Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7481
18 december 1959

Verbinding met God te midden van de wereld

Midden in het aards gewoel zult u dikwijls mijn geest moeten zoeken. Dat wil zeggen: u zult een innige gedachte naar Mij moeten opzenden, dat Ik u niet alleen laat gaan, maar u steeds met mijn aanwezigheid gelukkig kan maken. Te midden van het aards gewoel, want u wordt voortdurend door de wereld in beslag genomen en u zult gemakkelijk in haar banden verstrikt kunnen raken. En daarom zult u niet de verbinding met de geestelijke wereld moeten verliezen, die het alleen waard is nagestreefd te worden en waarin Ik Heerser ben van eeuwigheid. En u zult niet verloren kunnen gaan wanneer uw gedachten steeds weer naar Mij dwalen, want dan verlaat Ik u niet, maar houd u vast aan mijn hand. En waar u nu ook zult gaan of staan, daar ben Ik bij u en u zult veilig elke weg kunnen gaan, ook door het aardse gewoel heen.

Maar wie denkt er aan Mij, ook in de wereld? Het zijn er maar weinig voor wie Ik meer ben dan de wereld en slechts weinig zullen daarom met Mij de band aangaan. Dit zijn de mijnen die Mij in hun hart dragen, die te allen tijde aan Mij denken en die daarom ook zonder gevaar door het aards gewoel kunnen gaan, omdat ze Mij steeds als Begeleider hebben. Maar daartoe behoort het vaste geloof in Mij en de liefde voor Mij, die hen voortdurend naar mijn aanwezigheid zal laten verlangen. En dit geloof in Mij en de liefde voor Mij hebben er steeds maar weinig. Maar deze zijn gelukkig te prijzen, want zij zijn het die in nauwe verbinding met Mij staan en die Ik zal behoeden op al hun wegen.

Maar het merendeel beschouwt de wereld als hun god en ze verwachten alles alleen van de aardse wereld. En ze streven met alle geweld naar haar goederen en schatten, in het geloof dan alles te bezitten wat hun hart begeert. En toch zijn het slechts vergankelijke voorwerpen die zulke mensen verwerven. Het is geen geestelijke rijkdom, het zijn slechts schijngoederen die vergaan met de dood van de mens, die hij niet met zich mee kan nemen in het rijk hierna. Maar daar willen de mensen niets van weten en ze hechten aan aardse goederen dus veel te veel waarde en gebruiken al hun kracht om zulk vergankelijk goed te verkrijgen, dat hun geen enkel nut oplevert voor hun ziel en het heil ervan. En deze mensen zullen ook geen gedachten naar Mij opzenden wanneer ze zich te midden van het aards gewoel bevinden. Want hun god is deze aardse wereld met haar goederen en hieraan hebben ze zich helemaal overgegeven. En dus kan Ik ook niet bij hen tegenwoordig zijn, want ieder mens moet vurig naar mijn aanwezigheid verlangen. Hij moet de verbinding met Mij bewust tot stand brengen, wat echter bij de kinderen van de wereld niet gebeurt, omdat de wereld hen geboeid houdt aan mijn tegenstander, die ook de heer is van deze wereld.

En toch zou een gedachte aan Mij al voldoende zijn, dat Ik de mens bij de hand neem en hem door deze wereld heen zou leiden naar een ander doel. Dat Ik zijn blikken geestelijk zou richten, wanneer deze verbinding eenmaal zou hebben plaatsgevonden. Maar Ik gebruik geen dwang en Ik kan de mensen alleen maar aanraden steeds mijn aanwezigheid te zoeken en zich veilig te stellen, opdat ze al op aarde gelukzalig worden en eens in het geestelijke rijk, in het rijk dat niet van deze wereld is.

Amen