Inhoud
BD.1354 Het onderwerpen van de wil – Bevrijding van de geest
BD.1359 Eisen – Navolging van Jezus – Vergeving van zonden
BD.1362 Kruisdood van Jezus
BD.1366 Gods zendingen – Gods toelatingen – Satans werkzaam zijn
BD.1368 En leid ons uit de bekoring – Het “Onze Vader”
BD.1375 Menselijke bijzaken – Kerkbezoek
BD.1376 Ceremoniën – Kindschap Gods (1)
BD.1377 Ceremoniën – Kindschap Gods (2)
BD.1379 Vertroostingen
BD.1380 Ondraaglijke nood
BD.1381 Werp al uw zorgen op de Heer
BD.1382 De wil van de mens wordt beoordeeld, niet de daad – Arbeid aan de ziel
BD.1393 Gebrekkig godsvertrouwen – Geloofszwakte
BD.1398 Catastrofe – Voorspelling
– * –
BD.1354
26 maart 1940
Het onderwerpen van de wil – Bevrijding van de geest
Onderwerpt de wil van de mens zich aan de goddelijke wil, dan voltrekt zich de verandering in de ziel van de mens die de geest bevrijdt. Er is nu een verandering in het denken opgetreden. De wil die zich voorheen verzette tegen de Schepper is nu zacht en volgzaam geworden. De mens onderkent de wijsheid en liefde van de Schepper en hij weet dat altijd alleen de liefde van God elk gebeuren bepaalt. En dus schikt hij zich berustend in alles wat er over hem komt.
En nu is de geest vrij die voordien door de God weerstrevende wil werd belemmerd. Er voltrekt zich nu een verandering van de hele mens. Hij leeft nu in zekere zin in een sfeer die hem tot nu toe vreemd was. De geest in hem leert hem zijn ware vaderland kennen. En daar de wil van de mens geen hindernis meer is, is hij nu ook in staat zich van dit vaderland een voorstelling te maken. Want hij laat zich leiden door de geest die zich aan hem bekend maakt.
Ook de mens met een zwakke wil laat zich gemakkelijk leiden, zowel door een goede kracht als ook door een slechte kracht, maar de zwakheid van de wil draagt niet bij tot de totale bevrijding van de geest. Want steeds wordt de wilszwakte door vijandige macht benut en in God weerstrevende zin gesterkt. De mens moet in het volle bewustzijn zijn wil aan de goddelijke wil onderwerpen. Daartoe behoort ook een zekere wilskracht die zich juist op God richt, terwijl de zwakheid van wil de mens besluiteloos maakt, maar niet altijd voor God kiest.
De eigen wil aan God te onderwerpen zal steeds een zekere strijd vergen. Want de mens verlangt veel eerder dat wat tegen de goddelijke wil gericht is. Wil hij dus God dienen, Zijn wil vervullen en zich onvoorwaardelijk aan de goddelijke wil aanpassen, dan moet hij in voortdurende strijd gewikkeld zijn met zijn wensen, met zichzelf en alles wat bevorderlijk voor het lichaam lijkt. Maar deze voortdurende strijd met zichzelf, brengt hem ook dichter bij de overwinning. Als het hem gelukt is zijn wil geheel te overwinnen en alleen de goddelijke wil te aanvaarden, dan geeft de goddelijke liefde hem iets dat veel kostbaarder is dan wat hij heeft opgegeven. Hij glijdt langzaam van deze aarde in de sferen van het geestelijke. Hij ziet steeds meer de waardeloosheid in van al datgene wat hij opgaf en de kostbare schat die hij nu heeft opgegraven.
God zelf biedt hem iets aan wat aards niet op een andere manier verworven kan worden. Hij brengt hem goddelijke waarheid over, het diepste weten en het grootste vermogen van inzicht. En zo begint de mens als het ware aan een tweede leven dat aanmerkelijk afwijkt van het leven tot nu toe. Het aardse bestaan treedt op de achtergrond en voor het geestelijk oog van de mens onthult zich de liefde, wijsheid en almacht van God. De mens krijgt inzicht in het goddelijk werkzaam zijn en de zin en het doel van de schepping worden hem duidelijk. Want als de mens zijn wil heeft geofferd heeft hij het eigenlijke doel van het leven vervuld. Hij heeft ingezien dat zijn oorsprong in God ligt en weerstaat Hem nu niet meer, maar keert zich in het volle bewustzijn en in vrije wil naar Hem toe. Hij heeft zijn weerstand – die het wezen duizenden jaren heeft bewogen God te ontvluchten – opgegeven en tracht nu de uiteindelijke vereniging met Hem te bereiken. En dus is het onderwerpen van de eigen wil aan de goddelijke wil absoluut noodzakelijk voor de uiteindelijke verlossing van de ziel.
Amen
BD.1359
28 maart 1940
Eisen – Navolging van Jezus – Vergeving van zonden
De eisen die God nu aan de mensen stelt zijn heden dezelfde als ten tijde van het wandelen van Jezus op aarde. De Heer gaf Zijn bloed voor alle zondaren en Hij nam dus ook de zondeschuld van allen op zich. Ieder mens kwam de genade toe van het verlossingswerk als hij het als zodanig erkende. En hetzelfde verlangt de Heer nu nog. De goddelijkheid van Jezus moet erkend worden en de oneindige liefde van God voor de mensen, dat Hij alle zondeschuld van hen teniet heeft gedaan met Zijn bloed. De gave Gods, de delging van de zondeschuld, was een onverdiend geschenk dat alleen de overgrote liefde Gods de mensen aanbood. Maar dit geschenk kan nooit meer worden toebedeeld aan de mens die het bewust afwijst.
