Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8427
3 maart 1963

De lage geestestoestand van de mensen vereist een einde

Wie eenmaal is doorgedrongen in geestelijk weten, kan zich ook een oordeel veroorloven over de geestestoestand van de mensheid, en hij zal inzien dat er ook geen geestelijke vooruitgang op deze aarde meer kan zijn. Hij zal kunnen nagaan, dat de geboden van de liefde tot God en de naaste slechts nog heel zelden in acht worden genomen en dat het veronachtzamen van deze geboden voortdurend grotere duisternis ten gevolge heeft. Hij weet ook dat de vrije wil van de mensen zelf doorslaggevend is en dat ook deze misbruikt wordt, omdat hij zich in toenemende mate naar de tegenstander van God wendt en dat daarom ook de mensen in diens macht zijn.

Wel zou er redding kunnen bestaan, als de mensen maar bereid waren Gods woord aan te nemen dat Hij zelf naar de aarde zendt en dat ook waarlijk de kracht heeft een verandering van het menselijk denken te bewerkstelligen. Maar juist deze bereidheid ontbreekt en zo gaat de mensheid onherroepelijk het einde tegemoet, opdat aan de toestand van materiële gerichtheid een einde zal worden gemaakt en een nieuwe verlossingsperiode ingeleid, die de eindeloze val terug in de diepte tegenhoudt en het wezen dat als mens gefaald heeft, weer wordt opgenomen in het terugvoeringsproces volgens goddelijke wil.

Wie is doorgedrongen in geestelijk weten is ook al het gebeuren begrijpelijk, hij weet dat een tijdperk van verlossing ten einde loopt en er een nieuw begint, omdat hij op de hoogte is van de oorzaak van de toestand van materiële gerichtheid van de mensen en ook dat Gods liefde steeds weer nieuwe mogelijkheden schept de wezens die eens uit Hem waren voortgekomen naar het doel te voeren. En alleen door zulke, in geestelijk weten doorgedrongen mensen kan een weinig hulp worden geboden, doordat dezen ook de medemensen in kennis stellen van hun weten - maar ook nu weer moet de vrije wil bereid zijn zo'n weten aan te nemen. En de wil van de mensen is uitermate verzwakt.

Weliswaar zou de mens zich altijd in de toestand van kracht kunnen plaatsen en ook een sterkere wil krijgen, maar daartoe is het nodig dat hijzelf in de liefde leeft en de weg inslaat naar Jezus Christus, die door Zijn kruisdood onmetelijke genaden verwierf, dus ook versterking van de wil. Werken van liefde zullen de mens steeds kracht opleveren en een roep tot Jezus zal versterking van de wil geven, want dan is ook de wil al niet meer geheel van God afgewend, want wie in de liefde werkzaam is, brengt ook de band met God, als de eeuwige Liefde, tot stand. En wie Jezus Christus aanroept, erkent Hem als Verlosser van de wereld en bijgevolg ook God zelf, die in Jezus Christus mens is geworden.

U allen zult dus aan de toestand van zwakte kunnen ontsnappen, u bent in uw krachteloosheid niet aan u zelf overgelaten, veeleer staat u altijd de kracht ter beschikking, wanneer u er maar naar verlangt. En u zult daar steeds over worden ingelicht van de kant van hen die dit weten bezitten, maar zolang u hart en oren afsluit gaan de woorden zonder effect aan u voorbij en blijft u in uw zwakheid en duisternis en komt u het doel van uw leven niet na. Dwang wordt echter van de kant van God niet op u uitgeoefend, uw wil is volledig vrijgelaten hoe u de onderrichtingen van uw medemensen opneemt, maar ze worden u aangeboden, zodat u ook zelf deze beslissing zult kunnen nemen.

Wanneer echter uw eigen wil zich daar tegen verzet en u de weg uit de toestand van duisternis niet vindt, zult u in een netwerk van leugen en dwaling verstrikt zijn, dat u dan zelf niet meer zult kunnen stukscheuren omdat het u geboeid houdt en u door de tegenstander van God, zelf werd omgeworpen. En dan blijft er nog maar die ene mogelijkheid: je macht van de tegenstander te breken, dat wil zeggen: hemzelf de mogelijkheid te ontnemen de mensen op de aarde in het nauw te brengen, wat een uiteen doen vallen van de aarde met al haar scheppingen, alsook van alle levende wezens tot en met de mens, betekent - voor u, mensen dus een einde, met de kluistering die er op volgt in de harde materie, en een omvormen van al de materiële scheppingen ten behoeve van het opnemen van het nog gebonden geestelijke dat zich eveneens positief ontwikkelen moet op deze aarde.

Een geestelijke ommekeer op deze aarde is niet mogelijk omdat de mensen daartoe niet de wil opbrengen. Maar wat nadien komt, zal ook een geestelijke ommekeer laten zien, want na de ondergang van de oude aarde zal er een nieuwe aarde ontstaan met onvergelijkbaar mooie scheppingen, met geestelijk rijpe mensen, die hun geloofs en wilsproef op deze aarde doorstonden en als stam van het nieuwe mensengeslacht geplaatst worden op de nieuwe aarde. Want dezen hebben een geest die gewekt is, ze zijn op de hoogte van de liefde Gods en Zijn besturen en werkzaam zijn in het universum, en ze weten ook dat alle scheppingen er alleen maar toe dienen al het eens gevallen geestelijke helemaal rijp te laten worden, zij weten dat de goddelijke ordening in acht moet worden genomen en dat alles wat uit de goddelijke ordening treedt, eindeloze tijden nodig heeft om eens weer het doel te bereiken zich aan de wet van de eeuwige ordening aan te passen en een leven te leiden in onbaatzuchtige liefde.

En aan het einde van een periode op aarde is de liefde onder de mensen volledig bekoeld, dus is er dan ook diepste duisternis op aarde, want alleen de liefde is het licht dat dringt door de duisternis. En alleen wie in de liefde leeft, zal ook in geestelijk weten doordringen, hij zal het licht zelf in zich doen ontbranden en voor hem zijn alle verschrikkingen van de duisternis voorbij. En dit heldere licht zal de nieuwe aarde verlichten en alle mensen zullen in het licht wandelen want ze leven in de liefde en gaan met God, die zelf de Liefde en het Licht is van eeuwigheid.

Amen