aardse gedachten, opdat dit nu gevuld kan worden met gedachtestromen van zuiver geestelijke aard. Zich geheel van de wereld los te maken zal altijd moeilijk zijn voor de mens, maar mijn stem klinkt des te duidelijker, hoe minder indrukken van gedachten het hart belasten die in het wereldse hun oorsprong hebben. Is het hart geheel geleegd, dan kan de stroom van mijn geest zonder belemmering binnen vloeien en dat zult u dan gewaarworden als een ononderbroken aanspreken. Als een overvloeien van mijn geest in u, als een rechtstreeks aangesproken worden door Mij, dat u dan zo duidelijk verneemt als een uitgesproken woord.
Hoe meer u dus aardse gedachten weert, des te duidelijker verneemt u mijn stem. En dat vraagt een voortdurende strijd met de buitenwereld, die steeds weer binnen wil dringen op aandrang van mijn tegenstander, om de vertrouwelijke gedachtewisseling tussen Vader en kind te verstoren. U kunt dat verhinderen door er niet aan toe te geven, doordat u alle gedachten die u vanuit de wereld treffen, afwijst. Doordat u Mij dadelijk aanspreekt in gedachten, dat Ik deze verstoring verhinderen mag. En met uw wil zal rekening gehouden worden, omdat die Mij alleen is toegekeerd.
Mijn stem te horen is derhalve alleen het recht van hen die zich van de wereld kunnen losmaken, voor wie Ik zelf tot een begrip geworden ben dat niet meer door de wereld vervangen kan worden, die Mij herkend hebben als hun Vader van eeuwigheid die u tot Zijn kinderen wil maken en u niet meer opgeeft tot Hij dat doel bereikt heeft. Heeft dit losmaken van de wereld eenmaal plaatsgevonden, dan zal ook de wereld die mens nooit meer terug kunnen winnen, omdat het door Mij rechtstreeks aangesproken worden hem licht geschonken heeft en hij dit licht niet meer missen wil. Maar desondanks zal hij voortdurend tegen de wereld moeten strijden, omdat hij nog midden in de wereld leeft, die op iedere manier probeert op hem in te werken, omdat mijn tegenstander juist ieder vertrouwelijk toespreken verstoren wil, waar en hoe het maar mogelijk is.
Daarom behoort er steeds een sterke wil toe, de verbinding met Mij zo innig te maken dat mijn stem doordringt en de stem van de wereld overstemt. De wil van de mens brengt dat teweeg. En dan zal de mens altijd lof en dank zingen voor Degene die hem aanspreekt en hem daarmee een geschenk geeft van onmetelijke waarde. Want mijn woord is het zichtbare of hoorbare teken van mijn oneindige liefde voor u, mijn schepselen. Het geeft u een bewijs, dat u het zelf in de hand hebt zo’n nauwe verbinding aan te knopen met het hoogste en volmaaktste Wezen. Dat u Zijn stem kunt vernemen en dat u bewijzen van dit aangesproken worden bezit als u Zijn heilig woord neerschrijft zoals u het ontvangt. Dit hoogst volmaakte Wezen spreekt u aan.
Denk erover na wat deze woorden betekenen. Ik spreek van boven tot u, u hoort Mijn stem, u verstaat wat Ik tot u spreek en u kunt daaruit de stem van uw Vader herkennen, die u liefheeft en u voor eeuwig bezitten wil. Ik spreek u aan opdat u vrijwillig tot Mij komt, opdat u begint aan de terugkeer naar Mij in uw vaderhuis – wat Ik door mijn aanspreken bereiken wil. Maar om dit spreken van Mij te kunnen horen moet uw wil vast en sterk zijn. Hij moet steeds weer de innige verbinding met Mij zoeken – die niet aan de oppervlakte van de wereld te vinden ben, maar ver van de wereld. Dus moeten alle wereldlijke gedachten worden teruggedrongen en u moet in de stilte van uw hart luisteren. En u zult dan waarlijk in alle duidelijkheid mijn stem vernemen, omdat Mijn liefde vooral uitgaat naar allen die proberen met Mij in contact te komen, die ernaar verlangen Mij te horen en aan wie Ik Me daarom openbaar volgens mijn belofte, dat Ik tot de mijnen komen zal in de geest en dat Ik bij hen blijf tot aan het einde van de wereld.
Amen
BD.7261
20 januari 1959
Verplichte arbeid – Alleen werken van liefde tellen mee
Alleen dat heeft eeuwigheidswaarde, wat in vrije wil werd bewerkstelligd, wanneer het over werken gaat die als liefdewerk moeten worden beoordeeld. De mens moet niet vragen om loon of vergelding, wanneer hij een daad van naastenliefde verricht. Hij moet ook niet alleen een plicht vervullen en geloven dat zo’n dienst net zo beoordeeld wordt als een daad die de vrije wil verricht, die boven de plichtsvervulling uitgaat. Voor God kan alleen wat de liefde volbrengt waardering vinden. En ware liefde is steeds onzelfzuchtig en zonder berekening. En zulke werken hebben dus eeuwigheidswaarde, want ze hebben een gevolg voor de eeuwigheid. Ze leveren de ziel de rijpheid op die haar graad van gelukzaligheid bepaalt. En bijgevolg zijn ze bepalend voor het lot van de ziel na de dood van het lichaam.
Maar het aardse leven van de mens is meestal in beslag genomen door verplichtingen of arbeid overeenkomstig de plicht, waarvan ze graag geneigd zijn te geloven daarmee de zin van hun aardse leven te vervullen. Maar ze zijn zich er niet van bewust dat het niet om de soort van werkzaamheden gaat op aarde, maar om de graad van liefde waarin alles wordt verricht wat het leven van de mensen in beslag neemt. Wel hoort ook een deel eigenliefde daarbij om aan de eisen van het lichaam te voldoen, omdat de mens ook plichten heeft tegenover zijn lichaam, dus hem ook een deel eigenliefde is toegestaan van de kant van de eeuwige Liefde.
Toch mag niet alleen eigenliefde al het doen en laten van een mens bepalen, maar heeft alleen die arbeid een eeuwigheidswaarde, die geheel zonder berekening is uitgevoerd, waar alleen liefde die wil geven en gelukkig maken de aandrang was, en die derhalve ook onvergankelijke geestelijke waarde verkrijgt, die de rijkdom van de ziel is wanneer ze van de aarde weggaat. Wel kan elke bezigheid die naar plicht wordt uitgevoerd ook tot zegen zijn, wanneer ze graag en onzelfzuchtig wordt gedaan, om welke reden juist aan elke arbeid liefde ten grondslag moeten liggen, wil hij ook een zegenrijke uitwerking hebben voor de ziel van de mens en haar lot in de eeuwigheid. Want wat voor de aarde wordt gedaan, vergaat ook met de dood van het lichaam, dat alleen profiteerde van die bezigheid die door de eigenliefde werd bepaald.
Het is daarom niet onverschillig hoe de mens zich tegenover zijn aardse bezigheid opstelt. Hij kan zijn “plicht” doen en heeft toch geen zegen voor zijn ziel behaald, maar hij kan ook elke verplichte arbeid met innerlijke vreugde en liefde vervullen. Hij kan daardoor bewust zijn medemens dienen en dit graag en blij doen. Dan is het niet alleen verplichte arbeid, maar tegelijkertijd werkzaam zijn in liefde. Want de aansporing komt voort uit zijn vrije wil. En alleen de vrije wil bepaalt of de eigenliefde wordt teruggedrongen en de onbaatzuchtige liefde tot doorbraak komt.
Elke arbeid van de mens op aarde kan zijn dienend doel vervullen, wanneer niet bewust in opdracht van de tegenstander van God wordt gewerkt, dat wil zeggen: een uitwerking die de mensen schade toebrengt duidelijk is te herkennen. Dan kan er nooit een zegen rusten op de uitvoerende die zich overgeeft aan een dergelijke bezigheid die duidelijk op aansporing van de tegenstander van God plaatsvindt. En dit werk zal weliswaar ook een eeuwigheidswaarde hebben, maar in negatieve zin. Ook die zal op de ziel van de mens een uitwerking hebben en de ziel zal eindeloos lange tijd weer moeten lijden, want alleen egoïstische redenen hebben de mens ertoe bewogen zich aan dat werk over te geven en hij moet zich daarvoor verantwoorden.
Maar ieder mens kan de drang in zich voelen om onbaatzuchtige werken van liefde te verrichten. En is hem dit niet mogelijk binnen het kader van zijn plichtsvervulling, dan kan hij het aanvullend doen. En het zal een heel bijzondere uitwerking hebben, doordat hij spoedig ook zal worden toegelaten tot dienende plichtsvervulling. Want alleen de wil van de mens bepaalt zijn richting. En degene die het juiste wil zal ook van Gods zijde gelegenheid worden geboden de wil juist te gebruiken: om te dienen in liefde.
Amen
BD.7262
21 januari 1959
Verrijzenis – Het vergaan van het vlees
U allen die leeft, zult naar het lichaam sterven, uw ziel echter zal opstaan ten leven of ook in de dood blijven, als zij het leven niet nagestreefd heeft op aarde. Voor u allen die verlangt te leven, is dus ook de verrijzenis zeker. Want zij die niet aan de verrijzenis geloven wensen ook het leven van hun ziel niet, alleen het aardse lichamelijke leven is hen wellicht begerenswaardig en dat trachten zij te verlengen, voor zover het in hun vermogen ligt.
Maar zij zullen sterven en eeuwig nog in de dood vertoeven, ook al zullen ze eens met zekerheid verrijzen. Wie echter het leven van zijn ziel zoekt en nastreeft, kan er ook zeker van zijn dat zij zal verrijzen ten leven na de lichamelijke dood. Want daarvoor heeft Jezus Christus het bewijs geleverd, die op de derde dag verrezen is uit de dood, die de dood heeft overwonnen en hem die de dood in de wereld bracht. Zijn verrijzenis wordt weliswaar betwijfeld door gelovigen en ongelovigen, want zelfs de gelovigen kunnen dit grootste wonder niet begrijpen en zijn vaak geneigd lichte twijfel te laten opkomen zolang zij alleen geloven, maar dit geloof nog niet tot een waar leven hebben gewekt. Zodra echter mijn geest kan werken in de mens zijn hem ook de twijfels opgehelderd, en de verrijzenis van Jezus Christus zal voor hem dan een duidelijk bewijs zijn voor zijn eigen opstanding. Hij zal weten dat hij niet sterven zal, maar alleen uit het tegenwoordige leven het rijk hierna binnengaat, waar hij zal leven in eeuwigheid.
De verrijzenis van Jezus Christus is een door de mensen veelomstreden probleem, want de mensen willen enerzijds twijfelen en anderzijds een verrijzenis van het vlees eruit afleiden, omdat zij geloven dat ook Jezus opgestaan is in het vlees op de derde dag. Het is hun nog niet duidelijk dat Jezus zich alleen daarom voor de mensen zichtbaar maakte, om hen te helpen geloven, dat zij echter steeds alleen Zijn geestelijk lichaam zagen dat zich aan hun geestelijk oog zichtbaar bekend maakte.
Alle substanties van Zijn menselijk lichaam hadden zich door Zijn kruisdood vergeestelijkt en dus had de “Mens” Jezus een geestelijk kleed aangetrokken, toen Hij zich aan Zijn discipelen vertoonde. En dit geestelijk kleed zult ook u, mensen aandoen bij uw opstanding ten leven. Het stoffelijke lichaam blijft achter en de positieve ontwikkelingsgang van zijn substanties wordt voortgezet.
Het vleselijk lichaam vergaat dus en zijn substanties brengen weer andere vormen tot leven die nog aan het begin van hun ontwikkeling staan. Dus zullen ze ook nooit meer de ziel omvatten, nooit meer de ziel een onderkomen bieden en tegelijk met haar verrijzen. Toch zal de ziel verrijzen als zij op de aarde mijn wil vervuld heeft. Als zij er naar streeft opgenomen te worden ten leven, wat Ik haar beloofd heb toen Ik als mens Jezus op aarde leefde.
U bent allen zeker van een opstanding, maar de tijd bepaalt uzelf. Maar een opstanding van het vlees moet u zich juist voorstellen; want wel worden uw werken in het vlees beoordeeld en hiernaar zal uw verrijzenis zijn – ten leven – of ook, uw daden zullen getuigen tegen u en u de dood bezorgen, de verbanning in de vaste materie. En dit is weer een eindeloze tijden durende toestand van machteloosheid en duisternis, een toestand des doods die u echter zelf nagestreefd hebt op aarde, omdat u zonder geloof was dat u bestemd bent voor het leven maar niet voor de dood.
