Inhoud
BD.4701 Verklaring van het stigma
BD.4704 Liefdevolle woorden van de Vader – Leiding
BD.4705 Weetgierigheid – Onbegrensd weten
BD.4706 Naastenliefde
BD.4707 Traditioneel geloof – Vormgeloof – Dwaalleren
BD.4708 Onverantwoordelijke experimenten oorzaak van de verwoesting van de aarde
BD.4709 Liefde kracht van de ziel – Volmaaktheid
BD.4710 Geestelijke gedachtewisseling
BD.4715 Een buitengewone genadegave verplicht tot het doorgeven ervan
BD.4716 De gave van het woord getuigt van het werkzaam zijn van de geest
BD.4717 De smalle, doornige weg omhoog – Mensen van de wereld
BD.4720 Het schild van het geloof – Vertrouwen – Gods bescherming
BD.4721 Christus hoofd van Zijn kerk – Leden van de ware kerk
BD.4722 Gebrekkig geloof – Verzekering van Gods hulp
BD.4723 De onsterfelijkheid van de ziel
BD.4724 De catastrofe en haar gevolgen – Naastenliefde
BD.4726 Mijn schapen herkennen mijn stem – “Afweer”
BD.4728 De gesel van de antichrist
BD.4731 Experimenten aan het einde van de aarde – Het ontketenen van krachten
BD.4732 Het één worden van de ziel met de geest
BD.4733 Tolerantie op geestelijk gebied
BD.4735 Tekenen van de eindtijd
BD.4736 God spreekt door het hart tot de mens
BD.4739 Voor dienaren Gods is elke weg uitgestippeld
BD.4740 De verantwoordelijkheid voor het aannemen van dwaalleren
BD.4742 Aansporing om ijverig te arbeiden voor het rijk Gods
BD.4743 Voorbede voor geestelijk welzijn
BD.4747 Teken van het nabij zijnde einde: Geestelijke vervlakking – Schijnbare toestand van vrede
BD.4748 Astrologie – Het lot uit de sterren
BD.4752 De verering van de moeder Gods
BD.4755 Gelovige gemeente – Tegenwoordigheid van God – Zijn kerk
BD.4757 Lichaam, ziel en geest – Opheldering
BD.4758 Her-belichaming – Lichtwezens
BD.4759 Vegetarisch voedsel – Het doden van dieren
BD.4761 De ware vrede van de ziel – niet van deze wereld
BD.4768 Het ineenstorten van kerkelijke organisaties – De ware kerk
BD.4770 God duldt slechte handelingen maar keurt ze niet goed
BD.4773 Kerkhervormers
BD.4777 De zwaarste straf
BD.4781 Het weerzien in het hiernamaals – Graad van voltooiing
BD.4783 Het zichtbare verschijnen van de Heer
BD.4785 Navolgen van Jezus – Verbreiden van Zijn leer – Geestelijk werkzaam zijn
BD.4786 Er bestaat maar één waarheid – De gevoelens van het hart
BD.4794 De levenswandel van leiders en leraren is doorslaggevend voor de waarheid
– * –
BD.4701
31 juli 1949
Verklaring van het stigma
In mijn lijden en sterven aan het kruis is u een voorbeeld gegeven van diepste liefde en grootste offervaardigheid, dat zijnsgelijke niet heeft. Er zijn nu eenmaal zaken tussen hemel en aarde die voor u, mensen totaal onverklaarbaar zijn, omdat u niets afweet van het inwerken van geestelijke krachten op een mens die zoiets bij zich toelaat door zijn wil die zich in de goddelijke ordening ophoudt. En zo staat u vaak voor een raadsel, waarvan de oplossing echter eenvoudig is voor hem die in geestelijk weten is binnengegaan, voor diegene die voor alles een verklaring vindt, die hem door zijn geest wordt gegeven.
Maar slechts zelden kan zo’n verklaring uit het geestelijke rijk een mens worden gegeven, omdat maar zelden het directe werkzaam zijn van de geest wordt toegelaten, respectievelijk er aandacht aan wordt geschonken. Want vaak wordt als eigen gedachten bezigheid dat aangezien wat echter het werkzaam zijn van de geest is, en maar zelden kan de geest in de mens zich zo duidelijk te kennen geven, dat hij dit herkent en dat daarom het resultaat wordt geaccepteerd.
Mijn lijden en sterven aan het kruis was uiterst pijnlijk voor het menselijke dat mijn lichaam vormde, dat het offer van de mens Jezus alles overtrof wat op aarde ooit als werk van liefde kon gelden. En toch neemt de mensheid daar bijna geen nota meer van, ze heeft het vergeten omdat ze vergeten wil. Het begrip van een Verlosser van de mensheid is uitgewist in het hart van de meeste mensen, en maar weinige stellen zich het lijden van de mens Jezus voor ogen, zonder het echter in zijn diepte te bevatten en te voelen.
Maar de geestelijke wereld bevindt zich voortdurend onder de indruk van de verlossing door Jezus Christus. Het geestelijke dat vol van licht is, maakt alles in het heden mee, het kent geen tijdsbesef, verleden, heden en toekomst zijn voor de lichtwezens één en zo maken ze telkens de kruisiging van Christus mee, en loven en prijzen Hem, die door Zijn dood aan het kruis de hemel voor hen heeft ontsloten; die het hun mogelijk maakte God te aanschouwen; die de grote zonde te niet deed, die mijn schepselen van Mij scheidde door eeuwigheden heen.
Het zet de lichtwezens aan om de mensen op de grootste liefdedaad opmerkzaam te maken, die ooit op aarde werd volbracht. De diepe indruk die de kruisdood van Christus steeds weer op de lichtwezens maakt, zouden dezen ook aan de mensen willen overbrengen, maar ze stuiten op weerstand, want de mensheid bevindt zich zo onder de indruk van de wereld, dat voor haar de goddelijke Verlosser Jezus Christus alleen nog een fantasiebeeld is, dat voor hen de beschrijving van het werk van verlossing alleen een fabel betekent die steeds meer en meer aan geloofwaardigheid verliest.
Het geestelijke dat vol van licht is, ziet de toenemende verduistering op de aarde en tracht hier en daar een lichtje te ontsteken, het tracht de mensen een zwakke afstraling uit het geestelijke rijk over te brengen, gedreven door de liefde voor het niet verloste geestelijke, dat, als mens belichaamd, dreigt de proef van het aardse leven niet te doorstaan. Doch de toegang tot het menselijke hart is voor de lichtwezens moeilijk te verkrijgen, want de ziel moet haar goedkeuring uitspreken uit vrije wil, ofschoon het lichaam bij deze wilsuiting van de ziel niet betrokken kan zijn
De ziel moet in de toestand van vrij zijn van het lichaam, in de slaap of in volledige lethargie van het lichaam, het verlangen tonen naar buitengewone toevoer van kracht in elke vorm. Dan maken de lichtwezens zich meester van de ziel, wat ze ook niet opgeven, wanneer het lichaam weer in zijn gewone bezigheid in verbinding met de ziel staat. Dan wordt de ziel van de kant van de lichtwezens een blik gegeven in het geestelijke rijk, die daar zo van onder de indruk is, dat de indrukken van de ziel ook op het lichaam worden overgebracht. De mens ziet dus niet in de lichamelijke toestand geestelijke gebeurtenissen, met het verstand of met de ogen van het lichaam, integendeel, alleen de ziel ziet, wat zich echter aan haar lichaam duidelijk doet gevoelen. De ziel beleeft met grote innigheid het gebeuren van de kruisiging van Christus, maar ze geeft deze belevenis niet door aan het lichamelijk verstand, zodat dus het denken van de mens er helemaal niet bij betrokken is, maar het lichaam door de opwinding van de ziel letsel wordt toegebracht, dat dus het lichaam in de ware zin van het woord mee lijdt met wat de ziel innerlijk waarneemt.
De wereld vol van licht tracht de gedachten van de mensen op het grootste mysterie in het universum te richten, op het grootste liefdewerk, zonder hetwelk niemand zou kunnen worden verlost uit de ban van de zonde. De lichtwezens nemen elke gelegenheid waar, waar zij door een mens tot allen in zijn omgeving kunnen spreken, ze trachten de opmerkzaamheid te wekken, ook bij diegenen die ongelovig zijn en voor zichzelf een natuurlijke verklaring trachten te geven. Ze ontsteken kleine lichtjes, die echter toch een helder schijnsel verspreiden, als ze niet verborgen gehouden of gedoofd worden door de invloed van de tegenstander, die alles tracht te verstikken wat op de verlossing door Jezus Christus wijst.
Want de strijd tussen licht en duisternis wordt steeds heviger, hoe dichterbij het einde komt, en daarom zullen ook alle aanwijzingen toenemen. Er zullen tekenen en wonderen geschieden en zalig hij die hier aandacht aan schenkt en daaruit zijn conclusies trekt.
Amen
BD.4704
3 en 4 augustus 1949
Liefdevolle woorden van de Vader – Leiding
U zult u steeds aan mijn leiding kunnen toevertrouwen en u zult haar ook altijd bemerken, als u maar oplettend bent. U gaat geen enkele schrede alleen, zolang u Mij niet uit uw gedachten ter zijde schuift, zolang u uw best doet met Mij en voor Mij te leven, zolang u er bewust naar streeft bij Mij te komen. Zie daarom in elk gebeuren mijn besturen, mijn hand en verlaat u op Mij, want wie Mij tot zijn Vertrouweling uitkiest, vindt in Mij waarlijk de trouwste Vriend, de meest liefdevolle Bruidegom, de zorgzaamste Vader en Beschermer, die door niemand op aarde kan vervangen worden, die daarom ook door u bemind wil zijn, zoals Hij u liefheeft. Ik ga steeds naast u, zodra u Mij eenmaal tot Leidsman hebt verkozen en Ik leid u waarlijk juist als Ik de zorg om u op me heb genomen en alles zal zo op u afkomen dat het u helpt uw ziel positief te ontwikkelen.
Zou u dit geloof levend kunnen laten worden in u, dan zult u waarlijk in zorgeloosheid en vrede uw weg over de aarde gaan, want Ik zorg voor u en heb alles voor u uitstekend geregeld. En alles dient u ten goede, zelfs nood en leed levert u voordeel voor uw ziel op, als u Mij maar in uw hart draagt, dus door middel van gedachten met Mij verbonden blijft en u Mij niet zou willen verliezen. Want alleen deze wil maakt u dierbaar voor Mij en wie eenmaal deze wil in zich heeft, zal Mij eeuwig niet meer kwijt raken en Ik zal bij hem zijn en voortdurend zal hij mijn liefde en zorg voelen. Nooit zal hij alleen en verlaten zijn, steeds zal hij in Mij de Vertrouwde vinden, bij wie hij steeds zijn hart kan uitstorten en die steeds woorden van liefde en troost voor hem zal vinden en die hem altijd met raad en daad terzijde staat.
Amen
BD.4705
5 augustus 1949
Weetgierigheid – Onbegrensd weten
Het gebied van het weten is onbegrensd. En ook wanneer u gelooft door Mij uitputtend onderricht te zijn, dan is dit toch een minimaal weten, ofschoon het voldoende is om weer uw medemensen te onderrichten en hun een glimpje inzicht te verschaffen. Maar u zou voortdurend nieuw weten in ontvangst kunnen nemen, op alle gebieden zou u steeds weer iets nieuws kunnen worden gegeven, steeds weer zou u uw kennis kunnen uitbreiden en aan de vragen en antwoorden zou geen einde komen.
Maar het ligt aan u zelf, hoe diep u wilt boren in de bron van de wijsheid. Het verlangen van hem die (’n bepaald weten) begeert, zal steeds worden vervuld en daarom zult u die wordt opgeleid om onderrichtend werkzaam te zijn, steeds weer worden aangespoord door debatten van geestelijke aard opdat u (uw weten) uitdeelt en daarbij leemtes in uw weten ontdekt, om uw weetgierigheid in u op te wekken, die nu kan worden bevredigd. Ik wil dat u vraagt om u te kunnen antwoorden, Ik wil dat u met actieve betrokkenheid deelneemt aan gesprekken van geestelijke aard, dat u niet alleen met de oren opneemt, maar hart en verstand onder de indruk laat komen, dan wordt u ook een alles ophelderend weten toegestuurd, dat u bevredigen zal, en dan neemt u toe in wijsheid, geloof en kracht. Want hoe dieper u doordringt in geestelijk weten, des te overtuigender zult u kunnen geloven en des te nader komt u Mij en ontvangt van Mij kracht in directe vorm.
Onuitputtelijk is de bron van weten en onbegrensd het gebied dat alleen Ik u kan ontsluiten. En al zouden er eeuwige tijden vergaan, u zou nooit aan een einde komen, omdat mijn schepping oneindig is en omdat, wat volmaakt is, ook eeuwig onbegrensd moet zijn. Daarom kan een weten dat geestelijk gebied raakt, nooit afgesloten zijn, maar wat voor u, mensen nodig is te weten, wat voor het rijp worden van de ziel beslist noodzakelijk is, kan u ook in beperkte mate worden gegeven, maar het hangt van uw vrije wil af of u deze maat wilt vergroten of tevreden bent met wat Ik u geef.
Steeds weer zeg Ik u dat u antwoord krijgt op elke vraag, steeds weer verzoek Ik u dringend vragen te stellen om uw dorst om te weten op gang te brengen en steeds weer geef Ik u gelegenheid om actief met uw gedachten werkzaam te zijn, om u steeds weer te kunnen onderrichten volgens uw wil. Maar houd uw weten niet voor afgesloten, geloof niet dat u al in het bezit bent van alles wat er te weten valt. Want het gebied dat uw ziel nog kan doorkruisen is eindeloos, wanneer ze daartoe de wil heeft.
Maar wat u door Mij gegeven wordt, is ook volop voldoende om weer de medemensen te bewegen aan een God van liefde, wijsheid en almacht te geloven. En wie dit weten in ontvangst neemt kan zich al onuitsprekelijk rijk noemen, want het is de waarheid, en een korreltje van de zuiverste waarheid weegt op tegen een enorme hoeveelheid kennis die met dwaling is doorspekt en de geest van de mens veeleer verduistert.
(6 augustus) Alleen de zuivere waarheid is een onschatbaar geestelijk goed dat de naam “weten” verdient. Alleen de zuivere waarheid is ophelderend, terwijl leren die met dwalingen zijn vermengd steeds leemtes openlaten, denkbeelden zijn die de mens onbegrijpelijk of ongeloofwaardig voorkomen, als hij oprecht begeert wetend te worden.
Maar het ware weten geeft overal uitsluitsel over, omdat het door Mij, de Gever van de waarheid, wordt aangeboden. Het ware weten laat echter ook steeds weer vragen open, dat wil zeggen: het zal steeds opnieuw aanzetten tot vragen, opdat het zal worden vergroot en het verlangen om meer te weten vanzelf in de mens moet ontwaken. Innerlijk verlangen stelt de toename van het weten voorop en daarom is Mij ieder nadenkend, vragend mens die door Mij wil worden onderricht, welkom. En ofschoon hij de vraag niet uitspreekt, geef Ik hem toch antwoord door mijn werktuig dat Ik als bemiddelaar tussen hem en Mij gebruik om me te uiten. Zo zult u, mensen een omvangrijk weten in ontvangst kunnen nemen, er hoeft voor u geen onverlicht gebied te bestaan als u zich maar ernstig met de waarheid bezighoudt en in gedachten met Mij in verbinding treedt.
Maar Ik verlang volledige opmerkzaamheid, daar u anders niet bij machte bent Mij te horen, daar Ik u anders ook weiger te antwoorden, hoewel u een vraag hebt gesteld, maar zonder serieus verlangen naar het antwoord, wat u bewijst door de gedachten, die Mij waarlijk niet verborgen zijn.
Vraag, zo wordt u gegeven, klop aan, zo wordt u open gedaan en zoek, zo zult u vinden. Doch een ernstig zoeken, een vragende gedachte en een verwachten van mijn antwoord, een luisteren binnen in u, of het aanhoren van een bemiddelaar, stel Ik als voorwaarde, maar dan wordt u onderricht, u zult een weten kunnen ontvangen dat onbegrensd is en overeenstemt met de volkomen waarheid.
Amen
BD.4706
7 augustus 1949
Naastenliefde
In de christelijke naastenliefde ligt de beweegreden voor de vrede en de eendracht, zowel in het groot als in het klein. Dat wil zeggen: volkeren en staten zullen met elkaar in vrede leven, zoals echter ook de mensen onderling eendrachtig samen zullen leven, als hun gedrag uitgaat van het beginsel van de naastenliefde, ze elkaar alleen het goede ten deel willen laten vallen en hun best doen van de medemens leed en zorg verre te houden. Dan zal er op aarde werkelijk vrede zijn.
Maar hoe ver zijn de mensen daar nu van verwijderd. Ze krenken elkaar en zijn totaal meedogenloos, ofschoon ze ook niet bewust de mens schade willen berokkenen. Maar van liefde voor elkaar is niets te merken. En daarom is ook het grote geestelijke verval zo duidelijk zichtbaar. Want zonder liefde kan de mens ook niet geestelijk streven. Zonder liefde is er geen geestelijke vooruitgang. De mensen bereiken het doel niet. Slechts weinigen laten nog de wet van de liefde gelden, die echter moet worden nagekomen, daar er anders geen vrede kan zijn.
En zo moet ieder afzonderlijk zich ernstig afvragen, hoe hij zich gedraagt tegenover deze wet. Hij moet zich afvragen of hij alles doet wat in zijn vermogen ligt om iemand een plezier te doen, om leed te lenigen en de nood tegen te gaan die hem duidelijk wordt en zijn hulp vereist. De mens moet meer aan anderen denken dan aan zichzelf, dan zal hij ook zien waaraan het ontbreekt en hulp kunnen verschaffen. De mens moet alles vermijden waardoor hij zijn medemensen krenkt, daarentegen alles doen waarmee hij hun een plezier doet. Vraag u serieus af of u zich zou kunnen rechtvaardigen als er zo’n rechtvaardiging van u gevraagd zou worden, en u zult veel nalatigheden ontdekken die een zonde zijn, wanneer de medemens daardoor leed ondergaat of gebrek lijdt, hetzij geestelijk of lichamelijk.
Help waar u kunt helpen en behoed de naaste voor leed waar het in uw vermogen ligt. Laat nooit de eigenliefde overheersen. Laat nooit de naaste honger lijden als u het uzelf goed laat gaan. Dit is letterlijk en ook figuurlijk te verstaan, want ook een vriendelijk woord, een aardige blik, een behulpzame daad kunnen de medemensen verkwikken en sterken. Laat het daarom daar niet aan ontbreken. Beoefen de naastenliefde en uw aards bestaan zal harmonieus verlopen. Er zal vrede zijn en eendracht in en om u. En als alle mensen overeenkomstig dit gebod zouden leven, zou waarlijk het paradijs op aarde zijn. Maar hoe ziet het er in de wereld uit?
Alle slechte eigenschappen, hebzucht, haat, nijd, tweedracht, onoprechtheid en eigenliefde, beheersen de mensen. Ze zijn geen vrienden van elkaar, maar vijanden. Ze hebben geen achting voor elkaar, maar trachten zichzelf op de voorgrond te plaatsen. Ze leggen geen verzachtende hand op wonden, maar slaan nieuwe. En dus neemt het kwaad steeds toe en stort het de mensen in het verderf. De liefde onder de mensen is bekoeld en dat is het einde. Want waar geen liefde meer is, wordt elke substantie hard. Waar het hart geen liefde meer kan voelen, daar gaat ook elk inzicht verloren. Dus zal ook al het leven sterven, want alleen de liefde is leven.
