Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8648
18 oktober 1963

Antwoord op het vraagstuk over herbelichaming

Zolang u, mensen, over de aarde gaat, bent u nog onvolmaakt en dat betekent ook, dat uw weten nog is onderworpen aan begrenzingen, dat u niet alles zult kunnen begrijpen. Toch onderricht Ik u naar de graad van uw rijpheid en daarom hangt het van uzelf af, uw weten te vergroten, doordat u de graad van uw liefde vergroot, die altijd de maatstaf van de rijpheid van uw ziel zal zijn. Bent u vervuld van liefde, dan zult u ook in staat zijn alles helder te doorzien. Ontbreekt de liefde u, dan zal het u ook aan begrijpen ontbreken, zelfs wanneer u volledige opheldering ontvangt. Want het weten wordt pas dan tot inzicht, wanneer door liefde de geest in u wordt gewekt. Maar mijn rechtstreekse aanspreken van boven moet ertoe bijdragen, dat uw wil om lief te hebben wordt gesterkt, dat u met uw verstand zult leren inzien en dan ook de liefde in u wordt ontstoken voor Diegene, die u heeft geschapen. En daarom zal Ik u ook steeds uw verzoek vervullen, u opheldering te doen toekomen, opdat u Mij als liefdevolle Vader kunt herkennen en mijn liefde voor u met wederliefde beantwoordt.

Mijn plan van het terugvoeren is u niet onbekend en zo weet u ook, dat iedere ziel eenmaal de gang over de aarde moet aanvaarden, die dan het laatste traject is voor zij haar intrede doet in het rijk hierna. U weet ook, dat deze gang over de aarde uiteenlopende gevolgen heeft bij de verschillende mensen en dat dit een gevolg is van de vrije wil van mijn schepselen, die Ik nooit zal aantasten, omdat dit het kenmerk is van een goddelijk schepsel. Verder weet u, dat er u voor dit leven als mens een vonkje liefde is gegeven, dat u pas de verandering terug naar uw oerwezen mogelijk maakt, wanneer u dit vonkje liefde in u doet ontbranden en tot een heldere vlam laat oplaaien. Heeft een ziel de gang door de schepping aarde in gebonden wil afgelegd, zodat ze nu de graad van rijpheid heeft bereikt, die voorwaarde is om als mens te worden belichaamd, dan wordt de goddelijke liefdesvonk aan haar toegevoegd, ongeacht op welk beschavingsniveau ze ter wereld komt.

En de mens zelf kan beslissen om dit liefdesvonkje te voeden of het helemaal in zich te verstikken. Hoe groter zijn innerlijke weerstand nog is tegen het goede - het goddelijke - des te meer zal hij in het rijp worden van zijn ziel achterblijven. Maar het gevoel voor goed en kwaad is in ieder mens aanwezig, omdat hij - zoals Ik dat al vaak heb uitgelegd - bij zichzelf de uitwerking van goed en kwaad ervaart en omdat hij ook de stille vermaner, de stem van het geweten, in zich heeft. Dat hem ook het begrip kan ontbreken, volgens welke norm hij tegenover de medemens aan de innerlijke stem gehoor moet geven, is derhalve mogelijk, omdat zijn weerstand tegenover Mij nog zo groot is en hij zich dus in de macht van mijn tegenstander bevindt. En dan kan zijn gang over de aarde hem nauwelijks de laatste rijpheid opleveren en hij zal hem moeten herhalen.

Maar nu is de aanname van u, mensen, verkeerd, dat hij naar believen uit het rijk hierna weer naar de aarde kan terugkeren en dit zich zo vaak herhaalt, tot hij eens de nodige rijpheid heeft bereikt. Want ook in het rijk hierna zal de ziel de mogelijkheid hebben zich positief te ontwikkelen, wanneer ze haar innerlijke weerstand opgeeft. Maar evenzo kan ze wegzinken in de duisternis en er kunnen eindeloze tijden voorbijgaan, wanneer ze de hulp niet aanneemt, die haar wordt geboden, om haar uit de hel te verlossen. Dan zal ze steeds harder worden en ze zal opnieuw de gang door de schepping aarde moeten afleggen. En dit kan zich meer dan eenmaal herhalen en al naar gelang haar innerlijke weerstand afneemt, zal ook de belichaming als mens nu in zodanige levensomstandigheden plaatsvinden, waarbij de meeste kans bestaat om in één leven op aarde rijp te worden.

