Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6262
20 en 21 mei 1955

De stem van het geweten - Gevoel - De juiste weg

Steeds weer wordt u de weg aangewezen die u zult moeten gaan op aarde, ook wanneer u geen rechtstreekse onderrichtingen van Mij ontvangt. Want Ik spreek ook op een manier tot u, die u als "gevoel" kenmerkt, zodat uw verstand werkzaam kan worden, omdat u in situaties terecht komt die indruk op u maken, zij het op een smartelijke of vreugdevolle manier. U zult door uw gevoel kunnen herkennen wat voor een mens begerenswaardig is, wat hem leed brengt en wat een nadelige uitwerking op zijn lichaam heeft. En u zult nu in overeenstemming met uw wil kunnen worden beïnvloed datgene van de medemensen verre te houden, wat hem pijn doet, of hem dat te geven, wat hem gelukkig maakt. Alleen gevoelens en verstand kunnen u de juiste weg tonen, wanneer het u ontbreekt aan waarheidsgetrouwe onderrichtingen of wanneer kerkelijke onderrichtingen u niet bevallen, omdat hun oorsprong u twijfelachtig voorkomt.

Dat wat hij zelf beleeft, kan bepalen hoe de mens zal willen, denken en handelen. En ook weet ieder mens wat billijk is, omdat ieder voor zich aanspraak maakt op het recht gelukkig te zijn, en omdat ieder mens lichamelijk en geestelijk lijden kan ondervinden. De liefde voor zichzelf zal hem er steeds toe brengen zichzelf in het bezit te stellen van wat hem vrij en vrolijk maakt. En een rechtvaardig denken zal ook de medemensen hetzelfde toekennen. Het kennen van de juiste weg is dus in ieder mens gelegd. Maar hoe hij gebruik maakt van deze kennis die door eigen ervaring en verstandswerk verkregen is, hangt af van zijn wil die vrij is en vrij zal blijven ter wille van zijn eigen vervolmaking. En daarom zullen ook steeds goed en kwaad van elkaar kunnen worden onderscheiden, juist wat betreft de uitwerking ervan op de mens zelf.

En daarom kan er gesproken worden van de stem van het geweten die zich steeds in het gevoel kenbaar zal maken, maar die ook in de mens kan worden verstikt, wanneer de eigenliefde zo sterk ontwikkeld is, dat de mens al het mooie voor zich opeist en al het slechte de medemens aandoet. Dan wordt het vermogen tot diepere gevoelens steeds zwakker en dan beweren de mensen vaak dat niet ieder mens weet wat goed of slecht is. En weer kan daarop alleen geantwoord worden: hij wil het niet weten. Want zolang hij weet wat voor hem zelf wenselijk of ongewenst is, weet hij ook goed van kwaad te onderscheiden, ook zonder enig onderricht van buiten af, dat hem echter steeds de bevestiging zou geven, dat het innerlijke gevoel overeenstemt met mijn leer van de liefde, waardoor Ik de mensen de juiste weg wijs, die immers steeds eist de liefde te beoefenen.

Maar waar dierlijke driften uit de tijd van de voorontwikkeling geweldig sterk in de mens aanwezig zijn, daar geldt alleen het innerlijk gevoel van de sterke tegenover de zwakke. Want in zo'n mens zetten zich de krachten der duisternis vast en drijven hem aan te handelen naar hun wil. Maar zo'n bezeten mens kan niet als bewijs worden aangevoerd, dat zonder onderrichting van mijn kant, niet de weg naar Mij gevonden en gegaan zou kunnen worden. Want de liefde begeleidt al mijn schepselen, maar laat hun de vrije wil.

Amen