Inhoud

BD.5203 Hulp voor arme zielen – Liefde verlost
BD.5204 De God van de liefde, niet de god van de toorn
BD.5205 Strijders voor de waarheid – Dwaalleren
BD.5207 Opheldering over gevoelens van verwantschap – Zielenpartikels
BD.5212 God is goed en rechtvaardig
BD.5214 Geestelijke hoogmoed – Het grootste gevaar
BD.5215 De liefde heeft het verlossingswerk volbracht
BD.5219 Ernstige verwijzing naar het einde
BD.5222 Het op de hoogte zijn van doel en bestemming – Kindschap Gods
BD.5223 De geest van de antichrist
BD.5224 De strijd tegen zichzelf op aarde
BD.5225 De kracht van het goddelijk woord in tijden van nood
BD.5235 Zie, Ik maak alles nieuw
BD.5240 Uiting van de goddelijke geest – Satan als lichtengel
BD.5248 De genade van de innerlijke verlichting
BD.5255 Belofte van Jezus: het eeuwige leven
BD.5256 Schijnbaar liefdeloze hulpmiddelen van God
BD.5259 God heeft veel arbeiders nodig in de tijd voor het einde
BD.5261 De vergeving van zonden (1)
BD.5262 De vergeving van zonden (2)
BD.5264 De verandering van het wezen – Vergoddelijking
BD.5269 Levenskracht – Geestkracht
BD.5271 Massale sterfte – ’t Voortijdig wegroepen van de zwakken van geloof – Beslissing
BD.5276 Communie – “Wie in de liefde blijft”
BD.5277 De helpende hand van Jezus Christus – Verlossing uit de diepte
BD.5278 Einde van een verlossingsperiode – Het heilsplan van God
BD.5279 Heiland en Arts
BD.5282 Tot de zwakken, zieken en behoeftigen kwam Jezus
BD.5283 De Vader leidt de zijnen aan de hand
BD.5285 Geloofsstrijd – Tijd van nood – De kracht van het geloof
BD.5296 Het intrek nemen van God in het hart van de mens
BD.5297 Waak en bid – Gods bescherming tegen kwade krachten

                                 – * –

BD.5203
4 september 1951

Hulp voor arme zielen – Liefde verlost

In het rijk hierna wordt alles gewaardeerd wat de zielen opwaarts helpt. De liefde die het nog onrijpe geestelijke wordt toegezonden is het enige verlossingsmiddel zolang dit geestelijke niet uit eigen kracht kan opstaan, dat wil zeggen: zolang het nog niet in liefde kan werken omdat het zonder kracht is. Alles wat deze wezens nu kracht bezorgt, heeft mijn zegen omdat het voortkomt uit het beginsel van de liefde. Want de liefde die door de mensen wordt bewezen aan het onrijpe geestelijke moet op de een of andere wijze haar verlossende uitwerking hebben, zij het op aarde of ook in het hiernamaals. Want geen liefdesvonk is zonder kracht, dus betekent liefdadigheid steeds toevoer van kracht.

U, mensen op aarde, zou daarom ontzaglijk veel hulp kunnen verlenen, als de liefde u er toe aan zou sporen de zielen in het hiernamaals te gedenken die geheel krachteloos zijn – en daarom op hulpverlening aangewezen zijn. En alles wat u doet om hun kracht te verschaffen, alles wat u doet om verlossend te werken zal mijn welgevallen zijn – en nooit nutteloos.

Er is al zo weinig liefde te vinden onder de mensen op aarde, en nog minder gedenken zij de zielen in het hiernamaals – omdat hun het geloof aan een voortleven ná de dood ontbreekt. En bovenmate bitter is de uitwerking van dit ongeloof op de zielen in het hiernamaals die onverlost en krachteloos in een donkere omgeving vertoeven, en zich niet alleen kunnen helpen. Iedere goede gedachte aan hen, iedere liefdevolle wens voor hun welzijn is voor hen een verlichting van hun kwelling – en wordt door hen dankbaar ervaren.

Doch juist die zielen die in de duisternis smachten worden door weinig van zulke goede en liefdevolle gedachten vergezeld, en deze zielen zijn daarom in uiterste nood. Daarom zult u ook begrijpen dat de mensen die hen willen helpen door talrijke zielen omgeven zijn, die proberen zich allen smekend kenbaar te maken opdat ze geholpen worden.

U mensen bent allen door zulke zielen omringd, maar slechts weinige schenken hun gehoor, slechts weinige hebben de bereidheid en het geloof in zich hen te kunnen helpen door gebed en liefdevolle gedachten. Doch ontelbaren vinden geen bemiddelaar op aarde, en proberen daarom ook in zodanige kringen te komen waar krachtstromingen merkbaar zijn. Ook deze zielen smeken u om hulp, verschaf die hun en doe alles wat uw liefde u ingeeft. Weet, dat mijn zegen steeds met u is als alleen al de wil om te beminnen u drijft hen te helpen.

Tracht naar niets anders dan alleen maar hulp te brengen, dan kunt u veel ketenen losmaken, dan kunt u de gekwelde zielen de vrijheid geven. U helpt hen voorlopig door het toezenden van kracht, die zij dan naar uw voorbeeld zelf gebruiken – dat zij ook willen helpen zoals u hen geholpen heeft. Vergeet nooit dat zij op uw hulp zijn aangewezen, al verdoemt ook mijn genade en barmhartigheid geen wezen voor eeuwig. Doch eerst moeten hun verharde harten worden aangeraakt door een liefdestraal, alvorens zij mijn genadegaven opnemen.

En Ikzelf leid deze zielen die nog maar een aansporing nodig hebben tot u mensen, om hun ontwikkelingsgang in het hiernamaals te beginnen. Maar zonder liefderijke hulp smachten zij nog eindeloze tijden in dezelfde toestand en vinden de weg naar omhoog niet. Bid voor hen en vergeet hen niet, want het leed is onmetelijk dat hun liefdeloosheid en ongeloof hun bezorgd heeft. Maar als u hen wilt helpen, ben ook Ik met mijn genade en barmhartigheid altijd bereid hen omhoog te trekken uit de nacht van de dood – naar het licht van het leven. Want Ik kan dan uw liefde niet weerstaan, die u de ongelukkige zielen in het hiernamaals toezendt – en Ik vergeef hun de schuld omwille van uw liefde.

Amen

BD.5204
5 september 1951

De God van de liefde, niet de god van de toorn

De God Die u geschapen heeft is geen god van de toorn, integendeel, een God van de liefde. Hij wil u geven, maar niet ontnemen. Maar wat Hij u geven wil is een zalig geluk dat eeuwig duurt. Als Hij u nu schijnbaar iets afneemt, dan is dit alleen iets waardeloos dat alleen in uw ogen een waarde heeft, maar in werkelijkheid verderfelijk is voor u. Maar u gelooft dat een god van toorn u deze goederen ontrukt waaraan u op aarde uw liefde schenkt. U kent Hem niet, de God van de liefde Die uw aller Vader is en als een Vader ook tegenover Zijn kinderen handelt, Die uit liefde u zal laten lijden omdat Hij weet dat u alleen daardoor in het bezit van de hoogste, onvergankelijke goederen zult kunnen komen, wanneer Hij u afneemt wat u op aarde te hoog inschat. Zijn liefde voor u mensen is onmetelijk en kalmeert elke toorn die de verkeerde manier van handelen van de mensen wel zou kunnen ontsteken, wanneer Zijn liefde niet aanzienlijk sterker zou zijn. Hij straft niet, maar in Zijn wijsheid herkent Hij de zwakheden van Zijn kinderen. En dus probeert Hij hen te helpen en ze op te richten als ze gevallen zijn. Het is geen toorn wanneer Hij vernietigt wat voor de kinderen hinderlijk is om bij de Vader te komen. Het is de liefde die uit de weg ruimt en de weg naar Hem vrij maakt.

Een god van de toorn is geen volmaakt wezen, want alleen de Liefde maakt aanspraak op volmaaktheid. En daarom zult u mensen elke leer kunnen verwerpen die u uw Schepper en Vader van eeuwigheid tracht voor te stellen als een toornig wezen dat een onverbiddelijke rechtspraak over u zendt omdat u hebt gefaald. De God van de liefde heeft zelfs erbarmen met de duivels. Daarom daalde Hij af naar de hel om ook hun de weg te wijzen die uit de duisternis wegvoert. Hij reikt ook het diepst gevallene de hand en wil het omhoogtrekken aan Zijn vaderhart. De mensheid boezemt de God van de liefde medelijden in en Hij probeert hen te redden. Maar een god van de toorn zou verderven wat hem niet ter wille is.

Maar de liefde van God schakelt één ding niet uit: Zijn gerechtigheid. Hij kan niet naar de gelukzaligheid leiden die vol van zonde zijn, maar Hij verdoemt ze niet. Hij volgt hen zolang met Zijn liefde tot ze deze beantwoorden en vrijwillig de zonde opgeven. En dus is Zijn liefde groter dan de mensheid ze verdient. Ze is eindeloos en vol van kracht en nooit zult u mensen haar diepte beseffen, om welke reden een toorn naast haar niet kan bestaan. Daarom hoeft u God niet te vrezen, maar u zult Hem moeten liefhebben met heel uw hart en met al uw krachten. U zult Hem moeten liefhebben en daardoor Zijn kracht deelachtig worden. U zult Hem moeten beminnen, opdat Hij u de hoogste gelukzaligheid kan bereiden die te vinden is in de aaneensluiting met Hem Die de eeuwige Liefde zelf is. Hij ziet u allen aan met ogen die stralen van liefde. Hij strekt liefdevol Zijn hand naar u uit. Hij roept u allen met een van liefde vervulde stem. Hij wil Zijn kinderen die eens vrijwillig van Hem zijn weggegaan, voor eeuwig terugwinnen.

Altijd zal Hij u trachten te winnen met liefde, maar nooit zal Hij proberen iets in toorn te bereiken wat zonder liefde ondenkbaar is. En Hij zal u allen tot zich omhoog trekken. Zijn liefde is een kracht die haar werking niet verliest. Maar toorn zou vernietigen en verwoesten en een terugkeer naar God onmogelijk maken. Wordt er echter van de toorn van God gesproken, dan is daaronder alleen Zijn vaste wil te verstaan om het van Hem weg spoedende geestelijke te binden in Zijn scheppingswerken, die echter uiteindelijk toch alleen het naar Hem terugkeren mogelijk maken. En daarom is deze toorn ook alleen een daad van God uit liefde om ook het Hem nog weerstrevende eens te winnen, opdat het zalig zal worden.

Amen

BD.5205
5 september 1951

Strijders voor de waarheid – Dwaalleren

Uw taak is: onderwijzen, de waarheid onder de mensen brengen, opdat het donker van hen wijkt dat hen omvangen houdt, dat hen hindert om de weldaad van het licht te bespeuren. Zolang de mens een verduisterde geest heeft, gaat hij een verkeerde weg, want de ware weg heet waarheid. De waarheid echter gaat van Mij uit en voert weer naar Mij terug.

U, mensen begrijp toch, dat Ik geen gedeeltelijke concessies kan doen, wanneer het om uw gelukzaligheid gaat, begrijp toch dat Ik, als de eeuwige Waarheid tegenover de leugen of dwaling niet tolerant kan zijn. Begrijp toch, dat Ik daarom de waarheid naar de aarde stuur, omdat het nodig is, dat u haar te weten komt, omdat elke dag voor u verloren gaat, waarin u zonder waarheid voortleeft, want alleen de waarheid geeft Mij zo weer, zoals Ik ben en alleen wanneer u een juist beeld van Mij hebt, zult u Mij ook kunnen liefhebben en daardoor gelukzalig worden. Elke verkeerde leer is een poging van mijn tegenstander van Mij een verkeerd beeld te geven en de liefde voor Mij te verminderen, elke verkeerde leer is een goede bodem voor nieuwe dwaalleren en spoedig staat u tegenover een struikgewas dat onontwarbaar is en geen lichtstraal meer doorlaat, die uw geest verlicht.

En daarom leid Ik me lichtdragers op die u, mensen de waarheid moeten brengen, daarom maak Ik hen eerst vertrouwd met de waarheid en geef hun de opdracht verhelderend werkzaam te zijn, waar het ook is. Daarom stel Ik zo vaak de waarheid tegenover de dwaalleren om ervoor te zorgen dat ze tegen elkaar ingaan, want Ik wil dat in de harten twijfels opkomen, want pas iemand die twijfelt, begint te piekeren en te zoeken naar de waarheid.

Mijn leer, die Ik de mensen op aarde gaf, is van menselijke kant uit zo met dwaling vermengd, dat ze nooit meer ’n heilzame uitwerking op de mensen hebben kan. En daarom wil Ik ze reinigen, daarom geef Ik ze opnieuw in haar zuiverste vorm en draag er zorg voor dat deze leer aan de mensen die van goede wil zijn, wordt overgebracht. Wie ze wil aannemen zal de grootste zegen ondervinden, wie ze afwijst moet ook de verantwoording dragen.

Maar Ik heb mensen nodig die deze zuivere leer van Mij uitdragen op aarde, Ik heb volgelingen nodig tot wie Ik ook nu weer zeggen kan: “Ga uit en onderricht alle volkeren”. Ik heb dus apostelen nodig die in mijn naam op aarde spreken en de mensen mijn woord verkondigen. En dezen moeten moedig optreden tegen hen die de dwaling aanhangen want dat is hun ambt waartoe Ik ze heb aangesteld, zonder vrees de waarheid tegenover de dwaling te stellen, zonder schroom uitsluitsel te geven welke schade er voor de ziel ontstaat zolang ze verkeerd wordt onderricht, zolang ze niet in de waarheid wandelt, die alleen naar Mij leidt. U, mensen zult ondanks dwaalleren ook op Mij kunnen aansturen, maar het is een vruchteloos worstelen, want u zult moeten begrijpen dat de dwaling en de leugen niet mijn werk zijn, integendeel het werk van mijn tegenstander en dat ze daarom elke vooruitgang verhinderen, dat verder een werk van mijn tegenstander nooit vooruitgang kan brengen, maar slechts alleen de waarheid u helpt opwaarts te gaan.

Ik kan geen concessies doen en de dwaling net als waarheid waarderen. Ik kan alleen de goede wil aanvaarden en hem zegenen doordat Ik u de waarheid doe toekomen, maar uzelf moet u dan ook openstellen, u mag u niet voor de waarheid afsluiten daar anders uw wil te kort schiet. U zult naar Mij en dus naar de waarheid moeten verlangen en u zult ze dan zeker in uw bezit krijgen. Maar neem niet aan dat Ik het met u eens ben als u wilt volharden in de dwaling. Wie Ik de waarheid toezend, is ook in staat deze te onderzoeken en te herkennen als waarheid, want Ik vraag niets onmogelijks van u.

Maar wie ze van Mij ontvangt, die moet er zich ook voor inzetten en zonder schroom er voor uitkomen, hij moet niet bang zijn te hard te lijken, want de dwaling kan niet scherp genoeg worden aangetoond, omdat ze het werk is van mijn tegenstander, die duidelijk zichtbaar tegen Mij in opstand is. De dwaling en de leugen richten heilloze verwarringen aan en beroven de mens van elk inzicht, ze zijn geen licht maar komen uit de diepste duisternis.