Daarom ben Ik uit de dood opgestaan om u mensen dit bewijs te geven. En toch kunt u dit pas geloven als u door een leven in liefde uw geest wekt, die u dan alles duidelijk maakt en u onderrichten zal. Dan vermag u ook met overtuiging te geloven wat u niet bewezen kan worden. Streef naar het leven en u zult eeuwig geen dood hoeven te vrezen, u zult in eeuwigheid leven in kracht en licht en vrijheid.
Amen
BD.7265
25 januari 1959
De ziel begint bewust aan haar aardse leven
Bij het begin van uw belichaming als mens werd uw levenslot aan u voorgelegd en u bent in het volste besef van dat wat u te wachten stond in dit aardse leven, deze laatste belichaming binnengetreden, omdat u tegelijkertijd ook het uiteindelijke doel voor de geest werd gesteld dat u bereiken kunt en omdat het ook uw eigen wil was vrij te worden van de laatste vorm, door deze weg over de aarde.
Vervolgens echter werd van u de herinnering eraan weggenomen en het leven ging nu zijn gang, u leeft onbewust van het succes dat u bereiken kunt. En dit is niet op een andere manier mogelijk, want anders zou de vrije wil niet tot zijn recht kunnen komen, want die moet pas uw uiteindelijke voltooiing bewerkstelligen. Maar dit is zeker, dat het u mogelijk is alles wat u aan zware beproevingen overkomt te overwinnen. Want geen mens wordt meer te dragen opgelegd dan hij aan kan – evenwel met de kracht van God, die hem altijd ter beschikking staat.
Verlaat de mens zich echter alleen op zijn eigen kracht, dan kan hij wel te gronde gaan aan wat het leven voor hem in petto heeft. Maar hij heeft altijd de mogelijkheid God om kracht te vragen, hij heeft de mogelijkheid te bidden. Dit vereist echter een geloof in een God en Vader van eeuwigheid, want anders zou de mens nooit ’n God aanroepen en om kracht en hulp vragen.
En ieder mens die het geloof nog niet bezit, kan het zeker vinden als hij slechts nadenkt over zijn leven, zijn lot en alles wat er om hem heen gebeurt. Voor een denkend mens is het zeker niet moeilijk te gaan geloven aan een machtige en wijze Schepper. Maar hij wil het vaak niet als waar erkennen dat hij zelf met deze Schepper verbonden is en dat Deze genegen is hem ook in elke nood bij te staan, als Hij daar om gevraagd wordt.
Het geloof aan de samenhang van Schepper met Zijn schepsel ontbreekt zulke mensen. En een God van liefde is voor hen nog minder geloofwaardig, en daarom houden zij zich afzijdig van Hem, die echter aangeroepen wil worden door Zijn schepselen opdat dezen hun band met Hem daardoor bewijzen. Daarom worden de mensen steeds weer door beproevingen getroffen die niet alleen de getroffen mensen zelf, maar ook hun medemensen moeten aansporen om na te denken over hun verhouding tot een God en Schepper, die ook de Vader van Zijn kinderen wil zijn aan wie Hij het leven gaf.
Ieder mens is in staat met de kracht uit God de zwaarste beproevingen te overwinnen. En hij heeft vóór zijn belichaming ook zijn toestemming daarvoor gegeven, want hij is niet tegen zijn wil in, geplaatst in dit of dat soort lichaam. Hij is vrijwillig de weg over de aarde begonnen in de verwachting volledig vrij te worden van iedere vorm en ook in het vaste vertrouwen, het aardse leven meester te worden op de juiste wijze.
Als mens echter faalt hij vaak en de weerstanden lijken hem onoverwinnelijk, zolang hij niet op de hulp van zijn God en Schepper een beroep doet, die hij absoluut moet erkennen – wil zijn weg over de aarde niet vergeefs worden afgelegd zonder enig succes voor zijn ziel. Daarom is ook het geloof aan een God, die in zich de liefde, wijsheid en almacht is het eerste en voornaamste. En om tot dit geloof te komen moet de mens vooreerst in zich de liefde doen ontbranden. De liefde echter is ook de kracht in zichzelf, en zo kan ieder mens die een leven in liefde leidt onherroepelijk het zwaarste levenslot aan, omdat hij daaruit reeds de kracht uit God put, dus zal ook zijn geloof levend zijn, zodat hij God als zijn “Vader” ook aanroept in iedere aardse en geestelijke nood. En hij zal ook waarlijk uit de nood geholpen worden omdat God zelf de liefde is, en Hij de macht heeft alles weer in orde te brengen wat in wanorde geraakt is. Want Hij helpt de mens met Zijn kracht ook de zwaarste beproevingen meester te worden. En Hij zal steeds bereid zijn hem bij te staan in iedere nood.
Amen
BD.7266
26 januari 1959
Kenmerk van de levende christen
Zolang mijn Geest nog niet in u werkzaam is, zo lang bent u alleen meelopers of vormchristenen. Want het werkzaam zijn van mijn Geest is het kenmerk van de kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht. U behoort pas dan tot deze door Mij gestichte kerk, wanneer mijn Geest zich in u kan uiten, dat u zijn aanspreken verneemt, dat u dus tot leven bent gewekt, wat het werkzaam zijn van mijn Geest bij en in u bewijst. En het teken van het werken van mijn Geest is, dat u levend bent. Dat u ware christenen van de daad bent geworden, dus ook echte doeners, niet alleen toehoorders van mijn woord. Een dode christen heeft deze symptomen niet. Hij leeft gewoon voort, hij zal nauwelijks over Jezus Christus en Zijn verlossingswerk spreken. Hij zal zich ook niet inspannen om een leven in daden te leiden. Toch noemt hij zich christen, omdat hij nog niet heeft begrepen wat Ik daaronder versta.
Een christen is een ware navolger van Jezus, een mens die zijn best doet net als Hij zijn aardse bestaan te leiden dat in onophoudelijke werken van liefde bestond en in een innige band met Zijn Vader die in Hem was. Deze innige band met Mij in Jezus Christus moet als eerste tot stand worden gebracht, wil mijn Geest nu ook werkzaam kunnen worden, wil hij zich kunnen uiten, doordat hij op al het denken, willen en handelen nu invloed krijgt. Dan zal de mens door mijn Geest geleid zijn, want door de Geest uit Ik Mezelf en maak Ik de mens mijn wil bekend. De mens moet dus naast het aardse leven een tweede leven leiden. Hij moet geestelijk streven, waar een vormchristen geen tijd voor blijft omdat hij door de wereld gevangen is die hem niet vrijlaat.
De christen van de daad leeft zijn aardse leven ernaast, en het geestelijke leven vult zijn leven. Want de Geest uit Mij, die hem nooit zal laten rusten, is zijn drijfveer. En zo is dus elke geestelijke gedachte, elke band met Mij, elke drang om een goede daad te verrichten, elk dieper begrijpen van geestelijk weten en steeds nieuw verlangen daarnaar, alles als het werkzaam zijn van de geest te beschouwen. En dit alles kenmerkt ook een levende christen, terwijl het de vormchristen hieraan volledig ontbreekt. Want deze overdenkt niet zozeer het leven van zijn ziel als het leven van zijn lichaam. En geestelijke banden zijn hem vreemd, omdat ze lastig voor hem zijn en hij ze daarom ontwijkt. En daarom is hij een dode christen, die niet zal kunnen bewijzen dat hij leeft wanneer hij op deze proef wordt gesteld. Want de mens is niet straffeloos een dode christen en eenmaal zal het blijken, hoe diep hij zich nog in het graf bevindt, hoe verduisterd zijn geest is en hoe ver hij zelf er nog van verwijderd is een ware navolger van Jezus Christus te zijn.
En daarom hebben maar weinig mensen het recht zich christen te noemen. Want de meeste zijn het niet. Ook niet wanneer ze bij kerkelijke organisaties horen, maar deze niet tot eer strekken. Want in al deze organisaties kunnen de mensen de juiste weg van de navolging van Jezus gaan en dan ook als ware christen het kenmerk van mijn kerk bezitten: de gewekte geest die hen nu leidt en onderricht, die hun levensweg helder verlicht en die in de meest ware zin op de mens inwerkt, omdat het mijn Geest is die zich in u uit en omdat Ik u ook waarlijk alleen dat geef, wat goed is voor u en uw ziel. En ieder van u kan de geest in zich tot leven wekken. Ieder die maar serieus zijn taak op aarde wil vervullen, die zich ernstig met Mij – Die hij als zijn God en Vader ziet – wil verenigen en deze innige aaneensluiting tot stand brengt door werkzaam te zijn in liefde. Want wie de liefde beoefent, brengt de aaneensluiting tot stand met Mij, de Liefde zelf. En mijn Geest zal hem doorstralen en hem licht schenken. Hij zal nu altijd alleen naar mijn wil actief zijn en nog op aarde het eeuwige leven verkrijgen.
Amen
BD.7268
28 en 29 januari 1959
Het heilsplan van God vereist steeds nieuwe scheppingen
Er zullen nog eeuwigheden lang nieuwe scheppingen op deze aarde ontstaan en de positieve ontwikkeling van het geestelijke dat nog in de harde materie en andere scheppingswerken is gekluisterd, zal doorgaan, want het vergt alleen al eeuwige tijden van een eens gevallen oergeest om uit de diepste diepte terug te keren en opwaarts te gaan tot aan het stadium waar hij als mens belichaamd over de aarde mag gaan om zijn laatste wilsproef af te leggen: voor of tegen God, tegen Wie hij eens in verzet kwam en daarom viel.
Nog eindeloos veel van het gevallen geestelijke moet deze weg gaan en het zijn eeuwigheden waarin dit geestelijke ver van God in de meest ongelukkige toestand vertoeft, totdat het ook zelfs maar deze gang mag beginnen om terug te keren, totdat het materie wordt volgens Gods wil en dan in materiële scheppingen langzaam omhoog klimt. Daarom is elke materie al een toestand van gebondenheid die bewijst dat Gods liefde zich heeft ontfermd over het verharde geestelijke om het naar Zijn wil te vormen. Want het is dan al vastgepakt door de liefdeskracht van God, Die het omhulde om hem een dienende bestemming te geven, ongeacht of het aan het begin van zijn ontwikkeling staat of zich al verder heeft ontwikkeld. Elke materie is verhard geestelijks, door de liefdeskracht van God omhuld, dat ter wille van een bepaald doel zijn omhulsel heeft gekregen. Het is voor u mensen niet altijd mogelijk het doel in te zien, maar in de gehele schepping is er niets zonder zin en doel. Het is echter vaak alleen bij God bekend, omdat het denken en bevattingsvermogen van de mensen nog begrensd is. Maar pas als mens kunnen de oergeesten zich weer herkennen als wezen, want tevoren waren ze zich van zichzelf niet bewust. En zolang de aarde bestaat en scheppingen bevat van de meest verschillende soort, zolang zijn dus ontelbare oergeesten daarin gekluisterd, die zich allen nog moeten verzamelen en schikken, om dan eenmaal de vorm van een mens te kunnen bewonen, wanneer die gebonden partikeltjes hun daartoe behorende rijpheid hebben verkregen. En zolang er dus in, op en boven de aarde scheppingen zijn, zolang kan er ook geen einde zijn aan deze aarde, die dient als verblijfplaats voor dat gevallen geestelijke om rijp te worden. Daarom kan er ook niet van een ondergang van de aarde worden gesproken, wanneer daar een totaal vergaan, een algehele oplossing van het lichaam aarde onder wordt verstaan. Want de gebonden geestelijke substanties hebben omhulsels nodig en dus steeds weer nieuwe scheppingen die hun een verblijfplaats bieden, al naar gelang de toestand van rijpheid die de afzonderlijke deeltjes al hebben bereikt. Weliswaar zal ook de aarde eens een zuiver geestelijke schepping zijn, maar tot dan zullen er eeuwigheden voorbijgaan, omdat een geestelijke schepping alleen geheel rijpe geestelijke wezens kan bevatten en de talloze scheppingen op de aarde steeds alleen maar bewijzen hoeveel niet verlost geestelijks in die scheppingen verblijft. En dit geestelijke kan niet naar believen ontwikkelingsfasen overslaan. Het moet volgens de natuurwet uit de diepte opwaarts gaan, overeenkomstig de goddelijke ordening, waarin het heilsplan van God – het terugvoeren van het afgevallene naar Hem – werd ontworpen en wordt uitgevoerd. En juist dit heilsplan van God vereist eeuwigheden en het vraagt steeds weer nieuwe scheppingen, daar anders de wisseling van de uiterlijke vorm niet zou kunnen plaatsvinden, die steeds weer noodzakelijk is om het geestelijke de gelegenheid te geven dienend werkzaam te zijn, waardoor de positieve ontwikkeling wordt gewaarborgd. Het voortdurende ontstaan en vergaan in de natuur is een gebeuren volgens goddelijke ordening, dat zich naar de wetten van de natuur voltrekt.
