Inhoud
BD.4289 Werk zolang het nog dag is
BD.4294 Dogma
BD.4295 De goede Herder – “De mijnen herkennen mijn stem”
BD.4296 Lot – “Vader, uw wil geschiede”
BD.4300 De wet van de ordening – Het onderwerpen van de wil
– * –
BD.4289
29 april 1948
Werk zolang het nog dag is
“Werk zolang het nog dag is, want de nacht komt waarin u niet meer zult kunnen werken.” Hoe dicht staat u voor het aanbreken van de nacht. Het zijn de laatste minuten van de dag waarin u leeft en u bent zich de ernst ervan niet bewust. U bent lauw in de arbeid aan uw ziel en leeft alsof u nog een lange tijd is beschoren. U vergist zich. De nacht breekt spoedig aan en hult de hele aarde in diepste duisternis. En u zou nog onnoemelijk veel kunnen bereiken als u de laatste minuten zou willen benutten en u in alle ernst voorbereidt op het leven na de dood.
U zult alleen aan uw zielen moeten denken en aan niets meer aandacht schenken wat het lichaam betreft. Want alleen de ziel blijft bestaan. Er blijft u niets over van de aardse goederen, van de materiële wereld. U staat al met één voet aan de overzijde. Maar hoe zal het rijk eruit zien dat uw ziel zal opnemen? Is het rijk van licht of dat van de duisternis? Is het dag of nacht voor uw ziel? Waar licht is, is leven. Maar de nacht is vreselijk.
En daarom waarschuw Ik u nadrukkelijk en spreek Ik steeds weer tot u, om u opmerkzaam te maken op de grote verantwoordelijkheid die u tegenover uw ziel draagt. Breng haar niet in onbeschrijfelijke nood, die u nog goed zult kunnen afwenden wanneer u verandert. Wanneer u geen aandacht schenkt aan al het aardse en er alleen aan denkt mijn wil te vervullen en een leven te leiden overeenkomstig mijn geboden, de naaste bij te staan in elke aardse en geestelijke nood, helpend in te grijpen waar uw hulp nodig is. En wanneer u alsmaar mijn woord in ontvangst neemt, dat u mijn wil bekend maakt en u kracht geeft om het leven te leiden zoals het mijn wil is.
Werk zolang het nog dag is, hij loopt spoedig ten einde en er volgt een eindeloos lange nacht, waarvoor Ik u graag wil behoeden, omdat Ik u liefheb. Luister naar de woorden van mijn liefde en neem ze serieus, opdat u de nacht ontvlucht en er voor u een dag aanbreekt die eeuwig zal duren.
Amen
BD.4294
9 mei 1948
Dogma
Het is geen geestelijke overweldiging, wanneer aan een mens van een bepaalde geestesrichting een andere wordt getoond, wanneer hem een weten wordt aangeboden, dat indruist tegen zijn weten, zolang hij in vrije wil beslissen kan om aan te nemen of af te wijzen. Maar wordt hij door wetten gedwongen tot aanneming, wordt hij dus door het dreigen met straffen onvrij gemaakt in zijn denken en handelen, dan is dit een overweldiging, die nooit goede uitwerkingen op de ziel kan hebben. Derhalve moet mijn woord steeds gepredikt worden, maar altijd moet ze zo worden aangeboden, dat er geen dwang op de mensen wordt uitgeoefend. En daarom is ook het doen toekomen van de zuivere waarheid van boven een daad met volledige wilsvrijheid, die altijd voor een niet verlicht mens de mogelijkheid openlaat, als menselijk maaksel te worden aangezien, als de wil om af te wijzen bij de toehoorder groter is. Ieder mens kan de goddelijke oorsprong onderkennen, als het hem serieus gaat om de zuivere waarheid en de verdergaande ontwikkeling van de ziel. Dan zal hem met zekerheid ook door Mij het vermogen worden gegeven de waarheid als zodanig te herkennen, omdat het mijn wil is, dat het denken van de mens zich ophoudt in de waarheid en Ik hem elke mogelijkheid bied het juiste in te zien.