Treed daarom moedig tegen dwaling en leugen op, daar u in de waarheid een wapen hebt dat u de overwinning verzekert. Ik heb u uitverkoren als mijn strijders en u zult moeten strijden met het “zwaard van de mond”, u zult niet bang moeten zijn dat u van een van uw medemensen hun lichtgelovigheid ontneemt, want dit is niet dienstig voor de mens zich te voltooien zolang het vals is. Maar u kunt iets goeds, zuivers en buitengewoon doeltreffends er tegenoverstellen: de waarheid die u van Mij zelf hebt ontvangen. U zult meer kunnen geven dan u van hen afneemt, u ontrukt hun zielen aan de macht van mijn tegenstander en leidt ze naar Mij.

Amen

BD.5207
9 september 1951

Opheldering over gevoelens van verwantschap – Zielenpartikels

Tussen mensen bestaan er vaak verborgen betrekkingen waarvoor u zelf geen verklaring kunt vinden en waaraan de samenstelling van de ziel ten grondslag ligt. Want de zielen kunnen door de aard van hun samenstelling geheel soortgelijke zielen ontmoeten, en deze gelijksoortigheid laat een gevoel van verwantschap in de mens bovenkomen, dat hij echter met zijn verstand niet kan verklaren. En daarom kunnen zulke opwellingen van het gevoel ook nooit wetenschappelijk uitgevorst worden, maar zijn het alleen geestelijke gevoelens die tot uitdrukking komen en waarvan de oorzaak ook alleen maar geestelijk duidelijk kan worden gemaakt.

In iedere ziel is wel de hele schepping begrepen, maar zoals ook de schepping in haarzelf de meest verschillende werken laat zien, zoals ook de dierenwereld blijk geeft van een onvoorstelbare veelvormigheid, zo zijn ook de mensenzielen, ieder op haar eigen wijze, verschillend, omdat de samenstelling van iedere ziel een andere is, wat ook de verschillen tussen de mensen begrijpelijk maakt, die ondanks uiterlijk ongeveer dezelfde vorm, naar hun karakter en gevoel van elkaar afwijken en aan deze verschillen juist ook te herkennen zijn. Maar er kunnen ook zodanige zielen elkaar tegenkomen tijdens hun leven op aarde die een duidelijke overeenkomst te zien zouden kunnen geven wanneer de mens geestelijk zou kunnen waarnemen, want de vorm en de aard van de ziel is alleen met geestelijke ogen waarneembaar. Maar de zielen zelf worden hun verwantschap gewaar en voelen zich daarom buitengewoon tot elkaar aangetrokken, wat echter niet verwisseld mag worden met zuiver lichamelijke aandrang naar een verbintenis.

De psychische saamhorigheid is herkenbaar aan duidelijke overeenstemming in het denken en gevoelen van de mensen, in harmonie op geestelijk gebied en hetzelfde streven, in een gevoel van verbondenheid met elkaar die lichamelijk niet tot uitdrukking hoeft te worden gebracht.

Deze zielen zijn op elkaar afgestemd, ze bestrijden elkaar niet en zijn steeds bereid elkaar te helpen, ze bespeuren hun gelijkheid en zijn geneigd te geloven een gemeenschappelijk eerder leven geleid te hebben, en toch zijn het slechts zielenpartikeltjes die in dezelfde verhouding zijn samengevoegd, die tot deze harmonie leiden en hoeven niet beslist verbonden te zijn geweest.

Doch eens hoorden ze tot dezelfde kring van gevallen engelen en zijn dezelfde weg van ontwikkeling gegaan, die ook dezelfde tijdsduur heeft omvat, om welke reden het streven om bij elkaar te zijn te verklaren is. Want eenzelfde ontwikkelingsgang vormt ook de zielen hetzelfde, en komen nu zulke zielen elkaar tegen tijdens hun leven op aarde waarin ook het zelfbewustzijn ontwikkeld is, dan komen ook de eerste tekenen van een herinnering aan vroeger in hen op, echter zo zwak dat ze slechts vaag een bepaald verband vermoeden dat ze echter voor zichzelf vaak verkeerd verklaren.

In het aardse leven is de ziel de herinnering aan vroeger van haar eerdere stadia afgenomen, toch zijn er voor haar gevoelens gebleven. Dezelfde zielensubstanties herkennen elkaar omdat ze zich in dezelfde verhouding hebben geïntegreerd in het geheel, en dit herkennen kan de mensen dan bewust worden en nu het verwantschapsgevoel wekken. De ziel van de mens is zo wonderbaarlijk kunstig samengevoegd en er kunnen in haar, zoals op een kostbaar instrument, ontelbare tonen weerklinken.

Een harmonische samenklank nu klinkt als één toon en is al een genot vooraf van de band van gelijkgestemde zielen in het hiernamaals, waar het voortdurende aaneensluiten met het gelijke geestelijke tot de gelukzaligheid in het geestelijke rijk hoort, dat dus al op aarde kan beginnen, echter alleen maar een ervaring is van de zielen, maar niet van het lichaam,

Let er echter wel op dat de banden tussen zielen van een geheel andere aard zijn dan de lichamelijke betrekkingen, dat de harmonie van de zielen een totaal andere grondslag heeft en niet op een samenleven als mens tijdens een vroegere ontwikkeling is terug te voeren, want zelfs als deze aanname juist zou zijn, dat zielen uit een vroegere belichaming weer samen komen, hebben de gevoelens van een harmonie van de zielen een totaal andere grond en bovenstaande uitleg zou steeds een verkeerde conclusie zijn.

Toch zal eens iedere ziel haar partner vinden, maar steeds dan als vervollediging van haar “ik”, ofschoon iedere ziel apart de individualiteit behoudt. Maar dan heeft de ziel al een andere trap van ontwikkeling bereikt dan op aarde en dan zal ze ook zo ver in het weten zijn binnengegaan dat ze elke samenhang kan herkennen en dat ze geestelijk kan zien wat haar op aarde niet begrijpelijk gemaakt zou kunnen worden. En de vereniging van zielen die elkaar aanvullen is onbeschrijflijk gelukkig stemmend en geeft de zielen ook meer kracht om te arbeiden en dus om hun taak te vervullen in het geestelijke rijk, en steeds meer en meer streven de zielen naar de aaneensluiting met God en vinden nu in deze vereniging de hoogste gelukzaligheid die nooit zal eindigen.

Amen

BD.5212
15 september 1951

God is goed en rechtvaardig

Ik ben een goede en rechtvaardige God. En mijn mildheid en barmhartigheid zult u mensen steeds weer ondervinden als u hebt gefaald, hoewel Ik niets kan negeren wat zonde is. Maar Ik houd met al uw zwakheden rekening. Ik oordeel niet over u mensen, zoals Ik eens heb geoordeeld daar u volmaakt was. Want nu bent u onvolmaakte schepselen, zonder juist inzicht en met een zwakke wil.

Toch moet Ik u met aandrang vragen om uw volmaaktheid weer te bereiken. Ik moet u op uw zonden wijzen. Ik moet u in kennis stellen van wat juist en wat onjuist is, wat beantwoordt aan mijn wil en wat u doen moet om weer volmaakt te worden. En daarom kan Ik ook geen misstappen over het hoofd zien, ofschoon Ik ze met ogen van mildheid en barmhartigheid aanschouw. Want u hoeft niet te zondigen, ook al bent u zwak, omdat mijn kracht en genade u ter beschikking staat, die u zult kunnen gebruiken.

Dus moet Ik u aanmanen steeds mijn kracht te vragen, te bidden om mijn gaven van genade en niet zomaar door het leven te gaan zonder om mijn bijstand te smeken. Ik ben goed en rechtvaardig. En daarom kan Ik het niet dulden wanneer u verkeerd handelt, maar moet Ik u het onrechtvaardige voor de geest stellen, tot u het als onrecht hebt ingezien en uw best doet rechtvaardig te denken en te handelen.

U zult uw zonde moeten inzien om ze te vermijden. En daartoe zal Ik u helpen. Want Ik ben een goede God, een God van liefde en geen god van toorn, die straft als een schepsel heeft gezondigd. Ik ben een Vader van mijn kinderen en een Vader wil Zijn kinderen met liefde winnen. Toch kan Hij niet in misplaatste liefde het onrecht tolereren, omdat zoiets het kind niet voltooit. De voltooiing echter is het hoogste doel van een mens op aarde.

Laat u door Mij opvoeden en grootbrengen. Accepteer ook onderdanig een terechtwijzing, want die is alleen het middel om u uw onrecht te laten inzien, om het dan ook te vermijden. En houd u steeds aan mijn gebod van de liefde. Dan handelt ook u goed en juist. Wees ook u mild en barmhartig en veroordeel niet liefdeloos. Probeer Mij in alles na te volgen, in geduld, in zachtmoedigheid, in deemoed, in vredelievendheid. En als u dreigt te falen, roep Mij dan aan om hulp, om kracht en genade. En u zult ze ondervinden, zo vaak als u Mij vraagt.

Want Ik alleen ken uw zwakheid, uw geestelijke nood en ook uw wil. Ik ben een God van liefde. Ik ben een rechter, die ten volle lankmoedig is en alles probeert om u te veranderen, voordat Hij u veroordeelt. Richt uw wil alleen op Mij, opdat Ik u helpen kan als u zwak wordt. Dan zal Ik altijd mild en barmhartig zijn, ook wanneer u gefaald hebt.

Amen

BD.5214
8 september 1951

Geestelijke hoogmoed – Het grootste gevaar

De geestelijke hoogmoed zal nog veel mensen ten val brengen, want hij verhinderd hen de waarheid in te zien. En bijgevolg zullen ze ook nooit de waarheid kunnen bezitten, daar ze zich nooit aan de mensen opdringt, maar door hen bereidwillig moet worden aangenomen.

De mens die aanmatigend van geest is, neemt geen onderrichting aan, al zou ze vanuit de hemel tot hem komen. Want zolang hij aanmatigend van geest is, is hij nog in de macht van de satan, die uit aanmatiging tegen Mij is gevallen en die alles mee omlaag trekt wat net als hij in zelfverheffing volhardt. Geestelijke hoogmoed kleeft aan al diegenen, die tegenover mijn woord van boven een afwijzende houding hebben. Want ze vinden het niet nodig het te onderzoeken, daar zij het anders als mijn woord zouden moeten herkennen, omdat het als zodanig herkenbaar is voor ieder die van goede wil is.

Ik geef de mensen geen gave die voor hen onverteerbare kost is, die hun hart en hun verstand niet zouden kunnen aannemen, omdat het onbegrijpelijk is. Wat Ik de mensen van boven toestuur, is een waar brood uit de hemel, dus het beste voedsel voor een mensenkind, dat zijn doel moet bereiken in het aardse leven. En daar Ik inzie, dat dit voedsel goed en heilzaam is voor mijn schepselen, zal het ook geen andere uitwerking hebben, waar dezelfde wil om te begrijpen aanwezig is.

Maar wie niet begrijpen wil, heeft een aanmatigende geest. Hij stelt menselijk weten hoger, dus het verstand slaat hij hoger aan dan de geest, die zich in de mens openbaart, waar hem dit recht wordt verleend. Hij gelooft niet in het werkzaam zijn van de geest in de mens, omdat hij dan iets goddelijks zou moeten erkennen, maar zijn wezen nog vol is van satanische geest, omdat hij zelf zich te verheven waant en alleen de deemoed een werkzaam zijn van de geest in de mens toelaat. Hij is blind zolang hij geestelijk aanmatigend is, want hij heeft een duidelijk merkteken van zijn toebehoren aan de satan, die uit aanmatiging is gevallen.

De geestelijke hoogmoed is het grootste kwaad, want hij laat het toesturen van genaden niet mogelijk worden, omdat de wil om de genade aan te nemen ook het besef van een zwakheid en hulpbehoevendheid is, maar de hoogmoed laat dat nooit bovenkomen. Maar geen mens kan zonder genade opwaarts klimmen. Bijgevolg blijft de geestelijk hoogmoedige in de diepte, want de satan heeft hem gevangen en houdt hem in zijn ban. En deze zal ook steeds tegen de waarheid strijden, want hij staat in dienst van de duistere macht en is een gewillige arbeider voor de leugenvorst. De geestelijk aanmatigende mens neemt zijn kennis alleen van buitenaf in ontvangst. Hij overbelast alleen zijn verstand, maar het hart weet hier niets van en kan daarom ook niet oordelen. En hoe meer zijn verstand opneemt, des te meer aanmatigend zijn wezen is. En de vele kennis, die hij van buitenaf opneemt, is zijn ondergang.

Overdadig veel verstandelijke kennis is nog erger dan aardse rijkdom. Want deze kan hem worden afgenomen, maar de kennis geeft hij niet prijs. En hij kan alleen door buitengewoon lichamelijk lijden uit de droom worden geholpen, als zijn ziel niet geheel verhard is en ook niet door leed zacht en deemoedig wordt. Dan heeft de satan hem geheel in zijn macht en het zal eindeloze tijden duren voor hij hem loslaat, voor het geestelijke vrijwillig naar Mij terugkeert en zich deemoedig onder Mij plaatst.

Amen

BD.5215
21 september 1951

De liefde heeft het verlossingswerk volbracht

Ik ben voor u gestorven aan het kruis. Mijn liefde voor u had geen grenzen en ontbrandde in de mens Jezus tot een sterkte die het vergoddelijken van zijn ziel bewerkstelligde, een toestand die Hem boven de menselijke aardse sfeer uit hief en Hij werd één met Mij. Alleen zo’n sterke liefde was in staat het kruisoffer te brengen, want anders zou Hij als mens niet hebben kunnen standhouden, als de kracht van de liefde Hem niet gesterkt zou hebben. Hij stierf als mens de kruisdood en toch was Ik het zelf, die Me voor u mensen heb overgeleverd aan het kruis, want de mens Jezus bleef in de liefde, tot Hij zijn geest prijsgaf.

De liefde bracht dus het offer en de liefde was Ik zelf. Dit is ook een mysterie en zal het blijven zolang de aarde bestaat en u mensen met aards gericht denken het verlossingswerk beoordeelt. De mens Jezus stierf aan het kruis. Ik zelf kwam naar de aarde om u te verlossen. Een schijnbare tegenstelling en toch is het de waarheid die zo lang onbegrijpelijk is als u mensen niet zult kunnen begrijpen dat Ik zelf de liefde ben, dat de liefde de oersubstantie is van de eeuwige Godheid en dat dus de liefde dit werk heeft volbracht dat de mensheid moest verlossen van de zonde.

De liefde echter was in de mens Jezus, derhalve stierf een mens de kruisdood. Maar dat deze mens al goddelijk was bewees de overmaat van zijn lijden, waaraan Hij niet tevoren al bezweek. Zijn liefde voor de mensheid was zo groot dat Hij wenste te lijden om hen te helpen.

Een bovenmenselijke maat van lijden heeft Hij op zich genomen, die alleen al voldoende zou zijn een menselijk lichaam de levensvatbaarheid te ontnemen. Maar de kracht van Zijn liefde hield dit lichaam zolang in leven, tot Zijn vijanden Hem “hemelhoog” verheven hadden, tot ze Hem aan het kruis hadden genageld, tot het hoogtepunt van zijn lijden bereikt was. Hij wilde de mensen die schanddaden laten uitvoeren waartoe mijn tegenstander hen aanzette om ook deze te laten zien dat de macht van een Zoon van God ook over de dood heen reikte, dat Hij ook Heer was over de dood.