U mensen zult daarom nog wel lichamelijk kunnen leven, maar geestelijk bent u dood als u helemaal zonder liefde bent. Steeds weer wordt u de liefde gepredikt, laat deze aansporingen niet voor uw oor wegsterven. Weet veeleer dat het de laatste aanmaningen zijn van boven. Weet dat er niet veel tijd meer is tot aan het einde, maar dat u geoordeeld wordt naar uw liefde. Zorg er daarom voor dat u het oordeel niet hoeft te vrezen. Oefen u in naastenliefde en verwerf daardoor de eeuwige vrede.
Amen
BD.4707
7 augustus 1949
Traditioneel geloof – Vormgeloof – Dwaalleren
Het is een buitengewoon moeilijke arbeid, de mensen uit het traditionele geloof – uit het vormgeloof – te verplaatsen in het levende geloof, want het woord geloof is hun nog niet duidelijk geworden. Ze hebben het woord traditioneel overgenomen zonder zich bewust te zijn van de eigenlijke diepe betekenis en hangen veel meer uiterlijke gewoonten en gebruiken aan dan de kern die de leer van Christus vormt. Wel hebben ze met de oren alles opgenomen wat met Jezus Christus als de goddelijke Verlosser verband houdt en deze kennis kenmerken ze met het woord “geloof” en ze verstaan daaronder alleen maar dat ze zich niet verzetten tegen dit weten of dat ze het afwijzen als onwaarschijnlijk. Maar ze zijn noch in detail in de christelijke leer doorgedrongen, noch zich zelfs maar bewust van de betekenis van het verlossingswerk. Dus een inhoudelijke stellingname tegenover dat, wat hen geleerd werd, laten ze achterwege, die echter nodig is om levend te kunnen geloven, dat wil zeggen innerlijke overtuiging voor welke geloofsleer dan ook te verkrijgen.
Maar alleen het levende geloof kan tot het eeuwige leven leiden, want elk vormgeloof is ongeschikt om de ziel te veranderen. En alles is vormgeloof zolang de mens niet vervuld is van een diep verlangen naar de zuivere waarheid. Want dit verlangen spoort hem pas aan om na te denken over de hem overgebrachte geestelijke leer, waarop dan de innerlijke overtuiging volgt of een bewust afwijzen van datgene, waarvoor hij de overtuiging – dus het levende geloof – niet kan opbrengen. En dit uitsorteren van het valse en het ware moet plaatsvinden. De dwaling moet van de waarheid worden gescheiden, daar anders de mensen zich geen duidelijke voorstelling van God kunnen maken, wiens Wezen zo volmaakt is, dat ook alles wat van Hem getuigt volmaakt moet zijn. Misvormde leren echter zullen nooit het Wezen van God laten inzien, maar steeds een valse voorstelling van God weergeven.
Maar zolang mensen, die hun medemensen willen onderrichten, zelf het onderscheid tussen vormgeloof en het levende geloof niet kennen, zolang deze mensen zichzelf geen kennis hebben verschaft van de waarheid, juist door het innemen van een standpunt met behulp van goddelijke ondersteuning – dus tot een levend geloof zijn gekomen – zullen ze ook niet hen, die onderricht worden, opvoeden tot waar geloven. En dit is de verklaring ervoor dat ontelbare mensen zich wel gelovig noemen en er toch ver van verwijderd zijn, dat daarom de dwaling verbreid is en de waarheid slechts weinig instemming vindt, dat de mensen veel voor waarheid aannemen wat ze bij ernstig willen zeer wel als dwaling zouden kunnen herkennen. Maar ze houden zich aan de traditie, ze nemen gedachteloos en zonder bedenkingen generaties lang steeds dezelfde misvormde leren over, die oorspronkelijk in de zuiverste vorm door Jezus Christus aan de mensen werden gegeven en alleen vertroebeling en misvorming konden ondergaan omdat eigen denken uitgeschakeld werd en zodoende er op de afwijkingen geen acht werd geslagen. Bovendien werden de mensen ook tot het onvoorwaardelijk aannemen van geloofsleren verplicht, zodat ze zich van elke verantwoording ontheven voelen en het geloof dus steeds meer star wordt en een dood geloof geen geestelijke vooruitgang kan opleveren.
De mensen moeten opmerkzaam worden gemaakt op hun dode toestand en daarom moet steeds het levende geloof worden gepredikt. Het moet hun ten stelligste op het hart worden gedrukt, dat ze zich niet gelovig behoren te noemen zolang ze alleen maar traditioneel overgenomen geestelijke leringen erkennen doch niet in bezit hebben genomen, dus ze met meest innerlijke overtuiging – niet alleen met de mond – kunnen verdedigen en dat daartoe ook een denkbeeldige uiteenzetting nodig is. Dan zal de sluier voor hun ogen wegvallen, dan zullen het hart en het verstand af en toe weigeren iets aan te nemen en dan pas zal de waarheid tevoorschijn komen, die dan de mens gelukkig en tot een vlijtige aanhanger zal maken. En dan zal de mens levend kunnen geloven en zich van elke uiterlijke vorm hebben vrijgemaakt. Dan pas zal zijn ziel rijp kunnen worden en zal hij een lid van de kerk zijn die Jezus Christus op aarde heeft gesticht.
Amen
BD.4708
9 augustus 1949
Onverantwoordelijke experimenten oorzaak van de verwoesting van de aarde
De goddelijke wereldordening kan niet omver worden geworpen. Toch kan de menselijke wil zich er tegen verzetten, maar alleen tot eigen nadeel. Er bestaan wetten die het menselijk verstand nooit zal kunnen doorgronden. Want ze grijpen niet alleen in de gesteldheid van de natuur in, maar ze liggen ook ten grondslag aan het bestaan van andere scheppingen, om welke reden ze voor het menselijk verstand niet te doorgronden zijn. Maar toch moeten ze worden geaccepteerd, dus mogen ze niet buiten beschouwing worden gelaten, willen er zich geen tegengestelde wetten doen gevoelen die eveneens in goddelijke wijsheid werden gegeven, dus de eeuwige ordening ten doel hebben.
De mens is wel tot op zekere hoogte een scheppen toegekend en evenzo kunnen onderzoekingen worden ondernomen in alle richtingen. Maar zolang de mens nog niet in het volledige bezit is van geestelijke kracht, zijn hem ook grenzen gesteld, zowel in het weten alsook in het gebruik van krachten der aarde die steeds in een bepaalde wetmatigheid – in een zekere ordening – zich ontplooien en benut moeten worden. Wordt er aan deze wetmatigheid geen aandacht geschonken, worden dus tegen de ordening in deze krachten in werking gezet, dan is de uitwerking catastrofaal en een algehele verwoesting van welke materie dan ook is het onvermijdelijke gevolg, die de menselijke wil niet kan doen stoppen. Want nu werken er ook andere scheppingen, andere hemellichamen op in die met de krachten in verband staan en dus ook mede schade wordt toegebracht. De mensen kunnen van deze uitwerkingen geen nota meer nemen, want ze zijn zonder uitzondering het slachtoffer van zulke verwoestingen, behalve diegenen die al in het bezit zijn van geestelijke kracht en door de goddelijke wil van de in gevaar gebrachte wereld worden weggenomen.
Zo’n gebeuren zal zich afspelen en dus het einde betekenen van deze aarde. Menselijke wil zal zich aanmatigen krachten te willen onderzoeken en door experimenten dus krachten in werking te zetten die een ontzettende uitwerking hebben, juist op die verwoestende manier. Want het zijn geen edele motieven, van waaruit onderzoekingen worden uitgevoerd die zo onvoorstelbaar slecht eindigen. En daarom wordt hun van God uit de zegen onthouden, die op arbeid rust die het welzijn van de medemensen ten doel heeft. Tevens handelen ze in strijd met de goddelijke natuurwet in zoverre, dat ze onderzoekingen ondernemen met inzet van mensenlevens, dat ze dus mensen als proefobjecten gebruiken die hun leven moeten offeren. Dit is een zondigen tegen de goddelijke ordening, tegen de liefde tot God en de naaste en tevens een zondigen tegen de gehele mensheid die daardoor tot ondergang gedoemd is. Want de kennis van diegenen die zulke pogingen ondernemen, is bij lange na niet toereikend en dus zijn zulke pogingen nog voorbarig, waarover echter ook geen twijfel bestaat.
En zulke onverantwoordelijke experimenten kunnen door God niet worden geduld en dus zullen ze hun terugslag hebben op degenen die experimenteren, die verder niets bereiken dan een totale verwoesting van alle materiële scheppingen van de aarde, dus een vernietigen van de materie, wat in geestelijke zin echter het uiteenvallen van elke vorm en het vrij worden van het daarin gebonden geestelijke betekent. Dus mensen zullen deze laatste vernietigingsdaad op de aarde in het werk stellen en de gehele mensheid zal daaraan te gronde gaan, doordat zucht naar roem, enorm grote geldingsdrang en hebzucht naar materiële goederen de mensen tot roekeloze speculanten maakt, die evenwel heel goed weten dat ze de medemensen in gevaar brengen en desondanks hun pogingen ondernemen. Wat ze tevoren hebben ondervonden is voor hen aanmaning en waarschuwing genoeg om ervan af te zien en daarom is hun handelen een misdaad die God niet ongestraft zal laten.
Amen
BD.4709
10 augustus 1949
Liefde kracht van de ziel – Volmaaktheid
De kracht om de ziel te ontplooien is de liefde. Waar liefde in het hart aanwezig is, zal de ziel zich ook op geestelijke zaken richten. Ze zal een innerlijk leven leiden en niet alleen aandacht aan de wereld schenken, ofschoon de mens midden in de wereld leeft en aan de eisen ervan moet voldoen, omdat de taak die hem is gesteld dit zo verlangt. Desondanks kan de mens zijn innerlijk leven geestelijk vorm geven. Het hoeft geen schade te zijn toegebracht door aards gewoel. Zijn innerlijk leven kan geheel afzonderlijk worden geleid en daarom kan ook een ziel geheel rijp laten worden wier lichaam zich niet van de wereld kan afzonderen. Ja, haar verdienste zal veel groter zijn, want ook de verzoekingen die zo’n ziel wil weerhouden om geestelijk te streven zijn groter. Maar de liefde is haar kracht. Een liefdevol mens brengt in zichzelf tot ontplooiing wat hem met God verbindt en dan trekt de liefde van God hem omhoog, want de liefde is de band die niet kan scheuren en die de ziel innig aan God bindt. Een ziel die kan liefhebben zal niet verloren gaan. Want ze maakt zich door de liefde los van de tegenstander van God wiens kenmerk de liefdeloosheid is en die alle macht verliest over een liefdevolle ziel. De liefde is het goede, zachtaardige in de mens dat hem ertoe aanzet steeds juist te handelen, denken en spreken en de medemens te helpen in elke nood. De liefde zal daarom de mens edeler maken. Ze zal alle slechte aandriften in het tegendeel veranderen. Ze zal de mens vormen tot een goddelijk evenbeeld zoals hij in het begin was geschapen, omdat de Liefde hem liet ontstaan en uit de Liefde alleen het goede kan voortkomen.
Veranderen kon zo’n door Gods liefde geschapen wezen alleen de liefdeloosheid, en die was het werk van de tegenstander van God die echter niet beslissend op het wezen inwerkte, alleen maar proberend. En het wezen bezweek aan de verzoeking uit vrije wil. De liefde in hem bekoelde en daardoor viel het in de diepte. Het werd onvolmaakt en moest alle gevolgen van de onvolmaaktheid op zich nemen. En dus werd het ook krachteloos, omdat de liefde de enige kracht is die het wezen in staat stelt om te scheppen en te werken. Zolang het wezen zonder liefde is, bevindt het zich in een worstelend stadium. Zodra de liefde weer zijn wezen vervult, is het ook van kracht vervuld, en het slaagt in alles wat het wil. En zo zal het ook weer de vroegere hoogte, de staat van licht en kracht in de nabijheid van God bereiken, als het maar de liefde in zich tot ontplooiing brengt, omdat het hem dan niet aan kracht ontbreekt, omdat het zich dan weer met God aaneensluit, Die de Liefde en de eeuwige Krachtbron zelf is, uit welke een volmaakt wezen nu voortdurend wordt gespijzigd. Alleen de liefde maakt het wezen gelukzalig, want alleen de liefde leidt naar God.
Amen
BD.4710
10 augustus 1949
Geestelijke gedachtewisseling
In de gedachtewisseling met geestelijk ingestelde mensen zult u ongelofelijk veel kunnen bereiken, zodra u verlangend naar de waarheid bent. Want dan worden uw gedachten beïnvloed door wetende geestelijke wezens die zich inmengen in uw gesprek en inzicht bevorderend op u inwerken. U zult dan weliswaar uw denkend werkzaam zijn als door verstandelijk werkzaam zijn verkregen beschouwen, terwijl het echter overbrengingen zijn uit het geestelijke rijk, gedachtegolven die u hebt opgenomen en die nu in uw bewustzijn doordringen en worden vastgehouden.
Geestelijke gedachtewisseling zal steeds overeenstemmen als beide partners hetzelfde geestelijke streven en dezelfde graad van rijpheid hebben, ofwel het is een vragen en onderrichten als de graad van rijpheid verschillend is. Maar steeds zijn zulke gesprekken tot zegen, zowel voor de wetende als ook voor de onwetende, omdat ze steeds nieuwe inzichten tot gevolg hebben, juist door de deelneming van die lichtwezens, die ook meestal voor zulke gesprekken hebben gezorgd, want ze leiden hun beschermelingen op aarde samen, de aan hun zorg toevertrouwde zielen, opdat zulke gesprekken plaats kunnen vinden en door hen worden beïnvloed.
Zijn echter zij die debatteren tegenstanders, dan komen vaak geschilpunten naar voren, waarvan de oplossing eveneens het werkzaam zijn van de lichtwezens is, wat ook zo nu en dan tot het overwinnen van de tegenpartij kan leiden. Tevens echter wordt het denken van de mensen aangespoord door debatten van geestelijke aard, en dit is van het grootste voordeel voor de ziel, die nu zelf al denkend haar standpunt bepaalt ten aanzien van elke geestelijke vraag en dan pas debatteren kan en zal met volledige interesse.
Wie echter elk geestelijk onderhoud uit de weg gaat, die hindert ook de lichtwezens bij hun zorgende bezigheid. Hij blijft ontoegankelijk voor elke onderrichting en zal nooit aan weten toenemen, omdat hij zichzelf niet overgeeft en daarom noch opnemen noch weggeven kan wat juist en wat verkeerd is.
Amen
BD.4715
16 augustus 1949
Een buitengewone genadegave verplicht tot het doorgeven ervan
De genade, goddelijk te worden onderricht, wordt niet willekeurig aan een mens gegeven, maar vereist steeds tevoren de wil deze geestelijke onderrichting te gebruiken, beantwoordend aan het doel ervan. Dus moeten de onderrichtingen – dat wil zeggen het daardoor verkregen weten – steeds worden doorgegeven, opdat ook de medemensen de zegen ontvangen, van wat van boven een mens wordt aangeboden. Dan wordt dus de genade ook werkzaam bij de mens. Dan zal zijn ziel rijp worden. Daarom is dus enerzijds de ontvanger van geestelijke boodschappen in buitengewone mate begenadigd, maar er bestaat voor hem een verplichting die hij absoluut moet nakomen, daar anders de genade Gods bij hem zonder uitwerking blijft.
En zo moet in alle richtingen aan dit van God ontvangen weten bekendheid worden gegeven. Het moet worden verspreid. Het moet langs alle deuren worden gebracht en aangeboden, maar het staat de mensen vrij of de boden met vreugde worden ontvangen en aangehoord, want elke uitwerking van genade vereist vrije wil. Maar doen de dragers van de waarheid hun best het goddelijk woord door te geven, dan zullen vele deuren worden geopend. Vele harten zullen gewillig en in staat zijn om het op te nemen. Velen mogen dus eveneens aan de genadegave deelhebben en de zielen zullen rijp worden. Wie actief wil werken voor het rijk Gods, zal steeds een arbeidsveld vinden. En nu moet hij zich de onverdiende genadegave die hem ten deel gevallen is, ook waardig tonen. Hij moet overal spreken en van het goddelijk werkzaam zijn melding maken. Hij moet Zijn woord overbrengen aan al diegenen die gewillig zijn God aan te horen en toch niet in staat zijn Hem rechtstreeks te horen. En het levende Water zal allen die hongerig en dorstig zijn, verkwikken en laven.
Herken zo eerst uw taak. Geloof dat ze belangrijk en veelzeggend is en dat u daarom deze taak voorrang zult moeten geven boven de aardse taken. Geloof dat u geleid wordt en dat alles u zodanig treft en beweegt, zoals het nodig is voor uw geestelijke arbeid. Geloof dat God steeds dicht bij u is en uw wegen leidt, dat Hij zelf de mensen samenbrengt die samen moeten werken of samen rijp moeten worden en beschouw niets als toeval. Het is allemaal Gods beschikking, bepaald sinds eeuwigheid, omdat het sinds eeuwigheid zo en niet anders dan als goed is ingezien. En al schijnt het u nog zo onwerkelijk toe, het geestelijke is het enige werkelijke, terwijl al het aards wereldse slechts schijn is, die verbleekt als God het wil, die niets duurzaams laat zien en kan voortbrengen, als niet het geestelijke begint te stralen en levenverwekkend werkt.
Wie ervoor bestemd is voor het geestelijke rijk werkzaam te zijn, diens weg zal steeds maar naar het doel leiden, dat verlossing van dwalende zielen heet. Alles zal zich in zijn leven zo afspelen, dat de medemensen gelegenheid is geboden een blik te werpen op de waarheid en dat ze worden gewezen op hun taak op aarde: zichzelf door de liefde te verlossen. Wie daarom in deze zin actief is, dat hij de mensen helpt om verlost te worden, die zal als goede en vlijtige arbeider in de wijngaard van de Heer ook Zijn zegen ontvangen, nu en eens in het geestelijke rijk.
Amen
BD.4716
17 augustus 1949
De gave van het woord getuigt van het werkzaam zijn van de geest
Wat u op het ogenblik wordt geschonken, zeg dat en schrik er niet voor terug het uit te spreken. Want u bent alleen gedreven door uw geest die een uiting is van Mij. Laat dus alles op u afkomen, wat er ook tegen u wordt ondernomen. Want alles is vastgesteld in het plan van eeuwigheid en wie voor Mij en mijn opdracht werkzaam is, staat onder mijn bijzondere leiding en doet niets anders dan wat overeenstemt met mijn wil. Want hij heeft tegenover Mij al van zijn wil afstand gedaan. Hij heeft zich aan Mij overgegeven in vrije wil. En zo is hij nu mijn werktuig, dus alleen uitvoerder van mijn wil. De gave, te kunnen spreken als hij voor Mij opkomt, moet hem alleen al ervan overtuigen dat Ik me zijn lot aantrek. Want ze is bewijs genoeg voor de aanwezigheid van Diegene die in hem werkzaam is.
“Ik ben bij u alle dagen tot aan het einde.” De belofte is letterlijk te nemen, want Ik ben waarlijk aanwezig in diegenen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden, die voor Mij werkzaam willen zijn uit liefde voor Mij en voor de naaste die zich in nood bevindt. Ik ben bij u en verlaat u eeuwig niet. En al zult u ook moeten lijden, omdat u nog midden in de wereld staat, omdat uw lichaam nog niet is vergeestelijkt en omdat uw ziel een hoge graad van rijpheid moet verkrijgen, twijfel er dan niet aan dat Ik zelf bij u ben. Want met mijn wil gaat u de weg over de aarde ook door doornen en struikgewas, maar nooit zonder mijn leiding. En zo kan u niets anders gebeuren dan wat mijn wil toelaat, omdat mijn liefde en wijsheid het als goed voor u inzag.
