Inhoud

BD.6001 Valse christussen en profeten – Werkzaam zijn van de satan
BD.6005 Het eigenmachtig beëindigen van het leven
BD.6010 De kerk van Christus (3)
BD.6012 Gebed in stilte – Getuigenis afleggen voor de wereld
BD.6015 Alles dient tot voltooiing
BD.6019 Eeuwigheidsbegrip – Volmaaktheid
BD.6022 In het huis van de Vader zijn vele woningen
BD.6023 Eindopenbaring van God
BD.6025 Barmhartigheid – Verhard uw harten niet
BD.6030 Onverschilligheid der mensen vergt hardere slagen
BD.6033 De weg van de liefde en het geloof
BD.6036 Niet alleen de daad geeft de doorslag, maar de wil
BD.6037 De komst van de Heer is letterlijk te verstaan
BD.6038 Nieuwe openbaringen – Motivatie – Bijbel
BD.6041 De instelling van de wereldse mensen tegenover het evangelie
BD.6042 Het uur van de dood zonder vrees – Gereedheid
BD.6045 Onmetelijk lijden van Jezus Christus
BD.6050 “Trek u terug in uw binnenkamer”
BD.6051 Gods woord: kracht in de eindtijd en in nood
BD.6052 Het laatste gericht – Daad van liefde en rechtvaardigheid
BD.6053 De weg van de navolging van Jezus
BD.6054 Het lot in het hiernamaals beantwoordt aan de instelling en het streven op aarde
BD.6059 De tijd van het ophanden zijnde einde
BD.6065 Een fysisch treffen tussen bewoners van hemellichamen is onmogelijk
BD.6067 Komende tijd van ellende
BD.6071 Zonde is een vergrijp tegen de liefde
BD.6079 Gods vermanende stem – Nieuw tijdperk
BD.6081 De afloop van een periode op aarde – Wetenschappers
BD.6084 Ernstige woorden van de hemelse Vader – Arts – medicijn
BD.6086 De taak op aarde: Het vervullen van de geboden van de liefde
BD.6087 Oerzonde – Liefdesstraling – Jezus Christus
BD.6088 Jezus was zich tevoren van Zijn werk bewust
BD.6089 Strijden met het zwaard van de mond
BD.6090 Goddelijke vonk – De juiste verhouding tot God
BD.6096 Aards bestaan, daad van genade – Terugkeer naar God
BD.6098 God in Jezus Christus
BD.6100 De bestemming van de mens

                                         – * –

BD.6001
13 juli 1954

Valse christussen en profeten – Werkzaam zijn van de satan

De bedoeling van de satan is, verwarring te stichten onder de gelovigen, onder diegenen die hij voor zich als verloren beschouwt en die hij toch nog hoopt terug te winnen. Hij is vol list en bedrog en vindt steeds weer middelen om aan te wenden. En hij schrikt er niet voor terug, zich te camoufleren en schijnbaar met Mij mee te gaan. Hij schrikt er niet voor terug licht voor te spiegelen om het ware licht te doven en de mensen in diepste duisternis achter te laten. Hij is gevaarlijk, maar toch te herkennen door diegenen die zich aan Mij hebben gegeven en daarom ook door Mij worden beschermd, aan wie Ik daarom ook het vermogen om te onderscheiden zal schenken, dat hem ook door het masker heen herkent.

Denk erom dat de tijd van het einde is gekomen en dat hij voor niets terug zal deinzen, omdat hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft. Denk eraan dat vele valse christussen en valse profeten zullen opstaan in de tijd van het einde, dat hij zich achter hen verbergt en wees daarom waakzaam en volhard in het gebed. Want de verbinding met Mij is de beste bescherming tegen hem. Als u Mij bij u laat vertoeven, kan hij niet aanwezig zijn.

Als u echter struikelt of u van Mij afkeert, al is het ook maar voor korte tijd, dan tracht hij binnen te sluipen en het lukt hem u in verwarring te brengen. Het lukt hem onenigheid en strijd, ongeduld en liefdeloosheid te zaaien waar mijn tegenwoordigheid zoiets verhindert. Hij kan verwarring stichten onder de mensen, maar ook u zult u daartegen kunnen beschermen. U zult hem kunnen weerstaan, u zult hem kunnen gebieden dat hij van u zal wijken wanneer u maar steeds Mij aan uw zijde zult laten staan, wanneer u Mij in gedachten zult roepen en u steeds aan mijn bescherming zult aanbevelen. Dan laat Ik het waarlijk niet toe dat hij u lastig zal vallen. Dan verhindert mijn aanwezigheid hem dichter bij u te komen.

En wees erop bedacht dat al het slechte zijn inwerking is. Bedenk dat vooral de liefdeloosheid hem de deur zal openen waardoor hij binnen kan gaan. Pas daarom op voor elk liefdeloos woord, voor liefdeloze gedachten en liefdeloos handelen. Want dit is zijn werkzaam zijn en kan u ten val brengen. En bid opdat u aan zijn verzoekingen niet ten prooi zult vallen. Dan zult u gesterkt worden en weerstand bieden. U zult inzien dat mijn macht altijd groter is, dat mijn liefde steeds voor u klaar staat en dat Ik u behoed voor alle aanvallen van uw vijand, als u maar innig zult bidden: Leid ons als wij worden verzocht.

Amen

BD.6005
19 juli 1954

Het eigenmachtig beëindigen van het leven

Er is u mensen een tijd toegekend om de laatste verlossing uit uw boeien, het uiteindelijke vrij worden uit de vorm, te bereiken. Maar de tijdsduur is verschillend, zoals Ik het als juist inzag voor uw ziel. Niet willekeurig wordt uw aardse leven van Mij uit beëindigd. Van ieder persoonlijk is de rijpheid van de ziel Mij bekend en zo ken Ik ook het gevaar van een terugval, of de mogelijkheid van een verdere vooruitgang op aarde. En mijn liefde en barmhartigheid maakt ook vroegtijdig een eind aan een mensenleven, om die ziel te beletten achteruit te gaan. Of, Ik zie de mogelijkheid van een verandering in het laatste uur en verleng daarom de levensduur steeds volgens wijs raadsbesluit, want Mij is alles bekend wat een ziel tot heil strekt.

En nu zult u begrijpen welk een zwaarwegend vergrijp een eigenmachtig beëindigen van het aardse leven is. Wat voor een zonde u begaat dat u op mijn liefde en barmhartigheid vooruitloopt en de gelegenheden niet benut die uw ziel geboden werden om tot voltooiing te komen. U grijpt in mijn heilsplan in en u berokkent uw ziel een schade die eenmaal een overgroot berouw en zelfverwijten in u teweeg zal brengen, maar niet meer goed te maken is in het hiernamaals. Want de begunstigingen die u op aarde zou moeten en kunnen benutten, kunnen u in het rijk hierna nimmermeer geboden worden. U heeft voor uzelf onherroepelijk iets verspeeld, zelfs al lukt het u uw zielstoestand iets te verbeteren wanneer u nu uw weg omhoog zoekt. Doch er bestaat een groot gevaar dat de ziel wegzinkt, dat zij zich verzet zoals haar eigenmachtig beëindigen van het leven een verzet was, en dat zij in dit zich afwenden volhardt. Zulke zielen hebben zeer veel hulp nodig opdat zij niet voor eeuwig lange tijden verloren gaan, maar er geschiedt ook hun alleen maar naar hun wil. Ik sta waarlijk allen bij, ook in de grootste nood, die dadelijk verminderen zal als de mens maar aan Mij denkt, als hij naar Mij roept om hulp.

En de nood is ook alleen maar het middel om uw aandacht op Mij te vestigen, opdat u nu ook van uw aardse leven een succes zult kunnen maken. De nood treft de mensen niet zonder reden, want hun ziel is in gevaar waaruit zij door deze nood een uitweg moet vinden. En hoe meer zij zich verhardt tegen Mij, des te meer brengt zij zichzelf in gevaar, om tenslotte mijn wil te trotseren en het leven dat mijn liefde en genade haar geschonken heeft voor de uiteindelijke verlossing weg te gooien. Want de belichaming als mens is voor de ziel een genade, een geschenk van mijn liefde. Het is de laatste trede omhoog die zij mag gaan om dan voor eeuwig vrij en zalig te kunnen zijn. De ziel is vlak bij haar doel aangekomen en daarom voor haar handelen verantwoordelijk, als zij geen gebruik maakt van dit genadegeschenk maar het weggooit in een verblind denken.

Mij is elke opwelling van het menselijk hart bekend en Ik oordeel waarlijk rechtvaardig. Ik houd rekening met de zwakheid van mijn schepselen, maar deze bestaat niet buiten haar schuld en de vrije wil van de mens drukt hem terneer zodra die wil verkeerd gericht was en dus misbruikt werd. De mens kan aan zijn nood geen einde maken door zelf in te grijpen, hij moet er mee verder. Hij zal geen uitweg vinden uit zijn nood en daarom zal de ziel ontzaglijk lijden in het rijk hierna, tot zij deze op dezelfde wijze meester wordt als zij het ook kon op de aarde. Tot zij tot Hem haar toevlucht neemt, die Heer is over lijden en nood omdat Hij overwinnaar is van zonde en dood.

Amen

BD.6010
28 juli 1954

De kerk van Christus (3)

De gemeenschap van Jezus Christus bestaat uit alle gelovigen die in Jezus Christus hun Verlosser zien, die in Hem geloven als de Zoon van God die naar de aarde kwam om als mens het zoenoffer te brengen voor de gehele mensheid, en die Hem daarom willen navolgen. Onder de “kerk van Christus” die Hij zelf op aarde gesticht heeft zijn alle diepgelovige mensen te verstaan die er ernstig naar streven christenen van de daad te zijn, die niet zomaar vormchristenen zijn, allen die een levend geloof hebben en die zich bewust onder het kruis van Christus plaatsen. Jezus Christus moet erkend worden door de leden van Zijn kerk. En uit deze erkenning vloeit voor hen dan ook de plicht voort volgens Zijn leer te leven, dus bewust een leven in liefde te leiden zoals Hij zelf het de mensen heeft voorgeleefd en daartoe aanmaant door Zijn oproep: “Volg Mij na”. Wie aan deze oproep gehoor geeft en Hem aanvaardt, die behoort ook tot de gemeenschap die als “kerk van Christus” wordt aangeduid.

Dit is de onzichtbare kerk, die evenwel in ieder kerkgenootschap vertegenwoordigd kan zijn en ook vertegenwoordigd is, omdat er overal mensen zijn die met innige liefde in Jezus Christus geloven, die ook in liefde opkomen voor hun medemensen, die ware christenen genoemd kunnen worden omdat ze door hun levenswandel bewijzen toe te behoren aan Hem, die op aarde Zijn werkzaam zijn in liefde heeft bekroond met Zijn dood aan het kruis. Deze gemeenschap bestaat dus overal waar ware christenen leven, want zij allen behoren tot de kerk van Christus. En waar nu twee of drie van zulke christenen in Zijn naam samenkomen, daar is Hij zelf in hun midden, de Stichter van de kerk van Christus, en Hij vervult hen met Zijn geest.

Dus zullen ook de gedachten en woorden van deze mensen juist zijn en ze zijn zelfs hoger te waarderen dan het woord van een predikant die de goddelijke leer van de liefde nog niet levend vertegenwoordigt, wiens woorden nog geen blijk geven van het innerlijk leven, van de Geest – het kenmerk van de leden van de kerk van Christus. En deze Geest zal zich altijd zodanig uiten, dat het woord van God op een eenvoudige en duidelijke manier gepredikt en uitgelegd wordt, wat ook in de kleinste kring waar maar leden van de kerk van Christus bijeen zijn op de meest natuurlijke wijze kan geschieden, zelfs in een eenvoudig gesprek. Want niets uiterlijks bevestigt dit lidmaatschap, maar alleen de geest van liefde van ieder afzonderlijk die op Jezus Christus aandringt in het levend geloof in Hem als de Zoon van God en Verlosser van de wereld, in wiens menselijk omhulsel God zelf zich heeft belichaamd om de mensen te verlossen van zonde en dood.

Amen

BD.6012
30 juli 1954

Gebed in stilte – Getuigenis afleggen voor de wereld

Zij die Mij aanbidden, moeten dit doen in geest en in waarheid. Alleen wat uit de grond van het hart komt, is Mij welgevallig en bereikt ook mijn oor. Ik kijk dus alleen in het hart van de mens en sla geen acht op de woorden die de mond uitspreekt wanneer het hart daar niet bij betrokken is. Bent u nu in staat u volledig af te sluiten van de wereld om met Mij innige samenspraak te houden, dan looft u Mij al zonder woorden door uw wil om met Mij in verbinding te treden. Dan is het een zwijgend gebed dat u in gedachten tot Mij richt, een echte aanbidding die uw ziel rijke zegen oplevert, want de verbinding met Mij laat u in het bezit komen van kracht en genade, welke de ziel ervaart als hulp om rijper te worden. Deze innige manier van bidden is het ware gebed dat Mij welgevallig is, want dan bent u uit uzelf Mij dicht genaderd, zo dicht dat de kracht van mijn liefde, die u steeds inniger naar Mij toe trekt, u kan aanraken.

Wilt u met Mij praten, dan is de taal van de mond waarlijk overbodig, want deze kan gemakkelijk iets verbergen of willen voorspiegelen, wat Ik wel doorzie, maar aan de medemens niet duidelijk hoeft te zijn, om welke reden deze zich gemakkelijk laat verblinden en nu van zijn kant dezelfde gebedsvorm gebruikt. Ga in de stilte wanneer u bidden wilt. Trek u terug in de diepste stilte, daar zult u Mij veel gemakkelijker vinden en met Mij contact kunnen hebben, zoals een kind met zijn vader contact heeft. En u zult Mij alles zeggen, zonder schroom en in kinderlijk vertrouwen. Uw vragen zullen verhoord worden omdat uw gebeden nu tot mijn oor doordringen. Want dit heb Ik u beloofd met de woorden: Kom tot Mij die belast en beladen bent, Ik wil u verkwikken. Tegenover hem die dus tot Mij komt, maak Ik ook mijn belofte waar, en dit des te duidelijker, hoe vertrouwelijker hij naar Mij toekomt, hoe inniger hij zich bij Mij aansluit en zich in stille samenspraak aan Mij toevertrouwt.

Het spreken met de mond moet door u gebruikt worden voor de onderlinge verstandhouding. Maar Ik heb geen woorden nodig, want Ik weet alles. Ik kijk in uw hart en lees uw gedachten en dus zult u Mij niet om de tuin kunnen leiden met nog zulke mooie woorden, evenals er ook geen woorden nodig zijn als u Mij wilt prijzen en loven, omdat stille dankbaarheid, een deemoedige roep tot Mij, een leven volgens mijn wil, een door de liefde levend geworden geloof Mij waarachtig verblijdt en lofprijzingen insluit.

Maar tegenover uw medemensen moet u Mij belijden met de mond. Als het om uw instelling tot het geloof gaat, moet u zich vrij en openlijk voor Mij uitspreken en geen vrees hebben voor de gevolgen van uw vrijmoedigheid, want dit getuigen moet weer een aansporing zijn voor uw medemensen die nog zwak in het geloof zijn. En tegelijkertijd is het een blijk dat u achter de waarheid staat, dat u niet naar buiten toe een indruk wilt wekken die niet met uw innerlijk denken, met uw overtuiging overeenstemt.

Steeds moet u oprecht zijn en Mij en mijn naam boven alles plaatsen wanneer deze getuigenis van u verlangd wordt. Maar wat u Mijzelf te zeggen hebt, kunt u stil en heimelijk aan Mij voorleggen, want Ik wil de stem van het hart vernemen, niet alleen maar woorden die de mond eruit kraamt wanneer het hart er niet bij betrokken is. En zulke gebeden hebben een ongehoorde kracht wanneer ze verenigd tot Mij klinken, wanneer mensen bijeenkomen om Mij aan te roepen over een bepaalde aangelegenheid, wanneer allen uit de grond van hun hart hetzelfde vragen, hetzelfde verzoek naar Mij opzenden, al is het maar een korte roep. Ik zal hem horen en verhoren zodra ze tot Mij bidden in geest en in waarheid.

Amen

BD.6013a
31 juli 1954

Verschillende gaven van de geest

De geest uit God uit zich op velerlei manieren. Want al naar begaafdheid, naar de geestelijke rijpheid, kan Hij in de mens werkzaam zijn. En ook de aard van de mens is bepalend, welke gave van de geest hem ten deel valt. Het ontvangen van een geestelijke gave stelt altijd het (zich) vormen tot liefde voorop, dus een verandering van het wezen in vrije wil. De geest Gods kan zich alleen in een vat uitgieten, dat geschikt is om op te nemen. Een vat, dat dus in orde werd gebracht door onbaatzuchtige werken van liefde, om de goddelijke straal van liefde te ontvangen. Er kan niet op een gave van de geest worden gerekend door een mens, die deze omvorming tot liefde nog niet heeft volbracht. Derhalve zijn dus de gaven van de geest steeds alleen het gevolg van een levenswandel in liefde, maar nooit zijn het willekeurig verleende gaven. Ze moeten dus worden nagestreefd, wat ieder wel kan, maar wat slechts zelden wordt gedaan. Op welke wijze nu de geest Gods werkzaam wordt, beantwoordt aan de taak, die een door Gods geest overschaduwde mens in het aardse leven is gesteld, die door Gods wijsheid wel werd ingezien als zegenbrengend voor de mensheid, maar die toch de vrije wil van de mens vooropstelt.

