Inhoud
BD.4104 Gods wil – De stem van het hart – Innerlijke aandrang
BD.4105 Eigenliefde – Houd van uw naaste als van uzelf
BD.4106 Verdeling van aardse goederen – Voorzorgsmaatregelen niet Gods wil
BD.4107 Wie mijn geboden onderhoudt, tot hem wil Ik komen en Mij aan hem openbaren
BD.4108 Verwijzing naar gebeurtenissen die spoedig komen -Voleinding
BD.4109 God als Vader, Vriend en Broeder tracht de liefde te winnen
BD.4116 De ondergang van de oude aarde – Lichamelijk beleven – Waarschuwing
BD.4117 Groot leed – Grote genade
BD.4118 Het inwerken van de lichtwezens op het lot – De waarheid van het goddelijke woord
BD.4125 Het laatste oordeel – De vergeestelijking van de aarde
BD.4126 Stilte voor de storm – Het zichtbaar verschijnen van de Heer
BD.4127 Het kruis – “Mijn juk is gering en mijn last licht”
BD.4128 “Alleen wie in de liefde blijft, die blijft in Mij en Ik in hem”
BD.4129 (Woorden van de Vader) Chaos – De taak van de dienaren voor het rijk Gods
BD.4136 De voorloper verschijnt voor de wederkomst van de Heer – Hulp is dringend nodig
BD.4163 Geestelijk voedsel – “Komt tot Mij, Ik zal u verkwikken”
BD.4166 De daad van zondevergeving – Jezus Christus als Verlosser
BD.4167 Geloofsstrijd – Verval van mensenwerk – De kerk van Christus
BD.4175 De knaap Jezus, God en mens
– * –
BD.4104
13 augustus 1947
Gods wil – De stem van het hart – Innerlijke aandrang
U die Ik liefheb omdat u op Mij aanstuurt, u zal Ik gevoelsmatig in uw hart leggen wat u doen en wat u laten moet. En als u zich aan Mij toevertrouwt in het gebed, als u Mij voorlegt wat u belast of in gedachten bezighoudt, zult u het in uw hart gewaarworden. En waar u zich nu toe gedrongen voelt of waar u naar verlangt, doe dat, en het zal juist zijn voor mijn ogen. Wanneer u zich in het gebed bij Mij aanbeveelt, dan zult u niet meer kunnen zondigen. Want dan laat Ik een zonde niet meer toe. Vraagt u Mij om mijn bescherming, dan verleen Ik u deze. En u zult u dan gerust aan de stem van het hart kunnen overgeven, dat wil zeggen: doen waarnaar uw hart verlangt.
Ik ben uw Vader. Ik wil dat u vol vertrouwen tot Mij komt. En Ik wil u waarlijk zo bedenken, zoals een liefdevolle Vader dat doet. Ik wil u geven wat u gelukkig maakt, voor zover het u geen schade toebrengt. En daar u het zelf niet kunt overzien, wat goed voor u is of wat schadelijk is voor de ziel, kom dan bij Mij. Geef u geheel aan Mij over. Leg Mij uw noden voor, geestelijk dan wel aards, en Ik wil u antwoorden. Dat wil zeggen: Ik zal mijn wil in uw hart leggen, zodat u dus het goede zult willen, wat u dan ook kunt verwezenlijken.
En zo zult u met alle verzoeken tot Mij kunnen komen en u zult nooit zonder antwoord blijven. Want dit leg Ik in uw hart. Maar u zult aandacht moeten schenken aan de stem van het hart. U zult moeten weten dat elke innerlijke aandrang steeds de invloed is van krachten die u willen overreden iets te verwezenlijken of na te laten. Krachten der duisternis zullen u willen verleiden tot zonde, krachten van het licht tot een Mij welgevallig handelen.
Laat de krachten van het licht invloed op u krijgen, dan zult u nooit kunnen zondigen. En vertrouw u toe aan deze krachten, telkens wanneer u met Mij verbinding zoekt in het gebed, als u met Mij samenspraak houdt en Mij in al uw noden om raad vraagt. Ik heb mijn schepselen lief en heb alleen hun zielenheil als doel. En waar dit niet in gevaar is, verleen Ik hem alles, ook aardse vreugden, als deze het geestelijke streven niet benadelen. Maar steeds wil Ik uw Leidsman zijn. Steeds moet u aan Mij de beslissing overlaten en na innig gebed uw hart raadplegen, en het zal u waarlijk juist leiden.
Amen
BD.4105
14 augustus 1947
Eigenliefde – Houd van uw naaste als van uzelf
God heeft u opgedragen elkaar lief te hebben. Hij heeft u een gebod gegeven dat u zult moeten nakomen als u gelukzalig wilt worden. En dit gebod vraagt niets dan liefde voor Hem en voor de naaste. Maar het omvat het hele werk aan uw ziel, die u zult moeten laten overgaan in de graad van volmaaktheid zolang u nog op aarde leeft. Al uw denken, spreken en handelen moet in overeenstemming zijn met dit gebod van de liefde. Het moet tot uitdrukking komen in het geven en gelukkig willen maken, in helpen, troosten, opbeuren en beschermen. De mens moet voor zijn medemens doen, wat hem zelf gelukkig zou maken als hij in dezelfde mate hulpbehoevend zou zijn.
Bemin uw naaste als u zelf. En dus heeft God de mens een graad van eigenliefde toegekend, waaraan hij steeds kan afmeten in hoeverre hij het gebod van de naastenliefde nakomt. Is de liefde van de mens voor zichzelf groot, dan heeft hij ook de plicht de medemens in vergrote mate te bedenken, als hij de wil van God wil vervullen. Dan moet dus ook zijn liefdadigheid vergroot zijn. Is de eigenliefde minder en is er de mens veel aan gelegen de goddelijke wil te vervullen, dan zal de naastenliefde de graad van eigenliefde overtreffen. En dit zal de mens gemakkelijker vallen, want hij kan zich gemakkelijk van aards goed losmaken en dit de medemens doen toekomen.
Maar steeds wordt van u mensen gevraagd dat u zich oefent in onbaatzuchtige naastenliefde. En dus zult u ook moeten kunnen opofferen. U zult offers moeten kunnen brengen ten gunste van de medemens, die u gelukkig wilt maken. En u zult dit des te gemakkelijker kunnen, hoe meer liefde u tegenover de medemens zult voelen. Maar opdat het gevoel van liefde voor de medemens in u wordt gewekt, zult u zich moeten indenken dat u allen kinderen van één Vader bent, dat u allen uit dezelfde kracht bent voortgekomen en dus allen schepselen uit Gods liefde bent. Dan zult u de medemens als uw broeder leren zien. U zult hem liefde betonen. U zult hem willen helpen als hij in nood is en uw hulpvaardigheid zal u gelukkig maken, want ze maakt op zich gelukkig en levert u geestelijk inzicht op.
Geeft u de naaste wat voor uzelf begerenswaardig is, dan geeft ook God u wat het Zijne is. Hij geeft u de waarheid. Hij geeft u licht en kracht en genade. Hij maakt u gelukkig en bedenkt u op dezelfde wijze alleen met goederen die afkomstig zijn uit Zijn rijk, die u aards niet kunnen worden gegeven. Maar Hij zegent ook uw aards bezit, doordat Hij vermeerdert wat u offert, wanneer het voor uw zielenheil dienstig is. Als u dus in liefde voor de naaste weggeeft, zult u geen gebrek hoeven te lijden. Want de liefde Gods geeft u op dezelfde wijze als u in nood bent. En Hij bedenkt de zijnen niet karig, veeleer deelt Hij Zijn gaven onmetelijk uit, wanneer ook u offert zonder angstig te rekenen wat u zult kunnen missen. Zet de liefde u aan om te geven, dan zult u niet aarzelen of karig uitdelen en dus ook rijkelijk door de eeuwige Liefde worden bedacht.
En bent u niet in staat liefde te voelen, dan zult u zich moeten opvoeden tot onbaatzuchtige liefdadigheid. U zult om u heen moeten kijken en waar u nood ziet ingrijpen en helpend bijstand verlenen. Zo is het Gods wil en deze wil zult u zich eigen moeten maken, dan zal de liefdadigheid tegenover de naaste u op elke manier gelukkig maken. U zult zelf de liefde in u ontsteken tot ze een heldere vlam wordt die alles vastpakt wat in haar nabijheid komt. Want de liefde is goddelijk. Ze gaat van God uit en leidt naar God terug. En daarom is het gebod van de liefde tot God en de naaste het voornaamste gebod, dat zowel op aarde als in het hiernamaals moet worden nagekomen om met de eeuwige Liefde verenigd te worden en daardoor tot de eeuwige gelukzaligheid te komen.
Amen
BD.4106
15 en 16 augustus 1947
Verdeling van aardse goederen – Voorzorgsmaatregelen niet Gods wil
Zolang u mensen niet dezelfde mening bent toegedaan, bent u ook niet gelijk van geest. Want de stem van de geest zal steeds alleen de waarheid verkondigen. Ze zal zichzelf nooit tegenspreken, zich dus bij alle mensen eensluidend uiten. Wie dus naar de stem van de geest luistert, kan er ook van overtuigd zijn de waarheid te vernemen als antwoord op vragen die hem worden gesteld. Maar Ik onthoud u geen antwoord als u Mij zelf daarom vraagt. Ik geef ze u door mijn geest als deze in u werkzaam kan zijn. Ik geef ze u in de vorm van heldere gedachten als u de stem van de geest niet zelf verneemt, of ook door mijn dienaren op aarde wier onderrichtingen u met een gerust hart zult mogen aannemen als zuivere, onvervalste waarheid.