Doch als u voor Mij zult moeten spreken, zal het u duidelijk zijn dat u zich onder mijn bescherming bevindt. Want al wordt u ook in het nauw gebracht door tegenstanders die proberen u ongeschikt te maken voor uw geestelijke arbeid, u zult alles kunnen weerleggen wat ze aanvoeren en duidelijk van mijn geest vervuld zijn. U zult spreken in mijn naam en u voor Mij en mijn rijk inzetten met de diepste overtuiging. En daaraan herkent u mijn werkzaam zijn, dat er een rust over u komt, zodra het er om gaat voor Mij en mijn woord te strijden, en dat u daarom succesvol zult strijden met het zwaard van uw mond. Want Ik ben voortdurend met u en u gaat geen weg alleen.
Amen
BD.4717
19 augustus 1949
De smalle, doornige weg omhoog – Mensen van de wereld
Nog zouden talloze mensen de brede weg kunnen verlaten waarover ze gaan en de smalle weg opgaan die naar Mij, dus naar hun bestemming leidt. Nog zouden ze rijke schatten voor zich kunnen verzamelen, hoewel de tijd tot aan het einde nog slechts kort is. Nog staan hun hulpkrachten ter beschikking, op aarde en ook in het geestelijke rijk, die hun juiste leiders zouden geven en aan wie ze zich zonder bedenkingen zouden kunnen toevertrouwen.
Maar alleen hun wil beslist en zolang deze wil zich niet bewust op Mij richt, waartoe vooreerst het geloof in Mij aanwezig moet zijn, zolang de wereld nog op de voorgrond staat, dus alle zinnen van de mens gevangen houdt, gaan ze nog over de brede weg, die hun aantrekkelijker voorkomt en die ze daarom niet willen ruilen voor de smalle onaantrekkelijke weg, die echter de enige weg omhoog is. En toch zouden ze zelf moeten ervaren, dat de wereld alleen werelds loon kan bieden, terwijl het geestelijke rijk alleen geestelijk kan worden verkregen, dus met het prijsgeven van de aardse wereld. Bijgevolg zal ook de levensweg over de aarde ontberingen en beslommeringen vertonen, die de mens moeten veranderen en rijp laten worden.
In de laatste tijd voor het einde zal de weg omhoog bijzonder moeilijk begaanbaar zijn. Doornen en struikgewas zullen hem vaak onbegaanbaar maken en de wandelaar zal naar hulp van boven moeten omzien, om zonder gevaar boven aan te komen. En juist deze beslommeringen en moeilijkheden van het leven moeten het bewijs leveren dat u op de goede weg bent. Want hij die de wereld regeert, die u voor zich wil winnen, probeert u al het mooie te geven, uw wensen te vervullen, opdat u hem zult erkennen en zijn rijk begeren. Er gaan niet veel de smalle, moeilijk begaanbare weg. En daaraan herkent u reeds de tijd van het einde, want alles is de wereld toegedaan. De mensen leven een werelds leven en zijn er alleen maar op bedacht hun lichaam toe te staan wat het wenst.
Maar die de smalle weg gaan, hebben hun blik omhoog gericht. Ze streven naar het geestelijke rijk. Door middel van gedachten zijn ze met Mij verbonden en keren ze de wereld de rug toe. Ze kijken niet naar de brede, bekoorlijke weg, omdat ze die als misleidend herkennen, maar ze zijn ernstig van zins het ware doel te bereiken.
Er zouden talloze mensen een voorbeeld kunnen nemen aan die anderen en beproeven, wat hun een levenswandel oplevert die minder het lichaam behaagt dan de ziel. En het zou er waarlijk beter voor staan met de geestelijke ontwikkeling der mensen, zoals echter ook met hun lichamelijke gesteldheid. Want ook aardse noden en kwalen zouden achterwege blijven, omdat de mensen het niet nodig hadden als ze zelf voor hun positieve ontwikkeling zorg zouden dragen.
Maar de mensen luisteren niet naar welgemeende raadgevingen. Ze trekken zich niets aan van mijn woord en mijn aanwijzingen op het nabij zijnde einde. En zo zal de tijd voorbijgaan zonder resultaat voor de zielen, tot de dag is gekomen waarop allen ter verantwoording worden geroepen.
Amen
BD.4720
22 augustus 1949
Het schild van het geloof – Vertrouwen – Gods bescherming
Ik geef u goede gaven en in het besef hiervan zult u vrolijk moeten zijn. Wat kan de wereld u wel aan schade berokkenen wanneer Ik als Schild voor u sta en niets dichter bij u laat komen? Ga dus alleen achter het schild van het geloof staan en u zult gevrijwaard zijn tegen alle aanvallen van hen die u niet goedgunstig gezind zijn. Ik sta u altijd ter zijde, bereid u elk ogenblik te beschermen als u in gevaar bent. En dit geloof moet in u zo overtuigd zijn, dat u elke angst en nood daarmee verdrijft. Ik ben bij u aanwezig en Ik houd u vast, dat u niet verward zult raken in de wirwar die de vele tegenwerkingen in de wereld voor u zijn en waaraan u vreest te bezwijken. Richt alleen uw blik naar boven en roep Mij in gedachten, dan gaat u uw weg nooit alleen, maar steeds onder mijn begeleiding, zodat u dus zonder zorg zult kunnen gaan tot aan het einde van uw leven. Wel zal de wereld u nog erg dwars zitten, maar dit mag u niet angstig maken, want Ik ben sterker dan de wereld. En als de wereld u in het nauw brengt, maar Ik uw vrede wil, dan zal ze niets tegen u kunnen uitrichten.
Wees daarom vrolijk en blijmoedig en veracht de wereld, dat wil zeggen schenk geen aandacht aan haar en wat uit haar komt. Mijn rijk zal u schadeloosstellen voor dat wat de aardse wereld u ontzegt en in mijn rijk te vertoeven is waarlijk begerenswaard, want het stelt u niet teleur. Ik ben ook van deze wereld Heer en Ik orden ook dit aardse leven van u, maar deze zorg moet u helemaal alleen aan Mij overlaten en u daar ook niet mee belasten, omdat de zorg voor uw zielenheil heel wat belangrijker is en u alleen deze zult moeten herstellen. Het aardse leven kan Ik voor u regelen, maar het geestelijke leven zult u zelf vorm moeten geven volgens uw wil. En opdat u door niets wordt gehinderd in het werk aan uw ziel, neem Ik van u de zorg voor het lichaam over en voor datgene wat het nodig heeft voor de instandhouding en vervulling van zijn taak op aarde. En als Ik u deze belofte geef, zult u zich waarlijk aan Mij kunnen toevertrouwen. Alles wat u overkomt zal u alleen tot heil strekken. En zo verlang Ik dan nu volledig vertrouwen op mijn bijstand en u zult geholpen worden, wat het ook is wat u zorgen baart. Want Mij is niets onmogelijk en alle draden in de oneindigheid stuur Ik naar mijn wil, in wijsheid en overgrote liefde, steeds tot bestwil van mijn schepselen, die Ik voor eeuwig een gelukzalig lot wil bereiden.
Amen
BD.4721
22 augustus 1949
Christus hoofd van Zijn kerk – Leden van de ware kerk
Het hoofd van de kerk van Christus blijft Jezus Christus Zelf.
Want op het geloof in Zijn verlossingswerk is deze kerk gebaseerd, die de gemeenschap van de gelovigen omvat, dus van degenen die zich onder het kruis van Christus neerzetten en willen delen in de verlossing door Zijn bloed, dat Hij voor de zondige mensheid heeft vergoten. Anders dan als dit geloof in Hem en de verlossing door Hem, is Zijn kerk niet op te vatten. En zo zijn ook de woorden van Jezus op te vatten: “Jij bent Petrus, de rots. Op jou wil Ik mijn kerk bouwen.” Petrus was de gelovigste onder Zijn discipelen en hij onderkende de missie van de mens Jezus. Hij geloofde in Hem als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, alhoewel hij in ogenblikken van aardse nood de wereld op de voorgrond plaatste, die hem aanzette tot zijn drievoudige verloochening. Zijn geloof was daarom niet zwakker, alleen zijn vlees schoot tekort in de angst en nood door de gebeurtenissen rond Jezus. Wie tot Zijn kerk wil behoren moet dus Jezus Christus erkennen en daarom zal Jezus Christus ook steeds moeten worden beleden als teken van het toebehoren aan Zijn kerk. En dus zal ook Zijn leer in haar moeten worden bekendgemaakt, dat wil zeggen: er moet hetzelfde worden onderricht wat Jezus Zijn medemensen leerde. De mensen moeten vertrouwd worden gemaakt met het evangelie, omdat het weten daarvan noodzakelijk is om ook het geloof aan de verlossing door Jezus Christus te laten opleven. Want pas het ware geloof is de aanleiding dat de mens de juiste verhouding aanknoopt met Degene Die voor hem de eeuwige gelukzaligheid heeft verworven door Zijn kruisdood. Daarom kunnen aanhangers van elke geloofsgemeenschap de aanspraak laten gelden op het lidmaatschap van de ware kerk van Christus, als ze maar in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk geloven en tot Zijn evangelie zijn doorgedrongen en naar Zijn goddelijke leer van de liefde hun levenswandel leiden. Dit alleen zijn de tekenen van de kerk die Jezus Zelf op aarde heeft gesticht, dat de mensen in Zijn geest verblijven en Hem nooit meer uit hun gedachten verliezen en Hem trachten na te volgen in daden, woorden en gedachten.
Het geloof in Jezus Christus zet de mensen ertoe aan een juiste levenswandel te leiden. Want de woorden van Jezus, Zijn evangelie, zijn hem heilig. Hij beschouwt ze als Gods woord en probeert ze ten volle te ontplooien. En daardoor wekt hij de geest in zich tot leven en het werkzaam zijn van de geest is dan het zekerste teken van lidmaatschap van de ware kerk van Christus. Maar het zijn niet de uiterlijke banden, het voldoen aan uiterlijke formules of een op een traditiegetrouwe manier gedwongen lidmaatschap die een mens tot de gemeenschap van gelovigen laat horen. Want dan heeft het opwekken van de geest niet veel te betekenen, dat meer verlangt dan het uiterlijk toebehoren, alleen in naam. Wie in Jezus Christus het hoofd van de kerk ziet, stuurt bewust aan op Hem. En voor hem is Zijn woord het evangelie, de enige weg naar het doel. Want het woord is het vlees en het bloed van Jezus. Het is brood en wijn uit de hemel. Bijgevolg moet het ook naar de hemel leiden. Het moet tot de nauwste aaneensluiting met de goddelijke Verlosser zelf leiden en dus zalig maken. Het woord is dus de kern van de kerk van Christus. Het woord is de leer van Zijn liefde en waar dit aan de mensen wordt overgebracht, daar zal steeds de ware kerk van Christus zijn. En wie Zijn woord opneemt in zijn hart en er naar leeft, is Zijn aanhanger. Hij is lid van Zijn kerk, die steeds alleen geestelijk is op te vatten, dus niet aan aardse organisaties gebonden is. Toch kan elke aards kerkelijke organisatie leden van deze kerk omvatten, zodra ze aan die voorwaarden voldoen, als ze ware, gelovige aanhangers en belijders zijn van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk.
Amen
BD.4722
24 augustus 1949
Gebrekkig geloof – Verzekering van Gods hulp
Bereid u voor op het grote gebeuren dat Ik voortdurend aankondig. Maar weet, dat al het leed voorbij gaat, ook wanneer u denkt eronder te bezwijken. Alles zal snel op elkaar volgen. De gebeurtenissen zullen in een stroomversnelling raken en in korte tijd begint datgene waarop Ik u steeds weer wijs. Maar hoe wilt u deze moeilijke tijd uithouden, als u niet geloviger naar Mij opziet in uren van nood?
Ik weet wat komen gaat en wil u die geloofssterkte verschaffen, die alles overwint, wat er ook over u komt. Leun maar goed tegen Mij aan. Weet dat u op aarde nergens de steun vindt, die u bij Mij hebt als u maar gelooft. Ik ben er steeds voor u. Ik hoor elke roep, elke zucht. Ik ben op de hoogte van elke traan, van al het leed dat op u drukt. En Ik wil u graag steeds maar toeroepen: “Waarom vertrouwt u zo weinig op Mij, die u toch voortdurend mijn bescherming en hulp beloof? Waarom komt u niet naar Mij als u belast bent en onder de last dreigt te bezwijken? Waarom is uw gebed niet zo vol vertrouwen dat Ik u helpen kan; dat u in zekere zin mijn hulp afdwingt, door de kracht van uw geloof?”
En als u het serieus wilt, zult u ook kunnen geloven. Maar u zult u ernstig met mijn woord moeten bezighouden. U zult het in uw hart moeten overdenken, dat wil zeggen: u verdiepen in de zin ervan en u duidelijkheid erover verschaffen dat Ik geen onwaarheid zeg, dat u dus geheel en al de vervulling van mijn beloften zult kunnen verwachten. Als Ik dus mijn hulp heb beloofd in elke nood van het lichaam en de ziel, denk er dan over na, dat Ik u kan helpen krachtens mijn almacht, dat Ik u wil helpen op grond van mijn liefde en dat u er niet aan zult mogen twijfelen. Want dan erkent u ofwel mijn almacht ofwel mijn liefde niet, en u hindert Mij dan zelf bij het uiten van de liefde en de almacht, omdat u dan uit de juiste verhouding van een kind treedt, die Ik echter verlang om Mij in mijn liefde en almacht te kunnen openbaren.
Waarom vreest u de macht van der wereld? Waarom laat u zich door aardse zorgen terneer drukken, wanneer u toch een Vader in de hemel hebt, die alles voor u kan regelen en ook regelen wil, omdat u Zijn kinderen bent? Waarom hebt u geen vertrouwen in Hem, die u toch voortdurend een bewijs geeft van Zijn heersen en werkzaam zijn, als u maar om u heen kijkt? Waarom staat het wereldse zoveel dichter bij u dan Ik? Waarom vreest u als Ik toch voortdurend bij u ben? En hoe wilt u dan de moeilijkheden dragen die de toekomst nog brengt? Maar Ik ken uw nood en wil hem afwenden, opdat u Mij als steunpilaar zult kunnen dienen, wanneer alles om u heen dreigt te wankelen. Ik heb u nodig en wil u opvoeden tot sterke, onbevreesde verdedigers van mijn leer. En Ik zal het bereiken. Dat wil zeggen: uw geloof zal onwankelbaar worden en alle aanvallen trotseren. U zult mijn hulp zo openlijk ervaren, dat elke twijfel zal verdwijnen en uw geloof sterker zal worden. En u zult Mij dienen tot aan het einde.
Amen
BD.4723
25 augustus 1949
De onsterfelijkheid van de ziel
Een juiste opheldering is nodig voor u, want dwaalleren vertroebelen uw geest en geven u een verkeerd beeld van mijn wil om te scheppen en mijn scheppingsgeest. Ze laten noch mijn liefde, noch mijn wijsheid herkennen en verhinderen u zo de liefdesvlam in uw hart te ontsteken die u beter vertrouwd maakt met Mij. Verkeerde leren kunnen tot ongelovigheid leiden, verkeerde leren kunnen elk geloof verwoesten wanneer ze niet worden rechtgezet. En daarom wil Ik u steeds weer duidelijkheid geven ter wille van uzelf, die toch alleen door het geloof en de liefde gelukzalig zult kunnen worden.
Wat zou u wel een leer moeten baten, welke de onsterfelijkheid van de ziel in twijfel trekt? De ziel is iets geestelijks, terwijl het lichaam materie is. Het lichaam kan wel sterven, dat wil zeggen vergaan en oplossen in zijn substantie, maar de ziel, het geestelijke, is onvergankelijk. Zij moet blijven bestaan, maar ontvlucht het lichaam zodra dit zijn taak als omhulling van de ziel op aarde heeft vervuld. Ze verlaat de materiële uiterlijke vorm om in geestelijke sferen haar ontwikkelingsgang voort te zetten, dat wil zeggen tot steeds hogere rijpheid te komen als ze een bepaalde graad van rijpheid op aarde heeft bereikt, ofwel, in de toestand van algehele onrijpheid als de gang over de aarde voor haar zonder resultaat was, al naargelang van haar wil in dezelfde toestand te blijven, ofwel weg te zinken in de duisternis, maar steeds in sferen die buiten de aards materiële wereld zijn op te vatten. Er bestaat dus voor de zielen wel een dode toestand, waaronder echter niet het opgelost zijn te verstaan is, maar alleen een toestand van volledige duisternis en krachteloosheid, een toestand van onmacht, maar altijd met het bewustzijn van het bestaan. Het bestaansbewustzijn verliest de ziel nooit, alleen kan het voor haar het summum van gelukzaligheid betekenen, zoals echter ook onuitsprekelijke kwellingen, steeds overeenkomstig de levenswandel die de mens op aarde heeft geleid. Het leven van de ziel beantwoordt dus aan het leven in het vlees op deze aarde. De werken van het vlees bepalen dus het lot en de verblijfplaats van de ziel na haar dood en de dag van de dood is de jongste dag voor de mens, waarna ze opstaat ten leven in het licht of in duisternis.
De ziel is iets geestelijks dat nooit ofte nimmer kan ophouden te bestaan, dat ook niet voorbijgaand is uitgewist, maar altijd en eeuwig leeft, alleen dat een bestaan in de duisternis geen leven genoemd kan worden, maar een geestelijke dood, er echter ook niet van een toestand van rust gesproken kan worden. Een rust tot aan de jongste dag is een verkeerde voorstelling, want de zielen die passief zijn, zijn dat alleen tot eigen kwelling, terwijl werkzaamheid het ware leven van een ziel is, maar dit een zekere graad van rijpheid vereist, die de ziel op aarde gemakkelijk kan bereiken wanneer ze van goede wil is. De zielen verblijven in het geestelijke rijk en kunnen toch voortdurend in de nabijheid van de aarde zijn, alleen bevinden ze zich buiten de materiële wereld, dus niet meer in een materiële vorm gebonden. Integendeel, ze zijn vrije geestelijke wezens als ze vol licht zijn, daarentegen nog gekluisterde wezens in de toestand van donkerte, omdat de totale krachteloosheid een keten voor hen betekent. Maar sterven kan de ziel nooit. Ze ontvlucht alleen het lichaam, dat daarmee zijn aardse leven heeft beëindigd.
Amen
BD.4724
27 augustus 1949
De catastrofe en haar gevolgen – Naastenliefde
U allen keert terug in de toestand van de meest primitieve leefwijze. Want alleen daardoor is het mogelijk u tot dienende naastenliefde te brengen, die alleen u kan verlossen. Aan alle mensen is nu de gelegenheid geboden om werkzaam te zijn in liefde, maar de vrije wil is doorslaggevend in hoeverre van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt. En zo zal de mensheid zich zeer spoedig weer verbeterde levensomstandigheden willen verschaffen en al naar gelang de wil van ieder afzonderlijk met terechte of onterechte middelen, want slechts weinigen zullen dienstbaar zijn, maar de meesten laten zich dienen en ten koste van de medemensen weer tot welstand komen, al is het ook voor korte tijd, want zeer spoedig volgt het einde.