God weet waarlijk wie Hem wil dienen en hoe deze zich vormt. En Hij zet daarom de mens op de plaats, waar hij het meest doeltreffend bezig kan zijn. De mensen in de eindtijd moeten worden wakker geschud, omdat ze totaal vervlakken in hun denken en daarom buitengewoon onder de indruk moeten komen, om uit hun rust te worden gehaald. Maar ook ongewone verschijnselen hebben een heel natuurlijke verklaring, doch wat de één natuurlijk voorkomt, is voor de ander onbegrijpelijk, omdat hij geestelijk blind is. Dus tegenover deze blinden van geest wordt een “ziende” geplaatst, die zich van zijn gebonden zijn aan de aarde kan losmaken en als het ware weggenomen wordt in het geestelijke rijk en die uit dit geestelijke rijk naar de aarde terugkeert met een gave, die aards niet kan worden verkregen. Hij zal met krachten werken, die hem wat onmogelijk schijnt mogelijk maken. Hij zal door het woord zieken kunnen genezen of in staat zijn helderziend in de toekomst te kijken. Hij zal diepste wijsheid bezitten en dus ook aan de medemensen kunnen overbrengen, of hem zal duidelijk zijn wat voor de mens anders is verborgen. Hij zal in vreemde talen kunnen spreken, zichtbaar zal het werken van de goddelijke geest aan het licht komen, maar alleen dan, wanneer het er om gaat de zielen van de mensen voor het rijk Gods te winnen. Want de geest Gods werkt alleen geestelijk in de mensen, maar nooit om aardse belangen te bevorderen. Dus zal de bezitter van een gave van de geest steeds een arbeider in de wijngaard van de Heer zijn. Hij zal door deze gave een vertegenwoordiger van God op aarde zijn, die Zijn rijk wil opbouwen en vergroten en zich dit tot levenstaak heeft gesteld.

Alleen door deze bereidwillige dienaren Gods zal Zijn geest zich uiten, voor de medemensen duidelijk zichtbaar, ofschoon ieder mens vervuld kan zijn met Zijn geest en deze dus ook helder en duidelijk herkent en bekwaam is zijn weten aan de medemensen door te geven. Ze kunnen echter steeds alleen bedacht worden in overeenstemming met hun wil. En voorwaarde om een kennelijke gave van de geest te ontvangen is, dat ze willen werken voor God en Zijn rijk. Want God wil zich door mensen uit de gehele mensheid openbaren. God wil herkend worden in Zijn werken. En daarom moet er een mens als tussenpersoon te vinden zijn, zolang God zelf de mensen niet tegemoet kan treden, zolang ongeloof en geestelijke blindheid dit volledig uitschakelen.

En zo vloeit hieruit voort, dat God zelf zich door Zijn geest openbaart, die zich door een mens uit, wanneer het erom gaat de mensen tot geloven te brengen, hen licht te geven, hun ogen te openen voor het licht dat van boven op de mensen neer straalt; wanneer het erom gaat de mensen de zin van hun aardse leven bekend te maken en de weg naar het doel te verlichten. Alle gaven van de geest hebben alleen deze ene bedoeling: op de zielen van de mensen in te werken in goddelijke zin. Dan worden krachten in een mens in werking gezet, die duidelijk van een goddelijk binnenstromen getuigen; het binnenstromen van een kracht, die in God zijn oorsprong heeft, de kracht van de goddelijke geest.

Amen

BD.6013b
1 augustus 1954

Het spreken in tongen – Waarschuwing voor een bedrieglijke geest

En dan zal de mens dingen volbrengen, die de medemensen niet natuurlijk voorkomen, die het natuurlijke vermogen van een mens ver overtreffen. Hij zal op de hoogte zijn van zaken, die anders voor de mens verborgen zijn. Hij zal overtuigd en begrijpelijk de mensen opheldering kunnen geven over zaken, die een mens met zijn verstand alleen niet kan doorgronden. Hij zal gebieden kunnen betreden, die voor de medemensen niet toegankelijk zijn. Hij zal de kracht hebben zieken te genezen, wonderen te verrichten of ook in staat zijn helder schouwend in de toekomst te kijken. Er zullen in hem vermogens tevoorschijn komen, die hij nooit in zich heeft ontwikkeld. Hij zal vreemde talen spreken en ook kunnen verstaan, wanneer dat nodig is en dienstig voor de ontwikkeling van de ziel van de medemensen. Hij zal op elke manier worden beïnvloed door goddelijke kracht, maar meestal alleen één van deze gaven van de geest bezitten, omdat de vereisten voor elke geestelijke gave andere zijn. Alle vereisten zijn echter zelden bij één mens te vinden. Elke van deze gaven van de geest moet haar doel vervullen, dat wil zeggen elke moet ten nutte kunnen worden gemaakt.

De gave van genezing van zieken zal – buiten het lichamelijk gezond worden – ontegenzeglijk ook tot het gezond worden van de zielen bijdragen, omdat de mensen leren geloven in de kracht van de geest, die door het sterke geloof van zowel de genezer als ook van de zieken ertoe wordt gebracht, zich weg te schenken. Evenzo kunnen ook voorspellingen van toekomstige gebeurtenissen de medemensen bewegen, hun levenswandel te veranderen tot boete en terugkeer, omdat deze voorspellingen steeds alleen de aardse uitwerkingen van het geestelijk lage niveau van de mensen betreffen. Het verkondigen van de waarheid door de goddelijke geest draagt er tevens toe bij, het geloof tot leven te wekken en tot ommekeer van de leefwijze en is bijgevolg toch weer als geestelijke factor te waarderen als van het grootste belang. Alleen wat ertoe bijdraagt geestelijke resultaten te behalen, kan als het werkzaam zijn van de geest worden aangeduid, want wat zijn oorsprong heeft in God kan niet anders dan vol van licht zijn. Het moet licht brengen en het onduidelijke bloot leggen. Het kan geen nog diepere duisternis uitstralen, dan er al onder de mensheid is.

Maar de geest Gods kan ook op een mens inwerken, om van hemzelf de toestand van duisternis af te nemen, om een licht te ontsteken in het hart van de mens, om de ziel van haar omhullingen te ontdoen, zodat de ziel jubelt en juicht en met lofprijzen denkt aan haar God en Vader, die haar verlichting schenkt. Deze inwerking betreft meer de ziel dan het verstand van de mens, om welke reden deze gave van de geest voor de mens niet herkenbaar hoeft te zijn, maar soms ook de uiterlijke mens zo sterk treft, dat hij probeert zich in onbegrijpelijke woorden te uiten. Een gebeurtenis, die de mensen met “spreken in tongen” aanduiden, maar die steeds alleen de mens zelf betreft. Een gave van de geest, die bijna iedere gewekte zijn eigendom kan noemen, maar die alleen in hoogst uitzonderlijke gevallen zo sterk is, dat de medemens een verandering kan waarnemen. Want ieder mens, wiens geest is gewekt, bespeurt de aanraking van zijn ziel op een zodanige wijze, dat zijn ziel zich lovend en dankend tot God verheft; dat ze zich aan Hem overgeeft en dat ze innerlijke vrede vindt en gelukzaligheid. Dan spreekt zijn “ik” in gedachten met God. Dan spreekt hij zonder woorden onafgebroken met God. En naar deze gave van de geest moeten allen voor zichzelf streven, om dan ook voor God en Zijn rijk op te kunnen komen, om dan zelf als Zijn medewerker het verlossingswerk uit te voeren, dat gezegend is. Maar gewaarschuwd moet worden voor de bedrieglijke geest, want ook deze doet zich gevoelen, waar hij binnen kan sluipen; waar hoogmoed, zelfingenomenheid, geldingsdrang nog in de zielen overheerst, die dan ook die geest de mogelijkheid geven, zich op een manier te uiten, die eveneens niet natuurlijk aandoet, maar in plaats van licht alleen verwarring en onrust achterlaat, door situaties, die op ernstige medemensen afstotend werken en alleen bij diegenen vreugde en instemming teweeg brengen, die zelf aan deze geest toebehoren. Daarom: geloof niet iedere geest en onderzoek, doordat u let op het lichtschijnsel, in welke sterkte het oplicht. Want God is licht. Wat van God uitgaat is licht. En zo moeten de goddelijke gaven van de geest onvoorwaardelijk stralend licht achterlaten, daar het anders begoochelingen van de satan zijn, waarmee hij, in het bijzonder in de eindtijd, de ogen van de mensen alsmede hun ziel wil verblinden, opdat ze in nog grotere duisternis vallen en niet in staat zijn, het ware licht te herkennen.

Amen

BD.6015
4 augustus 1954

Alles dient tot voltooiing

Wat u ook overkomt in het leven, het dient u tot geestelijke voltooiing. Maar het ligt aan u zelf of u ook alles benut wat u overkomt. De juiste instelling tegenover al het gebeuren bij en rondom u bevordert uw ontwikkeling. Een verkeerde instelling daarentegen verhindert deze. De juiste instelling is echter dat u de band zoekt met uw Vader van eeuwigheid, of ze versterkt als u haar al hebt gevonden. Dan strekt alles u tot zegen, ook het zwaarste leed. Een positieve geestelijke ontwikkeling kan altijd alleen mogelijk zijn door overwinnen, strijdend of zich gelaten schikkend wanneer een overwinnen niet mogelijk is. En steeds moet daarvoor mijn kracht worden gevraagd, omdat u alleen niet sterk genoeg bent. En het vragen om mijn kracht vereist de verbinding met Mij en verzekert u ook een geestelijke vooruitgang.

Ik probeer waarlijk voortdurend u tot Mij te trekken, uw gedachten op Mij te vestigen, en doet u dit niet uit uzelf, dat u in uw hart wordt aangespoord Mij te zoeken, dan moet Ik zo op u inwerken dat de nood u ertoe brengt naar Mij te komen, of ook, wanneer u al van Mij bent geworden naar uw wil, wil Ik steeds inniger door u worden vastgepakt, en dan komen er noden over u zodat u zich steeds meer bij Mij zult aansluiten. De verbinding met Mij is de garantie voor een voortdurend toenemende vergeestelijking van uw ziel, want waar Ik ben, wordt al het andere uitgeschakeld. Waar mijn aanwezigheid vurig wordt verlangd, is geen plaats meer voor aards verlangen. En dat alleen wil Ik bereiken, wanneer Ik toelaat dat u in nood geraakt, dat u leed zult moeten dragen, dat u zich zelf zwak en krachteloos zult voelen.

De Gever van de kracht staat altijd voor u klaar, maar mijn kracht kan alleen overstromen wanneer ze een geopend vat vindt, dat uw wil dus zelf moet openen. Daarom hoeft u zich niet door aardse nood bang te laten maken, want u zelf zult ze kunnen opheffen met mijn kracht, die u overvloedig ter beschikking staat. Schik u in uw lot en weet dat Ik, Die in een ogenblik alles kan veranderen, boven alles sta. En wat u heden nog bezwaart, kan u morgen al tot vreugde zijn wanneer u zich aan Mij toevertrouwt, wanneer u zich met Mij verbindt in gebed en nu dus ook het geestelijke doel van elke nood is bereikt, dat u weer een stap dichter bij Mij bent gekomen, Die wil hebben dat al mijn kinderen ernaar streven bij Mij te komen, zodat mijn liefde hen kan doorstralen en ze zeker opwaarts gaan.

Amen

BD.6019
10 augustus 1954

Eeuwigheidsbegrip – Volmaaktheid

Oneindig lange tijdsruimten zijn er vergaan waarin mijn wil om te scheppen werkzaam was om al het geestelijke dat van Mij verwijderd was weer terug te brengen. Oneindig veel scheppingen zijn er zo ontstaan die deze terugkeer mogelijk moesten maken en ontelbare zielen hebben hun doel bereikt dat ze weer bij Mij verblijven in het licht. Maar nog veel langere tijdsruimten zijn er vereist tot al het geestelijke de weg terug naar Mij zal hebben afgelegd. Want ontelbaar zijn de wezens die uit Mij voortkwamen en zich in vrije wil eens van Mij weg spoedden.

Het zijn eeuwigheden, tijdsruimten van voor u mensen onvoorstelbare duur en daarom kan het woord “eeuwig” wel worden gebruikt zonder voor u een verkeerd begrip te zijn, ofschoon ook eens het tijdstip komt waarop aan elke tijdsruimte een grens is gesteld. Want voor Mij is ook de langste tijdsduur slechts als een ogenblik, voor al het geschapene echter, in een toestand van onvolmaaktheid, oneindig lang. In de toestand van onvolmaaktheid. En nu zult u begrijpen dat er altijd alleen in de toestand van onvolmaaktheid een begrenzing van tijd bestaat, dat daarentegen de volmaaktheid geen begrenzing kent, dat voor al het volmaakte het begrip “tijd” niet meer kan worden gebruikt en derhalve is het voor Mij zelf onbelangrijk wanneer de algehele terugkeer naar Mij voltrokken is. Maar voor u, mijn schepselen die door eigen schuld onvolmaakt bent geworden, is het van de grootste betekenis hoe lang u zich in een toestand bevindt die voor u kwellend is en waarvan de tijdsduur dus door uzelf verkort wordt of langer wordt gemaakt.

Hoe zondiger u bent, hoe verder u nog van de volmaaktheid verwijderd bent, des te meer beangstigt u het begrip van tijd en ruimte. Juist omdat het voor u onvoorstelbaar is en toch niet kan worden geloochend, omdat uw tijd van leven op aarde nauw begrensd is en er toch eindeloze tijden van het verleden en evenzo eindeloze tijden van de toekomst voor u tot een zekerheid zijn geworden. Dit laatste is zelfs uw vaste overtuiging zodat u geen beëindigen van een tijdperk voor mogelijk houdt. Uw overtuiging is in zoverre juist, dat er geen “einde” bestaat, dat altijd en eeuwig het geestelijke bestaan blijft, dat echter alleen dat het werkelijke is, dat alleen dat vergaat wat niet werkelijk is, wat alleen maar middelen zijn om naar Mij terug te keren. En al te vaak rekent de mens zichzelf tot het onwerkelijke, tot datgene wat geen duurzaamheid heeft, wat vergaat zoals de tijd vergaat, omdat hij niet aan het geestelijke in zich denkt dat geen begrenzing is gesteld en dat eeuwig niet kan vergaan, maar dat eeuwigheden kwellingen kan ondergaan omdat er eeuwigheden voor nodig zijn om volmaakt te worden en dan echter ook eindeloos gelukzalig te zijn in volledige vrijheid, onafhankelijk van tijd en ruimte, omdat het weer bij Mij verblijft – en Ik ben zonder begin en einde en overal, Ik ben van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Amen

BD.6022
13 augustus 1954

In het huis van de Vader zijn vele woningen

In het huis van de Vader zijn vele woningen. Voor alle zielen heb Ik de woningen gereed, die overeenkomen met hun rijpheid bij het verscheiden van de aarde. En daarom zijn ze dan ook zeer verschillend, en ze zijn zo lang de verblijfplaats voor die zielen, als zij daarmee genoegen nemen, terwijl ze ook van verblijfplaats kunnen veranderen, al naar gelang de ziel zich hier zelf op toelegt.

Zoals de gesteldheid van de ziel is bij haar lichamelijke dood, zo is ook de omgeving, waarin zij zich nu in het geestelijke rijk bevindt. Stralend, licht, het biedt het geestelijke oog heerlijkheden in prachtige harmonie, zodat de ziel wordt vervuld van een onbeschrijfelijke gelukzaligheid – of ook donker en koud, armzalig en beangstigend, stormachtig, doods en bedrukkend, zodat de ziel zich ongelukkig voelt en wenst uit deze omgeving weg te gaan. En toch kan haar alleen dat geboden worden, wat ze verworven heeft op aarde, ze kan niet in gelukzalige sferen worden geplaatst, die ze nooit nastreefde, en er kan haar ook geen licht worden geschonken, omdat dit haar in haar onrijpe toestand zou verteren.

Maar het staat iedere ziel vrij, of ze haar verblijfplaats verbeteren wil. En dit verlangen in hen aan te wakkeren is het werk van ontelbare geestelijke wezens, die zich in het licht bevinden en afdalen in de woningen zonder licht, om hun bewoners aan te sporen, hun lot en hun verblijfplaats te verbeteren. Maar ook dit moet zodanig gebeuren, dat het niet de wil van de zielen bepaalt, maar tot een eigen verlangen leidt. En daarom zijn de lichtwezens voor hen niet als zodanig herkenbaar, maar voegen ze zich bij hen in hetzelfde omhulsel, hen smekend om opgenomen te worden, en proberen dan, de gedachten van deze zielen naar een verandering van hun huidige situatie te leiden.

De wil van de zielen moet aangespoord worden, zelf hun lot te verbeteren. En wordt de wil nu opgewekt, dan bevindt zich de ziel plotseling te midden van noodlijdende zielen, die haar om hulp vragen, en nu beslist ze, of ze aan deze hulpvragen gehoor geeft, of ze gewillig is en probeert hen te helpen. Hoe sterker in haar de drang is om hulp te bieden, des te krachtiger zal ze zich voelen, en de duisternis zal wijken voor een zwak schemerlicht, dat de ziel oneindig gelukkig maakt en haar wil om lief te hebben doet toenemen. En haar omgeving zal onmerkbaar veranderen, omdat het schemerlicht door alles heen schijnt, tot de ziel alles duidelijk kan zien en haar toestand aanzienlijk verbeterd lijkt.

Maar het wordt altijd aan de wil van de ziel overgelaten, of ze zich verder helpend bezig houdt of dat ze met de verbeterde situatie genoegen neemt, die dan weer verslechtert, wanneer ze ophoudt haar best te doen. Iedere ziel zal vinden, wat ze begeert. En verlangt ze naar licht, naar liefde en zaligheid, dan zal zij ook zeker haar doel bereiken en in uitermate lieflijke streken terecht komen, waar alles van licht doorstraald is en waar ze verblijven kan zolang het haar bevalt. Want ze zal ook hetzelfde geven wat ze zelf verlangt en de liefde zal haar wezen veranderen, de liefde, die haar zelf geschonken wordt door de wezens van licht, wanneer zij niet volledig weerspannig is. Maar als ze zich niet uit de diepten zonder licht wil oprichten, zodat ze zich verzet tegen elke hulpverlening en elk voorstel verontwaardigd afwijst, dan heeft ze eveneens wat ze begeert: de duisternis die steeds meer kwelling met zich meebrengt om ook zulke zielen nog tot verandering van hun wil te bewegen.

