Inhoud

BD.5601 Een goede Arts voor de zielen – Heilzame middelen
BD.5605 Het opwekken van doden door Gods woord
BD.5606 De activiteiten van de antichrist voor het einde
BD.5607 De wegneming
BD.5610 Het wezen van satan – Val en verlossing
BD.5612 Het eerst geschapen wezen – Drager van het licht – Afval van God
BD.5616 Troostrijke woorden van de Vader
BD.5617 Vaderhuis en gelukzaligheid
BD.5621 Geloofsstrijd – Antichrist – ’t Belijden voor de wereld
BD.5624 Gelukzalig lot en werkzaamheid in het geestelijke rijk
BD.5627 Strijd met het zwaard van de mond – Waarheid
BD.5629 Je terugtrekken in de stilte – Tijd van nood
BD.5630 Geestelijke omkeer – Verandering van de aarde
BD.5640 Brug naar het geestelijke rijk – Jezus
BD.5643 Goede Vrijdag – Weg naar Golgotha
BD.5645 Hoe lang kon Lucifer scheppen?
BD.5646 Het diepste weten werd Jezus onthuld – Navolging van Jezus
BD.5647 “Wie door God wordt bemind”
BD.5648 Het aardse levenslot stemt overeen met de wil
BD.5650 Geestelijke wedergeboorte
BD.5653 Gebed in geest en in waarheid
BD.5654 Moeilijke dagen – Antichrist – Einde
BD.5655 Totale ontbinding van de aarde – Vergeestelijking
BD.5657 Waarom het evangelie alleen liefde leert – Dieper weten
BD.5663 Geestelijke storingen – Verzoekingen – Geduld
BD.5665 De wil op God gericht – Kracht in de laatste strijd – Kracht van God
BD.5666 De gelukzaligheid van het lichtrijk – Genot en verrukking
BD.5667 De juiste weg met Jezus als Leidsman
BD.5669 Het werkzaam zijn van de geest in alle geestelijke richtingen – Ware vertegenwoordigers
BD.5672 De wilsproef op aarde – Het navolgen van Jezus – Verbinding
BD.5675 Het aanroepen van lichtwezens – Eerst verbinding met de Vader
BD.5677 Vangnetten van satan
BD.5680 Terugtrekken in de stilte – De komende onrust
BD.5681 De liefde is het hoogste
BD.5686 Het ware gebed is de brug naar God – Jezus Christus
BD.5687 Teken van het einde: bekoelde liefde
BD.5689 God wil door de schepping herkend worden als Liefde
BD.5690 Rijp worden alleen door liefde
BD.5693 Oerwet: liefde
BD.5699 “U hebt toch een Vader” – De verhouding van het kind
BD.5700 Wat is waarheid? – Waar is ze te vinden?

– * –

BD.5601
13 februari 1953

Een goede Arts voor de zielen – Heilzame middelen

U mensen wordt waarlijk heil gebracht door de verkondiging van mijn woord. Uw zielen zijn ziek en ze moeten gezond worden en alleen een goede arts kan hun het juiste middel geven dat hun genezing brengt. Alleen een goede arts herkent uw ziekte en weet wat u mankeert. En alleen een goede arts zal u vrij kunnen maken van ziekte en leed, want een goede arts heeft de liefde in zich en hij wil niet dat de mens lijdt wanneer hij hem redding kan brengen. Maar uw zielen zijn ziek en hebben dringend hulp nodig. U leidt een leven dat de ziel schaadt en u zult eerst moeten inzien waarin het nadeel bestaat dat uw leven op aarde de ziel oplevert. U zult onderricht moeten worden, omdat u geheel onwetend bent. Als u nu mijn woord wordt verkondigd, spreekt de Arts van uw ziel zelf tot u en Hij geeft u de richtlijnen om de ziel naar de genezing te voeren.

Maar u zult er nu ook naar moeten luisteren. U zult moeten opvolgen wat Ik u aanraad. U zult aan uw ziel moeten denken die zich in de ellende bevindt zolang u niet doet wat Ik verlang, zolang u mijn woord niet opvolgt. Als Arts van uw zielen treed Ik u steeds tegemoet waar mijn woord wordt verkondigd. En u zult er waarlijk van overtuigd kunnen zijn dat Ik u niets verkeerds voorschrijf. U zult met zekerheid het herstel van uw ziel kunnen verwachten wanneer u aan mijn woord gehoorzaamt, want het heeft de geneeskracht in zich. Het bezorgt de ziel wat haar mankeert, het versterkt haar en brengt haar tot leven en ze ontwaakt in een nieuw leven, want de toestand ervoor was slechts een vegeteren zonder licht en kracht.

Laat u door de Arts van uw zielen raad geven en helpen, want alleen de liefde zet Mij ertoe aan u hulp te verlenen. En mijn woord moet u mijn liefde bewijzen, opdat u zich vol vertrouwen aan mijn voorzorg overlaat, opdat u Mij gehoorzaamt en zo een leven tegemoet gaat dat nooit meer eindigt, ook al is uw lichamelijk leven beëindigd. Zorg ervoor dat uw ziel niet ziek het geestelijke rijk binnengaat, want dan is de genezing aanzienlijk moeilijker. Want u zult alleen in de verkondiging van mijn woord het juiste geneesmiddel kunnen vinden dat voor u op aarde altijd binnen bereik is, terwijl er in het rijk hierna eerst veel liefdevolle hulp nodig is totdat u het als redding voor uw ziel herkent en u het dan zult moeten verlangen om het te kunnen ontvangen. Op aarde treedt de Arts van uw zielen u voortdurend tegemoet en Hij biedt u Zijn geneesmiddel aan. Ga daar niet aan voorbij, laat u gezond maken en sterken. Maak uw ziel krachtig met mijn woord en u zult gezond worden en bevrijd zijn van alle nood.

Amen

BD.5605
18 februari 1953

Het opwekken van doden door Gods woord

U moet het dode tot leven wekken. Uit de diepte zult u het levenloze omhoog halen en weer leven inblazen, u moet het met een kracht aanraken die het levend maakt. Deze kracht is mijn woord dat uit den hoge tot u komt, dat Ikzelf u doe toekomen opdat u het als tussenpersoon doorgeeft, opdat mijn kracht ook hen beroert van wie de geest nog dood is.

U bezit iets kostbaars, een gave die wonderwerking heeft. U bezit geestelijke kracht en kunt daarmee de doden tot leven wekken. Doch zoals u het van de eeuwige Liefde ontvangt, zo moet u mijn woord ook in liefde doorgeven. De wil tot helpen moet u aansporen, uit te delen wat ook u tot leven heeft gewekt, dan zult u steeds succes hebben en zegenrijk kunnen werken op aarde en ook in het geestelijke rijk.

Overal is grote duisternis en in deze duisternis vertoeven talloze geestelijk dode zielen. Leven echter betekent licht. Ontwaken ten leven kan echter alleen die ziel die wordt aangeraakt door een lichtstraal die de warmte van de liefde uitstraalt, en dus stimulerend werkt op de verstarde ziel. Een liefdelicht moet deze dode zielen beroeren, dan ontwaken zij zeker ten leven.

En deze liefde- en lichtstraal moet u hun brengen terwijl u hun mijn woord schenkt, dat hen bovenmate weldadig aandoet zodra het hun in liefde aangeboden wordt. Het is een geneeskrachtig levenswater dat u door mijn liefde en genade onafgebroken toevloeit. Uw zielen worden er gezond door en vinden het ware leven en u behoeft daarom de dood van de ziel niet meer te vrezen.

Maar de vele zielen die in hun graven liggen, die zich weliswaar volgens hun idee nog op aarde bevinden en toch geestelijk dood zijn en in een beklemmende duisternis – deze zielen omringen u en die moet u hulp bieden. U moet hen ophelpen uit de nacht van de dood tot het licht van het leven, want u heeft een doeltreffend middel. U heeft het enige middel dat hen helpen kan, mijn woord, de kracht- en lichtuitstraling van mijzelf die nooit zonder uitwerking blijft – als zij de zielen maar beroeren kan.

Zolang mijn woord niet verder doordringt dan alleen tot het oor van de mensen raakt het de ziel nog niet, want deze alleen is voor de werking van mijn woord ontvankelijk. Maar alleen de liefde opent de deur, zodat Ikzelf met mijn liefdekracht die ziel kan aanraken. En uw liefde opent voor Mij de deur als u uw best doet deze dode zielen hulp te bieden en u hun mijn woord in liefde verkondigt.

Bedenk welke macht u gegeven is: U kunt doden opwekken ten leven met mijn woord, en als alleen de liefde u er toe aanspoort mijn woord te verbreiden zal Ik uw pogingen zegenen. Draag licht in de duisternis waar die ook mag zijn. Neem al degenen aan die geestelijk dood zijn en gedenk zowel uw dode medemensen als ook de doden in het hiernamaals. Wil dat zij ten leven ontwaken en breng hun in liefde mijn woord, en de kracht van mijn woord zal wonderen verrichten. De zielen zullen ontwaken ten leven en het licht zien, en zij zullen het leven nimmermeer verliezen.

Amen

BD.5606
19 februari 1953

De activiteiten van de antichrist voor het einde

Door de invloed van de antichrist zal ook het einde bespoedigd worden, want nu stijgt de nood voor de mijnen ten top en maakt mijn komst noodzakelijk om aan deze nood een einde te maken. De antichrist heeft maar één doel voor ogen, Mij te onttronen en zichzelf op de troon te zetten. Hij wil de mensen het geloof ontnemen in een God en Schepper van eeuwigheid, om zelf des te hoger in aanzien te staan en geëerd en gevreesd te worden net als ’n god. Hij wil niet de liefde maar de onderworpenheid van de mensen bezitten, hij wil de algehele macht hebben en alleenheerser zijn.

Zolang de mensen nog gelovig zijn en een Macht boven zich erkennen voor wie zij zich eens moeten verantwoorden, zolang zullen zij hem die van hen verlangt dat zij tegen God ingaan niet ter wille zijn. Daarom zal de antichrist optreden tegen die Macht, doordat hij probeert het geloof in Mij met brutale middelen uit te roeien, met middelen die het voor de mijnen moeilijk zullen maken Mij trouw te blijven. Maar de kracht daartoe stroomt hen van Mij uit rijkelijk toe, want Ik zal Mij zo duidelijk aan hen openbaren dat zij steeds gesterkt worden in het geloof. Dat zij iedere onrechtvaardigheid aanvaarden in het besef dat Ik alleen geven kan en hun waarlijk vergeld wat hun aards is opgelegd.

De antichrist streeft ernaar de christelijke leer uit te roeien en een einde te maken aan iedere kennis over Jezus Christus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, hij verklaart Mij openlijk de oorlog en dat betekent zijn einde. Mijn tegenstander zal zich belichamen in een mens die hem in alles gehoorzamen zal, dat wil zeggen: hij zal diens ziel geheel en al in bezit nemen maar tevoren de mensen misleiden met allerlei voordelen die hem een overgrote toeloop verzekeren. Zijn spreken en handelen zal een masker zijn waaronder zich de slechtste gezindheid verbergt. Arrogantie, leugen en winstbejag zal hij meesterlijk verbergen, maar de liefdeloosheid zal hem spoedig ontmaskeren. Maar alleen voor de ogen der mijnen is dat duidelijk te zien, want voor zijn aanhangers laat hij het voorkomen alsof hij begrip heeft voor al het lijden dat hij echter niet probeert te verzachten, veeleer draagt hij er slechts toe bij dit lijden te vergroten.

De gelovige zal hem herkennen want hij heeft erg onder zijn heerschappij te lijden, maar wie hem ter wille is en openlijk met Mij breekt die wordt als vriend door hem behandeld en aards geëerd en geacht. Zodoende zullen spoedig twee partijen ontstaan, de meerderheid zal hem volgen en alleen een kleine kudde zal Mij in haar gezindheid en handelen trouw blijven. En dezen zullen voortdurend in gevaar zijn omdat mijn tegenstander de mensen aanzet hen op iedere manier schade te berokkenen, want de antichrist beloont zulk optreden tegen de mijnen om ook nog de laatste gelovigen die hem weerstand bieden tot afval te brengen.

Er zal voor de mijnen een tijd van bittere nood aanbreken. En toch zal ze draaglijk zijn omdat zij een buitengewone genadegave in ontvangst mogen nemen, want Ik laat mijzelf zien waar de mensen zwak dreigen te worden. Ik ken ieders wil en houding tegenover Mij en Ik laat waarlijk mijn tegenstander de overwinning over deze zielen niet behalen, bovendien is het einde nabij en omdat mijn gelovigen Mij in hun hart trouw zijn toegedaan kan Ik Mij nu ook buiten de wet om openbaren om hun kracht te schenken. En velen zullen Mij dan te zien krijgen en dan kan geen macht ter wereld hen meer van hun geloof in Mij afbrengen. En als Ik het van hen zou verlangen zouden zij ook het leven met vreugde voor Mij geven. Maar Ik beëindig het wrede spel van mijn tegenstander, en als hij gelooft gewonnen te hebben zal Ik komen in de wolken en oordelen het levende en het dode.

Amen

BD.5607
20 februari 1953

De wegneming

Slechts een kleine schaar zal Mij bij het einde van de aarde kunnen aanschouwen in alle heerlijkheid, want dezen zullen weggenomen worden voor de ogen van hun medemensen. De achterblijvenden zijn dan prijsgegeven aan de lichamelijke en wat veel erger is, aan de geestelijke dood. Zo gauw de mijnen de aarde verlaten hebben zal de vernietiging plaats vinden en alles wat in, op en boven de aarde leeft zal door de vlammende elementen verteerd worden, die uit de aarde uitbreken en geen scheppingswerk overslaan.

Maar de mijnen zullen door dit vernietigingswerk niet getroffen worden, want Ik zal hen voordien al wegnemen. De aanblik van hun plotselinge wegneming zal de mensen met ontzetting slaan, want de mijnen zullen voor hun ogen in de hoogte verdwijnen. Zien kunnen Mij echter alleen de mijnen als Ik kom in alle pracht en heerlijkheid, voor de anderen blijf Ik onzichtbaar omdat zij die in de handen van mijn tegenstander zijn gevallen nooit mijn heerlijkheid meer zouden kunnen aanschouwen. Maar voordat zij tot bezinning komen over de bovennatuurlijke verschijning der wegneming is hun einde reeds gekomen, want de aarde zal zich openen en allen verslinden die van Mij afgevallen zijn – en het ook blijven tot het einde.

De gebeurtenis van de wegneming is onbegrijpelijk voor de mensen van deze aarde, want er speelt zich iets af wat helemaal in strijd is met de wet. Iets onnatuurlijks, wat ongelooflijk lijkt voor hen die niet in Mij geloven en niet van mijn heilsplan van eeuwigheid willen weten. Toch zal het gebeuren zoals Ik het u heb aangekondigd: de nog lichamelijk levende mensen zal Ik verplaatsen naar een oord waar vrede is, en dat zal geschieden in één ogenblik. Zij zelf zullen deze gebeurtenis bewust beleven en vol lof en jubel voor Mij zijn. Zij hebben de test van getrouwheid doorstaan en ontvangen daarvoor nu het loon, en voor hun liefde en hun geloof in Mij zal Ik het paradijs voor hen openen.

Dan zal weer een nieuwe verlossingsperiode beginnen en de mijnen vormen de stam van het geslacht op de nieuwe aarde. Maar alleen het geloof kan dit bevatten, het verstand verweert zich hier tegen en zal twijfelen tot de dag van het einde gekomen is.

Amen

BD.5610
24 en 26 februari 1953

Het wezen van satan – Val en verlossing

De ontzaglijk verre verwijdering van hem die zich eens tegen Mij, de alles leven gevende Kracht, verhief, heeft ook de uitwerking van kracht enorm verkleind. En zo heeft het geestelijke dat eens vol leven en kracht was, zichzelf van de kracht beroofd en uiteindelijk zich tot de hardste substantie gevormd, omdat ook de geestelijke substantie verhardt als ze in deze eindeloos verre verwijdering van Mij niet meer wordt aangeraakt door de kracht van mijn liefde. Het gebeuren van de verharding van geestelijke substantie heeft hetzelfde te betekenen als het ontstaan van aardse materie, die door mijn wil tot vorm werd. De gehele schepping is in diepste grond zo’n verharde stubstantie, geestelijke kracht die eens van Mij is uitgegaan, die echter als iets hoogst volmaakt wezenlijks van Mij uitging. Dit wezenlijke werd in zijn volmaaktheid voortdurend doorstraald met de kracht van mijn liefde en daardoor, net als Ik, in staat onbeperkt te scheppen en te werken.

Ik ben de Oerbron van alle kracht en van deze krachtbron is al het bestaande afhankelijk. Er bestaat niets buiten Mij wat zelfstandig over kracht beschikt, en een loslaten van Mij en mijn kracht betekende dus ook totaal vergaan daar er van geen enkele andere zijde een toevoer van kracht mogelijk zou zijn. Maar een losmaken van Mij is ook onmogelijk, omdat mijn kracht eeuwig niet kan vergaan en ook eeuwig niet deelbaar is. Doch zich eindeloos ver van Mij verwijderen kan dat wat uit mijn kracht is voortgekomen, en verwijdering betekent dat de kracht aan uitwerking verliest dus dat wat zich heeft verwijderd als het ware onbeweeglijk blijft en zich verdicht tot vaste substantie, tot materie, wat dus verharde geestelijke substantie is, welke het vermogen werkzaam te zijn ontbreekt omdat ze uit het bereik van de krachtuitstraling van mijn liefde is gestapt.

Dit dus is het lot van het van Mij afgevallen geestelijke, dat op de verste afstand van Mij staat en toch eeuwig onvergankelijk is. Dit alles is in de diepste grond toch iets wezenlijks, dat eens in hoogste graad in staat was te denken, inzicht had en een vrije wil en toch door zijn val al deze bewijzen van goddelijkheid verloor. In ontelbare partikeltjes werd dit geestelijk wezenlijke door mijn wil opgelost om in een door Mij als succesvol ingezien genezigngsproces langzaam weer samen te komen wanneer een bepaalde rijpheids- of louteringsgraad bereikt is. Ik kluisterde dus het wezenlijke dat eens vrij geschapen werd door de wil van mijn eerst geschapen wezen met gebruikmaking van mijn kracht. Maar hoe verging het dit eerst geschapen wezen?

Dit wezen dwaalt sedert zijn val als krachtvonk overal heen en probeert met de hem overgebleven kracht al datgene aan te stralen wat mijn wil hem heeft afgenomen, maar niet om het tot leven te brengen, integendeel, om zijn kracht te vergroten opdat deze Mij zelf, dat wil zeggen mijn kracht zal overtreffen. Het door mijn wil gekluisterde reageert niet op dit aanstralen, juist omdat dit hem geen leven geeft. Zodra het echter weer tot wezen is geworden na een eindeloos lange gang door de schepping, wanneer al die afzonderlijke partikeltjes weer zijn samengekomen en zich nu als één geheel belichaamt in de menselijke vorm en daardoor het zelfbewustzijn weer terugkrijgt, reageert het ook weer op de pogingen van dat eerst geschapen wezen, de aan Mij vijandige geest. Het laat zich door de vonk zand in de ogen strooien, want deze vonk geeft geen licht. Integendeel, het is slechts een schijnlicht dat het oog verblindt om het zo helemaal te verduisteren, zoals ook zijn kracht ineffectief werd door de afval, door de eindeloos verre verwijdering van Mij. Zijn wezenlijke zijn is echter gebleven, het heeft het zelfbewustzijn niet verloren en daarom kan het nog inwerken op het eveneens zelfbewuste, dus de mens helemaal met zijn wezenheid vervullen zonder echter daardoor aan maar een mens gebonden te zijn.

Hij kan dus overal zijn invloed uitoefenen waar mensen zijn die zich door middel van hun wil naar hem keren door hun gezindheid en dus zijn kracht door aaneensluiting met hem vergroten. Hij gebruikt zijn hem overgebleven kracht alleen nog om werkzaam te zijn tegen Mij, hij tracht ze voortdurend te vergroten met behulp van de mensen die zich aan hem overgeven. Dus is deze vijandige geest wel heel openlijk aan het werk, hij kan ook heel duidelijk een mens geheel beheersen, maar slechts zolang deze de wilsproef op aarde moet afleggen.

Heeft hij nu zijn doel bereikt dat hij de mensen voor zich heeft gewonnen, dan heeft hij echter weer alleen de verharding van geestelijke substantie bevorderd en zich van zijn kracht ontdaan, zodat hij zelf als het ware geheel levenloos is, zodra hij zich niet meer aan mensen kan vastklampen die hem levenskracht schenken. En dit is het geval wanneer er een verlossingsperiode ten einde loopt, wanneer hij het grootste deel der mensen in de diepte heeft getrokken, en die andere Mij geheel en al zijn toegedaan. Dan is hij zelf van zijn kracht beroofd, dan is hij ook in een gekluisterde toestand. Hij ligt zolang in ketens, tot hij weer bij mensen dezelfde pogingen kan ondernemen, tot de mensen zelf weer in de toestand zijn dat ze zijn kracht versterken, tot ze hem als het ware zelf de ketenen losmaken door hun verkeerde wil die weer gericht is op de materie, die de wil van mijn tegenstander weer volgt en zo dus zijn machtspositie weer verbetert, wat in elke verlossingsperiode steeds duidelijker wordt hoe dichter het naar het einde toeloopt. Daarom zal elke verlossingsperiode met vredevolle harmonie, met een waar paradijs op aarde beginnen en eindigen met satanische werkzaamheid, zolang tot mijn tegenstander ook het laatste wezenlijke ontrukt is, tot hij zelf zo krachteloos is dat hij naar kracht uit Mij verlangt, tot hij zelf naar Mij zal terugkeren in zijn vaderhuis dat hij eens vrijwillig heeft verlaten.