Maar wat er aan het einde voorafgaat, is bepaald sinds eeuwigheid. Een gedeeltelijke verwoesting van onvoorstelbare omvang, die grote landstreken treft en ontelbare mensenlevens eist. Voor deze mensen is dus het einde gekomen, maar hun dood heeft nog een binnengaan van de ziel in het hiernamaals tot gevolg. Het laatste uur voor deze wereld is nog niet gekomen, dat ook de poorten van het geestelijke rijk worden gesloten, maar de overlevenden is nog een laatste uitstel toegestaan. Een uitermate zwaar leven op aarde, dat desondanks een tijd van genade kan worden genoemd, die vele vergrote rijpheid oplevert, die nog van goede wil zijn.
Het grote gebeuren zou alle mensen tot nadenken moeten stemmen en hen de verbinding met God laten zoeken. Maar slechts weinige verwerven voordeel voor hun ziel, doordat ze zich aan hun Schepper en Vader van eeuwigheid aanbevelen en Hem om genade en hulp vragen. En dezen zal ook hulp worden geboden. Want de nood zal groot zijn en zo algemeen, dat hulp van buitenaf niet te verwachten is. Alleen onderling kunnen de mensen elkaar bijstaan. En in deze naastenliefde zullen ze krachtig worden gesteund van boven. Ze zullen werken kunnen verzetten, die op zich boven hun krachten gaan. Maar de wil om te helpen levert hen buitengewone toevoer van kracht op. De wil om te helpen zal ook op hen zelf een zegenrijke uitwerking hebben, zodat de hulpvaardige mens geestelijk en aards ontvangt wat hij zou willen afstaan en ook de eigen nood daardoor is opgeheven.
De kracht van het geloof en de liefde zal duidelijk zichtbaar worden. En ieder mens kan voor zichzelf zijn lot lichter maken, zodra hij aan de naaste denkt en niet alleen aan zijn eigen lot. Om de liefde op te laten leven komt deze grote nood over u, omdat alleen de liefde u kan verlossen en ze steeds meer en meer verkoelt, hoe dichterbij het einde is. En wie nog in staat en bereid is liefde te geven, hem zal de nood niet terneer drukken. Integendeel, hij zal ze zelf bedwingen krachtens zijn liefde tot de naaste.
Toch zal er overal groot leed zijn. De mensen zullen van elkaar worden weggerukt. Ze zullen van elkaar geen bericht meer krijgen en aan ieder is nu gelegenheid geboden, de hele kracht in te zetten om de noodtoestand te lenigen die hem omgeeft. En de mens kan veel volbrengen, als hij maar God om ondersteuning aanroept en hulp verlangt voor anderen. Maar wie de medemens uitbuit en probeert zich door diens nood voordeel te verschaffen, zal op het einde bij diegenen horen, die door de aarde worden verzwolgen op de laatste dag. Hij zal tot diegenen behoren, die verdoemd worden omdat ze ware duivels zijn geworden, en het loon moeten delen van hem, die weer geketend wordt en in de nieuwe aarde verbannen voor eindeloos lange tijd.
Amen
BD.4726
28 augustus 1949
Mijn schapen herkennen mijn stem – “Afweer”
Zoals u zich tegenover mijn woord opstelt, zo stel Ik me tegenover u op. Want het is de stem van de Vader, die tot u spreekt, die u zult moeten herkennen als u Mij liefhebt, dat wil zeggen: mijn geboden onderhoudt. Aan wie mijn woord bekend wordt gemaakt, neemt het aan als hij Mij liefheeft, of hij heeft Mij niet lief als hij Mij afwijst, dat wil zeggen: hij vervult mijn geboden niet, hij leeft niet in de liefde tot God en de naaste, anders zou hij mijn woord herkennen als stem van de Vader. Het zal u dus begrijpelijk zijn dat Ik diegenen zegen die Mij in het woord opnemen, maar mijn zegen onttrek aan hen die Mij afwijzen, want ze zullen niet kunnen zeggen dat ze Mij niet erkennen, ofschoon ze mijn woord verwerpen.
Mijn schapen herkennen mijn stem en wie hem herkent, staat er ook voor in, hij staat helemaal voor mijn woord in en vreest niet het door te geven. Want waar is er een kind te vinden dat aan de woorden van zijn vader geen geloof hecht? Ik kwam tot de mijnen en ze herkenden Mij niet. En nu kom Ik weer naar mijn kinderen, maar minder dan ooit geven ze acht op mijn stem, omdat ze niet de juiste verhouding van kind tot Mij hebben, omdat ze de wereld meer recht toekennen en voor Mij niet veel meer over hebben. En toch noemen ze zich gelovig. Maar Ik acht hun geloof niet, want Ik zie geen liefde in hun harten, daar ze anders Mij of mijn woord zouden begeren, of naar de zachte klank van mijn stem luisterden waar die maar te horen valt.
Wie echter omwille van de wereld mijn woord wegdringt, bezie Ik niet als mijn waar kind, want de liefde van de Vader omvat wel al Zijn kinderen, maar ze wil ook door hen beantwoord worden. Houd van Mij en onderhoud mijn geboden, dan zal ook mijn woord u vaderlijk voorkomen, dan zal er ook geen wil om af te wijzen in u bovenkomen, dan zult u vol vreugde Mij belijden tegenover de medemensen en er voor zorg dragen Hem bekend te maken. Maar als u de liefde niet in u hebt, doet het u niets en als lastig voor u wijst u het af, zowel duidelijk in het hart als ook naar buiten toe, en dan wijst u ook mijn liefde van de hand, die in het woord tot u komt, die u door het woord een bewijs geeft dat de Vader met Zijn kinderen spreekt en door hen wil worden aangehoord. Onderzoek uzelf ernstig of u kinderen van de wereld bent of kinderen van de Vader in de hemel en denk aan mijn woorden: “Mijn schapen herkennen mijn stem” en wees niet ongelovig maar gelovig.
Amen
BD.4728
29 augustus 1949
De gesel van de antichrist
De gesel van de antichrist zal wreed gezwaaid worden boven allen die Mij belijden, zoals ze eertijds ook boven Mij gesuisd heeft voor mijn kruisdood als mens. Maar Ik zal ze van de mijnen afweren, Ik zal ze zelf opvangen en zich laten uitwerken op allen die aan satan toebehoren.
In de rijen van de mijnen zal zijn woeden zeker goed te bemerken zijn, maar zolang het schild van het geloof hen beschut zal hij hun niet veel schade kunnen aandoen. Want weer sta Ik als Beschutting voor hen om af te weren wat ook tegen de mijnen ondernomen wordt. Maar zij herkennen ook de heerschappij van de antichrist en weten dat spoedig het einde komt, en daarmee ook het uur van hun redding. En dat weten geeft hun een kracht die alles laat verdragen.
U zult niet lang meer een vredige tijd hebben, want uur na uur en dag na dag gaat voorbij en de tijd die mijn geest u aangekondigd heeft komt steeds nader. De wereld staat voor een geweldige beving waarvan de gevolgen onbeschrijflijk zijn. En of u ook twijfelt u houdt ze niet meer tegen, u moet u spoedig uitspreken voor- of tegen Mij. Want deze beslissing wordt ook geëist door hem die tegen Mij is en blijft; nog eeuwigheden lang. Hij zal komen voordat Ik kom, hij zal op deze aarde verschijnen door diegene die hem geheelonderhorig is, die hij in bezit neemt en door wie hij zich zal laten zien in al zijn macht.
De mensen zullen zich in drommen bij hem aansluiten, zij zullen hem hun waardering schenken en zich vrijwillig aan hem onderwerpen. Zij zullen hem onderhorig zijn omdat hij als mens op hen inwerkt en hen verblindt door zijn woorden en daden. Hij zal zegevieren omdat allen zich vrijwillig aan hem overgeven en zodoende zal hij grote macht hebben en die gebruiken tegen Mij, en tegen allen die in Mij geloven en Mij belijden. Hij zal tegen Mij vechten dus ook strijd voeren tegen de mijnen, die Mij echter trouw zullen blijven tot aan het einde.
De tijd van de antichrist is nu gekomen, dus zal hij spoedig optreden en u weet dan dat het einde nabij is. Want slechts korte tijd zal hij regeren en omdat hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft zal hij de hel openen en al het boze vrijlaten, hij zal daarmee samenwerken op schandelijke wijze. Maar het uur van zijn val in de diepte is reeds bepaald sinds eeuwigheid, en er zal vervuld worden wat verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
BD.4731
1 september 1949
Experimenten aan het einde van de aarde – Het ontketenen van krachten
Er is de mensen geen grens gesteld aan hun handelswijze ten opzichte van datgene wat mijn scheppende geest liet ontstaan. Zodra ze zich dus aanmatigen scheppingen van de natuur te willen veranderen waarvan elke door Mij zijn bestemming heeft, dan is ook de instelling van de mensen tegenover Mij strijdig met het gezonde verstand. Ze onderschatten mijn wijsheid en mijn macht en geloven deze uit te kunnen schakelen en bijgevolg zondigen ze tegen Mij zelf alsook tegen datgene wat Ik geschapen heb. En dan wordt de grens overschreden die Ik gesteld heb en de mensheid vernietigt zodoende zichzelf omdat haar wijzen en geleerden verkeerde conclusies trekken en de uitwerkingen van hun experimenten catastrofale gevolgen hebben. De mensen menen alles wetenschappelijk te kunnen onderzoeken wat Ik voor hen verborgen hield in het besef van hun onrijpheid voor dit soort kennis. De kern van de aarde is voor de mensen niet te onderzoeken en zo zal het ook blijven tot het einde toe. Bovendien zijn in deze kern krachten gekluisterd van reusachtige sterkte, die Ik gebonden houd om het bestaan van de aarde niet in gevaar te brengen. Slechts van tijd tot tijd vinden erupties plaats vanuit het binnenste der aarde, waar deze krachten een korte uitbraak is toegestaan om het geestelijke dat in staat is zich te ontwikkelen, de gelegenheid te geven op het aardoppervlak een andere vorm aan te nemen en daar zijn positieve ontwikkeling te beginnen. Deze krachten bevrijden zich van hun boeien met mijn toestemming, derhalve zijn de gevolgen ervan voorzien in mijn eeuwig heilsplan.
Een eruptie die dus volgens mijn wil plaatsvindt, zal ook altijd beperkt zijn in omvang. Maar nooit kan de menselijke wil deze natuurkrachten een halt toeroepen. Nooit kan de menselijke wil er de aanleiding voor zijn, omdat geen mens hun oorzaak en werking kan doorgronden. Maar toch matigen de mensen in de laatste tijd zich aan door middel van onderzoekingen zo ver in het binnenste van de aarde binnen te dringen om de voor hen onbekende krachten in werking te zetten, die ze winstgevend willen gebruiken. En ze denken er niet aan dat hun kennis en de werking van hun verstand niet toereikend zijn voor zulke experimenten.
Ze hebben dus geen eerbied voor de werken van mijn schepping, ze dringen een gebied binnen dat zuiver natuurlijk voor hen gesloten is, en het willen exploreren ervan, zuiver aards gezien, een vermetelheid genoemd kan worden. Vanuit geestelijk standpunt bekeken, betekent het echter een binnendringen in het rijk van de laagste geesten wier kluistering door Mij nog als noodzakelijk wordt gezien, maar door de mensen nu wederrechtelijk wordt opgeheven, om welke reden het ook zo’n onvoorstelbare uitwerking heeft als mijn eeuwige ordening omver wordt gestoten.
Bij de manipulaties gaat het erom, van krachten van de aarde gebruik te maken voor welke elke weerstand wijkt en die daarom voor alle experimenten gebruikt kunnen worden. De mensen zijn er echter niet op bedacht dat deze krachten in staat zijn alles uiteen te doen vallen wat binnen hun bereik komt. Ze houden geen rekening met een zodanig geweld waartegen de menselijke wil en het menselijke verstand niets kunnen uitrichten. Ze openen sluizen die nooit meer gesloten kunnen worden wanneer ze eenmaal opengebroken zijn, want het gebied dat de mensen nu willen betreden is hun vreemd en de wetten ervan zijn hun onbekend. Het middelpunt van de aarde is op deze manier niet te onderzoeken en onvermijdelijk heeft elke proefneming in die richting z’n uitwerking, en niet alleen slechts op diegenen die experimenteren, maar ook op de gehele mensheid. Want de grenzen die Ik gesteld heb, mogen volgens mijn eeuwige ordening niet overschreden worden. Mijn ordening werkt steeds opbouwend, nooit echter is ze gericht op verwoesting. Bijgevolg zal ook elk handelen dat daarmee in strijd is een nadelige uitwerking hebben.
De satan zelf legt deze gedachten in de mensen van de laatste tijd. Hij zet ze tot dit plan aan, omdat hij weet dat het verwoesten van de schepping de positieve ontwikkeling van het geestelijke afbreekt – wat hij nastreeft in zijn blinde haat tegen Mij en al het geestelijke dat naar Mij op weg is. Maar ook dit plan is, ofschoon duivels, een ongewild dienen. Het is ingepast in mijn heilsplan van eeuwigheid. Er ontstaat een nieuwe aarde, waarin de geestelijke ontwikkeling verder gaat, terwijl al het duivelse opnieuw in de scheppingen van de nieuwe aarde verbannen wordt.
Amen
BD.4732
4 september 1949
Het één worden van de ziel met de geest
Let erop dat uw ziel rijp wordt, opdat de geest in u zich met haar aaneen kan sluiten, dat wil zeggen: dat hij zich aan haar verstaanbaar kan maken en haar kan beïnvloeden naar mijn wil. En uw ziel zal rijp worden wanneer u uw best doet in de liefde te leven, dus alles te doen wat goed is. Wanneer u tegen uw fouten en zwakheden strijdt, wanneer u ernaar streeft volmaakt te worden. De wil volstaat al, dat de geest in u werkzaam wordt, in zoverre dat hij de ziel te kennen geeft wat ze moet doen, zodat de ziel dus gevoelsmatig datgene nastreeft wat mijn wil is. Hoe hoger de graad van rijpheid van de ziel is, des te begrijpelijker zullen de uitingen van de geest voor haar zijn. Het denken, voelen en willen van de mens zal op de geest gericht zijn, dat wil zeggen: de mens houdt zich meer met zijn innerlijk leven bezig, met de positieve ontwikkeling van de toestand van zijn ziel, dan met wereldse gedachten. En dit alles is het werkzaam zijn van de geest in de mens, die zijn invloed uitoefent op de ziel die zich nu met hem aaneen heeft gesloten en zich omhoog laat trekken. Want de geest in de mens is een deel van Mij en bijgevolg kan hij alleen naar Mij toe leiden. Hij zoekt de vereniging met de geest van de Vader, die echter pas plaatsvindt wanneer de ziel daartoe bereid is. Wanneer de mens door een leven in liefde de barrières doorbreekt die hem tot nu toe van Mij scheidden.
De ziel – het denken, voelen en willen in de mens – moet zonder dwang de richting naar Mij inslaan. Dan wekt ze de geestvonk in zich tot leven. En nu begint zijn werkzaam zijn en nooit zonder succes. Hebt u mensen dit bewerkstelligd, dan zal de geest in u niet langer stil zijn. Hij zal steeds weer trachten de ziel ertoe te brengen hem gehoor te schenken. Dat wil zeggen: de mens zal nu niet meer gedachteloos voortgaan, maar hij zal zich ernstig bezighouden met zijn wedervaren na de dood. Hij zal nadenken over het doel van zijn leven op aarde. Hij zal wensen in de waarheid te staan en de gelegenheden zoeken waar hem zoiets wordt geboden. Zijn zinnen zullen geestelijk gericht zijn. En u zult als eerste moeten nastreven dat u de geestvonk in u de macht over u zult verlenen, wat weer alleen kan gebeuren door ernstig te willen volmaakt te worden.
Zoals uw wil is, zo is ook zijn werkzaam zijn. Is de wil op Mij gericht, dan zal hij u ook zeker naar Mij toe leiden en u zult het merken aan de richting van uw gedachten die zich meer en meer met het geestelijke bezighouden, omdat dit de ziel deugd doet, ze dus gewillig de geest gehoor schenkt. Probeer allen deze toestand te bereiken dat de geest in u zich kan uiten, dan hebt u een grote vooruitgang te boeken in uw ontwikkeling. Want zodra de ziel zich aan de invloed van het geestelijke toevertrouwt, is elke garantie gegeven voor haar positieve ontwikkeling. Dan trekt dat wat een deel van Mij is u naar Mij toe. Dan sluit u zich met Mij aaneen. En u hebt de taak van uw leven op aarde vervuld, als de vereniging met Mij heeft plaatsgevonden.
Amen
BD.4733
7 september 1949
Tolerantie op geestelijk gebied
Tolerantie op geestelijk gebied is misplaatst als het er om gaat: de waarheid te verdedigen, dwaalleren in een helder licht te zetten en tegen de leugen te strijden. Dan moet de rechte weg gevolgd worden. Er mogen tegen de eigen overtuiging in geen concessies gedaan worden, zodra een mens in mijn opdracht werkzaam is en hij ook door Mij in de waarheid onderwezen wordt.
De waarheid echter is en blijft steeds dezelfde. En als Ikzelf een mens onderricht, dan is deze ook in staat met zijn verstand iets te motiveren wat hij als waarheid aan zijn medemensen voorhoudt. Is echter de mening van de medemensen niet in overeenstemming met deze uitleg, dan mag de verdediger van de waarheid uit Mij niet uit tolerantie toegeven, of de opvatting van de medemensen ook goed vinden tegen zijn innerlijke overtuiging in.
Dit zou ook lauwheid zijn in de arbeid voor Mij en mijn rijk die de medemensen het recht geeft te twijfelen, zowel aan de zending als aan de herkomst van die geestelijke waarden, die niet met die ijver verdedigd worden zoals een goddelijke genadegave verdedigd zou moeten worden.
Daarom kies Ik Mij tot “dragers van de waarheid” zulke mensen die een sterke wil hebben, maar ook verstandelijk voor mijn woord kunnen opkomen. Die noch de wereld noch mijn schijnbare dienaren vrezen. Ik kies Mij moedige strijders, opdat zij voor Mij strijden met het “zwaard van de mond” daar – waar gevaar is dat de waarheid wordt misvormd.
Amen
BD.4735
10 september 1949
Tekenen van de eindtijd
Let op de tekenen van de tijd. Kijk om u heen met de ogen van de geest en u zult inzien naar welk uur u toe leeft. U zult beseffen, dat de nacht in aantocht is en dat u nog maar weinig minuten licht zijn gegeven tot de nacht aanbreekt. Alles wijst op het spoedige verval, de liefde verkoelt onder de mensen en slechts weinige dienen de naasten in onbaatzuchtigheid.
Merk op hoe zelden de waarheid nog is aan te treffen onder mensen, hoe blind ze voortgaan zonder kennis over het lot, dat ze tegemoet gaan als ze niet veranderen. Erken aan al deze tekenen, dat de tijd om te leven voor veel mensen is afgelopen, erken dat het einde nabij is. Ik kan u voor het einde geen andere tijdsbepaling geven, u zult zelf het doen en laten om u heen moeten volgen, opdat u weet wanneer de dag ten einde loopt.
Ik maak u erop attent, omdat Ik niet wil dat u verrast wordt en aan de laatste tijd ten prooi valt. Want dat moet u worden gezegd, dat u zich niet om de tuin zult mogen laten leiden door de schijnbare verbetering van de leefwijze van de enkeling. Het moet u worden gezegd, dat – werelds gezien – er geen reden voorhanden is voor een verandering, maar dat plotseling zoiets teweeg is gebracht en nu ook het uur van mijn ingrijpen is gekomen, dat Ik voortdurend heb aangekondigd. Let op alles wat er om u heen gebeurt en des te eerder zult u inzien in welke tijd u leeft.