Maar van tijd tot tijd vinden ook voorvallen van geweld plaats naar de wil van God, om steeds weer de harde materie op te lossen en het geestelijke daarin los te laten, dat zijn ontwikkelingsgang nu in gemakkelijker uiterlijke vormen moet aanvaarden, en tegelijkertijd weer gevallen geestelijks te vangen en te kluisteren in de hardste vorm. En de aarde zal nog eeuwige tijden voor deze taak moeten dienen. Ze zal wel steeds weer worden omgevormd, maar niet kunnen vergaan. Want tot ook het laatste geestelijke op deze aarde belichaamd zal zijn, is voor u mensen een onvoorstelbaar lange tijd nodig, die u goed met het woord “eeuwigheid” zult kunnen aanduiden. En toch zult u ook kunnen spreken van een ondergang van de aarde. Want wat voor u ligt, betekent voor u mensen een beëindiging van uw leven. Want niets zal in leven blijven. Mensen en dieren zullen hun leven verliezen, uitgezonderd de kleine schaar van diegenen, die worden opgenomen om dan weer op de nieuwe aarde de stam te worden van het menselijke geslacht dat de nieuwe aarde moet bevolken zoals het Gods wil is.
Amen
BD.7269
29 januari 1959
(Persoonlijk)
Neem alles berustend op je, zorgen en nood, vreugde en leed, gezondheid en ziekte, want alles komt uit mijn hand. En Ik zal je niets anders opleggen dan dat, wat nuttig is voor je zielenheil. Maar Ik bepaal voor alles ook de tijdsduur, en daarom is het goed en juist aan Mij over te laten wanneer ik een toestand beëindig of wil laten beginnen, want alleen wat Ik voor jou juist acht, kan je tot zegen zijn. Geef je dus vol vertrouwen over aan je Vader van eeuwigheid, opdat Hij je vasthoudt in Zijn hand, en de weg die je gaat zal waarlijk juist zijn en tot het doel leiden. Jij kent de weg niet, maar Ik ken hem en leid je, zodat je onbezorgd kunt zijn, wat er ook komen mag. Toch zal je opgelegd blijven een klein kruis te dragen, en dit kruis is slechts bedoeld voor je vervolmaking. En je wil moet dit aannemen als zijnde opgelegd door Mij, die waarlijk weet wat je kunt dragen. Dat Ik je denken te allen tijde juist leid, daar kun je zeker van zijn. En wat je daarom doet in mijn naam, zal ook niet zonder zegen blijven, zowel geestelijk als ook aards, waaronder het lichamelijk welbevinden dient te worden verstaan.
Zolang je Mij ten dienste staat, zul je deze dienst ook kunnen verrichten. Want mijn liefde draagt vaderlijk zorg en ook als huisvader schenk Ik mijn knechten alles wat ze nodig hebben om voor Mij te kunnen werken, zolang ze Mij willen dienen en Ik van hun diensten gebruik maak. Ga daarom opgewekt de toekomst tegemoet, die steeds draaglijk voor je zal zijn, zolang je je toevertrouwt aan Mij en mijn liefde.
Amen
BD.7271
31 januari 1959
Heeft de mens een vrije wil?
De menselijke wil gebied Ik niet, maar Ik laat hem zijn vrijheid. En of u, mensen ook steeds weer uw vrije wil in twijfel zou willen trekken, toch is uw denken en willen vrij. En dat zult u niet kunnen ontkennen, ook niet als de uitvoering van datgene wat u wilt u door andermans wil wordt verhinderd of ook door het lot tegengegaan.
Uw denken en willen is echter de uitdrukking van uw innerlijkste gevoelen, dat u iedere richting geven kunt. Want dat ligt in uw macht en wordt niet bepaald door het willen van iemand anders. Wanneer u, mensen u meer met de vrijheid van uw wil zou bezighouden, dan zou u ook uw aardse leven leren beschouwen als, bij wijze van spreken, uitwerking van uw wil. Maar u maakt juist de omgekeerde gevolgtrekking. Uw levensloop met al zijn gebeuren ziet u aan als bewijs voor de onvrijheid van uw wil omdat hij vaak niet overeenkomt met uw wensen en u dit als dwang op uw wil beschouwt – wat echter in waarheid alleen uw verkeerde wil veroorzaakt heeft, hoewel van Mij uit in een zodanige vorm gebracht die voor u dienstig is, ook als hij uzelf niet bevalt. Maar ook in de meest netelige situatie kunt u steeds nog vrij denken en willen. Het realiseren van een daad is echter pas de volgende stap van uw wil, die Ik echter ook maar zelden tegenstand bied, integendeel, u ook zo mogelijk daar de vrijheid laat, die evenwel met beperking verbonden is. En zo kunt u dus in vrijheid uw aardse levenssituatie proberen te regelen, u kunt ze zelfs in andere banen leiden. U kunt alles doen om uzelf totaal veranderde levensomstandigheden te verschaffen en dit zal u ook vaak lukken en vaak ook niet, want zonder mijn wil of mijn toelaten kunt u niets doen, wat echter nooit uw wilsvrijheid opheft.
U moet daarom onderscheid leren maken tussen de vrije wil en de mogelijkheid die uit te voeren. Zolang u dit laatste alleen als vrije wil aanvaardt, had u het wel juist want dit is steeds nog afhankelijk van mijn wil of mijn toelaten. U hebt u echter eens alleen voor uw wil te verantwoorden, die niet van de daad afhankelijk is, maar eveneens wordt beoordeeld naar: hoe en of hij gebruikt is. Want wil en daad horen wel bij elkaar, maar de wil zonder de daad is geen wil wanneer de mens zelf de uitvoering achterwege laat of vermijdt.
En dat moet u kritisch bij uzelf in het oog houden en daarom wordt u steeds weer de betekenis van een vrije wil voorgehouden, die u, mensen niet kunt loochenen wanneer u ernstig nadenkt over wat onder “vrije wil” is te verstaan. Uw innerlijkste denken en willen is uw meest eigen bezit en geen mens kan u het richting geven aan uw denken en willen beletten. Uzelf moet u daarom ook verantwoorden, want de vrije wil is een heel belangrijke factor in het aardse leven, een factor die aan mijn heilsplan ten grondslag ligt, die aanleiding was van de vroegere afval van Mij en die ook weer de uiteindelijke terugkeer naar Mij moet bewerkstelligen, anders zou het werk van het terugbrengen allang voltooid zijn, wanneer mijn wil het alleen voor het zeggen had dat mijn schepselen de weg naar Mij moesten gaan in ’n vastgestelde tijd.
Maar daar de vrije wil van de mens dit zelf bepaalt, is het daarom ook zo buitengewoon belangrijk dat de mensen steeds weer opheldering gegeven moet worden die nog een vrije wil ontkennen en die zichzelf daarom niet bewust zijn van de grote verantwoording die ze dragen. Ze laten zich drijven en geloven willoze schepselen te zijn tegenover Mij, hun God en Schepper, die hen toch eens in vrijheid had geschapen en hen ook weer helpen wil de vrijheid te verkrijgen die ze in het allereerste begin bezaten.
De vrijheid van de wil is dus niet alleen een geloofsopvatting, veeleer kan de mens zich door ernstig nadenken de zekerheid verschaffen welke betekenis de vrije wil voor hem heeft en hij zal dan zijn levenswandel bewust leiden en zeker ook Mij, zijn doel, bereiken.
Amen
BD.7272
1 februari 1959
Gods liefde volgt de mens tot hij zelf zijn hart opent
U zult eeuwig mijn liefde niet kwijtraken, al houdt u zich nog zo ver van Mij verwijderd. Want u bent uit mijn liefde voortgekomen en uw oersubstantie is en blijft liefde, zoals ook mijn oerwezen liefde is. Maar zolang u zelf Mij nog weerstand biedt, ondervindt ook mijn liefde een zekere weerstand, waartegen ze niet vanzelf optreedt. Mijn liefde wacht af tot u zelf de weerstand opgeeft en zich vrijwillig naar Mij keert. En dat moet gebeuren tijdens de duur van uw leven op aarde als mens, waarin u met verstand en vrije wil bent begaafd. Want deze laatste zult u Mij bewust moeten toekeren en u dus daardoor openen voor de toestraling van mijn liefde.
Zolang u dit niet doet, zolang u zich nog van Mij afwendt, kan mijn liefde niet in u werkzaam worden. U zult dus niets van mijn liefde merken. En toch gaat ze naar u uit en volgt ze u ook in tijden van weerstand. Ze geeft u niet op, omdat de liefde onophoudelijk de aaneensluiting zoekt met het voorwerp van haar liefde. Maar daar deze alleen vrijwillig van u uit kan geschieden, omdat mijn liefde daar te allen tijde toe bereid is, volgt ze u onafgebroken en tracht ze u te bewegen eveneens liefde te zoeken, die dan waarlijk in de meest rijke mate in u zal stromen.
Lukt het me maar, uw denken en willen op Mij te richten, dan kan Ik u ook opmerkzaam maken op de God die uw Vader wil zijn. Ik kan u alle werken onder ogen brengen. Ik kan u door de scheppingswerken opmerkzaam maken op een Wezen, dat u liefheeft en u vreugde wil bereiden. En Ik kan in u dan langzaam de liefde voor dit Wezen ontsteken. Ik kan Mij zelf als de Vader aan u bekendmaken, die in liefde graag alles voor u wil doen om u gelukkig te maken.
En Ik heb u gewonnen, zodra u zich zelf door mijn liefde voelt aangeraakt, zodra u nadenkt over de God en Schepper, die uw Vader is van eeuwigheid. Houden zulke gedachten u maar eenmaal bezig, dan heb Ik wortel geschoten in uw hart. En u zult Mij dan ook eeuwig daar niet meer uit kunnen wegdringen, zelfs niet wanneer u voor enige tijd uw gedachten weer naar de wereld keert. Maar de God die u eenmaal als Vader hebt herkend, Hem geeft u dan zelf niet meer op. Want Ik heb u lief en mijn liefde houdt u gevangen, wanneer ze maar eenmaal in uw hart kan ontbranden.
Het was een lange weg die u moest gaan om in het stadium van het zelfbewustzijn ook Mij te kunnen leren herkennen. Maar hebt u Mij eenmaal herkend als het Wezen uit wie u eens bent voortgekomen, dan bent u ook spoedig aan het einde van uw ontwikkeling gekomen. Want dan kan mijn liefde u vastpakken. En u zult dit voelen, omdat u niet meer loskomt van de gedachte aan Mij, omdat u zich steeds weer naar Mij zult keren, naar wiens liefde u nu verlangt en die u ook zeker wordt verleend.
En kunt u nu zelf ook Mij liefhebben, dan is de band al tot stand gebracht, die het doel is van ieder mens op aarde. Dan is mijn liefde in u ontbrand. En wat ze vastpakt, geeft ze voor eeuwig niet meer op.
Omdat Ik zelf de liefde ben, moet Mij eens ook het werk van het terugbrengen lukken. Want ook uw oersubstantie is liefde, die ook eens van zichzelf bewust wordt, die ontbranden zal zodra er een vonk is ontstoken. En deze liefdesvonk is ieder mens in zijn hart gelegd. En komt hij met mijn liefdevuur in aanraking, dan moet hij ontvlammen en trachten zich met het vuur van de eeuwige Liefde te verenigen, omdat de liefde de aaneensluiting zoekt en niet eerder rust tot ze deze is aangegaan.
Eens zult u allen de mijnen worden op deze weg van de liefde. En om de tijd van de scheiding tussen ons te verkorten, die uw vrije wil moet opheffen, volgt mijn liefde u, tot u zich omkeert en u voor Mij ontsluit, tot u zelf uw hart voor Mij opent, waarin mijn liefde nu binnen straalt met het helderste licht, tot het vuur van mijn liefde u helemaal doet stralen van geluk en u één bent geworden met de eeuwige Liefde, met Mij zelf, uw Vader van eeuwigheid.
Amen
BD.7274
4 februari 1959
Hoe moet een juist gebed zijn?
Alles zult u door Mij kunnen bereiken wanneer u daar op de juiste manier om vraagt. U moet niet eisen, maar in alle deemoed van uw hart Mij erom vragen, dat Ik u zal mogen helpen in aardse en geestelijke nood. En u moet geloven dat Ik u help omdat Ik u liefheb. Een juist gebed in geest en in waarheid verlang Ik dus, om u dan echter ook bij te kunnen staan naar uw geloof. Wat het ook mag zijn, Mij is alles mogelijk, zelfs wanneer u mensen het niet meer voor mogelijk houdt. Maar mijn macht is onbeperkt en mijn wijsheid ziet ook alles vooruit en kan daarom altijd tot heil van uw ziel werkzaam zijn. En mijn liefde zal het ook doen, want u bent toch mijn kinderen aan wie Ik niets ontzeg wat voor hen bevorderlijk is. Een juist gebed is het gebed dat mijn oor bereikt omdat u uw best doet Mij in u aanwezig te laten zijn, wanneer u zich van uw eigen zwakheid bewust bent en Mij smeekt om kracht en hulp voor u. Zo’n gebed verklinkt niet aan mijn oren, omdat het in diepste deemoed tot Mij is gericht.