Maar nooit wordt van Mij uit met dwang op de wil ingewerkt, waarom Ik ook verwerp, dat van de kant der mensen de medemens geestelijk wordt overweldigd door leerstellingen, die als dogma tot het aannemen ervan verplichten, daar anders de mens zondig wordt verklaard. Voor elke overtreding van mijn gebod van liefde moet de mens zich verantwoorden, maar nooit zal Ik hem ter verantwoording roepen als zijn innerlijke gevoel hem van het aannemen van een leerstelling van het geloof afhoudt, zelfs wanneer ze overeenstemt met de waarheid. Hij laadt dan nog steeds geen zonde op zich, alleen is zijn verlangen naar de waarheid nog niet zo diep, dat hij de waarheid als zodanig herkent. Maar een geloofsleer aannemen zonder onderzoek en innerlijke overtuiging is volkomen zonder waarde voor de ontwikkeling van de ziel. Steeds is een dogma nadelig voor de ziel, omdat de mens van het innemen van een standpunt tegenover een geloofsleer wordt ontheven, maar er zonder diep nadenken ook nooit een overtuigd geloof kan worden verkregen.
Wel hebben de mensen leiders nodig, als ze niet uit eigen beweging de vergeestelijking van hun ziel nastreven. Maar wijze leiders zullen alleen maar onderrichten en dus proberen hart en verstand aan te sporen, want de verbinding met Mij, met het geestelijke rijk, moet iedere afzonderlijke mens zelf tot stand brengen en de weg daartoe moet hem worden getoond door mijn vertegenwoordigers op aarde, door het overbrengen van mijn woord. Steeds moeten dezen Mij laten spreken, maar er nooit iets van zichzelf aan toevoegen, geboden afkondigen of de mensen verplichtingen opleggen als door Mij gewild. Ik laat ieder mens de vrijheid en mijn zorg gaat onophoudelijk steeds alleen uit naar het toezenden en verbreiden van de waarheid. Wie deze zoekt, zoekt Mij. En Ik zal me door hem waarlijk laten vinden. Maar wie niet ernstig probeert de waarheid te vinden, zal ook geen voordeel trekken uit het aannemen van geloofsleren, die hem als dogma worden voorgehouden en die hij daarom meent niet te mogen afwijzen.
Elke dogmatische leer is een beperking van de vrijheid van wil, die Ik de mens gaf, dus een geestelijke geweldpleging, die niet overeenstemt met mijn wil en waartegen mijn vertegenwoordigers op aarde moeten strijden in mijn opdracht. En Ik zal iedere drager van de waarheid zegenen, Ik zal hem gelegenheid geven de waarheid te verspreiden, ofschoon ze tegenstand zal ondervinden. Maar wie serieus wil zal ze onderkennen en tot nadenken worden gestemd. En Ik zal hem helpen, Ik zal zijn geest verlichten en zijn wil zegenen.
Amen
BD.4295
10 mei 1948
De goede Herder – “De mijnen herkennen mijn stem”
Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij. En als Ik hen roep, zullen ze Mij volgen, want ze herkennen de stem van de Vader, die hen liefheeft en aan wie ze gehoorzaam willen zijn. Mijn oproep zal echter spoedig uitgaan naar u, die de mijnen bent. En Ik zeg het u allen tevoren, omdat u zich veilig voelt, omdat u niet gelooft dat het einde nabij is. Maar Ik heb u nodig en Ik kondig u daarom aan, dat u spoedig mijn stem zult vernemen, de stem van de goede Herder, die Zijn schapen roept.
Ik heb trouwe wachters nodig voor mijn kudde, leiders die over steenachtige wegen en klippen de mijnen omhoog willen begeleiden, die de mijnen voortdurend terzijde staan en hen wijzen op het nabije einde. Deze leiders en wachters zullen uit Mij zelf de waarheid ontvangen en ze aan u overbrengen. Ze komen voort uit de rijen der mijnen en brengen de mensen mijn woord van boven over. Ze staan met Mij in rechtstreekse verbindingen, dus behoren ze zelf tot de mijnen. En als de oproep in hun oren weerklinkt, dan weten ze dat voor hen het uur gekomen is werkzaam te zijn voor Mij en mijn rijk.