Amen

BD.5612
28 februari 1953

Het eerst geschapen wezen – Drager van het licht – Afval van God

Uw menselijk verstand kan alleen tot een bepaalde graad deze diepe waarheid begrijpen, want het zuiver geestelijke kan alleen maar geestelijk verklaard worden. Deze verklaring wordt door de geest in u aangenomen en ook wel door de ziel tot het verstand geleid, maar uw verstand is aards nog te zeer belast en kan bijgevolg niet zo diep in de geestelijke kennis binnendringen dat hem alles duidelijk is. Desondanks werkt mijn geest door de geestvonk in u, en wie in de liefde leeft, begrijpt ook de bedoeling van wat Ik hem openbaar.

Mijn wil om vorm te geven was overgroot en mijn kracht was onuitputtelijk, en Ik vond mijn vreugde in het verwerkelijken van mijn gedachten en plannen. En deze gelukzaligheid wilde zich weggeven en mijn liefde wilde zich uitstorten. Ik wilde dat buiten Mij nog een wezen zich verheugen zou over wat Mij zo onuitsprekelijk gelukkig maakte. Ik voelde mijn alleen zijn als een tekort dat Ik te allen tijde kon opheffen als Ik dat wilde. En Ik wilde Mij zelf terugvinden in een wezen dat met Mij ten nauwste verbonden zou zijn en dat Ik als een spiegelbeeld van Mij zelf, als mijn evenbeeld wilde vormen om dit wezen onbegrensde gelukzaligheden te bereiden en zo ook mijn zaligheid weer te verhogen. Ik wilde zo’n wezen scheppen en deze wil was voldoende, want mijn wil was kracht en werkte steeds in liefde en wijsheid.

Het uit Mij voortgekomen wezen was weliswaar mijn evenbeeld maar kon Mij niet zien, want als dit mogelijk geweest was, zou het vergaan zijn van zaligheid, omdat geen wezen mijn aanblik zou kunnen verdragen. Want ieder wezen, ook het volmaaktste beeld van Mij zelf, is alleen maar voortgebracht door de kracht van mijn liefde, terwijl Ik de kracht van de liefde zelf ben en in onvergelijkelijke sterkte alles in glans overtref. Daarom was Ik voor het door Mij geschapen wezen ook niet te aanschouwen, maar Ik had voor Mij in dat wezen een opnamevat geschapen waarin de kracht van mijn liefde onafgebroken kon binnenstromen. Een wezen dat dus ook mijn wil tot vormen, mijn macht, mijn wijsheid en mijn liefde in overmaat van Mij ontving door het gestadige binnenstromen van de kracht uit Mij. Het kon dus nu dezelfde zaligheid ondervinden, het kon zijn kracht weggeven naar zijn wil, het kon scheppend werkzaam zijn tot zijn eigen vreugde en zijn zaligheid gestadig verhogen omdat mijn kracht dat wezen daartoe in staat stelde. En Ik genoot van zijn geluk.

En nu kwamen uit dat wezen talloze gelijke wezens voort. Zij waren allen kinderen van mijn liefde en stonden in stralend licht en hoogste volmaaktheid. Want vanuit het door Mij geschapen evenbeeld van Mij zelf en door mijn oneindige liefde kon altijd alleen maar het volmaakte voortkomen, omdat ons beider wil gelijk was en ons beider liefde in deze geschapen wezens voorkwam en er bijgevolg ook niets onvolmaakts bestond zolang mijn liefde en mijn wil aan het werk waren door dat eerst geschapen wezen. Het was een vreugdevolle geestenwereld van oergeschapen geesten in grote getale. De kracht uit Mij stroomde onbeperkt naar het wezen dat Ik Mij had uitverkoren om drager te zijn van licht en kracht.

Het wezen zelf was meer dan gelukkig, maar Ik wilde ook deze gelukzaligheid nog verhogen. Ik wilde dat het niet aan mijn wil gebonden was, maar dat het uit eigen wil werkzaam zou zijn, die, als dat wezen volmaakt zou blijven, ook mijn wil was. Want dat wezen was, toen het door Mij geschapen was, tot geen ander willen in staat. Ik wilde echter dat het vrij als heer en meester kon handelen daar dit pas het kenmerk is van een goddelijk wezen, en dat de liefde in hem zo machtig is dat zij beslissend is voor een met Mij gelijkgerichte wil. Deze liefde wilde Ik van mijn eerst geschapen wezen ontvangen, die het wezen dan ook tegelijkertijd de hoogste volmaaktheid zou brengen. Daardoor zou het niet meer als een geschapen wezen naar mijn wil werken, maar als uit liefde in mijn wil binnengegaan, onbegrensde zaligheden genieten.

Om echter deze wils- en liefdesproef af te kunnen leggen moest het zich in volledige vrijheid van wil bewegen. Het wezen zag Mij niet maar kende Mij, want het stond in het “licht der waarheid”. Het zag echter ook de talloze wezens die zijn wil had laten ontstaan en voelde zich zelf als hun verwekker, ofschoon het wist dat het de kracht van Mij ontvangen had.

Maar dit wezen benijdde Mij om die kracht. Als zelf zichtbaar voor de door hem geschapen wezens was het zich toch bewust van Mij te zijn uitgegaan. Maar het eiste het recht tot heersen over deze wezens voor zichzelf op door zich zelf aan hen te presenteren als krachtbron, als de enige macht die scheppen kon. Het zegde als het ware de liefde voor Mij op om te kunnen heersen. Het is voor u mensen onbegrijpelijk dat een zichzelf kennend wezen in zo’n verkeerd denken verdwalen kon. De verklaring hiervoor is de vrije wil, die, om werkzaam te kunnen worden, ook negatief moest kunnen kiezen, echter niet kiezen moest. De licht- en krachtdrager zag enerzijds de bewijzen van de hem doorstroomde kracht, doch de krachtbron zelf zag hij niet.

Zo verhief hij zichzelf tot heerser over zijn geschapen geesten en probeerde ook hun het idee te geven dat Ik niet bestond. Hij probeerde nu zijn van Mij afgekeerde wil op hen over te dragen.

En nu kwam ook voor de door de lichtdrager met behulp van mijn kracht geschapen wezens het moment van beslissing: het aantonen van hun volmaaktheid. Mijn kracht was in al die wezens aanwezig, zij waren vol van licht en straalden van liefde tot Mij die zij weliswaar niet konden zien, maar toch herkenden. Maar zij waren ook hun verwekker in liefde toegedaan omdat de hen verwekkende kracht liefde was die door het eerst geschapen wezen stroomde en het tot scheppen in staat had gesteld. Deze liefde moest nu beslissen en viel uiteen.

Er ontstond een heilloze verwarring onder het geestelijke dat zich gedwongen voelde een beslissing te nemen. Maar omdat de kracht van mijn liefde als licht werkt, was het ook weer begrijpelijk dat de drang tot de Oerbron van die kracht bij vele wezens sterker was, dat de liefde tot hem die zich van Mij afscheidde sterk afnam en zich daarom met grote kracht op Mij richtte. Want het licht in hen gaf het inzicht dat Ik de Liefde was van eeuwigheid. Ieder wezen had wel dat besef, maar ook de vrije wil die niet door dit inzicht gebonden was, anders zou hij onvrij geweest zijn. En de geestelijke wereld splitste zich. Het wezen dat uit Mij voortkwam had zijn aanhang, evenals Ik zelf, ofschoon Ik niet zichtbaar was. De kracht uit Mij werkte echter zo sterk, dat vele wezens zich afwendden van hem die zich tegen Mij wilde verzetten. Hun wil bleef op het juiste gericht terwijl de lichtdrager en zijn aanhang hun wil de verkeerde richting gaven, zich aldus met hun wil van Mij los maakten en dit betekende de val in de diepte.

Zodoende werd de lichtdrager – het uit Mij voortgekomen wezen – mijn tegenstander, terwijl dat wat uit hem voortgekomen was, geschapen door ons beider wil om lief te hebben, zich deels naar Mij en deels naar hem toekeerde, al naar gelang de gloed van liefde waarvan het vervuld was. Want op het moment dat de lichtdrager zich van Mij afwendde, ontstond er in de wezens een onbestemd verlangen naar een vaste pool. De vrije wil begon zich te ontwikkelen. Ze werden noch door Mij, noch door mijn tegenstander dwangmatig beïnvloed, maar alleen bestraald door ons beider kracht die ieder wezen voor zich wilde winnen.

De stroom van mijn kracht was alleen liefde en raakte deze wezens zodanig dat zij Mij herkenden zonder Mij te zien. Zij konden echter ook de verandering van de wil van mijn eerst geschapen wezen herkennen. Maar daar zij dit wezen konden zien volgden velen hem na, wat zeggen wil, zij onderwierpen zich aan zijn wil en keerden Mij zodoende de rug toe.

Doch evenzo voelden ook vele oergeschapen wezens zich als mijn kinderen, en dezen bleven Mij trouw uit vrije wil, alleen was hun aantal veel geringer. Dit waren de eerst geschapen wezens, de meest zalige uitingen van de wil van mijn lichtdrager om vorm te geven en die de hem onmetelijk toestromende kracht van mijn liefde liet ontstaan. En deze kracht van liefde was ook deze wezens eigen en dreef hen onophoudelijk tot Mij. Want zij beseften dat de tegenwoordige wil van hun verwekker verkeerd was en zij keerden zich daarom van hem af. Dit inzicht zou ook voor de andere wezens mogelijk geweest zijn, maar zij volgden blindelings degene die zij konden aanschouwen. En hun wil werd gerespecteerd en op geen enkele manier door Mij beïnvloed, want de wilsbeslissing moest plaatsvinden om het geschapene tot zelfstandige volmaaktheid te voeren.

Het wezen dat Mij verliet trok zijn grote aanhang met zich mee in de diepte. Want zich van Mij te verwijderen betekent aan te sturen op de diepte, een totaal tegenovergestelde toestand tegemoet te gaan, wat dus betekent duisternis, krachteloosheid en gemis aan inzicht. Daarentegen verbleven mijn kinderen in het stralendste licht en in onmetelijke kracht en zaligheid.

Na deze val van Lucifer, de lichtdrager, was zijn kracht gebroken. Hij kon niet langer scheppend en vormend bezig zijn, hoewel Ik hem niet alle kracht ontnam omdat hij mijn schepsel was. Zijn macht en kracht was zijn aanhang, waarover hij nu heerst als “vorst der duisternis”. Maar toch zijn zij die hem volgden ook producten van mijn liefde die Ik niet voor eeuwig aan mijn tegenstander overlaat. Zolang deze wezens nog zijn wil in zich dragen behoren zij hem toe. Doch zodra het Mij gelukt is hun wil op Mij te richten, heeft hij hen verloren. Zijn kracht neemt dus in gelijke mate af als Ik het van hem afhankelijke verlos uit zijn macht, wat echter steeds de vrije wil van de geschapen wezens vooropstelt.

En dit is het doel van mijn heilsplan van eeuwigheid dat door alle bewoners van het lichtrijk, door mijn engelen en aartsengelen, vol ijver en vol liefde ondersteund wordt. Want zij zijn allen mijn medewerkers die moeite doen om hun gevallen broeders en zusters de zaligheid terug te geven die zij eens verspeelden. En dit bevrijdingswerk zal slagen, ofschoon het eeuwig lange tijden vereist tot het laatste, eens gevallene tot Mij terugkeert. Tot ook mijn uit mijn liefde voortgekomen eerste wezen Mij weer nader komt in het verlangen naar mijn liefde, tot ook dit berouwvol terugkeert in het vaderhuis dat hij eens vrijwillig heeft verlaten.

Amen

BD.5616
8 maart 1953

Troostrijke woorden van de Vader

Ik ben u waarlijk zeer nabij, ook wanneer u zich door Mij verlaten voelt, want Ik vergeet u niet. Alleen houd Ik Me vaak verborgen om u aan te sporen naar Mij te roepen. Want u zult Mij niet moeten vergeten. De verbinding in gedachten van u met Mij heeft de uitwerking van een waar wonder op uw ziel en dit wil Ik de ziel doen toekomen. En daarom zult u niet lauw mogen worden in uw verlangen naar Mij.

U zult zich steeds weer door middel van gedachten op Mij moeten richten, omdat u zich dan opent en mijn krachtstroom tot u leidt, die naar allen gaat die zich met Mij verbinden. Daarom overkomen u ook ogenblikken waarin u bedrukt bent, waarin de nood u angstig maakt en u hulp zoekt bij Mij. En u zult geen vergeefs verzoek doen. Want als u Mij roept, hoor Ik u en geef Ik u wat u verlangt: mijn aanwezigheid die steeds hulp voor u betekent.

Elke angst en zorg is waarlijk onnodig zolang u contact met Mij mag zoeken in gedachten of door werken van liefde. Ik ben niet ver van u vandaan. En zou Ik het wel zijn, dan is uw roep om mijn nabijheid waarlijk het beste middel om u van mijn aanwezigheid te verzekeren. Want elk verlangen van het hart vervul Ik, omdat toch een gelovig hart Mij roept en Ik dit nooit teleur zal stellen. Elke gedachte van u trekt Mij tot u, zodra die zich bevestigend naar Mij uit.

Daarom zou er geen nood hoeven te zijn op aarde. U zou elke zorg kunnen bezweren, zodra u maar Mij zou aanroepen en Mij al uw noden en zorgen zou voorleggen. Want Ik kan en wil u helpen wanneer u Mij vertrouwt. En uw vertrouwen komt tot uitdrukking in de verbinding met Mij door middel van gedachten, in de hoop die u op Mij vestigt als op uw Vader die Zijn kinderen liefheeft en ze dus ook niet in nood zal laten. Vergeet Mij niet. Blijf in gedachten steeds met Mij verbonden en dan zal Ik altijd bij u aanwezig zijn. En waar Ik ben kan geen nood zijn. Waar Ik ben is steeds de Helper die alle nood kan uitbannen.

Amen

BD.5617
9 maart 1953

Vaderhuis en gelukzaligheid

U moet uw intrek nemen in mijn vaderhuis. U zult daar verblijven in eeuwigheid, waar Ik u eerst had geplaatst om in alle gelukzaligheid werkzaam te zijn. Maar dan zult u uw God en Vader van eeuwigheid kunnen zien in Jezus Christus. Ik zelf zal onder u zijn en uw gelukzaligheid zal onmetelijk zijn en blijven, want in eeuwigheid komt er aan de heerlijkheid in mijn rijk geen einde. Wat u mensen op aarde zult kunnen bereiken, is zo onbegrijpelijk en overweldigend, dat u niets anders meer op aarde zou nastreven, als u zich deze heerlijkheid voor zou kunnen stellen.

Maar u zult, zonder daarvan op de hoogte te zijn, moeten streven naar mijn rijk. U zult in vrije wil in uw vaderhuis moeten terugkeren, omdat dan pas uw lotsbestemming de gelukzaligheid is, welke als voorwaarde heeft, dat het wezen in vrije wil de volmaaktheid heeft bereikt. Ooit is deze gelukzaligheid voor u weggelegd, doch aan uzelf is het overgelaten, hoe lang u uw terugkeer in het vaderhuis nog wilt uitstellen. Uzelf bepaalt de tijd, en die kan al bij uw lichamelijke dood ten einde zijn en u de volmaaktheid op deze aarde hebben opgeleverd. Ik wacht op allen en Ik houd voor ieder van u de woning bereid.

Laat u zich door deze woorden van Mij aangesproken voelen. Laat u aansporen er ernstig naar te streven naar Mij te komen in mijn rijk. Stelt u zich het heerlijkste lot voor en toch zult u niet bij benadering het juiste beeld hebben van datgene wat Ik heb bereid voor de mijnen, voor de mensen die Mij liefhebben met heel hun hart en heel hun ziel.

En dit alles zult u kunnen bereiken als u mijn geboden maar onderhoudt: Mij en de naaste te beminnen.

U zult u alleen door onbaatzuchtige naastenliefde zo moeten vormen, dat het geestelijke rijk met zijn licht u kan opnemen zonder dat u vergaat. Dan zult u uw vaderhuis kunnen betrekken. Dan kom Ik zelf u tegemoet en leid u naar alle heerlijkheden toe. En u zult in mijn nabijheid, met mijn liefde doorstroomd, onbeschrijfelijk gelukzalig zijn en blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.5621
11 maart 1953

Geloofsstrijd – Antichrist – ’t Belijden voor de wereld

U zal een sterke beproeving opgelegd worden in de laatste tijd voor het einde, en wat u niet voor mogelijk houdt zal gebeuren. Want ieder geloof wordt bestreden en als gevolg daarvan zullen de mensen voor elkaar hun geloof verloochenen, zodat niemand meer zijn gezindheid laat zien en ieder de vijand is van de ander. Maar dan vraag Ik van u als mijn aanhangers op aarde een openlijk belijden, want dan is de tijd gekomen waarvan geschreven staat: “Wie Mij belijden zal voor de wereld die zal Ik belijden voor mijn Vader”. Want deze belijdenis kan nog voor velen een bemoediging zijn, zodat zij zich niet verbergen en ook geen aardse vijanden vrezen.

Het zal een zware tijd zijn, en toch behoeft u ze niet te vrezen zolang u zich in gedachten met Mij verbindt want dan ben Ik zelf bij u en leid uw schreden, uw woorden en gedachten. Vrees hen niet die wel uw lichaam maar niet uw ziel kunnen doden. Zodra het om uw geloof gaat weet u ook dat de tijd gekomen is die Ik verkondigd heb, en dat het laatste einde niet ver meer af is.

De voorafgaande geloofsstrijd is de laatste fase op deze aarde, en zo zeker als die ontbranden zal zo zeker komt ook het einde waarnaar u, mijn dienaren en getrouwen, alleen maar hevig verlangen kunt omdat zij u verlossing brengt uit alle nood. Maar de tijd voordien moet er zijn om de mensen nog de gelegenheid te geven voor een beslissing. Pas dan zal blijken wie tot Mij en wie tot mijn tegenstander behoort, wie de wereld meer liefheeft dan Mij en zich daarom aan hem heeft overgegeven. Want deze zal Mij verloochenen. En het schandelijke optreden tegen de mijnen legt getuigenis af van de activiteit van mijn tegenstander, die zich in de antichrist zal belichamen en brutaal optreedt tegen mijn aanhangers, dus ook tegen Mij zelf.

Maar uw kracht en uw moed Mij te belijden en uw wil tot liefhebben zal toenemen, en Ik zal u bijstaan op zulk een in ’t oog lopende wijze dat u Mij herkent en dan ook steeds luider mijn naam belijdt voor de wereld.

En ter wille van mijn uitverkorenen worden de dagen verkort, zeer snel zal het einde komen, en Ik zelf kom dan de mijnen te hulp en zal ze wegnemen, opdat zij van het vernietigingswerk op deze aarde verschoond blijven en vrede vinden na deze zware tijd van beproeving. Maar al de anderen worden door ’t laatste oordeel getroffen, want alles wordt vervuld zoals het verkondigd is in woord en geschrift.

Amen

BD.5624
13 maart 1953

Gelukzalig lot en werkzaamheid in het geestelijke rijk

Een waarlijk gelukzalig lot wacht u, als u met geestelijke goederen rijk gezegend het rijk hierna binnengaat. U zult dan direct met taken kunnen beginnen die u zelf gelukkig maken. U zult een overvloed aan kracht ervaren en deze verder willen leiden, omdat u ook weet dat er wezens zijn die geheel krachteloos zijn en die u zult kunnen helpen. En uw wil zal zich op deze ongelukkige wezens richten. En nu begint uw eigenlijke werkzaamheid: gekluisterde, ongelukkige zielen te verlossen, doordat u hun het geestelijke goed dat u zelf bezit ter beschikking stelt, doordat u werkt met de schatten die u op aarde door een leven in liefde heeft verworven.

U bezit kracht in overvloed en u ziet de kwelling van de krachteloze zielen. Want u zijn de ogen geopend voor het lot van diegenen die in duisternis verkeren. U zult ze kunnen zien in hun ongelukkige toestand. U zult zich bij hen kunnen aansluiten, maar zonder door hen herkend te worden als behorend bij een andere sfeer. Uw wil om te helpen wordt alles overheersend in u. Met volharding en liefde probeert u deze zielen aan te sporen aan zichzelf te werken en de kracht daarvoor te verwerven door de liefde. Al de wil van een dergelijke ziel om de eveneens lijdende zielen bij te staan, zal hem kracht opleveren. En deze wil aan te sporen zal uw onophoudelijk streven zijn, omdat u hen anders niet zult kunnen helpen, wanneer hun wil zich daartegen verzet. Maar er stroomt u steeds nieuwe kracht toe en u laat zich daarom niet afhouden van uw verlossende arbeid.

