Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7179
1 augustus 1958

De reiniging van de aarde

En er zal weer een nieuwe aarde zijn, en de mensen daarop zullen innig met Mij verbonden zijn en leven naar mijn eeuwige ordening. Maar die toestand kan alleen nog maar bereikt worden door een reiniging van deze aarde - zodat de oude aarde weer in een toestand gebracht wordt waarin alles juist geordend is. Wat echter niet betekent dat deze orde op de tegenwoordige aarde hersteld kan worden, wat veel mensen graag zouden willen omdat de gedachte aan een einde van deze aarde niet in hen opkomt.

De komende reiniging zal grondig zijn en zich eerst uitstrekken over de mensen, die niet meer leven naar mijn orde van eeuwigheid. Zij zal echter ook de scheppingswerken zelf bevatten, omdat het daarin gekluisterde geestelijke nieuwe omvormingen nodig heeft om tot een snellere geestelijke opwaartse ontwikkeling te komen. Want Ik ben voor alles bedacht op het geestelijke dat al lang genoeg gesmacht heeft in de harde materie, om eindelijk ook eens de weg omhoog te mogen gaan.

Nimmermeer zou op deze aarde een omkeer tot Mij plaatsvinden omdat mijn tegenstander door de mensen zelf in zijn macht gesterkt wordt, die hij echter alleen zal aanwenden om een nog grotere afval van Mij te bereiken. Maar als de tegenstander zelf met alles wat hem onderhorig is niet gekluisterd is, blijft het geestelijke peil niet alleen zo laag als het reeds is, maar zal steeds nog erger worden. En dan is een harmonische toestand op aarde niet meer te verwachten. Daarom zal Ik een grondige reiniging teweegbrengen. Ik los alles, wat op aarde iets geestelijks in zich bergt, op en laat een nieuwe aarde ontstaan met geheel nieuwe scheppingen, die weer door het geestelijke betrokken wordt ten behoeve van een verdere ontwikkeling. En Ik bevolk de aarde alleen met mensen wier graad van ontwikkeling zodanig is, dat zij een zalig leven in het paradijs verdragen kunnen. Dus met mensen, die in de laatste strijd op deze aarde Mij trouw terzijde stonden, en die Ik daarom als stam van het nieuwe mensengeslacht op de nieuwe aarde plaatsen kon.

Iedere nieuwe scheppingsperiode begint met een geestelijk ontwikkeld geslacht, dat dan weer op de navolgende generaties moet inwerken om ook deze de weg omhoog te tonen, en hen bij hun voleinding te helpen.

En omdat nu mijn tegenstander gekluisterd is, daarom worden aanvankelijk ook de mensen niet meer door hem bedreigd. Het zal daarom voor een lange tijd een paradijselijke toestand blijven waarin al het geschapene, mensen en dieren, in harmonie en vrede tezamen leven. Waarin de liefde de mensen tot een voortdurende verbinding met Mij drijft, en waarin Ik zodoende bij hen tegenwoordig kan zijn. En de mensen zullen zalig zijn, tot eenmaal weer de tijd zal komen dat die verbinding verslapt en waarin de materie weer haar aantrekkingskracht uitoefent en de mensen door hun begeren de ketenen weer losmaken van mijn tegenstander zonder dat Ik hen daarin hinderen zal. Want de beproeving van de vrije wil, die Mij tevoren geheel was toegekeerd, is dan weer nodig.

Iedere verlossingsperiode brengt Mij veel van het eens gevallen geestelijke terug. Zou Ik echter aan deze tegenwoordige toestand geen einde maken, dan was er waarlijk geen geestelijk succes meer te behalen. Ik heb de tegenstander namelijk evenzo het recht toegezegd om om wezens te vechten. Hij misbruikt echter zijn recht doordat hij de grenzen van zijn bevoegdheid te boven gaat, doordat hij tracht te verhinderen dat de mensen enige kennis ontvangen over Mij, hun God en Schepper van eeuwigheid. Maar het aardse leven is de mensen gegeven om te beslissen aan welke heer zij willen toebehoren. En daarom moeten zij ook over beide heren ingelicht zijn, wat echter mijn tegenstander met al mogelijke middelen probeert te verhinderen. En daarom maak Ik aan zijn activiteiten een einde en hij wordt met zijn aanhang weer gekluisterd. Ik herstel op de eerste plaats overal de wettelijke orde om al het gevallene de opwaartse ontwikkeling te waarborgen, zoals het mijn plan is sinds eeuwigheid.

Amen