Inhoud
BD.6501 Tekenen van en verwijzingen naar het einde
BD.6503 De beschermgeest in het leven
BD.6508 Overgave aan Jezus Christus – Heiland – Arts en Bevrijder
BD.6511 Aankloppen aan de deur van het hart – Liefde voorwaarde om aan te nemen
BD.6512 Kruisweg via Golgotha
BD.6513 Verzoening van de schuld door Jezus Christus
BD.6514 Opstanding ten leven
BD.6524 Het aardse scheppen en moeite doen voor het einde
BD.6529 Een geestelijke en aardse ommekeer is te verwachten
BD.6531 Het nederdalen ter helle – De vijandschap van Lucifer
BD.6538 Geloofsstrijd – Vijandigheden – Antichrist
BD.6540 Gods leiding en de overgave van de wil
BD.6541 De dwaalleer van de zielenslaap
BD.6543 Afgedaald in de hel
BD.6545 In het bijzonder worden zij die naar het geestelijke streven in het nauw gebracht
BD.6547 Meelopen is nutteloos
BD.6551 Het streven naar de geestesgaven – Het kenmerk van de kerk van Christus
BD.6553 De verbinding met God: in liefde werkzaam zijn
BD.6554 De voorloper van Jezus
BD.6557 Verandering van wezen – Strijd tegen verkeerde liefde
BD.6559 De juiste woordverkondiging – Gods tegenwoordigheid
BD.6568 Jezus Christus schenker van kracht en leider
BD.6569 Gebedsverhoring – Geloof
BD.6570 Mijn schapen herkennen mijn stem
BD.6573 God zelf openbaart zich in het woord
BD.6574 Aardse vooruitgang – Geestelijke achteruitgang
BD.6575 De vereniging van de geestvonk met de geest van de Vader – Jezus
BD.6577 Liefdevolle voorbede voor wereldse mensen
BD.6579 “Niemand komt tot de Vader…. ”
BD.6580 De ware vrede
BD.6582 Voorbede voor medemensen
BD.6585 De stem van het geweten
BD.6586 Motivering van de opheldering over het heilsplan en het doel van het aardse leven
BD.6587 De profetische gave is ’n charisma, dat verplichtingen oplegt
BD.6588 Logische motivering van het wereldgebeuren
BD.6590 Wereldgebeuren – Natuurcatastrofe – Geloofsstrijd
BD.6591 Kennis van de gang tijdens de voorontwikkeling
BD.6592 Verklaring voor het buitengewone genadegeschenk
BD.6596 Geestelijk laag niveau gevolg van de niet gedelgde zondeschuld
BD.6598 Zaligheid of hernieuwde kluistering – De vrije wil
BD.6599 “God blies hem een levende ziel in”
BD.6600 Met de kruisdood begon er een periode van verlossing
– * –
BD.6501
14 maart 1956
Tekenen van en verwijzingen naar het einde
Onbedrieglijke tekenen zullen u het naderende einde aankondigen, maar ze worden alleen herkend door hen die geloven – terwijl alle anderen ze als natuurlijke verschijnselen zullen verklaren en ieder mens uitlachen die er een diepere betekenis aan toekent. Maar toch wordt u mensen er opmerkzaam op gemaakt, en een ieder kan zich naar eigen goeddunken daarvoor openstellen. Dat u er echter opmerkzaam op wordt gemaakt is een onverdiende genade, want aldus kunt u aan uzelf werken omdat deze tekenen een ernstige waarschuwing voor u zijn, als u gelooft.
Het zijn dus nog laatste tijden van genade die een ieder nog beleven mag en die zijn aardse levensweg nog succesvol kunnen beëindigen, wanneer hij ze op de juiste wijze benut. En toch zullen de mensen die niet geloven onverschillig hun weg verder gaan en het einde zal hen verrassen. Onrijp zullen hun zielen het einde beleven dat onherroepelijk zal komen.
En wanneer u mensen nu voortdurend vermaand en er op gewezen wordt, dan zijn dat ook genaden waar u acht op moet slaan en die u benutten moet tot heil van uw ziel. Want steeds is het God zelf die u door zulke waarschuwingen benadert, die echter zo gegeven worden dat zij u de vrijheid van wil laten en het een ieder vrij staat met een einde rekening te houden of niet. Maar zij die geloven zijn aanzienlijk in het voordeel omdat zij hun levenswandel daarnaar richten. Zij doen moeite om volgens de wil van God te leven en tot aan het einde nog door te groeien. Maar toch is een volkomen overtuigd geloof nog maar bij heel weinig mensen te vinden, want het is een te geweldig gebeuren wat de mensen aangekondigd wordt.
Het is een gebeuren dat niemand zich kan voorstellen en dat ook nog nooit beleefd is zolang mensen deze aarde bewonen. Want alle beëindigingen van vorige verlossingsperioden speelden zich verschillend af en nooit zal hetzelfde gebeuren zich herhalen. Er zijn dus geen bewijzen mogelijk hoe het oplossen van de scheppingen voorgevallen is.
Maar het woord van God is de waarheid en Hij sprak in elk tijdperk door zieners en profeten en verkondigde wat te wachten staat, maar zonder tijdaanduiding. En daarom twijfelen de mensen steeds aan deze soort van openbaringen, terwijl zij die geloven zalig genoemd kunnen worden.
Het zal niet lang meer duren, dan zal de aarde een nieuwe fase van ontwikkeling ingaan en er begint dan een nieuwe periode met geheel andere verhoudingen en levensvoorwaarden. De mensen van deze periode zijn in een staat van rijpheid gekomen die ook andere levensomstandigheden en opgaven vraagt om hun ontwikkelingsweg te voleindigen. U kunt met zekerheid aannemen dat de tijdsduur van uw leven begrensd is, dat velen of niet de normale aardse levensduur kunnen voleinden maar eerder opgeroepen worden of in hun jonge jaren dit aanstaande einde zullen beleven. Er kan echter slechts op dit einde gewezen worden zonder bewijzen omwille van uw wilsvrijheid, maar neem deze aanwijzingen ernstig en het zal u niet berouwen.
Leef zo alsof morgen de laatste dag is, want de wereld kan u alleen maar waardeloze dingen bieden die u niet met u mee kunt nemen in de eeuwigheid. Alleen een juiste levenswandel naar de wil van God kan uw geestelijk bezit nog in die mate vermeerderen dat het einde van deze aarde de poort voor u opent tot de eeuwigheid, waarin u dan rijk gezegend aan schatten kunt ingaan. Het zal u geen schade doen wanneer u meer rekening houdt met een einde dan met een lange duur van uw aardse leven, want u leert dan nog bewust te leven op aarde. En u houdt zich dan ook bezig met gedachten aan de eeuwigheid, aan God en Zijn rijk, en u zult alleen maar naar volmaaktheid streven. Er is voor u niet veel tijd meer over, daarom gebruik ze naar uw beste vermogen en de zegen zal niet uitblijven. Want daarom wordt er voortdurend op het einde gewezen opdat u aan dit einde denkt en hiernaar leeft op aarde.
Amen
BD.6503
16 maart 1956
De beschermgeest in het leven
Aan iedere ziel is een beschermgeest ter beschikking gesteld, die haar leidt vanaf het begin van het aardse leven tot aan de dood. Maar deze beschermgeest moet ook de vrije wil van de mens in acht nemen, daar het anders vanzelfsprekend zou zijn, dat de mens zijn doel bereikt; maar hij doet alles om de ziel zo te beïnvloeden, dat ze opwaarts streeft.
Maar waar de weerstand nog te groot is moet hij zich beperken tot het afweren van onzuivere geestelijke wezens, dat ze de mens niet in bezit nemen, want dit is hem toegestaan, dat hij zich zolang tussen deze geestelijke wezens en de mens stelt, zolang als de mens zelf niet naar hen verlangt, dat wil zeggen: zolang als hij nog geen ongewone slechte gewoonten en begeerten in zich opwekt die het dan zulke geesten mogelijk maken bij hem binnen te komen. De beschermgeesten doen daarom steeds hun best de ziel te kalmeren, om haar voor deze lage geesten te behoeden, verder trachten ze hem steeds geestelijk aan te sporen, ze werken zo op de mens in, dat de goede neigingen in hem worden aangesproken, dat de mens ertoe gebracht wordt, over zichzelf na te denken.
De beschermgeesten proberen van alles om de mensen geestelijk te sturen en daarom verhinderen ze vaak de vervulling van aardse wensen en zij zijn het die soms storend ingrijpen, wanneer de mens in gevaar is in het aardse op te gaan en die elke mogelijkheid scheppen geestelijk contact tot stand te brengen, het zij met de geestelijke wereld of ook met de mensen op aarde die geestelijk streven. Steeds zullen ze trachten het denken van de mensen geestelijk te richten, omdat ze inzien wat de mens ontbreekt en zij de grootste zorg dragen hen nog op aarde naar het doel te leiden.
Wanneer het de beschermgeesten lukt de geestvermogens van de mens vooreerst geestelijk te richten, dan zullen ze hem veel gelegenheden verschaffen dat de ziel op de proef kan worden gesteld en zich kan vervolmaken, ze zullen ook de geschikte banden onder de mensen bevorderen, want ze weten hoe ze op elkaar reageren en ze kunnen ook de successen voorzien en het leven van hun beschermelingen dat bij hen past, vorm geven. Want ze hebben dezelfde wil als God, ze handelen alleen in Zijn opdracht, door Hem verlicht en vervuld met Zijn kracht.
En zo gaat geen mens zonder bescherming of leiding door het aardse leven, alle mensen staan leidslieden terzijde, alleen behoren ze hun geen weerstand te bieden, dat wil zeggen: ze moeten bereidwillig zijn zich door hen te laten leiden, wat ze tot uitdrukking moeten brengen door het gebed, door bewust God aan te roepen om Zijn bescherming en Zijn genade, en door de wil dat te doen wat doel van het aardse bestaan is.
Dan kan hij zich onbekommerd aan de leiding van geestelijke wezens toevertrouwen en zijn denken, willen en handelen, zal juist zijn.
Maar ook diegenen die God nog niet herkennen, staan de beschermgeesten terzijde, alleen is het voor hen heel wat moeilijker invloed te verkrijgen, maar ze geven hun beschermelingen niet op tot het uur van de dood. Want de mens zelf is te zwak en hij zou falen wanneer ze hem niet geestelijk behulpzaam zouden zijn.
De mens is een kind van de wereld, omdat hij een kind is van diegene (Lucifer) aan wie de wereld behoort – en in de mens zal steeds het verlangen naar de wereld de overhand hebben en zijn weg over de aarde zou zonder resultaat zijn, wanneer zijn beschermgeest zich ook niet af en toe naar voren zou dringen en zich uiten, wat steeds het geval is, wanneer de mens in gedachten is verzonken, wanneer de wereld hem niet bevredigt; dan wordt hij aangesproken door die beschermgeest, die elke gedachte van de mens op de voet volgt en dadelijk tussenbeide komt wanneer er zich een gelegenheid voordoet. En zijn inwerken zal daarin bestaan, de mens de goederen van de wereld als waardeloos voor te stellen en hem geestelijke goederen te laten begeren.
Wanneer hem dit gelukt, keert de mens zich meer en meer af van de wereld, maar wanneer diens weerstand nog te groot is, zal de mens zulke gedachten ontstemd afweren en zich weer naar de wereld toekeren. Maar de innerlijke aandrang van de beschermgeest geeft niet op en steeds doen er zich gelegenheden voor waar hij naar voren kan treden en zich uiten.
En enorm groot is de vreugde van de geestelijke wezens, wanneer het hun lukt een mens te veranderen, wanneer hij zich van de wereld afkeert en zich naar het geestelijke rijk wendt. Dan wordt hij met vergrote kracht en intensieve liefdewil onder handen genomen, dan is de mens omringd door lichtwezens en al het onzuivere geestelijke wordt uit hem verdrongen en dan is er ook de verwachting dat de mens zich nog op aarde voltooid, want de invloed van de lichtwereld is nu steeds sterker en elke tegenstand van de mens is gebroken en dat betekent totale overgave aan God.
Amen
BD.6508
22 maart 1956
Overgave aan Jezus Christus – Heiland – Arts en Bevrijder
De zonde die op u drukt door het zich eens afkeren van Mij, heeft u tot gebrekkige en daarom ongelukkige wezens gemaakt, die pas dan weer de weg naar de volkomen zaligheid zullen kunnen vinden als u van uw grote zondeschuld bevrijd bent. Wanneer u zelf voor zover het u mogelijk was in de tijd van voor uw belichaming als mens al een deel van uw schuld heeft afgelost en wanneer u zich dan als mens door Jezus Christus laat verlossen, dat Ik dus alle schuld delgen kan omdat u zich in vrije wil aan de goddelijke Verlosser Jezus Christus heeft overgegeven, in wie Ik Mijzelf op aarde heb belichaamd. Want nu keert u weer terug tot Mij, van Wie u zich eens vrijwillig heeft verwijderd. Nu erkent u Mij vrijwillig als uw God en Vader van eeuwigheid. En dan zult u ook onbegrensd gelukzalig zijn, zoals u het was in het allereerste begin.
De overgave aan Jezus Christus is dus wat Ik verlang, want door deze overgave toont u uw wil om terug te keren naar Mij. Maar gaat het u mensen er echt om onder het kruis bescherming te zoeken en van Jezus Christus de vergeving van uw zonden te ontvangen? Gaat u uiteindelijk in vol geloof naar Hem, die uw Heiland, uw Bevrijder en uw Broeder is? Wilt u in alle ernst een beroep doen op Zijn genade die Hij voor u aan het kruis verworven heeft? Spreekt u in geest en in waarheid als u Hem belijdt, of zijn het slechts lege praatjes?
Jezus Christus is waarlijk uw Heiland en uw Arts. Hij is uw Redder uit zonde en dood, Hij is het omhulsel dat Mijzelf heeft gedragen, zodoende was ook Zijn macht en kracht onbegrensd. En deze Jezus is en blijft de zichtbare Godheid, want Ik heb Me Hem uitgekozen om voor u een zichtbare God te kunnen zijn, daar Ik toch Geest ben van eeuwigheid tot eeuwigheid. En als u nu Hem aanroept dan roept u Mij aan en Ik hoor en verhoor u, omdat Ik u door Jezus Christus de belofte heb gegeven: “Wanneer u de Vader in mijn naam iets vraagt dan zal Hij het u geven”.
Vertrouw toch in vast geloof op deze woorden, aarzel niet u aan uw Heiland en Verlosser Jezus Christus toe te vertrouwen opdat Ik u het bewijs kan leveren dat Ik mijn woord houd. U moet er altijd aan denken dat Ikzelf u ertoe breng om in geest en in waarheid te bidden, dat Ik wil dat u in iedere nood van lichaam en ziel tot Mij komt. Neem dus de weg naar Mij en denk aan mijn woorden, laat ze diep in uw hart binnendringen en geloof zonder te twijfelen, want mijn beloften zijn waarheid – uzelf echter zorgt voor de vervulling ervan.
Ik droeg voor u al uw zonden. Ik nam alle smarten en noden op Me die u als verzoening voor uw oerzonde had moeten dragen. En het leven van ieder mens kan zonder zorgen en vrij van lijden zijn, als hij ze geheel aan Mij overgeeft, als hij wil dat Ik ook zijn schuld heb gedragen. Maar een levend geloof moet zijn gebed vergezellen. Hij moet weten dat Ik niet wil dat de mens lijdt, dat Ik echter zijn leed niet tegen mijn eeuwige orde in kan afwenden, als het geloof in hem nog te zwak is, dat zijn roep niet tot mijn oor doordringt, als de mens nog aan mijn liefde of mijn macht twijfelt.
Ik kan alle mensen helpen en Ik wil alle mensen helpen. En als uw geloof een levend geloof is, maak dan gebruik van mijn belofte en geef uzelf geheel aan Mij over. Het voornaamste is een levend geloof aan mijn verlossingswerk. Als u er van overtuigd bent dat Ik al uw zonden heb gedragen, dat Ik al uw leed op Mij heb genomen en daarvoor aan het kruis ben gestorven opdat u vrij zou worden, pas dan zal iedere twijfel in u verdwijnen. Dan vertrouwt u zich in vol geloof aan Mij toe en pas dan kan Ik al uw leed van u wegnemen en u verlossen van zonde en dood. Pas dan is uw terugkeer naar Mij verwezenlijkt, pas dan erkent u Mij in geest en in waarheid.
Amen
BD.6511
27 maart 1956
Aankloppen aan de deur van het hart – Liefde voorwaarde om aan te nemen
Voor u zullen alle deuren opengaan waar de liefde woonachtig is. U zult altijd daar toegang krijgen waar mijn geest heerst, want daar zal de stem van de Vader herkend worden en vol vreugde aangehoord. Wanneer Ik aan de deuren heb geklopt, is het maar een kleine kring waar Ik binnen kan gaan, vergeleken met het enorme aantal mensen. Er zijn er niet veel die dit zachte kloppen aan de deur van hun hart vernemen en dadelijk bereid zijn ze te openen om Mij te ontvangen. Maar overal waar Ik binnenkom, verbreid Ik zegen en innerlijke vrede. En niemand zal Mij willen missen, die eens de straal van mijn liefdeslicht opgevangen heeft, die eens mijn aanspreken vernomen heeft. Hij voelt zich steeds alleen maar goed in mijn aanwezigheid en komt de wereld eens storend tussen Mij en hem, dan ervaart hij dat als onbehagen en hij zal niet eerder rusten dan dat hij zich weer in mijn gezelschap bevindt, totdat hij weer met broeders en zusters samen is om, volgens mijn belofte, ook Mij zelf in hun midden te weten. Al dezen begeren mijn woord en ze zullen ook bereidwillig de deuren openen als u het hun zult willen brengen.
Al blijven nu ook de deuren vaak voor u gesloten, al stuit u ook vaak op weerstand, al zult u ook uitgelachen worden wegens uw arbeid voor het geestelijke rijk; u zult u daar niet aan moeten storen en moeten proberen de weinigen gelukkig te maken die u aanhoren. Want daar ontwaakt het ware leven. En dit leven breidt zich uit, zelfs wanneer u het niet na zult kunnen gaan. Het zijn onvergelijkelijke bronnen van kracht die opengaan, overal waar mijn woord kan weerklinken, en de kracht van het woord blijft niet zonder uitwerking, terwijl er om u heen doods, woest gebied is, ofschoon aards van een opbloeien melding kan worden gemaakt. Het zijn en blijven twee werelden die volledig van elkaar verschillen.
Maar u heb Ik in mijn wereld geplaatst. In de wereld van de geest, die de enige waarheid is. En in deze wereld zult u moeten werken, dat wil zeggen: trachten het geestelijke rijk uit te breiden en de mensen van het aardse rijk in uw kring proberen binnen te lokken. Steeds weer zult u er enige vinden, omdat er in alle kringen mensen zijn die bereid zijn liefde te geven en omdat dezen u ook zullen volgen. Maar juist alleen waar de liefde is, zal men naar u luisteren. Toch moeten ook de anderen de leer van de liefde vernemen en het kan nooit kwaad wanneer steeds weer eerst van de liefde blijk wordt gegeven. Wanneer er mensen zijn die ijverig de liefde prediken, ongeacht hoe hun woorden worden opgenomen. Want ook de grootste zondaar moet vermaand worden om zijn zonden achterwege te laten. De meest liefdeloze mens moet worden aangespoord tot liefde, tot inkeer in zichzelf. Er moet aan alle deuren worden geklopt. Er moet geprobeerd worden leven op te wekken, wat alleen mogelijk is door de toevoer van mijn woord.
Wees daarom blij wanneer u als drager van mijn woord zult worden opgenomen en voel u niet verongelijkt wanneer men u afwijst, maar word uw arbeid voor Mij en mijn rijk niet moe, want overal glimpen vonken van liefde, die u tot oplaaien zult kunnen brengen. Overal klop Ik zelf aan de deuren van de harten en steeds weer is er een hart te vinden dat zich voor Mij opent, dat verheugd is wanneer Ik het toespreek en steeds meer in vurige liefde ontvlamt voor Degene Die leven schenkt. En Ik wil u zegenen als u aan die mensen denkt die nog smachten in de dood, als u moeite doet ze tot leven te wekken. Als u voor Mij trouwe arbeiders bent in mijn wijngaard en steeds alleen verricht, waartoe uw hart u aandrijft. Want u hebt Mij opgenomen in uw hart en dus kan Ik nu tot u spreken en door u tot diegenen die ontwaken moeten ten leven.
Amen
BD.6512
28 en 29 maart 1956
Kruisweg via Golgotha
De weg naar het kruis moet onherroepelijk worden gegaan, want deze alleen voert jullie naar de poort der zaligheid.
De weg naar het kruis is de weg van de liefde en het lijden, het is de weg tot Jezus Christus, het is de weg naar Golgotha.
Jezus Christus zelf ging hem voor jullie, nochtans moeten jullie Hem navolgen en alles op jullie nemen, wat jullie beschoren is.
Maar als jullie oprecht de weg naar het kruis willen nemen, naar Hem, de goddelijke Verlosser, dan gaat Hij ook zeker naast jullie, want ieder, die tot Hem wil komen, neemt Hij bij de hand en Hij helpt hem, als hij zwak wordt. Jullie moeten de weg via Golgotha nemen, willen jullie de poort der zaligheid bereiken. Alle lijden en pijn van de goddelijke Verlosser Jezus Christus moeten jullie je aanschouwelijk voorstellen en beseffen, dat Hij dit voor jullie gedragen heeft.
Jullie moeten Hem als het ware in gedachten begeleiden op deze weg en bij Hem blijven tot aan het uur van Zijn dood.
Zijn leed moet jullie leed zijn, zodat het jullie hart raakt en de liefde in jullie tot een heldere gloed doet oplaaien.
Jullie moeten met Hem willen lijden in het besef, dat het jullie zonden zijn, waarvoor Hij geleden heeft en gestorven is aan het kruis.
En zo nemen jullie ook deel aan Zijn verlossingswerk, en jullie worden tot levende getuigen van Zijn naam. Niemand kan zalig worden, die zich niet bezig houdt met dit grootste geestelijke gebeuren, met een daad, die zijns gelijke niet kent.
Niemand kan worden verlost, die in gedachten zelf nog niet het verlossingswerk beleefd heeft, die dus eenmaal de weg naar het kruis genomen heeft, om nu in alle stilte zich bij Jezus op de kruisweg aan te sluiten en bij Hem te blijven tot Zijn dood.
Steeds weer moeten jullie, mensen, dit gebeuren in je herinnering oproepen, en jullie liefde tot Hem zal zich steeds meer verdiepen, die voor jullie geleden heeft en gestorven is aan het kruis.
Deze kruisgang tot Hem en met Hem is onvermijdelijk, want pas dan dringen jullie door tot het grote geheim van de menswording Gods en van Zijn verlossingswerk. Dan pas dringt tot jullie door, wat de mens Jezus voor jullie gedaan heeft, en dan pas zullen jullie echte volgelingen van Jezus worden, omdat de liefde tot Hem jullie aandrijft, omdat jullie niet meer van Zijn zijde willen wijken, omdat jullie dan ook bereid zijn, het grootste leed te dragen, om deel te nemen aan Zijn verlossingswerk.
De gebeurtenissen van Jezus’ kruisiging mogen voor jullie niet slechts woorden blijven. Jullie moeten ze in je tot leven wekken, jullie moeten je verdiepen in het overgrote leed dat Hij gedragen heeft en daarom vaak in gedachten de weg naar het kruis gaan.
En het kruis zal voor jullie oplichten, en wijzen naar de poort tot de zaligheid. Dan pas zullen jullie levendig Zijn naam kunnen vertegenwoordigen, dan pas zullen jullie zelf van Verlossing kunnen spreken. Dan wordt jullie ziel aangeraakt door de overgrote liefde van de goddelijke Verlosser, dan echter zal zij nimmer meer van Hem wijken, en dan zal zij aan Zijn zijde het lichtrijk kunnen betreden na het verscheiden van de aarde, omdat haar weg via Golgotha leidde. En onnoemelijke zaligheid is haar beschoren, want zij is nu ontwaakt tot het ware leven, zij heeft de dood overwonnen dankzij Hem, die voor haar gestorven is.