Maar wie eist, die bidt niet juist. En vele gebeden zijn een eis die de mond eruit kraamt omdat de mens zich inbeeldt dat er alleen het aangesproken worden door de bidder voor nodig is om binnen de zegen van een gebed te vallen. Het zijn niet de woorden, maar het is het gevoelen van het hart dat het gebed de diepte en de geest geeft. Het is altijd alleen de innige verhouding met Mij die de mens die juist bidt aangaat. En hem wil Ik verhoren. Daarom volstaan maar weinig woorden om mijn oor te treffen en door Mij te worden aangehoord. Maar lange vormgebeden zijn Mij een gruwel, want de mens zal met zijn gedachten niet bij zijn woorden blijven, alleen zijn lippen spreken en de gebeden dringen niet tot Mij door. Ze worden vergeefs gesproken en zijn alleen geschikt om het geloof van de mensen nog meer te verdringen, want daar Ik zulke gebeden niet kan vervullen, wordt ook het geloof in een machtige, wijze en liefdevolle God ondermijnd. Het zal steeds meer verloren gaan, omdat Ik alleen de innige band verlang die het hart tot stand moet brengen en die dan ook mijn tegenwoordigheid in de mens waarborgt en Ik Me nu als Vader aan mijn kind openbaar, doordat Ik zijn verzoek vervul. Leer juist bidden. Want wat u tot nu toe bidden noemde, is geen echt gebed in geest en in waarheid. Geloof Mij, dat Mij een korte diepe zucht liever is dan urenlange gebeden die zo mogelijk nog in opdracht worden verricht en niet vanzelf uit het hart van een mens opstijgen. Maar weinig woorden zijn voldoende, wanneer het hart erbij betrokken is wat de mond uitspreekt of wat een mens al denkend bezig houdt. Dan zal Ik mijn oor niet sluiten. Ik zal helpen en verlenen waar het kind dat tot zijn Vader smeekt ook maar om bidt.
Amen
BD.7278
9 februari 1959
Noden en angsten van de mens Jezus
Ook Mij is de weg over de aarde als mens soms zwaar gevallen. Want Ik was aan dezelfde wetten onderworpen als u mensen. Ik moest tegen dezelfde zwakheden en verzoekingen strijden. En het was niet altijd gemakkelijk deze het hoofd te bieden, ofschoon mijn hart vervuld was van liefde en daarom ook de goddelijke kracht Mij doorstroomde wanneer Ik ze nodig had. Maar tijden van geestelijke nood behoorden ook tot mijn levensweg. En zou Ik ze ook niet hebben gevoeld als u, dan zou Ik ook niet ‘mens’ zijn geweest, net als u.
Mijn ziel moest het proces van de vergeestelijking op aarde doormaken, die naar de volkomen vereniging met de Vader leidde, naar een volledige eenwording met Hem. Mijn ziel was wel van boven, maar ze had vlees aangenomen van de aarde met alle onrijpe substanties, waaruit elk materieel omhulsel eigenlijk bestaat. En al deze substanties moesten zich vergeestelijken, want het lichaam werkte met zijn wensen en begeerten uitermate op de ziel in, die zich aan deze verzoekingen niet kon onttrekken, maar tegen hen stand moest houden, zoals het eveneens de ziel tot taak is gesteld van de mensen, die de weg van de navolging van Jezus willen gaan om vrij te worden van zonde en dood. Maar het waren zware gevechten die Ik had te doorstaan. En mijn gang over de aarde drukte vaak als een enorm grote last op Me en wilde Me doen aarzelen of Ik ooit deze gang tot het einde toe zou kunnen gaan. Uit de liefde putte Ik steeds weer de kracht.
Want krachtens mijn liefde en haar uitwerking zag Ik ook de zware weg in die Ik had te gaan. Ik zag vooruitblikkend het lijden en sterven aan het kruis. En Ik zag ook de geestestoestand van de mensen die Mij aan het kruis sloegen.
En toch moest Ik mijn weg vervolgen tot aan het einde.
Ik moest steeds weer proberen mijn angsten en zwakheden meester te worden en Me aan de Vader vastklampen, dat Hij Me sterkte in elke nood van het lichaam en de ziel. Want Ik heb al deze noden ondergaan net als u, en nog veel sterker, omdat het leven te midden van de zondige mensheid al een kwelling was voor Mij, die in alle zuiverheid midden onder diegenen wandelde, voor wie Ik wilde lijden en sterven. Maar hoe rijper mijn lichaam werd, hoe inniger mijn ziel de aaneensluiting vond met de Vader die in Mij was, des te duidelijker werd voor Mij ook mijn missie, die Ik wel als mens begon, maar als God beëindigde en die Ik ten einde kon brengen, omdat de kracht in Mij voortdurend toenam, evenals ook de liefde voor de ongelukkige mensheid groter werd, hoe dichter Ik bij het einde kwam. En de liefde was de kracht die Mij het verlossingswerk deed verwezenlijken. De liefde was de Vader in Mij, wiens wil Ik wilde vervullen om mijn gevallen broeders te helpen. Ik ging bewust mijn weg over de aarde. In het begin waren er slechts vage voorgevoelens en soms heldere gedachten en innerlijke waarnemingen. Maar hoe meer de vergeestelijking in Mij plaatsvond, des te duidelijker stond het verlossingsplan Mij voor ogen, waarvoor Ik uit het lichtrijk was neergedaald naar de aarde. Maar zolang er nog iets menselijks aan mijn lichaam kleefde, moest Ik ook menselijk lijden en menselijke kwellingen verdragen, waarbij niet in de laatste plaats de innerlijke benauwenissen hoorden om niet tegen mijn opgave opgewassen te zijn. Want Ik wist wat het wilde zeggen wanneer Ik faalde in de strijd tegen hem, die uw aller vijand was en is en blijven zal nog eeuwigheden door. Maar Ik heb de zege over hem behaald. Ik ben de strijd aangegaan met ontzettende pijnen en onuitsprekelijk lijden. En Ik werd steeds sterker, omdat ook mijn liefde steeds meer toenam voor u, die zult moeten lijden tot u vrij bent van hem en zijn macht. Mijn kracht nam toe, zoals mijn liefde toenam.
En zo weet u mensen ook dat u alleen uit de liefde kracht kunt putten voor uw taak op aarde. Want mijn tegenstander zal steeds proberen u zwakker te maken, doordat hij u aanzet tot liefdeloosheid, doordat hij u op elke manier zal willen verhinderen werken van liefde te verrichten, om u zwak te houden.
Maar denk dan aan Mij, dat ook Ik heb geworsteld tegen hem, dat hij ook Mij trachtte te verzwakken door angsten en bange vragen, of Ik wel de kracht zou opbrengen voor mijn missie. En keer u dan alleen tot Mij, dat Ik u zal helpen, dat Ik u sterker maak tegen de vijand van uw ziel en dat Ik u kracht geef voor elke strijd om het bestaan, zij het van aardse of geestelijke aard.
En u zult niet tevergeefs vragen, want wie Mij aanroept in zijn nood, die zal Ik waarlijk ook verhoren.
Amen
BD.7279
10 februari 1959
God is een “God van liefde”, niet een god van toorn
Mijn liefde en erbarmen zal het niet toelaten, dat een wezen zich eeuwig in de dood bevindt, dat het eeuwig is blootgesteld aan de kwellingen van de hel, dat het eeuwig niet wordt verlost. Er bestaat geen eeuwige verdoeming en ook mijn eerst geschapen wezen – nu mijn tegenstander – zal eens weer door Mij worden aangenomen en kunnen binnengaan in hoogste gelukzaligheid, wanneer de tijd daar is. Want Ik ben een God van liefde, maar niet een god van toorn, die alles meedogenloos verdoemt, wat zich eens tegen hem heeft gekeerd. Maar een God van liefde straft niet, integendeel, Hij tracht het gevallene op te richten, Hij probeert het op te heffen uit de diepte omhoog, Hij wil dat het verlorene weer de weg terugvindt naar Hem, bij wie het te allen tijde liefdevol onthaal vindt, omdat Ik en God van liefde ben. En zo zal nooit de toestand van gescheiden zijn van mijn eens gevallen schepselen eeuwig duren, deze zal eens beëindigd zijn en de innigste gemeenschap zal ieder wezen weer met Mij verbinden, zoals het eens in het allereerste begin was.
Maar de perioden van een scheiding kunnen onmetelijk lang zijn. Het wezen kan zich wel eeuwigheden verwijderd van Mij – en dus in een ongelukkige toestand – bevinden en het bepaalt zelf de tijdsduur van het zich afkeren van Mij. Dus schept het voor zichzelf ook de toestand van de hel, want niet Ik verdoem het wezen vanwege zijn vroegere zondenschuld, maar het wezen zelf schept voor zich de afstand van Mij; het wezen zelf stuurde op de verwijdering aan en moet daarom ook zelf streven naar het dichter bij Mij komen, omdat het door Mij in het allereerste begin vrij werd geschapen en deze vrijheid van hem heeft misbruikt. Daarom komt het eens weer in de toestand van vrijheid en moet het dan dus ook de terugkeer naar Mij bewerkstelligen. Een toestand, die het wezen voor zichzelf heeft geschapen, moet het ook zelf beëindigen, wil het weer een waarachtig gelukzalig wezen worden en niet slechts een marionet zijn, die mijn wil op een plaats stelt, die het niet zelf heeft gewenst.
Het wezen is zo lang in de toestand des doods, als dat het zich op afstand van Mij bevindt. En mijn wil is en blijft: het wezen het leven terug te geven, dat het verloor door eigen schuld. Dus kan er geen sprake zijn van een verdoemenis mijnerzijds, die Mij als een onbarmhartige rechter voorstelt, die een schuld met de meest verschrikkelijke straf oplegt: eeuwig van Mij gescheiden te zijn. Mijn Wezen is liefde en zelfs het zondig geworden schepsel bezit nog mijn liefde, omdat mijn natuur vanuit haarzelf niets anders dan liefde kent. En liefde wil steeds gelukkig maken, maar nooit straffen of verbannen, want u bent mijn kinderen, die Ik vanuit mijn liefde schiep en die ook mijn liefde altijd en eeuwig zullen bezitten, ook wanneer ze zich op de meest grote afstand van Mij bevinden. En wanneer ze zich in de hel bevinden, wanneer ze massaal samenscholen in een werkelijk satanische gezindheid, dan probeert mijn liefde hen ook nog te redden en ze los te maken van mijn tegenstander, die ze nog aanhangen. En alles probeer Ik om ze weer terug te winnen en aan hun heer te ontrukken. Maar dit gaat niet gedwongen, maar eist ook hun eigen wil en deze is het, die de tijdsduur van hun scheiding van Mij vaak eeuwigheden laat beslaan en waardoor u, mensen, dan een “eeuwige verdoeming voor geloofwaardig houdt, wanneer u zo onderricht wordt.
U moet steeds aan mijn liefde denken, die niet ophoudt. En een liefdevolle Vader zal Zijn kind niet eeuwig aan Zijn vijand en tegenstander overlaten. Een liefhebbende Vader zal Zijn kind achterna gaan, waar het ook is, en het steeds een weg wijzen, die weer terugvoert naar Hem in het vaderhuis. Maar de rechtvaardigheid gebiedt ook, dat het kind deze weg zelf moet gaan, omdat het zich juist op deze weg eens verwijderde van zijn Vader. De rechtvaardigheid gebiedt, dat het kind zijn ongelijk inziet en de Vader berouwvol smeekt, dat Hij hem zou willen helpen, de verre en zware weg te kunnen afleggen.
En Ik zal waarlijk niet aarzelen, dit kind te hulp te komen. Ik zal het tegemoet gaan en alles doen, om zijn terugweg korter te maken, maar Ik zal het ook steeds de vrije wil laten, eveneens de nabijheid van de Vader te zoeken, zoals Ik de nabijheid van mijn kind zoek en het altijd ter beschikking sta. Want mijn liefde duurt eeuwig, daarom wil Ik niet eeuwig van mijn kind gescheiden zijn. Maar het moet Mij ook zijn liefde schenken en dan wordt het waarlijk vanuit de dood tot leven gewekt, het zal leven in eeuwigheid in mijn rijk en gelukzalig zijn.