Verlies niet het geloof in Mij en mijn liefde, want alles wat Ik doe en toelaat heeft de ontwikkeling van uw ziel ten doel, ofschoon het u wreed toeschijnt en u niet in staat bent Mij daarin te herkennen. De mijnen kunnen zich veilig voelen in mijn bescherming. Ze kunnen vol vertrouwen mijn hulp verwachten in elke aardse en geestelijke nood. De mijnen hoeven niets te vrezen, wat er ook komen mag, als ze maar hun ogen naar Mij opslaan, dus voortdurend met Mij verbonden blijven in gedachten en door de daad.
En als u dus weet, dat er niet veel tijd meer is tot de aarde een grote ingrijpende verandering ondergaat, bereid u dan daarop voor. Let niet op de wereld, maar betoon het leven van uw ziel de grootste opmerkzaamheid. Verschaf uw ziel gelegenheid om rijp te worden, doordat u om u heen kijkt en waar u nood ziet helpend ingrijpt. Verschaf ook de medemens duidelijkheid over de ernst van de tijd en predik hen de liefde, omdat alleen de liefde hen kracht geeft om het leven dat nog voor hen ligt te verdragen. En toon hen door uw voorbeeld de uitwerking van een leven in liefde. Wees zelf sterk in het geloof en werkzaam in liefde, en uw kracht zal toenemen en alles zult u aankunnen wat u wordt opgelegd. U zult ook de zwaarste tijd doorstaan, omdat Ik u help. En u zult volhouden tot aan het einde.
Amen
BD.4736
11 september 1949
God spreekt door het hart tot de mens
U zult moeten doen wat het hart u gebiedt. Want door het hart spreek Ik tot u, vooropgesteld dat u mijn stem zult willen vernemen. U zult dus het hart kunnen laten spreken, of ook het verstand. Dat wil zeggen: u zult aan uw gevoelens aandacht kunnen schenken of ook het verstand laten heersen, dus een of ander voordeel nastreven door uw handelen, terwijl het hart dit voordeel niet verkrijgt. Maar wilt u dat Ik u raad geef doordat u Mij tevoren vraagt om onderrichting, dan hoeft u alleen maar op uw gevoelens te letten en dan zal het waarlijk goed zijn wat u doet. Dan is uw hart enkel de overbrenger van mijn wil. En aan zijn stem zult u gevolg kunnen geven.
Zo wordt u ook overeenkomstig uw gevoel onderricht. Dat wil zeggen: u wijst instinctief af wat verkeerd is en neemt aan wat overeenstemt met de waarheid. En zo is ook te verklaren, waarom mensen die innig met Mij zijn verbonden, het gevoelsmatig afwijzen als hun dwaalleren worden voorgehouden. Dit is een teken dat hun ziel zich verweert tegen iets dat voor haar schadelijk is, dat ze in het verlangen naar het juiste en ware door de geest in zich ervoor wordt gewaarschuwd iets onwaars aan te nemen, dat ze zich dus onbewust vijandig opstelt en haar instelling niet verbergt, maar openlijk bekent. Dan breng Ik zelf deze mens ertoe, dat hij zich afwijzend uit, omdat Ik wil dat dwaalleren worden gebrandmerkt als verderfelijk voor de ziel.
Maar zwijgt de innerlijke stem in een mens, zodat hij het verkeerde van een handeling of leer niet inziet, dan verlangt hij niet naar mijn raad, maar is van zichzelf of zijn beoordelingsvermogen overtuigd. Hij vraagt niet en kan daarom geen antwoord ontvangen. Ik kan niet door het hart tot hem spreken, daar hij niet let op zijn gevoelens. Maar de wil om af te wijzen zou in hem toch worden gewekt, als het hem maar serieus te doen was om de zuivere waarheid, die hij echter steeds alleen via Mij en door Mij zou kunnen vinden. Wie het slachtoffer wordt van een dwaalleer, moet de schuld bij zichzelf zoeken. Want zodra hij de waarheid verlangt, zal ze hem worden aangeboden. Want steeds spreek Ik door het hart tot degenen die door Mij onderwezen willen worden, omdat Ik geen mens in dwaling laat die naar de waarheid verlangt.
Amen
BD.4739
15 september 1949
Voor dienaren Gods is elke weg uitgestippeld
De wegen die u zult moeten gaan zijn voor u van eeuwigheid uitgestippeld, daar Ik u heb aangesteld werkzaam te zijn voor Mij en mijn rijk. Zodra u mijn wil bent binnengegaan, is uw denken, willen en handelen ook in overeenstemming met mijn wil en zo is ook elke weg die u gaat door Mij vastgesteld, hoe hij zich aanpast aan de arbeid voor mijn rijk, dat wil zeggen: deze arbeid van u is doorslaggevend voor het verloop van uw aardse leven. Steeds wordt u gelegenheid geboden uw missie uit te voeren en steeds zal Ik u daarheen leiden waar u nodig bent, waar u met succes werkzaam zult kunnen zijn voor mijn rijk, als de wil van de mens u niet afwijst en hij de zegeningen kwijt raakt die u hem thuis wilt brengen.
Niets is toeval en niets is willekeurig wat u meemaakt, zoals alles gebeurt, zo is het mijn wil en daarom zult u nooit een verkeerde weg gaan vanuit eigen schuld, maar waar hij heenleidt, is ook uw werkzaamheid nodig, zelfs wanneer het resultaat minimaal is. Ik zelf waak over uw wegen als u als mijn knechten in mijn opdracht zult willen werken. Ik wijs u de arbeid toe die Ik voor u nodig acht en die u in staat bent te verrichten.
Daarom zult u zonder zorg elke dag kunnen beginnen en beëindigen – u zult niets anders kunnen doen, dan wat mijn wil u heeft voorbeschikt, omdat u zelf hebt afgezien van uw wil, omdat u Mij uw diensten hebt aangeboden in vrije wil en Ik nu deze wil kan sturen, die zich aan Mij ondergeschikt heeft gemaakt. Ik neem u de vrije wil niet af, maar als u hem zelf aan Mij onderwerpt, zult u nu vanzelf, dus vanuit uw wil, dat doen, wat Ik heb voorzien sinds eeuwigheid. En deze zekerheid moet elke aardse zorg van u afnemen, want als Ik uw lot bestuur, zal u zich ook onder mijn hoede kunnen voelen en zeker zijn van de trouwste zorg van uw Vader, zoals u echter ook alles wat u doet niet als willekeurig zult mogen beschouwen, veeleer uitvoert als door Mij in uw hart gelegd en dus steeds in overeenstemming met uw missie waarvoor Ik u in dienst heb genomen, omdat u zelf u aan Mij hebt aangeboden.
Zo zal elke dag verlopen zoals Ik het wil en u zult als het ware uit vrije wil steeds zo handelen zoals mijn wijsheid het van eeuwigheid inzag als nuttig. Dan is het ook mijn wil, en mijn geest zet u ertoe aan dat u mijn wil uitvoert.
De wegen waarover Ik u leid zijn vaak wonderlijk, maar laat u zonder zorg meevoeren. Ik ga voortdurend naast u en zou u nooit meer een weg laten gaan die terzijde voert. Maar op een ding zult u moeten letten, dat u steeds datgene uitvoert waar uw hart u toe dringt, dat u niet tegen het gevoelen van uw hart in handelt, want mijn wil geef Ik u te kennen door het hart. Sla daarom acht op datgene wat u zult willen doen en het zal goed zijn en u succes opleveren en de arbeid voor Mij en mijn rijk zal gezegend zijn.
Amen
BD.4740
16 september 1949
De verantwoordelijkheid voor het aannemen van dwaalleren
De mensen maken zich te moeilijk los van een weten dat hun van jongs af aan werd aangeleerd en dat ze daarom niet als onjuist willen prijsgeven. Zonder nadenken hebben ze dit weten aangenomen en daar ze geen schuld hebben aan hun opvoeding, kunnen ze voorlopig niet ter verantwoording worden geroepen voor het aannemen van valse leerstellingen. Maar zodra ze zelf hun verstand kunnen gebruiken, is het ook hun plicht elke geestelijke opvatting te onderzoeken op zijn waarachtigheid. En ze zullen zich moeten verantwoorden of ze hun verstand lieten werken zodra ze daartoe in staat waren. Maar ze mogen niet elke geestelijke opvatting voor waar houden zonder onderzoek, zoals ze zich ook niet kunnen rechtvaardigen met de reden dat ze dat weten ontvangen hebben en dus zonder schuld zijn, wanneer ze het gedurende hun leven op aarde voor waar houden.
Ze vergeten dat ze voor hun ziel de verantwoordelijkheid dragen, ze vergeten dat niet Ik hen straf, maar dat ze zichzelf straffen, dat wil zeggen: dat ze in een toestand van onvolkomenheid vertoeven, waarin ze nooit zalig kunnen worden, maar dat Ik hen niet uit deze toestand verlossen kan, omdat hun vrije wil werkzaam moet worden ten behoeve van deze verlossing, maar dat ze de wil niet goed hebben gebruikt, daar ze anders hun verstand hadden benut om die geestelijke opvattingen te onderzoeken. Ze bleven werkeloos, ze lieten zich in zekere zin iets opdringen wat ze ook konden afwijzen als ze dat wilden.
Als de mensen zich nu voor hun ziel moeten verantwoorden, wil dat zeggen dat ze hun schuld moeten inzien, dat ze hun ongelukkige staat als eigen schuld en rechtvaardig inzien en hun eigen verzuim moeten toegeven, zich dus niet kunnen vrijspreken ten koste van diegenen die hen verkeerd hebben onderwezen. Wel moeten ook deze leraren zich eens verantwoorden overeenkomstig hun schuld, maar wie dwaalleren aanneemt, is niet vrij te spreken van schuld, daar Ik de mens het verstand gegeven heb, dat hij op de eerste plaats voor zijn zielenheil moet gebruiken.
Wie het nu serieus te doen is om de waarheid doet daar ook zijn best voor en zal ze ook vinden. En elke onderrichting die de mens wordt aangeboden, moet onderzocht worden als ze aanspraak maakt op waarheid. Dus heeft ook de mens de plicht de hem overgebrachte geestelijke leringen met die leerstellingen te vergelijken en de juiste wil om te onderzoeken zal ook juiste resultaten opleveren.
Maar zoals de instelling van de mens is als hem door mijn wil de waarheid wordt gebracht, zo is ook de toestand van zijn ziel na zijn dood – vol licht of duister. Want alleen de waarheid geeft licht aan de ziel, terwijl dwaling de ziel in duisternis laat vertoeven, waarin ze bij het begin van haar weg over de aarde als mens heeft gekwijnd, die ze echter heel makkelijk kon ontvluchten als ze haar wil juist gebruikt zou hebben.
Amen
BD.4742
18 september 1949
Aansporing om ijverig te arbeiden voor het rijk Gods
Onvermoeibaar zult u werkzaam moeten zijn voor Mij en mijn rijk, dan vervult u uw taak op aarde naar mijn wil en dan zult u ook het aardse leven de baas worden. U zult niet hoeven te vrezen niet aan de wereldse verplichtingen te kunnen voldoen, want het aardse leven zal slechts bijzaak zijn, waar aan het geestelijke leven meer aandacht wordt geschonken.
Wees ijverig bezig voor Mij en mijn rijk, dat wil zeggen probeer uw medemensen kennis te geven van het door Mij op u inwerken. Probeer ze in waarheid te onderrichten en maak hen opmerkzaam op het einde en op de tekenen van de tijd. Bekommer u om de toestand van de ziel van uw medemensen en laat ze onder ogen zien hoe onbeduidend en broos de goederen van de wereld zijn en hoe ze hun ziel karig bedenken omdat ze hun taak op aarde niet kennen. Uit u tegenover allen die Ik op uw pad leid. U bent door Mij in de waarheid onderwezen en dus in staat als voorvechter van de waarheid onder de mensen te werken. Het is een mooie taak die Ik u heb toegewezen en ze zal een zegenrijke uitwerking hebben op uzelf, zoals ook op de medemensen, want de gevolgen gelden niet alleen voor het leven op aarde, maar voor de eeuwigheid. Wijd u met ijver aan deze taak en doe alles wat gunstig is voor de verbreiding van de waarheid die u van Mij hebt ontvangen. Word niet lauw in uw arbeid voor Mij en mijn rijk, maar weet, dat overal dorstige en hongerige zielen verlangend wachten op het voedsel dat u hun zult moeten aanreiken door het brengen van datgene wat Ik u van boven doe toekomen.
En denk aan die zielen en u breng de naastenliefde in praktijk bij die mensen, want hun ziel heeft behoefte aan voeding uit de hemelen, ze hebben spijs en drank nodig om sterk te worden voor de weg omhoog. Wees onafgebroken bezig, want de tijd dringt om ijverig te werken in mijn wijngaard. De zielen zijn in nood, ze lijden gebrek. Omdat er teveel aan het lichaam wordt gedacht en aan de behoeften ervan, wordt de ziel vergeten. Sta daarom de zielen bij, richt het denken van de mensen op de toestand van hun ziel, op een plotseling einde en op het lot na de dood. Neem elke gelegenheid te baat om geestelijke gesprekken te voeren en zo de mensen aan te sporen tot nadenken. En u verricht dan de arbeid waarvoor Ik u als knecht in dienst heb genomen en Ik wil u zegenen, nu en in de eeuwigheid.
Amen
BD.4743
19 september 1949
Voorbede voor geestelijk welzijn
Ik wil u allen helpen gelukzalig te worden, maar alleen wanneer uw wil eveneens bereid is, daar Ik anders geen vrije geestelijke wezens verkrijg. Integendeel, Ik zou alleen geoordeelde wezens krijgen die Ik niet mijn kinderen zou kunnen noemen. En daarom moet uw wil dus streven naar volmaaktheid.
En daarom zult u mensen wel voor elkaar kunnen bidden, maar de afzonderlijke mens moet zelf bereid zijn de weg naar de voltooiing te gaan. Er kan hem door voorbede alleen kracht worden gegeven, die echter ook door hem kan worden afgewezen als hij zich verzet tegen de toevoer van kracht, dat wil zeggen: als hij geen acht slaat op de innerlijke opwelling richting het goede of de stem van het geweten, omdat hij niet wil, hij dus in zekere zin weerstand biedt aan de invloed van de geestelijke wereld vol van licht, die zich – afgaande op de voorbede van een mens – over hem ontfermt. De mens heeft als gevolg van de voorbede een zeker voordeel, doordat zijn gedachten worden gericht op zijn levensdoel, op de geestelijke ontwikkeling. Hij wordt door middel van gedachten door lichtwezens beïnvloed. Doch hoe hij daarop inspeelt, is aan zijn wil overgelaten, want deze is vrij en is niet onderworpen aan dwang, om welke reden dus de voorbede van een liefdevolle mens om het geestelijke welzijn van zijn medemens, die ander helpen kan, echter niet noodzakelijk helpen moet, daar het van diens wil afhangt. Nochtans is de liefde kracht. Ze werkt opwekkend en kan ook een dode ziel tot leven wekken. De wil kan worden veranderd door liefdevolle voorbede en een mens kan dus redding gebracht worden uit geestelijke nood. Maar altijd moet de liefde de beweegreden zijn voor de voorbede, dan zal ze niet zonder resultaat zijn. Want de weerstand tegen de kracht van de liefde is niet blijvend, omdat de liefde steeds de overwinnaar is, waartegen ook de sterkste wil niet standhoudt, omdat de liefde goddelijke kracht is en alles afdwingt wat ze wil.
Amen
BD.4747
25 september 1949
Teken van het nabij zijnde einde: Geestelijke vervlakking – Schijnbare toestand van vrede
Een zeker teken van het dichterbij komend einde is de geestelijke vervlakking onder de mensen. Slechts zelden zult u mensen vinden, van wie de geestelijke ontwikkeling van hun ziel het belangrijkste is. En steeds weer zult u kunnen vaststellen, dat alleen de aardse wereld het denken en handelen van de mensen bepaalt, dat hun denken en streven alleen materiële goederen geldt en ze naar geestelijk weten geen verlangen hebben.
En als u dit beseft, zult u ook de noodzaak van een ingrijpen mijnerzijds moeten inzien, ofwel u gelooft niet in Mij en in de samenhang van Mij met mijn schepselen. Maar Ik maak u daar weer op attent, dat sneller dan u denkt het wereldbeeld zal veranderen.
In het aards gewoel worden ook soms de mijnen onzeker over de waarheid van de aankondigingen. Ze willen wel geloven, maar ze worden aan het wankelen gebracht door de wereldse mensen en hun opvattingen. Maar Ik behoed hen voor de afval van Mij. Ik zal me plotseling openbaren en het bewijs van de waarheid leveren aan diegenen, die Mij lief zijn door hun wil, wier geloof nog zwak is.
Maar omdat de wereld geen verbinding heeft met het geestelijke rijk, omdat de vervlakking onder de mensen steeds meer aan het licht komt en de kleine kring van de mijnen zeer spoedig geïsoleerd van de wereld zal staan en hun instelling tegenover het leven alleen spot en verachting vindt, zal het wereldgebeuren de mijnen helpen hun geloof te versterken, terwijl de wereldse mensen, die door mijn liefde en genade kennis hebben genomen van mijn aankondigingen van het dichtbij zijnde einde door u, mijn dienaren, opmerkzaam zullen worden. Ik zelf zal spreken, waar op uw stem geen acht wordt geslagen.
Maar u die de mijnen zult willen zijn, sterk u steeds meer en meer in het geloof. Trek u terug, opdat de wereld u niet kan beïnvloeden. Leef stil voor u heen en dien Mij met woord en daad. Werk in stilte, opdat de wereld u niet vervolgt wanneer het te vermijden is. De tijd dringt en loopt ten einde en ieders lot staat vast al naar gelang van zijn wil.
Laat u niet misleiden door de schijnbare toestand van vrede. Het is geen blijvende toestand, maar hij maakt zeer spoedig een verstoring mee en ineens zet dan een strijd in van grootste betekenis. Alles zal in oproer zijn, aards en geestelijk zullen de machten tegen elkaar oprukken en mijn ingrijpen noodzakelijk maken.
En dan zullen er nog wel enkelen tot inzicht komen en zich bij de kleine kring van de mijnen aansluiten. En hen allen beloof Ik mijn bescherming en mijn hulp in de laatste tijd voor het einde. Ik zal met al diegenen zijn, die met Mij willen zijn en ze zullen zich van mijn aanwezigheid ook bewust zijn en daarom sterk in het geloof, zodat ze volhouden, ook in de zwaarste strijd, en Mij trouw blijven tot aan het einde.
Amen
BD.4748
27 september 1949
Astrologie – Het lot uit de sterren
Alleen dat is als door mijn geest gegeven te beschouwen, wat de verlossing van het geestelijke tot inhoud heeft, wat dus meer of minder uitvoerig kennis geeft van mijn heilsplan en bijgevolg ook getuigt van Mij en mijn Wezen. Een weten, dat buiten dit kader valt, dat dus in de mens noch het geloof aan mijn liefde, wijsheid en almacht wekt, noch de zielenrijpheid van de afzonderlijke mens bevordert; een weten, dat tevens in tegenspraak is met de leer van Christus in zoverre, dat het de vrije wil van de mens ontkent, dus de mens volslagen willoos aan het noodlot zou zijn overgeleverd; een weten, dat verder een door mijn wijsheid voor de mens verborgen toekomst meent te kunnen ontsluieren, is geen werkzaam zijn van de geest en dus ook niet volgens mijn wil, veelmeer een middel van mijn tegenstander om de mensen van het ware weten af te brengen en hun denken op een dwaalspoor te leiden. Nimmer zullen mensen kunnen doorgronden of berekenen hoe het levenslot van de enkeling gestalte krijgt, maar al dat soort beweringen zijn verkeerde conclusies of vermoedens, die wel toevallig waar kunnen zijn, maar dan nooit op grond van berekeningen of invloed van bepaalde hemellichamen. Integendeel, het levenslot beantwoordt aan mijn plan van eeuwigheid, waaraan de vrije wil van de mens ten grondslag ligt.