Het verlossingswerk van Jezus Christus is van zo grote betekenis, dat Zijn kruisdood steeds weer en in alle innigheid herdacht moet worden, dat de mens zich steeds weer van Zijn leven en sterven een voorstelling moet maken, om door te dringen in het mysterie van Zijn liefdewerk. Want hoe meer hij zich bewust wordt van het liefdewerk van Jezus, des te meer zijn liefde tot Hem aanwakkert. En de liefde drijft hem nu vanzelf naar het kruis. De liefde neemt ook het lijden van een kruisgang op zich. De liefde is tot alles bereid, om het offer van Jezus Christus te benutten en als het ware zelf daaraan deel te nemen, want de liefde offert zich zelf.
Amen
BD.6513
30 maart 1956
Verzoening van de schuld door Jezus Christus
Het kwaad van de mensheid op Me te nemen was onnoemelijk zwaar.
Er was geen enkele slechte daad die niet zijn uitwerking op de mensen had, en u had onmetelijk moeten lijden als u alle zonden die u belastten, zelf had willen goed maken. Alleen al de zonde van de allereerste opstand tegen God was zo groot dat u die nooit kon goedmaken, noch in uw gekluisterde toestand, noch in uw staat als mens.
Daarom nam Ik al uw schuld op me. De uitwerking van die kwade daad ving Ik op, alles laadde Ik op mijn menselijk lichaam en dit verzoende nu uw schuld door een bovenmate smartelijk lijden en sterven aan het kruis.
Mijn liefde bewoog Me u te helpen.
En al het lichtvolle geestelijke, alle geschapen oerwezens die Mij trouw bleven, waren vervuld van dezelfde liefde voor u.
De liefde echter laat niets verloren gaan, de liefde laat niets in duisternis, nood of kwelling.
De Liefde zelf bood zich aan tot redding, tot delging van de grote schuld.
In een wezen vol van licht en liefde daalde de Liefde zelf af naar de aarde.
Maar wat er zich op aarde moest voltrekken, moest in een menselijke vorm gebeuren. Ik zelf moest Me in het vlees belichamen en nam daartoe mijn verblijf in de mens Jezus, die evenwel zo rein en zonder zonde was dat Ik Me in Hem kon manifesteren.
En deze mens Jezus reinigde u van uw schuld, deze mens Jezus nam de ontzaglijke zondelast van de mensheid op Zijn schouders en ging daarmee naar het kruis.
En als u steeds weer het onmenselijke leed beschreven zou worden, u zou het nooit in zijn gehele omvang kunnen begrijpen, want de gebrekkigheid van uw wezen verhindert dat.
Zijn pijnen waren onvergelijkelijk zwaar en Hij wist dit al lang van te voren, want Hij was vervuld van mijn geest door welke Ik zelf mijn verblijf in Hem genomen had. En daarom was er ook niets voor Hem verborgen en wist Hij alles over Zijn zending en ook over Zijn kruisdood. Zijn ziel sidderde en beefde omdat Hij mens was. Zijn door de liefde bereikte goddelijkheid gaf Hem wel kracht, maar ze verkleinde de maat van het lijden niet.
Het was de kruisweg van een mens die voor zijn medemensen wilde lijden om hen te helpen, want deze mens kende het onmetelijke lijden van hen die in de diepte door mijn tegenstander werden vastgehouden.
Jezus wist dat er een offer gebracht moest worden om de zielen van deze tegenstander vrij te kopen.
Hij wist dat de grote zondeschuld gedelgd moest worden om aan de gerechtigheid van de Vader te voldoen, die geen met schuld beladen kind in het vaderhuis kon opnemen.
Hij wilde Mij mijn kinderen terugbrengen. Hij wilde de prijs betalen om de zielen vrij te kopen.
En omdat de schuld reusachtig groot was, moest ook het offer ongewoon groot zijn.
Doordat de mens Jezus dit wist, nam Hij het overgrote leed op zich. Daarom verzette Hij zich niet tegen dat wat geen mens buiten Hem zou hebben kunnen verdragen.
Bewust ging Hij de weg naar het kruis en leed onzegbare pijnen, die tenslotte eindigden met de smartelijkste dood aan het kruis.
U mensen de grootte van dit werk van barmhartigheid te doen beseffen is niet mogelijk, maar u moet u steeds weer voor ogen houden dat Hij helemaal zonder schuld was en voor u, die zonder Zijn werk van verlossing nooit meer uit de diepte naar de Vader had kunnen terugkeren, geleden heeft.
Ik zelf was in de mens Jezus. De Liefde vervulde Hem zonder welke Hij nooit dit werk had kunnen volbrengen. Maar in de zwaarste uren van Zijn lijdensweg moest Ik Me stil in Hem schuilhouden omdat een mens moest lijden en sterven, want de Godheid in Hem kon niet lijden. Naar goddelijke gerechtigheid kon de Godheid echter ook de schuld niet zonder verzoening teniet doen.
Dit allergrootste werk van barmhartigheid dat voor u mensen nog onbegrijpelijk is, zult u eens in zijn volle omvang kunnen beseffen. De mens Jezus bevond zich door Zijn bestaan als mens in uw sfeer en daarom leed Zijn ziel die van boven, uit het rijk van het licht, nedergedaald was, zo verschrikkelijk. Want Zij aanschouwde de diepste duisternis en werd daardoor beklemd door de krachten der hel.
Daarom heeft de mens Jezus niet alleen lichamelijk geleden maar ook Zijn ziel moest de ergste kwellingen verdragen die Zijn lijden nog eens duizendvoudig vergrootten.
Maar Hij heeft u mensen verlossing gebracht van zonde en dood.
Amen
BD.6514
31 maart 1956
Opstanding ten leven
De mensen moeten opstaan ten leven. Uit hun graf zullen ze verrijzen en opstijgen naar het licht. Ze zullen aan de dood ontsnappen en nu vol van kracht werkzaam kunnen zijn, dus “leven”.
Ik stierf voor u mensen aan het kruis en bewees door mijn verrijzenis op de derde dag, dat Ik de dood overwon. Dat er geen eeuwige dood hoeft de zijn, dat dus ook u zult kunnen opstaan tot het eeuwige leven, wanneer u net als Ik de weg over de aarde gaat, wanneer u een leven zult leiden in liefde.
Dan overwint u hem die de dood in de wereld heeft gebracht. Dan trekt u onophoudelijk de kracht van Gods liefde naar u toe en dan bestaat er voor u geen toestand van krachteloosheid zonder licht meer. Dan kan het lichaam vergaan en de ziel komt uit haar omhulsel tevoorschijn in stralend licht. Ze staat op uit haar graf en zal eeuwig leven.
Het was een bittere lijdensweg die Ik heb afgelegd op aarde. En vaak overviel Me de angst dat Ik zou kunnen falen, want Ik was op de hoogte van mijn missie, die Mij, als Engel, naar de aarde liet gaan.
Het menselijk omhulsel bezwaarde Me en liet Me vaak twijfelen aan de sterkte van mijn wil en mijn kracht.
Het menselijk omhulsel maakt Me angstig en moedeloos en er bleef Mij niets bespaard aan innerlijke strijd en lijden. Ik leed tevoren al onuitsprekelijk door deze soms optredende angsten, niet tegen mijn missie opgewassen te zijn.
Maar de liefde voor de medemensen groeide en met haar ook de kracht. Ik wist dat Ik als mens moest worstelen en overwinnaar zijn, wilde Ik de medemensen helpen vrij te worden uit de macht van de tegenstander, omdat Ik toch van hen verlang dezelfde weg te gaan om te kunnen opstaan ten leven, omdat ze echter nooit de weg van een God zouden hebben kunnen gaan in hun met zonden belaste gesteldheid.
Daarom was Ik wel zonder zonde, dat wil zeggen mijn ziel was van boven, maar het lichaam was in dezelfde staat als die van mijn medemensen en moest dus ook tegen alle begeerten, zwakheden en beklemmende situaties strijden, waarvoor er maar één tegenmiddel was: de liefde.
Daarom zult u mensen eveneens als overwinnaar uit dit aardse leven tevoorschijn kunnen komen, wanneer u net als Ik een leven in liefde leidt. Want de liefde is de kracht die alles tot stand brengt, waaraan niets kan weerstaan.
En deze kracht heb Ik u als mens aangetoond door mijn verrijzenis op de derde dag.
Mijn ziel steeg op uit het graf en ze nam alle vergeestelijkte substanties van het lichaam met zich mee. Een gebeuren dat zich bij elke ziel voltrekt, alleen is dit gebeuren nu zuiver geestelijk en voor de mens niet zichtbaar, terwijl Ik zelf deze verrijzenis zichtbaar liet gebeuren om u mensen het bewijs te leveren van een opstanding tot eeuwig leven na de dood. Daarom hoeft geen mens de dood van het lichaam te vrezen, want alleen de buitenkant vergaat, maar de kern blijft bestaan.
De ziel ontvlucht het lichaam en gaat het eeuwige leven binnen, vooropgesteld dat ze de weg gaat in mijn navolging, de weg van de liefde.
Mijn verrijzenis op de derde dag was de kroon op mijn werk van liefde en erbarmen op aarde, dat voor Mij als mens wel mateloos zwaar was, maar het menselijke aan Mij had daardoor de algehele aaneensluiting met het Goddelijke bereikt, die het doel is van u allen in het leven op aarde, maar dat u zonder mijn hulp nooit zou hebben kunnen bereiken. Ik leefde u mensen het ware leven voor. En omdat u te zwak was om dit te verwezenlijken, verwierf Ik voor u door mijn dood aan het kruis de genaden uw wil te versterken, waarvan u allen gebruik zult kunnen maken om dan ook zeker uw doel te bereiken.
U hoeft de dood niet te vrezen, want u zult opstaan, net als Ik ben opgestaan op de derde dag.
En u zult binnen kunnen gaan tot het leven in heerlijkheid. Maar u zult de wil daartoe moeten hebben, daar anders de nacht van de dood u nog lang gevangen kan houden.
Maar uw Redder en Verlosser Jezus Christus zal u uit de graven halen, zodra u Hem maar zult roepen.
Amen
BD.6524
17 april 1956
Het aardse scheppen en moeite doen voor het einde
Alles wijst op het einde. En of u mensen nog zo zeer uw best doet de aardse welstand te vergroten, of u zich nog zo zeer bezighoudt met de opbouw van aards materiële werken, u brengt maar voor een korte duur iets tot stand en niets ervan zal blijven bestaan. Want de tijd is gekomen, dat er een einde is gesteld aan de aarde met al haar scheppingswerken en al haar bewoners.
En of u mensen het ook steeds weer zou willen bestrijden, of ook uw wil en uw denken zich verzet het als waarheid aan te nemen, mijn plan zult u niet teniet kunnen doen. En zoals het is beschikt sinds eeuwigheid, zo zal alles zich ook voltrekken. Toch houd Ik u mensen niet af van uw werkzaam zijn, als u dit maar niet tot de inhoud van uw leven zult laten worden, maar eerst aan uw ziel denkt, dat u haar geen gebrek zult laten lijden als gevolg van al te ijverig materieel werken.
Want de dag van het einde is voor u geheim. U zult nog veel diensten kunnen bewijzen aan de medemensen. Zodra u daar mijn zegen voor vraagt kan elke aardse bezigheid een geestelijke werking hebben. Tevens zult u ook het nog gekluisterde geestelijke kunnen helpen om te dienen. En hoe duidelijker de mogelijkheid om dienstbaar te zijn tevoorschijn komt bij de arbeid die u verricht, des te meer zegen zal er op rusten, omdat al het geestelijke nog moet rijpen voor het einde is gekomen.
Maar veelvuldig besteden de mensen al hun kracht alleen maar aan het vermeerderen van de mammon en ze maken zichzelf tot slaven ervan. Dan zijn ze duidelijk werkzaam voor mijn tegenstander en in diens opdracht. Dan is er noch liefde, noch behulpzaamheid voor de mensen te zien, veeleer een uitbuiten van de medemensen en ook vaak bedreiging van hun leven. U mensen zult u juist niet aan ledigheid moeten overgeven. U moet uw levenskracht gebruiken en niet onbenut laten. Maar u zult steeds eerst aan uw eigenlijke levensdoel moeten denken, dan zal niets voor u gevaarlijk worden, wat u ook onderneemt.
Maar het einde komt onherroepelijk. Denk daarom bij alles wat u doet aan deze ernstige vermaning en waarschuwing van Mij en bind u niet te sterk aan de materie, maar probeer u ervan los te maken, ook wanneer u nog moet werken in de wereld. Uw innerlijke instelling zal steeds doorslaggevend zijn, of u meester zult worden over de materie of dat u zich erdoor zult laten overheersen.
Met het oog op het dichtbij zijnde einde zult u steeds weer rekenschap aan uzelf moeten afleggen en strenge zelfkritiek uitoefenen. U zult niet zo moeten leven als zou alles blijven bestaan, maar steeds het spoedige einde in aanmerking nemen, doch desondanks werkzaam zijn.
Dan bepaalt de liefde uw handelen en denken. Dan zullen alle werken die u zult laten ontstaan door Mij gezegend zijn. Maar waar de liefde ontbreekt, waar alleen puur aards plannen worden gemaakt en gewerkt wordt, daar worden oorden van mijn tegenstander gevestigd, zelfs wanneer het schijnbaar het zielenheil van de mensen moet dienen.
Denk eraan, dat Ik alleen kan zegenen wat dienstbaar is voor edele doeleinden en dat Ik zelf me niet laat misleiden. Want alleen dan kan ook de materie nog rijper worden en de korte tijd tot aan het einde kan het geestelijke, dat door de materie wordt omvat, een mogelijkheid bieden, op de nieuwe aarde in meer gemakkelijke omhulsels verblijf te kunnen nemen en sneller in zijn ontwikkeling vooruit te gaan.
Mijn plan ligt vast sinds eeuwigheid. Ook u zult plannen kunnen maken, maar u zult zich zo goed mogelijk aan mijn wil moeten aanpassen en dus als het ware nog al het geestelijke ondersteunen en uzelf vrijmaken van het verlangen naar de wereld en haar goederen. Dan zal alles wat u onderneemt gezegend zijn. En de korte tijd tot aan het einde wordt gebruikt naar mijn wil.
Amen
BD.6529
22 april 1956
Een geestelijke en aardse ommekeer is te verwachten
Een geestelijke verandering is komende, maar deze verandering vereist ook een totale aardse omwenteling, want zij wordt door de mensen zelf niet meer nagestreefd of teweeggebracht. Dus moet Ik zelf de aarde omvormen en Ik moet tevoren alle aardse scheppingen oplossen, daar het anders onmogelijk zou zijn ook geestelijk weer op aarde een staat te scheppen, die geheel in tegenstelling is met de huidige toestand. Nimmer is meer te verwachten dat de mensen zich op deze aarde nog een hogere graad van rijpheid zullen verwerven. Dat de geheel niet geestelijke mensen zich zelf zo veranderen, dat van een geestelijke ommekeer op deze aarde gesproken kan worden.
De mensen van deze tijd stevenen steeds meer af op de diepte, en er zijn er nog maar weinigen die opwaarts streven. Die op een hoog niveau staan en ook het eigenlijke, aardse levensdoel erkend hebben en dit trachten te bereiken. Het merendeel van hen staat nog zo ver af van alles wat geestelijk is, en zal er op deze aarde ook niet dichterbij komen. Het kan echter op dit laag geestelijk peil zo ook niet doorgaan omdat dit een duisternis betekent die ernstige gevolgen teweegbrengt, geestelijk zowel als aards. Daarom heb Ik een grens gesteld en heb tot een verandering besloten sinds eeuwigheid, omdat Ik dit lage geestelijke niveau sinds eeuwigheid voorzag.
Het leven dat de mensen nu op aarde leven is doelloos en zonder betekenis. Want voor de ziel kan daaruit geen zegen voortvloeien omdat u het eigenlijke leven in het geestelijke rijk, waarvoor u mensen het aardse bestaan gegeven werd, niet meer in aanmerking neemt.
Een totale verandering van de aardoppervlakte, een omvorming van de gezamenlijke aardse scheppingen en het opnieuw belichamen van alle geestelijke substanties in de vorm, (aangepast aan de graad van ontwikkeling) is uiterst noodzakelijk geworden. Dan zal ook de geestelijke staat van de mensen op de nieuwe aarde edeler zijn, omdat het nieuwe mensengeslacht dan bestaat uit geestelijk ontwikkelde mensen die de verre afstand tot Mij overwonnen hebben. Die Mij nu zo nader gekomen zijn, dat Ik zelf onder hen kan vertoeven op deze aarde.
En dan heeft waarlijk een grote geestelijke verandering plaats gevonden. Dan zal de aarde een ander uiterlijk hebben, en in vrede en harmonie zullen alle schepselen, mensen en dieren, op deze aarde leven. Het zal in waarheid een paradijs op aarde zijn, en een nieuwe tijd in geluk en zaligheid zal beginnen. Maar ook de hernieuwde kluistering zal het geestelijke, dat op aarde als mens naar de diepte teruggezonken is, dus gefaald heeft in zijn laatste aardse levensbeproeving, beschoren zijn.
U staat allen voor deze geestelijke omwenteling, en een ieder van u kan zich zelf nog in deze korte tijd voor de omwenteling veranderen. Een ieder van u kan het geestelijk lage peil verhogen, en zichzelf ontwikkelen tot een graad van rijpheid, die hem tot een medebewoner kan maken van de nieuwe aarde. Er staan voor ieder mens nog talrijke mogelijkheden open, omdat Ik vol liefde en genade een ieder nog uit de diepte opwaarts help, die zijn handen verlangend naar Mij uitstrekt.
Maar binnenkort is die mogelijkheid voorbij, want binnenkort zal de poort tot het rijk hierna gesloten zijn, als het einde gekomen is. Als de omvorming plaats vindt van de aardoppervlakte en de geestelijke ommekeer zich zal voltrekken, precies zo als zich een aardse verandering voltrekt door het oplossen van de aardse schepping, door het vrij worden van al wat gekluisterd is en al het geestelijk vrije. En dan is ook de scheiding van de geesten voltrokken en al het geestelijke is “geoordeeld”, dat wil zeggen: ingelijfd in een vorm die overeenkomstig zijn graad van rijpheid is. De geestelijke omwenteling is ophanden, en daarom is ook een aardse verandering onvermijdelijk. Dan echter zal een zalige tijd beschoren zijn aan hen die de mijnen zijn en blijven wilden. Die de laatste strijd op deze aarde doorstaan hebben, en niet tegen staande leed en ellende Mij trouw bleven tot het einde.
Amen
BD.6531
25 april 1956
Het nederdalen ter helle – De vijandschap van Lucifer
Het is waar, dat Ik na mijn kruisdood nedergedaald ben in de hel en dat Ik ook verlossing gebracht heb aan hen, die nog niet door de poort de eeuwige zaligheid waren ingegaan, omdat deze poort eerst door mijn kruisdood geopend moest worden.
Ontelbare zielen verwachtten het uur van hun verlossing en Ik verscheen aan hen als de mens Jezus. Ik bracht hun mijn lijden en sterven onder ogen, omdat ook zij Mij vrijwillig moesten belijden als Zoon van God en Verlosser der wereld. Maar Ik werd ook herkend door hen, die op de aarde een goede levenswandel geleid hadden. Ik werd niet door allen afgewezen. Desondanks verweerden zich ook talloze zielen en die wezen het genadegeschenk van mijn verlossing af.
De invloed van mijn tegenstander op deze zielen was zo sterk, dat zij in Mij alleen de mens Jezus zagen, die zich verzet had tegen aardse machthebbers en daarom tot de dood veroordeeld werd.
Al deze zielen moesten hun vrije wil behouden. En daarom kon Ik niet in macht en heerlijkheid verschijnen.
Ik moest tot hen komen, zoals Ik op aarde onder de mensen verkeerd had. Als mens, die hen door het woord alleen probeerde te overtuigen van Zijn missie en van het volbrachte werk van de verlossing. Maar mijn tegenstander wilde die zielen niet terug geven. Hij werd zich echter voor het eerst bewust van het gevolg van mijn verlossingswerk. Hij kon de zielen niet tegenhouden die zich aan mijn kant schaarden, die Mij vrijwillig wilden volgen door de poort die voor hen door Mij geopend werd.
Zij waren aan zijn macht onttrokken, zij verbraken de ketenen, omdat zij de kracht daarvoor van Mij betrokken, omdat Ik zelf hun ketenen verbrak.
Des te meer woedde mijn tegenstander onder zijn aanhang en nu begon de strijd van het licht tegen de duisternis (de strijd van de duisternis tegen het licht) pas in zijn volle omvang, en hij heeft nooit opgehouden en woedt derhalve zowel op de aarde als in het geestelijke rijk.
Ik ben neergedaald in de hel om verlossing te brengen aan allen die reeds voor mijn geboorte hun leven beëindigd hadden; aan allen, die ondanks een goede levenswandel zich nog in de macht bevonden van hem die als mijn tegenstander ook Mij zelf bestreed en tegen wie Ik dus op aarde de strijd gevoerd heb voor al de zielen die hij gekluisterd hield.
En hij verloor een groot deel van zijn aanhang.
Ik was voor alle zielen gestorven en alle hadden zich vrij kunnen maken van hem. Maar zijn woede was grenzeloos toen hij zich beroofd zag van zijn volgelingen, toen hij moest inzien, dat Ik een overwinning op hem behaald had, die alleen de liefde verwerven kon. Ook hij had zich aan de liefde kunnen overgeven, maar zijn macht, zijn bezit, was nog te groot en dus weerde hij mijn liefdeskracht af, zodat die dan ook geen invloed op hem had. Maar nu was het moment aangebroken, dat hij moest erkennen dat zijn macht gebroken was.
Hij moest inzien, dat hij in de mens Jezus zijn Heer gevonden had, wiens liefde de vereniging met Mij bereikt had.
En daarom werd zijn haat alleen nog maar groter, want in de goddelijke Verlosser Jezus Christus was nu voor hem een gevaarlijke tegenstander opgestaan, die hem zijn aanhang kon ontrukken krachtens Zijn liefde. Daar echter de vrije wil van ieder wezen doorslaggevend is, zag mijn tegenstander daarin nog een gunstige mogelijkheid voor zich. En hij is onophoudelijk bezig op de wil van zijn slachtoffers in te werken, het zij op de aarde of ook in het geestelijke rijk. Ik ben echter na mijn kruisdood in de hel afgedaald en Ik zal altijd weer afdalen naar de hel om verlossing te brengen aan allen, die van hem los willen komen. En hij zal Mij daarin niet kunnen hinderen en hij zal nooit door geweld de zielen kunnen tegenhouden, die mijn roep willen volgen.
Zijn macht is gebroken door mijn dood aan het kruis, maar zijn weerstand kon ook door deze kruisdood niet gebroken worden. Zijn haat en zijn wil zijn onbuigzaam, zijn activiteiten door en door slecht en zijn wezen is geheel zonder liefde.
Daarom ontbreekt hem ook de kracht om aan het dode het leven te geven. De kracht die hem nog gebleven is wordt steeds alleen maar voor negatieve activiteiten aangewend, en daarom moet positieve kracht zijn werken steeds meer verzwakken. De liefde moet al het levenloze voor zich winnen, tot zich trekken en weer tot leven opwekken.
Bij mijn nederdalen ter helle begon het terugvoeren van het eens gevallene tot Mij. Het opwekken van het dode tot het leven begon, want de liefde had het bewijs gegeven, dat zij sterker is dan de haat. De liefde heeft aan het kruis de schuld betaald, die de dood de wezens had toegebracht. Zo werd voor hen het leven gekocht en hij, die het wezenlijke van schepselen in de toestand van dood gedompeld had, werd overwonnen.
