Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8991
7 juni 1965

De leer van het slapen van de ziel

Dat u van plan bent u voor mijn van boven aan u gegeven woord in te zetten, geeft Mij aanleiding u ook kennis te ontsluiten met betrekking tot een dwaling die u tot nog toe hebt aangehangen.

Het is de leer van het slapen van de ziel, de zogenaamde zieleslaap, die u een totaal vals beeld geeft van de ziel en haar staat wanneer zij het geestelijke rijk betreedt. Deze leer wordt gemotiveerd met de bewering dat er in de schrift nergens gesproken wordt van een onsterfelijke ziel, wat echter weerlegt kan worden met de stelling: "Wie in Mij gelooft zal leven in eeuwigheid!"

En de slaap is een broeder van de dood, dus zal een slapende niet leven, maar dood zijn. Hij zal in diepe duisternis ten prooi vallen aan een toestand als van een doodsslaap, dus kan van een leven in eeuwigheid geen sprake zijn.

En het ergste is het voor u allen die in dit bewustzijn van de aarde scheidt, want het ontbreekt u waarlijk aan alle kennis en het zal heel lang duren voordat u tot een glimp van inzicht komt. Want waarlijk, u gaat geheel blind van deze aarde weg en u zult alleen dan in het hiernamaals een weinig licht ontvangen, als uw aardse levenswandel een leven in liefde is geweest.

Maar niet eerder dan dat u zich van deze dwaalleer losmaakt, zult u ook niet weten dat u gestorven bent, omdat u zich nog in een staat van zelfbewustzijn bevindt dat voor u ook het bewustzijn in het verdere leven is. U meent slechts dat u in andere streken overgeplaatst bent, maar zult eeuwig niet tot die rust komen die voor u de slaaptoestand betekent. Dus zult u wel steeds nog leven, maar niet in een staat van zaligheid, maar in een verward denken dat beantwoordt aan de leer die u als mens op aarde heeft aangehangen.

Alles wat uit Mij is voortgekomen blijft bestaan tot in alle eeuwigheid, maar het kan in een staat van dood zijn het rijk hierna ingaan. En deze dode staat kiest u allen als u deze dwaalleer verbreidt. En u streeft niet naar het leven dat uw lot moet zijn wanneer u het geestelijke rijk ingaat. Want dan pas begint uw leven, aangenomen dat u een leven van liefde leidt en u zich van deze dwaalleer los kunt maken.

Want al gelooft u ook ernstig aan een opstanding op de jongste dag, waarop allen die in hun graven rusten tot leven worden gewekt, toch zal dit ook uw lot zijn dat u niet eerder tot leven komt tot u de dwaasheid van deze leer inziet. En uw zijn in het hiernamaals zal zo wezen dat u in een toestand van nietsdoen, in een slaap toestand, voor eeuwig lange tijden verkeert, of dat u zich net zolang in een wereld bevindt die u nog steeds als de aarde aanziet - die u echter reeds lang verlaten heeft.

Waarlijk, u mensen die deze dwaalleer aanhangt, u weet niet aan welke verderfelijke geest u ten prooi bent gevallen. U zult een overmaat aan liefde moeten opbrengen opdat u onverwachts beseft hoe het er in werkelijkheid uitziet. En u kunt van geluk spreken als u op aarde iemand achter laat die voor u bidt, die u helpt tot het juiste inzicht te komen. Maar steeds is de graad van liefde beslissend of u bij het verlaten van deze aarde als in een flits het inzicht treft.

Maar omdat u niet aan de onsterflijkheid van de ziel" gelooft, gelooft u ook niet aan een bemiddeling uit het geestelijke rijk die u kennis zou geven, en dat is in uw nadeel. Want het zou u opheldering hebben gegeven over het gestadig opstijgen van de zielen die het rijk hierna binnen gaan. U zou deze dwaalleer verwerpen als satanisch, want ze heeft alleen de bedoeling u van een vooruitgang in het hiernamaals af te houden, welke u spoedig het ware leven zou opleveren dat u allen eens zult bereiken.

Amen