De mens moet zijn onwaardigheid inzien. Hij moet zich ervan bewust zijn, hoe diep hij door zijn zonde gezonken is en hoe ver hij zich van de eeuwige Godheid heeft verwijderd. Hij moet in het besef van zijn onwaardigheid de Vader in de hemels om erbarmen smeken, Hem zijn onwaardigheid bekennen en ter wille van het verlossingswerk en ter wille van de overgrote liefde van Jezus om bevrijding van zijn zondeschuld vragen in het diepste geloof in Jezus Christus, de goddelijke Verlosser. Als de mens Hem nu al zijn zonden beschrijft, als hij klein en nederig wordt voor de erbarmende liefde van God, als hij nu in diepste deemoed om genade smeekt en zich en zijn zondeschuld aan de eeuwige Rechter overlaat voor een vonnis, dan zal de Heer genade voor recht laten gelden. Hij zal ter wille van Zijn Zoon alle schuld tenietdoen en zich vol erbarmen tot dit kind wenden, dat bewust om de genade van het verlossingswerk heeft gebeden en besloten heeft Jezus na te volgen. Want wie ter wille van Jezus begeert verlost te worden, die zal er ook naar streven, zijn levenswandel te vormen naar de wil van de Heer. Hij zal aan de goddelijke Verlosser een voorbeeld nemen, hij zal proberen Hem na te volgen en het verlossingswerk zal voor hem niet alleen een daad van eenmalige vergeving van de zonden zijn, maar de aanleiding voor een volledig nieuw leven. Alle schuld zal van hem zijn afgenomen en met haar zal ook de macht van de tegenstander gebroken worden, ooit een grote invloed uit te oefenen op zo’n mens, die zich bewust aan de Heer en Heiland ten geschenke gaf doordat hij in de kring van diegenen trad voor wie de Heer Zijn leven gaf.
Amen
BD.1362
30 maart 1940
Kruisdood van Jezus
Met alle innerlijkheid zich de kruisdood van Jezus voor te stellen is zo oneindig zegenrijk voor de ziel die opwaarts streeft. Het was het moment van de grootste lichamelijke zwakheid en geestelijke sterkte. Jezus zag Zijn einde komen en Zijn geest vertoefde al bij de Vader, maar de grootste pijnen dwongen het lichaam nog naar de aarde en de ziel leed bovenmatige kwellingen wegens de duisternis van hen die de schuld hadden aan Zijn dood. Het leed van de Stervende aan het kruis was onuitsprekelijk en alleen een diepgevoelige ziel is in staat zich bij benadering de vernederingen voor te stellen die het leed van Zijn ziel vergrootten. Hij vernam uit de diepte der hel de bitterste verachtingen. Zijn lichaam was uitgestoten, de hele wereld was donker en zonder licht en de grootte van de zondeschuld lag als een ontzaglijke last op Zijn schouders. Hij droeg deze last en zond de woorden omhoog: “Vader, vergeef hen.” Zijn ziel was liefde, vurigste opofferende liefde voor al deze mensen die schuld hadden aan Zijn onuitsprekelijk lijden. Hij dronk de kelk tot op de bodem, Zijn lichaam werd zwakker, tot uiteindelijk de ziel zich losmaakte en zich verhief naar de Vader.
De dood van Jezus aan het kruis is van zo onvoorstelbaar grote betekenis voor de mensen, en toch krijgt dit grootste werk van liefde en barmhartigheid zo weinig aandacht. Alleen de in de liefde vaststaande mens is in staat de volle omvang hiervan te beseffen, maar voor de mensen zonder liefde is de dood van Jezus onbetekenend, want hun ontbreekt elk gevoel daarvoor, welk offer Jezus Christus heeft gebracht in overgrote liefde. Want de goddelijkheid van Jezus, de in Hem in alle volheid wezenlijk aanwezig zijnde Geest Gods, heeft zich in het uur van de dood van Hem teruggetrokken en de mens Jezus volbracht deze daad tot verlossing van de mensen uit alle zondeschuld. Bijgevolg heeft de mens geleden. Het uur van de dood werd zonder enige verlichting door Hem ondergaan. Het lichaam en de ziel leden onvoorstelbare smarten, want alleen zo kon het verlossingswerk worden volbracht, opdat het leed van de mensheid minder werd. Alleen zo kon alle zondeschuld teniet worden gedaan, dat overgrote Liefde het leed droeg, wat deze zondeschuld noodgedwongen als gevolg had.
De wereld heeft bijna geen begrip meer voor dit grootste werk van liefde van een Mens. Ze gaat er achteloos aan voorbij, ja, ze tracht het waardeloos te maken doordat ze het niet meer betekenis toekent dan de daad van een idealist, wiens motieven pas later omschreven werden zoals nu de christelijke leer het doet. Daarmee wordt echter juist de verlossing van de mens in twijfel getrokken. De verlossingsgedachte wordt verworpen en Jezus Christus dus alleen als een wereldhistorisch persoon erkend, evenwel een geestelijke samenhang van Zijn dood met de gehele mensheid wordt ontkend. En dit geheel verkeerde denken van de mensen heeft het nodig gemaakt dat de Heer zich wederom bekommert om de mensen, dat Hij hun de zuivere waarheid overbrengt opdat het geloof in de verlossing door Jezus Christus niet onder de mensen verloren zal gaan, maar in hen weer levend zal worden.