In de grote scheppingsruimte zijn weliswaar eindeloos veel sterren voor de mensen op aarde zichtbaar, maar een bepaalde invloed oefenen deze hemellichamen niet op de mensen uit, wat ook ieder begrijpelijk zal zijn, als hij bedenkt dat talloze sterren in de hen toegewezen banen rondgaan, dat deze wetmatigheid sedert eeuwigheid door mijn wijsheid is erkend als goed en juist, dat alle hemellichamen levende wezens dragen met als doel hun positieve ontwikkeling en dat ook hun lot bepaald is, maar dit wordt nooit door andere hemellichamen beïnvloed. Alleen zuiver op natuurlijke wijze kunnen de bewoners van de aarde atmosferische stromingen gewaarworden, die zich door de nabijheid van bepaalde hemellichamen openbaren, die echter op het lot van de enkeling geen invloed hebben.
De wetmatigheid in het hele universum, de eeuwige ordening die in mijn schepping te zien is, is wel bewijs genoeg van een leidinggevende Macht. In dezelfde geordendheid voltrekt zich echter ook de ontwikkelingsgang van de wezens, alleen ter wille van hen is de hele schepping ontstaan. Dat nu deze scheppingen een bepaalde invloed hebben op de ontwikkeling van de geestelijke wezens is juist, maar alleen in zoverre, dat ze deze wezens een voortdurende omvorming mogelijk maken en zodoende een langzame klim omhoog. Maar in het stadium van de vrije wil wordt de mens zo met gebeurtenissen geconfronteerd, zoals Ik die in mijn wijsheid als gunstig voor het wezen heb ingezien. Dat het hele aardse leven zich in een zekere wetmatigheid voltrekt, geeft de mensen aanleiding verkeerde gevolgtrekkingen te maken. Ze hebben deze wetmatigheid volgens eigen denken uitgelegd en nu conclusies getrokken, ze met het lot van de mens in verband brengend. Maar op geen enkele manier beantwoorden deze onderzoekingen aan de waarheid en worden door Mij ook niet goedgekeurd, want Ik zal steeds de vrije wil van de mens laten gelden, ofschoon Ik het levenslot bepaald heb sinds eeuwigheid.
Amen
BD.4752
2 oktober 1949
De verering van de moeder Gods
Alle geestelijke vragen zullen u beantwoord worden, opdat ze ertoe bijdragen opheldering te verschaffen daar, waar waarheid van dwaling onderscheiden moet worden. Maar steeds is vereist, dat u de zuivere waarheid belangrijk vindt. Want zodra het verlangen om gesterkt te worden in uw bestaande opvattingen u nog overheerst, bent u nog niet ontvankelijk voor de zuivere waarheid. U moet er om vragen en het juiste antwoord willen ontvangen.
De moeder van mijn aardse lichaam was van eeuwigheid ervoor uitgekozen om moeder van de Verlosser van de mensheid te zijn. Zij was een lichtziel, die ten behoeve van deze hoge taak zich belichaamde op aarde, dus rein en volmaakt genoemd kon worden in vergelijking met haar aardse zusters. Toch moest zij een zware levensweg afleggen om tot hoogste zaligheid in het geestelijke rijk te komen, om een waar kind van God te worden, om het hoogste doel te bereiken: de volledige vereniging met Mij. Met de vervulling van haar taak verwierf zij zich ook, dat ze gezien moet worden als het heiligste wezen in het geestelijke rijk, want zij was door de lijdensweg die zij op aarde moest afleggen tot mijn evenbeeld geworden. Ze was door de liefde tot Mij in een staat van lijden gebracht, die ook haar lichaam vergeestelijkte. En zo werd zij tot een lichtend voorbeeld van een moeder, die om haar kind het grootste leed droeg.
En toch is de goddelijke verering, die haar van de kant van de mensen bewezen wordt, niet naar mijn wil. Want ofschoon zij de moeder is geweest van mijn aardse lichaam, is zij immers in het geestelijke rijk ook alleen een lichtwezen, dat vol liefde en wijsheid u mensen zou willen helpen het licht en de zaligheid te bereiken. Gelukzaligheid kan er in het geestelijke rijk echter alleen zijn in de vereniging met Mij. De vereniging met Mij vindt echter een ziel alleen door een bewust streven en een innig contact met Mij. Dus moet Ik, als de Enige die begerenswaardig is, de gedachten van hem vervullen die zalig wil worden. Hij moet het contact met Mij uit vrije wil zoeken, onbeïnvloed door geestelijke krachten. Want als het deze krachten geoorloofd was, zou ieder mens hun invloed bespeuren, omdat hun liefde overgroot is tot de mensen, die zij zouden willen helpen.
Maar de ziel is uit vrije wil van Mij afgevallen en daarom moet zij ook weer in vrije wil tot Mij terugkeren. Iedere beïnvloeding van de kant van de lichtwezens zou een beperking zijn van de vrije wil. De daad van de vrije wil bestaat daarin, dat de wil zich uit eigen beweging naar Mij toekeert, wat zich uit in een bewuste verbinding met Mij. Deze pogingen zullen de lichtwezens op iedere wijze ondersteunen. Iedere verering van een lichtwezen is echter een verkeerd gerichte wil. Alle lichtwezens zijn door hun liefde met Mij verbonden en zij loven en prijzen Mij voortdurend. Maar van de mensen willen zij nooit enig eerbetoon voor zichzelf aannemen, omdat zij beseffen dat Ik Degene ben, die alleen waardig is aanbeden te worden.
En in hun ootmoedige liefde tot Mij zullen zij ieder eerbetoon voor zichzelf afwijzen, daar zij goed zien, dat die Mij alleen toekomt. Wie zich dus van de juiste verhouding van de lichtwezens tot Mij bewust is – wier liefde tot Mij tot de helderste gloed ontvlamd is – die zal ook begrijpen, hoe verkeerd de gedachten zijn van die mensen, die zulk een verering aan de moeder van mijn lichaam betuigen, zoals dat nu het geval is. Zij zullen nu ook begrijpen, dat het niet mijn wil kan zijn, want in zekere zin scheppen ze zich een “tweede God”, een wezen dat zij aanbidding en eer betonen, maar die dit zelf niet wil aannemen. Want de mens moet altijd alleen ernaar streven de verbinding met Mij tot stand te brengen, om reeds op aarde het doel te bereiken.
Amen
BD.4755
8 oktober 1949
Gelovige gemeente – Tegenwoordigheid van God – Zijn kerk
Waar zich een kleine gemeente vormt die in mijn naam tracht te werken, die zich mijn wil tot richtsnoer neemt en die in het geloof in Mij werken van liefde zal verrichten, die mijn woord opneemt en ook tegenover de medemensen voor mijn liefdesleer opkomt, daar ben Ik voortdurend tegenwoordig en laat mijn geest in deze gemeente werken. Ik zelf ben in hun midden als ze maar van mijn naam melding maken en in het hart voor Mij uitkomen. En zo zal Ik hun gedachten steeds zo sturen dat ze alleen maar de waarheid spreken als ze de medemensen willen onderrichten. Ik zal steeds hun inspanningen zegenen die de zielen van de medemensen gelden. Ik zal voor hen een duidelijk Raadgever en Leider zijn om de kleine gemeente te vergroten. Ik zal hun de mensen toevoeren die in staat zijn mijn woord op te nemen dat verspreid moet worden en steeds zal mijn ondersteuning aan het licht komen doordat Ik de vertegenwoordigers van mijn leer een buitengewone begaafdheid om te onderrichten zal schenken, dus het werkzaam zijn van mijn geest duidelijk te herkennen is. En zo zal ook mijn wil herkenbaar zijn dat het evangelie verspreid moet worden. En wie dus deze wil zal proberen te vervullen, die hoort bij mijn gemeente, mijn kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht.
Mijn kerk zal maar klein zijn, van de echte aanhangers zullen er steeds maar weinig zijn die in alle ernst naar volmaaktheid streven en zo diep gelovig zijn dat ze Mij zelf om hulp vragen en deze hulp verkrijgen in de vorm van mijn woord. Ze zijn gelovig en daarom herkennen ze Mij en gaan de juiste verhouding aan die hun mijn aanwezigheid verzekert. En als Ik bij de mijnen aanwezig ben, kunnen ze Mij ook horen en Ik kan hun mijn wil te kennen geven.
Een gelovige gemeente zal echter nooit alleen voor zichzelf zorgen. Ze zal ook trachten de buitenstaanders binnen te halen en spreekt en werft dus voor Mij en mijn rijk. En zo zegen Ik ze en al hun inspanningen, want hun leden moeten vaststaan in de laatste strijd op deze aarde. Alleen waar Ik zelf aanwezig kan zijn door levend geloof en onbaatzuchtige liefde, daar zullen de mensen de kracht hebben om vol te houden. Want Ik zelf zal ze voortdurend van kracht voorzien, ze zullen voortdurend mijn woord ontvangen. Ik zal met hen spreken en bij wie Ik dus tegenwoordig ben, die zal sterk zijn en Mij trouw blijven tot aan het einde.
Amen
BD.4757
9 oktober 1949
Lichaam, ziel en geest – Opheldering
Het is onbegrijpelijk voor de mensen in welke verhouding lichaam, ziel en geest tot elkaar staan, en daarom is ook de uiting van de geest voor hen moeilijk te verklaren. De geest staat tegenover het lichaam terwijl de ziel tussen beide in staat, dus als het ware tussen het lichaam of de geest moet kiezen maar zich nooit op beide kan richten. De ziel is bij de belichaming als mens het lichaam geheel toegewijd. Zij beijvert zich dus alle wensen van het lichaam te vervullen, dat wil zeggen: denken, voelen en willen van de ziel zijn op het lichaam gericht dat zelf nog uit materie bestaat en waarmee zij zich probeert te verenigen. En daarom zal de mens alleen verlangen hebben naar materiële goederen, omdat deze behoren tot wat het lichaam behaagt. De geest komt dus helemaal niet tot zijn recht, want de ziel luistert niet naar wat de geest van haar verlangt. Hij kan zich niet laten gelden omdat het lichaam nog voorrang heeft en geheel beslag legt op de ziel, dus haar gezindheid en streven beheerst.
Maar de ziel kan ook de waardeloosheid van aardse zaken herkennen en het lichamelijke begeren als onbeduidend beschouwen. En zij kan van het leven meer verlangen dan alleen aardse goederen, dan komt de geest tot zijn recht, dan openbaart de geest zich aan de ziel en wordt door haar aangehoord. Dan begint de ziel een andere richting in te slaan en verlangt nu niets meer voor het lichaam, maar streeft geestelijke goederen na. Zij laat zich onderrichten, dat wil zeggen: zij neemt zonder tegenspraak aan wat de geest haar te zeggen heeft. Ja, zij voelt zich gelukkig en slaat steeds minder acht op het lichaam of zij tracht het lichaam meer gewillig te maken voor wat de geest van de ziel verlangt, namelijk de aardse materie op te geven en te verwisselen voor geestelijke goederen. Dan heeft de geest gezegevierd over het lichaam, want beide, geest en lichaam, proberen de ziel voor zich te winnen, en als het de geest gelukt de wensen van het lichaam te verdringen, dan is hij overwinnaar.
Maar wat is onder “geest” te verstaan? De geest is het goddelijke in de mens dat de mens als goddelijk schepsel kenmerkt. De geest is de band die de mens verbindt met de Vadergeest van eeuwigheid. Het is het bewustzijn in de mens, voor eeuwig met de Vadergeest verbonden te zijn. Zodra hij in actie komt beseft de mens pas dat hij een schepsel van God is – voordien is hij zich alleen maar als levend wezen bewust, dat alles uit het leven wil halen wat het te bieden heeft. Beseft de mens echter wie hij is, dan betekent de wereld niets meer voor hem, dan zoekt hij goederen van hogere waarde en dan zijn z’n gedachten op het geestelijke rijk gericht. Dan tracht hij in verbinding te treden met Hem die hem het leven gaf, dan is zijn denken juist en zijn willen en handelen ook overeenkomstig de goddelijke wil. En dan werkt de geest uit God in de mens, waaraan de ziel zich dan overgeeft om geleid en onderwezen te worden opdat lichaam, ziel en geest één kunnen worden en de verbinding met God zoeken, want de geest stuurt onophoudelijk op de Vadergeest aan, met wie hij verbonden is en blijft tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.4758
11 oktober 1949
Her-belichaming – Lichtwezens
Wanneer u naar de zuivere waarheid verlangt zal Ik u nooit aan de dwaling prijsgeven. En waar het u aan de juiste kennis ontbreekt en u zich een verkeerde voorstelling maakt, daar zal Ikzelf u opheldering verschaffen – omdat Ik niet wil dat uw denken fout is.
U bent weliswaar maar een korte tijd als mens op deze aarde, maar toch is deze tijd niet te kort om zalig te kunnen worden – want u kunt tijdens uw aardse leven uw wezen geheel veranderen. U kunt de eigenliefde, die in het begin van uw aardse leven nog sterk ontwikkeld is, totaal afleggen, en veranderen in onzelfzuchtige naastenliefde. U bereikt daardoor een graad van geestelijke rijpheid die het u mogelijk maakt om de sferen van het licht binnen te gaan, zodat u dus zalig bent.
Maar toch is de graad van zaligheid in het geestelijke rijk zeer verschillend, naargelang de aard van de ziel, in welke mate zij geschikt is om de uitstralingen van licht in zich op te nemen, die haar direct beroeren, die van Mij uitgaan en dus ook mijn tegenwoordigheid vereisen. Wat vereniging met Mij betekent, die echter alleen kan plaatsvinden met een wezen dat zich tot liefde heeft omgevormd. Zodoende zal de graad van liefde ook de graad van zaligheid bepalen. De mens kan dus al op aarde deze graad van liefde bereiken en als een waar kind van Mij van deze aarde scheiden, en dan is onbegrensde zaligheid zijn lot. Hij kan echter deze volmaaktheid nog niet bereiken, en toch door werken van liefde op aarde zijn ziel ontvankelijk maken om licht te kunnen ontvangen.
Dan heeft hij dus de aardse levensproef doorstaan omdat zijn wil zich tot Mij keerde, wat hij Mij door werken van liefde bewezen heeft. Het lichtrijk neemt nu zijn ziel op, waar zij zich nu verder kan ontwikkelen. Maar zij zal nooit die graad bereiken die een op aarde ernstig naar volmaaktheid strevend mens bereiken kan, omdat diens ziel door Mij vastgepakt wordt en mijn lichtuitstraling geen weerstand meer ondervindt omdat zij door de liefde gekristalliseerd is, en mijn licht haar nu geheel en al kan doorstralen.
Nu kunt u begrijpen dat aan deze graad van zaligheid alleen één aards leven ten grondslag kan liggen, anders zou de verdienste beperkt zijn en moest dus het loon verminderd worden. U moet begrijpen dat de verbinding met Mij reeds op aarde gemaakt moet worden, in geheel vrije wil en met inspanning van alle krachten. Dat juist die zaligheid mijn gave aan u is voor de totale overgave aan Mij, die Ik dan ook met mijn onverdeelde liefde beloon. Dat maakt ook duidelijk dat het een daad van onrechtvaardigheid van Mij zou zijn, wanneer Ik het gelijke loon aan die zielen geven zou die het aardse leven niet op dezelfde wijze benut hebben.
Ieder mens heeft recht op allerlei mogelijkheden om tot voltooiing te komen, hem staan alle hulpmiddelen ter beschikking en hij kan om genade vragen – ofwel ze in iedere hoeveelheid benutten. Bij het juiste gebruik van zijn wil kan ieder mens zijn doel bereiken en tot voltooiing komen, omdat alleen een zich omvormen tot liefde verlangd wordt en ieder mens liefde beoefenen kan als hij dat maar wil. Ik verlang van u mensen waarlijk niets wat u niet volbrengen kunt, omdat u toch altijd dat ene ter beschikking staat, namelijk de hulp door Jezus Christus, die daarin bestaat dat de juist gerichte wil versterking ervaart om in onzelfzuchtige goede daden te worden omgezet. U mensen zou allen zalig kunnen worden als u het maar wilt, derhalve moet de goede wil ook overeenkomstig beloond worden. Zo’n ziel moet dus in het geestelijke rijk anders beloond worden dan een die nalatig was tijdens het aardse leven in het opvoeden van zichzelf, die het streven naar volmaaktheid niet zo ernstig nam. Zo’n ziel moet begrijpelijkerwijs in een andere graad van rijpheid staan, ofschoon zij ook zalig genoemd kan worden. Zij heeft zich uit de duisternis opgewerkt uit een toestand van onwetendheid tot een ontvanger van licht, al is het dan in mindere mate.
De ziel kan dus in het geestelijke rijk stijgen tot steeds groter zaligheid, want de uitstraling van licht die zij voortdurend ontvangt, verhoogt haar lichtgraad. Daardoor wordt duidelijk dat een reïncarnatie op aarde met als doel tot rijpheid te komen onnodig en ook nutteloos zou zijn in zoverre, dat aan de ziel de herinnering aan vroeger ontnomen moet worden. Want weer zou dan alleen de vrije wil beslissend zijn die zich echter net zo goed naar beneden zou kunnen wenden, waardoor de reeds bereikte lichtgraad in gevaar zou zijn. Daarentegen behoudt de ziel in het geestelijke rijk wat zij eenmaal bezit, en waarmee zij zeker van succes kan werken.
De terugkeer van een lichtwezen naar de aarde om een bepaalde missie te vervullen is een daad van allergrootste liefde en barmhartigheid, want voor een vrij geworden ziel lijkt het leven “in het vlees” ondraaglijk – zodra zij maar een glimp van inzicht bezit. Maar een wezen dat zo onvolmaakt de aarde verlaat dat het zich in de diepste duisternis bevindt, is nog wel in de nabijheid van deze aarde, maar meestal onbewust van zijn verloren lichamelijk leven. Zijn verlangen naar de materiële goederen van deze wereld is nog geweldig groot, maar zo’n wezen weer op de aarde terug te plaatsen zou waarlijk noch wijs – noch liefdevol zijn, want zijn wil zou ook nooit een hogere ontwikkeling nastreven. De zucht naar het stoffelijke moet overwonnen worden, wat echter op aarde heel veel moeilijker is dan in het geestelijke rijk. Daar kan het wezen de onwerkelijkheid van de materie beseffen, en een vrijkomen ervan betekent al een begin van een vooruitgang omhoog.
Een wezen met maar een zwakke glimp van inzicht voelt zich in zijn geestelijke toestand bovenmate zalig, en het verlangt nooit meer naar de keten van het aardse leven terug. Een sprankje inzicht te hebben, betekent reeds een geringe kennis te bezitten volgens de waarheid, en dit bezit maakt het wezen al zalig omdat het met zijn geestelijke rijkdom kan werken. De liefde spoort het wezen dus aan om van zijn bezit aan die zielen te geven die in nood zijn, want iedere daad van liefde vermeerdert het toestromen van licht en kennis – en verhoogt de zaligheid. Zo’n wezen geeft nooit meer z’n vrije geestelijke toestand op om naar de aardse terug te keren, het beseft dat het in het geestelijke rijk hogerop kan klimmen en dat zijn activiteit daar nodig is.
