Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6941
11 oktober 1957

Het geschenk van God: een vonkje van Zijn liefde

Licht en kracht zijn het, die u ontbreken omdat u nog onvolmaakt bent. Zonder licht en kracht zult u echter ook niet tot volmaaktheid komen en u mensen zou hopeloos in een ellendige toestand terecht komen wanneer u geen hulp werd verleend en u niet eerst licht en kracht gegeven werden, die het u mogelijk maken de staat van volmaaktheid te bereiken.

U weet dus bij het begin van uw aardse leven niets over de samenhang, over de zin van uw aardse leven en uw opdracht hierin, u bent totaal zonder kennis. Het licht ontbreekt u. En wordt u dit licht gegeven zodat u dus onderwezen wordt over uw aardse taak, dan ontbreekt u toch nog de kracht om de geestelijke volmaaktheid te bereiken, zolang u zich geen kracht verwerft, wat steeds alleen door het werken in liefde gebeuren kan. En om deze kracht te verkrijgen, dus te werken in liefde, ontbreekt u meestal de wil, omdat uw onvolkomen toestand ook een zeer verzwakte wil betekent. Zo is dus uw gesteldheid bij het begin van uw aardse leven, dat u alleen maar gegeven werd om uw onvolmaakte wezen om te vormen tot volmaaktheid.

Uw leven zou zonder enig uitzicht zijn als u niet iets geschonken zou zijn van Gods liefde, die u helpen wil weer tot volmaaktheid te komen: Hij heeft een heel klein vonkje van Zijn oneindige liefdesgeest in u gelegd. Dit liefdesvonkje is deel van Hem, het is onverbrekelijk met Hem verbonden, het is geest van Zijn geest, licht van Zijn eeuwig oerlicht en kracht tegelijk. Dit kleine vonkje is in staat een verandering in u te volbrengen zodat iedere onvolkomenheid verdwijnt en u als een stralend lichtwezen deze aarde zult kunnen verlaten.

Maar voorwaarde is wel dat u zelf dit kleine vonkje doet ontbranden, dat u het voeding geeft opdat het zich kan uitbreiden. Vereist is dat u zich door de goddelijke liefdesgeest in u laat aanzetten tot daden van liefde, want dat is zijn werkzaamheid. Het is de hulp van God, dat deze geestvonk onophoudelijk probeert de mens van binnenuit te beïnvloeden om werken van liefde te verrichten, omdat de liefde gelijk is aan licht en kracht, omdat door liefdewerken zowel het gebrek aan inzicht alsook de krachteloosheid verdwijnt, want de liefde is het enige middel om weer volmaakt te worden zoals het wezen was in het begin.

Geen mens zou zonder deze liefdesvonk in het aardse leven zijn doel bereiken, want het wezen heeft eertijds in vrije wil ieder aanstralen van Gods liefde afgewezen en is tot geen enkele ware liefde meer in staat als erfdeel van hem die God als eerste de liefde opzegde. De mens is dus het eens gevallen wezen dat geloofde te kunnen bestaan zonder te worden aangestraald door de liefde van God. Het kon weliswaar niet meer vergaan, maar de toestand van een gevallen wezen is een geheel andere geworden dan die waarin het oorspronkelijk geschapen was. Want pas de liefde is de leven gevende kracht die voor het wezen een gelukkig makend werkzaam zijn mogelijk maakt, en zonder liefde is het wezen dood en verduisterd van geest en moet daardoor uiterst ongelukkig zijn.

Maar ondanks het afwijzen weleer van Zijn liefde legde Gods liefde en erbarmen dit kleine liefdesvonkje in het hart van ieder mens en maakte zo een verbinding van zich uit naar de mens. Deze dient nu echter van de mens uit benut te worden, omdat ook dit liefdesvonkje, het aandeel van de goddelijke geest, geen dwang uitoefent op de wil van de mens maar toch door een zacht aansporen juist die wil probeert te beïnvloeden liefde te betrachten. En daardoor kan dan in het hart van de mens een vlam aanwakkeren die licht verspreidt en ook tegelijk kracht overbrengt om zijn wezen te veranderen.

Daarom is het voor ieder mens mogelijk zich in het aardse leven licht en kracht te verschaffen. Daar echter de vrije wil niet mag worden uitgeschakeld, houdt Gods liefdesgeest zich in en dwingt de mens niet te doen wat leidt tot zijn voltooiing, om welke reden ontelbare mensen geen gebruik maken van het grote genadegeschenk en daarom in duisternis en krachteloosheid blijven, waarvan alleen daden van liefde de ziel kunnen bevrijden.

Amen