Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7104
27 april 1958

Het ontwikkelen van het vermogen Gods stem te vernemen

Wat u van mijzelf verneemt, dat kunt u met een gerust hart als zuivere waarheid bepleiten, u kunt er met overtuiging voor instaan en u kunt geloven dat ook alles in vervulling gaat wat Ik u als toekomstig geopenbaard heb. U kunt u op de stem van de geest verlaten, want het is mijn stem die in u klinkt omdat Ik wil dat u, mensen de waarheid wordt toegebracht, en dat u die Mij hoort deze waarheid zult moeten verbreiden onder de mensen.

Als u tenminste in Mij gelooft, dan moet het u ook begrijpelijk zijn dat u met Mij in een zeker verband staat, dat u als mijn schepselen - ondanks uw isolement - met Mij in een geestelijk contact staat, wat u door mijn aanspreken ook bewezen wordt. U kunt Mij horen in de vorm van in u opkomende gedachten, waarvan u echter niet zelf de veroorzaker bent maar die u toestromen van Mij, die u echter dan pas duidelijk tot bewustzijn komen als uw ziel in staat is met geestelijke oren te horen, als zij zich zo heeft voorbereid, dat zij mijn, dus als gedachte gesproken woord, verstaat en het nu ook aan het verstand kan doorgeven.

Mijn woord klinkt weliswaar, onafgebroken, maar om het te horen vereist dit een bekwaamheid die de mens zich eerst eigen moet maken door een levenswandel naar mijn wil. Mijn woord kan niet vernomen worden als er naar deze bekwaamheid noch gestreefd wordt, noch het geloof aanwezig is dat de mens mijzelf in zich vernemen kan. Hij moet zich zelf geschikt maken om als ontvangtoestel te dienen. Hij moet alle voorwaarden vervullen die het hem dan pas mogelijk maken mijn voortdurend in de oneindigheid uitstromende gedachten op te vangen en te verstaan, zodat hij zich nu als door Mij zelf aangesproken voelt en ieder woord van Mij als een in liefde aangeboden spijs voor zijn ziel ervaart - en nu steeds alleen nog maar streeft naar dit hemels brood.

En zo zult u niet kunnen zeggen Ik spreek alleen deze of die mensen aan, maar mijn woord weerklinkt steeds en eeuwig in het geestelijke rijk en ieder kan het vernemen, onverschillig of hij nog op de aarde vertoeft of reeds in het rijk hierna. Maar het wordt alleen door het geestelijke oor vernomen, en dus moet voordien dit geestelijke oor geschoold worden, wat steeds een leven in liefde en het vervullen van mijn geboden vereist. Wie de lichte geboden van de liefde tot God en de naaste vervult, aan hem zal Ik Mij openbaren, dat wil zeggen: hij zal mijn stem in zich vernemen, want zijn hart heeft zich erop voorbereid mijn geest op te nemen. U moet deze woorden maar altijd juist begrijpen: mijn geest werkt onafgebroken, maar Hij dringt niet met geweld door waar Hij tegenstand vindt. Is nu de tegenstand gebroken - die daarin bestond dat het wezen tot liefdeloosheid verviel, dat het mijn liefde afwees - dan opent het zich ook weer voor mijn doorstraling en dat betekent, dat het helder en licht in hem wordt, dat het ziet wat het voordien niet zag en hoorde, wat het voordien niet horen kon, mijzelf, mijn woord, dat nu weer in hem klinkt zoals in het allereerste begin.

En de innerlijke weerstand is in de laatste tijd vóór het einde bijzonder groot, wat zich uit in de liefdeloze gezindheid. En daarom zal ook in deze tijd maar zelden een mens mijn woord in zich vernemen. En dat heeft tot gevolg dat ook maar zelden een mens gelooft aan mijn directe aanspreken door mijn geest. Een heel natuurlijk gebeuren dat heel in het begin aan alle wezens bekend was, is tot iets onbegrijpelijks geworden, hoewel het in ieder mens moest kunnen plaats vinden, omdat ieder mens deze bekwaamheid in zich heeft maar ze niet ontwikkelt, of, ook wel in onwetendheid en ongeloof niets doet om zich in die toestand te verplaatsen, namelijk te kunnen omgaan met zijn Vader als een kind - om door Hem dus Zijn woorden waardig gekeurd te worden.

En steeds weer kunnen de mensen alleen maar onderwezen worden - maar niet door dwang zo omgevormd dat alle voorwaarden aanwezig zijn, om mijn stem in zich te kunnen vernemen. Het moet aan ieder mens zelf overgelaten blijven hoe hij zich tegenover de onderrichtingen instelt. Ieder mens kan alleen maar indirect mijn woord worden gebracht, dat dan ook tenvolle ontplooid moet worden - opdat de mens de waarheid van mijn woord aan zichzelf ervaart.

Amen