Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6810
20 april 1957

Opstanding op de derde dag

Zoals u mensen tegenover mijn verlossingswerk staat, is doorslaggevend of u gelooft in een leven na de dood, in een verrijzenis uit het graf en een binnengaan in het rijk hierna. Want het verlossingswerk - mijn lijden en sterven aan het kruis - vond zijn bekroning in de opstanding op de derde dag, die al mijn onderrichtingen tevoren moest bevestigen, die de mensen een bewijs moest geven dat met de dood van het lichaam het leven niet is beëindigd, maar dat nu het geestelijke leven begint, wanneer de mens volgens mijn leer leeft. Wel wordt deze opstanding in twijfel getrokken en als legende alleen maar voor kennisgeving aangenomen.

En hij kan ook niet worden bewezen. Zulke leerstellingen kunnen alleen geloofd worden of afgewezen. En het geloof is ook een voortvloeisel uit mijn verlossingswerk of een teken dat de mens is verlost door Jezus Christus, omdat hij in Hem als de goddelijke Verlosser gelooft en dus ook de genaden van het verlossingswerk benut. Dat mijn lichaam zichtbaar uit het graf opsteeg betekent echter niet dat "het vlees" is verrezen, maar dat mijn lichamelijk omhulsel zich volledig had vergeestelijkt door het lijden en sterven aan het kruis. Het was het geestelijke kleed dat de ziel had aangetrokken en dat Ik alleen maar voor de mensen zichtbaar liet zijn om hun te tonen dat de dood nu alle verschrikkingen had verloren, omdat Ik de dood overwon. Mijn levenswandel op aarde moest de mensen de weg wijzen die uit de diepte omhoog voert.

Aan al mijn leringen verbond Ik de belofte dat hen een eeuwig leven wachtte.

Maar Ik eiste het geloof in Mij in Jezus Christus.

Maar hiervan vond Ik maar weinig. En zelfs mijn leerlingen hadden een zwak geloof. Ze waren zich dood geschrokken toen Ik Me in de handen van mijn vijanden overgaf.

Hun geloof was nog niet zo sterk dat Ik ook Heer was over de dood en daarom dachten ze ook niet aan mijn woorden: "In drie dagen zal Ik de tempel weer opbouwen." Grote droefheid had allen aangegrepen die mijn innigste volgelingen waren. Voor hen was er iets in elkaar gestort toen ze mijn dood aan het kruis moesten meemaken.

En hen wilde Ik te hulp komen, hun geloof weer sterker maken en hun tegelijkertijd het bewijs geven dat Ik Gebieder ben over leven en dood.

Daarom liet Ik iets zichtbaars gebeuren, wat echter alle zielen beschoren is: dat ze niet kunnen sterven, maar zullen ontwaken in een ander rijk, dat er echter uit zal zien in overeenstemming met hun levenswandel op aarde. De ziel verlaat het lichaam, maar dit - nog niet rijp - blijft achter. En daarom heeft de mens geen bewijs voor een verrijzenis na de dood wat hem echter wegens zijn wilsvrijheid ook niet gegeven kan worden. Maar Ik kon mijn lichaam tegelijkertijd laten verrijzen, omdat zijn substanties zich hadden vergeestelijkt. En dus hoeft mijn opstanding op de derde dag niet in twijfel te worden getrokken. Maar niet alle mensen konden Mij zien. Alleen de mijnen, aan wie Ik ben verschenen, omdat Ik hun mijn opstanding op de derde dag had aangekondigd en omdat de graad van hun rijpheid het ook toeliet.

Maar die mijn graf leeg vonden, zochten naar genoegzame andere verklaringen voor het verdwijnen van mijn lichaam. En daarom was het voor dezen geen geloofsdwang. Ik was opgestaan uit de dood.

De mensen konden alleen mijn lichaam doden. En zelfs dit was na mijn kruisdood niet meer aan de natuurlijke wetten onderworpen, want het was vrij geworden van alle banden.

Maar zelden bereikt de mens op aarde de graad van rijpheid, dat de substanties van het lichaam zich aan de ziel kunnen aanpassen na de lichamelijke dood. En daarom is het geloof aan een opstanding slechts buitengewoon zwak of met verkeerde denkbeelden verbonden. En daarom moet de verlossing door Jezus Christus vooraf zijn gegaan, want een mens die nog met zijn zondenschuld is belast, is nog volledig in de macht van mijn tegenstander. En deze zal elke gedachte aan een mogelijke opstanding verstikken. Hij zal de mens steeds in negatieve zin beïnvloeden en dus ook mijn verlossingswerk en mijn opstanding hem als ongeloofwaardig voorstellen. Maar dat de opstanding op de derde dag toch heeft plaatsgevonden, zal nauwelijks een mens betwijfelen, die zijn geloof in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk geheel belijdt. Want mijn geest zegt het hem. En zijn gedachten worden dus door Mij juist geleid, omdat Ik door mijn geest kan werken in ieder mens die de weg naar Mij in Jezus Christus weer heeft gevonden. Hij zal ook de dood niet meer smaken, want hij zal het leven ingaan dat Jezus Christus hem heeft beloofd.

Hij is aan de dood ontkomen, omdat hij ontkomen is aan hem die de dood in de wereld heeft gebracht. En hij is aan deze ontkomen, omdat hij naar Mij in Jezus Christus is gevlucht. Hij is verrezen uit de dood al op het moment van zijn overgave aan Jezus Christus. Hij is nu pas levend geworden en hij zal zijn leven voor eeuwig niet meer verliezen. Maar ook de ongelovige zal niet vergaan. Ook hij zal alleen zijn aardse lichaam verliezen, maar niet het bestaan van zijn ziel. Alleen zal deze het rijk in het hiernamaals binnengaan in een toestand die gelijk is aan de dood.

Het graf zal haar nog omsloten houden en ze zal ook in haar graf blijven, wanneer Jezus Christus niet zelf de grafsteen afwentelt. Maar de goddelijke Verlosser is voor allen gestorven aan het kruis. En eens zal voor iedere ziel het uur van de verrijzenis slaan. Want eens zal ze zelf naar Mij in Jezus Christus roepen. En haar roep zal Ik niet ongehoord laten wegsterven.

Dan zal ze opstijgen uit het graf en ontwaken ten leven. Dan zal de duisternis van het graf van haar wijken en ze zal het licht mogen zien.

Want Ik ben voor alle mensen gestorven. En ook zij die rusten in hun graven, zullen er kennis van nemen, dat Ik ben opgestaan uit de dood en dat Ik ook ieder het leven geef die wenst te leven.

Amen