En van Zijn dood moest de hele mensheid op de hoogte worden gebracht, als ze verlost wilde worden. Hij was door Zijn liefde tot op het einde met Mij, de Vader verbonden, maar Zijn beangstigde ziel herkende Mij niet meer. Ze zocht Mij buiten zich en daarom riep Jezus de woorden uit: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” De machtige Godheid had zich slechts teruggetrokken, maar de liefde was en bleef in Hem.

De liefde was wel kracht in zich, maar Jezus gebruikte deze kracht niet meer om Zijn kruisiging te verhinderen, alleen nog maar daarvoor om deze mee te kunnen maken, omdat Hij ze wilde beleven om Mij als mens te dienen en voor de medemensen te lijden en te boeten. Daarom heeft Hij bewust geleden en is Hij ook bewust gestorven, daarom bad Hij tot Mij om ontferming voor zijn beulen en in het volle bewustzijn sprak Hij de woorden: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest”.

De band tussen zichzelf en Mij hield Hij overeind, want Hij kon zich niet meer losmaken van Hem, met wie Hij een geworden was door de liefde. En daarom was Ik Hem en Hij Mij, er bestond geen scheiding tussen ons beiden, omdat de liefde, de oersubstantie van Mij zelf ook Hem helemaal vervulde, Ik dus bij en in Hem moest zijn, ofschoon Ik als kracht passief bleef, tot de mens Jezus zijn werk volbracht had.

Hij en Ik, wij zijn één, en wie Hem ziet, ziet de Vader, want de Vader is de liefde en de liefde was in de Zoon. Maar de liefde kon niet sterven en dus is ze op de derde dag weer opgestaan, en ze bracht ook het lichaam weer tot leven dat door het lijden van Jezus geheel vergeestelijkt was en geen verdere ontwikkelingsgang op aarde meer nodig heeft. Zo heeft de liefde de dood overwonnen, de goddelijke Heiland overwon de satan, het licht doorbrak de duisternis en de weg naar het eeuwige Licht werd vrij.

Amen

BD.5219
26 september 1951

Ernstige verwijzing naar het einde

Al uw dagen zijn geteld. Het verblijf op deze aarde duurt niet lang meer. Uw leven zal worden bekort, want de tijd is voorbij die Ik u mensen heb verleend voor uw verlossing. En u die nu leeft, behoort tot degenen die het einde meemaken. Wel zal Ik er nog vele tevoren wegroepen, wier ziel de laatste strijd voor Mij en mijn rijk niet zou doorstaan. En een groot sterven zal overal inzetten. En de velerlei oorzaken laten u mensen niet op het idee komen dat de laatste actie al is begonnen, dat het alleen al een daad van barmhartigheid is, omdat Ik die zielen de mogelijkheid geef in het rijk hierna hun ontwikkelingsgang voort te zetten, wat dan niet meer mogelijk is als de laatste dag is gekomen.

U allen hebt niet veel tijd meer. Maar geen van u weet of hij niet nog eerder uit het leven wordt weggerukt. Geen van u weet wanneer zijn uur is gekomen. Treur niet om degenen die van u heengaan, want mijn liefde roept hen tot Me. Maar denk vaak aan hen in het gebed, opdat ze de genaden benutten die hun ook in het hiernamaals nog worden verleend. Bereid u allen voor op uw laatste uur. Ik maan u ernstig, want u hebt niet veel tijd meer. Ik waarschuw u nadrukkelijk door de gebeurtenissen in de wereld. En als u maar met open ogen voortgaat, beseft u de ernst van het ogenblik. Want Ik spreek duidelijk tot u door de tekenen van de tijd.

Maar u mensen ziet alleen de wereld. U schenkt de wereld alle aandacht, maar aan Mij denkt u niet. En wrevelig gooit u alles van u af wat kan wijzen op Mij en het einde. U wilt niet geloven en blijft daarom onaangedaan door al het gebeuren, dat u al te duidelijk de waarheid van mijn woord bewijst. Het is de hoogste tijd, maar niet in de betekenis van de wereld, integendeel, om boete te doen, uw wil te veranderen, om te keren en u te bezinnen.

Blijf niet onaangedaan, wanneer Ik u maan, waar het ook mag zijn. Vraag u af hoe het wel met u is gesteld wanneer de oproep tot u komt de aarde te verlaten en de eeuwigheid binnen te gaan door de poort van de dood. Vraag u af of u zich dan wel voor mijn ogen staande zult kunnen houden en geloof het, dat het uur spoedig daar is waarop uw leven op aarde is beëindigd.

Zorg daarom alleen nog maar voor uw ziel en wend uw ogen af van de wereld. Want deze zal vergaan, maar de ziel is onvergankelijk en haar lot in de eeuwigheid is in overeenstemming met uw levenswandel op aarde.

Amen

BD.5222
29 september 1951

Het op de hoogte zijn van doel en bestemming – Kindschap Gods

U bent voorbestemd kinderen van God te worden en u kunt dat doel ook bereiken. Maar bent u, mensen eigenlijk wel op de hoogte van uw doel, van uw bestemming op deze aarde? En draagt u daar zelf niet de schuld van dat u daar niets van weet? Leidt u niet een levenswandel die u geen enkel inzicht kan opleveren? Bent u niet blind van geest?

En zo moet u zich ernstig afvragen, waarom u zonder kennis bent en Ik zal u het antwoord geven: U mist de liefde die u naar het inzicht leidt, want de liefde is de sleutel tot de wijsheid, de liefde leidt u de waarheid binnen en zo zal voor u het doel en de bestemming duidelijk zijn, zodra u in de liefde leeft.

De kennis van de waarheid kan u ook wel worden gebracht, wanneer u zonder liefde door het aardse leven gaat – en die wordt u ook gebracht om uw verantwoordelijkheidsgevoel te wekken, maar u zult nooit geloven wat u gezegd wordt, ook wanneer het de waarheid is, omdat zonder liefde de kracht u ontbreekt om het in te zien. Daarom zal mijn woord, wanneer het u wordt gepredikt, zolang zonder resultaat blijven en door u niet serieus genomen worden, tot u uit eigen beweging werkzaam wordt in de liefde.

En daarom moet steeds de liefde op de eerste plaats gepredikt worden en wie nu deze woorden ter harte neemt, zal rijp worden aan inzicht en ook kunnen geloven wat hem geleerd wordt. U allen bent voorbestemd tot het kindschap Gods, tot een uitermate zalige staat in volheid van licht en kracht. U bent ertoe voorbestemd maar kunt echter nooit van Mij uit onder dwang in deze staat geplaatst worden omdat de vrije wil voorwaarde is om een waar kind van God te worden – Mijn evenbeeld, dat net als Ik kan scheppen en vormgeven in gelukzaligheid.

En daarom is het zo buitengewoon moeilijk u, mensen ertoe te brengen dit hoogste doel na te streven zonder uw wil te dwingen. Want dit kan alleen maar bereikt worden als u in de liefde leeft, omdat u dan ook op de hoogte zult komen van uw oorsprong, uw gebrekkige staat en uw einddoel, omdat u dan zult beseffen wat u was, wat u bent en wat u weer worden moet.

Een onvoorstelbaar gelukzalige staat kan u zich verschaffen als u op aarde in de liefde leeft. En daarom zend Ik weer mijn volgelingen uit om de mensen de liefde te prediken, want er blijft u nog maar een korte tijd om het doel op aarde te bereiken.

Mijn liefde tracht voortdurend de mensen tot inzicht te brengen, maar zich weer tot liefde veranderen moeten ze uit vrije wil, uit eigen beweging. En zalig hij die de liefdesvonk in zich vurig laat opvlammen, zalig hij die door de liefde dichter bij Mij komt en een beroep doet op de kracht van mijn liefde. Want deze zal zijn doel bereiken, hij zal zich met Mij verbinden en niet eerder rusten tot zijn geest zich met Mij, de geest die Vader is, verenigd heeft, tot hij door de liefde versmolten is met de eeuwige Liefde – tot hij mijn kind geworden is en blijven zal tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.5223
30 september 1951

De geest van de antichrist

De geest van de antichrist heerst overal waar Ik niet herkend wordt, want daar heeft hij zijn werk van verwarring reeds aangericht. Hij heeft het onderscheidingsvermogen van de mensen verzwakt, hij heeft alles verduisterd, hij heeft de waarheid verdrongen en de mensen verblind met zijn dwaallicht. En hij heeft, als mijn tegenstander, zijn macht benut en is zo tegen Mij ingegaan. Hij heeft als speciaal wapen het beeld van de goddelijke Verlosser Jezus Christus uit de harten van de mensen gerukt, en hij werkt zodoende in steeds sterkere mate tegen Christus – naarmate het einde nadert.

Het is zijn werk dat de mensen zich van Mij afgekeerd hebben, dat zij niet meer in Jezus Christus geloven en daarom ook de weg naar Mij niet meer vinden. En toch is zijn werken alleen mogelijk omdat de mensen zich niet verweren tegen zijn aanvallen en zijn daden, waartoe zij echter in staat zouden zijn als zij het maar wilden. Want zij zijn als zelfstandige wezens op de aarde geplaatst en bezitten een volledig vrije wil. Zij staan wel afzijdig van Mij, maar in het begin van hun belichaming als mens ook zo ver van mijn tegenstander dat hij hen niet kan dwingen hem onderdanig te worden.

Door Mij heeft de mens de mogelijkheid verkregen met hart en verstand de indrukken buiten zich op te nemen, en ze in het hart of met het verstand uit te werken. Want Ik heb geen machines geschapen die hun werk doen moeten op bevel van de meester. Ik heb u mensen vrij voortgebracht, heb u verstand en inzicht gegeven en beïnvloed u altijd de goede richting te kiezen door allerlei gebeurtenissen. Maar mijn tegenstander laat zijn macht ook niet onbenut. Hij tracht evenzo op uw wil in te werken, maar de beslissing hangt van u mensen zelf af. Er is echter een middel dat u slechts behoeft te gebruiken, namelijk uzelf te verzekeren van mijn liefdegeest en mijn kracht die u geschikt maakt de aanvechtingen van uw vijand te weerstaan.

En deze kracht kunt u steeds voor uzelf verwerven als u zelf maar de liefde beoefent, dus mijn liefdekracht uzelf eigen maakt die u steeds ter beschikking staat maar alleen door werken van liefde verworven kan worden. Mijn tegenstander is een vijand van de liefde, en u zult hem altijd kunnen overwinnen als u hem met het wapen van de liefde tegemoet treedt. Want dan gaat u de weg van Christus, u gaat de weg van de liefde die ook Hij gegaan is. En dan behoort u tot Hem en Hij is dan uw Beschermheer en uw Leider, Hij is uw Verlosser geworden door uw wil die zich door de liefde bij Hem heeft aangesloten. Zolang echter de mensheid zonder liefde leeft herkent zij Hem niet, en dat bewerkt mijn tegenstander die gelooft zijn macht te versterken als hij de macht van Jezus beperken kan.

Zijn activiteiten zijn duidelijk tegen Hem gericht, en ieder mens die zich van Jezus Christus afkeert, die Hem verloochent en Hem afwijst als Hij hem met Zijn woord tegemoet komt is in de macht van de antichrist. Hij is zelf een kleine antichrist die gewillig doet waartoe satan hem aandrijft. Hoed u voor deze antichristen, zij zijn in zijn macht en daarom ook mijn tegenstanders. Maar zij zullen hun vijandschap moeten boeten op de dag van ’t laatste oordeel dat zeer nabij is.

Amen

BD.5224
1 oktober 1951

De strijd tegen zichzelf op aarde

Ook mijn leven op aarde was rijk aan strijd en verzoekingen en het is verkeerd om aan te nemen dat mijn goddelijke ziel Mij ervoor heeft behoed dat mijn levenswandel niet anders dan goed kon zijn omdat Ik Gods Zoon was die uit de hoge naar de aarde is afgedaald om de mensen te verlossen. Mijn aardse leven als mens was op geen enkele manier anders dan bij ieder ander mens, maar de verzoekingen kwamen buitengewoon heftig op Me af omdat de satan alles deed om mijn missie te verhinderen. Bovendien was mijn ziel ongewoon diep voelend, zodat ze zowel door het mooie ten diepste werd geroerd, evenals ze echter ook het kwade en onzuivere als uitermate kwellend onderging. Ze was ontvankelijk voor elke indruk en daarom werd Ik ook met de wereld met haar bekoringen en verlokkingen zo veelvuldig geconfronteerd, voordat mijn eigenlijke missie begon. Ik heb een zware strijd moeten uitvechten om overwinnaar te blijven over hem die mijn vlees wilde bezitten om de ziel onbekwaam te maken voor het verlossingswerk.

En zo begon mijn lijden al lang tevoren, het lichaam moest gekastijd worden om de vergeestelijking met de ziel te bereiken. Ik was als mens midden onder de mensen. En mijn menszijn wilde zo veel zeggen als met menselijke hartstochten en begeerten behept te zijn, waartegen Ik de strijd moest voeren om voor de goddelijkheid een woonplaats te worden die geen lage hartstocht in zich kan dulden. Ik was mens. Niets getuigde van mijn goddelijkheid in de jaren vóór mijn werkzaam zijn als leraar. Als alleen maar mens moest Ik worstelen om Mij zelf te vormen tot opnamevat voor het kostbaarste dat een mens ooit bezitten mocht: voor de eeuwige Godheid zelf die zich in Mij wilde openbaren om voor de mensen een zichtbare God te kunnen zijn. En Ik heb de overwinning behaald over hem die probeert over u mensen te heersen, tegen wie Ik ten strijde trok om u te verlossen uit zijn macht.

Het was waarlijk een zware strijd, want de mens in Mij onderging al het mooie en mocht het niet bezitten. De mens in Mij had het leven lief, want hij hield van zijn medemensen en wilde hen niet verlaten. Ik was in het volle bezit van kracht en kon alles aan mijn wil onderwerpen als Ik het wilde en Ik deed vrijwillig van alles afstand. Ik overwon mezelf, mijn lichaam en ook de ziel, die soms in verweer wilde komen als ze voelde hoe Ik leed. Ik heb mezelf overwonnen als mens en zo het bewijs geleverd dat het voor ieder mens mogelijk is zijn zwakheden en begeerten de baas te worden en dat niet goddelijke kracht deze overwinning in Mij volbracht; een overwinning die dan nooit van u mensen zou kunnen worden verlangd als Ik zelf gefaald zou hebben in de strijd tegen het kwade en in de strijd tegen de lust.

Daarom zult ook u mensen hetzelfde kunnen volbrengen, ja, u hebt zelfs nog mijn ondersteuning zodra u Mij aanroept om hulp, zoals Ik het heb beloofd. Geen verzoeking is te groot en de verleider is nooit onoverwinnelijk als u zch van mijn genade bedient. Want voor uw wilskracht ben Ik gestorven aan het kruis. Wat u ontbreekt aan kracht en wil kunt u van Mij ontvangen als u zult willen strijden tegen hem die uw vijand is en die te overwinnen de moeilijkste strijd was die Ik op aarde heb uitgevochten.

Amen

BD.5225
3 oktober 1951

De kracht van het goddelijk woord in tijden van nood

Versterk u steeds weer met mijn woord. U neemt daardoor ongewone kracht in ontvangst. U benut een genade van grote uitwerking als u mijn woord in het hart overdenkt, als u zich dus naar binnen keert en mijzelf tot u laat spreken. Het is een geschenk uit het geestelijke rijk, dat dus ook alleen geestelijke invloed heeft, dat wil zeggen: alleen door de ziel wordt gevoeld als gave van genade. En toch zult u zijn kracht bespeuren als een vergrote bereidwilligheid om liefde te geven, als geestelijke vooruitgang, als toegenomen streven naar volmaaktheid.