Wat in de vorm van gedachten tot u komt moet dus overeenstemmen met dat wat mijn boden aan u overbrengen, daar u anders nog niet verlicht bent, u dus mijn antwoord niet hebt verlangd, maar uw gedachten alleen het resultaat van verstandelijk denken zijn. Dit onderscheid zult u moeten maken, dat u heel goed een antwoord zult kunnen bedenken op geestelijke vragen dat geen aanspraak maakt op absolute waarheid als Ik daarbij word uitgeschakeld in zoverre dat u niet eerst mijn oordeel hebt gevraagd voordat u zich een eigen mening vormde. En daarom zullen er bij de mensen steeds verschillende meningen zijn aan te treffen en nu rijst de vraag: wie is door mijn geest verlicht? Welk resultaat is zuivere waarheid? En in twijfelgevallen is er weer dit ene antwoord: leg Mij de vragen voor en Ik wil ze u beantwoorden opdat het u duidelijk wordt.
Ik deel onbeperkt mijn gaven uit, maar steeds eraan denkend hoe ze door de ontvanger worden gebruikt. Ik kan geven, Ik kan onthouden. Het eerstgenoemde daar waar mijn wil in overeenstemming met de gave wordt benut, het laatstgenoemde daar waar men mijn liefde en mijn werkzaam zijn niet onderkent en daarom ook mijn gave niet waardeert. Ik kan weinig uitdelen, maar ook veel. En beide hangen weer af van de ontvanger en zijn onvoorwaardelijk geloof in Mij. Dus zal een gelovig mens voortdurend van Mij mogen ontvangen en geen nood hoeven te lijden, want Ik zelf geef nooit alles weg, heb dus steeds gaven gereed die Ik kan uitdelen, ook wanneer dit aards onmogelijk schijnt. Want Ik ben toch de Heer van elke schepping en het staat Mij vrij ook de vruchten van mijn scheppingen te verdelen naar mijn goeddunken. En de één kan ontvangen, terwijl de ander met lege handen weggaat, en dit zowel ten tijde van aardse noodtoestanden als ook aardse welstand, want de verdeling van aardse goederen berust alleen bij Mij. En daarom hoeft een gelovig mens geen voorzorgsmaatregelen te treffen, omdat het alleen mijn zorg is waar een mens over zal beschikken.
En als u de uiteenlopende verdeling van aardse goederen bij uw medemensen in ogenschouw neemt, zult u zelf moeten toegeven dat die niet alleen van de mensen afhangt maar in zeker opzicht door het lot wordt bepaald, dat de mens het niet altijd zelf in de hand heeft zich naar wens zijn levensomstandigheden te verschaffen. En uiteindelijk zult u, als u gelovig bent, deze verdeling moeten beschouwen als van Mij uitgaand, dat Ik de mensen zowel goede als ook slechte leefomstandigheden bereid, al naar gelang de noodzaak voor het rijp worden van de ziel. Op dezelfde manier is dus de verzorging van het lichaam mijn werk en gebeurt dit in overeenstemming met de sterkte van het geloof. En de zwakgelovige mens zal niet zo rotsvast op mijn hulp bouwen en daarom ook benepen zorgen voor zijn lichaam, terwijl hij Mij alleen maar vol vertrouwen zou hoeven te vragen om van elke bezorgdheid om zijn lichamelijk welzijn vrij te zijn.
Een voorzorg voor op lange termijn stemt niet overeen met mijn wil, want mijn doel is u te vormen tot zeer grote geloofskracht. En zelden zult u mensen beseffen dat Ik u ter zijde sta, dat Ik voor u zorg en in al uw behoeften voorzie, vaak op een manier die helemaal buiten het kader van het vanzelfsprekende om gaat om juist daardoor uw geloof te versterken en het zo sterk te maken dat er geen twijfel aan de vervulling van elke vraag meer is en dat de mens geen enkele zorg hoeft te hebben over de instandhouding van zijn lichaam zolang hij op aarde leeft. Deze geloofskracht garandeert ook totale verzorging, wel in overeenstemming met de geestelijke toestand van de gemeenschap, echter ook aangepast aan de behoeften van de enkeling. Ik weet waarlijk wat de mensen nodig hebben. En om de mijnen, dat wil zeggen diegenen die in vrije wil op Mij aansturen en Mij als hun Vader van eeuwigheid erkennen, bekommer Ik Me in het bijzonder en Ik zal het verhoeden dat hun geloof beschaamd wordt. En daarom ontneem Ik de mensen vaak wat ze hebben vergaard met de bedoeling zich daar later mee te verzorgen, daar ze er anders lange tijd voor nodig hebben zich tegenover Mij in diep geloof en vol vertrouwen van alles te ontdoen en mijn hulp af te smeken en te verwachten. Want Ik wil door de mensen onderkend worden. Ik wil voor hen een zorgzame Vader zijn en mijn kinderen moeten Mij elke aangelegenheid kenbaar maken, zich aan Mij toevertrouwen en gelovig op mijn hulp wachten. En ze zullen nooit ofte nimmer nood lijden, want Ik heb hun de belofte gegeven: “Zoek eerst het rijk Gods en al het andere zal u ten deel vallen”.
Amen
BD.4107
19 augustus 1947
Wie mijn geboden onderhoudt, tot hem wil Ik komen en Mij aan hem openbaren
Laat Mij tot u spreken op alle plaatsen, op iedere tijd en in alle levensomstandigheden, in vreugde en leed, in noden en zorgen van lichaam en ziel, doordat u uw gedachten naar Mij wendt en mijn stem verlangt te horen. Ik wil tot u spreken en ieder zal Mij vernemen die mijn woorden verwacht. Want Ik heb u de belofte gegeven dat Ik Mij wil openbaren aan hem die Mij liefheeft en mijn geboden onderhoudt, die Mij dus tegemoet snelt en in de liefde leeft.
Wie mijn gebod vervult, die zal ook mijn taal herkennen, hij zal mijn openbaringen aannemen en gelukkig zijn in het besef, dat Ik tot hem spreek. Het weten, woorden van liefde van Mij te vernemen, zal hem gelukkig maken, en deste inniger zal hij naar Mij toekomen en met steeds meer verlangen naar mijn woord luisteren in de stilte. Hij zal voor Mij zijn hart openen en Ikzelf zal bij hem binnengaan, mijn intrek nemen in zijn hart en Mij met hem verbinden en voortdurend omgang met hem hebben.
En dat is de toestand waar u, mensen allen op aarde naar streven: Door het woord in blijvende verbinding met Mij te staan, in uw gedachten deze verbinding tot stand te brengen en in zalige vereniging met Mij mijn vlees en bloed te genieten, dat wil zeggen mijn kracht tot u te nemen. En hebt u deze op aarde bereikt, dan kunt u zich met een gerust hart als mijn kinderen voelen, u kunt met ieder verzoek als een kind naar de Vader komen. U mag u bemind weten en u hoeft u over geen aardse nood ongerust te maken of u verlaten te voelen, want Ik ben nu altijd bij u. Ik waak over iedere stap die u gaat, Ik leid en behoed u en Ik vervul u iedere verzoek dat u in geest en in waarheid aan Mij richt. Want Ik hoor uw roep, al wordt die nog zo stilletjes naar Mij opgezonden. Want Ik heb u lief, u die naar Mij wil komen. En omdat overgrote liefde Mij steeds met u verbindt, zal Ik het ook niet toelaten dat u verdwaalt als u op een tweesprong niet weet waarheen u zich wenden moet. Ik dring u zachtjes naar de goede weg. Ik neem u bij de hand opdat u niet struikelt, Ik verlicht u de weg als het donker geworden is en u niet meer in staat bent hem te herkennen.
En steeds weer zult u mijn stem mogen vernemen, en dit zal u de zekerheid geven dat Ikzelf bij u ben. U moet de aarde slechts als overgangsstation beschouwen om op haar de graad te bereiken die mijn nabijheid toelaat. En hebt u deze graad bereikt, dan hoeft u aards niet het geringste meer te vrezen, want dan bent u als gegadigde van het geestelijke rijk aangemerkt – en dezen zullen hun doel onherroepelijk bereiken.
Wat u aards dus nog is opgelegd, dat moet u niet doen schrikken, want dat is maar een voorbijgaande periode van zeer korte duur, die u niet meer alleen aflegt maar in voortdurende gezelschap van Mij, waardoor u ook tegen alle onheil gevrijwaard blijft. Harten waarin Ik verblijf houdt zijn onherroepelijk van Mij, en wat in mijn bezit is overgegaan laat Ik voor eeuwig niet meer los. Deze verzekering moet u het leven lichter maken, u moet haar geloof schenken en u steeds als mijn kinderen voelen die onder mijn leiding zeker in hun vaderhuis terugkeren.