En daarom sprak Ik de woorden: “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen”. Want er is rekening gehouden met de toestand van iedere ziel, maar niet één ziel wordt gedwongen daar te blijven waar ze heengevoerd wordt na haar lichamelijke dood. Ze zal steeds daar worden opgenomen, waar haar wil haar heenvoert, ze zal zelf haar woning gestalte kunnen geven naar haar wil, en zo zal ze uit de diepste sferen kunnen opstijgen tot lichte hoogten – wanneer zij maar steeds acht slaat op hen, die haar tegemoet treden als boodschappers van boven, weliswaar niet door haar herkend, zolang zij zelf nog zonder licht is, maar door haar wil om lief te hebben zo geroerd, dat de liefde ook in haar zelf ontstoken wordt en dus ook de weg naar boven vrij is.

De eeuwige Liefde zelf daalt af in de diepte om omhoog te trekken die zich niet verzetten. Ik verlos ook de zielen uit de duisternis en ontelbare lichtwezens nemen deel aan dit werk. Zij bouwen allemaal mee aan de woningen om het lot van de zielen te verbeteren, zij stralen allen licht en liefde uit en lokken daarmee ontelbare zielen uit de duisternis in hun gebied, waar licht is en kracht en zaligheid.

Amen

BD.6023
14 augustus 1954

Eindopenbaring van God

U gaat met zekerheid het einde tegemoet, en daarom openbaar Ik Mij aan u om u niet in onwetendheid te laten over wat het einde voor u zal beteken. Ik openbaar Mij aan u opdat u het aardse leven in de juiste zin leeft, zodat u het einde niet behoeft te vrezen.

U mensen gelooft echter niet in een einde van deze aarde, en daarom wijst u alle vermaningen en waarschuwingen af die u door mijn openbaringen worden gegeven. En u bespot en lacht hen uit die u het naderende einde aankondigen, u meent dat uzelf wijs bent en voelt uzelf verheven boven de kennis die door Mij op ongewone wijze aan een mens wordt gegeven. U bent geestelijk blind en kunt zelf niets zien, maar u gelooft hen niet die ziende zijn en u wel kunnen zeggen in welk uur u leeft.

Het is net als in de tijd van Noach, waarin Ik de mensen evenzo het naderende onheil aankondigde en ook geen geloof vond. Toen werden ook de verkondigers van het gericht bespot en gehoond, tot de dag kwam dat de spotters aan het gericht ten offer vielen.

En ook nu zal het weer zo zijn. Weer wordt het gericht al lang voor de tijd aangekondigd en zal ook steeds verder worden verkondigd. Maar plotseling en onverwacht zal de laatste dag komen voor deze aarde en al haar ongelovige bewoners, want mijn woord is waarheid en wordt vervuld als de tijd is gekomen.

Maar wie gelooft dat u mensen zich midden in deze tijd bevindt en dat u nog slechts een korte tijd heeft tot het einde? Wie gelooft dat u voor een omwenteling staat, voor iets wat geen mens op deze aarde ooit beleefd heeft? Wie laat zich nog beïnvloeden door goddelijke openbaringen en voorspellingen die het naderende einde betreffen? Wie van u mensen verwacht het einde bewust en bereidt er zich op voor? Het zijn er slechts weinigen die geloven wat door profeten en zieners werd verkondigd, en deze weinige oogsten alleen spot en hoon als zij hun geloof daarin belijden en proberen op hun medemensen in te werken. Slechts weinigen luisteren naar mijn stem en leven zo dat het einde hen niet verschrikt, maar veel eerder vreugde bij hen losmaakt met het oog op de zalige tijd die op het einde van deze aarde zal volgen.

Ik wil echter hun aantal vermeerderen en zou graag willen dat nog veel mensen tot inzicht kwamen dat de tijd vervuld is. Ik wil Mij ook aan hen nog openbaren die totaal zonder kennis zijn, want hun wil trotseert Mij nog en dwang oefen Ik niet uit. Daarom stel Ik Mij tevreden met hen die mijn woorden geloven en er voor instaan, want deze mensen geef Ik de autoriteit om in mijn plaats te spreken. En ofschoon zij weinig succes zullen hebben, zal toch de wereld kennis nemen van de aankondigingen over het aanstaande einde. Het zal dus niet aan verkondigingen ontbreken, want overal in de wereld zal van het einde gesproken worden. Op weinigen zal het echter zo’n indruk maken dat zij het geloven, en er zich op voorbereiden.

En Ik zal hen ondersteunen die het zich als opdracht hebben gesteld om ophelderend bezig te zijn. Ik zal dus alle pogingen zegenen die tot doel hebben te verspreiden, wat in de vorm van openbaringen tot u mensen wordt gebracht. En op die manier zal overal de boodschap van het aanstaande einde bekend worden, want spoediger dan u vermoedt zullen mijn voorspellingen waar blijken te zijn.

En de mensen zullen dagen vol verschrikkingen beleven en daardoor gewezen worden op de waarheid van mijn woord. Maar zij zullen ook dan nog de tijd hebben om zich voor te bereiden op het einde, dat op deze dagen van verschrikking onherroepelijk zal volgen. En of men u, die mijn openbaringen verspreidt gelooft of niet gelooft, moet u niet storen. Laat niet na te verkondigen van wat zal gebeuren. Waarschuwen vermaan uw medemensen, breng hen mijn openbaringen en verkondig het aanstaande gericht dat ieder mens aangaat, ook als zij uw woorden niet willen geloven.

Amen

BD.6025
16 augustus 1954

Barmhartigheid – Verhard uw harten niet

Wat u wilt dat de mensen voor u zullen doen, doe dat ook voor hen. Verplaats u steeds in de situatie van de medemens die in nood is en denk eraan hoe dankbaar u zou zijn, wanneer u uit deze nood zou worden geholpen en handel dan zoals u bij machte bent en het zal juist zijn voor mijn ogen. Maar laat de nood van uw broeder u koud, dan is uw hart al verhard en dan zal het u moeilijk vallen toegang tot het hemelrijk te krijgen, want dan bent u zonder liefde dan vervult u mijn geboden niet en kan uw ziel niet rijp worden. De verandering in uw wezen vindt geen doorgang, die echter zin en doel is van uw aardse leven.

De nood van de medemens kan ook wel zijn eigen schuld zijn en toch moet u hem helpen, want ook uzelf zult in zonde kunnen vallen en daardoor in nood geraken en u zult ook aanspraak maken op mijn liefde en barmhartigheid aangezien u zich ongelukkig voelt. Wanneer uw hart verhard is, wanneer u onverschillig voorbijgaat aan een mens die in nood is, verplaats u dan in gedachten in dezelfde noodsituatie en het ijs zal smelten, er zal een golf van erbarmen over u vloeien als u tenminste nog in staat bent te veranderen. Want weet dat u allen in dezelfde noodsituatie zult kunnen belanden, weet dat u uw noodlot niet zelf bepaalt en dat u daarom niets van u zult kunnen afwenden wat Ik over u wil laten komen met het doel u op te voeden.

Wat vandaag uw naasten overkomt, kan morgen al uw eigen lot zijn en dan verwacht u hulp, schenk die dan ook uw naaste en u zult daar goed aan doen. Denk niet eigengereid, voel u niet verheven en kijk niet op uw medemensen neer, omdat u aards in beter doen bent of schijnbaar het noodlot beter de baas kunt. Want dat brengt Mij ertoe u in dezelfde omstandigheden te laten belanden, opdat u voelt wat u tevoren niet wilde begrijpen. Verhard uw harten niet – laat u veeleer treffen door elke nood en tracht hulp te bieden. Want u geeft, en ontvangt rijkelijk terug wat u hebt uitgedeeld. En u wint de harten van hen die geschenken hebben ontvangen en dit is uw grootste winst, dat goede gedachten u navolgen, dat er in liefde aan u gedacht wordt, wat uw ziel als kracht ervaart om zelf rijp te worden.

En denk steeds aan mijn woorden: “Wat u aan de geringste van uw broeders doet, hebt u aan Mij gedaan”. Dan zal het u makkelijk vallen nood te lenigen. En als u God nu boven alles liefhebt, zult u ook uw naaste niet de liefde ontzeggen – en u zult mijn geboden nakomen en uw ziel zal rijp worden.

Amen

BD.6030
21 augustus 1954

Onverschilligheid der mensen vergt hardere slagen

Hoe hopeloos is de toestand van talloze mensen op aarde, omdat ze niets doen om hun zielen tot rijpheid te brengen. Hun gedachten zijn steeds alleen maar aards gericht en ze klimmen nooit opwaarts, naar boven. Nooit betreden ze het geestelijke gebied, nooit vragen ze zich af waarom ze op aarde zijn. En elk gesprek daarover gaan ze uit de weg, omdat ze niets willen weten dan alleen datgene, wat voor hun lichamelijk leven nuttig schijnt te zijn. En zo zijn de meeste mensen op aarde ingesteld, ondanks ijverige arbeid van de dienaren Gods om hen wakker te schudden uit hun verkeerd denken.

Het woord Gods wordt overal heen geleid. Overal weerklinken vermanende en waarschuwende stemmen. Maar de mensen sluiten hun oren, want het geluid uit de wereld treft hen sterker en dat volgen ze gewillig. De ergste gebeurtenissen in de wereld raken hen nog nauwelijks. Het plotseling sterven van mensen is voor hen geen aanleiding om na te denken over de vergankelijkheid van het aardse. Ze horen het en besteden er verder geen aandacht aan.

Catastrofes van de grootste omvang brengen hen niet uit hun evenwicht, zolang ze er zelf niet door worden getroffen. En de nood van de medemensen beroert hun hart nauwelijks zodanig, dat de wil ervan om te helpen zou worden gestimuleerd. En dit is een vreselijke en troosteloze toestand, omdat de uitwerking ervan geestelijk is, omdat de zielen van de mensen zich in de grootste duisternis bevinden en moeilijk tot het licht kunnen komen, zolang de mensen zich tevreden gesteld voelen met aardse goederen en genietingen.

De satan heeft waarlijk de macht op deze aarde, want de mensen zelf hebben die aan hem gegeven. Elke gedachte betreft alleen het bewerkstelligen van wereldse doeleinden en van vroeg tot laat werken ze voor hun lichaam, dat echter vergaat. En of de dood ook een rijke oogst binnenhaalt in hun omgeving, slechts weinigen zijn erdoor geraakt, omdat ze getroffen worden.

En dus kunnen de mensen door niets meer ontsteld raken en ertoe worden gebracht hun wil te veranderen, omdat alles op hen afketst en geen indruk achterlaat. Steeds smartelijker moeten daarom de gebeurtenissen op de mensheid afstormen. Steeds duidelijker moeten de verwijzingen naar de vergankelijkheid van leven en bezit worden gegeven. Met steeds meer geweld moeten de elementen der natuur uit hun ordening treden, opdat de harten der mensen schrikken en om het doel en de oorzaken vragen van datgene, wat de wereld in opschudding brengt.

En God zal zulks ook toelaten. Hij zal de mensen tekenen sturen. Maar of ze er acht op slaan blijft aan henzelf overgelaten. Hij wil redden, maar Hij zal niemand overreden zijn wil te veranderen, maar steeds weer een duidelijke taal spreken, die iedereen kan verstaan.

De aarde gaat haar einde tegemoet en ook het weten daarvan zal in de wereld worden verbreid. En zij die letten op de tekenen zullen zich niet afsluiten voor deze aanwijzing. Ze zullen geloven en zich voorbereiden. Maar waar duisternis is, daar halen ook de tekenen en aanwijzingen niets uit en de mensen gaan de lichamelijke en geestelijke dood tegemoet door eigen schuld.

Amen

BD.6033
25 augustus 1954

De weg van de liefde en het geloof

U moet de weg van de liefde en het geloof gaan als u tot Mij wilt komen en de eeuwige zaligheid bereiken. U moet alleen maar geloven dat u geschapen werd door een Macht, die u liefheeft en die u daarom in een staat van volmaaktheid wil zien. Want alleen wat volmaakt is kan met die Macht verbonden zijn en zalig wezen – en ze wil ook weten dat u zalig bent omdat ze u liefheeft.

U moet in Mij geloven, die u vanuit mijn liefde geschapen heb. Reeds het aanvaarden van wat u nog niet geloven kunt zal u ertoe aanzetten uzelf aan deze Macht te onderwerpen, en met steeds meer overtuiging zult u dan leren geloven, omdat deze erkenning reeds een uiting van uw oerwezen is, daar u volmaakt van Mij bent uitgegaan – en ook zolang volmaakt bleef, als u Mij erkende als uw God en Schepper van eeuwigheid.

Doch u gaf uw volmaaktheid vrijwillig op toen u zich van Mij afkeerde, en zich wendde tot hem die wel deel had aan uw schepping door zijn wil, maar toch eerst de kracht om te scheppen van Mij ontving. U erkende een ander – en verloochende daardoor Mij. En pas als u Mij in vrije wil weer zult herkennen en erkennen als uw God en Vader van eeuwigheid, pas dan bent u weer de staat van volmaaktheid binnengegaan die u een vertoeven in mijn nabijheid mogelijk maakt.

Dus verlang Ik vooreerst het geloof in Mij. Maar u kunt alleen het ware geloof verkrijgen als in u een licht ontstoken wordt, dat u helder inzicht geeft. Wat u geloven moet, daar moet u ook met overtuiging als waarheid voor kunnen instaan, en het moet op de eerste plaats duidelijk door u worden ingezien. Er moet iets wat tot dusver voor u verborgen was door een licht helder verlicht worden, en dat licht is de liefdesvonk die in u ontstoken moet worden en die ook gemakkelijk ontstoken kan worden, als u zich tot Mij wendt zodat de straal van mijn liefde in uw hart kan vallen en ontbranden, dat wil zeggen: dat u nu reeds alleen maar doet waartoe een stem in u u aanspoort, dat u datgene doet wat u zelf wilt dat het geschiedt.

Ieder van u, mensen kan zich verplaatsen in de toestand van zijn medemens die zich in nood bevindt en hij zal weten wat hem dan begerenswaardig toeschijnt. Dus moet hij zelf ook zo handelen tegenover de naaste. Dit gevoel zal in ieder mens aanwezig zijn, dat hij het zelf als een weldaad ondervindt, als hij geholpen wordt – dus weet hij ook uit zichzelf, dat hij net zo moet handelen. En wie toegeeft aan deze innerlijke aandrang die opent zijn hart en kan door de straal van mijn liefde getroffen worden. En dan kan er een licht in hem gaan stralen dat hem het helderste inzicht geeft.

Dan wordt zijn geloof levend door de liefde, terwijl het voordien slechts een zuiver verstandelijk geloof zijn kan, dat wel mijn bestaan als God en Schepper aanvaard, maar dat hem toch niet de weg wijst naar Mij, zijn Vader van eeuwigheid. Dit inzicht bewerkt alleen de liefde in het mensenhart en daarom zeg Ik, dat u de weg van het geloof en de liefde moet gaan dat het geloof zonder liefde nog geen waar geloof genoemd kan worden, dat de liefde het geloof pas levend laat worden en dat er zonder liefde ook geen inzicht mogelijk is, omdat het verstand alleen nooit de samenhang zou kunnen doorgronden, die de liefde in het hart van een mens echter gemakkelijk begrijpt

Een geloof zonder liefde kan ook heel gemakkelijk weer worden opgegeven, terwijl een door de liefde levend geworden geloof voor eeuwig niet meer wordt prijsgegeven. Want het weten is dan tot overtuiging geworden, waarvoor van de mens vooreerst alleen een geloof verlangd wordt, opdat de mens zichzelf en zijn gevoelens ordent met het oog op die Macht, die hem geschapen heeft. En naargelang de sterkte van zijn verlangen zelf met de Schepper in verbinding te treden, zal dan ook de aanstraling door mijn liefde kunnen plaatshebben. Doch in volle vrijheid van wil moet de mens tot Mij komen, in volle vrijheid van wil moet hij de weg van liefde en geloof gaan, die dan ook onherroepelijk naar Mij en de eeuwige zaligheid voeren zal.

Amen

BD.6036
28 augustus 1954

Niet alleen de daad geeft de doorslag, maar de wil

Niet de daad zelf geeft de doorslag, maar de wil die aan deze daad ten grondslag ligt. Een goede wil kan een daad verrichten die een andere dan zegenrijke uitwerking heeft. Maar er kan ook een slechte wil ten grondslag liggen aan een daad die door de ogen van de medemensen als goed wordt gezien. De wil alleen wordt door God gewaardeerd.

Toch moet het verstand van de mens elke daad overwegen. En de mens die van goede wil is, zal dan inzien of hij verkeerd of juist handelt. Maar ook de mens wiens wil niet goed is zal een daad achterwege laten die hij als tegenovergesteld aan zijn eigen wil ziet. En opdat het denken van de mens juist is, moet hij bidden. Weliswaar zal dit alleen de mens doen die een goede wil heeft, maar deze zal dan ook nooit een daad begaan die een slechte uitwerking heeft op de medemensen.

U hebt weliswaar een vrije wil, maar daarom wordt u niet gehinderd bij wat u ook van plan bent of uitvoert. U zult u echter moeten verantwoorden voor uw doen en daar zult u aan moeten denken. En u zult dan niet lichtzinnig handelen. U zult gewetensvol te werk gaan en steeds de geboden van God tot richtsnoer nemen en dan ook niet zondigen. Want deze geboden schrijven u uw levenswandel op aarde voor. En als nu al uw denken en handelen door de liefde tot God en de naaste is bepaald of wordt geleid, dan kan uw aards bestaan alleen een zegenrijke uitwerking op de medemensen hebben.

Want de liefde schakelt elke dwaling uit, omdat de ware liefde ook de geest verlicht en een juist denken waarborgt. Dus zult u moeten nagaan of een daad die u zult willen verrichten, de liefde tot beweegreden heeft en haar dan pas uitvoeren, wanneer dit onderzoek in uw voordeel uitvalt, wanneer dus liefde voor God en de medemensen u daartoe brengt. Dan zal zij goed zijn en hoeft u een verantwoording niet te vrezen.