Amen
BD.6538
3 mei 1956
Geloofsstrijd – Vijandigheden – Antichrist
Ik wil u zegenen, opdat u voor Mij vaste pilaren bent als er geschud wordt aan het geloofsgebouw dat voor de mijnen het wezen is van de kerk van Christus, als er geschud wordt aan wat Ik zelf opgebouwd heb en waarover Ik steeds weer de mensen door mijn woord onderricht.
De tijd ligt voor u waarin niet alleen de aanhangers van dwaalleren u zullen aanvallen, maar waarin men ieder geloof zal willen uitroeien, onverschillig of dit onjuist is of volgens de waarheid. Mijn tegenstander is van zins nu de scherpste wapens te gebruiken, namelijk iedere kennis en elk geloof in Mij en mijn Verlossingswerk te verdringen en te vervangen door aardse zienswijzen en plannen.
En dan zal er een tijd aanbreken die u nu nog voor onmogelijk houdt, want mijn tegenstander zal zich in een aardse machthebber belichamen en zo sluw aan het werk gaan, dat hij in het begin slechts door weinigen herkend wordt als degene die hij in werkelijkheid is. Zodoende zal hij velen voor zich winnen die hem blindelings volgen en hem gehoorzamen, als hij onopvallend zijn plannen zal wijzigen. Want in het begin pakt hij alleen enkele geloofsrichtingen aan en hij heeft daarom de anderen aan zijn kant, die hem al te gewillig behulpzaam zijn als het er om gaat hun tegenstanders uit de weg te ruimen.
Daarom zult u in het begin geloven alleen maar aan de aanvallen blootgesteld te zijn van hen die de zuivere waarheid bestrijden, omdat zij zelf aanhangers zijn van dwaling en bedrog. Maar dan moet u voorzichtig zijn en uzelf niet moedwillig in gevaar brengen, want niet lang daarna zullen dezen zelf evenzo aangevallen worden en dan is het optreden van de antichrist duidelijk. Velen zullen hem volgen omdat zij reeds onder zijn invloed staan en hij met hen een makkelijk spel zal hebben.
Het zal niet lang meer duren tot de eerste tekenen merkbaar zijn. Het zal geen gewelddaad zijn die de geloofsstrijd inluidt want mijn tegenstander gaat met list te werk en misleidt zelfs veel gelovigen, die hem volgen en voor hem gewillige dienaren zijn in latere tijd. Maar u die geestelijk ontwaakt bent zal hij niet kunnen bedriegen, want Ik zal u de ogen openen en uw gedachten juist leiden. Want nu komt het er op aan zich te wapenen voor de laatste strijd die gevoerd zal worden met een brutaliteit waarvan u geen vermoeden heeft.
Ik echter wil u zegenen, Ik zelf zal met u zijn en niemand onbeschermd laten die voor Mij en mijn naam opkomt. Want deze strijd brengt de beslissing, hij zal de bokken van de schapen scheiden en hij zal het laatste werk zijn van mijn tegenstander dat hem zelf veroordeelt.
Want zodra hij tegen Mij zelf opstaat en de mensen de kennis over Mij en mijn verlossingswerk onthouden wil, heeft hij over zichzelf het vonnis geveld, hij wordt gebonden en van al zijn macht beroofd. Hij tracht in de belichaming als mens het ergste plan tegen Mij ten uitvoer te brengen en er zullen er niet veel zijn die standhouden en hem weerstaan, die zich niet door hem laten misleiden omdat zij van Mij zijn en blijven voor eeuwig.
Maar een duidelijke scheiding moet er ook plaatsvinden, want veel mensen zijn “noch vlees – noch vis” omdat vele zich gelovig wanen. Maar wanneer zij deze proef moeten afleggen falen zij jammer genoeg, want zij zijn niet in de waarheid omdat zij te weinig liefde hebben en daarom noch de waarheid ontvangen noch deze kunnen herkennen als de waarheid.
Daarom moet u mijn dienaren nog bijzonder actief zijn, want dan zullen er zich nog veel gelegenheden voordoen waarin u hun duidelijkheid kunt verschaffen die zijn gaan twijfelen en zelf niet meer kunnen oordelen en naar raad verlangen.
En het zal u ook lukken zwak gelovigen tot een sterk geloof te brengen, het zal u gelukken er een paar aan uw kant te krijgen. U zult hun duidelijk en begrijpelijk opheldering kunnen geven en Mij aan hen als liefhebbende God en Vader voorstellen, die alleen een vast geloof verlangt om ook hen bij te kunnen staan in de grootste nood – en om hun kracht te schenken om te volharden tot aan het einde.
Amen
BD.6540
5 mei 1956
Gods leiding en de overgave van de wil
U zult op aarde een gezegend leven leiden als u zich helemaal aan Mij overgeeft en bewust mijn wil tracht te vervullen. Dan is uw vroegere weerstand gebroken en het aardse bestaan dient er nu alleen nog voor de vergoddelijking van uw wezen te bereiken die u het kindschap Gods oplevert. Want al is uw ziel nu ook geheel op Mij gericht, toch is uw lichaam nog samengesteld uit onrijpe substanties welke u ook zult moeten en kunnen helpen te vergeestelijken gedurende uw leven op aarde. En ook de ziel zal nog niet geheel tot volle ontwikkeling gekomen substanties vertonen die zich in de vroegere belichamingen niet totaal aan mijn ordening van eeuwigheid aanpasten en ook eerst tot de juiste ordening moeten komen, wat u echter gemakkelijk zult kunnen bereiken juist door uw bewuste levenswandel, door uw inzicht in het doel van uw aardse bestaan.
Maar waar de wil om zich geheel aan mijn wil te onderwerpen aanwezig is, daar is ook geen gevaar meer dat de mens zou kunnen falen. Want hij wordt als een kind aan de hand van de Vader geleid en hij kan daarom niet verkeerd gaan. Maar om de wil aan mijn wil te onderwerpen moet er eerst een diep geloof aanwezig zijn in Mij als God en Schepper en als Vader van Zijn kinderen. Want dit laatste verklaart pas het vertrouwen in Degene wiens kind de mens wil zijn, maar die zich vooreerst alleen als Zijn schepsel voelt. De mens stelt zich nu onder mijn hoede. Hij plaatst zich onder mijn leiding in het vaste geloof nu ook juist geleid te worden.
Hoe gemakkelijk kunnen alle mensen nog op aarde de voltooiing bereiken, wanneer ze dit geloof zouden hebben dat ze een Leider nodig hebben wanneer ze juist willen gaan, wanneer ze hun taak op aarde willen volbrengen. Maar daartoe is eerst de kennis nodig dat ieder mens een taak heeft te vervullen in het leven op aarde. En waar deze kennis ontbreekt, zal ook bezwaarlijk het geloof in een God en Vader te vinden zijn. En daarom zal ook niet de verbinding met Hem tot stand worden gebracht door overgave van de wil. Maar ieder mens zou het voor waarschijnlijk moeten houden dat zijn leven op aarde een doel heeft. En ieder mens zou daarom ook soms onrustig moeten worden en zich dingen moeten afvragen. Maar het aards gewoel belet hem dit. En komen zulke vragen een keer in hem op, dan zullen duizend andere gedachten ze weer snel verjagen, tenzij hij zich bewust wordt van de waardeloosheid en vergankelijkheid van aardse goederen en hij daarom naar een ander doel in het leven zoekt.
En daarom moet Ik de mensen deze “vergankelijkheid van het aardse” steeds weer onder ogen brengen. Ik moet hen afnemen waaraan hun hart hangt. Ik moet hun zo vaak pijn en smart bezorgen, opdat ze tot het inzicht komen van de waardeloosheid van datgene wat hun gedachten gevangen houdt. Dan kan Ik soms bereiken dat ze een ander doel zoeken en nastreven. En dan is het ook mogelijk dat ze hun wil onderwerpen aan Degene die ze moesten onderkennen in verliezen en slagen van het noodlot van allerlei aard.
Maar vaak gaan de mensen lange dwaalwegen tot ze de juiste weg inslaan, terwijl het toch buitengewoon gemakkelijk zou zijn als ze zich vanaf het begin van hun leven op aarde al zouden laten leiden – wat echter een diep geloof vereist. Maar het geloof kan hun niet worden gegeven. Het moet verworven worden door werkzaam te zijn in liefde. Dan zal de mens zich er niet meer tegen verzetten de hem toegekomen onderrichtingen over Mij en mijn wezen aan te nemen. Dan zal hij proberen zichzelf in contact te brengen met het Wezen waarin hij nu wil geloven.
En Ik verzeker u allen steeds weer dat de geringste goede wil door Mij wordt herkend en er aandacht aan wordt geschonken, dat Ik ieder mens nu klaarblijkelijk nader kom die deze wil zal laten onderkennen en dat u nu voortdurend zult kunnen weten door Mij te worden geleid zodra u dit maar zult willen, zodra u uw weerstand van weleer zult opgeven en zult willen leven naar mijn welgevallen. Deze verandering van uw wil heeft onherroepelijk ook de verandering van uw wezen tot gevolg, omdat Ik zelf u help, omdat Ik niemand meer opgeef die er eenmaal toe heeft besloten zijn wil aan mijn wil te onderwerpen. En het moest voor u mensen allen waarlijk gemakkelijk zijn een God en Schepper te erkennen – Die echter uw Vader wil zijn en tot Wie u daarom ook steeds zult kunnen komen in het volle vertrouwen op Zijn hulp. Hij zal er steeds voor u zijn, maar nooit voor u beslissen tegen uw wil.
Amen
BD.6541
6 mei 1956
De dwaalleer van de zielenslaap
Het is een bovenmate verkeerde gedachte te menen dat de zielen van de gestorvenen eeuwig slapen, tot de dag van het oordeel gekomen is. Deze gedachte geeft blijk van een algehele onwetendheid over het ontwikkelingsproces van de ziel en verder toont hij aan dat de houding tegenover Mij niet juist is, anders zou de mens niet zo verkeerd kunnen denken. En hij bewijst dat het geloof in een voortleven van de ziel na de dood niet aanwezig is, want een eeuwigheden lange doodsslaap, zoals dit wordt aangenomen, kan niet als een “voortleven” worden aangemerkt. Deze foutieve gedachte is bovendien zeer nadelig voor alle zielen van hen die gestorven zijn, omdat een gebed voor deze zielen achterwege blijft en hun daarom die hulp niet verleend wordt die alle zielen zo hard nodig hebben. Maar de mensen die zich deze zienswijze eigen hebben gemaakt, die verkeerd onderwezen werden, laten zich niet onderrichten en blijven aan deze dwaling vasthouden als aan een evangelie.
Ook hier is de invloed van mijn tegenstander duidelijk te merken, die juist het bidden voor deze zielen verhinderen wil omdat zo’n gebed hen helpen kan vrij te worden, wat hij probeert tegen te gaan. Maar al wordt tegenover deze dwaalleren de waarheid gesteld, toch nemen de mensen niet de enige weg die hun duidelijkheid kan verschaffen. Zij behoefden slechts in oprechtheid naar Mij te komen om opheldering, als zij hen die deze dwaling zouden willen rechtzetten niet willen geloven. Zij hoefden zich maar tot Mijzelf te wenden, maar deze weg nemen zij niet en daarom zijn zij hardleers en wijken ze niet van hun dwaling af. De zielen van zulke mensen die gestorven zijn, zijn echter in grote nood als niemand hen in gebed gedenkt. En ook de mensen op aarde kunnen vanuit het geestelijke rijk niet van de ware toedracht op de hoogte worden gebracht. Want ze geloven niet aan een verbinding van de lichtwereld met de aarde en daarom geven ze zich in gedachten niet over aan deze wetende krachten. Voor hen telt alleen het menselijk leven op aarde tot aan de dood en hun voorstelling van een eeuwige slaap van de ziel tot aan het “laatste oordeel” bewijst alleen maar dat hun elke kennis over het verlossingsproces van het geestelijke, over mijn wezen dat liefde, wijsheid en almacht is, en over het verlossingswerk van Jezus ontbreekt. Hun kennis is zeer beperkt en is in het geheel niet volgens de waarheid. En komen ze met de waarheid in aanraking dan weren ze die af. Toch trachten ze hun opvattingen te bewijzen met het woord van God, met de schrift. Maar niet hun “ontwaakte geest” laat hun deze plaatsen in de schrift vinden, maar mijn tegenstander, die zelf tot eigen voordeel mijn woord gebruikt als hij verwarring kan stichten, wat hem echter weer alleen gelukt waar alleen het verstand van de mens werkzaam is, waar niet Ik zelf om verlichting door de geest word aangeroepen als de mens opheldering verlangt.
De letter doodt, pas de geest maakt levend. Voor degene die zich niet eerst aan Mij overgeeft dat Ik zijn denken juist kan leiden, zal de letter waarlijk tot de dood leiden. Want ook mijn tegenstander kan zich van letters bedienen, die hij alleen op een heel andere manier uitlegt en zo de grootste dwaling voor de mensen aannemelijk laat schijnen. En het is waarlijk een bedenkelijke leer, de leer van de doodsslaap van de ziel. Het is een leer die ook in het hiernamaals de hevigste verontwaardiging teweegbrengt bij de zielen die hulp nodig hebben, die weliswaar leven, maar toch zo zwak zijn dat zij dankbaar zouden zijn voor elke toevoer van kracht die een gebed in liefde hun zou kunnen verschaffen. De mensen zouden in hun gebed vaak aan die zielen moeten denken wier verwanten op de aarde in dat dwaalgeloof leven, opdat zij krachtig worden en opwaarts klimmen en nu van hun kant weer door gedachten hun verwanten kunnen beïnvloeden. Een leven in liefde op aarde zal de zielen ook wel spoedig een duidelijk inzicht verschaffen, maar toch moeten zij zich eerst van dwaalleren vrijmaken voordat zij zelf een arbeidsveld toegewezen krijgen, omdat elke bezigheid in het geestelijke rijk in het verspreiden van de zuivere waarheid bestaat. Gelukkig is daarom de ziel die al op aarde een leven in liefde leidde en zich daarom gemakkelijk los kan maken van verkeerde opvattingen en een geestelijk bezit dat onjuist is. De anderen bevinden zich echter in de grootste nood, want elke dwaalleer zal een schadelijke invloed op de ziel hebben. En de leer van de doodsslaap van de ziel wel in het bijzonder, omdat zij werkelijk tot een verduistering kan leiden die gelijk is aan de dood, en ook gelijktijdig de mogelijkheden voor hulpverlening geringer zijn – juist door het idee dat gebeden geen nut hebben. Wie zich echter in oprechtheid tot Mij wendt zal helder en duidelijk inzien hoe verkeerd deze leer is.
Amen
BD.6543
10 mei 1956
Afgedaald in de hel
Alleen zult u nooit de omvorming van uw wezen tot stand brengen, want het ontbreekt u daartoe aan kracht. Maar Een heeft voor u deze kracht verworven.
De mens Jezus heeft voor u iets gedaan om uw zwakke toestand op te heffen, die het gevolg was van uw vroegere opstand tegen God.
De uitwerking van deze schuld van u, heeft Hij dus voor u op zich genomen. Hij heeft uw schuld betaald met Zijn dood aan het kruis en daardoor de toevoer van kracht voor u weer mogelijk gemaakt.
Hij heeft voor u de kracht verworven en deelt ze nu ook aan u uit als genadegeschenk, vooropgesteld dat u zelf op die genade een beroep doet, waartoe het erkennen van Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld voorwaarde is, wat tevens het erkennen van de goddelijkheid van Jezus inhoudt.
Maar wat nu tevoren onmogelijk was, dat de mens zich zelf weer kon omvormen tot het lichtwezen dat hij in het allereerste begin is geweest, werd door de kruisdood van Jezus mogelijk. En zo heeft de terugkeer naar God ook met zekerheid plaatsgevonden, wanneer de mens zich maar aan Jezus Christus vasthoudt. Wanneer hij Hem vraagt om hulp op de weg naar de volmaaktheid. De kracht die hem nu wordt toegevoerd is voldoende om zich te bevrijden uit de macht van diegene die hem naar beneden in de diepte trok en daar onbarmhartig gekluisterd houdt, omdat de eigen kracht om weerstand te bieden het wezen ontbreekt zonder de hulp van Jezus Christus. Aldus was Jezus na Zijn kruisdood ook in de hel afgedaald om diegenen hulp te brengen die al vóór het verlossingswerk het aardse leven hadden verloren en zich nog steeds in de macht van de tegenstander van God bevonden. Het was hun niet mogelijk geweest zich gedurende hun aards bestaan te bevrijden, want ze hadden een geheel verzwakte wil. En daarom waren ze aan diegene onderworpen en bleven ze zolang in diens macht, totdat de Redder Jezus Christus kwam, die ze nu ongehinderd mochten volgen omdat Hij ook voor hun zielen de koopsom had betaald met Zijn bloed. Toch moest ook de vrije wil van die zielen in acht worden genomen, maar deze ondervond versterking als de ziel niet volledig vijandelijk was ingesteld.
Maar nu wordt het neerdalen in de hel niet juist begrepen, wanneer alleen van die gewillige zielen gewag wordt gemaakt.
Jezus de gekruisigde verscheen ook in de poel van diepste verdorvenheid. Hij waagde zich in het domein van Zijn tegenstander, de gevallen broeder Lucifer.
Hij stond ook voor hem met de tekenen van Zijn wonden en toonde hem waartoe de liefde in staat was.
Hij ging hem als een Broeder tegemoet, maar ook dit grootste offer kon diens stenen hart niet verzachten.
Honend keerde de vorst van de hel zich af en met hem een grote schare van de meest verdorven geesten.
De liefde vond niet de weg naar hun hart. De haat was groter en hun wil was vrij. God was wel op de hoogte van deze mislukking. Toch werd ook aan die bewoners van de hel de genadeschat aangeboden. Want de liefde stopt niet, ook niet voor het meest verdorven schepsel. Maar ze dwingt niet tot overgave.
Zelfs het werk van liefde van de mens Jezus was niet in staat de haat en weerstand te breken. Toch werd het ook aan de wezens van de duisternis aangeboden, want de liefde van Jezus geldt alle schepselen en het neerdalen in de hel was nog een laatste poging om de tegenstander van God tot ommekeer te bewegen, om hem de laatste kansen te bieden zich te veranderen en om de tijd van de verlossing van het gevallene te verkorten.
Maar ook dit grootste werk van liefde dat God zelf in de mens Jezus had volbracht, was niet in staat de hoogmoed en de liefdeloosheid van Lucifer te veranderen. Want deze zag in de kruisdood van Jezus nog een triomf van zijn macht en sterkte.
Hij voelde zich als overwinnaar die het was gelukt een goddelijk Wezen aan zijn knechten over te leveren. Die wel “de tot sterven gekomene” zag in het Wezen dat naar de hel was afgedaald, maar niet “de Verrezene”.
Lucifer schikte zich niet, wat de Godheid van eeuwigheid voorzag en waarop Hij ook het werk van het terugvoeren van het gevallene kon baseren. Dat zal echter ook deze verloren zoon eens in het vaderhuis brengen, wanneer hij zijn machteloosheid zal inzien. Maar het zal nog eeuwigheden duren totdat al het door hem verleide totaal verlost is.
Amen
BD.6545
12 mei 1956
In het bijzonder worden zij die naar het geestelijke streven in het nauw gebracht
De mensen die opwaarts streven zijn heel in het bijzonder aan de aanvallen van mijn tegenstander blootgesteld, en hij wendt de meest verschillende middelen aan om zijn doel te bereiken: hen weer van Mij afkerig te maken en naar beneden in de diepte te trekken.
Hij is zo verblindt, dat hij gelooft, succes te hebben, omdat hij niet weet, dat hij deze zielen al verloren heeft door hun wil, die Mij geldt. Want degene die eens in vrije wil voor Mij koos, laat Ik niet meer los. Maar Ik kan het natuurlijk ook niet verhinderen wanneer hij zich zo nu en dan naar de wereld keert, wanneer mijn tegenstander een schijnsucces boeken kan. Maar onherroepelijk keert de ziel naar Mij terug, want de wereld kan haar niet meer in de ban houden en mijn liefde trekt het schepsel aan dat de weg naar Mij al gevonden heeft.
En hierin zult u ook de verklaring kunnen zoeken dat zij die geestelijk streven, moeten worstelen met mijn tegenstander om hun vrijheid. Ze zullen nooit de verliezende partij zijn, maar toch kracht moeten aanwenden, want hij is hardnekkig en zijn middelen zijn vaak niet te onderkennen en kunnen daarom een schadelijke uitwerking hebben in zoverre, dat de weg naar Mij verlengd wordt door tijdelijke stilstand of te kijken naar wat achter hen ligt.
Ik kan het echter niet verhinderen, wanneer de mensen zich laten verblinden door vals licht, en in het bijzonder dan niet, wanneer zij voorbijgaan aan het ware licht dat uit Mij straalde ter wille van dat begoochelende en verblindende licht, wanneer hun ogen dan zwakker zijn geworden en ze niets meer kunnen onderkennen. Noch Ik, noch mijn tegenstander zullen dwang aanwenden waar het om de vrije beslissing van de schepselen gaat, maar toch zal het mijn tegenstander niet lukken, Mij de zielen weer te ontrukken die zich op weg naar Mij bevinden, hij kan ze slechts ophouden en proberen voor zijn doel naar z’n hand te zetten. En dan beslist de vrije wil weer, die echter zeker ook weer de weg naar Mij terugvindt, zelfs wanneer de mens over dwaalwegen is gegaan, want wie eens Mij als doel heeft, geeft dit doel nooit meer op.
Dat het echter toch al mogelijk is, hem maar in het minste ter wille te zijn, ligt aan u, mensen zelf. Uw band met Mij hebt u zelf losser gemaakt en daardoor hem tot u getrokken, die zich zo’n gelegenheid niet laat ontgaan. Daarom is steeds verhoogde waakzaamheid geboden voor ieder die opwaarts streeft, (14 mei) want ofschoon de tegenstander ook blind is in zijn geest, ofschoon zijn denken ook helemaal de verkeerde kant opgaat, weet hij toch dat hij geen lange tijd meer heeft, dat hem een termijn gesteld is, en in zijn duisternis gelooft hij in deze korte tijd nog te bereiken dat hij Mij onttroont en zichzelf op de troon kan verheffen.
En daarom deinst hij ook voor geen middel terug en hij stopt voor geen mens, maar een ding kan hem tegenhouden: wanneer u zich in mijn lichtkring bevindt. Tegen mijn licht kan hij niet op en daarom probeert hij alles om de dragers van het licht ten val te brengen. Bent u echter waakzaam, dan keert u uw ogen en harten steeds alleen naar Mij, dan kan het licht van mijn liefde sterker in u binnen stralen en mijn tegenstander schuwt dit en vlucht. U moet waakzaam zijn en bidden en hij zal niets bij u bereiken.
Amen
BD.6547
15 mei 1956
Meelopen is nutteloos
U zult niet op ’n noemenswaardig resultaat kunnen bogen op het einde van uw aardse leven, als u de brede weg bent gegaan, als u zich bij hen die daarop voortgaan hebt aangesloten – zonder van tevoren te vragen waar de weg heengaat die de massa’s bewandelen. Want dan bent u alleen meelopers die menen hun verantwoordelijkheid te kunnen afschuiven op hun naasten, op die – welke de menigte aanvoeren. Ieder afzonderlijk mens zal op zijn levensreis telkens aan een tweesprong komen, en er zullen ook van de begeleiders altijd weer enige andere wegen gaan – dan moet de mens zelf een beslissing nemen waarheen hij zich wil wenden. Want als hij tot aan het einde van zijn leven slechts een meeloper blijft, heeft hij niets gewonnen voor het heil van zijn ziel.
Daarom kunnen kerkelijke organisaties voor hun leden nooit het bereiken van de zaligheid garanderen, omdat ieder mens deze zelf moet nastreven en bevechten. Wel kunnen hem daartoe aanwijzingen gegeven worden, maar ieder mens moet nu bij zichzelf die arbeid aan zijn ziel verrichten, dat wil zeggen: een ieder moet nu voor zich de weg gaan die omhoog leidt.