Amen
BD.1366
1 april 1940
Gods zendingen – Gods toelatingen – Satans werkzaam zijn
De mens slaat te weinig acht op het gebeuren om zich heen en hij is er op geen enkele manier van te overtuigen dat alles naar wijs plan zich aanpast aan de wereldordening, dus alles zo moet gebeuren zoals het komt, ofschoon de wil van de mens vaak de rechtstreekse oorzaak is. Er moet verschil worden gemaakt tussen wat God volgens Zijn wil zendt en Gods toelatingen van datgene wat de wil van de mens zelf heeft veroorzaakt. Dit is de mensen zo moeilijk begrijpelijk te maken, dat God nooit Zijn goedkeuring kan geven als de mens maatregelen treft die tegen Zijn wil in gaan. Maar daar Hij weer de vrije wil van de mens niet hindert, moeten nu die maatregelen die het onmiskenbare werk of de invloed van de boze zijn, zo worden vormgegeven door God, dat ze toch nog in zeker opzicht voor de ziel van de mens een goed gevolg kunnen hebben. En dit laat het denken van de mensen weer als resultaat opleveren, dat het de wil van God zal zijn als werken die onmiskenbaar de invloed van de boze verraden, hele volkeren in nood en ellende storten. Als God zoiets niet zou toelaten en dus de veroorzakers van het leed en de nood onbarmhartig wilde verdelgen of onschadelijk maken, dan zou de mens elke mogelijkheid zijn ontnomen goed en kwaad te onderscheiden. Want alleen het goede zou zich dan moeten handhaven, terwijl al het kwade meteen verdelgd zou worden. Dus laat God de kwade macht uitrazen en beschermt Hij steeds maar de zijnen ertegen dat ze aan deze macht zijn overgeleverd, doordat Hij alle onheil van hen afwendt. En al mogen daarom de kwade krachten werken zonder ophouden, de gevolgen van dit werkzaam zijn zullen steeds worden afgezwakt. De mens zal er steeds zijn voordeel voor de ziel uit halen wanneer hij de slechte krachten voldoende weerstand biedt en God daartoe om bijstand vraagt. Want als God Zijn liefde er niet tegenover zou willen stellen, zouden de verzoekingen van de tegenstander waarlijk buitengewoon groot zijn en zou de mens heel gemakkelijk het onderspit kunnen delven in de strijd daartegen.
Maar zo is elk gebeuren door God toegelaten, opdat het werkzaam zijn van de tegenstander herkenbaar is en de mens het zal leren verafschuwen. Maar dan moet de mens ook zijn eigen onmacht inzien, als hij gelooft alles in het leven door eigen kracht de baas te kunnen. De mens heeft de genade van God nodig en hoe onheilspellender van buitenaf de gebeurtenissen op het mensenkind afkomen, des te eerder zal hij kunnen vragen om genade. En dus is ook het meest ernstige gebeuren in geestelijke zin in het voordeel van de ziel.
Het aards bestaan zal alleen die mens waarlijk de baas worden, die elk gebeuren als Gods beschikking beschouwt en er zich berustend in schikt, steeds de goddelijke hulp verlangend als het hem onoverwinnelijk toeschijnt, en daardoor in nauwste verbinding met God blijft. Het werkzaam zijn van de satan zal zich bijgevolg niet altijd zo kunnen uiten zoals het bedoeld is, veeleer zal God de Heer ook daar belemmerend ingrijpen en de gevolgen afwenden of afzwakken, want zou Zijn macht zich niet ook over zulke kwade krachten uitstrekken, dan zou waarlijk alles op aarde en in het heelal al vernietigd zijn. Want de drang van de boze om te vernietigen is ontzaglijk, maar tegenover de goddelijke wil staat hij machteloos. De Heer laat echter zijn werkzaamheid toe voor zover het de algehele ondergang van de mensheid kenschetst. En let de mens op het gebeuren om zich heen, dan zal hij inzien hoe ver het werkzaam zijn van de satan reikt. En hij zal het leren verafschuwen, als er maar een vonk van de goddelijke geest in hem sluimert. Dus kan ook de laagste daad weer teweegbrengen dat de mens de weg naar God vindt en, in het besef van de verachtelijkheid van het kwade, de handen smekend opheft tot God om bevrijding van zo’n macht. En God zal zo’n gebed verhoren en dan heeft juist het werkzaam zijn van de satan aanleiding gegeven tot de terugkeer naar God. Dus een gebeuren tegen Gods wil, door de duivelse macht verzonnen, is toegelaten om de mens weer de weg naar God te laten vinden.
Amen
BD.1368
2 april 1940
En leid ons uit de bekoring – Het “Onze Vader”
En leid ons niet in verzoeking. U hebt de zonde altijd te vrezen, want ze ligt voortdurend op de loer. En daarom moet u waakzaam zijn en niet vergeten te bidden. U moet God herhaaldelijk aanroepen, opdat Hij u beschermt tegen elk gevaar voor de ziel. De listen en het bedrog van de vijand moet men vrezen. Hij kronkelt zich in elke vorm dichter om het mensenkind heen om zijn invloed te laten gelden. En steeds zal hij de zonde zodanig vorm geven, dat het de mens lokt en hij alle goede voornemens vergeet.
En daarom moet u waken en bidden. Waakzaam zijn, opdat hij u niet te slim af is en bidden om kracht, om hem te kunnen weerstaan. En als u tot God zelf uw toevlucht neemt, dan zal Hij uw vertrouwen belonen en zichzelf bereid verklaren u te beschermen. En Hij zal verhinderen dat de tegenstander verder zijn intriges tegenover u realiseert. En als de wil van de mens sterk is, dan zal de tegenstander verliezen. En dit brengt hem ertoe om het opnieuw te proberen onder een andere vlag.