Maar zonder liefde is er steeds het gevaar dat u zondigt. Want zonder liefde is ook de wil niet goed. En wat u dan verricht, zal daarmee in overeenstemming ook zijn uitwerking hebben. Want u zult wel uw medemensen om de tuin kunnen leiden, maar nooit God die in uw hart ziet. Maar de lof van de medemensen moet u niet tot daden verleiden die zich voor God niet staande kunnen houden. Alleen liefde maakt een daad waardevol en de liefde zal ook steeds juist handelen. De liefde zal willen helpen en elke behulpzame daad is God welgevallig en zal door Hem gezegend zijn.

Amen

BD.6037
29 augustus 1954

De komst van de Heer is letterlijk te verstaan

Het uur van mijn wederkomst komt steeds dichterbij, want het einde van de aarde is nabij. En als de laatste dag gekomen is, zal ook Ik in de wolken komen om de mijnen te halen, voordat de aarde haar ontbinding tegemoet gaat. Dat betekent echter niet dat de aarde als hemellichaam vergaat, maar dat een verandering van haar totale oppervlak plaatsvindt die voor u mensen gelijk is aan een algehele vernietiging, omdat niets levends aan deze vernietiging ontsnapt omdat al het geschapene daardoor getroffen wordt. Daarom kan Ik ook zelf naar de aarde komen om de mijnen aan dat vernietigingswerk te ontrukken, want er zal buiten mijn gelovigen niemand zijn die dat laatste vernietigingswerk overleeft en er dus naderhand over zou kunnen berichten. Ik zelf zal komen wanneer de mijnen geen uitweg meer zien, wanneer mijn tegenstander openlijk tegen hen zal optreden vanwege hun geloof. Dezen zullen tot het einde toe grote verdrukking ondervinden. En alleen hun vast geloof houdt hen staande en in staat om weerstand te bieden, want zij verwachten mijn komst en hun geloof zal Ik niet teleurstellen. In stralend licht zal Ik verschijnen maar toch mijn glans verhullen, zodat de mijnen deze glans kunnen verdragen.

Maar wat bij de mijnen grote vreugde en jubel teweegbrengt zal de anderen tot ontzetting, tot een oordeel zijn.

Dezen zullen Mij weliswaar niet kunnen zien, maar toch de ongewone gebeurtenissen waarnemen, als zij hen die zij vervolgen voor hun ogen ten hoge zien verdwijnen.

Deze belevenis wordt hun tot een oordeel, want plotseling wordt hun slechtheid voor hen duidelijk, en ook het zekere einde dat zij niet kunnen ontlopen staat nu voor hen vast. Zouden zij Mij in dit uur kunnen zien dan zouden zij beide handen naar Mij uitstrekken.

Maar dit zich-aan-Mij-overgeven zou doelloos zijn, omdat het een gedwongen geloof in Mij zou betekenen, teweeggebracht door de bovennatuurlijke verschijning van Mij zelf.

Doch ook de wegneming der mijnen zou het geloof in Mij nog kunnen doen opleven en Ik zou hen nog in het laatste uur genadig zijn.

Maar zij zijn al te sterk vastgeketend aan de tegenstander en zij kunnen zich niet meer van hem losmaken. En daarom zullen ze in de aarde verzinken, en hun zal het lot van de hernieuwde kluistering in de materie beschoren zijn, waaraan ze zich zelf schuldig hebben gemaakt.

Mijn komst op de dag van het gericht wordt door bijna alle mensen betwijfeld.

En toch wordt mijn belofte vervuld.

Ik kom tot u en u zult Mij kunnen aanschouwen in glans en heerlijkheid. Want de mijnen hebben waarlijk de redding uit de diepste nood verdiend, omdat hun niets meer bovennatuurlijk lijkt wat met het door hen als zeker herkende einde samenhangt. Het einde zal komen en Ik zelf zal afdalen naar de aarde zoals Ik eens in alle glorie opvoer ten hemel, weer zichtbaar voor hen die in Mij geloven, die mijn discipelen zijn in de laatste tijd voor het einde.

Het zijn geen figuurlijk op te vatten woorden en geen gelijkenissen voor komende gebeurtenissen. Het zijn de gebeurtenissen zelf en het zal letterlijk komen zoals Ik het u beloofd heb. En u kunt dit verwachten, elke dag dat u buitengewoon gekweld wordt door hen die aan mijn tegenstander toebehoren.

Zodra de geloofsstrijd begint weet u dat het laatste uur spoedig komt. Want dit is zijn laatste daad, het is de laatste strijd die eindigt met zijn uiteindelijke nederlaag.

En dan zal op de nieuwe aarde de tijd van vrede aanbreken, want met mijn komen naar de aarde en met uw wegneming is deze aardse periode beëindigd, en er begint een nieuwe.

De aarde wordt omgevormd en zal in een geheel nieuwe worden veranderd. En u, die Ik zal ophalen, u zult de bewoners zijn van deze paradijselijke wereld. U zal een tijd van vrede en van hemelse gelukzaligheid beschoren zijn in het paradijs van de nieuwe aarde.

Amen

BD.6038
30 augustus 1954

Nieuwe openbaringen – Motivatie – Bijbel

Het is een groot gevaar wanneer mijn woord verkeerd wordt uitgelegd, wanneer de betekenis van mijn woord verdraaid wordt en dan op deze verkeerde uitleg weer wordt voortgebouwd. Want dan heeft mijn tegenstander gemakkelijk toegang, doordat hij de gedachten van de mensen nu eerst goed in verwarring brengt en hen steeds verder van de waarheid verwijdert. Nooit zal het een mens mogelijk zijn uit de schrift een woord aan te halen dat bewijst dat de Vader Zijn kinderen nooit meer zal aanspreken omdat Hij Zijn wil al door de schrift zal hebben bekend gemaakt. Er is geen woord dat de mensen het recht zou kunnen geven hernieuwde woorden van liefde van God te loochenen. Er is geen enkele uitdrukking waarop de tegenstanders van mijn nieuwe openbaringen zich kunnen beroepen, want nooit zou Ik zo’n opmerking hebben gesproken, omdat Ik alleen weet dat mijn schepselen op aarde steeds weer mijn aanspreken nodig hebben om het doel te bereiken mijn kinderen te worden.

Mijn aanspreken is wel zeer verschillend en daarom hoeft niet ieder mens mijn stem rechtstreeks te vernemen. Maar wanneer Ik de mensen niet steeds opnieuw zou aanspreken, dan bereikten er waarlijk slechts weinige hun doel. Want zonder het werkzaam zijn van mijn geest zouden de mensen niet in staat zijn juist te denken, de waarheid van de dwaling te scheiden en ook de schrift juist te verstaan. Dus spreek Ik de mensen ook dan aan wanneer Ik ze juist leer denken en hun gevoelens het juiste doel stel. Maar wat een door mijn geest geleide mens denkt, zal hij ook kunnen uitspreken. Zo’n uitspraak door de mond van een mens is nu eveneens een openbaring van mijn kant, want het is dan mijn woord dat mijn geest aan de mens heeft overgebracht. Want Ik wil tot de mensen spreken en stelt nu een mens zich Mij gewillig ter beschikking omdat hij mijn woord aan de mensen wil verkondigen, dan klinkt dus mijn woord door de mond van deze mens. Iedere ware verkondiger van mijn woord geeft Mij de mogelijkheid Mij opnieuw te openbaren.

En evenzo kan Ik mijn woord laten klinken, wanneer iemand gewillig is Mij aan te horen, wanneer een mens binnen in zich luistert en door Mij wenst te worden aangesproken. Zal een liefhebbende Vader niets zeggen, wanneer Zijn kind verlangt Hem te horen? Stelt mijn liefde grenzen? Ben Ik niet een Heer van onbeperkte rijkdom, die Ik voortdurend bereid ben uit te delen? Wilt u mensen Mij grenzen stellen of Mij beletten te spreken wanneer en tot wie Ik wil?

Wanneer u erin gelooft dat Ik bij u aanwezig kan zijn, dan zult u ook moeten geloven dat Ik Me uit wanneer Ik bij u aanwezig ben en toch zult u nog willen bestrijden dat Ik spreek tot de mensen die Mij willen horen. Ik heb u echter mijn aanwezigheid beloofd met de woorden: “Waar twee of drie in mijn naam bij elkaar zijn, daar ben Ik in hun midden”. En waarover zult u dan spreken? Zult u wereldse taal gebruiken?

Nee, u zult Mij tot onderwerp van uw gesprekken maken, u zult juist spreken, u zult spreken wat Ik u in de mond leg, want Ik zelf zal door u spreken, opdat u mijn aanwezigheid beseft. En zo zal Ik zelf overal zijn waar de mensen samenkomen om mijn woord te horen, overal waar men Mij zal laten spreken, overal waar mijn geest werkzaam kan zijn, en het zal steeds hetzelfde woord zijn dat u mensen ontvangt, daar u verlangt Mij te horen.

Ik weet hoe dringend de mensen mijn aanspreken nodig hebben en daarom zal Ik ook nooit ophouden u mijn woord te doen toekomen en Ik zal de mensen opheldering verschaffen over dwaling en verkeerde uitleg van de schrift, Ik zal mijn zuivere evangelie zelf aan diegenen overbrengen die zich voor Mij openstellen vanuit de wil Mij en de medemensen daarmee te dienen, want elke goede wil en elk verlangen naar de waarheid zegen Ik en mijn zegen bestaat daarin dat Ik zelf tot hen spreek zoals Ik eens tot mijn discipelen sprak en dat Ik al degenen die in staat zijn Mij te horen, de opdracht geef, mijn zuivere evangelie te verbreiden, want door hen spreek Ik tot allen die Mij willen horen.

Amen

BD.6041
2 september 1954

De instelling van de wereldse mensen tegenover het evangelie

De wereldse mensen zult u niet veranderen, al staat u nog zoveel kennis ter beschikking. Ze erkennen deze niet en volharden in hun instelling tegenover het leven en tegenover God. De wereldse mensen het evangelie te brengen zal pas dan succes hebben wanneer dezen hebben ingezien dat ze zich slechts het vergankelijke ten doel stellen en hun plotseling al het aardse streven nutteloos voorkomt. Dan zullen uw woorden ook weerklank vinden en tot nadenken stemmen. En dan bestaat er een mogelijkheid dat ze verlangen naar duurzaam bezit en dat ze zich ernstig bezig houden met de toestand na de dood.

Daarom is het vaak zegenrijk wanneer zulke mensen door grote verliezen worden getroffen, wanneer hun de vergankelijkheid van aardse dingen en ook van de mens zelf voor ogen wordt gesteld. Een schijnbaar ongeluk dat de mensen van hun bezit berooft, is zeer vaak juist de omstandigheid die in een mens de verandering van zijn denken teweegbrengt en het in heel andere banen leidt. En juist in de eindtijd moet dit paardenmiddel vaak worden aangewend. En daarom zullen er nog veel mensen aanzienlijk worden getroffen.

Mogelijkheden tot aardse successen zullen verdwijnen. De plotselinge dood van medemensen zal smart en ontsteltenis teweegbrengen en natuurrampen en ongevallen zullen aards bezit verwoesten. Op elke manier zal de mensen de vergankelijkheid voor de geest worden gesteld van datgene wat ze begeren en zich tot aards doel stellen. En enkelen zullen daaruit leren. Ze zullen hun aardse inspanningen opgeven en hun kracht alleen gebruiken om geestelijke resultaten te behalen. Maar het zullen er steeds maar weinige zijn, omdat de heer van de wereld de anderen verblindt en hun begeerten prikkelt, zodat ze nog verbitterder aardse schatten najagen en ook door hem worden ondersteund, hoe meer ze zijn eigendom zijn geworden. Dezen het evangelie te prediken werpt geen vruchten af.

Maar het gaat om de weinigen die nog te redden zijn en daarom moeten er overal pogingen worden gedaan, in het bijzonder in tijden waarin het verval en de vergankelijkheid duidelijk zichtbaar zijn. Want het gaat er steeds alleen maar om, de blik van de mensen van de materie af te wenden en op het geestelijke te richten. En dit is mogelijk wanneer hij door verliezen van welke aard dan ook wordt getroffen. En in de komende tijd zal de mensheid nog zeer worden geschokt, want er moet nog veel van haar worden afgenomen, opdat ze de waardeloosheid leert in te zien van datgene wat haar hele denken en streven volledig in beslag neemt.

Amen

BD.6042
4 september 1954

Het uur van de dood zonder vrees – Gereedheid

Houd u steeds gereed het aardse leven voor het leven in het geestelijke rijk in te wisselen, dan zal voor u het uur van afscheid van deze aarde nooit bij verrassing komen, dan zult u dit ook nooit hoeven te vrezen. Bij al wat u denkt of doet, vraag u steeds af of het juist is voor mijn ogen, dan zult u bewust leven en werken aan uw ziel. U zult dus leven voor het rijk hierna en dit rijk hierna zal voor u het lichtrijk zijn, waar u nu graag het aardse leven voor opgeeft, omdat dit lichtrijk uw ware vaderland is.

Zou u mensen dit toch allen kunnen begrijpen, dat u alleen een leven van beproeving leidt op deze aarde, dat het niet het eigenlijke leven is, maar alleen een voorbereiding op dit eigenlijke leven en dat u daarom steeds alleen daar uw aandacht op zult moeten richten, er een goed gebruik van te maken. Maar u beschouwt het aardse leven als alleen belangrijk en u denkt te weinig aan het eigenlijke leven in het geestelijke rijk, wanneer u tenminste aan zo’n leven gelooft. En uw hele kracht gebruikt u voor volledig onbelangrijke zaken en u bereidt u te weinig voor op het leven dat voor u ligt.

Het uur van de dood zou voor u mensen tot een uur van verlossing moeten worden, waarin u uw aardse kleed aflegt om licht en vrij binnen te gaan in een rijk van vrede en gelukzaligheid. U zou bewust en blij dat uur tegemoet moeten zien en het aardse leven graag opgeven om het in te ruilen voor een veel beter leven. Maar u zult dit bewustzijn eerst dan bezitten, wanneer u in het juiste levende geloof een leven in navolging van Jezus hebt geleid, omdat u dan pas duidelijk het doel van uw leven op aarde en uw bestemming inziet, omdat u dan pas op de hoogte bent van alle samenhang en dus ook van een vrij en gelukzalig leven in het geestelijke rijk. Dan is uw geest gewekt en dan hecht u dus nog maar weinig waarde aan het leven op aarde en u streeft bewust naar het leven in het geestelijke rijk van licht en gelukzaligheid.

U wordt er wel in onderricht, maar als waarheid aannemen zult u het pas wanneer de liefde in u een licht heeft ontstoken. Dus zult u eerst in liefde moeten leven. Dan zal de dood u ook geen angst meer aanjagen, want dan hebt u al verbinding met het geestelijke rijk, dan worden er van hieruit zo vele handen naar u uitgestrekt die u leiden tot aan het einde van uw leven. En dan zult u op aarde ook elke dag leven zoals het mijn wil is. Dan bereidt u zich voor op een gelukkige afloop en het uur van uw afscheid van deze aarde zal voor u het ontwaken ten leven in licht en heerlijkheid zijn.

Amen

BD.6045
8 en 9 september 1954

Onmetelijk lijden van Jezus Christus

Wat Ik voor u heb doorstaan zult u niet in volle omvang kunnen beseffen zolang u op aarde bent. Maar eens zal het u duidelijk worden en dan pas zult u mijn oneindige liefde begrijpen, die dit offer voor u bracht om u te verlossen uit de nacht van de dood. Het was wel het werk van een mens en u mensen beschouwt daarom “mijn offerdood” aan het kruis als een daad van menselijk fanatisme, wanneer u niet in de missie van de mens Jezus gelooft, of als een daad van genoegdoening voor de mensheid, die de totale kracht en overtuiging van een mens heeft vereist. Maar u weet niet waar de mens Jezus deze buitengewone kracht vandaan haalde. U weet niet dat het de oneindige liefde was die Hem tot dit offer in staat stelde en dat Hij alleen door de liefde een overmaat aan lijden op zich kon nemen. En Hij nam dit lijden vrijwillig op zich om de grote zondenschuld van de mensen teniet te doen.

De uiterlijke vorm van de mens Jezus, in wie Ik zelf me heb belichaamd, verklaarde zich bereid bovenmenselijke kwellingen te verduren, omdat de liefde deze vervulde, omdat Ik zelf als de eeuwige Liefde alles voor u wilde verdragen, wat u anders als gevolg van uw zonde zou hebben moeten verdragen, eeuwigheden lang. De liefde voor u, mijn schepselen die van Mij waren afgevallen, kon ook door uw afval niet minder worden. En daarom vond ze deze ene weg om u weer terug te winnen: mijn liefde wilde uw schuld schrappen en daarvoor zelf boete doen, wat echter alleen mogelijk was, wanneer deze liefde zich in een mens kon belichamen, zodat deze mens alle lijden op zich nam die u mensen zou hebben moeten doorstaan terwille van uw zonden.

U mensen wachtte de dood. U had in vrije wil uw leven verspeeld. En deze dood moest nu een mens voor u verduren, wilde u weer tot leven worden gewekt. Hij gaf Zijn leven voor u, om u het leven weer terug te geven. En de liefde voor u, die overgroot was, zette Hem daartoe aan. Want Ik – als eeuwige Liefde – was zelf in Hem. En de kracht van de liefde heeft de mens Jezus ertoe in staat gesteld de ergste pijnen te verduren en bewust de dood in te gaan.

Maar welke kwellingen Hij heeft uitgestaan, welk geestelijk en lichamelijk leed Hij heeft verdragen, zult u mensen niet in volle omvang kunnen beseffen. Want Hij stierf niet voor één mens, maar voor alle. En Hij nam de zonden van alle mensen op Zijn schouders. Hij deed boete voor alle mensen en dus was Zijn lijden daarom bovenmenselijk en overtrof alle voorstellingen die u zich van Zijn lijden en sterven zult kunnen maken.