Mijn woord komt uit het geestelijke rijk en voert ook terug in het geestelijke rijk, vanwaar u eens bent weggegaan. En daarom zult u er alleen op vooruit kunnen gaan als u Mij aanhoort, wanneer u mijn woord met het hart opneemt en uw best doet het gehoorde in daden om te zetten. Dan zal uw ziel zich vergeestelijken. Ze wordt als het ware aan de aarde ontrukt en zal in verbinding treden met het rijk dat alleen werkelijk en onvergankelijk is en waarvan de bewoners wezens zijn van de grootste geestelijke rijpheid, die voortdurend bereid zijn te geven en uit te delen wat hen zelf gelukkig maakt: licht en kracht, mijn woord dat ze zelf van Mij ontvangen en dat ze uit liefde willen doorgeven.

Zo vaak als u zich verdiept in mijn woord, wordt de krachtbron geopend en stroomt deze over op u. En daaruit zult u onophoudelijk kunnen putten en nooit zal de bron opdrogen, nooit zal mijn woord zijn werkzaamheid verliezen. En als u in nood bent, is mijn woord de zekerste hulp. Want u brengt de verbinding met Mij tot stand wanneer u mijn woord leest of hoort. En in de verbinding met Mij neemt u de kracht uit Mij tot u, die uw geloof levend zal laten worden en u wordt geholpen door een sterk geloof.

Uit mijn woord zult u steeds kracht kunnen putten, maar te weinig neemt u de proef en benut u mijn gave van genade. U laat mijn woord veel te weinig werkzaam in u worden, omdat uw geloof nog zwak is. Daarom kan Ik u alleen maar steeds weer wijzen op de stroom van mijn liefde, die u onophoudelijk toevloeit.

Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijn. Ik wil u verkwikken. Laat u allen door Mij sterk en krachtig maken. Neem in ontvangst wat mijn liefde u biedt, dan zult u vrij zijn van alle lijden en moeite. Houdt u steeds aan mijn woord en uw ziel zal sterk worden als gevolg van zijn kracht.

Amen

BD.5235
14 oktober 1951

Zie, Ik maak alles nieuw

Ik maak alles nieuw. U mensen die nog geen inzicht hebt en de geest in u nog niet hebt gewekt, u weet niet wat deze woorden van Mij betekenen. Want u gelooft niet aan een omvorming van deze aarde, u gelooft niet aan het laatste gericht, aan het beëindigen van een ontwikkelingsperiode en het beginnen van een nieuwe. U weet niets van mijn eeuwig heilsplan en begrijpt daarom ook mijn woorden niet: “Zie, Ik maak alles nieuw.” Een ieder van mijn woorden heeft een veelvoudige betekenis, welke ook mijn gewekten niet weten, omdat deze kennis nog te hoog is voor de mensen op deze aarde. Maar voor hen is de eenvoudige betekenis duidelijk, dat Ik vernieuwen wil wat zich buiten mijn ordening van eeuwigheid heeft begeven. Ik wil een verandering teweegbrengen omdat de mensen op deze aarde mijn ordening niet meer nastreven en daarmee hun aardse levensdoel verzaken. Zij hebben gefaald en hun leven niet benut voor de eeuwigheid. Desondanks wil Ik hen niet verloren laten gaan en zal Ik hen de gelegenheid geven de verzuimde ontwikkelingsweg nog eens af te leggen. Maar niet als een herhaling, maar op geheel nieuwe wijze. Want nogmaals de weg van ontwikkeling te mogen gaan is een bijzondere genadegift, die verworven moet worden door een verhoogde prestatie, waartoe geheel nieuwe scheppingen de mogelijkheid bieden.

Ik vernieuw dus ten eerste weer de leerschool van de geest, mijn aarde, die weer de opwaartse ontwikkeling tot mens bevorderen moet. Ik zal de nieuwe aarde voorzien van geheel nieuwe scheppingen van zo menigvuldige aard en vorm, dat het uitermate talrijke geestelijke een nieuwe mogelijkheid geschapen wordt zich daarin waar te maken. En Ik laat een nieuw mensengeslacht ontstaan, uitgaande van door Mij gezegende mensen die hun geestelijke ontwikkeling in liefde en trouw tot Mij voltooid hebben. Die een staat van rijpheid bereikt hebben waardoor een hoge geestelijke begeleiding mogelijk is, zodat ook het nieuwe mensengeslacht alle waarborgen heeft voor een zo hoog mogelijke geestelijke volmaaktheid. En ook het gekluisterde geestelijke kan snel tot rijpheid komen door de buitengewoon gunstige invloed die de mensen op al de hun omringende scheppingen uitoefenen.

Ik maak alles nieuw. Ik versoepel ook de voorwaarden voor het vrij worden van het geestelijke, maar wijk daardoor niet af van mijn wet van de eeuwige ordening. Uit erbarmen en diepe liefde ontferm Ik Mij over het geestelijke dat nog in onvrijheid leeft. Alle kwellingen zullen van de mensen afvallen en vol van kracht zullen zij ernaar streven opwaarts te gaan, omdat Ik alleen voor hen het begerenswaardigst ben en zij niet in de diepte getrokken kunnen worden door mijn tegenstander, die voor lange tijd gekluisterd is. Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, dat wil zeggen: geestelijk en lichamelijk maak Ik de mensen gelukkig die nu bij Mij horen en die ook de weg tot Mij moeten effenen voor degenen die na hen komen.

Wie van u mensen kan dat vatten? En wie van u mensen gelooft vast en zonder twijfel dat het oude zal ophouden te bestaan, dat ook de mensen die van Mij verwijderd zijn er niet meer zullen zijn? Dat alleen maar de kleine kudde die Mij als hun Herder trouw volgt, het leven niet verliezen zal, omdat Ik deze kleine kudde heb gezegend en bestemd om voort te leven in het paradijs op de nieuwe aarde? Dat een nieuw verlossingstijdperk begint volgens het heilsplan van eeuwigheid, door mijn liefde en wijsheid vastgelegd om het geestelijke een eeuwig leven te verzekeren? Zie, Ik maak alles nieuw. U die in Mij gelooft, denk aan deze woorden. Overweeg ze in uw hart en weet dat de tijd gekomen is dat dit, mijn woord, in vervulling zal gaan. Geloof vast daaraan en verwacht en draag al het moeilijke wat u tot het einde nog beschoren is met geduld en toewijding volgens mijn wil. Want de dag komt spoedig dat Ik de mijnen zal halen om hun het paradijs te onthullen waarvan geschreven staat: “Een nieuwe hemel wil Ik scheppen en een nieuwe aarde,” en Ik zelf wil te midden van de mijnen vertoeven en ze leiden en onderwijzen zoals Ik het beloofd heb.

Amen

BD.5240
25 oktober 1951

Uiting van de goddelijke geest – Satan als lichtengel

“Ik ben altijd met u tot aan het einde der wereld”. Deze woorden van Mij moeten een bevestiging voor u zijn dat Ik overal daar onder u ben waar u Mij bij u laat verblijven. Ofschoon Ik niet zichtbaar bij u ben, is toch mijn geest steeds uw begeleider. Maar u zelf opent hem de deur of u houdt ze gesloten, maar dan kunt u ook niet zeggen dat Ik steeds bij u ben.

U allen zou Mij wel bij u kunnen laten zijn als u Mij tot u zou trekken door uw liefde. Ja, u zou zelfs door een verhoogde graad van liefde mijn beeld in u kunnen aanschouwen. Maar hoe weinigen verlangen naar Mij en bereiden Mij daardoor een woning, hoe weinigen vormen hun hart zo dat zij Mij daarin kunnen opnemen. Desondanks benader Ik ook hen die geen verlangen naar Mij hebben. Ik kom hen tegemoet in het woord omdat mijn woord alleen in hen de liefde op kan wekken als zij het aanhoren – in het hart overwegen en dan er ook naar werkzaam zijn.

Deze weg tot Mij is niet moeilijk en toch voert hij zeker tot het doel mijn tegenwoordigheid te ervaren, zodat iedereen zou kunnen zeggen: De Heer is alle dagen bij mij. Voorwaarde is echter een diep geloof om van mijn tegenwoordigheid overtuigd te zijn, en dat geloof kan alleen door de liefde verkregen worden. Dus, het belangrijkste is de liefde. Zonder liefde kan er nooit een verbinding met Mij tot stand worden gebracht, zonder liefde is alles ’n leugen wat mijn tegenwoordigheid geloofwaardig moet maken. Daarom ziet u allen dat geen mens zich Mij bewust kan worden die zonder liefde is, daarentegen heeft ieder die in de liefde leeft Mij ook als een vaste begeleider naast zich.

Mijn tegenwoordigheid zal zich echter ook altijd op de een of andere wijze kenbaar maken. Of, door een heel sterk geloof, of door geestesgaven van de meest uiteenlopende aard, door het doen van bekeringswerk, door het horen van mijn stem in waak toestand of door hulpverleningen die een buitengewone kracht vereisen. Steeds en voortdurend werkt dan mijn geest die het zichtbare teken is van mijn tegenwoordigheid – dat niet ontkend kan worden bij die mensen die onzelfzuchtig werkzaam zijn in liefde. Richt daarom uw aandacht op die mensen die zich voor mijn dienaren uitgeven en kijk hoe het met de liefde tot Mij en de naaste gesteld is, dan zult u ook weten hoe u hun geestelijke uitspraken moet beoordelen.

De juiste liefde waarborgt u echter ook mijn bescherming tegen onreine geestelijke krachten, die zich wel steeds aan u, mensen opdringen, die echter door uw wezen – uw wil de waarheid te kennen en uw streven “lief te hebben”, steeds worden afgeweerd omdat zij dan in zekere zin mijn tegenwoordigheid bespeuren en daarom van u moeten wijken. Evenwel zullen zij zich soms toch toegang verschaffen, wanneer de mens zichzelf niet onder strenge tucht houdt dat wil zeggen: als hij door de geringste liefdeloosheid hun dat recht over zich toekent. Want de liefdeloosheid personifieert hem die zonder enige liefde is, die echter ook daar macht heeft waar ze hem verleend wordt. Daarom is steeds de liefde alleen een waarborg voor mijn tegenwoordigheid – en deze liefde te beproeven is u allen toegestaan als u zich overtuigen wilt van de waarheid van dat wat als geestelijk goed door de mensen wordt uitgedragen.

Ik kom waarlijk alleen tot u met goede gaven. Ik zal u niets aanbieden waaraan uw hart zich kan ergeren. Want Ik ben een God van liefde en een trouwe Vader voor mijn kinderen. En wanneer Ik tot u spreek, kunt u ook de stem van uw Vader herkennen en behoeft u niet te vrezen het slachtoffer van een illusie te zijn als mijn vaderlijke woorden uw hart treffen.

Maar evenzo moet u net als kinderen op Mij toekomen, u moet vol van liefde tot Mij komen – daar u Mij anders niet vernemen kunt. Zonder liefde zult u veel eerder ten offer vallen aan mijn tegenstander die u met valse woorden winnen wil, die u misleidt als engel des lichts, als hij daar succes mee kan behalen.

De liefde is en blijft dus altijd doorslaggevend. Mijn tegenstander kan daarom nooit een liefdevol mens benaderen daar Ik dan zelf tussen hem en de tegenstander sta, omdat Ik zelf toch de liefde ben. Een goed en liefdevol mens kan daarom ook niet door mijn tegenstander misleid worden. Maar te allen tijde kan mijn tegenstander die mensen benaderen die in hun binnenste de liefde missen, die nog te zeer in eigenliefde leven, die nog willen uitgaan naar de wereld en daarom op de voorgrond treden omdat hun nog de ware ootmoed ontbreekt.

Ik ken de mensenharten en Ik houd mijzelf afzijdig van hen die nog zonder liefde zijn. Maar mijn kinderen maak Ik gelukkig met mijn aanwezigheid. Zij kunnen er altijd zeker van zijn dat hun liefde Mij steeds tot hen zal trekken, dat ze zich dan aan Mij kunnen toevertrouwen. Dat Ik mijn intrek bij hen neem en ook bij hen zal blijven omdat liefde, liefde aantrekt en zich er onverbrekelijk mee verenigt.

Amen

BD.5248
1 november 1951

De genade van de innerlijke verlichting

De genade van de innerlijke verlichting zal alleen diegenen ten deel vallen die zich innig met Mij verbinden en Mij vragen om de zuivere waarheid. Daartoe behoort als eerste de wil en het verlangen van de mens naar de waarheid, maar die wordt slechts door zeer weinigen opgebracht. Zou deze wil en het verlangen naar waarheid onder de mensen meer aanwezig zijn, dan zou het er waarlijk anders voor staan met de geestelijke ontwikkeling, omdat het juiste weten wijd verbreid zou zijn door de overeenstemming van de opvattingen van allen die een verlichte geest hebben. Het weten van de waarheid zou ook tot een sterk geloof leiden en een werkzaam zijn in liefde zou al te constateren zijn, wanneer de band met Mij tot stand wordt gebracht, daar anders het verlangen naar de waarheid niet ontwaakt zou zijn, want een mens zonder liefde heeft geen interesse in de waarheid. Zo komt uit het ene het andere voort.

Ik zelf moet eerst worden erkend. Dus het geloof in Mij moet aanwezig zijn. Bijgevolg is ook met het geloof verbonden, dat Ik als volmaaktste en machtigste Wezen van alles op de hoogte ben en alles kan, dus ook het weten aan een mens kan overbrengen. En daarom vraagt hij Mij vanuit dit geloof erom, zijn geest te verlichten. Eerst bedoelt hij weliswaar zijn verstand, dat Ik hem duidelijkheid zal geven, en in zekere zin verlicht Ik ook wel zijn denken. Maar het is steeds de geest uit Mij die ook zijn verstand beïnvloedt, omdat het verstand zonder mijn geest niet kan overdragen wat het zelf niet bezit.

Vraagt echter een mens iets voor zichzelf van zijn vriend, dan zal hij zich ook naar diens wil voegen, om hem goedgunstig te stemmen, of ook om hem zijn liefde en dankbaarheid te tonen. Dus zal de mens ook zijn best doen Mij te behagen, en dit door zijn levenswandel bewijzen. Hij zal zelf liefde geven, omdat hij voor Mij liefde voelt, die hem ook aanleiding geeft om verlichting van geest te vragen. Het ene is ondenkbaar zonder het andere, want ook hierin is een wet werkzaam die niet ongedaan mag worden gemaakt.

Toch heeft de mens nog een tweede mogelijkheid. Hij kan het juiste weten ook van buitenaf in ontvangst nemen door mijn boden of door geschriften. Weliswaar blijft het voor hem nog zo lang een dood weten dat alleen door het verstand wordt opgenomen, totdat hij zelf juist die voorwaarden vervult: geloof in Mij, liefde en verlangen naar de waarheid. Maar hij kan door dergelijk dood weten worden aangespoord en in overeenstemming met dit inzicht zijn best doen, werkzaam te zijn in liefde.

Hij kan – ook al is het bij wijze van proef – willen geloven en ernaar streven het juiste te doen, en het weten in hem zal leven verkrijgen. Het zal hem gelukkig maken. Mijn geest begint in hem te werken en hij vindt de weg naar Mij, gedreven door zijn hart, niet door het verstand. Hij heeft de gelegenheid ten volle benut en is tot de juiste wijsheid gekomen, inderdaad ook weer pas door het geloof in Mij, door werken van liefde en het verlangen naar de waarheid, daar hij zich anders niet door zulke vraagstukken zou hebben laten fascineren, die nu juist werden opgelost.

