Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7035
6 februari 1958

Versterking van de wil door Jezus Christus - De beoordeling van de wil

De wil volstaat waar de daad niet kan worden uitgevoerd. Want u mensen wordt naar uw wil beoordeeld, hoe deze is gericht. Maar dat zal u niet vrijstellen van het uitvoeren, van het werkzaam worden van de wil, wanneer dit laatste mogelijk is. Want alleen woorden zijn niet voldoende. De wil moet serieus zijn. En een serieuze wil doet ook alles wat in het vermogen van de mensen ligt. Maar dat u ook kracht wordt toegevoerd zodra Ik uw ernstige wil zie, is vanzelfsprekend, daar Ik u anders niet ter verantwoording zou kunnen roepen voor verzuim wanneer u had kunnen handelen. Maar u hebt beslist hulp nodig om vat te kunnen krijgen op de oprechte wil. Alleen de vrije wilsbeslissing is de zin van uw bestaan op aarde. Deze zou echter nauwelijks door u juist worden genomen, wanneer deze wil geen versterking zou ervaren door Jezus Christus. Weliswaar is ieder mens in staat zijn wil op Mij te richten, maar hij zou steeds weer in een zwakke wil vervallen en daarom ook de uitvoering van zijn wil vaak achterwege laten. Maar de ommekeer van zijn wil naar Mij maakt het Mij al mogelijk, hem naar de Bron van genade van het verlossingswerk te leiden. Deze maakt het Mij mogelijk hem ook van kracht te voorzien en op hem in te werken door mijn geest, zodat hij wordt aangespoord om werken van liefde te verrichten. En zo kan hij de toevoer van kracht al ondervinden, wanneer hij deze innerlijke aandrang opvolgt.

Maar de hulp van Jezus Christus maakt de zekere geestelijke vooruitgang pas mogelijk, daar anders zijn wil steeds weer zou worden verlamd door de aanvechting van mijn tegenstander, die nog steeds macht heeft over de mens omdat deze nog niet vrij is van zijn zondeschuld. Desondanks hecht Ik zeer veel waarde aan de Mij toegekeerde wil en Ik rust niet eerder tot de mens de weg heeft genomen naar het kruis. Want Ik heb waarlijk middelen genoeg om dit te bereiken, wanneer de mens maar eenmaal de gedachten aan Mij in zich werkzaam laat zijn. En Ik heb ook het recht om met mijn tegenstander om deze mens te strijden. Maar wendt de mens zich nu bewust tot Jezus Christus, dan is zijn wil niet meer zo gemakkelijk te verzwakken. Dan streeft hij bewust het doel na en dan zal hij ook steeds op zijn wil de daad laten volgen en dus hogerop klimmen en zal zijn ziel rijp worden. Want de hulp van Jezus Christus bestaat niet alleen in de versterking van wil, maar ook in het scheppen van gelegenheden de naastenliefde te beoefenen.

Maar mijn tegenstander weet het voor elkaar te krijgen, dat ook aan werkzaam zijn in liefde paal en perk wordt gesteld. Hij weet de harten van zijn aanhangers zo te verharden, dat zij ook hun medemensen een werkzaam zijn in liefde verbieden. En deze aanhangers zijn ware knechten van de satan. Want ze grijpen beslissend in de geestelijke ontwikkeling in. Maar ze bereiken hun doel niet, want waar de mens het werkzaam zijn in liefde wordt verboden, daar beoordeel Ik de wil en laat hem evenveel meetellen als een volbrachte daad. En mijn tegenstander zal het klaarspelen, mijn goddelijke geboden van de liefde buiten werking te stellen, waar de wil nog zo zwak is dat die geen innerlijke weerstand biedt. Maar Ik beoordeel het hart van de mens niet naar de uiterlijk zichtbare daad. Van deze daad ontsla Ik echter ook geen mens bij wie de verwezenlijking ervan mogelijk is.

En zo hebt u opnieuw een verklaring, dat en waarom Ik werken van liefde van u vraag. Dat en waarom de ernstige wil om te helpen dezelfde waardering krijgt, waar het werk noodgedwongen achterwege moet blijven. Maar Ik stel Me niet tevreden met alleen de wil, die zonder werkzaam te worden de noodzakelijke ernst laat ontbreken. Maar zolang u nog niet de weg naar Jezus Christus bent gegaan, zal uw wil nog erg verzwakt zijn. En daarom zult u een beroep moeten doen op de genaden van het verlossingswerk om deze zwakke wil te boven te komen. Maar dan zult u met grote ijver uw doel nastreven, dat te doen wat mijn wil is: op te gaan in de liefde tot Mij en tot uw medemensen en daardoor het hemelrijk te verwerven.

Amen