Het is een grote dwaling de verantwoordelijkheid voor zijn ziel te willen afschuiven op zogenaamde leiders, altijd alleen maar te doen wat deze leiders verlangen en te geloven, dat dit bewuste arbeid aan de ziel zou zijn. Het is een grote dwaling te menen het verlangen van deze leiders niet aan een onderzoek te mogen onderwerpen – onvoorwaardelijk alles aan te nemen en te geloven wat door hen als waarheid wordt voorgesteld.
Zelfs als het de waarheid is, moet ieder mens er zelf een standpunt over innemen, want dan pas kan hij onderkennen wanneer dwaling binnen mocht sluipen en zich daartegen weren. Wie zich echter geheel en al verlaat op dat wat noodzakelijk onderzocht moet worden, die mag niet aannemen dat zijn nalatigheid verontschuldiging vindt, hij mag niet geloven zijn schuld op de hals te kunnen laden bij hen die hem verkeerd geleid hebben. Ieder ziet de wegen die zich afsplitsen en hij kan die wegen net zo makkelijk gaan, als die waarop hij al gelopen heeft. Maar hij moet zich altijd afvragen waarheen die verschillende wegen leiden – en dan bewust kiezen. Wie echter zijn ogen naar de grond slaat en gedachteloos achter de massa aanloopt, die kan de wegkruising gemakkelijk over het hoofd zien, en ook dan is het zijn eigen schuld. Want hij moet om zich heen kijken, hij moet niet domweg maar doorlopen, hoewel hem de gave ten deel viel te mogen zien.
En hij moet nadenken, omdat hem daarvoor het verstand gegeven werd, dat hij ook moet gebruiken om het heil van zijn ziel te bewerkstelligen. En u moet ook weten dat de weg die de massa gaat nooit de juiste is. Want de massa’s worden aangevoerd door Gods tegenstander en nooit zal daar de waarheid te vinden zijn.
Als, u, mensen u toch voor ogen zou willen houden dat op aarde de tegenstander de overmacht heeft, en dat veel meer mensen hem toebehoren dan God. Als u toch aan de slechtheid van de mensen, aan de liefdeloosheid en het lage geestelijk niveau zou mogen zien hoe groot zijn macht is over de mensheid. Dan zou u, als u er ernstig naar streeft het heil van uw ziel te bereiken, u niet onder de grote massa bevinden, u zou u er van afzonderen en een weg zoeken die een andere richting heeft. U zou acht slaan op de boden die met een licht voorop gaan om u de weg te verlichten, u zou u niet tevreden stellen met holle frasen, u zou wijze onderrichtingen verlangen die u een juist licht geven. U zou zelf nadenken en een steeds helderder licht ontvangen.
Schud uw zorgeloosheid af indien het om het heil van uw ziel gaat. Laat niet anderen voor u zorgen, want voor uw ziel draagt u zelf de verantwoording, die niemand u kan afnemen. Probeer zelf met God in verbinding te komen, kies Hem tot uw Leidsman en maak u los van hen – die geloven op aarde Zijn vertegenwoordigers te zijn, want de ware vertegenwoordigers van God zullen u er altijd alleen maar op wijzen de verbinding met God tot stand te brengen, de valse vertegenwoordigers echter willen u de verantwoording afnemen en verlangen van u alleen blinde gehoorzaamheid en vervulling van de door hen zelf uitgevaardigde geboden.
Wilt u zalig worden, dan moet u ook de wegen gaan die naar de zaligheid leiden. U moet God bidden dat Hij u de juiste wegen aanwijst en u de kracht geeft ze te gaan, ook als zij opwaarts voeren. En God zal u de ware leiders tegemoet sturen, Hij zal u zelf trekken en u zult dan zeker het ware doel bereiken.
Amen
BD.6551
20 mei 1956
Het streven naar de geestesgaven – Het kenmerk van de kerk van Christus
U moet er ijverig naar streven de gaven van de geest te verkrijgen, want die kunnen u niet geschonken worden. U moet ze verwerven doordat u uzelf geschikt maakt voor het werkzaam kunnen zijn van mijn geest in u. Geloof niet dat ze u gegeven kunnen worden als u geen arbeid aan uw ziel hebt verricht, wanneer uw wezen zich niet zodanig veranderd heeft dat het tot liefde geworden is.
Uw ziel moet een zekere graad van rijpheid bereikt hebben voordat mijn geest in u kan werken, dit niveau van rijpheid vereist van u een vaste wil om op aarde geheel en al naar mijn geboden te leven, het stelt zelfoverwinning voorop, een onzelfzuchtig dienen van de naaste en een volledig zich naar Mij toekeren. Dan pas kan Ik mijn geest over u uitgieten en kan de mens die gaven ontvangen waarvoor hij in het bijzonder geschikt is en die zijn verdere arbeid voor Mij en mijn rijk bepalen.
Allen kunt u de gaven van de geest deelachtig worden, want allen bent u geroepen om ijverig mee te werken voor mijn rijk. Maar weinigen slechts zijn uitgekozen, want slechts weinigen vervullen de voorwaarden verbonden aan het werken van mijn geest. Slechts weinigen nemen het met de arbeid aan hun zielen zo ernstig, dat ze zich vormen tot een opnamevat van mijn geest en slechts weinigen kan Ik daarom toerusten met de gaven van de geest.
Wie echter deze gaven bezit is op aarde reeds zalig, want die weet zich innig met Mij verbonden. Hij weet dat Ik zelf in hem werk en hij zal daarom met succes werkzaam zijn voor mijn rijk.
U mensen kunt dus uw lidmaatschap van de kerk van Christus tot de kerk, die Ik zelf op aarde stichtte niet anders bewijzen dan door het bezit van een geestesgave, want dit is het kenteken van mijn kerk. En er zijn verschillende gaven die getuigen van het werken van mijn geest. Steeds echter komt er een kracht aan het licht die ongewoon lijkt. Er zal in die mens een vermogen te voorschijn komen dat hij zich niet door ijver, studie of lichamelijke kracht heeft eigen gemaakt – maar dat hem klaarblijkelijk werd geschonken, het zij dat hij wonderen verricht, zieken geneest of dat hij in wijsheid onderwijst of de profetische gave bezit.
Al deze dingen bewijzen dat zij tot de kerk van Christus behoren, want zij hebben het levend geloof in zich dat uit de liefde is voortgekomen. Zij hebben daarom zo’n innige verbinding met Mij dat Ik door mijn geest in hen werken kan, zoals Ik dat goed acht voor hun zielenheil en dat van hun medemensen.
U mensen hoeft dus alleen serieus uw best te doen en in de liefde te leven, om tot een levend geloof te komen. Dan zult u ook alles doen wat uw ziel de graad van rijpheid oplevert en dan zult u mijn tegenwoordigheid in u bewust zijn. En vanuit dit bewustzijn zult u ook over ongewone kracht beschikken, die Ik zodanig over u mensen verdeel dat het voor u en voor uw omgeving nuttig is.
En wie zich nu zo’n ongewone geestesgave verworven heeft die is ook een getrouwe dienaar in mijn wijngaard, want hij werkt met deze gave om zijn medemensen tot een levend geloof aan Mij in Jezus Christus te brengen. Want wie door mijn geest verlicht is, die zal ook steeds van Mij – zijn goddelijke Verlosser in Jezus Christus getuigen, omdat die verlossing door Jezus eerst moet zijn gebeurd, voordat mijn geest werkzaam kan zijn – voordat mijn geestesgaven uitgedeeld kunnen worden. Want alleen de mens die door het bloed van Jezus is verlost, heeft ook de kracht zo aan zichzelf te werken dat zijn ziel de graad van rijpheid bereikt die vereist is geestesgaven te ontvangen.
Met de hulp van Jezus Christus kan en zal het u mensen gelukken. Daarom zal ook ieder geestelijk ontwaakt mens van Hem, die Zijn geest beloofd heeft, getuigen. En iedereen die een geestelijke gave bezit getuigt, dat hij door Jezus Christus verlossing vond uit de nacht van de dood. En in hem werkt dan mijn kracht, in hem schijnt nu mijn licht en in hem ben Ik zelf en werk door mijn geest.
Amen
BD.6553
23 mei 1956
De verbinding met God: in liefde werkzaam zijn
U treedt met Mij in verbinding wanneer uw gedachten zich naar Mij verheffen. Maar deze verbinding kan te allen tijde weer worden verbroken, omdat uw gedachten nooit lang bij hetzelfde blijven stilstaan. En daarom moet steeds weer opnieuw de wil actief zijn dat uw gedachten zich met Mij bezighouden. Maar het is anders wanneer u de verbinding met Mij tot stand brengt door in liefde werkzaam te zijn. Dan trekt u Mij zelf naar u toe en dan neemt u ook de liefdeskracht in ontvangst die u steeds meer aan Mij bindt, zodat de band niet zo gemakkelijk kan worden verbroken. Want wie eenmaal de liefde in zich heeft ontstoken, die zal ook de kleine vlam voeden. Hij zal zich niet tevreden stellen met één werk van liefde, maar juist door mijn kracht, door mijn aanwezigheid tot steeds nieuwe werken van liefde worden aangespoord.
De liefde is waarlijk de meest hechte band die u met Mij aaneensluit. Een mens die maar vaak zijn gedachten naar Mij verheft, wordt nu eveneens aangespoord in liefde werkzaam te zijn. Want zijn denken aan Mij, aan zijn God en Schepper, is altijd een teken van goede gezindheid. En zulke verbindingen die in gedachten vaak tot stand worden gebracht, zullen ook zeker een uitwerking hebben op zijn willen en denken – dat zich noodgedwongen in banen zal bewegen die overeenstemmen met mijn wil. De verbinding met Mij kan nooit zonder goede uitwerking blijven en daarom kan ze de mensen niet genoeg worden aanbevolen. Maar werken van liefde zullen steeds het krachtigste effect hebben. In elke levenssituatie nu is de mens gelegenheid gegeven zich met Mij te verbinden. En wie van goede wil is, die zal de gelegenheden ook benutten. Maar zolang de gedachten van de mens naar andere doeleinden uitgaan, zolang de mens in de eigenliefde leeft, zoekt hij Mij niet, maar houdt hij zich van Mij gescheiden. En zolang hij zonder enige band met Mij leeft, bevindt hij zich nog in de macht van mijn tegenstander, die zijn wil verkeerd richt en invloed op hem heeft, omdat de mens hem geen weerstand kan bieden. Omdat hij geen kracht bezit, die alleen in hem kan groeien door werken van liefde. Omdat Ik zelf hem niet kan bijstaan, want hij maakt mijn tegenwoordigheid onmogelijk door zijn verkeerd willen en denken.
Er zijn twee doelen die de mens in gedachten kan nastreven, maar beide doelen zijn totaal verschillend. Ben Ik zelf echter het doel van zijn gedachten, dan kan de mens aan het einde van zijn leven op aarde grote winst boeken, want de band met Mij levert hem ook een grote genadeschat op, die juist deze bereidwilligheid van de mens vooropstelt om benut te worden. Ik doe waarlijk alles om de gedachten van de mens in het aardse bestaan op Mij te richten, om hem ertoe aan te zetten in liefde werkzaam te zijn, maar ook mijn tegenstander zal niets onbeproefd laten. En de mens zelf geeft de doorslag, want zijn wil is vrij. Maar zijn leven zal nutteloos zijn wanneer hij de weg naar Mij niet vindt, terwijl het ook rijk gezegend kan zijn wanneer hij zich in gedachten met Mij verbindt en mijn aanwezigheid verzekerd wordt door in liefde werkzaam te zijn. Want dan zal hij voor eeuwig met Mij verbonden blijven.
Amen
BD.6554
24 mei 1956
De voorloper van Jezus
De positieve ontwikkeling van de ziel is opgave van de mens op aarde. Doch slechts weinigen zijn zich daarvan bewust; slechts weinigen stellen zich de vraag over de reden en het doel van het menszijn. De meerderheid streeft alleen naar aardse welstand en naar alles wat het lichaam welbehagen verschaft. Maar alle mensen zijn in staat hun verstand te gebruiken, alle mensen zouden zich de vraag kunnen stellen wat de zin en het doel van het aardse leven is. En alle mensen zouden die vraag ook beantwoord krijgen, want zij is de eerste schrede omhoog.
Maar omdat de mensen niet verder dan tot aan hun lichamelijk dood kijken, omdat ze zelden aan een voortleven van de ziel geloven, is hun de vraag naar hun aards welzijn belangrijker en zij beschouwen het bezig zijn in aardse zin voor dringender. Het geloof ontbreekt hun, want zouden ze maar een zwak geloof hebben – dan zouden zij innerlijk geen rust vinden ondanks aardse welvaart.
Hoe meer het naar het einde gaat des te minder geloof is er onder de mensen te vinden. Daarom treden in de eindtijd mensen op, die op een buitengewone wijze met God zijn verbonden, die daarom ook buitengewoon kunnen werken en de opmerkzaamheid van de medemensen tot zich trekken. Want God probeert waarlijk nog alles om diegenen te helpen die slechts zo’n aansporing nodig hebben, om zich van het aardse doel bewust te worden.
Zulke mensen zijn met het doel een missie te vervullen op aarde, belichaamde lichtwezens, zij willen de nood van de medemensen verzachten en voor dat doel lichamelijk op aarde wandelen, zonder dat zij zich van hun herkomst bewust zijn. De sterke verbinding met God die zij echter uit vrije wil als mens tot stand brengen, wat al hun medemensen ook zouden kunnen doen, geeft hun ongewone kracht. Hun wezen bestaat uit liefde en daarom hebben zij een zo levend geloof, dat zich dit uit in ongewone liefdadigheid. In het levendig verkondigen van Jezus Christus en krachtdadige hulp aan lichaam en ziel in Zijn naam.
Door zulke mensen kunnen nog vele tot het geloof komen omdat zij duidelijk van een kracht blijk geven die aards niet verklaard kan worden. De mensen moeten tot geloven gebracht worden en hun moet tevens de weg tot God gewezen worden, waartoe bij de volledig ongelovige mensheid ongewone middelen aangewend moeten worden die desondanks niet tot geloven dwingen. Er zullen steeds meer opgestane mensen de kracht van hun geloof doen blijken, hoe dichterbij het einde is. Tot plotseling een groot licht zal gaan stralen, tot er iemand zal komen die het naderende komen van de Heer aankondigt en Hem weer de weg bereidt.
Zijn licht zal helder in de wijde omtrek schijnen, want zijn verschijnen zal snel bekend worden. En ofschoon hij voor vele mensen een bron van kracht en troost zal zijn, zal hij toch heel vijandig bejegend worden door hen die voor het einde in de meerderheid zijn, die tot de tegenstander van God behoren en in zijn opdracht ook zullen handelen tegen al het goddelijk-geestelijke. Zij zullen in het bijzondere diegenen vervolgen die in de naam van Jezus spreken en het nabije einde verkondigen.
Maar juist omdat Gods tegenstander met ongewone brutaliteit optreedt in de laatste strijd op deze aarde, wordt er ook een buitengewoon “licht” naar de aarde gezonden. Weer zal zich een lichtgeest op aarde belichamen zoals het geschreven staat, weer zal hij voor de Heer uitgaan en Zijn komen verkondigen. En weer zal hij als roepende in de woestijn zich bekend maken.
Hij weet wie hij is en gaat toch in alle onopvallendheid zijn aardse weg, die ook weer met zijn dood bezegeld zal worden. Maar alle God getrouwe mensen zullen kracht bij hem opdoen en altijd weer opgericht worden als de nood van de tijd ze neer schijnt te werpen, want hij spreekt in opdracht van God en door hem spreekt God de mensen zelf aan. En zij begrijpen dan ook de belangrijke missie van de voorloper van Jezus Christus en ze verwachten daarom welbewust ook het komen van de Heer, en twijfelen niet dat zij verlost worden uit de grootste benauwenis. Wanneer de voorloper zal optreden is de tijd gekomen die telkens werd aangekondigd door zieners en profeten, want als hij verschijnt is ook de activiteit van de antichrist duidelijk herkenbaar – want hij zal de gelovigen zo kwellen dat zij buitengewone hulp nodig hebben. De voorloper zal zijn “licht” laten schijnen en dit zal in wijde omtrek uitstralen.
Waar het ook is, de mensen zullen met zekerheid van hem horen en de gelovigen zullen weten wie achter dit “licht” schuilgaat en nu ook weten hoe laat het is. De voorloper van Jezus, Christus echter gaat vastberaden zijn weg ondanks vijandigheid en spreekverbod. Hij spreekt in de opdracht van God en hij erkent geen andere Heer dan alleen de Ene die hij dient.
Zijn taal zal inslaan en zal de zwakken kracht geven tot verzet, want daardoor zullen de mensen ook de moed opbrengen voor hun geloof te sterven. En toch ligt het leven van ieder mens in de handen van God en Hij alleen weet wanneer het uur van redding zal slaan, wanneer Zijn komen naar de aarde en de wegneming der zijnen plaats zal hebben.
Ook de voorloper weet van zijn einde, maar hij dient zijn Heer ook nog door zijn dood. Want daardoor zal hij het werk der verheerlijking volbrengen; door zijn dood wordt Gods macht en heerlijkheid openbaar Want Eén alleen gebiedt over leven en dood en die Ene zal zich doen kennen als Heer en als overwinnaar over Zijn tegenstanders, als de laatste dag gekomen is. Hij zal diegenen het leven geven die in Hem geloven en aan de dood overgeven allen die Zijn tegenstander onderhorig zijn.
Amen
BD.6557
29 mei 1956
Verandering van wezen – Strijd tegen verkeerde liefde
De grootste winst van uw leven op aarde is de vereniging met Mij. Hierin zult u uw doel moeten zien en u zult niet eerder mogen rusten, tot het aaneensluiten met Mij heeft plaatsgevonden. Bewust en onbewust zult u deze aaneensluiting kunnen bewerkstelligen, maar vooreerst zult u steeds in Mij moeten geloven. U zult Mij als een Wezen moeten erkennen, met wie u nu in contact wenst te komen. Deze wens van u is al het bewijs, dat de wil, die aanvankelijk nog aan mijn tegenstander toebehoorde, zich op Mij heeft gericht. En zodra u zich nu door middel van gedachten met Mij bezighoudt, verbindt u zich bewust met Mij, ofschoon de juiste band nu eerst vereist, dat u zichzelf tevoren omvormt; dat u uw best doet, uw wezen aan het mijne gelijk te maken, omdat Ik me alleen kan aaneensluiten met het volmaakte, maar deze volmaaktheid kan door u ook bereikt worden.
U zult zich dus eerst tot liefde moeten vormen, omdat mijn Oerwezen liefde is. Maar zodra u in gedachten de band met Mij tot stand brengt, zodra u tot Mij bidt, komt u ook kracht toe om deze verandering van uw wezen te kunnen voltrekken. Uw wil behoort nu Mij toe en daarom kan Ik u kracht doen toekomen, wat voordien niet mogelijk was, daar het toebehoren aan mijn tegenstander ook tegelijkertijd weerstand, dat wil zeggen het afweren van de kracht van mijn liefde, betekent. Daarom is de verandering van wil in de eerste plaats nodig, dan pas kan de verandering van wezen plaatsvinden, die voor het toesturen van mijn kracht is vereist. Maar mijn kracht is uitstraling van liefde en ze zal zich weer doen gevoelen in het werkzaam zijn in liefde. Zodra u nu werken van liefde verricht, doet u een beroep op deze kracht en trekt u Mij zelf daardoor steeds dichter naar u toe.
Ik ben de Liefde zelf en daarom kan de aaneensluiting met Mij alleen maar plaatsvinden, wanneer liefde zich bij Liefde voegt, zoals echter ook geen werk van liefde kan worden volbracht zonder Mij. Daarom zult u ook onbewust de aaneensluiting met Mij tot stand kunnen brengen, wanneer u in liefde leeft, ook wanneer u door gedachten de band met Mij niet zoekt. Maar met zekerheid zullen zulke gedachten nog in u boven komen en u ook niet meer verlaten, want het bewuste erkennen van Mij zelf moet plaatsvinden, om gelukzalig te kunnen worden en het zal ook gebeuren, waar Ik zelf dicht bij de mens kan zijn, omdat hij in liefde werkzaam is, dus een beroep doet op mijn kracht. Het is niet zo moeilijk deze aansluiting te vinden, voor de mens, die niet wordt beheerst door eigenliefde, zeer integenstelling tot waar de eigenliefde de mens de onbaatzuchtige naastenliefde verhindert. Dus daar beheerst mijn tegenstander de gedachten van de mensen, daar kan geen liefdestraal van Mij binnenkomen, daar ben Ik nog ver weg en wordt er noch opzettelijk (dus bewust), noch onbewust de band met Mij tot stand gebracht. En zonder liefde is de mens in zijn wezen nog zo onvolmaakt, dat Ik zelf me niet met hem kán aaneensluiten. Dan bereikt de mens zijn doel niet op aarde en het zal ook moeilijk zijn, hem in het rijk hierna op andere gedachten te brengen, want zolang hij door eigenliefde wordt beheerst, zal hij ook niet worden geraakt door de nood van andere zielen. En nooit zal hij kracht kunnen ontvangen, omdat hij nooit de wil om te helpen in zich laat bovenkomen. Daarom is ook de belangrijkste en ook moeilijkste strijd op aarde, de strijd met zichzelf, de strijd tegen de verkeerd gerichte liefde, die veranderd moet worden tot volledige onbaatzuchtigheid, om dan pas te kunnen worden betiteld als liefde, die het wezen verandert. Waar er maar een poging wordt gedaan, help Ik een handje met mijn kracht, want liefde kan niet anders dan door liefde worden aangetrokken. Dan pas zult u zich met Mij kunnen verbinden en verbonden blijven voor eeuwig.
Amen
BD.6559
31 mei 1956
De juiste woordverkondiging – Gods tegenwoordigheid
De arbeid voor Mij en mijn rijk moet met alle ijver worden verricht, omdat de tijd dringt en er nog velen gewonnen moeten worden voor het einde. En ook het wereldgebeuren draagt ertoe bij, dat de mensen nadenkend zouden kunnen worden en een open oor hebben voor mijn evangelie, als het hen levend uiteen wordt gezet door diegenen, die een gewekte geest hebben. Maar ook alleen díe zullen met succes kunnen werken in de laatste tijd, terwijl de dode predikers eerder een geloofsafval zullen bewerkstelligen dan een opwekking van hun toehoorders. Want die preken ook niet in Míjn opdracht, maar ze zalfden zichzelf tot “dienaren van de Heer”, die ze echter nooit kunnen zijn, zolang mijn geest niet in hen werkzaam is; zolang ze zich niet lieten wekken door mijn geest, wat echter een leven in liefde vooropstelt. Alleen wat bewijst te leven kan weer tot leven leiden. En mijn woord moet de mensen levend worden gepreekt, om hen tot leven te wekken. En het moet hen zo worden aangeboden, dat ze de kracht van het woord voelen en daardoor worden aangespoord het na te volgen. Ze moeten zich ook door Mij zelf voelen aangesproken en dit is alleen mogelijk, wanneer Ik zelf ook tot hen kan spreken door de mond van gewekte dienaren.
En dat is, wat onbegrijpelijk en onbekend is bij diegenen, die zich voor mijn vertegenwoordigers op aarde uitgeven en toch de mensen een dodelijk verstard evangelie verkondigen; die zich alleen van de woorden bedienen, die Ik eens tot de mensen sprak, maar waaraan elk leven ontbreekt, omdat de geest ontbreekt die het pas levend maakt. Enkelingen spreken dan krachtig, wanneer ze een waar leven in liefde leiden en daardoor ook tot helderheid van hun denken komen. En als dezen zich geheel en al in mijn armen lieten nemen, zouden ze ook ware vertegenwoordigers van mijn leer op aarde kunnen worden. Maar ze vinden moeilijk de weg naar Mij, die rechtstreeks vanuit het hart naar Mij moet leiden, maar niet via een door mensen kunstzinnig aangelegd gebied, dat dezen als “kerk” betitelen. U mensen wilt deze waarheid niet horen, maar neem toch eens oprecht en vol vertrouwen deze rechtstreekse weg naar Mij en u zult er geen spijt van hoeven te hebben. Maar Ik kan alleen deze raad geven aan diegenen, die vol liefde zijn, omdat Ik dán alleen maar tot hen kan spreken, omdat mijn geest dan zal nederdalen en zij nu ook mijn ware vertegenwoordigers kunnen zijn.