U allen hebt nauwe banden met zielen die u zult kunnen bijstaan. En het maakt u gelukkig dat u zult kunnen uitdelen en daardoor steeds nieuwe kracht ontvangt. Dat u steeds door helder licht wordt omstraald en dat u het licht verder zult mogen doorgeven, waarheen uw liefde u aanspoort om hulp te bieden. Het eigenlijke werkzaam zijn is u mensen niet uit te leggen. Maar er is geen ziel passief, die in het licht staat en dus geestelijke rijkdom kan laten zien.

De aaneensluiting met wezens met dezelfde graad van licht vergroot hun kracht om te helpen. En gezamenlijk wijden ze zich nu aan hun verlossingswerk om ook moeilijke reddingen te verrichten, waarvoor de kracht van een enkele ziel nog niet toereikend is. Wat ze op aarde heeft verworven aan geestelijke goederen, neemt in het geestelijke rijk steeds meer toe. Want ze deelt ervan uit en ontvangt steeds meer, hoe meer ze geeft. Een omvangrijk weten vervult haar en weten is licht. Daarom vreest ze ook de duisternis niet, omdat ze steeds licht kan uitstralen wanneer ze dat wil.

Maar voor de zielen der duisternis blijft de volheid van hun licht verborgen, tot ze zelf naar licht verlangen. Maar de lichtziel ziet alles. Voor haar is de duisternis geen gevaar en geen verschrikking. Alleen een medelijdende liefde vervult haar, wanneer ze de krachteloze zielen ziet die zichzelf niet uit hun ongelukkige toestand kunnen bevrijden. En waar liefde is, is ook redding.

Daarom wordt het licht onophoudelijk de duisternis binnengebracht en worden de zielen zolang bewerkt met liefde en geduld, tot ze zich proberen te veranderen, tot ze zelf willen dat ook zij licht ontvangen. Dan is het reddingswerk gelukt, want nu kan de ziel dat worden gebracht wat haar ontbreekt. De lichtziel kan uitdelen en ze zal des te gelukkiger zijn, hoe gewilliger haar hulp wordt aangenomen. Want ze leidt de zielen naar God, die voor Hem al zo lang verloren zijn als ze in de duisternis smachten.

Amen

BD.5627
15 maart 1953

Strijd met het zwaard van de mond – Waarheid

Bind de strijd aan met alles wat geestelijk tegen u gericht is, strijd met het zwaard van de mond, want het is een heilige strijd: u bent strijders voor Mij en mijn rijk. En wat geestelijk in tegenspraak is met u, is tegen Mij gericht, zolang u Mij en mijn woord verdedigt voor de wereld.

Mijn zuivere evangelie moest de mensen verkondigd worden, daarom zond Ik mijn discipelen in de wereld opdat ze alle volkeren zouden onderrichten. Alleen door het zuivere evangelie, alleen door de waarheid konden ze het rijk Gods verwerven, want de waarheid verkondigt Mij en wijst de weg naar Mij. Zodra de waarheid wordt misvormd, is ook de weg naar Mij oneffen, Ik zelf ben niet meer goed te herkennen en het doel van de mens wordt onduidelijk en wordt daarom niet meer nagestreefd.

Als nu de mensen weer de weg naar het eeuwige leven getoond moet worden, dan moet eerst de waarheid zich weer baan breken, Ik zelf moet helder en duidelijk kunnen worden herkend, pas dan streven de mensen weer naar het juiste doel, ze kunnen in contact komen met Mij en zalig worden en eeuwig leven. Ik zelf ben de Weg, de Waarheid en het Leven!

U nu, die Ik Mij als mijn discipelen van de eindtijd heb uitgekozen en opgeleid, u kent de waarheid, u hebt ze van Mij zelf vernomen en u weet ook wat voor ’n gevaar de dwaling en de leugen is en in welke geestelijke nood de mensen zich bevinden die niet onderricht worden in de waarheid. Daarom is de dwaling en de leugen een sterke vijand van Mij en ook van u die in de waarheid wandelt. En tegen deze vijand moet u ten strijde trekken.

Deze opdracht geef Ik u steeds weer, dat u moet strijden voor Mij en mijn leer, dat u zult moeten strijden met het zwaard van uw mond. Weliswaar zult u veel vijanden vinden die zich overtuigd voor hun valse leren inzetten, maar u zult tegenover hun dwaalleren de zuivere waarheid kunnen stellen en u zult ze altijd kunnen verslaan, wanneer ze geen openlijke aanhangers zijn van de vorst der duisternis in zoverre, dat ze helemaal niet het licht en de waarheid willen, dat ze niet voor het door hen ingeziene ware strijden, veeleer voor zichzelf en hun macht.

Uw zwaard zal waarlijk scherp geslepen zijn, want u zult al het valse kunnen weerleggen, de woorden zullen u in de mond worden gelegd, mijn geest zal u leiden, dus Ik zelf sta u terzijde als Legeraanvoerder en de waarheid zal ook zegevieren, maar kan ook veel slachtoffers kosten aan de kant van de vijanden, die liever ten onder gaan dan hun dwaling op te geven, om hun macht niet in te boeten.

Dezen is het ook niet om de zuivere waarheid te doen, integendeel trachten ze eerder, als vertegenwoordigers van mijn tegenstander, het licht te verduisteren dat hun wordt voorgehouden. En daarom zullen zij de slachtoffers zijn van de strijd, maar die moet worden uitgevochten aan het einde van deze tijd, want de vorst der duisternis zal tenslotte tegen Mij ten strijde trekken, hij zal trachten Mij te onttronen met leugens en laster en dan moet u hem tegemoet treden; Ik wil spreken door u tot diegenen die door mijn tegenstander worden beheerst, en Ik wil ook hun nog de weg tonen die naar het doel voert, naar het eeuwige leven, maar die alleen door de waarheid kan worden opgegaan.

Amen

BD.5629
18 maart 1953

Je terugtrekken in de stilte – Tijd van nood

Blijf herhaaldelijk stilstaan bij geestelijke gedachten. Trek u terug in de stilte. Houd tweespraak met uw Vader van eeuwigheid en breng zo de verbinding tot stand met de geestelijke wereld, zodat haar stralingen u kunnen raken, zodat u dus een geopend hart hebt, dat er in u geen weerstand is tegen de stroom van genade van boven. De kracht van Gods liefde kan bij u niet werkzaam worden, zolang u zich afsluit. Dus moet uw wil bereid zijn kracht uit God in ontvangst te nemen. Dit bewuste zich openen zult u zeer vaak moeten oefenen. En u zult met diepe vreugde een geestelijke versterking bemerken.

U zult niet meer het gevoel hebben alleen te zijn. U brengt dan een relatie met de geestelijke wereld tot stand, die u een stellige zekerheid geeft tegenover de aardse wereld. Laat niet deze de heerschappij over u verkrijgen, maar stel steeds de geestelijke wereld voorop. Dat wil zeggen laat God zelf steeds bij u aanwezig zijn door een bewust verlangen naar Hem. Slechts zo zal uw ziel rijp kunnen worden, want dan doet u alles bewust. U tracht in alles volgens de goddelijke wil te leven. U hebt al uw zinnen op het geestelijke gericht.

In de komende tijd zult u deze instelling hard nodig hebben, want de wereld zal het u erg lastig maken. U zult veel kracht nodig hebben en u zult deze steeds alleen maar kunnen ontvangen door levend contact met God, met de wereld die u ondersteunt in het streven opwaarts te gaan. En het zal steeds moeilijker worden om uw zinnen alleen op het geestelijke te richten. Oefen daarom tevoren ijverig. Leef geen dag zuiver werelds. Trek u steeds weer terug in de stilte. Gebruik elke gelegenheid om uw gedachten omhoog te zenden.

En al laat u ook alleen maar een korte roep uit uw hart opstijgen, hij zal gehoor vinden en de wezens van het licht zullen u niet alleen laten als u om ondersteuning vraagt. Worstel daarom om u te verzekeren van Gods aanwezigheid. Blijf in de liefde en vertrouw op Hem, dat Hij recht maakt wat krom is, dat Hij geneest die ziek zijn. En geloof dat Hij sterker is dan alles wat u vreest, wat u bedreigt. Vertrouw op Hem en geef u aan Hem als Zijn eigendom. En Hij zal u waarlijk niet verlaten. Begin en eindig elke dag met Hem en Hij zal uw voortdurende begeleider zijn. Hij zal u leiden uit alle nood.

Amen

BD.5630
19 maart 1953

Geestelijke omkeer – Verandering van de aarde

U moet geen valse hoop koesteren en een omkeer ten goede op deze aarde verwachten, die daarin bestaat dat de geestelijke gesteldheid van de mensen zou kunnen verbeteren, en er weer een leven in geloof en liefde op aarde te zien zou zijn.

Deze aarde zal zo’n geestelijke verandering der mensen niet meer beleven, maar een geestelijke omwenteling is ophanden. Zodoende zal de aarde dus veranderd worden. Zij zal eerst een omvorming ondergaan, en het mensengeslacht dat deze nieuwe aarde dan bewonen zal, staat op een hoog geestelijk niveau.

Wie echter gelooft en hoopt dat de mensen zichzelf op aarde nog veranderen zodat een andere tijd zal aanbreken, die vergist zich geweldig. En hem is ook nog weinig bekend van het heilsplan van God, die met een verandering van de oude aarde nog een ander doel voor ogen heeft, dan alleen een geestelijk zuiver en hoogstaand mensengeslacht. Want ook de opwaartse ontwikkeling van de nog in de vorm gekluisterde geestelijke substanties moet bevorderd worden. En zodoende moet een nieuwe verlossings- of ontwikkelingsperiode beginnen, die eerst een verandering van de uiterlijke vorm der aarde nodig maakt.

Wel zou een vergeestelijking der mensen op aarde ook beantwoorden aan dit goddelijke heilsplan en nuttig zijn, ook voor de nog in de scheppingswerken gekluisterde geestelijke substanties. Maar bij het lage geestelijke peil der mensen in deze tegenwoordige tijd is een verandering niet meer te verwachten. Zij worden beheerst door de wereld, en aan hun geestelijke ontwikkeling denken zij niet meer. Hun streven is daarom steeds meer op de diepte gericht en zij veroorzaken zo zelf het einde, namelijk het oplossen van de scheppingen, het vrij worden van al het in de scheppingen gekluisterde, en hun eigen hernieuwde kluistering in de materie van de scheppingen der nieuwe aarde.

Dus is een leer die een geestelijke verandering ten goede op deze aarde vertegenwoordigt verkeerd, hoewel een geestelijke ommekeer op handen is. De mensen willen echter niet geloven in een vergaan of in een einde van deze aarde. Die gedachte is voor hen totaal onbegrijpelijk, en daarom veronderstellen zij dat zij nog een verandering ten goede kunnen verwachten, terwijl zij anderzijds van een komende omwenteling overtuigd zijn. Dat echter de mensen het geloof ontbreekt aan een dichtbij staand einde van deze aarde heeft een nadelige invloed, want met zo’n geloof zouden zij de tijd beter benutten. Zij zouden bewust leven, dat wil zeggen: de goddelijke wil trachten te vervullen in de erkenning, dat alleen als zij zichzelf veranderen, zij zich vrijwaren voor het lot van de hernieuwde kluistering in de nieuwe scheppingen. Die kennis en dat geloof ontbreekt de mensen en kan hun maar zelden met overtuiging overgebracht worden. Aanwijzingen worden hun genoeg gegeven, maar het is aan hun vrije wil overgelaten of zij zich daardoor laten beïnvloeden.

Zij vermoeden en voelen wel dat zij voor grote gebeurtenissen staan, maar zij willen niet geloven dat die zo ingrijpend zijn dat een aardse periode ten einde loopt, en een nieuwe begint. Wat zij echter wel geloven konden, als de mensen de liefde zouden beoefenen. Als zij hun noodlijdende medemensen liefde zouden schenken, waardoor zij zelf het licht zouden ontvangen. Dan zouden zij ook beseffen in welk uur zij leven, en niets zou voor hen meer twijfelachtig zijn wat hun over het einde verkondigd wordt.

Amen

BD.5640
30 maart 1953

Brug naar het geestelijke rijk – Jezus

De brug naar het geestelijke rijk is door Mij zelf gebouwd toen Ik afdaalde naar de aarde om de mensen te verlossen. En deze brug zult u allen mogen betreden als u Mij zult willen navolgen. Dus begrijp het goed: wie Mij navolgt, wie Mij tot zijn Leider heeft uitgekozen, kan en moet dezelfde weg gaan die Ik zelf ben gegaan en hij zal niet bevreesd hoeven te zijn verkeerd te gaan. En Ik zelf hield ook als mens de verbinding in stand met het rijk waar Ik vandaan was gekomen. In het begin was weliswaar ook Mij als mens Jezus mijn herkomst verborgen, Ik leefde op aarde en wist niet meer dan andere mensen, maar mijn ziel zocht onophoudelijk naar God, mijn ziel keerde steeds weer terug naar waar mijn ware vaderland was, in het rijk van de meest gelukzalige geesten.

En mijn vurig liefdesverlangen naar God was zo groot dat Hij bij Mij kwam en Mij ook spoedig uitsluitsel gaf over mijn missie op aarde. En zo zag Ik ook al in mijn vroegste jeugd dat Ik – en ook alle mensen – alleen maar gasten waren op deze aarde, maar dat in het uur van de dood voor ieder het geestelijke rijk weer ontsloten werd, dat alleen in zijn sferen heel verschillend was. Als mens op aarde was Ik daarvan op de hoogte en kon Ik vaak een blik werpen in deze sferen. Ik zag de grote gelukzaligheid, evenals ook de uitermate grote pijn van de geestelijke wezens en mijn ziel verlangde vurig, maar ze was ook hevig ontsteld. Dit schouwen van Mij in de geestelijke wereld was een graad van rijpheid die mijn ziel al op aarde had verworven en daarom bestond er ook geen gevaar meer voor mijn ziel, de verschillende sferen in het geestelijke rijk binnen te gaan. Ik zelf had de brug al geslagen door mijn wezen om te vormen tot liefde en Ik kon daarom zonder gevaar over de brug naar de overkant in het geestelijke rijk gaan.

En zo wil Ik u de opheldering geven dat de liefde in u mensen steeds een brug kan en zal slaan in het geestelijke rijk, dat u het dan niet meer zelf bent, maar dat de door de liefde ontwaakte goddelijke geest u eroverheen leidt, omdat hij u wil binnenleiden in het rijk dat uw ware vaderland is en dat dit u onvergelijkbare schatten biedt, die u in ontvangst zult mogen nemen in dat rijk. Dan zult u ook onbezorgd en zonder gevaar een blik kunnen werpen in het rijk der duisternis, want dan zal de liefde in u allen willen helpen die hulp nodig hebben. De brug van de aarde naar het geestelijke rijk is zowel letterlijk op te vatten als ook figuurlijk. Ik heb de weg voor u bereid die naar God leidt en die u ook zult moeten gaan in navolging van Jezus.

Maar Ik heb u ook door mijn verrijzenis op de derde dag bewezen dat Ik de dood heb overwonnen, dat er voor het levende in u, voor het onvergankelijke, geen grenzen bestaan, dat uw ziel te allen tijde vertoeven mag en zal in het geestelijke rijk en dat mijn geest, als u hem hebt gewekt, u leidt in gebieden die anders voor u onnaspeurbaar zijn. Doch anders is het wanneer zulke verbindingen met het geestelijke rijk tot stand worden gebracht zonder geloof in Mij, zonder geestelijk streven en zonder liefde. Dan betreden de mensen onrechtmatig een brug die ze dus wederrechtelijk in bezit nemen om een blik te kunnen werpen in het rijk dat voor hen is verborgen. Deze mensen erkennen Mij dus niet en kunnen zich dus nooit op de brug bevinden die Ik heb geslagen door mijn kruisdood. Maar ze zien ook een brug naar de overkant in het geestelijke rijk, een drogbeeld dat mijn tegenstander hen voorspiegelt omdat hij ze naar zich toe wil lokken, wat hem ook gemakkelijk lukt, dat hij u in steeds diepere duisternis omlaag laat storten omdat er in de duisternis geen licht te behalen valt.

Maar wie licht begeert, hem komen ook de lichtwezens tegemoet en ze voorzien hem rijkelijk van licht, van de zuivere waarheid die steeds alleen uit het rijk Gods, uit het rijk van de eeuwige waarheid kan komen. Uit het rijk der duisternis komt slechts duisternis, komt alleen maar onheil, uit het rijk van het licht alleen zegen. U zult u moeten afsluiten voor het rijk der duisternis, maar u zult u voor het rijk van het licht moeten openen, want vanuit dit rijk roep Ik zelf tot u: “Kom naar Mij, die vermoeid bent en onder lasten gebukt gaat, Ik zal u verkwikken”. En wanneer Ik u roep, dat u zult moeten komen, dan zult u dus ook de brug moeten betreden die Ik zelf vanaf de aarde in het geestelijke rijk heb geslagen om voor u de weg te effenen die u omhoog voert naar Mij, die echter steeds alleen door de liefde kan worden gevonden.

Amen

BD.5643
3 april 1953

Goede Vrijdag – Weg naar Golgotha

De weg naar Golgotha was de beëindiging van mijn leven op aarde, hij was de overwinning en de vervulling. Hij was de zwaarste en bitterste offergang, want hij stond Mij duidelijk in elk detail voor ogen, tot aan het uur van de dood. Ik was van alle lijden en kwellingen op de hoogte en ging toch bewust deze weg. Maar Mij stond eveneens de onnoemelijke nood van de zondige mensheid voor ogen. De onmetelijke zondenschuld en haar uitwerking lag als een samengebalde last op mijn schouders, en Ik wist dat, wanneer Ik deze last zou afschudden – wat Ik wel kon vanuit mijn macht en kracht – de mensheid daaronder moest bezwijken en de last nooit alleen zou kunnen dragen.

Ik wist dat deze zondenlast de mensheid eeuwigheden zou kwellen en haar nooit de vrijheid en zaligheid zou laten bereiken.

Ik zag deze kwellingen van de gehele mensheid voor mijn geestelijk oog en Ik had medelijden met het ongelukkige geestelijke. Daarom nam Ik de zondenlast van de mensheid af en ging de weg naar Golgotha. Ik nam het onnoemelijke leed op Mij om de schuld af te lossen, die zo groot was dat alleen bovenmenselijk lijden als zoenoffer zou volstaan. Daarom wilde Ik lijden en sterven voor de mensen en op geen enkele wijze mijn lijden verzachten.

Jullie mensen zullen nooit de omvang van het werk van mijn barmhartigheid kunnen beoordelen, want ook jullie die in Mij geloven, zijn op de hoogte van mijn goddelijkheid die ook het grootste leed zou kunnen verminderen.

Ik echter leed en stierf als mens.

Alle kwellingen die een mens maar verdragen kan, werden op Mij toegepast. Geestelijk en lichamelijk werd Ik op de meest erbarmelijke manier mishandeld. Mijn folteraars kwelden niet alleen het lichaam, maar ze stootten zulke verschrikkelijke en van haat vervulde woorden uit, dat mijn ziel ze als uitingen van de hel herkende en ondraaglijk gemarteld werd.

Alles wat men zich maar bij lijden kan voorstellen, heb Ik verdragen, en wel uit liefde voor de mensen, die hun enorme zondenschuld zelf hadden moeten aflossen en daarvoor eeuwigheden nodig gehad zouden hebben.

Het leed van deze mensen kon Ik als de mens Jezus overzien, en dit onmetelijke lijden wilde Ik afwenden, door zelf te verdragen wat Ik maar verdragen kon.

Mijn liefde kon niet aan de grote nood der mensheid voorbij gaan. Zij wilde helpen, zij wilde verlossing brengen aan alle geketenden. Zij wilde vergeving afsmeken voor alle zondaren, zij wilde verzoening tot stand brengen en daarom zichzelf als offer aan de hemelse Vader aanbieden.

Maar de mensen moeten het gebrachte offer aanvaarden en zich door Mij laten verlossen. Daarom roep Ik jullie in vurigste liefde toe: laat Mij niet tevergeefs het offer voor jullie hebben gebracht.

Besef, dat jullie gebukt gaan onder een grote zondenschuld, en wil, dat jullie daarvan verlost worden. Neem mijn kruisoffer aan, als voor jullie gebracht, gaan ook jullie onder het kruis van Golgotha staan, laat mijn lijden en mijn dood aan het kruis niet zonder uitwerking voor jullie blijven.

Breng Mij al jullie zonden, opdat Ik jullie bevrijden kan, opdat jullie vergeving verkrijgen, opdat de Vader jullie aanneemt omwille van de liefde van Zijn Zoon. Laat jullie allen verlossen door mijn bloed, dat Ik voor jullie mensen aan het kruis heb vergoten.

Amen

BD.5645
6 april 1953

Hoe lang kon Lucifer scheppen?