Amen
BD.4108
21 augustus 1947
Verwijzing naar gebeurtenissen die spoedig komen -Voleinding
Verwacht spoedig mijn komst, want er is niet veel tijd meer tot het einde. U zult binnenkort dingen beleven die bevestigen wat mijn liefde u reeds lang bekend gemaakt heeft, namelijk dat de laatste fase voor het einde reeds begonnen is. U zult zich afvragen waarom Ik zulk onheil nog toelaat, waarom Ik zo’n grote nood over de mensen laat komen? Maar steeds kan Ik u slechts als antwoord geven dat het nodig is voor de mensheid die Mij nog niet herkend heeft, die ieder gebeuren alleen met aardse ogen beschouwt echter nooit de geestelijke ontwikkeling van de mens daarmee in verband brengt. Het zijn onherroepelijk de laatste smarten, en onherroepelijk komt ook spoedig het einde.
Steeds wijs Ik u mensen er op dat u niet wereldsgezind door het aardse leven mag gaan. Dat het in ieder geval slechts nog korte tijd duurt maar voor u nog van de grootste betekenis kan zijn als u zich nog in deze laatste tijd op uw bestemming bezint, en u hiermee overeenstemmend nog ten volle het leven benut. U mensen bent evenwel nog lauw en onverschillig tegenover mijn vermaningen en waarschuwingen, want u gelooft niet in mijn woord.
Ik kan u echter geen verder bewijs geven van de waarheid van mijn woord, want u moet zonder beïnvloeding de juiste weg gaan. U moet u door uzelf gedreven voelen dat te doen wat mijn wil is, anders kunt u uw ziel niet doen rijpen. Maar een duidelijk bewijs kunt u uit de komende gebeurtenissen concluderen, want Ik kom daardoor ongewoon nader tot u, Mij openbarend aan hen die kennis hebben van mijn genadegaven en hun zodoende deze bevestigend zodat zij Mij herkennen kunnen. En dit zeg Ik met zekerheid tot u die Mij wilt dienen, dat u geen lange levensduur meer heeft, dat een missie op u rust die geen uitstel meer duldt. En dat u ter wille van deze missie u zich voordien overtuigen moet van de waarheid van mijn woord, opdat u het zonder enige belemmering verspreiden kunt.
Zodoende zult u alles in vervulling zien gaan wat Ik u verkondigd heb in woord en geschrift. U zult de wereld leren verachten en u uitvoeriger met het geestelijke rijk bezig houden tot uw voordeel, tot omvorming van uw ziel. Mij staan talloze lichtwezens ter beschikking en door dezen werk Ik steeds weer op u mensen in doordat Ik uw gedachten blijvend op het komende richt, doordat Ik u zolang door nood en ellende laat gaan tot u zelf naar een ondergang van de aarde verlangt om de zware verdrukking door de medemensen te ontgaan. Want dan bereidt u zich langzaam op het einde voor, dan gelooft u er aan en doet moeite welgevallig aan Mij op aarde te leven.
Een onbeschrijfelijke chaos zal op deze tijd volgen. Verwacht dan vol vertrouwen mijn hulp uit de grootste nood, want Ik heb ze u toegezegd en Ik laat uw geloof niet tot schande worden. Zodoende heeft u door mijn woorden de grootste zekerheid dat u geen leed geschiedt, terwijl het van alle kanten op u aan zal stormen. U echter behoeft Mij alleen maar uw liefde te geven, en als u Mij liefheeft zult u ook naar Mij verlangen. Daarom kom Ik om u weg te halen van de plaats des verderfs en breng u in mijn rijk waar u nimmermeer vervolgd wordt, waar Ik alleen heers en de boze geen toegang is toegestaan.
Alle nood zal dan voor de gelovigen ten einde zijn, voor de anderen echter zal de nood dan pas beginnen zoals Ik het verkondigd heb. Zij zullen verdoemd worden in de duisternis, zij zullen gekluisterd worden op de nieuwe aarde in scheppingen die u zich niet voor kunt stellen tot u zelf die nieuwe aarde zult bewonen.
Amen
BD.4109
22 augustus 1947
God als Vader, Vriend en Broeder tracht de liefde te winnen
Ik wil voor u een liefdevolle Vader zijn, een wijze Leidsman en Raadgever, een trouwe Vriend en Broeder, Ik wil u alles geven wat u op aarde nodig hebt, Ik wil u bedenken naar ziel en lichaam, zonder ophouden wil Ik voor u zorgen en nooit meer moet u menen door Mij verlaten te zijn, Ik wil u in elke nood bijstaan en u beschermen tegen alle aanvallen van uw vijanden, het zij geestelijk of ook aards, Ik wil alle genadegaven over u uitstorten en steeds zult u mijn liefde beseffen die Ik van het allereerste begin voor u koester en die nooit meer zal afnemen tot in alle eeuwigheid.
Doch van u verlang Ik een ding: dat u zich aan Mij tot eigendom geeft en dat u er naar streeft om bij te zijn, dat u Mij lief hebt zoals een kind zijn vader liefheeft. Heb Ik nu maar deze liefde, dan kan Ik u vastpakken met de kracht van mijn liefde en u voor eeuwig geheel en al verwerven. En om deze liefde ding Ik ononderbroken.
En daarom tracht Ik u tot de waarheid te brengen, tot het onderkennen van Mij zelf en mijn heilsplan van eeuwigheid, want eerst zult u moeten weten dat u mijn schepselen bent en hoe u, als mijn schepselen, bent verbonden met Mij, de eeuwige Schepper. U zult u bewust moeten zijn van de grote verantwoordelijkheid tegenover Mij en nu daarmee in overeenstemming leven, opdat u genade vindt in mijn ogen. En uw hart moet u daartoe aanzetten, dan pas zie Ik uw liefde en dan behoort u tot de mijnen die Ik mijn rijk heb beloofd, want dan zult u Mij zoeken en als u Mij hebt gevonden, Mij niet meer prijsgeven, dan zoekt u de vereniging met Mij en vraagt Mij om kracht, omdat u inziet dat Ik uw Heer en Schepper ben.
En u zult deemoedig voor Mij gaan staan en u zult zo zijn zoals u Mij behaagt, vol liefde en vertrouwen, vertellend aan de Vader uw noden in alle kinderlijkheid. En Ik zal uw vragen verhoren, Ik zal u elk verlangen vervullen, omdat mijn liefde voor u zich zo openbaart, dat Ik u al op aarde gelukkig wil maken en eens in de eeuwigheid. En daarom zult u moeten luisteren naar mijn woord, want door mijn woord leert u Mij kennen zodra u mijn woord in uw hart opneemt, er over nadenkt en nu zo leeft, dat u Mij welgevallig bent. Dan zult u Mij ook liefhebben en uw gelukzaligheid zien in het bezit van mijn liefde voor u. En dan kan Ik zelf tot u komen, door mijn nabijheid kan Ik u tijdelijk en eeuwig gelukkig maken. Ik kan u,al naar u dit waardig bent, met geestelijke gaven bedenken, Ik kan u opnemen in mijn rijk als u het aardse leven hebt beëindigd en u gelukzalig maken tot in alle eeuwigheid.
Amen
BD.4116
2 september 1947
De ondergang van de oude aarde – Lichamelijk beleven – Waarschuwing
Ik heb u verkondigd dat u de ondergang van de oude aarde nog lichamelijk zult beleven, en Ik herhaal het opdat u gelooft. Uw geloof is zwak, en u verzet er zich innerlijk tegen dat u in het laatste der dagen leeft. Maar mijn geest spreekt aanhoudend tot u en verkondigt dat het tijdstip van het einde nadert. Waarom wilt u het niet geloven, terwijl u anderzijds de waarheid van mijn boodschappen niet ontveinzen kunt?
En waarom hoopt en rekent u op een vooruitgang, op een verbetering van aardse verhoudingen? Waarom lijkt u de gedachte aan een einde, verbonden met een totale vernietiging van de oude aarde ongeloofwaardig en onaannemelijk? Omdat u zelf nog graag wilt leven en niet voorbereid bent omdat u zich zo weinig in mijn woord verdiept, dat u in alle klaarheid de noodzakelijkheid uiteenzet van een totale omvorming der oude aarde en dat u tot het diepste geloof zal voeren als u zich met een Mij toegewijde wil er in verdiept, en ieder woord als uit de hemel komend aanneemt, en er naar leeft.
Zelfs u, die mijn woord verspreiden wilt, laat uzelf nog door twijfel plagen en u komt daarom nog niet overtuigd genoeg voor mijn woord op, en u laat zich door tegenwerpingen zwak maken. Uw geloof is niet sterk genoeg, ondanks uw goede wil Mij te dienen. Het leven is voor u nog te reëel, en u kunt het niet met de geestelijke bestemming der mensen overeen brengen. En het gevolg daarvan is dat u zich niet ijverig genoeg inzet, voor wat Ik u voor de komende tijd verkondig.
U neemt zelfs mijn woord niet ernstig genoeg, zodat Ik steeds weer hetzelfde tegen u spreken moet, namelijk dringend wijzen op het naderend einde. U zult het nog lichamelijk beleven, zegt dat niet genoeg? En weet u welke leeftijd u nog bereiken zult? Kan u misschien ook niet een kort leven beschoren zijn? Ik alleen weet de dag die de laatste zal zijn, en Ik houd het geheim. Maar Ik wil u toch zeggen dat die dag niet ver meer af is, en dat u Mij dienen zult tot het einde. Dus moet u ook geloven dat u die dag zult beleven.