En daarom spreekt de Heer: “Vraag Mij om hulp, Ik wil ze u geven.” Alleen al de gedachte, die u vragend omhoog zendt, zal een muur rondom u oprichten, die de vijand niet kan afbreken. Want God laat wel de tegenstander de vrijheid zijn macht te gebruiken om daardoor ook de wil van de mens op te wekken weerstand te bieden, maar als de goddelijke Heiland eveneens wordt aangeroepen om een mensenkind te redden en als u dus in geest en in waarheid uw handen opheft, dan zult u altijd op Zijn hulp kunnen rekenen, want Hij zelf heeft u gezegd hoe u bidden moet.
Hij zal u sterken en kracht geven om weerstand te bieden, maar Hij zal ook de verzoekingen van de vijand van u afwenden. Want dat is de wil van de Vader, dat u het gebed gebruikt dat Hij u zelf heeft geleerd. Het omvat alle vragen die bijna uitsluitend het zielenheil gelden. Als u deze vragen innig aan de Vader in de hemel voorlegt, zal Hij u bedenken overeenkomstig uw waardigheid. En streef er dus naar de goddelijke genade waard te worden, opdat ze in u overvloeit en u dus de kracht uit God in ontvangst kunt nemen.
En de Heer belooft u Zijn hulp. Benut deze daarom en dank de Schepper van hemel en aarde voor Zijn oneindige liefde en goedheid, die zorg draagt voor ieder mens. En de invloed van de tegenstander wordt steeds geringer. Hij zal het voortdurend strijden moe worden en u opgeven als hij geen resultaat merkt. Dus zult u “verlost zijn van alle kwaad.”
Amen
BD.1375
8 april 1940
Menselijke bijzaken – Kerkbezoek
Alles wat op God wijst moet de mens resultaat opleveren, als hij het opvolgt of gebruikt.
Het moet naar God leiden, echter alleen onder de voorwaarde, dat het een levend navolgen is van al datgene wat wordt verlangd. Maar niet elke vorm leidt tot succes. De ene mens zal alleen gemakkelijker het doel bereiken, de andere moeilijker, en wel doordat de laatste zich een weg zal kiezen, die uitermate moeilijk begaanbaar is, terwijl de andere weg gemakkelijker is, maar eveneens een blijmoedig dienen van God kan zijn. Dus de mens onderwerpt zichzelf dus aan voorwaarden, die hem van God uit niet gesteld zijn. Het is leerzaam kennis te nemen van de afzonderlijke leren, die als menselijke bijkomstigheid aan de leer van Christus werden toegevoegd. Het is ten eerste het verplicht gestelde kerkbezoek, dat niet altijd bevorderlijk is voor de geest, maar ook geestdodend kan werken. Het is een buitengewoon onjuiste mening, dat de mens zich daardoor meer op God richt. Het gevaar ligt veel meer voor de hand, dat, wat het diepste innerlijke beleven moet zijn, voor hem tot een mechanisch handelen wordt. De mens die zich werkelijk inspant, zoekt God overal. Weliswaar zal het kerkbezoek hem niet schaden, maar hij kan het contact met God te allen tijde en overal vinden en heeft daartoe geen bijzondere plaats nodig. Het zou derhalve alleen nodig zijn, om het woord Gods te horen, als het anders voor de mens niet toegankelijk is gemaakt en dit vindt alleen de volledige goedkeuring van God, zolang juist alleen de overdracht van het goddelijke woord doel is van het kerkbezoek. Alle andere ceremoniële handelingen zijn min of meer door mensen eraan toegevoegde bijkomstigheden en motiveren nu het begrip godsdienst, ofschoon het dienen van God heel anders is op te vatten dan het bijwonen van zulke handelingen, die met de eigenlijke arbeid aan de ziel niets van doen hebben. Het is volkomen irrelevant en onbelangrijk, of en in hoeverre de mens zich voegt naar de bepalingen, die voorwaarde zijn om bij de rooms-katholieke kerk te horen. De kerk, die Jezus Christus op aarde heeft gesticht, heeft op zich niets met uiterlijkheden van doen. Ze kan wel, ondanks uiterlijkheden, in haar diepste grondbeginselen worden herkend en dus hoeven deze uiterlijkheden geen hindernissen te zijn, de echte leer van Christus te onderkennen en daarnaar te leven, maar omgekeerd horen deze uiterlijkheden er niet noodzakelijkerwijs bij om een ware christen te zijn naar Gods wil. Het is niet moeilijk in te zien, dat juist de vele vormen de mensen afstoten en Jezus Christus heeft zeker niet het binnengaan in de eeuwige gelukzaligheid afhankelijk gemaakt van het vervullen van die door de mensen uitgevaardigde geboden, zoals daar zijn: regelmatig kerkbezoek en het bijwonen van handelingen, die eveneens een door mensen in elkaar gezet theatraal spel vormen, zonder enige waarde en invloed op de ziel van de mens. De mensen moeten bedenken, dat de Heer op aarde een tegenstander was van uiterlijkheden; dat Hij niets heeft gedaan om Zijn woord doeltreffend te bekrachtigen, met uitzondering van wonderdaden, die Zijn goddelijkheid aan de mensen moesten bewijzen. Maar nooit heeft Hij iets volbracht, dat die handelingen nu zou kunnen rechtvaardigen of op één of andere manier motiveren. Integendeel, het zijn slechts door mensen ingevoerde formaliteiten, zonder enige diepere zin dan juist die, die de mensen eraan toeschreven. En dat kan nooit overeenstemmen met Gods wil, dus kan het ook nooit van de mensen worden gevraagd als bewijs van het naleven van de leer van Christus.