Amen
BD.7280
11 februari 1959
Voorwaarden voor het bereiken van het kindschap Gods
Ieder van u die het kindschap Gods wil bereiken, is de gang over de aarde beschoren, maar niet ieder van u bereikt het. Veeleer zijn het er maar weinige van wie de gang over de aarde zo succesvol is, dat ze van hier kunnen heengaan als ware kinderen die de Vader kan opnemen in Zijn rijk. Want er moet aan voorwaarden worden voldaan die voor de mensen wel te verwezenlijken zouden zijn, maar die toch teveel zelfoverwinning kosten om door alle mensen serieus te worden genomen. Vereiste voor het bereiken van het kindschap Gods is een leven in liefde, dat een hoge graad van rijpheid als gevolg heeft. En tot zo een werkzaamheid in liefde zijn maar heel weinig mensen bereid. Maar het is niet iets dat onmogelijk is. Van God uit wordt niet iets geëist, wat voor de mens niet te vervullen zou zijn.
Maar het kindschap Gods verzekert het wezen van een onmetelijk gelukzalig bestaan in de onmiddellijke nabijheid van de Vader.
Wat dat betekent kan u niet volledig duidelijk worden gemaakt. Maar dit is een lot dat de hoogste gelukzaligheid belooft aan het wezen dat van een “schepsel” van God tot diens “kind” is geworden.
Dan heeft God Zijn doel bereikt dat Hij bij het scheppen van ontelbare geestelijke wezens al had voorbereid en dat Hem zelf eveneens onbegrensde gelukzaligheid bereidt. Maar dit doel te bereiken vereist de vrije wil van ieder afzonderlijk wezen. En daarom zullen er op aarde ook maar zelden mensen zijn die dat doel zo ernstig nastreven en geheel in liefde opgaan gedurende hun levenswandel. En toch zou ieder mens het kunnen bereiken. Want in de liefde te leven is niet zo moeilijk wanneer de mens daar maar ernstig de wil voor zou opbrengen. Maar de liefde moet ter wille van zichzelf worden beoefend, niet uit berekening, want dit laatste zou geen liefde zijn. De liefde moet in het hart worden ontstoken en nu door werkzaam te zijn in liefde steeds helderder opvlammen. Dan grijpt het vuur van de liefde snel om zich heen en pakt alles vast. Anders gezegd: wie eenmaal van binnen uit is gedreven om werkzaam te zijn in liefde, verslapt dan ook nooit, omdat elk werk van liefde een band is met de eeuwige Liefde en hem van steeds nieuwe kracht vervult, die hij wederom benut om werkzaam te zijn in liefde. Maar de mens is te zeer vervuld van eigenliefde. En zolang hij deze niet de baas wordt, dus zichzelf overwint, blijft het steeds bij proberen, maar is het nooit een serieus streven de geboden van de liefde te vervullen. Maar alleen het begin zal overwinning kosten, want een liefdevol mens kan spoedig niet meer bekoord worden door wat hij zichzelf zou willen geven.
Hij vindt zijn geluk veel meer in het werkzaam zijn in liefde voor de naaste dan in de vervulling van eigen wensen en begeerten. En deze graad moet worden bereikt, wil dan ook het bereiken van het kindschap Gods volgen, dat alleen zuivere onzelfzuchtige liefde vraagt die hem later een eindeloos diepe vreugde oplevert, zoals die door de Vader wordt bereid voor Zijn kind dat Hij boven alles liefheeft. U zult wel allen Gods kinderen moeten worden. Maar de kinderen die meteen, weg van de aarde, in de armen van de Vader terugkeren, zullen aanspraak op het erfdeel van de Vader hebben. Zij zullen onmiddellijk Zijn liefdeskracht ontvangen en daarom ook rechtstreeks door Hem worden doorstraald, wat onbeperkte gelukzaligheid betekent. Alleen de gang over deze aarde levert de eens gevallen oergeesten het kindschap Gods op, ofschoon ook de andere zielen een gelukzaligheid te wachten staat in het geestelijke rijk, wanneer ze zich tot lichtwezens op aarde of ook in het hiernamaals hebben gevormd. Maar de graad van licht van alle wezens is verschillend en de hoogste graad die op aarde kan worden bereikt is de graad van het kindschap Gods, die u allen zult moeten nastreven en die u ook zou kunnen bereiken met een goede wil en een innige band met de God en Schepper die uw Vader wil zijn.
Want deze innige band zal u kracht opleveren om uzelf te overwinnen. En bent u geheel onzelfzuchtig geworden, dan zult u steeds alleen in liefde werkzaam zijn. U zult trachten gelukkig te maken en niet aan uzelf, maar steeds alleen aan de medemensen denken. En dan zal de graad van liefde zich verhogen en de aanwezigheid van God zal u verzekerd zijn, die er ook garant voor staat dat u de Vader nabij bent.
Want de Vader verlangt naar Zijn kinderen, die Hij een eeuwig leven in onbegrensde gelukzaligheid wil bereiden.
Amen
BD.7283
15 februari 1959
Lichtkleed – IJverige zielenarbeid en een onverwacht einde
Ook dat wordt u steeds weer gezegd, dat u niet zult moeten dralen om aan uw zielenarbeid te beginnen, omdat u niet veel tijd meer rest. Steeds weer wordt u aangemaand elke dag te benutten voor uw zielenheil, want geen van u weet dag en uur van zijn sterven en geen van u heeft nog zeer veel tijd te verwachten, omdat het einde voor u allen als bij verrassing komt, maar vele van u niet weten of ze het einde nog meemaken of al tevoren van de aarde worden weggeroepen. U neemt zulke woorden niet serieus, wat bewijst dat u er niet in gelooft. En toch zou u er rekening mee moeten houden dat het aardse leven van ieder slechts kort kan zijn bemeten, wat de gebeurtenissen om u heen u alle dagen bewijzen. Eens zult u bitter berouw hebben van elke dag die u onbenut liet om uw ziel voordeel te verschaffen voor het geestelijke rijk, want het zijn nutteloze dagen waarop u geen enkele zielenarbeid verricht, waarop u niet uw best doet goede werken te verrichten die u alleen navolgen in de eeuwigheid.
Het is waarlijk uiterst dringend dat u deze woorden ter harte neemt, dat u zult moeten werken zolang het nog dag is, omdat de nacht u onherroepelijk overvalt, waarin u niet meer kunt werken. En u zou nog zoveel werken van liefde kunnen verrichten, dat u waarlijk voor uw ziel een graad van rijpheid zou kunnen verkrijgen die u het binnengaan in hoogste gelukzaligheid verzekert. U zou voor uw ziel rijkdommen kunnen verwerven waarmee u dan kunt werken in het geestelijke rijk. U zou u waarlijk een lichtkleed kunnen verschaffen en hoefde dan het binnengaan in het rijk hierna niet te vrezen. Maar u doet het niet omdat u er niet in gelooft dat uw levenswandel op aarde na uw lichamelijke dood eens gevolgen zal hebben.
En daarom wordt het u steeds weer gezegd, dat u niet zult moeten treuzelen uw ziel aan een lichtkleed te helpen, dat u zich alleen op aarde kunt verschaffen door ijverige zielenarbeid, door een leven naar de wil van God, door het nakomen van Gods geboden van de liefde, door een voortdurend strijden tegen en bestrijden van de zwakheden en begeerten die uw ziel omlaag trekken en haar niet in hogere sferen laten opstijgen, wanneer ze eenmaal vrij wordt van de keten van het lichaam. Dan kan ze eveneens nog geketend zijn aan de materie door haar verlangen hiernaar en dan zal ze geen gelukzalige verblijfplaats vinden in het hiernamaals, maar nog lang onder het verlangen naar aards-materiële goederen te lijden hebben. Ze zal zich niet uit die sferen kunnen verheffen waarin ze vertoefde tijdens haar leven op aarde en haar toestand zal beklagenswaardig en ongelukkig zijn.
En u zou zoiets kunnen verhinderen. U zou na uw dood kunnen opstijgen tot lichte hoogten, wanneer u de aanmaningen en waarschuwingen ter harte zou nemen. Wanneer u acht zou slaan op uzelf en alles zou willen doen om fouten en zwakheden af te leggen en de aanklevingen los te maken waar de ziel door is omhuld en blijven zal wanneer u mensen de vaste wil ontbreekt om zielenarbeid te verrichten. U zult alleen maar in de liefde hoeven te leven, en al het andere zal dan vanzelf in orde komen. Want zodra eenmaal de eigenliefde is overwonnen en veranderd in onbaatzuchtige naastenliefde, zullen ook alle zwakheden en begeerten wegvallen en de ziel zal zuiver en helder worden omdat de lichtstralen binnen kunnen dringen en de ziel nu zeker is van een lichtkleed, zodat ze nu waarlijk de dood niet hoeft te vrezen, ook al komt hij plotseling en onverwachts op haar af en wordt haar aardse bestaan vroegtijdig beëindigd. Want zodra de mens de arbeid aan zijn ziel zal verrichten, heeft hij ook de zin en het doel van het aardse leven ingezien. En zijn ziel heeft een graad van liefde bereikt, die haar nu de toegang in het lichtrijk mogelijk maakt, wanneer het uur van het afscheid van deze aarde is gekomen.
Amen
BD.7285
17 februari 1959
Ieder mens kan Gods eindeloze liefde herkennen
U moet u alleen bewust worden van mijn eindeloze liefde voor u. En dan zult u ook in uzelf de vonk van liefde ontsteken die tot vlam wordt en weer naar Mij overslaat. En Ik wil alleen bereiken dat de liefde in u ontvlamt die ons dan weer voor eeuwig zal verbinden, zoals de liefdeloosheid u eens van Mij scheidde. En dat Ik u liefheb zou u steeds weer duidelijk kunnen worden, wanneer u alles om u heen en ook uw hele aardse bestaan zou beschouwen denkend aan Mij, Die uw lot stuurt, Die alles heeft geschapen wat uw ogen en zintuigen verlustigt, voor zover het niet de middelen van mijn tegenstander zijn om u aan de aards materiële wereld te binden. Maar u zult uit alles Mijn liefde voor u kunnen opmaken, als u maar met open ogen om u heen kijkt. Zou mijn liefde u niet vasthouden, dan zou er rondom u een onvoorstelbare chaos zijn. Want uw aardse bestaan zou al elke ordening laten ontbreken, daar Ik volgens de natuurwet moet heersen, ook bij diegenen die hun wil geheel van Mij hebben afgekeerd. Dezen zouden de opperheerschappij hebben en alles vernietigen wat de medemensen nog moet dienen voor hun positieve ontwikkeling. Maar mijn liefde roept hun een halt toe en verhindert ze door de wetten der natuur om eigenmachtig op te treden, wat u allen buitengewoon zou schaden. Maar u mensen herkent vaak niet mijn regeren en werkzaam zijn, terwijl het toch openlijk aan het licht komt, omdat u alles als heel natuurlijk beschouwt en u de genoegens aanvaardt als vanzelfsprekend. En toch is het liefde die uitgaat naar u, mijn schepselen die Ik tot mijn kinderen wil maken en die daarom mijn liefde moeten beantwoorden, opdat Ik Me met hen aaneen kan sluiten, zoals het was in het allereerste begin. Mijn liefde voor u is nog niet minder geworden en zal ook eeuwig niet ophouden.
Doch u zult ze niet gewaar worden, zolang u zelf zonder liefde bent en u zich niet openstelt voor de straling van mijn liefde. Maar wanneer u zich eenmaal bewust zult worden van mijn grote liefde voor u, dan smelt het ijs om uw hart en dan heeft de straling van mijn liefde gewerkt.
U begint mijn liefde te beantwoorden. U ontsteekt de vlam van liefde in u en het nu oplaaiende vuur tracht zich te verenigen met het eeuwige liefdesvuur. U mensen zou er alleen acht op moeten slaan hoe vaak een genadig lot u behoedt voor ongewoon verdriet en lijden. U zou meer acht moeten slaan op alles in uw leven wat mooi is en gelukkig maakt en u zou dankbaar moeten denken aan Diegene Die het u laat meemaken.
U zou acht moeten slaan op elk kleinste voorval in uw leven dat op de wijze leiding van uw hemelse Vader wijst en u zult moeten weten dat er niets gebeurt zonder mijn wil of zonder dat Ik het toelaat. U zult moeten weten dat Ik voortdurend aan u denk en u vanuit mijn liefde alles doe toekomen, zoals het nuttig voor u is.
U zult moeten weten dat steeds alleen mijn liefde spreekt uit al de gebeurtenissen die u overkomen.
