Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8032
4 november 1961

Wat is liefde? - Verandering van de eigenliefde in naastenliefde

Steeds weer wordt u aangemaand een leven in liefde te leiden, want de liefde is de kracht die u verlost, de liefde is de weg die naar Mij voert. De liefde is mijn oerelement en daarom is diegene innig met Mij verbonden die in de liefde leeft, omdat hij Mij, de Liefde zelf, onherroepelijk tot zich trekt. Wat wil het echter zeggen, een leven in liefde te leiden naar mijn wil?

U moet de eigenliefde die uw wezen is bij uw belichaming als mens, veranderen in onbaatzuchtige naastenliefde. Dat wil zeggen: u moet de verlangende, hebzuchtige liefde, veranderen in onzelfzuchtige, gevende liefde die wil verblijden, die alleen goddelijke liefde genoemd kan worden. Want mijn tegenstander heeft begrepen hoe deze goddelijke liefde in u te veranderen, door het verlangen in u te leggen naar dingen die in strijd zijn met het goddelijke. Hij wist begeerten in u mensen op te wekken, die u probeert te verwezenlijken. Hij heeft u de eigenliefde in het hart gelegd. Deze liefde moet u gedurende de tijd van uw leven op aarde weer trachten te veranderen in de goddelijke, onzelfzuchtige liefde.

U moet dus onbaatzuchtige naastenliefde beoefenen, u moet minder aan uzelf denken en in plaats daarvan u om het lot van uw medemensen bekommeren. U moet mensen verblijden en innige liefde uitstralen, want alleen zo'n liefde is goddelijk. Ze is de liefde die ons weer verbindt voor tijd en eeuwigheid. Daarom moeten de mensen steeds weer op hun aardse opdracht gewezen worden: zich tot liefde te vormen. Mijn geboden van de liefde moeten hun steeds weer worden voorgehouden en tegelijkertijd moet hun gezegd worden welke uitwerking een leven in liefde heeft op de ziel van de mens. Ook moet hun de reden gegeven worden waarom Ik van de mensen liefde verlang. Zij moeten opheldering ontvangen dat ze in de diepte gestort zijn omdat ze mijn liefde afwezen, omdat ze buiten mijn ordening traden, omdat zij zich buiten mijn liefdesstroomkring plaatsten en daardoor ook hun wezen totaal veranderden. De mensen moeten er over onderwezen worden dat de kracht van de liefde ook "leven" garandeert, terwijl zonder liefde het wezen dood is ofschoon het als mens een schijnleven leidt. Ze moeten weten dat zij op de aarde leven om zich het eeuwige leven te verwerven en dat bij dit eeuwige leven een graad van liefde hoort die een bewust bestrijden van de eigenliefde vereist. De mens moet weten dat onder "liefde" die door Mij gewild is, altijd alleen de onzelfzuchtig gevende liefde te verstaan is die verblijden wil. En probeert hij nu dus zijn wezen tot liefde te veranderen, dan zal hij ook spoedig het werkzaam zijn van de goddelijke liefde ervaren. Hij zal alles leren begrijpen, in hem zal het licht worden, hij zal uit de duisternis van geest tevoorschijn treden en tot inzicht komen. Hij zal doordrongen zijn van mijn geest en kunnen onderwijzen, want zijn innerlijk besef stelt hem nu in staat dit op zijn medemens over te dragen, die nu echter ook eerst door werken van liefde tot deze heldere geestelijke toestand gekomen moet zijn om nu eveneens het begrip er voor op te brengen, om de overgedragen kennis te herkennen als waarheid.

De liefde moet dus een heldere geestelijke toestand tot gevolg hebben. Is dit niet het geval, dan zijn het alleen maar woorden die de vervulling van mijn geboden van liefde proberen voor te spiegelen, terwijl het bewijs echter uitblijft. De liefde is het voornaamste, de liefde is het goddelijke, de liefde is het vuur dat onherroepelijk ook licht zal uitstralen. Dus moet er wijsheid te vinden zijn waar ware liefde beoefend wordt zodat het denken van de mens juist is, dat een innerlijk licht in hem ontvlamt en dat hij dan ook wijs zal spreken omdat de geest in hem zich uit - omdat Ik zelf Mij in hem kan openbaren en mijn woorden waarlijk licht en leven zijn en getuigen van de diepste waarheid. Het resultaat van een leven in liefde moet dus te herkennen zijn, want "wie in de liefde blijft die blijft in Mij en Ik in hem". En waar Ik dus zijn kan daar werkt mijn geest en deze uit zich zo dat u waarlijk niet meer twijfelt aan mijn tegenwoordigheid.

Amen