Ik laat me vinden door ieder die Mij serieus zoekt. Daarom is alleen de wil nodig die zich moet richten op Mij, het Wezen dat ieder mens wel vermoedt, maar dat niet alle mensen willen erkennen. Maar zolang hij zich bewust van Mij afwendt, zolang kan Ik ook niet op hem inwerken om hem door middel van dwang te veranderen. Hij moet uit zichzelf tot Mij komen. Dan ontvangt hij alles wat hij begeert, want Ik handel waarlijk als een Vader tegenover mijn schepselen die Ik tot mijn kinderen wil omvormen. En Ik zal er geen iets weigeren wat het daarbij zou kunnen helpen, want Ik heb ze lief en wil ook mijn liefde beantwoord zien.

Amen

BD.5255
14 en 16 november 1951

Belofte van Jezus: het eeuwige leven

U zult leven in eeuwigheid. Maar het leven beloven kan alleen Hij die Heer is over leven en dood, die zelf het Leven is van eeuwigheid en die de dood heeft overwonnen – Jezus Christus, de Zoon Gods en Verlosser van de wereld, die is voortgekomen uit de kracht van de Allerhoogste als zelfstandig Wezen, voorzien van kracht in volkomen mate, wiens liefde hem bewoog, zich van Zijn kracht te ontdoen en als zwak en hulpeloos mens op aarde, die aan de wet van de dood was onderworpen, tegen de dood te strijden en hem te overwinnen, om alle mensen uit de slavernij van satan te bevrijden die deze gevangen hield. Want de dood was door satan in de wereld gebracht.

De dood is een krachteloze duistere toestand, die het gevolg is van de zonde van weleer tegen God. Licht en kracht betekenen leven, krachteloosheid en duisternis daarentegen veroordelen het wezen tot een verstarren in werkeloosheid. De mensen op aarde zouden deze onbeweeglijke toestand na hun lichamelijk leven hebben te verwachten, ze zouden zonder hoop wegzinken in de duisternis en zouden zichzelf daar niet uit kunnen bevrijden, ze gingen de eeuwige dood tegemoet, wanneer er niet een Redder tot hen kwam die sterker was dan de dood, die hem kon overwinnen en de mensen weer het leven gaf dat ze in het allereerste begin als geestelijk wezen hadden bezeten en dat voor hen door de zonde van de opstand van weleer tegen God verloren ging. Het leven was voor hen verloren gegaan, dat wil zeggen: alles wat hen tot gelukkig makend werkzaam zijn in staat stelde, want leven is onophoudelijk werkzaam zijn volgens wijze wet, leven is gebruik maken van goddelijke kracht volgens goddelijk grondbeginsel en daarom een toestand van onbegrensde gelukzaligheid.

Dit leven nu belooft Jezus Christus aan alle mensen, echter wel onder zekere voorwaarden. Hij kan wel het leven geven, maar de mensen moeten het ook begeren en alles doen om zich het ware leven, het leven in het geestelijke rijk waardig te maken. Ze moeten uit de toestand van dood zijn weg willen, ze moeten de kracht die hun een eeuwig leven verzekert, in bezit nemen, ze moeten met de Bron van kracht in verbinding treden, ze moeten met Jezus Christus strijden tegen de dood van hun ziel en hem overwinnen, wat alleen mogelijk is met Jezus Christus. Want het is de dood van de ziel die ze moeten vrezen, aangezien de dood van het lichaam onbelangrijk is, maar de ziel, het werkelijke in de mens, vergaat niet, alleen kan zij in de toestand van volledige krachteloosheid en duisternis, de geestelijke dood, ten prooi vallen aan onmetelijke eindeloze kwelling.

Maar u zult leven. Wat zijn dit troostrijke woorden voor u mensen. Jezus Christus wil niet dat u de dood tegemoet gaat, Hij wil dat u zult leven. En Hij heeft u dit leven beloofd omdat alleen Hij die de dood heeft overwonnen, het u geven kan. Maar uw wil is vrij. Vergeet niet dat u alles zult kunnen bereiken, dat niets onmogelijk is, dat Jezus Christus u ook alle middelen en wegen heeft aangegeven, maar dat u zelf zult moeten willen, omdat u niet tegen uw wil in gegeven kan worden wat u zalig kan maken. Een eeuwig leven is de mooiste belofte die Hij u kon geven, dat elke vrees voor de dood verdwijnt, dat voor u een onuitsprekelijk zalige toekomst ligt die eindeloos duurt als u dit zelf wilt en de voorwaarden vervult die Jezus Christus aan zijn belofte heeft verbonden – dat u in Hem gelooft.

Want dan zult u aan al Zijn woorden gevolg geven, u zult Zijn geboden onderhouden, u zult leven volgens Zijn goddelijke leer van de liefde en in u de goddelijke kracht vergaren, de liefde zal u tot leven wekken, ook wanneer de kracht van het lichaam zal afnemen en uw omhulsel de lichamelijke dood tegemoet gaat. De ziel zal zich dan losmaken, ze zal in alle kracht de barrières van de dood doorbreken, ze zal zich vrij maken uit de boeien van hem die u de dood wilde doen ondergaan, ze zal zich geheel gelukzalig bewust worden van haar kracht en nu onophoudelijk werkzaam kunnen zijn. Het geestelijke rijk zal haar opnemen, waar alleen maar leven is, waar al wat wezenlijk bestaat werkzaam is volgens de wil van God, waar voortdurend nieuw leven wordt verwekt, waar er eeuwig geen dood meer bestaat, waar alles in en met Jezus Christus gelukzalig is.

Amen

BD.5256
17 en 18 november 1951

Schijnbaar liefdeloze hulpmiddelen van God

Ik wil u redden uit de nood van de ziel. De nood van het lichaam gaat voorbij, ze duurt niet eeuwig. Echter de nood van de ziel houdt niet op met de dood, maar u neemt ze mee over in het geestelijke rijk en daar zal ze u pas echt tot bewustzijn komen, want op aarde zult u ze met wereldse genoegens en vreugden kunnen verdoven. En dat is juist het ongeluk, dat u de tijd op aarde er niet voor gebruikt om de ziel te helpen; dat u niet denkt aan haar toestand na de dood van het lichaam, als ze in kwelling en duisternis een kwijnend bestaan leidt en onuitsprekelijk lijdt. Uit deze nood wil Ik haar bevrijden. Maar mijn hulp zal steeds een pijnlijke uitwerking hebben op het lichaam, uw leven op aarde wordt door mijn hulp aangeroerd en niet tot uw vreugde.

Ik moet over u, mensen, gevoelige nood en lijden laten komen, Ik moet uw aardse welbevinden verstoren. Ik moet op smartelijke wijze ingrijpen in uw vertrouwde leven, om u tot zelfbezinning te brengen, om u wakker te maken uit een toestand van diepste slaap, daar u de ziel zonder hulp laat. En zo verwond Ik u keer op keer. En toch is het mijn vaderliefde, die naar deze hulpmiddelen moet grijpen, om u, mijn kinderen, van het eeuwige verderf te redden. Maar of u zich dit ten nutte maakt, staat u vrij. Het kan ook zijn, dat alle middelen zonder resultaat blijven en dat u ook dan nog alleen de wereld ziet en ernaar verlangt. Dan hebt u zelf uw oordeel over u uitgesproken, dan kiest u voor uzelf vrijwillig een lot, dat ontzettend smartelijk is en eindeloos lange tijd duurt. Ik ben van dit lot van u op de hoogte en daarom grijp Ik af en toe zo hard in uw aardse leven in, dat u Mij niet meer als een God van liefde zult willen erkennen, dat u Mij daarom ook vaak helemaal afwijst of zich tegen Mij verzet en zich daardoor aan mijn tegenstander uitlevert.

Ik wil alleen uw gelukzaligheid. Ik heb geen ander doel, dan u aan de geestelijke dood te ontrukken, uw ziel een lichtschijnsel te geven, opdat u de weg kunt vinden, als u het geestelijke rijk betreedt en aards niet meer kunt werken. De ziel blijft bestaan na de lichamelijke dood, maar pas wanneer ze in het geestelijke rijk werkzaam kan zijn, verheugt ze zich over haar leven. En daartoe wil Ik haar helpen en Ik stuit voortdurend op tegenstand van de kant van de mens, die alleen maar aandacht schenkt aan en houdt van al het uiterlijke, maar niet aan zijn ziel denkt. U let alleen maar op het omhulsel, maar de kern vergeet u en dat alleen is het ware, het onvergankelijke, ter wille waarvan u op aarde leeft.

De nood en het leed op aarde zullen toenemen, hoe dichterbij het einde is. En zalig de mens, die het op zich in zal laten werken, die het vergankelijke van het aardse daaruit inziet en zich onvergankelijke goederen probeert te verwerven. Slechts weinigen zullen door de nood tot inzicht komen en toch laat Ik het ter wille van deze weinigen toe, dat vaak een groot aantal mensen het leven verliest, want het lichaam van hen verliest niets, maar de zielen hebben nog gelegenheid in het rijk hierna omhoog te klimmen, wanneer ze het willen. Maar die Ik heb gewonnen, zullen Mij eeuwig dankbaar zijn en ook het zwaarste leed erkennen als een middel van mijn liefde, zonder hetwelk ze verloren zouden zijn voor eeuwige tijden.

Mijn heilsplan is van eeuwigheid voorzien en dus voorzag Ik ook de algehele niet geestelijke toestand aan het einde van deze verlossingsperiode. En Ik zag de heerschappij van mijn tegenstander over de zielen van de mensen. Ik voorzag echter ook de weinigen, die nog te winnen zijn. Elke verlossingsperiode gaat onder gewelddadig ingrijpen mijnerzijds ten einde, om de tegenstander nog te ontwringen, wat niet helemaal in zijn macht is.

U, mensen die in Mij gelooft, wees waakzaam van geest in de laatste tijd voor het einde. Besef, wanneer het gaat om mijn weliswaar harde hulpmiddelen en wanneer mijn tegenstander zijn hand in het spel heeft. Twijfel niet aan mijn liefde, integendeel, herken ze in elk gebeuren, in elke aardse nood, in elke natuurcatastrofe. Steeds gaat het om zielen, waarvan mijn wijsheid inziet, dat ze nog vatbaar zijn voor veranderingen en aan welke hulp gebracht moet worden in hun geestelijke nood. Eens zult ook u mijn liefde in haar volle omvang kunnen beseffen, wanneer u het verschrikkelijke lot aanschouwt van diegenen, die Mij weerstand boden en toch niet gedwongen kunnen worden hun weerstand op te geven. Maar zolang deze aarde nog bestaat is mijn liefde onophoudelijk ingespannen bezig zielen te redden uit de eindeloos lange tijd van duisternis, die op het einde van deze aarde zal volgen voor mijn tegenstander en zijn aanhangers, die onverbeterlijk zijn.

Amen

BD.5259
25 november 1951

God heeft veel arbeiders nodig in de tijd voor het einde

U allen die bereidwillig zijn neem Ik in dienst. Want in de laatste tijd voor het einde heb Ik veel medewerkers nodig die zich verlossend bezig moeten houden. Maakt u Mij uw bereidwilligheid kenbaar, dan verloopt ook uw levenslot in overeenstemming met uw wil. Dat wil zeggen: u zult steeds gelegenheid hebben naar mijn wil werkzaam te zijn voor Mij en mijn rijk. En u zult mijn opdracht voelen in het hart. U zult, als u zich eenmaal heeft aangeboden Mij te dienen, gevoelsmatig voor Mij opkomen bij uw medemensen. U zult u innerlijk aangespoord voelen te spreken voor Mij en mijn naam, en mijn leer verkondigen aan al diegenen die uw weg kruisen, met wie u geestelijke debatten zult kunnen voeren en die uw hulp nodig hebben, daar Ik hen anders niet op uw pad zal leiden.

De arbeid voor Mij en mijn rijk hoeft niet naar buiten toe als missiewerk herkenbaar te zijn. Ze kan in het dagelijks leven verricht worden, onopvallend en toch zegenrijk, want juist die mensen moeten worden gewonnen die geen enkele band hebben met een religieuze stroming, die geen lid zijn van een kerkelijke organisatie of er alleen voor de vorm deel van uitmaken. Juist deze mensen moet mijn evangelie worden bijgebracht en dit is veel doeltreffender waar een gedachtenuitwisseling plaatsvindt en ieder van hen zijn eigen opvatting opgeeft.

Zodra mensen worden aangespoord om na te denken is er eerder succes te verwachten, maar daarom moeten mijn vertegenwoordigers, mijn knechten die Mij op aarde willen dienen, zelf van Mij en mijn leer overtuigd zijn, zodat ze tegenover de medemens ook overtuigd kunnen spreken. Wie de waarheid zelf in zich heeft opgenomen is ook van haar doordrongen. En hij is geschikt als medewerker in de laatste tijd voor het einde, want er is in hem voortdurend een drang om de waarheid te onderwijzen waar ze ontbreekt.

Daarom hebt u geen bijzondere opdracht van mijn kant nodig, omdat Ik u door uw hart zeg wat u zult moeten doen en deze uiting van het hart als eigen wil, als innerlijke drang voelbaar is.

Doe daarom waartoe u zich innerlijk gedrongen voelt nadat u Mij uw wil om te werken voor Mij en mijn rijk hebt kenbaar gemaakt. Ik neem u allen aan en geef u mijn zegen voor deze arbeid, omdat de grote geestelijke nood veel hulp vereist en deze door mensenmond moet worden gebracht, wil de medemensen de vrije wil gelaten blijven, maar hun toch een weg worden getoond die uit de grote nood wegvoert. Elke goede wil die uitgaat naar de ziel van de medemensen zegen Ik en Ik help u bij de verwezenlijking ervan.

Amen

BD.5261
27 november 1951

De vergeving van zonden (1)

De duidelijke richting van de wil naar Mij toe, laat Mij ook de verandering in het hart van een mens zien, ze toont Mij aan dat de mens naar Mij verlangt, dat hij de weg die hij tot nu toe gegaan is, heeft verlaten, dat hij zijn weerstand geheel heeft opgegeven en Mij als Heer en Vader erkent. Dientengevolge is nu werkelijk het doel bereikt, de mens heeft zich gescheiden van mijn tegenstander, die hij sedert eeuwigheid was gevolgd en hij is naar mijn kamp overgekomen, hij heeft de ene sfeer verwisseld tegen de andere, hij zocht het licht en ontvlucht de duisternis.

Een verandering van wil in het hart van een mens herken Ik echter steeds, en nu begint ook het proces van kracht overdracht, opdat de wil die naar Mij is gekeerd, versterking ondervindt en de mens nu zonder ophouden zijn doel nastreeft om met Mij verenigd te zijn. Een verandering van wil heeft onvermijdelijk ook een wezensverandering tot gevolg, de mens past zich in zijn wezen aan mijn Oerwezen aan, op hetwelk hij aanstuurt.