Mijn kracht was zo lang werkzaam in het eerst geschapen wezen, tot de wilsbeslissing volkomen was afgedankt, oftewel: Lucifer of ook “Lichtdrager” kon nog zo lang wezens laten ontstaan, als hij door de kracht van mijn liefde nog vervuld was, die echter met zijn gestage val in de diepte, met zijn verwijdering van Mij, steeds zwakker en uiteindelijk helemaal onwerkzaam werd. Dus niet Ik onttrok aan dit eerst geschapen wezen de kracht, maar hij zelf maakte ze onwerkzaam zodra hij zich eindeloos ver van Mij verwijderde. Maar de daad van het wilsbesluit was geen zaak van een ogenblik, ook dit besluit was een proces dat zich over eindeloze tijden uitstrekte, want ook de tegen Mij gerichte wil in Lucifer, ontwikkelde zich langzaam en daaraan beantwoordend waren ook de uit hem voortgekomen wezens geaard, meer of minder de van Mij afgewende wil in zich dragend.

Zolang dus het eerst geschapen wezen de volledige breuk met Mij nog niet had voltrokken, was het ook nog scheppend en vormend bezig. Maar steeds meer nam het vermogen om te scheppen af, echter niet beperkt van Mij uit, maar volgens de oerwet verloor mijn kracht aan werking zodra ze op tegenstand stuitte. Dus zolang het eerst geschapen wezen zich ophield binnen het bereik van de kracht van mijn liefde, kon het ook scheppen, maar steeds in overeenstemming met zijn wil om mijn kracht aan te nemen in het besef dat hij ze van Mij als de Oerbron van kracht betrok. Deze tijd dat de wil nog besluiteloos was, was volop voldoende om ontelbare wezens met een eveneens besluiteloze wil te scheppen, welke zich dan steeds meer van Mij afwendde en ook het eerst geschapen wezen onkundig liet worden, verder wezens in het leven te roepen.

De innige band met Mij liet het wezen dat mijn liefde eens had geschapen, zonder belemmering kracht toestromen. De uiteindelijke scheiding van Mij moest onvermijdelijk ook een totale krachteloosheid tot gevolg hebben. De werking van kracht nam in dezelfde mate af als de wil zich van Mij afkeerde. Maar zolang het mijn kracht gebruikte om te scheppen, erkende het ook Mij als Bron van kracht, maar droeg dit inzicht niet over op dat wat door hem in het leven was geroepen. En toen het willens en wetens geen kracht van Mij meer wilde betrekken, in de mening deze zelf te bezitten, was zijn wilsbeslissing gevallen. Het wees de kracht af en dat betekende eindeloze verwijdering van Mij en dus krachteloosheid, zodat na zijn val in de diepte ook zijn macht was gebroken om door zijn wil nog verder wezens te laten ontstaan.

Begrijp het goed: Er lag een onmetelijk lange tijd tussen het eerste moment van in opstand komen en het zich volledig van Mij afkeren, en de in deze tijd geschapen wezens waren ook daaraan beantwoordend gevormd, om welke reden het dus noodzakelijk was dat Ik alle wezens van wie Ik de beslissing van hun wil vroeg, ook met mijn licht van het inzicht moest doorstralen, maar dat ze zich evenzo verschillend ten nutte maakten, zoals ze zelf verschillend geaard waren. Maar ze konden een juiste beslissing nemen, de aard van hun schepping was niet bepalend want de wil van ieder wezen was vrij.

Van een val in de diepte kon al gesproken worden op het moment van het eerste zich opzettelijk afkeren van Mij, maar dat zolang nog niet volkomen voltrokken was als Ik zelf nog werd gezien als Bron van kracht. En zo lang kon ook het eerst geschapen wezen de kracht die het van Mij uit onbeperkt werd toegestuurd, gebruiken naar zijn wil. Want het bleef in de stroomkring van mijn liefde zolang het Mij zelf erkende. Maar het stapte uit deze stroomkring toen het Mij bewust weerstand bood, toen het zelf de kracht afwees, om Mij niet te hoeven erkennen, omdat het zichzelf sterk en krachtig genoeg waande om eigenmachtig te kunnen scheppen en vormen.

Nu bleef mijn kracht werkeloos volgens de oerwet van eeuwigheid. En nu was ook het scheppen van wezens niet mogelijk, want nu paste Ik heel mijn liefdeskracht toe om het gevallen geestelijke terug te voeren. Het geestelijke scheppingswerk was voltooid, nu begon het vergoddelijken van het geschapene, het opleiden van de schepselen tot mijn kinderen vanuit een vrije wil, een werk waar mijn totale liefdeskracht naar uitgaat en dat ook mijn tegenstander niet zal kunnen verhinderen, waaraan tenslotte ook deze tegenstander zich vrijwillig zal overgeven om weer in de staat van onbegrensde kracht te komen en deze nu te gebruiken volgens mijn wil.

Amen

BD.5646
8 april 1953

Het diepste weten werd Jezus onthuld – Navolging van Jezus

De scheppingsdaad evenals de zondeval, het zich afkeren van het geestelijke van Mij, kan u mensen steeds alleen figuurlijk worden weergegeven, dat wil zeggen zo, dat het voor u begrijpelijk wordt wat de mensenzoon Jezus bewoog zich aan het kruis te laten slaan en waarom Hij moet worden erkend als Gods Zoon en Verlosser van de wereld. De graad van rijpheid van de mens bepaalt ook zijn vermogen om in te zien. Slechts zelden kan een mens in de diepste wijsheid doordringen en dus mijn heersen en werkzaam zijn begrijpen zoals de mens Jezus, want Deze was in staat alles te doorzien en zo ook mijn eeuwig heilsplan, het plan van het vergoddelijken van het eens geschapene. Dit diepste inzicht als mens was ook eerst het gevolg van Zijn leven in liefde, dat dus het vergoddelijken van zijn innerlijk tot stand had gebracht. De mens Jezus bereikte dus als het ware op aarde dit doel, dat Ik al het geestelijke, het door Mij geschapen wezenlijke, gesteld heb.

Het bereiken van dit doel, de vergoddelijking van Zijn wezen, moest onvermijdelijk een zo heldere geestelijke toestand met zich meebrengen dat Jezus alles kon inzien, overzien en doorzien, maar tegelijkertijd ook de eindeloos verre afstand van de mensen van Mij, die nooit tot dit doel kon leiden. Juist het hiervan op de hoogte zijn bewoog Hem ertoe iets te doen om Mij – Die Hij boven alles liefhad – mijn schepselen terug te brengen als wezens die zich door de liefde aan mijn oerwezen hadden aangepast. De liefde voor Mij en voor Zijn medemensen was het goddelijke in Hem dat Hem nu ook van alles in kennis stelde en zo ook van de enige weg die voor het van Mij afgevallene behulpzaam was.

De mens Jezus kon echter nooit de kennis aan Zijn medemensen overbrengen. Hij kon hun wel de weg tonen om tot inzicht te komen, maar nooit Zijn eigen weten op Zijn medemensen overdragen. En daarom is de kennis van de schepping en van de afval van het geestelijke ook niet middels scholing te verkrijgen. Het kan ook niet door Mij zelf zo worden voorgesteld dat de mens het volledig kan begrijpen. Het is het diepste weten dat alleen maar door de liefde eigendom wordt van diegene die het wil bezitten. Toch wordt het denken van u mensen door mijn geest in goede banen geleid zodra u daartoe in staat bent, om niet ten offer te vallen aan de dwaalleren die uw beeld van Mij kunnen versluieren of ook misvormen, wat nooit de liefde voor Mij zou doen toenemen.

De ware liefde kan echter uw geest in een ogenblik verlichten en alles wat u tevoren nog onduidelijk was komt u geestelijk zo duidelijk voor ogen te staan dat geen werelds weten in staat is uw geestelijk weten te verdringen. Dan is het u onmogelijk nog een verkeerde gedachte te hebben. U ziet als dwaling in wat dwaling is, maar u weet ook dat u in de waarheid staat, in het juiste inzicht. Want dit is het licht dat in u binnenstroomt vanuit het Oerlicht, dat van buiten af niet aan het verstand kan worden overgebracht, maar dat ieder in zich heeft vanaf het allereerste begin.

Op aarde bereikt een mens zelden de graad van rijpheid die hem alles onthult wat de mens Jezus werd onthuld. Toch is de juiste navolging van Jezus de enige weg die hem de geheimen onthult. En voor degene die deze weg gaat zal ook het scheppingswerk, de zondeval en het verlossingswerk van Jezus Christus begrijpelijk worden. En hem zal het inzicht, de kennis van mijn regeren en werkzaam zijn, van mijn heilsplan van eeuwigheid gelukkig maken. En het zal zijn liefde voor Mij verdiepen – Die mijn overgrote liefde alleen werkzaam liet zijn om weer liefde te geven en liefde te ontvangen en Die het daarom ook nooit moe wordt de liefde van mijn schepselen te verwerven, tot ze Mij deze uit zichzelf schenken als mijn kinderen, tot ze zichzelf vergoddelijkt hebben door de liefde.

Amen

BD.5647
9 april 1953

“Wie door God wordt bemind”

Wie door God wordt bemind, laat Hij heel vaak moeizame wegen bewandelen en lasten dragen die hem bijna terneer drukken, maar altijd alleen voor zijn bestwil, want zo’n last die als een kruis is, kan hem tot zegen strekken bij de goede instelling tot Hem die zijn lot stuurt. Wie door God wordt bemind, Zijn liefde gaat wel uit haar al Zijn schepselen, doch in het bijzonder naar diegenen die er niet ver meer af zijn om het laatste doel te bereiken. Hij kent de gezindheid van ieder mens en zo weet Hij ook hoe ieder mens afzonderlijk tegenover zijn God en Vader van eeuwigheid staat en daaraan beantwoordend pakt Hij hem vaak aan om hem te helpen zijn doel te bereiken.

En alleen zo zult u voor uzelf mogen verklaren dat God getrouwe mensen die Hem duidelijk ter wille zijn, vaak moeten lijden en vaak een zware levensstrijd moeten voeren, die zo nu en dan aan de goedheid en liefde van God laat twijfelen. God weet precies waar alles goed voor is en als de mensen nu maar overtuigd zouden zijn van Zijn liefde en goedheid, zouden ze ook al het moeilijke inzien als beschikking van God en niet in opstand komen, ze zouden zich door Gods liefde weten vastgepakt en geduldig wachten tot het lot weer een andere wending neemt.

Er is waarlijk veel leed op de aarde, de mensheid smacht onder de druk ervan, maar ze ziet niet in dat het nodig is dat ze wordt opgevoed en verzet zich daarom innerlijk, terwijl ze zich alleen maar berustend zou moeten schikken, opdat al het moeilijke weer van haar zou worden afgenomen en de hulp van God duidelijk tevoorschijn komt, dat God als liefdevolle Vader te herkennen zou zijn door ieder die Hem herkennen wil.

Die door God wordt bemind, laat Hij lijden. Wel worden deze woorden bijna niet gelovig uitgesproken, want geen mens denkt eraan dat leed een waarachtig werkzaam opvoedingsmiddel is in een wereld waarin alleen steeds dat wordt nagestreefd, wat goed is voor het lichaam, waarin de liefde Gods niet wordt gezien in toestanden van nood en kommer. En toch is het Zijn liefde die zich zo uit zoals het dienstig is voor de ziel. Want God is op de hoogte van de zegen van het leed en Hij wendt daarom vaak zulke middelen aan, om de mensen van de aardse wereld af te houden, Hij wil hen liever zien lijden dan ondergaan in het moeras van de wereld en haar zonde.

Hij weet dat ziekte en pijnen een verandering teweeg kunnen brengen, maar dat de wereld nooit een geestelijk resultaat kan bieden voor de ziel, dat daarom de wereld eerst achteruit moet worden gesteld, waarvoor God Zijn indirecte hulp geeft doordat Hij de mensen afhoudt van de wereld en de gevaren ervan, door middelen die wel schijnbaar de liefde van God laten ontberen, maar voor de ziel nooit verderfelijk zijn, tenzij de mens in opstand komt tegen het lot en hij om Zijn tegenstander roept. Dan zal hij wel worden geholpen, maar anders dan de mens het zich voorstelt, hij helpt wel maar nooit zonder tegenprestatie. En deze tegenprestatie bestaat uit het afstaan aan hem van de ziel.

Geef u daarom over aan de wil van God als u getroffen wordt door nood en leed, mor en klaag niet, buig uw hoofd onder Zijn ordening en richt uw ogen alleen maar omhoog naar Hem. En Hij zal het kruis van u afnemen, Hij zal het u licht maken, zodra u zich, zonder iets te willen, overlaat aan Hem en zijn genadevolle leiding. Want u zult u steeds bemind kunnen weten door Hem die alleen door leed en nood u zelf voor zich wil winnen, die uw ziel wil louteren en haar steeds weer de gelegenheid biedt zich te beproeven in geduld en zachtmoedigheid, opdat dan de hulp Gods duidelijk komt, opdat Zijn liefde zichtbaar ingrijpt en Hij ook alle wonden heelt op de juiste tijd.

Amen

BD.5648
11 april 1953

Het aardse levenslot stemt overeen met de wil

Ik ben uw aller Vader, en zo zal het u ook begrijpelijk zijn dat Ik ieder van mijn kinderen mijn vaderliefde ten deel laat vallen en dat Mij ieders lot na aan het hart ligt, dat Ik zelf ieder kind bij de hand neem tot het zelf kan gaan, tot het is volgroeid tot een Mij gelijkend wezen – tot het ten nauwste met Mij verbonden is en dan dus denkt en handelt volgens mijn wil.

Van eeuwigheid af is de ontwikkelingsgang van ieder wezen uitgestippeld, wat echter niet betekent dat het willoos deze weg moet volgen, veeleer zag mijn wijsheid in, welke weg beantwoordt aan de wil van het wezen en nochtans de grootste mogelijkheden biedt het naar Mij te voeren. Want Ik zag zowel de weerstand alsook het afnemen van de weerstand in een wezen en mijn heilsplan paste zich aan die wil aan. Ieder wezen mist de herinnering aan de vroegere staat van zaligheid in het allereerste begin, maar ook aan zijn val in de diepte. Bijgevolg kan zijn wil zich volledig vrij uitspreken voor elke richting – en hij wordt door Mij op geen enkele manier beïnvloed. Maar mijn liefde en wijsheid plaatst het wezen steeds in de,voor de verandering van zijn wil, gunstige omstandigheden. Het kan heel gemakkelijk een goede beslissing nemen, maar het is er niet toe gedwongen.

Nooit zal Ik zelf zijn ontwikkelingsgang voor hem verzwaren, omdat Ik een oneindige liefde voel voor datgene wat uit Mij is voortgekomen, en omdat deze liefde steeds alleen vurig verlangt naar de terugkeer van het wezen, naar Mij, zal Ik het dus het wezen steeds makkelijk maken de juiste weg naar Mij te vinden. Ik zag ook van eeuwigheid af de mislukkingen. Ik zag de hernieuwde afval van mijn schepselen van Mij, welke steeds een nieuwe gelegenheid vereist, mijn doel eens te bereiken. Maar ook deze mislukkingen zijn meegerekend en remmen Mij niet in het genezingsproces door Mij, ze verlengen dit alleen en vragen om meer doeltreffende middelen – en eens leiden die ook naar het doel.

Hoe dus het lot van de mens op aarde is, stemt steeds overeen met mijn heilsplan van eeuwigheid, daar Ik ook van eeuwigheid af op de hoogte ben van diens wil en steeds beantwoordend aan deze wil hierop inwerk – het aardse leven dus zo op de mens afkomt zoals het gunstig is voor de verandering van zijn wil. Als Vader van mijn kinderen ken Ik waarlijk ook elk karakter en moet Ik derhalve ook ieder van mijn kinderen anders aanpakken om het voor Mij te winnen – om zijn liefde voor Mij te verwerven. want dat is mijn doel dat ze Mij hun liefde schenken. En daarom dwing Ik hen niet, maar laat hun hun vrijheid, want dwang kan slechts tot gehoorzaamheid uit vrees leiden, nooit echter tot gehoorzaamheid uit liefde.

Ik echter verlang vurig naar de liefde van mijn kinderen en daarom verlies Ik nooit mijn geduld, zelfs wanneer mijn plan om ze terug te voeren lange tijd vergt. Ik zal steeds rekening houden met de wil van ieder van mijn schepselen, maar eens zal het vrij voor Mij kiezen, eens zal de liefde tot Mij doorbreken, het zal zijn wil aan Mij onderwerpen, het zal naar mijn liefde verlangen – en mijn vaderliefde zal het kind tot zich trekken en het nu eeuwig niet meer laten gaan.

Amen

BD.5650
12 april 1953

Geestelijke wedergeboorte

De geestelijke wedergeboorte zult u mensen moeten nastreven, want pas als u bent wedergeboren is u het eeuwige leven zeker. Uw natuurlijke geboorte is alleen de noodzakelijke gebeurtenis om de ziel in u de weg naar de wedergeboorte mogelijk te maken. Uw ziel moet wedergeboren worden, ze moet uit de toestand van levenloosheid in de toestand van het leven treden, ze moet uit haar omhulling naar buiten treden, ze moet opnieuw geboren worden, dus een gebied binnengaan dat haar tot nu toe vreemd was. Ze moet haar oude omhulling ontvluchten om zich nu te kunnen ontwikkelen in vrijheid en licht. Uw natuurlijke geboorte is een geschenk van God die de ziel de mogelijkheid geeft zich een nieuw leven te verschaffen. De wedergeboorte echter moet zij zelf nastreven. Zij moet bewust een nieuw leven binnengaan. Ze moet bewust op God aansturen en aan zichzelf werken om vrij te worden uit haar omhulling, die voor de ziel in zekere zin het graf was waaruit ze moest opstijgen om de toestand van de dood te verruilen voor die van het leven.

Deze wedergeboorte is geen geschenk van God maar moet door de ziel zelf worden nagestreefd, doch ze is het doel van de mens op aarde, dat hij bereiken moet, wil hij gelukzalig worden. En hij bereikt het wanneer hij door een leven in liefde de ketenen openbreekt die zijn ziel nog gebonden houden, wanneer hij door de liefde de goddelijke levensvonk in zich tot ontwaken brengt, wanneer de tevoren dode ziel die krachteloos en onwetend is, door deze levensvonk in zich wordt aangespoord tot God welgevallige werkzaamheid, wanneer ze zich als het ware innerlijk laat aanzetten tot het werkzaam zijn in liefde en daardoor kracht ontvangt om de ketenen open te breken en opwaarts te zweven in een rijk waar ze zich op haar gemak voelt, waar ze oorspronkelijk thuishoort.

Dan is ze opnieuw geboren. Dan leeft ze nog wel op aarde, maar ze leidt naast het aardse leven een geestelijk leven. Haar denken en streven is geestelijk gericht, ze heeft haar levenstaak ingezien en probeert die te vervullen. Ze leeft bewust in en met God.

Ze heeft echter deze geestelijke opwekking uit eigen wil volbracht, wel door de genade Gods ondersteund, die toch ieder mens ter beschikking staat, maar niet door ieder mens benut wordt omdat daartoe de wil ontbreekt. U mensen zult u de geestelijke wedergeboorte als doel van uw leven op aarde moeten stellen, want u zult pas leven als u wedergeboren bent, als uw ziel uit het graf van de dood is opgestaan, als ze de geestelijke duisternis ontvlucht is en het licht van de dag binnengetreden is. En elke gedachte die u bewust naar boven zult richten, elke daad die u volbrengt in liefde, verzekert u deze geestelijke wedergeboorte. Alleen moet het uw streven zijn, de ziel een volledig leven te geven, haar niet gevangen te houden wanneer ze de omhulling van het graf wil ontvluchten. U zult geheel bewust moeten streven naar de geestelijke wedergeboorte, doordat u zult overwinnen wat als keten nog uw ziel belast. U zult haar de volledige vrijheid moeten geven. De ziel moet een nieuw leven krijgen, vol van licht en kracht moet ze dit nieuwe leven binnengaan, een eindeloos lange toestand van gebondenheid moet worden losgelaten, ze moet wedergeboren worden in de geest en in de waarheid om nu dit leven eeuwig niet meer te verliezen.

Amen

BD.5653
16 april 1953

Gebed in geest en in waarheid

Niemand die in geest en in waarheid zijn smeekbede naar Mij zendt, zal Mij tevergeefs aanroepen om hulp. Maar hoe moet u bidden, zodat uw roep Mij bereikt? U zult geen lippengebed moeten uitspreken, want dit hoor en verhoor Ik niet omdat uw hart daar niet bij betrokken is. Omdat u de verbinding met Mij niet tot stand brengt maar steeds op de aarde blijft, omdat u alleen een formaliteit verricht die geen leven bezit. Maar ook een verstandelijk gebed dringt niet door tot mijn oor, ofschoon de mens Mij verstandelijk erkent als God en Schepper van eeuwigheid en nu in dit geloof in Mij woorden uitspreekt waardoor hij meent de verbinding met Mij tot stand te hebben gebracht.