Dan zal van hun kant de verbinding met Mij zo innig tot stand worden gebracht, dat er nooit meer een achteruitgang kan zijn voor de ziel die Mij dient, dat ze nooit zonder kracht wordt gelaten, dat ze in korte tijd in staat is uit Mij zelf te spreken. En dan zal ze haar missie op aarde vervullen, die zin en doel is van haar aards bestaan. Dan is ze alleen nog voor Mij werkzaam. En met vreugde zal ze mijn woord verbreiden en vertegenwoordigen, want ze is helemaal overtuigd dat Ik zelf tot haar spreek. En aan elk woord kent ze daarom de grootste betekenis toe. En de mens zal in grote mate kracht ontvangen. Elk gevoel van zwakheid zal van hem afvallen. Elke geestelijke gave zal ten volle worden benut en gebruikt. En waar hij onder mensen vertoeft zal zijn werk succesvol en zegenrijk zijn. En uw werkzaam zijn is ophanden.
Ik ken uw wil en de zwakheid van uw geloof. Maar Ik ben ook op de hoogte van de verandering die zich binnenkort voor u zal voordoen. Ik ben op de hoogte van de nood en het leed van de komende tijd, zoals Ik echter ook uw wil om te geloven en de sterkte van uw geloof ken. En in overeenstemming daarmee zal Ik u met kracht bedenken en u nooit alleen laten, wat er ook komen mag.
En houd u daarom steeds aan mijn woord. Onttrek aan mijn woord de kracht waarmee Ik het heb gezegend. Word in waarheid mijn kinderen, die zich vol vertrouwen aan de Vader overgeven. En geloof dat Hij u zeker zal redden als u in nood bent. Want wie mijn stem herkent, is mijn kind en zijn leven is mijn zorg. Wie in Mij gelooft zal ook in staat zijn mijn stem te horen. Maar wie het klinken van mijn stem in twijfel trekt, is mijn kind niet, ofschoon hij meent eveneens met Mij verbonden te zijn.
De schapen herkennen de stem van hun Herder en ze zullen Hem volgen als Hij hen roept. Maar Ik ben de goede Herder, die niet eerder rust totdat Hij Zijn schapen heeft gevonden.
Amen
BD.4296
11 mei 1948
Lot – “Vader, uw wil geschiede”
Van ieder afzonderlijk is de levensloop uitgestippeld en zonder morren of klagen moet hij worden afgelegd, wil hij een gunstige uitwerking hebben op de ziel. Maar er moet ook een sterk vertrouwen op God aanwezig zijn, dan zal elk lot licht te verdragen zijn, want God alleen geeft het vorm naar Zijn wil. God alleen kan elke levenssituatie veranderen. Hij kan vreugde in droefheid en ook leed in vreugde omzetten, als Hij er in innig gebed om wordt gevraagd. En Hij zal het ook doen als de mens in kinderlijk vertrouwen Hem alle noden voorlegt en zich in Zijn genade aanbeveelt.
Het is een lange weg die afgelegd moet worden vanuit de diepte naar omhoog en deze weg kan niet steeds vlak zijn, daar hij anders niet omhoog leidt. Er moeten hindernissen worden genomen, er moeten hoogten worden beklommen, want het doel is boven en elke klim valt zwaar wanneer er geen juiste leider steun verleent. En zolang u mensen God zelf als Leider aan uw zijde hebt, zolang u zich aan Zijn leiding toevertrouwt, zult u de weg niet tevergeefs afleggen. Hij zal u omhoog leiden en elke hindernis zult u kunnen overwinnen met Zijn hulp. Hoe steiler de weg is, des te korter is hij en des te hoger zult u kunnen komen. Als u echter boven bent, zult u omkijken en uw Leider dankbaar zijn die u het doel liet bereiken en elke nood zal voorbij zijn. Hoe zwaarder een levenslot is, des te hogere doelen zijn u gesteld en des te helderder licht zal stralen en alle duisternis uit de diepte is overwonnen.
Maar God kan u ook de steilste weg naar boven als vlak doen ervaren, wanneer u zich als Zijn kinderen aan Hem overgeeft, wanneer u elk smartelijk beleven op u neemt, wanneer u steeds bidt: “Vader, uw wil geschiede”. Dan zal Hij u niet laten lijden. Ook in de grootste nood zal Hij u zielenrust en vrede schenken. Vol kracht zal Hij zelf in u werkzaam zijn en u zult niets als moeilijk ervaren en toch omhoog gaan. Want uw wil, uw overgave aan Zijn wil, laat u ook deelhebben aan Zijn kracht. En hiermee brengt u alles tot stand en overwint u alles. Dan zult u over elke hindernis heen worden getild, u zult niets als last ervaren en altijd blij en opgewekt uw levensweg afleggen, tot de liefdevolle vaderhand u vastpakt en u binnenhaalt in het vaderhuis, tot u het doel hebt bereikt en binnengaat in het eeuwige vaderland, in het land van licht, waar geen droefenis meer is, geen leed en geen nood, maar alleen eeuwige gelukzaligheid.
