Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7475
11 december 1959

Verwijzingen naar catastrofen

Het zal u spoedig duidelijk worden, hoe vergankelijk al datgene is, wat hoort bij de wereld. Want steeds vaker zult u horen over verwoestingen door natuurkrachten, over ongevallen en catastrofen van allerlei aard en over het plotselinge sterven van veel mensen. En niemand weet of en wanneer ook hem hetzelfde lot zal treffen. Niemand weet wanneer zijn laatste uur heeft geslagen.

Maar iedereen weet, dat hij niets met zich mee kan nemen naar de eeuwigheid. En daarom zou hij zijn aardse streven moeten verminderen, het najagen van aardse goederen van allerlei aard. Want hij moet alles achterlaten, wanneer het uur van de dood is gekomen. En steeds weer zult u daaraan worden herinnerd door onvoorziene voorvallen, waar have en goed waardeloos is geworden, door plotselinge sterfgevallen en slagen van het noodlot van allerlei aard.

Maar dit zijn allemaal tekenen van barmhartigheid van de eeuwige Godheid, die u moeten aanmanen ook aan uw eigen dood te denken. Dit zijn allemaal tekenen van Haar liefde, die steeds alleen uw zielenheil wil bevorderen en u graag wil helpen u te bezinnen en uw leefwijze te veranderen.

Want wat u voor de wereld doet, wat u alleen voor uw aardse leven doet, verschaft u alleen vergankelijke goederen. Maar wat u uw ziel geeft aan geestelijk goed, levert u ook weer geestelijke goederen op. En dat zal u volgen in de eeuwigheid, ook wanneer u plotseling en onverwachts uit het aardse leven wordt weggeroepen. Want geestelijke goederen zijn onvergankelijk. Ze kunnen niet van u worden afgenomen en eens zullen ze u gelukkig maken in het rijk hierna.

Maar al wordt u ook nog zo vaak de vergankelijkheid van al het aardse voor ogen gehouden, u probeert nooit in gedachten zulke lotgevallen ook op uzelf toe te passen, maar u leeft verder zoals voorheen. En de tijd gaat steeds meer richting het einde. Zowel voor de enkeling, alsook voor alle mensen is een grens gesteld, die hij zelf nooit kan bepalen, maar die al de volgende dag voor hem van betekenis kan zijn, omdat het leven van ieder afzonderlijk in Gods hand ligt.

En daaraan zouden de mensen steeds moeten denken. En ze zouden zo moeten leven, zoals ze zouden doen wanneer hun de dag bekend zou zijn. Ze moeten elke dag bereid zijn van de aarde heen te gaan. Ze moeten hun geestelijke voorraad voortdurend vergroten en aardse verlangens altijd achterstellen. Ze moeten leven in het bewustzijn van de eeuwigheid, niet alleen voor de dag van vandaag. Want plannen voor de toekomst kunnen ze nooit met zekerheid maken, dus houden ze liever rekening met een snel overlijden en bereiden ze zich daaraan beantwoordend voor op de eeuwigheid, dan zo maar raak te leven en alleen erg te verlangen en te streven naar aardse goederen, want deze zijn en blijven vergankelijk en leveren de ziel geen voordeel op.

Doch alleen de ziel blijft bestaan. Ze kan niet vergaan. En opdat haar een goed lot beschoren is, moet de mens haar op aarde doen toekomen wat haar tot gelukzaligheid strekt. De mens moet steeds alleen werken van liefde verrichten. Dan zorgt hij waarlijk beter voor zijn ziel, dan hij voor zijn lichaam kan zorgen. Want hiervoor zal ook worden gezorgd, zodra de mens eerst aan zijn ziel denkt. Maar ziel en lichaam hoeven geen vrees te hebben voor de dood, die anders steeds weer voor de mens ligt als een verschrikking, waarvoor hij bang is, zolang de mens op aarde niet aan zijn eigenlijke bestemming denkt.

Maar wie eerst voor de ziel zorgt, heeft geen vrees meer voor de dood. Hij is als het ware alle dagen voorbereid en de dood zal hem niet verrassen, maar voor hem alleen een wisseling van zijn verblijfplaats betekenen, die hij waarlijk zal verwelkomen.

Amen