Ik verlang een ander gebed. Ik verlang het volle vertrouwen in Mij. Ik verlang de smeekbede van een kind dat in Mij de Vader ziet en tot Hem komt in het volle vertrouwen dat Hij hem zal helpen. In het vertrouwen van een kind ligt de geloofskracht. En een gebed dat zo naar Mij wordt gezonden, komt uit het hart en treft mijn oor. Dan spreekt niet de mens met God, maar het kind met de Vader. Pas wanneer een mens in de stilte van zijn hart Mij in gedachten zoekt, wanneer hij samenspraak met Mij houdt, wanneer hij zonder aanstellerij en onverholen alles voor Mij uiteenzet wat hem belast, wanneer hij in deemoed zich aan Mij en mijn zorg aanbeveelt, wanneer hij alle barrières tussen hem en Mij uit de weg heeft geruimd, wanneer hij Mij door innig aanroepen aanwezig laat zijn, bidt hij in geest en in waarheid. Dan verheft zijn geest zich naar Mij, oftewel Ik buig Me over naar mijn kind en diens smeekbede zal niet ongehoord wegsterven. Een kind dat zo gelovig en vol vertrouwen met al zijn verlangens tot Mij komt, zal Ik niet teleurstellen. Aan hem zal Ik Me ook als zorgzame Vader openbaren. Ik zal het niet in nood laten. Ik zal zijn geloof niet beschamen, want het zoekt Mij niet in de verte. Het durft bij Mij te komen en blijft toch vol deemoed, daar hij anders niet zou bidden, maar eisen. Een verstandelijk gebed echter is een eis die de mens aan Mij stelt omdat hij meent daartoe gerechtigd te zijn door zijn erkennen van Mij zelf. Zo’n verstandelijk gebed ontbeert de diepe deemoed, want waar de deemoed is, daar zwijgt het verstand, maar het hart spreekt des te luider.

In geest en in waarheid moet u bidden. En u zult dat alleen kunnen als u de kinderlijke verhouding tot Mij tot stand brengt. Dan is de weg van u naar Mij niet ver. Dan zult u te allen tijde in gedachten bij Mij kunnen zijn. Dan trekt u Mij ook steeds naar u toe, want dan zal uw denken steeds in liefde op Mij gericht zijn en Ik zie en voel uw liefde en kan dus al door mijn geest op u inwerken. En dan zult u nooit een vergeefs verzoek doen, want de Vader luistert steeds wanneer Zijn kind Hem roept.

Amen

BD.5654
18 april 1953

Moeilijke dagen – Antichrist – Einde

De dag van verlossing is niet ver meer af, maar zal hij voor alle mensen ook verlossing betekenen? Zal hij niet eerder voor velen een dag van oordeel zijn waarin zij, in plaats van verlost, hernieuwd gebonden worden in de vaste vorm? En zo kan er naar deze dag verlangd maar er evenzo voor gevreesd worden. En die deze dag zouden moeten vrezen geloven er niet aan en zijn daarom reddeloos verloren, omdat zij niets doen om deze hernieuwde kluistering van zich af te wenden. Voor slechts weinig mensen zal die dag een werkelijke verlossing zijn, maar dezen hebben tevoren al geleden terwijl die andere niet weten hoe ellendig ze er aan toe zijn en daarom ook geen verlangen hebben naar een Verlosser. En toch zal Die komen om te verlossen die in Hem geloven.

Komt er voor alle gelovigen een zeer moeilijke tijd, dan mogen zij de belofte niet vergeten dat Ik zal komen om te oordelen de levenden en de doden. En die tijd van nood moet voor hen evenzeer een bewijs zijn van de waarheid van mijn woorden, en des te vaster zullen zij geloven in mijn komst op de laatste dag en aan de redding uit de grootste nood. Het zal werkelijk een dag van verlossing zijn voor de mijnen, die bij de aanblik van het goede leven der ongelovigen geneigd zijn te twijfelen aan de waarheid van mijn woord.

En ter wille van de uitverkorenen zullen de dagen verkort worden. Ik zal de mijnen sterken tot die dag gekomen is en hij zal er sneller zijn dan hij verwacht wordt. De wereldsituatie zal dan weer zo rustig schijnen dat niemand aan een einde gelooft, want onder de heerschappij van de antichrist bedaren schijnbaar de golven van onrust, en aards is een opleving te zien die de mensen steeds goddelozer en liefdelozer laat worden. En alleen de mijnen herkennen daaraan het uur op de wereldklok, want alleen zij hebben gebrek en moeten lijden terwijl de overige mensheid zwelgt en in een roes van wereldse vreugden zich probeert te verzadigen. En niemand zal vermoeden hoe dichtbij het einde is wanneer de antichrist zijn wereldheerschappij begint.

Hij luidt het einde in, hij brengt de chaos tot stand en laat de geloofsstrijd ontbranden. Hij veroorzaakt als het ware de scheiding van de geesten, want onder zijn heerschappij wordt het belijden van Mij en mijn naam geëist, en bijgevolg is de definitieve beslissing gevallen die nog voor het einde moet plaatsvinden. Maar zodra deze geloofsbeslissing geëist wordt kunt u, mijn gelovigen, uzelf voorbereiden op mijn komst. Want met de toenemende nood beleeft u ook de vervulling van mijn voorspellingen over het einde.

U kunt dan elke dag op het einde rekenen en toch komt deze dag plotseling en onverwachts. Dan echter zullen die zalig zijn voor wie deze dag de verlossing brengt, maar huilen en tandenknarsen zullen zij die door de aarde verslonden en weer gebonden worden in de vaste materie. Maar u, die in Mij gelooft, vertrouw op mijn woorden dat u verlost zult worden uit tijden van hoogste nood. Dat Ik kom en u op zal halen en dat u daarom geen macht der aarde behoeft te vrezen. Want van Mij is de macht, de kracht en de heerlijkheid.

Amen

BD.5655
19 april 1953

Totale ontbinding van de aarde – Vergeestelijking

Een volledige ontbinding van de aarde is nu nog niet gepland, maar de totale hervorming van het aardoppervlak, die praktisch gelijkstaat met een volledige vernietiging omdat niets wezenlijks ontzien wordt, maar iedere vorm opgelost wordt om het geestelijke daarin vrij te geven met het doel dit een nieuwe vorm te geven. De totale omvorming van het aardoppervlak staat dus voor alle scheppingen gelijk met de algehele vergeestelijking van de aarde, maar het tijdstip van de vergeestelijking is nog niet gekomen, omdat de aarde nog moet dienen als verblijfplaats voor het nog onvolmaakte geestelijke om rijp te worden.

Zolang dus het geestelijke dat tot rijpheid moet komen de aardse scheppingen nodig heeft, zolang zal ook de aarde als stoffelijke wereld blijven bestaan. Maar steeds wederkerende veranderingen zullen niet uitblijven en dit naar gelang de graad van rijpheid en de wil van het geestelijke dat op de aarde de volmaaktheid moet bereiken. Voor de aarde is echter als het ware steeds dan het tijdstip van het einde gekomen, wanneer zo’n hervorming plaatsvindt, omdat dan voor al het geestelijke, hetzij belichaamd in de mens of nog gebonden in de vaste vorm, een nieuw tijdperk begint. En omdat de verschillende ontwikkelingsfasen ook verschillende mogelijkheden nodig hebben en deze door Gods liefde en wijsheid altijd zo geschapen worden, zoals ze het meeste succes beloven. De mensen ontbreekt echter de kennis van de afzonderlijke ontwikkelingsperioden en dat bijzonder in de laatste tijd voor het einde van elk tijdperk, omdat het lage geestelijke peil van de mensen – veroorzaakt door hun liefdeloosheid – ook onwetendheid betekent, met als gevolg ook een totaal onbegrip voor zo’n aangeboden weten. De mensen stellen zich onder het einde van de aarde een geheel vergaan van de aardse materiële wereld voor.

Maar dit tijdstip is in eeuwigheden nog niet in zicht. Iedere ontwikkelingsfase omvat echter een bepaalde tijd, die begint met het ontstaan van veelsoortige scheppingswerken en ophoudt met de vernietiging ervan. Die met geestelijk hoogstaande mensen begint maar met waarlijk duivelse weer ten einde loopt. Eén zo’n ontwikkelingsfase alleen zou nooit het vergeestelijken van al het wezenlijke teweegbrengen. Zolang er dus aards materiële scheppingen zijn, zolang de aarde naast de mens nog scheppingen draagt die lager staan dan hijzelf, zoals dieren, planten en het nog in harde vorm gekluisterde geestelijke, zolang kan ze niet helemaal worden ontbonden. Want dit geestelijke moet steeds weer de mogelijkheid gegeven worden rijp te worden en daar heeft het steeds nieuwe vormen voor nodig, wat echter ook steeds nieuwe fasen vereist, zodra de positieve ontwikkeling op een dood punt is aangekomen. En aan het einde van elke verlossingsperiode is van een vergeestelijken, van een positieve ontwikkeling van de mens, niets meer te merken en zulk falen, ofwel het veronachtzamen van het eigenlijke doel van het bestaan op aarde, moet worden goedgemaakt. Het geestelijke dat zijn proef op aarde niet doorstaan heeft, moet dan ook een nieuwe weg worden toegewezen, omdat er bij God geen opgeven bestaat van datgene wat van Hem was en blijven zal, wat echter ook zo moet worden zoals het eens van God is uitgegaan.

Want zelfs dat wat onhoudbaar op de diepte aanstuurt, laat Hij niet in deze diepte, veeleer vindt Hij steeds weer middelen en wegen om het omhoog naar het licht te leiden. Deze positieve ontwikkeling zal dus niet eerder eindigen tot ook het laatste geestelijke dat is afgevallen de weg naar de Vader weer heeft teruggevonden.

Steeds zal er echter weer een ‘einde’ zijn – een einde van elke afzonderlijke fase, die met een door God bepaalde tijdsduur aan het geestelijke werd toegekend, maar die ook steeds ten einde loopt. En daarom moet u niet van een einde van de wereld spreken waaronder een geheel vergaan van Gods schepping te verstaan is, integendeel moet u zich een verandering voorstellen, die toch zo omvangrijk is en op alles betrekking heeft, zoals u het u niet kunt voorstellen. En deze verandering zal alleen maar door diegenen kunnen worden meegemaakt en nagegaan die tot de weinige God getrouwen behoren, die van Zijn macht en heerlijkheid op de nieuwe aarde getuigenis moeten afleggen.

U, mensen staat voor zo’n einde – ook als het u twijfelachtig voorkomt en uw verstand zich daartegen wil verzetten.

Denk echter aan het nog gekluisterde, denk aan alle scheppingen die lager staan dan u en vraag dan; hoe dit geestelijke verlossing ten deel moet vallen, wanneer er niet steeds weer nieuwe mogelijkheden voor zouden worden geschapen? En denk nog meer aan die mensen die zich geestelijk helemaal van God verwijderd hebben, die echter niet eeuwig op de aarde kunnen leven.

Wanneer u dit serieus bedenkt, dan zult u begrijpen dat Gods liefde zich vol erbarmen bekommert om al het nog niet verloste, zodat dan een schijnbaar werk van vernietiging een daad van de grootste erbarmen is, omdat de daarop volgende nieuwe scheppingen weer aan hen die het diepst gevallen zijn de gang van de positieve ontwikkeling bieden, die toch eens naar God terug zal leiden, al duurt dit ook nog eindeloos lange tijden.

Amen

BD.5657
21 april 1953

Waarom het evangelie alleen liefde leert – Dieper weten

(Het vuur van de liefde straalt licht van de wijsheid uit.) Mijn wil is het vervullen van de geboden van de liefde, omdat alleen dit u kan geven wat u ontbreekt. Geheel onwetend bent u uw leven op aarde begonnen en u zult dit net zo onwetend verlaten als u geen acht slaat op mijn geboden van de liefde. Want wat u zich aan verstandelijk weten eigen maakt, is niet als weten te bestempelen zodra u het rijk hierna binnengaat, waar alleen maar de liefde van waarde is en bijgevolg ook alleen maar het weten dat een leven in liefde u heeft opgeleverd. Want u zult erop bedacht moeten zijn dat wetend zijn betekent: het volledige inzicht te hebben aangaande uw herkomst en uw bestemming. Dit weten is niet op een verstandelijke wijze te verkrijgen, maar wel door een leven in onbaatzuchtige naastenliefde, omdat de liefde het vuur is dat licht uitstraalt, dus het helderste doorzien van alle zaken, zowel van de geestelijke als ook van de aardse wereld en hun samenhang met de Schepper van de oneindigheid.

Zonder liefde kan u geen licht worden gegeven, omdat er van het vuur van de liefde pas licht uitgaat. Maar u zult pas zalig zijn als u in het licht staat, als u van alles op de hoogte bent. Want dit inzicht is een teken van de aaneensluiting met Mij – Die u deze hemelse vreugden wil bereiden. Maar de liefde verzekert u de aaneensluiting met Mij, want de Liefde ben Ik zelf van eeuwigheid. Ik wil u naar Mij toe trekken. Ik wil u voor eeuwig gelukzalig maken. Ik wil u licht geven, dus kan Ik u maar één ding aanraden: in liefde te leven. En daarom gaf Ik u de geboden van de liefde tot Mij en tot de naaste, omdat, als u deze zult vervullen, u zelf uw gelukzaligheid bereidt. Omdat u dan de stroomkring van liefde binnengaat die u licht geeft, inzicht, een rijk weten dat toeneemt, hoe dieper de liefde in u wordt, en daarom ook uw gelukzaligheid voortdurend vergroot.

Hoe deze vergrote gelukzaligheid zich in het geestelijke rijk uit, is voor u die nog op aarde wandelt niet begrijpelijk te maken. Maar op aarde zult u al in het meest stralende licht kunnen staan, dus in een inzicht dat u ver boven uw medemensen kan uittillen, maar dat u niet zult kunnen overbrengen aan diegenen die niet net als u op aarde leven, dat wil zeggen voortdurend werkzaam in liefde. Want het inzicht is niet door te geven, het moet zelf worden verkregen door de liefde. Verstandelijk weten kan wel worden doorgegeven, het kan worden aangenomen en verder uitgebreid, maar verstandelijk weten heeft geen waarde voor de eeuwigheid.

Maar inzicht is geestelijk weten, duidelijkheid over zaken en allerlei verbanden die aards niet onderzocht en bewezen kunnen worden, die echter pas het ware leven uitmaken, die onvergankelijk zijn en hun waarde voor eeuwig behouden. Geestelijk weten wordt nooit aangenomen door een verstandsmens die niet in de liefde leeft. Want het ontbreekt hem aan licht en hij doorziet niets, omdat hij in het donker voortgaat. Daarentegen is de geest verlicht van een mens die in liefde werkzaam is, ook al is zijn verstand niet scherp en geniet hij daarom weinig aanzien bij zijn medemensen. En dit licht zal nooit meer uitdoven en het zal ook in het geestelijke rijk zijn stralen uitzenden. Hij zal steeds kunnen geven omdat hij bezit.

En daarom leert het evangelie alleen liefde. Ik zelf wees de mensen de weg die naar Mij voert, naar het eeuwige Licht. Een verkondigen van diepere waarheden zou geheel nutteloos zijn geweest, omdat juist alleen de liefdevolle mensen deze begrepen zouden hebben, terwijl ze de anderen alleen maar verward en onvrij zouden hebben gemaakt en toch nooit instemming zouden hebben gevonden. Dus het zou geheel zinloos zijn geweest een dergelijk weten bij de mensen brengen – wat ze echter zelf te allen tijde konden verkrijgen, wanneer ze maar mijn geboden van de liefde naleefden. Geen mens wordt een weten onthouden dat hij begeert. Mensen die zonder liefde voortleven, begeren echter nooit het juiste weten. Ze vrezen de waarheid en willen haar niet horen. Daarom kunnen ze deze ook nooit ontvangen, tot ze zich veranderen tot liefde, wat ook een verandering van hun weten tot gevolg heeft. Maar zonder liefde is er geen helderheid van geest. Zonder liefde is er geen weten dat overeenstemt met de waarheid. En zonder liefde wordt nooit de zuivere waarheid ingezien en ze wordt daarom steeds afgewezen, wat geestelijke duisternis betekent.

Amen

BD.5663
30 april 1953

Geestelijke storingen – Verzoekingen – Geduld

Een geestelijke uitwisseling verzekert u van geestelijke bescherming, wanneer u de waarheid maar begeert. Toch zult u kunnen worden gestoord op een dergelijke manier, dat u wordt gehinderd u innerlijk te concentreren, omdat de krachten van de duisternis elke gelegenheid te baat nemen de toevoer van de waarheid tegen te gaan. Als ze nu niet vanuit het geestelijke rijk op u in kunnen werken door u dwaling te doen toekomen, dan bedienen ze zich van de mensen op aarde om u te hinderen, wat echter alleen dan schadelijk voor u is, wanneer u zich door zulke storingen laat opwinden. Dan kunnen ze wel een succes behalen, maar nooit de geestelijke uitwisseling op zich in gevaar brengen.

U zult alles als toelating van God moeten beschouwen en weten dat ook u beproefd zult moeten worden, dat u zich zult moeten oefenen in geduld en zachtmoedigheid en dat u steeds een zege hebt bevochten, wanneer u altijd alles wat u overkomt in rust en gelijkmoedigheid het hoofd biedt. Want u wordt alleen dan rijper, wanneer u de vijand van de zielen niet meer de gelegenheid geeft u aan te vallen. Hij verheugt zich over al uw nederlagen, zoals innerlijke opwinding of ongeduld al kunnen worden beschouwd. En hij zal zijn pogingen opgeven, wanneer alles op u afketst, wanneer u zich in volledige harmonie van de ziel bevindt en alles aanvaardt als Gods wil of Zijn toelating.

De geestelijke uitwisseling loopt geen gevaar doordat u zo nu en dan gehinderd wordt. Uw verlangen ernaar zal echter toenemen en uw geestelijke arbeid zal met steeds meer ijver worden uitgevoerd, indien het verlangen naar God en de waarheid de mens vervult. Want geen duistere macht kan dit verlangen minder doen worden of zelfs smoren, omdat de wezens van het licht steeds zodanig op de mens inwerken, dat deze niet na zal laten God en de waarheid te zoeken en omdat de invloed van de lichtwezens steeds sterker zal zijn dan de macht van de duisternis.

Amen

BD.5665
2 mei 1953

De wil op God gericht – Kracht in de laatste strijd – Kracht van God

U zult het einde niet hoeven te vrezen als u maar de wil hebt Mij trouw te blijven, als uw denken en streven het bereiken van een geestelijke rijpheid geldt, als u Mij dus maar ter wille zult willen zijn. Dan komt alles zo op u af dat u steeds zult denken, spreken en handelen zoals het juist is. Dan zal ook geen vrees uw hart bevangen, maar er zal een wilskracht in u zijn zodat u met opgeheven hoofd alles tegemoet treedt wat op uw weg komt. Ik ken de wil van ieder afzonderlijk en Ik bedenk hem met kracht en genade in overeenstemming met deze wil. Zodra u op Mij en mijn rijk aanstuurt hoeft u de wereld niet te vrezen en ook niet de machthebbers ervan die ook onder mijn wil staan.

De komende tijd zal weliswaar eisen aan u stellen, maar u zelf zult met deze eisen meegroeien. U zult zaken de baas worden die u tevoren onoverwinnelijk toeschenen. En alles zal vanzelf geregeld worden zodra uw gedachten maar op Mij gericht blijven, zodra ze zich niet gevangen laten nemen door de wereld die ook met zijn verzoekingen op u af zal komen, hoe dichter het naar het einde gaat. Maar het grootste gevaar voor u is dat u uw ogen en gedachten op de wereld richt.

Wie echter de wereld heeft overwonnen, die zal de komende tijd, de geloofsstrijd en het einde niet hoeven te vrezen. Want hij heeft Mij en mijn rijk al gewonnen en hij kan niets meer verliezen. Wie Mij serieus zoekt, die zal Mij ook vinden. Wie Mij gevonden heeft, zal Mij niet meer willen opgeven. En hem houd Ik ook vast en Ik sterk hem tegen alle verzoekingen die op ieder mens afkomen zolang hij nog op aarde vertoeft. En opdat u niet zult verslappen in het verlangen naar Mij, opdat u niet zwak zult worden in de benarde toestanden door aardse macht, zal Ik steeds meer uw gedachten binnendringen en waarlijk meer macht over u hebben dan mijn tegenstander. Want zolang uw wil Mij geldt, heeft hij geen macht over u.

Heb daarom geen vrees, wat er ook gebeuren mag. Ik ben van alles op de hoogte en leid u zo dat u zich steeds inniger met Mij verbindt, dat u uw gelukzaligheid vindt in de uren van stille samenspraak met Mij, dat u elke gelegenheid benut om in mijn armen een goed heenkomen te zoeken, dat u steeds troost en kracht zult putten als u Mij tot u zult laten spreken.

Ik kom in het woord steeds weer tot u en breng u dus rechtstreeks kracht over die u sterk zal maken en in staat zal stellen weerstand te bieden zodat u de komende tijd niet zult hoeven te vrezen. Want de mijnen bezitten mijn liefde en zijn nimmer door Mij verlaten. En tot de mijnen behoren allen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden, die arbeiden voor Mij en mijn rijk, wier wil Mij is toegedaan en die Mij trouw willen blijven tot aan het einde.