Er moet nog veel arbeid worden verricht en Ik roep steeds weer op tot deze arbeid in de wijngaard. Ik tracht steeds weer knechten te winnen, die bereid zijn Mij trouw te dienen. En Ik wil u ook zeggen, hoe diegenen geaard moeten zijn, die voor deze arbeid in de wijngaard nodig zijn. Ze moeten een levend geloof hebben, dat door de liefde tot leven werd gewekt. Want Ik zelf moet in hen kunnen werken, daar anders hun arbeid tevergeefs is. Het spreken van mijn woorden is nutteloos, wanneer uit deze woorden niet tegelijkertijd de leven verwekkende kracht stroomt. En leven schenken kan alleen Hij, die zelf het Leven is. Dus iedere verkondiger van mijn evangelie op aarde moet het toestaan en mogelijk maken, dat Ik zelf door hem kan spreken. Hij moet door de liefde zich zo innig met Mij verbinden, dat Ik nu in hem aanwezig ben en uit hem spreek, wanneer hij zijn mond opent om mijn woord te prediken. Hij mag niet menen, dat mijn aanwezigheid vanzelfsprekend is, als hij zich alleen maar van mijn woorden bedient, die zonder mijn geest slechts lege letters zijn. Hij moet tevoren mijn geest vragen, doordat hij zich bewust met Mij verbindt en door onbaatzuchtige werken van liefde ook mijn aanwezigheid mogelijk maakt. En een onvermoede zegen zal uitstromen over allen die hem aanhoren, omdat ze nu Mij zelf horen en door de kracht van mijn woord kunnen worden aangeraakt, zodat ze zelf gewekt worden ten leven. En dan is er geen gevaar meer, dat ze verloren gaan, want wat eenmaal levend is geworden op deze aarde zal het leven ook niet meer verliezen. Wat eens de dood ontvlucht is, is hem ontvlucht die het eens aan de dood had uitgeleverd. Maar nu zal het leven in eeuwigheid.
Amen
BD.6568
10 juni 1956
Jezus Christus schenker van kracht en leider
Elke geestelijke vooruitgang moet bevochten worden. En het moet steeds weer worden benadrukt, dat de weg opwaarts moet leiden, dat deze naar het doel voert, dus altijd een zekere kracht vereist. Daar u mensen zelf weinig kracht bezit, zult u deze dus van Mij moeten vragen, of u zult deze moeten verwerven door werkzaam te zijn in liefde. De weg omhoog zou nooit kunnen worden gegaan zonder toevoer van kracht, want hij is niet vlak. Hij is inspannend voor ieder mens, tenzij hij een mate van liefdekracht bezit, zodat hij geen enkele inspanning voelt. Dan draagt de liefde hem zelf omhoog. Wie dus nog krachteloos is en toch graag de weg omhoog wil afleggen, moet een beroep doen op hulp, op een leider die hem begeleidt, hem steunt en hem van kracht voorziet.
En deze helper en leider is Jezus Christus, aan wie u mensen zich zult moeten toevertrouwen op uw weg over de aarde, opdat deze naar het doel zal voeren. Jezus Christus zal u eerst bij de bron van leven brengen, waaruit u kracht zult kunnen putten voor uw tocht over de aarde. Want Jezus Christus bracht u mijn woord, de goddelijke leer van de liefde. En steeds zult u op de eerste plaats van deze liefdeleer kennis moeten nemen en dan in overeenstemming met de leer werkzaam zijn. Dan ontvangt u kracht en zult u nu aan de zijde van uw leider vol vertrouwen aan de klim omhoog kunnen beginnen, want u zult nu ook de zwaarste hindernissen kunnen overwinnen krachtens de liefde, tot welke u uw wezen vormt, wanneer u volgens mijn liefdeleer zult leven.
In het begin van uw leven bent u krachteloos. Maar u hoeft niet krachteloos te blijven. Want heel gemakkelijk zult u een mate van liefdekracht kunnen verwerven, wanneer u een beroep doet op de hulp van Jezus Christus, die aan het kruis is gestorven omdat uw zwakheid medelijden in Hem opwekte. En Hij verwierf daarom door Zijn dood een mate van genade, waaruit u nu onbeperkt genade en kracht zult kunnen betrekken. De klim omhoog vereist kracht en alleen Eén kan u deze kracht verschaffen: Jezus Christus. Want elke kracht gaat van Mij uit en Ik en Jezus Christus zijn Eén.
U zult dus volledig bewust een beroep moeten doen op mijn kracht, doordat u Mij daarom vraagt, doordat u in Mij gelooft en nu in dit geloof ook mijn wil vervult, dat wil zeggen: u de goddelijke geboden van de liefde tot richtsnoer van uw levenswandel maakt. Dan verwerft u kracht en Ik zelf zal u ook nooit zonder kracht laten, omdat u Mij daar vol vertrouwen om hebt gevraagd. En dan gaat u de weg omhoog en u zult nu uw kracht kunnen gebruiken om alle weerstanden te overwinnen, om hindernissen uit de weg te ruimen en u zult niet moe worden of krachteloos neerzinken, want die u van kracht voorziet, gaat ook voortdurend naast u, omdat u Hem erkent, omdat u gelooft in Mij in Jezus Christus, omdat u Hem als uw leider uitkoos, omdat u Mij bij u aanwezig laat zijn wanneer u een leven in liefde leidt, wanneer u de goddelijke leer van de liefde naleeft.
Dit zult u moeten weten, omdat u anders niet zult kunnen begrijpen waarom uw aardse leven vaak moeilijk en drukkend is en waarom u tot die Ene uw toevlucht zult moeten nemen, die alleen uw last kan verminderen, die u leert hoe u de weg moeiteloos zult kunnen afleggen. U zult moeten weten dat alleen de liefde de bron van kracht is, dat u zonder liefde het doel niet bereikt. Want u begint uw leven op aarde in de diepte en zult het moeten verlaten in de hoogte, wil uw aardse weg niet tevergeefs zijn geweest. Maar u zult uw doel kunnen bereiken wanneer u om de juiste leider roept, wanneer u zich bij Jezus Christus aansluit, die zelf de weg is gegaan en die u uitnodigt Hem na te volgen als u gelukzalig wilt worden.
Amen
BD.6569
11 juni 1956
Gebedsverhoring – Geloof
De kracht van uw geloof waarborgt u ook de vervulling van uw vragen. Want Ik sta achter mijn woord: “Vraag en u wordt gegeven, klop en u wordt opengedaan”. U moet er altijd aan denken dat mijn woord waarheid is, dat Ik u niet een belofte doe zonder die te vervullen. U moet erover nadenken dat het Mij ook altijd mogelijk is aan uw vragen te voldoen en dat de liefde voor u ook graag uw verzoeken nakomt.
Maar u moet ook hier aan denken, dat u alleen dan op de vervulling mag rekenen als u vast gelooft, wanneer u geen twijfel laat boven komen aan mijn liefde of mijn macht. De geringste twijfel hindert me echter om u van deze liefde en macht van Mij blijk te geven, want dan bent u nog niet zo nauw met Mij verbonden, u ziet in Mij nog niet de Vader, maar steeds alleen de verre God, die zich echter ook niet op de voorgrond plaatst zolang uw kinderlijke liefde Mij, uw Vader niet (tot zich) trekt, wat een vast geloof echter wel doet.
Daarom blijven zo vele vragen van mijn aardse kinderen onvervuld en dat versterkt nog hun twijfel aan de kracht van een gebed. En toch is alleen maar de ontbrekende kracht van het geloof er debet aan dat u vaak tevergeefs op vervulling wacht.
Kom als kinderen tot uw Vader en spreek tot Hem in ware deemoed en kinderlijke liefde en leg Mij nu uw verlangens voor, in het vaste vertrouwen dat Ik u hoor, begrip heb voor uw nood en ze van u afwend. En u zult er van overtuigd kunnen zijn, dat Ik mijn oor niet sluit en uw vragen inwillig. Want Ik wil u steeds dichter naar me toe halen en daarom ook een vast geloof niet stuk laten gaan. En een waar kind zal ook alleen maar om dingen vragen waarvan zijn ziel geen nadeel ondervindt, een waar kind laat het aan Mij over en Ik stuur zijn gedachten, zodat het inzicht heeft en elk verlangen weert dat zijn geestelijke ontwikkeling tegenwerkt.
De ware kinderlijke verhouding (tot Mij) garandeert ook een verlichte geest. Ik wil dat u zich in elke nood van het lichaam of de ziel op Mij verlaat en Ik zal u helpen zoals Ik u beloofd heb, zodra uw geloof in Mij levend is. Het levend geloof kan Ik u echter niet geven, u moet dit zelf voor u verwerven door de liefde.
En zo zult u nu ook weten waarom zoveel gebeden onverhoord blijven: omdat een zwak geloof door gebrek aan liefde kan worden verklaard en omdat een mens die zelf weinig liefde heeft, nooit een blijk van mijn liefde mag verwachten en daarom ook het werken van mijn liefde verhindert.
Mijn woord is waarheid. Maar mijn beloftes stellen ook steeds het vervullen van mijn voorwaarden voorop. Dan zal ook elke belofte in vervulling gaan bij u. Streef er dus naar uw geloof te versterken, het levend te laten worden door werken van liefde. Dan echter zal ook de kracht van het geloof in u zijn en mijn liefde en macht zullen bij u duidelijk merkbaar worden.
Amen
BD.6570
12 juni 1956
Mijn schapen herkennen mijn stem
Woorden die u van Mij ontvangt zijn geest en leven. En ze moeten ook de geest van ieder mens aanspreken en hem het leven geven. Hij moet de kracht van mijn woord gewaar worden zodra hij maar zijn hart opent en Mij zelf toegang verschaft, zodra hij de gave in dank aanneemt die Ik zelf hem aanbied. Die Mij liefheeft en die ook zijn naaste liefde betuigt, zal zich steeds door mijn woord aangeraakt voelen, omdat deze al door de liefde met Mij verbonden is en hij ook mijn stem herkent als stem van de Vader, die Zijn kind gelukkig wil maken.
“Mijn schapen herkennen mijn stem.” En mijn stem weerklinkt altijd alleen dan, wanneer Ik zelf ook tot de mensen spreken kan. U zult niet het lege woord als “stem van de Vader” kunnen bestempelen, waarvan zich ook die mensen kunnen bedienen die mijn aanwezigheid in zich echter nog niet toelaten, die nog een ongewekte geest hebben, die wel beweren in mijn naam te prediken, maar van welke Ik zelf me nog niet kan bedienen om door hen te spreken tot allen die naar hen luisteren.
Het herkennen van mijn stem eist een zo bewuste verbinding met Mij, dat Ik zelf dus ook spreken kan. En deze band moet tot stand worden gebracht door zowel de prediker als ook door hem die de woorden hoort. Dan lokt de goede Herder zelf Zijn schapen en ze zullen Hem gewillig volgen. Mijn schapen herkennen mijn stem. Stelt dit niet voorop dat Ik steeds weer tot de mensen spreek? Ik wijs er met nadruk op, dat mijn schapen mijn stem herkennen.
Dus maak Ik onderscheid bij degenen die Mij horen, want niet allen kunnen zich tot de mijnen rekenen. En daarom zullen niet allen Mij herkennen in het woord.
Maar steeds zal Ik ook de mijnen zelf aanspreken, opdat mijn belofte in vervulling zal gaan: dat ze mijn stem vernemen en dus ook zullen herkennen als bewijs van tegenwoordigheid van degene aan wie ze zich hebben overgegeven. Dus heb Ik ook door deze woorden erop gewezen, dat Ik u mensen altijd en eeuwig zal aanspreken, dat er niet alleen het geschreven woord onder is te verstaan, dat zonder geest en leven kan zijn, wanneer Ik het zelf geen leven inblaas, wanneer mijn geest het niet het leven geeft.
Maar Ik wist ook dat alleen dan mijn woord werd herkend als rechtstreekse overdracht door Mij zelf, wanneer een leven in liefde het wekken van de geest in de mens had opgeleverd. En daarom sprak Ik van de “mijnen”, want de liefde is de band die Mij met hen aaneensluit en mijn rechtstreeks werkzaam zijn bij hen mogelijk maakt. Het woord kan iedereen wel horen, maar de stem vereist mijn aanwezigheid. Dus heb Ik u mensen ook mijn tegenwoordigheid toegezegd en Ik geef u daar het bewijs van door mijn stem.
En de mijnen zullen ze ook herkennen als “stem van de Vader”. Maar het is slechts een kleine kudde die de lokroep van haar Herder verneemt en er gevolg aan geeft. Het zijn er maar weinigen die aan Zijn stem gehoor geven, omdat de mensen zich steeds meer laten misleiden door mooie woorden die een verdovende klank hebben, maar zonder geest en leven zijn. En deze mensen horen niet bij de mijnen, want ze hebben mijn geest niet. Ze zijn zonder liefde en daarom voelen ze zich ook niet tot Mij aangetrokken. En wanneer Ik tot hen spreek, wenden ze zich af en zoeken ze de plaatsen op, waar mijn tegenstander zich onder handige vermomming vertoont. En ze nemen genoegen met de lege schil waaraan ze geen kracht kunnen onttrekken.
Maar mijn woord is kracht en het zal het leven geven aan allen die zich door Mij zelf laten aanspreken, die verlangen naar mijn stem en die als mijn kinderen ook de liefde van de Vader zullen ervaren.
Amen
BD.6573
15 juni 1956
God zelf openbaart zich in het woord
In mijn liefde en erbarmen kom Ik nader tot u mensen in het woord, opdat u Mij leert onderkennen en liefhebben. De verbinding tussen Mij en u kan u alleen worden bewezen, doordat u mijn aanspreken verneemt, dat u moet overtuigen van een Wezen dat u weliswaar niet zult kunnen aanschouwen, maar dat toch bij u tegenwoordig kan zijn wanneer u zelf diens tegenwoordigheid toelaat. Wanneer Ik zelf tot u spreek, zult u Mij niet meer kunnen loochenen. Maar wanneer u mijn aanspreken niet wilt, dan zal het voor u ook geen bewijs van Mij zelf zijn, wanneer u het desondanks verneemt.
Maar in eerste instantie denk Ik aan diegenen die Mij bereidwillig aanhoren en die mijn woorden in hun hart laten binnendringen. Dezen wil Ik met Mij vertrouwd maken om hun liefde te winnen. En daarom moet Ik hun kennis geven van mijn Wezen, van mijn wil en mijn liefde. Ik moet me aan hen openbaren, want zo’n openbaring kan ook in hen liefde ontsteken, wat de zin en het doel ervan is, wanneer Ik mijn woord naar de aarde stuur. Wanneer Ik zelf spreek door de mond van een mens. Ieder mens die zo’n aanspreken voor mogelijk houdt, die oor en hart opent als mijn woord voor hem weerklinkt, kan ook al tot de mijnen worden gerekend. Want door het aanhoren van Mij zelf bewijst hij dat hij zijn weerstand tegen Mij heeft opgegeven.
Ik kom zelf in het woord tot de mensen op deze aarde. Ik onderricht ze, Ik maan ze aan en waarschuw ze. Ik stel hun het gevolg van hun levenswandel voor de geest en Ik breng hun het blijde evangelie van de verlossing van zonde en dood. Maar zoiets kan alleen diegene u doen toekomen, die zelf het Woord is van eeuwigheid. Die het hoogste inzicht, het licht en de waarheid heeft en die ook als enige u over Zijn Wezen uitsluitsel kan geven. Het “woord Gods” is het grootste genadegeschenk, want het moet van Mij zelf zijn uitgegaan. Het moet Mij zelf bewijzen. En wanneer Ik u eenmaal heb aangesproken, zult u Mij niet meer kunnen loochenen.
En toch gaan talloze mensen voorbij aan het kostbaarste dat hun wordt aangeboden in het aardse bestaan, omdat ze het aangesproken worden door God niet willen. Ik kan me niet kenbaar maken aan degene die niets boven zich erkent. Die van Mij niets wil weten, die elk weten afwijst, omdat zijn wezen zich verzet tegen de gedachte onderdanig te moeten zijn aan een macht die hem geschapen heeft. Deze is nog zo vol van duivelse geest, dat het onmogelijk is me aan hem te openbaren. Deze zal nooit geloven dat een “God” zich tegenover de mensen uit.
En toch weerklinkt het woord van boven en raakt het de mensenharten die zich openen. Want alleen door mijn woord kan ik inwerken op degenen die in het leven op aarde de beproeving van hun vrije wil moeten afleggen. Mijn woord dwingt niet, maar brengt grote kracht over aan de gewillige mens. Mijn woord kan de wil in de juiste richting leiden zonder dwang. En mijn woord kan liefde ontsteken voor Mij, omdat het de rechtstreekse uitstraling van mijn liefde is.
Daar Ik dus zelf het Woord van eeuwigheid ben, kan Ik ook tot de mensen afdalen, ze aanspreken en steeds weer proberen hun gedachten op Mij te richten. Ik kan diegenen die Mij hebben herkend, die Mij liefhebben, onafgebroken voeden met mijn woord dat het ware voedsel voor de ziel is met de grootste krachtwerking. En zo zal Ik, zolang de aarde bestaat, steeds weer tot de mensen spreken. En steeds weer zal voor hen hetzelfde woord weerklinken. Steeds weer zal hun het evangelie van de liefde worden verkondigd, dat Ik de mensen heb gepredikt toen Ik op aarde wandelde.
Steeds weer zal dit evangelie de mensen worden aangeboden in zijn zuiverste vorm, opdat mijn woord vervuld wordt: hemel en aarde zullen vergaan, maar mijn woord blijft bestaan tot in eeuwigheid. Want Ik zelf verander in alle eeuwigheid niet. De waarheid blijft altijd en eeuwig onveranderd. En mijn woord is het uitstromen van Mij zelf en moet daarom altijd en eeuwig hetzelfde zijn. En daarom moet het, om zuiver te zijn, van Mij zelf uitgaan. En dat vereist ook, dat Ik de mensen op aarde steeds weer rechtstreeks aanspreek. Dat Ik zelf in het woord tot de mensen kom en hun breng wat ze nodig hebben om naar Mij terug te kunnen keren. Ik moet me openbaren om door mijn schepselen herkend en bemind te worden.
Amen
BD.6574
16 juni 1956
Aardse vooruitgang – Geestelijke achteruitgang
Alles draagt het teken van het verval, zelfs wanneer u mensen meent opbouwend en bevorderend werkzaam te zijn, zelfs wanneer u onophoudelijk schept op aards gebied. U draagt er alleen maar toe bij, dat het einde steeds dichterbij komt. Want al uw streven is alleen maar op aardse doeleinden gericht en daardoor maakt u zelf de aarde onbruikbaar voor haar eigenlijke bestemming: u bij het rijp worden van uw ziel te dienen. Want u schenkt alleen aandacht aan datgene, wat bevorderlijk is voor het welbehagen van het lichaam. En ook hindert u vaak het in de materie gekluisterde geestelijke bij het rijp worden of dienen, doordat u scheppingen wederrechtelijk uiteen doet vallen om ze voor uw aardse plannen dienstbaar te maken.
En wat schijnbaar een opbloei, een vooruitgang is, is in werkelijkheid een chaotische toestand, omdat alleen de ontwikkeling van de ziel bewijst, hoe ver de goddelijke ordening heerst, en omdat dit op een minimum is aanbeland, wat weer de overtredingen tegen de eeuwige ordening bewijst. Weliswaar wordt nog veel materie ertoe gebracht dienstbaar te zijn, weliswaar worden scheppingen der natuur ontbonden met het doel van aards gebruik, weliswaar wordt daardoor weer veel geestelijks uit de hardste vorm verlost en kan het de ontwikkelingsgang voortzetten in nieuwe vormen, maar geen mens denkt daar aan, maar steeds alleen aan het aardse voordeel, dat voor hemzelf ontstaat wanneer hij de materie gebruikt.
En het geestelijke in de materie bemerkt deze aards gerichte instelling en verwaardigt zich met tegenzin om te dienen, wat daarin tot uiting komt dat het ene nadeel na het andere duidelijk zichtbaar wordt; dat er gebreken aan het licht komen, die de mensen nu veel ergernis en misnoegen bereiden. Want het geestelijke merkt het, wanneer zijn doel om te dienen niet als eerste in aanmerking is genomen en het verzet zich daarom vaak. Het zijn geen gezegende werken, die door mensenhand ontstaan zonder een dergelijke geestelijke instelling, al lijken ze nog zo geweldig en dwingen ze bij de mensen bewondering af vanwege hun constructie. En hun bestaan zal niet van lange duur zijn, ofschoon de mensen menen duurzame werken te hebben geschapen.
En juist deze verhoogde wil om werkzaam te zijn, met alleen een doel dat aards is gericht, slaat door naar het uitvoeren van plannen die de chaos nu nog vergroten. Een chaos, die zich nu geestelijk en aards laat voelen. Want de geestestoestand van de mensen is opvallend laag en komt tot uitdrukking in algehele ongelovigheid en in liefdeloze levenswandel. En het aardse verval komt op die wijze tevoorschijn, dat de mensen zich niet meer kunnen beschermen tegen levensbedreigende invloeden, die echter in werking worden gezet door mensen zelf, die werkzaam zijn in opdracht van diegene, die alles wil verwoesten om het gekluisterde geestelijke te bevrijden en weer bij zichzelf in te lijven.
En de mensen reiken hem daartoe gewillig de hand, want hij spiegelt hen grote aardse successen voor. Hij verstaat het op meesterlijke wijze hun gedachten op verkeerde doeleinden te vestigen en vindt steeds gehoor, omdat de mensen niets willen weten van een geestelijk doel van hun leven op aarde, omdat hun gedachten alleen maar aards gericht zijn en omdat het geestelijke, dat zij bevrijden tegen de wil van God, ook geen goede invloed op deze mensen kan uitoefenen, die hun ontwikkelingsgang verstoren. Het is schijnbaar een vooruitgang en toch een verval. Een val in de diepte, zoals die zich niet erger kan worden voorgesteld.
En slechts weinig mensen hebben daar een open oog voor, omdat ze God in hun hart dragen en het aardse leven alleen als een doorgang beschouwen naar het eigenlijke leven in de eeuwigheid. En dezen worden er ook steeds opmerkzaam op gemaakt, opdat ze nog op hun medemensen kunnen inwerken, voor zover dit mogelijk is. Steeds hoger opwaarts is het streven van de mensen en steeds dieper zinken ze weg.
En ze zouden zich moeten laten waarschuwen door de schijnbare vooruitgang die ze meemaken. Ze zouden moeten nadenken en niet blind dag na dag voortleven. Want de schepping is niet ontstaan voor puur aardse doeleinden, ofschoon ze de mensen dient, maar haar eigenlijke doel is de geestelijke ontwikkeling, die nu echter geheel buiten beschouwing wordt gelaten en zodoende vervult de aarde ook niet meer haar doel.
Amen
BD.6575
17 juni 1956
De vereniging van de geestvonk met de geest van de Vader – Jezus
Als de geest in de mens tot leven ontwaakt, dan is ook de verbinding met Mij tot stand gebracht. Want de geest in de mens is een vonk van mijn Vadergeest, hij is een deel van Mij en zodoende hetzelfde als Ik zelf, zodat u nu ook met recht mag zeggen: “God is in mij!” Want de geest in u ontwaakt pas tot leven als u de liefde beoefent. En dan kan Ik als de eeuwige Liefde zelf ook in u zijn.