U zult dan goede arbeiders voor Mij zijn, want een overtuigd geloof zal u ook overtuigend doen spreken. En zulke boden heb Ik op aarde nodig, die de mensen overtuigen en hun voorhouden hoe nodig mijn werken op aarde is. Die hun voorhouden in welke geestelijke nood de mensheid verkeert, als haar geen hulp gebracht wordt. U ontvangt reeds mijn woord en bent daarom in kennis gevorderd, maar desondanks wilt u het niet geloven, ofschoon u het niet afwijst en uzelf er niet vijandig tegenoverstelt.
Daarom spreek Ik steeds nadrukkelijker tot u, want een diep geloof is nodig als uw woorden bij uw medemensen succes willen hebben. Als uzelf overtuigd bent dat wat u hoort door de stem van de geest de volle waarheid is, dan bent u een ware vertegenwoordiger van mijn woord op aarde. Dan leent u Mij uw mond, zodat Ik Mij zelf daardoor uiten kan. En dit is uw opdracht in de komende tijd: dat u het spreekorgaan bent voor Mij; daar Ik anders Mij zelf niet aan de mensen openbaren kan. Het is echter beslist nodig dat zij Mij zelf vernemen, ofschoon zij niet altijd mijn stem herkennen kunnen.
De nood op het laatste der dagen drukt zo zwaar op de mensen, dat zij zonder mijn hulp en zonder mijn woord zouden vertwijfelen. Maar spreek Ik zelf tot hen, dan zullen zij sterk zijn en de grootste nood kunnen weerstaan omdat mijn woorden hun kracht zullen geven. En daarom moet u Mij uw diensten aanbieden, omdat zonder dwang op de mensen moet worden ingewerkt. Ik zelf kan steeds aanwezig zijn waar u als bemiddelaar de mensen in geestelijke gesprekken betrekt, en op die manier het contact hersteld wordt tussen Mij en de mensen. Zij hebben dringend mijn woord nodig en worden op die manier onderwezen, willen zij standhouden tot het einde. En het einde komt spoedig, dat roep Ik u steeds weer toe. U moet mijn woorden geloven en in vol vertrouwen de toekomst tegemoet gaan, die zich onthullen zal zoals Ik het lang tevoren aangekondigd heb in woord en geschrift.
Amen
BD.4117
7 september 1947
Groot leed – Grote genade
Zeer groot leed is een bijzondere genade, ofschoon dit voor u onbegrijpelijk is, want mijn liefde wil u mensen niet laten ondergaan in de roes van de wereld en stelt er daarom momenten van dreigende nood tegenover om u tot nadenken te stemmen. Anders zou de ziel leeg vertrekken en geen succes kunnen boeken in haar geestelijke ontwikkeling.
Leed moet altijd beschouwd worden als een middel om de mens hulpeloos en zich van zijn zwakheid bewust te maken. En zodra het leed er toe bijdraagt dat de ziel zich tot Mij wendt, dat zij tot Mij komt om hulp en zich ootmoedig aan Mij toevertrouwt, is het heel zegenrijk en daarom als een genadegeschenk te beschouwen. Want leed voert tot Mij, terwijl door de vreugden van de wereld, alsook door ieder aards genot, het tegendeel wordt bereikt.
Leed laat de mensen bidden, en zonder gebed is er geen verbinding mogelijk vanuit uzelf met Mij. Zonder gebed kan de genadegave u niet gegeven worden, want gebed toont de wil en het verlangen naar Mij. Dan kan Ik de mens tegemoet komen en hem als vervulling van zijn bede geven wat hij nodig heeft.
Blijft de mens echter van lijden verschoond, dan volhardt het lichaam in zijn afweer tegenover de geest als deze zich aan de ziel zou willen openbaren opdat de mens de juiste leiding en onderrichting kan aannemen. Dit laatste echter is absoluut noodzakelijk voor de geestelijke vooruitgang, voor het bereiken van een hoge graad van rijpheid van de ziel, dat deze door de geest wordt onderwezen en hierdoor zich met de geest verenigt. Daartoe moet Ik u echter absoluut met mijn kracht hulp verlenen en moet er dus eerst om verzocht worden daar de vrije wil van de mens doorslaggevend is, in leed wordt deze echter tot een beslissing aangespoord.
Leed kan echter ook een mensenhart verharden. Dan raakt de mens op drift en streeft niet meer omhoog en dan is er geen ander middel dat meer succes zou hebben dan dit. Meestal echter voert het leed tot Mij, veelal vervolmaakt de mens zich door leed en dan heeft dit zijn doel bereikt. Dan moet hij Mij er echter ook dankbaar voor zijn en het ook als genade erkennen, want lichamelijk leed is geen blijvende toestand en het is buitengewoon zegenrijk als u maar wilt dat u volmaakt wordt.
Dan zult u Mij er eeuwig dankbaar voor zijn en in die toestand van inzicht is u ook het aardse leven gemakkelijker te verklaren. U zult u dan ook in tijden van grote nood weten te redden, want u leeft dan uw leven niet meer alleen, maar met Mij, want u opent uzelf voor Mij in het gebed en ontvangt dan kracht die u weer naar eigen wil zult kunnen gebruiken en ook zult benutten voor uw geestelijke vooruitgang – want dit is uw roeping.
Amen
BD.4118
8 september 1947
Het inwerken van de lichtwezens op het lot – De waarheid van het goddelijke woord
Alle openbaringen hebben hun oorsprong in Mij, zodra ze na innig gebed als stem van de geest te horen zijn. Het zou dus onzinnig zijn aan te nemen dat Ik me ooit zou kunnen tegenspreken en daarom is het noodzakelijk aan elke openbaring waarde toe te kennen en zo zal ook de betekenis ervan makkelijker te begrijpen zijn.
Ik plaats geestelijke verzorgers naast u op aarde die u bijstaan, en Ik geef dezen ook het recht op uw aardse leven in te werken in zoverre dat ze u leiden op uw aardse wegen, dat ze uw lot sturen en voegen naar mijn wil. En zo zal uw aardse leven zich steeds zo vormen zoals het dienstig is voor het rijp worden van uw ziel.
Er kan wel nauwelijks van een volkomen vervulling op aarde worden gesproken omdat dan het rijp worden in twijfel zou zijn getrokken. Er moeten veel meer voortdurende gevechten plaatsvinden, waardoor de mens rijp kan worden wie zijn geestelijke vooruitgang ernstig neemt. Maar zodra deze wordt nagestreefd en het gevaar niet meer bestaat dat de mens opgaat in de wereld, houden ze ook rekening met de aardse wensen, omdat dit mijn wil is en ook dan is een geestelijke positieve ontwikkeling gegarandeerd, ofschoon een aards geluk in overeenstemming is met een geestelijke arbeid.
Maar dan is het mijn wil, die de geestelijke verzorgers uitvoeren en dan kan de mens gerust van zijn aardse geluk genieten en zal hem geen geestelijk nadeel opleveren, zodra het gebed van de mens steeds luidt: Vader uw wil geschiede.
Een uitermate sterke begeerte kan de geestelijke arbeid van de mens wel beïnvloeden – doordat ze minder ijverig wordt uitgevoerd – maar dan zijn de geestelijke verzorgers daaraan beantwoordend bezig om de begeerte te beperken, dat wil zeggen: ze vormen het leven door middel van een noodlot en bewegen de mens er van af te zien, doch nooit dwangmatig maar alleen door zijn gedachten te beïnvloeden om hem van de veel te sterke begeerte af te brengen en hem weer, als hij in mijn wil berust, met mijn genadegaven te overladen.
Maar een kind dat op Mij is gericht, is Mij uitermate lief en wordt getrouw door Mij behoed tot het einde. En Ik verhoor hem elke bede. Ik bekommer me om al zijn wensen en schenk hem ook op aarde al geluk en vreugde, als het maar naar Mij verlangt en Mij niet terzijde van zijn begeerte schuift, zodra het Mij met liefde nadert en Mij elk verzoek vol vertrouwen voorlegt. Want mijn liefde is steeds bereid te geven en verschaft de mijnen ook op aarde een toestand van gelukzaligheid en vrede.
Amen
BD.4125
16 september 1947
Het laatste oordeel – De vergeestelijking van de aarde
Er zal een strenge rechtspraak worden gehouden aan het einde der tijden, dat wil zeggen, er komt een tijd waar de gesteldheid van de aarde geen aardse materie meer kan worden genoemd, maar waar zich alle stoffen hebben vergeestelijkt, dat dus ook de aarde een meer geestelijke schepping is geworden, zoals er oneindig vele in het heelal bestaan, maar die elk voor zich er aanspraak op maken, vormingsplaatsen van het geestelijke te zijn. En zo’n vormingsplaats van het geestelijke blijft ook de aarde, alleen dat zowel haar scheppingen als ook haar bewoners vergeestelijkt genoemd kunnen worden, dat het leven van de schepselen zich onder andere voorwaarden afspeelt en ook hun taak niet met die van tegenwoordig is te vergelijken. Zo’n tijdperk zal na een oneindig lange periode ook de huidige aarde moeten doormaken en van dit tijdperk sprak Jezus tegen Zijn toehoorders op aarde.