Amen

BD.5666
3 mei 1953

De gelukzaligheid van het lichtrijk – Genot en verrukking

Een gelukzalig leven wacht de mijnen in het geestelijke rijk als ze van deze aarde scheiden, als ze hun levensloop hebben beëindigd en de aardse gestalte nu voor altijd kunnen verlaten. Alles wat hen belastte valt van ze af. Vrij en licht voelen ze zich en het lichtrijk ontvangt hen, waarvan de bewoners hen tegemoet treden om ze nu binnen te leiden in hun eigen gebied. U mensen is er geen beschrijving van te geven, welke verrukkingen ze ondervinden en hoe het rijk eruit ziet dat ze nu bewonen. Het zijn bovennatuurlijke vormen en begrippen, het is een heel andere sfeer, waarvoor vergelijkenderwijs niets op aarde zou kunnen worden aangehaald en toch vinden de zielen meteen de weg. Ze weten dat het hun ware vaderland is, want de ziel heeft het eertijdse bewustzijn ontvangen en is overgelukkig omdat ze de oneindige liefde en genade herkent waarmee Ik ze heb geleid vanaf het begin tot aan het doel.

De mens kan op aarde deze gelukzaligheden niet ervaren die hem daar wachten, want als gebonden aan de aarde is zijn ervaren slechts beperkt en hij zou sterven wanneer zijn ziel al op aarde deze heerlijkheden zou kunnen waarnemen, die ze nu echter onafgebroken kan genieten zonder te vergaan. Maar door de liefde voor Mij en voor de naaste ontwikkelt de mens zich op aarde en maakt zich als het ware bekwaam lichtstralingen op te nemen waarin hij zich nu in het geestelijke rijk voortdurend kan ophouden en onmetelijk geluk meemaakt. Het is het geluk van beantwoorde liefde, die echter ook steeds tot werkzaam zijn in liefde aanspoort omdat de ziel nu geven wil zoals zij ontvangt, omdat ze niet anders kan dan weer geluk bereiden bij diegenen die nog ongelukkig zijn.

De wil van de mens garandeert op aarde de vooruitgang van de ziel, maar hij moet serieus zijn. Hij moet diep in het hart zich op Mij richten, hij mag niet alleen door lege woorden te kennen worden gegeven, die Ik altijd als leeg doorzie, die niet in geest en in waarheid uitgesproken worden en die ook niet gevoeld worden zonder dat de mond ze uitspreekt. Wie echter ernstig wil, bereikt zijn doel. En de beloofde gelukzaligheden die hem wachten moeten hem ook gelaten het leed laten dragen, want dit vergroot alleen de graad van gelukzaligheid in het geestelijke rijk, terwijl anders de ziel in het hiernamaals nog door donkere sferen moet gaan en lange tijd nodig heeft tot ze in het lichtrijk binnen kan gaan. En Mij zal waarlijk geen wezen hoeven te ontberen dat naar Mij verlangt en naar mijn liefde. Ik zal het doorstralen en in een staat van hoogste gelukzaligheid plaatsen. Ik zal alle leed en ellende veranderen in genot en verrukking. Ik zal duizendvoudig vergelden wat een mens op zich neemt uit liefde voor Mij en Ik zal koninklijk belonen die voor Mij en mijn rijk strijden op deze aarde. Ik bereid hun een lot in het huis van de Vader, dat hen eeuwig gelukkig zal maken.

Amen

BD.5667
4 mei 1953

De juiste weg met Jezus als Leidsman

De wegen naar Mij hoeven niet altijd dezelfde te zijn, maar Ik moet van de mensen steeds het doel zijn dat ze willen bereiken en alle wegen moeten naar boven leiden. Wie over een vlakke weg gaat kan het doel niet bereiken en de wegen omlaag leiden onvermijdelijk naar het verderf. Maar wie er naar streeft opwaarts te gaan, wie Mij wil vinden, die trek Ik zelf omhoog. Maar wanneer is de richting van uw weg omhoog? Wanneer u Jezus Christus als Leidsman kiest, Die zelf de Weg is. Ieder mens dus die Jezus Christus erkent, die in Hem gelooft als de Zoon van God en Verlosser van de wereld, heeft de juiste weg betreden. Hij wordt nu verder geleid door Degene die heeft gezegd: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. En onder de leiding van Jezus Christus te staan, betekent dus ook met de waarheid vertrouwd te worden gemaakt en door de waarheid het leven te bereiken dat eeuwig duurt. De waarheid is het licht dat de weg helder verlicht, zodat een afdwalen van deze weg onmogelijk is, terwijl duisternis van geest, dus dwaling en leugen, de juiste weg verduisteren en het gevaar groot is, op een andere weg te geraken die op een dwaalspoor leidt.

Daar Jezus Christus zelf de Waarheid is, moet wie met Jezus de weg wil gaan ook de waarheid aannemen. Hij moet het woord van God dat Jezus op aarde heeft gepredikt in alle zuiverheid in ontvangst nemen. Hij moet het op zich in laten werken en dus nu ook de wil van God doen. Want dat is de juiste weg, dat de mens Zijn geboden zal nakomen om het eeuwige leven binnen te kunnen gaan. Wanneer Jezus zelf op aarde zegt: Ik ben de Waarheid, dan is onvoorwaardelijk ook alles als waarheid aan te nemen wat Hij heeft gesproken en onderricht. En elk afwijken van deze grondleer is dwaling, is onwaarheid en is dus niet Gods woord. Bijgevolg kan het ook niet de weg zijn die naar Mij leidt, omdat deze weg alleen kan worden begaan door middel van de waarheid.

Begrijp dat Ik het doel ben. De weg naar Mij is Jezus Christus. De mens Jezus was de Vertegenwoordiger van de waarheid op aarde. In Hem was Ik zelf en Ik kan bijgevolg niets anders dan de waarheid laten gelden. En Ik zal deze waarheid steeds weer aan diegenen doen toekomen die in dwaling voortgaan. Ik zal deze waarheid steeds verkondigen door Jezus Christus, doordat steeds weer Zijn op aarde gesproken woord, het evangelie, aan de mensen wordt gebracht die daar dan het juiste begrip voor hebben, zodra ze zich uitspreken voor Jezus Christus, in het hart en voor de wereld. Zodra ze Hem dus erkennen als mijn Afgezant, als Middelaar die hen naar Mij zelf wil voeren. En Zijn woord is leven, want Zijn woord onderricht de liefde die pas het ware leven is, die de geest opwekt en de mensen in alle waarheid leidt.

In Jezus Christus geloven betekent Zijn geboden nakomen. En dan gaat de mens de juiste weg die naar het eeuwige leven leidt. Want hij gaat dan over de weg van de liefde die gegaan moet worden om tot het licht en tot de waarheid te komen. En zo hebt u het kenmerk van de juiste weg: een leven van onbaatzuchtig in liefde werkzaam zijn.

Elke weg die de liefde zal laten zien, voert dus naar het doel. En elke weg die zonder liefde wordt gegaan is vlak of leidt omlaag. Want de liefde is de wegwijzer. De liefde is de schenker van kracht om moeilijk begaanbare wegen die opwaarts leiden aan te kunnen. De liefde is het teken van verbondenheid met Jezus Wiens leven op aarde alleen een werkzaam zijn in liefde was en bijgevolg ook het teken van de aaneensluiting met Mij – Die in Jezus Christus voor de mensen zichtbaar ben geworden, Die u dus zelf leidt als u Jezus Christus tot Leidsman kiest. De Liefde zelf treedt u tegemoet en wil u de weg tonen die naar de aaneensluiting met Mij leidt.

De eeuwige Liefde zelf leert u de liefde, omdat u de zuivere waarheid pas zult kunnen aannemen en inzien wanneer door de liefde de geest in u gewekt is, omdat Ik dan pas levend in u zal worden, omdat Ik dan pas in u aanwezig kan zijn wanneer de Liefde u tot opnamevat van mijn geest heeft gevormd, die u bekend maakt met de waarheid. En mijn geest onderricht u waarlijk juist. En wie deze weg van de liefde gaat, zal leven in eeuwigheid. Want zijn levenswandel is de navolging van Jezus.

Amen

BD.5669
6 mei 1953

Het werkzaam zijn van de geest in alle geestelijke richtingen – Ware vertegenwoordigers

Allen die vanuit mijn geest getuigen, zijn mijn vertegenwoordigers op aarde. Allen die Mij levendig in het hart dragen, zijn van mijn geest vervuld als ze van Mij getuigenis afleggen. Want Ik kan Me aan hen openbaren door de geest en ze spreken dan de zuivere waarheid, daar Ik zelf hun de woorden in de mond leg, omdat Ik het zelf ben die door hen spreekt.

Daarom kunnen er in alle geestelijke richtingen ware vertegenwoordigers zijn, zodra de verkondigers van mijn leer zo innig met Mij zijn verbonden dat mijn tegenwoordigheid verzekerd is en dan ook de zuivere waarheid gegarandeerd is. Want dan kunnen ze alleen maar kunnen spreken in mijn geest. Ze zullen zwijgen over dat wat als dwaling is binnengeslopen. Ze zullen dan steeds dat tot inhoud van hun spreken maken wat geheel overeenstemt met de waarheid, omdat het mijn geest is die hen leidt. Daarom zijn er in alle geestelijke stromingen, in alle geloofsgemeenschappen, geweldige sprekers, die het hart van de mensen aanspreken, die succes hebben bij degenen die van goede wil zijn. Ze verkondigen met ijver het woord van God. Ze zijn overtuigde discipelen, die mijn evangelie uitdragen in de hele wereld.

Maar ze leven ook in de liefde, daar mijn geest anders onmogelijk in hen werkzaam kan zijn.

Dit is het teken dat een mens een ware verkondiger van mijn leer is: dat hij zelf de liefde beoefent, dat hij van de liefde voor Mij en voor de naaste zo doorstraald is, dat Ik zelf in hem aanwezig kan zijn en hij daarom een bruikbaar werktuig is voor Mij. Laat u daar onderrichten, waar liefde is te herkennen. Neem daar mijn woord in ontvangst, want daar wordt u waarheidsgetrouw onderricht. Daar zal u uitsluitsel gegeven kunnen worden, omdat Ik zelf daar ben waar de liefde is.

Want mijn woord kan ook worden gepredikt zonder leven. Het kan letterlijk worden overgebracht en het zal zonder kracht zijn en op de toehoorders weinig indruk maken, tenzij dezen vol verlangen zijn naar mijn woord.

Dan verlicht mijn geest hun denken en kunnen ze het dode woord ook zelf tot leven wekken. Het zal voor hen zo begrijpelijk zijn als zou een van liefde vervulde, geestelijk verlichte verkondiger het hun hebben aangeboden.

Mijn woord heeft kracht in zich, die door de liefde in de mens tot uitdrukking komt.

De van liefde vervulde verkondiger kan deze kracht uitstralen op de toehoorders, maar ook de luisteraar moet van liefde vervuld ernaar verlangen om door Mij te worden aangesproken, opdat het hem tot zegen zal strekken. Daarom zult u mensen zonder bezwaar iedere verkondiger van Gods woord gehoor kunnen schenken. Zodra u zelf het diepe verlangen hebt Mij te horen, zult u Mij ook horen. Maar zonder geest aangeboden en zonder geest ontvangen, blijft het een dood woord zonder zegen en kracht.

Ik behoed waarlijk allen die van goede wil zijn voor onjuiste opvattingen, zodra ze ernstig naar de waarheid streven, zodra ze zich tot Mij zelf wenden, opdat Ik hun geest zal verlichten. Maar wie lui en onverschillig is, wie luistert naar wat hem wordt verkondigd, zonder innerlijke drang de waarheid te weten te komen, diens gedachten zullen verward en verduisterd zijn. Want hij zelf doet er niets voor om zich licht te verschaffen. Hij laat zich door de stroom meevoeren zonder na te denken waarheen hij wordt gevoerd. En deze is waarlijk alleen het lot beschoren waaraan hij zelf schuldig is.

Onwetendheid of onjuist weten dat hem nooit de rijpheid van ziel zal opleveren. En hij zal nooit ter verontschuldiging kunnen aanvoeren, verkeerd onderricht te zijn, want alleen zijn wil was het, die zijn onwetende toestand heeft veroorzaakt. Maar wie wil dat hij in de waarheid wandelt, zal ook onderricht worden in de waarheid, indien hij zich tot Mij zelf wendt, de waarheid van eeuwigheid.

Amen

BD.5672
10 mei 1953

De wilsproef op aarde – Het navolgen van Jezus – Verbinding

Alleen in de verbinding met Mij vindt u uw gelukzaligheid. U hebt u eens vrijwillig van Mij gescheiden en werd daardoor ongelukkig. U zult vrijwillig naar Mij moeten terugkeren om ook in de toestand van gelukzaligheid geplaatst te zijn, die dus alleen te vinden is in de verbinding met Mij. Niets kan voor u de plaats innemen van wat u in Mij en met Mij ondervindt. En daarom is ook elk streven in een andere richting een nutteloze bezigheid voor uw ziel, die alleen maar wordt tegengehouden op de weg naar de voltooiing, die haar terugkeer naar Mij slechts langer maakt, zodra ze een ander doel nastreeft dan de vereniging met Mij. Ik alleen wil uw doel zijn, omdat Ik alleen u de gelukzaligheid kan geven die u verloren hebt door eigen schuld. Daarom zal al mijn zorg er naar uit gaan, uw wil op Mij te richten. Ik zal u steeds zo sturen of uw lot zo beschikken dat u wordt aangespoord uw toevlucht tot Mij te nemen, doch steeds met respect voor uw vrije wil.

Omdat uw wil zelf doorslaggevend is, bestaat echter ook het gevaar dat u deze verkeerd zult richten, dat u iets anders nastreeft en zo de terugkeer naar Mij vertraagt. Want mijn tegenstander tracht eveneens uw wil te bepalen, hoewel hij niet met dwang op u in kan werken. Hij houdt u steeds andere doelen voor ogen die u zult moeten najagen, om u van de enige juiste weg af te brengen. Maar langs omwegen zult u bezwaarlijk het doel bereiken. Uw tijd op aarde als mens gaat snel voorbij. Er is u maar een korte termijn toegestaan waarin u de uiteindelijke vereniging met Mij zult kunnen bereiken en wanneer u deze korte tijd niet wijselijk benut is hij voor u verloren.

Er is u mensen door Jezus Christus heel duidelijk de weg gewezen waarop u tot de algehele vereniging met Mij zult kunnen komen. U zult alleen de weg van de navolging van Jezus hoeven te gaan om met zekerheid bij Mij te komen. Maar u zult deze weg bewust moeten afleggen. U zult uw handen naar Mij moeten uitstrekken opdat Ik u kan vastpakken. U zult dus in gedachten door innig gebed met Mij in verbinding moeten treden en door een leven in liefde de kracht uit Mij in ontvangst moeten nemen, die nu al de met Mij aangegane verbinding bewijst. Alleen zo zult u op aarde het doel kunnen bereiken. Alleen zo vervult u uw taak op aarde. Alleen zo richt u uw wil bewust op Mij en zult u door Mij worden aangenomen.

Uw leven op aarde heeft alleen als doel uw wil te beproeven, die zich eens van Mij af en naar mijn tegenstander toe keerde en die zich nu van hem moet losmaken en Mij weer helemaal toegewijd moet zijn. U zult in rechtstreekse verbinding met Mij moeten treden. Begrijpt u wat Ik van u verlang? Dat Ik alleen uw hart wil vervullen, dat u het alleen voor Mij zult moeten toebereiden, dat Ik uw Heer en Koning wil zijn, dat Ik geen vreemde goden naast Mij kan dulden tot wie u uw gedachten richt, omdat deze dan steeds een algehele vereniging met Mij in de weg staan, want Ik wil uw onverdeelde liefde, heel uw hart en uw wil bezitten. Eens moest u beslissen tussen Mij en mijn tegenstander. U volgde hem echter in blinde liefde en verliet Mij. Dus zult u nu op aarde alles moeten verlaten en alleen Mij volgen. Dan doorstaat u de beproeving van uw aardse leven. U richt uw wil juist en u verwerft weer het recht op de gelukzaligheid die eeuwig duurt.

En omdat uw vroegere afval van Mij als reden had dat u niet in staat was Mij te aanschouwen, omdat Ik voor u de weg van de terugkeer naar Mij gemakkelijk wilde maken, ben Ik zelf voor u zichtbaar geworden in Jezus Christus, opdat u Hem nu zult liefhebben en op Hem zult aansturen en u zich daardoor voor Mij uitspreekt, voor Degene Die zich zelf in Jezus Christus heeft belichaamd om voor u mensen een zichtbare God te zijn die u nu al uw liefde zult kunnen schenken en Wiens liefde u kunt verwerven. Die u wil opnemen in Zijn rijk om u voor eeuwig gelukzaligheden te bereiden, die u alleen in de algehele verbinding met Mij zult kunnen genieten.

Amen

BD.5675
13 mei 1953

Het aanroepen van lichtwezens – Eerst verbinding met de Vader

Stel u met alle goede krachten van het geestelijke rijk in verbinding, doordat u hun om hun bescherming vraagt, om hun zorg en hulp zowel in geestelijke als aardse nood. Zij zijn u in liefde toegedaan en willen u altijd helpen, maar ze zijn ook aan de wetten van de eeuwige ordening gebonden, zodat ze u niet eerder mogen helpen tot u hen zelf aanroept, omdat uw wil zelf de inwerking van goede of slechte krachten bepaalt. Dus moogt u zich onbezorgd tot de geestelijke lichtwereld wenden, maar een ding mag u daarbij niet vergeten:

Mij zelf.

Ik wil in uw hart de Koning zijn, Ik wil dat u met Mij zelf de verbinding tot stand brengt, dat u Mij zelf vraagt dat Ik u mijn helpers stuur, dat Ik mijn zegen geef, dat er niets gebeurt buiten mijn wil.

De verbinding met Mij is het doel van uw leven op aarde en als u Mij dus uitschakelt, doordat u zich uitsluitend aan de wezens van het licht overgeeft, zult u nauwelijks uw doel bereiken, want dan ontbreekt er een ding: het kinderlijke vertrouwen tot de Vader dat u ook de weg naar de Vader direct laat vinden. Ik ding om uw liefde, om de liefde van het kind voor de Vader. En deze liefde ontbreekt u als u Mij niet aanroept in elke lichamelijke en geestelijke nood, want als u Mij lief hebt, drijft uw hart u tot Mij.

Daarom is de rechtstreekse weg naar Mij ook het bewijs van uw liefde en uw geloof en al mijn engelen, mijn lichtboden en helpers verheugen zich over u als u Mij deze liefde betoont, en dan werken ze in mijn opdracht voor en in u. En als u zich ook in gedachten aan hun zorg overgeeft, zal het toestromen van kracht nooit zonder uitwerking blijven dat nu voortdurend op u overvloeit. U zult u getroost aan hen kunnen toevertrouwen, maar de band met Mij moet steeds vooropstaan, want Ik wil uw roep vernemen, voordat Ik. Mijn engelen aanwijs u hulp te bieden. Alle voeren alleen de wil van hun Heer uit, die ook hun eigen wil is en opdat de Heer hun de opdracht geeft, dienend bezig te zijn, wil Hij ook worden aangeroepen door hen die hulp nodig hebben.

Indien echter de liefde van een kind naar de Vader roept, zal de Vader alle krachten van de hemel in beweging zetten om Zijn kind te geven wat het verlangt. Want de liefde bereikt alles en deze liefde wil Ik van mijn kind ontvangen.

Amen

BD.5677
16 mei 1953

Vangnetten van satan

U mag zich niet in de vangnetten van satan begeven, die u voor zich winnen wil door te trachten uw gedachten te verwarren, doordat hij schijnbaar in mijn naam spreekt, en toch zelf ver bezijden de waarheid u alleen leugens opdist. Er zullen veel valse christussen en valse profeten optreden, denk steeds aan mijn woorden en geloof niet iedere geest die mijn woord gebruikt. Want ook een valse geest bedient zich van mijn woorden als hij u daardoor tot zijn volgeling kan maken.

In de eindtijd zal menig mens zich in de war laten brengen, echter alleen daarom, omdat hij zelf nog lauw is en niet tot Mij de toevlucht neemt om tot de waarheid te komen. En mijn tegenstander weet hoe hij de mensen het beste kan winnen die zich nog niet geheel aan Mij hebben toevertrouwd. Hij schrikt er niet voor terug onder een masker van vroomheid deze mensen te beïnvloeden. Zijn doel is mijn beeld te misvormen, de mensen van Mij te vervreemden en het besef van mijzelf te bemoeilijken. Daarom bedient hij zich van woorden die velerlei interpretaties toelaten en legt ze dan zo uit, dat zij worden misverstaan en van het ware geloof in Mij en de liefde tot Mij wegvoeren, omdat er volgens zijn uitleg geen juist besef van Mij kan bestaan.