En wanneer u zich nu volledig bewust bent van mijn liefde, dan zal ook in u het vurige gevoel van liefde tot Mij ontbranden. Dan zult u met Mij in verbinding willen treden. U zult de kring van mijn liefdesstroom binnen gaan en u laten bestralen met het gelukkig makende gevoel aan het hart van de Vader te rusten en veilig geborgen te zijn in Diens liefde. En dan kan Ik ook rechtstreeks op u inwerken en mijn liefde zal u verdere bewijzen geven die u alleen maar in innige verbondenheid met Mij zult kunnen beleven.
Amen
BD.7288
20 februari 1959
’t Weten van het kruisoffer in de duistere sferen
Voor alle zielen heb Ik mijn bloed vergoten aan het kruis van Golgotha. Als de zielen in de duisternis hiervan kennis nemen, dan is het ook voor deze zielen een straal van hoop, een strohalm, waaraan ze zich vastklampen, wanneer ze de wil hebben om uit hun kwelling verlost te worden en uit de hun steeds ondraaglijker wordende nood weg te komen.
Want ook in de diepste duisternis wordt soms nog licht binnen gedragen, wanneer lichtdragers in de diepte afdalen en de zielen verkondigen dat de Heiland en Verlosser Jezus Christus ook voor hen gestorven is aan het kruis. Deze lichtdragers komen weliswaar vermomd, ze verschijnen voor de zielen der duisternis als gelijksoortige zielen, die zich bezonnen hebben en overwegen voor zichzelf een uitweg te zoeken, die zich dan Hem herinneren, van wie zij in het aardse leven gehoord hebben, maar in wie zij nooit geloofd hebben.
En nu worden ijverige debatten gevoerd, weliswaar meestal tegen Mij, die het verlossingswerk volbracht als de mens Jezus, want zij zijn allen nog in de macht van mijn tegenstander, die niet wil toelaten, dat hij één van deze zielen verliest. De lichtdragers echter zijn voor hem onaantastbaar en hun argumenten overtuigen toch steeds weer enkelingen, die een uitweg zoeken en zich toevertrouwen aan die boodschappers, die voorstellen hen te leiden en dan zullen ze steeds daarheen worden geleid, waar helder licht straalt, waar hun kennis zich vergroot en zij beginnen nu hoop te scheppen, omdat zij zich in de kring van licht goed voelen, maar ook weten, dat zij zich zelf door hun instelling eerst het recht moeten verwerven, in die sfeer te mogen verblijven.
Zolang zij dit innerlijk afwijzen, kunnen zij nog niet als aan de duisternis ontsnapt beschouwd worden, ze zal zich steeds weer boven hen sluiten en hen opnieuw aan grote kwellingen blootstellen. Maar zij vergeten niet de woorden van die boodschappers, wanneer ze eenmaal daaraan hebben deelgenomen en erop ingegaan zijn, ze roepen ze toch door hun gedachten steeds weer tot zich, en steeds groter wordt het verlangen ernaar, weer in de kring van licht binnen te kunnen treden en meer te weten te komen over Jezus Christus, die ook hen verlost moet hebben en dus ook hen uit hun kwellingen bevrijden kan.
Dat is het belangrijkste voor de zielen in de duisternis, dat hun het weten over Jezus Christus en de kruisdood bijgebracht wordt, wanneer het hun tot nu toe onbekend was. Maar meestal zal slechts een kleine aanwijzing naar Hem hun herinnering wekken, op voorwaarde dat in hen het verlangen reeds gewekt is, verlost te worden uit de duisternis. Hebben zij dit verlangen niet, dan is ook elke kennis van mijn kruisoffer hen vreemd, dan hebben ook de boodschappers van liefde en licht geen resultaat, dan zijn ze nog volledig in de macht van mijn tegenstander, en dan zijn veel voorbeden nodig, om deze verstokte zieken andersdenkend te maken, want zonder Jezus Christus is er voor hen geen redding uit de duisternis.
In de laatste tijd voor het einde is het juist het voortdurende werk van de lichtwezens, die zulke zielen in de duisternis willen helpen, nog voor het einde de diepste diepten te kunnen verlaten, opdat ze niet opnieuw verbannen zullen worden in een toestand van kwellingen die hun huidige verblijf nog overtreft. En jullie gebed voor deze zielen draagt er zeer toe bij, dat hun hardheid vermindert en zij zich openstellen, wanneer hulpvaardige wezens hun een voorstel doen, om hen naar de vrijheid te leiden.
Het kruis van Christus laat overal zijn licht heen stralen, opdat het de zielen steeds meer in het geheugen zal komen, wat dat voor betekenis heeft. Maar pas de vrije wil van het wezen maakt het mogelijk, dat zich de genade van het verlossingswerk over de zielen uitstort, want de vrije wil moet bereid zijn Mij zelf in Jezus Christus aan te roepen om redding uit de diepte. En dat zal de ziel pas doen, wanneer ze onderricht heeft ontvangen, dat in haar het geloof aan mijn kruisoffer gewekt en versterkt heeft, zo dat zij nu innig daarom bidt, om door Jezus Christus verlost te worden van haar pijn, die zo lang haar ziel kwelt, totdat dit besluit in haar rijp geworden is, zich zelf tot Mij in Jezus Christus te wenden.
Dan echter wordt zij uit de duisternis opgeheven naar het licht, dat wil zeggen: zij zal de duistere plaatsen niet meer hoeven te betreden, zij wordt in de kring van lichtzoekers opgenomen en van licht vervuld en zij zal in diepe dankbaarheid zelf de handen uitsteken, om haar broeders en zusters, met wie ze de duisternis moest delen, te helpen en te redden. En zo’n ziel zal ook veel verlossingswerk gelukken, want ze is in haar drang om liefde te geven nu ijverig doende, ook aan zulke zielen het evangelie te brengen, ook hen te overtuigen van het werk van liefde en erbarmen van Hem die Zijn bloed aan het kruis vergoten heeft, om alle zielen te redden van de geestelijke dood.
Amen
BD.7290
22 februari 1959
Overwinning van de kloof in het hiernamaals: Jezus Christus
Er bestaat nog een grote kloof in de geestelijke wereld tussen diegenen die zich verre hielden van Mij in het aards bestaan en diegenen die de weg naar Mij al vonden en met een lichtgewaad binnen konden gaan in het geestelijke rijk. Dezen kunnen wel naar de eersten kijken en hun ellendige toestand overzien, maar die vertoeven in een rijk waar ze niets zien dan zichzelf of gelijkgezinde geestelijke wezens, met wie ze in onvrede en strijd zichzelf het bestaan vergiftigen en geen enkele gelukzaligheid kunnen voelen. Deze zielen zullen ook nooit hun lieve vrienden die eerder waren gegaan kunnen weerzien, wanneer dezen al in een hogere graad van rijpheid gestorven zijn. Veeleer moeten zij eerst een bepaalde graad bereiken, voordat er een gelukkig weerzien kan plaatsvinden.
Er zijn dus twee werelden die door zulke zielen worden bewoond, ofschoon het één geestelijk rijk is dat alle zielen betreden na de dood van het lichaam.
Het zijn twee werelden die heel ver uit elkaar liggen, wat niet ruimtelijk is te verstaan, maar alleen in de gesteldheid van elke afzonderlijke wereld.
Er is een grote kloof en toch moet deze kloof eenmaal worden overbrugd. Er moeten uit het lichtrijk steeds weer wezens afdalen, zonder herkend te worden en proberen hun reddingswerk uit te voeren, dat daarin bestaat dat die toch moeten worden aangespoord zich uit hun omgeving los te maken en in vrije wil de lichtwezens te volgen die ze dan steeds dichter bij hun eigen domein trachten te brengen. Dat wil zeggen: ze moeten de zielen van de duisternis tijding brengen van de goddelijke Verlosser Jezus Christus en Zijn groot werk van erbarmen, dat ook voor die zielen is volbracht, wanneer ze het zelf willen. Dan pas zal de kloof smaller worden tussen hen en Mij, tussen het rijk van de duisternis en het rijk van het licht.
Dan pas betreedt de ziel de weg die uit de diepte omhoog leidt. En dan pas zijn de genaden van het verlossingswerk werkzaam en brengen deze hen geleidelijk ook in een toestand van rijpheid, waarin ze nu zelf weer verlossingsarbeid kunnen en willen verrichten, omdat ze hun verplichting om dank te betuigen zouden willen aflossen, die hen zelf aanzet tot hulpvaardigheid aan de ongelukkige wezens die nog in de diepte vertoeven. De kloof moet overwonnen worden en er is maar één brug: Jezus Christus, de goddelijke Verlosser.
Wie de weg naar Hem inslaat, die kiest hem nu ook naar Mij, hoewel hij Mij op aarde niet wilde erkennen of nog op zeer grote afstand van Mij heeft gestaan. Alleen via Jezus Christus keert hij terug naar Mij. En daarom is Hij de brug die uit het duistere gebied naar het rijk van licht voert.
En daaraan zouden alle mensen moeten denken die op aarde wel menen met Mij in verbinding te staan en die toch nog niet de juiste instelling tegenover Jezus Christus hebben gevonden. Die zich alleen in naam christenen noemen en in waarheid geen innige band met Mij in Jezus Christus tot stand hebben gebracht. Die dus zelf nog geen beroep hebben gedaan op de genaden van het verlossingswerk en daarom ook niet kunnen spreken van een verlossing uit hun oerschuld.
Dezen zullen eveneens voor een diepe kloof staan, wanneer ze in het rijk hierna zijn aangekomen. Want ze moeten Hem eerst zoeken en vinden, de goddelijke Verlosser, opdat Hij ook hen vrij zal maken van hun schuld. Want hun belijden op aarde geschiedde alleen met de mond, terwijl het hart daar niet bij betrokken was. Maar Ik kijk in het hart. En al spreekt de mond nog zo luid en vaak mijn naam uit, Ik laat Me daardoor niet misleiden en kan de ziel niet daarheen verplaatsen waar ze in werkelijkheid niet thuishoort.
Ze zal de grote kloof voor zich zien wanneer ze naar de andere kant komt, in het geestelijke rijk. Of ook: ze zal niets zien dan wat haar aards gerichte zinnen haar voorspiegelen. En het zal alleen in haar voordeel zijn, wanneer ze spoedig in staat is zich los te maken en zich niet verzet tegen de waarschuwingen van de helpers, zodat haar zeer spoedig de goddelijke Verlosser als enige Redder uit haar situatie kan worden bekend gemaakt.
De brug moet worden geslagen. De ziel moet via Jezus Christus de weg nemen naar Mij. En ze zal zeker door Hem worden binnengeleid door de poort naar het lichtrijk, wanneer ze maar eerst de wijde kloof heeft overbrugd. Wanneer haar wil haar naar Jezus Christus toe drijft en ze nu verlossing begeert en vinden zal door Hem. Dan heeft ze ook de weg naar de Vader genomen.
Ik zal ze opnemen in Mijn rijk van licht en gelukzaligheid.
Amen
BD.7291
23 februari 1959
Voedsel voor de ziel moet worden begeerd om werkzaam te worden
Al naar verlangen zult u ontvangen. Want al wordt u ook zonder verlangen geestelijk voedsel toegevoerd, dan zal ze u niet tot voedsel dienen zolang u er geen honger en dorst naar hebt. U zult dus zelf moeten verlangen gespijzigd en gelaafd te worden, dan zal u ook de juiste voeding toekomen en uw ziel zal daardoor worden gesterkt en vooruitgaan in haar ontwikkeling. Het lichaam geeft zijn behoefte te kennen. Het meldt zich wanneer het voedsel nodig heeft om zich in stand te houden. Maar de ziel kan dit vaak niet klaarspelen, omdat ze zich maar zachtjes uit en er op haar stem geen acht wordt geslagen. Ze wordt nog teruggedrongen door het lichaam, dat eerst voor zichzelf aanspraak maakt op wat de ziel echter eveneens nodig heeft.
Maar de ziel kan geen genoegen nemen met zuiver aardse spijs en aardse drank. Ze heeft andere voeding nodig en deze moet de wil van de mens haar doen toekomen, doordat hij de ziel aan de tafel des Heren leidt waar ze onbeperkt voedsel kan ontvangen. De wil van de mens is steeds bereid om voor het lichaam te zorgen, maar het zorgen voor de ziel is veel noodzakelijker, want deze overleeft het lichaam wanneer diens uur is gekomen. Dan baten het lichaam noch spijs, noch drank, noch alle medicijn. De ziel echter blijft bestaan en bevindt zich nu in een toestand die beantwoordt aan haar verzorging gedurende haar bestaan op aarde.