Elke materiële schepping maakt deze ontwikkelingsgang door. Dat wil zeggen: in het begin is ze alleen maar geoordeelde materie en in een eindeloos lange tijd verheft ze zich, in eeuwigheden die nooit door mensen te schatten zijn, in een geheel andere fase. Ze vergeestelijkt zich meer en meer en kan tenslotte alleen nog als geestelijke schepping worden bestempeld. Maar deze perioden zijn onmetelijk lang, want eerst moet al het gekluisterde geestelijke deze aards materiële weg gaan, opdat de materie dan als volkomen overwonnen kan gelden. En dus zal ook nu nog een eindeloos lange tijd voorbijgaan, tot de gehele vergeestelijking op aarde heeft plaatsgevonden. En deze tijd tot zover omvat weer aparte ontwikkelingsfasen, waarvan elke voor zich door de nog onwetende mensen als eeuwigheid moet worden beschouwd, omdat vele generaties in zo’n fase tot rijp worden moeten komen, om een bepaalde graad van rijpheid te bereiken, die dan overeenkomt met het vergeestelijken op aarde.
Elke fase begint met mensen van hoge geestelijke rijpheid en eindigt met mensen wier neiging de diepte in te gaan zo sterk is, dat deze wordt vervuld, dat ze weer gekluisterd worden in scheppingen van de hieropvolgende nieuwe aarde. Weliswaar zijn ook deze ontwikkelingsfasen naar menselijke begrippen eindeloos lang, maar steeds komt er eens een eind aan en steeds weer begint opnieuw een tijdperk van ontwikkeling. Maar aan het einde der tijden zal de vergeestelijking van de voormalige materiële schepping steeds sneller gebeuren en het beproeven van de wil, waartoe elke periode nodig is, zal steeds minder kunnen worden, omdat het alle schepselen dan hetzelfde zal vergaan: zij allen verlangen het aangezicht van God te zien en streven er daarom steeds inniger naar bij God te komen, ofwel ze zijn door de vijandige kracht al te ver weggevoerd om nog de weg terug naar God te vinden. En daarom moeten dezen later in geestelijke scheppingen ook als geest in de oorden vertoeven, waar ze worden heen getrokken en dit is de hardste straf die het God weerspannige geestelijke kan treffen. Het is immers een toestand van volkomen blindheid, een toestand van slavernij, waar een dienen alleen maar tegen de wil van degene die dient plaatsvindt, maar de mens geen andere weg kan gaan dan aanhoudend te dienen, tot hij zijn weerstand opgeeft.
Dit is ook een goddelijke wet, dat elke gebeurtenis zich in het klein afspeelt en zich dan in een oneindig veelvoudige wijziging herhaalt. Jezus voorzag het einde van deze tijd, maar u mensen zult uw blik slechts kunnen richten op die tijden, waar wat menselijkerwijs gesproken mogelijk is, voorzien is. U allen rekent maar op één laatste oordeel. Maar dit zal zich steeds weer herhalen, zolang verlossingsperioden volgens goddelijke wil hun einde vinden. Elke rechtspraak eindigt met de veroordeling van datgene wat de tegenstander toebehoort en met het opnemen in de lichtsferen van diegenen die God trouw bleven, ook in de grootste nood. En zo zal ook het laatste oordeel een totale verwoesting met zich meebrengen van al datgene wat nog materieel is. Daarentegen zal een geheel geestelijke nieuwe aarde ontstaan, maar pas na zo’n oneindig lange tijd, dat hiervan geen melding hoeft te worden gemaakt, om de mensen niet geruststellend te sussen en hun een nieuwe ontwikkelingstijd te verkondigen waarin ze naar hun mening het verzuimde zouden kunnen inhalen.
Het oordeel dat een verlossingsperiode van de volgende scheidt komt onherroepelijk snel. Dit moeten de zieners en profeten verkondigen die God daartoe heeft aangesteld, aan wie Hij het zelf door Zijn geest verkondigt, want het is noodzakelijk voor de gehele mensheid dat ze zich het dichtbij zijnde einde voor ogen houdt, haar leefwijze verandert en werkt aan haar ziel, want het duurt niet lang meer, dan is de tijd voorbij die de mensheid nog als laatste genadegave resteert. Spoedig is het laatste uur er en hiermee het oordeel, dat een volkomen scheiding zal voltrekken tussen het zuivere en het onzuivere.
Amen
BD.4126
16 september 1947
Stilte voor de storm – Het zichtbaar verschijnen van de Heer
Een bange tijd van nood en lijden ligt voor u, en u kunt de tijd daarvoor, waarin u nu leeft beschouwen als een stilte voor de storm. Waarin u nog een leven leidt naar oude gewoonte, waarin u nog van welstand spreken kunt vergeleken bij de armoede en de ontberingen die u daarna te wachten staan.
En toch is het een tijd van genade, een tijd waarin Ik duidelijk herkenbaar ben, waarin het leven alleen draaglijk zal zijn als u zich in gedachten diep met Mij verbindt omdat u dan nooit alleen bent maar Mij altijd als Behoeder en Beschermer bij u kunt hebben. Want Ik zal Mij duidelijk aan u laten zien; enkelen zal Ik benaderen in de vorm van Hem, die Mij in gehele volheid in zich bevatte.
Waar de liefde tot Mij sterk is zal men Mij herkennen, ook wanneer Ik als mens onder mensen vertoef. Mijn oog zegt hen wie Ik ben, en hun harten ontvlammen dan tot Mij in de vurigste liefde die zij nooit aan een medemens zouden kunnen betuigen. Ook Ik kom hen met de innigste liefde tegemoet, Ik zal hen onderrichten waarin zij nog onwetend zijn en hen ook troost inspreken in uren van nood. Zij zullen dan de moeilijkste situaties overwinnen en niet moedeloos worden, want zij ondervinden mijn hulp en waar Ik hen zichtbaar nader zijn zij vol kracht en diep geloof. En wanneer dat geloof een mensenhart vervuld bestaat er geen drukkende nood meer, want zij verlaten zich dan geheel en al op Mij en Ik zal hun geloof waarlijk niet teleurstellen.
Wie echter zonder Mij voortgaat zal de nood van de tijd nauwelijks kunnen verdragen, want Ik wil hem niet in geestelijke nood laten en moet hem derhalve met aardse nood gevoelig treffen tot hij zijn weerstand tegen Mij opgeeft, tot hij gelovig wordt en van Mij hulp verwacht.
Zodoende bent u aan grote nood en lijden prijsgegeven waardoor Ik u geheel zou willen winnen. Maar ook kracht en genade staan ter uwer beschikking die u helpen Mij te winnen. Ik wil alleen uw liefde, en bezit Ik deze dan kom Ik u al tegemoet. En dat gebeurt in de laatste tijd ook zichtbaar om het geloof van u en uw medemensen te vergroten, daar u buitengewone sterkte en troost nodig heeft. Dus behoeft u de zware tijd die voor u staat niet te vrezen, want met mijn hulp zult u haar doorstaan.
Toch blijft het een genadetijd, en de last die Ik u opleg kan licht voor u zijn als u de genadegaven goed gebruikt. Mij te verwerven, Mij te mogen aanschouwen met lichamelijke ogen is waarlijk het kruis waard dat u moet dragen tot het einde. Maar als kruisdragers komen voor Mij ook in aanmerking zij die tot Mij hun toevlucht nemen en Mij om mijn bijstand bidden, want Ik verkort ook om hunnentwil de dagen tot aan het einde. Ik ken elke nood van ieder wezen en die Mij trouw zijn, zijn mijn ware kinderen, die waarlijk niet vergeefs tot Mij om hulp roepen.
Schrik daarom niet vanwege mijn aankondigingen. Ga doelbewust en rustig het komende tegemoet. Maak u los van de wereld en verwacht Mij want Ik zal komen. Eerst slechts voor enkelen, dan om de mijnen op te nemen in mijn rijk, om hen weg te voeren van de plaats des verderfs en te brengen in het rijk van vrede – waar zij een zalig leven zullen leiden als in het paradijs.
Amen
BD.4127
20 en 21 september 1947
Het kruis – “Mijn juk is gering en mijn last licht”
Neem uw kruis op u en volg Mij na.
En Ik zal naast u gaan en het u helpen dragen, want mijn liefde laat u niet lijden waar ze het leed van u kan afnemen zonder uw ziel schade te berokkenen. Maar wanneer het kruis op u drukt, weet dan, dat dit nodig is voor de rijpheid van uw ziel.