Mijn tegenstander beïnvloedt dus zwakke, nog niet rotsvast met Mij verbonden mensen, door op deze wijze mijn woord uit te leggen, dus schijnbaar voor Mij te spreken maar in werkelijkheid toch tegen Mij, want het is niet de waarheid die hij erdoor verspreidt. Maar de vaste wil voor Mij en mijn rijk te arbeiden zal dat gevaar uitsluiten. Hoevelen echter wandelen nog niet in een levend geloof in Mij en in diepe liefde tot Mij en de naaste, zodat zij ook nog niet door mijn geest verlicht zijn. Maar vele van hen staan in het leven op een plaats waar mijn woord verkondigd moet worden. Dezen doen moeite de mensen verstandelijk mijn woord uit te leggen, maar het verstand alleen staat onder de invloed van mijn tegenstander die hen in de war wil brengen om tegen Mij te werken. En weer leg Ik er de nadruk op dat de wil van de mens om de waarheid te weten te komen of de waarheid uit te delen, alleen beslissend is of hij de waarheid ontvangt of onderwijst.

Het verlangen naar de zuivere waarheid moet de mens vervullen, dan kan hij er ook van overtuigd zijn dat hem de waarheid toegezonden wordt. Maar mijn tegenstander is ijverig bezig de waarheid te ondermijnen, en hij heeft daar succes waar de wil de waarheid te kennen niet erg groot is en Ik mijzelf daarom ook niet als Gever van de waarheid, beschermend voor deze mensen kan plaatsen, omdat alleen de wil van de mens beslissend is voor het geestelijke goed dat hij ontvangt. Laat u dus niet door vrome woorden misleiden, want die kan mijn tegenstander ook daar gebruiken waar hij er ’n goede bodem voor vindt.

Niet het woord zelf is van Mij maar de geest die Ik in mijn woord heb gelegd. Het woord zelf kan zonder mijn geest wel veranderd worden – en zo kan het ook door mijn tegenstander gebruikt worden om zijn doel te bereiken, om u van de waarheid te scheiden. De geest is echter mijn aandeel. Dus als u de geest in het woord zoekt zal mijn geest u ook opheldering geven, die echter afwijkt van de uitleg van hem die zich van mijn woord bedient maar niet met mijn geest is vervuld.

Nu is het de tijd van het einde waarin mijn tegenstander grote verwarring onder de mensen aanricht. Daarom, blijf oplettend en beproef alles – en als u dit doet met de bede om mijn ondersteuning, zult u de waarheid inzien en het goede behouden.

Amen

BD.5678a
17 en 18 mei 1953

Vervulling van de voorspellingen – Catastrofe vooraf (1)

De tijd is vervuld, alles wijst op het einde. Maar alleen de mensen die op Mij aansturen zien de tekenen, want hun blik is op de hemel gericht. En dus komt voor hen ook van boven de verlichting en ze twijfelen niet dat nu in vervulling gaat wat zieners en profeten in mijn opdracht hebben voorspeld. Wat hun als vanzelfsprekend voorkomt is helemaal ongeloofwaardig in de ogen van de wereldse mensen, dezen kijken met andere ogen dan de eerstgenoemden. Ze zien alleen maar de wereld en leven daarom ook voor de wereld en haar vreugden, en hun geest zal steeds meer verduisterd raken, hoe dichter het naar het einde gaat.

En voor al deze mensen komt eerst nog een gebeuren dat hun gedachten wel zou kunnen veranderen. Dat hun achterdocht zou kunnen opwekken, als ze maar een beetje van goede wil zouden zijn. Aan hen wil Ik Me tevoren nog openbaren, hoewel ze Mij ook dan nog niet hoeven te onderkennen. Ze moeten nog eenmaal datgene verliezen wat ze begerig nastreven. Het aardse bezit moet worden verwoest en hun weer worden afgenomen, maar door een Macht die ze niet verantwoordelijk kunnen stellen.

Door de elementen van de natuur wil Ik Me uiten om hen te redden. Waar nog een vonkje geloof in de mens is, daar is ook een mogelijkheid om te redden. Want deze kan nog op het laatste ogenblik de gedachten op Mij richten en een roep om hulp omhoog zenden. En al verliest hij ook zijn aardse leven, deze roep wordt gehoord en zijn geloof zal worden beloond in het rijk hierna waar hij hulp zal vinden. Ik wil alleen een gedachte zien waarin u Mij erkent en mijn hand wordt naar ieder uitgestoken om Mij nu ook te bewijzen. Ik maak het u waarlijk gemakkelijk in Mij te geloven, wanneer u maar zou willen proberen Mij in geest en in waarheid aan te roepen. En daarom doe Ik nog een laatste poging om u te redden, om diegenen te redden die nog niet geheel een prooi van mijn tegenstander zijn geworden.

Ik laat de aarde beven en alle hoop op aardse redding vervliegen. En waar geen zicht meer is op hulp, kan alleen Ik nog redding brengen. Want bij Mij is niets onmogelijk. En wie zich in de grootste nood zijn kinderlijke geloof herinnert, wie deze laatste poging onderneemt Mij aan te roepen, die zal er waarlijk geen spijt van krijgen. Hij is gered voor tijd en eeuwigheid, want het aardse leven te verliezen is dan alleen nog een genade wanneer de ziel nog in het geestelijke rijk hogerop klimt.

De krachten van de natuur worden weliswaar niet steeds als uiting van mijn macht en kracht gezien, maar de doodsangst brengt zo nu en dan andere gedachten voort dan de mens vroeger had en hij kan in een seconde Mij onderkennen en daarom ook aanroepen om hulp. Maar nooit geldt het woord dat alleen de mond uitspreekt als het hart er niet bij betrokken is.

De tijd is vervuld, maar eerst komt wat Ik u aankondigde en steeds weer aankondig: een ongewoon natuurgebeuren dat u moet doen denken aan het einde dat niet lang daarna zal volgen. Ik vermaan en waarschuw u voortdurend om acht te slaan op mijn woorden en Ik maak u opmerkzaam op de tekenen van de tijd, maar Ik kan u niet dwingen mijn woorden als waarheid aan te nemen. Maar prent ze in uw geheugen, opdat ze u laten denken aan Diegene Die tot u spreekt en Die waarlijk alleen het beste voor u wil. Die u wil redden van de afgrond waar u die geheel zonder geloof bent op aanstuurt.

Amen

BD.5678b
18 mei 1953

Vervulling van de voorspellingen – Catastrofe vooraf (2)

Aan het laatste gericht gaat dus nog een ernstige aanmaning vooraf. Een wijzen op het dichtbij zijnde einde en daar als het ware een bewijs van, omdat mijn aankondiging wordt vervuld en u mensen vast en zeker het einde zult kunnen verwachten dat niet lang daarna voor deze aarde en haar bewoners is voorbestemd. Het lot van de mensen is onherroepelijk een diepe afgrond, of ze nu korte of nog lange tijd hun leven behouden. Want ze bevinden zich in volledig verduisterde geestelijke toestand en ze doen niets uit zichzelf om deze op te heffen. Daarom moet Ik ze wakker schudden uit hun rust. Er moet iets gebeuren wat voor hen zo onbegrijpelijk is, wat hen ontstelt en hun het einde van hun lichamelijk leven duidelijk zal laten worden.

Alleen de dood maakt de ongelovige mensen bang en dus houd Ik hun de dood voor ogen, maar alleen met de bedoeling hen ertoe te brengen dat ze in de grootste angst naar Mij roepen Die alleen hun het leven kan laten behouden wanneer er aards geen redding meer mogelijk lijkt. Zo’n roep kan de mens nog redding brengen. Zo’n roep kan hem weer dichter bij Mij brengen wanneer hij uit het hart opstijgt en dan ook zeker door Mij gehoord wordt. De mensen kunnen zich geen voorstelling maken van het gebeuren waardoor Ik wil bereiken dat ze weer aan Mij denken.

Alle elementen zullen woest tegen elkaar te keer gaan. Het zal zijn alsof de hel is losgelaten tegen de mensen en hieraan is geen ontsnappen mogelijk, tot Ik zelf de elementen gebied en de uren van afgrijzen en verschrikking beëindig. Mij is niets onmogelijk en dit geloof in mijn almacht, liefde en wijsheid zal in deze bange uren werkelijk en wonderbaarlijke uitwerking hebben.

Want de mijnen komen ongedeerd uit dit gebeuren tevoorschijn, luid mijn genade, mijn kracht en mijn liefde prijzend. En ook zij die Mij hebben gevonden in hun nood, sluiten zich bij hun lofprijzingen aan en staan hun medemensen hulpvaardig en troostend ter zijde in het besef van de kracht van het geloof dat ze nu ook willen overbrengen op die anderen. Ik heb dit gebeuren aangekondigd en wijs u mensen daar steeds weer op.

Leer te geloven en roep Mij als Ik voor u dus duidelijk herkenbaar ben. En geloof dan ook dat mijn laatste aankondiging in vervulling zal gaan, dat het einde komt en hiermee het laatste gericht. En benut dit laatste uitstel, haal in wat u verzuimde. Laat de laatste dag niet dichterbij komen en u onvoorbereid aantreffen, want dan is er geen redding meer voor diegenen die de weg naar Mij nog niet hebben gevonden. Dan bevinden de mensen zich in de zonde en ze zullen vernietigd worden omdat ze op mijn aanmaningen en waarschuwingen geen acht sloegen en dus ook geen erbarmen meer kunnen ondervinden zodra het einde is gekomen.

Amen

BD.5680
21 mei 1953

Terugtrekken in de stilte – De komende onrust

Nog is het een tijd van vrede, waarin de mens in rust en ingetogenheid zich met geestelijke vragen bezig kan houden, wanneer hij het wil. En hij heeft dus alleen de strijd te voeren met zichzelf, door alle aardse gedachten uit te schakelen en zich alleen met datgene bezig te houden, wat voor zijn ziel dienstig is; door na te denken over zijn opdracht op aarde, over zijn begin en over zijn doel.

Alleen in momenten of langere tijd van het zich afwenden van de aardse wereld kan hij zulke gedachten nagaan. En dit zich afwenden moet hij vaak opzoeken, de uren van stilte waarin hij zich kan bezinnen en aan zichzelf kan werken.

Niet lang meer, dan zal hij door het wereldgebeuren verontrust worden, zodat hem de tijd voor bezinning steeds zeldzamer wordt. En de wereld zal zich op de voorgrond plaatsen en zijn gedachten helemaal in beslag nemen, omdat de gebeurtenissen elkaar razend snel opvolgen. Omdat de aandacht van ieder mens wordt gericht op datgene, wat zich in de wereld afspeelt. En dan zal het moeilijk zijn zich aan geestelijke gedachten te kunnen wijden en het zal al zeer gewaardeerd worden, wanneer de mens vaak slechts kortstondige gedachten omhoog zendt naar Hem, die het lot van alle mensen stuurt, die ook weet dat het wereldgebeuren zich zo ontwikkelt als het te zien is.

Want de verbinding tot stand te brengen met Hem zal uitermate zegenrijk zijn. Want dan stroomt de mens ook kracht toe voor de zware strijd van het aardse bestaan. En dan zal hij zich steeds daarheen wenden, waar de Grondlegger van de kracht is, die hem ook voortdurend ervan zal voorzien. Want de krachteloosheid kan steeds alleen maar worden opgeheven, wanneer de verbinding met de Bron van de kracht tot stand wordt gebracht. En krachteloos zal zich ieder voelen bij het zien van gebeurtenissen, die dreigend en verontrustend dichterbij komen en de verbinding met de Schepper en Vader van eeuwigheid uitermate nodig maken.

Zodra het de mens lukt zich in de stilte terug te trekken en een tweegesprek te houden met zijn God en Schepper, zodra het hem lukt als kind de Vader te roepen en Hem te vragen om kracht en raad, zullen de aardse gebeurtenissen op de achtergrond raken en aan verschrikking verliezen. Want de mens wordt dan merkbaar de krachttoevoer gewaar en rust en vrede nemen hun intrek in zijn hart, in het besef dat er niets gebeurt zonder Gods wil of Zijn toelating en dat alles wat geschiedt daarom Gods wil of toelating is en dus ook zegen kan opleveren voor de ziel.

Daarom kan de mens alleen maar de ernstige raad worden gegeven, herhaaldelijk verbinding te zoeken met God, de ogenblikken van inkeer steeds vaker in acht te nemen en tussen zichzelf en God een verhouding tot stand te brengen, die het de mens steeds mogelijk maakt zich tot de Vader te wenden wanneer hij in nood is. Wie deze band van het kind met de Vader is aangegaan, zal ook steeds weer een stil uurtje vinden, omdat God dan de mens al nader staat dan de wereld en deze alleen in zoverre aandacht wordt geschonken als het nodig is om het leven van het lichaam in stand te houden. Niemand moet de wereld de overhand laten krijgen. Steeds moet haar de strijd gelden en des te minder zal ook het wereldgebeuren indruk maken op een mens, zelfs wanneer het voor de omgeving vreselijk is en de grootste onrust teweeg kan brengen.

De mens die zich met God verbindt, die zijn gedachten vaak omhoog zendt naar Hem, zal zich ook door aardse gebeurtenissen niet laten tegenhouden steeds weer bij Hem troost, kracht en raad te halen. En alleen deze zal de wereld overwinnen, maar deze hoeft de komende gebeurtenissen niet te vrezen, want kracht zal hem worden toegestuurd, onmetelijk, omdat hij voortdurend met de Bron van de kracht in verbinding blijft.

Amen

BD.5681
22 mei 1953

De liefde is het hoogste

De liefde is het hoogste. Wat bent u zonder liefde? Krachteloze, verharde schepselen die Mij niet herkennen. Voor hen besta Ik niet omdat ze de kracht van mijn liefde niet voelen die hen alleen kan treffen wanneer ze zelf liefde zijn geworden. De liefde is de sleutel tot de gelukzaligheid, want gelukzaligheid is vrijheid, licht en kracht. Gelukzaligheid is aaneensluiting met Mij die alleen door de liefde kan plaatsvinden. Dus kan geen wezen zalig worden wanneer het niet de liefde in zich tot ontplooiing brengt. En ieder wezen dat liefde is geworden moet zalig zijn. Daarom is al het andere waardeloos, wat u ook meent te bezitten, al zijn het ook buitengewone talenten waarvan u op aarde als mens gewag zult kunnen maken, of het zijn aardse schatten. Alles is waardeloos als u de liefde niet hebt. Want dat alles vergaat, maar de liefde blijft als het eigenlijke van uw ziel bestaan en volgt u na in de eeuwigheid.

Hoe arm kunnen daarom de mensen op aarde worden genoemd, ofschoon ze aards in aanzien staan en vele goederen bezitten. Hoe arm zijn ze wanneer ze zonder liefde zijn. Het ontbreekt hun aan inzicht in hun eigen bestaan en hun taak, zoals ook aan kennis van Mij zelf. Ze staan ver van Mij af en ook van de waarheid. Hun leven is slechts een drogbeeld van hun verstand dat ophoudt te bestaan op het moment van de dood.

De liefde is het hoogste. En als u de liefde niet hebt, bent u dode gedaanten zonder geest en zonder leven. Want de liefde is het goddelijke dat u tot goden zal vormen. De liefde is mijn aandeel dat u met Mij één zal laten worden. De liefde is het eigenlijke leven, een staat van licht en kracht en vrijheid die u dus uzelf verschaft als u onzelfzuchtig in liefde werkzaam bent. Dan zult u wetend zijn. U zult het juiste inzicht hebben. Alles zult u kunnen doorgronden, niets zal voor u verborgen blijven. U staat in het licht als u in de liefde leeft.

Maar u zult ook vervuld zijn van kracht, want de liefde is kracht. Ze is de oersubstantie van Mij zelf – van de Krachtbron van eeuwigheid. U zult dus tot alles in staat zijn als u door werken van liefde, doorstroomd door mijn kracht, nu ook met mijn kracht zult kunnen scheppen en werken. Deze kracht stroomt u onbeperkt toe en daarom zult u ook alles kunnen verwezenlijken naar uw wil. U zult vol van kracht zijn. U zult ongehinderd actief kunnen zijn, want de kracht van de liefde kent geen beperking omdat de goddelijke Krachtbron nooit opdroogt en de mens die in de liefde leeft altijd ter beschikking staat. En u zult alles kunnen realiseren in volledige vrijheid, omdat de liefde elke keten losmaakt.

Zodra u in liefde werkzaam bent, heeft u zich bevrijd uit de keten van uw tegenstander. En de aaneensluiting met Mij beperkt niet uw vrijheid of uw wil. U past alleen vanzelf uw wil aan die van Mij aan. U gaat op in mijn wil en werkt dus in vrijheid van wil en toch in volledige overeenstemming met mijn wil wat u bovenmate gelukkig maakt en steeds meer met liefde vervult. De liefde is het hoogste en wie zich heeft gevormd tot liefde, heeft waarlijk de hoogste gelukzaligheid gevonden en mijn liefde verworven die hij nooit meer zal verliezen. Want wie zich eenmaal door de liefde met Mij heeft aaneengesloten, die laat Ik eeuwig niet meer los. Hij is van Mij geworden en zal dat blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.5686
27 mei 1953

Het ware gebed is de brug naar God – Jezus Christus

De brug naar Mij is het gebed. Er bestaat geen onoverwinnelijke kloof tussen ons, want het gebed zal hem altijd overbruggen, zodra het een gebed is in geest en in waarheid. En de innigheid van het gebed bepaalt de lengte van de weg naar Mij. U zult rechtstreeks met Mij in verbinding kunnen treden als u tot Mij spreekt zoals een kind tot de Vader spreekt. Want dan ben Ik bij u. Dan is elke afstand overwonnen. Dan bent u over de kloof tussen ons heen gevlogen en bent u dichter bij Mij gekomen, want Ik geef gehoor aan uw roepen en kom u tegemoet zodra Ik de stem van uw hart verneem.

Weet u nu welk kostelijk middel u hebt om naar Mij te komen, weet u wat voor een doeltreffend genadegeschenk het gebed voor u is? U bent door uw onvolmaaktheid nog op grote afstand van Mij als uw God en Schepper van eeuwigheid, maar Ik verbied u niet samenspraak met Mij te houden en buig Me als Vader naar u over, die ook Zijn nog gebrekkige kinderen met liefde omvat en rekening houdt met hun fouten en zwakheden. Ik hoor u zodra u tot Mij spreekt in kinderlijk, gelovig gebed. Maar wederom zult u alleen maar oprecht tot Mij kunnen bidden wanneer u in Mij gelooft. Elk gebed in geest en in waarheid stelt dus uw geloof in Mij, in mijn liefde, wijsheid en macht voorop. Maar als u in Mij gelooft, zal ook elk woord uit uw hart komen. Dan is er geen vormgebed meer. Dan spreekt alleen het kind met de Vader en dan bereikt het ook alles wat maar voor zijn bestwil is. Maar opdat u nu echt levend met Mij zult kunnen omgaan, zult u zich ook een voorstelling moeten kunnen maken van Mij – die u als Heiland Jezus Christus de mogelijkheid daarvoor bied.

Stelt u zich uw Heiland voor in Zijn overgrote liefde die u mensen allen omvat en denk aan Zijn lijden en Zijn sterven aan het kruis voor u, zondige mensen. Dan zal het u ook mogelijk zijn Hem eveneens lief te hebben, u aan Hem toe te vertrouwen en Hem alles te zeggen wat u belast. U zult – omdat Hij zelf mens was evenals u – volledig begrip van Hem kunnen verwachten voor al uw lijden en noden en u zult u tot Hem wenden, die uw Vriend en Broeder is, die vanuit Zijn liefde u allen helpen wil, die u tot zich wil trekken in het hemelse rijk om u voor eeuwig gelukzalig te maken. Ik zelf ben voor u een zichtbare God geworden in de Heiland Jezus Christus. En als u Hem uw liefde betoont, schenkt u dus uw liefde aan Mij, uw God en Vader van eeuwigheid. Want Hij en Ik zijn één en wie Hem ziet, die ziet Mij – die als mens Jezus op aarde wandelde om uw aller liefde te winnen, om Mij te offeren uit liefde voor u die in de zonde ongelukkig was en op eindeloze afstand van Mij zou hebben moeten wegkwijnen wanneer Ik niet een brug zou hebben geslagen om voor u de weg naar Mij begaanbaar te maken. U allen zult die brug kunnen betreden als u zich in innig gebed tot Jezus, uw Heiland en Verlosser wendt, als u Hem liefhebt en daarom ook Zijn eenvoudige geboden nakomt. Dan zult u ook Zijn liefde mogen ervaren. Hij zal u bedenken, geestelijk en lichamelijk. Hij zal u leiden en alle wegen effenen die omhoog voeren naar Hem, in Zijn rijk, naar het eeuwige leven.

Amen

BD.5687
29 mei 1953

Teken van het einde: bekoelde liefde

Dit moet u het nabij zijnde einde aankondigen: dat de liefde onder de mensen bekoeld is, dat er een volledig goddeloze toestand heerst. Want God kan niet daar zijn waar geen liefde is, ook al wordt het woord “God” in de mond genomen. Maar zonder liefde is de wereld het rijk van de satan die bezit heeft genomen van al deze mensen die zonder enige liefde zijn, zoals hijzelf is. En dezen zullen ook spreken en handelen zoals hij het wil, want ze staan onder zijn invloed en worden op aarde ook door hem bedacht. Ze hebben dan hun beloning. Er wacht hun echter een verschrikkelijk lot als ze deze aarde verlaten.