Amen
BD.1376
8 april 1940
Ceremoniën – Kindschap Gods (1)
De wil van God is dus genegeerd en daaruit is een wantoestand ontstaan, die het geloof ernstig in gevaar brengt. Maar weinig mensen begrijpen de kern en deze weinige vervullen wel de voorgeschreven geboden, maar zijn tegelijkertijd zo met de Heer verbonden, dat ze uit deze verbinding de kracht putten, die ze echter toeschrijven aan het vervullen van die geboden. Deze verkeerde opvatting schaadt weliswaar zijn ziel niet, maar ook zonder uiterlijk herkenbare ceremoniën kan de mens die kracht toevloeien, als zijn hart alleen maar de aaneensluiting met God zoekt en er de weg voor baant. Terwijl de ceremoniën zonder innige aaneensluiting helemaal geen zegen als gevolg zullen hebben.
Verder is het belangrijk eens een standpunt in te nemen met betrekking tot de vraag over het kindschap Gods. Volgens dogma heeft alleen de katholiek er recht op, zich een kind Gods te mogen noemen. Dit is een totaal verkeerde opvatting, die door niets is te motiveren. Wie het zich eraan gelegen laat liggen, onverdroten aan zich te werken en dus streeft naar volmaaktheid, wie steeds maar zichzelf en zijn handelen aan een streng onderzoek onderwerpt, wie voortdurend probeert de goddelijke wil te vervullen, die neemt het kindschap Gods serieus en deze beschouwt de Vader als Zijn kind. Maar nooit zijn plichten en hun vervulling zo waardevol als een blijmoedig dienen van God in alle wilsvrijheid. Dwang laat nooit de eigen wil actief worden.
Het vervullen van de geboden in een toestand van dwang is niet bijzonder verdienstelijk voor God, maar de geringste vrijwillige overgave aan Zijn Schepper is uitermate bevorderlijk voor de vooruitgang van de ziel van de mens. En dus heeft God wel steeds de mensen met Zijn wil in aanraking laten komen, maar Hij heeft nooit bevolen plichtmatig Zijn wil te vervullen, want voor Hem is het alleen van waarde, wanneer de mens zichzelf overwint en uit liefde tot God van alles op zich neemt. Want nu pas buigt de wil van de mens zich en streeft hij bewust naar de verbinding met de Vader in de hemel. Nu pas wordt de weg gebaand voor de verhouding van het kind met de Vader. De mens doet zijn best, de Vader in de hemel gehoorzaam te zijn gelijk een kind. Het kind heeft zijn Vader lief en probeert Hem plezier te doen en zichzelf zo te vormen, dat de Vader het vol liefde aan Zijn hart drukt en aldus streeft de mens bewust naar het kindschap Gods.
Amen
BD.1377
9 april 1940
Ceremoniën – Kindschap Gods (2)
U moet aan diegenen denken, die steeds hun best doen goed en rechtvaardig te zijn en toch niet bij een bepaalde geloofsrichting horen. Hun wil is gericht op God, dus op het goede. Het ontbreekt hen alleen aan het juiste inzicht. Dit moet evenwel in het diepst van het hart ontwaken en – evenals bij hen – ook bij ieder, die lid is van een bepaalde geloofsrichting. Dit innerlijke inzicht is absoluut noodzakelijk voor ieder mens. Zonder dat baat hem het naar buiten herkenbare geloof niets. Maar omgekeerd brengt het innerlijke inzicht ook zonder dit de juiste verhouding van de mens tot God tot stand; de verhouding van het kind tot de Vader. En dit moet als eerste worden nagestreefd. Op grond van de geloofsleer van een kerk kan deze eis wel gemakkelijk begrepen en ook vervuld worden, maar het niet behoren bij een bepaalde kerk sluit ditzelfde niet uit. Het is nu ook wel begrijpelijk, dat deze verhouding tot de Vader eerst tot stand moet worden gebracht om van kindschap Gods te kunnen spreken en dat het behoren bij deze of gene kerk dit laatste niet garandeert, maar alleen het diepe innerlijke gevoelen van het hart doorslaggevend is.
Het begrip “behoren bij” kan heel rekbaar zijn, maar kan onmogelijk afhankelijk worden gemaakt van louter uiterlijkheden, zoals daar zijn: het vervullen van de geboden, die mensen aan de goddelijke geboden hebben toegevoegd, de regelmatige kerkgang, het sjabloonachtige gebed (naar een vast model) en het bijwonen van een handelling, die alleen symbolische waarde hebben kan, voor zover de diepste verbondenheid met de Vader ze geen levende vorm geeft. Het is echter aanzienlijk meer waardevol, wanneer de mens niet onder de indruk van zulke uiterlijkheden naar God verlangt, want deze zal het dichterbij komen bij de Vader gemakkelijker lukken. Hij zal zich in kinderlijk vertrouwen aan Hem overgeven. Hij zal tevoren niet zoveel barrières hoeven neer te halen, die voor zijn geestelijke oog zijn opgeworpen door de starre leer van alle onbegrijpelijke handelingen, die in de mens pas het gevoel van afstand tot God laten rijpen, dat niet zo gemakkelijk is te overwinnen; dat God pas via omwegen te bereiken zou zijn, terwijl toch de innerlijke gedachte aan Hem en het verlangen naar Hem de sterveling reeds de genade van Zijn liefdevolle genegenheid oplevert en uitsluitend het meest innerlijke gevoelen de scheiding van de Vader verkleint of vergroot, maar geen uiterlijke handelingen, waaraan het innerlijke gevoel ook kan ontbreken.
Amen
BD.1379
10 april 1940
Vertroostingen
Beschouw alles, wat je overkomt, als een beschikking van God en hecht er geen bijzondere waarde aan, want dit is weer alleen een middel tot het doel. Er heeft hier reeds een onderzoek naar plaats gevonden, dat veelzeggend is en daarmee is onuitsprekelijk veel gewonnen. Jou zal onverdiend leed overkomen, maar in zoverre draagbaar, dat jou moed en kracht van boven gegeven wordt. En deze dagen zullen een geestelijke vooruitgang voor jou betekenen en daarom niet zonder succes zijn. En er zullen tekenen en wonderen geschieden.