En zo is de wil die op Mij is gericht onvermijdelijk verbonden met het zich afkeren van de zonde en de afschuw ervan, van onrecht, van liefdeloosheid, daar anders de wil nog niet op Mij is gericht. De mens die vanuit zijn hele hart op Mij aanstuurt, kan niet zondigen, zoals omgekeerd een zondaar er nog geen verlangen naar heeft, zich met Mij te verenigen. Maar een zondig mens kan door vermaningen en aanwijzingen op zijn slechte toestand opmerkzaam worden gemaakt, en tot nadenken worden gebracht, hij kan dan zijn toestand als zondig inzien en hiervan af willen. De zondenlast als zodanig drukt dan op hem en van deze last tracht hij vrij te worden.

Wordt hem nu op de Verlosser Jezus Christus als Delger van zijn schuld gewezen, dan legt hij Deze wel de schuld voor en vraagt Hem ter wille van Zijn bloed om vergeving. Dan heeft de schuld hem naar Jezus Christus gedreven, niet de liefde voor Mij. Iedere zondaar vindt vergeving door Jezus Christus, door zijn geloof aan het verlossingswerk en de hulp van de door Hem aan het kruis verworven genadeschat. Maar niet alleen de zonde moet tot Hem drijven, maar ook de liefde.

De mens moet eerst aan Mij en dan aan zichzelf denken, dan vindt hij bij Mij de hoogste wederliefde, dan zal hij niet vanwege de last vrij willen worden van zijn zonden, veeleer omdat die een hindernis is bij de vereniging met Mij en omdat hij mijn liefde voor hem hoger aanslaat dan de delging van zijn schuld.

U allen bent met schuld beladen, daar u anders niet op aarde leefde, want uw menselijk omhulsel alleen al bestaat uit iets geestelijks dat schuldig is geworden; de ziel kan al wel meer voleindigd zijn, ze is echter toch van beneden afkomstig, dat wil zeggen: samengesteld uit iets geestelijks dat door alle aardse scheppingen is heengegaan, dat zijn laatste wilsproef af moet leggen op aarde. Dientengevolge moet ze zich in het aardse leven bevrijden van haar schuld van weleer, juist door de verandering van haar wezen, door het bewuste streven om bij Mij te komen. En daar alleen datgene wordt beoordeeld wat ze in vrije wil doet, is dus de Mij toegekeerde wil ook de bekentenis van de vroegere schuld. Want de ziel geeft haar weerstand tegen Mij op, dus erkent ze Mij als Schepper en Vader van eeuwigheid.

Niemand kan haar tot deze wilsbeslissing dwingen omdat alleen dat wordt beoordeeld wat uit het innerlijkste van het hart opstijgt. Buigt de ziel zich in diepste deemoed voor Mij dan is ook al de liefde in het hart ontvlamd, dan ziet ze haar weerstand van weleer als zonde in. Ze geeft zich in deemoed aan Mij over en heeft dus ook in het hart haar zonde bekend voor haar Vader, die de ziel liefheeft. Daarom verlangt ze naar Hem en doet alles in gehoorzaamheid en in liefde tot Mij wat Ik verlang.

Ik, die in het hart zie, ben precies op de hoogte van de graad van liefde en van de richting van de wil van een mens en daaraan beantwoordend gaan mijn liefde en mijn genade naar hem, want Ik geef niet meer op wat eens door middel van zijn wil de weg naar Mij heeft gevonden en zich voor Mij heeft uitgesproken.

Het gevallen wezen is ten hogen geklommen, het wil niet meer in de zonde verblijven, in verzet tegen Mij, dat het gevolg is geweest van liefdeloosheid. Het zal ook alles verafschuwen wat maar op een kleinste weerstand tegen Mij zou kunnen lijken. Het kan nog wel vallen, maar dan alleen uit zwakheid en op zo’n val zal ook direct het berouw volgen, dat smartelijk is en pijn doet bij de mens die Mij al toebehoort, en mijn liefde is steeds bereid te vergeven waar Ik de liefde tot Mij zie. Want de ziel spreekt het oordeel tegen zichzelf hard en rechtvaardig uit en haar bede om vergeving is een smartelijke roep naar omhoog, die Ik waarlijk niet ongehoord laat klinken.

Amen

BD.5262
29 november 1951

De vergeving van zonden (2)

Verneem de stem van de geest, die zo tot u spreekt: Geen schuld is zo groot dat ze niet gedelgd zou kunnen worden door mijn liefde. Als u gefaald hebt, trek Ik nooit mijn liefde van u af, maar de vergeving van de zonde hangt van u zelf af. U zult ze als zodanig hebben kunnen inzien en er oprecht bedroefd over zijn dat u tegen Mij hebt gezondigd. U zult de zonde als zonde hebben moeten ingezien en dan bewust mijn vergeving afsmeken. Maar u zult uw schuld alleen inzien, wanneer u Mij als de eeuwige Liefde erkent, die bovenmate goed is voor u en die u dus door het onrecht hebt beledigd. Want de zonde is een vergrijp tegen de liefde, de zonde is een overtreding tegen de eeuwige ordening, die altijd mijn liefde tot grondslag heeft.

U zult dus liefdeloos hebben moeten handelen, u zult tegenover het goede iets kwaads hebben moeten gesteld, u zult dus het gebod van de liefde tegen Mij en de naaste hebben moeten overtreden, en dat in het volle besef dat het onrecht is. Dan pas kan er in u een waar oprecht berouw ontwaken, dan pas zal de schuld op u drukken, en dan pas zult u de zonde verafschuwen en het vaste voornemen opvatten ze niet meer te doen.

En gaat u nu met deze zondeschuld in deemoed en met berouw voor Mij staan en vraagt u Mij om vergeving, dan zijn ook uw zonden u vergeven, want u komt dan tot Jezus Christus, de Verlosser van de wereld, u komt tot Hem die u zich voor zal kunnen stellen, die voor u, mensen een gestalte heeft aangenomen opdat u zelf tot Hem zult kunnen komen, die uw aller zonden heeft gedragen, die voor u is gestorven. Hij is Degene, aan wie u uw zonden moet toevertrouwen, Hij is het die op het menselijk vlak u nader is gekomen, die zich op aarde met Mij heeft verenigd en dus Mij in alle volheid in zich droeg, toen Hij nog op aarde wandelde. Hij en Ik zijn Eén, alleen dat Ik voor u voor te stellen ben geworden door Hem, terwijl u zich anders van Mij geen voorstelling zou kunnen maken.

De goddelijke Verlosser Jezus Christus zult u alles kunnen vertellen wat u bedrukt, omdat Hij, net als u, mens was op deze aarde en voor alle menselijke fouten en zwakheden begrip heeft, maar ook omdat Hij de liefde in zich tot de grootste en volle wasdom bracht en krachtens deze liefde ook elke zondeschuld teniet doet als ze tot Hem wordt gedragen, als de mens ze voor Hem bekent en hij Zijn vergeving afbidt. Maar alleen de stem van het hart kan deze bede om vergeving uitspreken en alleen die wordt door Mij gehoord.

Zoals het hart van de mens voelt, zo voel Ik het ook en zo wordt ook mijn liefde werkzaam, verlenend of ook zich verbergend, al naar de roep die het hart naar Mij omhoog zendt. Als liefde tot de Liefde roept, zal haar vervulling worden, maar waar het hart zwijgt, daar helpt het bekennen met de mond niets, want alleen de liefde ontbindt en verlost, alleen de liefde bevrijdt van alle schuld.

Amen

BD.5264
2 december 1951

De verandering van het wezen – Vergoddelijking

Niet Ik kan u vormen naar mijn wil, maar uzelf moet het werk uw wezen te veranderen, volbrengen, want dit is de bedoeling en het doel van mijn hele scheppingsplan; dat de werken die Ik geschapen heb zich tot mijn kinderen vormen, tot goddelijke wezens uit vrije wil. Er is zoveel kracht in ieder van mijn schepselen dat het bereiken van het doel heel wel mogelijk is, maar de kracht kan onbenut blijven en daaraan kan ook mijn almacht niets veranderen, wil Ik niet zelf tegen mijn wet van eeuwige ordening ingaan en uw wil onvrij maken.

U kunt, wanneer u wilt, u tot goden vormen, tot wezens die aan Mij gelijk zijn, die in totale versmelting met Mij vol van macht en kracht zijn en die toch als individuen denken, willen en handelen in gelukzaligheid. U kunt het, maar of u het wilt, moet u zelf bepalen. Uw willen, denken en handelen in de staat van volmaaktheid staat u geheel vrij, het kan zich dus naar elke richting heen ontvouwen. Dat u totaal vrij bent, kan u weliswaar onbegrensde vreugden verschaffen die voor een gebonden wil nooit bereikbaar kunnen zijn; maar peilloos diep vallen of u onmetelijk hoog verheffen, liggen beide bij u dicht bij elkaar. Steeds echter wordt u een steun ter beschikking gesteld waaraan u zich kan vasthouden of waardoor u uw weg omhoog lichter kunt maken.

Ik zelf ben steeds bereid u tegen te houden wanneer het gevaar omlaag te storten dreigt en Ik ben ook steeds bereid u omhoog te trekken wanneer u mijn hulp afsmeekt. U bent nooit weerloos aan een gevaar overgeleverd, u bent nooit zo zwak dat u geen bijstand kunt afbidden maar ook daartoe moet uw wil weer bereid zijn en moet u in Mij geloven als u mijn hulp wilt vragen. En dit geloof in Mij is al de eerste verandering van uw wil en daarom betekent het zekere hulp voor u.

En dit geloof wil Ik tot leven wekken in de wezens die als mens belichaamd, hun wil niet goed gebruiken, die onafgebroken hun weg naar beneden zoeken en in het grootste gevaar zijn neer te storten in de diepte. Een vonkje geloof in mijn macht kan hun val tegenhouden en daarom probeer Ik zelf Mij aan de mensen kenbaar te maken opdat zij het geloof in Mij verkrijgen.

Het leven van ieder afzonderlijk laat zoveel bewijzen van ’n ingrijpen van mijn macht en liefde zien, dat ook ieder voor zich het geloof makkelijk zou kunnen verkrijgen als hij maar op deze kleine bewijzen acht sloeg. Doch het denken van de mens gaat verkeerde wegen en dat komt weer omdat hij zonder liefde leeft, want hij kan dan pas geloven als hij juist denkt en hij kan pas juist denken als zijn hart bereid is liefde te geven.

Wel is ieder mens tot liefde in staat, alleen maar dat hijzelf het doel van zijn liefde is, en deze eigenliefde eerst veranderd moet worden in liefde tot de naaste, voor het woord “liefde” hier op z’n plaats is, dat het geloof tot gevolg heeft. De mens leeft voortdurend in een omgeving waarin hij de naastenliefde kan beoefenen, maar hij wordt er niet toe gedwongen, het hangt er allemaal van af of hij de liefde in zich ontsteekt en tot een heldere vlam laat worden – alles hangt daar van af: het inzicht, het geloof, het juiste gebruik van zijn wil en de eeuwige gelukzaligheid. Maar tot liefde kan hij niet gedwongen worden, alleen maar doorlopend vermaand en aangespoord. De liefde moet hij zelf in zich ontsteken en daardoor de verandering van zijn wezen voltrekken, wat de bedoeling en doel van zijn aards bestaan is, evenals de vervulling van mijn heilsplan van eeuwigheid, die een vergoddelijking van datgene ten doel heeft wat als scheppingswerk uit mijn hand is voortgekomen, maar de hoogste gelukzaligheid moet bereiken, die Ik hem niet kan geven, integendeel door ieder wezen zelf moet worden verworven.

Amen

BD.5269
10 december 1951

Levenskracht – Geestkracht

Vertrouw nooit op jullie eigen kracht. Weliswaar moeten jullie zelf jullie wil werkzaam laten worden, jullie mogen niet werkeloos blijven en wachten op hulp, maar wat jullie doen, moeten jullie steeds in overeenstemming met Mij aanpakken, jullie moeten bidden om mijn hulp en mijn zegen, en het zal jullie lukken. Jullie bezitten weliswaar levenskracht, die jullie het recht geeft op levendige werkzaamheid en jullie daartoe in staat stelt, maar boven alles staat mijn wil en deze kunnen jullie niet dwingen.

Ik zie Mij echter vaak ertoe gedwongen, weerstand tegenover jullie wil te plaatsen, wanneer dit heilzaam is voor jullie ziel. En daarom zijn bij jullie levenslot ook misslagen, het falen van voornemens en mislukkingen betrokken, en jullie kunnen deze niet uit eigen kracht op afstand houden. Dan baat ook jullie levenskracht niet, dan zien jullie vaak in, tot hoe weinig jullie uit eigen kracht in staat zijn.

Alle mislukkingen, alle vergeefse inspanningen, alle aanvallen van zwakheid zijn steeds aanwijzingen, jullie tot de eeuwige Gever van kracht te wenden, Zijn zegen af te smeken en in het besef van jullie eigen ontoereikendheid tot Hem te bidden om toename van kracht en het welslagen van iedere werkzaamheid. Jullie mogen Mij niet vergeten, daarom moet Ik jullie vaak in situatie laten komen, waar jullie eigen kracht geen succes opleveren kan. Ik moet jullie tonen, dat al jullie inspanningen tevergeefs zijn, wanneer Ik daar niet mijn zegen aan geef, waarom jullie echter eerst moeten bidden, om Mij niet te vergeten. De samenwerking met Mij garandeert succes, maar weren jullie Mij af, dan kosten jullie inspanningen veel meer moeite en zijn ook dan nog vaak zonder resultaat.

Jullie kunnen weliswaar ook succes afdwingen, maar dan alleen met ondersteuning van de kracht van de onderwereld, die steeds voor jullie zal zorgen, wanneer jullie je ziel daarvoor inruilen. Dan kunnen jullie machtig zijn op aarde, dan zullen jullie overal in slagen, dan kunnen jullie de medemensen overbluffen met daden van bovennatuurlijke aard, maar steeds met verlies van vrijheid, want dan zijn jullie geketend en volledig in zijn – satan’s – macht.

Verlang niet naar deze kracht uit de onderwereld, zelfs niet wanneer deze jullie een aantrekkelijk leven op aarde belooft. Kom tot Mij in innig gebed en roep Mij aan om kracht en genade, en jullie winnen dan waarachtig meer, dan mijn tegenstander jullie bieden kan. Maar het zijn dan geen aardse goederen, die jullie in bezit nemen, maar Ik zegen dan ieder begin van wat jullie op aarde ondernemen, evenals Ik jullie geestelijk zegen, dat wil zeggen: jullie door innige verbinding met Mij van geestkracht voorzien kan, die veel waardevoller is dan jullie levenskracht, want werken met geestelijke kracht zal altijd succesvol zijn, ook wanneer deze niet altijd door jullie wordt beseft.

Sluit Mij nooit buiten, wat jullie ook ondernemen, want Ik wil voortdurend jullie Raadgever, Leider en Hulp zijn, die alles in goede banen leidt voor jullie zielen.

Amen

BD.5271
13 december 1951

Massale sterfte – ’t Voortijdig wegroepen van de zwakken van geloof – Beslissing

En het zal gebeuren zo als Ik het verkondigd heb. Eerst zal er een massale sterfte inzetten en u zult het beschouwen als toeval, als ongeval, u zult elke andere verklaring eerder laten gelden dan deze ene: dat Ik zelf de mensen in groten getale wegroep die in de laatste strijd op deze aarde zouden falen die te zwak zijn om weerstand te bieden en toch ook mijn tegenstander niet in handen mogen vallen. Want Ik ken de harten van de mensen en laat diegene niet ten prooi vallen aan het eeuwige verderf die nog een klein vonkje liefde in zich draagt en dit vonkje nog kan doen opleven, is het niet op aarde dan in het rijk hierna – tot waar mijn liefde en erbarmen ook reikt om hulp te brengen.