U mensen zou dat steeds moeten overwegen en vanuit deze beschouwing zou u uw wil moeten aansporen om in de behoeften van de ziel te voorzien, haar spijs en drank en het juiste geneesmiddel voor haar toestand te bezorgen. Dan zal het lot van de ziel in de eeuwigheid voor haar verzekerd zijn. Ze zal geen gebrek hoeven te lijden in het rijk hierna, maar haar volkomen leven hebben. De mens moet de ziel dus bewust spijs en drank doen toekomen. Hij moet haar het woord van God overbrengen, dat het juiste voedsel is voor de ziel en haar een eeuwig leven verzekert. De mens moet zelf willen dat hij het woord van God ontvangt, opdat de ziel verzadigd en gesterkt zal worden op haar pelgrimstocht over de aarde. Dan zal ook de ziel uit het haar aangeboden voedsel de kracht putten die haar niet anders kan toekomen dan door Gods woord. En zodra de mens maar zelf begeert de stem van God te vernemen, wordt hem ook zijn verlangen vervuld.
God zelf spreekt met de mens op velerlei manieren. Hij mengt zich in de gedachten van de mens, Hij komt tot hem in de vorm van een boek, Hij spreekt door de mond van een dienaar, of ook Hij spreekt zelf met Zijn kind, zodra dit rechtstreeks naar de Vader gaat en Zijn stem wil vernemen. Aan het verlangen van de ziel wordt steeds gevolg gegeven. Geen ziel blijft zonder versterking, die haar honger probeert te stillen en naar de tafel des Heren gaat, wat echter steeds de wil van de mens teweeg moet brengen, wat dus bewust moet gebeuren, daar anders ook de meest kostelijke spijs, het rechtstreekse woord van boven, door God zelf aangeboden, geen uitwerking zou hebben op de ziel. Want wat niet wordt begeerd zou zonder verlangen een genadegave zijn die echter geen dwang uitoefent en daarom onwerkzaam blijft.
Daarom kan de mens vaak de eerdergenoemde genadegave toekomen, zonder door hem als zodanig te worden beseft. Dan maken de woorden die Gods liefde naar de aarde leidt, geheel geen indruk – die een verlangende ziel ten diepste zal raken en gelukkig maken. Maar zou de uitwerking van het goddelijke woord op alle mensen hetzelfde zijn, ongeacht hun verlangen of hun onverschilligheid, dan zou het een dwingende uitwerking hebben op de ziel. En iedere ziel zou opwaarts gaan, maar de wil zou onvrij zijn geworden, terwijl de ziel toch in wilsvrijheid moet beslissen het aan te nemen of af te wijzen.
De ziel heeft krachtige voeding nodig wil ze rijp worden en opwaarts gaan en die zal haar ook altijd worden aangeboden. Maar pas het innerlijke verlangen is doorslaggevend, welke kracht de ziel aan het voedsel onttrekt, om welke reden dus de mens ook op de hoogte moet zijn van de behoeften van zijn ziel en van de verantwoording wanneer hij haar de noodzakelijke voeding ontzegt, wanneer hij geen acht slaat op haar behoeften en de ziel zwak en ellendig is, wanneer de dood op de mens afkomt en ze uit diens lichaam moet heengaan. De ziel zelf is in haar verlangen onverschillig geweest, daar ze anders binnen in de mens drang had kunnen uitoefenen. En de ziel zelf moet nu ook de gevolgen van haar onverschilligheid dragen, want ze blijft bestaan. Zij is het eigenlijke “ik” van de mens dat niet kan vergaan. Daarom wordt de mens steeds weer onderwezen, maar ook niet gedwongen, want de ziel moet vrij beslissen in het leven op aarde en ze moet ook de gevolgen van een verkeerde beslissing nu dragen in het rijk hierna.
Amen
BD.7292
24 februari 1959
Blind geloof – Dood christendom
Het is moeilijk de mensen ervan te overtuigen dat Ik Mij niet tevreden kan laten stellen met uiterlijkheden – en hieronder versta Ik het formalistisch meelopen met menselijke zeden en gebruiken die geheel waardeloos zijn, juist omdat ze slechts een “meelopen” betekenen, overgenomen gewoontes of gebruiken die maar schijn zijn en Mij dus niet welgevallig kunnen zijn. Want Ik wil waarheid, een levend christendom. Ik wil dat de mensen ijverig meedoen en zelf meeleven, want voor het dode zal Ik nooit en te nimmer begrip hebben of mijn toestemming kunnen geven. Dood is echter alles wat de mensen zich eigen maken of van medemensen overnemen, zonder zelf eenmaal serieus daarover een standpunt te hebben ingenomen. En wanneer een mens dus door zijn opvoeding tot een bepaalde opvatting werd gebracht, heeft hij de plicht zodra hij denken kan, zichzelf een mening te vormen, en pas wat hij dan in vrije wil aanneemt of afwijst, is zijn eigen gedachtegoed waarvoor hij zich moet verantwoorden, hoe hij het benut heeft.
Maar hij zal zich ook moeten verantwoorden voor een blind geloof. Zo’n geloof zal hem nooit kunnen worden aangerekend als aan God welgevallig, want Ik kan het niet goedkeuren als gedachteloos en zonder bezwaar alles wordt geloofd en de mens zelf in het geheel niet onderzoekt wat er van hem verlangd wordt te geloven. Hij zal er zich ook nooit op kunnen beroepen door leraren zo onderwezen te zijn, want hij is, als mens die zelf denken kan, ook in staat na te denken over wat men van hem verlangt te geloven. En hij zal ook in zijn denken juist geleid worden als het hem ernst is achter de waarheid te komen. Deze ernstige wil echter ontbreekt de meeste mensen, en zij nemen daarom veel gedachteloos aan en zijn nu van mening ware christenen te zijn, wanneer zij de leerstellingen die Jezus Christus betreffen niet afwijzen. Het is echter nog lang geen geloof dat zij bezitten, want een geloof dat voor Mij waarde heeft moet levend zijn en kan alleen door een serieuze instelling verworven worden. Waar is deze echter te vinden?
De mensen nemen vaak genoegen met het eenmalig onderricht uit hun jeugd, dat zij nu in het leven meenemen en dat hen nu geloven laat dat de kennis ervan voldoende is, en zij voelen zich nu niet verder verantwoordelijk tegenover hun God en Schepper. Hoe ver bevinden dezen zich nog op een dwaalspoor en hoe leeg zullen zij eens voor Mij staan, wanneer Ik van hen verantwoording verlang voor hun aardse leven. Doch zij zijn niet te overtuigen van hun verkeerde denken, anders zouden zij zich moeite geven er dieper in door te dringen en zij zouden zich met een levendige geest bezighouden met de tot dusver dode kennis die zij bezitten.
Er zijn er maar weinige die daar geen genoegen mee nemen en op zoek gaan om de waarheid te vinden. En deze weinigen zullen haar ook vinden omdat zij in hun binnenste Mijzelf zoeken, die de eeuwige Waarheid ben. Maar alle mensen zouden kunnen Mij zoeken. Want alle mensen kunnen denken en iedere ernstige gedachte zou hen op de juiste weg leiden, daar Ik dan zelf al bereid ben mijn handen uit te strekken en allen die licht verlangen uit de duisternis in het licht te trekken. Doch zolang een mens niet inziet dat hij zich op de verkeerde weg bevindt, ziet hij ook niet om naar de juiste weg. En de mensen geloven over de juiste weg te gaan, omdat het hun ingeprent wordt door leiders die zelf nog niet de juiste weg gevonden hebben.
En zo is het aan ieder persoonlijk overgelaten, maar indirect wordt ook ieder afzonderlijk steeds weer geholpen. Hij wordt in gedachten aangespoord over zichzelf na te denken en zich af te vragen hoe hij zich wel staande zal houden als hij zich zal moeten verantwoorden tegenover Mij. En als hij bij zulke innerlijke vragen langere tijd blijft stilstaan, zal Ik ze hem ook beantwoorden, want alleen zijn wil vraag Ik, dat die zich bewust naar Mij wendt. Dan zal Ik nimmer van zijn zijde wijken tot hij op de juiste weg gaat, waar hij Mij zoekt en heel zeker ook vinden zal.
Amen
BD.7294
27 februari 1959
De strijd tegen de eigenliefde
U dient slechts een geringe mate van eigenliefde bezitten, dan zal het voor u ook gemakkelijk zijn mijn geboden van de liefde tot God en de naaste te vervullen. De eigenliefde kan niet gering genoeg zijn, want alleen deze hindert de mensen bij de onbaatzuchtige naastenliefde – die toch het voornaamste is in het aardse bestaan, wil de ziel de volmaaktheid bereiken.
De eigenliefde echter kleeft ieder mens aan als erfdeel van hem die geheel zonder enige liefde is, die zichzelf boven alles liefheeft – anders zou hij niet tot mijn tegenstander en vijand geworden zijn, die alles voor zichzelf opeist en Mij ieder gezag wil ontnemen. Hij alleen wil bezitten en iedere wijze van eigenliefde is verlangen naar bezit, dus een toestemmen in zijn plannen en het zich verwijderen van Mij, van de eeuwige Liefde.
Zolang de eigenliefde nog in de mens overheerst, zolang zal hij voor de naaste niets over hebben en zolang zal zijn wezen zich ook niet veranderen tot liefde, wat op de eerste plaats het bestrijden van de eigenliefde vereist. En zo kan het u mensen steeds alleen maar worden voorgesteld dat u nog onder de invloed van mijn tegenstander staat, zolang de eigenliefde in u nog overheersend is. En dit moest u aansporen tot strijd tegen uzelf.
U moet altijd de nood van uw medemensen en uw eigen wensen tegenover elkaar stellen en dan proberen steeds meer om uw naaste te denken, en ter wille van hem afstand te doen van uw wensen. Dan zal uw ziel een geweldige vooruitgang kunnen boeken. En u kunt eigenlijk pas aan de graad van uw eigenliefde afmeten, in welke toestand uw ziel zich bevindt. U mag nooit geloven dat u ware zielenarbeid verricht zolang u de eigenliefde in u nog niet onderdrukt hebt, die de beste graadmeter voor uw zielenrijpheid is.
Maar u kunt er zeker van zijn, dat Ik u help uzelf te overwinnen, als u tenminste de ernstige wil hebt deze graad van rijpheid te bereiken – dat u het lot van uw naaste meer aan het hart ligt dan uw eigen lot. Dan zal u ook de kracht gegeven worden, omdat Ik iedere ernstige wil zegen en u bijsta opdat u niet verzwakt in uw wil om tot voltooiing te komen. Maar zonder deze strijd tegen uw eigenliefde gaat het niet, zonder deze strijd zult u zich nooit belangeloos om uw naaste bekommeren. U zult nooit het gevoel ervaren van een liefde die gelukkig wil maken, zolang de hebzuchtige liefde u nog vervult die afkomstig is van mijn tegenstander.
En hij houdt u zolang in zijn boeien tot u zich zelf van hem hebt losgemaakt door het overwinnen van de eigenliefde, wat een groot pluspunt betekent voor uw ziel, die altijd alleen rijper kan worden als de mens vol ijver aan zichzelf werkt. Als hij altijd mijn wil tracht te vervullen, die steeds tot uitdrukking komt in mijn geboden: “Heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf!”
Amen
BD.7295
28 februari 1959
De voorloper van Jezus Christus
Wanneer u zult horen dat iemand op ongewone wijze van de Heer spreekt, dan weet u dat de laatste fase van de eindtijd aangebroken is. Dat de voorloper van Jezus Christus weer zijn opdracht volbrengt, namelijk Hem aan te kondigen die komen zal op de dag van het gericht om de zijnen te halen en de aarde om te vormen zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Hij zal geheel onverwachts verschijnen en van zich doen spreken, want de macht van zijn stem is geweldig omdat hij de mensen zal aanspreken op zo’n ernstige en betekenisvolle manier, dat vele onder de indruk komen en zijn woord in zich opnemen. Zij zien ook in dat hij het woord van God verkondigt omdat ook de tekenen die hij doet om zijn medemensen te helpen buitengewoon zijn.
Hij zal een ware “wonderdoener” zijn voor de armen en ongelukkigen, een helper in de nood die over alle mensen losbarst in de tijd dat hij zal optreden. Hij zal luid en duidelijk spreken en zal hen die hem zijn arbeiden willen verbieden niet vrezen. Des te meer zal hij allen aan de kaak stellen die tegen Gods wil spreken en handelen. Daarom zal hij gehaat en vervolgd worden door de machtigen van deze aarde, die hij onbarmhartig beschuldigt wegens hun gedrag tegenover de mensen.
Maar de kloof tussen de aardse en de geestelijke wereld is al te groot, zodat van die kant geen begrip meer te verwachten is voor hetgeen de roepende in de wereldwoestijn zal verkondigen. Zij zullen hem uitlachen en hem reeds daarom vervolgen omdat de toeloop tot hem steeds groter wordt, want er zijn toch mensen die onder de indruk komen tot ergernis van de machthebbers die tegen ieder geloof optreden.