En bedenk, dat Ik op de hoogte ben van uw geestelijke nood en deze als eerste tracht op te heffen, want als het uur van de dood is gekomen is de ziel in groter gevaar dan het lichaam. Bedenk dat alle nood ten einde is met het einde van deze aarde en dat dit einde niet ver meer is. En tracht u daarom zo te vormen dat dan het verblijf in lichtsferen voor u verzekerd is, dat u het aardse lichaam met vreugde opgeeft en het inruilt tegen een leven in het hiernamaals in volle vrijheid, als u de wilsproef op aarde hebt doorstaan. En dit leven zal u voor alles schadeloos stellen wat u op aarde geleden hebt en u zult nooit meer naar deze aarde terugverlangen. En hoe meer het leed op u drukt, des te eerder zult u het aardse leven mogen overgeven en toch gelouterd zijn voor het geestelijke rijk. En u zult Mij eeuwig dankbaar zijn, dat Ik u liet lijden voor uw eigen welzijn. Toch troost Ik u, dat het leed door innig gebed tot Mij van u kan worden afgewend, dat Ik het van u afneem als u vol vertrouwen als kinderen tot de Vader komt. Dan trek Ik me uw lot liefdevol aan en draag Ik het kruis voor u, dat wil zeggen: Ik vind een oplossing die gelijk staat met de vermindering van de nood.
Ik maak voor u het kruis lichter, zodat het niet meer zo zwaar op u drukt en u het zult kunnen dragen, omdat u de kracht daarvoor van Mij ontvangt. “Mijn juk is gering en mijn last licht”. Ik zelf gaf u deze woorden. Wilt u twijfelen aan de waarheid ervan? Dus geloof steeds dat elk kruis voor u te dragen is, als u maar elke last draagt met uw blik op Mij gericht. En als het u te zwaar lijkt, beschouw het als een teken van mijn liefde voor u, want wie Ik laat lijden zonder schuld, voor die wil Ik mijn rijk al op aarde toegankelijk maken, omdat Ik de richting van hun wil ken, hun werkzaam zijn in liefde op aarde en de staat van hun ziel, die Ik wil verhogen. Neem daarom al het leed geduldig op u, het is slechts voor uw bestwil opgelegd. En nooit zult u in dezelfde tijd uw doel bereiken als u verschoond blijft van leed, als u geen kruis krijgt opgelegd, als het aardse leven u de vervulling van al uw wensen geeft en wat al niet meer. En als u op de hoogte bent van mijn woord, dat het een teken is van mijn grote liefde voor u als u in aardse nood terecht komt, die u bijna aan het leven laat twijfelen, klaag en mor dan niet, maar schik u in uw lot. En denk eraan dat uw Vader in de hemel Zijn kinderen waarlijk geen leed oplegt, als het niet een heel wat grotere zegen zou opleveren voor uw ziel, wier rijp worden het doel van ieder mens op aarde is.
Amen
BD.4128
22 september 1947
“Alleen wie in de liefde blijft, die blijft in Mij en Ik in hem”
De liefde moet in u opvlammen, wilt u met Mij verenigd zijn. Alleen wie in de liefde blijft – die blijft in Mij en Ik in hem. En zo moet u zich in uw hart voelen aangespoord uw medemens liefde te geven, hem te verblijden en zijn genegenheid te winnen. U moet u in voortdurende harmonie met hem bevinden, u moet voor uw naaste vriend en broeder zijn en u moet vreugde en leed met hem delen en ook steeds proberen zijn lot op aarde te verlichten.
En u moet ook steeds het voornemen hebben hem geestelijk juist te leiden, omdat dit de belangrijkste en mooiste bevestiging in liefde is, zijn ziel te redden of vooruit te helpen. En als de liefde u aanzet, u zich dus in het diepste innerlijk gedrongen voelt tot het beoefenen van de naastenliefde, ben Ik nauw met u verbonden, want het gevoel van de liefde is reeds het mijn in bezit nemen van u. Het is een overstromen van mijn liefdekracht op u, het is een gevolg van uw wil die zich naar het goede toekeert, dus een wenden naar Mij – al is het ook onbewust.
Ik zou u wel allen aan mijn hart kunnen trekken. Ik zou in u de liefde kunnen doen ontbranden in een ogenblik en zou zo u allen voor Mij kunnen winnen, als Ik dat wilde. Maar dan zou Ik geen schepselen hebben die mijn evenbeeld zouden zijn, maar alleen wezens die al bepaald waren, aan wie de vrije wil, het teken van hun goddelijkheid, ontbrak. Ik echter wil met volmaakte wezens arbeiden en scheppen, Ik wil hun het hoogste geluk geven omdat mijn liefde voor hen oneindig diep is. Ik kan dat echter alleen bij een bepaalde graad van rijpheid, die de mensen op aarde moeten bereiken en ook kunnen bereiken.
Daarom moet Ik u voortdurend vermanen tot ’n ijverig werkzaam zijn in de liefde, omdat Ik met u verbonden wil zijn, om dan pas in alle volheid in u te kunnen werken en zo de kracht van de liefde te vermeerderen, opdat u zelf tot goddelijke wezens wordt zoals het in het allereerste begin uw bestemming was. Ik wil een zijn met u, maar u moet deze eenwording in vrije wil bewerkstelligen.
Daarom moet u zelf de liefde beoefenen, u moet onophoudelijk uw best doen goede daden te verrichten. U moet uw gevoelens veranderen als ze nog niet als liefde in u ontbrand zijn. U moet goed willen zijn dan zult u het ook kunnen, want een dergelijke wil zegen Ik en geef ook kracht het goede te verwezenlijken. U moet met Mij verbonden willen zijn, en Ik zal dan tot u komen en u in bezit nemen om u nooit meer los te laten en Mij van u te verwijderen. Want mijn liefde is zo diep dat ze niet eerder rusten zal tot de volkomen vereniging heeft plaatsgevonden, omdat dit de oertoestand was, omdat mijn schepselen van Mij waren uitgegaan en onherroepelijk weer tot Mij moeten terugkeren.
Amen
BD.4129
23 en 24 september 1947
(Woorden van de Vader) Chaos – De taak van de dienaren voor het rijk Gods
Het zal een onbeschrijfelijke chaos zijn, die de mensen nog te wachten staat, die mijn ingreep – het woeden van de elementen der natuur – zullen overleven. En niemand zal de kracht hebben weer opbouwend aan het werk te zijn, behalve de mijnen, die uit hun verbondenheid met Mij onophoudelijk kracht kunnen putten. Dezen zullen ook de moeilijkste levensomstandigheden de baas worden. Ze zullen veel presteren, omdat ze klaarblijkelijk worden geholpen door het buitengewoon werkzaam zijn van mijn kant. Want hun diepe geloof in Mij laat een dergelijk werkzaam zijn toe. En ze zullen een werkterrein aantreffen van zeer grote omvang.
Overal in de wereld zullen mensen zijn, die er radeloos bij staan en tegen de moeilijke toestanden niet zijn opgewassen. En dezen tot geloof in Mij en mijn liefde te brengen, hun een gering inzien van de waarheid te geven, hen tot werkende naastenliefde aan te sporen en hun dus mijn woord bekend te maken, zal in de komende tijd van lijden uw taak zijn, die u goed zult kunnen vervullen als u voor Mij bekwame arbeiders zult willen zijn en wilt werken voor Mij en mijn rijk. Maar dan zult u zelf ook door die periode van leed moeten gaan. Ik kan niet nood en ellende op een afstand van u houden terwijl de gehele mensheid erdoor getroffen wordt, maar Ik moet Mij ertoe beperken, u te vervullen met kracht, opdat u de tijd van nood doorkomt.
Maar dit vraagt voortdurende verbondenheid met Mij, het diepste geloof en liefde voor de naaste. Dan zult u kunnen optreden als leraar voor Mij en u zult zelf worden geleid, zoals mijn wil en mijn wijsheid het heeft bepaald sinds eeuwigheid. En daarom zult u overal waar het maar mogelijk is moeten spreken. Want wat Ik eenmaal zeg gaat in vervulling, tot leedwezen van ontelbare zielen die nog ver van Mij afstaan en tot vreugde van diegenen die de weg naar Mij hebben gevonden.
Aan hen zult u het evangelie moeten brengen. Tot aan het einde moet u ze in kennis stellen van de periode van genade, van mijn werkzaam zijn op ongewone wijze en van het grote geestelijke resultaat van het nakomen van mijn wil, die Ik door u aan de mensen bekend maak. U moet hen inlichten over de uitwerking van een leven in liefde, over de gevolgen van juist denken en handelen. En als het u gelukt hen tot geloof te brengen, ze te winnen voor mijn leer, hebt u met succes voor Mij gewerkt. En uzelf zult gezegend zijn, zowel geestelijk als ook aards. En dus zult u reeds op aarde beloond worden door schenking van buitengewone genaden gedurende de uiterst zware levenssituatie van de laatste dagen.
U zult geen gebrek hebben, noch aards noch geestelijk. Vervuld van kracht zult u kunnen werken voor mijn rijk. U zult tegen alle aanvechtingen standhouden en u ook tegenover de wereld handhaven. U zult moedig en vol vertrouwen zijn en u geenszins onderwerpen aan de maatregelen van diegenen, die vijandig tegenover Mij staan. En u zult voortdurend mijn woord ontvangen en dat zal de grootste gave van genade zijn, die u de dagen tot aan het einde draaglijk maakt. Want u zult Mij voelen. U zult u van mijn aanwezigheid bewust zijn en u zult daardoor bovenmatig gelukkig zijn, omdat Ik me ook aan u zal laten zien als u vergrote kracht nodig heeft.