De goddelijke leiding zal voor jullie allen zichtbaar zijn, als jullie kennisnemen van Zijn woord. Wat geschreven staat, namelijk dat de Heer zelf onder diegenen, die gelovig zijn, verblijft, zal zich vervullen. En jullie harten zullen jubelen en juichen en jullie zullen om Zijnentwil alles verdragen. De dag, die jullie Zijn gelaat vol goedheid en zachtheid laat zien, is niet ver meer weg. En het beeld van de Heer zal zich diep in het hart ingraveren, en dit is jullie kracht.
Voortaan blijven jullie van elke zwakgelovigheid gevrijwaard en jullie verlangen er alleen maar naar om de Heer te dienen en Zijn liefde te verkrijgen. En dus zullen jullie bereidwillige strijders van de Heer zijn en alle ongemakken, die daaruit voortvloeien, op je nemen. En de Heer zal jullie met grote kracht zegenen en jullie zullen in Zijn naam werkzaam kunnen zijn.
En dat zal jullie ook sterker maken tegenover de wereld en ze zal letten op de tekenen van boven. Zo menigeen, die tot nu toe om het buitengewone lachten, zullen nadenkend worden. En dit zal het begin zijn van het zichtbaar werkzaam zijn van de Heer op aarde. En er zullen nog vele tekenen en wonderen volgen.
Amen
BD.1380
10 april 1940
Ondraaglijke nood
Nog een geruime tijd en er gaat een bijna ondraaglijke nood over de aarde. Dit is het begin van een tijdvak, waarin de mens zich weer meer van zijn eigenlijke bestemming bewust wordt. Want deze nood laat hem de weg naar God vinden, maar laat hem ook bij Hem vertoeven in toekomstige tijden. En deze nood zal zich uiten in heel verschillende vorm, maar steeds zullen hogere krachten de oorzaak zijn. De mens zal dus nooit in staat zijn uit eigen kracht de nood af te wenden of te verminderen. En dus vinden de mensen de weg naar God daardoor eerder dan voorheen. En de Heer brengt de mens Zijn woord over, opdat hij in deze tijd een houvast zal hebben, opdat hij door dit woord zal worden gesterkt en er voor zichzelf kracht uit haalt voor de tijd van de zware beproevingen.
En weer moet worden gezegd, dat alleen daar, waar het goddelijke woord in ontvangst wordt genomen, waar het licht uit de hemel schijnt, er ook een duidelijk merkbare verlichting van de aardse nood te zien is. De mens zal voor zichzelf zijn toestand van lijden kunnen verkleinen, als zijn wil gericht is op God. Dit is de voornaamste en uiteindelijke reden, dat God een dergelijke nood over de aarde laat gaan. En er zal geen land van verschoond blijven. Alle mensen zullen leed moeten doorstaan, omdat de zin en het doel van het lijden de terugkeer naar God is; omdat de gedachten, die God hebben losgelaten, zich weer op Hem moeten richten.
Maar de Heer belooft Zijn bescherming aan diegenen, die Hem liefhebben. En als het geloof aan deze belofte sterk is, komt de mens niet beschadigd aan lichaam en ziel uit alle ellende tevoorschijn. De Vader in de hemel zelf bekommert zich om dit kind. En Hij leidt het door alle gevaren heen. Het is nu duidelijk zichtbaar, dat alleen het zich naar God keren redding brengt uit de ergste nood. Maar niet alle mensen onderwerpen zich aan de wil van God. Niet alle mensen trekken de consequenties en verkleinen de afstand tot God. Hun wil is veelmeer in versterkte mate gericht op het terug verkrijgen van aardse goederen en het herstellen van de oude toestand waarin ze leefden.
En dus heeft de grote nood die mensen geen verandering van hun denken gebracht. Het verlangen naar materie, naar het kwaad, is beduidend sterker geworden. De gedachte aan God is echter minimaal of helemaal uitgeschakeld. Zulke mensen kennis te willen laten maken met het woord Gods is zonder succes. Ze kunnen niet anders van de vergankelijkheid van aards bezit worden overtuigd. En waar het totale verval van gehele landstreken dit niet duidelijk genoeg tot hen kon laten doordringen, is elke aanwijzing tevergeefs.
De hang naar de materie is groter en zal op aarde nauwelijks kunnen worden overwonnen. Maar wederom kan het verlangen hiernaar niet tegelijkertijd een verlangen naar God en Zijn woord teweegbrengen. Bijgevolg zal de mens afwijzend staan tegenover dit laatste. En deze toestand is heel wat troostelozer dan tevoren, omdat ook het laatste hulpmiddel heeft gefaald en de mens niet in zijn vrije wil belemmerd kan worden. Dit zijn de zielen, die de satan geheel in zijn macht heeft. Alleen het gebed voor zulke mensen kan een veranderende invloed uitoefenen, voor zover diepe liefde voor die ongelukkige mensen hen graag uit de nood van de ziel wil bevrijden.
Amen
BD.1381
11 april 1940
Werp al uw zorgen op de Heer
Werp al uw zorgen op de Heer. En als u bang bent, denk dan aan Zijn dood aan het kruis. Hij nam in Zijn enorme liefde uw leed op zich. Hij stierf voor uw leed, opdat deze minder zou worden, want Zijn liefde voor u bewoog Hem ertoe om zichzelf over te geven om u te verlossen.