Het zal gebeuren zoals Ik het heb verkondigd. Er zal nood en ellende zijn in zo’n mate dat ieder die wil zal inzien dat het de tijd van het einde is. Doch alleen daar zal ellende zijn waar de mijnen te herkennen zijn, want deze ellende wordt door de medemensen bereid om de mijnen het geloof af te nemen in hun God en Schepper van eeuwigheid, in wie ze hun Vader zien en die ze trouw willen blijven.

De tegenstander werkt tegen Mij en hij gebruikt de mensen die aan hem gebonden zijn om de schandelijkste daden uit te voeren tegen de mijnen. Hij wil ze Mij ontrouw maken en treedt daarom met brutale middelen op, waartegen de mijnen nauwelijks in staat zijn stand te houden. Maar de kracht van mijn liefde houdt ze overeind, de kracht van mijn liefde heeft succes en of ook de mijnen naar buiten toe in de grootste nood zijn, zij blijven standvastig en overwinnen al het vijandige, omdat ze het kunnen met mijn kracht.

De tijd loopt ten einde. Wat u heden nog niet geloofwaardig voorkomt, zult u binnenkort meemaken, een omwenteling in elk opzicht die alle mensen schade berokkent en van alle mensen een instelling tegenover Mij vereist, de Schepper en Behouder van eeuwigheid. En die instelling kan alleen zijn: bekennen of afwijzen. Dat is de beslissing die nog moet vallen voordat het einde er is. Ik zal met kracht binnendringen in uw gedachten en u zult Mij kunnen opnemen of afwijzen. Doch het is de beslissing voor de eeuwigheid die u dan neemt. En daarom is ook het boosaardig werkzaam zijn van mijn tegenstander toegelaten omdat hij bijdraagt tot de uiteindelijke beslissing voor Mij of hem. Hij gebruikt zijn bevoegdheid ver voorbij de aan hem gestelde grenzen, hij kwelt de mijnen ongewoon hard en geeft zijn aanhangers volop aardse goederen, eer en roem, en daarom erkennen ze hem liever als hun heer en verloochenen Mij.

Doch Ik laat alleen maar de sterken het einde meemaken, die Mij trouw zijn en blijven en de kracht van mijn liefde voortdurend in ontvangst nemen. De zwakken echter neem Ik weg, doordat Ik hen wegroep voor het einde komt, opdat ze niet in handen van mijn tegenstander vallen en eeuwige tijden moeten boeten. Doch die volharden in het kwaad zullen omkomen op de dag van het gericht, want ook aan hen wordt mijn genade vaak genoeg toegestuurd, maar ze achten haar niet en gaan bewust in het kamp van de tegenstander en dus moeten ze ook zijn lot delen als het einde gekomen is – want alles zal vervuld worden wat Ik door zieners en profeten liet verkondigen.

Amen

BD.5276
19 december 1951

Communie – “Wie in de liefde blijft”

Wie in de liefde blijft, die blijft in Mij en Ik in hem. De liefde is dus het eerste middel om zich van mijn kracht te verzekeren. Dat wil zeggen: Ik kan rechtstreeks in u zijn. U hebt Mij zelf in uw hart opgenomen als u werken van liefde verricht, als de liefde uw hart vervult. Zo en niet anders dient de verbinding tussen ons – de communie – te worden verstaan, want zonder liefde kan Ik nooit in u vertoeven, omdat Ik zelf toch de Liefde ben. Mijn oerwezen is liefde. Niet dat de liefde alleen maar een eigenschap is van mijn Wezen, maar de Liefde ben Ik zelf.

Dit te begrijpen is voor u mensen op aarde niet mogelijk, want daartoe behoort een zielenrijpheid van de hoogste graad. Daartoe behoort een bovenaards begrijpen om mijn wezen te doorgronden. Maar helemaal te doorgronden zal het ook nooit zijn. Er is immers tussen de Schepper en Heerser van de hele oneindigheid en Zijn schepsel een geweldig onderscheid dat wel sterk verkleind, maar nooit helemaal opgeheven kan worden. En alleen de liefde brengt dit kleiner worden tot stand. Alleen de liefde brengt een voortdurend Mij naderbij komen tot stand, dat tot een volledige versmelting kan komen, maar toch de individualiteit van een ziel niet opheft. Maar daarin ligt ook de grenzeloze gelukzaligheid die uit het voortdurend vurig verlangen naar vereniging met Mij en de vervulling ervan bestaat.

Op aarde kan de vereniging met Mij al plaatsvinden door onzelfzuchtige werkzaamheid in liefde, omdat Ik zelf dan steeds door u genood word rechtstreeks in u werkzaam te zijn. Maar Ik laat Me heel graag door u noden, omdat mijn liefde Mij naar u toe trekt en naar beantwoording van uw liefde verlangt. Een verbinding van u mensen met de eeuwige Liefde is op geen andere wijze mogelijk dan dat u de liefde beoefent, opdat Ik dan zelf in u tegenwoordig kan zijn. Welke uitwerking dan mijn aanwezigheid op u heeft, dat zult u dan allen zelf kunnen ervaren. Want ieder die Mij toegang tot zijn hart verleent door werkzaam te zijn in liefde, voelt Mij ook in een bepaalde vorm en zal de vrede van zijn ziel vinden.

Waar Ik tegenwoordig kan zijn, werk Ik van binnen op de mens in. Zijn levend geloof, zijn verlicht denken, zijn inzicht in de waarheid, helder schouwen in de toekomst of gave van de profetie, of ook de kracht om zieken te genezen – het zijn alle uitwerkingen van mijn aanwezigheid. Mijn liefde voor degene die Mij liefheeft, zodat Ik Me aan hem kan openbaren, openlijk of ook in het verborgene, in diepe, stille gelovigheid, een zachtaardig, bovenmate liefdevol wezen, in geduldig lijden en voortdurende overgave aan mijn wil.

Dit alles kan de mens alleen wanneer hij door mijn kracht is doorstroomd die altijd een teken is van mijn aanwezigheid in hem, een gevolg van de liefde die hem vervult. Ik zelf als de eeuwige Liefde kan alleen daar vertoeven waar liefde is. Maar Ik kan ook nooit ver weg van diegenen zijn die in liefde leven en moet bijgevolg ook herkenbaar zijn. Want de liefde is kracht en kracht zal steeds werkzaam zijn, dus voortdurende veranderingen duidelijk zichtbaar laten worden die in het wezen van een mens of in diens geestelijke vermogens tot uitdrukking komen in de vermeerdering van het weten en inzien van de goddelijke waarheid, in voortdurend toenemende zielenrijpheid en het uiteindelijk bereiken van het laatste doel op deze aarde, van de hoogste graad van rijpheid die de mens tot mijn kind zal laten worden dat het nu blijft tot in alle eeuwigheid.

Amen

BD.5277
20 december 1951

De helpende hand van Jezus Christus – Verlossing uit de diepte

Op aarde zowel als in het hiernamaals wordt de reddende hand van de Heiland uitgestoken naar de zielen die in de diepte vertoeven, om hen te helpen uit de diepte omhoog te komen die Zijn hand grijpen. De liefde en barmhartigheid van God zijn onophoudelijk bezig hulp te bieden die bevrijdt; de zielen moeten echter zelf geholpen willen worden – want anders blijft iedere genadegift van God zonder uitwerking.

Deze wil kan echter alleen door een noodtoestand bewogen worden hulp te vragen. In het rijk hierna is iedere onvolkomen ziel in leed en ellende gedompeld, terwijl op aarde de ziel zich tracht te bedwelmen door wereldse vreugden waardoor ze veel moeilijker besluit God om hulp te vragen. Maar de geestelijke nood is even groot en heeft dan in het hiernamaals een waarneembare uitwerking. Op de aarde zouden de zielen wel gemakkelijk opwaarts kunnen komen omdat de mens zijn levenskracht voor God welgevallige daden kan gebruiken, terwijl de ziel in het hiernamaals krachteloos is en op de hulp van lichtwezens of van mensen is aangewezen.

Op de aarde ontbreekt echter veel meer de wil tot goed handelen. Bij de ziel in het hiernamaals is de wil slechts zolang zwak als het haar aan kracht ontbreekt maar neemt steeds toe als haar eenmaal die kracht verschaft wordt. De kwellingen in het hiernamaals kunnen een verandering van wil teweeg brengen en dan is het opwaarts gaan verzekerd.

Zonder een verandering van wil is echter ook op aarde geen geestelijke vooruitgang mogelijk. En omdat de wereld steeds bedwelmend op de mens inwerkt, moet hij ook soms in een noodtoestand worden geplaatst die dan een wilsverandering teweeg moet brengen. Maar dan is ook de helpende hand van Jezus Christus, de goddelijke liefde, steeds bereid uit de diepte omhoog te trekken, en is er voor alle zielen de hoop op verlossing. Maar het tijdstip bepaalt de ziel zelf door haar wil die onvoorwaardelijk naar boven gericht moet zijn.

Eenmaal wordt ook de sterkste zich verzettende wil gebroken, maar niet door dwang, veeleer brengt de goddelijke liefde dit teweeg, die zich steeds weer tot het wezen wendt, tot die liefde wordt beseft en beantwoord. Tot de wil in het wezen zo sterk wordt zich aan God te schenken.

Amen

BD.5278
21 december 1951

Einde van een verlossingsperiode – Het heilsplan van God

Ik heb u een doel gesteld en u daarvoor een termijn toegekend waarin u, mensen dit doel goed zou hebben kunnen bereiken. En ook nu nog is het u mogelijk, wanneer u het ernstig wilt, dat u bij dit doel aankomt. Maar de u geschonken termijn is voorbij, nog maar ’n korte tijd scheidt u van het einde en wie het doel dan nog niet heeft bereikt, diens geestelijk leven is verspeeld, hij heeft het verbeurd, hij wilde niet leven en zijn lot is de dood. Er loopt een verlossingsperiode ten einde en een nieuwe begint, maar het thans als mens belichaamde geestelijke is onvermijdelijk bij het einde aangekomen en als het faalt, moet het de kringloop van de ontwikkeling weer beginnen, opdat mijn Wet van de eeuwige ordening vervuld zal worden.

De termijn is afgelopen en slechts minuten scheiden u van het uur van de ondergang van de oude aarde, waarin de scheppingen hierop worden ontbonden om weer opnieuw te ontstaan, om weer nieuwe mogelijkheden te geven voor de ontwikkeling van het nog onrijpe geestelijke. En al stel Ik u steeds weer dit uur voor de geest, het gaat zonder indruk te maken aan uw oren voorbij, u gelooft het niet. Maar uw ongeloof houdt mijn plan van eeuwigheid niet tegen, het geeft Mij echter aanleiding u steeds duidelijkere tekenen te zenden opdat een dichtbij einde u geloofwaardig voorkomt.

Uw ongeloof noodzaakt me u uitermate pijnlijke wonden toe te brengen opdat u zich zal bezinnen over wat uw leven eigenlijk is en hoe u het benut hebt. Uren van nood en ellende kunnen u niet bespaard blijven, ze kunnen er toch nog toe bijdragen u naar het doel te leiden, dat u waarlijk nog zult kunnen bereiken wanneer u het ernstig wilt. Ik help u op duidelijke wijze en geef u kracht, maar uw hart moet Mij aanroepen om hulp opdat uw wil zich laat zien.

Alles kan en wil Ik voor u doen om u gelukzalig te maken, maar mijn heilsplan van eeuwigheid kan Ik niet omverwerpen, het moet volgens de wet van de eeuwige ordening worden uitgevoerd en dit in vastgestelde tijd, die nu haar einde vindt.

De geestelijke gesteldheid van de mensen heeft al sinds lang haar dieptepunt bereikt dat een einde van de aarde met zich mee brengt, maar Ik talm nog steeds ter wille van de weinige die zwak en besluiteloos zijn, opdat Ik hen nog win, voordat de termijn is afgelopen. Maar dan zijn alle mogelijkheden uitgeput, dan moet ieder de gevolgen van zijn instelling tegenover Mij dragen, dan wordt onherroepelijk het gericht gehouden en ieder zal het lot ten deel vallen dat hij verdient, eeuwige gelukzaligheid of verdoeming, een leven in het paradijs op de nieuwe aarde of een hernieuwde kluistering in de schepping weer voor eindeloos lange tijd.

Amen

BD.5279
24 december 1951

Heiland en Arts

Ik redde u uit grote nood, toen Ik naar de aarde kwam. In waarheid werd u de Heiland geboren, de Arts van uw zielen, die uw lijden kende en ook hoe die was op te heffen. Ik kwam als Redder, want de mensheid was in de grootste nood. Maar ze is ook heden ten dage in dezelfde nood, de mensen zijn aangetast door een ziekte die ten dode leidt als daar geen halt aan wordt toegeroepen, als er niet weer aanspraak wordt gemaakt op de Heiland, die alleen kan helpen te leven. Maar de mensen zelf beseffen hun ziekte niet, ze roepen niet om de Arts, ze zijn niet in staat te leven en geloven niet zolang ze nog hun lichamelijk leven hebben dat hun alleen begerenswaardig voorkomt.

De nood is nog veel groter dan in de tijd dat Ik haar de aarde kwam, want de mensen kennen Mij en zijn me vergeten, de mensen zijn op de hoogte van een Arts die hen kan genezen en zoeken Hem niet op, de mensen roepen niet om een Redder en staan toch aan de rand van de afgrond. De nacht is donker en het licht zien de mensen niet dat hen tegemoet straalt. Wel dwalen hun gedachten af haar die tijd omdat het tot de traditie hoort ‘ns aan Mij te denken, die als kindje in de kribbe lag. Maar aan de betekenis van mijn komst denken ze niet, omdat daartoe een ernstige wil behoort en het inzicht in de geestelijke nood. Wie Mij aanroept in het hart, voor hem wil Ik weer een Arts en ware Heiland zijn; wie zijn zonden naar Mij draagt, die zal Ik ze vergeven, wie Mij een liefdevol hart aanbiedt zal Ik bedenken met genade, met licht en kracht, Mij te herkennen en mijn verlossingswerk te begrijpen opdat hij er deel aan heeft en Ik niet tevergeefs voor hem aan het kruis ben gestorven.

Ik kwam naar de aarde – Ik kom steeds weer naar mijn kinderen, als ze Mij slechts willen opnemen, als ze voor Mij de kribbe klaarmaken in hun hart, als de liefde het hart in staat stelt Mij daarin op te nemen. Als ware Arts en Heiland wil Ik aan diegenen werken die ziek en beladen met schuld tot Mij komen, Ik wil hen vrij maken van ziekte en leed, van duisternis en zonde zodra ze maar denken aan Mij en mijn missie op aarde, zodra ze maar geloven in Mij als de Verlosser van de wereld, die voor zichzelf een hut als woning betrok, omdat Hij tot de armen, zieken en zwakken is gekomen die hulp nodig hadden in hun nood. Weer wil Ik helpen en genezen waar men Mij gelovig aanroept, als Redder voordat de tijd is vervuld, want hij gaat zijn einde tegemoet. Maar wie zich tevoren nog door Mij zal laten genezen, hoeft het einde niet te vrezen, want hij zal leven in eeuwigheid.