En dit alles zal u eens duidelijk worden. Wat u nu nog niet zult kunnen begrijpen, dat zal u eens treffen als een buitengewoon lichtende straal, die u tegen de grond zou slaan wanneer mijn overgrote liefde u niet zou vasthouden en dit inzicht voor u tot gelukzaligheid liet worden. Tot een gelukzaligheid, die lofprijzing en dank en vurige wederliefde in zich sluit, omdat u nu pas het zoenoffer – het verlossingswerk van mijn liefde en erbarmen – in zijn volle omvang zult kunnen beseffen. Maar deze lichtstraal kan u niet eerder treffen, dan wanneer u in het rijk hierna een bepaalde graad van rijpheid hebt bereikt, wanneer de verlossing door Jezus Christus in u is voltrokken, wanneer u vergeving van alle schuld hebt verkregen door het levende geloof in Hem, wanneer u dus vrij van alle schuld in mijn rijk zult kunnen vertoeven en door mijn liefdekracht worden doorstraald.

Zolang u mensen niet verlost bent, is ook de kruisdood van de mens Jezus voor u niet van grotere betekenis dan de dood van ieder ander mens, omdat u zich geen voorstelling zult kunnen maken van het onmetelijke lijden, waarvan de reden de grote zondenschuld van de gehele mensheid was. Maar eens zal het inzicht een geweldige indruk op u maken, wat de mensenzoon voor u heeft gedaan, die Mij Zijn lichaam tot verblijfplaats gaf, opdat Ik nu zelf – de Liefde – u mensen zou verlossen van de eeuwige dood.

Amen

BD.6050
13 september 1954

“Trek u terug in uw binnenkamer”

Trek u terug in uw binnenkamer wanneer u wilt bidden. Want alleen in de stilte vindt u de verbinding met Mij. Alleen in de stilte zult u zich zo innig met Mij aaneen kunnen sluiten dat Ik uw stem kan horen, dat uw gebed in geest en in waarheid op Mij is gericht. En zelfs wanneer u in erge nood bent, wanneer u te midden van mensen vertoeft of van buitenaf zeer in het nauw wordt gedreven, dan zult u zich voor enige ogenblikken moeten afzonderen van uw omgeving. U zult Mij kort, maar innig moeten aanroepen en Ik zal u horen en verhoren – alleen wil Ik uw hart horen spreken, niet slechts uw mond.

En daarom zult u in het kamertje van uw hart moeten gaan. U zult u uit de wereld moeten terugtrekken en van alles wat uw aandacht zou kunnen verstoren. U zult alles moeten vermijden wat het oog prikkelt, wat zo’n indruk op u maakt dat uw gedachten worden afgeleid van Mij. U zult u geheel moeten afsluiten voor alle indrukken van buitenaf. U zult u moeten terugtrekken in de stilte en nu uw gedachten richten op Mij. Dan pas zult u kunnen bidden in geest en in waarheid en dan pas zult u als kinderen naar de Vader komen en Mij al uw noden toevertrouwen. En dan is uw Vader ook altijd tot hulp bereid. U zelf legt dan in uw gebed de kracht. U zelf bepaalt de vervulling van uw verzoeken, want als u tot Mij spreekt als een kind tot de Vader, kan Ik u geen wens weigeren en dan bent u verzekerd van Mijn hulp. Maar worden de woorden alleen gevormd door uw mond – en al gebeurt dit zelfs urenlang – dan bereiken ze mijn oor niet. Ze sterven ongehoord weg, want een gebed van dien aard heeft geen kracht. Zo’n gebed is Mij een gruwel.

Het ligt dus aan uzelf of uw gebeden worden verhoord, want Ik heb u beloofd dat Ik u zal geven waarom u vraagt. En mijn woord zal ook vervuld worden. Maar Ik sla alleen acht op datgene wat uw hart uitspreekt. Maar u gelooft vaak met het gebrabbel van de mond al genoeg te hebben gedaan en u bent teleurgesteld wanneer uw gebeden dan niet worden verhoord. Trek u terug in de binnenkamer van uw hart en spreek dan zonder schroom en vol vertrouwen met Mij, en er zal u vervulling ten deel vallen.

Amen

BD.6051
13 september 1954

Gods woord: kracht in de eindtijd en in nood

Wat u van Mij ontvangt, dat zal in de komende tijd voor u onontbeerlijk worden wanneer u kracht en troost nodig zult hebben omdat u de moed dreigt te verliezen. Nog zijn u vredige dagen beschoren, nog zult u de tijd kunnen benutten voor uzelf, nog zult u zich kunnen wijden aan uw geestelijke ambities zonder daarin te worden gehinderd, maar de tijd komt, en hij is niet ver meer, waarin u beperkingen worden opgelegd, waarin u niet meer zult kunnen doen en laten wat u wilt. De tijd komt, waar het geestelijke streven de strijd wordt verklaard en waar de mensen zich bang laten maken omdat ze aards moeten offeren wanneer ze Mij niet verloochenen. En dan zullen alleen die mensen standhouden en Mij trouw blijven, die van Mij zelf kracht in ontvangst nemen door de overdracht van mijn woord. Dezen zullen Mij zelf horen spreken en daarom zonder vrees zijn. En op deze tijd wijs Ik u en Ik beveel u daarom aan, u tevoren al kracht te verzamelen opdat het komende u geen schrik aanjaagt.

Wat Ik u geef, dat moet u sterk maken voor de strijd met mijn tegenstander, die onherroepelijk komen zal, zoals Ik het heb verkondigd door mijn woord. U staat vlak voor deze tijd, al merkt u daar nu nog niets van. Op deze tijd bereid Ik u voor doordat Ik u toespreek om in u een sterk geloof te laten opleven. Daarom bedenk Ik u mensen buitengewoon, omdat u buitengewone krachttoevoer nodig hebt en omdat u tevoren opmerkzaam gemaakt zult moeten worden, om ijverige arbeid aan uw ziel te verrichten, opdat u op de laatste strijd voorbereid bent, opdat u als overwinnaar hieruit tevoorschijn zult kunnen komen.

Ik bekommer Me om de mijnen op heel bijzondere wijze. Ik ben bij hen aanwezig waar hun geloof en hun liefde dit zullen toelaten en mijn tegenwoordigheid betuig Ik door mijn woord. En er zal hun waarlijk kracht toekomen in overvloed als ze in de tijd van nood steeds weer hun toevlucht nemen tot mijn woord. Alle angst en moedeloosheid zal van hen wijken, want als ze Mij zelf horen, voelen ze zich geborgen en beschermd door Hem Die machtig is en vol van liefde. En ze vrezen de mensen niet meer en ook niet degene die hen wil verderven. Ze vertrouwen op hun Vader van eeuwigheid. Ze wachten op Hem Die komen zal in de wolken, Die hen bevrijden zal uit alle nood.

Amen

BD.6052
14 september 1954

Het laatste gericht – Daad van liefde en rechtvaardigheid

Het is niet mijn rechtvaardigheid alleen, die een vereffening eist en daarom het laatste gericht over de mensen uitspreekt het is nog veel meer mijn liefde, die het onstuitbare afglijden van de mensen in de diepte voorziet en dit wil stoppen. Want ofschoon de aarde in haar oude vorm zal blijven bestaan, wanneer Ik het gericht ook zou uitstellen, zou dit alleen tot schade zijn voor de ziel van de mensen, die daarmee geen weldaad ontvangen, maar alleen maar dieper in de duisternis terecht zouden komen, die dan voor hen eeuwige tijden ondoordringbaar zou zijn.

Dus is ook het laatste gericht op aarde alleen maar een werk van liefde van mijn kant – het is een daad die Ik als enige redding voor de mensen zie, wanneer Ik hen niet geheel aan hun noodlot, dat wil zeggen: aan mijn tegenstander wil overlaten. Het is in de waarste zin van het woord een reddingswerk dat u eens wel begrijpen kunt, waarvoor u echter nu op uw geestelijk laag niveau nog geen begrip hebt. Mijn liefde is waarlijk meer bepalend voor het laatste gericht en de ontbinding van de scheppingen van deze aarde dan mijn rechtvaardigheid – die weliswaar ook naar voren treden zal om de ordening te herstellen, die nu volledig geminacht wordt, wat ook tot de grootste chaos moet leiden.

Iedereen afzonderlijk kan wel bij zichzelf de ordening herstellen, hij kan zich van zijn opgave en zijn bestemming bewust worden en zich inspannen daarmee in overeenstemming te leven – maar de hele mensheid is tot geen ommekeer meer in staat. Maar gelukkig hij die nog op tijd omkeert, hij zal daardoor, door het laatste gericht niet zo erg getroffen worden dat hij het heeft te vrezen. Voor hem zal dan het gericht ook alleen een bewijs van de liefde zijn van mijn kant, omdat hij in een ander leven wordt geplaatst, hetzij op de nieuwe aarde of in het geestelijke rijk – in ieder geval in een leven dat hem gelukkig zal maken.

En om dit bij enige mensen nog te bereiken, maak Ik steeds weer bekend wat de aarde en haar bewoners hebben te verwachten. En gelukkig hij die deze aanwijzing ernstig neemt en zijn leven omschakelt, gelukkig hij die zijn best doet in de goddelijke ordening te leven. Hij zal ook mijn laatste reddingsdaad begrijpen en deze als een daad van liefde inzien, omdat hij door zijn ten goede veranderde leven nu ook begrip krijgt voor alle gebeurtenissen die door mijn wil en mijn macht zullen plaatsvinden.

De uitwerking van een geheel goddeloze levenswandel ken Ik maar alleen en daarom moet Ik ingrijpen, omdat mijn liefde redding wil brengen aan allen, of hun de mogelijkheid verschaffen vrij te komen uit de macht van satan – wat echter alleen maar gebeuren kan, doordat Ik hemzelf kluister, doordat Ik aan zijn machinaties een einde maak.

Dat n.a.v. het laatste gericht op aarde ontelbare mensen om het leven komen, mag u, mensen wel als een wreedheid voorkomen. Het is echter slechts een gewelddadig afbreken van dat wat onherroepelijk naar de eeuwige dood voert – zodat de zielen minstens de mogelijkheid overblijft, eens weer ten leven op te staan terwijl het daarentegen het doel van satan is, u voor eeuwig in zijn bezit te krijgen. Uiteindelijk is dus mijn liefde de aanleiding voor het einde van deze aarde en de ondergang van alles wat erop geschapen is. Mijn gerechtigheid plaatst dan het geestelijke over in die uiterlijke vorm die beantwoordt aan zijn huidige gedrag op aarde. Ik maak dus alles weer in orde – volgens mijn eeuwige ordening en Ik geef al het geestelijke weer de hem rechtmatige uiterlijke vorm.

Alleen als u, mensen de zin en het doel van uw aardse leven en uw opdracht kent, zult u ook mijn besturen en werkzaam zijn begrijpelijk vinden. Het gaat om meer dan alleen uw lichamelijk leven, het gaat om de hele eeuwigheid, het gaat om het leven van de ziel voor wie de geestelijke dood het meest verschrikkelijke is. En voor deze dood wil Ik haar bewaren en moet Ik daarom naar middelen grijpen die u aan mijn liefde laten twijfelen, die echter toch alleen maar op mijn liefde gebaseerd zijn.

Ik kan u niet door dwang tot een andere levenswandel brengen; Ik kan u alleen door mijn woord vermanen en waarschuwen, door mijn woord, dat in ’n rechtstreeks aanspreken naar de aarde komt en waardoor alle mensen door Mij kunnen worden toegesproken door de mond van een dienaar die Mij helemaal is toegewijd. Ik kan u alleen maar steeds weer op de gevolgen van uw verkeerde levenswandel opmerkzaam maken en proberen u met woorden van liefde op de rechte weg te lokken. Indien echter al deze terechtwijzingen nutteloos zijn, moet mijn vaderhand, die alles in orde brengt, ingrijpen om u voor het ergste te behoeden. Want op aarde moet de ordening hersteld worden, opdat deze weer wordt tot een verblijfplaats waar het geestelijke geschoold wordt, waar de zielen overeenkomstig hun bestemming voltooid kunnen worden.

Amen

BD.6053
15 september 1954

De weg van de navolging van Jezus

De weg die u gaat, moet de weg zijn van het navolgen van Jezus. U moet Hem tot voorbeeld nemen, u moet leven op aarde zoals Hij het u heeft voorgeleefd, u moet een leven in liefde leiden en ook het leed dat u wordt opgelegd berustend op u nemen opdat uw ziel rijp wordt. De mens Jezus is u de weg voorgegaan, om welke reden u Hem nu zult kunnen volgen en u dan ook zeker uw doel zult bereiken: terug te keren naar de Vader van wie u eens bent uitgegaan.

En Jezus heeft u deze weg laten zien doordat Hij u de geboden van de liefde tot God en de naaste gaf, door het naleven waarvan u de weg gaat waarover u Jezus navolgt. Maar daar is uw wil voor nodig en een overwinnen van uzelf, een achterstellen van de eigen wensen en begeerten om de naaste te helpen als hij hulp nodig heeft. De liefde moet in u worden ontstoken, daar anders het doel niet kan worden bereikt: de vereniging met God, die zelf de Liefde is en daarom ook alleen door de liefde kan worden verkregen.

De mens Jezus was vervuld van de liefde voor Zijn medemensen en daarom kon Hij zich ook met God verenigen, Hij kon de eeuwige Godheid in zich opnemen, die zich alleen maar kan verenigen met een mens die zich tot liefde heeft gevormd. En dit alleen is zin en doel van de mens in het aardse leven, dat hij zijn hele wezen verandert tot liefde, dat hij de eigenliefde opgeeft, dat hij maar steeds zou willen geven en gelukkig maken en dus zichzelf vergoddelijkt, omdat de liefde goddelijk is en de mens die zich tot liefde vormt een goddelijk wezen wordt.

Hoe minder de mens aan zichzelf denkt en hoe meer hij in liefde uitdeelt aan zijn medemensen, des te dichter is hij bij zijn doel en des te dichterbij hem is ook God zelf, dan gaat hij de juiste weg naar Hem en God zelf komt hem tegemoet. Hij zal dan echter ook leed dragen zonder morren, hij zal zichzelf voelen als een kruisdrager en het kruis gaarne op zijn schouders nemen, want hij neemt dan Jezus tot voorbeeld, hij volgt Hem na, hij gaat de weg die Jezus hem is voorgegaan, die allen moeten gaan om de eeuwige gelukzaligheid te bereiken.

Amen

BD.6054
16 september 1954

Het lot in het hiernamaals beantwoordt aan de instelling en het streven op aarde

Zoals uw instelling en streven op deze aarde is, zo zal ook uw lot na uw lichamelijke dood in het rijk hierna zijn. Zoekt u het licht en de waarheid op deze aarde, dan zal ook ginds het licht u verwachten. Gaf u echter de voorkeur aan de duisternis omdat het aardse stof u de ogen verblindde, dan is uw verblijf daarginds ook in een donkere omgeving, in een sfeer waarin u zich ongelukkig voelt omdat het licht u ontbreekt. Maar u geschiedt naar uw wil.

Hier op aarde wordt u voortdurend in contact gebracht met het licht en wordt u de weg tot het eeuwige leven helder en klaar beschenen, zodat u die slechts behoeft in te slaan om na uw lichamelijke dood in het rijk van het licht aan te komen. Wanneer u echter het licht ontvlucht, wanneer u donkere wegen gaat, kunt u ook alleen maar in donkere gebieden terecht komen.

Dat u mensen zich toch zo weinig bezig houdt met wat na uw dood met u geschiedt. U gooit deze gedachten, wanneer zij in u opkomen, van u af en richt uw ogen steeds weer op de wereld en op de materie ervan. Daar zij echter vergankelijk is kunt u er niets van meenemen in het rijk hierna. En als stoffelijke goederen uw enige rijkdom zijn op aarde, komt u in het rijk hierna arm en naakt aan.

Waarom verzamelt u op de aarde geen bezittingen die blijven bestaan, die u begeleiden op de weg in het rijk hierna? Waarom bent u alleen maar begerig naar de vergankelijke goederen van deze wereld? Steeds weer wordt u het resultaat van uw levenswandel onder ogen gebracht, u wordt opmerkzaam gemaakt op uw toestand na uw sterven op deze aarde. U schenkt heel weinig aandacht aan waarschuwingen en vermaningen, u leeft zonder last van uw geweten van de ene dag in de andere en toch kunt u morgen reeds opgeroepen worden om uw laatste gang te moeten gaan. En dan ontvangt u wat u hebt nagestreefd op aarde, licht of duisternis.

Er kan u niets anders gegeven worden dan wat u zich door uw aardse levenswandel verworven heeft. Maar zolang u op aarde leeft, denk aan de tijd na uw dood, denk aan uw ziel die onvergankelijk is en ook aan het lot in het hiernamaals dat u haar op aarde bereidt. Streef op aarde naar het licht en bezorg uw ziel de gelukzaligheid in het geestelijke rijk.

Amen

BD.6059
19 september 1954

De tijd van het ophanden zijnde einde

Er is door Mij wel aangekondigd dat het einde nabij is, maar u weet dag noch uur. En daarom bent ook u, mijn gelovigen, niet ijverig genoeg in uw arbeid aan uw ziel. Want ook u rekent erop dat er steeds nog een tijd voorbij gaat totdat mijn aankondigingen vervuld worden. Ook u verwacht het einde niet zo snel, daar u anders uw aardse aangelegenheden waarlijk niet meer zo belangrijk zou vinden, daar u anders zou handelen als in afwachting van iets ongewoons waarop u zich zult moeten voorbereiden.

Weliswaar moet u tot het laatst de taken vervullen die uw aards werkterrein vraagt, maar de zorg voor uw ziel moet op de eerste plaats staan. En de gedachte dat u morgen al van elke aardse zorg bevrijd zult kunnen zijn, dat u morgen al beoordeeld wordt naar de rijpheid van uw ziel, deze gedachte moet u aansporen tot ijverige werkzaamheid. Want steeds weer zeg Ik u: de dag komt vlugger dan u vermoedt. En u zult tot het laatst op uitstel of vertraging rekenen, omdat de gedachte aan een plotseling einde voor u onvoorstelbaar is. En daarom zult ook u verrast zijn, ook al staat u niet ongelovig tegenover mijn aankondigingen.

