Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6679
27 oktober 1956

Het vermogen om te kunnen denken, legt ons een verplichting op

U bent uit Mij voortgekomen en zodoende in uw oersubstantie hetzelfde als Ik. En u moet derhalve ook volmaakt zijn, omdat uit Mij niets onvolkomens kan voortkomen. Dat u echter nu als mens niet bepaald volmaakt genoemd kunt worden, daar zult u niet aan twijfelen, want het ontbreekt u zowel aan kracht als ook aan inzicht. U moet ook toegeven dat er u veel aan kennis ontbreekt en dat u ook niet onbeperkt kunt scheppen en werken, zelfs al zou u het willen.

Het laatste behoeft u niet bewezen te worden omdat u zelf deze gebrekkige toestand bij u kunt vaststellen, terwijl het eerste, dat u uit Mij bent voortgekomen, heel vaak betwijfeld wordt. Toch kan de mens zichzelf ook geen andere verklaring over zijn ontstaan met overtuiging geven, omdat hem daar de bewijzen voor ontbreken.

Dus moet u dit laatste geloven, u moet het aannemen zonder bewijs. Maar u kunt zelf ook tot de innerlijke overtuiging komen, als u echt dichter bij de waarheid wilt komen, als u nadenkt over het ontstaan van uzelf en de gehele schepping. Dit vermogen alleen al kon een bewijs voor u zijn, want het getuigt van iets levends - van een zelfbewustzijn - dat niet vanzelf ontstaan kan zijn maar een eveneens Ik-bewust Wezen als oorsprong moet hebben.

Het eigen leven van de mens laat besluiten tot een alles omvattend leven, omdat de mens het niet aan zichzelf kan geven, daartegen toch aanwezig is. Want ook het natuurlijke proces van de verwekking is een natuurwet die eerst door een Wetgever werd uitgevaardigd die de wil had levende wezens te laten ontstaan.

U, mensen zou dus verstandelijk al tot de gevolgtrekking kunnen komen dat u schepselen bent van een almachtige Schepper, en dan zou het u moeten bevreemden dat u onvolmaakt bent. Pas als u door uw verstandelijk denken zover gekomen bent uzelf deze vraag te stellen, is er de mogelijkheid u in de vorm van gedachten, uw aardse opdracht duidelijk te maken: dat u er naar streven moet de volmaaktheid die u. in het allereerste begin had weer te verkrijgen, die uw deel was toen u van Mij bent uitgegaan.

U, mensen ontbreken de bewijzen, maar u kunt denken. En dit alleen al verplicht u, ook over het doel van uw bestaan na te denken en er opheldering over te verlangen. En zo'n wens zal Ik zeker vervullen omdat u een deel van Mij bent, omdat u kinderen van mijn liefde bent, die Ik ter wille van een doel geschapen heb.

U kunt de u ontbrekende kennis te allen tijde verkrijgen, maar daar is uw eigen wil voor nodig. Want u wordt niet gedwongen, juist omdat u oorspronkelijk vrij geschapen wezens bent die alleen hun vrijheid misbruikt hebben, deze echter als mens weer goed gebruiken moeten - om weer tot volmaaktheid te komen.

Maar de mens misbruikt opnieuw zijn vrije wil als hij noch zijn verstand, noch zijn levenskracht inschakelt om een juiste levenswandel te leiden. Want die zou hem licht vallen omdat hij voldoende aanwijzingen van Mij krijgt, het zij door mijn woord of door onontkoombare invloed van het lot.

Altijd echter is het zijn wil, die zich daarop instelt positief of negatief - en die wil is vrij.
Doch de band tussen Mij en mijn schepselen blijft bestaan, zelfs al wordt ze door de mens verloochend, want hij zou niet kunnen bestaan, als Ik mijn wil, dat wil zeggen: mijn liefdekracht van hem terug zou trekken.

Hij echter voelt zolang niets van deze band, zolang hij Mij afwijst, zolang hij zich zelf als een geheel onafhankelijk schepsel beziet. Pas als hij in vrije wil geheel bewust de verbinding met Mij nastreeft, heeft hij 'n besef over zichzelf en zijn toestand. En dan keert hij weer in zijn oertoestand terug, dan zal hij kunnen scheppen en werken in licht en kracht - en onuitsprekelijk zalig zijn.

Amen