Amen

BD.5282
27 december 1951

Tot de zwakken, zieken en behoeftigen kwam Jezus

Voor de zwakken, zieken en behoeftigen ben Ik in de wereld gekomen, want de sterken en gezonden hadden Mij niet nodig. Zij vonden hun weg alleen wel, geloofden tenminste hem te vinden, en pas wanneer zij op een dwaalspoor geraakten, beseften zij hun zwakheid en riepen naar Mij, wanneer hun eigen kracht niet meer toereikend was om het leven de baas te worden. Allen die naar Mij roepen, die Mij nodig hebben, zijn zwak en ziek van ziel, en hen allen kom Ik te hulp omdat zij, door Mij aan te roepen, bekennen dat zij in nood zijn waaruit zij door Mij gered hopen te worden. U mensen bent allen zwak en ziek en gelukkig diegenen die het inzien. Die zich echter sterk en gezond voelen, zijn er slecht aan toe, want zij kunnen niet geholpen worden. En er zijn er veel die geloven geen hulp nodig te hebben. Velen zijn er die van hun eigen kracht overtuigd zijn en zeer gemakkelijk gebruik maken van de kracht van hem, die hen voor zich winnen wil. Die hen versterkt in hun arrogant geloof en hun daarom de kracht doet toekomen, echter niet zonder een wederdienst. Hij verlangt de ziel en geeft daarvoor het lichaam wat het verlangt.

Ik echter ben de Arts van de zieken en zwakken. Ik ben de Trooster van de bedroefden en de Hoop van de moedelozen. Zij allen komen tot Mij en zij zullen niet tevergeefs smeken. Ik zeg hun allen mijn hulp toe, ook als u mensen ze niet direct ondervindt. Dan echter weet Ik ook waarom en bent u nochtans niet verlaten, want niemand roept Mij tevergeefs aan als hij vanuit zijn hart om hulp smeekt. Kom allen tot Mij die vermoeid en belast zijt en Ik zal u verkwikken. Zo heb Ik u mijn hulp beloofd en dus kunt u daar ook van op aan. Denk daar steeds aan wanneer u in nood verkeert, wanneer u zich lichamelijk of geestelijk gekweld voelt. Wanneer het aardse leven zwaar op u drukt, als u hulp nodig hebt. Denk er dan aan dat Ik eens vroeger tot de armen, zieken en zwakken kwam, en ook nu nog, en dat Ik slechts op uw roep wacht om Mijzelf aan u bekend te maken. Dat Ik echter aangeroepen wil worden opdat u helemaal uit uzelf uw zwakheid inziet en naar Mij, uw Arts en Helper verlangt. Dat u door uw roepen uw geloof bewijst dat Ik u helpen kan en wil, en zo’n geloof zal Ik nooit beschamen.

Amen

BD.5283
28 december 1951

De Vader leidt de zijnen aan de hand

U allen gaat aan mijn hand. U, die Mij bewust zoekt en aanroept om mijn liefde en erbarmen. U, die voor Mij wilt werken, die bijeen bent gekomen voor een geestelijk streven. U, die Mij vóór al het andere plaatst, die wilt dat Ik u zal leiden.

Wie mijn hand vasthoudt, gaat onvermijdelijk goed. Want mijn weg is de juiste en mijn leiding is waarlijk zeker. Maar uw blikken mogen niet afdwalen of op de wereld zijn gericht van welke Ik u wegleid, want dan maakt u de band met Mij losser. Dan klampt uw hand zich niet meer zo vast aan de mijne en dan is er het gevaar dat u zich losmaakt en, al is het maar voor korte tijd, achter zult blijven, tot u weer naar Mij zult roepen en zich weer bij Mij en mijn leiding zult willen aansluiten.

Wanneer u onder mijn leiding staat, hoort u mijn stem. U verneemt wat Ik tot u spreek. U neemt mijn woorden gretig op in uw hart.

Maar maakt u zich los van Mij, dan is de stem in u maar zwak verstaanbaar. Dan klinken daar geluiden van de wereld tussendoor. Dan vermengt zich het aardse met het geestelijke en u zelf zult het niet meer kunnen scheiden en weet niet wat Ik en wat de wereld tot u heeft gesproken. Daarom is het een gevaar wanneer u zich nog door de wereld laat bekoren, wanneer u de banden met haar nog niet helemaal hebt losgemaakt. En daarom wil Ik u waarschuwen en vermanen dat u Mij vasthoudt, dat u zich aan Mij vastklampt en dat u alleen maar luistert naar wat Ik u aanraad. Dat u alleen maar geestelijk brood aanneemt en uw oren sluit voor de kreten die de wereld u toeroept, die geen geestelijke waarde hebben, die u alleen in de war brengen en uw oor afstompen voor het zachte klinken van mijn goddelijk woord van liefde, dat ieder van u zal kunnen horen die zich met Mij verbindt. Wie Ik in de wereld heb geplaatst, moet zich daarin ook waarmaken. En hij kan dit ook, zodra zijn liefde voor Mij zo sterk is, dat hij Mij voortdurend voor zal laten gaan bij alles wat hij ook maar in de wereld doet.

Dan scherp Ik ook zijn geestelijk oor, zodat hij Mij toch kan horen. Dat de wereld voor hem geen hindernis is om toch mijn hand vast te houden. Dat hij Mij steeds aanwezig zal laten zijn, wat hij ook doet.

Voor hem is de wereld dan geen gevaar meer, maar ze kan het zijn voor diegene die nog door de vreugden van de wereld wordt verleid.

Want hij lonkt in zekere zin naar de tweede heer. Hij heeft nog niet geheel met hem gebroken, daar anders de wereld geen prikkel voor hem zou kunnen zijn.

Wees daarom waakzaam, mijn kinderen, dat jullie de hand van de Vader niet zullen loslaten omdat je naar iets zult willen grijpen dat jullie verleidelijk voor ogen komt.

Mijn tegenstander heeft vele middelen, waardoor hij jullie van Mij zal proberen te scheiden.

En hoewel het hem niet meer zal lukken, daar jullie Mij volgens jullie wil zijn toegedaan, kan toch jullie weg soms worden belemmerd. Jullie kunnen terug zinken, schijnbaar effen wegen begaan en toch naar beneden afglijden, tot jullie het inzien en dan angstig tot Mij zullen roepen om hulp.

Ik laat jullie niet vallen en help jullie weer overeind. Maar gezegend is hij die mijn hand nooit loslaat, want hij gaat moeiteloos opwaarts, omdat de weg met Mij helemaal veilig is en naar het doel leidt.

Amen

BD.5285
31 december 1951

Geloofsstrijd – Tijd van nood – De kracht van het geloof

Uw trouw moet blijken in de komende strijd. U, die in Mij gelooft zult ook die tijd van nood kunnen doorstaan, want u vraagt Mij om hulp. Maar zonder bijstand zal het moeilijk voor u zijn het leven aan te kunnen. Tenzij; u aanvaardt de kracht van beneden van mijn tegenstander, die ieder ondersteunt die hem dient en een dienaar van de wereld wil zijn. Wie echter de weg tot Mij vindt en in mijn nabijheid blijft en mijn bijstand afsmeekt, die zal wonderbaarlijke kracht ontvangen om ook het zwaarste te kunnen verdragen, als het vanwege de ongelovige medemensen ook hem treft. Hij zal ook te midden van aardse nood beschut en onaangeroerd blijven als dat mijn wil is, omdat die mens voor Mij is als een kind en gelovig mijn bijstand verwacht.

Er zal een zware worsteling zijn aards zowel als geestelijk, want de aardse noden zullen ook hem die naar het geestelijke streeft ontstellen. Maar alleen zolang tot hij de innige verbinding met Mij heeft hersteld, en de kracht van mijn geest hem doorstromen kan. Dan ziet hij iedere nood en elk gevaar onverschrokken in de ogen, want dan voelt hij mijn tegenwoordigheid en niets kan hem meer beangstigen of bedrukken.

Steeds nader komt het einde, steeds meer tekenen wijzen er op en steeds duidelijker wordt de strijd tussen licht en duisternis. Steeds ijveriger werken de knechten in mijn wijngaard, en steeds dreigender wordt het gevaar waarmee de antichrist de gelovigen bedreigt. Want satan weet dat er niet veel tijd meer voor hem is, en zijn activiteit is duidelijk in de komende tijd.

Maar steeds weer maak Ik u daarop opmerkzaam, opdat u niet zult wankelen in uw geloof als er van u gevraagd wordt Mij te verloochenen en u daarvoor in de plaats een leven van genot en welbehagen wordt verzekerd. Laat u niet verleiden, want u zou dan een slechte ruil maken.

U mag niet vergeten dat het einde nabij is, en dat er niets zal blijven bestaan van de wereld en haar aarde goederen en vreugden. Heeft u echter uw ziel aan mijn tegenstander verkocht voor deze aardse goederen, dan blijft aan het einde niets voor u over dan het verderf en een eindeloze tijd van ellende en hardste gevangenschap. Geef vrijwillig en met vreugde op wat men van u nemen wil, maar blijf Mij getrouw tot het einde, en uw trouw zal koninklijk beloond worden. Ook in de komende tijd van nood is mijn bijstand u verzekerd, zodat u alle moeilijkheden kunt dragen. Bovendien zal die tijd van nood niet lang duren, want Ik zal de dagen verkorten ter wille van de mijnen, en wat verkondigd is in woord en geschrift zal elkaar zeer snel opvolgen.

En zodra de beslissing van u gevraagd wordt voor of tegen Mij zal wel de nood groter worden, maar dan kunt u iedere dag op mijn komen hopen. Dan gaat de aarde haar einde tegemoet, en dan zal er spoedig een einde aan uw nood komen. Dan is de tijd gekomen dat mijn tegenstander gekluisterd wordt, en met hem zijn aanhang. De tijd, waarin de oude aarde met haar scheppingen opgelost wordt en een nieuwe aarde ontstaan zal. En dan zal Ik komen in de wolken en u thuis halen in het paradijs van de nieuwe aarde. Dan is er aan alle nood een eind, en u zult leven in vrede en zaligheid.

Amen

BD.5296
15 januari 1952

Het intrek nemen van God in het hart van de mens

Ik wil in u wonen. Ik wil mijn schepselen helemaal doorstralen met mijn geest. Ik wil dat ze vervuld zijn met mijn oersubstantie, met liefde, zodat dus Ik zelf onweerlegbaar in hen vertoef en ze als het ware de omhulling van Mij zelf zijn geworden, wat voor het wezen onbegrensde gelukzaligheid betekent. Ik wil graag wonen in alle mensenharten en al mijn schepselen, die de Vader in zich hebben opgenomen, mijn kinderen kunnen noemen. Onvoorstelbare gelukzaligheden vloeien voort uit zo’n verhouding van een kind tot de Vader en mijn schepselen deze gelukzaligheden te verschaffen is altijd en eeuwig mijn doel en mijn streven. Daarom werden de zichtbare en de geestelijke wereld geschapen. De zichtbare om voor het eerst mijn schepselen de mogelijkheid te geven, een vergoddelijking van hun wezen te bereiken; de geestelijke wereld om deze vergoddelijkte wezens ongekende gelukzaligheid te bieden. En in deze geestelijke wereld kom Ik zelf dan mijn kinderen zichtbaar onder ogen. In deze geestelijke wereld zal de verhouding van het kind tot de Vader pas vorm aannemen en door voortdurende omgang de liefde tot hoogste gloed opvoeren, tot een volledige samensmelting met Mij kan plaatsvinden, die voor u onvoorstelbare gelukzaligheid betekent.

In het geestelijke rijk is een voortdurend opwaarts gaan zeker, zodra de ziel eenmaal de weg naar Mij heeft gevonden, op aarde of ook pas in het geestelijke rijk. Doch totdat dit zich toekeren naar Mij is begonnen, gaan vaak eindeloze tijden voorbij en in deze tijd worstel Ik om iedere ziel doordat Ik haar liefde tracht te winnen, omdat alleen de liefde de wil verandert, die Mij tevoren niet toebehoorde. De verandering van wil en bewuste toenadering tot Mij garandeert dan echter ook het bereiken van het laatste doel: de aaneensluiting met Mij, al op aarde of ook in het geestelijke rijk.

Ik wil mijn intrek nemen in uw harten. De korte tijd van het leven op aarde moet het tot stand brengen dat u de weg naar Mij hebt gevonden en daarom is het leven op aarde vaak zwaar en heel moeizaam. Maar is het doel bereikt, dan bent u volledig schadeloosgesteld, ook voor het zwaarste leven op aarde. Want het geestelijke rijk ontsluit zich voor u in een heerlijkheid die elke voorstelling te boven gaat. Want geen menselijk oog heeft het ooit gezien en geen menselijk oor ooit gehoord, wat Ik diegenen heb bereid die Mij liefhebben. Alleen uw liefde verlang Ik, dan behoort het rijk van de gelukzaligheden u toe. Dan zult u als mijn kinderen de erfenis van de Vader aanvaarden, want dan bent u werkelijk mijn kinderen geworden, omdat u zich door de liefde tot mijn evenbeeld hebt gevormd en nu ook over licht en kracht in overvloed beschikt, die u nu gebruikt volgens mijn wil tot onbeschrijflijk geluk van uzelf. Laat Mij mijn intrek nemen in uw harten. Doe de deur wijd open voor Mij. Word, wat Ik zelf ben in mijn oerwezen. Word liefde, opdat Ik in u kan blijven en u in Mij.

Amen

BD.5297
16 januari 1952

Waak en bid – Gods bescherming tegen kwade krachten

Ik wil u stevig vasthouden. Ik wil u leiden op juiste wegen. Ik wil steeds met u gaan en geen vijand bij u in de buurt laten komen. Ik wil u steeds behoeden voor het gevaar, want Ik wil niet dat u schade lijdt, zoals Ik ook niet wil dat u verdwaalt. Toch zullen steeds rondom u krachten op de loer liggen, die u slecht gezind zijn, die er alleen maar op wachten dat u eens mijn hand zult loslaten, dat u zonder Mij uw weg gaat, om u dan snel van Mij weg te dringen, om u schade te berokkenen.

U zult dus steeds op uw hoede moeten zijn. Niet voor hem, maar u moet er steeds alleen maar op letten dat u zich niet uit mijn nabijheid verwijdert. Want zolang u in mijn nabijheid bent, kan hij niet dichter bij u komen. Hij kan u niets doen zolang uw blik op Mij is gericht. U hoeft hem niet te vrezen, al meent hij nog zulke sluwe middelen te gebruiken.

Ik heb u, die mijn wil doet, de gave van het inzicht verleend. En zo zal hij u niet kunnen misleiden, ofschoon hij zich vermomt en probeert u te winnen onder een masker. Ik ben bij u en weet wat hij van plan is. En Ik lever u waarlijk niet uit aan zijn macht. Alleen wil Ik u voortdurend waarschuwen en aanmanen dat u moet waken en bidden, dat u zich bewust met Mij verbindt en Mij aanroept om bescherming en hulp als u denkt in gevaar te zijn.

Hij zal niet over u triomferen, maar hij kan u door verzoekingen nog innerlijke strijd bezorgen, waarin u echter steeds zult blijven zegevieren, zolang u zich maar aan Mij vasthoudt, zolang u Mij nooit uit uw gedachten en uw gebed laat gaan. Vlucht dan naar Mij, dan plaats Ik me beschermend voor u en moet hij wijken zonder zijn doel te hebben bereikt. Want Ik ben de Heer, ook over degene die u in het nauw wil brengen. En waar Ik ben, daar is zijn werk tevergeefs.

Amen