Maar uw medemensen zijn helemaal ongelovig, om welke reden ze ook nooit geloven dat de tijd zeer nabij is. Maar u zult daarom dubbel ijverig aan uzelf moeten werken, want u zult nog deze of gene voor het einde kunnen helpen te geloven, wanneer uw geloof zelf onwankelbaar is en u krachtens het geloof weerstanden zult kunnen overwinnen die onvermijdelijk zijn omdat het einde nabij is. Hoe meer u zelf zich deze gedachte eigen maakt, dat de laatste dag zeer spoedig zal aanbreken, des te rustiger zult u zijn ook in aardse aangelegenheden, bij mislukkingen en zorgen van allerlei aard, omdat u ze als noodzakelijk inziet en u de toestand van uw ziel als belangrijker beschouwt.

En laat u niet van de wijs brengen door de schijnbare rust. Er zal geen mens lang van deze rust kunnen genieten, want plotseling zal alles veranderen en plotseling zal ook het wereldgebeuren een onheilspellende wending nemen. En dan gaat het met reuzenschreden het einde tegemoet. En gelukkig is hij die zich daarop heeft voorbereid, die mijn woorden ernstig neemt en leeft als zouden hem nog maar weinig dagen beschoren zijn. Want hij zal niet verrast zijn wanneer alles komt zoals Ik het lang tevoren heb verkondigd.

Amen

BD.6061a
21 september 1954

Licht is waar Gods geest werkzaam is (1)

Licht is overal waar Ik mijn geest kan uitgieten. Want daar is de duisternis doorbroken en zal ze ook nooit meer terrein kunnen winnen. Licht is waar Ik zelf de mensen kan onderrichten, waar mijn woord in acht wordt genomen, waar de mensen vurig verlangen naar de verbinding met Mij en mijn woord als tot hen zelf gesproken aanhoren. Licht is waar de mensen het mogelijk maken dat Ik mijn geest over hen kan uitstralen. Maar ook alleen daar is het licht, want anders dan door het werkzaam zijn van mijn geest kan het u mensen niet worden geschonken. En daarom is er veel meer duisternis over de aarde verspreid, want mijn geest kan maar zelden werkzaam zijn. Het helderste licht zou uitgestraald kunnen worden en aan de mensen zou het diepste weten kunnen worden overgebracht. En ze zouden zich goed voelen in het licht van het inzicht.

Maar wie wetend wil zijn, die tracht het langs andere wegen te bereiken. Hij denkt door middel van zijn verstand door te kunnen dringen in gebieden die alleen geestelijk doorgrond kunnen worden. De ware weg is de mensen meestal onbekend. Ze weten er niets van dat Ik zelf Me openbaar door mijn geest. Het “uitgieten van de geest” is voor hen een volledig onbekend begrip. Alles wat zij daarover weten is de Pinksterbelevenis van de eerste discipelen, die ze als eenmalig beschouwen, en ze willen niet geloven dat dit gebeuren zich steeds weer en bij alle mensen kan herhalen wanneer dezen aan dezelfde randvoorwaarden voldoen als mijn eerste leerlingen. Ik sta steeds in zeer nauwe verbinding met mijn schepselen, maar Ik uit Me alleen wanneer ook dezen de verbinding met Mij tot stand brengen door werken van liefde of door innige gedachten. Voor de meeste mensen ben Ik slechts een verre God en dezen kunnen nooit door Mij zelf worden toegesproken zodat ze mijn stem vernemen. Want ze hebben niet het verlangen Mij te horen en slaan daarom geen acht op wat hun door hun geest wordt overgebracht.

Het uitgieten van de geest is het vermogen om gedachten te ontwikkelen die als het ware een voor hem vreemd gebied raken zodat het inzicht van de mens wordt vergroot, zodat hij duidelijkheid verkrijgt over problemen die tevoren onopgehelderd bleven. Hij ontvangt dus een weten dat mijn geest aan hem overbrengt. Het uitgieten van de geest is een overdracht van kracht die hij zelf niet bezat en die Ik hem nu doe toekomen. “Mijn geest zal zich uitgieten over alle vlees.” Licht en kracht stromen vanuit Mij over in een mens wanneer hij zich openstelt, wanneer hij zich zelf toebereidt als een vat dat waardig is Mij zelf – mijn licht en mijn kracht – in zich op te nemen.

En over dit gebeuren zijn de mensen niet onderricht. Zij kunnen dat ook niet zijn, omdat ze het alleen kunnen begrijpen onder bepaalde voorwaarden en zij niet kunnen aantonen hieraan te voldoen. Want zich gereed te maken tot opnamevat van de goddelijke geest betekent zoveel als zich tot liefde te vormen. En alle mensen bij wie de liefde ontbreekt, die dit eerste en voornaamste gebod niet vervullen, kunnen ook niet geloven dat Ik Me zelf kenbaar maak. Het werkzaam zijn van mijn geest betekent: rechtstreeks met Mij in verbinding te staan en Mij te horen. Er kan wederom alleen over het uitgieten van de geest worden gesproken door de mensen wier geest gewekt is. De verbinding met Mij die het toelaat dat mijn geest nu werkzaam is, moet al tot stand zijn gebracht. En daarom kan het uitgieten van de geest niet als leerstelling worden verdedigd, omdat er geen begrip voor zou zijn, zolang het ordenen van de gedachten door de geest niet heeft plaatsgevonden. Maar de mensen zouden het wel kunnen geloven en ze zouden kunnen proberen zich door werken van liefde zo te vormen dat mijn geest zich over hen kan uitgieten. Maar ook dit geloof is er niet, omdat de mensen zonder enige liefde leven. Daarom zijn ze geestelijk blind. Ze wandelen in de duisternis en ze zien niet waar er een licht opvlamt. En als het dicht bij hen wordt gebracht, dan keren ze zich af.

Maar ze kunnen alleen gelukzalig zijn wanneer ze in het licht staan. En al zien ze op aarde hun duisternis ook niet in als een gebrek, in het hiernamaals echter zal het donker hen onuitsprekelijk kwellen. En zalig zijn zij die daar dan aansturen op de lichtvonken die soms voor hen opflitsen. Zalig zijn zij, want ook daar zullen ze het licht nog kunnen bereiken.

Amen

BD.6061b
22 september 1954

Licht is waar Gods geest werkzaam is (2)

Maar wanneer u bij het binnengaan van het hiernamaals het helderste licht tegemoet straalt, dan bent u aanzienlijk in het voordeel in vergelijking met die zielen. Want u voelt zich vrij en gelukkig en uitermate vrijgevig. Want u bezit iets wat u zult kunnen uitdelen. En u zult voortdurend mogen ontvangen, zodat uw gelukzaligheid toeneemt hoe meer u uitdeelt. Al het moeilijke, belastende is van u afgevallen. En daar u inzicht hebt, weet u ook wat de zielen in de duisternis ontbreekt. En u spant zich daarom in om ook hun het licht te brengen, omdat u ze graag uit de duisternis zou willen verlossen. En weer is het mijn geest van liefde die u doorstraalt en die ook de zielen in de duisternis moet beroeren, wil het helder in hen worden. Maar ook nu moeten ze zich er vrijwillig voor openstellen. Dat wil zeggen: ze moeten in verbinding willen treden met Mij als het eeuwige Licht. Ze moeten het contact met Mij tot stand brengen, als ze willen dat Ik Me over hen ontferm.

Zodra ze onder de duisternis lijden en naar het licht verlangen, zullen ze dit contact ook tot stand brengen. Ze zullen zich tot Diegene wenden Die hen uit hun toestand kan bevrijden en dan is hun verlossing ook gewaarborgd. Maar op aarde zouden ze het heel wat gemakkelijker kunnen bereiken, wanneer ze zich niet zouden afsluiten voor het licht. Want overal op aarde ontsteek Ik het licht. Overal op aarde leid Ik mijn woord naar de mensen. Ik straal zelf mijn licht van liefde uit omdat Ik de mensen wil bevrijden uit het donker, zolang ze nog op aarde zijn, omdat Ik hen na hun heengaan van de aarde graag wil opnemen in het lichtrijk om hun onbegrensde gelukzaligheid te bereiden.

Amen

BD.6065
26 september 1954

Een fysisch treffen tussen bewoners van hemellichamen is onmogelijk

Alleen dat wat het beste is voor uw ziel wordt u als kennis toegestuurd. U zult nooit mogen binnendringen in gebieden die u tot schade van de ziel strekken, zolang het uw wil is met Mij in verbinding te staan. Maar met de hulp van satanische krachten kan u zich onrechtmatig een kennis eigen maken. Dan echter behoort u niet tot de mijnen, die Ik behoed voor iedere beïnvloeding door mijn tegenstander.

U wordt door mijn geest onderwezen en zo ontvangt u een weten, dat dient om u positief te ontwikkelen. En u kunt met deze kennis weer werken, u kunt haar doorgeven aan uw medemensen, u kunt hen daardoor op de goede weg zetten, u kunt dus helpen om licht in de duisternis te brengen, zoals dat mijn wil is.

En u zult zolang ondersteund worden als u ook de wil hebt licht te verspreiden. Zolang zal de kennis die u ontvangt, aangepast zijn aan het gebruik door u. Wat nodig is om een ziel die in de duisternis ronddoolt een licht te ontsteken dat stroomt u toe, en hoe meer vragen aan u gesteld worden, des te overvloediger wordt u door Mij bedacht, als u deze vragen moet beantwoorden. Maar Ik zal een loutere nieuwsgierigheid niet bevredigen, Ik zal geen kennis uitdelen die op geen enkele wijze voor een geestelijke ontwikkeling nodig of geschikt is, maar Ik zal ook niet zwijgen als een kind Mij smekend vraagt, want het moet Mij dan zijn vertrouwen schenken en zal daarom niet teleurgesteld worden.

Er zijn geheimen die het mensenverstand niet kan doorgronden maar die toch een heel natuurlijke verklaring hebben. Er zijn wetten, natuurkrachten, die werkzaam kunnen worden als de voorwaarde daarvoor gegeven is. En deze voorwaarde is: Ongewoon ontwikkelde intelligentie van mensen, dus het kunnen berekenen van effecten en deze berekeningen van hen nu toepassen op proefnemingen, waardoor nu schijnbaar de krachten van de natuur aan hen dienstbaar zijn, dat dus als het ware de mensen de baas zijn over die krachten doordat zij de door hen gevonden resultaten voor hun doel ten nutte maken. Voor de mensen die minder intelligent zijn, schijnen zulke ondernemingen onmogelijk – en wat voor de mens niet begrijpelijk is verplaatst hij graag naar het gebied van het bovennatuurlijke. Hij zet dan bereidwilliger deze stap in het geestelijke rijk, dan wanneer hem met het doel zich geestelijk te voltooien, het betreden van geestelijk gebied wordt aanbevolen.

Waar het menselijke verstand niet verder kan, maakt de mens concessies en begint met mogelijkheden te rekenen. Maar zijn denken raakt de weg kwijt en vermengt het aardse met het geestelijke – en tussen beide blijft een scheiding. Geen mens zal ooit in staat zijn met wezens buiten de aarde in verbinding te treden, dan op geestelijke wijze. Dus de mens kan zich te allen tijde verbinden met bewoners van andere werelden als dit geschiedt met de bedoeling geestelijk vooruit te gaan, maar nooit zal deze verbinding plaatsvinden op zo’n manier, op zichtbare wijze, dat bewoners van andere werelden met bewoners van deze aarde elkaar ontmoeten, omdat dit totaal onmogelijk is, daar er voor allerlei levende wezens andere sferen vereist zijn die evenzo oerwettelijk vastliggen.

Ook hier is een satanische invloed herkenbaar om het denken van de mensen nog meer te verwarren, want deze valse gevolgtrekkingen bevorderen het geestelijke streven van de mensen niet, die nu ook het bovenaardse met verstandelijke argumenten proberen af te doen en dat dus ook het zogenaamde bewijs van levende wezens op andere hemellichamen alleen wetenschappelijk wordt verwerkt, maar dit leidt niet tot de overtuiging van een geestelijke ontwikkeling of verdere ontwikkeling op die hemellichamen.

Volgens de wet van eeuwigheid zijn de hemellichamen van elkaar gescheiden en blijven ze gescheiden, omdat de ontwikkeling van de zielen hun opdracht is, en dit op ieder afzonderlijk hemellichaam plaatsvindt onder geheel verschillende levensomstandigheden. De uitleggingen over ongewone processen zijn in dit opzicht dus foutief, maar dat een ongewone uitwerking van kracht benut wordt op een nog onbekende wijze, moest u, mensen te denken geven.

Want ook dat behoort tot de tekenen van de eindtijd, dat ongewone krachten actief worden en dat het doel waartoe deze krachten gebruikt worden ook de oorsprong van de kracht verraadt. Ook mijn tegenstander heeft in het einde veel macht, en hij benut deze tot zijn eigen voordeel. Gelukt het de mensen om de voor hen tot nog toe onbekende krachten dienstbaar te maken tot heil van hun medemensen, dan zal ook mijn zegen op hun inspanning rusten. Is echter het doel ingegeven door minderwaardige motieven, dan is ook hij aan het werk die u te gronde wil richten. En hij zal ook de sluier niet oplichten over zijn praktijken. Hij zal de mensen in verwarring brengen, hij zal alles verhinderen wat dienstig is om opheldering te geven. Het goddelijke, goede, ware echter komt tevoorschijn en houdt zich niet verborgen.

Amen

BD.6067
30 september 1954

Komende tijd van ellende

U gaat een grote tijd van ellende tegemoet, en een sterk geloof is vereist om deze droefenis meester te kunnen worden. Want met uw lichamelijke kracht zult u ze niet kunnen afweren, wel met geestelijke kracht. Het zal echter een nood zijn die ter wille van uw geloof u zal treffen, omdat de laatste tijd is gekomen waarin van u allen de beslissing wordt geëist.

De aardse nood van tevoren die weliswaar ook onafwendbaar is (omdat zij de laatste periode inleidt op deze aarde) zal wel alle mensen treffen, en een wekroep zijn voor allen. Maar deze nood is door een natuurramp veroorzaakt en wordt daarom ook meer berustend gedragen. Maar de grote nood die ter wille van het geloof de mensen wordt aangedaan, heeft geestelijke oorzaken en geestelijke uitwerkingen. Want nu eisen zowel de mensen als ook Gods tegenstander een beslissing; en dus ook God zelf. En van deze beslissing hangt het leven af in de eeuwigheid.

Er wordt van de mensen gevraagd het geloof in God te verloochenen, en zij worden dus gedwongen tot een beslissing door de soevereine macht. En dan is een buitengewoon sterk geloof nodig deze eis te trotseren, en God voor de wereld openlijk te belijden.

Wie echter daartoe de wil heeft, die zal ook de kracht hebben te weerstaan. Want deze stroomt van God diegene toe die Hem zonder vrees belijdt. Grote nood zal ontstaan doordat de God getrouwen bovenmate verdrukt worden door hun tegenstanders en aards zeer benadeeld en gekleineerd worden, zodat die weinige een mikpunt zijn om op goddeloze wijze tegen te razen.

Een sterk geloof weert iedere aanval af, een zwak geloof wordt wankelmoedig en heeft hulp nodig. Maar die zal het ook verkrijgen als de wil naar God verlangt. En deze tijd moet komen omdat de dag van het einde steeds nader komt, en de scheiding der geesten moet voor die tijd plaatsvinden. Veel mensen zullen nog opgeroepen worden uit dit leven, die ontwijfelbaar zouden afzinken in tijden van zulke ellende. Daarom laat God alleen de sterken in het leven, die krachtens hun geloof weerstand kunnen bieden.

Hij weet echter ook wie onweerstaanbaar naar de diepte streeft, en waarbij elke verandering van wil onmogelijk is. En ook die laat Hij in leven opdat zich vervullen zal wat verkondigd is, dat de bokken (de ongelovigen) van de schapen (de gelovigen) worden gescheiden opdat de grote reiniging plaatsvindt op deze aarde, waarop dan weer een tijd van vrede en gerechtigheid zal volgen.

Amen

BD.6071
6 oktober 1954

Zonde is een vergrijp tegen de liefde

In een wereld van liefdeloosheid moet ook de zonde hand over hand toenemen, want zonde is alles wat in strijd handelt met de liefde. Zonde is alles wat tegen de goddelijke ordening, die gebaseerd is op de liefde, ingaat. Hoe minder nu de mensen in de liefde leven, des te duidelijker treden ze uit de goddelijke ordening – ze zondigen en geven zich hem in handen die de zonde in de wereld heeft gebracht. Zonde is elk onrecht dat zijn oorsprong heeft in liefdeloosheid.

Iedere zondaar staat op tegen God, tegen de eeuwige Liefde, want hij doet bewust iets waardoor hij zich verzet tegen God, en zijn eigenliefde (egoïsme) verleidt hem daartoe. Hij houdt meer van zichzelf dan van God – hij heeft ook wel een liefde in zich, maar die is verkeerd gericht, hij heeft die van de tegenstander van God overgenomen, die eveneens zondigde tegen God, omdat hij zichzelf boven God stelde en daarom viel.

Een mens die in de liefde leeft, kan niet zondigen. Hij kan wel vallen, dus in zwakheid voor de verzoekingen van de tegenstander bezweken zijn, maar de liefde zal hem steeds weer laten opstaan, hij zal zijn onrecht willen goedmaken, hij zal zijn misslag inzien en er berouw over hebben, en hij zal vergiffenis krijgen, omdat zijn wezen zich verzet tegen de zonde, tegen een bewuste overtreding van de liefde. Een zondaar is zonder liefde en hij zal pas dan zijn zonden beseffen en er berouw over hebben, wanneer de liefde in hem is ontstoken. Dan pas keert hij zich af van de zonde, dan pas treedt hij binnen de wet van de eeuwige ordening.

Zolang de mensen door de liefdeloosheid worden beheerst, zal het onrecht zich uitbreiden, de mens zal zijn eigen voordeel zoeken ten koste van de medemens, de sterkere zal de zwakke in het nauw drijven en uitbuiten, het eigendom zal niet worden geëerbiedigd, er zal geen broederlijkheid meer onder de mensen bestaan, veeleer zal de een de ander als vijand beschouwen en openlijk of in het geheim tegen hem optreden.

