BD.8877
30 en 31 oktober 1964
Misvormde geestelijke leringen moeten worden gecorrigeerd
Het zal u, mensen niet lukken de zuivere waarheid te weerleggen,
u zult u steeds daaraan kunnen houden wat door mijn geest tot u is gekomen.
Want al is ook het woord u door middel van gedachten toegestroomd, het is en blijft
altijd mijn woord, dat u niet zou kunnen vernemen, wanneer u zich niet
tevoren zo zou hebben gevormd dat "mijn geest" zich in u kan
uitstorten. Want uw gedachten zijn dan als het ware door Mij geleid, u zult
niets verkeerds kunnen denken, wanneer u zich tevoren aan Mij overgeeft
en Mij vraagt om het toesturen van de waarheid. Maar het is wat anders,
wanneer een mens de voorwaarden niet vervult die een werkzaam zijn van mijn geest in hem toelaten. Dan kan hij er ook niet zeker van zijn of
zijn denken verkeerd is, dus dit denken dan onjuiste wegen gaat.
Zo is dus allereerst nodig dat u, mensen zult moeten onderzoeken of en
in hoeverre van geestelijk werkzaam zijn gesproken kan worden, wat makkelijk
is vast te stellen, wanneer de mens een hem tot nu toe onbekend weten
werd toegestuurd, een weten dat hem de geheimen van de schepping onthult
en hem uitsluitsel geeft over de zin en het doel van zijn bestaan op aarde.
Wanneer echter dat weten uit boeken werd gehaald, wanneer een mens zich
met de beschikbare geestelijke leringen bezighoudt, kan hij van zichzelf
niet zeggen dat hij van mijn geest vervuld is. Weliswaar kan zijn denken
ook juist zijn wanneer hij (de vervulling van) de nodige voorwaarden kan
laten zien. maar dan zullen ook de geestelijke leringen die door mijn
inwerken naar de aarde zijn gekomen, geen omvorming ondergaan. Wanneer
echter zulke veranderingen zich toch voordoen en Ik deze zelf corrigeer,
dan moet steeds de vraag worden gesteld: "Wie is door de geest Gods
verlicht?"
Ik leid voor Mij geen dragers van de waarheid op zonder hun de zuivere
waarheid over te brengen. En wie Ik nu daartoe heb aangesteld om voor
de waarheid op te komen, die heb Ik opnieuw de taak toegewezen, een weten
van Mij in ontvangst te nemen en zich te beschouwen als ontvanger van
de zuivere waarheid. Want Ik weet waarlijk waar de dwaling is binnengeslopen
en steeds zal Ik een foutieve leer corrigeren. Maar dit ene staat vast:
dat mijn tegenstander de kunst verstaat u weer in de duisternis te storten,
dat het hem gelukt is u - die gelooft in de waarheid te wandelen, omdat
u ze van een dienaar die Mij is toegewijd in ontvangst nam - te misleiden
en u zijn eigen ideeën voor te spiegelen, die u nu ijverig verdedigt
en het Mij daardoor moeilijk maakt, u weer de zuivere waarheid te brengen.
Want de dwaling leidt u niet naar het doel.
(31 oktober) En als u niet in het diepst van uw hart vervuld bent van
het verlangen naar de zuivere waarheid, dan zult u ook niet in staat zijn
u van onjuiste opvattingen te bevrijden. Uw blik is vertroebeld, het is
niet bij de eenvoudige verbreiding van mijn woord, u gegeven door een
dienaar wiens geest gewekt is, gebleven - er zijn zoveel medewerkers,
wier geest niet gewekt was, daarbij betrokken geweest. Ze gaven er eigenmachtig
verklaringen over of veranderden de oorspronkelijke tekst, maar ze hebben
het werk niet geholpen maar geschaad. En Ik kon het hun niet verhinderen
vanwege hun vrije wil. Het eenvoudige, duidelijke woord dat de mensen
gelukkig moest maken, heeft aan waarde verloren, zodra de mensen zich
er mee bezighielden, de oorspronkelijke teksten te verbeteren en ze te
vormen naar het gebruikelijke spraakgebruik.
U, mensen denk aan de lange tijd en dat het werkzaam zijn van de tegenstander
in de eindtijd steeds meer de verandering van mijn woord betreft. Bedenk
dat hij zich van de wereldgeest bedient om de mensen te fascineren, bedenk
dat alleen zij wier geest gewekt is, voor dit (hemelse) goed zorg konden
dragen en dat alleen dan een bescherming van boven voor deze dienaren
gewaarborgd was - dat zij dan ook bij de waarheid zouden zijn gebleven
- maar dat er geen garantie gegeven was bij wereldse medewerkers die niet
vrij waren van wereldse interesses, die ook van zulke nieuwe openbaringen
een wereldse aangelegenheid maakten.
Daarom koos Ik me steeds mensen die van de wereld waren afgekeerd. Aan
wie Ik me kon openbaren, omdat het overwinnen van de wereld de hoofdvoorwaarde
is om mijn openbaringen naar de aarde te kunnen sturen. En dezen hoefden
zich helemaal geen zorgen te maken over hun aardse behoeften. Is een mens
Mij zo toegedaan dat hij alleen voor de verbreiding van deze openbaringen
opkomt, dan zal hij op de laatste plaats daar een bron van inkomsten in
zoeken, omdat hij weet dat Ik zelf voor hem zorg. En zolang dus een "opnamevat
van mijn geest" deze instelling heeft zal hij ook de zuivere waarheid
verbreiden, want daar de geest in hem zelf gewekt is, zal hij ook elke
verkeerde leer afwijzen.
Maar hoe lang blijft een geestelijke leer zuiver, wanneer die nu weer
door mensen onderhanden wordt genomen die niet net zo zuiver zijn en bereidwillig
Mij te dienen? En daarom moet Ik steeds weer mijn geest uitstorten in
een rein opnamevat, zodat dwalingen aan het licht komen, die Ik nu weer
moet corrigeren. En als Ik u nu zeg dat zelfs het boek der boeken niet
meer zuiver en onvervalst is, dan zult u er ook rekening mee kunnen houden,
dat de nieuwe openbaringen ook niet zo zuiver worden bewaard, dat ze geen
correctie zouden behoeven. En wanneer nu de dwaling daarin bestaat dat mijn volmaaktheid in twijfel wordt getrokken, dan is duidelijk de inwerking
van mijn tegenstander te herkennen, die in de laatste tijd alles probeert
om de liefde tot Mij, die alleen u met Mij verbindt in tijd en eeuwigheid,
in u, mensen te verstikken.
Amen |