Maar ook bij de liefdeloze mensen moet nog alles worden geprobeerd om een verandering van hun wezen te bewerkstelligen. Ook aan hen moet de liefde worden gepredikt – is het niet met woorden, dan door het voorbeeld. Ze moeten inzien dat de liefde een kracht is die overwint wat onoverwinnelijk schijnt. Want het einde is nabij en zoals enerzijds het geestelijke verval duidelijk te onderkennen is die de liefdeloosheid als oorzaak heeft, zo zal anderzijds ook duidelijk merkbaar zijn hoe de geest van de liefde alles overwint, hoe zichtbaar God diegenen bijstaat die door een leven in liefde zijn verbonden met Hem, Die waarlijk sterker is dan Zijn tegenstander en ook Zijn macht en kracht bewijst.

De liefde onder de mensen is bekoeld en zo zijn ook de mensen van God losgeraakt. Ze staan zo ver van Hem af en zijn zonder kracht, maar heffen hun geestelijke krachteloosheid op met behulp van diegene die van beneden is, die hen goed voorziet van kracht omdat ze hem ter wille zijn, dus terugkeren naar hem van wie ze zich definitief zouden moeten losmaken in het leven op aarde, om door God te worden opgenomen in Zijn rijk. Wie zonder liefde leeft, verspilt zijn leven. Want hij gaat dood van geest het rijk hierna binnen. Het is verdienstelijk aan deze zielen te werken, want de arbeid kan succesvol zijn wanneer deze samengaat met een goed voorbeeld, wanneer de medemensen de vrede en de kracht kunnen zien die in het levende geloof ligt besloten en het gevolg is van een leven in onbaatzuchtige naastenliefde. Het einde is nabij en daarom moet er nog om iedere ziel worden geworsteld. Iedere ziel moet het evangelie worden verkondigd. Maar niet allen willen het aannemen wanneer het hun in woorden wordt gepredikt. Doch aan een goed voorbeeld wordt aandacht geschonken en dat kan eveneens succes opleveren. Want God zal zichtbaar diegenen bijstaan die Hem trouw zijn en door een leven in liefde ook Hem hun liefde bewijzen.

Amen

BD.5689
31 mei 1953

God wil door de schepping herkend worden als Liefde

De bestuurder van het heelal kent geen hindernissen. Aan Hem is alles onderdanig. Naar Zijn wil moet al het geschapene zich voegen, elk geschapen wezen, zij het van geestelijke aard of gekluisterd in de vorm. Alleen Zijn wil regeert, ofschoon Hij de mens vrijheid van wil verleent, die echter Zijn macht en Zijn wil nooit in twijfel trekt, want Hij alleen is de Heer over hemel en aarde, over de gelukzalige wereld der geesten en ook over het rijk der duisternis. Deze Heer nu te onderkennen zou voor de mensen niet moeilijk mogen zijn, want alles wat de mens omringt, is een bewijs van Hem en Zijn wil. Want al is de mens ook de wilsvrijheid gegeven, toch is hij niet in staat tegen de wil van God in te gaan. Hij is ook niet in staat Gods wil naar zijn hand te zetten. Maar hij is ook niet in staat uit zichzelf dat te laten ontstaan wat zijn oog ziet en zijn geestelijke vermogens gewaar worden. Hij kan God erkennen en als hij Hem dus niet erkent, liegt hij tegen zichzelf en door deze leugen gaat hij in tegen de Geest Die hem geschapen heeft. En hij spreekt als het ware over zichzelf het oordeel uit van verbanning uit de nabijheid van God, wanneer deze God niet ook de Liefde zou zijn van eeuwigheid.

Gods kracht en macht kunnen niet worden geloochend. En dat ze zich openbaren door de schepping is een bewijs van Zijn liefde voor Zijn schepselen. Want Hij wil dat ze Hem kunnen onderkennen. Hij wil dat ze in Hem geloven en geeft zich zelf aan hen te onderkennen doordat Hij blijk geeft van Zijn macht en kracht. Want Hij verlangt naar de liefde van Zijn schepselen die Hij alleen kan winnen wanneer Hij zich ook als de God van de liefde openbaart. En Zijn scheppingen zijn daarom duidelijk herkenbaar als ontstaan voor Zijn schepselen. De kracht die Hem werkzaam zal laten worden voor het ontstaan van nieuwe scheppingen, is Liefde. Dus moeten ook de scheppingen beantwoorden aan een doel dat liefde zal laten herkennen. Zijn scheppingen moeten ertoe dienen geluk en zaligheid teweeg te brengen of te bezorgen.

Wie van de liefde deze wil om vorm te geven zien wil en kan, zal zelf ontbranden in liefde voor zijn Schepper van eeuwigheid. Want waar een bewijs van liefde wordt gegeven, daar wordt ook liefde gewekt. Zijn macht en kracht te bewijzen is niet alleen het doel van Zijn schepping, maar daarin moet duidelijk Zijn liefde zichtbaar worden, die Hem aanleiding gaf tot elke schepping. Maar voordat de liefde van een Wezen kan worden ingezien, moet eerst het Wezen zelf worden onderkend. Er moet kunnen worden geloofd dat dit Wezen een niet te overtreffen Macht is, dat het hoogst volmaakt is. En dit kan worden geloofd omdat deze Macht zichzelf bewijst door elke schepping. Maar alleen het geloof aan Zijn macht en kracht is voor God niet voldoende. Hij wil als Liefde worden herkend, om welke reden al Zijn scheppingen ook een uitstraling van Gods liefde bewijzen, doordat ze een nuttige en heilzame bestemming hebben, dat ze dienen om hen die van God verwijderd zijn, terug te voeren.

Dit laatste doel is echter alleen voor diegenen duidelijk, die God al als hoogst volmaakt Wezen, als Liefde hebben onderkend. Maar ieder denkend mens moet de hem omgevende scheppingen bekijken met vragende gedachten, opdat hem antwoord kan worden gegeven: dat God zelf zich openbaart door de schepping, dat Zijn wil overal naar voren treedt, dat geen wezen deze wil kan bepalen, dus de macht en kracht alleen bij Hem liggen, maar dat Zijn macht en kracht alleen vorm krijgen door Zijn liefde die over alles heen straalt, die zich bekend maakt omdat ze wederliefde wil vinden, omdat ze voor eeuwig alleen maar gelukkig wil maken. De liefde van God kan eeuwig niet ontkend worden, net als de almachtige wil van de Bestuurder van alle werelden, aan welke niets weerstand kan bieden, Die onderkend moet worden en kan worden, waar de wil daartoe aanwezig is.

Amen

BD.5690
1 juni 1953

Rijp worden alleen door liefde

Verricht steeds werken van liefde, dan is uw geestelijke vooruitgang gegarandeerd. U zult niet anders rijp kunnen worden dan door de liefde. Ik kan u wel bijstaan met mijn genadegaven, maar steeds moeten deze u alleen aansporen om werkzaam te zijn in liefde omdat uit de liefde al het andere voortkomt: een sterk geloof, een omvangrijk weten en de alles overwinnende kracht die in Mij haar oorsprong heeft. Of Ik u nu mijn woord doe toekomen, of Ik u door het lot de voet dwars zet om op u in te werken zodat u zich tot Mij zult wenden in gebed, steeds is het de liefde die uw hart moet vervullen. Die zowel mijn woord leert als ook Mij ertoe aanzet uw gebed te verhoren omdat de liefde u pas het geloof oplevert dat u ook het juiste gebed zal laten spreken.

U zult alleen door de liefde rijp kunnen worden. En uw geestelijke vooruitgang hangt alleen af van uw bereidheid om lief te hebben. Om deze reden zouden al uw inspanningen om Mij u toegenegen te maken nutteloos zijn, als u niet uw best doet om in liefde te leven. En u hebt daar elke dag en elk uur de gelegenheid voor. Uw medemensen zult u met vriendelijkheid moeten benaderen. U zult u moeten bekommeren om hun nood. U zult met hen mee moeten voelen, ze helpen, troosten en steun bieden. U zult niet onverschillig aan de nood van de medemensen voorbij mogen gaan, u zult geestelijk en aards voor hen moeten zorgen waar het u mogelijk is.

Een vriendelijk woord, een lieve blik, een beetje hulp leveren u al liefde van de medemens op. Ze verhinderen dat de liefde helemaal bekoelt. Want de liefde moet verzorgd worden als een plantje opdat het niet zal wegkwijnen. De liefde is alles en als de liefde onder de mensen wegvalt, is er voor hen ook geen redding meer.

Probeer daarom overal een vonkje liefde te ontsteken. Geef veel liefde opdat u wederliefde ondervindt. Want alleen dan kan mijn rijk komen, ook in deze wereld. Want mijn rijk is waar de liefde is, omdat Ik daar zelf kan vertoeven. Omdat Ik zelf dan in mijn rijk ben als Ik mijn intocht kan houden in uw harten die zich tot liefde hebben gevormd. De liefde is het goddelijke in de mens dat u echter ook de volmaaktheid garandeert. Want wie de liefde in zich heeft, heeft ook de waarheid, het volledige inzicht. Hij staat in het licht.

Er is geen andere weg naar de volmaaktheid dan de weg van de liefde. Want alleen door de liefde vindt u de aaneensluiting met Mij en dus ook de eeuwige gelukzaligheid. Als u in de liefde leeft, zal ook uw leven op aarde gemakkelijk zijn. Want dan betrekt u kracht van Mij en u zult alles aankunnen. U hebt een onwankelbaar geloof in Mij en u zult door dit geloof elke nood kunnen afwenden. Als u in de liefde leeft bent u voortdurend met Mij verbonden en alles wat u maar wilt, zult u met Mij en vanuit mijn kracht volbrengen.

Amen

BD.5693
4 en 5 juni 1953

Oerwet: liefde

De oerwet is de liefde. De oerkracht is liefde en al het stoffelijke is in zijn oersubstantie liefde. Dus moet ook het hoogste Wezen, de eeuwige Godheid, Liefde zijn, evenals al het wezenlijke dat uit haar is voortgekomen. De liefde is een kracht en dus steeds effectief zolang ze met de Oerbron van alle kracht in verbinding blijft. Want God, als de Oerbron van kracht, straalt deze uit volgens Zijn eeuwige ordening, om werkzaam te zijn in liefde volgens Zijn wet. Daarom zal al het door Hem in het leven geroepen wezenlijke onbeperkt de liefdeskracht kunnen benutten, omdat deze in hem rust als teken van goddelijke oorsprong, echter alleen zo lang als het wezen zich binnen de wet van de eeuwige ordening beweegt, zolang het de liefdeskracht wil gebruiken volgens de goddelijke wil. Want de wil van God is in Zijn liefde gegrondvest. De wil van God is steeds in overeenstemming met de eeuwige ordening en is eveneens oerwet.

Treedt het wezen uit de goddelijke ordening, dan treedt het ook buiten de liefdesstroom van God. Het verspeelt dus zijn kracht omdat deze buiten de wet niet werkzaam is, omdat de liefde niet uit de ordening kan treden daar ze de oerkracht is van God. Daarom zal het ook begrijpelijk zijn dat alleen dan van de kracht Gods kan worden gesproken wanneer een werkzaam zijn in liefde herkenbaar is en dat niets on-goddelijks zich van de kracht uit God kan bedienen, omdat Gods kracht liefde is, maar de liefde niet buiten God kan zijn. Hieruit volgt dus dat de eeuwige ordening onvoorwaardelijk in acht moet worden genomen, waar de liefdeskracht zich wil uiten. Dat dus het wezen pas weer als goddelijk wezen kan worden bestempeld wanneer het in Gods eeuwige ordening leeft, omdat het dan weer door de goddelijke liefdeskracht wordt doorstraald en dus ook zelf vol kracht en licht is, omdat ook de liefdeskracht weer haar volle uitwerking heeft. Dan zal het wezen in de gelijke wil met God kunnen scheppen en vormen omdat de liefdeskracht voortdurend tot werkzaamheid aandringt, omdat de goddelijke kracht nooit rust maar voortdurend tot leven wekt. De toestand buiten de goddelijke ordening is een toestand van de dood, van krachteloosheid, van verstarring. Maar leven is alleen in goddelijke ordening denkbaar, en goddelijke ordening is liefde.

Het wezenlijke dat zich buiten de goddelijke ordening ophoudt, zou volledig moeten vergaan wanneer het geen van God uitgegane kracht zou zijn die in haar oersubstantie liefde is. En deze kracht is onvergankelijk, ofwel: wat van God uitgaat, kan nooit vergaan. Maar het kan al het positieve in zich in het negatieve veranderen en dit wil dus zeggen: een aan het goddelijke licht- en krachtvolle tegengestelde toestand. Duisternis en machteloosheid dus, een niet goddelijk en daarom ongelukkig lot. Maar God, als eeuwige Liefde, keert zich niet af van deze van God losgeraakte wezens. Hij tracht hen terug te leiden naar Zijn wettelijke ordening. Hij straalt het bekoelde en verharde wezenlijke aan met Zijn liefdeskracht en als het zich openstelt, dus zonder weerstand zich aan de inwerking van de liefdesstraling overgeeft, keert het langzaam terug naar de goddelijke ordening. Het brengt de liefde in zichzelf weer tot ontplooiing en benut de hem nu weer toestromende liefdeskracht om in liefde werkzaam te zijn. Het wordt zelf vol van kracht en licht en keert terug naar de oerbron van de Liefde. Het sluit zich weer aaneen met God, van wie het eens is weggegaan.

Amen

BD.5699
16 juni 1953

“U hebt toch een Vader” – De verhouding van het kind

Er is niets wat voor u onmogelijk zou zijn, wanneer u zich met Mij verbindt, wanneer u Mij vraagt om kracht, wanneer u dus Mij zelf door u werkzaam laat zijn. U hebt nu nog niet het juiste geloof, en zolang u twijfelt, verhindert u zelf Mij, dat Ik volgens uw wil in actie kom. Maar u zult moeten proberen dit geloof te verkrijgen. Verplaats u in de staat dat u vertrouwend als een kind met Mij praat, dat u zich werkelijk zal voelen als kinderen die naar de Vader komen in elke benarde toestand, het zij van geestelijke – of aardse aard. Zou u deze verhouding met Mij tot stand kunnen brengen, dan zal er in u ook geen twijfel meer zijn dat Ik u verhoor. Want als u Mij als Vader aanspreekt, bent u ook overtuigd van mijn liefde die zich naar mijn kinderen keert en hun hulp verleent in elke nood. U hebt toch een Vader, u bent niet tot wezen geworden, u hebt iemand die van uw nood en zorgen op de hoogte is, die alleen maar wil worden aangeroepen, omdat Hij naar de liefde van het kind verlangt en die wil beantwoorden.

Hoe rijk bent u toch te noemen. U hebt een Vader in de hemel die sterker is dan alle machten van de wereld, die dus ook alles van u kan afweren wat van de kant van de wereld op u afkomt. En omdat u zo’n Vader vol macht en liefde hebt, zal u zelf ook niets onmogelijk zijn, omdat Ik u steeds met mijn kracht terzijde sta, omdat u alleen maar vast hoeft te geloven om Mij ertoe te brengen een blijk van mijn macht te uiten. Zolang u verre bent van Mij, bent u ook onmachtig, maar zodra u een innige band met Mij tot stand zult hebben gebracht, moet ook de kracht van Mij op u overgaan en dan brengt u alles tot stand en kunt u alles aan en bestaan er voor u geen beperkingen, want alle grenzen vallen weg waar mijn kracht wordt gebruikt. Vertrouw slechts in vol geloof op de liefde van uw hemelse Vader en alle zorgen zullen van u afvallen, ze zullen steeds op het juiste moment zijn opgeheven, omdat u zelf de tijd bepaalt door de kracht van uw geloof.

Ik wil uw arbeid zegenen en uw gedachten sturen en geven dat u handelt naar mijn wil. Laat daarom de arbeid voor Mij en mijn rijk voorgaan op uw aardse bezigheid, die Ik dan eveneens wil zegenen en u geestelijke ondersteuning zend waar aardse kracht niet toereikend schijnt. En als Ik u zegen, zal alles lukken, als Ik u zegen zult u niet kunnen worden aangevallen door kwade krachten, want mijn zegen richt een beschermende wand op, waarachter u zich geborgen zal kunnen voelen, een beschermende wand waartegen al het vijandige te pletter loopt, omdat mijn zegende hand over u is uitgespreid, zolang u werkt voor Mij en mijn rijk. Ik wil voor u allen een goede huisvader zijn, zodra u als mijn knechten werkt in mijn wijngaard, zodra u Mij dient en tracht mijn rijk op aarde uit te breiden. En het zal u aan niets ontbreken, met kracht wil Ik u uitrusten en in mijn wil zult u dan uw verlossingsarbeid uitvoeren, waarvoor Ik u in dienst heb genomen in de laatste tijd voor het einde.

Amen

BD.5700
17 november 1953

Wat is waarheid? – Waar is ze te vinden?

U mensen zult in de waarheid onderricht moeten zijn om het doel van uw leven op aarde te kunnen vervullen. Maar wat is waarheid? En hoe zult u tot de waarheid kunnen komen?

God zelf is de eeuwige Waarheid en daarom moet wie de waarheid begeert zich tot God zelf wenden en Hem om de waarheid vragen. Er is geen andere weg dan deze rechtstreekse, want zelfs aan wie ze op een andere manier wordt aangeboden, die zal ze pas als waarheid kunnen inzien als hij God om verlichting van zijn geest, om het juiste denken vraagt. De mens moet dus in de eerste plaats God erkennen, hij moet in Hem geloven. En dit geloof zal pas levend in hem zijn, het zal tot innerlijke overtuiging zijn geworden, wanneer hij in de liefde leeft, want door de liefde wordt het geloof pas levend. De liefde is de sleutel tot de wijsheid. De liefde garandeert een juist denken in overeenstemming met de waarheid, want de Liefde, de Waarheid en God zijn Een.

U mensen zult u eerst deze fundamentele waarheid eigen moeten maken, dat de liefde eerste voorwaarde is om juist te denken, dat u pas van een verlichte geest zult kunnen spreken wanneer u uw best doet een leven in liefde te leiden, waaronder onbaatzuchtige naastenliefde is te verstaan en waardoor u ook de liefde voor God tot uitdrukking brengt. U mensen zult moeten weten dat, waar de liefde is, ook God zelf is, en waar God is, is ook de waarheid. U zult moeten weten dat het Gods wil is, u naar de zuivere waarheid te leiden, dat Hij u niets wil onthouden, dat u de toestand van onwetendheid in de toestand van inzicht zult moeten veranderen en dat Hij te allen tijde bereid is u vertrouwd te maken met de waarheid, maar dat u eerst aan de voorwaarden zult moeten voldoen als u zich in de waarheid wilt ophouden. U zult u niet voor bekwaam mogen houden, alleen met uw verstand de waarheid te kunnen doorgronden, want uw verstandelijk denken zal in de verkeerde richting gaan zolang God wordt uitgeschakeld, zoals ook het willen weten van de waarheid, het ernstig verlangen ernaar, aanwezig moet zijn, dat door God als verlangen naar Hemzelf wordt beschouwd, omdat Hij zelf de Waarheid is van eeuwigheid. En het ernstige verlangen heeft als voorwaarde, dat de mens bereid is het huidige weten op te geven, om dit in te ruilen voor de zuivere waarheid, dat hij zich openstelt voor het weten dat hij nu mag ontvangen, nadat hij het geloof in God heeft bewezen door een oprecht verzoek om verlichting van de geest en toevoer van de zuivere waarheid. God geeft ieder de waarheid die ze serieus begeert en Hij geeft hem tegelijkertijd ook de kracht van het inzicht.

Maar wat is onder waarheid te verstaan, waarvan hier wordt gesproken? Het is de waarheid uit God die aards niet bewezen kan worden. Het zijn de problemen die ieder denkend mens bezighouden, die hij zou willen oplossen en die zuiver verstandelijk niet zijn op te lossen. Het is het weten over het allereerste begin en einddoel van al datgene wat is, het op de hoogte zijn van de zin en het doel van de schepping, van de zin en het doel van het aardse leven. Het is het weten over alle samenhang van de Schepper en Zijn schepselen en scheppingen. Het is de beantwoording van alle vragen die u mensen verstandelijk niet zult kunnen oplossen, veeleer waar u geen bewijs voor de juistheid van uw antwoord zult kunnen leveren. U zult steeds alleen maar kunnen aannemen en juist of verkeerd denken. Maar God geeft u de waarheid als u zich voegt naar Zijn voorwaarden. En deze zuivere waarheid moet allen worden voorgehouden. Maar het blijft aan u mensen overgelaten of u ze zult willen aannemen, of uzelf zich zo instelt dat u ze als waarheid inziet, want uw wil is vrij. En zelfs het kostbaarste geestelijke goed zal niet tot aanname dwingen, het wordt u mensen zo aangeboden dat u het zult kunnen aannemen of ook afwijzen, al naar gelang uw instelling tegenover Hem, tegenover het geloof en tegenover de liefde.

Amen