De mensen zijn knechten van de satan, maar geen kinderen Gods meer, die ze zijn en moeten worden. En daarom neemt de zonde hand over hand toe, hoe dichter het bij het einde komt, omdat de liefde afneemt onder de mensen en daarom trekt ze (de zonde) zelf de dag van het gericht naar zich toe. Want als alles uit de ordening is getreden, moet er ook overeenkomstig de wet een einde komen, opdat de ordening weer hersteld zal worden volgens goddelijk plan, opdat de liefde weer zal heersen op aarde en de rechtvaardigheid.

Amen

BD.6079
15 oktober 1954

Gods vermanende stem – Nieuw tijdperk

Laat de stem van God niet ongehoord aan uw oren wegsterven, want er breekt een nieuwe tijd aan – een nieuw tijdperk dat u wel zult kunnen meemaken, wanneer u acht slaat op datgene wat God zelf u zegt, wanneer u aan Zijn stem gehoor geeft en u juist vormt zoals het nieuwe tijdperk het vraagt. Want hierin zullen alleen de mensen op aarde vertoeven die in de nauwste verbinding staan met God, die dan ook midden onder de zijnen zal vertoeven op aarde.

En deze omgang met God vraagt ook een gesteldheid van de mens die zo’n nauwe band toelaat. Maar deze zult u, mensen nog kunnen bereiken in deze laatste tijd want daarom spreekt God zelf u aan, dat u uit Zijn woorden de noodzakelijkheid inziet en ook de kracht put uzelf om te vormen, tot wezens van liefde, zonder welke een leven op de nieuwe aarde ondenkbaar is. Wat u niet uit eigen beweging doet, moet u doen wanneer God het u op het hart bindt, zo nadrukkelijk en begrijpelijk dat u daar onder de indruk van zult kunnen zijn, wanneer u maar op Zijn stem let, wanneer u Zijn woorden ter harte neemt en ze opvolgt.

In het lawaai van de wereld de stem van God te horen stelt uw wil voorop, dan zal ze in u klinken, rechtstreeks of u zult tevredengesteld luisteren wanneer God door Zijn boodschappers tot u spreekt – u zult de stem van de Vader herkennen, die bezorgd is om u en u helpen wil de weg uit een toestand van dood zijn te vinden – die het leven voor u toegankelijk zou willen maken.

Maar u zult zelf de weg moeten gaan die ten leven voert. En op deze weg wijst God u door Zijn woord. Hij zelf onderricht u en Zijn onderrichtingen zijn waarlijk duidelijk en ondubbelzinnig en ze kunnen in u een helder licht ontsteken, wanneer u er maar acht op slaat en ze niet aan uw oren laat wegsterven. Of u het geloven wilt of niet – de aarde gaat een nieuw tijdperk van ontwikkeling binnen en ook hierin zal ze door mensen zijn bewoond, maar die in een andere staat moeten zijn dan u het thans op aarde bent. Maar er is voor u nog een verandering mogelijk, u zult zelf de graad kunnen bereiken die een verblijf op de nieuwe aarde toelaat, maar steeds alleen met Gods hulp.

Daarom klinkt Zijn stem steeds weer voor u en spoort u aan deze verandering van uw wezen na te streven en een zo’n innige verbinding met Hem aan te gaan, dat u geschikt zult worden op deze nieuwe aarde te worden geplaatst, wanneer het uur heeft geslagen. Want het staat vlak voor de deur – spoedig is de termijn afgelopen die God u, mensen heeft gesteld op deze aarde en spoedig zal zich de omvorming van de aarde voltrekken die een nieuw tijdperk van ontwikkeling inleidt.

En met alles wat ongeschikt is voor de nieuwe aarde zal het afgelopen zijn en passend bij zijn geestelijke rijpheid weer gekluisterd worden in nieuwe vormen. Luister naar Gods stem, die u aanmaant en waarschuwt, opdat u tot diegenen hoort die door Zijn wil worden gered, die Hij op het einde plaatst in het paradijs van de nieuwe aarde.

Amen

BD.6081
17 oktober 1954

De afloop van een periode op aarde – Wetenschappers

Er is steeds dan het einde van een ontwikkelingsperiode gekomen, wanneer de mensen uit de goddelijke ordening zijn gestapt voor wat betreft dat ze zich bevoegd voelen in het scheppingsplan van God in te grijpen, omdat ze niet aan God als scheppende Macht geloven en menen al het bestaande zelf te kunnen beheersen.

De mensen hebben weliswaar als erfdeel van God de scheppende geest en ze kunnen dit erfdeel in ruime mate vergroten, ze kunnen ook met goddelijke ondersteuning het onmogelijk lijkende tot stand brengen, en ze zullen toch in de goddelijke ordening blijven zolang ze de kracht voor hun scheppend bezig zijn uit God betrekken. Ze zullen echter dadelijk uit deze ordening treden wanneer al hun plannen alleen maar aards gericht zijn, wanneer ze zich van God als de scheppende Macht afzonderen en dan dus zuiver verstandelijk experimenteren – wanneer ze zelfs de goddelijke schepping als proefobjecten gebruiken en zich zo tot handlangers van de tegenstander van God maken, die het zich ten doel stelt goddelijke scheppingen te verwoesten.

Op het einde van een periode op aarde is de wereld steeds vol van aardse wijsheid. De wetenschap gelooft voor alle gebieden de sleutel te hebben gevonden en slechts zelden is de geestelijke weg bewandeld die God heeft aangewezen om tot het ware weten te komen. Maar zonder Hem zijn de wegen gevaarlijk, zonder Hem zijn de resultaten twijfelachtig en gaan de mensen min of meer de gevarenzone binnen, omdat ze door hem geleid worden die geen opbouw, integendeel ondergang wil, die de mensen zal laten geloven dat ze opbouwend bezig zijn, terwijl ze evenwel hun eigen graf graven en bijdragen aan de ondergang van de oude aarde. Want de schijnbare vooruitgang van de wetenschap is zijn werk, het werk van de tegenstander van God die de mensen aanzet tot de grootste verstandelijke activiteit met uitsluiting van goddelijke ondersteuning. Ze zullen zich natuurkrachten ten nutte maken, maar in andere zin dan de door God gewilde. Ze zullen uit de goddelijke ordening treden en de gevolgen zullen zich laten zien.

Maar God voorzag het willen en handelen van de mensen sinds eeuwigheid en daarom wijst Hij steeds weer op dat wat komen gaat, want Hij weet wanneer en waar de gevolgen van menselijk denken en handelen zich openbaren. Hij onderricht de mensen over het verkeerde van hun denken en wil hen bewegen zich aan de Macht toe te vertrouwen die boven alles staat. Hij wil hen waarschuwen voor de invloed van Zijn tegenstander. Hij wil hen aanraden in de goddelijke ordening te blijven. Hij denkt aan hen die Hem erkennen als God en Schepper van eeuwigheid en Hij verschaft hun opheldering over zich zelf en de macht die tegen Hem is.

Amen

BD.6084
20 oktober 1954

Ernstige woorden van de hemelse Vader – Arts – medicijn

Wat Ik u geef dat is voor uw ziel waarlijk een heilzaam medicijn waardoor zij gezond kan worden, waardoor zij bekwaam wordt voor zich een eeuwig leven in zaligheid te verwerven. Maar wat voor nut heeft dit medicijn als u wel haar genezende kracht kent, maar er geen gebruik van maakt? Wat voor nut heeft het voor u als u mijn woord wel aanhoort maar er niet naar leeft, dat dus de kracht van mijn woord niet in u werkzaam kan worden?

U bezit een heel doeltreffend geneesmiddel maar u beproeft zijn werkzaamheid niet. U laat zich door Mij, uw ziele arts adviseren – maar u volgt mijn voorschriften niet op. En zodoende kunt u ook niet gezond worden, ofschoon u in handen bent van de beste Arts. Uw wil voert dat niet uit wat Ik u aanraad en daarom blijft u in uw armzalige toestand. De nood van uw ziel vermindert daardoor niet, zij moet verder lijden omdat u haar de hulp onthoudt. En dit leed van uw ziel heeft ook zijn uitwerking op u door aardse nood, omdat Ik u daardoor tot nadenken wil brengen – dat u bemerkt dat uw levenswijze niet de juiste is. Dat ze een gevaar is voor uw ziel, dat deze daarom op haar hoede moet zijn om niet haar leven te verliezen.

Ik kan u altijd alleen dat aanbieden wat uw ziel helpt. Maar als u mijn middelen niet aanneemt, dan zal uw ziel ziek en ellendig blijven en zich nooit in een geestelijk leven kunnen verheugen. Het zal u dus niet veel helpen als u mijn woord wel aanhoort maar u geen moeite geeft het na te leven. Want pas als u volgens mijn woord aan het werk gaat doordat u mijn geboden van de liefde vervult, pas dan kunt u ook mijn kracht ontvangen. Pas dan wanneer u in liefde werkt wordt u met mijn liefdekracht vervuld en dat betekent genezing van uw ziel, het betekent een leven in licht en kracht. En daartoe zou Ik u allen willen helpen, daarom vermaan Ik u allen dringend dat u mijn woord in uw hart overweegt en er ook naar handelt.

Ik vermaan u niet lichtvaardig met het leven van uw ziel om te gaan, maar haar onverwijld die kracht te doen toekomen die haar helpt gezond te worden. Ik vermaan u mijzelf om hulp te vragen als het u niet gelukken wil, als u te zwak bent uw wil te verwezenlijken. Ik verschaf u de nodige kracht als u zich maar vol vertrouwen tot Mij wendt, als u Mij in uw hart aanroept en Mij uw zwakheid bekent. Want Ik ben uw Arts – Ik ben uw Helper, die u nooit eenzaam aan uw lot overlaat en die allen redden wil die ziek zijn van lichaam en ziel.

Amen

BD.6086
22 oktober 1954

De taak op aarde: Het vervullen van de geboden van de liefde

U allen is een opdracht gesteld. En ieder vervult die naar eigen wil, want ieders wil is vrij. Het is echter nodig dat u deze opdracht kent, en deze kennis komt tot u door mijn woord – dat nu weliswaar kan worden aangehoord en opgevolgd, maar ook kan worden verworpen. Maar u hebt zelf ook daarmee overeenkomstig de gevolgen te dragen. Wie doet wat mijn wil verlangt, vervult mijn wil, dus ook zijn taak op aarde, en die kan dus ook van een geestelijke vooruitgang spreken.

Maar ook de wereldsgezinde mens moet weten dat hij zich eens verantwoorden moet voor zijn falen. Dat hem niet voor niets het woord als verkondiger van mijn wil wordt aangeboden, dat ook hij het ter harte moet nemen, wil hij zijn taak op aarde vervullen. Hij moet weten dat zijn leven niet eeuwig duurt en dat hij het korte leven op aarde moet benutten voor de eeuwigheid. En benutten wil zeggen: in de eerste plaats mijn geboden van de liefde vervullen, waardoor hij zich nu ook mijn liefde waardig maakt en kracht ontvangt om aan zichzelf te werken – om het werk aan zijn ziel te verwezenlijken, dat het doel is van zijn aardse bestaan.

Ieder die moeite doet om in de liefde te leven zal ook weten dat hij niet zomaar of zonder doel op deze aarde werd gezet, maar dat daarmee het bereiken van een doel verbonden is. En hij zal ook ernstig naar dat doel streven, naar de vereniging met Mij. Wie echter de liefde buiten beschouwing laat, wie alleen eigen voordeel tracht te behalen, die blokkeert voor zichzelf de toegang tot het eeuwige leven. Want hem ontbreekt de liefde, die de enige sleutel is tot de zaligheid. Hem ontbreekt ook het inzicht, hij weet niets over de zin en het doel van zijn bestaan op aarde en hij neemt er ook geen verklaring over aan.

Het vervullen van mijn geboden van de liefde tot God en de naaste verzekert ieder mens dat inzicht. En daarom moet ook ieder mens tot het licht komen, die zich mijn geboden tot richtsnoer van zijn aardse leven maakt. Deze kan niet verdwalen, want zijn weg voert onherroepelijk naar het rijk van de eeuwige zaligheid. Want hij onderwerpt zich geheel aan mijn wil. Hij leidt een leven in mijn eeuwige ordening, hij staat in voortdurende verbinding met Mij en neemt daarom kracht in ontvangst in overvloed. En hij gebruikt deze kracht weer alleen om werkzaam te zijn in liefde, want hij wordt ertoe aangedreven door mijn geest, die in rechtstreekse verbinding staat met Mij en niet anders dan positief op hem kan inwerken.

Hij zal dus zijn taak op aarde vervullen doordat hij zichzelf en ook zijn medemensen in de eeuwige ordening probeert in te passen, doordat hij zelf in zich de goddelijke ordening tot stand brengt en op grond van zijn liefde en zijn inzicht ook de uit de ordening getreden medemensen weer helpt zich aan mijn wil te onderwerpen, zodat ook dezen de verbinding met Mij tot stand brengen en het doel van hun aardse leven bereiken.

Amen

BD.6087
23 oktober 1954

Oerzonde – Liefdesstraling – Jezus Christus

De eerste zonde van de opstand tegen Mij heeft de verre afstand van mijn schepselen van Mij tot gevolg gehad, want met het afwijzen van Mij zelf wezen ze ook mijn liefdeskracht af. Ze traden zelf uit de stroomkring van mijn liefde en verwijderden zich steeds verder van Mij.

Weerstand tegen Mij is dus hetzelfde als het afwijzen van mijn liefdeskracht. Om deze reden kan ook geen mens die zich innerlijk nog tegen Mij verzet, door mijn liefdeskracht worden doorstroomd. En als weerstand is al te beschouwen, wanneer hij niet in Mij gelooft en daarom geen verbinding heeft met Mij. Dan staat hij dus buiten de stroomkring van mijn liefde. Hij kan niets van mijn liefde gewaarworden omdat hij zich niet vrijwillig openstelt en genegen is met Mij in verbinding te treden. Mij niet erkennen wil zeggen: helemaal in de macht te zijn van diegene die eens in opstand kwam tegen Mij en daardoor mijn tegenstander werd. En diens plan is, alle schepselen zo te beïnvloeden dat zij eveneens Mij als niet bestaand ervaren, dat ze niet geloven in een Wezen dat hen schiep en met hen in verbinding wenst te staan. Maar dit niet-erkennen heeft ook volledige krachteloosheid tot gevolg en duisternis van het denken.

Licht en kracht kunnen alleen van Mij worden betrokken. En licht en kracht versmaden zij omdat ze de Gever van licht en kracht versmaden, omdat ze geen geloof hebben in de Oerbron van licht en kracht, uit welke ook zij zijn voortgekomen. Maar in dezelfde mate zoals ze deze Oerbron afwijzen, maken ze zichzelf onbekwaam door deze Oerbron te worden gevoed. En ze blijven zo zonder licht en kracht tot ze in vrije wil op deze Bron aansturen, tot ze de Macht erkennen die hen geschapen heeft en zich nu vrijwillig openstellen om voorzien te worden van goddelijke liefdeskracht, tot ze zich verbinden met de Schenker van licht en kracht. En nu ontvangen ze onbeperkt wat ze nodig hebben om gelukzalig te worden, om weer de oorspronkelijke staat binnen te gaan die ze eens vrijwillig verlieten.

Iedere mens die zich naar Mij keert, zal rijkelijk mogen ontvangen. Want mijn liefde raakt nooit op. Ze wil ononderbroken geven en gelukkig maken en verlangt alleen geopende vaten waarin ze kan uitstromen. En zodra in de mens de serieuze wil is ontwaakt om in verbinding te treden met de Macht die hem heeft geschapen, keert hij zich af van de oerzonde, de opstand tegen Mij, en hij zal zeker het doel bereiken met hulp van de goddelijke Verlosser Jezus Christus die Zijn bloed heeft vergoten ter wille van deze grote oerschuld, die oneindig geleden heeft en gestorven is aan het kruis om voor de verzwakte mensheid een schat van genade te verwerven, versterking van de wil en het inzien van haar schuld.

Iedere mens kan nu de verre afstand van Mij verkleinen. Iedere mens kan vergeving ontvangen voor de grote schuld van de vroegere opstand tegen Mij. Iedere mens kan weer in de stroomkring van mijn liefde binnengaan en licht en kracht ontvangen in overvloed, wanneer hij zich van de genaden bedient die hem door het verlossingswerk van Jezus Christus rijkelijk ter beschikking staan, wanneer hij Mij erkent Die als mens Jezus voor u de schuld heeft afgelost door mijn dood aan het kruis.

Amen

BD.6088
24 oktober 1954

Jezus was zich tevoren van Zijn werk bewust

Ik wilde voor u lijden en bereidde Me daarom bewust voor op de dood aan het kruis. Ik was op de hoogte van de buitengewoon zware lijdensweg die Ik moest gaan om u te verlossen uit nood en dood. Ik zag alles voor Me en voor Mij was niets geheim van wat Ik moest verduren. En toch ging Ik er op af. Ik verzette Me niet. Ik ontvluchtte het gevaar niet, maar trad het bewust tegemoet. Want Ik zag niet alleen dit verloop van Mijn verlossingswerk, Ik zag de zwakheid en het gebonden zijn van mijn schepselen die in grootste nood terneer lagen en aan wie Ik alleen bevrijding kon brengen door mijn lijden en sterven aan het kruis.

Helder en duidelijk stond alles Me geestelijk voor ogen, de gruwelijke macht van mijn tegenstander, de afgronddiepe verwijdering van het van God afgevallene die steeds groter werd. Ik zag de diepste duisternis aan de ene kant en het helderste licht en gelukzaligheid aan de andere kant. Ik kwam uit het licht en wilde het licht ook in de duisternis dragen, maar daar was een brug voor nodig. Ik moest er iets voor aanbieden om het recht te hebben de gekwelde zielen uit de diepte op te heffen naar het licht.