Belichaamt zich daarentegen een lichtwezen op de aarde dan is dat een daad van de grootste liefde en barmhartigheid, waartoe reeds een hoge graad van liefde behoort. Want hier gaat het om hulpverlening aan dwalende en in grote duisternis van geest verkerende mensen, die een buitengewone hulp nodig hebben om niet in de diepte weg te zinken.
Zo’n belichaming kan het lichtwezen het kindschap Gods bezorgen, de hoogste graad van volmaaktheid, die alleen in het leven op aarde bereikt kan worden. Die ziel gaat dezelfde weg in het vlees met alle bekoringen van de kant van de duisternis. Van haar vroegere rijpheid heeft ze geen enkel voordeel, alleen is een geheel wegzinken in de diepte onmogelijk, omdat zij onder de bescherming van de geestelijk volmaakte zielen staat, die haar wel helpen maar haar wil toch niet dwingen.
Zij moet als mens worstelen en strijden en zij heeft geen enkele herinnering aan vroeger. Zij moet een leven van liefde leiden om nu de medemensen als leider te dienen. Het aardse lot van zo’n ziel zal veel zwaarder zijn, maar zij bereikt het doel, omdat de liefde haar bewoog om de gang over de aarde te gaan. De liefde is de kracht die alles overwint, die alles bereikt en daar zij de vereniging met de eeuwige Liefde zelf betekent – ook altijd bij Mij steun zal vinden.
Amen
BD.4759
3 oktober 1949
Vegetarisch voedsel – Het doden van dieren
U zult Mij als uw Leraar over alles kunnen vragen en Ik zal u antwoorden. Ik zal u het juiste begrip geven voor datgene wat u onduidelijk is en het zal voor u gemakkelijk te begrijpen zijn. Wie Ik het vermogen heb gegeven binnen te dringen in geestelijk weten, dus wiens geest Ik zal verlichten, opdat hij zijn medemensen kan onderrichten met hetzelfde geestelijke goed, moet door Mij als bruikbaar bevonden zijn, hij moet zich geestelijk zo ontwikkeld hebben, dat Ik zelf met hem in verbinding kan treden door zijn wil. Maar een verbinding met Mij stelt een innerlijke volledige toewijding aan Mij voorop, die alleen Mij aantrekt, omdat, wat naar Mij verlangt, door Mij ook wordt vastgepakt.
Nu heb Ik de mens in het geheel geen beperkingen opgelegd, zoals Ik ook nooit eisen aan de mens stel zich te kastijden om het rijk Gods te bereiken. Ik heb alles geschapen en toen Ik u op de aarde plaatste, gaf Ik u ook het recht, u de aarde en alles wat er op is, ten nutte te maken. Toen Ik u, in zekere zin als heren der schepping, de aarde toevertrouwde, was het aan u overgelaten, welke betrekking u tussen u en de geschapen wezens die u omgaven tot stand wilde brengen. Ik heb u geen geboden gegeven, Ik liet u de volledige vrijheid, Ik trad terug, tot op zekere hoogte liet Ik u alleen met mijn werk. Want u moest uw wil beproeven. U moest uit eigen aandrang mijn goddelijke ordening binnengaan, u moest erin vertoeven en moest derhalve denken en handelen onbeïnvloed door Mij. En zo moest u dus zelf de verhouding tot stand brengen tot alles wat u omgaf.
Maar het geestelijke leeft in al mijn scheppingswerken, dat wat u kunt zien, hebt u zelf al overwonnen, dat wil zeggen: uw ziel is door elk scheppingswerk gegaan, dat voor haar een toestand van dwang betekende en dat zo lang, tot de materiële uiterlijke vorm haar vrij liet. Het ontsnappen van het geestelijke uit de vorm was steeds een daad van verlossing, want de volgende vorm was steeds zachter en meegevender, tot na eindeloos lange tijd de ziel haar laatste vorm op deze aarde mocht betrekken. De goede mens doet nu onbewust wat het nog in de vorm geketende geestelijke helpt opwaarts te gaan, omdat zijn ziel de kwellende toestand kent en hem minder erg wil maken vanuit zijn liefde. En zo kan een daad bedreven worden die bevrijdt (uit een bepaalde vorm), die wreed lijkt en toch niet als wreedheid kan worden beoordeeld.
(14 oktober) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen een handeling die alleen maar vernietiging vanuit een kwade wil op het oog heeft en zo een die voor de mens een goed lijkend doel moet vervullen. Verder moet er onderscheid worden gemaakt tussen mens en dier in zoverre dat de mens nooit het leven van een ander mens mag nemen, omdat er op de aarde geen verdere belichaming voor hem meer bestaat, daar het aardse leven de laatste halteplaats voor het geestelijke betekent om rijp te worden, terwijl het geestelijke in het dier de laatste omvorming nog niet heeft bereikt, dus een overgang in een nieuwe vorm in gekluisterde toestand of tot mens, die het gevolg van het doden is, en dus een schrede voorwaarts kan worden genoemd.
Verder is de omstandigheid maatgevend op welke manier het leven van het dier wordt genomen. Het moet een daad van liefde zijn in zoverre dat het dier pijn en kwelling bespaard wordt, want steeds moet er het goddelijke schepsel in worden gezien dat mijn liefde bezit en dus alleen al daarom met zachtheid moet worden behandeld, opdat het geestelijke erin van de kant van de mensen liefde bespeurt en bereid is zijn leven te offeren voor het welzijn van de mensen. Daar het nu de mens in waarheid dienstbaar is, vervult het zijn aardse taak en verkrijgt een hogere graad van rijpheid, die hem de belichaming als mens verzekert, of ook een hogere trap van ontwikkeling in een ander levend wezen. Het doden van een dier uit moedwil is een zonde, want het breekt een stadium van ontwikkeling voortijdig af. Doch nooit kan dezelfde daad als zonde worden aangezien, wanneer het motief ervan een hulpverlening is voor de medemensen. In hoeverre nu deze hulp beantwoordt aan mijn wil zal eveneens worden toegelicht.
(15 oktober) Alles wat u eet is door Mij gezegend, wanneer u zelf gelovig van harte bent en tracht Mij te bereiken. Een mens die bewust op Mij aanstuurt of instinctief in liefde werkt en daardoor Mij nabij is, kan niet zondigen. Wat hij doet zal juist zijn voor mijn ogen, omdat hij voornemens is te leven naar mijn welgevallen. Dus zal hij ook kunnen eten wat hem goeddunkt zonder zich lichamelijk of geestelijk schade toe te brengen. Hij moet er alleen aan denken dat hij met elk voedsel geestelijke substanties tot zich neemt, het zal hem duidelijk zijn dat het eten van vlees zijn uitwerking (dat beantwoordt aan het wezen van het dier) heeft op de ziel van de mens en dat daarom het goedaardige dier te verkiezen is als de mens de keuze heeft.
Wil de mens echter van het genot van het vlees afzien, dan zal hij ook voldoende vervanging vinden in het plantenrijk, maar steeds moet het hem vrijstaan zich zijn lichamelijke voeding te kiezen, want Ik zal elke voeding voor hem zegenen als hij Mij om deze zegen vraagt. Een overmaat is echter geenszins goed, omdat dan het “ik” van de mens wordt verdrongen, omdat er een vermeerdering van geestelijke substanties plaatsvindt, die de mens van vroegere belichamingen (in steen- planten- en dierenrijk) bezit en die een belemmering in zijn ontwikkeling kunnen betekenen. In de juiste mate hoeft de mens echter geen ongunstige beïnvloeding te vrezen. Maar de vis garandeert een passende maat, deze bevat geen nadelige substanties voor de ziel en is daarom, met het oog op de ziel, het meest bevorderlijke voedsel voor het lichaam.
Ik gebied u geen bepaalde spijzen (te eten), zoals Ik u echter ook geen spijzen verbied. Alleen moet u steeds ook op de bereiding ervan letten, opdat de lichamelijke voeding zich zal aanpassen bij het wezen van de mens, opdat in het bijzonder schadelijke substanties worden afgezonderd en niet meer met de ziel van de mens in aanraking kunnen komen. De mens zal zulke voorbereidingen zelf treffen omdat hij van Mij het gevoelen daarvoor heeft gekregen en, zodra hij aanstuurt op Mij, hij door Mij wordt onderricht over wat juist en voor Mij als welgevallig is.
Amen
BD.4761
19 oktober 1949
De ware vrede van de ziel – niet van deze wereld
De wereld kan u niet de ware vrede geven, want op haar is er alleen ruzie en strijd. Waar echter vrede is op aarde, daar wordt geen aandacht meer geschonken aan de wereld. Daar is de verbinding met het geestelijke rijk tot stand gebracht, daar kan Ik geven zoals Ik u beloofd heb: de ware vrede van de ziel. Zolang u echter op aarde vertoeft, zult u om deze vrede moeten strijden tegen uzelf, omdat u nog kinderen van de wereld bent en uw Vader in de hemel niet vraagt u de ware vrede te schenken. Pas door een geheel afzien van de wereld met haar vreugden, komt de ware vrede uw hart binnen, want dan zult u Mij vinden en niets anders meer begeren. Dan is uw hart stil geworden in de liefde voor Mij. Dan ben Ik zijn doel, zijn verlangen, zijn hoop en zijn leven. Dan heeft het hart gevonden wat het begeerde en niets in de wereld biedt het nu vervanging.
Mijn tegenstander heeft de macht verloren over diegene die in Mij de vrede van zijn ziel heeft gevonden. En al wil de tegenstander nu ook steeds weer door de wereld op hem inwerken, de vrede die Ik de ziel gaf zal zij niet meer opgeven voor waardeloze goederen of vreugden van de wereld. Voer daarom eerst strijd tegen uzelf, opdat u de vrede zult veroveren, opdat Ik u de overwinning zal geven, zodat een juiste en ware vrede u beschoren zal zijn die u gelukzalig maakt, omdat deze mijn geschenk is. Mijn belofte die in vervulling zal gaan voor diegenen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.
Amen
BD.4768
28 oktober 1949
Het ineenstorten van kerkelijke organisaties – De ware kerk
Aan het einde der dagen gaat een tijd vooraf waarin mijn woord aangevallen zal worden, en ook alles wat wijst op Mij als Schepper en Behoeder. Men zal elk geloof in een God willen vernietigen, en dat betekent een openlijke strijd tegen alles wat geestelijk is. En nu zullen daardoor het meest kerkelijke organisaties en hun aanhangers getroffen worden, want men treedt op tegen alles wat naar buiten toe herkenbaar is als representatief voor mijn rijk en mijn leer. Daarom laat Ik buiten deze organisaties om voorstanders van mijn woord opstaan, die nu door Mij zijn aangesteld om mijn evangelie verder te verbreiden, want zij zijn in het bezit van de volle waarheid en daarom ook geschikt om in de laatste tijd hun medemensen te onderrichten. Want het zal nodig zijn in de laatste tijd voor het einde de mensen in hun geloof te sterken, of hen wakker te schudden. Want nu pas zullen ze beginnen na te denken over de duurzaamheid van de leerstellingen die hun traditiegetrouw zijn gegeven. En ze zullen inzien dat Ik niet met degenen ben die alleen maar door de uiterlijke kerk met Mij omgaan. Die van mening zijn een privilege te hebben omdat zij tot een bepaalde kerk behoren.
Ik heb wel al mijn kinderen lief, maar zodra een kind de wil van zijn Vader niet vervult, in die zin dat hij de hem verleende gave om te kunnen denken niet gebruikt en dus verstand en hart tezamen niet aanspoort om werkzaam te zijn, om in te zien wanneer hij leeft naar mijn wil en om te beseffen wanneer valse profeten zich voor mijn afgezant uitgeven, dan verwijdert dit kind zich van Mij en het vindt dan moeilijk weer de weg naar Mij terug. Steeds laat Ik ook dezen mijn woord toekomen. Voortdurend benader Ik hen en probeer hun kennis te geven op een directe manier doordat Ik hun mijn boden zend, opdat die hun opheldering geven. Maar ze nemen geen onderrichting aan en zijn zodoende ook niet meer te verontschuldigen als ze op de verkeerde weg verdwalen. En wanneer nu op aansporing van mijn tegenstander deze mensen hun kerk wordt ontnomen, dan zullen alleen die mensen niet gaan twijfelen, die standvastig zijn in het ware geloof en die daardoor zo innig met Mij verbonden zijn, dat Ik hen te allen tijde nabij kan zijn. Dezen zullen door de harde maatregelen en brutale bepalingen niet getroffen worden, want zij weten waar de ware kerk van Christus te vinden is. Zij zullen alsmaar ijveriger voor mijn woord opkomen, ofschoon zij ook niet veilig zijn voor de vervolgingen van degenen die tegen alles strijden wat tot het geloof behoort. De tijd is nog niet aangebroken dat u een beslissing moet nemen, maar dan geeft alleen de innerlijke overtuiging u de kracht om weerstand te bieden, zodat u in de waarheid wandelt en als bewijs mijn woord hebt dat Ik zelf u heb gegeven. U en allen die naar u luisteren en Mij willen dienen, zullen nu met grote overredingskracht spreken en niets zal u verder van uw stuk brengen. Want nu weet u ook dat u nog maar een korte tijd moet volhouden om zalig te worden. U weet, dat wel al het uiterlijke wankelen kan, maar nooit de kerk die Jezus Christus op aarde heeft gesticht. De ware kerk, die niet door de poorten der hel overwonnen kan worden. Talloze mensen echter zullen van het geloof afvallen. Zij zullen het onbegrijpelijk vinden dat Ik niet die kerk bescherm, waarvan zij menen dat die door Mij is opgericht, en ze leggen aan zich zelf geen verantwoording af of zij leden zijn van de door Mij gestichte kerk, omdat hun het nadenken daarover verboden is. En zo zal iets ineenstorten wat naar de mening van de mensen “onoverwinnelijk” moet zijn. Het zal inzakken als een kaartenhuis, omdat het mensenwerk is dat niet stand kan houden. Maar de mijnen zullen zich niet laten overwinnen. Zij zullen de geloofskracht bezitten die weerstand biedt, omdat zij mijn bijstand ondervindt. Zij zullen de kracht van Mij betrekken, daar zij vast in Mij geloven en daarom tot mijn kerk behoren die niet door de poorten van de hel overweldigd kan worden. Maar het zal een heel moeilijke tijd zijn, waar Ik steeds weer op wijs om u die Mij toebehoort gedurig aan te sporen u voor te bereiden om steeds weer kracht in ontvangst te nemen door het opnemen van mijn woord en het werkzaam zijn in liefde.
De tijd is nabij waarin deze strijd begint en dan moet u gewapend zijn. U moet standvastig blijven wanneer iedereen faalt die een schijngeloof aanhangt en die meent in de waarheid te staan, zonder er ooit over nagedacht te hebben wat er van hen verwacht wordt te geloven. Zij zullen wankelen en van het geloof afvallen. U echter moet standhouden en het bewijs leveren dat de innige levende band met Mij ook een levend geloof tot gevolg heeft, die u de kracht geeft te volharden tot het einde.
Amen
BD.4770
31 oktober 1949
God duldt slechte handelingen maar keurt ze niet goed
Wat Ik gerealiseerd laat worden, hoeft niet altijd in overeenstemming met mijn wil te zijn, integendeel kan het totaal tegen mijn wil gericht zijn, maar Ik verhinder het niet daar Ik enerzijds de vrije wil van de mens respecteer en anderzijds de verkeerd gerichte wil moet worden beseft om na ’n beter inzicht veranderd te worden. Maar het inzien vindt meestal pas dan plaats wanneer de uitwerking van het slechte handelen, denken of spreken een zekere schade of verlies betekent, wanneer ze op de een of andere manier verstorend werkt.
Pas dan is het mogelijk dat een mens zich bezint, dat hij in strijd met mijn eeuwige ordening werkzaam is. Voor de mensen zou er geen mogelijkheid gegeven zijn vooruit te komen, als Ik elke slechte handeling zou willen verhinderen, dus hun mijn kracht zou onttrekken, als ze van plan zijn die uit te voeren. In vrije wil moet de mens rijper worden. Hij is in het bezit van levenskracht zolang hij op aarde leeft in vlees en bloed, en deze kracht moet hij vrij kunnen gebruiken naar elke richting, zijn wil moet een juist besluit nemen.
Dit is de geloofsproef die u allen moet doorstaan en goed bent u dan pas, wanneer u het goede kiest uit vrije aandrang, hoewel het slechte u groot voordeel op zou leveren. En daarom zal Ik nooit een daad verhinderen, alleen kan en wil Ik de uitwerking ervan voorkomen, of keren tegen de wil van de handelende mens in. En zo kan iets wat door de mens als slecht wordt ingezien, als door Mij begunstigd schijnen, en toch heb Ik daar geen welgevallen aan, veeleer duld Ik het slechts, maar keur het nooit goed.
Toch moet de mens zich verantwoorden voor alles waar zijn wil naar streefde, zelfs wanneer het door mijn wil een zegenrijke uitwerking heeft. Het is dan een mogelijkheid om rijp te worden voor de zielen die slachtoffer zijn van daden die door een slechte wil worden voortgebracht, die Ik wel toelaat, maar niet goedkeur, zodra ze tegen het gebod van de liefde tot God en de naaste indruisen.
Amen
BD.4773
5 november 1949
Kerkhervormers
In alle tijden zijn er mensen geweest die verlangden de waarheid te weten en die Mij in diepe liefde waren toegedaan. En aan dezen werd het heel snel duidelijk, dat de zuivere leer die van Mij was uitgegaan, misvormd is, want wie de waarheid begeerde, zag ook de dwaling in en de afwijking van de zuivere waarheid. Wie Mij bemint, herkent mijn woord als goddelijk, zoals hij echter ook elke dwaalleer als het werk van mensen herkent, want de liefde voor Mij en het verlangen naar de waarheid scherpt zijn kracht om in te zien en het vermogen om te oordelen. En daarom is er ook voortdurend tegen de dwaling gestreden, dat wil zeggen steeds weer waren er mensen te vinden die trachtten recht te zetten wat verkeerd was en die daarom als hervormers optraden, bestreden door diegenen die zich niet los wilden maken van de dwaling en deze verdedigden als Gods woord. En Ik was steeds met hen voor zover Ik met hen ten strijde trok tegen de dwaling, dat Ik dus zelf door deze mensen sprak tot allen die hen aanhoorden. En steeds waren er mensen die gretig opnamen wat de eersten hun brachten, die het aanvaardden en zelfs ijverig verdedigden.
En dus kreeg iedere hervormer zijn aanhangers en zo ontstonden er “kerkscheuringen”. Dat wil zeggen de kerk die zich als door-Mij-gegrondvest uitgaf, onderging steeds weer een verandering, omdat ze volhardde in de als dwaling ingeziene leerstellingen, en de leden die zich hiertegen afzetten en een eigen geestesrichting nastreefden, dus weer een kerk vormden die zich uitgaf als zijnde mijn kerk. De stichters van deze kerk waren weliswaar door mijn geest verlicht, daar ze uit liefde voor Mij de waarheid nastreefden, echter hun volgelingen zochten of verlangden niet altijd naar de waarheid, veeleer liet hun tegenzin tegen de eerste kerk hen de tweede volgen. En ook nu is het weer hetzelfde: In de waarheid vaststaan zal alleen de mens die daar ernstig naar zoekt en verlangt, want aan hem openbaar Ik me ook en hij zal altijd op de hoogte zijn van mijn leer, die Ik de mensen predikte ten tijde van mijn leven op aarde. Mijn geest zal steeds de mensen verlichten, die in het verlangen naar de zuivere waarheid vragen om verlichting van hun geest.