U allen vergeet de vele plaatsen van scholing, die in mijn schepping klaarstaan om zielen van alle graden van rijpheid op te nemen. Wanneer u gezegd wordt, dat de ziel van de mens het rijk hierna binnengaat, dan begrijpt u nog niet goed wat onder dat laatste dient te worden verstaan: alles buiten het leven op aarde is "aan gene zijde", "het rijk hierna". En alle hemellichamen bevatten het geestelijke in de meest verschillende graden van ontwikkeling, waar iedere ziel waarlijk haar ontwikkelingsgang kan voortzetten, wanneer ze niet zo hardnekkig in haar weerstand volhardt, dat ze in ruimten zonder scheppingen haar gang gaat tot eigen kwelling. Ook dan kan ze nog een keer tot bezinning komen, want mijn liefde en barmhartigheid geven geen ziel op en geven iedere ziel steeds de mogelijkheid tot een sprankje licht te komen en de verandering aan zichzelf te voltrekken, doordat ze voor het eerst haar weerstand opgeeft en toegankelijk is voor de onderrichtingen, die haar ook in het rijk hierna ten deel vallen. En Ik ken waarlijk ook de geestelijke gesteldheid van iedere ziel. Ik ben ook op de hoogte van de voor iedere afzonderlijke ziel gunstige, succes belovende mogelijkheden om rijp te worden. Maar deze zie Ik nooit in een herhaalde gang over de aarde als mens - in een terugplaatsen van de ziel op de aarde - wanneer er geen heel bijzondere beweegredenen zijn, welke weer alleen de redding van zwakke zielen tot doel hebben.

Ik ben geen onrechtvaardige God, die Zijn schepselen bij wijze van gril veschillend bedeelt en daardoor niet aan iedere mens dezelfde mogelijkheden worden geboden. Maar bij Mij speelt ook de tijd geen rol; Ik bereik mijn doel. Dit doel zou Ik echter nooit bereiken door steeds zich herhalende vorming als mens op deze aarde, omdat Ik één ding niet kan doen vanuit mijn wil: de wil van de mens dwingen, dat hij de juiste beslissing neemt; de mens tot een juist gerichte wil brengen door mijn macht. Zijn vrije wil kan steeds weer falen en de gang over de aarde kan tevergeefs zijn. Iedere ziel heeft haar eigen leven en Ik ben precies op de hoogte van de resultaten, die ze nog kan bereiken, omdat Ik haar wil ken. En daaraan beantwoordend kan en zal Ik het aardse leven van de mens verkorten of verlengen. Ik zal voortijdig tot me roepen, bij wie er een terugval is te vrezen, om de al bereikte graad van rijpheid niet in gevaar te brengen. En Ik zal diegenen een hoge ouderdom schenken, bij wie een vergroting van de graad van rijpheid, of nog een ommekeer naar Mij duidelijk te zien is, om voor deze laatste zielen de ontwikkelingsgang in het hiernamaals mogelijk te maken.

Maar geloof niet, dat het huidige menselijke beschavingsniveau invloed heeft op de ontwikkeling van de ziel, omdat een leven in liefde niet afhankelijk is van uiterlijke zaken of van een vergroot aards weten; omdat het te allen tijde en overal om het ontsteken van de liefdesvonk in het hart gaat, dat echter onafhankelijk is van cultuur en gewoonten, omdat het een zuiver geestelijk gebeuren is in de mens, wanneer hij deze liefdesvonk in zich ontsteekt en daartoe steeds het samenleven met andere mensen en de hem omgevende goddelijke schepping hem kan aansporen. Dus zal ook de meest primitieve mens de rijpheid van zijn ziel kunnen vergroten en in het bijzonder dan, wanneer hem ook de kennis wordt overgebracht van de goddelijke Verlosser Jezus Christus, welke hem ook in het hiernamaals nog kan worden overgedragen, wanneer de ziel maar van goede wil is.

Amen