En daarom zult u, die van Mij bent, ook de laatste en zwaarste dagen verdragen en geduldig volhouden tot Ik kom om u te halen in mijn rijk. Maar onnoemelijk zwaar zullen ze drukken op diegenen, die geen geloof hebben in Mij en die derhalve reddeloos ten prooi zijn gevallen aan mijn tegenstander. Want hen wacht een vreselijk einde. Ze blijven in zijn macht en worden opnieuw gekluisterd, opdat ze eens van zijn heerschappij vrij kunnen worden, al is dit ook na ondenkbaar lange tijd.
Amen
BD.4136
5 oktober 1947
De voorloper verschijnt voor de wederkomst van de Heer – Hulp is dringend nodig
Buitengewone genadegaven kunnen de mensen aangeboden worden, maar zij gaan daaraan voorbij alsof hun iets alledaags geboden wordt. Zij besteden geen moeite aan een ernstig onderzoek, vernemen wel wat hun als waardevolste genadegave aangeboden wordt maar wenden die niet voor zichzelf aan en vormen zich daarom ook niet naar mijn wil. En zo gaat de tijd van genade voorbij zonder een noemenswaardig resultaat op te leveren.
Maar het einde is nabij en op iedere wijze trek Ik de aandacht. Alle hulpmiddelen wend Ik aan om hun harten te openen, opdat Ik bij hen veld win om ze zelf te onderrichten. Daarom is verdubbelde arbeid nodig in de komende tijd. Mijn dienaren moeten hun opdracht ernstig nemen en op geen manier zichzelf bedriegen door te menen, al ’n prachtig stuk werk verricht te hebben.
De korte tijd tot het einde vereist een buitengewoon werken mijnerzijds en een buitengewoon ijverig bezig zijn van mijn dienaren op aarde, als zij nog zielen redden willen die zich in uiterste nood bevinden. Toch lijkt het voor u dat het resultaat schijnbaar gering is want velen zullen u afwijzen, maar tevergeefs zal uw werk niet gedaan zijn. Er zal er echter één komen en dezelfde woorden spreken tot de mensen zoals u ze van Mij ontvangen heeft, en de mensen zullen versteld staan en vergelijken, omdat zij dezelfde inhoud herkennen van hetgeen hun al door woord en geschrift is medegedeeld.
En weer wordt de mensen een goede gelegenheid geboden hun levenswandel te veranderen en zich naar mijn wil te vormen, want de openbaringen van boven zijn in overeenstemming met het evangelie van hem die mijn voorloper is voor mijn laatste wederkomst. Enkel maar een kleine schare herkent het buitengewone “licht” en weet, welk uur geslagen heeft. De meeste mensen echter laten een genadegave voorbij gaan die hun door mijn liefde steeds weer aangeboden wordt.
Zij kunnen evenwel niet meer geholpen worden want het is hun vrije wil die aanneemt of afwijst, en die zal Ik nooit dwingen. Maar gauw is die genadetijd voorbij en spoedig heeft het laatste uur geslagen. En wat tot dan toe nog niet tot Mij is teruggekeerd zal nog eeuwige tijden ver van Mij blijven, dus in een onzalige toestand die mijn liefde altijd weer probeert af te wenden. Maar het resultaat hangt van u mensen zelf af.
Amen
BD.4163
10 november 1947
Geestelijk voedsel – “Komt tot Mij, Ik zal u verkwikken”
Neem geestelijk voedsel tot u, zo vaak als het u mogelijk is. U staat aan het begin van een tijd die zo moeilijk is, dat u er op zult moeten letten, weerstand te kunnen bieden tegen noden en leed van allerlei aard. U zult veel kracht nodig hebben, als u zowel uw aardse als ook uw geestelijke taak wilt nakomen. En deze kracht verschaft mijn woord u. Daarom maan Ik u steeds weer aan mijn gaven van genade ten volle te benutten. Ik maak u opmerkzaam op de noden van de komende tijd en waarschuw u mensen er alleen maar voor, dag na dag gedachteloos voort te leven, het lichaam alle wensen te vervullen en de ziel gebrek te laten lijden. Want het gaat enkel en alleen om het welzijn van de ziel, om uw leven in de eeuwigheid.
Ik wil u graag helpen zalig te worden. Maar uw wil moet actief worden. En u zult niet mogen geloven dat de eeuwige gelukzaligheid zonder moeite kan worden verworven, dat ze u ten deel valt tegen uw wil, zonder eigen toedoen. U zult zich ervan bewust moeten zijn, dat met de dood van het lichaam de mogelijkheid voorbij is om uit eigen kracht werkzaam te zijn, dat u elke onbenutte gelegenheid bitter zult berouwen, als u tot het besef komt wat het aardse leven voor u is geweest.
Er rest u nog slechts een hele korte tijd. Maar hij is voldoende, als u de ernstige wil hebt uw ziel rijp te laten worden. Want Ik zorg ervoor dat er zich talloze mogelijkheden voordoen om uw eigenlijke taak in het leven – het werkzaam zijn in onbaatzuchtige naastenliefde – te vervullen. Maar één ding zult u niet mogen nalaten: u mijn woord eigen te maken, kracht en troost daaruit te putten, omdat u, die mijn woord tot uw hart laat spreken, zich met Mij zelf verbindt en u daardoor grote zegen voor uw ziel ontvangt. Neem er geen genoegen mee dat mijn woord u zo nu en dan wordt aangeboden. Zoek veeleer zelf met een hunkerend hart de gelegenheid om u onder zijn zegen te plaatsen.
“Komt tot Mij, Ik zal u verkwikken.” Laat Mij herhaaldelijk tot u spreken. Wees niet lauw en onverschillig, maar haast u en verschaf u een voorraad aan kracht, opdat u sterk in het geloof wordt en monter en rustig ook de zwaarste weg in het leven zult kunnen gaan; opdat u zich voortdurend bewust blijft van mijn tegenwoordigheid en dus met Mij het doel tegemoet gaat: in het lichtrijk geheel met Mij verenigd te zijn.
Neem elk woord serieus, dat u door mijn dienaren op aarde wordt gebracht. Denk erover na, hoe dringend u mijn aanmaningen nodig heeft, in welk gevaar u verkeert als u in uw streven verzwakt, als u te weinig betekenis toekent aan mijn woord, dat u in diepste liefde, met het oog op de grote nood, wordt aangeboden. U bevindt zich in een grote, buitengewone genade, dat u mijn woord ontvangt. Benut deze schenking van genade. Voed uw ziel met het brood uit de hemel. Laat haar geen gebrek lijden, want ze heeft geestelijk voedsel nodig.
Let daarom meer op uw ziel dan op uw lichaam. Schenk meer aandacht aan het geestelijke dan aan het aardse leven, want het laatste zal u, die er teveel waarde aan hecht, zeer teleur stellen. Maar u die geestelijk streeft, zult ook van een zwaar leven niet hoeven te schrikken. U zult het samen met Mij afleggen, als u voortdurend Mij in het woord tot u laat spreken.
Amen
BD.4166
13 en 14 november 1947
De daad van zondevergeving – Jezus Christus als Verlosser
De handeling van zondevergeving kan ook alleen als ceremonie worden beschouwd, wanneer de geestelijke voorwaarden om de zondeschuld te vergeven ontbreken. Zodra de mens zich zondig voelt en zijn zondeschuld naar God draagt, zodra hij oprecht berouw heeft over zijn zondeschuld en God om vergeving vraagt, wordt hem ook door God de zonde vergeven en omwille van Jezus Christus de schuld kwijt gescholden, want daar stierf Jezus voor aan het kruis, dat de zondeschuld van de gehele mensheid uit het verleden, het heden en de toekomst gedelgd werd. En zo is dus de eerste vereiste om vergeving van de zonde te verkrijgen het geloof aan het verlossingswerk van Christus en de wil om tot diegenen te horen die door het bloed van Christus verlost zijn van hun zondeschuld.
Oprecht berouw tegenover God en dus het inzicht door de zonde tegen God gezondigd te hebben, Zijn gebod van de liefde te hebben geschonden, is een verdere vereiste, die de daad van de zondevergeving rechtvaardigt. De mens kan weliswaar met woorden blijk geven van berouw, terwijl zijn hart niet is geraakt, hij dus niet onder de druk van zijn zonden lijdt en bijgevolg ook niet inziet hoe zwaar hij heeft gezondigd tegenover God en Zijn geboden. Dan kan de zondeschuld ook niet van hem worden weggenomen, dan blijft hij belast met zijn zonde, tot hij zich bewust is van zijn schuld en ze op hem drukt, zodat hij God om vergeving vraagt. Evenwel bestaat er voor de mens geen reden om tegenover zijn medemensen gewag te maken van zijn zonden.
Wel heeft dit voor, dat hij zich oefent in deemoed, als hij openlijk zijn zwakheden en fouten bekent, maar met de vergeving van zijn zonden heeft deze openlijke bekentenis tegenover een mens niets te doen. Aan wie u de zonden zult vergeven, die zijn ze vergeven, en aan wie u ze zult laten behouden, hun zijn. ze behouden”. Deze uitspraak van Jezus voert u als reden aan, maar u bedenkt daar niet bij, dat Jezus tot Zijn discipelen heeft gesproken, tot hen die door hun levenswandel een rijpheid van ziel hadden bereikt, die hen helderziend en helder horend maakte. Verder sprak Jezus over de zonden waarvan de gevolgen lichamelijk zichtbaar waren en over de beweegreden, dat de zondaars bij de discipelen, van wie ze inzagen dat het grote mannen Gods waren, hulp zochten, dat wil zeggen: afwenteling van hun lijden.
