Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6769
24 februari 1957

Over de doop - De doop van volwassenen

U hebt de doop van de geest ontvangen, wanneer u van Mij het levenswater in ontvangst neemt, wanneer u zelf zich aan de Bron van het leven laaft en daardoor kracht voor uw ziel ontvangt. U zult gedoopt moeten zijn met het water van de geest. Dan bent u ook lid van mijn kerk, die Ik op aarde grondvestte. U zult dit lidmaatschap niet kunnen verwerven door alleen maar een vorm, waarom ook de doop, zoals u ze voltrekt, nooit garantie is, een ware christen te vormen, maar hoogstens als bewijs van goede wil is te waarderen, een mens naar Mij toe te leiden. Maar de terugkeer naar Mij moet de mens zelf aanvaarden en voltrekken. En hij duikt pas dan als het ware in de bron van het water des levens, wanneer hem door mijn geest de bron wordt ontsloten. Dan heeft hij de doop ontvangen, dan sluit hij zich bewust bij mijn kerk aan, dan is hij wedergeboren in de geest.

Uw weg over de aarde heeft als doel naar Mij terug te keren en de daad van het terugkeren is in volle bewustzijn te voltrekken. Hij kan nooit slechts door een vorm worden vervangen. Uw wil moet zich uit eigen beweging op Mij richten. U zult de innerlijke band met Mij moeten zoeken en van Mij zelf ondersteuning afsmeken op de weg, die naar boven leidt. Dus kan een kind dit alles wel worden geleerd, het kan worden aangespoord om met Mij omgang te hebben in gebed, maar pas wanneer de mens geheel onbeïnvloed datgene doet, wat hem werd geleerd, pas wanneer hij zelf voor Mij kiest, begint hij in de stroom af te dalen om de doop van de geest te ontvangen. Want nu kan mijn levenswater hem toevloeien, nu kan hij mijn woord vernemen en daaruit kracht putten. Nu pas kan hij in geest en in waarheid tot Mij bidden, om nu echter ook door mijn geest verlicht te worden en als het ware een nieuw leven binnengaan.

De doop is dus op dat ogenblik voltrokken, wanneer het Mij mogelijk is, rechtstreeks op een mens in te werken door de overgave van zijn wil aan Mij. Nu behoort hij aan Mij en ofschoon zijn weg ook nog zo vol is met strijd, met verzoekingen van allerlei aard, Ik heb nu echter recht op hem en Ik zal het niet toelaten, dat mijn tegenstander zich weer van hem meester maakt. Want daar beschermt hem de doop van de geest tegen, die zijn levende verbinding met Mij bij hem al heeft voltrokken, want de levende verbinding met Mij, een gebed in geest en in waarheid, bewees de bereidwilligheid, af te dalen in de bron, om nu door mijn levenswater omspoeld te worden, dat een reinigende en helende werking heeft.

Voordat dus deze innerlijke doop is voltrokken, kunnen uiterlijke doophandelingen de mens niet de doop met de geest opleveren, maar zullen ze steeds slechts vorm blijven en geen enkele zegen voor de ziel kunnen opleveren, waarom echter ook een doophandeling, uitgevoerd bij volwassen mensen, net zo een loze vorm kan zijn en nog niet de doop met de geest garandeert, terwijl de innerlijke levende band met Mij en het uitgieten van mijn geest ook geschieden kan zonder welke uiterlijke vorm dan ook.

Ik hecht steeds alleen waarde aan de wil van de mens om zich bij Mij aan te sluiten en dus bewust de scheiding van mijn tegenstander na te streven. En in overeenstemming met deze wil kan nu ook de bron worden ontsloten, die de mens het water des levens toevoert. En dan is ook de doop met de geest voltrokken, want dan stroomt het water des levens onophoudelijk. Dan zal elk woord van Mij zijn ziel licht en kracht schenken. Dan zullen alle omhullingen worden opgelost, waardoor de ziel nog is omgeven. De zieke ziel zal gezond worden, de zwakke ziel zal sterk worden. De doop zal een omvorming betekenen, een uitwisseling van de geestelijke sferen, waarin de ziel zich nu ophoudt. Ze is bewust uit het gebied van mijn tegenstander in mijn rijk gekomen. Ze kan nu door mijn geest worden verlicht, daar haar wil dit toelaat. Ze is levend geworden en dus ook een bruikbaar vat, waarin Ik mijn geest kan uitgieten. En ze gaat nu met toegenomen verlangen krachtig voort, Mij tegemoet. Ze zoekt de aaneensluiting met Mij, omdat ze Mij heeft herkend en nu is de terugkeer naar Mij voltrokken. Ze is en blijft nu eeuwig van Mij.

Amen