U allen draagt nu weliswaar deze goddelijke vonk in u, maar hij kan door uw eigen wil – door uw levenswandel – bedolven zijn en blijven tot aan uw dood. Dan hebt u dus uw leven geleefd zonder God, omdat u zonder liefde leefde en Mij daarom iedere verbinding met u onmogelijk maakte. Maar u hebt uw aardse leven geleefd en zodoende een grote genade onbenut gelaten. U bent het doel van uw belichaming als mens niet nagekomen. U hebt u niet verenigd met Mij maar bent in het isolement blijven steken waarin u uzelf eens door uw afval van Mij begeven hebt.
Om deze vereniging mogelijk te maken kwam Ik u door een grote daad van genade tegemoet. Ik legde voor het eerst een vonkje van mijn goddelijke geest in u en spoorde u nu gedurig aan, dit vonkje te doen ontbranden, doordat Ik u door middel van lotgevallen in situaties bracht, waarin u vanuit een goede wil werken van liefde kon verrichten.
Het was en is u mensen vaak mogelijk de liefdesvonk in u tot een vlam te laten worden. Het ontbreekt u waarlijk niet aan gelegenheden, maar het is een daad van de vrije wil en u kunt dus ook verzuimen in liefde te leven. Dan sluimert de geest in u en kunt u zich niet uiten. U hebt de verbinding met Mij dus niet tot stand gebracht en bent dood, ofschoon u denkt te leven. En uw aardse leven is dan tevergeefs omdat een leven zonder God nooit tot vooruitgang kan leiden, maar de verbinding met mijn tegenstander aantoont. Ik zelf kan dus niet in u zijn omdat u zelf Mij de toegang tot u belet door uw liefdeloze aard.
Deze toestand valt veel vaker onder de mensen waar te nemen dan die, waarin de mensen zich innig bij Mij aansluiten, waarin zij in de liefde leven en zich laten leiden door mijn geest. Die eerste toestand blijkt altijd wanneer de mensen geen geloof meer hebben in Jezus Christus, die hen door Zijn kruisdood wilde helpen hun zwakke wil te versterken om zich los te maken van mijn tegenstander.
De goddelijke leer van de liefde die de mens Jezus op aarde predikte, moest de mensen de weg tonen tot de eenwording van de geestvonk in hen met de Vadergeest van eeuwigheid. En daarom leefde Jezus Zijn medemensen een leven in liefde voor en bewees Hij hun ook het resultaat van zo’n levenswandel – de totale vereniging met Mij, die in Zijn spreken en werken op aarde te zien was.
Wat vóór de offerdood van Jezus onmogelijk was door de zwakke wil van de mensen die nog met de oerzonde belast waren, dat konden de mensen ná Zijn kruisdood volbrengen, omdat hun daartoe de kracht werd geschonken zodra zij Jezus Christus erkenden als Gods Zoon en Verlosser der wereld en zij een beroep op Zijn hulp deden. En nu was het ook mogelijk dat zijzelf de vereniging met Mij tot stand brachten, dat zijzelf door werken van liefde de geestvonk in zich tot leven wekten en Ik zelf nu in hen kon werken. Zonder Jezus Christus echter kan van geen enkele mens de geest gewekt worden, want Ik zelf kan niet zijn in degene die mijzelf afwijst, die niet in Mij gelooft en dat Ik hem verlost heb van zonde en dood.
Mijn geestvonk rust weliswaar in iedere mensenziel, maar de liefde wekt hem pas tot leven. De liefde echter herkent Jezus Christus. Ze herkent Mij in Hem en ze verbindt zich met Mij – of anders gezegd: de liefde is de goddelijke vonk, die zich met het vuur van de eeuwige Liefde verenigen wil. Dan echter is er leven in u, al verliest u ook uw aardse leven. U bent al uit de dood opgestaan tot leven zodra de geest in u levend werd en u kunt nu dit leven voor eeuwig niet meer verliezen, omdat u nu bent teruggekeerd naar Mij – en er bij Mij voor eeuwig geen dood meer bestaat.
Amen
BD.6577
19 juni 1956
Liefdevolle voorbede voor wereldse mensen
Zeer vaak sterft mijn woord ongehoord weg, omdat het maar zachtjes het hart van de mens aanraakt. Omdat het niet luid en hoorbaar weerklinkt, zoals alles wat van de wereld uitgaat en meestal niet genegeerd wordt door de mensen. Maar wie zich openstelt, die zal het ook vernemen.
Maar het zich openstellen is de vrije wil van de mens en daarom moet ieder zich zelf verantwoorden of mijn woord toegang kreeg tot zijn hart. Want het weerklinkt steeds weer voor iedere mens wanneer hij het negeert, omdat mijn liefde en barmhartigheid niet rusten om een verloren ziel te redden, zolang ze op aarde vertoeft. En vaak zullen nood en ziekte mijn pogingen ondersteunen, maar nooit zal Ik met dwang op een mens inwerken, want dat zou onjuist zijn. Maar het meest doeltreffende middel is de liefdevolle voorbede voor zulke mensen, die nog te sterk met de wereld zijn verbonden en daarom de fijne klank van mijn aanspreken niet in zich kunnen vernemen. Want door middel van gedachten zal Ik ze steeds aanspreken. Maar Ik zal het niet verhinderen wanneer ook zulke gedachten onwillig worden afgewezen omdat ze tegen de eigen wensen in gaan. De verantwoording voor zijn instelling draagt de mens zelf. Maar hij zal steeds een liefdevolle voorbede gewaarworden als het zo nu en dan ontvankelijk zijn voor geestelijke zaken, dat ook eens tot verandering van de richting van de wil kan leiden, zodat dan het hart zijn oor opent wanneer mijn woord weerklinkt. De wereld heeft grote macht en kan ook de totale heerschappij over een mens krijgen. Maar liefdevolle voorbede is een net zo sterke macht en ontworstelt aan de wereld vaak de zielen die al een prooi van haar waren geworden. Want mijn kracht is steeds werkzaam, daar waar liefde is.
En een ziel die sterk aan de wereld was gebonden, kan plotseling de waardeloosheid, de banaliteit ervan inzien en iets begeren wat haar meer bevredigt, wanneer een mens zich in liefde om haar bekommert en haar bijstaat door voorbede, die toevoer van kracht betekent voor die zielen. En waarlijk, Ik zeg u: uw liefde bereikt meer dan mijn tegenstander met al zijn macht, want tegen dit wapen is hij niet opgewassen. En waar liefde worstelt, geeft hij de ziel vrij, omdat Ik zelf hem daar de zielen ontwring en hij Mij niet kan weerstaan. Zou er onder u mensen meer liefde zijn, dan zou ook de geestelijke nood geringer zijn. Want u zou al diegenen het leven bezorgen die u in uw liefdevolle gebed zou opnemen.
Want geen enkele liefdevolle gedachte is zonder uitwerking, ofschoon Ik de vrije wil van een nog weerspannige mens eerbiedig.
Maar ook deze zal veranderen onder uw voorbede, als liefde u daartoe aanleiding geeft. Het moet voor u een buitengewoon troostrijke gedachte zijn, te weten dat geen mens verloren gaat voor wie u zich met liefdevolle zorg inzet.
Uw liefde haalt nog uit de diepte terug die al zijn weggezonken. Uw liefde kan de hardste weerstand breken. Ze kan een hart dat verhard is verzachten. Ze kan een ziel tot redder worden, omdat de liefde alles bereikt. Bijgevolg zult u mensen Mij voortdurend kunnen helpen het verlorene naar Mij terug te brengen, waar mijn liefde zich stil moet houden vanwege de wilsvrijheid en omdat de wet van mijn eeuwige ordening niet kan worden omzeild, daar Ik anders waarlijk al het gevallene zou redden uit zijn nood. En deze nood is bijzonder groot, omdat maar weinig mensen hun liefde schenken aan diegenen die in gevaar zijn verloren te gaan. Daarom spreek Ik alle mensen aan door mijn woord. En Ik maan ze aan tot liefde, opdat ze allen in hun liefdevolle gedachten en liefdevolle gebeden opnemen, die zulke hulp nodig hebben, om ook zelf hun harten te openen, wanneer mijn woord in hen weerklinkt. De wereld is een groot gevaar, maar ze kan worden uitgebannen door de kracht van de liefde.
Dat zult u allen ter harte moeten nemen en u zult moeten weten dat u ook zelf er veel toe zult kunnen bijdragen, de wereld – dat wil zeggen: mijn tegenstander – de slachtoffers te ontrukken, omdat u zelf de wapens gebruikt waarvoor hij het onderspit delft, wanneer u zich in liefde ontfermt over diegenen die een prooi zijn van de wereld. U zult ze kunnen redden en opdat in u de liefde ontvlamt, denk aan de onnoemelijke nood waarin de ziel van zo’n mens zich bevindt, die zo zwak is dat ze geen weerstand meer kan bieden en daarom tevoren toevoer van kracht nodig heeft, om zich te bevrijden uit onbarmhartige macht.
Help haar en schenk haar de kracht door liefdevolle voorbede en ze zal u daar eeuwig dankbaar voor zijn.
Amen
BD.6579
21-25 juni 1956
“Niemand komt tot de Vader…. “
“Niemand komt tot de Vader dan door Mij”. Hoe buitengewoon belangrijk deze woorden zijn wordt ook verklaard door de noodzaak die mensen tot het geloof in Jezus Christus te brengen, die dat geloof nog niet bezitten, of tot een levend geloof aan te sporen bij wie de kennis over Jezus Christus reeds aanwezig is. Want niemand kan tot Mij komen die niet in Jezus Christus Mijzelf erkent. Er zijn wel mensen die voorwenden in een God te geloven omdat Hij zich bewijst in alles wat de mens omringt, die echter Jezus als Christus niet willen aannemen als “Zoon van God” en “Verlosser der Wereld”, en toch zichzelf niet voor ongelovig houden. Maar deze mensen staan nog ver van hun God en Schepper af. Zij zijn met Mij nog geen nauwe band aangegaan en konden daarom ook nog niet in hun denken verlicht worden. Op hen drukt nog de zonde dat ze zich eens van Mij hebben afgewend en door deze zonde zijn zij nog aan mijn tegenstander gebonden, maar zij kunnen zonder Jezus Christus niet van hem bevrijd worden. Maar zeer weinig mensen hebben weet van deze zonde van de vroegere afval van Mij, en daarom is men zich de betekenis van Jezus en Zijn verlossingswerk ook niet bewust.
Voor zover nu de leringen van het evangelie bij de mensen bekend zijn en voor zover zij bekend zijn met de woorden die Jezus op de aarde heeft gesproken, zouden zij ook kunnen nadenken over de woorden: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij”. En zouden zij serieuze opheldering daarover verlangen, dan zouden zij deze ook zeker ontvangen. En de gedachte aan deze woorden zal hen dan ook zeker niet meer loslaten. Er is alleen maar één weg tot Mij mogelijk, namelijk door Jezus Christus, omdat de kwijtschelding van de zondeschuld moet zijn voorafgegaan om door Mij aangenomen te kunnen worden.
Zonder de verlossing door Jezus Christus kan geen wezen dat in vrije wil zondig werd, Mij naderen. Dit is een wet die ook mijn eindeloze liefde niet teniet kan doen. En geen mens zal zich in zijn hart geheel zeker voelen tegenover God, als hij Die wel erkent, maar meer met woorden of oppervlakkige gedachten. Want een ernstig nadenken zou hem toch gevoelsmatig laten weten dat hij niet in de juiste verhouding staat tegenover zijn God en Schepper van eeuwigheid. Hij zal zich nooit aan Mij toevertrouwen, zoals een kind aan zijn vader. Hij zal alleen geloven dat er een God bestaat, echter niet de nauwe verbinding met Mij tot stand brengen, die de liefde voorop stelt. Want de liefde verlicht ook zijn geest. De liefde zou zijn geestelijk oog scherpen. De liefde zou hem vragen doen stellen, niet echter iets laten beweren wat onjuist is.
Een lichtelijk onbehagen zal over ieder mens komen die zich overgeeft aan geestelijke gedachten en nog niet met Jezus Christus in contact is getreden. Voor hem zullen de lijdensweg en de kruisdood niet onbekend blijven. Hij zal steeds weer met zijn medemensen daarover in gesprek komen, of door hen aan Jezus Christus herinnerd worden. Want steeds weer zal Ik zijn gedachten leiden naar de mens Jezus die op de aarde geleefd heeft en een smartelijk einde doormaakte. Ook al belijdt hij Hem nog niet, toch is hem het leven van Jezus op aarde bekend en Ik zelf breng Mij bij hem in herinnering in Jezus Christus. En in overeenstemming met de graad van liefde waarin deze mens zich bevindt, zal ook het aanvaarden of de afweer zijn.
Waar de liefde aanwezig is, zal Ik de mens zelf beroeren. En zijn weerstand zal steeds minder worden. En tenslotte zal ook de mens Jezus voor hem in een geheel ander licht komen te staan dan eerst, toen hij nog geheel afwijzend tegenover Hem stond. Is hij echter niet voor rede vatbaar, is zijn wil in het uur van de dood nog vijandig ingesteld, dan kan hij in het geestelijke rijk geen zaligheid verwachten. Dan kan hij ondanks een correcte levenswandel alleen in dat rijk opgenomen worden, waarin allen verblijven die Christus geloochend hebben. Want hij heeft zich op aarde niet laten verlossen en gaat nu gebonden het geestelijke rijk binnen. Maar ook daar kan hij nog zijn goddelijke Heiland en Verlosser vinden. En dat is wederom een grote genade van Mij, dat Ik ook in het geestelijke rijk allen tegemoet kom, die Mij tot nog toe afgewezen hebben. Dat Ik iedere roep hoor die tot Mij als Verlosser wordt opgezonden, en dan de roepende bij de hand neem en uit dat gebied mijn goddelijke gelukzaligheid binnenleid. Want Ik haal nog uit de diepte terug als Ik maar erkend word, als een ziel de weg naar Jezus gevonden heeft, die zij op aarde afwees en zonder wie zij toch niet het doel kan bereiken.
Het lichtrijk is voor iedere ziel gesloten zolang Jezus Christus niet de poort voor haar opent, wat echter Zijn erkenning als “Zoon van God” en “Verlosser der wereld” vereist. Daarom sprak de mens Jezus de woorden: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Want Ik zelf sprak tot hen door de mens Jezus. Ik zelf wilde erkend worden in Hem die Mij slechts voor de tijd van Zijn aardse levenswandel als een stoffelijk omhulsel diende, dat Ik echter ook in het geestelijke rijk behield om voor al mijn schepselen een zichtbare God te kunnen zijn. Ik die toch Geest was van eeuwigheid tot eeuwigheid en die als zodanig niet voor de geschapen wezens zichtbaar was. Om voor u mensen nu een zichtbare God te kunnen zijn koos Ik Mij een vorm uit en volbracht in deze vorm het verlossingswerk. Dus moet u ook die vorm erkennen waarin Ik schuilging, dan heeft u reeds de juiste weg ingeslagen tot Mij, uw Vader van eeuwigheid. Maar zonder Jezus Christus zult u voor eeuwig niet tot Mij kunnen komen, want zonder Jezus Christus laat mijn tegenstander u niet vrij, omdat u hem dan nog toebehoort door uw wil.
Amen
BD.6580
26 juni 1956
De ware vrede
Niet de wereld kan u de vrede brengen, maar alleen Ik kan u de ware vrede geven. En daarom zult u niet moeten verzuimen Mij zelf te vragen om de innerlijke vrede voor u en uw medemensen. Want van de kant van de wereld zal er nog veel op u afstormen en uw hart ongerust maken. Maar Ik kan op alle golven olie gieten. Ik kan in uw hart de vrede laten neerdalen, zodat u te midden van de wereld, te midden van de grootste onrust en opwinding werkelijk vredig zult kunnen leven omdat u mijn aanwezigheid voelt. Waar Ik ben, daar is vrede. Zorg er daarom voor dat Ik bij u kan zijn, dan zal niets u meer kunnen raken en ontstellen, want Ik spreid mijn handen over u uit. “Ik geef u wat de wereld niet geven kan”: de vrede in Mij. En al zult u nu ook door deze wereld heen moeten gaan, het vertrouwen dat Ik naast u ga, dat u niet alleen de weg door het aardse dal gaat, geeft u dat gevoel van innerlijke rust, de vrede in Mij.
En wat kan de wereld u wel aandoen wanneer u zich in mijn aanwezigheid geborgen voelt, wanneer u zich aan Hem toevertrouwt Die sterker is dan de wereld, wanneer u Diens liefde voor u wint door uw wil om van Hem te zijn en te blijven? Dan mogen de stormen om u woeden. U hoort ze niet omdat Ik ze gebied u te ontzien. Streef alleen naar deze innerlijke vrede, omdat ze de verbondenheid met Mij aantoont, en geef Mij het recht steeds naast u te gaan door deze innige band met Mij, of ook: wil van Mij zijn en altijd alleen het doel bereiken dat u gesteld is: geestelijk te rijpen. Dan treedt de wereld vanzelf terug omdat u zich van haar afwendt. Maar probeer niet innerlijke vrede te vinden in de wereld. Want deze kan niet geven wat ze zelf niet bezit, omdat ze het gebied is van hem die alles in de war tracht te brengen en daarom ook alle mensen rusteloos laat worden die zijn wereld zijn toegedaan. Want hij houdt niet van vrede, integendeel, hij zal ze voortdurend proberen te verstoren. En hoe onrustiger het er op de wereld aan toegaat, des te duidelijker treedt zijn werkzaam zijn op de voorgrond.
En daarom waarschuw Ik u steeds weer voor de wereld en Ik maan u aan uw toevlucht tot Mij te nemen wanneer u vrede zult willen vinden, want u allen zult nog in opschudding geraken over de gebeurtenissen die van de wereld uitgaan. U allen zult erg in het nauw worden gedreven en alleen bij Mij kunnen komen voor redding, dat Ik u geef wat u ontbeert, de vrede van de ziel. En daarom weet u wie er werkzaam is wanneer de onrust u overvalt, wanneer u in angst en nood wordt gebracht, wanneer u zich eenzaam voelt en verlaten. En dan wacht Ik alleen op uw roep om bij u te komen en u te begeleiden op uw levensweg. En dan zal in uw hart ook de vrede haar intrede doen, die de wereld u niet geven kan, die alleen bij Mij en in Mij te vinden is en die u toch nodig hebt in de komende tijd. Dan zal uw blik steeds op de hemel gericht zijn, uw gedachten zullen zich bij Mij en in mijn rijk ophouden en de wereld zal voor u haar verschrikking hebben verloren.
Amen
BD.6582
28 juni 1956
Voorbede voor medemensen
In de duisternis van geest te leven op deze aarde, is het lot van al diegenen die nog gekluisterd zijn door de tegenstander van God, die nog geen verlossing vonden door Jezus Christus. Die daarom zonder inzicht en in zwakheid hun weg over de aarde gaan, blind van geest en zonder kracht om zich van die tegenstander los te maken. De zielen van deze mensen zijn door zeer dichte omhulsels omgeven. En er kan geen lichtstraal tot hen doordringen en de ziel verlichten. Ze is in het vleselijke lichaam gaan wonen in de wil daarin rijp te worden, doch vanaf het begin van haar belichaming heeft ze het vleselijke lichaam steeds zijn zin gegeven, dat voor de tegenstander een welkom werktuig was om die ziel het rijp worden te verhinderen.
De ziel, het geestelijke in de mens, leidt nu een beklagenswaardig bestaan in het lichaam. Want wat dit ook doet, het omhult de ziel steeds dichter en maakt het haar onmogelijk in het licht te komen wanneer haar geen hulp wordt verleend. En als de mens alleen voor zijn lichaam leeft en er dus van zijn kant geen verandering te verwachten is, dan moet de hulp van buitenaf komen. De ziel moet bevrijd worden uit de macht die zich van het lichaam meester maakte. En aan dit bevrijdingswerk moeten de medemensen deelnemen die al verlossing hebben gevonden, wat steeds alleen kan gebeuren doordat die ziel wordt aanbevolen bij Jezus Christus, die alleen haar kan verlossen uit haar nood, die haar kan bevrijden uit de macht van Zijn tegenstander.
De kortste weg om zulke zielen te redden is dat de mens bekend wordt gemaakt met de goddelijke Verlosser Jezus Christus. Dat hem de leer van de liefde van Jezus wordt verkondigd, opdat de mens zelf zich zal veranderen en zijn weg naar Hem gaat, die waarlijk ook resultaat zal opleveren voor de ziel over welke Jezus Christus zich nu zelf ontfermt. Maar is de mens volledig in de macht van de satan, dan zal hij geen lering over de verlossing door Jezus Christus willen aannemen. Hij zal vijandig tegenover de goddelijke leer van de liefde staan, omdat de tegenstander de eigenliefde weet te voeden en te koesteren. En hij zal dus niet in het minst zijn ziel te hulp komen en proberen omhulsels op te lossen, omdat dit alleen door werken van liefde kan gebeuren, waar de eigenliefde hem bij hindert. En nu moet de medemens zich met erbarmen inzetten voor zo’n ziel. Hij moet haar aan liefde doen toekomen, wat het eigen lichaam haar ontzegt. Ze kan alleen gered worden door liefde en ze ervaart elke liefdevolle gedachte als weldadig. Ze ervaart deze als een lichtvonkje, als een toesturen van kracht, en het lukt haar zo nu en dan ook het lichamelijke omhulsel in goede zin te beïnvloeden. Iedere ziel kan worden gered wanneer haar in liefde bijstand wordt verleend.
Dat zou u mensen allen te denken moeten geven, want u allen zult er verlossend aan deel kunnen nemen, wanneer uw hart maar in staat en gewillig is liefde te geven. Uw liefde kan weliswaar niet de schuld van zulke zielen op zich nemen en daar boete voor doen, maar ze kan hun de kracht overbrengen hun wil te veranderen en zelf de weg te gaan naar Jezus Christus, naar het kruis, waar hun verlossing ten deel valt. De ziel is het denken, voelen en willen in de mens. Wanneer de ziel door onbaatzuchtige liefde dus kracht wordt toegevoerd, dan zal ze ook de mens van binnen ertoe brengen om het goede te denken en te willen. Dan wordt door de liefdesvonk de duisternis in haar doorbroken. Ze ziet de verkeerde richting van haar wil in en onderwerpt zich zelf aan een oordeel.
De mens begint na te denken over zijn leven en een verandering is des te zekerder, hoe meer liefde hem van de kant van de medemens wordt gegeven. Want liefde is de kracht die nooit zonder uitwerking blijft. Daarom is liefdevolle voorbede nooit tevergeefs en kan er geen mens verloren gaan die door liefdevolle gedachten wordt gevolgd. Die in het gebed wordt opgenomen, die bij de goddelijke Verlosser Jezus Christus wordt aanbevolen. Wat geen denkbeeld van menselijke zijde kan bereiken, dat kan toch door innig gebed worden bereikt wanneer de liefde voor de zwakke, verduisterde ziel de drijfveer is die haar graag licht en kracht wil doen toekomen. En er hoeft geen mens verloren te gaan, wanneer maar de liefde van een medemens zich over hem zou ontfermen.
Amen
BD.6585
1 juli 1956
De stem van het geweten
Ieder heeft een stille maner in zich die hem onmerkbaar dringt of waarschuwt, die zich echter zo zachtjes uit dat hij gemakkelijk niet gehoord kan worden wanneer de mens geen acht op hem slaat. Deze maner in u is ook een genade van God, een hulpmiddel dat door de liefde Gods wordt gebruikt, een geschenk dat ieder mens is gegeven, maar waar ook acht op moet worden geslagen, wil het zin hebben. Zolang de mens juist en rechtvaardig wil leven, zal hij ook steeds aandacht schenken aan wat de innerlijke stem hem zegt. Hij zal zich gehinderd voelen wanneer hij op het punt staat een onrechtvaardigheid te begaan. En hij zal een zacht aandringen in zich vernemen als het er om gaat goede werken te verrichten. Want de maner in hem kan zich uiten bij mensen die van goede wil zijn.
