BD.8043
19 en 20 november 1961
God probeert wederliefde te wekken
De duisternis, die over de aarde ligt gespreid, is waarlijk
groot en daarom neemt ook de zondigheid van de mensen toe, hoe dichterbij
het einde is. En steeds weer probeert mijn liefde de mensen licht te brengen,
want al zijn ze ook nog zo diep gezonken, al zijn ze ook nog zo ver van
Mij verwijderd, mijn erbarmende liefde kent het verschrikkelijke lot,
dat voor hen allen is weggelegd, die vóór het einde de terugweg
naar Mij niet vinden, die de weg van de terugkeer niet hebben aanvaard
voordat het einde komt. Ik ken de macht van de tegenstander, waaraan de
mensen ten prooi vallen. Ik ben op de hoogte van hun zwakheden en willoosheid,
Ik moet hun wil de vrijheid laten en Ik zie hoe ze ononderbroken op de
afgrond afstevenen; dat ze weer voor eindeloze tijden gekluisterd worden
in de schepping. En het lot van hen boezemt Mij medelijden in, zodat mijn
liefde iedere afzonderlijke ziel tot aan het einde achterna gaat en ze
nog tracht te winnen.
Maar Ik weet ook, dat iedere ziel eens naar het licht zal komen, ook wanneer
er eeuwigheden mee gemoeid zijn. Mijn liefde voor mijn schepselen is oppermachtig
en ze zal daarom ook niets onbeproefd laten, om de ongelukkige toestand
voor hen te verkorten, om ze aan de handen van mijn tegenstander te ontrukken,
omdat Ik als een vader bezorgd ben om mijn kinderen en hen elk leed zou
willen besparen, omdat Ik hen gelukzaligheid in overvloed zou willen bezorgen.
Maar mijn hoogst volmaakt Wezen zal steeds werkzaam zijn in wettelijke
ordening en zo kan een wezen nooit van de gelukzaligheid genieten, dat
zich bewust tegen Mij verzet, dat niet vrijwillig dichter bij Mij komt,
maar daarentegen volhardt in zijn afweer, die hem eens de duisternis opleverde
en die grote afstand tot Mij betekende.
Ik kan zo'n wezen niet gelukkig maken, maar Ik ontneem hem toch mijn liefde niet. Integendeel, Ik achtervolg het met mijn liefde. Ik probeer
me aan hem als een God van liefde te kennen te geven, opdat het hem makkelijk
valt, mijn liefde te beantwoorden en opdat dan alle gevaar om verloren
te gaan is bezworen.
Liefde wekt wederliefde. Verwacht of hoop Ik nu van mijn schepselen, die
als mens over de aarde gaan, liefde, dan moet Ik me aan hen vooreerst
als een God van liefde bewijzen, in wie ze nu vertrouwen krijgen en Hem
wederliefde schenken. Wil Ik liefde van mijn schepselen ondervinden, dan
moeten ze ook weten van mijn liefde voor hen, ofschoon het vaak moeilijk
is de mensen te overtuigen van de liefde van hun God en Schepper, die
hun Vader wil zijn tot in alle eeuwigheid. Maar Ik wil de harten van mijn
kinderen winnen en dat veronderstelt, dat ze Mij leren herkennen; dat
veronderstelt, dat Ik hen help, wanneer ze in nood zijn en zich tot Mij
wenden om mijn bijstand. De mensen moeten liefde voelen van mijn kant,
die dan wederliefde opwekt.
Maar zeer vaak zijn ze niet in staat mijn liefde te onderkennen, omdat
hun geestestoestand nog erg verduisterd is als gevolg van hun eigen liefdeloosheid
en dan moet hen opheldering worden verschaft in alle waarheid, maar steeds
op een manier, dat mijn liefde wordt benadrukt, maar niet mijn rechterlijke
macht. Door te dreigen met straffen worden ze niet op het pad der liefde
geleid; veeleer vrezen ze Mij alleen, wanneer ze trouwens al aan een God
geloven, die alle macht heeft over hemel en aarde.
Als het echter toch lukt, door het brengen van de waarheid hen een liefhebbende
God begrijpelijk te maken, wiens middelen alleen steeds worden begrepen,
wanneer hen de verbanden naar waarheid duidelijk worden gemaakt, wanneer
steeds weer mijn liefde voor alle mensen naar voren wordt gebracht, dan
is het ook mogelijk, dat hun harten zich in liefde richten op Mij en dan
zullen ze vrijwillig doen, wat mijn wil is en dan heb Ik hun liefde al
gewonnen en hun terugkeer naar Mij is verzekerd. En daarom zal Ik nooit
ophouden, naar de liefde van mijn schepselen te dingen, want gedwongen
is ze niet te winnen en dus moet ook al mijn toespreken in alle liefde
op u, mensen, gericht zijn, wil Ik bereiken, dat u naar Mij luistert en
over al mijn woorden in alle ernst nadenkt. Want wat in liefde wordt aangeboden,
zal ook eerder de aandacht trekken. Harde, toornige woorden daarentegen
- zelfs wanneer ze gerechtvaardigd zouden zijn - zullen geen liefde wekken,
veeleer een hernieuwde wil om af te weren tot gevolg hebben en dan heb
Ik niets gewonnen.
Mijn evangelie van liefde moet worden verbreid in de hele wereld en waar
dit gebeurt in onbaatzuchtige liefde, zal het waarlijk ook niet zonder
gevolg blijven. Maar wordt er vrees voor straffen in de mensen gewekt,
dan zal de verandering tot liefde onzeker blijven. Een mens kan dan wel
zijn best doen correct te handelen, maar een werkzaam zijn in liefde in
vrije wil is zijn levenswandel nog niet. Echter alleen dit brengt Mij
de schepselen als mijn kinderen terug, die eens vrijwillig van Mij zijn
weggegaan.
Ik tracht de liefde van deze schepselen van Mij te winnen en probeer steeds
alleen als God van liefde, als Vader Mij aan hen te openbaren. En Ik maak
ze daarom opmerkzaam op de gevolgen van een liefdeloze levenswandel, dat
zij daarover zullen nadenken en zichzelf rekenschap geven in hoeverre
ze mijn geboden van liefde nakomen. Want kennis van mijn geboden van liefde
moeten ze bezitten, het moet hen worden overgebracht, maar onder dwang
kan het vervullen ervan niet worden bereikt. Mijn liefde zal u, mijn schepselen,
eeuwig toebehoren en ze zal niet eerder rusten, dan tot u weer naar Mij
bent teruggekeerd, tot ook u mijn liefde zult beantwoorden en dan ook
de aaneensluiting met Mij weer tot stand is gebracht, die tot de eeuwige
gelukzaligheid behoort.
Amen |