Dat is de tijd die kort voor u ligt, en niet lang meer, of u zult van hem horen. Maar weet dan dat u standvastig moet blijven, want met zijn verschijnen zal het beslissend zijn naar welke richting u zich wendt. Want dan gaat het er alleen maar om zich voor God of voor de wereld uit te spreken, en de voorloper zal voor u een sterke steun zijn zodat u de weg tot God neemt, want overtuigend en geweldig is zijn spreken. God spreekt zelf door hem zo onmiskenbaar dat het geen mens zwaar zou moeten vallen zich bij hem aan te sluiten, omdat hij zulke duidelijke getuigenissen van zijn roeping zal geven dat de mensen daar al aan zien kunnen wie hij is.
Hijzelf weet van zijn missie, dat dit zijn laatste opdracht is voor de Heer uit te gaan en Hem met luide stem te verkondigen. Hijzelf is zich van zijn herkomst bewust en ook van zijn verschrikkelijk einde. Maar niets schrikt hem af en niets houdt hem tegen zijn missie te vervullen en die zal zeer gezegend zijn. Wie zich bij hem aansluit doet daar goed aan, want veel kracht zal hij bij hem kunnen opdoen en veel licht zal ontstoken worden aan dit grote “licht” dat overal heen zal stralen waar het verschijnt. Reeds vertoeft hij onder de levenden, maar nog is hij zich van zijn opdracht niet bewust – maar die wordt hem plotseling duidelijk en zijn aardse leven wordt daardoor grondig veranderd. Hij dient weliswaar ook nu al de Heer en beseft ook het lage geestelijke peil waarin de mensheid wegkwijnt, maar de oproep is nog niet tot hem uitgegaan – wat echter plotseling zal geschieden.
En dan treedt hij uit de hem tot nu toe omgevende stilte tevoorschijn en is zich geheel en al bewust van zijn opdracht, want de geest van God drijft hem en schenkt hem volledige helderheid over zijn missie. Nu reeds dient hij met vreugde de Heer met een overgave die hem steeds geschikter maakt voor de laatste dienst die hij de Heer wil bewijzen voor het einde, voor Zijn wederkomst.
U mensen echter moet dus alleen acht geven op hen die Gods woord verkondigen en u zult dan ook hem herkennen, die ongewoon op de voorgrond treedt. Hij wil zijn ongewone missie vervullen, namelijk het komen van de Heer aankondigen en de mensen door geweldige predikingen op hun aardse opdracht wijzen: boetvaardig te zijn en met alle ernst aan hun zielenheil te werken. Hij zal hun het einde aankondigen dat niet lang na zijn verschijnen zal komen, want de tijd is vervuld die God de mensen gaf voor hun voleinding.
Amen
BD.7297
2 maart 1959
De omvorming van de aarde
De aarde zal als hemellichaam blijven bestaan, want haar totale vernietiging heb Ik niet voorzien. Maar alles wat leeft op aarde, evenals alle scheppingen in de natuur, zullen vergaan opdat een totale reiniging van de aarde kan plaatsvinden, die in haar tegenwoordige toestand niet meer dienstig is voor de opwaartse ontwikkeling van het geestelijke. Al het geschapene in, op en boven de aarde verliest het leven. Het wordt bevrijd van de omhullende uiterlijke vorm en kan nu de weg van ontwikkeling weer verder afleggen, die in deze tegenwoordige tijd in gevaar is voor alles wat er bestaat. Want mijn tegenstander woedt op elke mogelijke manier en hij tracht ook elke ontwikkeling steeds weer te verhinderen of te onderbreken. De aarde echter moet nog eindeloze tijden lang haar opdracht vervullen, want op haar moeten de nog onrijpe wezens zich ontwikkelen tot kinderen van God.
Daarom zal de aarde als nieuw tevoorschijn komen nadat een ingrijpende omvorming heeft plaatsgevonden. Nadat al het geestelijke naar behoren gevonnist is, dat wil zeggen in de hem toegedachte uiterlijke vorm ingelijfd is, van de vaste materie tot en met de mens, die ook weer makkelijkere ontwikkelingsmogelijkheden geboden moeten worden om het doel te kunnen bereiken, namelijk ware kinderen van God te worden. Deze vernietiging op het eind is dus meteen het einde van de oude aarde – ofschoon het hemellichaam als zodanig blijft bestaan, maar alleen een totale omvorming van haar uiterlijke vorm zal ondergaan. En daarom kan en moet ook met recht op een einde gewezen worden dat niet alleen een einde is van alle beschaving, maar een einde betekent van alles wat is, dus van elk scheppingswerk op deze aarde.
En er begint weer een nieuw tijdperk, want het gehele aardoppervlak zal Ik weer opnieuw doen herleven met scheppingen van de wonderbaarlijkste aard en waaraan zich het menselijk oog weer kan verlustigen. Want Ik zal al de nieuwe scheppingen weer de wonderbaarlijkste vormen geven en de grootste verscheidenheid aan levende wezens zal Ik de mensen die deze nieuwe aarde weer bewonen, als gezelschap geven en die zal Ik hun zelf doen toekomen in liefde, wijsheid en macht. Want Ik vorm voor Mij de stam van een nieuw mensengeslacht uit hen die Ik voor die tijd van de oude aarde wegnemen kon, die Mij trouw bleven tot aan het einde en die Ik daarom uitkies voor de nieuwe generatie waaruit weer mensen moeten voortkomen die leven volgens mijn wil en bij wie Ik zelf kan vertoeven op grond van hun geloof en hun liefde.
En het zal een paradijselijk bestaan zijn, want alle nieuwe scheppingen zullen in ongekende mate de mensen met vreugde vervullen. De mensen zullen waarlijk een paradijs bewonen, een aarde die niet meer met de oude aarde vergeleken kan worden. Want ze zal alleen nog door rijpe mensen bewoond worden, die ook een mate van zaligheid kunnen ontvangen die tevoren op aarde niet gekend werd, daar de mensen al aan satan toebehoorden, om welke reden een reiniging van de oude aarde moest plaatsvinden. En deze tijd ligt voor u, en een ieder van u kan zijn wezen nog zo veranderen dat hem het grote geluk van de wegneming ten deel zou kunnen vallen. Maar het vaste geloof daaraan kan een mens maar zelden opbrengen, en ook maar weinig mensen zijn zo van liefde vervuld dat zij tot de kleine kudde behoren die Ik plotseling en onverwachts zal oproepen.
Maar voordien zal de aarde nog worden overvallen door een tijd van nood – wat voor u een zeker teken zal zijn dat de dag niet ver meer is. Wanneer u de activiteit van mijn tegenstander heel duidelijk kunt waarnemen en u zelf aan de slechte daden van zijn vazallen bent blootgesteld. Wanneer de nood zal toenemen en er u geen uitweg meer mogelijk lijkt, dan is ook het einde nabij. Dan zal Ik door mijn macht al het aartsboze vernietigen en de mijnen van de zekere ondergang redden. En die door Mij weggenomen worden zullen de ondergang van de oude aarde beleven, al kunnen zij daar zelf niet meer door getroffen worden. Maar eens zullen zij getuigen van het strafgericht van een rechtvaardige God. Zij zullen de daad van vernietiging moeten kunnen aanschouwen en nochtans Hem loven en prijzen die hen gered heeft van dat gericht.
En weer zal Ik een scheppingsdaad verrichten, want alleen mijn wil zal weer een nieuwe aarde laten ontstaan. Een woonplaats voor mijn kleine kudde, voor mijn uitverkorenen. Zij kunnen nu in vrede en vrijheid, in vreugde en zaligheid en in licht en kracht het geheel nieuwe leven leiden in het paradijs waar geen leed en pijn meer is. Want de veroorzaker van al het kwade is gekluisterd en kan de mensen lange tijd niet meer kwellen. Want een aardse periode is dan ten einde en er begint weer een nieuwe, die het talloos nog gekluisterde geestelijke omhoog moet leiden om eenmaal het uiteindelijke doel mogelijk te maken, de vereniging met Mij als mijn kind. En voor dát gebeuren staat u mensen, want de tijd die u tot vrijwording uit de vorm gesteld werd is vervuld.
Amen
BD.7300
6 maart 1959
De kortste weg is de weg via het kruis
Ik wil u de kortste weg wijzen die naar Mij leidt, terug in het vaderhuis. Het is de weg via het kruis, de weg naar Jezus Christus, die Mij als mens Jezus omhulde, opdat Ik voor u het verlossingswerk kon volbrengen, het werk van genoegdoening voor uw vroegere grote schuld van het zich van Mij afwenden. Dit werk van erbarmen volbracht mijn liefde voor u, mijn zondig geworden schepselen, die daardoor zichzelf in het grootste ongeluk hadden gestort en daaruit moesten worden bevrijd.
Mijn liefde wilde voor u de schuld overnemen en voor u boete doen, want de liefde was het enige dat deze grote schuld teniet kon doen. Uzelf had van elke liefde afgezien, u had elke straling van liefde van mijn kant afgewezen, u was totaal zonder enige liefde en omdat deze grote oerschuld juist alleen met liefde weer was goed te maken, moest mijn liefde voor u de schuld delgen wanneer Ik wilde dat u ooit weer vrij zou worden en naar Mij terug zou kunnen keren. U bent daar nu ook door mijn verlossingswerk vrij van geworden, met het voorbehoud dat het aan uzelf ligt om in vrijheid weer naar Mij terug te keren, dat u het zelf moet willen weer door Mij te worden bestraald en doorstraald met mijn liefde, die kracht is en licht en vrijheid.
Deze wil zult u dus eerst moeten opbrengen, als u in de kring van hen zult willen worden opgenomen, voor wie Ik de bitterste dood aan het kruis ben gestorven. Slechts uw wil is nodig dat u dan ook de vereiste kracht wordt toegestuurd om de weg naar Mij af te kunnen leggen, want deze weg te gaan betekent dat u gewillig bent u weer in het bereik van de zon van mijn liefde te begeven, opdat u uw tot nu toe liefdeloze wezen verandert tot liefde.
Er is dus maar één weg die weer naar Mij terugvoert, de weg van de liefde, maar die u pas dan zult kunnen gaan, wanneer deze weg naar het kruis voert, daar u anders te zwak bent, ondanks goede wil, werken van liefde te verrichten, zolang mijn tegenstander u nog in zijn macht heeft, zolang de goddelijke Verlosser Jezus Christus nog niet in uw leven is gekomen, die u alleen aan het kruis van Golgotha vindt, wanneer u zich op weg begeeft naar Hem. Want Hij alleen kan en zal uw nog zwakke wil sterken, doordat Hij u met zijn aan het kruis verworven genaden overstelpt en u zo als het ware de sterkte van wil terugkrijgt die u eens bezat en door uw val in de diepte had verloren.
Wanneer Ik u dus de kortste weg wil tonen, betekent dat, dat u absoluut met Jezus Christus in verbinding zult moeten treden, dat u Hem vraagt om versterking van uw wil, om vergeving van uw schuld en om verlossing uit uw nog gebonden toestand. En dit alles heeft ook dezelfde betekenis als een leven in liefde, met onophoudelijk werkzaam zijn in liefde, dat uw wezen geheel omvormt en u het zo weer aanpast aan het Wezen van Mij, die de eeuwige Liefde ben.
Ieder mens die zijn best doet in de liefde te leven, zal ook de ogen opslaan naar Jezus Christus aan het kruis, hij zal zich schuldig voelen en vragen om vrij te worden van zijn schuld, hij zal in de zwakke toestand van zijn ziel de weg nemen naar Jezus Christus en een beroep doen op Zijn aan het kruis verworven genaden. Hij zal zich bij Hem aansluiten omdat hij zich zelf te zwak voelt en hij zal niet verder hoeven te gaan dan naar dit kruis, omdat hij daar alles vindt wat hij nodig heeft om weer opgenomen te worden in zijn vaderhuis.
De vergeving van de zondeschuld is voor hem zeker, omdat hij ook zijn wezen heeft veranderd, zodra de gang naar het kruis een sterke innerlijke behoefte is voor hem en hij daarom ook een heel diep berouw heeft over zijn schuld. Maar deze verandering van wezen heeft niet plaats zonder de wil om lief te hebben, want het is juist de liefde, die het wezen ontbreekt en die het weer in zich moet ontsteken om zich aan mijn Oerwezen aan te passen. Maar de mens zal het ook kunnen, wanneer hij maar van goede wil is om zijn opgave op aarde te vervullen, waarvoor hem het bestaan op aarde is geschonken. De wil is alles en hij krijgt zeker versterking door Jezus Christus. Daarom echter kan de goddelijke Verlosser niet worden uitgeschakeld en daarom is de gang naar het kruis de enige grote taak van de mens, waarvan het volbrengen hem echter kracht en vrijheid, licht en gelukzaligheid verzekert, zoals het u beloofd is.
Amen