Ik moest mijn leven inzetten om het leven van de ongelukkige schepselen te kopen. Er was alleen maar deze ene weg van zelfopoffering, van het offer van het hoogste goed dat Ik bezat – mijn leven. Uit liefde voor diegenen die dood waren als gevolg van de zonde, moest Ik met mijn leven voor hun leven betalen. Helder en duidelijk stond Mij alles voor ogen en Ik leed tevoren al ontzaglijk, omdat Ik als mens met dezelfde gevoelens was geschapen als u, met de vrees voor de dood, voor het vreselijke lijden en voor Mij zelf, dat Ik zwakker zou kunnen worden. Dat mijn kracht te zwak zou zijn en dat mijn gevallen broeders verder in de grootste nood zouden moeten blijven wanneer Ik faalde. Maar mijn kracht groeide, hoe dichterbij de dag kwam dat het zou moeten gebeuren. Mijn kracht groeide evenals mijn liefde voor de ongelukkige mensheid wier nood Ik dagelijks beter inzag. En mijn wil om het werk te voltooien dat Ik was begonnen, werd niet zwakker, ondanks dat Ik soms door een zwakheid overvallen werd bij het zien van datgene wat voor Me lag. Want het menselijke in Mij bleef altijd verbonden met de Vader die Mij met kracht vervulde zodat mijn liefde steeds machtiger werd en Ik tenslotte in het volle bewustzijn de dood inging, omdat Ik nu ook inzag dat de dood zou moeten worden overwonnen en dat ook dit mijn taak was.

De weg naar het kruis was bitter en kwellend, want Ik moest door de diepste duisternis heen om de poort naar het lichtrijk te openen voor allen die uit de diepte omhoog wilden klimmen naar het licht. Maar als mens moest Ik het bitterste lijden en de kwellingen verduren om u te helpen die zonder mijn daad van verlossing, zonder mijn dood aan het kruis, reddeloos verloren zouden zijn.

En daarom was ook mijn bestaan op aarde als mens ontzettend smartelijk. Want vanaf het moment dat de Vader zich in mijn omhulling openbaarde, was Ik ook op de hoogte van alles wat Mij te wachten stond. En toch ging Ik vrijwillig de weg naar het kruis, want niet de wil van de Vader, maar mijn liefde voor het gevallene dreef Mij aan om het werk van verlossing te volbrengen. En deze liefde gaf Mij de kracht om vol te houden tot aan het uur van de dood.

Amen

BD.6089
25 oktober 1954

Strijden met het zwaard van de mond

“Wat u in dat uur ingegeven wordt, spreek dat uit!” Deze woorden sprak Ik op aarde met het oog op de ellende die over u zal komen voor het einde. Daar u zich zult moeten verantwoorden voor aardse machten, daar u zich voor uw denken en handelen verantwoorden moet, en er van u gevorderd wordt Mij te verloochenen. Dan vrees niet en wees niet bezorgd over wat u spreken moet, maar spreek zonder schroom, zoals het u gegeven wordt te spreken.

Want door tussenkomst van mijn geest zal Ik u woorden in de mond leggen, juist bestemd voor hen die u tot spreken aanmanen. Allen die Mij trouw willen blijven sta Ik terzijde en geef hun kracht om te weerstaan. Iedere vrees zal verdwijnen en u zult Mij gewaarworden, en u zult vol vertrouwen zijn dat Ik u niet verlaat in deze nood. En u zult degenen die u bedreigen niet vrezen omdat u weet dat Eén sterker is dan zij, en dat deze Ene aan uw zijde staat en u waarlijk geen onrecht laat overkomen.

Maar u zult moeten strijden met het zwaard van de mond. U zult alle tegenwerpingen moeten weerleggen en ook kunnen, omdat u het niet meer is die spreekt, maar Ik zelf spreek door u. En mijn woorden zullen waarlijk hun uitwerking niet missen. Want het gaat erom ook hen nog tot nadenken te brengen, want ook onder hen zijn nog zwakke besluiteloze mensen die op een kruispunt komen en niet weten waarheen zij zich moeten wenden. En dezen moet de weg gewezen worden. Gaan zij die weg dan zijn ze zalig te prijzen. Zien zij deze echter over het hoofd, dan zullen zij moeilijk nogmaals de genade krijgen dat een leider hen aanspreekt en ze op de goede weg probeert te brengen.

Want in deze tijd kan niet anders dan met het zwaard van de mond gestreden worden, en hoe overtuigender mijn vertegenwoordigers op aarde spreken, des te meer winnen zij er nog van die hen vijandig gezind zijn. En het is ook volgens mijn wil dat u zich dan innig met Mij verbindt, opdat Ik zelf nu door u spreken kan tot hen die Ik nog voor me winnen wil.

Ik weet dat de tijd komt waarin het hard tegen hard zal gaan, waarin u bovenmate verdrukt wordt en uzelf verantwoorden moet. Maar dan denk aan mijn woorden dat u zich niet angstig afvragen mag wat u moet spreken. Laat u gelovig over aan Mij en mijn werken, en uw spreken zal wijs zijn, zodat geen van uw tegenstanders iets daarop kan antwoorden. U, die Mij wilt dienen, u heeft geen vijand te vrezen. Want u strijdt voor Mij en aan mijn zijde, en Ik leid u waarlijk ook tot de overwinning.

Amen

BD.6090
26 oktober 1954

Goddelijke vonk – De juiste verhouding tot God

U draagt allen de goddelijke vonk in u, die uw leider wil zijn op uw weg over de aarde, wanneer u hem maar daartoe het recht verleent, wanneer u het hem mogelijk maakt dat hij zich zelf uit en u onderricht. Er is geen mens op zichzelf aangewezen. Ieder kan mijn ondersteuning verwachten. Ieder hoeft zich maar met Mij te verbinden en Ik werk op de mens in door Mijn geest.

U bent onlosmakelijk met Mij verbonden vanaf het allereerste begin, juist door die geestvonk die u in u draagt en die een deeltje is van de geest van de Vader. Dus u blijft voortdurend met Mij in onderling verband staan. Doch hij houdt zich stil in u, zolang u zich niet bewust aan zijn leiding overgeeft, zolang u zich nog in gedachten en in uw wezen van Mij afzondert. En dus ligt het aan uzelf, of u zich als een deel van Mij voelt, of u zich door Mij zult laten leiden en raad geven. Het ligt aan u of u de juiste verhouding tot Mij tot stand brengt. De verhouding van een kind tot de Vader of van het schepsel tot zijn God en Schepper.

Reeds de erkenning aan Mij als uw Schepper van eeuwigheid ondergeschikt te zijn, is een schrede van toenadering tot Mij, die u zeker ook daarheen zal leiden, dat u Mij eens als uw Vader ziet en op Mij aanstuurt. Want u staat dan al mijn geestvonk in u toe, dat hij op u inwerkt, dat hij u waarschuwt en aanmaant het kwade te laten en het goede te doen. Ik kan dan al met u spreken door de geest, zodra u Mij maar erkent. En steeds liefdevoller zullen mijn woorden zijn. De invloed van Gods geest zal steeds meer liefde opwekken, hoe meer u in Mij uw Vader ziet en nu als mijn kinderen ook gehoorzaam de innerlijke stem volgt die u waarlijk alleen in uw voordeel onderricht.

De verbinding met Mij bestaat voortdurend. Maar of u zich daarvan bewust wordt, hangt van uzelf af. Zodra uw gedachten in gebed naar Mij opstijgen, brengt u ook bewust de verbinding met Mij tot stand. En dan kan Ik ook in u werkzaam zijn door mijn geest. En zo staat geen mens geïsoleerd van Mij in de schepping, wanneer hij zelf dit isolement niet verkiest. Wendt hij zich zelf van Mij af, denkt hij vrij te zijn van elke band met de Macht die hem geschapen heeft, dan is hij ook geïsoleerd en dan wordt hij door Mij niet beïnvloed. Dan sluimert de goddelijke vonk in hem. Hij uit zich op geen enkele wijze, want ook de vrije wil van de mens wordt niet aangetast. De mens wordt niet bepaald in zijn instelling tegenover Mij. Hij moet uit zichzelf de band tot stand brengen, wil hij de zegen van zo’n verbinding ervaren, die echter onherroepelijk naar de voltooiing voert.

Amen

BD.6096
2 november 1954

Aards bestaan, daad van genade – Terugkeer naar God

Het is een daad van onmetelijke genade van God dat u als mens op deze aarde mag leven. Want u hebt onverdiend een mogelijkheid, weer in het bezit van licht en kracht te komen, dat u eens vrijwillig hebt weggegeven. Uw zonde tegen de eeuwige Liefde was zo enorm dat de eeuwige verdoemenis daar de rechtvaardige straf voor zou zijn geweest. Want u kwam in opstand tegen het hoogste en volmaaktste Wezen, aan hetwelk u uw bestaan te danken had, wiens overgrote liefde u in het leven riep. U wees deze liefde af. U droeg Hem die u alleen onbeperkte liefde schonk, vijandschap toe. En u bracht daardoor een kloof tot stand tussen Hem en u, die vanuit uzelf nooit te overbruggen was. En dientengevolge zou uw lot eeuwige scheiding van God zijn geweest, wat hetzelfde is als eeuwige verdoemenis in duisternis en kwelling.

Maar de liefde van God gaf u niet op. Ze vond middelen en wegen om de afstand tussen Hem en u te verkleinen, om u weer naar zich zelf toe te leiden. En daartoe hoort ook het leven op aarde als mens, dat daarom een bijzondere daad van genade van God is, omdat u zonder uw eigen verdienste op een weg geleid werd die rechtstreeks naar God terugvoert, wanneer u hem zo bewandelt als het Gods wil is; wanneer u gedurende de tijd van uw aards bestaan uw wil plaatst onder de wil van God.

Elke herinnering aan uw val is u ontnomen. U werd als zelfstandig wezen alleen voor een beslissing geplaatst: goed of kwaad te willen, te denken en te handelen. U bent zondig door uw vroegere opstand tegen God. Maar u zult deze zonde weer goed kunnen maken. U zult er vrij van worden, wanneer u zich tijdens uw aardse leven niet tegenover God plaatst, maar u zich bewust op Hem richt, wanneer uw wil goed is. Dan zal uw wandel op aarde goed zijn. Hij zal overeenstemmen met de wil van God en u hebt dan de beproeving van uw wil doorstaan. U hebt u voor God uitgesproken, tegenover wie u eens vijandig stond.

De overgrote liefde van God schiep deze gelegenheid voor u om weer naar Hem terug te keren, om licht en kracht in volheid in ontvangst te kunnen nemen en uw oertoestand weer te bereiken. Het is een daad van genade. U zult zich deze alleen waardig kunnen maken doordat u hem ten volle benut, doordat u Zijn oneindige liefde op u in laat werken en haar beantwoordt door uw volledige onderwerping. Want u zou uit eigen kracht nooit de terugkeer naar Hem voltrekken. En alleen deze onverdiende genade van de belichaming als mens, kan de terugkeer naar God mogelijk maken, die daarom niet hoog genoeg kan worden gewaardeerd en die pas werkelijk wordt beseft, wanneer de ziel zich weer in de staat van licht en kracht bevindt. Dan pas ziet ze in, wat ze was, wat ze is en nog moet worden. Dan pas beseft ze ook de oneindige liefde van God, die ze eens weerstond. En dan zal ze Hem liefhebben met alle innigheid en in deze liefde ook haar gelukzaligheid vinden.

Amen

BD.6098
4 november 1954

God in Jezus Christus

Ik wil de waarachtige leraar en raadgever voor jullie zijn en jullie leiden op de weg naar voleinding.

Maar jullie wil moet Mij aannemen en erkennen als jullie leider en leraar, omdat anders mijn onderwijzingen zonder uitwerking blijven en jullie geen stap vooruit komen in jullie ontwikkeling. Wanneer Ik nu jullie tegemoet treed in Jezus Christus – voor wie jullie je met heel je hart moeten uitspreken – dan wordt jullie tegelijkertijd de juiste weg gewezen, want alleen via Jezus Christus is de weg, die naar het doel voert.

Het is onmogelijk een verbinding met God tot stand te brengen zonder de erkenning van Jezus Christus, omdat alleen in Hem Ik zelf gezocht en gevonden kan worden er er naast Jezus Christus geen andere God is. En de grote nood op aarde bestaat daarin, dat de mensen Mij als het ware afwijzen, dat ze niet willen weten en geloven, dat zich de eeuwige Godheid – de alles vervullende Kracht – in Jezus Christus manifesteerde, nu echter ook erkend wil worden, dat Ik zelf in Jezus Christus hen tegemoet treed, als van hen het geloof in Mij verlangd wordt.

En steeds zal jullie in deze zin onderwezen worden, als jullie in de waarheid onderwezen worden. Iedere andere voorstelling van Mij, van jullie taak, van de eeuwige Godheid komt niet overeen met de waarheid. En toch worden andere voorstellingen veel eerder geloofd, en daarom gaat de mensheid verkeerde wegen; gaat ze niet de weg via Golgotha, gaat ze niet de weg die Ik als de mens Jezus baande naar omhoog, gaat ze niet de weg der liefde – tenzij ze Jezus Christus als de belichaming van de eeuwige Liefde zou inzien en erkennen.

Het geloof in een scheppende macht alleen is niet voldoende, want dat kan door een weldenkend mens niet ontkend worden. Dat echter deze scheppende Macht zich door jullie voor te stellen maakte in Jezus Christus, dat Zij en Hij dus één zijn en dat derhalve de mens zich met Jezus Christus moet verbinden als hij zich met God verbinden wil, dat moet als waar en vaststaand aangenomen worden, omdat het anders de mens ontbreekt aan geloof in Mij, hoewel hij een “God” niet ontkent.

Ik verlang het geloof in Jezus Christus, want Hij bewijst pas een juist geloof; een geloof, dat door de liefde tot leven gewekt werd, want wie vol overtuiging Jezus Christus erkent als de Zoon van God, in wie Ik zelf Mij belichaamde, die heeft in zichzelf ook reeds de liefde ontstoken, die hem het licht van het inzicht, de kracht van de overtuiging gegeven heeft – zonder welke echter niet van een juist geloof gesproken kan worden.

Ik neem echter geen genoegen met een blind geloof. En daarom onderwijs Ik jullie zelf en bied Ik jullie Mij zelf aan als leider, opdat jullie juist geleid worden in jullie denken en door de waarheid ook volledig het geheim leert begrijpen van de menswording Gods in Jezus Christus. Een juiste onderrichting zal jullie licht geven, en jullie zullen haar ook aannemen. En deze onderrichting kan alleen Ik zelf jullie geven, op voorwaarde dat jullie je door Mij onderwijzen laat, dat jullie tot de eeuwige Godheid, die jullie in jezelf erkennen, bidt om opheldering, om juist denken en om juiste leiding. Dit gebed zal Ik waarachtig verhoren en Ik zal steeds bereid zijn, jullie binnen te leiden in de waarheid, opdat jullie vol overtuiging kunnen geloven en nu door dit geloof zalig worden.

Amen

BD.6100
6 november 1954

De bestemming van de mens

De bestemming van de mens is het rijp worden van zijn ziel op aarde. Een geestelijk rijp worden is u als doel gesteld waar u in vrije wil naar moet streven. U kunt dit ook volbrengen om aan het einde van uw aardse leven geschikt te zijn voor het rijk hierna. Heel weinig mensen nemen echter deze onweerlegbare waarheid aan en stellen hun levenswijze daarop in. Het merendeel van de mensen is nog geestelijk blind en zij laten zich niet overhalen wanneer ze nader tot de waarheid worden gebracht. Hun ziel heeft nog een lage ontwikkelingsgraad maar ze doen niets om deze te verhogen. Zij geloven noch aan een levensdoel van het geschapene op aarde, noch aan een Schepper, en trachten ook geen opheldering te verkrijgen over wat heel belangrijk is, bijvoorbeeld wat met hen zal gebeuren wanneer zij het aardse lichaam verlaten hebben. Zij geloven dus ook niet aan een voortleven na de dood.

Maar hun ongeloof neemt niet hun verantwoording weg. Zij hebben een vrije wil en worden niet tot ongeloof of hun instelling tegenover God gedwongen, aan wie zij zich konden overgeven om dan door een juiste houding tegenover God gestadig door Hem geleid te worden in hun denken en handelen. Want ieder mens kan zich tot God keren en heeft voor zijn afwenden van Hem geen andere verontschuldiging dan die, dat hij niet wil. Want zodra hij de waarheid wil weten wordt ze hem ook gegeven, en dan herstelt de mens zelf weer de juiste verhouding tot God.

Dat de mensen zo verschillend denken en willen ligt aan hen zelf, want het verlangen naar de waarheid waarborgt ook het juiste denken. Daarom moet ieder zich afvragen hoezeer hijzelf naar de waarheid verlangt. Neemt hij alles onverschillig als geloofwaardig aan wat hem geboden wordt dan heeft hij zelf geen verlangen naar de waarheid, want anders zou hij die onderzoeken. En weert hij alles af wat hem aangeboden wordt dan kan dat eveneens onverschilligheid zijn tegenover de waarheid die hij niet zoekt, en daarom ook nooit als waarheid erkennen zal.

Wanneer de mens onwetend is en geestelijk blind voortgaat is dat zijn eigen schuld, omdat in hem geen verlangen naar de waarheid is. En geen mens kan zich verontschuldigen dat hij niet weet wat waarheid is en dat hij die zelf niet beoordelen kan om welke reden hij alles afwijst. Wel is het niet mogelijk kennis uit zichzelf op waarheid te onderzoeken omdat zijn verstand alleen zo’n onderzoek niet kan ondernemen, en hij daartoe Gods hulp vragen moet.

Maar zodra. hij zich tot God zelf wendt om hulp en om geestelijke opheldering, zal hij ook duidelijk waarheid van dwaling kunnen onderscheiden. Daar is echter het geloof in God voor nodig, en dit geloof kan zelfs het verstand accepteren wanneer de wil van de mens goed is. Want de gehele schepping getuigt van de aanwezigheid van een wijze en almachtige God en Schepper, en deze scheppende geest van eeuwigheid om hulp te bidden zal voor ieder wijs en denkend mens mogelijk zijn die de waarheid binnen wil dringen. Die mens zal ook spoedig opheldering ontvangen over zijn bestemming op aarde en hij zal dan zijn levensloop de juiste betekenis toekennen en niet meer lichtvaardig verder leven. Hij zal zich dan de verantwoording voor zijn ziel bewust zijn en haar tot de hoogst mogelijke volmaaktheid trachten te brengen.

Amen