BD.5926
11 april 1954
Ernstige aanmaning om aan het doel van het bestaan op aarde
te denken
U mensen vergeet helemaal het doel van uw bestaan op aarde
en daarom leeft u ook niet in overeenstemming ermee. Wat u belangrijk
toeschijnt is zonder nut voor uw ziel, om welke reden u op de aarde bent.
En wat alleen belangrijk is, daar schenkt u geen aandacht aan. U gaat
op in uw lichaam, maar niet in uw ziel. En u bent toch alleen wegens uw
ziel als mens actief op deze aarde.
Alles waar u naar streeft, wat u denkt en doet, levert u geen resultaat
op. Want het aardse resultaat is voor u niet blijvend. Het is slechts
een droombeeld dat u niet zult kunnen vasthouden, dat vergaat en in het
niets wegstroomt op het moment van uw dood. En zolang het nog voor u bestaat,
dient het alleen maar voor het vergankelijke omhulsel van de ziel, maar
niet voor de ziel zelf.
Al uw levenskracht, uw wil en uw gedachten, gebruikt u dus voor het geheel
waardeloze. Maar naar de echte goederen streeft u niet en dus behandelt
u uw ziel erbarmelijk. U laat haar in grootste nood, ofschoon u de mogelijkheid
zou hebben haar te helpen. U houdt van uzelf, van uw waardeloos uiterlijke
omhulsel, boven alles. U zit zelfs nog erg vast in eigenliefde, in een
liefde die verkeerd is gericht en u nooit kan brengen naar het doel ten
behoeve waarvan u op aarde bent. U ziet toch dagelijks hoe vergankelijk
alles is. U verliest per dag mensen met wie u nauwe banden hebt door de
dood. U weet dat ze alles achter moeten laten en dat ze geheel leeg het
rijk hierna binnengaan. En toch verandert u uzelf niet. En al vergaat
alles om u heen, u richt uw gedachten niet geestelijk. Veeleer denkt u
alleen met weemoed terug aan wat u kwijt bent en u probeert het zo snel
mogelijk weer terug te krijgen.
U bent dwazen, want uw geest is verduisterd. De wereld met haar goederen
maakt uw ogen onbekwaam om te zien, omdat ze u verblindt en u niets meer
juist kunt onderscheiden. En u geeft uzelf door uw denken in handen van
hem, wiens doel het is uw ziel in zijn bezit te houden, wat zoveel wil
zeggen als haar in de duisternis te storten.
Uw gedachten zijn alleen aards gericht en u vergeet Hem, aan wie u uw
leven hebt te danken en voor wie u zich eens zult moeten verantwoorden.
U verdringt elke geestelijke gedachte, elke gedachte aan een verantwoording.
U wilt er niet aan herinnerd worden en u stompt uw geweten zo af, dat
u spoedig niets meer gelooft dan dat, wat voor u zichtbaar en tastbaar
is en dat u met al uw zinnen nastreeft.
Er bestaat bijna geen verbinding meer tussen de bewoners van de aarde
en die van het geestelijke rijk, die nog zegenrijk is. Daarentegen is
de binding naar beneden buitengewoon sterk, want de mens brengt ze in
vrije wil tot stand, juist door het streven naar datgene, wat vergankelijk
is en nog bij het rijk van de tegenstander van God hoort. U miskent totaal
het doel van uw aardse bestaan en daarom vervult ook de aarde niet meer
het doel: verblijfplaats te zijn om het geestelijke te vormen. Dit heeft
een uiteenvallen van de aardse schepping als gevolg, omdat dit het wetmatige
gevolg is van het leven tegen de goddelijke ordening in. Want u mensen
leeft in strijd met deze goddelijke ordening, daar anders uw geestestoestand
u helder en duidelijk liet inzien, wat uw opgave en uw doel op aarde is.
En elk handelen in strijd daarmee moet een uitwerking hebben overeenkomstig
de wet. Daarom is ook het einde van deze aarde gekomen, volgens welke
de genade van de belichaming als mens aan deze wordt ontnomen en al het
geestelijke die uiterlijke vorm verkrijgt, die het door eigen wil nastreeft.
Want de genade van de belichaming wordt niet benut, maar misbruikt. En
aldus bepaalt de vrije wil zelf het lot van het geestelijke. Hij veroorzaakt
het einde der aarde, omdat de wet van de eeuwige ordening niets anders
meer toelaat.
Amen |