Maar de “stem van het geweten” kan ook heel gemakkelijk worden verstikt of overstemd door verlokkingen die luider klinken en daarom eerder worden aangehoord, maar die nooit de ziel tot heil strekken. Dan stompt de mens af. Het is hem onverschillig of dat wat hij doet goed of slecht is. Hij geeft gevolg aan alle opwellingen die hem aards voordeel opleveren. En hij luistert er niet meer naar, wanneer de stem van het geweten zich kenbaar wil maken. Maar deze ongevoeligheid voor het spreken van het geweten is zijn eigen schuld, want de stille maner bevindt zich in ieder mensenhart.
Hij kan echter verdrongen of bewust verhinderd worden zich te uiten. En dat gebeurt wanneer de mens tegen de innerlijke aanmaning of waarschuwing in handelt en daardoor deze fijne stem tot zwijgen brengt. Want God dwingt de wil niet en een dwingen van de wil zou het zijn, als de innerlijke stem ondanks afweer zich steeds luider op de voorgrond zou plaatsen en de mens daardoor onvrij werd in zijn willen en handelen. Elke genadegave van God moet vrijwillig worden benut, wil ze haar uitwerking niet mislopen.
Maar het beste resultaat krijgt men, wanneer de mens zich helemaal van binnen uit zal laten leiden. Wanneer hij bij al zijn doen en laten tevoren bij zichzelf te rade gaat, wanneer hij vanuit de wil om steeds het goede te doen, God vraagt om Zijn leiding en zich dan zal laten leiden door Hem. En dan zal de stem steeds helderder en begrijpelijker in hem weerklinken. Dan zal ze niet meer door de stem van de wereld overstemd kunnen worden. Dan plaatst de mens zich bewust onder de leiding van de geest. Want hij herkent bij zichzelf diens werkzaam zijn en hij weet dat het de stem van God is die hem nu stuurt en leidt, die hem onderricht en hem met raad ter zijde staat.
De stille maner in de mens, de stem van het geweten, kan dus door de mens zelf ertoe worden gebracht zich luider te uiten, wanneer hij altijd bereid is naar hem te luisteren en zijn aansporingen op te volgen. Dat zal echter alleen gebeuren bij mensen die een leven in liefde leiden. Dan zijn er geen hindernissen meer voor de geestvonk die zich graag wil uiten. Dan kan hij op de voorgrond treden en openlijk op de mensen inwerken. Dan betekent dat geen gedwongen wil meer, want de wil is dan zelf bereid zich onder de goddelijk-geestelijke leiding te plaatsen. En dan leidt de mens een innerlijk leven. Hij beraadslaagt voortdurend met zijn innerlijke leider. Hij weet dat het Gods stem is die in hem weerklinkt, die hem waarschuwt en aanmaant, die hem leidt op al zijn wegen. En dan zal zijn levenswandel ook volgens de wil van God zijn, omdat de geest in hem steeds alleen vanuit Gods wil op de mens inwerkt.
Zonder de innerlijke maner en waarschuwer hoeft geen mens door het aardse leven te gaan. Want hij zal alle mensen aanspreken zolang deze nog te leiden zijn, zolang ze nog besluiteloos zijn om goed of slecht te handelen. Maar zodra de wil tot het kwade overweegt, wordt de stem steeds zachter en kan tenslotte helemaal verstommen, wanneer er niet een plotselinge verandering plaatsvindt. Maar zolang de mens leeft, probeert God hem steeds weer innerlijk aan te spreken en zijn geweten te treffen. Hij oefent echter geen enkele dwang uit op diens wil, Hij zal hem steeds de vrijheid laten.
Amen
BD.6586
2 juli 1956
Motivering van de opheldering over het heilsplan en het doel van het aardse leven
Onbeperkt stromen mijn genadegaven u toe en u zou waarlijk rijkdommen kunnen verzamelen op aarde en rijk gezegend kunnen binnengaan in het rijk hierna, na de dood van het lichaam. En Ik zal ook tot aan het einde de mate van genaden nog vergroten. Ik zal het u zo gemakkelijk mogelijk maken in het bezit van geestelijke goederen te komen, maar steeds moet Ik u de vrijheid laten, aan te nemen wat u in de rijkste mate wordt geschonken.
Maar als u het afwijst, is er voor u geen redding meer. Want tegen uw wil kan Ik noch uw levenswandel, noch uw geestelijke rijpwording leiden. En zo komt het uur van het einde steeds dichterbij. Daarom geef Ik u in de eindtijd opheldering die u mensen tot nadenken zou moeten stemmen, omdat ze een weten betreft dat slechts weinig mensen tevoren bezaten: Ik stel u in kennis van mijn heilsplan, van het doel van uw aards bestaan en van de zin en het doel van de schepping.
Wanneer u serieus over deze opheldering nadenkt, zult u niet meer zonder bedenkingen van de ene dag naar de andere kunnen leven, maar zult u zich afvragen of u beantwoordend aan het doel van uw leven over de aarde gaat en welk lot u wacht na uw sterven, en u zou gered zijn van de ondergang. En daarom gaat mijn voortdurende zorg uit naar het toevoeren van dit weten aan die mensen die zich nog niet bewust zijn van hun opdracht op aarde. Ik gebruik soms de meest wonderlijke middelen om die mensen dit weten voor te houden. Doch waar de weerstand tegen Mij nog te groot is, daar zijn ook alle pogingen tevergeefs, juist omdat de vrije wil in acht moet worden genomen. Ik wil alleen de mensen ertoe brengen zich middels gedachten te verbinden met het geestelijke rijk. En Ik probeer deze banden op vele manieren tot stand te brengen.
Waar mijn evangelie wordt verkondigd, daar wordt de goddelijke Verlosser nader tot de mensen gebracht en kan de rechtstreekse band van de mensen met Mij in Jezus Christus tot stand worden gebracht. En dus zijn deze mensen gered, zodra ze zich aan Mij in Jezus Christus hebben overgegeven. Maar waar de verkondiging van het evangelie niet plaatsvindt, waar de mensen zich van elke zodanige bijeenkomst verre houden en ook alle kerkelijke geloofsleren afwijzen, daar bestaat alleen nog de mogelijkheid de gedachten te activeren door een waarheidsgetrouwe beschrijving van mijn plan van de vergoddelijking van datgene wat eens uit de kracht van mijn liefde is voortgekomen. Want het ontstaan en bestaan van de schepping in haar wetmatige ordening zet de mensen toch aan tot nadenken over de zin en het doel en haar oorsprong.
Een waarheidsgetrouwe beschrijving kan ook succesvol zijn in zoverre, dat de mensen hun gedachten laten dwalen in gebieden die buiten de aarde zijn te vermoeden, dat dus nu ook een verbinding tot stand is gebracht die door de lichtwezens ten volle wordt benut, doordat ze zich inmengen en onderrichtend werkzaam zijn. Ik wil geen ziel verloren laten gaan en Mij zijn alle mensen even lief. Ook diegenen die nog ver van Mij af staan tracht Ik te winnen en vaak moet Ik bij dezen andere middelen gebruiken. En zo zijn ook de taken van mijn dienaren op aarde zeer verschillend en ieder voorzie Ik van de gaven die hij het beste productief wil en kan maken. En Ik zet hem ook op de plaats waar mijn arbeid met succes kan worden benut.
En het dienen van Mij en mijn rijk bestaat altijd alleen daarin, verbindingen tot stand te brengen tussen de mensen en het geestelijke rijk. Want er is geen hoop voor de zielen die alleen de wereld zien en nastreven, die elke gedachte aan een geestelijk rijk verwerpen en daarom geen enkele van de genaden benutten die hun allen worden aangeboden. De rijkdom van mijn genaden zal steeds vergroot worden uitgestort tot aan het einde. En alles is genade wat ertoe bijdraagt de blikken van de mens opwaarts te richten, zijn gedachten naar Mij en mijn rijk toe te keren, opdat hij vastgepakt en omhoog getrokken kan worden, opdat hij niet verloren zal gaan wanneer het einde van deze aarde gekomen is.
Amen
BD.6587
3 juli 1956
De profetische gave is ’n charisma, dat verplichtingen oplegt
De profetische gave is weliswaar ook een gave van de geest, echter geen toestand die de mens gelukkig maakt. Want God schenkt een mens deze gave alleen met het doel de medemensen te wijzen op komende gerichten en hun gevolgen, om ze ernstig te vermanen en te waarschuwen. Want het gaat altijd alleen om het geestelijke welzijn van de mensen, om het heil hunner ziel, dat zij moeten verwerven maar door traagheid vaak verwaarlozen en verkeerde wegen begaan, die tot het verderf leiden. Ieder verkeerd denken en iedere slechte daad heeft echter op de ziel een uitwerking en een leven tegen de goddelijke ordening heeft altijd een achteruitgang tot gevolg.
En overeenkomstig de wet moet iedere zonde zich eens doen gevoelen, en zo zal ook de zondige verduisterde toestand van de gehele mensheid zo’n uitwerking teweeg brengen en ’n berechting ten gevolge hebben, die de goddelijke ordening herstellen moet.
De mensen denken daar in hun blindheid niet aan, en daarom moeten zij er op gewezen worden en tot een verandering van hun levenswandel vermaand. De gevolgen van hun verkeerde instelling moet hun voorgehouden worden en derhalve moeten hun waarschuwingen toekomen. En dat is de opdracht van profeten en zieners – de komende gerichten aan te kondigen en de mensen alles te voorspellen wat gebeuren gaat volgens de goddelijke ordening, wat zij zelf alleen weten kunnen door de verlichting van hun geest, door een vooruitzien van toekomstige voorvallen, dat echter alleen betrekking heeft op de geestelijke ontwikkeling van de mensen – of door openbaringen van God, die zij door de innerlijke stem vernemen.
De mensen zulke gebeurtenissen aan te kondigen is geen missie die verblijdt, doch een zeer nodige, waartoe een mens van God uit de opdracht moet hebben gekregen en Hem dan ook moet gehoorzamen wil hij God dienen en de medemensen helpen hun ziel te redden.
God laat geen oordeel over de mensen komen zonder hun tevoren daarvan kennis te geven, opdat zij nog tijd hebben zich te veranderen. Daarom zullen in de laatste tijd nog veel zieners en profeten opstaan, die het komende gericht duidelijk voor hun geestelijke ogen naderbij zien komen, en niet anders kunnen dan de medemensen mee te delen wat hun te wachten staat. Zij weten dat zij daar over spreken moeten, omdat zij weten dat Gods geest het hun aangekondigd heeft ter wille van hen die zo’n berechting te vrezen hebben.
En of hij (de profeet) ook niet graag aangehoord wordt, hij zal het echter toch niet nalaten luid te verkondigen wat hij weet, om de mensen te waarschuwen en te vermanen. Voor hemzelf vloeit er geen enkel voordeel uit deze gave voort. Hij is alleen een werktuig in de handen van God, die zich van hem bedient om zonder hun wil te dwingen nog op de mensen in te werken. Die door hem zelf tot de mensen spreken kan, opdat zij allen zich nog kunnen voorbereiden als ze van goede wil zijn.
Maar de profeten van de eindtijd zullen weinig geloof vinden bij de mensen, echter toch steeds weer hun stem laten horen. Zij zullen vaak als valse profeten worden uitgelachen of bestreden, want ook Gods tegenstander treedt tegelijkertijd op – maar hij kondigt de mensen het tegendeel aan. Hij stelt hun een vooruitgang in het vooruitzicht, hij belooft de mensen een bloeitijdperk en een verandering ten goede. En hij probeert er eigen voordeel uit te trekken. De valse profeten zijn geenszins onbaatzuchtig – en daaraan zijn ze te herkennen. Zij laten zich betalen voor hun diensten en spreken vanuit hun verstand. Gods geest echter kan alleen werken in mensen die God geheel zijn toegedaan en Hem onzelfzuchtig willen dienen. Daarom kunt u, mensen zelf iedere profeet beproeven, want de echte profeet is alleen bezorgd voor het zielenheil van de mensen en hij houdt waarschuwend en vermanend alleen die gebeurtenissen voor ogen die hij naar de wil van God verkondigen moet. En naar dezen moet u luisteren, want zij spreken in opdracht van God en met het nabij zijnde einde voor ogen.
Amen
BD.6588
4 en 5 juli 1956
Logische motivering van het wereldgebeuren
Voor mensen die in de wereld staan is het moeilijk te geloven aan wat u, mijn dienaren op aarde, hen in mijn opdracht aankondigt. Het lijkt voor hen zo onwaarschijnlijk dat zij u eerder fantasten noemen dan uw woorden ter harte te nemen en met de waarschijnlijkheid ervan rekening te houden. Want wat u hun verkondigt past niet in het programma dat zij voor zichzelf gemaakt hebben van hun leven op deze aarde. Het geloof hieraan eist een volledige verandering van hun gedachten van het ene gebied naar een andere, en zij zien de noodzakelijkheid ervan niet in. Zij leven en willen van hun leven genieten en daarom vervullen zij op de eerste plaats hun eigenliefde, en het gevolg daarvan is weer een verduisterde geestestoestand. Het wordt steeds donkerder in hen en mijn rijk trekt zich steeds verder van hen terug, in plaats van dat zij het in bezit nemen.
En toch kan Ik hen niet aan hun lot overlaten. Ik kom steeds weer naar hen toe en laat steeds vaker door zieners en profeten verkondigen wat hun te wachten staat. En zo klinken hun vermaningen en waarschuwingen ook te midden van de wereld om de opmerkzaamheid der mensen naar een gebied te leiden dat zij anders niet betreden. En er kan voor hun redding niets anders gedaan worden dan dat Ik hen zelf aanspreek door mijn dienaren, want dit is de natuurlijkste manier om Mij te openbaren omdat het niet tot geloven dwingt en soms toch succes heeft.
De verwijzingen naar het einde en naar de natuurcatastrofe die aan het einde vooraf zal gaan zullen de mensen steeds weer op verschillende manieren worden voorgehouden, zowel in samenhang met het verkondigen van mijn evangelie als ook in samenhang met het wereldgebeuren, die díe mensen te denken moeten geven die de verkondigers van mijn evangelie uit de weg gaan maar toch aangesproken moeten worden. Waar nog naar mijn woord geluisterd wordt is ook de verbinding met Mij nog voorhanden, of nog niet verbroken. En het zal gemakkelijker zijn voor dezen het komende gebeuren geloofwaardiger te maken omdat door mijn woord altijd al op een einde van deze aarde gewezen werd en op de tekenen die zulk een einde aankondigen.
Maar het is moeilijk die mensen te benaderen die zich totaal los hebben gemaakt van kerkelijke organisaties en die zich naar de wereld hebben toegewend of alleen nog maar de wereld of werelds gewin tot hun levensinhoud lieten worden. Ook dezen wil Ik aanspreken en waar dit Mij niet lukt door mijn werktuigen op aarde, daar kan Ik alleen nog het wereldgebeuren laten spreken. Ongevallen, catastrofen en vernietigingen door de natuur kunnen misschien nog op hun gedachten inwerken en dan is het mogelijk dat zij zulke gebeurtenissen in verband trachten te brengen met de voorspellingen van een naderend einde, die ook aan hun oren niet voorbijgaan, zelfs al zijn zij dienaren van de wereld. En het zal in de komende tijd niet aan roependen ontbreken die in mijn opdracht de mensen wakker moeten schudden uit hun diepe slaap. Ik wil ook nog degenen winnen die geheel afzijdig staan, op wie kerkelijke geloofsleren geen vat hebben, die echter aan een duidelijke verklaring van de betekenis en het doel van de schepping en aan de levensopgave van de mens gewilliger hun oor lenen. Daarom moet hun voor het wereldgebeuren ook een logische motivering gegeven worden, als zij tot het geloof gebracht moeten worden in een hogere Macht die vol liefde en wijsheid heerst in het heelal.
Ik beschik over veel middelen en wegen, dus heb Ik ook dienaren nodig op aarde die over verschillende aanleg beschikken en daarom tot verschillende werkzaamheden in mijn wijngaard aangetrokken kunnen worden. Ik zet al deze arbeiders waarlijk in op de juiste plaats waar zij succesvol bezig kunnen zijn. Maar een ieder van hen heeft de opdracht de mensen van het naderende einde te verwittigen, want gelovigen en ongelovigen moeten weten dat zij in de laatste genadetijd leven die zij goed moeten en kunnen benutten om het einde niet te hoeven vrezen. En allen moeten ook in kennis gesteld worden van wat Ik op het oog heb met de verschillende wereldgebeurtenissen, met buitengewoon smartelijke voorvallen, met ziekte en nood. Want het is alleen mijn liefde die dat alles over de mensen laat komen opdat zij nog tot geestelijke rijpheid komen of de weg naar Mij vinden vóór het einde.
Amen
BD.6590
8 juli 1956
Wereldgebeuren – Natuurcatastrofe – Geloofsstrijd
Verdraag alles met geduld en word niet wankelmoedig in het geloof. Dat moet Ik u nog heel vaak toeroepen, want ter wille van uw geloof zult u moeten lijden, wat u nu nog niet zult kunnen begrijpen. Want nog bevindt u zich in een zekere vrijheid van denken, nog schenken de medemensen geen aandacht aan het geestelijke leven van hen die Mij trouw willen blijven, nog wordt u niet door aardse machthebbers gehinderd in uw geestelijke bezigheid.
Maar de tijd komt dat u niet meer vrij zult zijn in geloofsaangelegenheden. De tijd komt waarin juist die mensen aangevallen worden door medemensen en ook door het aardse gezag, die leven vanuit de juiste manier van denken. Die de ontwikkeling van hun ziel serieus nemen, die de waarheid spreken en hun medemensen willen helpen tot heil van hun ziel. En juist dezen zullen in hoge mate verdrukt worden, terwijl de verdedigers van dwaalleren nog steeds geduld of eerder nog gesteund dan gehinderd worden in hun activiteiten. En dan zult ook u zich vaak afvragen waarom Ik dat toelaat en er zullen lichte twijfels in u opkomen en u zult zwak worden omdat u lijden moet. En daarom roep Ik u steeds weer toe: verdraag alles en blijf sterk in het geloof, want u zult de kroon der overwinning behalen. Juist deze woorden komen u nu nog weinig geloofwaardig voor, want er is nog geen voorteken van zo’n moeilijke tijd te bespeuren.
Maar plotseling zal er een omwenteling plaatsvinden omdat een wereldgebeuren, dat de mensen erg zal schokken, een openlijke opstand zal veroorzaken tegen Hem, die als God en Schepper zoiets toelaat wat een schadelijke uitwerking heeft op de mensen. En daarom wordt deze God en Schepper iedere erkenning onthouden en ieder geloof in Hem wordt verworpen als zijnde ongegrond. En zij, die tegen deze mening in het geloof in Mij verdedigen, die zich voor Mij uitspreken en ook hun medemensen uit de droom zouden willen helpen, worden aangevallen.
Steeds weer heb Ik u verkondigd dat Ik door het geweld der natuur zal spreken om hen die nog slapen en traag zijn wakker te schudden. En een enkeling zal ook ontwaken, maar zeer velen daarentegen zullen zelfs nog hun zwakke geloof verliezen in het aangezicht van de grote verwoestingen en de vele mensenoffers die dit gebeuren kosten zal. En dan zullen de meest verschillende meningen ruchtbaar worden, en met haat vervuld zullen de meesten een God en Schepper loochenen en iedereen aanvallen die niet hun mening deelt. En dan is mijn tegenstander met al zijn sluwheid aan het werk om deze haat aan te wakkeren, wat hem ook gelukken zal. Want het aardse verlies dat de mensen door dit natuurgebeuren lijden, verbittert hen en zet hen aan tot onrechtvaardige eisen en uitbuiting van de medemens die zich niet verweren kan. De liefdeloosheid van de mensen neemt toe en wat zij ondernemen verraadt duidelijk de hand van de tegenstander, de antichrist, van wie zij afhankelijk zijn. Er worden voorschriften en maatregelen uitgevaardigd die in het bijzonder de mijnen gevoelig zullen treffen, die ter wille van hun geloof moeten lijden en nauwelijks de wreedheid van hun lot kunnen begrijpen. Maar dan zal Ik de dagen verkorten opdat de mijnen niet vertwijfeld raken, opdat zij niet afvallen, opdat zij zalig worden.
Houd u alleen aan mijn woord dat u gered zult worden uit de grootste nood en wacht op de vervulling van dit woord. Want Ik zelf zal komen en u bevrijden en Ik zelf zal Mij van tevoren reeds op een ongewone wijze openbaren om u te sterken als u gevaar loopt zwak te worden. U hoeft niet bang te zijn zolang u op Mij vertrouwt en zolang u zich met Mij verbindt in gebed, want zolang zult u kracht ontvangen om weerstand te kunnen bieden. En denk er steeds maar aan dat de vijanden wel uw lichaam kunnen doden maar niet uw ziel. Denk eraan dat er een eeuwig leven is en dat het leven op deze aarde voor ieder mens spoedig ten einde is. Dan zal ook uw vrees verdwijnen, dan zult u van een sterk geloof vervuld worden. U zult stand houden en steeds getuigen van Mij en mijn naam.
Prent deze woorden vast in uw geheugen, dan zullen ze u tot troost en sterking zijn in de komende zware tijd. Verzeker u van tevoren al van kracht en verzamel deze, want het zal nog een tijd duren voordat Ik zelf spreken zal door het natuurgebeuren. En wanneer u deze tijd goed benut om uw geloof nog te sterken, dan zal ook de geloofsstrijd die volgt u niet ontstellen. Hij zal u gewapend aantreffen en aardse nood zal u maar weinig beroeren omdat u dan met zekerheid wacht op mijn komst, omdat uw geloof dan zo sterk is geworden dat noch bedreigingen noch maatregelen tegen u, u kunnen ontstellen. En dan zult u goede strijders zijn voor Mij en mijn naam en alle machten van de hel zullen u niet kunnen overwinnen, want Ik zelf zal met u strijden en Ik zal u waarlijk tot de overwinning voeren.
Amen
BD.6591
9 juli 1956
Kennis van de gang tijdens de voorontwikkeling
De kennis van de gang van uw ziel voor de belichaming als mens is in de laatste tijd voor het einde nuttig voor alle mensen die onverschillig door het aardse leven gaan en zich niet bewust zijn van hun verantwoordelijkheid tegenover de ziel. Weliswaar zullen zulke mensen dit weten ook niet willen aannemen, toch kan het hun een nieuw gezichtspunt openen van waaruit ze nu tegen hun bestaan aankijken.
Het kan voor hen een verklaring zijn voor veel van wat hun tot nu toe onduidelijk was. Het kan hen aansporen om na te denken en ook onrustig maken wanneer ze aan hun leven denken wat hierna komt, dat ze dan ook niet meer kunnen twijfelen wanneer zulk weten overeenstemt met de waarheid. Een denkende mens zal het niet zonder meer kunnen afwijzen, maar slechts weinige zullen bereid zijn het aan te nemen. Doch het zou voor het einde nog veel mensen tot bezinning kunnen brengen en aanleiding geven tot een andere instelling tegenover God.
En het overbrengen van deze kennis behoort ook tot de middelen die God nog gebruikt in Zijn liefde, dat Hij de mensen inzage laat nemen in Zijn plan van eeuwigheid, omdat met de beëindiging van dit verlossingstijdperk ook de poorten naar het rijk hierna worden gesloten en er alleen nog deze twee mogelijkheden zijn van een verder bestaan: als mens op de nieuwe aarde of als uiteengevallen geestelijks weer hernieuwd gekluisterd in de schepping. Terwijl tevoren kennis daarvan niet noodzakelijk was, omdat de nog niet rijpe zielen in het rijk hierna nog rijp konden worden en dus tijd genoeg hadden voor hun ontwikkeling, die echter de mens van de laatste tijd ontbreekt en die God daarom nog op een andere wijze wil helpen om een zekere graad van rijpheid te bereiken, die de kluistering in de harde materie uitsluit. Wel is de geestelijk strevende al steeds inzage verleend in Gods heilsplan, maar meestal voor diens eigen ontwikkeling, of om bijzonder leergierige mensen te onderrichten, bij wie God hun verzoeken om opheldering daarover vervulde.