Daaruit is de handeling van een algemene zondevergeving, na de bekentenis tegenover een mens van de zonden, ontstaan, maar dit is weer alleen maar als een omvorming van de leer van Christus te beschouwen, als een misleiding in zoverre, dat de mensen meestal de vergeving van hun zonden afhankelijk maken van hun bekentenis ervan, maar deze bekentenis werd een formele aangelegenheid, terwijl het diepe innerlijke berouw, het bekennen van de schuld tegenover God en het verafschuwen van de zonde met de ernstige wens zich te verbeteren, slechts in een zwakke opwelling, het hart van de mens beroeren, maar de vergeving van de zonden daar alleen afhankelijk van is.
Deze innerlijke schuldbekentenis moet tegenover God plaatsvinden. Daarvoor is geen bemiddelaar nodig en bijgevolg is de oor biecht weer slechts een door de mensen aan de leer van Christus toegevoegd gebod, dat echter uitermate sterk de aandacht krijgt, maar in tegenspraak is met de wil van God, die elke uiterlijkheid door ware innerlijke overgave aan God, door ’n volledig geestelijk beleven en ontplooien van Zijn geboden wil hebben vervangen. Want elke uiterlijkheid is een groot gevaar voor de mensen, dat zij zichzelf te weinig observeren, zich alleen maar de menselijk toegevoegde eisen gelegen laten liggen en daardoor vervlakken en lui worden bij de arbeid aan hun ziel.
Want de geestelijke achteruitgang van de mensen bewijst, dat de wil om de zonde te verafschuwen, die het gevolg is van diep berouw, niet aanwezig is, of tot een daad is geworden, wat wel beslist het geval zou zijn, wanneer de handeling van de zondevergeving niet in zo’n vorm zou zijn gegoten, maar steeds alleen een innerlijke aangelegenheid van ieder afzonderlijk zou zijn. Dan zou de mens zichzelf tot een verbeterde levenswandel opvoeden, als hij maar van goede wil was.
Maar zo worden ook de gewillige lui en onverschillig door de verkeerde onderrichtingen en voorstellingen van de zondevergeving, die van God uit zo niet is gewild, zoals ze de mensen wordt voorgesteld. Voor God heeft alleen ware innerlijkheid waarde en elke uiterlijke vorm heeft niet Zijn welgevallen en dientengevolge niet Zijn toestemming.
Amen
BD.4167
14 november 1947
Geloofsstrijd – Verval van mensenwerk – De kerk van Christus
In de laatste tijd voor het einde zal te zien zijn, welke weerstandskracht de mensen opbrengen die tot de ware kerk van Christus behoren. In tegenstelling tot hen die mensenwerk meer aanhangen, want dat zullen zij uiteen zien vallen in het gezicht van de geloofsstrijd. Dat zal een tijd zijn waarin geen compromissen voorkomen. Waar ieder een duidelijke beslissing moet nemen, waar aan de geloofsleren tot in het kleinste getornd zal worden en waar in daarom ook nadenken vereist wordt. Waar al het uiterlijke niet kan standhouden tegen ernstige kritiek, en daarom veroordeeld en afgewezen wordt. En dan zullen de mensen pas erkennen hoe waardeloos het uiterlijke geloof was, en welk een genade en kracht er ligt in het ware geloof en in de innige verbinding met Mij, die vrij is van alle uiterlijke schijn.
En de mensen zullen iets uiteen zien vallen wat zij zich als bestendig hadden voorgesteld, en zij moeten inzien dat het geloof van hen, die zonder dwangmatige geboden leven, veel sterker is. Dat zij Mij nader staan door hun levenswandel en hun wil, die Mij gedurig zoekt en naar Mij streeft. En alle kerkelijke verrichtingen zullen vallen onder maatregelen van hen, die vechten tegen al wat geestelijk is. En dan zal alleen die mens zich waar maken die in het diepst van zijn hart naar Mij verlangt, die mijn woord aanneemt en met mijn woord ook mijn kracht.
Dan zal veel wegvallen wat voor de mensen nu nog belangrijk lijkt. Zij zullen dat moeten opgeven en genoegen nemen met een stille innerlijke inkeer, zonder uiterlijk vertoon, zonder pronk en praal, en zonder onderwijzers die niet door Mij verlicht en daarom ongeschikt waren voor het ambt van zielsverzorger. En zij zullen ook moeten accepteren dat mijn dienaren op aarde door Mij zelf gekozen worden, en hun opgedragen wordt hun medemensen te onderrichten en hun de waarheid te brengen.
En zalig zij die dan de waarheid aannemen. Die zich dan moeite geven naar mijn wil te leven, en de korte tijd tot het einde benutten voor de ontwikkeling van hun ziel. Want dezen zullen standhouden en volharden tot het einde.
Amen
BD.4175
25 november 1947
De knaap Jezus, God en mens
Vraag om opheldering en ze zal u worden gegeven. Op wie de geest Gods neerdaalt, die is ook in staat waarheidsgetrouw antwoord te geven op vragen die hem worden gesteld in geestelijk opzicht. Het mysterie van de menswording van God is een zo moeilijk probleem voor de mensen op aarde, dat ze nooit volkomen kunnen worden onderricht, tenzij ze van de geest Gods zelf de uitleg in ontvangst nemen, zodat de uitleg door de ontvanger van geestelijke boodschappen wel kan worden begrepen, maar de medemensen niet begrijpelijk kan worden toegezonden.
De mens Jezus werd weliswaar op wonderbaarlijke wijze geboren en Zijn geboorte was begeleid door bovenaardse verschijnselen van allerlei aard, maar toch was en bleef het lichaam voorlopig aards materieel. De ziel was afkomstig uit het lichtrijk en was bijgevolg zonder zonde ter wereld gekomen. En derhalve kon God zich zelf door deze ziel openbaren. Hij kon werkzaam zijn, omdat er niets aanwezig was wat Zijn werkzaam zijn als hindernis in de weg zou hebben gestaan.
Dus was er in het kind Jezus God en mens tegelijk. Al wat voor het menselijk oog zichtbaar was, was mens. Maar Die het Kind het leven gaf, Die de mensen aantrok en hen tot aanbidding bracht door Zijn nabijheid, was God. De eeuwige Godheid zelf openbaarde zich en werd ook herkend door diegenen die van goede wil waren, wier harten in staat en gewillig waren om lief te hebben en die zich daarom openden voor de geest van God om in hen werkzaam te zijn.
Ten tijde van de geboorte van Jezus kwamen alleen mensen in Zijn nabijheid die door de geest Gods erheen werden geleid, die dus God zelf waardig keurde het Kind te zien, wie Hij door het Kind naderbij kwam en in wie Hij ook het bewustzijn wekte in de nabijheid Gods te zijn. Maar iemand anders dan zulke mensen zou het Kind alleen zuiver menselijk zijn voorgekomen, niet anders dan andere kinderen, zoals het ook volgens Zijn aardse lichaam was.
En zo zagen de mensen Hem ook in Zijn jeugd en latere jaren, want Hij trad niet openlijk met Zijn goddelijkheid op de voorgrond, met Zijn van Gods geest vervulde wezen, hoewel Hij zich steeds meer met God verenigde door Zijn voorbeeldig leven in liefde dat ook Zijn lichaam vergeestelijkte en tot een opnamevat van de goddelijke geest maakte. Maar het was de mens Jezus die zich zelf door werkzaam te zijn in liefde moest vormen tot een waardig omhulsel van Gods geest opdat deze zich in alle volheid in Hem kon bergen en door Hem onbeperkt werkzaam kon zijn. Wat uit Hem sprak, wonderen verrichtte en zelf de dood gebood, was God zelf. Wat voor de mensen zichtbaar was, was mens.
Het geloof aan de goddelijke zending van de mens Jezus deed ook de mensen God in Hem herkennen, zowel als kind alsook in Zijn leerjaren, waar eveneens weer diegenen Hem herkenden die dezelfde geest hadden, die dus een leven leidden volgens de goddelijke wil en zich daarom ook voor Zijn goddelijk wezen openden. Voor hen was het zonder twijfel dat God zelf zich in Hem borg en door Hem werkzaam was. Maar de menselijke buitenkant liet ook in die eerstgenoemden soms twijfel bovenkomen. Want ook zij konden het mysterie van de menswording Gods, van de volledige aaneensluiting van God en mens, niet vatten – zoals het ook nooit helemaal kan worden uitgelegd aan de mensen die niet geestelijk gewekt zijn. Dezen zouden het wel met hun ziel kunnen begrijpen, maar het kan nooit zuiver verstandelijk zo worden voorgesteld, zoals het voor een volledig begrip nodig zou zijn. Maar nooit ofte nimmer kan en mag het kind Jezus de Godheid worden ontzegd, want Dit was de hoogste genade waardig, dat God zelf zich in Hem borg, dat Hij zich openbaarde aan diegenen die Hem liefhadden en naar Zijn wil leefden.
Amen