En deze liefde wil u ook nu weer behoeden voor leed en pijn, als u aan Hem denkt en Hem smeekt zich over u te ontfermen. En kijk dus vol vertrouwen naar boven en vertrouw al uw zorgen toe aan Zijn hart, want Zijn macht is groot en Zijn liefde nog groter en als Zijn liefde u vastpakt, is Zijn wil voldoende om u te bevrijden. Vrees en twijfel daarom niet, wees gelovig en moedig. Weet dat de Heer zelf bij u is, als u Hem door uw gedachten roept. Weet dat Hij uw gebed verhoort en Zijn hand beschermend over u uitstrekt, als vijandelijke machten u schade zouden willen berokkenen.
En uw geloof zal alle gevaar uitbannen. Uw geloof zal u laten zegevieren en uw geloof geeft u kracht. Want God is. En God is liefde. De liefde helpt u, want ze is sterker dan de tegenstander. En waar u moeten lijden, doet u dat voor de Heer. U stelt u aan Hem ter beschikking en Hij kiest u tot Zijn werktuig. Uw lijden moet weer liefde en geloof voortbrengen. Het moet dode zielen opwekken. Uw leed moet als het ware aanleiding zijn tot opheldering voor degenen, die dwalen en niet weten.
Maar als u de Heer uw leed voorlegt, staat Hij u bij en verandert uw leed in diepe liefde en u neemt het kruis van Christus geduldig en blij op u. U draagt het kruis voor de Heer en helpt verlossen. U bent wegbereider geworden en leidt zielen uit de duisternis naar het licht. U vergroot het aantal van degenen die weten en brengt daarvoor een offer, doordat u lijdt ter wille van Jezus. En dat zal u tot zegen strekken, want talloze mensen lijden gebrek door geestelijke nood. Hen te helpen is een werk van liefde en als het alleen maar door leed te bereiken is en u neemt dit leed op u, dan is dit een werk van liefde ten bate van de dwalende mens. En de Heer laat u alle genaden toekomen. Hij geeft u kracht, versterkt uw geloof en maakt u tot een ijverige vertegenwoordiger van de goddelijke waarheid.
Amen
BD.1382
12 april 1940
De wil van de mens wordt beoordeeld, niet de daad – Arbeid aan de ziel
De aandrang van het hart is beslissend voor het handelen van de mensen. En elke daad zal daarom de mens kenschetsen, welke gezindheid in hem aanwezig is. Het is echter van belang dat de mens ten uitvoer kan brengen wat hij van plan is. Maar vaak wordt hem dat op de een of andere manier belet. Steeds blijft zijn wil dan de maatstaf van zijn gezindheid, niet dat wat hij realiseert als dit laatste niet in overeenstemming is met zijn wil. De mens kan dus wel gedwongen onder een of andere beïnvloeding een goede daad verrichten. Deze daad kan hem echter niet worden aangerekend, omdat ze niet vanuit zijn innerlijk gevoel werd geboren en omdat hij ze zonder deze dwang nooit zou hebben verricht. Evenals omgekeerd de wil om een goede daad te verrichten die niet kan worden uitgevoerd als goede daad wordt aangerekend. En zo oordeelt de Heer ook hier weer in strengste rechtvaardigheid. Hij kent de harten van de mensen. Hij kent elke opwelling, elke gedachte, en voor Zijn ogen kan niets verborgen blijven.
Als u mensen zich nu overgeeft aan het geloof dat alle goede gedachten worden beoordeeld als volbrachte daad, dan zal dit uw denken veredelen. U zult beginnen u steeds rekenschap te geven van uw meest innerlijke gevoelens, van alle woorden en gedachten. U zult zelfs elke goede daad met kritische ogen bekijken en u steeds afvragen of ze helemaal in overeenstemming was met uw denken. En dat is arbeid aan de ziel. Het voortdurend zichzelf observeren, het voortdurend streven opwaarts te gaan en zich een buitengewoon sterk ontwikkeld waarheidsgevoel eigen maken, dat alles is bewuste arbeid aan de ziel.
De mens moet zich op de eerste plaats opvoeden tot liefde, doordat hij zich steeds beijvert de medemens te helpen. Hij moet een zeker geestelijk overwicht hebben op alles wat hem te slim af zou kunnen zijn en hem iets liet volbrengen wat niet overeenkomt met de innerlijke drang van zijn hart. Hij moet dus, als een verkeerde invloed hem tot schijnbare vervulling van zijn levensloopbaan zou willen aansporen, zijn hele wil hier tegenover stellen en gehoor geven aan de innerlijke stem die hem zijn juiste levenswandel voorschrijft. Hij moet dus door zijn wil om God te dienen tot elke goede daad worden aangezet. Hij moet zich eraan gelegen laten liggen dat willen en handelen steeds met elkaar in overeenstemming zijn. Dat dus nooit de daad afwijkt van de wil, maar dat wil en daad zich steeds in dezelfde richting bewegen en nu zijn innerlijk voortdurend gevormd wordt, tot de wil helemaal één is geworden met de goddelijke wil en de daad waardevol is voor God.
Amen
BD.1393
26 april 1940
Gebrekkig godsvertrouwen – Geloofszwakte
Alleen in de steeds dezelfde blijvende gezindheid die op God is gericht, is de vastheid van het geloof gelegen. Het is onvermijdelijk dat de mens wankel wordt wanneer zijn gedachtegang zich van God verwijdert. Het geloof is steeds het gevolg van de diepe verbinding met Hem, want het saamhorigheidsgevoel maakt een wankel worden onmogelijk. Hoe inniger nu het hart voor de goddelijke Vader klopt, des te sterker en onwrikbaarder is het geloof. De innige verbinding van het kind met de Vader mag dus nooit worden verstoord. Want dan kan de mens ook ononderbroken goddelijke kracht toekomen en deze kracht uit zich eerst in een sterk geloof en blijmoedig bekennen van het geloof tegenover de medemensen en in een blijmoedige, optimistische levenshouding. Zijn blik is zuiver, zijn gedachtegang in overeenstemming met de goddelijke wil en al het doen en laten is eveneens door God gewild. Het kind zoekt de nabijheid van de Vader en dit levert hem ook volledige rust en zekerheid op, want al zijn gedachten zijn dan juist geleid. En voor een mens die naar God verlangt, zal elke scheiding van Hem voelbaar zijn. Want als hij eenmaal de geborgenheid aan het hart van de Vader mocht genieten, dan zal elke toestand van scheiding van Hem als kwelling worden ervaren.
