Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8430
5 maart 1963

De hernieuwde kluistering is onafwendbaar voor de aanhangers van Gods tegenstander

Vol erbarmen rust mijn oog op de ontaarde mensheid die zich in de macht van mijn tegenstander bevindt en zelf niet gewillig is zich aan hem te ontworstelen. Zij heeft zich vrijwillig aan hem overgegeven en daardoor ontneemt zij Mij zelf het recht om krachtig in te grijpen. Ik ga niet tegen de wil van mijn tegenstander in omdat u zichzelf aan hem kado geeft, maar hij trekt u steeds dieper naar beneden en veroorzaakt uw verderf. U valt in die diepten terug van waaruit u eens uw ontwikkelingsweg over de aarde begon en vanwaar u door alle scheppingen heen moest gaan om eindelijk uw bestaan als mens te bereiken. En nu zal u hetzelfde lot ten deel vallen omdat u het zelf wilt en niets doet om als mens aan zijn macht te ontvluchten. En al wordt deze kennis u ook ter overweging gegeven, u wilt er niet in geloven. En er is bijna geen middel meer om uw denken te veranderen, alleen grote rampspoed die over de aarde komt voordat het einde komt, brengt dit nog teweeg. Zolang u denken kunt is er altijd nog de mogelijkheid dat u een keer over uzelf nadenkt, dat u zich met uw lichamelijke dood bezighoudt en uzelf afvraagt wat er hierna zal zijn. Maar zulke gedachten houdt u meestal ver van u. U gelooft helemaal niets en meent dat met de dood van het lichaam alles voorbij is.

Maar u vergist zich geweldig en u moet voor deze dwaling zwaar boeten. U neemt echter ook geen waarheidsgetrouwe uitleg aan, en door dwang kunt u niet beïnvloed worden. En komt er grote nood over u, dan komt u ook alleen maar in opstand tegen de Macht die dat over u laat komen. Want zodra u in grote nood komt wilt u daar graag iemand voor verantwoordelijk stellen, zelfs als u een God en Schepper loochent. Maar tegen de slagen van het lot zult u niets kunnen uitrichten, en dan zult u ook een Macht moeten erkennen die sterker is dan u. Daarom zijn zulke slagen van het noodlot en ongewoon grote ellende nog de enige middelen die uw denken kunnen veranderen. Ik moet ze aanwenden met het oog op het einde en in verband met het lot dat Ik nog van u zou willen afwenden. Betreur niet de mensen die plotseling uit het leven worden weggeroepen, want zij kunnen in het hiernamaals nog tot inzicht komen, als zij nog niet geheel en al aan mijn tegenstander ten prooi gevallen zijn en dan ook nog in de diepte wegzinken om opnieuw in de materie gekluisterd te worden. Maar wee degenen die het einde beleven zonder hun levenswandel, hun denken en hun ongelovigheid te veranderen. Voor hen is er geen redding meer. En ook het grootste erbarmen mijnerzijds, mijn oneindige liefde voor al mijn schepselen, kan dat lot van een hernieuwde kluistering niet van hen afwenden. Want het is de enige mogelijkheid dat de ziel ooit tot voleinding kan komen, dat zij na een oneindig lange tijd weer als mens de weg over de aarde gaat en bewust de weg tot Mij gaat om vrij te worden van elke uiterlijke vorm.

En deze hernieuwde kluistering is een daad van mijn liefde, omdat Ik zulke zielen aan de macht van mijn tegenstander onttrek en weer onderwerp aan mijn wil. Want de ziel kan zich als mens alleen dan van hem bevrijden als zij bewust Jezus Christus aanroept om verlossing. En omdat de mensen op aarde nu niet meer in Hem geloven en Hem om hulp vragen, kunnen zij ook niet bevrijd worden uit deze macht van de tegenstander die hen onherroepelijk naar beneden trekt in zijn rijk. Maar u mensen hebt een vrije wil en zou u om die reden evengoed tot de goddelijke Verlosser kunnen wenden, en dan was u gered voor tijd en eeuwigheid, als tot hem. U doet het echter niet en moet daarom de gevolgen van uw, zich tegen Mij verzettende wil, ook op u nemen.

Maar altijd weer zal Ik u de kennis daarover doen toekomen. Ik zal een ieder persoonlijk aanspreken door de "stem van het geweten". Ik zal hem de vergankelijkheid van alle wereldse vreugden en goederen laten inzien en hem zelf door nood en leed laten gaan. En tenslotte zal Ik nog door de elementen der natuur tot hem spreken. Maar zijn wil dwing Ik niet, en daarom is aan hem zelf ook het lot te wijten dat hij tegemoet gaat. Ik zou hem onbegrensde zaligheid willen schenken, maar hijzelf kiest de toestand van onzaligheid, de toestand van de grootste kwellingen en van het geketend zijn. Daarom zal hij krijgen wat hij begeert, want zijn hang naar de materie veroorzaakt voor hem weer de hernieuwde kluistering in de hardste materie. Want al staat Mij ook alle macht ter beschikking, Ik zal niet dwangmatig op de wil van een zelfbewust wezen inwerken. Anders zou Ik tegen mijn wet van ordening ingaan, wat nooit en te nimmer mogelijk is. Maar tot aan het einde zal Ik tot de mensen spreken. En wie op mijn woorden acht slaat zal gered worden van het lot van de hernieuwde kluistering. Hij zal Mij eeuwig dankbaar zijn dat mijn liefde hem achtervolgd heeft tot hij zich veranderde.

Amen