Maar in de laatste tijd moet deze kennis worden verbreid onder de mensen als aanmaning en waarschuwing. Want hoewel het herinneringsvermogen van de mensen is weggenomen, zal het geloof aan de eindeloos lange weg van de ziel tevoren, toch een zekere verantwoordelijkheid oproepen. En ook bij de ongelovige kunnen overwegingen opkomen over zijn levenswandel en deze kunnen bij hem steeds weer als stille maners opduiken, zodat hij zich in gedachten daar toch mee bezighoudt. En zo nu en dan zullen ook zulke ophelderingen voor de mensen gaten opvullen. Ze zullen eerder bereidheid vinden te worden aangenomen, omdat dan ook de zin en het doel van de schepping begrijpelijk wordt. Maar steeds alleen voor die mensen, die tot nadenken gestemd zijn en willen geloven, maar logische redenen verlangen om te kunnen geloven. Zulke mensen werpt God een noodanker toe dat hen op vaste grond kan trekken.
En Hij zal ze ook de wegen laten vinden waarop ze wetend worden. Hij zal het weten over het heilsplan en de eindeloos lange ontwikkelingsgang van de ziel ook daarheen leiden, waar het nodig zal zijn, ofschoon ook niet alle mensen het nodig hebben, daar kennis van te hebben.
Doch God kent de gedachten en bedenkingen van ieder afzonderlijk en Hij wil hun antwoord geven of de bedenkingen uit de weg ruimen.
Maar niets zal zin- of doelloos zijn, wat Hij onderneemt. En wat Hij aan weten naar de aarde stuurt, heeft Hij in Zijn wijsheid ook als doeltreffend gezien.
Amen
BD.6592
10 juli 1956
Verklaring voor het buitengewone genadegeschenk
Het is een onverdiende genade wanneer Ik mensen direct aanspreek, want zelden verkrijgt een mens op aarde al een graad van rijpheid die hem Mij zo nabij brengt dat een stralen van mijn liefde naar hem plaats kan vinden. Daarom spreek Ik in de laatste tijd voor het einde alle mensen aan op een manier dat zij Mij vernemen kunnen, al geschiedt dit niet op een directe wijze.
Ik heb daarvoor iemand nodig die mijn directe werkzaamheid in zich toelaat, en daarom gewillig is zich geheel aan Mij over te geven. Deze wil tot overgave gebruik Ik op bijzondere wijze, want het is dringend nodig dat aan de mensen nog hulp wordt verleend. Het is echter alleen mogelijk iemand tot mijn “werktuig” te maken die reeds een bepaalde rijpheid van ziel bereikt heeft. Maar zelfs deze rijpheid zou onvoldoende zijn om mijn ‘licht” op te kunnen nemen, omdat alleen een waarachtig “kind” van God mijn openbaringen kan ontvangen. Iemand die reeds vergeestelijkt de aarde zal verlaten om door Mij als kind ontvangen te worden en zodoende met Mij kan omgaan, zoals een kind omgaat met zijn Vader.
U moet weten dat zulk een graad van rijpheid nodig is voordat mijn liefdekracht uitstraling in een wezen binnenstromen kan, zodat die kracht dan verder geleid kan worden naar hem die naar “licht” verlangt.
Ik noem het een onverdiende genade wanneer Ik ook bij een mindere graad van rijpheid een menselijk wezen benut om deze liefdekracht uitstraling tot de mensen te brengen. Met het oog op het naderende einde moet de stroom van genade vergroot worden om de mensen te helpen, want alleen een buitengewone toevoer van geestelijke kracht kan nog bereiken wat anders niet mogelijk zou zijn. Daarom neem Ik al genoegen met de ernstige wil Mij te dienen, want dat is wel de minste voorwaarde die een mens moet vervullen om het werken van mijn geest in zich mogelijk te maken.
Mijn belofte luidde: “Ik zal u de Trooster zenden, de geest der waarheid; hij zal u binnenleiden in de waarheid en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb!” Mijn geest werkt derhalve in ieder mens die zich door de liefde tot een opnamevat gemaakt heeft. Mijn geest leidt hem tot de ware kennis, verlicht zijn denken en geeft hem innerlijk opheldering waardoor die mens zich nu ook in de waarheid gaat bewegen. Het zal dus helder in hem worden en hij zal zijn kennis ook aan de medemensen kunnen overdragen. Hij zal met mijn geest vervuld zijn en daarom ook met recht kunnen spreken van mijn tegenwoordigheid in zich. Maar voor deze werking van mijn geest in de mens is een zekere graad van liefde vereist, welke u mensen met een goede wil reeds op aarde kunt bereiken.
Deze graad van liefde kan voortdurend vergroot worden en kan tot zo’n innige verbondenheid met Mij voeren dat Ik met de gloed van mijn liefde mijn kind kan omvatten. Daardoor zal het met een onbeschrijflijk gevoel van gelukzaligheid mijn stem in zich vernemen en dusdanig met de kracht van mijn liefde vervuld zijn, dat het zich geroepen voelt mijn woord verder uit te dragen.
Amen
BD.6596
16 juli 1956
Geestelijk laag niveau gevolg van de niet gedelgde zondeschuld
De last van de zonde drukt de mensheid terneer. Niet dat de mensen deze last lichamelijk ervaren, maar hun zielen kunnen zich niet verheffen, wat zich uit in minderwaardige gezindheid, in een goddeloze levenswandel, in ongeloof en een sterk verlangen naar de wereld, in volledig materieel denken en streven. Het geestelijk lage niveau op aarde is dus de uitwerking, het teken, van de nog niet vergolden schuld. Het is het gevolg van een leven zonder Jezus Christus, want de mensen hebben hun verlossing nog niet gevonden en hun zielen dragen de ontzettende last van hun zonde nog zelf en worden hierdoor terneergedrukt, zodat ze zelf niet overeind kunnen komen zonder hulp.
Dus heeft de tegenstander van God nog volledige macht over deze mensen. En deze uit zich, doordat hij hen aanzet tot een weerspannig handelen tegen God, doordat hij hun elk weten onthoudt en er steeds alleen op bedacht is ze buiten de goddelijke ordening te houden. Er zou niet zoveel ellende in de wereld kunnen zijn, wanneer de tegenstander niet zoveel onheil zou kunnen aanrichten. Maar de mensen staan hem zijn rampzalig werkzaam zijn toe. Ze zijn aan hem gebonden, want ze zijn nog verstrikt in de zonde die hen aan hem overleverde toen ze van God afvielen en diens tegenstander volgden. Ze laten zich niet bevrijden van deze grote zonde door die Ene, die de macht heeft ook hun ketenen los te maken, door Jezus Christus, die terwille van deze grote zondeschuld stierf aan het kruis, die ze heeft gedelgd voor allen die in Hem geloven en onder Zijn kruis plaatsnemen.
Maar de mensen geloven niet in Hem en zijn daarom niet verlost en dus in de macht van de vijand van hun ziel. En dit is de grote geestelijke nood waarin de mensheid zich bevindt, tot op de weinigen na die Jezus Christus hebben gevonden en ook door Hem verlossing kregen van zonde en dood.
De aarde moet het gevallen geestelijke dienen om rijp te worden. En op deze aarde kwam God zelf in de mens Jezus ter wereld om de mensen te helpen zich te bevrijden van hun ketenen. En alle mensen zouden zich totaal kunnen verlossen, wanneer ze zich maar tot Hem zouden willen wenden – tot Jezus Christus – en Hem als hun Bevrijder zouden willen erkennen en Zijn hulp afsmeken. Maar slechts weinigen geloven in Hem, in Zijn missie en in hun verlossing. Ze zitten nog zo diep in de zonde, dat hun heer het gemakkelijk kan verhinderen dat ze zich om hulp tot een ander wenden, omdat hij ervoor zorgt dat hun het weten over deze Helper wordt onthouden. Maar dit weten wordt door God in Zijn liefde aan alle mensen gebracht en waarlijk allen zouden er gebruik van kunnen maken en een poging wagen uit de keten van de tegenstander los te komen.
Ze zouden eerst eens kunnen willen, bevrijd te worden van hun last die hen terneer drukt. Dan zou hun waarlijk al hulp worden verleend. In plaats daarvan wordt zijn invloed steeds groter, want ook het op de hoogte zijn van Jezus Christus, de goddelijke Verlosser, verwerpen de mensen als misleiding, zonder er zich eens nader mee bezig te houden. En ze kunnen niet onder dwang ertoe worden gebracht daarin te geloven. Maar ze kunnen ook niet zonder het geloof in Hem verlossing krijgen.
En zo is het geestelijk lage niveau te verklaren, dat God aanleiding geeft tot het beëindigen van het doen en laten van Zijn tegenstander. Want de diepst gezonken mensen zouden reddeloos verloren gaan, wanneer ze niet ontrukt werden aan de tegenstander en opnieuw in het ontwikkelingsproces werden opgenomen, dat hen uit de diepte weer omhoog voert, al is het ook pas na eindeloos lange tijd.
De genaden van het verlossingswerk van Jezus Christus bleven door de mensen van deze tijd onbenut. En daarom is ook hun verblijf op aarde niet lang meer. En er moet ook een einde worden gemaakt aan de handelwijze van de satan, die probeert te verhinderen dat de mensen de weg naar Jezus Christus vinden. Maar hij zal de zielen niet bij zich houden, ofschoon hij gelooft eeuwig hun heer te zijn. Want zodra er een zeker geestelijk laag niveau bij de mensheid is waar te nemen, ontfermt de liefde Gods zich over hen, doordat Hij door Zijn wil en Zijn macht een nieuwe aarde zal doen ontstaan en hierin, in rechtmatige ordening, het geestelijke dat als mens faalde, weer zijn verblijf neemt.
En weer zal het de gang van de ontwikkeling moeten gaan, tot het weer voor de keuze wordt geplaatst, zich uit te spreken voor Jezus Christus en zich door Hem te laten verlossen. Want alleen Hij kan de zondeschuld teniet doen, die drukt op elk wezen. En alleen Hij kan het de vrijheid geven en het uit de verdrukking van de satan verlossen.
Amen
BD.6598
18 juli 1956
Zaligheid of hernieuwde kluistering – De vrije wil
Wat ook uw streven op aarde mag zijn, het zal aan u vervuld worden. Want naar geheel uw begeren zal u gegeven worden als uw aards leven ten einde is. Gold uw verlangen geestelijke goederen dan zal het geestelijke rijk u deze volop bieden waren alleen aardse rijkdommen uw begeerte, dan zal de aarde u ook weer opnemen. De materie die u nastreefde zal dan weer uw omhulsel worden zoals ze geweest is voor ondenkbare tijden. Altijd echter heeft u voor uzelf dat lot geschapen dat u na uw sterven ten deel valt.
Wanneer echter u de genade ten deel valt nog voor het einde van deze aarde opgeroepen te worden, dan is u nog een korte tijd toegestaan waarin u nog het aardse begeren kunt afleggen, waarin geestelijke goederen u nog een keer aangeboden worden die u dan alleen hoeft vast te pakken – om ze ook in bezit te kunnen nemen tot uw heil.
Maar weer is het uw vrije wil of u deze laatste genaden nog benut of aan u voorbij laat gaan, en dan onherroepelijk weer in aardse scheppingen ingelijfd wordt, omdat u het niet anders wilt. Zalig kunt u alleen zijn in het bezit van geestelijke goederen, dat is mijn voortdurende vermanende en waarschuwende roep die voor alle mensen geldt zolang zij nog op de aarde vertoeven. U allen zult de gevolgen van uw aardse leven moeten dragen, want het is de wet van de eeuwige ordening die ook mijn liefde niet ongedaan kan maken. Ik kan niet uit genade de zaligheid bereiden aan hen die tegen mijn wil en tegen mijn orde in leven op de aarde, die dienaren zijn van de wereld en daarom de aanspraak op een zalig geestelijk rijk verspelen.
Zolang deze aarde nog bestaat is ook de bron van mijn genade nog geopend, zowel op aarde alsook in het geestelijke rijk. En alle verkeerd denkende en verkeerd levende zielen kunnen die genaden verkrijgen, maar alle behouden ook de vrije wil.
Maar nog bestaat de mogelijkheid om de wil te veranderen. Nog worden aan de dwalenden, zij het op aarde of ook in het hiernamaals, liefdevolle aanwijzingen gegeven zich over hun eigenlijke opgave te bezinnen. Nog is de geestelijke wereld ijverig bezig zich toegang te verschaffen tot de gedachten van de mensen op aarde, zoals ook de lichtwezens in het hiernamaals de zielen benaderen. Zij allen proberen de gedachten van de zielen juist te leiden, hun ogen naar Mij toe te wenden en een verlangen naar “licht” in hen op te wekken, opdat zij daar niet voorbijgaan waar de bron van genade zich voor hen opent en waaruit zij nu kunnen putten tot heil van hun ziel.
Maar ook deze genadetijd gaat voorbij en dan komt onherroepelijk de dag waarop iedere ziel gegeven wordt wat zij begeert. En wie nooit aandacht besteedde aan geestelijke goederen zal met lege handen vertrekken en een ontzettend lot op zich moeten nemen. Want dan is een verlossingsperiode ten einde gelopen en dan breekt een eindeloos lange nacht aan voor die wezens, van wie de wil verkeerd gericht was.
Maar een onvermoede zaligheid is hun toegedacht die naar Mij streefden en daarom aardse goederen veracht hebben. Het rijk hierna echter zal evenzo alleen nog een rijk van zaligheid zijn, want al het onzalige moet weer de ontwikkelingsgang gaan in onuitsprekelijke kwelling, om eens weer tot de vrijheid te geraken. Eenmaal komt voor alle wezens weer de vrije keus, en het ligt bij hen zelf of zij die tijd van kwellingen verlengen of in korte tijd al ingaan tot de zaligheid. Allen worden geholpen het doel te bereiken want mijn genaden stort Ik onbeperkt uit, en wie die genaden gebruikt is van alle nood en kwelling bevrijd.
Amen
BD.6599
19 juli 1956
“God blies hem een levende ziel in”
In mijn heilsplan van eeuwigheid is de vergoddelijking van uw zielen voorzien, die eens wel goddelijke en volkomen wezens waren, maar in vrije wil deze volmaaktheid weggaven. U, mensen zult moeten weten dat Ik u niet zo onvolkomen buiten Mij heb geplaatst zoals u nu bent, dat Ik wel de menselijke vorm schiep, maar de ziel die deze menselijke vorm tot leven brengt en bewoont, al een eindeloos lange tijd nodig heeft gehad om haar vrijwillig tot stand gebrachte, geheel omgeslagen toestand, zo ver te veranderen dat ze nu in de menselijke vorm haar verblijf kon nemen om de volledige vergoddelijking weer te bereiken. U, mensen zult moeten weten, dat niet Ik u onvolmaakt heb geschapen om dan als mens van u te verlangen dat u zich vervolmaakt – omdat uit Mij niets onvolkomens kan voortkomen.
Als u dit weten vooralsnog bezit, beschouwt u ook uw bestaan op aarde anders. U ziet in dat het geen doel op zichzelf, maar middel tot het doel is. Maar zolang dit weten u ontbreekt, gelooft u gerechtigd te zijn het aardse leven te mogen gebruiken enkel om uw lichamelijk welzijn te vergroten. U gelooft het recht te hebben uw levenskracht alleen lichamelijk te gebruiken, zelfs wanneer u er naar streeft dat ieder voor zich, zichzelf ethisch zou moeten ontwikkelen om een beter menselijk geslacht te krijgen. Maar u begrijpt de geestelijke taak van de afzonderlijke mens nog niet.
De mens zelf is niet het laatste doel, het bestaan als mens is slechts de laatste mogelijkheid op deze aarde om het hoogste doel te bereiken. En de leerstelling dat Ik “de mens heb geschapen, opdat hij Mij liefheeft, Mij dient om daardoor in de hemel te komen” is pas gerechtvaardigd, wanneer het menselijk bestaan als een begrensd stadium voor de eens onvolmaakt geworden ziel wordt beschouwd, daar er anders verkeerde denkbeelden uit deze leer worden gevormd, zoals ook deze: dat iets “onvolmaakts” – de ziel – door Mij bij de geboorte van de mens hem wordt bijgevoegd, dus dat er iets onvolmaakts van Mij uit in het leven werd geroepen.
Daardoor raakt zowel het beeld van mijn Wezen verward – Dat hoogst volmaakt is – alsook de gedachtegang van de mensen die hun eigenlijke taak op aarde niet beseffen en daarom steeds meer werelds georiënteerd zullen zijn, omdat hun een vals beeld uiteen wordt gezet. Weliswaar zou de mens door liefde tot Mij en onbaatzuchtig dienstbaar zijn het juiste inzicht kunnen bereiken en dan ook de gelukzaligheid, maar het zal de liefde niet kunnen doen ontbranden tot een wezen dat zijn scheppingskracht gebruikt om onvolkomen scheppingen te laten ontstaan – en ook voor het onbaatzuchtig dienstbaar zijn mankeert de juiste motivatie, als u, mensen niet op de hoogte bent dat het volmaakte zich eens van Mij heeft afgewend, wat daarin bestond dat het uit aanmatiging wilde heersen en het principe van de liefde verwierp.
De onvolmaaktheid is door de wezens zelf tot stand gebracht. Dat u echter als mens onvolmaakt bent, leidt geen twijfel en zo zult u op de eerste plaats de reden van uw onvolmaaktheid moeten trachten te doorgronden, maar u niet tevreden stellen met de verklaring dat Ik u zo schiep zoals u nu over de aarde gaat. Maar dit laatste verdedigen allen die de scheppingsdaad van de mens zo voorstellen dat tegelijkertijd ook een ”ziel” voor deze mens door Mij wordt “geschapen”, wat ze menen te kunnen motiveren met de woorden: “God blies hem een levende ziel in”. Dat deze levende ziel een eens gevallen oergeest is, daarover ontbreekt hun het weten – maar dat ieder mens afzonderlijk zou kunnen verkrijgen, wanneer hij zich maar ernstig de vraag zou willen stellen over zin en doel van het aardse leven en ook over zijn taak op aarde.
En ook een dwaalleer zou de mens aanleiding kunnen geven vragen te stellen, zodra hij maar de wil zou hebben opheldering te verkrijgen. En in het bijzonder zij die onderrichten, die leider van de mensen moeten zijn, zouden zich tevoren zelf opheldering moeten verschaffen, die ze te allen tijde verkrijgen, wanneer ze zich maar tot Mij zelf wenden, wanneer lichte twijfels, die ieder bij zich voelt opstijgen bij het nadenken, hem naar de juiste Bron lieten gaan, waar zuiverste waarheid ieder die daar naar verlangt, zal verkwikken.
Dat er zoveel duisternis is onder de mensen, dat dwaalleren zich konden verbreiden, vindt alleen zijn oorzaak in de lauwheid van de mensen tegenover de waarheid, want ze staat eenieder ter beschikking en voor ieder is ze bereikbaar die maar ernstig de waarheid begeert. Doch slechts weinigen trachten door te dringen in mijn eeuwige heilsplan – maar voor dezen is alles duidelijk, en het helderste licht straalt hen toe, omdat het licht van eeuwigheid het zelf bij allen ontsteekt die de duisternis willen ontvluchten.
Amen
BD.6600
20 juli 1956
Met de kruisdood begon er een periode van verlossing
Met mijn kruisdood werd er een einde gemaakt aan een verlossingsperiode in geestelijke zin.
Er werd een tot dan toe hopeloze toestand beëindigd. Want het binnengaan in het lichtrijk was tot aan mijn kruisdood onmogelijk geweest en de zielen van de mensen bereikten met de beste wil steeds slechts een louteringsgraad, maar om de zonde van de vroegere opstand tegen Mij helemaal af te lossen zouden eeuwigheden niet voldoende zijn geweest.
En de belasting met deze zondeschuld dwong ze verder onder de macht van mijn tegenstander, zodat de gekwelde zielen in het besef van hun nood om een Redder riepen. Vanaf het ogenblik dat Ik mijn leven offerde voor de grote zondeschuld van de mensen, was echter de macht van mijn tegenstander gebroken en dus brak er een nieuwe tijd aan.
De eerste totaal verloste zielen konden de plaats waar ze tot nu toe verbleven verlaten en de poorten naar de gelukzaligheid binnengaan die Ik had geopend.
Deze mogelijkheid blijft bestaan. Steeds weer kunnen zielen zich losmaken uit zijn macht. Steeds weer worden zielen vrij van elke keten en eigenlijk begon er nu pas een “verlossingsperiode”, hoewel ook de ontwikkeling in de schepping en het leven op de aarde voor een totale verlossing noodzakelijk is geweest en steeds weer eerst de voorwaarden moet verschaffen die dan ook het algehele terugbrengen naar Mij tot gevolg hebben. En zo kan er wel van een nieuwe tijd worden gesproken sinds het volbrengen van mijn verlossingswerk. Want pas vanaf toen kon de zielen de eeuwige gelukzaligheid worden geschonken, waarin ze eertijds mochten leven in licht en kracht.
Maar de mensen zijn zich er niet van bewust dat ze het mooiste kunnen bereiken, juist omdat Ik zelf voor hen aan het kruis ben gestorven om een brug te slaan vanuit het rijk der duisternis naar het rijk van het licht.
Ze zijn zich er niet van bewust dat ze zich weer vrijwillig uitleveren aan de macht van mijn tegenstander, wanneer ze Mij en mijn verlossingswerk niet erkennen. Dat ze geen ander lot hebben te verwachten dan dat wat de zielen van de mensen voor mijn kruisdood was beschoren: onvrijheid, een toestand zonder licht, zwakheid en kwellingen, die deel zijn van het niet verloste waarover mijn tegenstander nog de macht heeft. De Redder kwam van boven naar de mensen en werd slechts door weinige herkend.
Maar het verlossingswerk is volbracht. De poorten naar het lichtrijk werden geopend en daarom begon met mijn kruisdood een periode van verlossing, hoewel de aarde als zodanig geen bijzondere eindverschijnselen liet zien.
Want de toenmalige hopeloze toestand kon nu veranderd worden door het erkennen van Jezus Christus en het verlossingswerk, door het zich bewust richten op Hem, door het aannemen van het liefdesoffer en het daardoor teniet doen van de zondeschuld.
En er was de mensen weer een tijd toegekend waarin ze met goede wil hun totale verlossing konden vinden.
Maar nu is ook deze tijd afgelopen. En de ongekende genade waarin de mensen zich bevonden, is niet en wordt ook niet meer benut.
De mensen blijven gebonden in de wereld van de tegenstander, omdat ze zelf geen aanstalten maken voor hun bevrijding en omdat hun eigen wil naar deze bevrijding moet streven. En dus moet er ook nu weer een grens worden gesteld. Er moet weer een nieuw tijdperk starten, waarin het verlossingswerk hoger wordt gewaardeerd, waarin weer een omvangrijke verlossing kan plaatsvinden, omdat de uitwerking van het verlossingswerk onveranderd blijft wanneer de wil van de mensen deze uitwerking maar toelaat. Maar de ongewillige wezens moeten opnieuw de boeien van hun gevangenschap voelen met alle hardheid, opdat eenmaal ook in deze wezens het verlangen naar vrijheid, naar gelukzaligheid, naar licht ontwaakt.
En mijn tegenstander moet de macht over deze wezens worden ontnomen, die hij in zo’n duisternis houdt, dat zij ook niet het licht van het kruis zien.
En weer zal er een nieuwe tijd aanbreken, want onophoudelijk gaat de positieve ontwikkeling van het geestelijke verder en steeds weer wordt deze aarde betreden door nieuwe zielen, aan wie de mogelijkheid wordt gegeven zich te laten bevrijden door Jezus Christus.
Steeds weer strooi Ik de genaden van mijn verlossingswerk uit over die zielen en steeds weer keren ook zulke als mijn kinderen naar Mij terug.
Want het werk van verlossing is volbracht voor al het eens gevallen geestelijke. En het werd en wordt werkzaam bij alle mensen van het verleden, van de tegenwoordige tijd en de toekomst, tot de verlossing eens totaal is voltrokken.
Amen
