Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8201
27 juni 1962

"Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?"

Mijn lijden en sterven aan het kruis was onuitsprekelijk smartelijk. En iedere poging dit lijden te beschrijven zou maar een zwakke vergelijking zijn met dat wat Ik geleden heb, want Ik voorzag iedere fase van mijn verlossingswerk. Ik wist waaruit mijn laatste opdracht bestond en Ik had niet de troost voor Mij zelf die kwellingen te kunnen verminderen, want Ik moest de laatste uren doorstaan als alleen maar "mens". Ik bezat wel alle kracht, omdat de liefdeskracht van God, mijn Vader van eeuwigheid, Mij doorstroomde tot het laatste, maar Ik zelf liet door mijn wil de liefdeskracht niet meer toe. Ik liet niet toe dat ze zich in Mij zelf deed gevoelen om zodoende met die hulp de pijnen te verminderen of op te heffen. Want in dat geval zou het verlossingswerk niet volledig zijn geweest, daar deze grootste mate van lijden nodig was om de overgrote schuld van de oerzonde van de mensheid te delgen.

En de Godheid in Mij kende mijn wil en Zij liet Mij daarin vrij. Zij trok zich zelf terug omdat Ik het zo wilde, om mijn liefde voor de mensen tot de hoogste graad op te voeren die weer alleen mijn Vader gold, naar wie Ik vurig verlangde in de grootste nood, in het zwaarste lijden en in het bijzonder in de laatste minuten van mijn lichamelijk leven.

En dit verlangen groeide omdat Ik geen beroep meer deed op Zijn hulp en op Zijn liefdeskracht.

En in deze hunkering naar Hem, mijn Vader van eeuwigheid, riep Ik de woorden uit: "Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Ik zelf had het gewild om als mens het werk van erbarmen voor de zondige mensheid tot een einde te brengen, omdat dit de grootste liefde was die Ik mijn Vader bewijzen kon. Dat Ik Mij in Zijn plaats aan het kruis liet nagelen, want Hij zelf was toch naar de aarde afgedaald en had in Mij Zijn intrek genomen, omdat Hij zelf het verlossingswerk voor Zijn kinderen wilde volbrengen, maar als God niet lijden kon.

En zo nam Ik voor Hem alle lijden en smarten op Me en verdroeg ze tot het einde.

Maar hoe vaak en hoe begrijpelijk Ik het u ook probeer duidelijk te maken, u zult het toch nooit ten volle kunnen begrijpen tot het geestelijke rijk u opgenomen heeft, het rijk van licht en zaligheid.

En de eenvoudigste verklaring blijft steeds het woord: "de Vader en Ik zijn één". Er was al de volledige eenwording. En daarom kon Ik zeggen: "Het is volbracht!" De mens Jezus had Zijn leven gegeven en Hij had als mens geleden en een ontzaglijk smartelijke dood ondergaan.

Maar Hij had zich ook met de eeuwige Godheid verenigd, want tot het einde toe was de liefde in de mens Jezus. Anders zou Hij niet gezegd hebben: "Vader vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen". Toen de liefde zich stilhield was dat nodig om het verlossingswerk te volbrengen, opdat nu ook de dood vastgesteld kon worden door alle mensen in Zijn omgeving, opdat Zijn lichaam in het graf gelegd kon worden, waaruit Hij op de derde dag weer is verrezen.

Want elke uiting op het laatst van de goddelijke geest had de mensen nog aan het twijfelen kunnen brengen aan de kruisdood van Jezus, omdat men dan Zijn verbinding met Mij zou hebben herkend, en het geloof in het verlossingswerk zou dan onvermijdelijk het gevolg geweest zijn - dat echter voor de mensen een beslissing in vrije wil moest zijn.

Ook dit zult u nog niet juist kunnen begrijpen, maar als u zelf uw geest met de Vadergeest van eeuwigheid verenigt, zal het licht in u worden. En u zult dan ook mijn woord verstaan, dat altijd probeert u opheldering te geven en dat u dan ook naar de graad van rijpheid ofwel de graad van liefde van uw ziel zult kunnen begrijpen. Want in het bijzonder over het verlossingswerk moet u zuivere waarheid en volledig begrip geschonken worden, opdat u de grootte van mijn liefde zult beseffen, die voor u mensen, voor uw zondeschuld naar de aarde kwam, die het verlossingswerk volbracht heeft om voor u de weg weer vrij te maken tot de Vader, om uw grote zondeschuld te verzoenen - want deze versperde u voor eeuwig de weg naar het vaderhuis.

Amen