Amen
BD.4777
10 november 1949
De zwaarste straf
Gekluisterd te worden in de hardste materie is de zwaarste straf, die een geestelijk wezen kan treffen dat al als mens belichaamd op de aarde was. De ontelbare scheppingen zijn al bewijs genoeg dat talloze wezens weer hun weg van ontwikkeling moeten beginnen, want zolang het geestelijke het nodig heeft zich te ontwikkelen – zullen er ook aardse, stoffelijke, scheppingen zijn die voor het geestelijke als dragers dienen, en het de ontwikkeling mogelijk maken door de veelzijdigheid en verscheidenheid van hun vorm, al naar gelang gedaante en hardere of zachtere substantie. Zolang deze scheppingen niet ophouden te bestaan is ook het geestelijke niet verlost.
Gedurende de tijd van een verlossingsperiode kan het geestelijke zich uit de hardste materie omhoog ontwikkeld hebben tot en met de mens, want deze mogelijkheid bestaat. Maar daartoe is het opgeven van de weerstand in een vastgestelde tijd nodig, wat evenzeer mogelijk is, echter veelal op de hardnekkigheid van het geestelijke schipbreuk lijdt, dat aanvankelijk zo weerspannig is tegen God dat eeuwigheden kunnen vergaan tot deze weerstand gebroken of verzwakt is. Scheppingen die voor het menselijk oog, vaak voor een eindeloos lange tijd, onveranderlijk schijnen, geven blijk van deze weerstand. Ook de scheppingen die in zekere zin de korsten van de aarde vormen en een gewelddadig oplossen door de goddelijke wil ervaren, moet de mogelijkheid tot ontwikkeling van het geestelijke gegeven worden.
En voor dit geestelijke is dus één verlossingsperiode niet voldoende. Toch bespeurt het in het einde van dit tijdperk het oproer in het heelal en heeft nu zelf belangstelling voor een nieuwe vorm, en de weerstand tegen God wordt minder omdat het Zijn ontzaglijke kracht en macht gaat bemerken. En God houdt rekening met dit verlangen en lost aan het einde van de periode alle scheppingen op, wat dus nu een keerpunt voor het geestelijke betekent dat eeuwigheden lang werkeloos gebonden was in het binnenste van de aarde.
Het geestelijke is nu bereid te dienen en wordt in de uiterlijke vorm ingelijfd die een, al is het aanvankelijk maar minimale bezigheid, toelaat. En de ontwikkelingsgang begint nu over de aarde en leidt ook zeker tot de belichaming als mens, al is het pas na een heel lange tijd. Dit is een verklaring te meer voor de op komst zijnde verwoesting van de aarde, die in het eeuwige heilsplan is voorzien en ofschoon vele mensenlevens er aan ten offer vallen, betekent dit voor het geestelijke verlossing, dat het bestaan in andere nieuwe vormen uiterst verlangend tegemoet ziet.
Amen
BD.4781
14 november 1949
Het weerzien in het hiernamaals – Graad van voltooiing
In het geestelijke rijk herkennen die zielen elkaar die zich in dezelfde graad van rijpheid bevinden en in een bepaalde graad van rijpheid ontvankelijk zijn voor licht. Die dus in staat zijn geestelijk te kunnen zien, terwijl de zielen in de duisternis elkaar niet herkennen ofschoon zij op de aarde met elkaar waren verbonden. Zij kunnen dan wel wezens waarnemen en met hen in contact treden, maar van een herkennen kan geen sprake zijn – want lichamelijke kenmerken bezitten zij niet meer en geestelijk zien vereist een bepaalde graad van rijpheid.
Een lichtziel echter kan een haar van de aarde bekende ziel weervinden en haar ook naderen zonder echter door deze herkend te worden. Om welke reden de lichtzielen ook helpend kunnen bijstaan, maar wel verhuld, zodat de lichtstraling die van hen uitgaat geen dwingende invloed uitoefent op de onvolkomen wezens.
Daarom vinden zulke op de aarde niet voltooide, gestorven zielen in het geestelijke rijk hulpvaardige zielen die hen tegemoet komen omdat liefde ze met elkaar verbond, toen zij nog op aarde waren.
Toch moet de ziel zich uit eigen wil voor hun onderrichtingen en raadgevingen openstellen. Haar kan de juiste weg gewezen worden, maar zij moet die echter nu zelf gaan. Bevinden zich daarentegen zielen in zo’n rijpheidsgraad dat zij beiden ontvankelijk zijn voor licht, al is het ook in verschillende sterkte, dan zijn zij ook bekwaam geestelijk te zien en herkennen elkaar tot hun onbeschrijflijke vreugde. En zij komen nu bijeen om gezamenlijk te werken, elkaar aanvullend en lerend en zich steeds in liefde uitend, wat de ziel buitengewoon gelukkig maakt.
Een weerzien in het geestelijke rijk staat dus vast, alleen kan het nog geruime tijd duren tot een ziel in die lichtsferen binnengaat en dan pas haar geliefden weerziet. En dan beseft zij dat dezen haar reeds vaak nabij waren als raadgevers en leiders op de weg naar boven.
De zaligheid van het terugvinden is onbeschrijfelijk en weegt tegen veel leed op dat de zielen in het hiernamaals eerst moeten verdragen, tot zij tot het licht komen. Maar waar een lichtziel helpt door haar liefde, daar wordt ook het doel zeker bereikt. Want de liefde is de sterkste kracht die de nog niet verloste helpt, die hem ook het binnengaan in het geestelijke rijk verzekert, in het rijk van licht en zaligheid.
Amen
BD.4783
19 november 1949
Het zichtbare verschijnen van de Heer
U, die de mijne bent wil Ik een teken geven voordat Ik in het wereldgebeuren ingrijp ter wille van de redding der dwalende zielen. Ik zal u het bewijs leveren dat al mijn voorspellingen vervuld worden. Ik zal me laten zien maar aan een ieder op een andere wijze. Wie oplet weet dat Ik het ben die tot hem komt, ofschoon Ik een vorm kies die zich aanpast aan de omgeving en zich niet op een ongewone wijze vertoont. Ik wil tot een ieder van u komen die Mij wil dienen, en voor het verspreiden van mijn woord zorg draagt. Ik wil zelf tot u komen om uw geloof te versterken, opdat u het hierna komende kalm verdraagt en uw medemensen helpend kunt bijstaan. Want in de algemene opschudding moet u mijn dienaren rustig en bezonnen zijn om overal hulp en troost te kunnen verlenen waar de nood groot en hulp nodig is. En wie Mij dan dadelijk herkent zal door mijn tegenwoordigheid gelukkig zijn. Bewust zal hij iedere uiting van Mij ondervinden als een gave van overgrote liefde en zijn hart zal evenzo in liefde ontgloeien. Mijn kracht zal zo op hem overgaan dat hij bekwaam is alles tot stand te brengen wat hij maar zou willen.
Niet allen zullen Mij herkennen, doch velen zullen bemerken dat er een buitengewoon Iemand tegenover hen staat, wiens woord zij onvoorwaardelijk als waarheid aannemen. Pas op het laatst herkennen zij Mij bliksemsnel en jubelen en prijzen Mij als Ik hen verlaten heb en toch als een onuitwisbaar beeld in de harten achter blijf bij allen die Ik met mijn tegenwoordigheid verblijd heb. En zodoende zullen zij Mij in het hart weervinden, ook als Ik voor hen lichamelijk niet meer zichtbaar ben. Zij zullen voortdurend kracht kunnen putten en ijverig de arbeid voor mijn rijk kunnen verrichten als Ik gesproken heb uit den hoge, en de mensen daardoor in uiterste nood gekomen zijn. Dan zullen de mijnen veel werk aantreffen, en Ik zelf zal hen helpen. Ik zelf zal door de mijnen tot allen spreken die Mij horen willen en die de woorden der mijnen geloof schenken. Ik zal tot hen spreken en u zult van Mij getuigen. U zult van mijn verschijnen gewag maken en hun met levendige woorden vertellen wat u in uw hart voor Mij voelt. U zult daardoor velen winnen omdat de nood groot is en de mensen voor iedere opheldering, voor iedere troost en hulp dankbaar zijn. En u zult voor Mij en mijn rijk arbeiden omdat u zich gedreven voelt door Mij, Ik die in uw harten ben en die u nooit meer verliezen zult als u Mij eenmaal aanschouwd heeft.
Wat het mijne geworden is laat Ik eeuwig niet meer los. Daarom kom Ik tot de mijnen in de tijd voor het einde en zij zullen Mij herkennen, want de liefde zegt hun wie Ik Ben. En naargelang hun liefde is, is ook hun zaligheid bij mijn aanblik. Wie Mij in de ogen kijkt wordt door een onvergelijkbaar gevoel doorstroomd, zodat hij in Mij meer dan alleen maar een mens herkent. Wie nog zwak is in geloof en liefde en toch naar Mij streeft uit eigen wil zal Mij niet dadelijk herkennen, doch mijn woorden zullen hem ontroeren en het vuur van de liefde in hem ontsteken. Dan herkent hij Mij soms pas als Ik hem reeds verlaten heb, als Ik lichamelijk niet meer bij hem ben. Ik kom als mens midden onder u, maar voor uw ogen kies Ik een omhulling die Ik evenzo snel weer oplos om voor u onzichtbaar te zijn. Want door mijn verschijnen wil Ik u allen kracht doen toekomen, opdat u Mij trouw blijft en volhardt. Er zal grote kracht nodig zijn die u alleen niet op kunt brengen, maar Ik ken de mijnen en laat ze niet meer aan mijn tegenstander over. Geloof daarom steeds aan mijn hulp en vertrouw er steeds op. Hoe groter de nood is des te nader ben Ik u, u die Mij lichamelijk aanschouwen zult. Dan weet u echter ook dat spoedig het uur gekomen is waarin Ik Mij aan allen openbaar die niet geloven willen en toch niet zonder kennis zijn dat het einde nabij is. Dan is ook spoedig de tijd afgelopen die Ik de mensen ter verlossing heb toegemeten. En dan komt de dag van het einde en daarmee het laatste gericht, zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
Amen
BD.4785
21 november 1949
Navolgen van Jezus – Verbreiden van Zijn leer – Geestelijk werkzaam zijn
In mijn naam zult u werkzaam moeten zijn. Wat Ik dus op aarde heb gedaan, dat zult ook u moeten doen, steeds Mij en mijn werkzaam zijn, mijn liefdesleer aanhalend, opdat u zich als mijn navolger zult bewijzen of ook als knechten de opdracht van de Heer zult vervullen. Dan zult u in mijn naam werkzaam zijn voor het rijk Gods, u zult het verlossingswerk voortzetten dat Ik begonnen ben, doordat u de medemensen de middelen en wegen aanreikt om zich te verlossen. Dit is een mooie dienst die u voor Mij zult verrichten, wanneer u net als Ik de medemensen de liefde verkondigt, wanneer u hun mijn leer overbrengt die u voor dit doel zuiver en onbedorven wordt gegeven.
Ik zelf leid u er voor op. Ik geef u wat u aan uw medemensen zult moeten doorgeven. Ik zal u onderrichten opdat u het evangelie verder zult uitdragen in de wereld. Ik zal niets van u verlangen dan dat u dat doet wat Ik heb gedaan: in de liefde te leven en daardoor het licht van de wijsheid in u te ontsteken. Dan zult u dit licht kunnen laten schijnen en het donker verlichten dat over de aarde is gespreid.
Waarschuw en vermaan uw medemensen en kondig hun het nabije einde aan, zoals Ik ook de mensen het oordeel heb aangekondigd, dan bent u mijn juiste dienaren, mijn steunpilaren in de eindtijd, dan bent u trouwe arbeiders in de wijngaard van de Heer.
Slechts kort zal de tijd zijn van uw werkzaam zijn, dat in zijn volle omvang pas zal beginnen als Ik Me aan de mensen heb geopenbaard door de elementen van de natuur. Maar ook tevoren al zult u ijverig bezig moeten zijn en het voorbereidend werk verrichten dat uw werkzaam zijn naderhand vereist. U moet u met mijn woord zo vertrouwd maken dat u levendige vertegenwoordigers hiervan zult worden. U moet u door Mij laten onderrichten en mijn ijverige leerlingen zijn. U moet zelf uw best doen Mij na te volgen in uw levenswandel, u zult Mij moeten dienen met het hart en de mond, dat wil zeggen Mij door u laten spreken opdat mijn wil de mensen bekend wordt gemaakt. U zult de zuivere waarheid moeten ontvangen en ze ook verdedigen, dus tegen de dwaling optreden die verderfelijk is voor de mensen en ze belet gelukzalig te worden. En alles wat u te doen staat, zult u door mijn woord vernemen.
Wees daarom dankbaar dat u mijn woord zult mogen ontvangen, dat Ik tot u zal spreken, rechtstreeks of door boden, dat Ik u zal aannemen als medewerker en u de arbeid zal opdragen die u zult moeten verrichten voor Mij en mijn rijk. De liefde moet u aanzetten tot werkzaamheid, maar Ik zal u helpen, zoals Ik het u beloofd heb, en uw loon eens zal waarlijk niet gering zijn.
Amen
BD.4786
23 november 1949
Er bestaat maar één waarheid – De gevoelens van het hart
Het staat u wel vrij bij welke geestesrichting u zich aansluit, maar steeds zult u er aan moeten denken dat er maar één waarheid is, dat, omdat de verschillende geestesrichtingen ook verschillende leerstellingen hebben er maar één juiste geestesrichting kan zijn, om welke reden er nooit een onderzoek is te omzeilen, dat ieder kan uitvoeren als hij het maar serieus wil.
Waar er goddelijke openbaringen naar de aarde worden gestuurd, is de waarheid ervan gegarandeerd en daarom kan deze steeds als vergelijking worden genomen. En de waarheid kan alleen daar zijn, waar overeenstemming is met de door het goddelijke woord overgebrachte leerstellingen. Maar is er geen rechtstreekse openbaring als vergelijking voorhanden, dan moet God beslist om ondersteuning worden gevraagd en dan zal de mens ook zeker een juist oordeel verkrijgen, dat wil zeggen: hij zal nu een beslissing nemen om datgene aan te nemen of af te wijzen wat een geestesrichting hem te geloven voorschrijft. Het ernstige verlangen in de waarheid vast te staan en een gebed tot God in geest en waarheid, verzekert hem het juiste inzicht omtrent wat waarheid en wat dwaling is. En zijn hart zal hem zelf aanmoedigen of waarschuwen, zich bij een geestesrichting aan te sluiten, alleen moet hij ook acht slaan op zijn gevoelen, dus niet tegen zijn gevoel ingaan.
Er is geen geestelijke organisatie op aarde die vrij is van dwaling, omdat steeds weer de zuivere waarheid, die aanvankelijk de stichter bewoog ze uit te dragen en de medemensen ervoor te winnen, door mensen een verandering ondergaat. En daarom zal een zoekende mens in elke geestesrichting in twijfel geraken, wat ook goed is, opdat hij zelf de waarheid nagaat en door ernstig nadenken en verbinding met God door gebed en werken van liefde, de geest in zich doet ontwaken, die hem nu naar waarheid onderricht en hem bekend maakt met het ware weten. En daarom kan in elke geestesrichting een mens de waarheid vinden als het hem zelf daarom te doen is.
De blinde moet zich toevertrouwen aan de ziende – de Ziende alleen is God of een door God gewekte en door Hem onderrichte geestelijke leider, die voor de blinde waarlijk een echte steun kan zijn, die hem leiden zal en hem ook kan helpen het licht van zijn ogen te verkrijgen, als de blinde dat zelf wil. Maar een blinde leider zal niet veel zegen stichten, hij brengt ook hen die aan hem zijn toevertrouwd op een dwaalspoor vooraleer hij door zijn wil niet zelf ziende is geworden. Een blinde leider is echter hij die niet uit goddelijke openbaringen zijn wijsheid heeft geput – een blinde leider is hij wiens weten hij weer alleen maar van slecht ziende mensen heeft ontvangen en daardoor zelf niet verlicht werd, integendeel in dezelfde duisternis zijn weg ging als voordien. God bekommert zich om eenieder die naar de waarheid verlangt. Onwetendheid, dwaling en een verduisterde geestestoestand zijn steeds juist daar te vinden waar het verlangen naar de waarheid niet aanwezig is, omdat dit verlangen voorwaarde is, dat God als de Gever van de waarheid en de eeuwige Waarheid zelf, zich aan de mens openbaart, want wie de waarheid verlangt zal ze ook worden aangeboden.
Amen
BD.4794
7 december 1949
De levenswandel van leiders en leraren is doorslaggevend voor de waarheid
Voor u, mensen is het van het grootste belang dat in de waarheid wordt onderricht en dat u zich daarom aansluit bij de geestesrichting die de waarheid vertegenwoordigt, wier leiders en leraren door God zijn onderricht, dus het werkzaam zijn van de goddelijke geest in zich mogelijk maken. En u zult steeds aan de levenswandel van hen die voorgeven voorvechters van de waarheid te zijn, de graad van waarheid herkennen en zo zult u steeds weten welke waarde hun leerstellingen kan worden toegekend. Let er daarom eerst op, hoe de instelling is van de leiders en leraren zelf, van een geestesrichting, tegenover de goddelijke geboden, tegenover de geboden van liefde tot God en de naaste.
Door het spreken alleen moet u zich niet om de tuin laten leiden, integendeel geeft het realiseren van datgene wat ze leren pas de doorslag en deelt en mensen bij de dienst van God in. Want zo’n levenswandel naar de wil van God maakt de mens tot kandidaat voor het geestelijke rijk en dus is ook het denken van hen juist, want een mens die Gods geboden vervult, ziet de waarheid in en de kracht van zijn oordeel is aanzienlijk versterkt door de (8 december) verlichting van zijn geest, die werkzaam wordt als gevolg van het actief zijn in de liefde. Een mens wiens levenswandel overeenstemt met Gods wil, kan steeds geloof worden geschonken en als hij nu een bepaalde geestesrichting voorstaat, zal hij ook voor God en Zijn rijk werkzaam zijn, omdat God nooit een mens die op Hem is gericht en de waarheid wil uitdragen aan een leugen schuldig zal laten zijn.
Steeds staat de wil van de mens op de voorgrond en naargelang deze is, neemt God hem aan of Hij wendt zich van hem af. De juiste wil is echter: helemaal deemoedig en gehoorzaam te zijn tegenover God; hij zal dus nooit trachten op te vallen, dus aardse voordelen of eer en roem willen behalen, geen aanzien of een hoge positie willen bereiken, hij zal alleen stil en bescheiden God dienen, ter wille van de waarheid zelf de waarheid behartigen, omdat hij voelt dat alleen de waarheid naar God leidt en hij uit liefde tot de medemensen ook dezen tot God zou willen brengen.
Zij die onderrichten moeten zelf door God zijn onderwezen. Maar alleen de liefde levert hun dit buitengewone voorrecht op, en daarom moet de mens in liefde leven wiens geestelijke leringen aanvaard moeten worden als waarheid, als rechtstreeks van God ontvangen weten. Waar u, mensen dus de liefde mist bij een dienaar Gods, wijs daar ook zijn geestelijke leringen af, want ze zijn niet van boven, ze zijn misleidingen van de satan, die onder de dekmantel van vroomheid dwaling tracht rond te strooien en steeds daar een goede bodem vindt waar de liefde ontbreekt.
Onderzoek en vraag God om bijstand opdat uw oordeel juist zal zijn, maar neem niet klakkeloos aan als u niet de zekerheid hebt het woord Gods rechtstreeks overgebracht te ontvangen uit den hogen. Onderzoek alles wat u wordt aangeboden onder het aanroepen van God, en behoud het beste. Zo wil God het opdat Zijn geest in u werkzaam zal worden.
Amen