Amen
BD.4300
15 en 16 mei 1948
De wet van de ordening – Het onderwerpen van de wil
Begrijp dat u mijn wil zult moeten vervullen als u zalig wilt worden. Mijn wil is de wet van de ordening van eeuwigheid en als iemand tegen deze ordening zondigt, handelt hij ook tegen mijn wil. Als u nu van Mij zult willen zijn, dan zult u zich ook vol overgave moeten onderwerpen aan mijn wil. En als deze u bekend wordt gemaakt is het voor u gemakkelijk daarnaar te handelen, want Ik verlang niet meer van u dan u zult kunnen nakomen. Ik heb u een gebod gegeven om elkaar lief te hebben, want liefde beantwoordt aan mijn wet van eeuwigheid omdat uit de liefde alles is voortgekomen en door de liefde alles wordt onderhouden. Deze wet is dus onvoorwaardelijk aan te nemen en hij is ook te vervullen omdat hij overeenstemt met de oorspronkelijke geaardheid van elk schepsel. Alleen moet de wil van de mens zich bij mijn wil aansluiten, dan kan hij niet anders dan liefde ervaren en liefde geven.
Maar laat hij de eigen wil op de voorgrond treden, dan heeft zijn eigenliefde voorrang. Dan is hij Mij niet meer onderdanig. Hij laat mijn gebod buiten beschouwing en verwijdert zich daardoor van Mij omdat hem de kracht ontbreekt die hij van Mij ontvangt door de liefde. Het is dus een heel natuurlijke ontwikkelingsgang dat de mens die vastzit in de eigenliefde zijn streven naar Mij opgeeft, of achterwege laat wat hij tijdens het werkzaam zijn in liefde gedaan heeft. En het ontbreken van kracht doet zich gevoelen in het niet kunnen inzien van dingen, in een gebrekkig geloof en in een steeds geringer wordende wil om in liefde te leven. De mens kan geen diepere wijsheden begrijpen wanneer hem de liefde ontbreekt. Hij kan ook niet werkzaam zijn in liefde als hij mijn wil niet laat gelden, als de eigen wil sterker is dan het gebod dat mijn wil bekend maakt. En dus moet onwillekeurig ook de geestelijke ontwikkeling van de mens achteruitgaan omdat hij zich niet in de door Mij gewilde ordening ophoudt.
Het stemt niet overeen met mijn ordening dat er zich een splitsing voordoet bij diegenen die kennis hebben van mijn woord, die dus de genade hebben rechtstreeks of indirect door Mij te worden onderricht. Een zekere graad van werkzaam zijn in liefde draagt hem mijn woord over en deze graad moet verhoogd worden en het weten moet toenemen. Doet er zich voor de leren die Ik zelf door mijn woord aan de mensen gaf toch onbegrip voor, dan is dit een teken van de achteruitgang van het werkzaam zijn in liefde. Een teken van toenemende eigenliefde die het licht verduistert ofschoon het niet helemaal gedoofd kan worden. Maar Ik houd de mijnen vast en laat het niet toe dat ze wegzinken. Ik pas echter middelen toe die aanzetten tot meer liefdewerken, tot het denken van de mens weer helderder wordt, tot hem mijn waarheid weer als aannemelijk voorkomt en in overeenstemming daarmee ook zijn leven verandert.
Maar nooit kan Ik afzien van mijn gebod van de liefde, van de eeuwige ordening. En nooit kan Ik mijn geest uitgieten over een mens die zich niet onderwerpt aan mijn wil. En gezegend is hij als hij de gebrekkige toestand, het niet in staat zijn het diepere geestelijke te begrijpen, als druk of ook als gebrek ervaart. Want dan is hij weer gemakkelijk te winnen. En hij zal ook de geloofsproef doorstaan omwille waarvan hij geestelijke problemen moet oplossen die hem bijna aan het wankelen brengen.
Amen