Het ontbreekt hem aan zekerheid, aan overtuigingskracht en vertrouwen. Het ontbreekt hem aan geloof. Hij is zwak en zonder innerlijke vrede, want hij mist de nabijheid van de Vader.
En dit is vaak het gevolg van gebrekkig godsvertrouwen in aardse nood. Elke aardse nood moet vol vertrouwen aan de Vader in de hemel worden voorgelegd. Als echter de mens zich laat overmeesteren en, in plaats van zich des te inniger bij God aan te sluiten, de band losser laat worden die hem met de Vader in de hemel verbindt, dan zal ook de kracht minder worden. En dit zal een zwakheid van geloof tot gevolg hebben. U zult niets kunnen bereiken zonder God.
Met God houdt u stand in elke strijd, zonder God zult u bezwijken. Het aardse scheidt u steeds weer van God en toch is dit uw eigen schuld, want God gebiedt uw gedachten niet. Laat deze daarom niet van Hem afdwalen en zich op andere dingen richten, want dit zal u niet bevredigen. U zult zo lang in voortdurende onrust voortgaan, tot u de weg terug weer hebt gevonden.
Vertrouwen op God is geloof. En een gelovig mensenkind moet zich door niets aan het wankelen laten brengen. Het moet zich onvoorwaardelijk aan de Vader in de hemel overgeven. Pas dan zal het de kracht van het diepe geloof voelen en zonder zorgen al het moeilijke in het leven aanvaarden. Want steeds zijn het toetsstenen van het geloof, die de mens niet ten val mogen brengen.
Amen
BD.1398
28 april 1940
Catastrofe – Voorspelling
Er is onverdeelde aandacht nodig om volgende bekendmaking in ontvangst te kunnen nemen: De goddelijke wijsheid heeft een gebeurtenis voorzien, waarvan de uitwerkingen ontzaglijk zijn. Er is voor de dichtstbijzijnde tijd al een catastrofe op komst, die door aardse macht noch kan worden tegengehouden, noch afgezwakt. Er zullen ontelbare geestelijke wezens in actie komen en in goddelijke opdracht het binnenste der aarde in beroering brengen. De aarde zal splijten en er zullen watermassa’s losbarsten. Er zal zich een vernietigingswerk voltrekken van catastrofale omvang en dit zal onnoembare ellende brengen over de mensheid, die daar door wordt getroffen. En dit gebeurt binnen de kortst mogelijke tijd.
Een klein poosje nog waant u mensen zich machtig en veilig voor gevaar. U beschouwt alleen het wereldgebeuren om u heen en meent u geborgen en buiten gevaar. Maar u vergeet, dat er een Macht gebiedt over alles, in, op en boven de aarde. En daar u Hem vergeet, die alles regeert naar Zijn wil, zal Hij zo door de krachten der natuur tot u spreken. En u zult Hem moeten horen, want u zult Zijn stem niet kunnen ontvluchten. Aan de onderrichtingen van boven schenkt u geen aandacht. Het leed op de aarde verandert uw denken niet, maar de goddelijke stem kunt u niet overstemmen, want ze is sterker dan alle lawaai van de wereld. En daarom wordt u dit tevoren verkondigd, opdat u de Heer herkent als Zijn stem zal weerklinken.
De wereld zal er echter niets van willen horen. Ze zal zuiver aards de grote nood proberen tegen te gaan, maar goddelijk werkzaam zijn steevast ontkennen. En velen zullen zich bij dit standpunt aansluiten en dus alleen de ellende zien, maar er niet de goddelijke wil in erkennen, die ter wille van de genezing der mensheid hele landstreken aan de vernietiging prijsgeeft.
En dit zal de tijd aankondigen, dat een onverdiende plaag een land zal treffen en dat dit land in de ergste benauwdheid geraakt. En als aards geen redding meer mogelijk lijkt, treedt God zelf als bemiddelaar op en draagt de elementen der natuur op in te grijpen in aardse maatregelen. En wat zich tevoren groot waande zal klein worden. Want het zal zijn kracht en macht nodig hebben om op te richten wat verwoest is. Het zal de mensen nodig hebben om zijn eigen land te herstellen, dat, vroeger bloeiend, nu verwoest en braak ligt en veel arbeidskrachten nodig heeft.
En dit zal de tijd zijn, dat de mens zich bezighoudt met andere vragen dan voorheen. Want wie deze tijd overleeft staat waarlijk in Gods gunst. Hij heeft getuigenis afgelegd, dat hij zich met de Heer heeft verbonden. Hij zond zijn gedachten in grootste nood op naar de Vader in de hemel en de Vader verhoorde het gebed van een mens, die Hem herkende en in zwaarste nood de weg naar Hem vond. Want Hij zendt al de moeilijkheden alleen maar over de mensheid, opdat ze het geloof in God terugvindt. En zo moet Hij nu ook het volledig onderdrukte geloof met geweld weer overeind helpen, doordat Hij de mensen Zijn almacht bewijst en de wereld toont, dat Hij de Heer is over hemel en aarde.
Amen
